MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en...

122
MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE BREUKELEN Ir. W. van de Hamsvoord Drs. R.S.F.M. Horbach PROVINCIE UTRECHT DIENST RUIMTE EN GROEN 1992

Transcript of MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en...

Page 1: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT

GEMEENTE BREUKELEN

Ir. W. van de HamsvoordDrs. R.S.F.M. Horbach

PROVINCIE UTRECHT DIENST RUIMTE EN GROEN 1992

Page 2: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,
Page 3: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

VOORWOORD

Voor U ligt het rapport betreffende de gemeente Breukelen van hetMonumenten Inventarisatie Project in de provincie Utrecht. Mededankzij de inbreng van de gemeente Breukelen en vele van haarinwoners, alsmede de Historische Kring Breukelen, treft U in ditrapport een schat aan gegevens over gebouwen, gebieden en anderecultuurhistorisch waardevolle elementen aan.Het Monumenten Inventarisatie Project is een initiatief van derijksoverheid om binnen een korte periode (1987-1992) eenlandelijk overzicht te verkrijgen van de jongere bouwkunst enstedebouw tussen 1850 en 1940. De uitvoering van dit project isin handen gelegd van de provincies en de vier grote steden. DeProvincie Utrecht heeft een aanzienlijke bijdrage geleverd aanhet M.I.P. door ook de oudere bouwkunst van vóór 1850 teinventariseren volgens de standaard-methodiek. Op deze wijze kaneen complete en geautomatiseerde databank van alle cultuur-historisch waardevolle elementen opgebouwd worden.De breed opgezette inventarisatie per gemeente dient als basisvoor een nadere selectie ten behoeve van plaatsing op de rijks-monumentenlijst, een procedure die na 1992 zal gaan plaatsvinden.

In meer algemene zin vormt het M.I.P. een uitgangspunt voor hetbeleid van de drie overheden ten aanzien van monumentenzorg,stadsvernieuwing en ruimtelijke ordening. Het kan dienen alsmateriaal voor publicaties in zowel toeristische als weten-schappelijke sfeer. Zeker niet in de laatste plaats kan ditonderzoek bijdragen aan de kennis van en de waardering voor onscultureel erfgoed.

mr. D. H. Koklid van GedeputeerdeStaten van Utrecht

Page 4: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,
Page 5: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord 3Inhoudsopgave 5Verantwoording 9

DEEL A

BESCHRIJVING VAN DE HISTORISCH-RUIMTELIJKE ONTWIKKELING 11

1 Inleiding 13

2 Bodemgesteldheid en afwatering 14

3 Occupatie en ruimtelijke ontwikkeling tot 1850 16

3.1 Vroege bewoning 163.2 Middeleeuwse ontginning 163.3 Grondgebruik 20

3.3.1 Agrarisch grondgebruik 203.3.2 Ontbossing en herbebossing 203.3.3 Turfwinning 213.3.4 Klei . 223.3.5 Industrie 22

3.4 Infrastructuur 233.4.1 Landwegen 233.4.2 Waterwegen 243.4.3 Dijken en kaden 263.4.4 Spoorwegen 263.4.5 Militaire infrastructuur 28

3.5 Nederzettingen 313.5.1 Broclede of Bracola (Breukelen) 313.5.2 Breukelen-Nijenrode en Breukelen-St.Pieter 323.5.3 Niewer Ter Aa 363.5.4 Kockengen of Cocagne 373.5.5 Verspreide bebouwing 403.5.6 Kastelen, buitenplaatsen en landgoederen 41

4 Ruimtelijke ontwikkeling 1850 - 1940 474.1 Ruimtelijke structuur omstreeks 1850 474.2 Grondgebruik 47

4.2.1 Agrarisch grondgebruik 494.2.2 Turfwinning 494.2.3 Bebossing en parkaanleg en ontbossing 494.2.4 Industrie 51

4.3 Infrastructuur 544.3.1 Landwegen 544.3.2 Waterwegen 544.3.3 Spoorwegen 564.3.4 Militaire infrastructuur 57

4.4 Nederzettingen 584.4.1 Breukelen 584.4.2 Nieuwer Ter AA 614.4.3 Kockengen 634.4.4 Verspreide en bebouwing 644.4.5 Landgoederen en buitenplaatsen 65

5 Recentelijke ruimtelijke ontwikkelingen 67

5

Page 6: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

DEEL B INVENTARISATIE 75

1 Stedebouwkundige typologie 771.1 Gebieden binnen de bebouwde kom 77

1.1.1 Dorpskernen vóór 1850 en 1850-1940 • 771.1.2 Overige Dorpsgebieden vóór 1850 en 1850-1940 791.1.3 Overige gebieden 1850-1940 79

1.2 Gebieden buiten de bebouwde kom 801.2.1 Buitenplaatsen en landgoederen vóór 1850 en

1850-1940 801.2.2 Boerderij stroken vóór 1850 en 1850-1940 801.2.3 Bebouwingslinten 1850-1940 811.2.4 Verdedigingswerken vóór 1850 en 1850-1940 811.2.5 (Openbare) groengebieden 1850-1940 821.2.6 Lineaire structuren vóór en na 1850 82

2 Gebieden met bijzondere waarden 872.1 Inleiding 872.2 Inventarisatie van gebieden met met bijzondere

waarden in de gemeente Breukelen 89

3 Archeologische terreinen en historisch-lanschappelijkeelementen en structuren 1033.1 Archeologische terreinen 1033.2 Historisch-landschappelijke elementen en structuren 104

4 Bouwkundige typologie 1074.1 Verdedigingswerken, zaken en gebouwen met een

militair karakter 1074.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige

werken en de bijbehorende hulpmiddelen 1074.3 Gebouwen voor het lands-, gewestelijk en

plaatselijk bestuur 1084.4 Kerkelijke gebouwen en bijzondere onderdelen daarvan,

alsmede woningen voor kerkelijke functionarissen 1094.5 Uitvaartcentra en begraafplaatsen 1104.6 Handels- en kantoorgebouwen en gebouwen voor

transport en opslag 1104.7 Gebouwen van liefdadigheid, gezondheidszorg,

wetenschap en cultuur 1114.8 Gebouwen voor sport, recreatie, vereniging,

vergadering en horeca 1114.9 Kastelen, landhuizen, buitenplaatsen, historische

parken en tuinen en daarbij behorende bijgebouwenen objecten 112

4.10 Woningen en woningbouwcomplexen 1184.11 Boerderijen 1204.12 Bedrijfsgebouwen 122

5 Objectinventarisatie 1235.1.Toelichting5.2 Objectinventarisatie

Page 7: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

LITERATUUR EN BRONNEN

AFBEELDINGEN EN KAARTEN

BIJLAGEN

Adressenlijst opgenomen objecten

Page 8: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,
Page 9: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

VERANTWOORDING

Dit rapport verschijnt in het kader van het MonumentenInventarisatie Project in de provincie Utrecht. Het betreft degemeente Breukelen, die deel uitmaakt van het inventarisatie -gebied Veenweide.De opzet, indeling en gevolgde methodiek zijn in globale zinconform de richtlijnen, die door de Rijksdienst voor deMonumentenzorg zijn opgesteld. Op enkele punten is er sprake vaneen aanvulling of uitbreiding. Zo is er relatief meer aandachtbesteed aan de occupatie en de ruimtelijke ontwikkeling in deperiode vóór 1850. Een vergelijkbare uitbreiding betreft deobjectinventarisatie zelf. De inventarisatie behelst ook debeschrijving en documentatie van cultuurhistorisch waardevolleobjecten uit de periode vóór 1850, inclusief de reeds beschermdemonumenten.

Het rapport bestaat uit twee delen: deel A geeft een beschrijvingvan de historisch-ruimtelijke ontwikkeling in drie perioden (vóór1850, 1850-1940, 1940-heden) en deel B bevat de eigenlijkeinventarisatie. Hoofdmoot van deel B vormt de object-inventarisatie. Daaraan voorafgaand worden achtereenvolgensbeschreven de stedebouwkundige typologie, de gebieden metbijzondere waarden, de archeologische terreinen (volgens opgaveR.O.B.), de historisch-landschappelijke elementen en debouwkundige typologie.

Als bijlage treft u aan een alfabetische adressenlijst van alleopgenomen objecten, zowel die van vóór 1850 als die uit deperiode 1850-1940, inclusief de reeds beschermde rijksmonumenten.Bij ieder adres is het bouwtype vermeld alsmede een voorselectiein drie categorieën. Op basis van een aantal criteria is aan hetMIP deze selectie nader toegevoegd om binnen de bredeinventarisatie een gedifferentieerd monumentenbeleid te kunnenvoeren.Categorie 1 bevat de meest waardevolle panden en kan uitgangspuntvormen voor de selectie op rijksniveau. Tevens zijn dit depotentiële gemeentelijke monumenten, die aangevuld kunnen wordenmet objecten uit categorie 2, zeker wanneer deze zich in de"gebieden met bijzondere waarden" bevinden. Categorie 3 bevat deobjecten die enige cultuurhistorische waarde bezitten en vanondersteunende betekenis zijn, met name binnen de genoemdegebieden. Deze onjecten zijn niet "zwaar" genoeg voor eenstringente bescherming maar dienen eerder betrokken te wordenbij het ruimtelijk ordeningsbeleid en het welstandstoezicht.

Tot slot wil ik de heer drs.A.A. Manten en de heren A.F.J.M.Emmelot en P.F. Kwakkenbos van de dienst Algemene Zaken van degemeente Breukelen bedanken voor hun inbreng en prettigesamenwerking en de heer B.R.M. Sohilait voor de fotografie ende automatisering.

Drs. R.K.M.Blijdenstijn,

Projectleider MIPProvincie Utrecht

Page 10: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,
Page 11: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

DEEL A BESCHRIJVING VAN DE HISTORISCH-RUIMTELIJKE ONTWIKKELING

11

Page 12: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

12

Page 13: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

1 INLEIDING

De gemeente Breukelen ligt in het noordwesten van de provincieUtrecht. De gemeente grenst ten oosten aan de gemeente Maarssen,ten zuiden aan de gemeenten Vleuten-De Meern, Harmelen enWoerden en ten noorden aan de gemeenten Loosdrecht, Loenen enRonde Venen. Het grondgebied van de gemeente ligt in hetVeenweidegebied.

Breukelen maakt deel uit van een reeks nederzettingen gelegenop de oeverwallen van de Vecht. De gemeente Breukelen wordtgevormd door de woonkernen, Breukelen, Nieuwer Ter Aa enKockengen. Daarnaast liggen er nog verschillende gehuchten in degemeente Breukelen: Oukoop, Oud-Aa, Spengen, Portengen, Kortrijk,Gieltjesdorp, Laagnieuwkoop, Portengense Brug en Scheendijk.

Binnen het kader van het MIP maakt de gemeente deel uit vande regio 'Veenweidegebied'. De naam Veenweidegebied doet reedsvermoeden dat de veetleelt van oudsher een belangrijke inkomsten-bron voor de bewoners was. Het landschap wordt ook tegenwoordignog voor een belangrijk deel door agrarische bedrijvigheidbepaald. De plassen in het gebied zijn door het baggeren van turfontstaan. Een andere landschapsbepalende factor binnen dit gebiedwas de stichting van vele buitenplaatsen langs de Vecht.Na de Tweede Wereldoorlog is de bedrijvigheid en het inwonertalin de gemeente enigszins gestegen, maar het open landelijkkarakter van het gebied is tot op heden behouden.

\

']i .

—~~a

\\

Jw//"/4

J

\\

\ \ / N,

y •>

' f

s' v

J

Afb. 1 Gebiedsindeling Monumenten Inventarisatie Projectprovincie Utrecht.

13

Page 14: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

2 BODEMGESTELDHEID EN AFWATERING

BodemgesteldheidHet grondgebied van de gemeente Breukelen ligt in het Veen-weidegebied. Het betreft vooral veengebieden en rivierklei-afzettingen.

De oeverwallen langs de rivieren bestaan uit zand en lichteklei. In de kommen was het dekzandgebied verspoeld en afgevlakten door de stijging van de grondwaterspiegel in het holoceen, alsgevolg van de zeespiegelstijging toendertijd, vormde zich hier(basis-) veen. Doordat het veenpakket boven de rivieren en deoeverwallen uitgroeide, konden rivierafzettingen slechts in eensmalle strook langs de rivier worden afgezet. Plaatselijk hebbende rivieren door overstromingen weer klei op het veen afgezet.Het veen is gedeeltelijk verwijderd ten behoeve van turfwinning.

Toen het gebied werd ontwaterd klonk het veen uiteindelijkweer in, waardoor de overwallen tegenwoordig als ruggen in hetlandschap liggen. Het achtergebleven veen veraardde als gevolgvan deze ontwatering, waardoor de zandruggen steeds hoger kwamente liggen.

De oorspronkelijke vegetatie op de oeverwallen bestond uitloofbos zoals eiken, essen, iepen en meidoorns. Verder van derivieren werden de omstandigheden geleidelijk vochtiger en mindervoedselrijk en hier worden moerasbossen (wilgen, populieren,elzen en berken), riet- en zeggevegetatie (soort gras) aan-getroffen. In iets hoger gelegen gebied ten oosten van de Vechtwaar geen voedingsstoffen door de rivieren werden aangevoerd,kwam veenmosveen (sphagnum) tot ontwikkeling.

L ^ ^ rivier/veenstroom

p^^] restant van een wadgeul

I w I water (meer of plas)

rf^Tl vergraven veen

|^_ I oeverwal (zand en zavel)

| | rivierkom (klei)

I I bebouwd gebied

Afb. 2 Grondsoorten in Breukelen

14

Page 15: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

AfwateringHet Veenweidegebied wordt doorsneden door de rivier de Vecht, diezich ongeveer 4200 jaar geleden in de omgeving van de huidigestad Utrecht van de Oude Rijn afsplitste. Vóór de groei van hetveen had de Vecht nog een flink aantal zijarmen, die door deontwikkeling van het veen waren dichtgegroeid. Veel van dezestroompjes vervulden daardoor tenslotte alleen nog een rol in deontwatering van het veen van kwel- en regenwater. De Aa is eenaftakking van de Vecht, die mogelijk ook nog een tijd de hoofdarmvan de benedenloop van de Vecht is geweest.

Rond 300 vond een zeespiegelstijging (transgressie) plaats,waardoor de waterhuishouding in het gebied verslechterde. In demiddeleeuwen probeerde men uiteindelijk de waterhuishouding tereguleren. Kort na 1000 vond er een aantal belangrijkewijzigingen plaats in de waterhuishouding van het Veenweide-gebied. Door de afsluiting van de Kromme Rijn bij Wijk bijDuurstede in 1122 verminderde de aanvoer van water in het gebieden kreeg ook de Vecht minder water te verwerken. Nu kon de riviermeer water uit de polders verwerken en werd afwatering van hetgebied verbeterd.

Afb. 3 De belangrijkste nog bestaande natuurlijke waterlopen

15

Page 16: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

3 OCCUPATIE EN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING TOT 1850

3.1 VROEGE BEWONING

Het in het vorige hoofdstuk beschreven landschap was niet ergaantrekkelijk om te bewonen. Het veenlandschap was moeilijkbegaanbaar en op de drassige grond was bouwen nauwelijksmogelijk. Het veenkussen bleef dan ook lange tijd onbevolkt. Dehoger gelegen oeverwallen waren beter geschikt voor bewoning.

In de Romeinse tijd, kort voor onze jaartelling, lag ditgebied ten noorden van de limes, de grens van het Romeinse Rijk,die toen werd gevormd door de Rijn. Alhoewel dit gebied niet totde Romeinse Rijk behoorde zullen hier toch wel Romeinen gelopenhebben, maar ze hebben zich hier nooit blijvend gevestigd. Erzijn geen opgravingen gedaan of bewoningssporen gevonden waaruitdit blijkt.

Rond 270 vielen de Friezen en de Franken het rivierengebiedbinnen, waardoor de limes in verval raakte. Toen rond 300 detransgressiefase plaatsvond, verslechterde de waterhuishouding inhet gebied en daarmee namen de bewoningsmogelijkheden verder af.Dit gebied werd waarschijnlijk dan ook niet continu bewoond. Hetaantal archeologische vondsten in Breukelen is zeer gering,meestal daterend uit de Middeleeuwen.

3.2. MIDDELEEUWSE ONTGINNING

Na de transgressie werden de opgeslibde oeverwallen in het gebiedheel geleidelijk aan bewoond en als landbouwgrond in gebruikgenomen, omdat deze goed doorlatende gronden gemakkelijk waren teontwateren. Van belang was dat men in de nabijheid van de rivierverzekerd was van drinkwater. Op de oeverwallen ontstond eenonregelmatige blokverkaveling. De rest van het gebied was nogvrijwel geheel bedekt met veen. Het maaiveld lag in die tijdenkele meters hoger dan tegenwoordig.

Na de dood van de Frankische keizer Karel de Grote in 814 namde macht van de adel toe door het gebrek aan centraal gezag. Uitontevredenheid over het beleid van de Hollandse graven, die in degouw Niftarlake, waartoe de Vechtstreek en het omringende veen-gebied toen behoorden, de macht hadden, droeg koning Otto I in935 het vruchtgebruik en beheer van het gebied over aan deUtrechtse Bisschop Balderik. De bisschoppen kregen hierdoor eengrote invloed in het veengebied.

Rond het jaar 1000 nam de bevolking van Nederland in omvangtoe en bestond er behoefte de veengebieden te ontginnen. Menbegon in de 11de eeuw vanuit de hogere delen van het landschap,de oeverwallen, het land in cultuur te brengen. Door de af-sluiting van de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede in 1122veranderde de waterhuishouding van het Veenweidegebied enorm. Dewateraanvoer in de Vecht verminderde en kon meer water uit depolders verwerken. Door ontwikkelingen op technisch en organisa-torisch gebied was men in staat het veenmoeras te ontginnen envoor landbouw geschikt te maken.

De venen ten oosten van de Vecht werden voor een deel onderUtrechtse heerschappij ontgonnen, beginnend aan de Vecht met een

16

Page 17: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

opstrekkend karakter richting het Gooi. Aan de oostzijde van deVecht wigt het veen als het ware uit tegen de pleistocenezandgronden. Dit veengebied werd voor een deel onder Hollandse envoor een deel onder Utrechtse heerschappij ontgonnen. DeMiddeleeuwse grens tussen het graafschap Holland en het StichtUtrecht was een rechte lijn van Hollandse Rading naar de Vechteven ten noorden van Breukelen. De Hollandse ontginningen tenoosten van de Vecht vertonen een geheel andere structuur dan deUtrechtse ontginningen.

Afb. 4 De wijze van ontginning aan weerszijden van de Vecht(bron: de bodem van Utrecht)

Ten westen van de Vecht vonden de ontginingen plaats vanaf dewestelijke Vechtoever. Het betreft hier de zeer regelmatigeontginningen van het kapittel van St.Pieter: Otterspoorbroek,Oukoop, gerecht van Nijenrode, Portengen, Gieltjesdorp, Kockengenen Spengen. Eerst werd een zogenaamde ontginningsbasis gekozen,bijvoorbeeld een watergang, weg of dijk. In Kockengen was dit deBijleveld, in Spengen de Spengense dijk en in Portengen enGieltjesdorp de Portengense dijk de basis. Wanneer een ontginningtot haar achtergrens was gevorderd, werd een nieuwe weteringgegraven en een nieuwe ontginning uitgezet. Zo werden Kortrijk enGieltjesdorp vanuit Otterspoorbroek ingepolderd. De kade die dezepolders in het westen begrenst, loopt naar het noorden door totachter Groot-Oud-Aa, die kade is de Portengense dijk. Aan dewestzijde ligt de polder Portengen die weer jonger is. Het meestwestelijk lagen de polders Kockengen en Spengen, die aan deHollandse Kade grenzen, de oostgrens van het Woerdense land.

17

Page 18: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

In de vier genoemde terreinstreken - Otterspoor-broek; Groot Oud-Aa met Kortrijk en Gieltjesdorp; Portengen; Kockengen met Spengen- lopen de sloten meest in oostelijke richting, zodat het van denbeginne af de bedoeling moet zijn geweest op de Vecht af tewateren. Al deze ontginningen werden voor de twaalfde eeuwvoltooid. De regelmaat van de ontginningen duidt op de grotewereldlijke macht die de Utrechtse bisschoppen reeds in de vroegeMiddeleeuwen hadden. De polder Spengen was een zogenaamde rest-ontginning, hetgeen is af te leiden uit de niet-rechthoekigevorm.

De copeOm een gebied productief te maken, gaf men, in ruil voor een deelvan de opbrengst, grote stukken (veen)grond tegen een vastekoopsom of tegen periodieke betaling (tijns) in leen terontginning. De leenmannen, geestelijke instellingen alsookwereldlijke personen, werden vaak ook begiftigd met gerecht (delage rechtelijke macht), de rechten op inning van tijns entiendrecht in hun leen. De ontginningen die door een dergelijkeovereenkomst tot stand kwamen werden "cope" genoemd. Plaats- enpoldernamen die eindigen op -cop, -kop of -koop verwijzen hier-naar: Oukoop, Heicop. Evenals -broek-namen en namen die werdenontleend aan buitenlandse plaatsen, zoals Spengen en Portengen,komen -kop en -cop namen niet op de stroomruggen voor. Tijnzenwerden betaald als erkenning van het gezag. Het tijnsbedrag werdvoor onebpaalde tijd vastgesteld. In latere ontginningen werd eenhogere tijns geheven, zodat aan deze bedragen gegevens omtrent deouderdom van een ontginning kunnen worden ontleend. De eertsecope-ontginningen stammen uit de elfde eeuw. De ontginning vanhet gehele Utrechts-Hollandse veengebied waren voor de twaalfdeeeuw vrijwel grotendeels voltooid.

Bij de ontginning van een "cope" ging men stelselmatig tewerk. Vanaf de ontginningsbasis, meestal een natuurlijke ofgegraven waterloop, werd een stelsel van evenwijdige slotengegraven, met een tussenruimte van 30 roeden (+ 115 meter).Aanvankelijk werden aan de ontginningen geen restricties gestelden hadden ze een opstrekkend karakter. Maar al vlug hadden dezestrookvormige kavels een vaste diepte van zes voorling (+ 1250meter). In een gebied werden de kavels in gelijke richtinguitgelegd en afgesloten met een wetering en later voorzien vaneen dijk. Veel dijken en weteringen zijn nog herkenbaar (zie3.4.3. Dijken en kades). De oorspronkelijke ontginningsbases inhet gebied van Breukelen, zowel aan oost- als westzijde, warendus de oeverwallen van de Vecht.

De boerderijen werden meestal op de kop van de kavels langsde wetering of natuurlijke waterloop geplaatst, die tevens alswaterweg dienst kon doen. Zo ontstond de karakteristiekelintbebouwing. Met de geleidelijke voortschrijding van deontginningen werden ook de boerderij stroken in fasen verplaatst.De oude nederzettingen werden echter niet altijd volledigverlaten. Door het verspringen van de bewoningsas is opverschillende plaatsen nog de grens van de vroegere gerechten inhet terrein zichtbaar.

18

Page 19: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

mmm^.-i af '••-•

Afb. 5 Verkavelingpatroon in Breukelen. (bewerking van eenkaart uit de "Grote Historische Atlas van Nederland)

19

Page 20: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

3.3 GRONDGEBRUIK

3.3.1 Agrarisch grondgebruik

Bij de ontginningen was het beschikbaar worden van nieuwe land-bouwgrond de belangrijkste drijfveer. De afwatering en de bodem-gesteldheid bleven echter bepalend voor de verschillende vormenvan 1andbouw.

Het grondgebruik op de oeverwallen was gevarieerd (tuinbouw,akkerbouw, nederzettingen, fruitteelt) en de verkaveling blok-vormig. Reeds vanaf het begin van de ontginningen was akkerbouwde belangrijkste bron van bestaan. Men verbouwde onder meertarwe, rogge, gerst en haver.

In de veengebieden werd een regelmatige strokenverkavelingaangetroffen. De nieuw ontgonnen kavelstroken in het veen warenveelal eerst voor akkerbouw (haver, rogge, gerst en boekweit)gebruikt. Door ontwatering oxydeerde het veen en klonk het in,waardoor het maaiveld daalde en de ontwatering problemen begon opte leveren. Akkerbouw was daardoor vaak niet meer mogelijk,waardoor men overschakelde op veeteelt. Gedeeltelijk werd er ookveen gestoken. De bodem die na vervening en later weer droog-making overbleef was uitstekend geschikt voor grasland en daarmeeook voor veeteelt. Voor de agrariërs is het hier nooit een vetpotgeweest. De bedrijfsomstandigheden, onder andere slechteontsluiting, ongunstige verkaveling en te hoge grondwaterstand,lieten vaak te wensen over.

Buiten de landbouw en veeteelt werden ver van de boerderijeneendenkooien aangelegd om eenden te vangen, maar helaas is hierin de huidige gemeente Breukelen niets van terug te vinden.

3.3.2 Ontbossing en herbebossing

Hoewel de natuurlijke begroeiing in een groot deel van het gebieduit bos bestond, was dit door de ontginningen geheel verdwenen.Na de ontginning werd echter op verschillende plaatsen op kleineschaal weer bos aangeplant. In de omgeving van boerderijen legdemen geriefbosjes aan. Het hout uit deze bosjes werd voor allerleidoeleinden gebruikt, zoals het maken van bezems, aanmaakhout,staken etc. Naast deze geriefbosjes voor eigen gebruik werden opde laaggelegen en ten behoeve van de steenbakkerijen afgevlettedelen van de oeverwallen ook grienden aangelegd.

Verder werd bos aangeplant op de legakkers in de gebiedenwaar men turf had gestoken (zie 3.3.3). Men probeerde op dezewijze de vorming van plassen tegen te gaan. Wilgetenen kondenworden gebruikt om walbeschoeiingen te maken die ook de afslagvan land in de plassen konden voorkomen.

Achter in de polder lagen de reeds genoemde (voormalige)eendekooien en pestbosjes: omgrachte bosjes waar aan besmet-telijke ziekten als de veepest en miltvuur overleden vee werdbegraven.

Vanaf de 17de eeuw vond er bebossing plaats in de vorm vanpark- en tuinaanleg bij buitenplaatsen. De belangstelling voor denatuur was in die tijd erg groot; een mooie en grote tuin metparkbossen was een uiting van welstand. Ook in de 18de eeuw

20

Page 21: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

werden op het grondgebied van de huidige gemeente Breukelen hak-en parkbossen aangelegd.

3.3.3 Turfwinning

Tot 1850 bleef de grondstoffenwinning beperkt tot delfstoffen diezich aan de oppervlakte bevonden: veen en klei. Vanaf het beginvan de ontginningen werd veen afgegraven voor turfwinning, maarhelaas hebben we tot de 13de en 14de eeuw hier weinig gegevensover. De eerste melding van turfwinning stamt uit Westbroek, uithet jaar 722. Op 'de ronde kaart van het Gooi' uit 1524 of 1526is ten westen van Breukelen, tussen Loosdrecht en Westbroek, isde aan de gang zijnde vervening te herkennen aan de turfstapels.Door de stijgende behoefte aan brandstof, ging men op steedsgrotere schaal turf winnen. Omdat turfwinning grote gevolgen voorhet landschap had, werden strikte bepalingen opgesteld om deturfwinning te controleren. De exploitatie was gelimiteerd enaan vaste regels gebonden en men mocht veelal alleen voor eigengebruik delven. Naar aanleiding van een conflict tussen de abdijvan Oostbroek en het Vrouwenklooster werd bepaald dat dekloosters op de oudste schenkingen alleen voor zichzelf turfmochten winnen. Men mocht niet meer dan één turfgrachttegelijkertijd in exploitatie hebben en men moest zowel goede alsslechte turf graven. Door slecht toezicht op de diepte vanafgraving ging toch veel landbouwgrond verloren.Later werden in pachtcontracten vaak bepalingen opgenomen waaringeregeld was dat evenveel grond tot bouwland moest worden gemaaktdan aan de andere zijde werd afgeveend. Dit 'toemaken' van deontveende terreinen gebeurde met voor brandstof minder geschiktveen, (pleistoceen) zand, slootbagger, dierlijke mest en huisvuiluit Amsterdam en Utrecht, steden waar de turf werd afgezet.Na 1500 werd de vraag naar brandstof groter. Belangrijke afnemersbehalve huishoudens waren: bierbrouwerijen, zoutziederijen,steenbakkerijen, ververijen en blekerijen. De winningsmethodenveranderden. Door de grote vraag werden de contracten steedsvaker genegeerd en werd de vervening steeds grootschaligeraangepakt. De techniek van het turfmaken veranderde in deze tijddan ook. Men ging over op de natte vervening of het slagturven.De turf werd gebaggerd uit trek- of petgaten en vervolgens tedrogen gelegd op de tussen deze gaten liggende legakkers ofribben. In 1594 deed prins Maurits een oproep aan de bevolking omde grond weer tot bouw- of weiland te maken; de waarde vermin-dering van de grond was groot en de opbrengst van tijnzen entienden liep schrikbarend terug. In de zeventiende eeuw werd inUtrecht daarom belasting (impost) geheven op de turf die deprovincie werd uitgevoerd (met name naar Amsterdam). Ook inUtrecht was de behoefte erg groot, want in Breukeleveen,Maarsseveen, Tienhoven en Westbroek werd het veen tot op hetpleistocene zand weggebaggerd. Er werd zelfs toegestaan dat delenvan de legakkers werden verveend en dat dijken en kaden voor deturfmakerij werden opgegeven.

Op de plassen die door de turfwinning waren ontstaan, werdgevist en op eenden gejaagd.

21

Page 22: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Maarssen

Afb. 6 Gebieden waar turf is gebaggerd ten oosten v a n Breukelen

3.3.4 Klei

In dezelfde periode als de bloeitijd van de turfgraverij nam devraag naar baksteen sterk toe. In de steden werden in bouwvoor-schriften eisen aan de brandveiligheid van huizen gesteld en indeze periode werden veel vestingwerken aangelegd. Langs de Vechtkwamen er steenfabrieken, die langs de rivier land aftichelde.Het gevolg hiervan was dat het land dan niet meer goed tegebruiken was voor de landbouw. De natte percelen werden dan metbos beplant. Deze gebieden konden dan alleen na bemaling weervoor landbouw geschikt worden gemaakt, (de baksteenindustriewordt verder behandeld in 4.2.5).

3.3.5 Industrie

Langs de oever van de Vecht verschenen steenfabrieken, dieuiteindelijk aantrekking hadden op andere industrie- ennijverheidstakken. Deze industrieën worden verder behandeld in4.2.5. Overige niet-agrarische activiteiten vonden slechts opkleine schaal plaats. Rondom de Vecht bevonden zich wel diversegespecialiseerde bedrijfjes ten behoeve van de buitenplaatsen.

22

Page 23: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

3.4 INFRASTRUCTUUR

Tegelijkertijd met de ontginningen werden kaden opgeworpen enweteringen gegraven, welke ook een lokale transportfunctie kondenvervullen. De rivieren de Vecht en de Aa gebruikte men met nameom de langere interlokale afstanden af te leggen, voor goederenalsook personen. De weteringen gebruikte men in hoofdzaak voorlokaal transport. Naarmate technische ontwikkelingen enmobiliteit toenamen, werd ook de vraag naar nieuwe faciliteitengroter. Dit gold ook voor de militaire infrastructuur.

3.4.1 Landwegen

De ontsluitingswegen verbonden het kolonisatiegebied met de reedslang bewoonde streken langs de Vecht en de Oude Rijn.Vermoedelijk gingen deze wegen via kaden, welke noodzakelijkwaren geworden voor waterkering met het intreden van de klink.We kunnen de wegen Haarzuilens-Kockengen, Kockengen-Spengen enKockengen-Portengen-Breukelen beschouwen als ontsluitingswegen.Met de percelen hadden deze wegen bijna geen verbinding. Detypische ontginningswegen zullen ontstaan zijn als voetpadenwelke de hofsteden onderling verbonden en gelegd werden langs dekop-einden der percelen, dus loodrecht op de verkavelings-richting. De Spengense dijk, de Kockengense dijk en de Kotrijksedijk vertegenwoordigen dit type. De ontginningswegen zijnwaarschijnlijk ouder dan de ontsluitingswegen.

In de middeleeuwen en nog lang daarna vond het meeste vervoerplaats over water. Langs de vaarwegen werden zand- en jaagpadenaangelegd. De oude interregionale verbindingen volgden dan ook derivieren. De route van Utrecht naar Amsterdam volgde de Vecht ende Angstel. Van Utrecht tot Loenersloot, dus ook Breukelen, lagde rijweg (voor wagens en karren) los van de Vecht. Toen in de17de eeuw een regelmatige veerdienst tussen Utrecht en Amsterdamtot stand kwam, besloten Amsterdam en Utrecht in 1626 dat dejaagpaden goed onderhouden moesten worden.Tot Klein-Braambrugge financierde de stad Utrecht om de weg tezanden. Inkomsten werden gevormd door de verpachting van tollen.In de Franse tijd (ca.1812) werd deze verbinding als één dereerste van ons land als straatweg (een weg met keien en klinkersbestraat) in gebruik genomen. Vöör die tijd was het een klei-wegdie vooral in het natte najaar en in de winter vrijwel onbegaan-baar was voor rijtuigen. Tot het begin van de negentiende eeuwwaren alle wegen nog onverhard. De eerste initiatieven werdenzoals we zagen genomen onder Napoleontisch bestuur. Na de Fransetijd nam Koning Willem I het initiatief tot wegverharding over.In 1820 was het traject Utrecht-Amsterdam helemaal verhard.

De aanleg en verbetering van wegen was in de vorige eeuwveelal een zaak van particulier initiatief. Als iemandgoedkeuring van de belanghebbende had en het nodige geldbijeengebracht had, kon de aanleg of verbetering van de wegbeginnen. De werkzaamheden bestonden meestal uit het bezanden ofbegrinden van bestaande wegen.

Naast interregionale routes vonden verplaatsingen over landvooral te voet plaats over voetpaden op radingen, scheydingen,kaden en dijken langs weteringen. Voetpaden waren erg intrek

23

Page 24: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

omdat hier geen tol betaald hoefde te worden.

3.4.1 Waterwegen

Tijdens de Middeleeuwen was de Vecht in feite een dubbelrivierbestaande uit twee naast elkaar stromende armen, die zich af entoe verenigden om wat verderop weer uit elkaar te gaan. De enearm kennen we ook nu nog als de Vecht, de andere arm ging denamen Aa, Angstel en Winkel dragen. Gedurende een groot deel vande Middeleeuwen vormde de Aa een westwaartse bocht van de vecht,die in Breukelen aftakte om ongeveer ter hoogte van Nieuwersluisweer in de Vecht te eindigen. De Aa was in die tijdwaarschijnlijk beter bevaarbaar, en daardoor ook drukker bevaren,dan het op dezelfde hoogte liggende gedeelte van de eigenlijkeVecht. Men sprak van de Aase of Ter Aase omweg.

Sinds de middeleeuwse ontginningen werd een stelsel vanweteringen en sloten gegraven ter ontwatering van het gebied.Zo werd er een stelsel van ontwateringssloten aangelegd, waardoorhet water via weteringen op de Vecht, de Aa werd of de Oude Rijnwerd geloosd. Als gevolg hiervan wordt het gebied gekenmerkt dooreen regelmatige verkavelingsstructuur, die ook nu nog herkenbaaris. De vroegste kavelsloten, uit de elfde eeuw, liggen hetdichtst bij de Vecht en worden jonger richting het Gooi en deVuursche, omdat men hier ontgon met volledige opstrek. Deontginningen, met het bijbehorende afwateringstelsel, werdenstelselmatig uitgevoerd, per blok. Ten oosten van de Vecht warende kavelsloten naar het oosten toe gericht en werden de blokkensteeds afgesloten met een wetering. Ten westen van de Vechtwerden de kavelsloten vanuit de ontginningsbasis naar één of tweezijden toe gericht. De blokken werden steeds afgesloten met eenwetering, die soms ook als ontginningsbasis fungeerde. Ter zijdevan een ontginningsblok waren de sloten breder dan de kavelslotenbinnen het blok.

Behalve een waterstaatkundige functie hadden de weteringen,ontginningssloten en vaarten tot in het begin van deze eeuw ookeen belangrijke betekenis als verkeersroute. De Vecht had alsinds de Middeleeuwen de functie van handelsrivier. Men deed veelmoeite om de bevaarbaarheid van de rivieren te waarborgen metbehulp van sluizen en dammen. Door de verminderde afvoer van derivieren en dichtslibbing werd het noodzakelijk de Vecht voor descheepvaart te reguleren. In 1122 werd de Kromme Rijn bij Wijkbij Duurstede hiertoe afgedamd. In de Vecht werd in 1228 tenzuiden van Breukelen de Otterspoorsluis aangelegd. Het belang vande Vecht als handelsrivier nam door deze hindernis af. Utrechtwas in de latere Middeleeuwen niet meer voor grotere zwaarbeladenschepen bereikbaar. De sluis diende tevens om de stad Utrecht bijhoge vloed te beschermen tegen binnendringend zeewater. De sluiswerd opgeruimd toen in 1437 bij Nigtevecht de Hinderdam metbijbehorende sluis werd gebouwd. Deze werd in de tweede helft vande 17de eeuw weer overbodig en afgebroken, na de aanleg van degrote zeesluis bij Muiden (1673-1674). Deze sluis vormde één vande maatregelen om het functioneren van de Hollandse Waterlinie,die in 1672 de Fransen had tegengehouden, te verbeteren.

24

Page 25: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Afb. 7 Structuur van land-, waterwegen en dijken en kaden

25

Page 26: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Zoals uit de aanleg van het jaagpad tussen Utrecht enAmsterdam reeds bleek, was de aanleg en het onderhoud van deverbindingen vooral een aangelegenheid van de steden, vanwege heteconomisch belang dat hiermee gemoeid was. Ten behoeve van descheepvaart en de afwatering werden ook bochten van rivierenafgesneden. Op de grotere wateren gebruikte men tot de 17de eeuwvooral zeilschepen, op de vaarten en weteringen schouwen ofpramen. De behoefte van de steden aan regelmatige verbindingenleidde in de vijftiende eeuw tot het aanstellen van beurt-schippers door steden als Amsterdam en Utrecht. In het tweedekwart van de 17de eeuw deed de trekschuit haar intrede. Tenbehoeve van deze toendertijd snelle vervoerswijze (7 km per uur)werden langs bestaande wateren en speciaal gegraven trekvaartenjaagpaden aangelegd. Deze jaagpaden langs de routes van Utrechtnaar Muiden, Amsterdam werden later vaak verbreed tot wegen voor1andverkeer.

In de loop der tijd klonk het land zodanig in dat het nietmeer op natuurlijke wijze ontwaterd kon worden. Vanaf de 15deeeuw bouwde men molens om het overtollige water uit de polders tepompen. De eerste molens in Nederland waren uitgerust met eenscheprad; zo'n molen had een beperkte opvoerhoogte. Om groterehoogteverschillen te overbruggen moest men een aantal molens 'inserie' plaatsen. In 1623 werd de vijzelmolen uitgevonden, die eenhogere opvoer had. In de veenpolders binnen het territorium vanBreukelen hebben vanaf de 17de eeuw verscheidene poldermolensgestaan. Breukelerwaard had een wipwatermolen, evenals Otter-spoorbroek. Ook Breukelen-Proostdij had een wipmolen terwijlBreukeleveen twee achtkante molens had. De wipmolen van de polderKortrijk en Gieltjesdorp bij het station tenslotte is de enigevan de zes poldermolens rond Breukelen die nog is overgebleven.Vanaf de 19de eeuw werden veel molens vervangen door een gemaal,aanvankelijk stoomgemalen, later ook diesel en electrischegemalen. Voor het gebied van het huidige Breukelen ging ditechter niet helemaal op. Reden hiervoor was dat er na de turf-winning water alleen maar plassen overbleven. Daar dit water deeigenaar geen enkele opbrengst meer leverde en verder de water-hoogte niet meer zo van belang was, werd er geen geld meerbesteed aan het in stand houden van kostenvergende molens.Verder maakt het gebied tot op heden nog gebruik van een een-voudig traditioneel waterbeheersingssysteem met schuifsluizen enverticaal, door een windas, beweegbare stuwtjes of schutten. Elkeschut had een eigen schutwachter, zodat de grondeigenaar dewaterstand in eigen hand kon houden.

3.4.3 Dijken en kades

In het waterrijke gebied werd het water gekeerd met behulp vandijken en kaden. Vanaf de 12de eeuw werden er rivierdijken aan-gelegd om overstromingen tegen te gaan. In het midden van de 13deeeuw werden er op enige afstand van de rivier dijken aangelegd omte beletten, dat het water van de hogere kleigronden naar het alsgevolg van klink lager geworden veen zou stromen. In de gebiedvan het huidige Breukelen liepen dus verschillende dijken enkaden.

Het landschap tijdens de eerste ontginningsperiode was geheel

26

Page 27: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

anders dan thans. Het land lag veel hoger dan nu het geval is enmen kende nog niet de verschillen in waterstanden. Deze dankenhun bestaan aan de zeer klein geworden waterberging van de boezemen inklinking van de bodem. Door de ontwatering, vooral gedurendede zomermaanden, trad inklinking van de bodem op. Deze bodem-verzakking had tot gevolg dat de primitieve polders lager kwamente liggen dan het aangrenzende onontgonnen gebied. Men moestkaden opwerpen met uitlaten, duikers en sluizen.

Omdat het Graafschap Holland lager lag dan het BisdomUtrecht, had Holland erg veel hinder van wateroverlast. Hiervoorwerd de Hollandse Kade aangelegd, die vanaf de Teckoper land-scheiding naar de Ouden Dam en verder westwaarts liep. Deze kade,gelegen tussen de gemeente Kockengen en de gemeente Kamerik, hadoorspronkelijk de bedoeling te voorkomen dat het water van hethoger gelegen bisdom Utrecht zou afvloeien naar de landen van hetlager gelegen graafschap Holland. De Hollandse Kade vormde delandscheiding van gebieden waarvan de ontginners elkaar aan beidezijden ontmoetten. De functie van de kaden verschilde dus vanlandscheiding, scheiding van waterhuishouding van de aanweerszijden gelegen polders, waterkering o.a. bij dijkdoorbrakenals groeiplaats voor boeren geriefhout. Omdat deze houtkaden ofpolderkaden hun oorspronkelike functie als waterkering hebbenbehouden, worden zij nog steeds in het landschap aangetroffen.

De grote opgave voor de bewoners der veenstreek was dus hetdrooghouden der landerijen, de zorg voor een goede waterafvoer enhet instandhouden der dijken. Om het land te behouden hebben demensen niet op regeringsbemoeiing gewacht, want kort na 1100 iser reeds een college in functie, gevormd door de bewoners van destreek zelf, dat de waterschapszorg ter hand neemt. Al spoedigbleek voor de gezamelijke polders een overkoepelende organisatienoodzakelijk, vanwege de inklinking van de bodem en het hogewaterpeil in de boezem.

Voor het gebied rondom Kockengen waren twee waterschappen vanbelang, het Grootwaterschap Heicop, genaamd 'Lange Vliet' uit1485 en het Grootwaterschap 'Bijleveld en Meerndijk' uit 1413.Vóór 1385 waterde het gebied van het Grootwaterschap 'Heicop' afin westelijke richting, op het lager gelegen Holland. VanHollandse zijde legde men toen de Hollandse Kade aan. In het jaar1385 verkregen o.a. de ingelanden van de polders 'Heicop' enz.,toesteming tot het graven van een watergang in noordelijkerichting naar de Vecht. Dit kanaal is thans nog aanwezig als'Heycop', ten oosten van Kockengen en watert via Portengen afnaar de Aa. Waarschijnlijk is hier geen sprake van nieuwe kanaal-aanleg, doch van een gebruik maken van boezemvaarten tussen dediverse polders. De inklink en de verhoogde waterafvoer veroor-zaakten op den duur overstromingen in de aangrenzende polders.Het waterschap was toen genoodzaakt de watergang aan weerszijdenvan dijken te voorzien. De waterschappen, behorende tot hetgrootwaterschap 'Bijleveld en Meerndijk' loosden vóór 1399 op deOude Rijn. Dit werd in 1399 door graaf Albrecht verboden, waaromdeze waterschappen in 1413 het recht kregen van afwatering op deAmstel via een te graven kanaal. Dit kanaal is 5,5 km. lang enloopt als Bijleveld ten westen van Kockengen.

Behalve een waterstaatkundige functie hadden dijken, kaden enweteringen ook een belangrijke betekenis als verkeersweg. Nogsteeds liggen veel wegen op oude kaden en dijken.

27

Page 28: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

3.4.4 Spoorwegen

Het vervoer over de Vecht was tot in onze eeuw zeer belangrijk.De trein vormde een serieuze concurrent voor de trekschuit. In1843 werd de spoorlijn Utreht-Amsterdam geopend; het trajectmaakte deel uit van de lijn Amsterdam-Keulen van de NederlandscheRhijnspoorweg. Het traject Utrecht-Arnhem kwam gereed in 1844.Bij de opening hadden alleen Abcoude en Breukelen een halte aandit traject.

3.4.5 Militaire infrastructuur

Tijdens en na de ontginningen was de grensstreek tussen hetSticht Utrecht en het Graafschap Holland regelmatig een twist-gebied. Voor de adellijke grondbezitters was dit aanleiding omhun huizen te versterken. Aanvankelijk, in de 12de en de 13deeeuw gebeurde dit meestal in de vorm van een omgrachte stenentoren (zie 3.5.5). Na de Middeleeuwen verloren de versterktehuizen hun betekenis. Er werd toen meer aandacht geschonken aande verdediging van steden of zelfs hele landsdelen. Eind 16de,begin 17de eeuw werden door technische ontwikkelingen de wapenskrachtiger en ging men over tot de aanleg van vestingwerken enlinies.

De Hollandse WaterlinieIn 1589 opperde Prins Maurits een plan voor een verdedigingslinierondom de stad Utrecht, met inundatiegebieden langs de Vecht.In 1629 werd er door de Hollandse Staten een inundatiezöne tenwesten van Utrecht ingesteld, welke in 1672 werd gebruikt. Destad Utrecht en omgeving bleef ten oosten van deze linie nagenoegonbeschermd en werd in het rampjaar 1672 dan ook prompt door deFransen bezet. In 1673 werd de linie vooruitgebracht, richtingoosten tot de lijn Hinderdam-Nieuwersluis-Nieuwer ter AA-Woerdense Verlaat. Bij deze uitbreiding werd het fort Nieuwer-sluis gebouwd, evenals het fort bij Hinderdam en de grotezeesluis bij Muiden.

De nieuwe Hollandse WaterlinieNa de Franse bezetting besloot Koning Willem I om de stad Utrechtbinnen de Hollandse Waterlinie te brengen. Tijdens de Franseoverheersing (1795-1815) waren al verdedigingsplannen uitgewerktvoor een meer naar het oosten vooruitgeschoven Nieuwe HollandseWaterlinie, waarbinnen ook de stad Utrecht zou komen te liggen.Naarden, Muiden en Nieuwersluis maakten nu deel uit van de NieuweHollandse Waterlinie en ook Breukelen kwam nu binnen de nieuwelinie te liggen. De Oude Hollandse Waterlinie fungeerde aanvanke-lijk nog als reserve-linie en omstreeks 1800 werd bij Breukelen,niet ver van de Kortrijkse molen, een bastion gebouwd nog terversterking van de Hollandse Waterlinie. Het bastion, 'De Waak-zaamheid' geheten, is nu nog slechts te zien als een glooiing inhet landschap. Na een halve eeuw was het bastion al buitengebruik: de nieuwe waterlinie was zo ver naar het oosten ver-schoven, waardoor de Hollandse Waterlinie haar betekenis verloor.

28

Page 29: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

De nieuwe linie steunde evenals de oude op water alsverdedigingsmiddel. In tijden van oorlog kon men het hele gebiedonder water zetten (inunderen), om het oprukken van een aanvallerte beletten. Doordat in het Utrechtse weidegebied aanzienlijkehoogteverschillen van het waterpeil bestaan, kon niet met ééninundatiepeil worden volstaan. Daarom werd er een indeling inkommen met verschillend waterpeil gemaakt, door dijken en kadenvan elkaar gescheiden. Tussen de Lek en de Zuiderzee werdenderhalve vier (later vijf) inundatiekonunen gevormd. Breukelen lagbinnen de eerste kom, die zich uitstrekte zich van de Zuiderzeetot aan de Klopdijk even ten noorden van Utrecht. Eventueel kondeze kom worden gevuld met (destijds) zout water uit de Zuiderzeevia de sluis bij Muiden en de Vecht. Wanneer men echter overvoldoende tijd beschikte en de waterstand van de Lek hoog genoegwas, kon men de kom ook met zoet water vullen, waardoor de schadeaan de landbouwgronden kon worden beperkt. Alleen de hoog gelegenterreinen, zoals stroomruggen van rivieren en kunstmatigeverhogingen als dijken, wegen en kaden, later ook spoorlijnen, dezgn. accessen, lagen in een inundatiegebied boven het waterpeilen zouden in elk geval droog blijven. Deze accessen kondenafgesloten en verdedigd worden door forten en batterijen.

J

/i#.V\cHl<-Aior

!

1\

ïfff"f f *Atnt

f f{i(/»rlyili'H*;

V . ' '"''•"•

- '!̂ VT=fort

é&

f*—

II"

O'

5-

9*VBUSSUAK^ '

-—rr^V-w* .

A\l,(

wmm)&••; "^4 . y ^ ' J ^ ^

s , . a __;

i l . ^ V :' - • / - '

j / / / 7 1

I •' .1,' v""ft»yi.>*i»,-.^^;

Pr**>™ BK.rrauAl.

Afb. 8 De Nieuwe Hollandse Waterlinie

29

Page 30: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

In een eerste fase werden er forten rondom Utrecht aangelegd.Nadat in 1825 de eerste fase van de aanleg van de Nieuwe Hol-landse Waterlinie werd afgesloten, werd in 1840 met de verderebouw van de forten begonnen. De meeste werken in de linie kregentoen een bomvrij gebouw, veelal een wachthuis met dikke stenenmuren en een fortwachterswoning bij de brug over de gracht. Ingrote forten, zoals Nieuwersluis (1849-1851) werden ronde torensgebouwd. In 1860 waren deze torenforten door de introductie vannieuw geschut alweer verouderd. Ten oosten van Loenen werd fort'Spion' (1844-1847) en het fort bij Tienhoven (1848-1850) werdenals onderdeel van de Nieuwe linie aangelegd. Andere forten werdenin de eerste helft van deze eeuw verbeterd. Fort Tienhoven isgedeeltelijk binnen het inventarisatiegebied van de gemeenteBreukelen gelegen.

Fort bij Tienhoven ofwel redoute aan de Tienhovense VaartHet fort gebouwd in 1848-1850 diende ter afsluiting van deTienhovense Vaart en ter bewaking van de er naast gelegeninundatiekade.

Ad. 3.5 Nederzettingen: Breukelen

Afb. 9a Gront-Caerte van het dorp Breukelen, doorBernard de Roij, 1681.

30

Page 31: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

3.5 NEDERZETTINGEN

Binnen de huidige gemeente Breukelen kan er onderscheid wordengemaakt tussen de puur agrarische nederzettingen in het veen ende nederzettingen op de oeverwallen van de Aa en van de Vecht,waar door het doorgaande verkeer en de aanwezigheid van buiten-plaatsen niet-agrarische activiteiten minder ongewoon waren.

Bevaarbare wateren waren altijd al een vestigingsfactor endat gold hier voor het ontstaan van kleine kernen op de oever-wallen zoals Breukelen-Nijenrode, Breukelen-St.Pieter en Nieuwer-Ter-Aa. Door de ligging aan de rivier waren deze plaatsten zeergoed ontsloten, waardoor ambachtslieden en handelaren zich hier,net als in Loenen en Maarssen, vestigden.

De middeleeuwse nederzettingen in het veengebied darentegenontstonden langs de in het veen gegraven weteringen. De lang-gerekte structuur van deze nederzettingen bleef tot in de tegen-woordige tijd ongewijzigd. Door het agrarische karakter van hetgebied en de slappe ondergrond, waren de mogelijkheden voor deontwikkeling van andere activiteiten beperkt. Voor 1850 haddenzich in deze nederzettingen nauwelijks kernen gevormd.

3.5.1 Broclede of Bracola (Breukelen)

In de vroege Middeleeuwen was de Vechtstreek slechts schaarsbewoond. Doordat de Vecht regelmatig het oeverland overstroomdehadden de mensen een aantal lage woonheuvels opgeworpen, waaropmen zich met enkele gezinnen bij elkaar ging vestigen. Het gebiedvan het huidige dorp Breukelen lijkt één van die plaatsen geweestte zijn waar mensen bijeen waren gaan wonen. Van rivierdijken wasin die tijd nog geen sprake. Alleen een hoge ouderdom van denederzetting kan verklaren waarom later, toen er inmiddels weldijken waren, het minigrecht met het dorp Breukelen buitendijksbleek te liggen.

De naam Brocklede is samengesteld uit 'broc' of 'broek', watstruikmoeras betekende, en 'lede', wat stond voor een waterloop.Broclede was dus vermoedelijk het punt waar een uit het.achterliggend moeras komend riviertje uitmondde in de Vecht. Opdat punt werd een woerd aangelegd, waarna de naam Brocledemogelijk specifiek overging op die woonplek. Tot in de LateMiddeleeuwen werd ook wel gesproken van het 'Ronde Dorp', hetgeener ook op duidt dat Breukelen in oorpsrong een woerddorp was.

Tussen ca. 650 en 718 zou de Vechtstreek in Friese handenzijn geweest. Toen in 718 de Friezen definitief naar het noordenwerden gedreven werd de Vechtstreek deel van het Frankische rijk.Bonifatius begon in 719 vanuit Woerden met de kerstening van hetveroverde gebied. Na enige tijd verlegde hij zijn basis naar deVechtstreek, waar hij kon rekenen op de steun van Wursing, eenFries die zich tot het Cristendom had bekeerd, en zijn familie.Een groot deel van de Vechtstreek stond onder beheer van dezeWursing. Binnen hun invloedsfeer woonde Attinga, vermoedelijk eenleenman van Wursing, op een strategisch interessante plaats.Bonifatius had succes en stichtte er een parochie. De kerk vanAttingahem/Breukelen wijdde hij aan Sint Pieter. De parochieBreukelen dus een zeer oude parochie was. De eerste kerk werd erblijkbaar reeds zeer kort na de kerstening gesticht. Niettemin

31

Page 32: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

valt de oorpsrong van de naam Breukelen of Broclede niet verdermet zekerheid in de geschiedenis terug te vervolgen dan tot 1139.Nog geruime tijd bleef de door Bonifatius in de Vechtstreekgestichte parochie de naam dragen van de vestigingsplaats,Atingahem. Naarmate het aanpalende dorp in betekenis toenam en deherinnering aan de schenker van de grond (Attingahem) vervaagdewerden dorp en kerk meer vereenzelvigd en ging men spreken van dekerk en parochie Broecklede.

Uit de 11de eeuw komt nog een aanwijzing dat de parochie vanBreukelen inderdaad door Bonifatius werd gesticht. Er vond eeninterne verdeling plaats van de goederen van de Utrechtse kerk.Daarbij legde het Kapittel van Oudmunster, dat voorheen langetijd het Sint-Bonifatius-kapittel had geheten, een duidelijkevoorkeur aan de dag voor de goederen die met Bonifatius verbandhielden. Zo vielen de kerken van Woerden en Breukelen, met dekerkelijke jurisdictie, beide aan het Kapittel van Oudmunstertoe. Daarmee lag dan in het gebied van de huidige gemeenteBreukelen het omslagpunt van een informele naar een eertse meerformeel geordende plaatselijke gemeenschap van mensen in het jaar720. Met enig rech>t kan het dan ook als het stichtingsjaar van degemeente worden gezien en zou hiermee de oudste lokaal georgani-seerde gemeenschap in de hele Vechtstreek zijn. In 838 werdBreuekelen door een zekere graaf Rotgerius aan de kerk vanSt.Pieter te Utrecht is geschonken.

Het oudste document waarin de naam Broclede voorkomt dateertuit 1139 en betreft een geschil met het Kapittel van Sint Pieterover het recht op tienden in het dorp Breukelen en in Otterspoor.Volgens deze bron bestonden er toen twee nederzettingen, dieafzonderlijk werden beschouwd: het dorp Broclede of Bracola(Breukelen) en Otterspoor, wat meer naar het zuiden.

In de latere Middeleuwen nam het Bisschopsgerecht binnen hetgebiedvan het kerspel (de parochie) Breukelen een centraleplaats. Het omvatte het gebied langs de westelijke oever van deVecht van Evenaerswetering/Bisschopswetering in het noorden totter hoogte van Oudaen in het zuiden. Binnen het Bisschopsgerechtlag echter nog veel kleiner gerecht. Dat minigrecht heette aan-vankelijk het gerecht Broecklede buitendijks en later de Dorpevan.Breukelen. Dit oude dorp en de toch betrekkelijk dicht daar-bij gesitueerde kerk kwamen bij de indeling in gerechten in tweeverschillende gerechten te liggen. Het kleine dorp werd dusduidelijk van zijn directe omgeving onderscheiden.

3.5.2 Breukelen-Nijenrode en Breukelen-St.Pieter

Tot de 13e eeuw bleef het veengebied ter weerszijden van de Vechtnog vrijwel onbewoond, slechts de kleistrook langs de Vecht wasdun bevolkt met enkele kleine nederzettingen. De bloei vanUtrecht als centrum voor de handel op de Oostzee van omstreeks1150 tot omstreeks 1400 kwam de bewoning langs de Vecht, Aa en deAngstel ten goede. In de 13de eeuw moeten hier al de ridderhof-steden Gunterstein en Ruwiel hebben gestaan, Oudaen dateert uitde 14de eeuw. Ridder Gerard Splinter van Ruele zou " een viertellands van den Broekdijk (de huidige Otterspoorbroekse dijk) zichuitstrekkende tot aan de Vecht" van zijn vader hebben geërfd. Opdit land stichtte hij in 1270 het kasteel Nijenrode, de "nieuwe

32

Page 33: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

ontginning", als een vrij eigen goed. Bij deze stichtting was metname de strategische plek langs de voor Utrecht zo belangrijkehandelsroute langs de Vecht. Herhaalde malen kwam de bisschop vanUtrecht dan ook in strijd met Nijenrode. Omstreeks 1400 kreegOtto van Nijnerode van zijn schoonvader Huibert van Vianen alsHeer van het Gooi aanzienlijke goederen in leen, die later onderde naam Nijenrodes Gerecht bekend zijn.

Behalve het gerecht van Nijenrode omvatte het huidigeBreukelen ook het gerecht van de bisschop, sinds 1533 het'Statengerecht', en de gerechten van St.Pieter en van Breukeler-veen, welke beide laatste aan het kapittel van St.Pieter teUtrecht waren gebleven. In 1380 werd de Weere (Weersluis) denoordelijke grensscheiding van Breukelen St.Pieter met toen nogtot Holland behorende Loosdrecht. De beide eerste gerechtenvormden later de gemeente Breukelen-Nijenrode, de beide laatstede gemeente Breukelen-St.Pieter.

Door de opkomst van Brugge verloor Utrecht omstreeks 1400 zijnbetekenis in de internationale handel. Doordat Amsterdam depositie van Utrecht overnam en er een bloeiende handel ontstondvan Amsterdam met het Rijngebied, bleef de Vecht voor handel enscheepvaart van belang. Bovendien gaven de al in de 15de eeuwopgekomen verveningen ook in het gebied ten oosten van de vechtvelen werk. In 1632 telde het dorp met het gerecht Nijenrodeongeveer 900 inwoners, het gebied ten oosten van de vecht metBreukelerveen ongeveer 400.

In die tijd kwamen de eerste buitenplaatsen als zomerwoningvan Amsterdamse kooplieden aan de Vecht. Door de groei derbevolking in de grote steden was er binnen de stadsmuren gebrekaan ruimte voor tuinen en ontspanningsterreinen en heersten erdoor overbevolking bovendien de hygiënische toestanden. Derenaissance-opvattingen van die tijd met een herontdekking van denatuur brachten bovendien een drang naar buiten met zich. Deoorlog met Frankrijk deed echter bijna alle buitenplaatsen in1672 en 1673 te niet gaan, terwijl in het dorp Breukelen - toenlegerplaats van de Fransen - meer dan 100 huizen werden gesloopt.

De veel grotere vestiging van buitenplaatsen vond plaatstussen 1675 tot omstreeks 1750 en wel in die mate, dat deVechtstreek een nieuwe functie, namelijk een woonfunctie voor inhoofdzaak Amsterdammers, kreeg te vervullen, zij het dat ditslechts gedurende een deel van het jaar het geval was. Voor denuchtere Hollandse zakenlieden kwam daar nog een ander motiefbij, dat van de geldbelegging. Nadat eerst de droogmakerijenbeleggingsobject waren geworden en de oevers van de Amstel en deverdere omtrek van Amsterdam weinig mogelijkheden voor buiten-plaatsen meer boden, ging de belangstelling uit naar de Vecht-streek. Ook deze was niet te ver van de stad en bood een gunstigeverkeersmogelijkheid. Het beleggingselement kwam niet alleen inde dikwijls achter de buitenplaatsen liggende landerijen totuitdrukking, maar ook de aanwezigheid van een steenbakkerij alsdie bij de buitenplaats Vecht en Rijn in de gemeente Breukelen enbij Cromwijck aan de oostzijde van de Vecht. Ten gevolge van delandaanwinst door ontginning en bedijking had het feodaal agra-rische systeem hier al vroeg de scherpe kanten van onvrijheid eneconomische druk verloren. Door de vestiging van de kooplieden inde 17de en 18de eeuw langs de Vecht werd de oorspronkelijkfeodaal agrarische cultuur hier enigszins met een burgelijk

33

Page 34: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

stedelijke cultuur vermengd.Het aantal buitenplaatsen werd in de eerste helft der 18de

eeuw zo groot, dat er geen plaats meer was voor de aanleg vannieuwe. Na 1750 wendde men zich niet alleen hierom, maar ook inverband met de invoering van de natuurlijke parkstijl, tot dezandgronden. In de gehele 18de eeuw duurde de welvaart echtervoort. Na 1795 en in het begin van de 19de eeuw verdwenen ver-schillende Vechtbuitens als gevolg van de politieke en econo-mische ontwikkelingen, maar verder bleef de situatie in Breukelenvóór 1850 vrijwel ongewijzigd.

Enige verandering in de ontwikkeling van Breukelen kwam errond het midden van de 19de eeuw door de aanleg van de Rijn-spoorweg, die vanaf 1843 Amsterdam met Utrecht verbond.

Naast de buitenplaatsen was er ook een dorpsbebouwing inBreukelen (-St.Pieter en Nijen-rode). Een aantal straten(Kerkbrink, Kerkplein, Brugstraat, Herenstraat, Dannegracht,Dannestraat, Brugstraat, Brouwerij) was deels bebouwd en vormdensamen met de Brink en de kerk met het Kerkplein een waar centrum,werd de bebouwing aangevuld.

Afb.

Afb. Gedeelte uit de "Nieuve Kaart van de Mynen en de 2 Loosdrechten. midtsgadersvan s' Gravenland nevens het gerecht van Breukelen en Loendersloot". die omstreeks1677 verd uitgegeven door Nicolaas Visscher

Breukelen-St .Pieter en Breukelen-Nijenrode

34

Page 35: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

BevolkingHoewel het inwonertal van Breukelen beperkt bleef, steeg het inovereenstemming met het toegenomen aantal buitenplaatsen en detoegenomen welvaart van ongeveer 1300 in 1632 tot 2000 in 1795.Door de politieke en economische ontwikkelingen verdwenen na 1795verschillende Vechtbuitens en werd in het begin van de 19de eeuween groot aantal buitenplaatsen gesloopt. Het inwonertal van liepin het begin van de 19de eeuw dan ook terug tot ongeveer 1860 in1821. De achteruitgang was echter beperkt en het inwonertal steegweer tot 2440 in 1840. Daartoe zal het feit hebben bijgedragen,dat de verveningen in de plassen ten oosten van Breukelen inhoofdzaak tussen 1730 en 1850 plaats hadden. In 1850 waren er inBreukelen St.Pieter dan ook nog 81 veenlieden met 260 arbeiders.De 2 steenfabrieken hadden bovendien 68 arbeiders in dienst en deveeteelt kwam in de loop van de eeuw tot verdere ontwikkeling.Door deze activiteiten bestond er een levendige handel in turf,steen, boter en kaas. Bovendien was er een drukke eigenscheepvaart, welke verband hield met het vervoer van de turf.Verder was er in Breukelen een bierbrouwerij en een leerlooierij.

Het is duidelijk dat de bevolking in het gebied Breukelen,dat uit tenminste vier gerechten bestond en waar zich langs deVecht, gedurende een honderdtal jaren, een lintbebouwing vanbuitenplaatsen had ontwikkeld, nogal enige geografische spreidingvertoonde. Uit onderstaande tabel blijkt, dat het inwonertal vanBreukelen-Nijenrode tussen 1632 en 1850 toenam van 900 tot bijna1700 en dat van Breukelen-St.Pieter van 400 tot bijna 700. Hoe deverdeling der bevolking in de loop der tijden was over hetStatengerecht (het eigenlijke dorp met de Stations-buurt en derijksstraatweg naar het noorden) en het gerecht van Nijenrode(Nijenrode en het agrarisch gebied ten westen van het dorp) isniet na te gaan. De sterkere groei in het gebied der vormaligegemeente Breukelen-Nijenrode was voornamelijk een gevolg van degroei van het eigenlijke dorp. Toch bleef de toe-neming van hetinwonertal in het gebied der gemeente Breukelen-St.Pieter tot1850 relatief gezien nauwelijks achter bij Breukelen-Nijenrode.

Van Breukelen-St.Pieter heeft tot 1795 Breukelerveen (hetdeel ten oosten van de Scheendijk) de grootste toeneming bewerk-steligd, doch daarna Breukelen-Proosdij (het deel tussen de Vechten de Scheendijk met een klein deel in het zuiden der gemeenteten westen van de Vecht, waarin de steenfabriek Vecht en Rijn wasgelegen). Tussen 1632 en 1795 nam het inwonertal van Breukeler-veen toe van 239 tot 417, dat van Breukelen Proosdij van 158 tot262. Daarna nam het inwonertal van Breukelerveen af tot 398 in1840, vermoedelijk door vermindering der cultuurgrond en hetaflopen der verveningen. Het inwonertal van Breukelen Proosdijsteeg tot 439 in 1840.

jaar16321795182118401850

-Nijenrode909

1320129016061685

-St.Pieter397679567837699

Breukelen13061909185724432384

Tabel: Inwonertal der gemeenten Breukelen-Nijenrode en BreukelenSt.Pieter (Bron: CBS, Volkstellingen).

35

Page 36: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

3.5.3 Nieuwer Ter Aa

Nieuwer Ter Aa ligt in het rivierkleicomplex van de Vecht. Hetdorpje ligt direct aan de Aa, op de rand van een oeverwal, juisttegenover een stroomrug van de Vecht.

In het midden van de 10de eeuw werd hier in een flauwe bochtvan de Aa, waar de noordwaards stromende rivier iets naar hetoosten afbuigt, het kasteel 'Huis Ter Aa" aangelegd. In verbandmet haar gunstige ligging voor het veen werd rond 1100 vanuitNieuwer Ter Aa een deel van de veenontginning gestart Het dorpjeOukoop en de polder Oukop herinneren hieraan.

De parochie Ter Aa, het latere Nieuwer Ter Aa, was vrijwelzeker een dochterparochie van Breukelen. In 1138 kreeg het dorpvan bisschop Andreas toestemming een eigen kerk te bouwen.

De eerste middelen van bestaan waren gericht op de exploi-tatie van de bodem. Op de hoge oeverwal en vooral aan de west-zijde van de rivier werd gebruik gemaakt van de rijke, goedbewerkbare zavelgrond, waarbij veelal granen werden verbouwd. Opde nattere, zwaardere en lagere gronden en later ook op de oever-wal werd veeteelt bedreven.

De situering de Aa bracht Nieuwer Ter Aa in de 'handelsketen'tussen Amsterdam en Utrecht, desondanks is Nieuwer Ter Aa nooituitgegroeid tot een grote bewoningsplaats. Enerzijds kan dittoegeschreven worden aan de barrière van het veen en anderzijdsaan de toch wel sterk agrarisch gerichte bevolking. Halverwege de16de eeuw had het dorp nog maar een klein aantal huizen, een kerken een tweetal molens. Omstreeks 1750 was er een 16-tal huizen inNieuwer Ter Aa (incl.Oukoop) te vinden. Het Huis Ter Aa was reedsin 1672 door de Fransen vernietigd. Even ten oosten van de kerkzijn nog enige fundamenten van het huis terug te vinden.

Gedeelte uit de "Nieuwe

Kaert van Loenen',

in 1726 of iets eerder

vervaardigd door

C.C. van Bloemsvaerdt

deze kaart is het westen boven.

Afb. 10 Nieuwer ter Aa

Page 37: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Het wegenpatroon van het dorp en de omgeving is gebaseerd opde oeverwal met de landbouwweg, waarop loodrecht de ontginnings-wegen waren aangelegd. Vanaf Oud Aa loopt de landbouwweg van deoeverwal af en wordt een ontginningsweg met even verder hetdorpje Oukoop. Nieuwer Ter Aa is door middel van de Kerklaan methet verlengde van deze landbouwweg, huidige Wilhelminaweg, ver-bonden. De structuur van het dorp is dus als het ware opgebouwdvolgens twee assen; de hoofas van de Kerklaan met kerk en openruimte rondom de kerk enerzijds en de Wilhelminalaan en de Aaanderzijds. Alhoewel er sinds het eind van de 14de eeuw sprakewas van een vaste oeververbinding, werd deze pas halverwege de17de eeuw definitief. Pas toen kon het dorp zich ook op de andereoeverzijde van de Aa ontwikkelen. De aanwezige dam verbond hetdorp nu met de bewoningskernen langs de Vecht. De structuur vanhet dorp veranderde voor 1850 niet; het bleef een kleinenederzetting met een specifiek landelijk karakter.

3.5.4 Kockengen of Cocagne

Het fysisch milieu van de gemeente Kockengen bestaat uit oever-wallen en veengebieden, die bepalend waren voor de ruimtelijkeorde van Kockengen. Op de relatief hoger gelegen oeverwallen vondde eerste bewoning plaats en nog steeds liggen zowel de oude kernals de buurtschappen op deze zandige kleigronden. In de naamKockengen duidt 'eng' op hogere grond en misschien heeft een ofandere persoonsnaam het eerste deel van plaatsnamen als Kockengenen Portengen geleverd. Kockengen en andere plaatsnamen op 'engen'uitgaande, dragen in hun namen de herinnering aan de eerste jarenvan hun bestaan, toen de bewoners nog gering in aantal, gemeen-schappelijk bouwland hadden, de hogere delen van de streek welkeniet telkens weer onderliepen. 'Engen' immers zijn gemeenschap-pelijke bouwlanden.

Kockengen wordt als kerspel of parochie genoemd in eenoorkonde uit 1350, maar het is ongetwijfeld veel ouder. Bij deontginningen werd Kockengen vanuit drie kanten bereikt: vanuit deVechtstreek rond 1200, vanuit het zuiden (datering onzeker) envanuit het Hollandse ontginningsgebied via Kamerik. Deze neder-zetting bestond reeds rond 1100, zodat de eerste vestiging inKockengen niet veel later gevolgd zal zijn. Als gehucht of alsbuurt moet het reeds in de 12de eeuw bestaan hebben. Het oudsteKockengen bestond ongetwijfeld uit enkele arbeidershuisjes enboerderijen en het gehucht groeide al snel uit tot een dorp.Volgens de Utrechtse kronieken was er een drukke emigratie van dezandgronden in oost-Utrecht naar de veengronden, 'de nieuwelanden' in west-Utrecht. Ook andere bronnen geven de ouderdom vanKockengen aan: in het middeleeuwse gedicht 'Van den VosReynaerde' wordt gesproken over een dorp gelegen 'tussenBartengen en Pollanen'; Bartengen of Bertangen is de oudste vormvan Portengen. Als met 'tussen Portaegene ende Polanen' tweebuurtschapen in het Sticht worden bedoeld, dat betekend dit datgenoemde buurtschappen toen, het gedicht werd voor 1300geschreven, reeds kortere of langere tijd bestonden. In eencharter uit 1320 wordt al gesproken van 'in villa de Bertangen'.Men moet dus aannemen dat de parochie Kockengen al in 1350bestond en dat er toen ook al een kerk gebouwd was. In het begin

37

Page 38: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

van de 15de eeuw werd deze kerk vervangen door de eveneenseenbeukige kruiskerk, die nu nog staat. Het onderstuk van detoren van de kerk is ouder en komt overeen met de oude bakstenentoren van Polsbroek (rond 1200), ook een ontginningsdorp, hetgeenerop ook op wijst dat de parochie al rond de 13de eeuw bestond.In de 15de eeuw kreeg deze kerk vermaardheid als bedevaartplaats.Door de religieuze centrumfunctie en de vele contacten tussenKockengen en het bisdom Utrecht, steeg de parochie in voornaam-heid, waardoor het dan ook al spoedig drie gerechtenbezat.

Op het einde van de Middeleeuwen bestond Kockengen uitmeerdere gerechten. Naast de twee grote gerechten: Kockengen-Lockhorst (Montfoort) en Kockengen-Spengen (Van der Haer) warener nog een paar kleinere gerechten die moeilijk te lokaliserenzijn. In 1511 zijn er drie gerechten in Kockengen; de twee voor-noemde gerechten en het Hendrick Taetsgerecht.

In de 16de eeuw trad er stagnatie op in de ruimtelijke ont-wikkeling van het gebied. De vele oorlogen, plunderingen enwatervloeden die Kockengen teisterden waren hiervan mede deoorzaak. Als gevolg van de Reformatie verloor Kockengen haarfunctie als bedevaartplaats en breidde het dorp zich niet verderuit.

De veengebieden binnen de gemeente bleken niet geschikt omteworden weggegraven en tot turf te verwerken. Deze grondenwerden reeds vanaf de eertse occupatie in gebruik genomen alsweilanden en akkers. De gronden hebben dan ook eeuwenlang hunagrarische bestemming behouden. Tot 1850 was de structuur vanKockengen nog min of meer gelijk aan de situatie op het einde derMiddeleeuwen. Bepalend voor de ruimtelijke orde waren met de namede econo-raische ontwikkelingen. Voor de bewoners die in hoofdzaakvan de veeteelt bestonden was de opkomst van de grote stedenaanleiding melk tot boter en magere kaas te verwerken. Na één vande golven van veepest zien we een tijdelijke overgang naar eenmeer gemengd bedrijf. De boeren verbouwden akkergewassen om inhun eigen onderhoud te voorzien en verder zien we de opkomst vanhenne-pteelt. De veesterften hebben echter niet geleid totstructurele wijzigingen. De omvang van de veestapel hersteldezich snel, mede door de zelfkazerij en behoefte aanconsumptiemelk in de grote steden. In de 17de en 18de eeuw werdKockengen een belangrijk kaascentrum. De ruimtelijke neerslag vandeze economische activiteit was de bouw van een aantalkaaspakhuizen, die nog steeds in het dorp te vinden zijn. Dat deinwoners van Kockengen in de 18de eeuw een goed bestaan haddenblijkt uit de woorden waarmee de 'Geheymschrijver van Staat enKerke der Verenigde Nederlanden' (1759) deze gemeente aan zijnlezers voorstelt: 'Dit schoon en aanzienlijk dorp is zeer lustigen vermakelijk in zich zelven en niet minder het omgelegen landwegens een gezonde, ruime lucht in de verscheidenheid vanvruchten, waarmee de ingezetenen van dit dorp en heerlijkheidgezegend worden. De veehouderij, het maken van kaas, dehenepbouw, de griendlanden, en het buigen van hoepels zijn alhierde nering en handtering en doen de ingezetenen een goed bestaanhebben. Daarnevens moet ook de brouwerij, genaamd de Drie Akkers,vanwege het gezond en smakelijk bier, niet vergeten worden.'Omstreeks 1840 telde de gemeente 650 inwoners, die voor hetgrootste deel hun bestaan vonden in de landbouw en de kaashandel.

38

Page 39: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

De tevredenheid van de inwoners werkte min of meer als eenstagnerende kracht; men had geen behoefte aan (ruimtelijke)veranderingen! Ook oorlogen en plunderingen vormden stagnerendefactoren voor verdere ontwik-keling. Tot 1850 was de ruimtelijkeorde van Kockengen, door stagnerende krachten van religieuse,politieke en economische aard, nauwelijks veranderd. Deeconomische krachten hadden ook ruimtelijk structurerendegevolgen, zoals al eerder aangegeven. Toch hadden zich in dezeeeuw enkele veranderingen voorgedaan, die ook tegenwoordig nogduidelijk zijn waar te nemen. In de 18de eeuw ging men over vanhoutbouw en vakwerkbouw tot het bouwen van stenen huizen enboerderijen. De oudste panden van het huidige Kockengen daterendan ook uit deze eeuw.

Reconstructie Kockengen omstreeks 1600

Het beeld van 1600 geeft een verdere ontwikkeling aan. De toestand welke omstreeks 1400gold is qua karakter hoofdzakelijk blijven bestaan.

De buurtschappen rondom Kockengen zijn nog steeds agrarisch en voor handel enindustrie georiënteerd op het centrum, K.ockengen-dorp.

Afb. 11 Kockengen

De ruimtelijke structuur van Kockengen was bepaald door hetbeloop van twee polderweteringen de Bijleveld en de Heicop.Kockengen was de belangrijkste kern in het gebied en de enigenederzetting met geconcentreerde bebouwing, met name rondom dekerk, gelegen tussen de beide weteringen, en aan de westzijde vande Bijleveld en aan de oostzijde van de Heicop. Buiten het dorpwas de bebouwing uitsluitend ten westen van de Bijleveld gelegen.

39

Page 40: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Daarnaast lag er verspreide (lint)bebouwing langs drie parallellopende nnw. - zzo. gerichte dijkwegen. De bebouwing, veelalbestaande uit boerderijen, was op de kop van de kavels, opregelmatige afstand van elkaar gelegen. Het meest westelijk laghet buurtschap Spengen, langs de huidige Spengense weg en door deMeentweg verbonden met de tweede nnw.-zzo.weg. Kockengen lag bijdeze tweede weg, de Wagendijk, die ten zuiden van de gemeentedoor de Laagnieuwkoopsebuurtweg met een derde weg, dePortengenseweg, was verbonden. Langs deze weg lagen van zuid naarnoord gaande, de buurtschappen Gieltjesdorp, Portengensebrug enPortengen en haaks op deze weg, langs de Laagnieuwkoopsebuurtweg,het buurtschap Laag-Nieuwkoop.

Aan het einde van de 18de eeuw vond er een bestuurlijkeverandering plaats. In 1798 werden de gerechten Kockengen-Spengenen Kockengen-Lokhorst samen met Laag-Nieuwkoop en Gieltjesdorptot één gemeente verenigd. In 1802 werd dit wel weer ongedaangemaakt, maar in 1811 werden de beide oude gerechten voorgoedsamengevoegd.

3.5.5 Verspreide bebouwing

De verspreide bebouwing bestond vrijwel geheel uit boerderijenop één of beide zijden van de dwarsweteringen waren geplaatst.Door de commerciële turfwinning vestigden zich bij Breukelerveentussen de boerderijen ook turfarbeiders. Door het agrarischekarakter van het gebied en de slappe ondergrond, waren demogelijkheden voor de ontwikkeling van andere activiteitenbeperkt. In gebieden waar de boerderijen geconcentreerd lagenontstonden buurtschappen, die zich later al dan niet tot een dorpontwikkelden. Vóór 1850 bestonden onder meer de volgende buurt-schappen en gehuchten: Spengen, Portengen, Ruwiel, Kortrijk, LaagNieuwkoop en Oud Aa. Dichter bij de Vecht lagen nog de buurt-schappen Otterspoorbroek, Breukelerwaard, Breukelen St.Pieter(Proostdij) en Breukelen Nijenrode, deze laatste was zelf eenappart gerecht.

Voor voorzieningen waren de bewoners van de hoevestrokenaangewezen op de naburige dorpen: Kockengen, Nieuwer Ter Aa,Nijenrode en Breukelen. Tussen de puur agrarische nederzettingenen de dorpen werd daarom soms een weg of voetpad aangelegd ombijvoorbeeld de kerk te kunnen bereiken.

In het veengebied bestond de bebouwing voornamelijk uitboerderijen, die veelal op de kop van de kavelstroken warengeplaatst, kleine arbeiderswoningen en tolhuizen e.d. Langs deVecht bestond de 'losse' bebouwing uit kastelen en buiten-plaatsen (zie 3.5.6), bedrijfspanden (zie 4.2.3) en uitspan-ningen zoals 'De Oliphant',die nog steeds bestaat.

40

Page 41: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

3.5.6 Kastelen, buitenplaatsen en landgoederen

Een andere vorm van verspreide bebouwing vormen de kastelen enbuitenplaatsen. Door de oorlogen tussen het Sticht Utrecht en hetgraafschap Holland hadden landheren in de Middeleeuwen behoefteaan een versterkt huis. In de 13de en 14de eeuw werden langs deVecht een aantal woontorens gebouwd, die in latere eeuwen veelalverder werden uitgebouwd tot aanzienlijke landhuizen of ridder-hofsteden. Naast de steenhuizen bevond zich vaak ook een boeren-woning. Deze versterkte huizen waren meestal omgracht (Oudaen,Nijenrode, Gunterstein). De kastelen werden dan ook regelmatigbelegerd. Na de Middeleeuwen verloren de kastelen door de in-voering van nieuwe wapens hun defensieve functie. Vooral in deFranse oorlog van 1672-1673 werden veel kastelen verwoest enraakten in verval. Langs de Vecht bleven enkele kastelengespaard.

Door de groei van de bevolking in de 17de en de 18de eeuwwerd de bevolkingsdruk in de steden van Europa steeds groter.Binnen de stadsmuren ontstond er gebrek aan ruimte voor tuinen enontspanningsterreinen en bovendien werden de hygiënische toe-standen steeds slechter. Zo was in Amsterdam het inwonertalgegroeid van 13.500 in 1514 tot 99.300 in 1632 en 186.000 in1732. Na de Franse oorlog was de betekenis van de Vecht alsverkeer- en hansdelsweg tussen Amsterdam en de Rijn enorm toege-nomen. Met name door de goede bereikbaarheid vanuit Amsterdam ende welvaart van de Amsterdamse kooplieden werd de Vechtstreekeen geliefde streek om 'buiten' te wonen. Ook de heersenderenaissance-opvattingen van die tijd met een herontdekking van denatuur brachten een drang naar buiten met zich. Voor de nuchtereHollandse zakenlieden kwam daar nog een ander motief bij, dat vande geldbelegging. Nadat eerst de droogmakerijen beleggingsobejectwaren geworden en de oevers van de Amstel en de verdere omtrekvan Amsterdam weinig mogelijkheden voor buitenplaatsen meerboden, zochten de kooplieden naar andere mogelijkheden om hunwinsten te beleggen. Ze vonden deze in de aankoop van land enboerderijen langs de Vecht, die ver- of herbouwd werden alsbuitenplaats (zomerverblijf), zoals bijvoorbeeld het huidige'Vreedenoord'.Er werden ook nieuwe landgoederen gesticht. De trekvanuit de stad naar het platteland begon pas goed in de loop vande 17de eeuw en de 18de, tussen 1675 en 1750 en wel in die mate,dat de Vechtstreek een nieuwe functie, namelijk een woonfunctievoor in hoofdzaak Amsterdammers, kreeg te vervullen, zij het datdit slechts gedurende een deel van het jaar het geval was.

De bouwactiviteiten in de Vechtstreek had gevolgen voor dearchitectuur. Was in de Middeleeuwen de bouwstijl nog vaak vaneen Utrechts voorbeeld afgekeken, nu werden Amsterdamse invloedenin de architectuur langs de Vecht steeds nadrukkelijker. Behalveboerderijen werden ook voormalige kastelen verbouwd of vervangendoor een Amsterdams "buiten". In Breukelen kunnen we verschil-lende vormen van buitenplaatsen onderscheiden: het middeleeuwskasteel, dat als buitenplaats werd uitgebreid en verbouwd zoalsOudaen en Nijenrode.

41

Page 42: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

T HlIlS O V.II.IEK

Afb. 12 Het huis OudaenAfb. 13 Het huis Nyenrode

Daarnaast boerenhofsteden die werden ver- of herbouwd enuitgebreid en waarbij het voorhuis vaak werd opge-trokken ofwaarbij aan de voorzijde een vleugel tegen het gebouw werdgeplaatst, zoals bijvoorbeeld Vreedenoord. Gunterstein is eenbuitenhuis gebouwd naar Frans voorbeeld. Onder een buiten-plaatswordt een landhuis of kasteel met bijgebouwen, park en/of tuinverstaan. Terwijl van een landgoed sprake is als ook boer-derijen, bouw- en weilanden en/of bossen bij de bezittingenbehoren. Het was als het ware een economisch centrum, waarbij menprobeerde zoveel mogelijk in eigen behoefte te voorzien. Helaasis in de praktijk niet altijd te zeggen of een huis een buiten-plaats, een landgoed of hofstede betreft.

42

Page 43: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

OUT GlINTKIlSTEIN

Afb. 14 Het huis Out-Gunterstein 1612Afb. 15 Het huis Gunterstein 1744

Rond 1770 was er nauwelijks ruimte meer voor nieuwe buitenslangs de Vecht. Door de politieke, geestelijke veranderingen ende economische achteruitgang nam de behoefte om nieuwe buiten aante leggen af. Verder waren er ontwikkelingen die juist de Vecht-streek troffen. Rond het midden 18de eeuw ontstond er een voor-keur voor Engelse parkstijl, welke gemakkelijker op de zand-gronden was te realiseren dan in het natte broekland rond deVecht. Nieuwe buitens werden nu veelal in het Gooi, langs deUtrechtse Heuvelrug en in het Kennemerland gesticht. In de 19deeeuw raakten veel kastelen en buitens langs de Vecht dan ook inverval en werden afgebroken.

Vóór 1850 bevonden zich op het grondgebied van het huidigeBreukelen verscheidene buitenhuizen. De oudste huizen dateren uitde 13de en 14de eeuw, maar de meeste huizen stammen uit de 17de,18de en 19de eeuw. Of het een buitenplaats, een landgoed of eenhofstede betrof is niet altijd te zeggen. Een buitenplaats be-stond niet alleen uit een ruim huis met stijltuin, maar was ook

43

Page 44: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

een economisch centrum. Hier werd zoveel mogelijk in dedagelijkse behoefte voorzien door middel van een bijbehorendagrarisch bedrijf, waar producten (groenten en vruchten uit demoestuin, fruit uit de boomgaard en soms ook hout uit het bos)werden gekweekt om te verhandelen. Vanwege de ruimte die eenbuitenplaats in beslag nam en om een ligging langs de Vecht lagende buitenplaatsen vaak ook buiten de bebouwde kom. De meestebuitenplaatsen in de gemeente Breukelen zijn vóór 1850 aangelegd.Van zuid naar noord langs de Vecht gelegen betreft het 'Vecht enRhijn'(tussen 1783-1803), 'Vrede en Rust(1832), 'Slangevecht'(ca.1741), Kasteel Oudaen (omstreeks 1280), Kasteel Nijenrode(tussen 1256-1296, in 1511 verwoest en in 1512 weer herbouwd),'Vreedenoord'(ca.1740), 'Boomrijk'(1833), 'Messenheuvel'(ca.1710)en sinds 1848 bij het landgoed Gunterstein behorend en toen'Klein Boomrijk' genoemd, 'Boom en Bosch'(ca.1683), KasteelGunterstein (1386, in 1511 verwoest en in 1518 herbouwd),'Vecht en Dam (ca.1555 en in 1682 herbouwd), 'Queekhoven'(in 1672 verwoest en in 1719 herbouwd), 'Vroeglust'(ca.1748),'Groenevecht'(vóór 1836), 'Nieuw-Hoogerlust'(ca.1726), 'Vegt-vliet'(ca.1665) en tenslotte 'Vechtzicht'(ca.1809).

Afb. 16 Huizen langs de Vecht. Kaart van Nicolaas Visscher 1677.

44

Page 45: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Niet alleen langs de Vecht waren er kastelen gebouwd. Tennoorden van Nieuwer Ter Aa lag de versterking 'Clarenburgh',waarvan nog resten zijn terug te vinden. Ten oosten van NieuwerTer Aa lag de Ridderhofstad Ter Aa, gebouwd in 1159 en in 1672verwoest, waarvan de funderingen zijn blootgelegd en onderzocht.Ten zuiden van Nieuwer Ter Aa lag het landgoed Ruwiel, dat in1672 door de Fransen was verwoest en nooit meer is herbouwd.

Afb. 17 Het huis Ter AaAfb. 18 Het huis Ruwiel

Bepalend voor de vestiging van de buitenplaatsen was de loopvan de rivier. Over het algemeen werden de buitenplaatsen aange-legd op het oeverwallen langs de Vecht en de Aa. De weteringen,haaks op de weg gelegen, werden vaak benut als scheiding tussende buitenplaasten onderling.

Page 46: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

De oriëntatie van de buitenplaatsen was vooral op dwars -richtingen geënt: het op de hogere oeverwallen aangelegde huiskijkt uit over het lage gebied, dat doorgaans als overplaats ofals weiland fungeerde. Het samenspel van zichtassen, lanen enzichtlijnen versterkten de dwarsrichting in de landschappelijkehoofdstructuur en waren van belang voor de visuele karakteris-tiek. Indien mogelijk werd ook de hoofdas (Vecht) als zichtlijngebruikt, of werden de huizen aan de beide zijden van de wegvisueel aan elkaar gerelateerd. Bij een buitenplaats werd hethuis met directe omgeving als een onverbrekelijk geheel gezien.Tuinarchitecten ontwierpen dan ook vaak het geheel, inclusief hethuis.

Aan de tuinen bij de buitens lag meestal een ontwerp tengrondslag. De tuinarchitectuur gaat terug tot de 17de eeuw. Rond1600 werden de hoofdlijnen vastgelegd van wat zich later zouontwikkelen tot de tuin in de "klassieke stijl". Belangrijkeaspecten hierbij waren de symmetrie en de maatvoering. In 1770wordt de Nederlandse tuinaanleg beïnvloed door Engelse ontwerpenen raakt de landschappelijke tuin in de mode. De 17de eeuwseklassieke tuin met rechte en diagonale lijnen maakt plaats vooreen ontwerp van kronkeliende weggetjes, beekjes, boomgroepen enzelfs akkertjes. De landschappelijke structuur werd versterktdoor middel a-symmetrische gegroepeerde boomgroepen en heestersaan beide zijden van een zichtlijn, gebogen paden en een quasi-natuurlijk gebogen vijver (serpentine-vijver), die van voor hethuis naar de zijkant van het huis ombuigt. De vijver moest vooraleen verassingselement zijn, eventueel voorzien van een eilandjemet een treurwilg, oorpsronkelijk bedoeld als plaats van terugge-trokken overpeinzing. Later maakte men ook wel schijneilandjes.Tegen het eind van de 19de eeuw komt er weer een nieuwe stijl, degemengde of neo-stijl. Hierbij worden de archi-tectonische lijnenvan het huis in de tuin voortgezet, terwijl de verder gelegendelen van de tuin een overgang naar een natuurlijk landschapsuggereren.

Het grote aantal buitenplaatsen vóór 1850 met gevarieerde enmonumentale bebouwing, de ruime opzet van de oorpsronkelijkeaanleg en het vele groen waren bepalend voor het karakter van deVecht en dus ook voor de gemeente Breukelen.

46

Page 47: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

4 RUIMTELIJKE ONTWIKKELING 1850 - 1940

Sinds de ontginningen was het landschap geleidelijk aan veranderddoor de voordurende inklinking van het veen en de ontwaterings-problemen bleven. Uiteraard waren de afgraving van het veen en deopkomst van de buitens langs de Vecht wel processen die snelgrote veranderingen in het landschap teweeg brachten. Na 1850volgden de ontwikkelingen elkaar echter nog sneller op. Degroeiende bevolking en de technische ontwikkelingen alsook deverbetering van de infratsructuur in de tweede helft van de 19deeeuw eeuw zorgde voor grote veranderingen binnen het gebied.

4.1 Ruimtelijke structuur omstreeks 1850

Op de Topografische en Militaire Kaart van het Koninkrijk derNederlanden (1850-1864 eerste druk) is het patroon van deveenontginningen, zoals dat in de Middeleeuwen tot stand isgekomen, nog duidelijk zichtbaar. In de hoevestroken langs deontginningsbases had nog nauwelijks kernvorming plaatsgevonden.De dorpen en buurtschappen hadden zich slechts gering uitgebreid.Na 1870 nam de bebouwing enigszins toe met boerderijen, kleinerearbeiderswoningen, rentenierswoningen en enkele landgoederen enbuitenplaatsen.

Ten oosten van de Vecht was de turfwinning nog in volle gangmet alle gevolgen van dien voor het landschap. De legakkerstoonden nog de oorspronkelijke verkavelingsrichting. Op deoeverwallen langs de Vecht lag akkerland dat verkaveld was ingrote onregelmatige blokken.

Langs de Vecht bevonden zich vele, bij buitenplaatsenbehorende, tuinen en parken. De dorpen langs de oevers van derivieren onderscheidden zich van de boerederij stroken in deveenontginningen, omdat in deze nederzettingen wel enigeconcentratie van de bebouwing had plaatsgevonden.

De meeste wegen waren rond 1850 nog onverhard. Alleen deinterlokale verbindingen van en naar de stad Utrecht warenbestraat of anderszins verhard. Op het eind van de 19de eeuwwerden steeds meer wegen verhard, waarvoor tol geheven werd,evenals voor de bruggen. Door de uitbreiding van het spoor-wegennet en de verbetering van de wegen was een groteremobiliteit mogelijk. Door toenemend forensisme groeiden dewoonkernen.

Na 1850 kwamen er enkele buitenplaatsen en landhuizen bij enveranderde de ruimtelijke structuur door nieuwe tuin- enparkaanleg. De bestaande buitenplaatsen kregen in deze periodeveelal een nieuw uiterlijk wat betreft huis en park, welke nu inlandschappelijke stijl werd aangelegd.

4.2 GRONDGEBRUIK

Tot 1850 had dit gebied een overwegend agrarisch karakter. Na1850 nam de bevolking in Nederland steeds sneller in omvang toe.Dit had tot gevolg dat de vraag naar brandstoffen en landbouw-producten ook toenam. Nieuwe technieken deden hun intrede en dezehadden hun invloed op het grondgebruik.

47

Page 48: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Afb. 19 Topografische en Militaire Kaart van het Koninkrijkder Nederlanden, 1845-1850

48

Page 49: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

4.2.1 Agrarisch grondgebruik

In de periode 1850-1940 vond in Nederland een intensivering enschaalvergroting van de landbouw plaats. De introductie vankunstmest omtstreeks 1870, de grootschalige toepassingen hiervanenkele decennia later, de technische ontwikkelingen en degroeiende vraag naar landbouwproducten in de steden speeldenhierbij een belangrijke rol.

Het gebied van Breukelen had rond 1880 een sterk agrarischkarakter. Langs de Vecht lag de nadruk op het gemengd bedrijf enten westen van de Vecht (Kockengen, Portengen en Nieuwer TerAa) op de veeteelt.

VeeteeltTussen 1850 en 1940 veranderde het landschap in de niet ontveendepolders weinig. Hier waren molens (en gemalen) nodig voor deontwateringen van het nog steeds inklinkende veen. Voor deveeteelt mocht het land niet te drassig zijn.

Terwijl elders in Nederland de verwerking van melk tot boteren kaas rond 1880 werd geïndustrialiseerd, bleven de boeren hierzelf kaas maken. De meeste boerderijen beschikten dan ook overeen kelder met opkamer voor de kaasmakerij. Ook de boenhokkenherinneren aan de zelfkazerij. De boeren verkochten hun kaas aanrondtrekkende kooplieden, waardoor ze betrekkelijk weinigcontrole hadden op de prijs van hun product. De melk werd vaakdirect aan de melkboeren in de stad verkocht of ging naar dezuivelfabriek. In het begin van deze eeuw stond er een zuivel-fabriek in Breukelen en in Loenen.

4.2.2 Turfwinning

In de jaren zestig van de vorige eeuw liep de betekenis van deturfwinning terug. Door de invoer van goedkope Engelse steenkoolnam de vraag naar turf af. Daarnaast raakte de turfvoorraad insommige polders uitgeput, zoals in de polder Breukeleveen. Deturf werd hier met baggerlieden gewonnen en waardoor men niet konconcureren met de stoomveentrekmachine, die vanaf 1886 nog vooreen opleving in de veenderij in de Ronde Venen zorgde. Daarbijeindigde de ontvening hier ook omdat het geschikte veen op was.Hier en daar, o.a. bij Kockengen, werd nog turf voor eigengebruik gestoken. Waar door ontvening plassen waren ontstaan,verdween door golfafslag de structuur met de turflegakkersgrotendeels en verlandden de petgaten.

4.2.3 Bebossing en parkaanleg en ontbossing

Langs de Vecht nam het aantal landgoederen na 1850 nauwelijks toeop een enkele buitenplaats na. Bestaande buitenplaatsen werdensoms uitgebreid, waardoor het oppervlakte park- en hakbos toe-nam. In toenemende mate werd naaldhout aangeplant: de inheemsegrove den en vanaf het eind van de 19de eeuw steeds vakeruitheemse soorten als larix, zwarte den en douglasspar. Op heteind van de 18de eeuw en het begin van de 19de eeuw werd in de

49

Page 50: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

parken en tuinen de landschapsstijl toegepast en verdween deformele tuinaanleg steeds meer naar de achtergrond, zoals bijkasteel Nijenrode naar een ontwerp van de tuinarchitect Springeren bij 'Vegtvliet' door een ontwerp van Zocher (ca.1810). In detweede helft van de 19de eeuw vond in de parken en tuinen eenverdere verlandschappelijking plaats. Nijenrode kreeg een land-schappelijke aanleg met serpentinevijver naar een ontwerp vanCopijn, evenals Gunterstein. Ook de jongere en kleinere buiten-plaatsen werden vaak voorzien van een nieuwe tuin- of parkaanleg.Door de veranderde tuinmode was de Heuvelrug meer in trek dan deVecht voor de aanleg van nieuwe tuinen. In Breukelen zijn nogverschilende parken en buitenplaatsen in tact. Sommige buiten-plaatsen werden op het eind van de vorige eeeuw en in het beginvan deze eeuw geheel of gedeeltelijk verkaveld en met nieuwevilla's voorzien, waardoor het aantal bomen in geringe mate werdteruggebracht. Amsterdam en Utrecht groeiden steeds sneller en deverbindingen tussen de steden doorsneden vaak de tuinen van debuitens op de westelijke Vechtoever. Omdat in de vorige eeuw deVecht als vaarwater nog erg belangrijk was, vormde de rivier eenaantrekkelijke vestigingsplaats voor verschillende industrieën.De groeiende verstedelijking was oorzaak voor de vermindering vanhet bosareaal.

Door de introductie van het (stoom-)gemaal was het mogelijkde afgetichelde gebieden op de oeverwallen dermate te ontwateren,dat hier bouw- of weiland op aangelegd kon worden, waardoor veelgrienden verdwenen. Toch werden niet alle terreinen voor land-bouwdoeleinden in gebruik genomen. Verder verlandden in deze eeuwveel petgaten in de voormalige turfwinningsgebieden en groeidenplaatselijk dicht met wilgen. Na de oorlog zette deze ontwikke-ling door.

In deze eeuw verdwenen veel bomen door de iepziekte en brand-stoftekort (vooral in de eerste Wereldoorlog). Ook werden veeltuinen verwaarloosd of in moestuin, boomgaard of weidegrondveranderd. Zo stonden er rond 1900 in Nieuwer Ter Aa langs de wegen in het veld fruitbomen en populieren en werd het dorp over-schaduwd door enorme iepen, linden en kastanjes. In 1926 was hetdorpsgezicht al veel opener en had het dorp vanuit de weilandengezien een weelderige en hoogopgaande groenvoorziening. Tegen-woordig valt er van boomgroepen nauwelijks meer te spreken. Hieren daar staan nog slechts enkele grote boomgroepen in achter ofvoortuinen van grotere huizen. De oever van de Aa is in het dorpdeels kaal. Alleen nog aan de noord- en zuidzijde van het dorpdoet de oeverbergoeiing aan het oude beeld herinneren. Vooral debebouwing oostelijk van de Aa komt er bekaaid af. De huidigegroenvoorziening wordt gevormd door die van de ruïne van hetkasteel 'Huis Ter Aa' met zijn parkachtige patroon, de lokalebegroeiing langs de Aa en een aantal kleine uitvalsweggetjes(wilgen, fruitbomen en populieren) naar het polderland.

50

Page 51: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

4.2.4 Industrie

Ondanks de gunstige ligging vonden er tot ca.1900 in Breukelen(-Nijenrode en -St.Pieters) langs de vecht weinig industriëleactiviteiten plaats, op een tweetal steenfabrieken op de grensmet de gemeente Maarssen na. Ten zuiden en ten noorden van hetdorp ontstond aan het eind van de 19de en het begin van de 20steeeuw een industrie-terrein van geringe omvang. Tegenwoordig is erechter weinig van terug te vinden.

Klei-industrieDe kleiwinning langs de rivieren was in 1850 nog in volle gang.In de tweede helft van de vorige eeuw was de vraag naar baksteendoor de aanleg van waterstaatswerken, forten, spoorwegen enstadsuitbreidingen dan ook groot. Met name de hogere kleiruggenwerden afgegraven. Hiertoe werden vletsloten aangelegd voor deafvoer van de klei.

Na 1850 werden in de steen- en dakpanfabricage langs de groterivieren op grote schaal verbeteringen in het productieprocesdoorgevoerd. Bovendien werden de fabrieken door baggerwerkzaam-heden en de aanleg van kribben in de Rijn, Waal en Maas beterbereikbaar. De betekenis van de steen- en dakpanindustrie langsde Vecht nam in deze tijd echter af, omdat deze nauwelijks werdgemechaniseerd en men niet kon concureren met de fabrieken langsde grote rivieren. In Breukelen betrof het de dakpanfabriek'Vecht en Rhijn die dateerde uit de 18de eeuw. In 1891 werd defabriek gemoderniseerd en voorzien van een 8pk stoommachine. Inde 40-iger jaren moet het bedrijf beëindigd zijn. Na jaren vanleegstand werd er een vrachtautobedrijf in gevestigd.

BierindustrieIn de 'Brouwerij' een klein zijstraatje van de Dannestraat inBreukelen stond vroeger een brouwerij. Wanneer de brouwerijgebouwd gebouwd is is niet duidelijk, vermoedelijk pas in de 17deeeuw. De meeste brouwerijen zijn in de 16de eeuw ontstaan. Elkestad had zijn eigen brouwerij, maar kleine dorpen zoal Breukelenin de regel niet. Het stichten van een brouwerij was natuurlijksterk afhankelijk van het aantal inwoners van een plaats. Voorhet bierbrouwen in de stad moesten waterschepen steeds verder omhelder water te halen, hetgeen natuurlijk een kostbare zaak was.Wat was er dan mooier dan in Breukelen aan de Vecht een brouwerijte bouwen. Rond 1850 werd er meer en meer Beiers bier ingevoerd.Het Pilsener bier werd bereid met hop en werd lekkerder gevondendan het vaderlandse bier. De meeste brouwerijen gingen dan ookover op het produceren van pils. Daarmee waren vele investeringengemoeid, die vele kleine brouwerijen hun bestaan kostten. Degebroeders Kasteleijn namen Beierse bierbrouwers in dienst, diezorgden voor pils uit Breukelen. Dat ging goed totdat één van debierbrouwers er met het bedrijfskapitaal vandoor ging. Tussen1870 en 1875 werd de brouwerij beëindigd en gingen de gebroedersdoor met de graanhandel. Het brouwerij gebouw werd afgebroken enhet dubbele herenhuis, dat er nu nog staat, werd op die plaatsgebouwd in 1879.

51

Page 52: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

De brouwerij en het gehele perceel omliggende grond stondvroeger bekend als 'de vijfhoek'. De ster met vijf punten op hetlaatste pakhuis van de Brouwerij(straat), langs de vecht, verweesnaar de naam van de brouwerij en is nu nog te zien in de top vande voorgevel van het pakhuis. De brouwerij was gevestigd in eenafzonderlijk gebouw, dat stond op de plaats waar nu de 19deeeuwse herenhuizen staan, tussen de Dannegracht in het noorden,de Vecht in het oosten, de Dannestraat in het westen en debuitenplaats Boom en Bosch in het zuiden. Ook Kockengen heeft eenbrouwerij (annex azijnmakerij) gehad, gelegen langs de Heicop.

Afb2ft. Tekening van de brouveni van de Vechtzijde gezien, omstreeks 1770. Origineelin het Rijksarchief te Utrecht.

Afb. 20 De BrouwerijDe bwrbro«v*rii

Er beslui een lekenini v u het oude dorp Breukelen in 1660 (oAftweldins » Lint) liel u n r n een tedeelte v u de luie v u Booo eBoich en vervolgen] enge Irwfevels dt brouvrrij '

52

Page 53: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Overige industrieSommige bedrijfjes groeiden uit tot een fabriekje, zo groeideonder andere een aannemersbedrijf uit tot een fabriek waar walbeschoeiingen, lantaarnpalen e.d. werden gemaakt: fa. J.W.Bronwasser Czn. (1913-1926) aan het Korenpad in Breukelen. In1926 veranderde de naam in N.V. Industrieele Maatschappij. Hetbedrijf omvatte het maken en construeren van fundaties in deruimste zin van het woord (hout, ijzer, beton). Vanaf 1922 wasbegonnen met de fabricage van 'opzetters'. De hoeveelheidgebruikte 'Bronwasser-opzetters' steeg in het vijfde jaar datdeze in de handel waren reeds tot boven de 100.000. Bronwasserwas gedurende enige jaren de enige die deze opzetters kon maken.In 1929 werd een Italiaans bedrijfje overgenomen, waar zogenaamdegecentrifigeerde betonpalen, straatlantaarns en rioolbuizenwerden gemaakt. Deze activiteit werd na de overname verplaatstnaar Breukelen. Het bedrijf floreerde en breidde zelfs uit tot degemeente Loenen (een gedeelte van de buitenplaats 'Vijverhof').Het eind van de jaren dertig ging het bedrijf bergafwaarts doorde economische malaise. In 1941 werd het zuidelijk gedeelte vanhet industrieterrein verkocht. Na de wederopbouw ging het bedrijfopnieuw van start, met als voornaamste producten betonopzettersen granieten lantaarnpalen. Het werd geen succes en in 1951 werdhet bedrijf verkocht aan de N.V.Metaalbewerkings- enHandelsmaatschappij "Maarssen".

Op het in 1941 verkochte deel van het terrein van 'Bron-wasser' . In 1944 ging het bedrijf over in C V . MetaalwarenfabriekMalchus. Malchus was eigenaar van de stofzuigerfabriek Efa,gevestigd in Amsterdam. De nieuwe vestiging ging als nieuweonderneming van start onder de naam Efa-Union. Na opneming vanhet Amsterdams Handelsbureau Corema werd de naam gewijzigd inEfa-Corema. De productie werd aanvankelijk bepaald tot onderdelenvoor stof-zuigers ten behoeve van het Amsterdamse bedrijf.Geleidelijk kwam men met eigen producten op de markt, zoalsstraalkachels, kooplaten en strijkbouten. In 1944 werkten hierzo'n 100 man. In 1947 werd het fabriekscomplex verkocht aan deN.V.Fabriek van Electrische Apparaten voorheen F.Hazemeyer en Co.te Hengelo.

Verder was er een tuinderij in Breukelen 'Vecht en Hoff', ewagenmakerij en een leerlooierij. Vanaf 1905 was er in deoranjerie van de buitenplaats Vreedenoord in Breukelen eensigarenfabriek gevestigd en vanaf 1919 werd er Pieter DinesKoffiemolenfabriek gevestigd.

In Kockengen waren verschillende bedrijfstakkenvertegenwoordigd, waaronder twee sigarenmakerij en, één in hetdorp en één in Portengense Brug. In Kockengen was ook eenwagenmakerij, een borstelmakerij en een smederij (die beslist ookin Breukelen moet zijn vertegenwoordigd). Verder waren inKockengen nog de kaaspakhuizen. Een andere bedrijfstak vormden descheepswerfjes langs de weteringen. Door het grote aantalwaterwegen was de behoefte aan kleine vaartuigen groot.

53

Page 54: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

4.3 INFRASTRUCTUUR

In de periode tussen 1850 en 1940 nam de omvang van het vervoersterk toe. Door de groeiende bevolking en de toenemendeurbanisatie werd de vraag naar snelle verbindingen tussen hetplatteland en de steden onderling groter. Veel wegen werdentussen 1850-1940 daarom verbeterd. Ook kwamen de spoorwegen, diein Nederland vlak voor deze periode hun intrede hadden gedaan,tot grote bloei. Het (spoor)wegennet werd uitgebreid en ver-beterd. In de eerste helft van deze eeuw deden de bus en de autohun intrede. Door de introductie van nieuwe transportmiddelen namin deze eeuw de betekenis van waterwegen, met name voor hetpersonenvervoer, sterk af.

4.3.1 Landwegen

De hoofstructuur van het wegenstelsel was in de periode tussen1850 en 1940 nauwelijks veranderd er werden nauwelijks nieuwewegen aangelegd. De meeste wegen waren rond 1850 nog onverhard.Alleen de interregionale verbindingen van en naar de stad Utrechtwaren bestraat of anderszins verhard. De Straatweg langs deVecht behoorde tot de belangrijkste doorgaande weg van het land.Op het eind van de 19de eeuw werden steeds meer wegen verhard metpuin, grind of sintels van de Utrechtse gasfabriek. Het onderhoudwas een zaak van de gemeente, die het echter vaak uitbesteeddeaan particulieren. Om dit te financieren werd er tol geheven. Erwaren in dit gebied dan ook verscheidene tollen, die veelal totde helft van de 20ste eeuw in gebruik bleven.

In de eerste helft van deze eeuw werden meer en meer nieuwe,verkaveling doorsnijdende, trajecten aangelegd. In 1940 werdbegonnen met de aanleg van de snelweg Utrecht-Amsterdam. Door deoorlog werd deze weg echter pas in laat voltooid. Tot de open-stelling vari deze Rijksweg 2 voor het snelverkeer (1954) was deStraatweg langs de Vecht de kortste (38 km.) en snelste route vanUtrecht naar Amsterdam. Men reed dan via Maarssen, Breukelen,Nieuwer-sluis, Loenen, Loenersloot, Baambrugge en Abcoude.

Vóór 1940 kwamen er ook nieuwe lokale wegen bij door de uit-breiding van de woonkernen. Vaak kregen bestaande wegen of padeneen nieuwe benaming, maar dit gebeurde veelal pas na 1940.

4.3.2 Waterwegen

Hoewel de koloniale handel in Amsterdam in de 18de eeuw terug-liep, bleef de handel met het Duitse achterland aanzienlijk. DeVecht bleef als onderdeel van de verbinding met de Rijn daaromerg belangrijk voor de hoofdstad. Wel raakte de route over deAngstel in onbruik en verloor de trekschuit veel klanten aan desnellere trein. Voor het vrachtverkeer bleef vervoer over waterechter een goed alternatief.

Toch voldeed de Vecht steeds minder aan de eisen van descheepvaart na de invoering van steeds snellere en groteschroefstoomboten vanaf 1859. Om een goede verbinding tussen degrote rivieren en de Amsterdamse haven in stand te houden, werdin 1881 besloten tot de aanleg van een nieuw kanaal tussen

54

Page 55: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Amsterdam en de Merwede bij Gorinchem. Tien jaar later was hetgedeelte (van Amsterdam) tot aan de Lek gereed, in 1893 in zijngeheel. Het traject was zo bepaald dat er zo weinig mogelijkhinder werd ondervonden van landverkeer en verdedigingswerken.Behalve een aantal draaibruggen kwam er bij Nieuwersluis een hogevoetbrug naar het daar aanwezige station. Het Merwedekanaalvoldeed echter niet blijvend aan de verwachtingen. In de jarendertig van deze eeuw werd daarom het Amsterdam-Rijnkanaalaangelegd, dat voor het overgrote deel het traject van hetMerwedekanaal volgde. Alleen bij Utrecht werd het nieuwe kanaalmeer westelijk gelegd; ten zuiden van de stad buigt het naar hetoosten af. In 1952 werd het geopend, hoewel de verbreding tussenDiemen en Utrecht pas in 1956 een feit was.

Doordat het Amsterdam-Rijnkanaal gebieden met een hogerewaterstand met elkaar verbond en er zo weinig mogelijk sluizen inwerden aangelegd, kwamen de dijken van het kanaal ruim boven hetmaaiveld te liggen. Het kanaal werd daardoor een sterk structuur-bepalend element in de streek direct ten westen van de Vecht.Deze invloed werd nog versterkt door een aantal hoge bruggen enbomen langs het kanaal.

De vaarten en weteringen waren er voor de afwatering (in deVecht) maar toch ook voor het vervoer van goederen (veelal bouw-en wegverhardingsmaterialen en zgn. stadsgier en turven uitVinkeveen). De tuinders en kwekers gebruikten behalve mest ookstadsgier om hun grond vruchtbaarder te maken. Het was dan ookverboden om schuiten, vlotten, bomen en vistuig in het water telaten liggen en diende het jaagpad verschoond te blijven vanopstakels. Er waren onder weg diverse loswallen voor overslag.Beurtschippers voeren vanuit Kockengen met zuivelproducten naarUtrecht en namen suiker, olie, koffie en kolen mee terug. Ooksommige scheidingssloten waren bevaarbaar.

De vaarten waren van schutten voorzien, zodat elkegrondeigenaar de waterstand in eigen hand kon houden; elke schuthad dan ook een schutwachter. In Breukelen waren diverse sluis-complexen, waarvan sommigen nu nog aanwezig zijn; o.a. hetcomplex nabij Zandpad 2 (uit 1609); het sluizencomplex in hetriviertje de Danne met sluiswachterwonigen (Stationsweg 10,12).

Vanaf de 19de eeuw werden veel molens vervangen door eengemaal. Aanvankelijk waren dit stoomgemalen, later ook diesel enelectrische gemalen. In de huidige gemeente Breukelen staan nogvier wipwatermolens; de molen aan de Stationsweg in Breukelen,die het waterschap Kortrijk en Gieltjesdorp bemaalde; de molenWagendijk 15, die het waterschap Kockengen bemaalde; en de molensaan de Angstelkade 12 en de Wagendijk 72, die respectievelijk hetwaterschap Oukoop en Spengen bemaalden. In de twintigste eeuwwerden veel waterschappen samengevoegd. Aangezien in het middenvan de vorige eeuw het merendeel van de Breukeleveense polderreeds verturfd was en dus in water herschapen, is het waar-schijnlijk dat de molens omstreeks die tijd zijn gesloopt. Boven-dien kwelde na 1880 heel wat overtollig water weg naar de toendrooggemalen, zeer laag gelegen Bethunepolder.

In de eerste helft van deze eeuw werd ook min of meer langsde Scheendijk het Waterleidingskanaal aangelegd, voor een beteredrinkwatervoorziening in de regio.

55

Page 56: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

4.3.3 Spoorwegen

In 1850 was de spoorlijn van Amsterdam naar Utrecht (1843) deenige die door het Veenweidegebied liep. Het aantal lijnen van ennaar Utrecht werd in de daaropvolgende jaren uitgebreid. In 1869werd de spoorverbinding Amsterdam-Rotterdam (1855) verbeterd doorde opening van het traject Breukelen-Harmelen, maar er werd geenstation gebouwd.

Pas in 1944 werd het aantal halteplaatsen aan de lijnUtrecht- Amsterdam uitgebreid met haltes in Maarssen en Vreelanden tot 1953 was er ook een halte in Nieuwersluis.

In het begin van deze eeuw werden de spoorlijn geleidelijkaan geëlektrificeerd.

Uithoof'

Afb. 21» Het Merwedekanaal en de spoorwegen rond 1930

56

Page 57: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

4.3.4 Militaire infrastructuur

De militaire infrastructuur was na 1850 niet meer veranderd. In1848-1850 was een nieuw bomvrij fort, Fort Tienhoven, gebouwd aanhet Tienhovens kanaal. Het is het enige fort dat binnen hetinventarisatiegebied van de gemeente Breukelen ligt. Het fortdiende ter afsluiting van de Tienhovense Vaart en ter bewakingvan de er naast gelegen inundatiekade (zie 3.4.5). In de buurtvan dit fort, op het oostelijke grondgebied van Breukelenbevinden zich enige betonnen bunkers die gebouwd zijn in hetbegin van deze eeuw, tijdens de mobilisatie 1914-1918. Het zijnvierkante, betonnen blokken', waarvan aan 3 zijden de boven-zijdeis afgeschuind. De bunkers deden dienst als groepsschuil-plaatsen. Het was de bedoeling dat van achter de innundatiesvanuit deze schuilplaatsen de vijand kon worden beschoten. Debunkers bevinden zich in de buurt van 'accessen', plaatsen(bijvoorbeeld dijken) waar de vijand de innundaties konvermijden. Bovenop de bunkers zijn haken aangebracht waaraancamouflagemateriaal kon worden bevestigd.

De bepalingen uit de Kringenwet 1853 verboden vaste bebouwingbinnen de Kringen. Daarom ging men over tot de bouw van houtenhuizen binnen de kringen, die in geval van oorlog snel verwijderdkonden worden.

Tot driemaal toe werden de forten rond Utrecht in staat vanverdediging gebacht: in 1870 (Frans-Duitse oorlog) en in demobilisatieperioden 1914-1918 en 1939-1940. Na de Tweede Wereld-oorlog werden alle forten geleidelijk als vestigingswerk in dezin der wet opgeheven en kregen een andere bestemming.

Afb. 21b Fort Tienhoven, op de grens van Breukelen en Maarssen

57

Page 58: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

4.4 NEDERZETTINGEN

Rond 1850 waren de meeste dorpen, op Breukelen na (-St.Pieter en-Nijenrode), nog echt besloten agrarische gemeenschappen. Door deverbetering van verbindingen en de opkomst van de industrieveranderde dit langzamerhand. In dorpen langs de spoorwegen, dusook in Breukelen, kwam in het begin van deze eeuw voorzichtig hetforensisme op gang. De dorpen in de veenontginningen ten westenvan de Vecht bleven tot 1940 vrijwel alle zuivere wegdorpen metlintbebouwing. Wel werden tussen de bestaande bebouwing nieuweboerderijen of andere gebouwen gebouwd. De kerkweg in Kockengenwas in 1940 de enige straat waar nieuwe bebouwing buiten deoorpsronkelijke strook werd aangetroffen. In alle andere kernendateert dergelijke bebouwing van na de Tweede Wereldoorlog.

4.4.1 Breukelen

Zoals reeds in 3.5.2 is beschreven bestond het huidige Breukelenin 1850 uit twee gemeenten: Breukelen-St.Pieter (de voormaligegerechten St.Pieter en Breukelerveen) en Breukelen-Nijenrode (devoormalige gerechten Nijenrode en het Statengerecht). In 1857werd Breukelen-Nijenrode met Portengen uitgebreid.

Vóór 1900 werd er in het Breukelen vooral rondom de Kerk ende Brink gebouwd. In een aantal straten, die ook toen al tot hetcentrum behoorden (Kerkbrink, Kerkplein, Brugstraat, Herenstraat,Dannegracht, Dannestraat, Brugstraat, Brouwerij) werd debebouwing aangevuld. Hierdoor werd de centrumfunctie steeds meervisueel versterkt. Ook langs de Straatweg nam de bebouwing in detweede helft van de 19de eeuw toe, in de vorm van villa-bebouwing, buitenplaatsen en boerderijen. Langs de Vecht werdenboerderijen verbouwd tot buitenplaats en nog nieuwe buiten-plaatsen aangelegd (zie 4.4.5). Ook de industrie langs de Vechtbreidde zich een weinig uit, o.a. de dakpanfabriek 'Vecht enRhijn'. De Brouwerij kreeg rond 1900 een andere bestemming. Inhet noorden van Breukelen, langs de Westzijde van de Vecht ont-wikkelde zich een ander industriegebied en in 1928 kwam hier inde buurt een watertoren. Breukelen kreeg geleidelijk een stuwendeen regionaal verzorgende activiteit. Al omstreeks 1930 was deindustrie - hoewel van bescheiden omvang - relatief voor debevolking van zodanig belang geworden, dat Breukelen eengeïndustrialiseerde plattelandsgemeente kon worden genoemd. Ditindustrialisatieproces heeft zich sindsdien nog wat voortgezet.Opvallend is dan dat Breukelen door de industriële ontwikkelingin de eerste plaats werkgemeente was geworden: er vonden meerarbeiders uit andere gemeenten werk in Breukelen dan omgekeerd.Doodre uitbreiding van de stuwende werkgelegenheid tussen 1930 en1950 alsook de uitbreiding het'aantal kleine bedrijven, steeg deberoepsbevolking. Binnen de stuwende verkeersbedrijven had eenverschuiving van het vervoer te water naar het wegvervoer plaats.Ook de regionaal verzorgende functie nam toe. De bestaanbasis vanBreukelen was dus zeker niet eenzijdig, al lag het zwaartepuntzowel in 1930 als in 1947 bij de industrie. Breukelen was dan ooken zogenaamde geïndustrialiseerde plattelandsgemeente. Bij dezeindustriële ontwikkeling speelde het forenzisme een belangrijkerol. De industrie te Breukelen trok een groot aantal werkers uit

58

Page 59: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

andere gemeenten tot zich, terwijl inwoners van Breukelen in deindustrie elders en wel voornamelijk te Maarssen werkzaam waren.

Breukelen had, evenals Maarssen, een gunstige ligging aan deVecht, de spoorlijn Utrecht-Amsterdam (1843) en het Merwede-kanaal (1892). De ontwikkelingen zoals hierboven beschreven warendan ook vergelijkbaar met Maarssen, zij het op iets kleinereschaal en iets later dan in Maarssen.

Na de eeuwwisseling kwam de ontwikkeling van het dorp pasecht goed op gang. Er werden steeds meer open plekken bebouwd ende kern werd steeds verder verdicht. Tussen 1920 en 1930 werd dewijk 'De Poel' aangelegd en al gedeeltelijk bebouwd (W.v.Collen-straat en Stationsweg) met midenstandswoningen en arbeiders-woningen. Ten noorden van de Brink kwam een volgende dorps-uitbreiding, later bekend als 'De Eendracht' al gedeeltelijk totontwikkeling. Vóór de oorlog (1930-1940) was ook hier albebouwing, langs de Looyersdijk en de Eendrachtlaan. In deStationsbuurt werden in de eerste helft van de 19de eeuwarbeiderswoningen gebouwd. Tussen 1920 en 1940 kwamen er in hetoosten van de gemeente, tussen de Scheendijk en de plassen ookwel Kievietsbuurt genoemd, enkele zomerwoningen.

De ruimtelijk structuur van de kern van Breukelen was na 1850niet veranderd. De hoofdstructuur van het gebied werd gevormddoor de noord-zuid georiënteerde Vecht en Straatweg en de haakshierop, oost-west, georiënteerde Brugstraat, de Kerkbrink, hetKerkplein en de Danne. De Brugstraat sluit aan op de brug over deVecht. De structuur van het dorp in zijn geheel veranderde wel na1850 omdat het dorp zich steeds verder ontwikkelde. Zo kwamen ernieuwe wijken met een geheel eigen structuur, veelal op basis vaneen eenvoudig wegenpatroon (De Poel, De Eendracht, Noord,Stationsbuurt).

Tussen 1850 en 1940 groeide de bevolking geleidelijk aan (zietabel). De beide Breukelens groeiden van 2384 inwoners samen in1850, tot 2635 inwoners in 1870, 3069 inwoners rond 1900 en 4321inwoners in 1940.

jaar

1850187018901900193019401948

Breukelen-Nijenrode

168518272382-

290033954086

Breukelen-St.Pieter

699808811.

8889261176

Breukel

2384263531933069378843215262

Tabel: De ontwikkeling van het inwonertal der gemeentenBreukelen-Nijenrode en Breukelen-St.Pieter. (Bron:CBS, uitkomsten der volkstellingen.

Hoe de verdeling der bevolking in de loop der tijden was over hetStatengerecht (het eigenlijke dorp met de Stationsbuurt en derijksstraatweg naar het noorden) en het gerecht van Nijenrode(Nijenrode en het agrarisch gebied ten westen van het dorp) isniet na te gaan. De sterkere groei in Breukelen-Nijenrode was weleen gevolg van de groei van het eigenlijke dorp. Van Breukelen-

59

Page 60: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Alb 1 Kaart van de gemeente Breukelea-Nijcnrode. getekend door J Kuijper in 1866Deze kaart verd gepubliceerd in de beroemde Uemeente-allas van Nederland, velkeia de laren 1863 tot en met 18S2 - over verschillende delen gespreid - door HugoSunngarte Leeuwarden verd uitgegeven

Afb x Kaart van de gemeente Breukelen-St Pieters, getekend door J Kuiiper ü> 1866en opgenomen in de Gemeente-atlas van Nederland, een meerdelig boekwerk dat inde jaren lif> - IS&2 verschenen is bij Hugo Sunngar te Leeuwarden Bij Breukelen-St.Pielers behoorde nog steeds ook een gebiedsdeel aan de overzijde van de Vecht, eenerfenis uu de Middeieeuven

Afb. 22 Breukelen-Nijenrode en Breukelen-St.Pieter. Afb. 1

60

Page 61: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

St.Pieter heeft tot 1795 Breukelerveen (het deel ten oosten vande Scheendijk) de grootste toeneming bewerksteligd, doch daarnaBreukelen-Proosdij (het deel tussen de Vecht en de Scheendijk meteen klein deel in het zuiden der gemeente ten westen van deVecht, waarin de steenfabriek Vecht en Rijn was gelegen).

In onderstaande tabel staat de mannelijke beroepsbevolkingvan de gemeente Breukelen (-Nijenrode en -St.Pieter) gespeci-ficeerd voor de jaren 1889, 1930 en 1947, waaruit de al eerderbeschreven nijverheids- en agrarische ontwikkelingen duidelijkherkenbaar zijn (Bron: CBS Beroepentellingen).

bedrijfstak

nijverheidlandbouwveenderijenoverige bedrij fs-

klassen

totaal

1889

aantal

34017572

370

957

%

35,518,37,5

38,7

100

1930

aantal

5262774

361

1168

X

45,023,70,3

31,0

100

1947

aantal

660244

5

526

1435

%

46,017,00,3

36,7

100

4.4.2 Nieuwer Ter Aa

Tussen 1850 en 1940 bleef Nieuwer Ter Aa nog voornamelijk eenagrarische gemeente. Ook de middelen van bestaan waren in de loopder tijd nauwelijks veranderd. De oppervlakte bouwland, waaroplater naast granen ook suikerbieten en aardappelen geteeldwerden, liep terug, hetzij door inklinking van de bodem, hetzijdoor verdroging van de grond. Geleidelijk werd het afwisselendegebruik van de bodem vervangen door de weidebouw.

Het verkeer van Amsterdam naar Utrecht had slechts weiniginvloed gehad op de lokale economie. Tot 1900 werd er dan ookweinig nieuw gebouwd in het dorp, o.a. wel een school tegenoverde kerk.

De structuur van het gebied werd bepaald door de Kerklaanmet de kerk enerzijds en de Aa en de Wilhelminalaan anderzijds.De belangrijkste straat liep, net als in de Vechtdorpen nietdirect langs het water. Tot 1950 was de structuur en het totalebeeld van het dorp nauwelijks veranderd, het bleef een kleinenederzetting met een specifiek landelijk karakter. Ondanks hetteruglopen van arbeidsplaatsen in de landbouw en slechts eenkleine groei in het voorzieningenniveau, groeide het dorpje in de20ste eeuw, vooral na de oorlog. Oorzaak was het groeiend aantalforenzen. De dorpsuitbreiding voltrok zich vooral ten oosten vande Aa. Naast de 'aangroei' van huizen langs de uitvalswegen naarde Vecht, waren er aan weerszijden van deze weg twee buurtjesaangegroeid, bebouwd met woningen, twee schoolgebouwen en eensportterrein. Als gevolg hiervan kwam het oude dorp aan dewestoever excentrisch te liggen. De ontsluiting van het dorpjeliep via de Wilhelminastraat en de Kerklaan aan de westzijde envia het Honderdsche Laantje aan de zuid-oostzijde, onderling

61

Page 62: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

verbonden door de Dorpstraat en Den Dam. Vanaf het HonderdscheLaantje, de Dorpstraat en de Wilhelminastraat worden de nieuwewoonbuurten worden bereikt. Via de Julianalaan werd de westelijkedorpsuitbreiding en via het Hondersche Laantje de oostelijkdorpsuitbreiding ontsloten.

De visuele karakteristiek van het gebied wordt met namebepaald door de dorpskern. De dorpskern van Nieuwer-ter-Aa werdin 1966 op grond van artikel 20 van de Monumentenwet beschermdals 'Beschermde dorpsgezicht'. De oudste bebouwing staat aan deDorpstraat, Den Dam en de Julianalaan. De bebouwing wordt bepaalddoor de hoofstructuren van het dorp. Doordat de bebouwingrichtingaan de Dorpsstraat haaks op of evenwijdig aan de Aa staat, heeftde ruimte direct ten oosten van Den Dam een schegvorm gekregen.De woningen ten zuiden van de Dorpsstraat zijn aaneengesloten,terwijl die aan de noordzijde vrijstaand zijn. Het profiel aan dewestzijde van de schegvormige ruimte is zeer nauw. De nok-richtingen staan over het algemeen evenwijdig aan de begrenzings-richtingen van de schegvormige ruimte. Ademen Dorpstraat en DenDam een duidelijke 'dorps binnengebied'-sfeer uit, in het gebiedvan de Julianalaan voelt men duidelijk dat men het buitengebiednadert: met 'losse' bebouwing, laanbeplanting, boomgaard endoorzichtmogelijkheden naar het open polderland.

Afb. 23 Nieuwer Ter Aa 1850-1940

62

Page 63: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

4.4.3 Kockengen

Tussen 1850 en 1940 bleef ook Kockengen een uitgesprokenagrarische gemeente. Ook hier waren de middelen van bestaan in deloop der tijd nauwelijks veranderd. In de tweede helft van de19de eeuw maakte de landbouwcrisis veel slachtoffers onder depachters en de grondbezitters, die niet genoeg kapitaal hadden omenige slechte jaren te overbruggen en men werd gedwongen hunbezittingen tegen sterk verlaagde prijzen te verkopen.Geleidelijk aan werd de economische toestand echter beter, vooraltoen bleek dat het onverveende land uitstekend geschikt was voorde tuinbouw. Die beleefde dan ook een snelle opkomst.

Doordat echter het land drassig was dit gebied niet ergtoegankelijk. De oude verkeerswegen gingen langs de Vecht en deAngstel, waardoor dit gebied tamelijk geïsoleerd bleef. Door deaanleg van de spoorlijn van Breukelen naar Woerden in 1869 werddit gebied wel doorkruisd, maar niet echt ontsloten door despoorlijn. Industrie was er niet meer, de oude bierbrouwerijen,die nog door van der Aa in 1840 worden vermeld, waren verdwenen.

De structuur van het dorp Kockengen werd bepaald door hetbeloop van de polderweteringen de Bijleveld en de Heicop en wasna 1850 niet veranderd. Bepalend binnen deze historisch-ruimtelijke structuur was de ligging van de kerk tusen de beideweteringen. De plattegrond van het dorp was eenvoudig en werdnaast De Heicop, de Voorstraat, de Wagendijk en de Korte Kerkwegbepaald door de Kerkweg, het Kerkplein en de Nieuwstraat, allenopgenomen in de rechthoekige perceelsstructuur. Bijzonder is deopen ruimte tussen de Voorstraat en de Wagendijk, dat nu wel eenrechthoekig plein vormt, maar oorspronkelijk een open weteringwas, die medio deze eeuw werd gedempt. De strookvormige perce-lering, haaks op de ontginningsbasis, langs de westzijde van DeBijleveld en de oostzijde van De Heycop gelegen, bepaalden hetkarakter van het dorp. De visuele relatie tussen de bebouwing enhet achterland was kenmerkend voor het agrarisch karakter.

De bebouwing van de kern bestond uit kleine dorpshuizenrondom de forse kerk, waardoor de centrumfunctie van dit gebiedwerd versterkt. Deze bebouwing stond in contrast met enkele grotehofsteden aan weerskanten van de kern, respectievelijk aan dewestzijde van de Bijleveld en aan de oostzijde van de Heicop.In de dorpskern was de bebouwingsdichtheid groter dan daarbuiten.De bebouwing (eenvoudige dorpsbebouwing, boerderijen en kaas-pakhuizen) dateerde voornamelijk van na 1850. De bebouwingbestond veelal uit boerderijen die op de kop van de kavels, opregelmatige afstand van elkaar, waren gelegen en sloot aan op deperceelsoriëntatie.

Het belangrijkste dorp in de gemeente was Kockengen zelf, deenige nederzetting met geconcentreerde bebouwing. De rest van debebouwing lag langs de drie parallel lopende nnw. - zzo. gerichtedijkwegen in de vorm van lintbebouwing. Het meest westelijke laghet buurtschap Spengen langs de Spengense weg, door de Meentwegverbonden met de tweede nnw.-zzo.weg. Kockengen zelf lag bij detweede weg, de Wagendijk, die in het zuiden van de gemeente doorde Laagnieuwkoopsebuurtweg met de derde weg was verbonden. Langsde derde weg, de Portengenseweg lagen van zuid naar noord gaande,de buurtschappen Gieltjesdorp, Portengensebrug en Portengen-zuid-zijde. Portengen noordzijde behoorde tot Breukelen. Omdat de

63

Page 64: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

grens met Vleuten over het midden van de Laagnieuw-koopsebuurtwegliep, behoorde slechts het aan de noordzijde van deze weg gelegendeel van Laag-Nieuwkoop tot de gemeente Kockengen.In 1942 werden de gemeenten Kockengen en Laag-Nieuwkoop tot ééngemeente verenigd; het inwonertal bedroeg toen rond 1450. In hetnoorden werd de gemeente Kockengen begrensd door de gemeentenWilnis en Vinkeveen/Waverveen, in het oosten door de gemeenteBreukelen, in het zuiden door de gemeenten Harmelen en Vleuten-DeMeern en in het westen door de gemeente Kamerik.

4.4.4 Verspreide bebouwing 1850-1940

De verspreide bebouwing bestond vrijwel geheel uit boerderijenaan beide zijden van de dwarsweteringen waren geplaatst. Ingebieden waar de boerderijen geconcentreerd lagen ontstondenbuurtschappen, die zich later al dan niet tot een dorp ontwik-kelden. Zo hadden zich vóór 1850 al de buurtschappen Oud-Aa,Kortrijk, Portengen, Spengen en Oukoop en Portengense Brugontwikkeld. In het patroon van de verspreide bebouwing, die nietin het groter geheel van de dorpen en buurtschappen wasopgenomen, veranderde na 1850 vrijwel niets. Het betreft hierenkele verspreid liggende boerderijen, zoals bijvoorbeeld 'DeMorgenstond' aan het verlengde Scheendijk. Vaak lagen dezeboerderijen in het verlengde van een bepaalde hoevestrook. Hieren daar werden ook kleine arbeidershuisjes of verveningshuisjesgebouwd. Voor voorzieningen waren de bewoners van de hoevestrokenaangewezen op de naburige dorpen. Tussen de puur agrarischenederzettingen en de dorpen werd daarom soms een weg of voetpadaangelegd om bijvoorbeeld de kerk te kunnen bereiken.

CEMEKKTEAfb. 24 Kockengen

1465 64

Page 65: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

4.4.5 Buitenplaatsen

Na 1850 veranderde de buitenplaatsenstrook in wezen niet. Na deachttiende eeuuw was de populariteit van de Vecht afgenomen enwaren tussen 1800 en 1850 verschillende buitens afgebroken. Doorde toegenomen mobiliteit werd het echter voor weigestelden welmogelijk om zich definitief buiten de stad te vestigen.

In verband met de geliefde landschapsstijl voor de tuinenwaren na 1850 vooral zandgronden geliefd. Ondanks de geringerepopulariteit van de natte laaggelegen veengebieden en de streeklangs de Vecht, bleef het aantal buitens tussen 1850 en 1940 minof meer gelijk aan dat van vóór 1850. De meeste buitens dateerdendan ook van vóór 1850. Sommige buitens werden verbouwd en eenenkeling gebouwd (Silversteyn rond 1930).

Tot 1900 bleef in de buitenplaatsen de woonfunctie meestalgehandhaafd. Daarna, maar met name na de Tweede Wereldoorlogkregen de buitenplaatsen ook andere bestemmingen. Sommigebuitenplaatsen die werden verbouwd of een andere bestemmingkregen, worden hierna besproken.

Nijenrode werd in 1860 gerestaureerd en wederom tussen 1907en 1911. Tijdens deze restauratie werden de stenen bruggen uit1860 weer vervangen door de oorspronkelijke ophaalbruggen en werdde toegangspoort tot het slotplein opnieuw opgetrokken. Op deonderbouw uit 1511 werd een nieuwe torenspits gebouwd en in 1917-1918 werd de vervallen donjon herbouwd, een verdieping hoger danoorspronkelijk. In de tijd van de restauratie veranderde men hetoorspronkelijk strakke geometrische park volgens de heersendemode in een park in Engelse Landschapsstijl. Al in de 18de eeuwwas er een deftige kostschool voor jonge meisjes in Nijenrodegeweest. In 1946 werd Nijenrode opnieuw opleidingsinstituut endeze bestemming heeft het kasteel tot op heden. Op het terreinwerden hiertoe in de loop der tijd verscheidene paviljoensgebouwd.

Tot 1890 liep de Herenweg vlak langs de beide bouwhuizen vanVreedenoord en het nu verdwenenn fraaie hek dat de ruimtedaartussen afsloot. De tuin strekte zich eertijds uit tot over dehuidige Straatweg en omvatte ook het terrein van de huizenBeekoever en de Kaap. Daarnaast lag de tuin van Boom en Bosch dielangs de Vecht tot voorbij Grigia reikte. Het huis had een tuinmet een landschappelijke aanleg met een theekoepel uit 1836.Omstreek 1896 werd het deel van het huis aan de noordkant van degang afgebroken. Ca. 1905 brandde het bijgebouw (de voormaligeoranjerie) aan de zuidkant uit, waar toen sigarenfabriek ingevestigd was. Een nieuw fabriekspand nam de plaats in van ditgebouw met gebruikmaking van sloopmateriaal afkomstig uit hetgrote huis. In 1917 is de bestaande stal aan het huis gebouwd enheeft waarschijnlijk de verbouw van het voorhuis plaats gevonden.Vanaf 1919 werd er in Vreedenoord de Pieter Dines Koffiemolen-fabriek gevestigd.

In 'Klein Boomrijk' was vanaf 1970 in het hoofdgebouw en hetkoetshuis De Vereniging Bitumeuze Werken gehuisvest. Acht jaarlater herbouwde deze eigenaar het afgebroken gedeelte van hethuis. Mometeel is het in gebruik als kantoorgebouw.

65

Page 66: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

De OliphantVecht en RhijnVrede en RustSlangevechtKasteel OudaenSilversteynKasteel NijenrodeVreedenoordBoomrijkKlein Boomrijk

74

7880

88

92

Boom «n. Bosch 94Kasteel Gunterstein )&Vecht en Dam 9#Vegt en Hoff ] 00Qucekhoven 102Vroeglust 104Groenevecht 106Nieuw-Hoogerlust 108Vegtvliet 1 JQVechtzigt ])2

Afb. 25 Buitenplaatsen in Breukelen

66

Page 67: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

5 RECENTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN

Na de Tweede Wereldoorlog maakte het huidige Breukelenverscheidene ontwikkelingen door. De toegenomen bevolking, degegroeide mobiliteit, verdere technische ontwikkelingen, detoegenomen vrije tijd, komen alle tot uitdrukking binnen degemeente. Door de voortgaande modernisering trad er een schaal-vergroting op in de landbouw. Steeds meer boerderijen verlorenhun agrarische bestemming en kregen nu en woonfunctie. Doorverdere verkaveling trad er verdichting op van de lintbebouwing,maar ook in de dorpscentra was er sterke verdichting.De huidige gemeente Breukelen is nog vrij jong. In 1948 werdenBreukelen-St.Pieter en Breukelen-Nijenrode samengevoegd. In 1964werden Ruwiel en Nieuwer Ter Aa samengevoegd en later onderBreukelen gebracht. Kockengen, dat eerst in 1942 was uitgebreidmet Laag Nieuwkoop, werd in 1989 bij Breukelen gevoegd. Voor deTweede Wereldoorlog was het forens isme reeds voorzichtig op ganggekomen. Veel inwoners van Breukelen hadden hun werk in Utrechtof Amsterdam of Hilversum. Na dit voorzichtige begin, nam desuburbanisatie na 1950 enorm toe.

BreukelenIn 1940 had Breukelen-St.Pieter 926 inwoners. In Breukelerveennam de bevolking geleidelijk af tot 365 in 1947 en 345 in 1960.De bevolking in de strook langs de oostzijde van de Vecht(Proosdij) nam daartegenover verder toe (van 550 in 1940 en 748in 1947). Door de samenvoeging der twee gemeenten per 1 januari1949 en een andere indeling der teldistricten is de ontwikkelingsindsdien niet meer te volgen.

Deze laatste moeilijkheid geldt ook voor het agrarisch gebiedin het westen van de gemeente. Toch bestaat de indruk dat,evenals Breukelerveen, het aantal inwoners hier ook afnam. In1947 telde het tot de gemeente behorende Portengen nog 106inwoners, in 1960 waren dat er nog maar 87. Het in de gemeentegelegen deel van Oud-Aa had in 1947 nog 251 bewoners, terwijl hetruimere gebied Oud-Aa en Kortrijk er in 1960 slechts 226 had.

In 1960 was 90% van de bevolking in de middenstrook dergemeente Breukelen geconcentreerd. Deze middenstrook bevat echterzowel het eigenlijke dorp als de strook ten noorden en ten zuidendaarvan ter weerszijden van de Vecht en bovendien de Stations -buurt. Het dorp met de stationsbuurt telde (zonder de bewonersvan het kasteel Nijenrode) in 1947 ongeveer 2900 zielen, hetgeentoen 60% van de inwoners was. In 1960 was het aantal zielen vanhet eigenlijke dorp met de stationsbuurt naar schatting ongeveer4460 of wel 70% van de inwoners.

jaar

19401948

Breukelen-Nijenrode

33954086

Breukelen-St. Pieter

9261176

Breukelen

43215262

Tabel: De ontwikkeling van het inwonertal der gemeentenBreukelen-Nijenrode en Breukelen St.Pieter. (bron:CBS, uitkomsten der volkstellingen).

67

Page 68: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Breukelen werd na de Tweede Wereldoorlog uitgebreid in ver-schillende dorpsgebieden, maar heeft tot op heden haar dorpsekarakter behouden. Eerst werd de wijk 'De Poel', die al vóór deoorlog gedeeltelijk was bebouwd (U.v.Collenstraat en Stations-weg) , verder opgevuld met bebouwing met middenstandswoningen enarbeiderswoningen en enkele villa's en voornamelijk bestaande uittwee bouwlagen. Daarna werd het dorpsgebied 'De Eendracht'ontwikkeld, ook hier betrof het meestal twee bouwlagen. Vóór deoorlog was ook hier al bebouwing (Looyersdijk en langs deEendrachtlaan). Ten noorden van de buurt 'De Eendracht' kwam inde jaren 60 een nieuwe wijk tot ontwikkeling, met de eerstebebouwing langs de G.S.van Ruwiellaan. Pas tussen 1965 en 1975kwam hier een enorme dorpsuitbreiding tot stand, bekend als'Breukelen-Noord', voornamelijk bestaande uit flatbebouwing.Ook in de Stationsbuurt (ook wel 'het rode dorp' genoemd) kwamenin de tweede helft van deze eeuw nieuwe huizen, veelal arbeider-swoningen, bij. In het oosten van de gemeente werden er tussen deScheendijk en de plassen, de Kievietsbuurt, na de oorlog steedsmeer zomerwoningen gebouwd. In de jaren 80 en 90 kwam de wijk'Griftensteijn' (Otterspoorbroek) tot ontwikkeling.

\^tj\ lÈÈÉ**^.

?•. t-€J^r

Afb. 26 Plattegrond van het huidige dorp Breukelen

68

Page 69: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

BREÜKELEN

Afb. 27 Het huidge dorp Breukelen

69

Page 70: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Behalve in plaatsen als Breukelen werd ook in de kleinerekernen gebouwd. Tegelijkertijd nam de bedrijvigheid in dezekernen toe.

Nieuwer Ter AaIn Nieuwer Ter Aa werden in de jaren 50 een aantal nieuwewoningen gebouwd. De dorpsuitbreiding voltrok zich vooral tenoosten van de Aa. Naast de 'aangroei' van huizen langs deuitvalswegen naar de Vecht, waren er aan weerszijden van deze wegtwee buurtjes aangegroeid, bebouwd met woningen, tweeschoolgebouwen en een sportterrein. Als gevolg hiervan kwam hetoude dorp aan de westoever excentrisch te liggen. De ontsluitingvan het dorpje liep via de Wilhelminastraat en de Kerklaan aan dewestzijde en via het Honderdsche Laantje aan de zuid-oostzijde,onderling verbonden door de Dorpstraat en Den Dam. Vanaf hetHonderdsche Laantje, de Dorpstraat en de Wilhelminastraat wordende nieuwe woonbuurten worden bereikt. Via de Julianalaan werd dewestelijke dorpsuitbreiding en via het Hondersche Laantje deoostelijk dorpsuitbreiding ontsloten. De bebouwing bestaat voor-namelijk uit eensgezins- en arbeiderswoningen.

Ook nu nog wordt de karakteristiek van het dorp met namebepaald door de dorpskern. De dorpskern van Nieuwer-ter-Aa werdin 1966 op grond van artikel 20 van de Monumentenwet beschermdals 'Beschermde dorpsgezicht'.

IEUWER TER

Afb. 28 Plattegrond van het huidige dorp Nieuwer Ter Aa.

70

Page 71: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

KockengenZoals beschreven in 4.4.3 omvatte Kockengen vanaf 1942 behalve dedorpen Kockengen en Laag-Nieuwkoop enkele boerderijen in hetzuiden van Kortrijk, de buurtschappen Spengen, Kortrijk,Gieltjesdorp en Portengen zuidzijde. Portengen noordzijdebehoorde tot Breukelen. In de jaren 70 werd in Kockengen met denieuwbouwwijk 'Groenlust' begonnen, waarvan inmiddels 2/3e isbebouwd, voornamelijk bebouwd met eensgezins-woningen. Inbuurtschappen als Portengen, Oud-Aa en Kortijk werden nieuwehuizen en af en toe boerderijen aangelegd tussen de bestaandebebouwing. In 1976 besloeg de gemeente Kockengen 1948 ha, met2750 inwoners, toch bleef Kockengen een plattelandsgemeente.

KOCKENGENGEM. BREUKELEN

Afb. 29 Plattegrond van het huidige dorp Kockengen

Met al deze uitbreidingen nam ook de regio-functie van Breukelensteeds meer toe. Er kwamen in Breukelen steeds meer winkels enook de horeca nam in verband met de groeiende recreatie toe. Totop heden heeft Breukelen haar betekenis als streekcentrum alleenmaar verder bevestigd.

Zowel demografische als economische krachten lagen tengrondslag aan de ruimtelijke veranderingen van de dorpen aan heteind van de jaren 50. De voortzetting van de na-oorlogse groeidoor het forenzisme en het feit dat de industrie in belangrijkeen toenemende mate een beroep op elders wonende arbeiders moest

71

Page 72: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

doen, zorgde voor een toeneming van het inwonertal dat boven denatuurlijke aanwas lag. Breukelen werd langzamerhand steeds meereen woongemeente voor in Utrecht en Amsterdam werkende midden-groepen. Ondanks de opening van rijksweg A2 in 1952 was dezewoonfunctie in 1960 nog niet van overheersend belang. Wat betreftkarakter bleven alle nederzttingen toch echte plattelandsdorpen.

Ook na 1940 en tot op heden bleef de hoofdstructuur van dedorpen vrijwel onveranderd, maar werd alleen verder uitgebreid.Alleen Breukelen profileerde zich als streek-centrum enveranderde daarmee wel van karakter.

Land-, spoor- en waterwegenDoor de toegenomen mobiliteit (woon-werkverkeer) steeg de vraagnaar goede verbindingen. Vooral het toegenomen autogebruik leiddetot het verbeteren en verbreden van veel bestaande wegen en deaanleg van nieuwe autowegen en autosnelwegen, o.a. de RijkswegA2. Hiertoe werd op verschillende plaatsen pleistoceen zand uitde ondergrond gewonnen. Een verbreding van de spoorlijn Utrecht-Amsterdam staat op stapel. Door de enorme groei van het scheeps-verkeer en de ontwikkeling van de duw-vaart werd in 1981 hetAmsterdam-Rijnkanaal verbreed.

IndustrieDe industrie heeft zich in de loop der tijd langzaam aanverplaatst van de Vecht, de voormalige handelsroute, meer naarhet westen toe. Er ontstond een gehel nieuw industrieterreintussen de spoorlijn en de autosnelweg A2.

De industrieterreinen langs de Vecht liepen terug ofveranderden van bestemming. Zo werd het grote bedrijf De N.V.Industriële Maatschappij, voorheen 'Bronwasser' gespecialiseerdin het maken van funderingen (opzetters), beschoeiingen,betonpalen, straatlantaarns en rioolbuizen., was in 1951 verkochtaan de N.V.Metaalbewerkings- en Handelsmaatschappij 'Maarssen'.

Beter ging het met de C V . Metaalwarenfabriek Malchus, later'Efa-Coreraa' (stofzuigeronderdelen, straalkachels, kooplaten enstrijkbouten), waar rond'1944 nog zo'n 400 man werkten. In 1947werd het bedrijf verkocht aan de N.V.Fabriek van ElectrischeApparaten voorheen F.Hazemeyer en Co. te Hengelo. Dit bedrijfvond juist de centrale ligging tussen Amsterdam em Rotterdamzeer aantrekkelijk. Door grote orders vanuit de marine ontstonder een grote vraag naar arbeidskrachten. Hiertoe trok Hazemeyerbuitenlandse werknemers aan, waaronder Grieken, Italianen,Marokkanen, Turken en Antillianen. Omstreeks 1960 werd eentopbezetting van 225 personen bereikt. Het productiepakket werduitgebreid met apparatuur voor scheeps- en landgebruik, zoalsstopcontacten, schakelkasten en transformatorhuisjes. Verder waser een spuitgieterij. Door het opkomende kunststofgebruik en eenkentering in het economisch tij ging het bedrijf toch langzaamachteruit en daalde het aantal personeelsleden tot ongeveer 100personen in dejaren zeventig. Uiteindelijk werd het bedrijf in1982 gesloten.

•72

Page 73: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Forensisme en recreatieNa de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde zich in het oosten van degemeente Breukelen een geheel andere sector. Door de toenemendehoeveelheid vrije tijd nam ook de behoefte aan recreatiegebiedentoe. In het oosten van de gemeente Breukelen werd hiertoe eenrecreatiegebied langs ingericht. Langs de Scheendijk en aanweerszijden van De Meente werd werden, op de voormalige turf-legakkers meer en meer vakantiewoningen gebouwd. Het gebied isbekend als de 'Kievitsbuurt'. Ook kwamen er jachthavens langs deScheendijk. Ook op de Vecht is de watersportrecreatie enormgegroeid. Het aantal personen, dat volledig emplooi vond in debedrij fsklasse 'recreatie', was echter beperkt gebleven, vanwegehet tijdelijk karakter van de recreatie in Breukelen.

Afb. 30 Recreatiegebied 'De Kievietsbuurt' aan de Scheendijk.

73

Page 74: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

74

Page 75: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

DEEL B INVENTARISATIE

75

Page 76: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

76

Page 77: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

1 STEDEBOUWKUNDIGE TYPOLOGIE

1.1 GEBIEDEN BINNEN DE BEBOUWDE KOM

1.1.1 Dorpskernen vóór 1850 en 1850-1940

Rond 1850 waren de dorpen nog besloten agrarische gemeenschappen.De historisch-ruimtelijke structuur van het gebied was in wezenniet veranderd en is tot op heden nog herkenbaar. De structuurvan Breukelen-St.Pieter, Breukelen-Nijenrode en Nieuwer Ter Aawerd bepaald door de rivierlopen de Vecht en de Aa. In Breukelenbestond de bebouwing uit buitenplaatsen, vooral langs de Vecht,gewone dorpsbebouwing en industriële bebouwing. De dorpen Nieuwerter Aa, Kockengen en de buurtschappen daar rondom hadden eensterk agrarisch karakter. De nederzettingen waren allen bepaalddoor de verkavelingsstructuur en doorgaande wegen. Hier bestondde bebouwing voor een belangrijk deel uit boerderij stroken enverder uit gewone dorpsbebouwing. Eind vorige eeuw steeg hetaantal inwoners binnen dit gebied, met name in de dorpenBreukelen-Nijenrode, en Kockengen. In Breukelen St.Pieter,Nieuwer Ter Aa en de buurtschappen was de groei geringer.

BreukelenKarakteristiek voor Breukelen is de ligging op de oeverwallen vande Vecht en de aanwezigheid van een dorpscentrum (brink) enenkele uitvalswegen die op de brink samenkomen. De belangrijksteweg is de Straatweg, die tussen de Brink en de Kerk doorloopt.

De historisch-ruimtelijk structuur van de dorpskern vanBreukelen had zich al vóór 1850 ontwikkeld en werd met namebepaald door de kerk met Kerkplein en de Kerkbrink. Tussen 1850en 1940 veranderde deze structuur in wezen niet. De hoofd-structuur van het dorp werd gevormd door de noord-zuidgeoriënteerde Vecht en Straatweg en de haaks hierop, oost-west,georiënteerde Brugstraat, de Kerkbrink, het Kerkplein en deDanne. De Brugstraat sluit aan op de brug over de Vecht. Dedorpskern zelf heeft dus een eenvoudige plattegrond.

De karakteristieke bebouwing van de dorpskerk en de hier-omheen gegroepeerde bebouwing, zoals de voormalige armen- endiakoniewoningen, de woningen voor het verzorgen van zieken eneen baar- annex brandspuithuis waren bepalend voor het karaktervan de toenmalige dorpskern. Daarnaast waren de straatwanden omde Kerkbrink van belang vanwege ruimtelijke kwaliteit, maar ookvanwege de historische en architectonische kwaliteit, evenals destraatwanden langs de Brugstraat en de bebouwing aan deDannegracht, de Herenstraat en langs de Stationsweg zoals demonumentale boerderij 'De Poel'. Door de bebouwing werd decentrumfunctie van dit gebied benadrukt. De open ruimtes, rondomde kerk en de brink, en het openbaar groengebied (begraafplaats)binnen het gebied versterkten dit nog eens.

Vóór 1900 werd er in het Breukelen vooral rondom de Kerk ende Brink gebouwd. In een aantal straten, die ook toen al tot hetcentrum behoorden (Kerkbrink, Kerkplein, Brugstraat, Herenstraat,Dannegracht, Dannestraat, Brugstraat, Brouwerij) werd debebouwing aangevuld. Hierdoor werd de centrumfunctie steeds meervisueel versterkt. Ook langs de Straatweg nam de bebouwing in de

77

Page 78: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

tweede helft van de 19de eeuw toe. De toename van de 19de en20ste eeuwse bebouwing In de dorpskern had zich voltrokken binnenhet van oudsher bestaande wegenpatroon.

Nieuwer Ter AaDe historisch-ruimtelijke structuur van Nieuwer Ter Aa vertoontovereenkomst met die van Breukelen. Nieuwer Ter Aa is ook gelegenop de stroomrug van een rivier, de Aa. De structuur en debebouwing was grotendeels vóór 1850 tot stand gekomen enveranderde tot 1940 nauwelijks.

De structuur van de dorpskern werd bepaald door de Kerklaanmet de kerk enerzijds en de Aa en de Wilhelminalaan anderzijds.De belangrijkste straat liep, net als in de Vechtdorpen nietdirect langs het water. Tot 1940 was de structuur van de kernnauwelijks veranderd, het bleef een kleine nederzetting met eenspecifiek landelijk karakter.

Pas in de jaren 50 breidde de kern zich ook uit ten oostenvan de Aa. Aan weerszijden van de Aa kwamen nieuwe buurtjes,bebouwd met woningen, twee schoolgebouwen en een sportterrein.Als gevolg hiervan kwam het oude dorp aan de westoeverexcentrisch te liggen.

De ontsluiting van het dorpje liep via de Wilhelminastraat ende Kerklaan aan de westzijde en via het Honderdsche Laantje aande zuid-oostzijde, onderling verbonden door de Dorpstraat en DenDam. Via de Julianalaan werd de westelijke dorpsuitbreiding envia het Hondersche Laantje de oostelijk dorpsuitbreidingontsloten.

De oudste bebouwing stond aan de Dorpstraat, Den Dam en deJulianalaan. De bebouwing werd mede bepaald door de hoofd-structuren van'het dorp. Doordat de bebouwingrichting aan deDorpsstraat haaks op of evenwijdig aan de Aa stond, kreeg deruimte direct ten oosten van Den Dam een schegvorm. De woningenten zuiden van de Dorpsstraat waren aaneengesloten, terwijl dieaan de noordzijde vrijstaand waren. Het profiel aan de westzijdevan de schegvormige ruimte was zeer nauw. De nok-richtingenstonden over het algemeen evenwijdig aan de begrenzings-richtingen van de schegvormige ruimte.

De dorpskern had bij de Dorpstraat en Den Dam een duidelijkbesloten dorps karakter. Bij de Julianalaan werd al gauw derelatie tot buitengebied duidelijk: met 'losse' bebouwing,laanbeplanting, boomgaard en doorzichtmogelijkheden naar het openpolderland.

In 1966 werd de dorpskern van Nieuwer ter Aa op grond vanartikel 20 van de Monumentenwet beschermd als 'Beschermdedorpsgezicht'.

KockengenKockengen vormde een typisch voorbeeld van een in het stramienvan een cope-ontginningsstructuur (polderverkaveling) gelegendorpskern. De historisch-ruimtelijke structuur had zich al vóór1850 gevormd. De hoofdstructuur van de nederzetting werd bepaalddoor twee polderweteringen, De Heicop en De Bijleveld en was na1850 niet veranderd. Opvallend hierbij was dat de kerk tussen debeide weteringen was gebouwd. De plattegrond van het dorp was

78

Page 79: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

eenvoudig en werd naast De Heicop, de tegenwoordige Voorstraat,de Wagendijk en de Korte Kerkweg bepaald door de Kerkweg, hetKerkplein en de Nieuwstraat, allen opgenomen in de rechthoekigeperceels- structuur, die tot 1940, maar ook daarna, nog overalherkenbaar bleef. Kockengen was dus op een voormaligeontginningsbasis met wetering gelegen.

Centraal element in de bebouwingstructuur was de open ruimtetussen Voorstraat en Wagendijk, langs de Bijleveld, en hetKerkplein met kerk tussen De Heicop en De Bijleveld gelegen.

De visuele karakteristiek werd vóór 1850 maar ook tussen 1850en 1940 bepaald door het enorm contrast tussen de kerk en omlig-gende bebouwing, o.a. met enkele grote hofsteden aan weerszijdenvan de kern respectievelijk aan de westzijde van de Bijleveld enaan de oostzijde van de Heicop.' Het overgrote deel van debebouwing (eenvoudige dorpsbebouwing, boerderijen en kaas-pakhuizen) dateerde voornamelijk van na 1850. De bebouwingbestond veelal uit boerderijen die op de kop van de kavels, opregelmatige afstand van elkaar, waren gelegen en sloot aan op deperceelsoriëntatie.

In de periode 1850-1940 is enige verdichting binnen denestaande ruimtelijke structuur opgetreden door de bouw van ondermeer een school nabij de kerk en kleine dorpshuizen tussen debestaande woningen.

1.1.2 Overige dorpsgebieden vóór 1850 en 1850-1940

Vóór 1850 waren Oukoop, Oud-Aa, Spengen, Portengen, Kortrijk,Gieltjesdorp, Laagnieuwkoop, Portengense Brug, evenals Scheendijkslechts gehuchten of buurtschappen. De bebouwing bestond hiervoornamelijk uit boerderijen, verspreid of in de vorm vanlintbebouwing. De boerderijen waren meestal aan weerszijden vande wetering gesitueerd, op de kop van de kavels, iets van de weg(wetering) terug en op regelmatige afstanden van elkaar gelegen.Toch veranderde de structuur van de dorpsgebieden niet tussen1850 en 1940. Tussen 1850 en 1940 ontwikkelden zich in Breukelenverschil-lende dorpsgebieden: de Stationsbuurt, De Poel, DeEendracht, Breukelen-Noord en de Kievietsbuurt. Dezedorpsuitbreidingen hadden waren allen gebaseerd op een eenvoudigwegenpatroon, meestal rechthoekig. Allen de wijk De Eendracht isopgebouwd op min of meer diagonaal op elkaar geprojecteerdewegen. Met name tusen 1930 en 1940 werden deze wijken steeds meerverdicht. De bebouwing varieerde nogal, van gewone dorpsebebouwing, arbeiders- en middenstandswoningen alsook enkele lossevilla's. Een ander dorpsgebied vormde de buitenplaatsenstrooklangs de Vecht.

1.1.3 Overige gebieden vóór 1850 en 1850-1940

IndustrieDoor de aanwezigheid van de handelsroute over de Vecht heeft zichin Breukelen geleidelijk aan industrie ontwikkeld langs derivier. In Breukelen kwamen er alleen aan de westzijde van deVecht industrievestigingen. Het betreft de pannenfabriek 'Vechten Rhijn', die al sinds de 18de eeuw in de smalle strook in het

79

Page 80: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

zuiden van de gemeente tussen de Vecht en de Straatweg wasgevestigd tot circa 1940.

In het begin van deze eeuw ontwikkelde zich ook aan de noord-westzijde van de Vecht een tweede industrieterrein.

In de tweede helft van deze eeuw kreeg Breukelen een nieuwindustrieterrein, tussen het Amsterdan-Rhijnkanaal (KanaaldijkWest) en de spoorlijn en de Rijksweg A2 (Keulschevaart).

Ondanks deze industrie heeft de gemeente Breukelen echter nogsteeds haar dorpse karakter behouden.

1.2. GEBIEDEN BUITEN DE BEBOUWDE KOM •

1.2.1 Buitenplaatsen en landgoederen vóór 1850 en 1850-1940

Onder een buitenplaats wordt een landhuis of kasteel met bijge-bouwen, park en/of tuin verstaan. Van een landgoed is sprake alsook boerderijen, bouw- en weilanden en/of bossen bij de bezit-tingen behoren. De buitenplaatsen in de gemeente Breukelen kunnenstrikt genomen niet allen als landgoed gekenschetst wordenvanwege het ontbreken van bijbehorende landerijen, die veelalverkaveld zijn. De definitie van een buitenplaats is wel op allebuiten-plaatsen van toepassing.

De buitenplaatsen van Breukelen maken deel uit van een reekslandgoederen en buitenplaatsen langs de Vecht. Voor de aanleg vande buitenplaatsen werd gebruik gemaak van het aanwezige land-schap. De buitenplaatsen zijn markant gelegen op de oeverwallenvan de Vecht en zijn alle op de Vecht georiënteerd en aan deandere zijden uitkijkend op het lager gelegen polderlandschap.

De structuur van de buitenplaatsen wordt bepaald door deverschillende aanleg- en bebouwingsvormen. Ook de oriëntatie, deinterne structuur, de situering van het hoofdgebouw en bijge-bouwen, de liging ten opzichte van een weg en eventueel eenoverplaats zijn bepalend voor de visuele karakteristiek van debuitenplaatsen.

Medebepalend voor de visuele karakteristiek van de buiten-plaatsen alsook de onderlinge relatie tussen de buitenplaatsen isde park- en tuinaanleg. Verschillende buitenplaatsen in Breukelenzijn voorzien van een landschappelijke aanleg met gebogen paden,slingervijver, a-symmetrisch gegroepeerde boomgroepen, enz. Vangroot belang zijn de zichtlijnen, waardoor de relatie van derelatief besloten buitenplaats en het omliggende open agrarischgebied en de Vecht wordt geëffectueerd.

De functie van de buitenplaatsen is gedeeltelijk veranderd.Behalve Nijenrode, waarin een opleidingsinstituut is gevestigd,hebben de meeste buitenplaatsen nog een woonfunctie.

1.2.2 Boerderij stroken

Een kenmerk van cope-ontginningen is de situering van deboerderijen aan de ontginningsbasis. In de gemeente Breukelenkennen we hiervan verschillende voorbeelden. Een groot aantal vandeze boerderij stroken is al uitvoerig besproken, daar een grootdeel van deze stroken als zelfstandige buurtschappen fungerden ofbehoorden tot de verschillende dorpsgebieden.

80

Page 81: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Boerderij stroken komen voor in Kockengen aan weerszijden van dekern respectievelijk aan de westzijde van de Bijleveld en aan deoostzijde van de Heicop, In Spengen, Portengen, Portengense Brug,Oukoop, Oud-Aa, Nieuwer Ter Aa, Kortrijk, Gieltjesdorp en Laag-Nieuwkoop.

Bebouwingsstroken bestaan uit boerderijen die veelal opregelmatige afstand van elkaar, op de kop van de kavelsgesitueerd zijn. De boerderijen zijn al dan niet aan beide zijdenvan de ontginningsbasis gelegen. De erfindeling per boerderij ismeestal identiek. De boerderijen zijn bijna allen van de weg ofde wetering af gescheiden door een voortuin. Sommige van dezeboerenvoortuinen zijn nog vrijwel origineel. Het woongedeelte vande boerderijen is naar de weg gekeerd, het achterliggendebedrij fsgedeelte naar het achterliggende land. Hierdoor wordt hetcontrast tussen de (relatieve) beslotenheid van het bebouwings-lint en de openheid van het achterliggende land geaccentueerd. Deoriëntatie van de boerderijen sluit dus aan op de perceelsoriën-tatie. De oorpsronkelijke hoevebreedte is vrijwel overalgehandhaafd.

In Breukelen vinden we aan weerszijden van de Vecht groteboerderijen. Van origine betrof het hier ook een boerderijstrook.Toch is het tegenwoordig als zodanig niet meer direct herkenbaar,want veel boerderijen zijn hier verdwenen en omgebouwd totbuitenplaats. Verder is het karakter van de voormaligeboerderijstrook aangetast door de oprukkende dorpsbebouwing.

Kenmerkend voor de boerderij stroken is het relatief openkarakter en de sterke visuele relatie met het agrarisch gebied.Op sommige plaatsen worden de boerderij stroken verdicht, door debouw van kleine vrijstaande woningen voor bejaarde boeren,meestal gesitueerd ter plekke van de vroegere moestuin of fruit-weide.

1.2.3 Bebouwingslinten tot circa 1940

Hieronder worden de bebouwingslinten besproken, die niet onderboerderij stroken vallen. In Breukelen ligt ten westen van deVecht aan de Straatweg een bebouwingslint. Een tweede bebouwings-lint vinden we ten oosten van de Vecht, het Zandpad. Beide lintenbestaan voor een groot deel uit buitenplaatsen, maar hebben ookandere bebouwing: boerderijen, enkele arbeiders- en midden-standwoningen en verscheidene villa's. Het betreft hier eenrelatief open lintbebouwing.Een derde bebouwingslint van geheel andere aard treffen we aanlangs de Scheendijk. De bebouwing betreft hier gebouwen tenbehoeve van de recreatie: jachtwerfjes, vakantiewoningen etc.

1.2.4 Verdedigingswerken vóór 1850 en 1850-1940Onderdelen van de militaire infrastructuur (forten, bunkers,kazematten), voor zover nier onder lineaire structuren vallend.Fort Tienhoven valt gedeeltekijk onder Breukelen. De grenslijnvan Breukelen met Maarssen loopt midden door het fort. Wel liggeneen aantal verspreid liggende schuilplaatsen binnen de gemeenteBreukelen, die nog steeds goed herkenbaar zijn (zie 3.4.5 en4.3.4).

81

Page 82: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

1.2.5 (Openbare) groengebieden

De (openbare) groengebieden worden onder meer gevormd door de(voormalige) buitenplaatsgebieden, (openbare) parken, pleinen enbegraafplaatsen. De (openbare) groengebieden in de gemeenteBreukelen worden grotendeels vertegenwoordigd door de buiten-plaatsen, enkele pleinen en 4 begraafplaatsen.Daarbij zijn de parken van Gunterstein, Oudaen, Nijenrode, Boomen Bosch en Queekhoven de belangrijkste, omdat ze nog vrijorigineel zijn. De inrichting is landschappelijk met kenmerkendestructuren als een slingervijver, glooiend terein, en bossagesafgewisseld met open stukken terrein. Van sommige parken is deoorspronkelijke aanlegstructuur gedeeltelijk bewaard gebleven.De parken zijn echter ook in de loop der tijd gedeeltelijkverkaveld of bebouwd.

Daarnaast heeft Breukelen nog openbare groengebieden in devorm van begraafplaatsen. In Breukelen is de Oude AlgemeneBegraafplaats gelegen bij N.H. Kerk en de R.K.Begraafplaats tenoosten van de Vecht langs het Zandpad. In Kockengen ligt de OudeR.K. Begraafplaats langs de Wagendijk en de Algemene Begraaf-plaats ten noorden van het dorp. Wat aanleg betreft zijn al dezebegraafplaatsen niet bijzonder.

Van de pleinen is in Breukelen de Kerkbrink met zijnrechthoekige structuur en de Markt met een halfronde structuurvan belang. In Nieuwer Ter Aa is de open ruimte rondom de N.H.Kerk, eveneens rechthoekig, van belang. Bijzonder is de openruimte tussen de Voorstraat en de Wagendijk in Kockengen, dat nueen rechthoekig plein vormt, maar oorspronkelijk een openwetering was.

1.2.6 Lineaire structuren vóór en na 1850

Voor Breukelen zijn uiteenlopende lineaire structuren van belang.Ten eerste de verkavelingsstructuren met weteringen, sloten,dijken (wegen) en kaden (paden), die herinneren aan de cope-ontginningen. Deze structuren zijn nog herkenbaar in het gehelegebied en daardoor typerend voor het gebied, dit geldt vooral tenwesten van de Vecht. Van belang zijn de scheidingsstructuren(vaarten, dijken, kaden, weteringen) tussen de verschillendepolders. De functie van de kaden verschilde dus van land-scheiding, scheiding van waterhuishouding van de aan weerszijdengelegen polders, waterkering o.a. bij dijkdoorbraken alsgroeiplaats voor boeren geriefhout. Omdat houtkaden of polder-kaden hun oorspronkelijke functie als waterkering hebbenbehouden, worden zij nog steeds in het landschap aangetroffen.

Verder is de Hollandse Kade van belang, die van de Teckoperlandscheiding naar de Ouden Dam en verder westwaarts liep. DeHollandse Kade werd aangelegd omdat het Graafschap Holland lagerlag dan het Bisdom Utrecht, waardoor Holland last had vanwateroverlast. Deze kade, gelegen tussen de gemeente Kockengen ende gemeente Kamerik, had oorspronkelijk de bedoeling te voorkomendat het water van het hoger gelegen bisdom Utrecht zou afvloeiennaar de landen van het lager gelegen graafschap Holland. DeHollandse Kade vormde de landscheiding van gebieden waarvan deontginners elkaar aan beide zijden ontmoetten. De niveau-

82

Page 83: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

verschillen van het maaiveld aan weerszijden van deze HollandseKade, zijn bepalend voor de visuele karakteristiek van hetgebied. Ten westen van De Bijleveld is de grondwaterstand lagerdan ten oosten van de Heicop, waardoor het maaiveld doorinklinking hier ook lager ligt dan ten oosten van de Heicop.

83

Page 84: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

84

Page 85: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

2 GEBIEDEN MET BIJZONDERE WAARDEN

85

Page 86: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

86

Page 87: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

2.1 INLEIDING

Per gemeente zijn 'gebieden met bijzondere waarden' onderschei-den. De aard van de waardering hangt ten nauwste samen met hetkarakter van het MIP: de waarde wordt ontleend aan de kwaliteitvan de historische bebouwingsstructuren in combinatie met dekwaliteit van de bebouwing. Cultuurhistorische waarden die geenof weinig relatie met de bebouwde omgeving hebben, komen in dewaardering niet of nauwelijks aan bod.

In het kader van het MIP is het niet mogelijk gedetailleerdonderzoek te doen naar de kwaliteiten van de gebieden metbijzondere waarden. De onderstaande beschrijving van de waardenbeoogt niet uitputtend te zijn, maar is op hoofdzaken gericht.

Inventarisatieformulier gebieden met bijzondere waardenTen behoeve van een systematische aanpak is per gebied metbijzondere waarden een formulier ingevuld met de feitelijkegegevens, het gebiedstype, een omschrijving van de waarde entevens een tabel met waarderingscriteria.

Bij het formulier is zonodig een kaartje gevoegd met deomgrenzing van het gebied.

WaarderingscriteriaDe in de stedebouwkundige typologie onderscheiden gebiedstypenworden op hun bijzondere (cultuurhistorische) waarden getoetst,met behulp van een aantal criteria. Ten behoeve van een zo goedmogelijke vergelijkbaarheid van de waarde van object en gebiedzijn deze criteria analoog aan de voor de objecten gehanteerdecriteria.

De door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg opgesteldecriteria zijn primair ontwikkeld om de waarde van gebieden uit deperiode 1850-1940 vast te stellen, gemeten naar hun landelijkebetekenis. Binnen het MlP-Utrecht is gekozen voor een bredereopzet waarbij ook de gebieden uit de periode vóór 1850 wordenbetrokken en waarbij eveneens de waarde van gebieden op provin-ciaal en gemeentelijk niveau wordt bepaald. De criteria van deRdMz zijn daartoe aangepast: de volgorde is gewijzigd en enkeleformuleringen zijn aangepast.De volgende (sub)criteria worden onderscheiden:1. omgeving: de stedebouwkundige betekenis in ruimere omgeving;

1.1 onderdeel groter geheel: de betekenis van het gebied alsonderdeel van een groter geheel, bijv. een buitenplaats in eenlandgoederenlandschap;1.2 ruimtelijke relatie: de betekenis van het gebied vanwegede ruimtelijke relaties met de omgeving, bijv. een boerderij-strook in een veenontginning;1.3 markering/dominante situering: de betekenis van het gebiedvanwege de markering van het stadsbeeld (bijv. villapark), alsruimtelijke of functionele dominant in een groter geheel(bijv. een parkaanleg) of als representant van een grotergeheel, bijv. een fort binnen een linie;

2. stedebouw: de intrinsieke stedebouwkundige kwaliteit;2.1 structuur: de kwaliteit van het gebied vanwege het ruimte-lijk concept en de structuur gelet op de bijzondere samenhangvan functies, schaal, wegen, wateren, groenvoorziening,bebouwing en open ruimten;

87

Page 88: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

2.2 erfindeling: de kwaliteit van het gebied vanwege depercelering en de wijze waarop de erven zijn ingedeeld, bijv.de erven van een boerderij strook;2.3 bebouwing: de betekenis van het gebied vanwege de archi-tectonische of archtitectuurhistorische kwaliteiten van debebouwing, bijv. die van een woningbouwcomplex;

3. historie: de bijzondere cultuurhistorische betekenis;3.1 specifieke uitdrukking: de betekenis van het gebiedvanwege de structuur, bestemming of verschijningsvorm,verbonden met, en duidelijke uitdrukking gevend aan eenspecifieke politieke, culturele, geestelijke, sociale,economische of algemene historische ontwikkeling;3.2 stedebouwkundig: de betekenis van het gebied voor degeschiedenis van de ruimtelijke ordening en voor deontwikkeling van het stedebouwkundig denken;3.3 innovatieve waarde: de betekenis van het gebied vanwege deinnovatieve waarde of pioniersfunctie gelet op type, motief endatering;

4. gaafheid: de mate waarin het gebied zijn oorspronkelijkegedaante bewaard heeft (herkenbaarheid);4.1 omgeving: belang van het gebied in relatie tot destructurele en/of visuele gaafheid van de stedelijke oflandelijke omgeving (vergelijk criterium 1);4.2 structuur: belang van het gebied vanwege de herkenbaarheidof gaafheid van de (oorpsronkelijke) historisch-ruimtelijkestructuur en functionele opzet als geheel;4.3 erfindeling: belang van het gebied vanwege de vorm,grootte en/of karakteristieke inrichting van de erven;4.4 bebouwing: belang van het gebied vanwege de architecto-nische gaafheid van de (oorspronkelijke) bebouwing.

ToelichtingToepassing van deze criteria vindt plaats door middel van eendriepunts-schaal op het inventarisatie-formulier teneinde vast testellen of de betekenis van het gebied met bijzondere waarden vannationaal, provinciaal of gemeentelijk belang is. Per criteriumis de waarde 1 = zeer hoog, 2 = hoog en 3 - redelijk.Indien een criterium niet (meer) van toepassing is, wordt in dezetabel geen score aangegeven.

Aan de hand van de score op de verschillende criteria wordttenslotte een totaalwaarde bepaald (zie veld 'kwalificatie').

88

Page 89: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

2.2 INVENTARISATIE GEBIEDEN MET BIJZONDERE WAARDEN IN DEGEMEENTE BREUKELEN

In de gemeente Breukelen zijn vier gebieden met bijzonderewaarden te onderscheiden:

1. Vechtoevers (Breukelen)2. Dorpskern Breukelen3. Dorpskern Niewer-ter-Aa4. Dorpskern Kockengen

Het eerst genoemde gebied bestaat uit 'buitenplaatsen en land-goederen vóór 1850 en 1850-1940', gelegen langs de Vechtoevers inBreukelen. Het tweede, derde en vierde gebied worden alle gevormddoor een 'dorpskern vóór 1850 en 1850-1940', waarvan het tweedegebied betreft de dorpskern van Breukelen betreft. Het derde enhet vierde gebied betreffen respectievelijk de dorpskernen vanNieuwer Ter Aa en Kockengen, welke beide gedeeltelijk al'Beschermd Dorpsgezicht' zijn volgens artikel 20 van deMonumentenwet.

89

Page 90: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

M.I.P. PROVINCIE UTRECHT: inventarisatie van gebieden metbijzondere waarden.

nummerinventarisatiegebiedgemeentenaamgebiedstype

inv. datuminventarisatoraantal MlP-objectenkwalificatiebeschermd gezicht

BKL GBW 1VeenweideBreukelenVechtoevers Breukelenbuitenplaatsen en landgoederen vóór 1850en 1850-1940juli 1992RHcirca 210nationaalneen

Criteria gebieden met bijzondere waarden

1. omgeving1.1 onderdeel groter geheel1.2 ruimtelijke relatie1.3 markering/dominant

2. stedebouw2.1 structuur2.2 erfindeling2.3 bebouwing

3. historie3.1 specifieke uitdrukking3.2 stedebouwkundig3.3 innovatieve waarde

4. gaafheid4.1 omgeving4.2 structuur4.3 erfindeling4.4 bebouwing

1

X

X

X

X

X

X

X

X

X

2

X

X

X

X

3

omschrijving:Het gebied met bijzondere waarden bestaat uit een deel van dereeks buitenplaatsen gelegen langs de oevers van de Vecht. Hetgebied sluit aan op drie andere 'gebieden met bijzonderewaarden', in Breukelen aan het 'gebied met bijzondere waarden'betreffende de dorpskern van Breukelen (BKL GBW 2) en in hetnoorden en zuiden aan gelijksoortige 'gebieden met bijzonderewaarden' in Loenen (LN GBW 1) en in Maarssen (MAS GBW 6),eveneens betreffende buitenplaatsen en en landgoederen.

De historisch-ruimtelijke structuur van het gebied wordt ineerste instantie gevormd door de landschappelijke structuur vande iets hoger in het landschap gelegen oeverwallen langs de Vechtin combinatie met het iets lager gelegen, ingeklonken,achterland. Daarnaast is ook de verkavelingsstructuur, beginnendvanaf de oeverwallen van de Vecht richting achterland en dushaaks op de rivier gelegen, bepalend. Deze oudste verkavelings-

90

Page 91: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

stroken eindigen op een achterwetering, van waaruit de rest vanhet gebied, volgens het cope-systeem, was ontgonnen. De structuuris nog altijd herkenbaar.

Met name de ontginningskarakteristiek in combinatie met debuitenplaatsontwikkeling is van bijzondere waarde. Deze waardewordt nog vermeerderd door de gaafheid van de structuur alsookeen groot deel van de oorspronkelijke bebouwing. Het oorspron-kelijk karakter is aan de oostzijde van de Vecht is het bestbewaard gebleven. Dit houdt in de eerste plaats in dat er in destructuur nauwelijks recente ingrijpende wijzigingen hebbenplaatsgevonden. De bestaande structuur van de oeverwallen metjaagpad is versterkt door een wegverbreding en de bebouwing isplaatselijk verdicht. Aan de westzijde van de Vecht, de druksteverkeerszijde, is de structuur een weinig veranderd door hetrecht trekken van de weg en door sterke verbreding.

De bebouwing bestaat uit een tamelijk los boerderij/buiten-plaatsenlint aan weerszijden van de Vecht en is voor en grootdeel monumentaal of beeldbepalend van aard, zowel voor watbetreft hoofd- als bijgebouwen. De buitenhuizen in dit gebiedmaken deel uit van een lange reeks buitenplaatsen en land-goederen. Richting het centrum van Breukelen en de Vechtbrug,staan de buitenhuizen dichter op elkaar, met name aan de zuid-westzijde en de noord-oostzijde en vormden zo een dichte strook.Verder van het centrum en de brug verwijderd worden de buiten-plaatsterreinen meer afgewisseld door boerderijen en kleinebebouwing. De boerderijen zijn hier gelegen vanwege het grond-gebruik voor hun bedrijf en ter voorziening van de hofsteden ofbuitenplaatsen en zijn vanwege de visuele en functionele relatiemet de landgoederen van grote waarde.

De bebouwing, verschillend in architectuur en vormgeving, isgeheel georiënteerd op de rivier, waardoor de buitenplaatsenvisueel met elkaar zijn verbonden, soms door middel van eenoverplaats, en het gebied een eenheid uitstraalt. De bebouwingis zeer bepalend voor de visuele karakteristiek van het gebied engeeft het gebied daarmee een bijzondere waarde. Buiten de land-huizen dragen ook de bijgebouwen (koetshuizen, orangerieën,tuinhuizen), boerderijen, dienstwoningen en dergelijke, bij aande waarde van het gebied.

De structuur van de landgoederen zelf wordt bepaald door desituering van het hoofdgebouw en het padenstelsel, meestal eenonderdeel van een landschappelijke of formele aanleg met zicht-assen. Huis en omgeving werden vaak als onverbrekelijk geheelgezien, hetgeen bepalend is voor de visuele karakteristiek.Indien mogelijk werd ook de hoofdas (Vecht) als zichtlijngebruikt of werden de huizen aan de beide zijden van de wegvisueel aan elkaar gerelateerd. De interne structuur bepaalt incombinatie met de beplanting (tuinen, parkbos, laanbeplanting) devisuele karakteristiek en daarmee de waardering van het gebied.De erfindeling is ook goeddeels gaaf. De kasteel- enbuitenplaatsterreinen zijn door hun tuin- en parkaanleg duidelijkvan de boerderij-erven te onderscheiden, waardoor in visueelopzicht een waardevol contrast ontstaat.

Afbreuk aan het 'gebied met bijzondere waarden' wordt gedaandoor vergaande verkaveling van buitenplaatsen en nieuwbouw op deterreinen als gevolg van een andere bestemmingsfunctie.

91

Page 92: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Afb. 31 Gebied met bijzondere waarden BKL GBW 1

92

Page 93: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

M.I.P. PROVINCIE UTRECHT: inventarisatie van gebieden metbijzondere waarden.

nummerinventarisatiegebiedgemeentenaamgebiedstypeinv. datuminventarisatoraantal MlP-objectenkwalificatiebeschermd gezicht

BKL GBW 2VeenweideBreukelenDorpskern Breukelendorpskern vóór 1850 en 1850-1940juli 1992RHcirca 75provinciaalneen

Criteria gebieden met bijzondere waarden

1. omgeving1.1 onderdeel groter geheel1.2 ruimtelijke relatie1.3 markering/dominant

2. stedebouw2.1 structuur2.2 erfindeling2.3 bebouwing

3. historie3.1 specifieke uitdrukking3.2 stedebouwkundig3.3 innovatieve waarde

4. gaafheid4.1 omgeving4.2 structuur4.3 erfindeling4.4 bebouwing

1

X

X

2

XX

X

XX

X

X

X

3

X

omschrijving:Het gebied met bijzondere waarden wordt gevormd door dehistorische dorpskern van Breukelen, wat structuur en kerk-bebouwing, vóór 1850 tot stand gekomen. Het gebied sluit aan opde 'gebieden met bijzondere waarden' betreffende buitenplaatsenen landgoederen gelegen langs de Vecht (BKL GBW 1).

De dorpskern van Breukelen heeft een eenvoudige, rechthoekigeplattegrond. De hoofdstructuur van het gebied wordt gevormd doorde noord-zuid georiënteerde Vecht en Straatweg en de haakshierop, oost-west, georiënteerde Brugstraat, de Kerkbrink, hetKerkplein en de Danne. De Brugstraat sluit aan op de brug over deVecht.

De historisch-ruimtelijke structuur wordt bepaald door dekerk met het Kerkplein en de Kerkbrink. De bijzondere waardenworden gevormd door de combinatie van een gave ruimtelijke struc-tuur, een karakteristiek bebouwingsbeeld en enkele historisch ofarchitectonisch waardevolle panden. Van waarde voor het be-

93

Page 94: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

bouwingsbeeld zijn op de eerste plaats de dorpskerk en de hier-omheen gegroepeerde bebouwing, zoals de voormalige armen- endiakoniewoningen, de woningen voor het verzorgen van zieken eneen baar- annex brandspuithuis. Daarnaast zijn de straatwanden omde Kerkbrink vanwege de historische, architectonische en ruimte-lijke kwaliteit van belang evenals de straatwanden langs deBrugstraat en de bebouwing aan de Dannegracht, de Herenstraat enlangs de Stationsweg zoals de monumentale boerderij 'De Poel'.

De open ruimtes, rondom de kerk en de brink, en het openbaargroengebied (begraafplaats) binnen het gebied dragen bij aan dekwaliteit van het gevarieerde bebouwingsbeeld en versterken dewaarde van de ruimtelijke structuur.

De kleine historische kern van Breukelen vormt nog steeds hetcentrum van het dorp dat tevens een regiofunctie vervult enversterkt de waarde van het gebied. Als keerzijde van dezeregiofunctie zijn veel panden, met name aan de Kerkbrink en in deHerenstraat, verbouwd ten behoeve van winkelfunctie.

Afb. 32 Gebied met bijzondere waarden BKL GBW 2

94

Page 95: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

M.I.P. PROVINCIE UTRECHT: inventarisatie van gebieden metbijzondere waarden.

nummerinventarisatiegebiedgemeentenaamgebiedstypeinv. datuminventarisatoraantal MIP-objectenkwalificatiebeschermd gezicht

BKL GBW 3VeenweideBreukelenDorpskern Nieuwer-ter-Aadorpskern vóór 1850 en 1850-1940juli 1992RHcirca 30nationaalten dele

Criteria gebieden met bijzondere waarden

1. omgeving1.1 onderdeel groter geheel1.2 ruimtelijke relatie1.3 markering/dominant

2. stedebouw2.1 structuur2.2 erfindeling2.3 bebouwing

3. historie3.1 specifieke uitdrukking3.2 stedebouwkundig3.3 innovatieve waarde

4. gaafheid4.1 omgeving4.2 structuur4.3 erfindeling4.4 bebouwing

1

X

2

X

X

X

X

X

X

3

X

XX

X

X

omschrijving:Het gebied met bijzondere waarden wordt gevormd door dehistorische dorpskern van Nieuwer-ter-Aa, wat structuur en kerk-bebouwing, vóór 1850 tot stand gekomen. Het gebied beslaat het in1966 op grond van artikel 20 van de Monumentenwet beschermdedorpsgezicht en en klein, hieraan grenzend gebied.

De visuele karakteristiek van het gebied wordt met namebepaald door het beschermd dorpsgezicht. In de 'Toelichting'behorend bij de aanwijzing van de kleine bebouwde kern van hetdorp Nieuwer Ter Aa tot beschermd dorpsgezicht werd als kwaliteitonder meer aangeduid: 'De charme van de dorpskern wordt bepaalddoor het water van het stroompje de Aa en de fraaie middeleeuwsekerk, die met zijn eenvoudige doch sierlijke toren en met zijnprachtige, ten opzichte van het schip verhoogde, koor eendominerend punt vormt in het beeld aan de noordzijde van hetdorp. Doordat de nieuwe en nieuwste bebouwing zich momenteel nogbeperkt tot de oost en de zuidoost zijde van het dorp, vormt de

95

Page 96: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

kerk met enige in de naaste omgeving hiervan gelegen zeer fraaieboerenhoeven, waaronder Wilhelminastraat 7, een waardevolhistorisch dorpsgezicht.' De overige bebouwing wordt geenhistorische waarde toegekend, maar is vanwege de ligging ervanten opzichte van de kerk en boerenhoeven in het te beschermengebied opgenomen. Het beeld, dat die overige bebouwing oproept,sluit aan op het beeld van de bebouwing in het gebied tenzuidoosten van het beschermde dorpsgezicht (Wilhelminastraat, DenDam en Dorpstraat). Van belang bij bovengenoemde bebouwing isvooral het karakteristiek van de bebouwing. In de omgeving van dekerk is deze bebouwing vrij dicht, maar bij de Julianalaan wordtdeze steeds meer open, waardoor de realtie met het omliggendepolderlandschap wordt versterkt.

De historisch-ruimtelijke structuur van het gebied wordt ineerste instantie bepaald door de loop van de Aa en de hierlangsgelegen oeverwal. De Wilhelminastraat en de Julianalaan met,parallel langs de Aa gelegen, de haaks hierop gelegen Dorps-straat (aan beide zijden van de Aa) en de Kerklaan vormen dehoofdstructuur binnen het gebied. Het dorp heeft een eenvoudigeplattegrond en past geheel in het stramien van de cope-ontginningsstructuur.

De kwaliteit van het gebied is onder meer gelegen in hetbewaard gebleven oorspronkelijke en specifiek landschappelijkkarakter van Nieuwer Ter Aa. In zijn eenvoud vormt de kern vanNieuwer Ter Aa een uniek en zeldzaam dorpsbeeld. Bijzonderwaardevol is de open ruimte rondom de kerk. Even ten oosten vande kerk, in de flauwe bocht van de Aa, herinneren enkele funda-menten en de aanwezige begroeiing aan het voormalige 'Huis terAa' .

96

Page 97: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Afb. 33 Het beschermd dorpsgezicht Nieuwer Ter Aa.

97

Page 98: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

NIEUWER-TER-AA M

Afb. 34 Gebied met bijzondere waarden BKL GBW 3

98

Page 99: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

M.I.P. PROVINCIE UTRECHT: inventarisatie van gebieden metbijzondere waarden.

nummerinventarisatiegebiedgemeentenaamgebiedstypeinv. datuminventarisatoraantal MlP-objectenkwalificatiebeschermd gezicht

BKL GBW 4VeenweideBreukelenDorpskern Kockengendorpskern vóór 1850 en 1850 en 1940juli 1992RHcirca 65nationaalten dele

Criteria gebieden met bijzondere waarden

1. omgeving1.1 onderdeel groter geheel1.2 ruimtelijke relatie1.3 markering/dominant

2. stedebouw2.1 structuur2.2 erfindeling2.3 bebouwing

3. historie3.1 specifieke uitdrukking3.2 stedebouwkundig3.3 innovatieve waarde

4. gaafheid4.1 omgeving4.2 structuur4.3 erfindeling4.4 bebouwing

1

X

X

X

2

XX

X

XX

X

XX

3

XX

omschrijving:Het gebied met bijzondere waarden wordt gevormd door dehistorische dorpskern van Kockengen, wat structuur en kerk-bebouwing, vóór 1850 tot stand gekomen. Het gebied beslaat het in1966 op grond van artikel 20 van de Monumentenwet beschermdedorpsgezicht en een klein, hieraan grenzend gebied.

De visuele karakteristiek van het gebied wordt met namebepaald door het beschermd dorpsgezicht. In de 'Toelichting'behorend bij de aanwijzing van de kern van het dorp Kockengen totbeschermd dorpsgezicht werd als kwaliteit onder meer aangeduid:'De structuur van het dorp Kockengen wordt bepaald door hetbeloop van de twee polderweteringen de Bijleveld en de Heicop.Hoewel enige jaren geleden het gedeelte van de Bijleveld in hetcentrum van de oude dorpskern werd gedempt, wordt het typischeaspect van de aanleg toch altijd nog beheerst door de historischeaanleg tussen de beide waterlopen. Hierbij vormt de bebouwing vande kern met kleine dorpshuizen rondom de forse kerk een boeiend

99

Page 100: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

contrast met de enkele grote hofsteden aan weerskanten van dekern respectievelijk aan de westzijde van de Bijleveld en aan deoostzijde van de Heicop.'

De kwaliteit van het gebied is onder meer gelegen in hetbewaard gebleven oorspronkelijke karakter. Kockengen vormt eentypisch voorbeeld van een in het stramien van de cope-ontgin-ningen ontwikkelde dorpskern. De hoofdstructuur van de neder-zetting wordt bepaald door twee polderweteringen, De Heicop en DeBijleveld. De plattegrond van het dorp is eenvoudig en wordtnaast De Heicop, de Voorstraat, de Wagendijk en de Korte Kerkwegbepaald door de Kerkweg, het Kerkplein en de Nieuwstraat, diezijn opgenomen in de rechthoekige perceelsstructuur. Dezestrookvormige percelering, haaks op de ontginningsbasis, langs dewestzijde van De Bijleveld en de oostzijde van De Heycop gelegen,effectueren de visuele relatie tussen de bebouwing en hetachterland.

Bepalend voor de historisch-ruimtelijke structuur van hetdorpsgebied is de ligging van de kerk tusen de beide weteringen.Door de bebouwing in de omgeving van de kerk wordt de centrum-functie van het gebied benadrukt. Centraal element in debebouwingstructuur is de open ruimte tussen Voorstraat enWagendijk, langs de Bijleveld, en het Kerkplein met kerk tussenDe Heicop en De Bijleveld gelegen. De open ruimte tussen deVoorstraat en de Wagendijk was oorspronkelijk een open wetering,die medio deze eeuw is gedempt. Iets verder buiten de dorpskernvormt het gebied tussen de beide weteringen een griendstrook ofgeriefbos.

De visuele karakteristiek wordt bepaald door het enormcontrast tussen de kerk en omliggende bebouwing. De bebouwingdateert voor het overgrote deel na 1850, bestaande uit eenvoudigedorpsbebouwing, boerderijen en kaaspakhuizen. In de dorpskern isde bebouwingsdichtheid groter dan daarbuiten. Opmerkelijk is debebouwing met enkele grote hofsteden aan de westzijde van DeBijleveld en aan de oostzijde van De Heicop, door de oriëntatieaan elkaar gerelateerd. Buiten de dorpskern is de bebouwinguitsluitend ten westen van De Bijleveld te vinden. De bebouwing,veelal boerderijen, is op de kop van de kavels, op regelmatigeafstand van elkaar gelegen en sluit aan op de perceels-oriëntatie. De oorspronkelijke hoevebreedte is nog duidelijkherkenbaar, vaak door sloten, haaks op de wetering gelegen.

Bepalend voor de visuele karakteristiek binnen het gebied isverder het niveauverschil van het maaiveld. Ten westen van DeBijleveld is de grondwaterstand lager dan ten oosten van deHeicop, waardoor het maaiveld door inklinking hier ook lager ligtdan ten oosten van de Heicop. Buiten de waterstaatkundige waardevan de weteringen, is dit gebied bijzonder waardevol, vanwege hetniveauverschil van de grondwaterstanden ter weers-zijden van deweteringen. Ook de nog bestaande molen ten zuid-westen vanKockengen richting Kamerik gelegen, is bijzonder waardevolvanwege het oorspronkelijk karakter van dit gebied.

De bebouwing is in een aantal gevallen monumentaal en in demeeste gevallen beeldbepalend. De erven zijn doorgaans eenvoudigen op de bedrijfsvoering gericht, met het woongedeelte naar deweg en het bedrij fsgedeelte naar het achterliggende land gericht.In een aantal gevallen staan er waardevolle bijgebouwen (schuren,hooibergen, boenhokken. Enkele boerderijen hebben nog een boeren

100

Page 101: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

voortuin (grind en buxusperken, ligusterhagen, leibomen en tuin-hekken) en in sommige gevalien nog een moestuin of fruitweide.

Afb. 35 Het beschermd dorpsgezicht Kockengen

101

Page 102: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Afb. 36 Gebied met bijzondere waarden BKL GBW 4

102

Page 103: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

3 ARCHEOLOGISCHE TERREINEN EN HISTORISCH-LANDSCHAPELIJKEELEMENTEN EN STRUCTUREN

3.1. ARCHEOLOGISCHE TERREINEN

Archeologische vindplaatsen opgenomen in : Archeologischemonumenten in de provincie Utrecht, ROB en Provincie Utrecht,1987.1. aanleg en overblijfselen van de Laat-Middeleeuwse

ridderhofstad Groot Ruwiel (Breukelen-Oud Aa /Groot Ruwiel) M-ch

2. resten van het Laat-Middeleeuwse versterkte huisClarenburgh (Nieuwer-Ter-Aa)

3. resten van de Laat-Middeleeuwse ridderhofstad Ter Aa(Breukelen-Nieuwer-Ter-Aa/Uilenvlucht)

M : Terrein, beschermd ingevolge de Monumentenwet(monument in engere zin). Een dergelijke bescherminghoudt het volgende in (art. 14):"1. Het is verboden zonder vergunning van Onzer Minister(bedoeld is de minister van WVC) of in strijd met bijzodanige vergunning gestelde voorwaarden:a. een beschermd monument af te breken, te verplaatsenof in enig opzicht te wijzigen.b. een beschermd monument te herstellen, te gebruikenof te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordtontsierd of in gevaar gebracht."

ch : cultuurhistorische waarde, significante vorm- enstructuurelementen zijn duidelijk zichtbaar.

Het gebied behorende tot de gemeente Breukelen, gelegen in hetstroomgebied van de Vecht en de Aa, is, voor zover bekend eerstin de Middeleeuwen tot ontwikkeling gekomen, althans voor watbetreft de meer permanente bewoning. Wel zijn enkele lossevondsten gedaan welke dateren uit de Romeinse tijd, doch dezewijzen niet op nederzettingen in die periode. Zij moetenwaarschijnlijk in verband worden gebracht met het handelsverkeerlangs de Vecht. Zoals hierboven al aangegeven zijn uit deMiddeleeuwen wel enkele archeologische terreinen bekend,ad 1. Het kasteel Ruwiel werd gebouwd in 1226 door Gijsbert van

Ruwiel, een afstammeling van ridder Arnold Loef. In detweede helft van de 16de eeuw, dus ongeveer honderd jaarvóór Ruwiel werd verwoest, erkenden de staten van Utrechthet landgoed als Ridderhofstad. Ruwiel, gebouwd op deoostelijke oever van de Angstel tussen Breukelen en Ter Aawas in zijn glorietijd een fiere burcht. Een zware rondemuur omsloot de gebouwen, die deel uitmaakten van hetkasteel.De restanten bestaan uit de slotgrachten en een boerderij.Een wapensteen in deze hofstede met de naam van de Ridder-hofstad herinnert nog aan Ruwiel. Het landgoed zelf is in1673 door de Fransen verwoest en nadien is het nimmerherbouwd.

103

Page 104: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

ad 2,

ad 3.

Op 3-11-1969 werd het kasteelterrein met de bewaardgebleven aanleg met grachtenstelsel, ingeschreven in hetregister van beschermde archeologische monumenten voor degemeente Breukelen. In 1985 is deze 'bescherming' herzienen werd het perceel (kad. Breukelen-Nijenrode, sectie I,nr.1) niet geheel maar met een gedeeltelijke beschermingbelast.

De resten van de versterking 'Clarenburgh', ten noorden vanNieuwer Ter Aa gelegen, leveren weinig aanknopingspuntenvoor nader onderzoek.De ridderhofstad Nieuwer Ter Aa was ten oosten van Nieuwer-Ter-AA gelegen. Het huis was gebouwd in 1159 en in 1672door de Fransen verwoest.

Groot Huwiel

Afb. 37 Archeologische terrein Kasteel Ruwiel

3.2 HISTORISCH -LANDSCHAPPELIJKE ELEMENTEN EN STRUCTUREN

Binnen het kader van het MIP is geen uitputtende studie ofinventarisatie verricht naar de aanwezigheid van belangwekkendehistorisch-geografische elementen en structuren. Onderstaandeopsomming streeft dan ook niet na volledig te zijn. Doel is meereen signalering van in het oog springende elementen en belang-rijke deelstructuren, die onderdeel zijn van de historisch-

104

Page 105: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

ruimtelijke structuur. Op diverse plaatsen in de tekst van deel Ais de historische nederzettingsstructuur uitgebreid behandeld(par. 3.5 en 4.4). Ook de infrastructuur is daar voor eenbelangrijk deel reeds behandeld (par. 3.4 en 4.3).

Structuurbepalende elementen van nederzettingen alsmede dereeds behandelde infrastructuur zijn in onderstaand overzichtderhalve niet opgenomen. Niet onderzocht en dus evenmin vermeldzijn bijzondere perceleringen en perceelsrandbegroeiingen.

Afb. 38 resten van de voormalige huizen Groot Ruwiel (1),Clarenburgh (2) en de ridderhofstad Ter Aa (3).

105

Page 106: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

106

Page 107: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

4 BOUWKUNDIGE TYPOLOGIE

4.1 VERDEDIGINGSWERKEN, ZAKEN EN GEBOUWEN MET EEN MILITAIRKARAKTER

Omstreeks 1800 werd bij Breukelen, niet ver van de Kortrijksemolen, een bastion gebouwd ter versterking van de HollandseWaterlinie. De Hollandse Waterlinie was in de voorgaande eeuwoostwaarts verplaatst, tot bij Breukelen. Het bastion, 'DeWaakzaamheid' geheten, is nu nog slechts te zien als een glooiingin het landschap. Na een halve eeuw was het bastion al buitengebruik: de waterlinie was verder naar het oosten geschoven. Eennieuw, bomvrij fort verscheen aan het Tienhovens kanaal (gemeenteMaarssen). In de buurt van dit fort, op het oostelijke grond-gebied van Breukelen bevinden zich enige betonnen bunkers diegebouwd zijn in het begin van deze eeuw. Het zijn vierkante,betonnen blokken, waarvan aan drie zijden de bovenzijde isafgeschuind. De bunkers deden dienst als groepsschuilplaatsen.Het was de bedoeling dat vanachter de innundaties vanuit dezeschuilplaatsen de vijand kon worden beschoten. De bunkersbevinden zich in de buurt van 'accessen', plaatsen (bijvoorbeelddijken) waar de vijand de inundaties kon vermijden. Bovenop debunkers zijn haken aangebracht waaraan camouflagemateriaal konworden bevestigd.

4.2 BRUGGEN, SLUIZEN EN ANDERE WEG- EN WATERBOUWKUNDIGE WERKENEN BIJBEHORENDE HULPMIDDELEN

In Utrecht-west moet het polderland, om het land te kunnenbewonen, kunstmatig van het overtollige water worden ontdaan.Reeds in de middeleeuwen werd hiermee een aanvang genomen.Aanvankelijk gebeurde dit door middel van het graven van kwel-sloten. Resultante van de ontwatering was het inklinken van debodem. Men ging daarom over tot het aanleggen van kades om hetontginningsgebied en het bedijken van de relatief gestegenrivieren. Een grote stap voorwaarts in de droogmaakactiviteitenwerd gezet met de introductie van de windbemaling: met een doorwindkracht aangedreven scheprad werd het polderwater uit eenwetering in een boezem geheven, van waaruit het via een sluis ineen rivier werd geloosd.

Vanaf 1400 werden in het Veenweidegebied voor het bemalenwipwatermolens gebruikt. Dit molentype was ontwikkeld vanuit destanderdmolen. Deze werd gebruikt voor het malen van koren. Destanderdmolen bestaat uit een houten bovenhuis dat draaibaar isrond een vertikale as: een ronde, eiken boom, de standerdgenaamd. Deze standerd is aan de onderzijde vierzijdig geschoord.Het bovenhuis en de wieken kunnen op de wind worden gericht. Destanderdmolen heeft alle werktuigen, waaronder de molensteen, inhet bovenhuis. Bij de wipwatermolen is de standerd vervangen dooreen ronde, holle koker. In deze koker bevindt zich een as middelswelke, via een raderstelsel, een buiten de molen geplaatstscheprad in beweging kan worden gezet. Het onderhuis van dewipwatermolen is met riet afgedekt en wordt ondertoren genoemd.

In Breukelen staan vier wipwatermolens. De oudste dateert van

107

Page 108: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

1696 en bevindt zich aan de Stationsweg, in de schaduw van eennieuw, in pseudo-chinese stijl gebouwd restaurant. Deze, in 1982gerestaureerde molen bemaalde het waterschap Kortrijk enGieltjesdorp. Het waterschap Kockengen werd bemalen door de molenWagendijk 15. De ondertoren van deze molen dateert van de 17eeeuw; het bovenhuis is in het begin van de vorige eeuw herbouwd.In 1964 is de molen gerestaureerd. Angstelkade 12 en Wagendijk 72zijn respectievelijk gebouwd in 1839 ten behoeve van het water-schap Oukoop en in 1841 ten behoeve van het waterschap Spengen.Laatstgenoemde molen was als één van de eerste in Nederlanduitgerust met een gietijzeren as.

In Breukelen bevinden zich diverse sluizencomplexen. Hetcomplex nabij Zandpad 2 dateert van 1609. Stationsweg 10 enStationsweg 12, ieder aan één zijde van het Arasterdam-Rijnkanaal,zijn 2 door Rijkswaterstaat gebouwde sluiswachterswoningen. Zijstaan bij een sluizencomplex in het riviertje De Danne. Dewoningen, die zijn opgetrokken in neo-renaissance-stij1, zijn inserie gebouwd. Kanaaldijk West 19 en de huizen van de veerliedenvan het pontveer Ter Aa, Kanaaldijk West 1 en 2, zijn uitdezelfde serie.

Over de Danne zijn twee smeedijzeren bruggen geplaatst. Debrug ter plaatse van de Marijkestraat stamt uit 1891 en is, zoalsop de brug te lezen valt, gefabriceerd door de Koninklijke Neder-landse Grofsmederij te Leiden. De brug is van een andere locatiehierheen gehaald. De brug ter plaatse van de Straatweg dateertvan de eerste helft van de 20e eeuw. De kademuur en de sluis-deuren, die hier het water van De Danne reguleren, zijn vanoudere datum.

4.3 GEBOUWEN VOOR HET LANDS-, GEWESTELIJK EN PLAATSELIJK BESTUUR

Op de geornamenteerde gevelsteen van Kerkbrink 35 staat te lezen:'het regthuis van breuckelen en breuckeleweert'. In dit aan eenstraathoek gesitueerde gevelpand werd door schouten en schepenenhun rechterlijke macht uitgeoefend. Zoals vele gebouwen inBreukelen werd dit gebouw in 1672 door de Fransen zwaar gehavend.Het achterhuis, dat de zijgevel aan de Herenstraat heeft, over-leefde de Franse baldadigheden; het voorhuis is na 1672 herbouwd.Het achterhuis bestaat uit een grote kelder en een opkamer: dikkemuren en kelderlichten met tralies bepalen het uiterlijk van hetgebouw. In de 18e en 19e eeuw heeft het gebouw dienst gedaan alsvergaderruimte van het gemeentebestuur.

Kockengen bouwde in 1938 eeen nieuw gemeentehuis op het Kerk-plein: een eenvoudig, vrijstaand gebouw van één bouwlaag ondereen overstekend, afgeplat schilddak. De bescheiden architec-tonische middelen die bij het ontwerp zijn gehanteerd lijkenontleend aan die van in die tijd veelvuldig gebouwde midden-standswoningen. Vóór 1938 huisde het gemeentebestuur in hetgebouw Heicop 9-10, voorheen de pastorie van de NederlandsHervormde Kerk. Momenteel is dit gebouw als dubbele woning ingebruik.

Straatweg 90, stammend uit 1884, is een gebouw dat ook ooiteen overheidsdienst herbergde. Een windvaan in de vorm van eenposthoorn, geïnspireerd op het totentje van Oudaen, wijst er opdat dit gebouw het post- en telegraafkantoor was.

108

Page 109: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

4.4 KERKELIJKE GEBOUWEN EN BIJZONDERE ONDERDELEN DAARVAN, ALSMEDEWONINGEN VOOR KERKELIJKE FUNCTIONARISSEN

In Breukelen staan twee typen kerkgebouwen: zaalkerken enkruiskerken.

Een zaalkerk is het eenvoudigste type kerkgebouw. Dit type paarteen rechthoekige plattegrond aan één constructieve beuk. InKockengen zijn van dit type twee voorbeelden te vinden. Hetoudste stamt uit 1854 en gaat schuil achter de huizenrij aan deVoorstraat. Deze R.K. kerk vertoont geen duidelijke stijlken-merken. Het gebouw, dat een turbulente ontstaansgeschiedenis had,is met de koorzijde vastgebouwd aan de pastorie, van welke devoorgevel aan de Voorstraat grenst. De oudste gedeelten van depastorie zijn 17e eeuws. Het interieur is zeer bijzonder. Debelangrijkste woonkamer is voorzien van stucwerkdecoraties, eengesneden deuromlijsting en een linnen wandbespanning waaropschilderingen zijn gemaakt die activiteiten uit het dagelijkseleven van Kockengen verbeelden.

De andere Kockengense zaalkerk bevindt zich in de gevelwandin de Nieuwstraat. Deze kerk werd in 1879 in opdracht van deGereformeerde Gemeente gebouwd. De voorgevel, de kopgevel van hetgebouw, wordt gekenmerkt door enige classicistische decoraties endoor een kleine 8-hoekige klokketoren.

Een kruiskerk heeft een kruisvormige plattegrond: het één-beukigeschip van de kerk is voorzien van een dwarsbeuk (het transept).Meestal zijn deze kerken zodanig georiënteerd dat het koor deoostzijde van de kerk vormt. De nu volgende kerken zijn kruis-kerken.

De oudste kerk te Breukelen is die te Kockengen, Kerkplein 9.De toren van deze kerk is 13e eeuws; voor het overige gedeeltedateert de kerk van de 15e eeuw. De kerk is opgetrokken ineenvoudige gotiek. Het schip telt vijf traveeën. De west-toren,waarin symmetrisch de entree tot de kerk is geplaatst, is 4-kantvan plattegrond. Boven de entree is een gevelsteen ingemetseldwaarvan het reliëf de familiewapens vertoont van Jhr. Johan vanZuijlen, de voormalige ambachtsheer van de heerlijkheidKockengen.

Van de N.H. Kerk te Breukelen, Straatweg 59, dateert hetoudste gedeelte, het vijfzijdig gesloten koor, van de 15e eeuw.De toren is gebouwd in 1705 nadat de vorige toren in 1702 tijdenseen storm was ingestort. Een grote gevelsteen in de toren maakthiervan melding. De bouwstijl van de kerk is gotisch. In hetkoor, grenzend aan de Straatweg, bevindt zich.een classicistischomlijste entree. Deze is vermoedelijk aangebracht nadat de her-vormers de kerk van de katholieken hadden overgenomen. Ander-soortig gebruik, waarbij niet meer het altaar maar het 'Woord'centraal stond tijdens de dienst, maakte een dergelijke ingreepgerechtvaardigd. Enige aanbouwen: consistoriekamer, kapel opvierkante plattegrond, classicistisch gedecoreerde kapel op 8-hoekige plattegrond.

De eenvoudig gotische kerk a.d. Kerklaan te Nieuwer ter Aa isin de 15e eeuw gebouwd ter vervanging van een oudere kerk op dieplaats. Het materiaal van die oudere kerk (tufsteen) is herge-bruikt als speklagen in nieuwe gebouw. Een aantal spitsboog-

109

Page 110: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

vensters zijn voorzien van natuurstenen traceringen met 3-pasmotief.

Van veel recenter datum is de R.K. Kerk van Johannes deDoper, Straatweg 146 te Breukelen. In 1885 is deze gebouwd naarontwerp van de architect Margraij. Het gebouw is een mooi voor-beeld van neo-gotiek. De entree wordt gevormd door een spitsboog-portiek. De flamboyanten in spitsboogvensters, steunberen enpinakels behoren alle tot het gotisch stijlrepetoir. Bij hetontwerp van de gereformeerde kerk, Straatweg 37, die omstreeks1900 is gebouwd heeft de architect zich niet beperkt tot éénbouwstijl. Het gebouw heeft asymmetrische voorgevel met op hoekeen vierkante toren met bovenin rondbogige openingen die door(open) gemetselde balustrades worden afgeschermd. D gevels vankerk worden met name gekenmerkt door steunberen, rondboogvenstersen, natuurstenen halfzuilen en bewerkt natuurstenen lateien.

4.5 UITVAARTCENTRA EN BEGRAAFPLAATSEN

In 1829 wordt in Nederland een Kon. Besluit van kracht dat degemeenten verplichtte begraafplaatsen, te gebruiken door het helevolk, aan te leggen buiten de bebouwde kom. De opzet hiervan waseen einde te maken aan de onhygiënische toestanden (ziekte ver-spreiding) die het begraven in de bebouwde kom tot gevolg had.Het begraven gebeurde voor die tijd vaak in en om de kerken.In de N.H.Kerk aan de Straatweg Breukelen bijvoorbeeld zijn nogsteeds enige graven aanwezig, zoals bijvoorbeeld de marmerentombe van de famlie Pergen. Van het begraven rondom de kerk zijnin Nieuwer ter Aa de resultaten aanschouwelijk. Bij dit door eenhaag omgeven kerkhof staat een haarhuisje dat is voorzien vanopmerkelijke deuromlijsting in tudor-gotiek. Getuige de graf-tekens (waarvan de oudste van 1850 dateren) werd Nieuwer ter Aalange tijd niet als bebouwde kom beschouwd.

Aan de westzijde van Kerkplein Breukelen ligt algemenebegraafplaats, aangelegd ca. 1829, symmetrisch aangelegd waarbijmiddenlaan wordt geflankeerd door fruitbomen. Aan het Kerkplein,terzijde van kerk, staat een gebouw, voorzien van neo-classicis-tische decoraties, dat dienst doet als baarhuisje en als opslag-plaats van de Breukelense brandweer.

Wagendijk 18 is de R.K. begraafplaats te Kockengen. Deze doorbeukenhaag omgeven begraafplaats is aangelegd in 1873. Debegraafplaats heeft een symmetrische aanleg met middenas en eensmeedijzeren poort aan begin en eenvoudige kapel aan eind.

Overige begraafplaatsen in de gemeente zijn aangelegd na 1940ofwel na die tijd ingrijpend gewijzigd.

4.6 HANDELS- EN KANTOORGEBOUWEN VOOR TRANSPORT EN OPSLAG

De landbouw in Breukelen was toegespitst op de veeteelt: kaas iser een belangrijk agrarisch produkt. Voor opslag van de kazenwerden kaaspakhuizen gebouwd. Zowel in Breukelen als in Kockengenresteert hiervan nog een exemplaar. Het oudste bevindt zich inKockengen: Voorstraat 22. Het is gebouwd in 1801 en bestaat uittwee bouwlagen en een zolderverdieping onder een zadeldak, dathaaks op de weg was gelegen. Het gebouw had een symmetrisch drie-

110

Page 111: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

assige voorgevel en was voorzien van luiken. Het pakhuis aan deBrugstraat 5 te Breukelen kent een gelijksoortige ruimtelijkeopbouw. Het is gebouwd in 1898 en de voorgevel is uitgerust metbaksteen-decoraties.

Aan de Brouwerij te Breukelen staan een viertal pakhuizen,die in het laatste kwart van de vorige eeuw zijn gebouwd. Hetpand, Brouwerij 3, was versierd met baksteen-decoraties. De viergebouwen hebben een identiek volume van 1 1/2 bouwlaag onderzadeldak.Wat betreft handelsgebouwen zijn in Breukelen een drietal winkel-panden vermeldingswaardig. Brugstraat 14 is een gevelpand (1 1/2bouwlaag onder zadeldak; evenwijdig aan weg) dat een bakkers-winkel herbergt. Het pand dat in de 18de eeuw is gebouwd, valtvooral op door het beschilderde uithangbord boven de entree. Degevelpanden Kerkbrink 25 en 27 zijn omstreeks 1900 tot standgekomen. De begane grond van deze panden wordt in beslag genomendoor grote winkelpuien. Zoals in die tijd gebruikelijk is dedetaillering hiervan classicistisch geïnspireerd.

4.7 GEBOUWEN VAN LIEFDADIGHEID, GEZONDHEIDSZORG, WETENSCHAP ENCULTUUR

Aan de Kerklaan te Nieuwer ter Aa staan twee schoolgebouwen. Deoudste van de twee (eind vorige eeuw) is Kerklaan 12, een blok-vormig neo-classicistisch geïnspireerd pand van één hoge bouwlaagonder schilddak. Boven de entree bevindt zich het opschrift"Gemeente School". In de langsgevel waaraan de klaslokalengrensden zitten hoge 6-ruits schuifvensters. De andere langs-zijgevel is geheel gewijzigd t.b.v. de huidige functie alsbrandweerkazerne.

Kerklaan 3, genaamd "Het Anker" dateert van het Ie kwart van dezeeeuw. Het gebouw heeft een vierkante plattegrond en telt twee(hoge) bouwlagen onder tentdak. De voorgevel wordt beheerst doorgrote, samengestelde (3-strooks) schuifvensters.

4.8 GEBOUWEN VOOR SPORT, RECREATIE, VERENIGING, VERGADERING ENHORECA

De ligging van Breukelen aan de Vecht, aan de route Amsterdam-Utrecht maakte dat het dorp in voorbije eeuwen door reizigerswerd gebruikt als rustplaats en plaats voor overnachtingen.Zandpad 2, genaamd "De Vliegende Kraai" is een kleine 18e eeuwselanghuisboerderij die tevens dienst deed als herberg.Straatweg 1 is ook 18e eeuws en is een herberg genaamd 'DeOliphant'. Het pand is genoemd naar de 'Oliphantenwagen' waarmeein de 19e eeuw het personenvervoer tussen Amsterdam en Utrechtplaats vond. Achter de herberg bevond zich een, inmiddelsafgebroken, paardenstal. Men kon hier paarden stallen eneventueel wisselen.Stationsweg 1 is een groot, witgepleisterd, vermoedelijk begin19e eeuws, blokvormig pand waarvan het functie is gewijzigd vanherberg tot restaurant. De achterzijde van het pand heeft eenmerkwaardige aanbouw, daar de verdieping hiervan rust op een doorzuilen gedragen hoofdgestel.

111

Page 112: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

4.9 KASTELEN, LANDHUIZEN, BUITENPLAATSEN, HISTORISCHE PARKEN ENTUINEN EN DAARBIJ BEHORENDE GEBOUWEN EN OBJECTEN

Vanaf omstreeks 1625 was er in het Vechtgebied sprake vanaanschaf door welgestelde stedelingen van agrarisch terrein tenbehoeve van de aanleg van buitenplaatsen. Deze buitenplaatsenwerden door hun eigenaren gebruikt als zomerverblijf. De Vecht-streek was, naast onder andere het gebied in de buurt van deAmstel en het Kennemerland, een geliefde plaats voor de aanlegvan buitenverblijven. De buitenplaatsontwikkeling aan de Vechtwas, zoals Meischke beweert in het boek "Plaatsen aan de Vecht ende Angstel" vrijwel uitsluitend een initiatief van Amsterdammers.Inwoners van het nabijgelegen Utrecht lieten zich onbetuigd:nieuwe, rijke Utrechtse families waren er niet en de oudeUtrechtse adel bewoonde reeds bestaande middeleeuwse kastelenzoals Nijenrode, Oudaen en Gunterstein.

De buitenplaatsen die in de 16e eeuw ontstonden, met name inde noordhollandse polders, waren voorzien van een belangrijkeagrarische component. Vele buitenplaatsen bestonden in wezen uiteen boerderij waarin de opkamer dienst deed als "herenkamer". Inde Vechtstreek was dit agrarische karakter veel minderbelangrijk. De buitenplaatsen waren in veel gevallen te klein omeen boerenbedrijf te herbergen. In Breukelen is echter debuitenplaats Vechtzicht wel op deze wijze uit een boerderijontstaan.

In eerste instantie heeft in de ontwikkeling van hetbuitenhuis als type, ook aan de Vecht, vermoedelijk de dwars -huisboerderij met herenkamer model gestaan. De vroegste buiten-huizen in Maarssen bijvoorbeeld zijn gebouwd op een T-vormigeplattegrond en bestaan uit slechts één bouwlaag. Het naar eenontwerp van Jacob van Campen gebouwde Huis ten Bosch is aan devoorzijde uitgerust met een over twee bouwlagen opgetrokkenmiddenpartij. Deze opzet fuctioneerde als prototype bij de bouwvan latere buitenhuizen. In Breukelen zijn dergelijke vroegevoorbeelden niet te vinden alhoewel Vredenoord en Groenevecht vanorgine een T-vormige plattegrond hebben. Zij zijn echter reedsvoorzien van een volledige, zij het lage slaapverdieping.

In 1642 verscheen te Driemond bij Weesp het eersteblokvormige buitenhuis in de Vechtstreek. Vanaf die tijd werd hetin Den Haag gesitueerde Mauritshuis (1633) belangrijk als na tevolgen model. Dit gebouw was opgetrokken op basis van eenvierkante plattegrond en bestond uit meerdere, volledigebouwlagen: de woonvertrekken op de begane grond; de slaapkamersop de verdieping en de dienstvertrekken, onder meer de keuken, inhet souterrain. Het souterrain was bij architecten een geliefdelement. Het werd toegepast om de huizen een rijzig en statigaanzien te geven. In het geval van een klein buitenhuis kon eenarchitect het creëren van een duur souterrain eenvoudigerverdedigen tegenover de opdrachtgever dan in het geval van eengroter exemplaar. In het laatste geval was immers hetwoonprogramma dikwijls niet omvangrijk genoeg om de kelder- enverdiepingsruimten op een nuttige manier in te vullen.

Pas aan het eind van de 17e eeuw werd het vierkante huisgemeengoed. Bewoning van de buitenhuizen gedurende langere tijdvan het jaar droeg bij tot deze ontwikkeling.

Architectonische elementen die op dat moment hun intrede

112

Page 113: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

deden zijn de doorlopende middengang met stucgewelfjes en deentreepartij met een daarboven gesitueerd balkon. Deze elementenzijn terug te vinden in de buitenhuizen Boom en Bosch, Queekhovenen Gunterstein.

Meischke wijst erop dat het rampjaar 1672, toen de Fransetroepen vele buitenplaatsen en kastelen verwoestten, nauwelijksheeft bijgedragen tot een snellere ontwikkeling van vierkantebuitenhuizen. Herbouw, zoals in het geval van Nijenrode,geschiedde op tamelijk reconstruerende wijze. Het "kasteel" alsbuitenhuis was tot ver in de 17e eeuw populair. Slechts huizendie langere tijd ruïneus bleven, zoals Gunterstein, werdenblokvormig herbouwd. Doch ook Gunterstein behield een enigszinskasteelachtig karakter: de barsheid van de muren en de her-plaatsing van het gebouw in de slotgracht dragen zeker daar toe

bij-Omstreeks 1650 werd een nieuwe stap gezet in de ontwikkeling

van het buitenhuis aan de Vecht: de koepelzaal deed zijn intrede.De Nederlandse koepelzalen zijn in de meeste gevallen geïnspi-reerd op Franse voorbeelden en niet zozeer op Italiaanse. Integenstelling tot een nauwelijks functionele, centrale koepel-ruimte is de Nederlandse koepelzaal aan het midden van deachtergevel gesitueerd en is zij in gebruik als aparte woon-ruimte. Het uitzicht op het landschap speelde in deze ruimtes eenbelangrijke rol. De achtergevel werd zodoende ter plaatse van dekoepelzaal uitgebouwd. Bij de grotere, verder uitstekendekoepelzalen was hiermede de T-vormige plattegrond wederom eenfeit geworden. Queekhoven is in 1730 voorzien van een koepel-kamer. Vrede en Rust is omstreeks dat jaar herbouwd met eenkoepelkamer in de poot van de T-vormige bouwmassa.

In chronologische volgorde zullen de kastelen en buiten-plaatsen te Breukelen in het nu volgende de revue passeren.

Van het oudste kasteel te Breukelen, het slot Ruwiel, resteertnog de omgrachting en alleen de iets verhoogde locatie. Van hetpuin van het vermoedelijk in de 12e eeuw gebouwde en in 1672 doorde Fransen verwoestte kasteel is in 1675 100 meter verderopboerderij opgetrokken (Oud Aa 34a). In de linker zijgevel vandeze dwarshuisboerderij is een wapensteen, waarop afgebeeldefamiliewapens van het oude Ruwiel opgemetseld.

Het aan de Vecht gesitueerde Oudaen (Zandpad 80) is in circa 1275gebouwd in opdracht van één van de heren van Loenresloet. Debouwplek was een belangrijke vanwege het handelsverkeer tussenAmsterdam en Utrecht dat zich langs en over de Vecht voltrok.Oudaen werd gebouwd als woontoren van ongeveer drie bouwlagen ensouterrain onder een zadeldak. Er was sprake van een eenvoudige,rechthoekige plattegrond. De toren werd omgeven door een gracht.Tussen 1400 en 1500 is een smallere woontoren tegen de oude torenaangebouwd. In de eerste toren, waarvan de muren plaatselijktwee meter dik zijn, zijn nog sporen van schietgaten en lamp-nissen te ontwaren. In het begin van de 17e eeuw werd het kasteelaan de eisen van de tijd aangepast: een traptoren en een achter-huis (waarin een nieuwe entree en een keuken) werden aangebouwd,alsmede aan de voorzijde een torentje tussen de trapgevels. In de18e eeuw vonden nieuwe moderniseringen plaats: in het interieurwerden onder andere lambrizeringen en stucplafonds aangebracht.

113

Page 114: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Deze veranderingen hebben Oudaen evenwel nooit de elegantie vande veel latere buitenplaatsen gegeven. Feitelijk is er al dietijd weinig aan het voorkomen van het gebouw veranderd.

Nijenrode (Straatweg 25) is in oorsprong eveneens eenmiddeleeuwse woontoren. Ook Nijenrode is omstreeks 1275 gebouwdaan de belangrijke handelsroute langs de Vecht. Het kasteelbestond uit een vierkante woontoren die tesamen met een voorpleinin een omgrachting was gesitueerd. Aan de rand van het voorpleinstond een poorttoren (de huidige klokketoren) die diende terverdediging van het plein. In de 17e eeuw toen het wooncomfortaan belang won ten opzichte van het militaire karakter van hetkasteel werden ter weerszijde van de klokketoren woonvleugelsaangebouwd. Lang heeft men daar geen plezier van gehad want in1672 werd Nijenrode door de Fransen verwoest. De kastelenGunterstein en Ruwiel vielen in dat jaar hetzelfde lot ten deel.Oudaen is, vrijwel als enige, verwoesting bespaard gebleven.

In 1675 werd in opdracht van Johan Ortt begonnen met dewederopbouw van Nijenrode. Dit geschiedde in renaissance-bouwstijl: de muurvlakken werden verlevendigd door horizontalebanden en de kruisvensters werden bekroond met schelp- enfrontonmotieven.

In 1860 werd het gebouw gerestaureerd. In 1907 volgdeopnieuw een restauratie waarbij de vorige ongedaan werd gemaakt.Wentink en Van Heeswijk, de restauratiearchitecten, namen voordit werk een gravure uit 1650, van de hand van T. Matham, totuitgangspunt. De woontoren werd hoger opgetrokken en voorzien vanarkeltorentjes; de klokketoren kreeg een bekroning inrenaissance-stij1. In de daaropvolgende jaren werden naarontwerpen van de genoemde architecten, in historiserende stijl,rondom het hoofdgebouw een poortgebouw, een koetshuis en eenophaalbrug met poort opgericht. Het oude gedeelte van het terreinwerd landschappelijk ingericht. Momenteel wordt Nijenrodegebruikt door een onderwijsinstituut. Ten behoeve van descholieren zijn op het terrein woningen en andere facilitairegebouwen verschenen.

Gunsterstein (Zandpad 48) is circa 1344 gesticht als ridder-hof stad door G. Gunter. In 1511 en 1672 werden de voorgangers vanhet huidige hoofdgebouw veroverd en verwoest. Het huidige hoofd-gebouw staat op de fundamenten, van het in 1518 gebouwde kasteel.Architect van het in 1680 weer opgetrokken hoofdgebouw wasvermoedelijk Adriaan Dorstman. Opdrachtgeefster was MagdalenaPoulle. Het strenge, classicistische, blokvormige pand isgesitueerd in een slotgracht en is nauwelijks gedecoreerd.Afgewogen verhoudingen geven het gebouw een gedistingeerduiterlijk. De achtergevel van het pand is naar de weg gekeerd.Dit heeft tot gevolg dat de bezoeker een omtrekkende beweging omhet gebouw moet maken alvorens bij de entree te geraken. Debezoeker heeft op dat moment het gebouw al aan alle zijden kunnenbewonderen. De entree wordt pas bereikt na twee voorpleinen tezijn gepasseerd: eerst een groot plein dat wordt geflankeerd doorbouwhuizen; vervolgens, na het nemen van een brug, een kleinerplein dat wordt geflankeerd door twee aan het huis gebouwdevleugels. Vanaf de entree bevindt zich, van voor naar achter,over de volle diepte van het pand een centrale gang. In het

114

Page 115: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

verlengde van deze gang staat de kerktoren van Breukelen. Aan hetandere uiteinde van de gang, via de entree en de voorpleinen, isde as doorgetrokken in een formele tuinaanleg.

Ook Vecht en Dam (Dannegracht 16) heeft waarschijnlijk eenmiddeleeuwse voorganger. Reeds in 16e eeuwse teksten immers wordtmelding gemaakt van een hofstede ter plaatse. De buitenplaats isgesitueerd waar het riviertje de Danne (ofwel Damme of Dam) en deVecht samenstromen. Vrij snel na het vertrek van de Fransetroepen in 1672 is op deze plaats een nieuw gebouw opgetrokken.Het huidige hoofdgebouw heeft een 19e eeuws uiterlijk. Het is eenpand van twee bouwlagen onder een zadeldak. De voorgevel teltvijf vensterassen. De deuromlijsting van de hoofdentree vormt ééngeheel met de omlijsting van het daarboven zittende venster.

Zoals vermeld is Vechtzicht (Zandpad 27) vermoedelijk ontstaanuit het voorhuis van een boerderij waarvan het bedrij fsgedeelteop een gegeven moment is afgebroken. In het begin van de 19e eeuwis het voorhuis verbouwd en voorzien van een evenwijdig aange-bouwd achterhuis. De opkamer is nog altijd aanwezig. Bij deverbouwing heeft de invloed van de empire-bouwstij1 zich doengelden. Opdrachtgever tot deze ingrepen was was Willem Offermansdie ook een aantal omliggende boerderijen kocht. Na zijn doodraakte het bezit weer verspreid.

Vegtvliet, Boom en Bosch en Queekhoven zijn drie 17e eeuwsebuitenhuizen die tot het blokvormige type gerekend kunnen worden.

Vegtvliet (Rijksstraatweg 222) werd omstreeks 1665 gebouwd inopdracht van de Amsterdamse koopman Willem v.d. Broek naar eenontwerp van Philips Vingboons. Het betreft een rechthoekig huis,bestaande uit twee bouwlagen onder een schilddak. De voorgevel(5-assig) bevond zich aan de Vechtzijde. Centraal in de voorgevelzat de entree. Het gebouw brandde uit in 1673. De achtergevel vanhet ondiepe pand was oorspronkelijk blind. Vegtvliet behoorde totde kleinere buitenhuizen. Een ingrijpende verbouwing vondomstreeks 1750 plaats. De entree werd hierbij verplaats naar destraatgevel en werd geflankeerd door rondboognissen waarinzandstenen beelden van de Amsterdamse beeldhouwer Ignatius vanLochteren werden geplaatst. Aan de voor- en achterzijde van hetgebouw werd een attiek aangebracht in Lodewijk XV-stijl. In 1856volgde een nieuwe verbouwing. De entree-gevel werd 5-assig: denissen verdwenen.

In 1663 is Boom en Bosch (Markt 13) ontstaan als buitenplaats.Stichter was A. Boddens. Hij gaf omstreeks 1670 ook de opdrachttot de bouw van het blokvormige pand. In het midden van de voor-en achtergevel bevindt zich een entreepartij aan een verhoogdestoep. Een centrale gang doorsnijdt het gebouw van voor naarachter. In 1711 werden twee 2-assige vleugels aan het pandgebouwd. In 1984 werden wederom 2-assige vleugels aangebouwdnadat de vorige waren afgebroken.

Het landgoed bestond rond 1850, naast het restant van eenformele tuin, uit een moestuin, een boomgaard, bossages enslingerlanen. Als bijgebouwen stonden een koetshuis en eentuinmanswoning op het terrein. Bovendien stond er een tuinkoepel

115

Page 116: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

in de overtuin aan de Straatweg.Momenteel is het pand in gebruik door de gemeente Breukelen

als gemeentehuis. Het koetshuis, het enige overgeleven bijgebouwis verbouwd tot kantoor.

Queekhoven (Zandpad 41) was reeds vóór 1672 een buitenplaats. In1672 werd Queekhoven door de Fransen verwoest. Hoe de buiten-plaats er voor die tijd heeft uitgezien is niet bekend. Tegen hetjaar 1700 is het huis herbouwd. Nadien hebben diverse ver-bouwingen het pand grondig gewijzigd. Het huidige, neo-classicis-tische uiterlijk stamt uit 1880. Er staat nu een blokvormig pandmet een symmetrische, 5-assige voorgevel. De in het voorgaandeter sprake gekomen 18e eeuwse koepelkamer is voorzien vanLodewijk XIV stucdecoraties.

Het voorplein van het huis wordt geflankeerd door 2bouwhuizen.

Groenevecht, Vreedenoord en Vrede en Rust zijn buitenhuizen metvan orgine een T-vormige plattegrond.

Groenevecht (Zandpad 37) dateert van de 17e eeuw. De T-vorm vande plattegrond is van het traditionele type: de poot van de T wasuitgevoerd als achterhuis en bevatte het koetshuis. Momenteel iser sprake van een symmetrisch, blokvormig pand.

Ook Vredenoord (Straatweg 68), in 1672 in een T-vorm gebouwd, isinmiddels tot blokvormig pand verbouwd. Het noordelijke gedeeltevan het huis is bovendien herbouwd in 1977 nadat het in 1896 wasgesloopt omdat de toenmalige eigenaar het huis te groot vond.

Vrede en rust (Straatweg 30) is in oorsprong een 18e eeuws panddat in de loop der tijd diverse malen is verbouwd. De T-vormigeplattegrond is daarbij behouden gebleven. Het gebouw is een"moderner" T-type dan de 2 voorgaande daar de poot van de T eenuitgebouwde koepelkamer is. Zoals bij vele buitenhuizen aan deVecht het geval is, is de uit representatief oogpunt minderbelangrijke zijgevel (op het zuiden) voorzien van een groteserre.

Slangevecht en Vegt en Hof zijn recentere buitenhuizen. Beidezijn in de plaats gekomen van oudere exemplaren. Van Vecht en Hof(Zandpad 43) is het meest opmerkelijke dat de huidige achtergevelwaarschijnlijk de oude voorgevel van het voormalige huis is.Vermeldenswaardig wat betreft Slangevecht (Straatweg 40) is dathet oorspronkelijke hoofdgebouw was uitgevoerd in hout. Pas in1915 is het huidige pand, in neoclassicistische stijl, gebouwd.

Een buitenplaats bestaat naast een buitenhuis, in vrijwel allegevallen, tevens uit een aangelegde tuin. Er kan sprake zijn vaneen tuinontwerp waarin geometrische, formele principes zijn toe-gepast, waarin de (classicistische) architectuur van het huis eenweerklank vindt, en er kan sprake zijn van een doelbewustcontrast met het huis in de vorm van een romantische, "natuur-lijke" tuin. Menige 17e en 18e eeuwse, formele tuin spreidde eengeweldige rijkdom ten toon. xDe tuin was in dergelijke gevallenopvallender dan het huis.

116

Page 117: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Zoals te zien is op de door Stopendael in 1719 vervaardigdeprenten is Boom en Bosch voorzien geweest van een geometrischetuin. In 1711 liet de toenmalige eigenaar T. Boendermaker de tuinaanleggen tussen het huis en de Vecht. De ontwerper van het groenwas wellicht Daniël Marot. In de tuin bevonden zich vele beeld-houwwerken en siervazen. In de 19e eeuw is deze tuin verdwenen.De huidige formele tuin dateert van 1984.

Groenevecht heeft eenzelfde tuinontwikkeling doorgemaakt. Opde smalle, langgerekte strook tussen het huis en de Vecht bevondzich oorspronkelijk een formele tuin. Na in de 19e eeuw te zijn"verlandschappelijkt" is in 1985 wederom een formele tuin aan-gelegd.

Gunterstein is een, naar Vechtbegrippen, zeer uitgestrektlandgoed. Op het terrein van Gunterstein bevinden zich uitge-breide landerijen (voorzien van boerderijen en arbeiders-woningen). Gunterstein bezat eens een uitgestrekte, formeleaanleg: lange, door bomen geflankeerde lanen, een Franse tuin,fonteinen, etcetera. In de 18e eeuw zijn de tuinen gedeeltelijkin weiland veranderd. In de 19e eeuw is een landschappelijke tuinaangelegd, waarna deze gedeeltelijk is omgezet in productiebos.Momenteel zijn er van de respectievelijke tuinontwerpen nogdiverse restanten zichtbaar.

Onder invloed van de Engelse tuinarchitectuur zijn er inNederland in de 19e eeuw vele landschappelijke tuinen aangelegd.

De parkachtige tuin van Vegtvliet dateert van 1810 en isontworpen door J.D. Zocher.

Queekhoven is in het bezit van een drieledige aanleg. Rondomhet hoofdgebouw is het terrein landschappelijk ingericht.Verderop bevindt zich een omgrachte moestuin waarin onder andereeen slangemuur staat. Als derde element is er een in 1920 totstand gekomen arboretum, waarin diverse exotische plantengroeien.

Vegt en Hoff heeft eveneens een landschappelijke tuin. Hetmeest bijzondere aan de terreininrichting is het hekwerk. Het hekbij Vegt en Hoff is 18e eeuws, is uitgevoerd in ijzer en isgedecoreerd met Lodewijk XV-motieven.

Diverse Breukelense buitenplaatsen worden gekenmerkt door deaanwezigheid van een tuinkoepel. Op de tuin gerichte, aan hethuis vastgebouwde koepelkamers, zoals bij Queekhoven, zijn reedster sprake gekomen. In Breukelen staat ook een viertal lossetuinkoepels. Ze zijn alle gesitueerd op een markant punt aan hetwater. De tuinkoepels werden gebruikt als ruimte waarin debuitenplaatseigenaar zich met zijn gasten kon terugtrekken voorzakelijke gesprekken of waarin hij theepartijtjes konorganiseren.

De oudste tuinkoepel in Breukelen staat bij de voormaligebuitenplaats Vroeglust. De koepel dateert van het begin van de19e eeuw. De plattegrond van het interieur is 8-hoekig. Hetplatte dak heeft een flink overstek. De bouwstijl is empire.

De achthoekige koepel tegenover Nijenrode dateert vanomstreeks 1850. Het achthoekige bouwwerk, dat is voorzien van eenrieten, overstekend tentdak, heeft vanwege het souterrain en debuitentrap met omloop enigszins het uiterlijk van een uitkijk-torentje.

Op het terrein van Vecht en Dam, precies op de hoek waar de

117

Page 118: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Vecht en de Danne samenstromen, staat een eenvoudige, vierkante,houten tuinkoepel, uitgerust met een overstekend, rieten tentdak.De koepel dateert van circa 1850.

Op het terrein van Nijenrode staat een gietijzeren, opentuinkoepel die eigenlijk meer het karakter heeft van een prieel.De koepel is afkomstig van de wereldtentoonstelling die tussen1850 en 1900 werd gehouden in Parijs.

Een vergelijking van het huidige Vechtlandschap met detekeningenreeks van Stopendael uit 1719 leert dat er veletuinkoepels zijn verdwenen.

4.10 WONINGEN EN WONINGBOUWCOMPLEXEN

Van 17e tot ver in 19e eeuw was landelijk gezien het herenhuishet favoriete bouwtype van de rijken die een huis lieten bouwen.In Breukelen was in deze gevallen tuinaanleg en wijze vangebruik, dikwijls zodanig dat er sprake was van buitenplaats (ziepar. 4.9). Straatweg 186, Zandpad 25, Wagendijk 20 en Wilhelmina-straat 3 zijn herenhuizen met bescheidener opzet. Het gaat hierom neo-classicistische panden uit 2e helft vorige eeuw. Ze wordenalle vier gekenmerkt door bakstenen gevels die voorzien zijn vangepleisterde, classicistische decoraties als hoeklisenen enkroonlijst. Straatweg 188-190 en 192-194 zijn twee dubbeleherenhuizen waarvan vormgeving als voornoemd.

Eind 19e eeuw wordt het (wederom landelijk bezien) mode om eenkapitale, nieuwe woning uit te voeren als villa. Waar de statigeherenhuizen werden gekenmerkt door blokvormige bouwmassa ensymmetrische gevelindeling (waarin horizontale en verticalebelijningen tot evenwijdig zijn gebracht) zijn dat bij de villasamengestelde bouwmassa, erkers, balkons, dakoverstekken etc. Deplattegronden zijn asymmetrisch van opzet, en de asymmetrischegevels zijn met name door een geprononceerde topgevelpartijverticaal geaccentueerd. Villa's echter zijn in Breukelen tenopzichte van de herenhuizen ondervertegenwoordigd. In de loop vande 19e eeuw verliest de Vechtstreek aantrekkingskracht alsvestigingsgebied voor buitenverblijven van stedelingen ten gunstevan o.a. de Utrechtse Heuvelrug. In provincie Utrecht zijnvilla's dan ook met name in dit gebied te vinden.Straatweg 35 te Breukelen en Kerklaan 1 te Nieuwer ter Aa zijntwee kleine villa's die in eerste plaats opvallen door haaksetopgevelpartij. Dit is ook het geval met Straatweg 132, maar ditwitgepleisterde pand, heeft bovendien opvallende op de Tudor-gotiek geïnspireerde bovenlicht-omlijstingen.

Straatweg 43 heeft een eenvoudige hoofdmassa, maar de eclectischedetaillering met overstekende dak geeft het pand een villa-achtigkarakter. Dit is ook het geval met Straatweg 45-49: drie aaneen-gebouwde woningen waarvan de zadeldaken haaks op de weg staan.Het meest bijzondere van de villa Straatweg 125 is dat het isgebouwd als voorhuis van een boerderij.

In de loop van de 20e eeuw, vanaf ca. 1910 verschuift de woon-huismode opnieuw: vanuit Engeland en Duitsland doet het landhuiszijn intrede. Was het herenhuis bedoeld om d.m.v. zijn strakkegeometrie te contrasteren met natuurlijke omgeving, zo is

118

Page 119: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

het landhuis vaak opgetrokken uit natuurlijke materialen(plattegronden vrijer, asymmetrisch van opzet) teneinde mede doorhorizontale belijning op te gaan in omringende natuur.In Breukelen zijn Nieuweweg 3 en Straatweg 238, beide met eenrieten dak en houten gevels de duidelijkste voorbeelden.Straatweg 74 en Straatweg 172 zijn voorbeelden van traditionelebaksteen-architectuur. De kleine landhuizen in Kievitsbuurt zijngesitueerd aan trekgaten en daardoor alleen per boot bereikbaar.

In bebouwde kom van Breukelen en Kockengen staan een aantalgevelpanden. Plaatselijk een (waar hogere bebouwingsdichtheid),aaneengesloten bebouwing langs straat.Brugstraat 16, Herenstraat 34, Dorpsstraat 8-10 en Nieuwstraat 3zijn voorbeelden van gevelpanden van het één-beukige, diepe type:d.w.z. dat de dragende muren en nokrichting kap haaks op wegstaan. Deze vier panden zijn 18de eeuws en voorzien vaneenvoudige tuitgevel. Brugstraat 8 is soortgelijk maar isvoorzien van een door een fronton bekroonde klokgevel diebovendien is uitgerust met natuurstenen ornamenten. Nieuwstraat20 te Kockengen is een voorbeeld van een twee-beukig "diep"gevelpand. Dit 17e eeuws pand, waarvan de twee zadeldaken schuilgaan achter twee trapgevels, is vanwege de renaissance-bouwstij1,uniek voor de gemeente Breukelen.

Voorstraat 10 (uit 1892) en Voorstraat 26 (begin vorige eeuw)zijn gevelpanden van het één-beukige dwarse type: de nokrichtingvan dak is hier evenwijdig aan weg. Voorgevel van nr. 26 istypisch 19e eeuws: wit pleisterwerk, 6-ruits schuifvensters eneen kroonlijst.

Van hetzelfde type zijn de panden Voorstraat 16 t/m 18. Het meestopvallende aan deze 18de eeuwse woningen is de poort in het bouw-blok, waardoor men van de Voorstraat op het Kerkplein kan komen.Herenstraat 38-40 is een twee-beukig dwars gevelpand. Het pandheeft neo-classicistische verschijningsvorm: grijs pleisterwerk,kroonlijst en twee omlijste deuren.

Evenals gevelpanden kunnen vrijstaande panden worden ingedeeldvolgens één- of twee-beukige, diepe dan wel dwarse types.

Straatweg 204 dateert vermoedelijk van begin 19e eeuw en is eenéén-beukig diep pand. Het is witgepleisterd en heeft herenhuis-achtig karakter. De voorgevel is asymmetrisch ingedeeld. Vanhetzelfde type zijn de panden Straatweg 78 en 80. Ze zijngesitueerd aan de Vecht, stammen uit 19e eeuw en bestaan uit 2bouwlagen onder overstekende rietgedekte zadeldaken.Straatweg 78 is een voormalig rentmeesterswoning, eertijdsbehorende bij Gunterstein, die omstreeks 1988 dienst heeft gedaanals kinderziekenhuis.Stationsweg 24 is een één-beukig "dwars" pand. Wellicht is ditpand voorhuis van dwarshuisboerderij waarvan achterhuis isafgebroken. Voorgevel duidt op kelder en opkamer aan linkerzijdeen begane grond en lage verdieping aan rechterzijde. Voorstraat 1is een woning van één bouwlaag onder mansardedak; classicistischedecoraties en symmetrische 3-assige lijstgevel geven pand enherenhuis-achtig aanzien.

119

Page 120: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Brugstraat 17, Herenstraat 50 en Wagendijk 36 zijn erg eenvoudige19e eeuwse arbeiderswoningen. Zijn bestaan uit 1 bouwlaag ondereen zadeldak. Herenstraat 50 is direct met kopgevel aan de Vechtgesitueerd en is bereikbaar via steeg vanaf de Herenstraat.Dubbele arbeiderswoningen, opgetrokken in dezelfde trant alsvoornoemden zijn Dannestraat 6-8, Wagendijk 37-38 en Herenstraat66-68. Alle drie zijn zij gebouwd in vorige eeuw. Zandpad 48staat op grondgebied van Gunterstein en is van origine eendubbele daggelderswoning.Tot blok gekoppelde arbeiderswoningen zijn o.a. te vinden aan hetKerkplein te Breukelen: Kerkplein 2-3 en Kerkplein 4-11 zijnkleine armenhuisje, van 1 bouwlaag onder een zadeldak, die metachterzijde grenzen aan de Danne. Kerkplein 4-11 dat met alsKerkplein 2-3 in 18e eeuw tot stand kwam is gebouwd ten laste vande Diaconie van N.H. kerk.Het qua bouwmassa vergelijkbare Herenstraat 52 (vier woningen) isgebouwd in begin van 19e eeuw. Het blok is haaks op het water,direct aan Vecht gesitueerd. Het blok woningen Willink vanCollenstraat dateert van rond laatste eeuwwisseling. Het blokvalt op door vele decoraties, uitgevoerd in gekleurde baksteen.

4.11 BOERDERIJEN

Het merendeel van de boerderijen in gemeente Breukelen staat inhet westelijk deel van gemeente. Het veengebied dat zich daarbevindt is vanaf de Middeleeuwen op regelmatige wijze ontgonnen.Vanaf een ontginningsbasis, een weg die voor de ontsluitingzorgdroeg werden kavels van een vaste breedte- en lengtemaatgecreëerd (ca. 200x1300 meter). Sloten tussen, en plaatselijkhaaks op, de kavels zorgden voor afvoer van het water in dit laaggelegen gebied (zie par. 4.2). Het steeds weer uitbaggeren heeftsommige sloten breed en diep gemaakt.Boerderijen die op kavels werden gebouwd kwamen aan ontsluitings-wegen te liggen. Deze regelmatige opzet leidde uiteindelijk totboerderij stroken.De boerderijen te Breukelen zijn vrijwel alle van het hallehuis-type: alle functies zijn in dit type ondergebracht onder één(samengesteld) dak. Het dak wordt gesteund door 3-beukigeconstructie (ankerbalk- of dekbalkgebint). De hallehuisboerderijken 3 subtypen: langhuisboerderij, krukhuisboerderij en dwars-huisboerderij. Deze volgorde is de chronologie van ontstaan.

De oudste langhuisboerderijen in Breukelen zijn 18e eeuws. Het ishierbij opmerkelijk dat de oudste krukhuisboerderij in Breukelenouder zijn; ze dateren van de 17e eeuw. Van de talrijkelanghuisboerderijen in de gemeente volgen hier de belangrijkste.Kortrijk 34 en Oud Aa 40 dateren van vóór 1800. Kortrijk 34 heefteen symmetrisch opgezette, 5-assige voorgevel. Oud Aa 40 isasymmetrisch, hetgeen toen gebruikelijk was.Bij menige langhuisboerderij zijn de zijgevels ter plaatste vanhet voorhuis hoger opgemetseld (om gebruiksredenen) dan terplaatse van het achterhuis. Met name bij oudere boerderijen meteen laag achterhuis is dit het geval. Heeft zo een boerderij eenrietgedekt dak dan vertoont het dakvlak t.p.v. de overgang vanvoorhuis naar achterhuis een welving.

120

Page 121: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Een veel voorkomend motief in de 19e eeuwse langhuisboerderijenis het Serlio- of Serlianavenster op de verdieping in devoorgevel. Oud Aa 3 (met rijk gedecoreerd houtsnijwerk in devoorgevel), Portengen 46 en Laag Nieuwkoop 22. Uit het begin vande 19e eeuw dateren Maarssenbroekdijk 12, Kortrijk 18-12 en 20 enWilhelminastraat 7. Deze boerderijen zijn eenvoudig van opzet ennauwelijks gedecoreerd. Zandpad 12 en Straatweg 179 daarentegendateren van de 2e helft van de 19e eeuw en bezitten een voorgeveldie respectievelijk neo-gotisch en neo-classicistisch isbeïnvloed.Een vermeldingswaardige langhuisboerderij die is gebouwd in de20ste eeuw is Oukoop 29. In tegenstelling tot andere vroeg20ste eeuwse boerderijen, die traditioneel van inslag zijn, is inde voorgevel siermetselwerk opgenomen dat vage invloeden vertoontvan de Amsterdamse School-stij1.De oudste boerderijen in de gemeente Breukelen zijn, zoals reedsterloops vermeld, krukhuisboerderijen.Krukhuisboerderijen zijn tot ontwikkeling gekomen vanuit delanghuisboerderijen. Vanwege ruimtegebrek werd het voorhuis aanéén zijde uitgebouwd. Een L-vormige plattegrond was het gevolg.In de uitbouw bevonden zich een kaaskelder met daarboven eenopkamer.Julianalaan 18, waarvan het achterhuis is verbouwd, is 17e eeuws.Het voorhuis is wit gepleisterd. Honderdsche laantje 4 vertoontvele, oude verbouwingssporen in de gevels. Het oudste gedeeltevan deze boerderij is wellicht een stenen kamer uit de 16e of17e eeuw. Portengen 19 is gebouwd in de 18e eeuw. Bestudering vande voorgevel maakt duidelijk dat er eerst sprake was van eenlanghuisboerderij, die later, is uitgebreid tot krukhuis.Oud Aa 38 is een in de 19e eeuw gebouwde krukhuisboerderij en alszodanig een voor dit type erg laat exemplaar.

De dwarshuisboerderij is het resultaat van een vervolg op deontwikkeling van langhuis- naar krukhuisboerderij. Een dwars-huisboerderij heeft een voorhuis dat aan twee zijden is uitge-bouwd: een T-vormige plattegrond is het gevolg. De kap van hetvoorhuis staat haaks op die van het achterhuis. Vanwege hetgrotere woongedeelte waren dit confortabeler woningen; deboerderij benaderde in een aantal gevallen de "herenboerderij".De voorgevels waren dikwijls symmetrisch. In de 19e eeuw werdendeze gevels opgesierd met classicistische versieringen zoals eenkroonlijst en een deuromlijsting. Oud Aa 25 en met nameKorte Kerkweg twee zijn hiervan voorbeelden. Oudere dwarshuis-boerderij en, daterend van de 18e eeuw, zijn Zandpad 88,Gieltjesdorp 29 en Wagendijk 12 en 31.

Het boerenbedrijf in het Veenweidegebied bestaat van de veeteelt:melk, boter en kaas zijn belangrijke produkten. De boerderijendragen hiervan specifieke kenmerken. Ze zijn vrijwel alleuitgerust met een kelder (koel van atmosfeer) die werd gebruiktvoor fabricage van kaas. Aan de zijgevel, grenzend aan een sloot,is vaak een houten boenhok aangebouwd. Met slootwater werden hiermelkbussen en voorwerpen van de kaasmakerij schoongemaakt.Achter de boerderijen staan dikwijls kapbergen. Ze bestaan uiteen tentdak, dat verticaal beweegbaar is langs vier hogehoekpalen.

121

Page 122: MONUMENTEN INVENTARISATIE PROJECT GEMEENTE … · 4.2 Bruggen, sluizen en andere weg- en waterbouwkundige werken en de bijbehorende hulpmiddelen 107 4.3 Gebouwen voor het lands-,

Deze kap- of hooibergen worden gebruikt voor de opslag van hooi,afkomstig van de weilanden. Tijdens het drukke zomerseizoenbewoonde de boer met zijn gezin een klein zgn. zomerhuis datveelal naast de boerderij was gebouwd. Het idee hierachter wasdat men op deze manier minder tijd kwijt was met het schoonmakenen onderhouden van de woonvertrekken in het relatief grotevoorhuis van de boerderij.

In het oostelijke gedeelte van Breukelen staan enige boerderijendie onderdeel zijn van een buitenplaats. Zij dienden alsexploitatie van het grondgebied. Voorbeelden hiervan zijnZandpad 48 (bij Gunterstein) en Zandpad 80 (bij Oudaen).

4.12 BEDRIJFSGEBOUWEN

Vecht en Rhijn, Straatweg 3 is een fabriekscomplex waarvan oudstegedeelte gebouwd is in 18e eeuw. Het complex bestaat uit een inde 19e eeuw in neo-classicistische trant verbouwde directeurs-woning en grote steenfabriek. Van de steenfabriek is alleen het"haakse" middengedeelte nog origineel. Twee rijen arbeiders-woningen inmiddels afgebroken.

De watertoren aan Straatweg, nabij gemeentegrens met Loenen,dateert van begin deze eeuw. Vormgeving van de toren doet denken •aan werk van Amsterdamse School: achthoekige plattegrond;bovenste gedeelte is zestienhoekig en wordt afgesloten met rondtentdak. Vanwege de grijze pleisterlaag die de baksteen bedektdoet de toren zich voor als een betonnen monoliet.

122