Molukse lessen

5
De Molukse lessen: verslag debat 11/09 in Moluks Historisch Museum Kunnen de Marokkanen iets leren van de Molukkers? Na de aanslag van 11 september 2001 en helemaal sinds de opkomst van Pim Fortuyn en de moord op Theo van Gogh worden Marokkaanse jongeren constant aangesproken op hun gedrag. Trouw journalist Youssef Azghari waagde een vergelijking met de reactie van de Molukse gemeenschap in de jaren ’70 toen hun jongeren verder moesten in een vijandig gestemde Nederlandse samenleving. In “Molukse lessen voor Marokkanen die radicaliseren” schrijft hij: We kunnen radicalisering onder Marokkaanse jongeren voorkomen als we ze bewust maken dat hun extreme gedrag hun ontwikkeling remt. Dan is het wel nodig dat ook de oudere Marokkanen, net als de Molukkers destijds, hun jongens helpen om hun trots en zelfvertrouwen te hervinden. Als we ze serieus nemen en kansen bieden om in dit land (tot halverwege vorige eeuw het grootste moslimrijk) iets van hun leven te maken, hebben ze geen behoefte aan radicale opvattingen. Dat is de Molukse les. Na de uitgebreide aandacht voor alle vormen van radicalisering en de gevolgen voor de samenleving is de historische vergelijking van Azghari is op zijn minst verfrissend te noemen. Maar zien de Molukkers het zo ook? En welke lessen zijn er nog meer? Als tegenwicht voor alle andere “9/11” evenementen organiseerde Kosmopolis een publiek gesprek over extreem gedrag en de weg naar hervonden trots en zelfvertrouwen bij Molukkers en Marokkanen in het Moluks Historisch Museum te Utrecht. Dit alles voor een bijna perfect gemengd publiek van zo’n vijftig journalisten, kunstenaars, studenten en onderzoekers van Nederlandse, Molukse en Marokkaanse afkomst(en). Terug naar de jaren ‘70 In het eerste deel van het debat, geleid door Farid Tabarki en Esther-Claire Sasabone werd het publiek geheugen over de Molukse treinkapingen in de jaren ’70 opgefrist met een fragment uit de documentaire Dutch Approach (2000). “Ik handel niet om wanorde te scheppen,” leest een voice-over uit een brief die de enige vrouwelijke treinkaapster schreef aan haar ouders. Oud-treinkaper en schrijver Abe Sahetapy zit samen met museumdirecteur Wim Manuhutu, Marokkaanse jongere Ismael Luki en Molukse jongere en blogger Henry Timisela [zie http://henrytimisela.wordpress.com/] rond de tafel. Abe kende de briefschrijfster goed omdat ze in hetzelfde milieu verkeerden. Hij legt uit dat de treinkapingen van 1975 en 1977 als acties niet op zichzelf stonden. In het decennium daarvoor was bijv. ook de woning van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar bezet. Deze acties kwamen voort uit een diepe behoefte aan rechtvaardigheid die niet alleen door de “terroristen” zo werd gevoeld. Veel leden van de Molukse gemeenschap keurden het geweld niet goed, maar zij kwamen met duizenden naar de herdenking in Assen. Na zijn acties heeft Abe 9,5 jaar vast gezeten. Dit was een tijd van veel nadenken waarin hij zijn eigen leven en lot in een ander perspectief is gaan zien. Het streven naar een vrije, onafhankelijke republiek op de Zuid-Molukken, de Republik Maluku Selatan, oftewel het RMS- ideaal, is hij toen een nieuwe invulling gaan geven. Om aan te geven wat de impact was van de acties, vertelt Wim Manuhutu dat elke Molukker weet waar hij was op 11 juni 1977, de dag waarop met een militaire operatie een einde werd gemaakt aan de treinkaping bij De Punt. Historisch gezien bleek die datum een keerpunt. De afstand tussen de Molukse gemeenschap en de Nederlandse werd groter en troebeler. Wim: “Ik wil niet generaliseren maar in het algemeen hadden Nederlanders in die tijd de schurft aan Molukkers.” Hij studeerde destijds en reisde geregeld met het openbaar vervoer. Ironisch: Ik had altijd plaats in de trein of bus want niemand wilde naast een potentiële treinkaper zitten. Ook ergerden veel Molukkers zich aan de manier waarop de regering met twee maten mat. Koningin Juliana hield bij de onafhankelijkheid van Suriname een toespraak: “Elk volk heeft het recht op een eigen staat.” Voor de Molukkers liever vandaag dan morgen. Ismael Luki luistert mee. Zijn ouders en grootouders kwamen in de jaren ’60 en ’70 naar Nederland. Hij moet bekennen dat hij pas tijdens zijn werk voor een Moluks steunpunt vertrouwd is geraakt met de geschiedenis van de Molukkers want op school kwamen deze gebeurtenissen amper aan bod. Hij denkt dat de jaren ’70 veel heviger waren dan nu. Hij zegt: “Als ik die wanhoop en machteloosheid hoor in die brief, dan denk ik niet dat het al zo ver is met de Marokkaanse jongeren.”

description

Kunnen de Marokkanen iets leren van de Molukkers? Na de aanslag van 11 september 2001 en helemaal sinds de opkomst van Pim Fortuyn en de moord op Theo van Gogh worden Marokkaanse jongeren constant aangesproken op hun gedrag. Trouw journalist Youssef Azghari waagde een vergelijking met de reactie van de Molukse gemeenschap in de jaren 70 toen hun jongeren verder moesten in een vijandig gestemde Nederlandse samenleving.

Transcript of Molukse lessen

De Molukse lessen: verslag debat 11/09 in Moluks Historisch Museum Kunnen de Marokkanen iets leren van de Molukkers? Na de aanslag van 11 september 2001 en helemaal sinds de opkomst van Pim Fortuyn en de moord op Theo van Gogh worden Marokkaanse jongeren constant aangesproken op hun gedrag. Trouw journalist Youssef Azghari waagde een vergelijking met de reactie van de Molukse gemeenschap in de jaren ’70 toen hun jongeren verder moesten in een vijandig gestemde Nederlandse samenleving. In “Molukse lessen voor Marokkanen die radicaliseren” schrijft hij:

We kunnen radicalisering onder Marokkaanse jongeren voorkomen als we ze bewust maken dat hun extreme gedrag hun ontwikkeling remt. Dan is het wel nodig dat ook de oudere Marokkanen, net als de Molukkers destijds, hun jongens helpen om hun trots en zelfvertrouwen te hervinden. Als we ze serieus nemen en kansen bieden om in dit land (tot halverwege vorige eeuw het grootste moslimrijk) iets van hun leven te maken, hebben ze geen behoefte aan radicale opvattingen. Dat is de Molukse les.

Na de uitgebreide aandacht voor alle vormen van radicalisering en de gevolgen voor de samenleving is de historische vergelijking van Azghari is op zijn minst verfrissend te noemen. Maar zien de Molukkers het zo ook? En welke lessen zijn er nog meer? Als tegenwicht voor alle andere “9/11” evenementen organiseerde Kosmopolis een publiek gesprek over extreem gedrag en de weg naar hervonden trots en zelfvertrouwen bij Molukkers en Marokkanen in het Moluks Historisch Museum te Utrecht. Dit alles voor een bijna perfect gemengd publiek van zo’n vijftig journalisten, kunstenaars, studenten en onderzoekers van Nederlandse, Molukse en Marokkaanse afkomst(en). Terug naar de jaren ‘70 In het eerste deel van het debat, geleid door Farid Tabarki en Esther-Claire Sasabone werd het publiek geheugen over de Molukse treinkapingen in de jaren ’70 opgefrist met een fragment uit de documentaire Dutch Approach (2000). “Ik handel niet om wanorde te scheppen,” leest een voice-over uit een brief die de enige vrouwelijke treinkaapster schreef aan haar ouders. Oud-treinkaper en schrijver Abe Sahetapy zit samen met museumdirecteur Wim Manuhutu, Marokkaanse jongere Ismael Luki en Molukse jongere en blogger Henry Timisela [zie http://henrytimisela.wordpress.com/] rond de tafel. Abe kende de briefschrijfster goed omdat ze in hetzelfde milieu verkeerden. Hij legt uit dat de treinkapingen van 1975 en 1977 als acties niet op zichzelf stonden. In het decennium daarvoor was bijv. ook de woning van de Indonesische ambassadeur in Wassenaar bezet. Deze acties kwamen voort uit een diepe behoefte aan rechtvaardigheid die niet alleen door de “terroristen” zo werd gevoeld. Veel leden van de Molukse gemeenschap keurden het geweld niet goed, maar zij kwamen met duizenden naar de herdenking in Assen. Na zijn acties heeft Abe 9,5 jaar vast gezeten. Dit was een tijd van veel nadenken waarin hij zijn eigen leven en lot in een ander perspectief is gaan zien. Het streven naar een vrije, onafhankelijke republiek op de Zuid-Molukken, de Republik Maluku Selatan, oftewel het RMS-ideaal, is hij toen een nieuwe invulling gaan geven. Om aan te geven wat de impact was van de acties, vertelt Wim Manuhutu dat elke Molukker weet waar hij was op 11 juni 1977, de dag waarop met een militaire operatie een einde werd gemaakt aan de treinkaping bij De Punt. Historisch gezien bleek die datum een keerpunt. De afstand tussen de Molukse gemeenschap en de Nederlandse werd groter en troebeler. Wim: “Ik wil niet generaliseren maar in het algemeen hadden Nederlanders in die tijd de schurft aan Molukkers.” Hij studeerde destijds en reisde geregeld met het openbaar vervoer. Ironisch: Ik had altijd plaats in de trein of bus want niemand wilde naast een potentiële treinkaper zitten. Ook ergerden veel Molukkers zich aan de manier waarop de regering met twee maten mat. Koningin Juliana hield bij de onafhankelijkheid van Suriname een toespraak: “Elk volk heeft het recht op een eigen staat.” Voor de Molukkers liever vandaag dan morgen. Ismael Luki luistert mee. Zijn ouders en grootouders kwamen in de jaren ’60 en ’70 naar Nederland. Hij moet bekennen dat hij pas tijdens zijn werk voor een Moluks steunpunt vertrouwd is geraakt met de geschiedenis van de Molukkers want op school kwamen deze gebeurtenissen amper aan bod. Hij denkt dat de jaren ’70 veel heviger waren dan nu. Hij zegt: “Als ik die wanhoop en machteloosheid hoor in die brief, dan denk ik niet dat het al zo ver is met de Marokkaanse jongeren.”

Nieuwe invulling RMS ideaal Wat was destijds het gevolg voor de gemeenschap? Wim vertelt hoe de aandacht verschoof naar het sociaal-economisch aspect van de Molukse wijken, die deels “probleemwijken” waren geworden, om het met een hedendaagse term te zeggen. No-go areas waar geen Nederlander kwam. Toch voelden velen zich ongemakkelijk bij de komst van het sociaal-maatschappelijk werk, want leidde dat niet af van het RMS-ideaal? Henry is in die tijd geboren en vertegenwoordigt de derde generatie Molukkers. Hij vertelt dat het RMS ideaal alom aanwezig was in zijn jeugd: “Mijn opa en oma vertelden erover en ik besefte dat ik ook politiek kon zijn.” Maar zijn generatie koos voor een andere benadering: praten en “af en toe iets doen”. Volgens Abe komt dat ook omdat jongeren nu veel via internet communiceren. In zijn tijd was er meer een feestcultuur en zagen mensen elkaar vooral tijdens de Ambonavonden. Iets wat Henry die een tweede leven heeft als weblogger alleen maar kan beamen. Het sociaal-maatschappelijk werk kwam naar de wijken maar integratie bleef heel lang een vies woord. “Dit woord hebben wij vervloekt,” zegt Abe. Dat kwam ook omdat er eigenlijk geen integratie, maar assimilatie van de Molukkers werd verlangd. Nancy Jouwe, in de zaal, merkt op dat de overheid feitelijk een segregatiebeleid voerde. “Molukkers werden overal behalve in het stadscentrum neergezet.” Inmiddels is het hele begrip “integratie” juist door de Molukse ervaring verfijnd en is behoud van eigen cultuur geaccepteerd. Henry heeft daarom geen moeite met integratie: participeren en meedoen. “De kansen pakken die mij worden geboden.” Molukse lessen Welke Molukse lessen zijn er volgens de sprekers? Abe: “Ik probeer te begrijpen hoe de Hollander over mij denkt. Niet negatief bedoeld hoor. Lang heb ik tegen het systeem aangeschopt maar nu probeer ik me te verplaatsen in die witte man die mij en mijn ouders hier naar toe heeft gehaald en mij heeft gedreven tot zoiets.” Te proberen om de context van bepaalde gebeurtenissen te begrijpen, geeft perspectief. Andersom ook. Henry vertelt desgevraagd dat hij zich wel eens heeft verplaatst in de jongeren van de jaren ’70. Het idee dat je met een hele groep bij elkaar bent en een actie doet. Het gevoel dat je dan pas echt een Molukker bent… Maar dat is niet zijn Molukse les. Zijn Molukse les is de kracht die de Molukse gemeenschap bij elkaar heeft gevonden en waarmee ze elkaar eruit hebben geholpen. Die aanpak heeft ook gewerkt bij de drugsproblematiek in de gemeenschap. Volgens Wim zijn er een aantal lessen. Ten eerste, tegen een groep zeggen “geef alles op”, assimilatie, werkt nooit. In het huidige integratiedebat wordt geregeld eigenlijk assimilatie bedoeld. Maar Molukkers kunnen het echt begrijpen als andere groepen zeggen: nee, ik wil niet alles opgeven wat mij bijzonder maakt. In 1959 verscheen de eerste studie over de Molukkers. Daarin wordt gewaarschuwd dat het vinden van een weg generaties gaat duren. Dat gaat nog altijd op. Ten tweede, de symboolpolitiek en het dreigen met allerlei maatregelen is niet goed. Neem de paspoortendiscussie onlangs. De Molukkers waren in de beginjaren stateloos. Tegenwoordig heeft de meerderheid een Nederlands paspoort. Maar eerlijk gezegd, vooral om puur pragmatische redenen: om gemakkelijk te kunnen reizen. Ten derde, veel opiniemakers hebben een erg kort en selectief geheugen. Na de moord op Theo van Gogh werd gezegd: Nederland heeft haar onschuld verloren. Wat moet je nou met zo’n opmerking? Een land dat lange tijd dacht: wij kunnen andere landen de maat nemen, maar het eigen koloniale verleden geen plaats kan geven. Pas twee jaar geleden werd gezegd in verband met het dekolonisatieproces van Indonesië dat Nederland misschien aan de verkeerde kant van de geschiedenis heeft gestaan. Als je commentaar hebt op de manier waarop premier Balkende de “VOC-mentaliteit” prijst, dan wordt er gezegd: Je moet niet zo zeuren, het is vierhonderd jaar geleden. Klopt, maar dat betekent niet dat je maar een beetje supermarkt kan spelen met de geschiedenis. Hoe zat het met de internationale context? Vanuit het publiek refereert Baukje Prins aan de RAF en de Black Panthers. Abe bevestigt dat die groepen hun aandacht hadden en dat het erg inspirerend was als zij in het nieuws kwamen. Maar een echte link is er niet, omdat deze bewegingen landen achter zich hadden die hen financierden en dat gold niet voor de Molukkers. Mellouki Cadat, ook in het publiek, vraagt welke gevolgen het jeugdig radicaal gedrag heeft in het volwassen leven. Achtervolgt het je? Abe legt uit dat hij zijn achtergrond nooit onder stoelen of banken heeft gestoken en dat ze het op zijn werk gewoon weten.

In de pauze zegt een witte Nederlandse kunstenares: “Ik vind het interessant dat twee groepen met elkaar in gesprek gaan zonder dat er Nederlanders aan het woord komen.” Een Nederlandse student van Indonesische afkomst zegt: “Ik komt vaak bij de Indonesische ambassade en heb daar geregeld Molukse demonstranten heeft gezien. Ik begreep nooit waar het precies over ging en daarom ben ik naar dit debat komen.” Twee gemeenschappen “Hoe gaat het met de Molukse gemeenschap?” opent Esther-Claire deel twee van het gesprek. Kosmopolis-directeur Rachida Azough, journalist Youssef Azghari en presentator Rocky Tuhuteru zijn aangeschoven terwijl Henry Timisela als enige jongere is blijven zitten. Rocky zegt dat het goed gaat ook al is de samenhang van de gemeenschap veranderd door de jaren heen. De grote Molukse organisaties van vroeger zijn hun rol kwijt en de wijkraden zijn versnipperd of van het toneel verdwenen. Maar de trots is gebleven. De leden van de Molukse gemeenschap hebben op de tast een invulling gevonden van hun identiteit, van wie ze zijn. “En hoe gaat het met de Marokkaanse gemeenschap?” vraagt Esther-Claire aan de Marokkaanse sprekers. “Moe, maar strijdbaar,” antwoordt Rachida. Veel jongeren zijn boos en ze gelooft dat er behoefte is aan leiderschap. Youssef vindt het herkenbaar, maar gelooft niet dat een goede leider de oplossing is. De Berbers kunnen volgens hem niet tegen leiders. Het zijn net bokken, ze gaan altijd overal dwars tegenin. Wat wel werkt, is een echte dialoog waarbij de ene groep echt de kans krijgt na te denken over wat de andere groep zegt en er vervolgens iets mee doet. Niet de felle discussies die je nu ziet. Marokkanen lijken op de Molukkers omdat ze ook veel respect hebben voor hun ouderen. Hij krijgt de lachers op zijn hand als hij stelt dat Mohammed B. welbeschouwd qua manier van communiceren een echte Nederlander is, die gewoon alles zegt wat hij denkt. Henry denkt dat we behalve leiders vooral helden nodig hebben: geslaagde mensen zoals wethouders (waarbij panel en zaal even heel hard moeten nadenken over een naam). Hij ziet ook overeenkomsten met de Marokkaanse gemeenschap in de zin dat beide gemeenschappen steeds individualistischer worden. Rachida en Youssef haken snel hier op in. De laatste merkt op dat individualisme onderdeel is van de Berber cultuur (en zo’n driekwart van de Marokkaanse Nederlanders zijn Berbers). De overige 25 procent van de Marokkanen zijn uit verschillende culturen afkomstig en dat maakt het volgens Rachida erg moeilijk om over dé Marokkanen te spreken. Ondanks de toenemende individualisering denkt Rocky niet dat de Molukse gemeenschap snel uit elkaar zal vallen. Het is juist een hechte groep en de oorzaak daarvoor ligt voor een deel in de recente geschiedenis. De Molukkers keerden zich van de Nederlandse samenleving af na de “actie van Abe en zijn maten”. Ze zagen de Nederlanders als onbetrouwbaar en besloten er – en dat blijft de belangrijkste les! – gezamenlijk iets van te maken. “Dat hebben we gedaan door om te kijken naar elkaar.” De Marokkanen in het gezelschap zijn het met elkaar eens dat dat moeilijk gaat worden voor de Marokkaanse gemeenschap, juist omdat de gemeenschap zo divers is. Rachida oppert dat de huidige problemen misschien wel een kenmerk zijn van verregaande integratie “want dat levert botsingen op.” En dat vindt Youssef juist goed. Hij denkt dat je kan achterhalen wie je bent als je in contact komt met mensen die anders zijn dan jezelf. “Ik moet op zoek naar de Molukker om te weten wie ik ben.” Succesnummers Dan noemt hij de “stille revolutie van succesvolle Marokkanen” die niet wordt opgemerkt. Of die de media niet wíllen zien, aldus Rachida. Ze geeft als voorbeeld de buitenproportionele media-aandacht voor het comité van ex-moslims, terwijl de andere kant van het verhaal amper aan bod komt. Ze gelooft dat succesvolle Marokkanen lang niet altijd zin hebben om te praten namens de gemeenschap maar gelooft wel dat ze een goed weerwoord kunnen geven op het moment dat dat nodig is. Op de vraag of leiders een rol spelen in de Molukse gemeenschap antwoordt Henry dat dat vroeger wel het geval was, maar dat dat sterk veranderd is. Molukse jongeren van nu spiegelen zich aan succesvolle Molukkers: mannen en vrouwen die iets betekenen in de samenleving. “Als Khalid Boulahrouz een held kan zijn voor grote groepen Marokkaanse jongeren zoals Simon Tahamata dat

voor ons was na de acties, dan helpt dat je in de identiteitsvorming en de wijze waarop je beweegt in de Nederlandse samenleving,” meent Rocky. Molukse jongeren sloten zich af van de Nederlandse samenleving in de jaren ’70 en jaren ’80 en succesvolle rolmodellen lieten hen zien dat het loont om ambities te hebben. Youssef wijst er op dat zoiets gebeurde in de Marokkaanse gemeenschap toen veel jongeren schrijver wilde worden na de successen van een groot aantal Marokkaans-Nederlandse schrijvers. Dat is mooi, vindt hij, maar mensen moeten wel hun eigen weg (kunnen) kiezen. Toen hij les gaf, merkte hij dat studenten het moeilijk vonden als hij zei: “Zo, en nu zelf aan de slag.” Rocky vindt dat juist niet gek, maar logisch: “Je hebt een bepaald type opvoeding gekregen en die blijkt niet te matchen met de samenleving om je heen. Erger nog, die samenleving ziet je als een treinkaper enzovoorts. Dan is de vraag: Wat nu? En dat antwoord, moet je zelf gaan uitvogelen.” Ruimte voor rebellie Esther-Claire wendt zich tot Ismael in de zaal. “Voelt hij dat zo?” Ismael komt met een tegenvraag: “Hoeveel ruimte krijgen radicale jongeren eigenlijk van ons, de gematigden, voor een iets extremere opvatting?” Hij refereert aan het artikel van Youssef. Als iemand in een djellaba wil lopen omdat hem dat op het rechte pad houdt, waarom niet? Youssef zegt dat hij daar geen moeite mee heeft, zolang er geen dwang is of geweld. Maar een ander deel is niet alleen bezig met zichzelf op het rechte pad te houden maar heeft het vooral druk met het afwijzen van anderen: “Ik ben echt en jij bent nep.” Het resultaat is dat een klein groepje een grote groep Marokkanen een slechte naam bezorgt. Rachida betwijfelt dat. “Hoeveel vrijheid geef je jongeren om te rebelleren,” vindt ze een goede vraag. Henry wijst erop dat er in de Molukse gemeenschap ook wordt gerebelleerd. Zo is er een kloof tussen de tweede en derde generatie. Toch wordt door alle lagen de adat, de cultuur, hoog in het vaandel gehouden. Het neemt in elke generatie andere vormen aan. Jongeren van nu verdiepen zich in de Molukse cultuur door na hun studie een jaar lang te reizen over de Molukken, anderen trouwen een partner uit de Molukken. Terug naar de zelforganisaties in de Molukse gemeenschap want die hebben goed gewerkt. Rachida: “Als we de problemen niet zelf gaan bespreken, worden ze voor ons besproken. Maar hoe kan de Marokkaanse gemeenschap hiermee aan de slag gaan zonder dat we direct door een horde journalisten met de grond gelijk worden gemaakt?” Volgens Youssef is dat een lastige vraag. In de Marokkaanse cultuur kan je iemand complimenteren zonder dat die persoon iets bijzonders heeft gedaan en in de Nederlandse cultuur wordt alles bij voorbaat afgekraakt. Het is erg moeilijk om het goed te doen! It takes two… Dan wordt er opnieuw gekeken welke lessen hieruit zijn te leren. Volgens Rocky is the Moluccan way de beste: zelf je shit aanpakken. Elkaar aanspreken op misstanden. Met een fles whisky (vooruit, een pot thee) rond de tafel gaan zitten en oplossingen bedenken. De discussie verplaatst zich naar de zaal. Iemand wil weten of er verschillen zijn in de manier waarop de Nederlandse overheid een en ander faciliteerde. Het minderhedenbeleid is eigenlijk uitgevonden voor de Molukkers. Er was veel geld, maar ook veel onwetendheid. Een ander lid uit het publiek, een Nederlandse theatermaker merkt op dat hij gisteren aan een klas met 19 nationaliteiten les gaf. Hij denkt dat het tijd wordt dat Nederlanders gaan inburgeren in het nieuwe Nederland. Er leven veel te veel angsten, zoals Bolkestein die zegt: Ik moet er niet aan denken dat we straks een moslim burgemeester hebben. Zonder het over een bepaalde persoon te hebben. Achter in de zaal krijgt een man het woord. Hij omschrijft zichzelf als “blanke Nederlander ingetrouwd in een Indische familie” en stelt provocerend dat hij de dominante Nederlandse positie in de discussie mist. “Is het niet de dominante Nederlandse rol die uiteindelijk bepaalt of u Nederlander wordt? En die het u heel moeilijk maakt omdat de Nederlanders zorgen dat zij altijd maar aan de bal blijven?” Geen populaire stelling. Rocky spreekt hem onmiddellijk tegen: “Dat bepaalt u niet!” “Maar als ik een bedrijf heb en jou niet aanneem?” Een Nederlandse vrouw van een jaar of dertig haakt hierop in. Ze vindt dat er vaak, waarschijnlijk vanuit die angst, zeer negatief wordt gereageerd op Marokkaanse jongeren. Die spiraal kunnen de jongeren toch niet in hun eentje terugdraaien? Moet het niet van beide kanten komen? It takes two to tango. Pika Nendissa van het Moluks museum, ook in de zaal, vindt dat hij erg veel angst hoort. Volgens hem begint alles bij het individu. Ook in de Marokkaanse gemeenschap zijn groepen

die elkaar ondersteunen, maar het is volgens hem belangrijk om eerst zelf te bepalen waar je vandaan komt voordat je keuzes gaat maken. Ismael, de Marokkaanse jongere van vandaag, kan zich hierbij aansluiten. “Dit vind ik goed: eigen verantwoordelijkheid, zelf je weg vinden en keuzes maken.” Toch sluit dat volgens hem een verantwoordelijke overheid niet uit, want die moet de voorwaarden scheppen. Na afloop staan een paar studenten elektrotechniek met elkaar te praten. Hoe vonden ze het? “Ik ga nooit naar zulke dingen,” zegt Ilias. “Maar dit was best interessant.”

Marlies Klooster 24 september 2007