Mogelijkheden voor moeilijk plaatsbare leerlingen Een ... · Aïscha Trokasti. -7-1. INLEIDING,...
Transcript of Mogelijkheden voor moeilijk plaatsbare leerlingen Een ... · Aïscha Trokasti. -7-1. INLEIDING,...
werkwijzer 6, een projectbeschrijving vanonderwijsconsulenten+
Mogelijkheden voor moeilijk plaatsbare leerlingenEen handreiking voor samenwerkingsverbanden en scholen Drs. Mieke Verhoeven
Werkwijzer 6, een projectbeschrijving van Onderwijsconsulenten+
Mogelijkheden voor
moeilijk plaatsbare leerlingen
Een handreiking voor samenwerkingsverbanden en scholen
Drs. Mieke Verhoeven Projectleider Onderwijsconsulenten+
November 2013
Eerder verschenen in deze reeks:
Werkwijzer 1: De totstandkoming van onderwijs- en zorgarrangementen op maat in het
regulier voortgezet onderwijs voor leerlingen met een autisme spectrum stoornis
(ASS).
Werkwijzer 2: Passend onderwijs en passende zorg voor álle leerlingen! De leerbaarheid van
gedragsmoeilijke leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs.
Werkwijzer 3: Als passend onderwijs niet in de rugzak past. Best practices uit de praktijk van
de onderwijsconsulenten.
Werkwijzer 4: Vijf OC+-projecten langs de meetlat… Een beschrijving van opbrengsten en
ervaringen.
Werkwijzer 5: Weer wennen aan onderwijs. De schakelklas voor langdurig zieke kinderen als
opstapje naar regulier of speciaal onderwijs.
ISBN: 978-90-79405-05-3
Titel: Mogelijkheden voor moeilijk plaatsbare leerlingen. Een handreiking
voor samenwerkingsverbanden en scholen.
Uit de reeks: 'Werkwijzer', een projectbeschrijving van Onderwijsconsulenten(+)
Auteur: Drs. M.J.E. Verhoeven
Uitgegeven door: SOSO/Onderwijsconsulenten(+), Den Haag
Vormgeving omslag: Ontwerpwerk, Den Haag
Redactionele ondersteuning: Van Unnik Business Services, Zoetermeer
Druk: Ten Brink, Meppel
Verschijningsdatum: November 2013
Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO) en Onderwijsconsulenten(+)
Het landelijk netwerk van onderwijsconsulenten bestaat sinds oktober 2002; per 1 augustus
2009 zijn de onderwijsconsulenten organisatorisch ondergebracht bij de Stichting
Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO). Onderwijsconsulenten bemiddelen en adviseren bij
problemen rond de toelating van geïndiceerde leerlingen of bij de besteding van het
leerlinggebonden budget. Onderwijsconsulenten+ zoeken structurele oplossingen voor groepen
zorgleerlingen.
Zie ook www.onderwijsconsulenten.nl.
© 2013, SOSO/Onderwijsconsulenten(+)
-3-
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD ......................................................................................................................................... 5
1. INLEIDING, DOEL EN ACHTERGRONDEN ................................................................................. 7
1.1 Onderwijsconsulenten(+) ...................................................................................................... 7
1.2 Drie OC+-projecten rond de problematiek 'moeilijk plaatsbaar' .............................................. 8
1.3 Doel en totstandkoming van deze werkwijzer .......................................................................11
1.4 Toelichting op enkele gebruikte begrippen en termen ............................................................11
1.5 Leeswijzer ...........................................................................................................................14
2. OC+-PROJECTEN ROND MOEILIJK PLAATSBARE LEERLINGEN ...............................................16
2.1 OC+-project thuiszitters in Zuid-Limburg, inleiding ..............................................................16
2.1.1 Doelstelling, doelgroep, deelnemende instellingen ................................................................16
2.1.2 Werkwijze Work on what works...........................................................................................18
2.1.3 Aanpak OC+........................................................................................................................19
2.1.4 Het verloop van het project en de opbrengsten ......................................................................20
2.2 OC+-project Leerbaarheid, inleiding.....................................................................................22
2.2.1 Doelgroep ............................................................................................................................22
2.2.2 Leerbaarheid ........................................................................................................................23
2.2.3 Aandachtspunten .................................................................................................................24
2.2.4 Leerbaarheid in de praktijk na 2008 ......................................................................................25
2.2.5 Onderwijs/zorgarrangementen ..............................................................................................29
2.2.6 Educatief partnerschap .........................................................................................................30
2.3 OC+-project Doorplaatsingsproblematiek Noord-Brabant, inleiding ......................................31
2.3.1 Doelstelling, doelgroep ........................................................................................................32
2.3.2 Aanpak OC+........................................................................................................................33
2.3.3 Het verloop van het project ..................................................................................................33
3. ANDERE METHODEN EN VOORZIENINGEN IN DE REGIO ZUID ..................................................35
3.1 Inleiding ..............................................................................................................................35
3.2 Twinning .............................................................................................................................36
3.3 Voorzieningen van SWV Voortgezet Onderwijs de Meierij ...................................................38
3.3.1 Advies en Consultatie Team (ACT) ......................................................................................39
3.3.2 Bovenschoolse voorziening (BSV) .......................................................................................39
3.3.3 Rebound op twee VO-scholen van SWV VO de Meierij ........................................................44
3.4 Voorzieningen van de OG Heldringstichting .........................................................................46
3.4.1 'Aan de slag' (Work-Wise) van de OG Heldringstichting .......................................................47
3.4.2 Leerwerkbedrijf OG Heldringstichting en VSO De Brouwerij ...............................................53
4. LANDELIJKE INITIATIEVEN - EEN INVENTARISATIE DOOR OC'S .............................................56
4.1 Inleiding ..............................................................................................................................56
4.2 Rebound, Herstart, Op de Rails e.a. ......................................................................................56
4.3 Overzicht van voorzieningen per regio..................................................................................59
4.3.1 Regio Noord (Groningen Friesland, Drenthe) ........................................................................59
4.3.2 Regio Oost (Overijssel, Gelderland) .....................................................................................63
4.3.3 Regio Midden (Utrecht, Flevoland) ......................................................................................69
4.3.4 Regio West (Noord-Holland, Zuid-Holland) .........................................................................71
4.3.5 Regio Zuid (Zeeland, Noord-Brabant, Limburg) ...................................................................75
4.3.6 Overzicht van overige voorzieningen ....................................................................................80
5. BELEMMERINGEN BIJ OPLOSSINGEN VOOR DE DOELGROEP ...................................................85
6. NABESCHOUWING ................................................................................................................91
BIJLAGE 1 TWINNING - DETACHERINGSOVEREENKOMST .......................................................................94
BIJLAGE 2 DE VIER FASEN VAN 'AAN DE SLAG' ......................................................................................96
BIJLAGE 3 CASUSVOORBEELD DEELNEMER 'AAN DE SLAG' ....................................................................98
BIJLAGE 4 COMPETENTIELIJST BSV DE MEIERIJ ............................................................................... 101
BIJLAGE 5 ENKELE CASUSVOORBEELDEN ............................................................................................ 104
BIJLAGE 6 OVERZICHT GEBRUIKTE AFKORTINGEN .............................................................................. 107
-4-
-5-
VOORWOORD
Dit is de zesde publicatie in de reeks Werkwijzers Onderwijsconsulenten+. In deze
werkwijzer worden, op basis van projectervaringen, handvatten en adviezen aangereikt om
aan moeilijk plaatsbare leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte maatwerk aan
te bieden.
In deze uitgave gaat het vooral om leerlingen met zeer ernstige psychiatrische of
gedragsproblematiek (cluster 3 en cluster 4) die niet meer op hun school gehandhaafd
kunnen worden.1 Een aantal van hen wordt via ouders of leerplichtambtenaren aangemeld
bij Bureau Onderwijsconsulenten(+) (hierna ook OC en OC+) en vervolgens wordt per
leerling getracht een maatwerkoplossing te vinden.
Toen in 2008 bij REC Zuid-Limburg bleek dat jaarlijks zo'n zeven leerlingen met een
cluster 4-indicatie niet (meer) werden toegelaten op een cluster 4-school, werd een OC+-
project gestart. REC-scholen hebben weliswaar een opnameplicht en zij zijn zich daar ook
van bewust, maar zij voelen zich soms handelingsverlegen en stellen de veiligheid van
medeleerlingen en personeel voorop. Het doel van het OC+-project was de groep 'moeilijk
plaatsbare leerlingen' weer uitzicht op onderwijs te bieden.
Het project heeft nogal wat barrières moeten slechten, maar inmiddels is duidelijk
geworden dat deze groeiende groep leerlingen de nodige aandacht verdient, mede in het
kader van de invoering van Passend onderwijs in augustus 2014. Vanaf dat moment moeten
samenwerkingsverbanden (hierna ook SWV'en) en de daarbij aangesloten scholen immers
in staat zijn om ook deze leerlingen een schoolplaats te bieden. Deze werkwijzer is bedoeld
om SWV'en te helpen bij het inrichten van het onderwijs (met zorg) aan deze doelgroep.
Niet alleen het project in Zuid-Limburg wordt beschreven, maar ook een al langer geleden
afgesloten OC+-project over leerbaarheid in Rotterdam en een nog lopend OC+-project in
Noord-Brabant.
Daarnaast komen werkwijzen, methoden en voorzieningen van anderen aan bod.2 Het grote
aantal initiatieven en projecten door het hele land toont de betrokkenheid van veel mensen
uit onderwijs en zorg en maakt duidelijk dat er tóch onderwijsmogelijkheden zijn voor
moeilijk plaatsbare leerlingen.
1 Mogelijkheden voor leerlingen die vanwege fysieke beperkingen moeilijk plaatsbaar zijn, zijn in
2011 beschreven in werkwijzer 5: Weer wennen aan onderwijs. 2 Het overzicht van voorzieningen en methodes beoogt niet compleet te zijn, maar is een
momentopname.
-6-
Overdraagbaarheid is een belangrijk criterium voor OC+-projecten, onder het motto: maak
gebruik van de kennis die al is opgedaan en vind niet opnieuw zelf het wiel uit. Dat is ook
de insteek van deze werkwijzer. En hoewel de beschrijvingen vooral betrekking hebben op
groepen zorgleerlingen in het voortgezet onderwijs, zijn de handreikingen ook heel goed
toepasbaar voor individuele zorgleerlingen en zorgleerlingen in het primair onderwijs!
De invoering van Passend onderwijs zal veel veranderingen met zich mee brengen in het
onderwijs op het gebied van wet- en regelgeving, financiering en vormgeving, maar de
leerlingen met een speciale zorgvraag zullen niet veranderen en projecten en initiatieven
zullen nodig blijven om deze leerlingen een onderwijsaanbod op maat aan te bieden.
SOSO en Onderwijsconsulenten+ hebben veel ervaring met uiteenlopende doelgroepen
zorgleerlingen. Ook na 2014 zullen zij hun expertise en kennis blijven inzetten, al gebeurt
dat niet meer via OC+-projecten, maar in een andere vorm, bijvoorbeeld via adviseurschap.
Deze werkwijzer is met behulp van velen tot stand gekomen, onder wie medewerkers van
Samenwerkingsverband de Meierij, de OG Heldringstichting, REC Zuid-Limburg, Diensten
Ambulante Begeleiding en Onderwijsconsulenten. Iedereen was bereid hier veel tijd in te
investeren, omdat men de overdracht van deze kennis van groot belang acht.
Dank voor uw tijd en bereidheid om uw kennis te delen.
Een bijzonder woord van dank aan de onderwijsconsulenten+ Henk Knol, Marion Boers en
Joost van Nuland, de klankbordgroep3 en OC+-projectleider Mieke Verhoeven.
Moeilijk gedrag is geen keuze van het kind, het ontstaat op basis van negatieve ervaringen
in zijn omgeving.
Titus Hoedemaker Lorette Anders
Voorzitter SOSO Penningmeester SOSO
November 2013
3 De klankbordgroep bestond uit de onderwijsconsulenten+ Theo Heskes, Marike Hoogendoorn,
Johan Kloos, Yvon Wagenaar en Rinus Witvoet en de directeur van Bureau Onderwijsconsulenten, Aïscha Trokasti.
-7-
1. INLEIDING, DOEL EN ACHTERGRONDEN
1.1 Onderwijsconsulenten(+)
Om een goede invoering van de Wet op de leerlinggebonden financiering (LGF, ook wel
'rugzakje' genoemd) te helpen bevorderen, heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (OCW) in 2002 het landelijk netwerk van onderwijsconsulenten ingesteld.
De LGF biedt ouders4 van een gehandicapt kind de mogelijkheid te kiezen naar welk type
onderwijs zij hun kind willen sturen: een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of -
met een rugzakje - een reguliere school. Valt de keuze op een reguliere school, dan kunnen
uit de leerlinggebonden financiering extra benodigde zaken worden bekostigd, zoals
ambulante begeleiding, leermiddelen en extra formatie.
Onderwijsconsulenten zijn onafhankelijke deskundigen op wie ouders en scholen kosteloos
een beroep kunnen doen als zij een conflict hebben over schoolplaatsing, verwijdering of
het ondersteuningsaanbod. Het gaat hierbij om leerlingen die extra ondersteuning nodig
hebben.
In 2004 werd de afdeling Onderwijsconsulenten+ (lees: Onderwijsconsulenten Plus, hierna
ook OC+) opgericht. Onderwijsconsulenten+ ondersteunen en faciliteren professionals in
het onderwijs bij het opzetten van samenwerkingsprojecten met (zorg)instanties, die leiden
tot structurele, duurzame onderwijsvoorzieningen voor groepen zorgleerlingen.
De activiteiten van de Onderwijsconsulenten en de Onderwijsconsulenten+ vallen sinds 1
augustus 20095 onder de Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO). Het
stichtingsbestuur bestaat uit vertegenwoordigers van onderwijs- en ouderorganisaties.6
Met de invoering van Passend onderwijs in 2014 worden samenwerkingsverbanden en
scholen verantwoordelijk voor onderwijs aan álle leerlingen, dus ook zorgleerlingen.
Scholen en ouders moeten er samen zien uit te komen. Dat betekent dat de taken voor
Bureau Onderwijsconsulenten(+) zullen veranderen. De huidige projectmatige werkwijze
van de onderwijsconsulenten+ komt naar verwachting te vervallen. Op dit moment wordt
bezien hoe de enorme schat aan kennis en ervaring uit de OC+-projecten verder
overgedragen kan worden, bijvoorbeeld via adviseurschap.
4 Waar in de tekst het woord ouder(s) wordt gebruikt, kan ook bedoeld zijn: voogd, wettelijke
vertegenwoordiger(s), etc. 5 Tot die datum werkten de Onderwijsconsulenten(+) onder de verantwoordelijkheid van de ACTB
(zie www.onderwijsconsulenten.nl). 6 De Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders (SOSO) is opgericht door: LOBO, NKO, Ouders &
COO, Vereniging Openbaar Onderwijs, CG-Raad, Balans en VG-platform en de sectororganisaties VO-Raad, PO-Raad, MBO-Raad en WEC-Raad.
-8-
Bureau Onderwijsconsulenten blijft bestaan; de onderwijsconsulenten zullen een vinger aan
de pols blijven houden om te zorgen dat ook werkelijk álle leerlingen een goede
onderwijsplaats krijgen.
1.2 Drie OC+-projecten rond de problematiek 'moeilijk plaatsbaar'
Bureau Onderwijsconsulenten(+) merkt al jaren een verzwaring in de casuïstiek. Enerzijds
is de problematiek van de zorgleerlingen complexer geworden (gedrags-, gezins- en/of
psychiatrische problematiek); anderzijds moet steeds meer moeite gedaan worden om
leerlingen geplaatst te krijgen of een oplossing te vinden, omdat scholen - óók in het
speciaal onderwijs - steeds vaker zeggen handelingsverlegen te zijn. Bovendien zijn scholen
terughoudend in het aannemen van zorgleerlingen, in afwachting van de consequenties van
de invoering van Passend onderwijs omtrent de financiering (verevening, toekenning van
budgetten en verdeling hiervan over de scholen) en de wettelijke kaders waarbinnen
scholen en samenwerkingsverbanden moeten opereren.
Naast deze algemene ontwikkelingen zijn er specifieke groepen zorgleerlingen voor wie het
extra moeilijk is een onderwijsplaats te vinden, bijvoorbeeld leerlingen die uitbehandeld
zijn en niet langer gebruik kunnen maken van de bij de instelling (of Justitiële
Jeugdinrichting - JJI) behorende school (doorplaatsingsproblematiek). Het geldt ook voor
cluster 3-leerlingen die door diverse oorzaken niet voltijds onderwijs kunnen volgen
(langdurig zieke kinderen, meervoudig gehandicapte kinderen en kinderen met een
verstandelijke beperking en een fikse gedragsproblematiek - de 'ZMOLKERS'). Sinds
januari 2012 kunnen zij voor de niet-onderwijsuren geen indicatie voor dagbesteding meer
krijgen.
Dat dwingt ouders te kiezen tussen onderwijs of vrijstelling van de inschrijvingsplicht via
de leerplichtambtenaar. Dat is jammer, want een deel van de leerlingen is gebaat bij een
combinatie van zorg én onderwijs.
Onderwijsconsulenten in het hele land hebben te maken met deze moeilijk plaatsbare
leerlingen, de thuiszitters die om velerlei redenen buiten de boot vallen.
Er is sprake van casusoverstijgende problematiek die om structurele oplossingen vraagt.
-9-
Twee voorbeelden van moeilijk plaatsbare leerlingen uit de praktijk van de
onderwijsconsulenten:7
Casus van een moeilijk plaatsbare leerling - 1
Dirk is een 14-jarige jongen met een licht verstandelijke beperking,
hechtingsproblematiek, agressieregulatieproblematiek en PDD-NOS. Hij heeft een
aantal roerige jaren achter de rug, waarin hij meerdere keren, vanwege doorslaande
agressie, in een crisisopvang heeft gezeten. Uiteindelijk is hij uit huis geplaatst en via
een ZIB-plaatsing (zeer intensieve begeleiding) in een passende woon- en
behandelsetting terecht gekomen. Dirk zit op een VSO cluster 4-school (PRO). Deze
school beroept zich op handelingsverlegenheid wegens een aantal incidenten met
ernstige agressie van Dirk naar zowel personeel als medeleerlingen. Dirk heeft moeite
met 'moeten' en slaat dan gemakkelijk door. Dit gebeurt op school bij steeds meer
vakken en bij steeds meer personen. In zijn woongroep is dit gedrag minder zichtbaar,
waardoor er ook onenigheid over de aanpak ontstaat tussen woongroep, behandelaar,
ouders en school. Na een ernstig incident waarbij een leerkracht flink bij de keel is
gegrepen, zet de school Dirk op non-actief en schakelt ze een onderwijsconsulent in.
De onderwijsconsulent organiseert een aantal mediërende gesprekken met alle
betrokkenen, omdat Dirk er niet bij gebaat is als er op verschillende plekken
verschillend op hem gereageerd wordt. Er wordt overeenstemming bereikt in wat Dirk
nodig heeft en wat de woon-behandelsetting kan bieden ter ondersteuning van een
passende onderwijsplek. Met deze informatie bouwt de OC samen met de betrokkenen
een brug naar de meest passende onderwijssetting. Dirk krijgt een nieuwe kans op een
leerboerderij, waar hij in een kleine groep praktijkonderwijs volgt met veel ruimte voor
zijn persoonlijke ontwikkeling en interesses. Zijn woon-behandelsetting legt vanaf het
begin korte en duidelijke lijnen met de leerboerderij en is actief betrokken.
De ruimte en de dieren blijken een zeer positieve werking te hebben op Dirk en er zijn
sindsdien geen escalaties meer geweest.
7 In bijlage 5 staan nog enkele voorbeelden van moeilijk plaatsbare leerlingen die uiteindelijk een plek
gevonden hebben.
-10-
Casus van een moeilijk plaatsbare leerling - 2
Jordy is een 16-jarige jongen, cluster 4 geïndiceerd en ingeschreven op het VSO.
Jordy voelt zich ongelukkig op school en vindt dat hij niet thuis hoort tussen de
leerlingen met complexe gedragsproblemen. Hij zit thuis en zegt dat hij niet in het
schoolgebouw en in zijn groep aanwezig kan zijn.
Gelet op het feit dat er sprake is van een gedateerde diagnose adviseert de
onderwijsconsulent om Jordy opnieuw aan te melden voor diagnostiek. Voorts
onderzoekt de onderwijsconsulent of een gerichte MBO-opleiding beter bij Jordy past.
Omdat zijn VSO-school een negatief schakeladvies afgeeft houden reguliere scholen
plaatsing van Jordy af. Daarom regelt de onderwijsconsulent een tussentraject waarbij
Jordy een individueel begeleidingstraject volgt gedurende drie maanden. In deze
periode ligt de nadruk op zijn cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling, en op het
vergroten van de competenties die nodig zijn om te schakelen naar het MBO. Op basis
van de nieuwe (gewijzigde) diagnose worden de specifieke begeleidingsbehoeften van
Jordy aangepast.
Na het tussentraject wordt bij de start van het nieuwe schooljaar een
onderwijs/zorgtraject op maat voor Jordy op het MBO gerealiseerd. Jordy blijft
aanvankelijk ingeschreven bij het VSO. Er wordt een stappenplan gemaakt om hem
gefaseerd te laten instromen op het MBO: één dag onderwijs op het MBO; één dag
voortzetting van de individuele begeleiding en drie stagedagen in het kader van zijn
MBO-opleiding. Nadat alle betrokkenen in de eerste periode van het schooljaar een
positieve lijn zien in de ontwikkeling van Jordy, wordt hij vervolgens halverwege het
schooljaar definitief ingeschreven op het MBO.
De OC+-projecten
In 2006/2007 liep een OC+-project in Rotterdam rond de leerbaarheid van gedragsmoeilijke
leerlingen met als doel: voorkomen dat leerlingen met ernstige en complexe
gedragsproblematiek buiten het (V)SO raken. Met de leerbaarheidsaanpak wordt de
speciale zorg- en ondersteuningsbehoefte van moeilijk plaatsbare leerlingen met zeer
complexe gedragsproblematiek in kaart gebracht, en worden handvatten en adviezen
gegeven om met de problematiek om te gaan. Inmiddels is dit project geëvalueerd en kan
lering getrokken worden uit de ervaringen.
In de regio Zuid-Limburg bleken cluster 4-scholen al een veelbelovende werkwijze te
hebben ontwikkeld om de doelgroep moeilijk plaatsbare leerlingen op den duur weer naar
een cluster 4-school toe te leiden. De aanpak voldeed echter niet aan de wet- en regelgeving
en de Inspectie van het Onderwijs weigerde medewerking. Zij adviseerde het ministerie van
OCW in te schakelen, juist omdat het een landelijk probleem is. Via het ministerie is
Bureau Onderwijsconsulenten erbij betrokken en zo is dit OC+-project in 2008 van start
gegaan.
-11-
In 2011 werd een OC+-project in Noord-Brabant gestart rond doorplaatsingsproblematiek.
Het gaat daarbij om kinderen die vanuit een behandelcentrum met een daaraan verbonden
plaatsbekostigde schoolplaats, niet teruggeplaatst kunnen worden op de school van
herkomst; veelal worden deze leerlingen dan thuiszitter. Aanvankelijk leek het wenselijk
wettelijk te regelen dat kinderen vanuit plaatsbekostigd onderwijs na afloop van de
behandeling teruggeplaatst worden op de school van herkomst. Maar is dat ook voor de
leerlingen de beste oplossing? In een aantal gevallen kan de school de leerling niet het
passend onderwijs bieden dat hij of zij na de behandeling nodig heeft.
Dit project loopt nog en zal waarschijnlijk na afronding ook beschreven worden in een
werkwijzer. De bevindingen tot nu toe worden in deze werkwijzer beknopt vermeld.
1.3 Doel en totstandkoming van deze werkwijzer
OC+-projecten moeten aan een aantal criteria voldoen. Een daarvan is het overdraagbaar
maken van de opgedane kennis en expertise naar andere scholen en organisaties in het land.
Dat gebeurt door middel van werkwijzers, blauwdrukken, protocollen en andere
beschrijvingen (zie www.onderwijsconsulenten.nl onder publicaties).
Deze zesde werkwijzer is met name bedoeld voor samenwerkingsverbanden en hun
scholen. Zij moeten straks ook extra moeilijke groepen zorgleerlingen (vaak thuiszitters)
een plaats kunnen bieden. Met deze beschrijving worden handreikingen gegeven die
samenwerkingsverbanden en scholen kunnen inspireren om voor deze leerlingen een
onderwijsarrangement met de benodigde zorg te creëren. In voetnoten worden extra tips en
verwijzingen naar websites gegeven.
De basis van deze werkwijzer is het OC+-project in Zuid-Limburg rond cluster 4-
leerlingen, aangevuld met twee andere (hierboven al kort genoemde) OC+-projecten en met
initiatieven en methoden van derden rond moeilijk plaatsbare leerlingen (ook uit cluster 2
en 3). Voorts is de informatie toegevoegd van een landelijke inventarisatie door de
onderwijsconsulenten van best practices rond deze doelgroep.
De beschrijving beoogt niet een compleet overzicht te geven van oplossingen en
voorzieningen, maar hoopt inzicht te bieden in mogelijkheden en aan te zetten tot het
vinden van manieren om ook 'moeilijke thuiszitters' weer naar onderwijs te leiden.
1.4 Toelichting op enkele gebruikte begrippen en termen
Sommige termen kunnen voor verschillende uitleg vatbaar zijn. Zo kan met 'zorg' onder
meer bedoeld worden verpleging, verzorging, de zorgorganisatie, maar ook het creëren van
omstandigheden die andere activiteiten faciliteren, bijvoorbeeld het bieden van structuur
om onderwijs mogelijk te maken.
-12-
Daarnaast worden in het spraakgebruik termen door elkaar gebruikt, bijvoorbeeld leerplicht
en inschrijvingsplicht. Daarom volgt hieronder een kort overzicht van wat in het kader van
de publicaties van Onderwijsconsulenten(+) wordt bedoeld. Ook is een beknopte uitleg
opgenomen van een aantal wetsartikelen.
Zorgleerling
Leerlingen die extra ondersteuning en/of begeleiding nodig hebben om onderwijs te kunnen
volgen; het zijn vaak leerlingen met een clusterindicatie.
Onderwijs/zorg- en zorg/onderwijsarrangement
Onder zorg wordt in deze publicaties verstaan: de extra ondersteuning die zorgleerlingen
nodig hebben om in staat te worden gesteld onderwijs te volgen.
Onderwijs/zorg- of zorg/onderwijsarrangementen zijn geen wettelijk vastgestelde termen en
worden door elkaar gebruikt, al naar gelang de invalshoek en de verschillende situaties
waarbij zorg en onderwijs worden gecombineerd.
Bij onderwijs/zorgarrangementen is de zorgcomponent vaak sterk aanwezig. Het kan
bijvoorbeeld behandeling in combinatie met onderwijs betreffen, of de aanwezigheid van
zorgmedewerkers in de onderwijsomgeving.
Kenmerkend voor een onderwijs/zorgarrangement is een integraal aanbod, waarin
leerkrachten en hulpverleners echt samenwerken volgens het uitgangspunt: één kind, één
plan. Een kind kan voor een beperkte tijd voltijds een onderwijs/zorgarrangement volgen in
een aparte voorziening, waarna terugkeer of toeleiding plaatsvindt naar een passende plek
in het onderwijs. Ook is het mogelijk dat een kind voor een aantal dagdelen per week in een
aparte setting een onderwijs/zorgarrangement volgt.
Cluster(indicatie)
De Commissies voor de Indicatiestelling kunnen kinderen met een beperking of stoornis
een beschikking (clusterindicatie) geven. De indeling van de onderwijsclusters is:
cluster 1 - visuele beperking; cluster 2 - gehoor-, taal- en/of spraakproblemen;
cluster 3 - verstandelijke en/of lichamelijke beperking en cluster 4 - psychiatrische of
gedragsstoornissen. Met een clusterindicatie kunnen kinderen naar het speciaal onderwijs of
(met leerlinggebonden financiering) naar het regulier onderwijs.8
Leerplicht - vrijstelling, ontheffing e.d.9
Kinderen van 5 tot 16 jaar zijn leerplichtig. Zij moeten naar school. Jongeren die na hun
16e nog geen startkwalificatie hebben (artikel 15 van de Leerplichtwet), moeten tot hun 18e
onderwijs volgen. Een startkwalificatie is een diploma HAVO, VWO of MBO (niveau 2 of
hoger).
8 Bij de invoering van Passend onderwijs in 2014 zal alleen nog sprake zijn van cluster 1 en 2. Cluster
3 en 4 worden opgeheven. Het SWV geeft een toelaatbaarheidsverklaring af voor die leerlingen die
aangewezen zijn op speciaal onderwijs volgens de afspraken binnen het SWV. 9 Zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0002628 voor de tekst van de Leerplichtwet.
-13-
De Leerplichtwet kent drie soorten vrijstelling:
• vrijstelling voor leerlingen van 5 jaar voor een aantal uren onderwijs;
• vrijstelling van inschrijving10
op een school (artikel 5a en b);
• vrijstelling van geregeld schoolbezoek (artikel 11).
In de projecten en casuïstiek van Onderwijsconsulenten(+) gaat het meestal om vrijstelling
van inschrijving op een school volgens artikel 5a van de Leerplichtwet. Dit houdt in dat de
leerling niet geschikt is om toegelaten te worden tot een onderwijsinstelling en daarom
vrijgesteld is op basis van psychische of lichamelijke gronden. De vrijstelling geldt steeds
voor één schooljaar.
Een andere grond voor vrijstelling van inschrijving (artikel 5b) zijn bezwaren tegen de
levensbeschouwelijke richting van elke school binnen redelijke afstand. In de toekomst
vervalt de vrijstelling op grond van levensbeschouwelijke bezwaren tegen scholen in de
buurt. De staatssecretaris van OCW heeft dit in juli 2013 laten weten in een brief aan de
Tweede Kamer.
Daarnaast kent de wet Vervangende leerplicht (artikel 3 Leerplichtwet), voor leerlingen
vanaf 14 jaar die aanhoudende problemen hebben in het volledig dagonderwijs. Via het
volgen van een aangepast onderwijsprogramma kunnen zij na een jaar weer instromen in
het regulier onderwijs. Een belangrijk onderdeel van het aangepaste leertraject is
praktijkonderwijs (artikel 3a).
In artikel 3b van de Leerplichtwet gaat het om vervangende leerplicht in het laatste
schooljaar, waarin een leerling op een school met een bij de wet geregelde combinatie van
leren en werken onderwijs kan volgen. Bij vervangende leerplicht blijft de leerplichtige
ingeschreven staan bij een school.
Tot slot kan op grond van artikel 11 en 12 van de Wet op de Expertisecentra (WEC)
ontheffing van onderwijstijd aangevraagd worden.11
In artikel 11, vierde lid WEC, wordt
het minimum aantal uren onderwijs per schooljaar bepaald voor kinderen in de leeftijd van
4 tot en met 12 jaar. Op grond van artikel 12 WEC kan de onderwijsinspectie toestemming
geven om hier van af te wijken.12
10 In de volksmond wordt vaak de term leerplichtontheffing gebruikt; in feite gaat het om vrijstelling
van inschrijving. 11 De Wet op de Expertisecentra (WEC) komt met de invoering van Passend onderwijs te vervallen. 12 Voor leerlingen voor wie een behandeling ter ondersteuning van het onderwijs noodzakelijk is, hoeft
géén aanvraag te worden ingediend wanneer het bevoegd gezag kan aantonen dat de Commissie voor de Begeleiding (voor scholen) dan wel de Commissie van Onderzoek (bij instellingen) samen met de behandelaars van de school de behandeling noodzakelijk achten en het bevoegd gezag heeft vastgelegd op welke wijze de behandeling ondersteunend is voor het onderwijs. Een aanvraag is in deze gevallen niet nodig omdat de behandeltijd hiermee is gekwalificeerd als onderwijstijd.
Bijgevolg kan hierdoor geen afwijking van het minimum aantal uren onderwijs ontstaan. (Bron: Staatscourant, Nr. 20387, 19 juli 2013.)
-14-
Handelingsverlegenheid
Handelingsverlegenheid is een term die de onderwijsconsulenten steeds vaker tegenkomen
zowel in het regulier als in het speciaal onderwijs. In de onderwijstermenlijst van het
Taalunieversum staat de volgende definitie van handelingsverlegenheid: Toestand die
ontstaat wanneer individuele leerkrachten of de school in het algemeen geen verantwoord
adequaat antwoord (meer) kunnen geven op de specifieke instructie- en onderwijsbehoeften
van één of meer leerlingen.
Wanneer sprake is van handelingsverlegenheid ten aanzien van een leerling, betekent dat
meestal dat de leerling verwijderd gaat worden en dat er een andere onderwijsplek gezocht
moet worden. De leerling wordt gezien als moeilijk plaatsbaar en wordt niet zelden
thuiszitter.
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 1 bevat een korte introductie over Onderwijsconsulenten(+), deze werkwijzer en
enkele algemene knelpunten waar betrokkenen tegenaan lopen bij het vinden van
oplossingen voor moeilijke (groepen) zorgleerlingen. In het kort worden de drie OC+-
projecten voorgesteld die de aanleiding voor deze uitgave vormden:
- project thuiszitters in Zuid-Limburg;
- project leerbaarheid;
- project doorplaatsingsproblematiek Noord-Brabant.
In hoofdstuk 2 worden de drie OC+-projecten beschreven die te maken hebben (gehad) met
het creëren van perspectief op onderwijs voor moeilijk plaatsbare leerlingen.
Hoofdstuk 3 sluit daarbij aan met een beschrijving van andere methoden en voorzieningen
in de regio zuid. De in dit hoofdstuk beschreven werkprogramma's en voorzieningen zijn
(deels) ook gebruikt in voornoemde OC+-projecten, of werden en worden gebruikt in
individuele casuïstiek van de onderwijsconsulenten.
In hoofdstuk 4 staat de informatie van een landelijke inventarisatie door de
onderwijsconsulenten van initiatieven en voorzieningen in cluster 2, 3 en 4 die gericht zijn
op de doelgroep van moeilijk plaatsbare leerlingen. De hier verzamelde gegevens zijn niet
uitputtend geïnventariseerd, geanalyseerd of gecontroleerd, maar bieden ouders, jeugdigen,
scholen, SWV'en, hulpverleners en andere betrokkenen inzicht in mogelijke oplossingen en
voorzieningen in de regio.
-15-
In de beschrijvingen van de verschillende projecten en voorzieningen in de hoofdstukken 2,
3 en 4 staan handreikingen, verwijzingen en tips, vaak ook in de voetnoten, om
samenwerkingsverbanden en scholen te inspireren bij het zoeken naar oplossingen voor
moeilijk plaatsbare leerlingen.
Hoofdstuk 5 zet een aantal belemmeringen op een rij die de onderwijsconsulenten zoal
tegenkomen in de casuïstiek rond deze doelgroep.
Met een korte nabeschouwing in hoofdstuk 6 wordt deze werkwijzer afgesloten.
De bijlagen bevatten aanvullende informatie en een overzicht van gebruikte afkortingen.
-16-
2. OC+-PROJECTEN ROND MOEILIJK PLAATSBARE LEERLINGEN
2.1 OC+-project thuiszitters in Zuid-Limburg, inleiding
REC Zuid-Limburg had jaarlijks te maken met ca. zeven leerlingen met een cluster 4-
indicatie die vanwege hun problematiek niet (meer) werden toegelaten op een cluster 4-
school. De REC-scholen in de regio waren zich bewust van hun opnameplicht, maar zij
vreesden voor de veiligheid van medeleerlingen en personeel met deze leerlingen op hun
school.
Om deze groep moeilijk plaatsbare zorgleerlingen toch uitzicht op onderwijs te bieden,
ontwikkelden de cluster 4-scholen in REC Zuid-Limburg een voorziening gebaseerd op de
werkwijze WOWW (work on what works). Hierbij werd in de eerste fase thuisonderwijs
verzorgd. Deze methode bleek te werken: het leidde tot zodanige verbeteringen, dat
toelating tot een cluster 4-school op den duur weer mogelijk werd. Zie paragraaf 2.1.2 voor
een beschrijving van WOWW.
Ieder bestuur van de cluster 4-scholen stelde zich verantwoordelijk voor het
onderwijsaanbod aan één leerling uit de doelgroep. Bij de uitvoering van het programma
werd van een aantal wettelijke vereisten afgeweken, namelijk:
- de norm voor voldoende onderwijstijd (artikel 11 van de WEC);
- voorschriften met betrekking tot het vakkenpakket (artikel 13 en 14);
- het geven van onderwijs in een onderwijsinstelling.
Het REC en de REC-scholen erkenden dat het met de werkwijze afweek van de wet, maar
betreurden dat daarvoor geen toestemming werd gegeven door de Inspectie van het
Onderwijs. Het betrof immers een heel kleine groep leerlingen met heel specifieke
problematiek. Bovendien is 'onconventioneel onderwijs' wel toegestaan voor leerlingen die
deelnemen aan Op de Rails.
De inspectie raadde aan de kwestie bij het ministerie van OCW aan te kaarten, omdat men
ook elders in het land werd geconfronteerd met moeilijk plaatsbare leerlingen. Het
ministerie deed een aantal suggesties om binnen de wetgeving naar oplossingen te zoeken
en adviseerde een project te starten en daarvoor een experimenteerbeschikking aan te
vragen. Verder stelde het ministerie voor Onderwijsconsulenten+ in te schakelen. Een en
ander leidde tot dit OC+-project, dat in 2008 van start ging.
2.1.1 Doelstelling, doelgroep, deelnemende instellingen
Doelstelling
De opdracht luidde een of meerdere voorzieningen en/of werkwijzen te ontwikkelen voor
de doelgroep, binnen de wettelijke vereisten, met handhaving van de succesvol gebleken
aanpak. Die aanpak richtte zich erop zogenaamd moeilijk plaatsbare leerlingen weer toe te
-17-
leiden naar een REC-school. De voorziening moest tevens passen in de opvatting van de
ministeries van OCW en/of VWS over de zorgplicht voor deze categorie leerlingen.
Doelgroep
De doelgroep13
betrof leerlingen met ernstige gedrags- en/of psychiatrische problematiek in
de leeftijd van ongeveer 8 tot 16 jaar (de leeftijdsgrens werd niet strikt gehanteerd). Enkele
jongeren waren al in contact geweest met justitie. Niet zelden was ook de thuissituatie van
deze leerlingen problematisch, en zagen de ouders niet het belang van onderwijs voor hun
kind in.
De schoolcarrière van deze leerlingen kenmerkte zich door veel wisselingen van scholen en
voorzieningen. In allerlei overlegvormen waren de problemen van de jongeren al
besproken. Er is onderzoek gedaan, een dossier samengesteld en, waar nodig, een cluster 4-
indicatie aangevraagd en verkregen.
De reguliere setting van REC-scholen bood onvoldoende garanties voor enig succes met
deze leerlingen; zij werden beschouwd als moeilijk plaatsbaar. De leerlingen hadden een
een-op-een begeleiding nodig. Qua niveau betrof het in het algemeen kinderen die naar
verwachting in een arbeidstoeleidingstraject terecht zouden komen.
In veel notities van regionale samenwerkingsverbanden wordt de term 'niet plaatsbare
leerlingen' gebruikt. Naast leerlingen als hierboven beschreven, doelt men dan ook op
leerlingen met gedragsstoornissen, al of niet met een laag IQ en zwakke cognitieve
mogelijkheden.
REC Zuid-Limburg definieerde moeilijk plaatsbare leerlingen die voor het project in
aanmerking kwamen, als volgt:
- de leerling voldoet aan de criteria voor cluster 4 of voor plaatsbekostiging cluster 4;
- de leerling zit in een zorgtraject en wordt vanuit de zorg door een casemanager
begeleid;
- de leerling kan niet functioneren in een groep op een REC-school door een didactische
achterstand of het niet kunnen voldoen aan de leervoorwaarden;
- de leerling is volgens het Onderwijs- en Adviescentrum (OAC) op dit moment niet
plaatsbaar, maar heeft wel een ontwikkelingsperspectief waarmee plaatsing op een
REC-school na het volgen van het traject mogelijk lijkt;
- onderwijs en zorg zijn bereid gezamenlijk en met een duidelijke taakverdeling de
aanpak rond de leerling te ondersteunen.
13 Volgens de inspectie kennen alle regio's in Nederland leerlingen die in de omschrijving van deze
doelgroep vallen.
-18-
Deelnemende instellingen
REC Zuid-Limburg en de zes aangesloten cluster 4-scholen voelden en stelden zich
verantwoordelijk voor onderwijs aan de leerlingen in de doelgroep, maar realiseerden zich
dat dit niet kon in de reguliere setting van de scholen. Men zag wel mogelijkheden om in
een samenwerking tussen scholen en zorginstellingen de WOWW-werkwijze succesvol te
kunnen toepassen, met ambulant begeleiders voor de uitvoering.
2.1.2 Werkwijze Work on what works
Het WOWW-programma is in 2006 in Amerika ontwikkeld. Het werd voor het eerst
geïntroduceerd in Groot-Brittannië en is daar inmiddels wijd verspreid, met name in
Schotland.
Het accent ligt niet op onacceptabel gedrag, maar juist op positief gedrag en interactie. Kern
van WOWW is het versterken van oplossingsgericht klassenmanagement door de positieve
omgeving te benadrukken en kansrijke interventiemogelijkheden te gebruiken. Het gaat om
de wisselwerking tussen de leerkracht en de leerlingen in de klas: gedrag, communicatie,
motivatie, sfeer en onderlinge relaties tussen leerlingen. Dit vergt een reflectieve houding,
niet alleen van de leerlingen, maar ook van de leraar. Allen moeten bereid zijn te vragen om
feedback van begeleiders. Het buitensluiten van leerlingen uit de klas staat haaks op de na
te streven doelen.
Citaat van een orthopedagoog die werkt volgens de methode WOWW:
'Je gaat uit van het gezond gedrag en functioneren van de jongere en probeert dit uit te
bouwen. Hierdoor ontstaat een positieve sfeer in de contactmomenten, omdat de focus
ligt op wat wel lukt. Op individuele wijze, via oplossingsgerichte gesprekstherapie, moet
de knop omgezet worden. De aandacht ligt op positief labelen, herkaderen van gedrag
en benoemen van de positieve kanten. Je maakt gebruik van je relatie als coach met het
kind.
Leerkrachten worden aangezet zich te richten op oplossingen en niet op problemen.
Kijk naar wat in een prettige sfeer bereikt wordt! Belangrijk is dat de leerkracht
voortdurend bevestiging geeft, op een geloofwaardige, betrokken manier!'
Het programma kent de volgende stappen:
1. Maken en bespreken van een handelingsvoorstel met de leerling, ouders, zorginstelling
(casemanager) en school waar de leerling wordt ingeschreven, met afspraken over wie,
wat, waar en wanneer doet.
2. Vaststellen van het kennisniveau van de leerling via Cito-toetsen. Daarvan uitgaande
wordt in individuele contacturen toegewerkt naar de schakeleisen van de cluster 4-
school. Er wordt gebruik gemaakt van de expertise van reboundvoorzieningen.
Uitvoering door leraren van de school ligt voor de hand, maar niet vanzelfsprekend in
het schoolgebouw. Het begint met enkele contacturen per week vanuit de interesses van
de leerling. Per week neemt het aantal contacturen toe.
-19-
3. Regelmatige evaluatie. Als blijkt dat succes uitblijft wordt na de afgesproken periode,
meestal drie maanden, de regie voor de leerling overgedragen aan de zorg. Een project
duurt in ieder geval niet langer dan een jaar.
WOWW geeft voldoende handvatten om vanuit een analyse per leerling een plan van
aanpak te maken met als uiteindelijke doel dat de leerling weer gaat deelnemen aan het
onderwijs op de clusterschool. In het plan staat ook hoe een en ander wordt uitgevoerd.
Bij het maken van een maatwerkplan kunnen, afhankelijk van de problematiek,
bijvoorbeeld betrokken zijn: een leerplichtambtenaar, jeugdzorg, MEE,14
een zorginstelling,
een cluster 4-school en soms consulenten onderwijsondersteuning zieke leerlingen.
Nederland heeft nog geen brede aandacht voor WOWW. De Hogeschool in Leiden biedt
sinds twee jaar de post-HBO-opleiding Effectief Positief aan, een methodiek gericht op
gedragsverandering van leerlingen in het primair onderwijs (Positive Behavior Support,
PBS).15
WOWW is een variant van de PBS-stroming. De opleiding Effectief Positief is
ontwikkeld door het lectoraat Passend Onderwijs/Inclusive Education, en wordt verder
uitgebouwd naar het voortgezet onderwijs.16
2.1.3 Aanpak OC+
In het kader van het OC+-project inventariseerde de onderwijsconsulent+ de tot dan toe
gehanteerde werkwijze. Hij besteedde aandacht aan de resultaten, de verdeling van de
verantwoordelijkheden en de financiële mogelijkheden.
Voorts woog hij de voor- en nadelen van de volgende opties:
1. Inschrijving op een school en het maken van een plan, gericht op het uiteindelijke doel
de leerling het normale lesrooster te laten volgen. Bij de inspectie (artikel 12 WEC) kan
op basis van het zogenoemde ingroeiplan ontheffing van de onderwijstijd (niet te
verwarren met leerplichtontheffing) worden aangevraagd voor de periode dat het kind
nog niet volledig deelneemt aan het onderwijs (zie paragraaf 1.4). Om de doelstellingen
met het kind te bereiken kunnen instellingen als zorgboerderijen of andere
hulpverleners een rol spelen. Onderdeel van het plan is de uitvoering van de eerste
stappen van het WOWW-programma.
2. Een vaste voorziening in de regio, nieuw te creëren of op basis van een bestaande, waar
leerlingen uit de doelgroep tijdelijk terecht kunnen (vergelijkbaar met Herstart,
14 MEE is een landelijke organisatie die mensen met een beperking ondersteunt. MEE heeft haar
dienstverlening ingedeeld in vier levensgebieden: Opvoeding & Ontwikkeling, Leren & Werken, Samenleven & Wonen, Regelgeving & Geldzaken. Regelmatig werken onderwijsconsulenten en MEE-consulenten samen rondom de plaatsingsproblematiek van leerlingen met een beperking. Zie voor meer informatie www.mee.nl.
15 Positive Behaviour Support, goed gedrag kun je leren, doelmatige strategieën voor scholen, door Annemieke Golly en Jeff Sprague, Pica, 2009.
16 Hogeschool Leiden, Cluster Educatie, Drs. Annemieke Mol Lous, lector Passend onderwijs.
Literatuur: Mission Possible, Kids' Skills voor jongeren, van probleem naar oplossing in 11 heldere stappen, Caroline Beumer-Peeters, uitg. Boom/Nelissen, 2010 + apart werkboek.
-20-
Rebound en Op de Rails voor leerlingen zonder indicatie). De voordelen van deze optie
zijn continuïteit en bundeling van deskundigheid.
3. Een oplossing binnen de mogelijkheden van de geldende wet- en regelgeving door
tijdelijke ontheffing van de inschrijvingsplicht te vragen (artikel 5 van de
Leerplichtwet). Hierdoor kan jeugdzorg maatregelen nemen, zoals de uitvoering van
een of meer onderdelen van WOWW met als perspectief de leerling (weer) toe te leiden
naar een cluster 4-school.
4. Voor zieke kinderen bestaat een aparte regeling waarbij thuisonderwijs mogelijk is. De
consulenten onderwijsondersteuning zieke leerlingen (landelijk netwerk Ziezon17
)
kunnen worden ingeschakeld voor het regelen van onderwijs voor langdurig zieke
kinderen. De vraag was of individuele leerlingen onder het begrip 'ziek zijn' zouden
kunnen vallen, zodat WOWW onder die regeling uitgevoerd zou kunnen worden.
Bij de beoordeling van de mogelijkheden kwamen ook aspecten aan de orde als:
- Wat te doen bij onvoldoende medewerking van de ouders (ondertoezichtstelling of
uithuisplaatsing)?
- Wie is de casemanager en is zijn of haar rol duidelijk? Hoe zit het met de bekostiging?
- Zijn instanties beschikbaar en bereid om een ondersteunende rol te (blijven) spelen
tijdens de uitvoering van WOWW en de follow-up (één kind, één plan)? Dit kan per
kind verschillend zijn.
- Kan een voorziening plaatselijk (regionaal) gerealiseerd worden?
2.1.4 Het verloop van het project en de opbrengsten
Het OC+-project is in 2008 gestart en pas in 2012 afgerond. De looptijd was daarmee
langer dan gebruikelijk. Daar zijn enkele oorzaken voor aan te wijzen: de complexiteit van
het onderwerp en het grote aantal betrokken partijen. Voorts geldt bij dergelijke projecten
dat de voortgang sterk afhankelijk kan zijn van de medewerking en bereidheid van
individuen; als op bepaalde cruciale posten niet of onvoldoende medewerking wordt
verleend, heeft dat grote invloed. Dat was ook de reden waarom het project in 2010 tijdelijk
stil lag.
De onderwijsconsulent+ ontwikkelde in de loop van het project in overleg met het REC en
de cluster 4-scholen voorstellen en benaderde belanghebbenden, zoals ouders,
leerplichtambtenaren van de gemeenten waarin de scholen gevestigd zijn, betrokken
zorginstellingen (jeugdzorg, MEE, consulenten onderwijsondersteuning zieke leerlingen )
en niet-schoolse voorzieningen voor huiswerkbegeleiding.
17 Het landelijk dekkend netwerk ZIEk Zijn en ONderwijs (Ziezon) telt 120 consulenten ondersteuning
zieke kinderen die door leraren uit het PO, VO en beroepsonderwijs ingeschakeld kunnen worden.
Ziezon is in principe bedoeld voor somatisch zieke kinderen, maar kent een grijs gebied waar het gaat om het ontbreken van psychische kwaliteiten (zie www.ziezon.nl).
-21-
Knelpunten die zich in de loop van het project openbaarden waren onder meer:
- weigering van een school om de leerling op te nemen of weer in te schrijven;
- medewerkers van instellingen die geen tijd hadden om te komen tot een plan van
aanpak om de leerling op te vangen en te begeleiden;
- problemen in de omgeving of thuissituatie van de leerling.
Er komt uiteindelijk geen keuze voor een van de structurele opties, maar per leerling wordt,
afhankelijk van de omstandigheden, een overbrugging gezocht. Die moet het mogelijk
maken een of twee onderdelen van het WOWW-programma uit te voeren, met als doel
integratie van de leerling in de school.18
In 2011 merkte Bureau Onderwijsconsulenten een toename van de individuele casuïstiek
rond moeilijk plaatsbare leerlingen (vaak al thuiszitters).Gevreesd werd (en wordt) dat het
probleem alleen maar groter wordt als Herstart wordt opgeheven bij de start van Passend
onderwijs in 2014. De OC+ nam daarom het project in Zuid-Limburg nog eens onder de
loep en hij kreeg samen met Gedragswerk19
het onderwerp in die regio weer op de kaart.
Vanaf 2011 worden leerlingen uit de doelgroep besproken in het 'rondetafelgesprek', een
initiatief van Gedragswerk met de leerplichtambtenaren in de regio. Op deze wijze kan een
thuiszittende leerling niet onopgemerkt blijven. De leerling wordt besproken en er worden
afspraken gemaakt. Samen met scholen en hulpverleners wordt afgestemd wie op welke
wijze de problemen van een leerling gaat helpen oplossen, zodat de leerling uiteindelijk
weer volledig aan het onderwijsproces van een school gaat deelnemen.
Het OC+-project Thuiszitters in Zuid-Limburg kent twee belangrijke opbrengsten:
1. Er is meer oplossingsgerichte aandacht gekomen voor moeilijk plaatsbare leerlingen.
Scholen en hulpverlening in de regio maken in samenspraak namelijk wel gebruik van
de uitgangspunten van WOWW bij individuele hulpverlening aan leerlingen. Die
aandacht blijkt ook uit twee andere OC+-projecten voor deze doelgroep: Leerbaarheid
(paragraaf 2.2) en Doorplaatsing na behandeling en plaatsbekostigd onderwijs
(paragraaf 2.3).
2. Het project was de aanleiding voor deze werkwijzer, waarin alle tot nu toe opgedane
kennis en ervaringen van de drie OC+-projecten zijn gebundeld, aangevuld met andere
methoden en initiatieven die zijn ontwikkeld om deze leerlingen perspectief op
onderwijs te bieden. Doel: geen thuiszitters meer onder Passend onderwijs!
18 Zoals eerder vermeld keurde de inspectie de WOWW-aanpak in Zuid-Limburg niet goed, omdat
deze niet voldoet aan de wet- en regelgeving. Gezien de bezwaren van de inspectie is de WOWW-werkwijze in Zuid-Limburg niet breed geïntroduceerd op de REC-scholen.
19 Gedragswerk is een door het ministerie van OCW mogelijk gemaakt project dat tot doel heeft de
samenwerking te bevorderen in de aanpak van leerlingen die thuiszitten of thuiszitter dreigen te worden (zie www.gedragswerk.nl).
-22-
2.2 OC+-project Leerbaarheid, inleiding
In mei 2008 verscheen Werkwijzer 2, 'Passend onderwijs en passende zorg voor álle
leerlingen! De leerbaarheid van gedragsmoeilijke leerlingen in het (voortgezet) speciaal
onderwijs'.20
Dit boekje is geschreven naar aanleiding van twee OC+-projecten rond
leerbaarheidsonderzoeken en -arrangementen (2006-2008) in de Rotterdamse regio.
Er was (financiële) ondersteuning van de Dienst JOS (Jeugd, Onderwijs en Samenleving)
van de gemeente Rotterdam, Stichting Bevordering van Volkskracht in Rotterdam, het
RMPI, REC Rijndrecht, REC De Nachtegaal, OC+ en het CCE Zuid-Holland-Zeeland.
Het gedachtegoed Leerbaarheid van kinder- en jeugdpsychiater Hedy van Loon is in
werkwijzer 2 overdraagbaar gemaakt voor het speciaal onderwijs cluster 4 en cluster 3
ZML (zogenoemde ZMOLK-populatie). Er worden handvatten in aangereikt aan managers,
gedragswetenschappers, docenten en begeleiders om leerlingen met ernstige en complexe
gedragsregulatieproblemen te begrijpen en te begeleiden.
Nu, jaren na dato, met Passend onderwijs en ingrijpende veranderingen in de AWBZ in het
verschiet, heeft OC+ geëvalueerd hoe het met het leerbaarheidsonderzoek en de
leerbaarheidsarrangementen staat.21
Worden er leerbaarheidsonderzoeken gedaan? Zijn
passende onderwijs/zorgcombinaties gecreëerd? Hebben gedragswetenschappers er kennis
van kunnen nemen? Wat zijn de ervaringen? Wat zijn de ontwikkelingen?
De betreffende onderwijsconsulent+ heeft de stuurgroep, adviseurs en enkele stakeholders
gevraagd naar hun bevindingen en hun verwachtingen voor de toekomst, toegespitst op de
aandachtspunten die zijn opgenomen in werkwijzer 2.
2.2.1 Doelgroep
De doelgroep betreft leerlingen die grote moeite hebben om zelf hun gedrag te reguleren.
Zij kunnen de ingrijpende gevolgen van hun gedrag op de leeromgeving niet of nauwelijks
bevatten. Ze zijn ontregeld en ze ontregelen hun leeromgeving. Ze vallen uit op school en
zijn uitbehandeld bij instellingen. Ouders krijgen te maken met adviezen om hun kind bij
een drie-milieuvoorziening van wonen-behandeling-speciaal onderwijs aan te melden. De
jongeren zijn leerplichtig, maar het onderwijs/zorgaanbod is er niet op toegerust om een
omgeving te creëren die hen in staat stelt te leren.
Jongeren die baat kunnen hebben bij een leerbaarheidsonderzoek komen min of meer
vanzelf 'bovendrijven', omdat iedereen met de handen in het haar zit. Er liggen dikke
dossiers met rapporten over wat er allemaal aan deze jeugd schort en over de beperkte
resultaten van begeleiding en behandeling. Wat bij andere jongeren wel werkt qua
20 Zie www.onderwijsconsulenten.nl onder publicaties/werkwijzers. 21 Met betrokkenen zijn in augustus en september 2012 interviews gehouden.
-23-
pedagogische en didactische benadering, belonen en straffen, lukt bij hen niet. Het zijn
kinderen met een individuele theorie.
2.2.2 Leerbaarheid
Leerbaarheidsonderzoek is een respectvolle professionele methode om de individuele
theorie van een kind met ernstige en complexe gedragsregulatieproblematiek te leren
kennen. Het is een investering in deze kinderen in tijd en aandacht. Dit gebeurt door alle
invalshoeken te bekijken en te analyseren, onbevooroordeeld en zonder neiging om naar
conclusies toe te werken. Er wordt veel aan de kinderen zelf en aan belangrijke mensen in
hun omgeving gevraagd. Het leerbaarheidsmodel van Hedy van Loon is een
praktijkgerichte vertaling van het gedachtegoed uit de school van Fop Verheij over
psychiatrie in de klas en adaptief behandelen op school.22
Het leerbaarheidsonderzoek is een werkmodel waarbij dossieronderzoek gedaan wordt en
interviews worden afgenomen. Dit gebeurt in aanvulling op bestaande onderzoeken en is
daar dan ook geen vervanging voor. Het werkmodel is er op gericht alle informatie rondom
een leerling te integreren en de mogelijkheden voor zijn of haar toekomst in kaart te
brengen. Belangrijk uitgangspunt is dat gekeken wordt naar de behoeften van een kind, in
plaats van naar de 'tekortkomingen'. Het gaat er met andere woorden om, dat in kaart wordt
gebracht wat een kind nodig heeft om weer in ontwikkeling te komen (leerbaar te worden).
De onderzoeker stelt zich dienstbaar op. Het doel is het systeem dat is vastgelopen weer
vlot te trekken. In een interactief en creatief proces ontstaat uit losse fragmenten een
integraal beeld. De onderzoeker verifieert het beeld bij alle betrokkenen, zodat er een
gedeelde visie ontstaat over het individuele kind. Het gaat daarbij nadrukkelijk niet om de
vraag wat de leerling nog kan leren aan lesstof, maar om hoe het kind kan leren meer eigen
te worden met zijn eigen gedrag.
Afhankelijk van de ontwikkelmogelijkheden op het gebied van de gedragsregulatie, kan -
bijvoorbeeld met voorstructureren, belonen en straffen - de leerbaarheid op drie manieren
worden benaderd:
1. voor leerlingen die niet waarnemen dat ze problemen hebben in het denken: het
ontwikkelen van zelfbewustzijn (Denken);
2. voor leerlingen die niet waarnemen/voelen welke emoties en gevoelens er achter hun
gedrag liggen: het ontwikkelen van sociaal bewustzijn (Voelen);
3. voor leerlingen die niet waarnemen wat er gebeurt in de relatie met anderen: het
ontwikkelen van bewuste relatiehantering (Doen).
De leerbaarheid wordt weergegeven in een matrix van het werkmodel DVD (Denken-
Voelen-Doen), waarin de problematiek wordt gekoppeld aan de aanpak die daarbij
22 Adaptief behandelen op school, E.C. van Doorn & F. Verheij, Uitgeverij Van Gorcum, en
Ontwikkeling & Leren - Psychiatrie op school, F. Verheij & E.C. van Doorn, Uitgeverij Van Gorcum.
-24-
aansluit.23
Vanuit dit werkmodel kan voor iedere leerling een leerbaarheidsarrangement
worden samengesteld, afhankelijk van de mogelijkheden in het (voortgezet) speciaal
onderwijs en de zorgvoorzieningen.
2.2.3 Aandachtspunten
In werkwijzer 2 (2008) zijn enkele aandachtspunten24
opgenomen met het doel om nieuwe
initiatieven rondom leerbaarheid te behoeden voor de reeds ondervonden valkuilen:
• Het uitvoeren van leerbaarheidsonderzoek stelt eisen aan de attitude van de
onderzoeker. Om (integraal) zicht te kunnen krijgen op de individuele theorie van een
kind, is het nodig dat er met open vizier en nieuwsgierig naar kinderen wordt gekeken
en daarbij voortdurend eigen ervaringen te gebruiken (reflectief ervaringsleren). Dit
vraagt een andere blik van gedragswetenschappers, met name van diegenen die een
eigen manier van werken hebben met de neiging daaraan vast te (willen) houden.
• De doelgroep leerlingen met gedragsregulatieproblematiek is zeer gevarieerd.25
De
gedragswetenschapper zal bij het afnemen van de interviews de inhoud en het
taalgebruik moeten afstemmen op de individuele leerling.
• De uitvoering van leerbaarheidsonderzoek kan vertraging oplopen door externe
factoren. Een struikelblok kan bijvoorbeeld zijn dat er een verwijderingsprocedure
loopt bij het (V)SO, terwijl het leerbaarheidsonderzoek nog niet is afgerond. Het vooraf
maken van goede afspraken met het REC voorkomt dit soort valkuilen.
• In 2008 werd al geconcludeerd dat de nadruk (toen) te veel op leerbaarheidsonderzoek
lag, en onvoldoende op de context en de vertaalslag naar de gewenste
onderwijs/zorgcombinaties. Voor het realiseren van deze combinaties zijn, naast een
individuele theorie over een kind, randvoorwaarden nodig. Het gaat met name om
casemanagement en de bereidheid bij betrokkenen om gezamenlijk de
verantwoordelijkheid te dragen voor de financiering van deze combinaties.
• Zonder stuurgroep en betrokkenheid van OC+ is er een andere vorm van toezicht nodig
op de uitvoering en implementatie van leerbaarheidsrapportages. Het voornemen was
een Commissie Toezicht Leerbaarheid in te stellen onder voorzitterschap van de
manager van REC Rijndrecht/REC De Nachtegaal (Expertisecentrum Speciaal
Onderwijs/ECSO), die er op zou toezien dat er geen leerlingen van het (V)SO
verwijderd zouden worden zonder leerbaarheidsonderzoek.
• Een intentieverklaring op managementniveau over samenwerking tussen onderwijs en
zorg werkt niet automatisch door op de werkvloer. Voor de implementatie is een
formele samenwerkingsovereenkomst nodig, met stimulerend en inspirerend
management.26
• Met het werkmodel leerbaarheid kan een negatieve spiraal op de (V)SO-school worden
doorbroken. Er is een omslag voor nodig van handelingsverlegenheid naar
23 Zie werkwijzer 2, pagina 50, schema intensiteit leersituatie-behandelsituatie. 24 Zie werkwijzer 2, hoofdstuk 5, pagina 79 en verder. 25 Er is bijvoorbeeld een grote spreiding in leeftijd en er zijn grote onderlinge verschillen in
beperkingen. Zie werkwijzer 2, pagina 80. 26 Zie werkwijzer 2, pagina 82.
-25-
handelingsbekwaamheid. Dit is geen eenvoudige opgave voor een leerkracht. Daar is
coaching bij nodig. Net als de gedragswetenschapper zal de leerkracht via reflectief
ervaringsleren het handelingsrepertoire kunnen verbreden, waardoor hij of zij
gaandeweg met elke ondersteuningsvraag van de leerling kan omgaan.
• Het Ambulatorium van de Universiteit Leiden heeft in 2008 aangeboden een
evaluatieonderzoek uit te voeren naar de effecten van leerbaarheidsonderzoek en de
daaraan gekoppelde onderwijs/zorgcombinaties, met het CCE en OC+ als adviseurs.
2.2.4 Leerbaarheid in de praktijk na 2008
Na afsluiting van het OC+-project in 2008 heeft het gedachtegoed van leerbaarheid zich in
verschillende richtingen en via uiteenlopende organisaties verder ontwikkeld, zo blijkt uit
de recente evaluatie. Een overzicht hiervan:
1. RMPI/Yulius
Met de overhandiging van werkwijzer 2 droeg de stuurgroep de leerbaarheidspraktijk in
2008 symbolisch over aan de RMPI-Academie.27
De RMPI-Academie nam de taak op zich
om het programma leerbaarheid te bewaken, te evalueren en eventueel aan te passen. Ook
zou zij zorgen voor de scholing van gedragswetenschappers in deze onderzoeksmethode (in
overleg met drs. Hedy van Loon). De gedragswetenschappers van de Yulius-scholen en de
GZ-psychologen in opleiding bij Yulius zijn in de gelegenheid gesteld de cursus
leerbaarheid te volgen. De GZ-psychologen in opleiding hebben enkele
leerbaarheidsonderzoeken uitgevoerd (in totaal zijn ca. 30 onderzoeken gedaan). Yulius
heeft de verschillende stappen in het leerbaarheidsonderzoek 'vertaald' naar DBC’s
(Diagnose Behandel Combinaties).28
2. De Lynx, behandelklas onderwijs en zorg29
In 2009 begint Yulius met De Lynx, een behandelklas onderwijs en zorg. De doelgroep
bestaat uit kinderen van 8 tot en met 12 jaar die een beperkt onderwijsprogramma volgen of
die helemaal geen onderwijs volgen. Deze kinderen zijn leerplichtig, maar er is geen
aanbod waarbinnen zij kunnen leren. Vaak spelen psychiatrische problematiek en/of
ernstige problemen in de gedragsregulatie. Er wordt gewerkt met een fasenmodel dat is
gebaseerd op de methodiek van het leerbaarheidsonderzoek van Van Loon.
3. HISPID (Yulius Zorg)30
Bij de poli Onderwijspsychiatrie van Yulius wordt onder de noemer educatieve therapie een
brug geslagen tussen zorg en onderwijs, vanuit behandelperspectief.
27 Medio 2009 zijn het RMPI en De Grote Rivieren gefuseerd en samen verder gegaan onder de naam
Yulius. 28 Bij RMPI/Yulius Onderwijs is leerbaarheid uit het blikveld verdwenen, maar andere partijen hebben
het opgepakt. 29 Mail voor meer informatie over De Lynx de heer Jan Peter Houtman, GZ psycholoog bij Yulius,
locatie Dagbehandeling Noordoever: [email protected]. 30 Zie voor meer informatie: www.yulius.nl/zorg.html.
-26-
Uit hoofdzakelijk financiële overwegingen gebeurt dit niet meer op basis van (uitgebreid)
leerbaarheidsonderzoek, maar wordt er 'High Speed' onderzoek gedaan en is er de
mogelijkheid van ontwikkelingsgericht onderzoek. High Speed onderzoek houdt in dat een
multidisciplinair team in voortdurend contact met de ouders in twee dagen tijd een breed
onderzoek doet. Ouders gaan bij wijze van spreken met een behandelplan de deur uit. Dit
compacte onderzoek heeft raakvlakken met het leerbaarheidsonderzoek, met name op het
gebied van de ouderparticipatie en de meebewegende attitude van de onderzoekers. Het
verschil is, dat er tegelijkertijd meerdere onderzoekers betrokken zijn op één
onderzoeklocatie. Dit maakt het efficiënt en minder duur. Ontwikkelingsgericht onderzoek
heeft een langere looptijd en is gericht op het vinden van ingangen voor behandeling.
Op verwijzing van huisarts, hulpverleningsinstantie of specialist kunnen ouders hun kind
hiervoor aanmelden via Yulius Zorg (niet via Yulius Onderwijs).
4. Cursus leerbaarheid door Hedy van Loon31
De leerbaarheidscursus werd aanvankelijk georganiseerd vanuit de RMPI-Academie (zie
onder 1), maar in 2009 moest Yulius wegens bezuinigingen met het programma
leerbaarheid stoppen. Van Loon en een co-trainer besloten zelf cursussen en trainingen
leerbaarheid32
aan te bieden om gedragswetenschappers en managers wegwijs te maken in
het gedachtegoed leerbaarheid. Werkwijzer 2 van Onderwijsconsulenten+ wordt gebruikt
als lesmateriaal.
Inmiddels hebben naar schatting 100 tot 150 gedragswetenschappers en managers van
scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en behandelvoorzieningen uit heel Nederland
de cursus gevolgd. De cursus besteedt vooral aandacht aan de interviewtechniek bij het
bevragen van ouders en jeugd en de bewustwording die daarvoor nodig is bij de
gedragswetenschappers en leerkrachten. Belangrijke aspecten in die bewustwording zijn het
waarderen van ouderbetrokkenheid (educatief partnerschap), geduld (de tijd willen nemen)
en vertrouwen op het eigen reflectieve ervaringsleren.
5. Toepassing bij een ander OC+-project
Leerbaarheidsonderzoek wordt ook gebruikt in een OC+-project in Noord-Brabant rond
doorplaatsingsproblematiek (zie 2.3). Daar wordt het ingezet om jongeren na afloop van
een behandeling met plaatsbekostigd onderwijs gericht door te plaatsen, met handvatten
voor een onderwijs/zorgarrangement voor de 'ontvangende' school. De onderzoeken worden
uitgevoerd door Ton Koenen, vanuit zijn eigen praktijk. Koenen geeft ook op persoonlijke
titel voorlichting over leerbaarheid aan diverse instanties.
31 Hedy van Loon werkt momenteel als hoofd behandeling bij Zonnehuizen in Zeist, waar onder meer
in twee behandelklassen speciaal onderwijs met intensieve behandeling wordt gecombineerd. Leerkrachten en psychiatrisch pedagogisch hulpverleners werken op duale en gelijkwaardige wijze
met elkaar samen om kinderen weer te leren leren. 32 Zie: www.leerbaarheidsonderzoek.nl.
-27-
In de periode 2010-2012 heeft Koenen acht leerbaarheidsonderzoeken gedaan. Daartoe
werd gezamenlijk opdracht gegeven door school en ouders. De kosten werden deels door de
VSO-school gedragen en deels door de ouders. Bij de aanbevelingen met betrekking tot het
gewenste zorg/onderwijsarrangement speelden altijd de draagkracht en draaglast van het
gezin een belangrijke rol. Arrangementen die voor de ouders niet uitvoerbaar waren,
werden niet aanbevolen. Het creëren van passende arrangementen lukte alleen met outside-
the-box-denken en door middel van goede contacten tussen behandelinstituten en scholen.
In alle gevallen was bemiddeling en casemanagement door een onderwijsconsulent nodig.
Hieronder staan enkele voorbeelden uit de OC-casuïstiek:
Mike is 8 jaar. Zijn gedrag is complex. Hij gaat niet meer naar zijn SO-school, maar hij
staat daar nog wel ingeschreven. Vanuit het PGB is er begeleiding thuis.
De onderwijsconsulent regelt een leerbaarheidsonderzoek. De resultaten daarvan
bieden zowel ouders als school inzicht en overzicht. In samenspraak wordt een
stappenplan gevolgd om de schoolgang weer op te pakken. Dit lukt doordat ouders en
school partners zijn in de specifiek op Mike gerichte aanpak.
Sjoerd (14) gaat niet meer naar zijn VSO-school. Hij maakt thuis wat huiswerk en heeft
dagbesteding. School wil tot verwijdering overgaan. De onderwijsconsulent slaat via
leerbaarheidsonderzoek een brug en spreekt met de school af dat die de uitkomsten
implementeert. Omdat Sjoerd aanraking niet kan verdragen is school geadviseerd fysiek
contact te vermijden. Ondanks de vooraf gemaakte afspraak weigert school dit, onder
verwijzing naar een 'school-breed-protocol'.
Deze zaak wordt door de ouders voor de Klachtencommissie gebracht (met een getuige-
deskundige). Nadat de klacht gegrond is verklaard, vermijdt school fysiek contact met
Sjoerd.
Kevin zit in groep 7/8 van een SO-school. Volgens de ouders is Kevin gebaat bij een
extra SO-jaar (en daarna praktijkonderwijs met een rugzakje), maar de school
adviseert VSO.
Op voorstel van de onderwijsconsulent stemmen school en ouders in met een
leerbaarheidsonderzoek. Daar komt onder meer uit dat Kevin ontwikkelmogelijkheden
heeft qua zelfstandigheid, zelfredzaamheid en gedragsregulatie. Met PGB-begeleiding
wordt de komende tijd buiten school bekeken of Kevin de overgang naar
praktijkonderwijs op termijn aankan. School biedt een verlengd schooljaar aan, waarin
regelmatig met ouders en PGB'er wordt afgestemd over de ontwikkeldoelen.
-28-
6. Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE)33
CCE Zuid-Holland/Zeeland was in de jaren 2006-2008 betrokken bij de stuurgroep
leerbaarheid. Het CCE gebruikt de term leerbaarheid niet, vanwege de mogelijke suggestie
dat het alleen om de zelfregulatie van een leerling gaat, terwijl er ook mee bedoeld wordt
wat het systeem kan doen om te faciliteren en er een bredere context is van sociaal-
emotionele ontwikkeling en cognitieve ontwikkeling. CCE-coördinatoren merken dat het
aantal thuiszitters onder de CCE-cliënten toeneemt, vooral onder pubers met bijzondere
zorgvragen.
Het CCE werkt vanuit een invalshoek die overeenkomt met leerbaarheidsonderzoek en die
gezien kan worden als tegenhanger van het zogenaamde 'justitiedenken' waarin wordt
ingezoomd op wat een kind niet goed doet volgens bepaalde normen. Bij 'justitiedenken'
wordt er vaak van uitgegaan dat een jongere iets niet wil, terwijl onder het gedrag zit dat de
betreffende jongere iets niet begrijpt. Het gebeurt structureel dat kinderen worden bestraft
terwijl ze niet begrijpen waarvoor die straf is. Deze attitude komt het CCE soms ook tegen
op (V)SO-scholen. Om een omslag in het denken te bewerkstelligen biedt het CCE
cursussen voor gedragswetenschappers en verwijzers aan.
7. Horizon jeugdzorg en onderwijs34
Horizon is een organisatie voor jeugdzorg en speciaal onderwijs (cluster 4) in Zuid-
Holland. In 2008 reikte de Raad van Bestuur een Horizon Award uit aan Horizonschool
Instituut Mr. Schats (locatie Zuid) voor de ambitie om leerbaarheidsprincipes in
behandelklassen te gaan toepassen. Aan deze prijs was geld verbonden voor formatie ten
behoeve van leerbaarheidsonderzoeken en voor training en coaching. Het doel was om geen
leerlingen meer te verwijderen zonder leerbaarheidsonderzoek. De gedragswetenschappers
en het management zijn door Hedy van Loon getraind.
In de loop van de tijd zijn de getrainde gedragswetenschappers vertrokken naar andere
banen en is de leerbaarheidsinvalshoek afgenomen. Wat gebleven is, en waar veel waarde
aan wordt gehecht, is de overtuiging in de hele school dat er op educatief partnerschap moet
worden gestuurd. Er wordt ingezet op het erkennen en herkennen van ervaringen en op het
uitnodigend zijn in contacten met ouders. De directeur gaat bijvoorbeeld op huisbezoek.
De arrangementen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften worden bij het
Instituut Mr. Schats-Zuid weliswaar op ad hoc basis samengesteld, maar altijd in
samenspraak met de ouders. Als school en ouders er met elkaar niet uitkomen, wordt een
onderwijsconsulent ingeschakeld. Bureau Jeugdzorg en Stek Jeugdzorg zijn ook enige tijd
betrokken geweest bij de arrangementen, maar door vele personeelswisselingen bij deze
organisaties is de samenwerking niet structureel geworden.
33 Zie www.cce.nl. 34 Zie www.horizon-jeugdzorg.nl.
-29-
Om de leerlingen een beter aanbod te kunnen doen en om te voorkomen dat leerlingen thuis
komen te zitten, pleit de directie van het Instituut Mr. Schats-Zuid voor een
'leerbaarheidsinjectie' in de regio. Die zou ook moeten bijdragen aan het vergroten van de
deskundigheid van (V)SO-docenten en gedragswetenschappers. Er zijn relatief weinig
mensen met vaardigheden voor een 'denken-voelen-doen'-aanbod aan leerlingen met
specifieke onderwijsbehoeften. Daar komen de beperkingen in formatie en de grotere
groepen in het speciaal onderwijs nog eens bij.
8. Passend onderwijs en leerbaarheid
Leerbaarheidsonderzoek biedt volgens samenwerkingsverband Koers VO (regio
Rotterdam) een inhoudelijke kans om het aantal thuiszitters in met name het VSO te
verminderen. Op korte termijn speelt het samenwerkingsverband VO hier geen rol bij,
omdat het aan de (V)SO-schoolbesturen is om afspraken te maken met zorgaanbieders. Op
de langere termijn geldt dat alle gemeenten oog moeten hebben voor leerlingen die
klassikaal onderwijs niet aankunnen. De regie over de zorg komt immers bij gemeenten te
liggen. Leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften hebben meer nodig dan speciaal
onderwijs alleen kan bieden. Hierin kunnen de zorgpartners wellicht een zetje gebruiken.
Thuiszitproblematiek is niet alleen een onderwijsprobleem!
Een leerbaarheidsonderzoeker stelt voor scholen te belonen die niet verzuchten dat ze
handelingsverlegen zijn, maar die met leerbaarheidsonderzoek extra inspanningen doen
voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
Onderwijsinspecteurs en leerplichtambtenaren zouden (V)SO-scholen en besturen die
wel tot verwijdering overgaan, vaker moeten wijzen op de mogelijkheid van
leerbaarheidsonderzoek, aldus deze onderzoeker. Ook zegt hij dat schoolmanagers
meer ‘klein’ moeten durven denken. Successen op de werkvloer voor deze individuele
leerlingen mogen wat hem betreft heel zwaar wegen in de netwerken.
2.2.5 Onderwijs/zorgarrangementen35
Volgens het 'leerbaarheidsstramien' stelt de gedragswetenschapper van de (V)SO-school
waar de leerling is ingeschreven vanuit de gezamenlijke visie op de leerbaarheid van de
leerling, een (verfijnd) individueel handelingsplan op. Dit plan volgt uit de
leerbaarheidsrapportage en bevat een schematische beschrijving van wat deze leerling
nodig heeft aan intensiteit van speciaal onderwijs en (jeugd)zorg. Dit vraagt samenwerking
op de werkvloer tussen gedragswetenschappers, docenten en zorgmedewerkers. De
gedragswetenschappers van de (V)SO-scholen creëren op deze manier de vertaalslag naar
het handelen van de docenten in de praktijk. De ervaring leert dat dit gemakkelijker is
gezegd dan gedaan. Zo zijn gedragswetenschappers niet gewend om op deze wijze
35 Zie een verduidelijking van dit begrip in hoofdstuk 1.4.
-30-
handelingsplannen te maken, en is het voor veel docenten nieuw om vanuit een individuele
theorie met een leerling te werken, samen met ouders. Er zijn handvatten nodig om zo’n
vertaalslag te maken.
Psycholoog Annelies Besemer, destijds verbonden aan het Pedologisch Instituut De Brug in
Leiden, heeft dit gegeven opgepakt in het samenwerkingsverband van zeven Pedologische
Instituten, PI-7.36
Docenten speciaal onderwijs hebben volgens haar extra scholing nodig op
het gebied van emotieregulatie, de theorie van de bouwstenen van de hechting,
basisbegrippen psychopathologie, de-escalerende technieken met betrekking tot
agressiehantering, het kunnen herdefiniëren van een individuele theorie van een leerling
naar schoolse vaardigheden van de leerling en de daarbij passende aanpak (zowel qua
onderwijsmiddelen, -voorwaarden als -interacties). Daarbij zou jeugdzorg of jeugd-GGZ
ingezet kunnen worden op de schoolse werkvloer, tot in de klas.
In de evaluatie wijzen alle betrokkenen bij leerbaarheidsonderzoek op het belang van open,
gelijkwaardige communicatie tussen school en ouders, met een casemanager als
'bindmiddel'. Alleen dan kunnen de uitkomsten van leerbaarheidsonderzoek ook op langere
termijn worden geïmplementeerd en hoeven ouders niet steeds te vrezen dat door een
volgend incident de gemaakte afspraken als een kaartenhuis instorten. In de totstandkoming
van leerbaarheidsarrangementen is dat tot nu toe een tour de force. Steeds blijkt
inschakeling van een onderwijsconsulent nodig, als onafhankelijke en onpartijdige
intermediair. De OC heeft met name een bemiddelende en ondersteunende rol. Zodra een
arrangement tot stand is gekomen, sluit de OC zijn werkzaamheden af (op
evaluatiemomenten na). De onderzoeker blijft ook na het leerbaarheidsonderzoek betrokken
en draagt bij aan de totstandkoming van onderwijs/zorgarrangementen.
2.2.6 Educatief partnerschap
De kans dat een arrangement succesvol is, wordt groter naarmate school en ouders elkaar
vertrouwen en het arrangement samen willen doorzetten. Dit betekent bijvoorbeeld dat
school ouders zowel in de communicatie over pedagogische verantwoordelijkheden en
didactische uitgangspunten betrekt, als ook op transparante wijze andere informatie met hen
uitwisselt. Ouders die educatief partner van de school willen zijn, hebben de bereidheid hun
kind als leerling te zien, in een schoolsituatie. Zij zijn 'ouder van een leerling met specifieke
onderwijsbehoeften'. Als 'docent van een leerling met specifieke onderwijsbehoeften' kan
de docent ook een meta-positie innemen, waarbij hij als professional oog heeft voor de
kwetsbare positie van de ouder in de samenwerkingsrelatie.
36 PI-7 is het samenwerkingsverband waarin zeven pedologische instituten hun deskundigheid op het
gebied van onderzoek, methodiekontwikkeling, implementatie en training hebben gebundeld. Naast PI De Brug gaat ook PI de Hondsberg het handelingsgericht werken met het
leerbaarheidsmodel oppakken, in samenwerking met Annelies Besemer, thans verbonden aan
OnderwijsAdvies.
-31-
Bij educatief partnerschap zijn wederzijdse verantwoordelijkheden in handelen ten aanzien
van een leerling benoemd; een term als handelingsverlegenheid past daar niet bij.
Docenten hebben competenties in huis om hun aanpak - zowel pedagogisch, didactisch als
qua klassenmanagement - af te stemmen op de individuele theorie van een kind. Educatief
partnerschap kan bij onderwijs/zorgarrangementen worden uitgebreid met inbreng vanuit
jeugd-GGZ of jeugdzorg. Daarbij is de pedagogisch medewerker of sociotherapeut een
professional die op methodische wijze ondersteuning geeft aan de ontwikkeling van de
leerling tijdens het onderwijsproces. Deze professional heeft een belangrijke taak in het
communicatieproces, namelijk om aan docent, leerling en ouders een realistische
leerrendementprognose aan te geven. Een zorgmedewerker die educatief partner is, is geen
klassen- of onderwijsassistent.37
Het werkmodel leerbaarheid is een studie naar het hóe: hoe is het gekomen dat een
leerling uitvalt en thuiszitter is geworden; hoe kom je te weten wat deze leerling nog
kan leren; hoe kun je dat aanpakken?
Door toepassing van het model leerbaarheid verwerven de leerling en zijn omgeving
inzicht in de manier waarop de regulatieproblematiek kan worden gestuurd.38
2.3 OC+-project Doorplaatsingsproblematiek Noord-Brabant, inleiding
Veel onderwijsconsulenten krijgen te maken met leerlingen die thuiszitten zonder onderwijs
omdat ze niet meer in aanmerking komen voor plaatsbekostigd onderwijs, nadat de
behandeling is beëindigd en er (nog) geen passend ander onderwijs beschikbaar is.
Het betreft leerlingen die plaatsbekostigd onderwijs volgen in het kader van behandeling bij
(gesloten) jeugdzorg, gehandicaptenzorg of geestelijke gezondheidszorg.
In Noord-Brabant is een OC+-project gestart met SO/VSO De Zwengel en Centrum voor
kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof, om de problematiek inzichtelijk te maken en een
oplossing te zoeken voor deze moeilijk plaatsbare leerlingen. De Zwengel is een school die
zich zeer actief inzet om te komen tot een naadloze overgang van plaatsbekostigd onderwijs
naar passend vervolgonderwijs.
In het project wordt gewerkt aan een omslag in het denken van betrokkenen over
mogelijkheden die helpen voorkomen dat leerlingen thuiszitter worden na het (tijdelijk)
volgen van plaatsbekostigd onderwijs.
37 Zie ook het artikel van Annelies Besemer: 'Verbonden bewegen: de rol van professionaliteit bij
educatief partnerschap.' Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk 52 (3-4), 99-105 (maart-april
2013). 38 Citaat uit werkwijzer 2, pagina 7.
-32-
Deelnemende instellingen
Samenwerkende organisaties in het project zijn SO/VSO De Zwengel (Vught, Veldhoven,
Helmond), Centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof, Samenwerkingsverband
Voortgezet Onderwijs de Meierij (hierna: SWV VO de Meierij) en REC Chiron.
2.3.1 Doelstelling, doelgroep
Doelstelling
Het project is gebaseerd op de volgende doelstellingen:
• de problematiek in alle facetten in kaart brengen en mogelijke oplossingen beschrijven;
• een betere afstemming tussen zorg (behandelsetting) en de aan de zorginstelling
verbonden school (één kind, één plan);
• de ontwikkeling van een sluitende aanpak in de vorm van een protocol of procedure,
waardoor leerlingen na behandeling en onderwijs aansluitend terecht kunnen op een
vervolgschool;
• het ontwikkelen van een contract met een terugkeergarantie naar de school van
herkomst (ter preventie van de problematiek).
In dit project was het uitgangspunt aanvankelijk de school van herkomst verantwoordelijk
te maken voor het verdere onderwijs aan leerlingen die terugkeerden vanuit plaatsbekostigd
onderwijs. Ongeacht of de school van herkomst de leerling de benodigde begeleiding en
zorg kon bieden, werd de school 'probleemeigenaar' en werd deze geacht ervoor te zorgen
dat de leerling niet thuis kwam te zitten. Gaandeweg het project is deze visie veranderd: De
Zwengel kan mede door haar intensieve samenwerking met Kinder- en Jeugdpsychiatrisch
Centrum Herlaarhof een gedegen advies uitbrengen over wat een leerling van een school
nodig heeft om met succes verder onderwijs te kunnen volgen. Dit advies is de basis voor
inhoudelijke samenwerking. Samen met de school van herkomst en het betreffende
samenwerkingsverband acht De Zwengel er zich verantwoordelijk voor dat een leerling na
het plaatsbekostigd onderwijs niet zonder onderwijs thuis komt zitten, maar vanuit De
Zwengel een overstap maakt naar passend onderwijs. De Zwengel weet zich
medeverantwoordelijk voor het zoeken naar een overbrugging van een eventuele wachttijd
voor dat passend onderwijs.
Doelgroep
De doelgroep bestaat uit leerlingen die een aan een zorginstelling verbonden school moeten
verlaten omdat behandeling beëindigd is. Deze doelgroep kan verder worden uitgesplitst
naar:
1. leerlingen die vóór de behandeling regulier onderwijs volgden en die na behandeling
ook weer naar het regulier onderwijs gaan. (Soms wordt voor deze leerlingen een PCL-
beschikking aangevraagd voor SBAO of praktijkonderwijs.)
2. leerlingen die vóór de behandeling speciaal onderwijs volgden en die na behandeling
weer op speciaal onderwijs zijn aangewezen;
3. leerlingen die vóór de behandeling regulier onderwijs volgden en aan wie tijdens de
behandeling een indicatie voor speciaal onderwijs is toegekend.
-33-
2.3.2 Aanpak OC+
De onderwijsconsulent+ inventariseert de problematiek en beschrijft de mogelijke
oplossingen. Ook onderzoekt en verduidelijkt hij in hoeverre de wet- en regelgeving de
doorplaatsing van leerlingen van de aan de zorginstelling verbonden school faciliteert.
Er wordt intensief samengewerkt met SO/VSO De Zwengel. In schooljaar 2011/2012 wordt
op basis van een (voorlopig) registratiesysteem informatie vastgelegd over de in- en
uitstroom van leerlingen, om inzicht in de materie te krijgen.
De resultaten van de interne tussenrapportage van de OC+ zijn veelbelovend. Het project
loopt nog, maar het is de bedoeling in het kader van de kennisoverdracht in 2014 een
werkwijzer te maken met resultaten en aanbevelingen.
2.3.3 Het verloop van het project
Een goede begeleiding van ouders, leerlingen en school staat in de aanpak voorop. Een
ambulant begeleider van De Zwengel interviewt de school van herkomst, zo mogelijk
voordat de leerling wordt toegelaten op De Zwengel. Doel is enerzijds om aanvullende
informatie te krijgen over de leerling, en anderzijds om na te gaan of de leerling terug kan
naar de school van herkomst als dat na de behandeling op Herlaarhof gewenst lijkt.
De afspraken die gemaakt worden tussen De Zwengel en de ouders en leerling bij de start
van het plaatsbekostigd onderwijs leggen de basis voor verdere samenwerking. De school
maakt duidelijk aan ouders en leerling dat vanuit de behandeling de belastbaarheid van de
leerling wordt bewaakt, en vanuit het onderwijs de orthopedagogische aanpak die de
leerling nodig heeft. Dit versterkt de positie van de school.
De samenwerking tussen behandeling en plaatsbekostigd onderwijs is ook de basis voor het
advies dat De Zwengel aan het einde van het plaatsbekostigd onderwijs aanbiedt aan het
onderwijsveld. Bij de overgang van De Zwengel naar de school waar de leerling verder
passend onderwijs gaat volgen, worden zowel de leerling als die school begeleid door de
ambulant begeleider van De Zwengel.
Om te voorkomen dat leerlingen na het plaatsbekostigd onderwijs op De Zwengel
thuiszitter worden, is het streven aanvankelijk om zoveel mogelijk leerlingen - eventueel
tijdelijk ter overbrugging naar passend onderwijs - te laten terugkeren naar de school van
herkomst. Het blijkt echter dat een grote groep leerlingen na het plaatsbekostigd onderwijs
op De Zwengel meer begeleiding nodig heeft dan de school van herkomst kan bieden. De
Zwengel weet, mede door de samenwerking met Herlaarhof, heel goed in kaart te brengen
wat een leerling nodig heeft om verder met succes onderwijs te kunnen volgen. Zo nodig
wordt voor deze jongeren een beschikking aangevraagd voor speciaal basisonderwijs of
(voortgezet) speciaal onderwijs.
-34-
In nauwe afstemming met de leerling en zijn ouders brengt De Zwengel aan de school van
herkomst en het betreffende samenwerkingsverband haar advies uit over de begeleiding die
de leerling vanuit de school nodig heeft. Als de school van herkomst en het
samenwerkingsverband instemmen met het advies van De Zwengel, maar passend
onderwijs voor de leerling nog niet beschikbaar is bij de beëindiging van de behandeling op
Herlaarhof, overleggen partijen met elkaar op welke wijze de wachttijd het best overbrugd
kan worden, uiteraard zonder dat de leerling thuis komt te zitten. Bij het zoeken naar een
oplossing voor deze wachttijd is ook bespreekbaar dat de leerling nog enige tijd onderwijs
volgt op De Zwengel.
Soms is het wenselijk dat een leerling op een andere school een nieuwe start kan maken,
bijvoorbeeld als de verhouding van de leerling en/of zijn ouders met de school van
herkomst (ernstig) verstoord is.
Vooruitlopend op de invoering van Passend onderwijs heeft De Zwengel samen met REC
Chiron enkele werkafspraken gemaakt met Samenwerkingsverband VO de Meierij. Deze
afspraken zijn erop gericht dat geen enkele leerling, woonachtig in het werkgebied van
SWV VO de Meierij en aangewezen op voortgezet speciaal onderwijs, na beëindiging van
het plaatsbekostigd onderwijs van De Zwengel, zonder onderwijs thuis komt zitten! De
Zwengel streeft er naar om met andere samenwerkingsverbanden ook tot een dergelijke
overeenkomst te komen.
-35-
3. ANDERE METHODEN EN VOORZIENINGEN IN DE REGIO ZUID
3.1 Inleiding
Moeilijk plaatsbare leerlingen zijn of worden niet zelden thuiszitters. Dit is een landelijk
probleem. Naast onderwijsconsulenten(+) zijn er veel partijen en professionals die proberen
middelen en methoden te vinden om deze groep leerlingen toch aan onderwijs te laten
deelnemen. Zo zijn er in enkele regio’s met behulp van Gedragswerk gesprekskringen
(actietafels) van leerplichtambtenaren gestart om thuiszittende leerlingen weer op school te
krijgen. Maar soms is er meer nodig dan goede intenties van betrokkenen.
In de zoektocht naar oplossingen voor moeilijk plaatsbare leerlingen in het zuiden van
Nederland kwamen bij de OC+-projecten, naast de methode WOWW, ook andere
voorzieningen en methoden in beeld. Daarbij moet bedacht worden, dat de doelgroep niet
eenduidig is.39
De problematiek varieert en dus ook de benadering of aanpak ervan:
1. Moeilijk te handhaven leerlingen in de school als gevolg van een ernstig incident.
Deze leerlingen zijn ernstig de fout ingegaan, maar willen heel graag een tweede kans
krijgen. Een mogelijke oplossing tussen scholen is Twinning, zie paragraaf 3.2. Vanaf
augustus 2014 zijn samenwerkingsverbanden primair verantwoordelijk en hebben zij
de verplichting een oplossing voor deze leerlingen te vinden.
2. Moeilijk te handhaven leerlingen in de klas. De leerlingen vertonen dusdanige
gedragsproblematiek in de klas dat de school handelingsverlegen is. Veelal komen deze
jongeren nu terecht bij voorzieningen zoals Herstart, Op de Rails of Rebound. Met de
invoering van Passend onderwijs komt er echter een einde aan de doelsubsidie voor
deze voorzieningen. Het is de vraag of samenwerkingsverbanden naar oplossingen
zoeken om een of andere vorm van deze opvangmogelijkheden te behouden. SWV VO
de Meierij is een samenwerkingsverband dat hierop al heeft geanticipeerd en dat een
eigen bovenschoolse voorziening heeft gerealiseerd, waar alle aangesloten VO-scholen
leerlingen voor kunnen aanmelden. Zie paragraaf 3.3.
3. Moeilijk plaatsbare leerlingen of thuiszitters. Dit zijn vooral leerlingen die na een
tijdelijk verblijf in een Justitiële Jeugdinrichting of (jeugd)zorginstelling weer in hun
eigen omgeving hun schoolcarrière moeten voortzetten. Niet zelden zijn dit ook de
leerlingen voor wie VSO-scholen zich handelingsverlegen voelen. Naast de in
hoofdstuk 2 beschreven oplossingen rond de OC+-projecten bieden 'Aan de slag' en
leerwerkbedrijf de OG Heldringstichting en VSO De Brouwerij (paragraaf 3.3)
mogelijkheden om deze groep weer terug te leiden naar onderwijs.
39 Zie de beschrijving van de doelgroepen van ieder OC+-project in hoofdstuk 2.
-36-
Globaal genomen kennen de verschillende voorzieningen en methoden voor de doelgroep
de volgende uitgangspunten als voorwaarden voor succes:
• er moet sprake zijn van een brede en intensieve aanpak waarvoor extra middelen
moeten worden aangewend;
• er moet gedurende korte of langere tijd gelegenheid zijn voor een een-op-een
benadering;
• het streven moet erop gericht zijn de leerling binnen een jaar te integreren in een vorm
van onderwijs.
In dit hoofdstuk worden enkele methoden en voorzieningen beschreven. Deze
mogelijkheden werden en worden soms ook door Onderwijsconsulenten(+) ingezet, zowel
in individuele casussen als in OC+-projecten.
3.2 Twinning
Twinning is vooral bekend als een methode die zwakke en risicoscholen koppelt aan sterke
scholen met behulp van een ervaren externe adviseur. Door de samenwerking krijgt de
zwakke school handvatten en adviezen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.
Uitgangspunt is 'leren van en met elkaar'. Twinning, afgeleid van twins (tweeling), betekent
samenbinden. Twinnen kan op verschillende niveaus plaatsvinden (bestuur, directie,
school). Initiatiefnemer van deze methode is de PO-Raad, in navolging van een succesvol
buitenlands voorbeeld.40
Twinning kan ook op leerlingniveau worden ingezet, zowel in het PO als het VO. Dan is
twinning een samenwerkingsafspraak tussen twee of drie scholen in een wijk of stadsdeel,
die inhoudt dat leerlingen die van de ene school verwijderd worden, door de andere school
worden overgenomen. Daarbij erkennen scholen dat ze onderling verschillend zijn, en dat
leerlingen die op de ene school dreigen vast te lopen of door ernstige incidenten niet meer
gehandhaafd kunnen worden, het op een andere school wel kunnen redden (vaak dankzij
deskundigheid van de leraar). Op deze wijze wordt voor deze leerlingen een tweede kans
gecreëerd, waarbij goede afspraken gemaakt worden met de leerlingen en hun ouders. Deze
vorm van twinning heeft tot doel te voorkomen dat de schoolloopbaan van een leerling
onderbroken wordt. Het leerproces kan op deze manier doorgang vinden.
Scholen die aan deze vorm van twinning doen onderschrijven dat zij van en met elkaar
kunnen leren en aldus de kwaliteit van de scholen kunnen verbeteren.
40 Bron: Twinnen = winnen, Zwakke en risicoscholen koppelen aan sterke scholen als onderdeel van
verbeteracties, PO-Raad, Goed worden en goed blijven, februari 2011.
-37-
Twinning wordt toegepast bij leerlingen die een acuut probleem veroorzaken (ernstig
geweld, diefstal etc.) of die ondanks een intensief begeleidingstraject vastlopen. In het
laatste geval is meestal sprake van gedrags-, sociaal-emotionele of psychische
problematiek.
Scholen die elkaars leerlingen een tweede kans willen geven moeten daarover goede
afspraken vastleggen. Belangrijke bepalingen daarbij kunnen de volgende zijn:
• Voorkomen moet worden dat leerlingen herhaaldelijk wisselen van school: het gaat
hier om een eenmalige overstap van een leerling naar een andere school op hetzelfde
onderwijsniveau.
• De afleverende school verstrekt een volledig dossier aan de ontvangende school: er
moet sprake zijn van maximale openheid en vertrouwen.
• De betreffende leerplichtambtenaar is op de hoogte van de overplaatsing van de
leerlingen en de geldende bepalingen van het reglement.
• De leerling krijgt op de nieuwe school maximaal drie maanden de gelegenheid om te
laten zien wat hij kan. Bij goed functioneren wordt de leerling na deze periode
ingeschreven. Bij slecht functioneren gaat de leerling terug naar de school van
herkomst. Met de leerplichtambtenaar wordt dan gezocht naar een alternatief.
• De scholen brengen onderling geen kosten in rekening bij de overname van een
leerling. Er vindt geen verrekening van leerlinggelden plaats.
• Een school kan de overname van een leerling weigeren als er op dat moment geen
plaats is in het betreffende leerjaar.
• De ontvangende school stelt de ouders en de leerling schriftelijk op de hoogte van de
toelatingsvoorwaarden (proeftijd, schoolregels etc.). De ouders gaan, voorafgaand aan
de (tijdelijke) overstap, schriftelijk akkoord met de voorwaarden.
• De overname van leerlingen zoals bedoeld in deze regeling vindt plaats via de
schoolleiding van de betrokken scholen, volgens de vastgestelde bepalingen.
Scholen van SWV VO de Meierij werken met twinning.41
De afspraken worden vastgelegd
in een overeenkomst tussen afleverende school, ontvangende school, leerling en ouders.42
In bijlage 1 staat een voorbeeld van zo’n overeenkomst.
De twinning-aanpak werkt, omdat beide scholen met elkaar in gesprek blijven tijdens de
'detachering' en de afleverende school er belang bij heeft om mee te blijven denken over
een goede oplossing, anders komt de leerling terug.
41 Ook in de Randstad zijn samenwerkingsverbanden die met twinning werken, bijvoorbeeld SWV-VO
Zoetermeer (www.icoz.nl) en Koers-VO Rotterdam (www.koers-vo.nl). 42 SWV VO de Meierij noemt dit een 'Detacheringsovereenkomst'.
-38-
3.3 Voorzieningen van SWV Voortgezet Onderwijs de Meierij
Voorzieningen als Herstart, Op de Rails of Rebound43
zijn in het leven geroepen om
leerlingen die niet of nog niet kunnen functioneren in het regulier onderwijs tijdelijk op te
vangen en extra ondersteuning te geven. Bij deze voorzieningen, die gericht zijn op
terugkeer naar het regulier onderwijs, zijn de groepen klein, maar de leerling moet wel in
groepsverband kunnen werken. Dat is lang niet altijd het geval en dat vraagt vooral in de
eerste weken een aanpak op maat. Zo kan begonnen worden met enkele uren onderwijs per
dag, geleidelijk uit te breiden naar hele schooldagen. Ook het onderwijsaanbod moet
aangepast worden aan de vraag van de leerling.
Herstart en Op de Rails zijn voorzieningen die in de meeste gevallen worden uitgevoerd
door het speciaal onderwijs. Rebound is gerelateerd aan het regulier voortgezet onderwijs.
In principe vervallen deze opvangmogelijkheden bij de invoering van Passend onderwijs in
augustus 2014; samenwerkingsverbanden worden dan immers geacht álle leerlingen
passend onderwijs te kunnen bieden. De SWV'en krijgen het budget dat nu voor deze
voorzieningen wordt uitgetrokken, maar zij kunnen straks zelf bepalen of de voorzieningen
gehandhaafd blijven.
Samenwerkingsverband VO de Meierij
SWV VO de Meierij heeft al een keuze gemaakt: de voorzieningen zijn al geïntegreerd in
één bovenschoolse opvang en deze blijft voorlopig bestaan. Het doel van het SWV is
onderwijs op maat te bieden aan alle uitvallende leerlingen in de regio.
De Meierij is een samenwerkingsverband van 20 (straks 25) scholen voor voortgezet
onderwijs in de regio 's-Hertogenbosch. Samen met onderwijspartners en diverse
zorginstellingen werkt het SWV aan passend onderwijs en passende zorg voor alle
leerlingen in deze regio, en aan ondersteuning en versterking van de aangesloten scholen.
Er is extra aandacht voor leerlingen met een specifieke onderwijsondersteuningsbehoefte.
Zo wordt gezorgd voor een soepele overgang van deze leerlingen van het basis- naar het
voortgezet onderwijs (in samenwerking met de WSNS-verbanden) en later naar het
vervolgonderwijs. Ook zijn er afspraken over het eventueel tussentijds overstappen naar een
andere school.
43 Op de Rails is bedoeld voor leerlingen van 10 jaar en ouder met problemen in het regulier onderwijs
zonder een indicatie voor speciaal onderwijs. Herstart is er voor leerlingen van 5 tot 16 jaar die langer dan een maand thuiszitten, bekend zijn bij de afdeling leerplicht en die nog geen CvI-indicatie hebben of van wie de clusterindicatie verlopen is. Rebound is een tijdelijke opvang voor VO-leerlingen met gedragsproblemen (via alternatieve leerprojecten). Voor Rebound komen alleen
leerlingen in aanmerking die geen clusterindicatie hebben en die tijdelijk individueel en groepsgerichte begeleiding krijgen.
-39-
Voor leerlingen met problemen op school, die meer of andere hulp en begeleiding nodig
hebben dan de school kan bieden, heeft het SWV eigen voorzieningen:
• Advies en Consultatie Team (ACT) (zie paragraaf 3.3.1);
• Bovenschoolse voorziening (zie paragraaf 3.3.2);
• Reboundvoorziening (zie paragraaf 3.3.3).
3.3.1 Advies en Consultatie Team (ACT)
Soms hebben jongeren problemen waardoor het op school niet goed met ze gaat. Angst,
verdriet, machteloosheid of agressie komen dan tot uiting in hun gedrag op school. De
school (met een eigen zorgteam en zorgcoördinator) onderzoekt wat de oorzaak is van de
problemen en bespreekt met de ouders mogelijkheden en oplossingen. Als blijkt dat de
school, ondanks ondersteuning vanuit schoolmaatschappelijk werk,44
GGD en Leerplicht,
de benodigde ondersteuning niet kan bieden, neemt de school contact op met het ACT.
De doelstelling van het ACT is om scholen te ondersteunen en te versterken bij hun streven
om leerlingen zo lang mogelijk in het onderwijs te houden. Het gaat om leerlingen in de
leeftijd van 12-18 jaar die gedrag laten zien waar de school door in handelingsverlegenheid
raakt. Het ACT bekijkt dan welke hulp of ondersteuning de school of de leerling nodig
heeft of waar de leerling het best op zijn plaats is.
3.3.2 Bovenschoolse voorziening (BSV)45
De voorzieningen van de projecten Herstart, Op de Rails, Rebound en YOP46
zijn sinds
2010 gebundeld in de Bovenschoolse Voorziening van SWV VO de Meierij, op één locatie
in 's-Hertogenbosch. Hierdoor kan gebruik gemaakt worden van elkaars expertise.
De voorziening wordt beheerd en geleid door SWV de Meierij. Het SWV leent de
medewerkers in van de aangesloten scholen. De leerlingen blijven ingeschreven op de
school van herkomst. De gelden komen van de scholen (bedrag per leerling) en het
zorgbudget van het SWV en het REC, aangevuld met VSV-subsidie (voortijdig
schoolverlaters-subsidie).
Jaarlijks kunnen 50 tot 60 leerlingen een programma volgen.
Er zijn vier groepen:
44 Het schoolmaatschappelijk werk (SMW) fungeert als schakel tussen onderwijs en
jeugdhulpverlening. Het wordt gefinancierd door de gemeente of door de gemeente en schoolbesturen samen. Sommige samenwerkingsverbanden financieren het SMW (gedeeltelijk) vanuit de Impulsgelden van het ministerie van OCW.
45 Informatiebronnen voor deze paragraaf: Lia van Grinsven, directeur van het samenwerkingsverband sinds 2004 (mail voor meer informatie naar [email protected]) en de Informatiegids 2012/2013 Bovenschoolse Voorziening de Meierij (zie www.bsv-demeierij.nl).
46 YOP (Young Professionals) is bedoeld voor leerlingen vanaf 15 jaar die dreigen voortijdig het
onderwijs te verlaten. YOP motiveert leerlingen om vanuit hun persoonlijke talenten en interesses een nieuwe start te maken en een diploma te behalen.
-40-
- een basisgroep (observatiegroep), minimaal 4 maximaal 12 weken;
- een kortverblijf groep (Rebound Kort), maximaal 3 maanden, waarna de leerlingen
teruggaan naar de school van herkomst;
- een langverblijf groep (Rebound Lang), maximaal 12 maanden, als een soort time out
van het onderwijs waarin zorg leidend is en waarin gewerkt wordt aan de voorwaarden
om onderwijs te kunnen gaan volgen;
- voorbereidende MBO/AKA groep, 3 maanden tot 1,5 jaar (voorbereiding op het ROC,
stages etc.).
Problemen op school zijn nogal eens het gevolg van problemen in het thuismilieu. Daarom
worden bij de uitvoering hulpverleners en medewerkers van zorginstellingen betrokken.
De bovenschoolse voorziening is er voor leerlingen die:
- afkomstig zijn van een van de scholen die verbonden zijn aan het SWV VO de Meierij
en daar ingeschreven staan (praktijkonderwijs, VMBO, HAVO, VWO of Gymnasium);
- uitvallen nadat alle trajecten van zorg en begeleiding via de school of het ACT zijn
doorlopen;
- vanwege hun verzuim-, motivatie- of gedragsproblemen (tijdelijk) niet meer op school
gehandhaafd kunnen worden;
- toestemming hebben van de leerplichtambtenaar om deel te nemen aan de BSV;
- bij gedragsproblemen bereid zijn om mee te werken aan gedragsverandering door
middel van trainingen en zo nodig ambulante begeleiding in de thuissituatie;
- een reëel perspectief hebben op terugkeer naar het voortgezet onderwijs of
doorstroming naar het MBO;
- bij onduidelijkheid over de aard en achtergrond van het probleemgedrag bereid zijn om
mee te werken aan onderzoek;
- 12 jaar of ouder zijn.
Niet in aanmerking voor de BSV komen leerlingen met ernstige psychiatrische of
verslavingsproblemen waardoor opname in een GGZ-instelling of elders nodig is.
De doelstellingen van de BSV
- Op schoolniveau ondersteunt de BSV scholen bij het voortzetten van het onderwijs aan
gedragsmoeilijke leerlingen. Daarnaast beoogt de BSV scholen te ontlasten van
gedragsmoeilijke leerlingen, daar waar een veilig schoolklimaat in het geding is en het
arsenaal van leerlingenzorg is uitgeput.47
47 In het oosten van het land zijn er 'onderwijs-zorg-servicepunten'; varianten waarin zorg in scholen
geboden wordt door ambulant begeleiders.
-41-
- Op leerlingniveau wil de BSV de kans vergroten op een succesvolle terugkeer naar het
onderwijs om vervolgens een diploma of startkwalificatie te behalen. Daarnaast wil de
BSV de leerling helpen bij het werken aan een positief zelfbeeld en persoonlijk welzijn,
door verandering in gedrag, versterking van de motivatie en vermindering van het
verzuim te bewerkstelligen.
De BSV in de praktijk
De aanmelding loopt altijd via het Advies en Consultatie Team (ACT). Het ACT overlegt
eerst met de school of en hoe voortgang van het programma op school met extra
ondersteuning of voorzieningen alsnog mogelijk gemaakt kan worden voor de leerling.
Wordt tijdelijke opname in de BSV toch nodig geacht, dan zorgen de school en het ACT
samen voor een compleet dossier.
Na aanmelding bij de BSV vindt eerst een kennismakingsgesprek plaats. Daarbij zijn
aanwezig de ouder(s), de leerling en de coördinator BSV, en - indien nodig - de mentor of
de contactpersoon jeugdzorg. In dit eerste gesprek wordt informatie gegeven over de
werkwijze van de BSV en wordt het programma van de startgroep besproken. Mocht tijdens
de kennismaking blijken dat er belemmerende factoren zijn voor het functioneren op de
BSV, dan gaat de coördinator daarover in overleg.
Dan volgt een gesprek tussen de toekomstige vaste begeleider en de leerling; zij maken
kennis en bespreken het rooster en de inhoud van het programma op de BSV.
Elke leerling op de BSV heeft een eigen klas en een vaste mentor (begeleider). De mentor
is verantwoordelijk voor de leerling en begeleidt hem of haar gedurende het gehele traject.
De begeleider heeft intensief contact met de ouders, de school van herkomst en met alle
instanties en organisaties waar ouders en leerling mee te maken hebben of krijgen.
Het individuele programma van de leerling is afgestemd op zijn niveau en op de
doelstelling van het verblijf op de BSV. Dit programma wordt het ontwikkelingsperspectief
genoemd. Daarin staan concreet de leerdoelen beschreven. De leerlingen moeten wekelijks
een planning maken en dagelijks de gestelde doelen evalueren.
De leerlingen zijn verplicht een training te volgen (individueel of in een groep) die gericht
is op gedragsverandering. Naast gedragstraining is er aandacht voor coaching en
ondersteuning in de thuissituatie. Hiervoor wordt Oosterpoort ingeschakeld, een van de
uitvoerende instellingen voor gespecialiseerde jeugdzorg in de regio de Meierij.
Ouders, verzorgers en andere begeleiders worden intensief betrokken bij het leerproces. Zij
moeten meewerken aan alle trajecten van hulp en zorg die noodzakelijk geacht worden voor
een succesvolle terugkeer naar school, want dat is het uitgangspunt: terugkeer naar de
school van herkomst na een tijdelijk verblijf op de BSV.
-42-
De betreffende school blijft zelf verantwoordelijk voor de leerling, dus eventueel ook voor
het vinden van een andere school. Samenwerking is essentieel voor een succesvol vervolg
van de leerloopbaan.
De verblijfsduur van de leerlingen op de BSV is variabel (van zes weken tot twaalf
maanden), afhankelijk van de individuele leerlijn. De afspraken hierover staan beschreven
in het ontwikkelingsperspectief. Als de leerlingen de BSV verlaten, zorgt de vaste
begeleider voor nazorg.
Trajecten in de BSV kunnen zowel voltijds als in deeltijd zijn. De groepsgrootte is
maximaal twaalf leerlingen. Het aantal lesuren van de BSV komt overeen met het aantal
reguliere uren in het VO.
De BSV werkt intensief samen met onder meer: het ACT, Reclassering, Bureau Jeugdzorg,
gespecialiseerde jeugdhulpverlening, Leerplicht, Novadic Kentron (netwerk voor
verslavingszorg), Centra voor Jeugd en Gezin, Raad voor de Kinderbescherming, GGD en
GGZ Jeugd (onder meer het project Pubers in de knel), politie en Go4it! Den Bosch
(jongerencoaching).
Het lesprogramma bestaat uit de volgende onderdelen:
1. onderwijs en leren;
2. training gericht op gedragsverandering;
3. sport, praktijk en creativiteit;
aangevuld met ondersteuning in de thuissituatie.
Alle leerlingen beginnen met een 'startprogramma' van maximaal zes weken. In deze fase
komen de leerlingen vijf dagen per week naar de BSV en voeren zij opdrachten uit het
startprogramma uit. De opdrachten staan in het teken van 'wie ben ik - wat wil ik - en wat
zijn mijn capaciteiten en kwaliteiten'.
In de eerste week beschrijven de leerlingen samen met hun begeleider wat het doel is na het
startprogramma.
Op basis van een competentielijst worden de leerlingen geobserveerd en getest op
persoonlijke, organisatorische, sociale en cognitieve competenties. De competentiescorelijst
wordt gebruikt om te bezien of het doel na het startprogramma haalbaar is of bijgesteld
moet worden (zie bijlage 4).
Na deze periode volgt een advies voor het vervolg, waarin ook het ontwikkelingsperspectief
van de leerling beschreven wordt. Wanneer blijkt dat de leerling beter in het speciaal
onderwijs of in een ander traject past, vindt doorverwijzing plaats en eindigt het verblijf op
de BSV. Het ACT zet dit traject in het samenwerkingsverband in gang.
-43-
Voor leerlingen die doorgaan op de BSV zijn de volgende leerlijnen beschikbaar:
• Rebound: voor leerlingen met een perspectief op terugkeer naar regulier onderwijs (de
school van herkomst of een andere school);
• YOP MBO: voor leerlingen die geen VMBO-diploma kunnen behalen. Zij worden
begeleid naar werk/stage en het ROC. Leerlingen stromen in het volgende schooljaar
door naar het MBO;
• AKA (Arbeidsmarkt Kwalificerend Assistent): voor leerlingen die een MBO-diploma
op niveau 1 (AKA) kunnen behalen. Hiervoor wordt samengewerkt met ROC de
Leijgraaf. Instroom in de AKA kan tot de herfstvakantie.
• Time-out: voor leerlingen die door hun problematiek tijdelijk niet belast kunnen
worden met onderwijs. Rust en het vasthouden van een dagritme staan voorop.
Het programma is vooral zorggericht. Zodra de leerling weer onderwijs aankan, wordt
bekeken welk vervolg passend is.
Om de kans op succes voor de leerlingen zo groot mogelijk te maken, wordt intensief
samengewerkt met de ouders. Gedurende het verblijf van de leerling op de BSV vinden
regelmatig evaluaties plaats met de ouders en leerling. De afspraken en evaluaties worden
in vaste verslagen vastgelegd. Nadat een en ander met de ouders en leerling is besproken,
worden de verslagen aan de betrokken partijen gestuurd. Het betreft:
- verslag van het startprogramma;
- ontwikkelingsperspectief;
- tussenevaluatie;
- eindevaluatie;
- verslagen van de gevolgde training(en).
Iedere leerling op de BSV wordt aangemeld in het signaleringssysteem 'Zorg voor Jeugd',
dat door alle gemeenten in Noord-Brabant wordt gebruikt. Dit systeem zorgt ervoor dat
hulpverleners van elkaar weten wie nog meer contact heeft met een bepaald kind of gezin.
Zo wordt voorkomen dat men langs elkaar heen werkt.
Knelpunten
- onvoldoende capaciteit in het VSO om een leerling op korte termijn te plaatsen;
- scholen van herkomst die een leerling niet terug willen. Dit is een teken dat te lang is
gewacht met het zoeken naar de juiste ondersteuning, waardoor de relatie tussen
leerling/ouders en de school ernstig is verstoord.
Succesfactoren
- de kleine setting met docenten en begeleiders die uitgaan van de jongere en zijn of haar
mogelijkheden en talenten;
- jongeren krijgen weer vertrouwen in hun kunnen en een goed beeld van zichzelf.
-44-
Enkele voorbeelden van leerlingen die op de BSV hebben gezeten
Joost zit op het VMBO maar is niet gemotiveerd. Er zijn incidenten op school (diefstal,
vermeend wapenbezit) en school geeft aan handelingsverlegen te zijn. Zij kan de
veiligheid van de andere kinderen niet meer garanderen.
Moeder heeft een autoriteitsprobleem met Joost. Zij wil dat haar zoon naar een andere
school gaat. Gezien de problematiek wordt een voorstel gedaan voor een
begeleidingstraject. Joost wordt tijdelijk op de BSV geplaatst tot er meer duidelijkheid is
over wat hij nodig heeft met betrekking tot het schoolse leren en de aanpak van zijn
gedrag. Moeder krijgt ondersteuning in de thuissituatie.
Ook Khaled is niet gemotiveerd en daardoor blijft hij zitten. Er zijn incidenten op school:
boeken niet mee, niet willen werken, te veel aandacht vragen, geen gezag accepteren en
brutaal gedrag. Hij zit tegen een schorsing aan. School geeft aan handelingsverlegen te
zijn. Zij kan Khaled niet gemotiveerd krijgen en is bang dat hij aan het eind van het
schooljaar weer blijft zitten.
Khaled woont bij zijn (zwakbegaafde) moeder. Vader woont te ver weg om grip op Khaled
te hebben.
Na aanvankelijke weigering besluiten moeder en vader toch mee te werken aan plaatsing
van Khaled op de BSV, zodat er meer duidelijkheid komt over welk onderwijs voor Khaled
geschikt is en wat hij nodig heeft aan begeleiding.
3.3.3 Rebound op twee VO-scholen van SWV VO de Meierij
Voor een aantal risicojongeren geldt dat het niet wenselijk of doenlijk is dat zij naar de
BSV in 's-Hertogenbosch fietsen. Voor leerlingenvervoer vanuit de gemeente komt vaak
geen toestemming. Daarom heeft SWV VO de Meierij twee VO-scholen buiten Den
Bosch48
met een interne reboundvoorziening. Deze rebound maakt onderdeel uit van de
zorgstructuur van de VO-school en biedt tijdelijk plaats aan leerlingen voor wie het
ondersteuningsaanbod in de eigen klas niet toereikend is.
De voorzieningen ontvangen een structurele financiële ondersteuning van het SWV.
De leerlingen keren na een tijdelijk verblijf in de rebound meestal terug naar het onderwijs
op de eigen school.
De scholen vinden het een grote meerwaarde om over een eigen reboundvoorziening te
beschikken, omdat de leerling niet uit de school geplaatst hoeft te worden naar elders, waar
hij of zij geen vrienden heeft. Bovendien kan vaak sneller terugkeer naar de reguliere
setting worden gerealiseerd. Voor de docenten die vastgelopen zijn met een leerling, kan
zichtbaar gemaakt worden onder welke omstandigheden of door welke aanpak het wel lukt.
De leerling hoeft minder gezichtsverlies te lijden, en blijft op de school waar hij staat
ingeschreven.
48 Het Elde College in Schijndel en het Cambium College in Zaltbommel.
-45-
Uit het evaluatieverslag 2011/2012 van Rebound SG Cambium49
'Nog steeds is een van de grootste problemen dat de problematiek bij een leerling vaak zo
complex is dat we nooit in staat zijn om dit alleen binnen school op te lossen. We hebben
dit jaar dan ook veelvuldig gebruik gemaakt van externe organisaties.
Dit jaar zijn er wel meer leerlingen aangemeld met psychische problemen. Er was een vrij
grote groep met motivatie/gedragsproblemen. De gemiddelde tijd van het verblijf bij
rebound is in vergelijking met het vorige schooljaar flink afgenomen: 3,5 tegenover 5,6
maanden. Een aantal leerlingen kan niet teruggeplaatst worden op school doordat hun
problematiek te complex is. Dit zijn leerlingen die naar het VSO toe moeten of die intern
geplaatst moeten worden in een instelling.
Het schoolmaatschappelijk werk is vaak ingezet voor ouders, leerlingen en contacten met
externe hulpverleners. Deze inzet biedt de mogelijkheid voor een totaalaanpak van de
problematiek.
Enkele aanbevelingen:
- Onderzoeken of er een patroon te vinden is in de basisschooladviezen en de leerlingen
die later afstromen.
- Vroeg signaleren en leerlingen sneller bij het zorgteam brengen en daardoor mogelijk
een snellere verwijzing naar rebound.
- Sneller een onderzoek laten doen bij signalering van problemen.'
Uit het evaluatieverslag 2011/2012 van Rebound Elde College
'In totaal verbleven er in het afgelopen jaar tien leerlingen in de rebound, met
uiteenlopende problematiek:
- ernstige externaliserende problemen zoals grensoverschrijdend gedrag, brutaal gedrag,
moeite met gezag, veel conflicten en risicogedrag zoals experimenteren met drugs,
alcohol en medicijnen;
- moeite met het reguleren van emoties, prikkels en gevoelens.
Er is een geweldige investering gedaan om schooluitval en voortijdig schoolverlaten te
voorkomen en leerlingen een tweede kans te geven op een terugkeer naar de setting waar
ze vandaan komen.
Dit jaar is gebruik gemaakt van een portfolio. Dit portfolio heeft er mede voor gezorgd
dat leerlingen meer zicht krijgen op hun ontwikkelingen en meer betrokken worden bij het
proces. O.i. draagt dit bij aan de positieve resultaten van de rebound Schijndel.'
49 De teksten uit de evaluatieverslagen zijn enigszins bewerkt en ingekort.
-46-
3.4 Voorzieningen van de OG Heldringstichting50
De Ottho Gerhard Heldringstichting is een particulier behandelcentrum voor observatie,
verzorging, opvoeding, behandeling en begeleiding van jongeren met ernstige en
gecompliceerde gedragsproblemen. De stichting zorgt voor een passend behandelaanbod,
dat alle terreinen van het leven kan omvatten: wonen, leren, werken, vrije tijd en het
omgaan met andere mensen.
De OG Heldringstichting is een JeugdzorgPlus-instelling en valt als gesloten instelling51
onder de Wet op de jeugdzorg. De OG Heldringstichting werkt nauw samen met de
Stichting Ambulatorium Ottho Gerhard Heldring. Het Ambulatorium is een onafhankelijk
bureau voor diagnostiek en behandeling van jongeren van 6 tot 18 jaar en hun ouders. Het
bureau is gespecialiseerd in de behandeling van complexe gedragsproblemen bij deze
jeugdigen en hun gezinnen. Het biedt hiervoor een breed scala aan producten en diensten
aan (onder meer behandeling, training, nazorg en onderzoek).
In de analyse van het probleem wordt aandacht besteed aan factoren bij de jeugdige die van
invloed zijn op de ontstane problematiek. Daarnaast wordt samen met de ouders bezien hoe
zij een zo optimaal mogelijk opvoedingsklimaat voor de jongere kunnen realiseren en zo
nodig worden zij ondersteund in het tot stand brengen daarvan.
Het behandelaanbod van het Ambulatorium en de OG Heldringstichting bestaat uit een
scala aan interventies. Belangrijke instrumenten zijn:
- de gedragsinterventie 'Aan de slag', een Work-Wise interventie ontwikkeld door
Stichting 180;
- het leerwerkbedrijf OG Heldring, dat in samenwerking met VSO De Brouwerij is
opgezet.
De gedragsinterventie 'Aan de slag' en het leerwerkbedrijf lopen vaak parallel: jongeren
nemen vanuit 'Aan de slag' deel aan het leerwerkbedrijf en jongeren participeren vanuit het
leerwerkbedrijf in de gedragsinterventie. Het uiteindelijke doel is dat alle jongeren vanuit
het leerwerkbedrijf deelnemen aan de gedragsinterventie om de kans op een succesvolle
terugkeer naar de maatschappij te vergroten.
Gezien de complexiteit van de problematiek wordt de behandeling breed ingezet. In overleg
met de jongere en de ouders wordt een combinatie van behandelprogramma's samengesteld,
gericht op het oplossen of verminderen van de problematiek.
50 Meer informatie over de voorzieningen is verkrijgbaar bij Manon van Kampen, projectmanager
Stichting Ottho Gerhard Heldring- www.ogheldring.nl - [email protected]. 51 'Gesloten' houdt in dat jeugdigen gedwongen kunnen worden opgenomen en dat - voor hun eigen
veiligheid en die van de maatschappij - de gebouwen zo nodig afgesloten kunnen worden; de vrijheid van de jongere kan worden beperkt.
-47-
3.4.1 'Aan de slag' (Work-Wise) van de OG Heldringstichting
In het verleden is gebleken dat het behandelaanbod bij een aantal jongeren onvoldoende
aansloeg; zij redden het niet en kwamen weer terug in de instelling. Hieruit werden lessen
getrokken. Knelpunten bleken vooral het teveel aan hulpverleners, niet gecoördineerde
interventies en te weinig samenwerking tussen bijvoorbeeld justitiële instanties,
zorgorganisaties, onderwijs en het bedrijfsleven. Een enkelvoudig behandelaanbod,
uitsluitend gericht op de jeugdige, bleek niet te helpen. Er is een integrale, brede en
intensieve behandeling en benadering nodig.
De gedragsinterventie 'Aan de slag' vindt zijn oorsprong in Work-Wise, een methodiek van
Stichting 180.52
De OG Heldringstichting werkt al jaren met Work-Wise. Het traject wordt
aangeboden door alle Justitiële Jeugdinrichtingen en een aantal JeugdzorgPlus-instellingen
in Nederland. Het heeft tot doel jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 23 jaar, die
tijdelijk (langer dan drie weken) geplaatst zijn in een jeugdinrichting, op weg te helpen naar
een passende school, baan of beroepsopleiding. De duur van een traject kan variëren van
twee maanden tot twee jaar. Het Work-Wise traject bestrijkt drie leefgebieden: arbeid en
scholing; wonen; sociaal netwerk en vrijetijdsbesteding. Het accent ligt op arbeid en
scholing en beide andere leefgebieden zijn daaraan ondersteunend. De individuele
trajectbegeleiding is de belangrijkste succesfactor van een Work-Wisetraject.
De OG Heldringstichting is in juni 2011 begonnen met de gedragsinterventie 'Aan de slag',
gebaseerd op de principes van Work-Wise.53
Gedragsinterventie 'Aan de slag'
Dit programma is specifiek ontwikkeld voor risicojongeren in de leeftijd van 12 tot 23 jaar.
Het zorgt ervoor dat deze jongeren een beroepsopleiding kiezen en blijven volgen, stage
lopen en een baan krijgen én behouden. 'Aan de slag' is (inmiddels) een programma dat
onder dwang en drang aangeboden kan worden in het kader van een gedragsbeïnvloedende
maatregel.
De kracht van 'Aan de slag' is het maatwerk: iedere jongere krijgt een programma met een
combinatie van intensieve persoonlijke begeleiding, aangevuld met specifieke interventies,
gericht op werkrelatie, netwerkvorming en sociale vaardigheden. De intensieve begeleiding
wordt verzorgd door gecertificeerde individueel trajectbegeleiders (ITB'ers) die zijn
opgeleid via Work-Wise. ITB'ers zijn in dienst bij de OG Heldringstichting.
52 Stichting 180 ontwikkelt en verspreidt gedragsinterventies en ontwikkelprogramma’s voor
kwetsbare jongeren en risicojongeren. Zie http://180.nl/ en www.workwise.nl. Men verzorgt ook de opleidingen 'individueel trajectbegeleider voor jongeren met een straf of maatregel' en
'programmabegeleider 'Aan de Slag'.' 53 De pilot werd (tijdelijk) gefinancierd met middelen uit het actieplan jeugdwerkloosheid.
-48-
Iedere jongere die deelneemt aan de gedragsinterventie krijgt een ITB'er toegewezen die
hem of haar van de eerste tot de laatste dag ondersteunt, coacht en begeleidt, in
samenspraak met de opleidingsbegeleiding en/of werkgever. De ITB'er houdt het proces in
de gaten, heeft oog voor (de uitbreiding van) het netwerk van de jongere en onderhoudt de
contacten met de betrokkenen, zoals de school, mentor, werkgever (bij stage), BJZ en
leerplichtambtenaren.
ITB'ers moeten kennis hebben van wet- en regelgeving en van voorzieningen op het gebied
van zorg, onderwijs en werk. (Er wordt in de uitvoering zoveel mogelijk aangesloten bij
bestaande voorzieningen voor jongeren.) Er is veel contact met de gemeente waarin de
jongere woont. Iedere ITB'er begeleidt zes of zeven jongeren.
Binnen de risicogroep van jongeren tussen 12 en 23 jaar richt 'Aan de slag' zich specifiek
op:54
- jongeren die op strafrechtelijke titel zijn geplaatst in een Justitiële Jeugdinrichting en
geïndiceerd zijn met een recidiverisico;
- jongeren geplaatst in een JeugdzorgPlus-instelling (mits inhoudelijk geïndiceerd op het
gebied van arbeid en scholing);
- jongeren met meervoudige problematiek;
- jongeren met relatief 'lichte' meervoudige problematiek uit jeugdzorg, pleegzorg, vanuit
scholen, hulpverlening, etc.
Risicojongeren hebben gemeen dat ze het moeilijk vinden om een stabiele en prosociale
positie in de maatschappij in te nemen, die zowel henzelf als hun omgeving veiligheid
biedt. Zij hebben problemen op school of kunnen geen werk vinden. Hun ernstige
gedragsproblematiek uit zich vaak in agressie en overlastgevend gedrag. Ze lopen weg van
huis (ondermijning van ouderlijk gezag), hebben slechte vrienden en komen regelmatig in
aanraking met politie en justitie.
Met 'Aan de slag' wordt geprobeerd een basis te leggen voor stabiliteit, sociaal gedrag en
veiligheid. Om het gedrag van deze jongeren te veranderen is een combinatie nodig van
verschillende interventies, waarbij de doelstelling is het dagelijks leven van de jongere zo
snel mogelijk te herstellen. Van belang is dat de interventie zich richt op diverse
levensdomeinen: scholing/arbeid, maar ook het oudersysteem/netwerk en de
vrijetijdsbesteding van de jongere. Het accent in de interventies en de intensiteit van de
behandeling hangt af van de hulpvraag van de jongere.
54 Niet toegelaten worden jongeren die vanwege ernstige psychische, psychiatrische of lichamelijke
redenen niet geschikt zijn voor toeleiding naar school of werk, die geen Nederlandse verblijfsvergunning hebben, die verslaafd zijn en onvoldoende grip hebben op deze verslaving, of
jongeren die zeer gewelddadig gedrag vertonen en/of op korte termijn een straf moeten uitzitten (detentie, voorlopige hechtenis).
-49-
De nadruk ligt op de motivatie van de jongere en de betrokkenheid van de hulpverlener,
nabij en onvoorwaardelijk. Het programma duurt ca. negen maanden, met een follow-up-
fase van eveneens negen maanden. De begeleidingsintensiteit is afhankelijk van de
begeleidingsnoodzaak en de problematiek (maatwerk).
De gedragsinterventie 'Aan de slag' kent een basis-, een plus- en een lichte variant,
afhankelijk van de zwaarte van de problematiek:
1. Basistraject:
Dit traject duurt negen maanden (exclusief follow-up) en richt zich alleen op school of
werk. Vaak zal de ITB'er hierbij ook aandacht besteden aan de (persoonsgebonden)
factoren b t/m e (zie onderstaand kader). Immers, een negatief zelfbeeld, irrationele en
negatieve gedachten, gebrek aan empathie en gewetensontwikkeling, slecht omgaan
met stress en frustratie, impulsiviteit en riskant gedrag zijn problemen die op school en
op de werkvloer aandacht vragen. Aan deze problemen werkt de ITB'er dus alleen als
zij verband houden met school of werk en niet ernstig zijn.
Criteria voor de basisvariant zijn:
- een lage score op de normtabellen van de vragenlijst Taken en Vaardigheden van
Adolescenten (TVA) op een of beide TVA-domeinen school en toekomst dan wel
werk en toekomst;55
- cognitieve vertekeningen (denkfouten) hebben, blijkend uit een totaalscore op de
Hoe Ik Denk (HID)-vragenlijst van 2.77 of hoger bij een score lager dan 4.00 voor
afwijkende antwoorden.56
2. Plustraject:
Dit traject duurt eveneens negen maanden (exclusief follow-up) en richt zich naast
arbeid en scholing ook op andere problemen (f t/m n, zie onderstaand kader), alleen als
zij verband houden met school of werk en niet ernstig zijn. Bij ernstige problematiek
wordt een ketenpartner ingeschakeld.
55 TVA is een vragenlijst waarmee beoordeeld kan worden in welke mate een jongere bepaalde
vaardigheden en taken al onder de knie heeft en bij welke versterking nodig is. Zie voor meer informatie bijvoorbeeld: www.nji.nl/nl/Kennis/Databanken/Taken-en-Vaardigheden-van-Adolescenten-(TVA-en-TVA).
56 De HID is een vragenlijst die denkfouten bij adolescenten kan opsporen die samenhangen met externaliserend gedrag. HID wordt bijvoorbeeld gebruikt om de effecten te meten van cognitief gedragsmatige programma's die als doel hebben antisociaal gedrag te verminderen door denkfouten
te herstellen. Zie voor meer informatie bijvoorbeeld: www.nji.nl/nl/Kennis/Databanken/Databank-Instrumenten-en-Richtlijnen/Hoe-ik-denk-(HID).
-50-
Criteria voor de plusvariant zijn:
- naast de eerder genoemde scores (zie onder basistraject) voor TVA en HID, tevens
een lage score op een of meer van de volgende schalen in de TVA:
zelfredzaamheid op woongebied; zorg voor eigen gezondheid; zorg voor hygiëne
en uiterlijk; alcoholgebruik; drugsgebruik; omgaan met geld; omgaan met
volwassenen, sportiviteit, activiteiten met anderen; en/of de TVA-domeinen
omgaan met leeftijdgenoten en seksualiteit en relaties.
- de jongere moet gemotiveerd zijn voor de interventie, en dat moet blijken uit een
door de jongere getekende samenwerkingsovereenkomst.
3. Een lichte variant.
Het verschil tussen de drie opties is het totaal aantal uren intensieve begeleiding (80 uur
bij licht, 110 uur bij basis en 150 uur bij plus) en de duur van het programma (de lichte
variant heeft een duur van zes maanden).
Probleemgebieden
Ontwikkelingstaak:
a. school en werk, met als problemen gebrekkige binding, gebrek aan interesse en te
lage prestaties.
Persoonsgebonden risicofactoren - stress en pathologie:
b. negatief zelfbeeld, irrationele en negatieve gedachten;
c. gebrek aan empathie en gewetensontwikkeling;
d. slecht omgaan met stress en frustratie;
e. impulsiviteit, riskant gedrag;
f. problemen met middelengebruik;
g. problemen met geld;
h. problemen met huisvesting en wonen;
i. problemen in omgang met vrienden/leeftijdgenoten (negatieve interactiecirkels);
j. problemen in omgang met volwassenen, gezin en familie (negatieve interactiecirkels);
k. problemen met het zorgen voor gezondheid en uiterlijk;
l. problemen met de invulling van vrije tijd;
m. problematiek behorend bij licht verstandelijk gehandicapten (LVG-problematiek);
n. psychiatrische problematiek.
Afhankelijk van de scores op de criteria en van de specifieke situatie van de jongere (need
assessment) kan het traject drie richtingen volgen. Deze sluiten aan bij de leeftijd van de
jongere: behoud school (12-15 jarigen); behoud combinatie werk en school (15-18 jarigen);
behoud werk (vanaf 18 jaar).
-51-
Jongeren die participeren in de gedragsinterventie 'Aan de slag' kunnen zo nodig deelnemen
aan de modules (behandelingen) die het Ambulatorium hun en hun ouders aanbiedt:57
- individuele gesprekstherapie;
- medicamenteuze therapie;
- Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR);
- emotieregulatietherapie (ERT);
- agressieregulatietherapie (ART);
- sociale vaardigheidstraining (SOVA);
- ouderbegeleiding;
- systeemtherapie;
- multisysteemtherapie.
'Aan de slag' is onderverdeeld in vier 'slagen' (zie voor een beschrijving bijlage 2):
1. diagnose en opstellen van persoonlijk werkprogramma;
2. intensief;
3. afrondingsfase;
4. follow-up.
Voorwaarden voor deelname aan het programma zijn dat er een intensieve samenwerking is
tussen scholen, leerplichtambtenaren, (eventueel BJZ), werkgevers, ouders en de
individueel trajectbegeleider; dat er een gezamenlijk gedragen doelstelling en intentie is;
dat er sprake is van gezamenlijke inspanning en menskracht en dat de jongere gemotiveerd
is en centraal staat.
Stichting 180 en Werkscholen58
gaan samenwerken om te voorkomen dat jongeren in een
uitkering belanden.
Financiering
Zoals al eerder vermeld kon de pilot in 2011 (tijdelijk) bekostigd worden uit middelen
vanuit het actieplan jeugdwerkloosheid.
Financiering via het ministerie van Justitie is mogelijk in het kader van een GBM: een
gedragsbeïnvloedende maatregel. Deze maatregel kan worden opgelegd aan jongeren die
een delict gepleegd hebben. In de praktijk wordt een GBM weinig uitgesproken.
57 Financiering kan meestal via de zorgverzekeraar geregeld worden. 58 De Werkschool is bedoeld voor jongeren tussen 16 en 21 jaar die als leerling staan ingeschreven bij
het praktijkonderwijs of het VSO; zij kunnen via praktijkervaring en zorgvuldige begeleiding aan de
slag in een betaalde baan. Het gaat om banen waarvoor in de praktijk aangeleerde (gecertificeerde) taken meer tellen dan een diploma. Zie www.werkscholen.nl.
-52-
Op dit moment vindt financiering voor de jongeren van OG Heldring mede plaats vanuit het
ESF (Europees Sociaal Fonds). Onderzocht wordt of scholen, Rebound, Herstart en (via de
samenwerking) Werkscholen kunnen en willen bijdragen. Het programma kan ingekocht
worden door scholen, gemeenten of het UWV.
De kosten van het werkprogramma variëren per traject: het basistraject kost € 8.800,-,
de plusvariant € 12.000,- en de lichte variant € 6.400,-.59
Knelpunten
De wet- en regelgeving en andere factoren vormen onder meer op de volgende onderdelen
een barrière bij de uitvoering van het programma 'Aan de slag':
• het financieringsstelsel van onderwijs is gebaseerd op de teldatum: plaatsing gedurende
het jaar (na 1 oktober) betekent geen financiering voor de scholen;
• dit financieringsstelsel zegt ook dat het geld de leerling moet volgen, maar in de
praktijk gebeurt dat niet;
• financiering is een groot probleem. De jongere valt onder drie domeinen: justitie, zorg
en onderwijs, maar voor de bekostiging verwijst men naar elkaar. (Gemeenten zouden
in de toekomst de opdrachtgever moeten zijn en de financiering voor hun rekening
moeten nemen.);
• deelname aan de gedragsinterventie is meestal vrijwillig. Soms werkt het echter beter
als er lichte dwang bij zit;
• de uitstroom vanuit JeugdzorgPlus naar een woonvorm is een groot knelpunt gezien de
wachtlijsten. Hierdoor is het ook moeilijk deze jongeren in te schrijven op een school.
Jongeren zonder vaste woon- of verblijfplaats, die nergens zijn ingeschreven (ook niet
op een school) worden vaak niet opgevangen.
Resultaten
De gedragsinterventie 'Aan de slag' kan worden beschouwd als een 'outreachende aanpak'.60
De werkzame factoren zijn opgebouwd uit de elementen:
• een duidelijke interventie met controle op de uitvoering (doelgericht en praktisch);
• een intensieve aanpak onder één regie;
• afgestemd op de motivatie, behoeften en mogelijkheden van de jongere;
• gericht op opleiding of werk;
• met waar nodig mogelijkheden tot inzet van aanvullende expertise en/of behandeling;
• begeleid door getraind en ervaren personeel op een zware doelgroep, met een
intensieve begeleiding (2 tot 4 keer per week).
59 Tarieven bij het samenstellen van deze uitgave (medio 2013). 60 Outreachend werken gaat over het (on)gevraagd contact leggen met mensen over wie zorg bestaat.
-53-
De kracht van 'Aan de slag' is de combinatie van maatwerk en intensieve persoonlijke
begeleiding voor iedere jongere, aangevuld met specifieke interventies. De brede aanpak
(vaardigheidstrainingen, wonen, sociaal netwerk en vrijetijdsbesteding) heeft invloed op het
behoud van een opleiding of baan. Het programma is bij uitstek een ketenprogramma: alle
relevante partijen rondom de jongere worden steeds bij alle onderdelen van het programma
betrokken.
In 2011 is gestart met 30 jongeren in het kader van het actieplan jeugdwerkloosheid; een
aantal van hen zit nu in de laatste fase. Buiten het actieplan om zijn eind 2011, begin 2012
nog eens 9 jeugdigen 'Aan de slag' gegaan. Deelname van een volgende groep (10 jongeren)
is in voorbereiding.
Van de 39 jongeren die in de periode 2011/2013 deelnamen, zijn er 3 voortijdig gestopt
door contactverlies, het niet bereiken van het doel en ongemotiveerdheid voor contact. Op
het moment van het samenstellen van deze werkwijzer zijn de overige trajecten nog niet
helemaal afgerond. Er zijn dus nog geen follow-up gegevens beschikbaar die resultaten
laten zien op langere termijn. De trajecten verlopen op dit moment positief.
In bijlage 3 staat een geanonimiseerde casus van een deelnemer aan het programma 'Aan de
slag'.
3.4.2 Leerwerkbedrijf OG Heldringstichting en VSO De Brouwerij
Het leerwerkbedrijf61
is opgezet om jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar te leren
werken of werkend te laten leren. Het doel is om jongeren die een grote afstand tot de
arbeidsmarkt en/of scholing hebben, binnen afzienbare tijd door of uit te laten stromen naar
een (betaalde) baan of een (vervolg)opleiding. Er is bewust gekozen voor de combinatie
leren, werken, begeleiding en zorg. Het leerwerkbedrijf is een erkend leerbedrijf op het
gebied van bouw en techniek tot en met niveau 2, en is gevestigd op de Lingeboerderij van
de OG Heldringstichting.
Individueel of in groepsverband wordt gewerkt aan leerdoelstellingen. Deze kunnen per
jongere verschillen, want ze zijn afhankelijk van het doel waarmee de jongere in het
leerbedrijf komt. Als het doel is om te leren werken, richt het leerproces zich op het wennen
aan het arbeidsproces en het vergroten van de sociale en emotionele vaardigheden.
Jongeren die komen om werkend te leren krijgen ondersteuning in praktische en sociale
vaardigheden en kunnen eventueel certificaten of een diploma halen bij een
onderwijsinstelling. Hiertoe wordt samengewerkt met VSO De Brouwerij. In de toekomst is
ook samenwerking voorzien met andere onderwijsinstellingen (ROC MBO/VMBO). Zo
mogelijk kan een deelnemer dan een gedeelte van de opleiding op een school volgen.
61 Bij het uitkomen van deze werkwijzer is het leerwerkbedrijf nog in ontwikkeling.
-54-
Doelgroep
Het project richt zich op jongeren met psychiatrische en/of gedragsproblemen die de
aansluiting met opleiding en/of scholing - en daarmee vaak ook met de maatschappij - zijn
kwijtgeraakt. Bij deze risicojongeren is de kans aanwezig dat zij overlastgevend, hinderlijk
of crimineel gedrag gaan vertonen.
Er zijn twee interne doelgroepen van de OG Heldringstichting en VSO De Brouwerij:
- jongeren die wel kunnen leren en voor wie een opleidingsaanbod bestaat, maar die
ongemotiveerd zijn;
- jongeren die wel gemotiveerd zijn, maar die vanwege een lopende behandeling nog
geen stage kunnen lopen bij een extern bedrijf.
Er zijn ook externe doelgroepen:
- potentiële drop-outs van ROC’s/VO/VMBO, jongeren die dreigen uit te vallen uit het
regulier beroepsonderwijs door bijvoorbeeld gedragsproblemen of spijbelen, en die
tijdelijk een andere werkomgeving nodig hebben om weer op de rit te worden gezet. Zij
blijven ingeschreven staan bij het ROC en worden daar theoretisch begeleid. Bij het
leerwerkbedrijf kunnen zij verder werken aan hun opleiding op het gebied van
praktische vaardigheden, zodat zij perspectief krijgen.
- jonge werklozen die met behoud van uitkering een werkervaringsplek nodig hebben;
- jongeren van 16 en 17 jaar die geen scholing of opleiding volgen, minder dan 16 uur
per week werken en die voldoen aan de kwalificatieplicht, of aan wie een vrijstelling
van die kwalificatieplicht is verleend. Ook zij kunnen een leerwerkaanbod van de OG
Heldringstichting/VSO De Brouwerij krijgen.
Voor allen geldt dat het belangrijk is dat zij in het leerwerkbedrijf naast theoretische kennis
ook praktijkervaring opdoen.
De overheid wil jongeren stimuleren hun school af te maken, werken en leren te
combineren of een baan te aanvaarden. Mensen met een bijstandsuitkering of met een
lichamelijke, psychische of verstandelijke beperking kunnen echter vaak moeilijk werk
krijgen. Om deze mensen vooruit te helpen werkt het kabinet-Rutte-Asscher aan een
nieuwe wet: de Participatiewet.62
Deze moet de Wet werk en bijstand, de Wet sociale
werkvoorziening en een deel van de Wajong vervangen. Zo is een Wajong-uitkering straks
alleen nog mogelijk voor mensen die helemaal niet meer kunnen werken ('volledig en
duurzaam arbeidsongeschikt'). Wie nog wel kan werken, valt dan onder de Participatiewet.
62 De inhoud van de Participatiewet wordt de komende tijd verder uitgewerkt. Zie voor de meest
recente informatie www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/re-integratie/participatiewet-bevordert-re-integratie.
-55-
Financiering
De deelnemers van het leerwerkbedrijf hebben een cluster 4-indicatie en zijn ingeschreven
bij VSO De Brouwerij.63
Verder worden de volgende mogelijkheden onderzocht:
• financiering in het kader van arbeidsintegratie. UWV biedt mogelijkheden als het gaat
om erkende jobcoachorganisaties (de erkenningscriteria worden op dit moment
aangepast);
• bijdragen van een regionaal UWV-kantoor (zoals in Arnhem);
• subsidie via het Europees Sociaal Fonds (de jongeren van de OG Heldringstichting
komen hier mogelijk wel voor in aanmerking, de externe jongeren onder de huidige
regelgeving niet. Het is raadzaam bij een nieuwe aanvraag te onderzoeken of de criteria
van het ESF gewijzigd zijn);
• plaatsing bij een leerwerkbedrijf vanuit samenwerkingsverbanden onderwijs. De
samenwerkingsverbanden hebben hier gelden voor: vanuit Herstart € 5.000,- of vanuit
Rebound € 8.000,-. Dit is voor jongeren zonder cluster 4-indicatie;
• Regionaal Meldpunt Coördinatiegelden (voor voortijdig schoolverlaters);
• gebruikelijke gelden van OCW voor een VSO. De bekostiging voor een jongere met
een cluster 4-indicatie bedraagt € 15.000,-.64
• gelden uit het regionaal zorgbudget;
• AWBZ-gelden. Hiervoor moeten afspraken met een zorgverzekeraar gemaakt worden;
• jeugdzorggelden;
• gemeentelijke subsidies;
• afdrachtvermindering onderwijs;65
• loonkostensubsidie/gesubsidieerde arbeid;
• tegemoetkoming onkosten werkgever voor het aanbieden van scholing/werkervaring.
Relatie werkprogramma 'Aan de slag' en het Leerwerkbedrijf
De leerlingen op het leerwerkbedrijf worden begeleid door een ITB'er en kunnen een
aanbod krijgen van het 'Aan de slag' programma. Op deze manier is de samenwerking
tussen de ITB'er (ambulant begeleider) en de werkmeester (de begeleider op de werkvloer)
gegarandeerd en is er voldoende aansluiting om het traject verder in te zetten.
Resultaten
Sinds het ontstaan van het leerwerkbedrijf zijn er 48 deelnemers geweest, met een
gemiddelde verblijfsduur van 2,5 maanden en een gemiddeld aantal dagen van 4 per week.
De meeste deelnemers zijn doorgestroomd naar een werkplek (bijvoorbeeld als tegelzetter,
stratenmaker, metselaar, loodgieter) of naar een gerelateerde opleiding (autotechniek of
bouw). Een aantal jongeren is van opleiding veranderd (naar bijvoorbeeld horeca).
63 De financieringsmogelijkheden van leerwerkbedrijven kunnen regionaal verschillen. 64 Bedragen ten tijde van het samenstellen van deze werkwijzer. 65 Er zijn acht categorieën werknemers en leerlingen voor wie een school onder bepaalde voorwaarden
afdrachtvermindering onderwijs kan toepassen. Zie www.Belastingdienst.nl onder afdrachtvermindering onderwijs.
-56-
4. LANDELIJKE INITIATIEVEN - EEN INVENTARISATIE DOOR OC'S
4.1 Inleiding
Het vinden van een schoolplaats voor moeilijk plaatsbare leerlingen is vaak een moeizame
zoektocht, maar de laatste tijd lijken scholen en andere betrokkenen zich te realiseren dat er
iets voor deze groep jongeren gedaan moet worden. De situatie is nog niet optimaal, maar
er zijn wel steeds meer initiatieven en ontwikkelingen die erop gericht zijn deze
zorgleerlingen weer perspectief op onderwijs te bieden. Aan de onderwijsconsulenten is
gevraagd welke voorzieningen zij in hun regio op dit gebied kennen. Uit deze inventarisatie
is het overzicht in dit hoofdstuk samengesteld. Uitdrukkelijk wordt hierbij vermeld dat het
een momentopname betreft en dat het overzicht zeker niet pretendeert volledig te zijn.
De bedoeling van deze inventarisatie is samenwerkingsverbanden, scholen, instellingen,
ouders en collega-onderwijsconsulenten te informeren over mogelijke voorzieningen voor
moeilijk plaatsbare leerlingen. Het is ook een doelstelling om hiermee anderen op het spoor
te zetten van oplossingen: wie eenzelfde soort aanpak wil opzetten, kan overwegen contact
met een bestaande voorziening op te nemen om kennis en expertise uit te wisselen. Waarom
zou iedereen steeds zelf opnieuw het wiel uitvinden?
In paragraaf 4.2 worden kort de landelijke voorzieningen genoemd die sinds 2004 bestaan.
De invulling van deze voorzieningen kan variëren, afhankelijk van het
samenwerkingsverband of het Regionaal Expertisecentrum. Het is de vraag of deze
landelijke opvangvoorzieningen onder Passend onderwijs in stand gehouden worden.
Samenwerkingsverbanden krijgen straks het budget dat nu voor deze voorzieningen wordt
uitgetrokken, maar zij mogen zelf bepalen of de voorzieningen blijven bestaan. SWV VO
de Meierij heeft al wel besloten dat de voorzieningen, in een andere vorm, blijven (zie 3.3).
Paragraaf 4.3 geeft een landelijk overzicht van andere gespecialiseerde voorzieningen voor
deze doelgroep, per regio. Het is, zoals gezegd, een momentopname. Dat betekent dat
projecten afgesloten kunnen zijn, maar ook dat er nieuwe initiatieven gestart kunnen zijn. In
ieder geval is in sommige regio's te zien dat partijen onderkennen dat voor bepaalde
doelgroepen leerlingen extra inspanningen nodig zijn. Dat leidt soms tot convenanten
tussen bijvoorbeeld scholen voor praktijkonderwijs, VSO-scholen en partners zoals UWV,
gemeenten, zorginstellingen, werkgevers en re-integratiebedrijven.
4.2 Rebound, Herstart, Op de Rails e.a.
Het probleem van leerlingen die uit het onderwijs uitvallen krijgt al jarenlang aandacht. Het
ministerie van OCW heeft verschillende projecten geïnitieerd om leerlingen die moeilijk te
handhaven zijn op school of in een klas, of die moeilijk plaatsbaar zijn, weer naar een vorm
van onderwijs te leiden. Al langer bestaande projecten en initiatieven zijn de volgende.
-57-
Rebound
Rebound richt zich op jongeren in het voortgezet onderwijs. Het zijn door
samenwerkingsverbanden VO/VSO ingerichte opvangvoorzieningen voor gedragsmoeilijke
leerlingen. Meestal gaat het om leerlingen die de veiligheid op school in gevaar brengen.
Rebound biedt tijdelijk opvang van deze leerlingen met als doel de school van herkomst te
ontlasten. Zie voor meer informatie het samenwerkingsverband in de regio, of bijvoorbeeld
www.nji.nl/eCache/DEF/47/727.html.
Herstart
In 2004 begon het project Herstart, met als doel thuiszitters weer naar het onderwijs te
brengen. De doelgroep zijn leerlingen:
- die leerplichtig zijn (in de leeftijd van 5 tot 18 jaar);
- die meer dan vier weken thuiszitten zonder uitzicht op een schoolplaatsing;
- die bekend zijn bij een leerplichtambtenaar;
- die geen clusterindicatie hebben of in een indicatietraject zitten.
Herstart is erop gericht de leerlingen weer te leren naar school te gaan. Dat kan regulier of
speciaal onderwijs zijn. De uitvoering van Herstart ligt bij de REC's (Regionale
expertisecentra). Zie voor meer informatie www.portaal-hs-odr.nl/herstartcontent.
Op de Rails
Het project Op de Rails is in 2005 gestart en wordt - net als Herstart - uitgevoerd door de
REC's. De doelgroep is vergelijkbaar met die van Rebound, maar bij Op de Rails worden
ook leerplichtige kinderen opgevangen uit het basisonderwijs (vanaf 10 jaar). Het betreft
leerlingen die door hun gedragsproblemen de veiligheid op hun school in gevaar brengen.
Ze hebben geen indicatie voor speciaal onderwijs en zitten ook niet in een indicatietraject.
De leerlingen worden op een cluster 4-school geplaatst en volgen een programma van
maximaal een jaar met als doel terugleiding naar het regulier onderwijs, of eventueel
plaatsing in het speciaal onderwijs. Zie voor meer informatie www.portaal-hs-odr.nl/op-de-
rails.
Bij de invoering van Passend onderwijs in augustus 2014 is het een beleidskeuze van de
samenwerkingsverbanden of zij deze projecten willen handhaven. De budgetten die op dit
moment vastgesteld zijn voor deze voorzieningen worden in het nieuwe stelsel Passend
onderwijs toegekend aan de samenwerkingsverbanden. Hiermee kunnen geïntegreerde
onderwijs/zorgarrangementen worden gefinancierd.
Een van de thema's van Passend onderwijs is het inrichten van een orthopedagogisch-
didactisch centrum (OPDC), waar ook de bovengenoemde projecten onder kunnen vallen.
-58-
Orthopedagogisch-didactisch centrum (OPDC)66
De taakstelling van het OPDC onder Passend onderwijs moet breder gezien worden dan de
huidige taakstelling. Er gaan ook andere kaders gelden. De doelstelling is dat leerlingen die
tijdelijk geen onderwijs kunnen volgen op een reguliere school niet tussen wal en schip
vallen. Op een OPDC worden leerlingen met een passend onderwijsaanbod voorbereid op
de terugkeer in het regulier voortgezet onderwijs of het MBO. Leerlingen blijven
ingeschreven op de reguliere school en tellen daar mee voor de opbrengsten van de school.
De reguliere school stelt een ontwikkelingsperspectief op waarin de ondersteuningsvraag is
geformuleerd, het doel van de plaatsing, de verwachte verblijfsduur, etc. Het OPDC wordt
(is) een onderdeel van een samenwerkingsverband met een dekkend onderwijsaanbod.
De inrichting van een OPDC wordt opgenomen in het ondersteuningsplan, met een
beschrijving van de leerlingen die in aanmerking komen voor plaatsing. De bekostiging kan
komen uit het budget van het samenwerkingsverband, de scholen of via subsidies (van
bijvoorbeeld gemeenten).
Observatieplaatsingen
In het speciaal basisonderwijs:
Observatieplaatsen in het SBAO zijn bedoeld voor leerlingen bij wie het welbevinden
ernstig onder druk staat, terwijl de handelingsverlegenheid van de school groot is en nog
niet helemaal duidelijk is welk schooltype het best tegemoet kan komen aan de
onderwijsbehoeften van de leerling. Observatieplaatsing in het SBAO kan alleen op advies
van het zorgteam. Tijdens de observatieplaatsing van maximaal dertien weken wordt
bekeken of SBAO het meest geschikt is voor de leerling. De leerling blijft gedurende de
observatieplaatsing ingeschreven op de eigen school.
In het speciaal onderwijs:
Soms komt het voor dat de CvI niet tot een beslissing kan komen. Alle vereiste gegevens
uit onderzoeken en onderwijs zijn in het dossier aanwezig, maar ze leiden niet tot een
doorslaggevend beeld over de toelaatbaarheid. In zo’n geval kan de CvI besluiten tot een
observatieplaatsing op een school in het REC. De leerling is dan voor enkele maanden (tot
maximaal een jaar) gastleerling op die school. De school verzamelt in die periode voor de
CvI behandelgegevens. De CvI voegt deze gegevens toe aan het dossier en neemt daarop
een besluit over de toelaatbaarheid. Tijdens de observatieperiode blijft de leerling
ingeschreven op zijn 'eigen' school.
Observatieplaatsing is alleen mogelijk op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs
in het REC. Observatieplaatsing in de ambulante begeleiding is niet mogelijk. Een besluit
tot observatieplaatsing is een officieel besluit. Ouders kunnen ertegen in bezwaar gaan.
66 Zie http://www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2012/12/Brochure-Een-passend-
onderwijsprogramma-voor-alle-leerlingen-in-het-voortgezet-onderwijs.pdf.
-59-
Symbioseonderwijs
Leerlingen die staan ingeschreven in het VSO, kunnen een deel van het onderwijs op een
reguliere school voor voortgezet onderwijs of een instelling voor educatie en
beroepsonderwijs volgen (symbiose).
In dit kader wordt ook gesproken van integratieklassen. In dat geval maken regulier en
speciaal onderwijs afspraken over het programma en de bekostiging; zij leggen deze vast in
een symbioseovereenkomst.
Voorwaarde is dat een leerling minimaal 3 uur per week (180 minuten) les krijgt in het
regulier onderwijs voor ten minste twee aaneengesloten jaren. Omdat er geen maximum
aantal uren is vastgesteld, hanteert de onderwijsinspectie als richtlijn een verhouding 60-40
(60% van de onderwijstijd mag in het regulier onderwijs plaatsvinden).
4.3 Overzicht van voorzieningen per regio
De voorzieningen zijn ingedeeld naar de volgende typen:
1 = onderwijs is leidend
2 = een combinatie van onderwijs en zorg/behandeling
3 = zorg is leidend
4.3.1 Regio Noord (Groningen Friesland, Drenthe)
LVG+-voorzieningen www.recnon3.nl/projecten/132/lvg+.html
Voor: leerlingen cluster 3/cluster 4
Waar: Assen, Emmen, Groningen, Veendam Type: 1
Leerlingen met een licht verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen vragen om
expertise van zowel cluster 3 als cluster 4. Om deze groep een goed onderwijsaanbod te
kunnen doen, sloegen REC Noordoost Nederland (REC3) en REC Noord-Nederland cluster
4 (RENN4) de handen ineen. Zij ontwikkelden in de periode 2006-2009 onder de naam
LVG+ een op deze leerlingen afgestemd onderwijs/zorgaanbod, met inbreng van specifieke
expertise uit beide clusters. Er was niet alleen aandacht voor de behoeften van de LVG+-
leerlingen zelf, maar ook voor die van de betrokken medewerkers. Door
deskundigheidsbevordering van leerkrachten en onderwijsassistenten en uitwisseling van
expertise tussen de clusters werd gezamenlijk een aanbod voor de doelgroep ontwikkeld.
Op vier onderwijslocaties (VSO) draait nu een LVG+-groep: W.A. van Lieflandschool in
Assen en in Groningen, Thriantaschool in Emmen en Margaretha Hardenbergschool in
Veendam.
-60-
Project Navigator www.meedrenthe.nl/leren--werken/navigator
Voor: jongeren met een beperking
Waar: Assen Type: 2
Project Navigator (jongeren aan het werk) is een initiatief van MEE Drenthe. In
samenwerking met gemeenten, UWV, scholen en het bedrijfsleven wordt met dit project
beoogd zoveel mogelijk jongeren met een beperking in de leeftijd van 12 tot en met 27 jaar
aan het werk en uit de Wajong te helpen. Voor jongeren die van de praktijkschool of het
speciaal onderwijs komen, is de overgang van school naar werk niet altijd gemakkelijk.
Zij kunnen baat hebben bij iemand die hen de weg wijst, een soort TomTom, ofwel
'navigator'. De navigator is niet de zoveelste hulpverlener, maar is een verbindende schakel
tussen andere hulpverleners. De navigatoren zijn gestart op drie scholen in Assen.
De Rijksuniversiteit Groningen gaat het project onderzoeken en beschrijven, waardoor deze
aanpak ook in andere regio's gestart kan worden.
Portalis Onderwijs & Arbeidstoeleiding www.hetpoortje.nu/portalis
Voor: jongeren van Het Poortje Jeugdinrichtingen
Waar: Groningen, Veenhuizen, Kortehemmen Type: 2
Portalis is een bijzondere school voor voortgezet speciaal onderwijs, cluster 4. De school
hoort bij Het Poortje Jeugdinrichtingen, een instelling met als specialisme intensieve
gedwongen begeleiding en behandeling van jongens en meisjes tot en met 23 jaar.
De leerlingen van Portalis komen van andere onder Het Poortje vallende instellingen:
Wilster Intensieve Jeugdzorg in Groningen, een JeugdzorgPlus-instelling voor intensieve,
gesloten en besloten behandeling van civielrechtelijk geplaatste jongeren van 12 tot 18 jaar;
Juvaid Justitiële Jeugdinrichting (JJI) in Veenhuizen, een inrichting voor kort en lang
verblijf van strafrechtelijk geplaatste jongeren van 12 tot en met 23 jaar;
Behandelcentrum Woodbrookers in Kortehemmen bij Drachten, een besloten en half open
behandelvoorziening voor jongeren (12 tot 18 jaar) in Friesland met meervoudige gedrags-
of psychiatrische problematiek.
Portalis biedt onderwijs, arbeidstoeleiding en vrijetijdsbesteding aan alle jongeren die
geplaatst zijn in Het Poortje Jeugdinrichtingen. Het onderwijs is individueel gericht,
waardoor alle leerlingen les krijgen op hun eigen niveau en in hun eigen tempo. De jongeren
die gesloten zijn geplaatst krijgen bij uitstroming voor de periode van 1 jaar een cluster 4-
indicatie. Hierdoor is extra begeleiding (rugzak) in het regulier onderwijs mogelijk, of een
plaatsing in het VSO.
-61-
Traject Thuiszitters Voortgezet Onderwijs Noord (TTVO) www.horizonbegeleiding.nl
Voor: thuiszitters vanaf 12 jaar
Waar: Groningen, Friesland, Drenthe Type: 2
Het TTVO richt zich op jongeren van 12 tot en met 23 jaar die thuiszitten omdat ze niet in
staat zijn (regulier) onderwijs te volgen. Sprengen College in Wapenveld, IVIO@School uit
Lelystad en Horizon Begeleiding in Assen hebben de handen ineen geslagen om deze groep
jongeren in Groningen, Friesland en Drenthe terug te leiden naar onderwijs. Het traject is
gericht op de individuele leerondersteuning op VMBO-TL-, HAVO- of VWO-niveau en
omvat een geïntegreerde aanpak van begeleiding, dagbesteding, training en onderwijs. De
jongeren werken individueel of in kleine groepen in hun eigen tempo. Het doel is de
deelnemers te begeleiden naar een zo normaal mogelijk functioneren in de maatschappij.
Keerpunt, voorziening vanuit Renn4 www.renn4.nl/?page_id=3471
Voor: thuiszitters uit cluster 4
Waar: Groningen, Friesland, Drenthe Type: 2
Keerpunt is een project van het Regionaal Expertisecentrum Noord-Nederland (RENN4),
gestart in september 2012. Het is bedoeld voor leerlingen met een cluster-4 indicatie die niet
meer op de clusterschool gehandhaafd kunnen worden en die meer dan vier weken
thuiszitten. Deze leerlingen in de leeftijd van 8 tot 18 jaar zijn vastgelopen in het onderwijs,
maar zijn wel leerplichtig. Samen met de leerling, ouders, de regisseur en andere
betrokkenen wordt een onderwijs/zorgarrangement samengesteld om de thuiszitter weer
perspectief op onderwijs te bieden.
De uitvoering en de coördinatie zijn per provincie in handen van een regisseur. Verder is er
in elke provincie een leerkracht beschikbaar die naast het geven van een beperkt aantal uren
onderwijs, de leerling helpt om weer terug te keren naar een cluster 4-school. Aanmelding
van thuiszitters gebeurt via de website.
Tjallingahiem - Centrum voor Scholing en Training www.tjallingahiem.nl
Voor: (LVG)-jongeren met gedragsproblematiek
Waar: Leeuwarden Type: 3
Tjallingahiem is een expertise- en behandelcentrum dat gespecialiseerde jeugdzorg biedt aan
kinderen, jongeren en jongvolwassenen met (ernstige) beperkingen in de sociale
redzaamheid. Een onderdeel van Tjallingahiem is het Centrum voor Scholing en Training
(CST). Het programma van het CST is gericht op het voorbereiden op het (opnieuw)
deelnemen aan een vorm van onderwijs of het aanleren van vaardigheden die jongeren nodig
hebben om door te kunnen stromen naar werk. De jongeren krijgen training in de praktische
en sociale vaardigheden en worden ondersteund door een werkbegeleider, een
trajectbegeleider en een gedragswetenschapper. Zie ook
www.tjallingahiem.nl/informatie/hulpvormen/centrum-voor-scholing-en-training.
-62-
BaanPlus/Vanboeijen www.baanplus.nl/project-sociale-activering-bij-vanboeijen
Voor: jongeren met een licht verstandelijke beperking
Waar: Drenthe Type: 3
BaanPlus verzorgt laagdrempelige maatwerktrajecten gericht op arbeidstoeleiding,
werkhervatting, werkbehoud en loopbaanontwikkeling. De organisatie vindt zijn oorsprong
in de zorg, en is daardoor bekend met de belemmeringen die vooral mensen met een grote
afstand tot de arbeidsmarkt kunnen ondervinden. De trajecten kenmerken zich door
intensieve begeleiding, uitgaande van de eigen kracht van de deelnemer.
Vanboeijen biedt zorg en begeleiding aan mensen met een verstandelijke handicap in de
regio Drenthe. In samenwerking met het UWV en BaanPlus is het project 'sociale activering'
gestart. Het project is bedoeld voor jongeren met een licht verstandelijke beperking en
(gedrags)problemen in de regio Drenthe. Deze doelgroep valt vaak tussen wal en schip. Met
dit project willen de samenwerkingspartners de maatschappelijke participatiekansen voor
deze doelgroep vergroten. Zodra jongeren beschikken over de basisvoorwaarden om te
kunnen starten met re-integratie krijgen ze een jobcoach van BaanPlus die hen naar een
stage en werkplek begeleidt. Zie ook www.baanplus.nl.
Zorg Werkplaats Auto & Techniek (ZWAT) www.zwat.nl/zorgwerkplaats.php
Voor: mensen met een beperking of handicap
Waar: Drachten Type: 3
Zorg Werkplaats Auto & Techniek biedt dagbesteding aan (technische) mensen met een
beperking of handicap (vergelijk: dagbesteding op een zorgboerderij). De cliënten worden
persoonlijk begeleid bij diverse werkzaamheden, zodat zij kunnen ontdekken wat het beste
bij hen past. Eventueel kan een leertraject worden aangeboden, passend bij het niveau van
de cliënt.
-63-
4.3.2 Regio Oost (Overijssel, Gelderland)
Het Kristal www.kristalapeldoorn.nl
Voor: ZML-leerlingen cluster 3
Waar: Apeldoorn Type: 1
Voor leerlingen die zijn vastgelopen in cluster 3 (ZML) en die zijn aangewezen op zorg
(dagbesteding) zijn in de regio oost - met ondersteuning van Onderwijsconsulenten+ -
enkele voorzieningen tot stand gekomen. Eén daarvan is het Kristal (zie ook De Meander en
ZoZijn).
Kristal is de naam van een gebouw in Apeldoorn waarin woningen, onderwijslocaties en
zorgvoorzieningen zijn geïntegreerd. Het is een initiatief van kinderdagcentrum de
Doggersbank, revalidatiecentrum ViaReva en SG Mariëndael (school voor leerlingen met
een lichamelijke en/of meervoudige beperking). In het Kristal kan een compleet aanbod van
zorg, onderwijs en behandeling geboden worden aan meervoudig gehandicapte (MG)
kinderen.
Doelstelling is alle MG-kinderen in de leerplichtige leeftijd naar school te laten gaan. Nu
wordt nog voor een groot aantal van deze kinderen vermindering van de onderwijstijd
toegekend. De grote uitdaging is om voor deze doelgroep een compleet, afgestemd pakket te
bieden van onderwijs, zorg, behandeling en revalidatie, geheel op maat van iedere leerling.
In eerste instantie betreft het kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar. Op termijn zal de
voorziening ook gericht worden op jongeren in de leeftijdscategorie 13 tot 20 jaar.
Zie ook de blauwdruk Het Kristal op
www.onderwijsconsulenten.nl/publicaties/blauwdrukken.dot.
Structuurgroep www.vaart-oosterbeek.nl
Voor: MG/ZML-leerlingen cluster 3 (cluster 4)
Waar: Oosterbeek Type: 1
Op de locatie van De Vaart is in samenwerking met Lichtenbeek een zorgklas gestart voor
kinderen met een cluster 3-indicatie (MG, ZML), die gezien hun complexe
gedragsproblemen behoefte hebben aan een krachtig cluster 4 pedagogisch klimaat. Ook
kinderen met een cluster 4-indicatie die zeer moeilijk lerend zijn komen voor deze zorgklas
in aanmerking.
Een integrale benadering op het grensvlak van cluster 3 en 4 is voor deze leerlingen met een
(zeer) lage intelligentie en (zeer) complexe gedragsproblemen noodzaak. Door op één
locatie de zwaarste expertise vanuit beide clusters aan te bieden, kan de juiste vorm van
onderwijs en zorg gegeven worden. De schoolomgeving wordt gekenmerkt door veel
structuur en duidelijkheid.
-64-
Arrangement Ingroeien SO ZML www.christoffelschool-didam.nl
Voor: kinderen van 3 tot 7 jaar kenmerkend met ZML/MG
Waar: Didam Type: 1
In Didam is gestart met een groep jonge kinderen (3 tot 7 jaar) die in aanmerking komen
voor speciaal onderwijs, zeer moeilijk lerend. Deze kinderen worden in het onderwijs
geplaatst vanuit een kinderdagcentrum. Dit is het resultaat van samenwerking tussen de
Christoffelschool en zorginstelling Zozijn.
De opzet is om deze zorgintensieve kinderen te begeleiden naar ZML-/MG-onderwijs. Een
aantal kinderen zal tijdelijk ondersteund moeten worden met specifieke arrangementen om
uiteindelijk geheel of gedeeltelijk in het onderwijs te integreren.
De Meander www.meander-speciaal.nl
Voor: ZML-leerlingen cluster 3
Waar: Enschede (Losser) Type: 2
De Meander is een voorziening die is opgezet door Onderwijscentrum Het Roessingh,
ZMLK-school de Huifkar en de Twentse Zorgcentra, met ondersteuning van
Onderwijsconsulenten+.
Het gaat om cluster 3-leerlingen die een-op-een begeleiding nodig hebben. Scholen zijn
vaak niet in staat deze kinderen een adequaat lesaanbod aan te bieden met een op hun
problematiek toegeruste vorm van individuele begeleiding. Daar komt bij dat de leerlingen
door hun gedragsproblematiek niet voltijds onderwijs kunnen volgen; deeltijdonderwijs is
echter niet mogelijk, omdat zij vaak afhankelijk zijn van leerlingenvervoer op vastgestelde
tijden.
De Meander komt wel tegemoet aan de voorwaarden die deze leerlingen met een complexe
hulpvraag nodig hebben. Voor ieder kind wordt een individueel lesrooster opgesteld en
wordt de omgeving zo ingericht dat gesproken kan worden van onderwijs op maat in het
zorgcentrum. Sommige leerlingen zullen op termijn weer gebruik kunnen maken van het
speciaal onderwijs, al dan niet in deeltijd. Andere kinderen worden ondersteund in de
voorbereiding op een zinvolle dagbesteding na de schooltijd.
Zie ook werkwijzer 4, Vijf OC+-projecten langs de meetlat, hoofdstuk 4, op
www.onderwijsconsulenten.nl/publicaties/werkwijzers.dot.
-65-
Op jouw manier www.deonderwijsspecialisten.nl
Voor: MG/ZML-leerlingen cluster 3 en cluster 4
Waar: Arnhem Type: 2
Op jouw manier is een samenwerkingsverband van De Driestroom, Revalidatie Medisch
Centrum Groot Klimmendaal, Lichtenbeek (De Onderwijsspecialisten) en Siza in Arnhem.
Het doel is om ernstig meervoudig beperkte (EMB) kinderen een geïntegreerd en passend
aanbod van onderwijs, revalidatie en zorg aan te bieden dat het hele jaar door beschikbaar is.
Op jouw manier richt zich op kinderen van 4 tot 12 jaar met ernstige tot zeer ernstige
meervoudige beperkingen of chronisch zieke kinderen. (Op termijn wordt de voorziening
uitgebreid voor de doelgroep 12 tot 20 jaar.) Al deze kinderen hebben een zware zorgvraag.
Zij zitten op een kinderdagcentrum of in een onderwijs/zorggroep van het speciaal
onderwijs. Zij maken gebruik van een veelheid aan typen zorg, onderwijs en revalidatie.
Met het project Op jouw manier is een geïntegreerd en passend aanbod van onderwijs,
revalidatie en zorg voor de doelgroep gerealiseerd, dat 365 dagen per jaar beschikbaar is, 24
uur per dag. Uitgaande van de kindspecifieke hulpvraag wordt aan ieder kind een passende,
integrale leer- en ontwikkelomgeving geboden, met aandacht voor de ouders van deze
kinderen en het gezin waarin zij leven.
Zie ook de blauwdruk Op jouw manier op
www.onderwijsconsulenten.nl/publicaties/blauwdrukken.dot.
Arrangement bij De Wegwijzer www.wegwijzer-ede.nl
Voor: ZML-leerlingen cluster 3
Waar: Ede Type: 2
SO De Wegwijzer in Ede begeleidt een groep jonge ZML-kinderen (vanaf ca. 8 jaar) vanuit
een zorginstelling stapsgewijs naar een basisgroep op de school. (Bij jeugdigen uit de
doelgroep die thuis wonen worden de mogelijkheden voor toeleiding naar het onderwijs
afgestemd met de ambulante begeleiding van 's Heeren Loo.)
De leerlingen uit de doelgroep zijn op het moment dat ze starten nog niet in staat om
volledig deel te nemen aan het gebruikelijke aanbod in de school. Na een ingroeitraject
kunnen zij dat naar verwachting wel. Onderwijs en (jeugd)zorg werken samen om een
passend aanbod te ontwikkelen.
De kinderen hebben behoefte aan een veilige klas en omgeving. Doel van het arrangement is
de leerlingen via een zorgvuldige opbouw van de onderwijstijd uiteindelijk volledig te laten
participeren in een reguliere groep in het speciaal onderwijs.
-66-
De Horizon: dagbehandeling en onderwijs www.lindenhout.nl/jongeren
Voor: kinderen en jongeren van 12 tot 23 jaar met een indicatie van Bureau Jeugdzorg
en soms een cluster 4-indicatie
Waar: Gelderland en Overijssel Type: 2
Lindenhout is een grote instelling voor Jeugd en Opvoedhulp in Gelderland en Overijssel.
Binnen deze instelling verzorgt De Horizon dagbehandeling en onderwijs aan kinderen en
jongeren van 12 tot en met 23 jaar. Zij zijn voortijdig schoolverlaters of dreigen dat te
worden.
De jongeren beschikken in aanleg over normale ontwikkelingsmogelijkheden. Er kan sprake
zijn van sociaal-emotionele problematiek die gepaard gaat met (dreigende) stoornissen in de
ontwikkeling.
De Horizon biedt in samenwerking met onderwijs, jeugdhulpverlening en gemeenten
daghulp aan deze jongeren aan, om tot een beter toekomstperspectief te komen. De hulp
wordt in eerste instantie voor 12 weken ingezet, tot een maximum van 40 weken. De
gemiddelde verblijfsduur is zeven maanden bij gemiddeld vier dagen per week.
De Grote Brander, Leerboerderij
http://www.lsg-rentray.nl/upload/files/schoolgids_de_grote_brander_2012-2013_totaal.pdf
Voor: jongeren van 14 tot 18 jaar met gedrags- en ontwikkelingsproblemen
Waar: Okkenbroek, gemeente Deventer Type: 2
Leerboerderij de Grote Brander is een initiatief van Pactum Jeugd en Opvoedhulp, LSG-
Rentray Onderwijs, Hogeschool Windesheim en Stichting IJssellandschap. Het is een
bijzondere leerplek voor jongeren die gebaat zijn bij een rustige locatie, waar ze praktisch in
de buitenlucht aan de slag kunnen. Pactum en Rentray bekijken samen welke jongeren in
aanmerking komen voor een leertraject op de Grote Brander. De geplaatste jongeren volgen
een dagactiviteitenprogramma, gericht op persoonlijke leerdoelen. Onderwijs (op grond van
een cluster 4-indicatie) is een vast onderdeel van alle programma’s. Het doel is de jongeren
uiteindelijk weer te laten deelnemen aan het reguliere onderwijs.
Het onderwijs op de Grote Brander richt zich in eerste instantie op de vakken groen en
techniek, maar wordt mogelijk uitgebreid met vakken zoals: dieren, voeding en tuinen, en
facilitair en horeca.
Voor plaatsing op de Grote Brander is een indicatie nodig van Bureau Jeugdzorg.
Pactum geeft ook ondersteuning aan de gezinnen van de jongeren.
-67-
Trajectbureau Boer & Maat www.boer-en-maat.nl
Voor: leerlingen uit het PO en VO die vastlopen in het onderwijssysteem en die
tijdelijk 'iets anders dan het reguliere onderwijs nodig hebben' om te kunnen leren
Waar: Regio Enschede (en landelijk) Type: 2
Trajectbureau Boer & Maat traint, ondersteunt en begeleidt leerboerderijen in heel
Nederland om hun bedrijf als alternatieve leerplek in te bedden in de zorgstructuur van het
onderwijs. Voorts plaatst en begeleidt Boer & Maat individuele leerlingen op deze
leerboerderijen in opdracht van scholen en samenwerkingsverbanden. Scholen maken
daarbij gebruik van het netwerk van alternatieve leerplekken voor hun 'Buiten Gewone'
leerlingen. Tevens worden de randvoorwaarden georganiseerd die nodig zijn om deze
leerplekken een structurele plaats te geven binnen het onderwijsaanbod van het
samenwerkingsverband. Het streven is om de alternatieve leerplek een onderdeel te laten
zijn van de zorgstructuur van het bestaande onderwijs. De school is eindverantwoordelijk
voor het leertraject van de leerling. Zij organiseert het traject, regelt de financiering en zorgt
voor de communicatie met en afstemming tussen de betrokkenen.
Het leertraject wordt in het handelingsplan van de leerling opgenomen en moet goed
bevonden worden door de ouders. De leerdoelen van de leerling worden vertaald naar de
werkzaamheden op het bedrijf. Inzet is de leerling weer terug te laten keren naar een vorm
van onderwijs. De leertrajecten zijn tijdelijk en bevatten leerdoelen die op de persoonlijke
ontwikkeling van de jongere en op zijn toekomst gericht zijn. In een veilige en uitdagende
omgeving waarmee de leerling zich kan verbinden, kan aansluiting gemaakt worden met het
gezonde in de leerling, waardoor ontwikkeling mogelijk is.
Oudere leerlingen kunnen niet alleen bij de boerderijen, maar ook bij andere bedrijven in de
groene sector geplaatst worden. Men noemt dit BPV plekken (Beroeps Praktijk Vorming) of
een beschermde stageplek.
Er wordt geen ontheffing van de inschrijvingsplicht aangevraagd, omdat de leerling een
alternatief leertraject volgt vanuit school.
-68-
Het dagelijks bestaan www.hetdagelijksbestaan.nl
Voor: jongeren van 17 tot 24 jaar die het even niet meer weten maar wel vooruit willen
Waar: Zutphen Type: 2
Het Dagelijks Bestaan is een kleinschalige leer- en ervaringsplaats op een spannende plek,
een voormalig oud garagebedrijf vlakbij de IJssel in Zutphen. Het is bedoeld voor jonge
mensen die op een belangrijk kruispunt in hun leven staan, of die zijn vastgelopen in het
onderwijs of in hun werksituatie. Het Dagelijks Bestaan werkt op het snijvlak van onderwijs,
re-integratie, zorg en hulpverlening. Het denken buiten de bestaande kaders heeft een
vernieuwend initiatief opgeleverd. Jongeren worden hier uitgedaagd om hun ondernemende
en creatieve vermogens te ontwikkelen. Zodoende ontdekken ze wie ze zijn en wat ze
willen. Er wordt toegewerkt naar een gegronde keuze voor een juiste vervolgopleiding of
werk. Stichting Het Dagelijks Bestaan is in 2012 gestart met De Sprong, een project dat deel
uitmaakt van het driejarige programma 'Kansen voor Jongeren' van het Oranjefonds. De
Sprong is een zes weken durend, intensief persoonlijk ontwikkelingsprogramma, waarin
jongeren van 17 tot 24 jaar in een veilige omgeving worden begeleid en ondersteund, zodat
ze in beweging komen en de draad van hun leven weer te pakken krijgen. De jongeren
worden na afronding van de trainingsweken nog minimaal 10 maanden begeleid door de
coach. Na een succesvol eerste Sprongtraject ging medio mei 2013 de tweede groep
jongeren van start.
Zozijn www.zozijn.nl
Voor: ZML-leerlingen cluster 3
Waar: Wilp Type: 3
Zozijn is een kindercentrum waar zorg leidend is en waar onderwijs - indien mogelijk -
wordt toegevoegd. De voorziening is opgezet door Zozijn en de Daniël de Brouwerschool
(ZML, cluster 3) voor leerlingen in de leeftijd van 4 tot 21 jaar met een verstandelijke
beperking en tevens moeilijk hanteerbaar gedrag.
Zozijn is bedoeld voor kinderen en jongeren die er nog niet aan toe zijn om voltijds naar
school te gaan, deels vanwege een ernstige, meervoudige beperking (EMB) en deels
vanwege complexe gedragsproblematiek. Al deze kinderen hebben een zeer intensieve
begeleiding nodig (een-op-een begeleiding), waardoor ze geen onderwijs kunnen volgen in
een ZML/MG-klas.
Sommige kinderen zullen mogelijk op termijn gebruik kunnen maken van het speciaal
onderwijs, al dan niet in deeltijd. Andere kinderen kunnen zich niet zelfstandig handhaven in
een klas in het speciaal onderwijs en blijven aangewezen op de ontwikkelingsgerichte
dagbesteding van Zozijn.
Zie ook de blauwdruk Zozijn op
www.onderwijsconsulenten.nl/publicaties/blauwdrukken.dot
-69-
4.3.3 Regio Midden (Utrecht, Flevoland)
Productief Leren www.productiefleren.nl
Voor: uitvallers uit VMBO en MBO
Waar: Gooi en Vechtstreek Type: 1
Om de uitval van jongeren uit HAVO, VMBO en MBO tegen te gaan hebben VO- en MBO-
scholen in de Gooi en Vechtstreek samen met het Regionaal Bureau Leerlingzaken dit
project opgezet.
De doelgroep bestaat uit jongeren die niet meer in het traditionele onderwijs terecht kunnen
of die zich daar niet meer thuisvoelen. De aanpak is gebaseerd op succesvolle ervaringen in
andere landen en gaat uit van het principe dat de jongere leert van de ervaringen die hij of zij
in praktijksituaties opdoet. De jongere kiest deze praktijksituaties zelf; vervolgens wordt met
de hulp van docenten, schoolbegeleider en praktijkbegeleiders een individueel
lesprogramma opgesteld, afgestemd op de doelen die de jongere wil bereiken.
Stichting Stoute Schoenen www.stouteschoenen.nl
Voor: autistische jongeren en jongeren met een aan autisme verwante stoornis in alle
leeftijdscategorieën.
Waar: Bilthoven/Nieuwegein Type: 3
Stoute Schoenen biedt vervangend onderwijs aan jongeren aan die (nog) geen (speciaal)
onderwijs kunnen volgen of die nog niet leerplichtig zijn.
Het vervangend onderwijs wordt op twee niveaus aangeboden: de startklas en de basisklas.
In de startklas wennen kinderen aan het bij elkaar zijn in een kleine groep. Zij doen werkjes
die voorbereiden op de stap naar onderwijs. De kinderen kunnen doorstromen naar de
basisklas waar zij voorbereid worden op het regulier of speciaal onderwijs.
De basisklas is geschikt voor kinderen met een ontheffing van de inschrijvingsplicht. Zij
krijgen in de basisklas in kleine groepjes les op maat. De focus ligt op het ontwikkelen van
sociaal-emotionele vaardigheden en weer 'leerbaar' worden. Het doel van de basisklas is om
kinderen, wanneer zij daar aan toe zijn, in te laten stromen in het regulier of speciaal
onderwijs. Er is plaats voor ongeveer 15 jongeren.
-70-
Het P.l.e.i.n der mogelijkheden http://hpdm.nl
Voor: kinderen en jongeren van 5 tot en met 18 jaar met autisme of een
ontwikkelingsstoornis
Waar: Amersfoort Type: 3
Het P.l.e.i.n der mogelijkheden is een zorginstelling. De visie komt tot uitdrukking in de
letters:
P. participeren in de samenleving
L. leeromgeving
E. eigen keuzes maken
I. individuele begeleiding
N. netwerken
Het P.l.e.i.n der mogelijkheden biedt verschillende vormen van zorg, waaronder het
onderwijsplein, begeleidingsplein, woonplein, puberplein en sportplein. Kenmerkend voor
het P.l.e.i.n der mogelijkheden is dat het kind centraal staat, waarbij met een open blik
gekeken wordt naar de mogelijkheden van het kind.
Het P.l.e.i.n ontvangt gelden van het SWV ('REC-gelden').
Timon Focus www.timon.nl/hulpaanbod/utrecht/focus-dagbehandeling-en-training
Voor: jongeren van 15 tot 25 jaar die ernstig vastlopen in onderwijs of werk
Waar: Odijk Type: 3
Timon Focus in Odijk biedt dagbehandeling, trainingen, verslavingszorg en therapie aan
jongeren die ernstig zijn vastgelopen. Naast de hulpverlening van Timon op locatie is hulp
in de thuissituatie mogelijk. In gesprekken met de jongere en eventueel zijn of haar ouders
of voogd wordt onderzocht wat het probleem is en hoe het aangepakt kan worden. Er wordt
ondersteuning geboden bij de terugkeer naar een geschikte opleiding of bij het vinden van
passend werk. Vervolgens wordt begeleiding aangeboden om de gevonden opleiding of baan
vast te houden.
De missie van Timon is jongeren, (jong)volwassenen en ouders te helpen bij problemen met
opvoeden en opgroeien op de weg naar zelfstandigheid en volwassenheid.
Timon Odijk is onderdeel van een brede organisatie voor jeugdzorg en
(jong)volwassenenzorg, met name werkzaam in de provincie Utrecht en de stadsregio's
Rotterdam en Amsterdam. Daarnaast heeft Timon begeleid-wonen-voorzieningen in de
vorm van woongroepen op diverse plaatsen in het land.
Timon werkt in de regio Utrecht onder meer nauw samen met regionale opleidingscentra en
met cluster 4-scholen.
De meeste jongeren die bij Timon Focus een traject volgen hebben een jeugdzorg- of
AWBZ-indicatie. Dit betekent dat het begeleidingstraject wordt gesubsidieerd.
-71-
4.3.4 Regio West (Noord-Holland, Zuid-Holland)
Transferium www.swvadam.nl/transferium
Voor: volledig leerplichtige leerlingen van 12 tot en met 15 jaar die van school zijn
gestuurd omdat ze niet meer te handhaven zijn, of die zelfs helemaal geen schoolplaats
hebben (bijvoorbeeld na detentie)
Waar: Amsterdam. Hier zijn 5 Transferia verdeeld over de stad Type: 1
Het Transferium is een voorziening van het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs
in Amsterdam. Het SWV VO is de opdrachtgever, en Altra is de uitvoerende organisatie.
In een Transferium krijgen de leerlingen in een groep van maximaal veertien leerlingen
dagelijks onderwijs. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan het gedrag en de
persoonlijke omstandigheden van de leerling, omdat daarin in de meeste gevallen de oorzaak
van de problemen ligt. Leerlingen blijven maximaal een half jaar op een Transferium. In
principe keren ze daarna terug naar het onderwijs.
Het OnderwijsSchakelLoket (OSL) www.swvadam.nl/onderwijsschakelloket
Voor: leerplichtige, maar moeilijk plaatsbare leerlingen
Waar: Amsterdam Type: 1
Het Onderwijsschakelloket (OSL) is een bovenschools loket ten behoeve van het voortgezet
onderwijs in Amsterdam. Het doel van het OSL is om meer leerlingen in het onderwijs te
houden en de toeleiding van moeilijk plaatsbare jongeren naar specifieke vormen van
onderwijs, zorg en arbeid beter te regelen. De scholen en ketenpartners (leerplicht,
jeugdzorg en justitie) kunnen leerlingen aanmelden die uitgevallen zijn of dreigen uit te
vallen.
Bureau Arbeidsparticipatie (BAP) www.bap.despinaker.nl
Voor: jongeren met ernstige gedragsproblematiek
Waar: Heerhugowaard Type: 1
De Spinaker in Alkmaar, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, richtte
in 2008 een centraal bureau op om leerlingen die uitvallen voor te bereiden op
maatschappelijk functioneren en duurzaam werk. Dit Bureau Arbeidsparticipatie (BAP) is
sinds 2011 een zelfstandige nevenvestiging van De Spinaker.
Niet de onderwijsorganisatie is bepalend voor het onderwijsprogramma, maar de
kernkwaliteiten van de leerling, zegt het BAP. Deze aanpak blijkt succesvol te zijn bij de
toeleiding naar arbeid, en biedt ook mogelijkheden voor (jongere) leerlingen met ernstige
gedragsproblematiek. Voor deze laatste doelgroep worden onderwijs/zorgtrajecten
georganiseerd, met een duidelijke en eenduidige aansturing en begeleiding. Elke leerling op
het BAP heeft één docent en één transitiecoach, soms verenigd in dezelfde persoon. Het
BAP is loketoverstijgend regievoerder voor iedere leerling.
De uitstroomprofielen zijn: vervolgonderwijs, arbeid, dagbesteding of een mengvorm
hiervan.
-72-
Big Picture - One Kid at a Time www.bigpicturenederland.nl
Voor: leerlingen met behoefte aan kleinschalig, geïndividualiseerd onderwijs
Waar: o.m. Papendrecht, Middelharnis (maar ook in Fl., Gld. en N-Br.) Type: 1
Big Picture is een van oorsprong Amerikaans concept en wordt in Nederland al op enkele
VO-scholen voor VMBO, HAVO en VWO toegepast. De kracht van deze methode is de
sterk geïndividualiseerde en kleinschalige vorm van onderwijs. Daardoor is de leeromgeving
veiliger, verzuimen leerlingen minder, zijn er minder uitvallers en is er een betere
doorstroming naar vervolgonderwijs.
Bij Big Picture worden verbindingen gelegd tussen de persoonlijke interesse van de leerling,
de maatschappij en het onderwijs-leerproces. Het talent en de passie van de leerling sturen
het leerproces. Het concept is zowel voor moeilijk lerende als voor hoogbegaafde leerlingen
bruikbaar.
Meer informatie via bovengenoemde website, of via
http://www.kpcgroep.nl/kpc-groep/diensten-abc/big-picture.aspx.
BITS! www.hetpassercollege.nl/bits.php
Voor: leerlingen met ASS en angststoornissen
Waar: Rotterdam Type: 1
Bijzonder Interventie Team Schoolgang (BITS!) is een project van het Passer College
(cluster 4) in Rotterdam in samenwerking met IVIO@School (individueel thuisonderwijs)
en de CED Groep (coaching en therapie). BITS! richt zich op leerlingen met ASS en
angstgerelateerde schoolweigering. Thuiszittende leerlingen krijgen een onderwijsaanbod en
therapeutische ondersteuning. Er wordt gewerkt aan het zelfvertrouwen en de leerling leert
stap voor stap weer te functioneren in een klas.
BITS! biedt aan ook andere scholen in het land te helpen met het opzetten van een
vergelijkbare voorziening.
eSKeeB http://keerpuntalkmaar.nl
Voor: jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 16 jaar die door verschillende oorzaken
het onderwijs dreigen te verlaten
Waar: Alkmaar Type: 1
eSKeeB komt voort uit de samenwerking tussen het BAP (Bureau Arbeidsparticipatie,
Heerhugowaard) en de Reboundvoorziening Keerpunt (Alkmaar). eSKeeB biedt leerlingen
een programma aan van onderwijs (AKA MBO1) en hulpverlening. De samenstelling van
het arrangement en de leslocatie worden bepaald tijdens het intakegesprek. Het onderwijs
wordt gegeven in klein groepsverband op de locatie Keerpunt. Als dit nog niet mogelijk is,
wordt er op het BAP individueel gestart en naar groepsverband toegewerkt. Diverse
praktische competenties worden tijdens de stage aangeleerd onder begeleiding van een
stagecoach van het BAP. De stagecoach helpt bij het vinden van een stageplaats en begeleidt
de leerling bij het verder ontwikkelen van zijn competenties op de werkvloer.
Schoolmaatschappelijk werkers begeleiden de ouders bij dit traject.
-73-
Project GO! http://www.projectgo.nl
Voor: voortijdig schoolverlaters t/m 23 jaar
Waar: Zaanstad Type: 1
Project GO!, onderdeel van ROC TOP, is ontwikkeld voor en door scholen, in nauwe
samenwerking met leerplichtambtenaren uit diverse gemeenten. Bij Project GO! kunnen
leerlingen een erkend ROC TOP MBO-diploma halen of erkende certificaten. Het diploma
of de certificaten geven recht op vrijstellingen bij andere MBO-instellingen. Project GO!
neemt leerlingen op die voortijdig de school hebben verlaten of die HAVO-, Atheneum- of
Gymnasium-onderwijs volgen en erachter komen dat een MBO-opleiding meer bij hen past.
Deze leerlingen kunnen op elk moment in het schooljaar instromen. Na aanmelding volgt
een intakeprocedure en wordt een plan van aanpak op maat opgesteld. Uitgangspunt van het
plan is het bepalen van een geschikte en erkende beroepsopleiding, eventueel aangevuld met
intensieve zorgbegeleiding, specifiek gericht op de individuele leerling.
Netwerkschool www.swvadam.nl/netwerkschool
Voor: leerlingen (vanaf 15 jaar) die tijdens hun VO schoolloopbaan zijn uitgevallen of
dreigen uit te vallen, die na hun VO schoolloopbaan geen startkwalificatie zullen of
kunnen halen of die thuiszitten zonder startkwalificatie en wel in staat zijn om te
werken
Waar: Amsterdam Type: 2
De netwerkschool is een gemeenschappelijk initiatief van onderwijs, leerplicht, DWI en
jeugdzorg met als doel: een baan voor jongeren zonder startkwalificatie. Niet alle leerlingen
passen in een schoolse omgeving. En niet alle leerlingen zijn in staat om een
startkwalificatie te halen. Via de netwerkschool kunnen leerlingen in passende trajecten
geplaatst worden. De mogelijkheden hiervoor zijn divers:
- School2Work: werkervaringstraject in de richtingen stratenmaker, dakdekken, timmeren,
metselen, metaalbewerking, werken in het groen, horeca en facilitaire dienstverlening.
- Goed Gemaakt: werkervaringsplaatsen in de richtingen houtbewerking, schilderen,
mozaïek en textiel.
- Fietswerkplaats: werkervaringsplaats richting fietsenmaker en (fiets)assemblage.
- A10: dit traject heeft als doel om weer terug te keren naar het onderwijs. Op maat
gesneden met veel extra begeleiding.
- Jongeren Doen: werkervaringsplaatsen (hiervoor moet een leerling op school worden
uitgeschreven of geen schooleigenaar hebben).
- Trajecten naar een betaalde baan met een jobcoach.
-74-
School2Care www.swvadam.nl/school2care
Voor: leerlingen met complexe problemen van 12 tot 17 jaar
Waar: Amsterdam Type: 2
School2Care is een gezamenlijk initiatief van Altra, Esprit Scholen, Spirit en het
Samenwerkingsverband Amsterdam. Het initiatief is ontstaan vanuit de wens gezamenlijk
op te trekken bij leerlingen met complexe problemen.
Bij School2Care maken Amsterdamse jongeren die thuis en op school veel problemen
hebben een nieuwe start. Een coach helpt ze om de draad weer op te pakken. Ze volgen
lessen in een kleine klas, totdat ze terug kunnen naar hun oude of een andere school. De
coach ondersteunt ook hun ouders zodat er thuis meer rust komt. Verder stimuleert
School2Care leerlingen in hun vrije tijd positieve bezigheden te vinden, bijvoorbeeld
sporten of een bijbaantje. School2Care is het hele jaar open, ook in de vakanties. Er is plaats
voor 50 jongeren.
(S)TOP www.swvadam.nl/stop
Voor: leerlingen die vanwege gedragsproblemen en/of leerproblematiek dreigen uit te
vallen of niet langer in de klas kunnen functioneren
Waar: Amsterdam Type: 2
(S)TOP biedt opvang aan in speciale klassen van vier VO-scholen. Het programma omvat
onderwijs en - in samenwerking met Altra - jeugdzorg.
De leerlingen krijgen les in een klas op school waar leerkrachten van school en een
begeleider van Altra (STOP-mentor) samenwerken. Gedurende een periode (time-out) van
maximaal drie maanden wordt hulp geboden om het gedrag van de jeugdige te verbeteren en
om in kaart te brengen of extra hulp nodig is. Het primaire doel is terugplaatsing in de klas
van herkomst of plaatsing in een andere klas van de school. In sommige gevallen is
doorverwijzing naar een andere school en/of hulpverlening elders noodzakelijk. De
leerlingen blijven onder de verantwoordelijkheid van de mentor en leerlingbegeleider vallen,
die zorgen dat de leerlingen geen leerachterstand (proefwerken) oplopen.
-75-
4.3.5 Regio Zuid (Zeeland, Noord-Brabant, Limburg)
Centrum voor Creatief Leren (CCL) http://centrumvoorcreatiefleren.nl
Voor: jongeren met een hoog ontwikkelingspotentieel die zijn uitgevallen uit of dreigen
vast te lopen in het regulier onderwijs
Waar: Sterksel Type: 1
De Stichting Centrum voor Creatief Leren is een particulier initiatief waarbij onderwijs aan
en zorg voor (hoog)begaafde kinderen gecombineerd worden. Het CCL richt zich in eerste
instantie op (hoog)begaafde kinderen die zijn uitgevallen uit het onderwijs, maar het is ook
een informatiecentrum voor begeleiders.
Zodra blijkt dat de leerling weer zelfstandiger kan leren en er een aanvullende
onderwijsbehoefte blijft bestaan, maar er tevens nog een kwetsbaarheid is die de
behandeling of begeleiding door CCL nodig maakt, biedt CCL gespecialiseerd vakgericht
onderwijs aan. Hierin worden de leerlingen voorbereid op het behalen van deelcertificaten of
het behalen van een toelatingsexamen. De specialisatie zit erin dat docenten en leerlingen
creatief moeten omgaan met de stof om de motivatie te behouden. (Door de specifieke
talenten van de leerlingen kan de stof vaak niet aangeboden worden volgens de geldende
onderwijskundige methodieken.) Deels is het aanbod er ook op gericht om de leerling in een
situatie te brengen waarin hij zich moet aanpassen aan de methodiek.
CCL beoogt de leerlingen weer terug te leiden naar reguliere onderwijsvormen, bijvoorbeeld
naar een geschikte MBO- of HBO-opleiding, of naar het VAVO.
Het CCL is een GGZ-instelling. Bekostiging kan zowel plaatsvinden vanuit een PGB als een
DBC (via de zorgverzekeraar).
Intensieve Daghulp www.combinatiejeugdzorg.nl
Voor: jongeren met ernstige gedragsproblemen
Waar: Eindhoven Type: 2
Intensieve Daghulp richt zich op jongeren met ernstige gedragsproblemen die vaak op
school zijn uitgevallen. Het is een voorziening van Combinatie Jeugdzorg in Eindhoven, in
nauwe samenwerking met instellingen als GGzE, Lumens, Novadic, Neos en Salto
onderwijs.
Het programma bestaat onder meer uit jeugdzorg, onderwijs en werkvoorbereiding. Doel is
de jongeren weer optimaal te integreren in de maatschappij.
-76-
Pubers in de knel www.herlaarhof.nl
Voor: jongeren tussen 12 en 18 jaar met gedrags- en/of psychische problemen
Waar: Vught (regio Den Bosch /de Meierij) en Veldhoven (regio Eindhoven) Type: 2
Het project is bedoeld voor jongeren die in de hulpverlening zijn vastgelopen en die
ongemotiveerd zijn voor hulpverlening. Het gaat om jongeren die al langere tijd niet meer
naar school willen, die problemen hebben om de dag te beginnen en op bed blijven liggen,
die moeite hebben om contact te maken of die vaak conflicten hebben. Het betreft doorgaans
jongeren met signalen die mogelijk verwijzen naar ADHD, autisme, een emotioneel
probleem of een leerstoornis.
Pubers in de knel wordt uitgevoerd door sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen en
ambulant hulpverleners van Herlaarhof. Medewerkers van Pubers in de Knel werken nauw
samen met Centra voor Jeugd en Gezin, scholen in het voortgezet onderwijs, huisartsen en
GGD jeugdartsen.
Pubers in de knel wordt gefinancierd door de gemeenten in de regio Eindhoven en de
gemeenten van SWV VO de Meierij in Den Bosch.
Return! http://www.dezwengel.nl
Voor: thuiszittende leerlingen in de leerplichtige leeftijd
Waar: De Zwengel in Veldhoven in samenwerking met Herlaarlof Type: 2
SO/VSO De Zwengel, locatie Veldhoven, biedt het regionale onderwijsveld omgeving
Eindhoven met ingang van het schooljaar 2012/2013 het programma Return! aan.
Het belangrijkste doel is leerplichtige, thuiszittende kinderen en jongeren te motiveren voor
en te begeleiden naar een situatie waarin zij weer optimaal kunnen profiteren van onderwijs.
Inzet is in eerste instantie terugkeer naar de eigen school. De drempels die tot
schoolweigering kunnen leiden, worden zo veel mogelijk weggenomen. Mocht terugkeer
niet mogelijk zijn, dan richt men zich op het beste alternatief, bijvoorbeeld een andere
onderwijsomgeving of een plek op de arbeidsmarkt. Voor ieder kind en iedere jongere is er
een plan waarin diverse soorten van hulp en zorg mogelijk zijn.
Scholen kunnen dit programma voor thuiszittende leerlingen inkopen bij De Zwengel. Bij de
intake stelt De Zwengel samen met de aanmeldende school, de ouders en eventueel
betrokken hulpverleners vast wat er in ieder geval tijdens de looptijd van het programma
nodig is aan hulpverlening en zorg voor de leerling. De Zwengel kan voor hulpverlening en
zorg desgewenst ook een beroep doen op het programma 'Pubers in de knel' van Herlaarhof
(zie hierboven). De programma's Return! en Pubers in de knel kennen geen wachttijd.
Binnen twee weken na aanmelding start een daartoe gespecialiseerde leraar van De Zwengel
het begeleidingstraject met de leerling, meestal eerst via 'thuisonderwijs'. Zo snel als
mogelijk wordt de overstap gemaakt naar school.
-77-
Bureau Zorgokee www.zorgokee.nl
Voor: thuiszittende jongeren van 6 tot 23 jaar met autisme of aanverwante stoornissen,
ADHD en/of een licht verstandelijke beperking
Waar: Sint-Oedenrode Type: 2
Stichting Zorgokee is een zorgbureau dat ondersteuning en begeleiding biedt aan kinderen,
jongeren en (jong)volwassenen met een autismespectrumstoornis, ADHD en/of een licht
verstandelijke beperking.
In samenwerking met De Zwengel, een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en
onderdeel van Herlaarhof, is een onderwijs/zorgtraject gestart voor kinderen en jongeren die
uit het huidige onderwijssysteem (dreigen te) vallen, en die vervolgens zonder enig
perspectief thuis komen te zitten. Door de kennis en expertise op het gebied van zorg en
onderwijs te bundelen wordt voor deze doelgroep op de locatie de Donkershoeve in St.-
Oedenrode een passend aanbod gecreëerd dat aansluit op de mogelijkheden en behoeften
van de leerlingen.
ViaFelix www.viafelix.nl
Voor: jongeren zonder opleiding of werk
Waar: Eindhoven Type: 3
Onder het motto 'samen sterk in motiveren naar werken en leren' biedt ViaFelix intensieve,
competentiegerichte en perspectief biedende daginvulling op maat voor jongeren vanaf 15
jaar in Eindhoven.
Het gaat om jongeren die om verschillende redenen geen opleiding volgen of geen werk
hebben en die zijn vastgelopen. ViaFelix vindt dat 'iedere jongere recht heeft op kansen en
mogelijkheden, ook jongeren die in het verleden al een aantal kansen en mogelijkheden
hebben laten liggen'.
Deelnemers kunnen worden aangemeld door jeugdzorginstellingen, Bureau Jeugdzorg,
justitie, veiligheidshuizen, gemeenten, GGZ- en onderwijsinstellingen.
Er wordt gewerkt met individuele dagroosters. Onderdelen daarvan kunnen zijn: studeren in
de klas, werken, sporten, creatieve activiteiten en individuele gesprekken. Doel is de
jongeren weer naar onderwijs of werk te leiden.
-78-
Stichting Ambachtscarrousel/Werkplaats Edelhout www.edelhout.nl
Voor: voortijdig schoolverlaters
Waar: Helmond Type: 3
Stichting Ambachtscarrousel (SAC) houdt zich sinds 2007 bezig met het opvangen en zo
mogelijk terugleiden naar onderwijs van voortijdig schoolverlaters en drop-outs. Het gaat
om leerlingen uit het voortgezet onderwijs die zich agressief gedragen, niet gemotiveerd
zijn, regelmatig spijbelen, etc. Vaak spelen sociaal-emotionele problemen en is het gevoel
van eigenwaarde weg. De leerling moet de tijd krijgen om tot bezinning te komen.
Scholen kunnen leerlingen verwijzen naar Werkplaats Edelhout van SAC. In Werkplaats
Edelhout krijgen de jongeren specifieke begeleiding. Gemiddeld duurt het verblijf bij
Werkplaats Edelhout drie maanden. Meestal gaat de leerling daarna weer naar de
oorspronkelijke school. Dat kan ook voor één dag per week zijn. De overige dagen is hij of
zij dan bij Werkplaats Edelhout, gedurende maximaal één jaar. Nadat leerlingen weer zijn
gestart op school kan nog ca. drie maanden nazorg worden geboden.
Kentalis Dagbehandeling voor jongeren met autisme (DBA) www.kentalis.nl
Voor: jongeren van 12 tot 21 jaar met ASS die vastgelopen zijn (of dreigen vast te
lopen) op school
Waar: Eindhoven Type: 3
Voor jongeren van 12 tot 21 jaar, functionerend op VMBO-t, HAVO- of VWO-niveau, die
niet in staat zijn om op dit moment regulier VO of VSO te volgen, heeft Kentalis in
Eindhoven speciale dagbehandelingsgroepen. De behandeling is tijdelijk van aard met de
bedoeling de jongeren weer terug te laten keren naar een onderwijsvoorziening. (De
voorziening is ook beschikbaar voor jongeren met ASS die dreigen uit te vallen, maar voor
wie met een goede begeleiding schooluitval voorkomen kan worden.)
Doel is allereerst om de jongere weer in zijn ritme te laten komen. Daarnaast leert hij
vaardigheden die nodig zijn om terug te kunnen keren naar school of naar werk. Ook
behoort psycho-educatie tot de mogelijkheden.
De begeleiders gaan uit van de individuele hulpvraag van de jongere. Motivatie van de
jongere én het gezin is heel belangrijk. Dagbehandeling bestaat uit twee fasen: de
observatiefase en de behandelfase. In beide fasen zijn individuele en groepsgerichte
behandeling en coaching mogelijk, mits de jongere hiertoe in staat is. Structuur en regelmaat
zijn belangrijke aspecten in de dagbehandeling.
De maximale verblijfsduur is 21 maanden met daarna nog 3 maanden nazorg.
-79-
Stichting YouRULE!! http://stichtingyourule.nl/dagbesteding
Voor: jongeren vanaf 13 jaar die (tijdelijk) niet naar school kunnen
Waar: Eindhoven (in enkele wijken) Type: 3
Stichting YouRULE!! biedt dagbestedingsprogramma’s op maat aan voor leerplichtige
jongeren voor wie regulier onderwijs (tijdelijk) niet mogelijk is. YouRULE!! is tevens een
uitkomst voor jongeren die door hun gedrag niet meer binnen andere speciale vormen van
onderwijs of dagbesteding kunnen functioneren.
De YouRULE!!-methodiek is uitermate geschikt voor jongeren met:
• Agressieproblemen
• Faalangst / gebrek aan zelfvertrouwen
• Autoriteitsproblemen
• Stemmingsproblemen
• Motivatieproblemen
• Problemen op het gebied van communicatieve en sociale vaardigheden
• Verslavingsproblemen
• Gedragsstoornissen
• Licht verstandelijke beperking
Het programma richt zich in de eerste fase voornamelijk op het bewust maken en vervolgens
verbeteren van gedrag vanuit intrinsieke motivatie. In kleine, overzichtelijke groepjes (of,
indien nodig, eerst een-op-een) wordt methodisch opgebouwd gewerkt aan de basis:
verbetering van structuur en dagritme, hygiëne en persoonlijke verzorging, fysieke fitheid,
mentale weerbaarheid en sociale vaardigheden.
Tijdens de tweede fase wordt de jongere door middel van verschillende opdrachten, testen
en workshops bewust gemaakt van eigen kwaliteiten, valkuilen, talenten en passies.
Vervolgens gaat de jongere op zoek naar een passend toekomstdoel in de vorm van
opleiding of werk.
De laatste fase richt zich op het verbeteren van de verschillende competenties die nodig zijn
om het zelf gekozen toekomstdoel te behalen. De jongere is gemotiveerd en klaar om uit te
stromen.
Voor iedere jongere wordt een specifiek programma geschreven aan de hand van samen met
de jongere gestelde, duidelijk geformuleerde doelen en meetbare resultaten. De intensiteit
van een dagbestedingsprogramma kan variëren van twee tot vijf dagen per week.
De duur en kosten van een programma kunnen per jongere verschillen en zijn afhankelijk
van de hulpvraag en problematiek.
Deelname aan het dagbestedingsprogramma van YouRULE!! behoeft vooraf goedkeuring
van de afdeling leerplicht van de gemeente.
-80-
4.3.6 Overzicht van overige voorzieningen
De voorzieningen zijn ingedeeld naar regio: en naar type:
A = alle regio's, 1 = onderwijs is leidend
N = noord (Groningen, Friesland, Drenthe) 2 = combinatie onderwijs en zorg/behandeling
O = oost (Overijssel, Gelderland) 3 = zorg is leidend
M = midden (Utrecht, Flevoland)
W = west (Noord-Holland, Zuid-Holland)
Z = zuid (Zeeland, Noord-Brabant, Limburg)
Regio Type
Naam Meer informatie op Korte toelichting
A 2
Terra Next, Eelde, maar werkt landelijk
www.terranext.nl Werkend leren
A
2
De Werkschool,
door heel Nederland
www.werkscholen.nl Werkend leren
A 2
Soma College, Harderwijk, maar werkt landelijk
www.soma-college.nl Werkend leren
N 1
de Wingerd ZML, Groningen
http://wingerdzml.nl SamenScholen, samenwerking met PRO De Bolster
N 1
Prins Johan Friso Mytylschool, Haren
www.pjfharen.nl SamenScholen, samenwerking met PRO De Bolster
N 1
VSO De Atlas, Emmen, Hoogeveen, Assen
www.renn4.nl Leerlingen met gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek
N 1
SO/VSO De Zwaai, Drachten
www.renn4.nl/?page_id=451 Op de Rails
N 1
Sluisgroep, Drachten, Leeuwarden
http://sluisgroepinfo.nl Rebound observatie: advies formuleren richting scholing/arbeid/hulpverlening. Rebound individueel traject: als
terugkeer naar school niet direct een optie is
N 1
SO De Caleidoscoop, Leeuwarden
www.renn4-decaleidoscoop.nl Op de Rails
N 1
VSO Leeuwarden, Leeuwarden
www.renn4.nl/?page_id=386W Leerlingen met gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek
-81-
Regio Type
Naam Meer informatie op Korte toelichting
N 1
SO/VSO de Witakker, Rijs
www.renn4.nl/?page_id=475 Leerlingen met gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek + SO ITB in Bolsward in samenwerking met Therapeutische Gezinshuizen Stichting Jeugdhulp Friesland. Op MOD (Medisch
Orthopedagogische Dagbehandeling) De Reinbôge te Sneek zorgt de Witakker i.s.m. Stichting Jeugdhulp Friesland voor het onderwijs
N 1
Drenthe College, Assen, Hoogeveen, Emmen, Hardenberg, Ruinen, Meppel
www.drenthecollege.nl Van VO naar MBO
N 2
Plusvoorziening, Groningen
www.vsvgroningen.nl Van VO naar MBO
O 1
Vester College, Ede
www.vestercollege.nl
Speciale groepen voor vastgelopen ZMOLK'ers VSO/SO
O 1
Hoenderloo College, Hoenderloo
www.hoenderloo-groep.nl/Jongeren.aspx
Behandeling en onderwijs, projectgroep leren op afstand
O 2
Attendiz, Assen, Hengelo
www.attendiz.nl/scholen
(V)SO en dienstverlening van A tot Z aan kinderen met een extra zorgvraag in Twente en de Achterhoek
M 1
ROC op maat, Amsterdam
http://www.rocva.nl (zoek op ROC op Maat)
Beroepsonderwijs voor leerlingen van 16 tot 23 jaar zonder VMBO-diploma
M 1
Amsterdamse Plus, Amsterdam
www.pluskracht.nl/amsterdamse-plus-kleinschalig-en-persoonlijk
Kleinschalig MBO, ca. 200 leerlingen, 2 locaties. Leerlingen kunnen hier in rustige en gestructureerde omgeving MBO 1 of 2 diploma halen
M 1
Moet Project, Amsterdam
www.rocva.nl (zoek op MOET! ) Opleiding op maat naar MBO-2 niveau voor leerlingen zonder VMBO-diploma
M 2
Altra College de Bascule intern,
Amsterdam
www.swvadam.nl/bascule-intern
Hulpverleningstraject (vaak laatste optie), afdeling crisisopname en
plaatsbekostigd onderwijs
-82-
Regio Type
Naam Meer informatie op Korte toelichting
M
School2Work, Amsterdam67
www.herstelling.nl/deelnemers/schoolfort
Nieuw perspectief op school (AKA-1) of andere opleiding, voor scholieren die dreigen uit te vallen. Deelnemers werken onder werkmeesters bij verschillende (herstel)werkzaamheden en leren
een vak
W
1
Koers-VO,
Rotterdam
www.koers-vo.nl Twinning: bij verwijdering nemen
scholen leerlingen van elkaar over
W 1
PI De Strandwacht, Den Haag e.o.
www.destrandwacht.nl Observatievoorziening MKD 4-7 jaar
W 1
SO Eerste Ned. Buitenschool, Den Haag
www.eerstenederlandsebuitenschool.nl Junior-Herstart, Op de Rails
W 1
Het Passer College, Rotterdam
www.hetpassercollege.nl Voor leerlingen met autisme, schoolangst
W 1
Regsam: Regionaal SWV VO-SVO Zoetermeer
www.icoz.nl Voor leerlingen in het VO die meer zorg nodig hebben. Twinning: bij verwijdering nemen scholen leerlingen van elkaar over
W 1
SO De Opperd, Rijswijk
www.opperd.nl Junior-Herstart, Op de Rails
W 2
St. Jeugdformaat, Den Haag e.o.
www.jeugdformaat.nl Samenwerking met SO de Parachute van de Leo Kanner
Onderwijsgroep
W
2
SO De Parachute,
Zoetermeer
www.leokanner.nl/Locaties/DeParachute
SO.aspx
Kleine groepen, extra
jeugdzorgmedewerkers (van Jeugdformaat)
W 2
De Jutters, Den Haag en omgeving
www.dejutters.com Voor leerlingen met schoolangst, angstproblemen
W 2
SO Orion, Leiderdorp
www.ozc-orion.nl/orion/index.asp Ondersteuning van Cardea jeugdzorg
W 2
Yulius, Dordrecht en omgeving
www.yulius.nl Voor leerlingen met schoolangst, angstproblemen
67 Is een werkervaringstraject voor beroepen in de bouw en techniek.
-83-
Regio Type
Naam Meer informatie op Korte toelichting
W 3
VSO Zefier, Den Haag
www.pleysier.nl/zefier Individuele leertrajecten op maat (1 jaar), eventueel met behandeling
W 3
Curium-LUMC, Oegstgeest en Gouda
www.curium-lumc.nl Dagbehandeling/klinische opname + deeltijdonderwijs op Leo Kanner School
Z 1
Scholengemeenschap de Brouwerij, Ede Oosterbeek en Zetten
www.sgmbrouwerij.nl Voor leerlingen met psychiatrische en/of gedragsproblemen
Z 1
Kristallis, Nijmegen www.kristallis.nl VSO voor leerlingen met internaliserende en externaliserende problematiek, verdeeld over verschillende locaties. Alle niveaus van HAVO tot AKA i.s.m. ROC
Z 1
SWV VO-ROC, Nijmegen e.o.
www.flexcollege.mpw.nl Flexcollege voor leerlingen zonder indicatie, die door
handelingsverlegenheid van regulier VO doorverwezen worden
Z 1
SWV VO-ROC, Nijmegen e.o.
www.flexcollege.mpw.nl Huiskameronderwijs voor leerlingen met schoolangst i.s.m. Bots begeleiding
Z 2
Entréa, Nijmegen/Ubbergen
www.entrea.nl Onderwijs, Jeugdzorg en Onderzoek (P.I.)
Z 2
Impegno www.impegno.nl
Impegno biedt thuiszittende jongeren vanaf 16 jaar individuele
begeleiding, een dagprogramma en toeleiding naar onderwijs
Z 3
Bureau Koning, Uden
www.bureaukoning.nl Educatieve crisisopvang
Z 3
Bureau3o, Rosmalen
www.buro3o.com Voor jongeren met ADHD, ASS en psychosociale problematiek
-84-
Regio Type
Naam Meer informatie op Korte toelichting
Z 3
Yes We Can Clinics, Eindhoven
www.yeswecanclinics.nl Gespecialiseerde jeugd-GGZ voor behandeling van jongeren met complexe gedragsstoornissen, gedragsproblemen en bijkomende verslavingen
Z 3
Bureau D’n Hoef, Lierop
www.dnhoef.nl/organisatie/pedagogisch-centrum.nl
Zorgboerderij/pedagogisch centrum voor jongeren van 4 tot 16 jaar met sociaal-emotionele
problemen en ontwikkelingsstoornissen
Z 3
Stichting OOK Begeleiding, specialist in autisme, Geldrop, regio Eindhoven
www.autisme-centrum.nl Voor thuiszitters PO/VO met autisme of aanverwante stoornissen. Verschillende vormen van begeleiding
Z 3
Bijzonder Jeugdwerk Brabant (BJB), Deurne, Helmond en regio
www.bjbrabant.nl Voor kinderen en jongeren van 0 tot 23 en hun ouders. Gespecialiseerd in complexe (psychiatrische) gedragsproblemen.
Bijna 30 hulpvormen waaronder zorgboerderij Milheeze
Z 3
Bureau JMEZ (Je mag er zijn), Duizel
www.jmez.nl Voor kinderen van 7 tot 15 jaar met autisme of aanverwante stoornissen of ADHD. Men biedt onder meer dagbesteding
Z 3
Motorcycle Support Nederland, Goirle
www.motorcyclesupport.nl Kleinschalig, opleiding in de motorwerkplaats, professionele begeleiding, voor jongeren met lichte beperkingen.
-85-
5. BELEMMERINGEN BIJ OPLOSSINGEN VOOR DE DOELGROEP
Onderwijs/zorgarrangementen voor moeilijk plaatsbare leerlingen richten zich op de
specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoeften in minimaal twee leefmilieus, waaronder
onderwijs. Het gaat om een arrangement waarin onderwijs en één (of meerdere)
zorgpartner(s) samenwerken in de uitvoering, op basis van één kind, één gezin, één plan.
Doel is door deze gecombineerde inzet, vormgegeven in een samenhangende aanpak voor
school, vrije tijd en thuis, onderwijsdeelname mogelijk te maken dan wel te behouden, met
als uitgangspunt de ondersteuningsbehoefte van de leerling (of doelgroep).
Zoals ook uit deze werkwijzer blijkt, spannen velen zich in om te voorkomen dat kinderen
en jongeren uit het onderwijs uitvallen en thuiszitter worden. Zowel in het onderwijs als bij
zorginstellingen is er een omvangrijk aanbod van ondersteuningsmogelijkheden.
Toch is gebleken dat deze twee instituten niet als vanzelfsprekend een gezamenlijk
onderwijs/zorgaanbod kunnen ontwikkelen voor moeilijk plaatsbare jongeren.
Onderwijs- en zorginstellingen die toewerken naar passende arrangementen kunnen op
velerlei gebied barrières en belemmeringen ervaren. Intern, maar ook extern. De externe
knelpunten zijn vaak het minst gemakkelijk op te lossen, want moeilijk(er) beïnvloedbaar.
Jeugdigen die naast het reguliere (speciale) onderwijsaanbod extra ondersteuning nodig
hebben, dreigen als gevolg van deze knelpunten tussen wal en schip te vallen.
Voor zover de informatie beschikbaar is staan specifieke knelpunten van de in deze
werkwijzer beschreven voorzieningen voor moeilijk plaatsbare jongeren in de betreffende
hoofdstukken vermeld. Een aantal belemmeringen wordt echter algemeen onderkend. De
belangrijkste daarvan komen in dit hoofdstuk aan de orde.
Belemmeringen rond bekostiging en indicatie
Geen financiering van onderwijs buiten een erkend schoolgebouw
Er zijn leerlingen die in staat zijn onderwijs te volgen, maar die dat niet op een
schoollocatie kunnen. Leerlingen die buiten een officiële onderwijslocatie (met BRIN-
nummer) les krijgen, ontvangen geen onderwijsfinanciering. Dit betekent bijvoorbeeld, dat
er geen (deeltijd)onderwijs in een zorginstelling gegeven mag worden. Voor de kinderen
die in zo'n instelling wonen, maar die wel onderwijs zouden kunnen volgen, zal dus
noodzakelijkerwijs een ontheffing van de inschrijvingsplicht aangevraagd moeten worden.
Dit sluit niet aan bij het recht van deze leerlingen op onderwijs.
OC+-projecten hebben bewezen dat oplossingen mogelijk zijn als barrières geslecht
worden. Voor een leerling kan de situatie gelden dat zorg leidend is, terwijl onderwijs wel
mogelijk is. Dan zou moeten gelden: als het kind niet naar het onderwijs kan komen, komt
het onderwijs naar het kind. Onderwijs schuift aan, praat mee, beslist mee en zo is sprake
van gedeelde verantwoordelijkheid. Het aanbod voor het kind kan geheel op maat worden
-86-
gemaakt: wat zijn de mogelijkheden op dit moment, in deze regio? Wat heeft het kind nú
nodig aan huisvesting, aanbod en expertise, hoe ziet het ontwikkelingsperspectief eruit, wat
is de ondersteuningsbehoefte en hoe kunnen partijen in de regio gezamenlijk een oplossing
voor dit kind bedenken en aanbieden?
Samenwerkingspartners zouden hierover afspraken moeten maken en om de paar maanden
moeten afstemmen of de ingeslagen weg nog de goede is. Het recht op onderwijs wordt dan
vertaald naar participatie en bemoeienis van het onderwijs. Overigens kan ontheffing van
de inschrijvingsplicht dan nog wel nodig zijn.
Geen gelijktijdige financieringsstromen onderwijs en AWBZ
Het is niet mogelijk om gelijktijdig onderwijsfinanciering en AWBZ-financiering te
ontvangen voor dezelfde dagdelen, terwijl dat wel nodig is voor leerlingen met zeer
complexe ondersteuningsvragen op het gebied van zorg en (zeer) speciaal onderwijs. Er kan
wel een indicatie dagbesteding afgegeven worden voor die dagdelen, waarop leerlingen niet
in het onderwijs verblijven.68
In de huidige situatie is onderwijs voorliggend op de AWBZ. De keuze is: óf speciaal
onderwijs, óf AWBZ; het is nooit én, én. Vanuit de richtlijn 'Afbakening en reikwijdte
AWBZ en onderwijs' kan AWBZ-zorg wel in de vorm van persoonlijke verzorging,
verpleging en begeleiding op school worden ingezet. Onder voorwaarden kan ook een
beroep worden gedaan op de compensatieregeling. Deze regeling bestaat tot augustus 2014,
wanneer Passend onderwijs ingaat. De middelen worden vanaf dat moment opgenomen in
het zorgbudget van de samenwerkingsverbanden.
Soms lukt het wel verschillende budgetten te combineren, bijvoorbeeld bij de Werkschool.
Ook een voorziening voor ernstig meervoudig beperkte kinderen is erin geslaagd extra
financiën vanuit de zorgverzekering te verkrijgen op basis van een 'Overeenkomst
experimenteren met nieuwe zorgprestatie'. Vanaf 2015 loopt de financiering via de
gemeente (Jeugdwet of WMO als de leerling ouder is dan 18 jaar) of de zorgverzekering.
Verschillende financieringsstromen, verschillende indicatietrajecten
De financieringsstromen van onderwijs en zorg (CvI-indicatie, CIZ-indicatie, AWBZ-
maatregel en Participatiewet) zijn nu niet op elkaar afgestemd. Ze hebben eigen
indicatietrajecten, hanteren uiteenlopende indicatiecriteria en werken niet integraal. De
bureaucratie zorgt voor veel onduidelijkheid voor leerlingen, ouders, scholen en
zorgpartners. De wet- en regelgeving omtrent onderwijs en zorg zou effectiever en
efficiënter georganiseerd mogen worden!
68 Het College van Zorgverzekeringen heeft in februari 2012 een uitspraak gedaan op een bezwaar dat
onderwijs niet voorliggend is voor die dagdelen waarop geen onderwijs wordt gevolgd en
begeleiding in groepsverband kan worden geïndiceerd. Deze uitspraak betekent echter niet dat het CIZ zich hieraan hoeft te houden.
-87-
Er gaat al wel het een en ander veranderen, in augustus 2014, bij de invoering van Passend
onderwijs. De CvI-indicatiestelling komt te vervallen. Daarnaast vindt in 2015 de transitie
van de jeugdzorg van provincies naar gemeenten plaats. Deze decentralisatie van jeugdzorg
en AWBZ heeft gevolgen voor de extra ondersteuning en zorg die kinderen in het onderwijs
kunnen krijgen.69
Deze stelselwijzigingen hebben raakvlakken. Gemeenten en samenwerkingsverbanden zijn
volgens de Wet Passend onderwijs en de Jeugdwet verplicht om op overeenstemming
gericht overleg (OOGO) te voeren over het ondersteuningsplan van het
samenwerkingsverband en het beleidsplan van de gemeente. In dit overleg kunnen ze
algemene afspraken maken over de inzet van extra begeleiding en persoonlijke verzorging
op school. Ze bespreken in het OOGO geen individuele casussen; die moeten scholen en
gemeenten daarna afstemmen.
Inmiddels is duidelijk waar welke middelen naar toe gaan. De SWV'en hebben nu inzicht in
de bedragen die zij straks ontvangen. SWV'en en de daaronder vallende scholen maken met
elkaar afspraken over de wijze waarop de middelen worden ingezet.
Het betreft vaste, niet geoormerkte bedragen per leerling, waar heel veel uit gedaan moet
worden, met eventueel een toekenning voor lichte of zware zorg. Het is belangrijk dat het
speciaal onderwijs aan de samenwerkingsverbanden toont waar en hoe de middelen nu
worden ingezet (autisme, AWBZ-compensatie enz.). Er zijn REC’s die voorlichting geven
op dat gebied. De afspraken die onderling worden gemaakt, dienen te worden vastgelegd in
een ondersteuningsplan (zie www.passendonderwijs.nl).
Belemmeringen rond de leerplicht
Geen deeltijdontheffing van de inschrijvingsplicht mogelijk
Een leerling die niet in staat is om voltijds onderwijs te volgen, krijgt een volledige
ontheffing van de inschrijvingsplicht en heeft dan geen recht meer op
onderwijsfinanciering. Er zijn echter veel kinderen die baat hebben bij deeltijdonderwijs
en/of een 'ingroei-arrangement' van zorg naar onderwijs. Er is wel een aparte regeling voor
leerlingen die op jaarbasis 50% onderwijs kunnen volgen (en voor wie gestreefd wordt naar
volledige deelname aan onderwijs op termijn): zij voldoen aan de eisen om ingeschreven te
worden bij onderwijs en kunnen dan volledige onderwijsfinanciering ontvangen. Deze
regeling lijkt echter onvoldoende bekend bij onderwijspartijen.70
69 Zie: http://www.passendonderwijs.nl/wp-content/uploads/2012/02/Factsheet-Jeugd-AWBZ.pdf. 70 De aanvraag van deze regeling loopt niet via de leerplichtambtenaar, maar via de Inspectie van het
Onderwijs. Deze regeling geldt alleen in het voortgezet (speciaal) onderwijs (artikel 12 WEC). De
inspectie hanteert de regel dat een leerling 50% van het minimum aantal uren onderwijs moet kunnen volgen.
-88-
Ontheffing van de inschrijvingsplicht blijft (te) lang uit
Sommige leerlingen die worden geschorst en daarna verwijderd, zijn vervolgens
aangewezen op dagbesteding. Het duurt vaak erg lang voordat er een leerplichtontheffing is
op basis waarvan een dagbestedingsindicatie kan worden aangevraagd. Dat heeft dan vooral
te maken met de leerplichtambtenaar (en eventueel de inspectie) die onderzoekt of
verwijdering terecht is en de leerling meer baat heeft bij dagbesteding dan bij onderwijs (op
bijvoorbeeld een andere school).
Belemmeringen rond leerlingenvervoer
Bij leerlingenvervoer zijn flexibele schooltijden niet mogelijk
Vanwege hun hulpvraag kunnen bepaalde leerlingen niet voltijds deelnemen aan het
onderwijs. Zij hebben een flexibel aanbod nodig, vaak met flexibele schooltijden. Voor
leerlingen die gebruik maken van leerlingenvervoer levert dat een probleem op: flexibele
schooltijden stroken meestal niet met de richtlijnen in de gemeentelijke verordeningen voor
leerlingenvervoer. Overleg met de gemeente en leerplicht (als bondgenoot) is nodig om te
proberen passende, individuele oplossingen te vinden.
Bezuinigingen leerlingenvervoer
Bezuinigingen bij gemeenten leiden ertoe dat het steeds moeilijker wordt leerlingenvervoer
toegekend te krijgen. Dat is vooral een probleem voor een categorie leerlingen
(bijvoorbeeld thuiszitters) voor wie een onderwijsoplossing alleen tot stand kan worden
gebracht in combinatie met een vervoersarrangement.
Geen leerlingenvervoer bij (tijdelijk) verblijf in een andere regio
Het kan zijn dat leerlingen in een crisissituatie tijdelijk in een andere regio worden
opgenomen. Zij kunnen dan door de afstand niet meer naar hun school.
Toelichting bij leerlingenvervoer
Ouders zijn verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind naar school, maar in bepaalde
situaties (bijvoorbeeld wanneer een leerling een ernstige beperking heeft) kan de gemeente
worden gevraagd om leerlingenvervoer te bekostigen. Het blijkt echter steeds moeilijker te
worden om leerlingenvervoer toegekend te krijgen. Dat ondervinden ook de
onderwijsconsulenten.
OC’s worden alleen ingeschakeld in bijzondere gevallen, bijvoorbeeld als een leerling lange
tijd thuiszit en er geen passende school te vinden is waar onderwijs wordt geboden dat bij
hem of haar past. Het zijn met name de randvoorwaarden op een bepaalde school die
onderwijs dan wel mogelijk kunnen maken voor de betreffende leerling. Dat kunnen
bijvoorbeeld zijn de samenwerking met een specifieke zorgaanbieder of de gerichtheid op
een specifieke doelgroep leerlingen (zoals autisme of angstproblematiek).
-89-
Het vinden van zo'n school kan soms veel tijd en energie kosten van ouders, school,
samenwerkingsverband, leerplichtambtenaar en onderwijsconsulent. De school die
uiteindelijk gevonden wordt en die in staat is passend onderwijs aan de betreffende leerling
aan te bieden, is niet altijd de school die het meest nabij gelegen is. Als dan een verzoek tot
leerlingenvervoer wordt gedaan, wijzen gemeenten dit vaak af met als reden dat er (op
papier) een passende school is die dichterbij ligt. Zo'n afwijzing is na alle inspanningen een
grote teleurstelling voor betrokkenen en leidt er vaak toe dat de leerling (nog) langer
thuiszit.
In deze tijd van beperkte budgetten hanteren gemeenten hun verordening leerlingenvervoer
zo strikt mogelijk; leerlingenvervoer kan een grote kostenpost zijn. Vooral voor kleine
gemeenten zal het in de toekomst moeilijk zijn dit op individuele basis te blijven
bekostigen. Er is ook angst voor precedentwerking (als we het aan de één toestaan kunnen
we het anderen niet weigeren).
Als ouders bezwaar maken tegen het afwijzingsbesluit van de gemeente wordt, onder strikte
voorwaarden, wel eens van de normen uit de verordening afgeweken.
Er is een voorbeeld van een casus waarbij verklaringen van drie Mytylscholen werden
gevraagd, omdat de school waar de ouders hun kind met een chronische ziekte hadden
ingeschreven enkele kilometers verder weg lag. De ouders hadden vermeld dat er
sprake was van angstproblematiek, mede ten gevolge van traumatische ervaringen op
een Mytylschool, maar dit werd door de betreffende gemeente niet in de afweging
betrokken. Dankzij de vasthoudendheid van de leerplichtambtenaar en de
onderwijsconsulent om deze casus onder de aandacht van de afdeling leerlingenvervoer
te houden, is, na consultatie van een GGD-arts over het dossier van de leerling,
besloten om aan deze leerling - onder voorwaarden - leerlingenvervoer toe te kennen.
Ook zijn voorbeelden bekend van gemeenten die bezwaren van ouders honoreren als die
zijn onderbouwd door een onderwijsconsulent, vanwege diens onafhankelijkheid en
onpartijdigheid. Zo heeft een ambtenaar leerlingenvervoer na onderzoek van een
onderwijsconsulent laten weten het advies van de onderwijsconsulent met onmiddellijke
ingang over te nemen als zijnde het advies van een onafhankelijke deskundige.
Wellicht kunnen gemeenten in de toekomst ook aan samenwerkingsverbanden een
onderbouwing vragen, als voor leerlingen met ernstige beperkingen en aangepaste
onderwijsbehoeften vervoer nodig is naar een school buiten de regio.
Belemmeringen door opstelling van de ouders
Het komt voor dat de medewerking van de ouders ontbreekt bij het uitvoeren van het advies
van de onderwijsconsulent of het aanbod van de betrokken scholen om passend onderwijs
voor de leerling te realiseren. Hiervoor kunnen verschillende oorzaken worden aangegeven:
-90-
• Er zijn ouders die de beperking van hun kind niet willen of kunnen accepteren en het
aangeboden onderwijsniveau niet hoog genoeg vinden.
• Er zijn ouders die de beperkingen van hun kind wel zien, maar die het sociaal en/of het
pedagogisch klimaat van de nieuwe school niet accepteren.
• Er zijn ouders die alleen thuisonderwijs voor hun kind willen, maar die mogelijkheid
valt buiten de wet- en regelgeving.
Belemmeringen door de wijze van informatie-uitwisseling tussen scholen onderling
Als een leerling van een school wordt verwijderd en door de ouders op een andere school
wordt aangemeld, stelt de school van herkomst een onderwijskundig rapport op. De ouders
medeondertekenen dat rapport en voorzien het eventueel van commentaar. Het rapport
wordt vervolgens verstrekt aan de mogelijk ontvangende school.
Soms worden leerlingen niet tot de nieuwe school toegelaten op grond van gegevens die
niet aan de ouders bekend zijn, omdat de scholen op 'collegiaal niveau' informatie hebben
uitgewisseld. De scholen hebben dan bijvoorbeeld onderling telefonisch overleg buiten de
ouders om. Ook het beginsel van hoor en wederhoor met de ouders wordt niet altijd
toegepast.
-91-
6. NABESCHOUWING
Aanleiding voor deze werkwijzer
Scholen beroepen zich in toenemende mate op handelingsverlegenheid, zowel in het
regulier als speciaal onderwijs. Leerlingen die zelfs niet meer in het speciaal onderwijs
terecht kunnen worden meestal thuiszitters en vallen onder de categorie 'moeilijk
plaatsbaar'. De laatste jaren ondervinden de onderwijsconsulenten in toenemende mate dat
de problematiek van zorgleerlingen zwaarder en complexer wordt en dat het vinden van
oplossingen voor bepaalde leerlingen steeds moeilijker wordt.
Een groepje moeilijk plaatsbare leerlingen vormde in 2008 aanleiding voor de start van een
OC+-project in Zuid-Limburg. Met creativiteit en veel inspanningen van betrokkenen in het
veld bleek meer mogelijk te zijn voor deze leerlingen dan men aanvankelijk dacht.
Ook andere OC+-projecten en de landelijk beschikbare voorzieningen71
tonen aan dat er
perspectief is voor moeilijk plaatsbare leerlingen. De ervaring leert weliswaar dat er veel
belemmerende factoren kunnen zijn (in hoofdstuk 2 en 5 staan er verschillende vermeld) en
dat het lang niet altijd gemakkelijk is, maar scholen en zorginstellingen slagen er in
toenemende mate in om ook deze leerlingen uitzicht te bieden op een zinvol bestaan in de
maatschappij.
Alle opgedane kennis overdraagbaar maken is van belang voor deze groep leerlingen. Om
die reden is dan ook besloten de ervaringen van de OC+-projecten te beschrijven in deze
werkwijzer. Onderwijsconsulenten(+) hoopt dat samenwerkingsverbanden en scholen met
de handreikingen in deze publicatie aan de gang kunnen gaan om 'passend onderwijs' te
bieden aan die groepen leerlingen die recht op onderwijs hebben, maar die om welke reden
dan ook moeilijk een plek in het onderwijs kunnen vinden of behouden.
Recht op passend onderwijs
Als Passend onderwijs in augustus 2014 van start gaat zijn samenwerkingsverbanden en
scholen wettelijk verplicht onderwijs op maat aan te bieden aan alle leerlingen die zich
aanmelden. Scholen bereiden zich hier op voor. Elke school kent immers wel leerlingen die
specifieke ondersteuning nodig hebben om onderwijs te kunnen volgen. Scholen
onderzoeken hoe zij deze leerlingen in het regulier onderwijs kunnen houden. Er worden
(onderwijs/zorg- of zorg/onderwijs-)arrangementen en interne voorzieningen ontwikkeld,
zoals beschreven in de verschillende hoofdstukken (structuurgroepen, time-out groepen,
trajectgroepen etc.).72
71 Zie de inventarisatie door de onderwijsconsulenten, hoofdstuk 4.3. 72 Zie de brochure van SWV-VO landelijk platform: Trajectgroep als ondersteuningsarrangement in
het VO, ervaringen en perspectief;
(http://www.vo-raad.nl/userfiles/bestanden/Passend%20onderwijs/171212-BrochureTrajectgroep-ondersteuningsarrangement-in-het-VO.pdf).
-92-
Voor sommige leerlingen is het echter (tijdelijk) niet mogelijk onderwijs te volgen in het
regulier VO, ook niet met de door de school geboden ondersteuning. Deze leerlingen
kunnen terecht in een OPDC of (tot augustus 2014) in een voorziening zoals Herstart, Op
de Rails of Rebound.73
Is (terugkeer naar) regulier onderwijs niet haalbaar, dan kunnen
deze jongeren naar het (voortgezet) speciaal onderwijs. Via symbiose kan dan vaak een deel
van het onderwijs toch op een reguliere VO-school gevolgd worden. Soms is er een
nevenvestiging van het VSO in een reguliere school gehuisvest om thuisnabij onderwijs te
realiseren.
Er zijn dus verschillende vangnetten en mogelijkheden, maar toch zijn er leerlingen die
tussen wal en schip dreigen te vallen: de moeilijk plaatsbare jongeren. Over hen gaat deze
werkwijzer. Zij hebben vaak al een lange weg gevolgd langs onderwijs- en zorginstellingen
en zijn uiteindelijk thuiszitter geworden. Deze leerlingen hebben een dusdanig specifieke
ondersteuningsbehoefte dat maatwerk vereist is. In het huidige onderwijssysteem wordt
soms te weinig ruimte ervaren om dit maatwerk te kunnen leveren. Toch zijn er ook
mogelijkheden voor deze leerlingen, zoals uit deze werkwijzer blijkt. Met de beschrijving
en bundeling van diverse initiatieven en handreikingen hopen de onderwijsconsulenten(+)
dat samenwerkingsverbanden en scholen geïnspireerd worden om voor deze moeilijke
groep leerlingen een zo passend mogelijk aanbod te creëren.
Overigens zal er altijd een kleine groep zorgleerlingen overblijven die zelfs met verregaand
maatwerk niet in staat is om aan het huidige onderwijssysteem deel te nemen. Deze
leerlingen krijgen vaak vrijstelling van de inschrijvingsplicht.
Wet- en regelgeving bijstellen opent mogelijkheden
Onderwijsconsulenten(+) zijn van mening dat leerlingen met zeer specifieke
ondersteuningsbehoeften gebaat zouden zijn met een gedeeltelijke (tijdelijke)
leerplichtontheffing, waardoor combinaties van onderwijs en zorg mogelijk worden
(onderwijs/zorgarrangementen of zorg/onderwijsarrangementen). Ontschotting en verdeling
van financieringsstromen kunnen leiden tot maatwerk voor deze jongeren. Daarom wordt
gepleit voor een meer flexibele toepassing van de wet- en regelgeving, met name voor wat
betreft de verplichting tot fysieke aanwezigheid op school (schoolplicht). Soms is een pas
op de plaats gewenst of een geheel andere leer- en leefomgeving om weer tot leren te
kunnen komen. Een 'leerboerderij' kan zo’n leerplek zijn.
73 Zie de brochure Een passend onderwijsprogramma voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs,
Ministerie van onderwijs, Cultuur en Wetenschap: http://www.passendonderwijs.nl/wp-
content/uploads/2013/07/Een-passend-onderwijsprogramma-voor-alle-leerlingen-in-het-voortgezet-onderwijs.pdf .
-93-
Ook de Kinderombudsman74
pleit voor meer flexibiliteit om aan de ondersteuningsbehoefte
van zorgleerlingen te voldoen. Dit vraagt om een omslag in denken over onderwijs, een
omslag van leerplicht naar leerrecht, aldus de Kinderombudsman. Het perspectief van het
kind (wat heeft dit kind nodig om deel te kunnen nemen aan onderwijs) moet het
uitgangspunt vormen. Het OC+-project Leerbaarheid sluit hier naadloos op aan.
Met de betrokkenheid en inzet van professionals uit onderwijs en zorg blijkt veel mogelijk
te zijn om ook moeilijk plaatsbare leerlingen in het onderwijs te houden, maar het wordt
scholen en zorginstellingen niet altijd gemakkelijk gemaakt door niet op elkaar afgestemde
regelingen. Met de komst van Passend onderwijs is de verwachting dat alle zorgleerlingen
een zo passend mogelijk onderwijsaanbod gaan krijgen. Scholen hebben daartoe een
zorgplicht. Daarbij vormt niet meer de stoornis of beperking van de leerling het
uitgangspunt, maar de ondersteuning die het kind nodig heeft om onderwijs te kunnen
volgen. De combinatie van zorgplicht en meer maatwerk moet ertoe bijdragen dat kinderen
niet meer thuiszitten!
Er ligt voor alle spelers in het veld een mooie uitdaging om te zorgen dat alle kinderen
hun recht op passend onderwijs in een veilige en ontwikkelingsstimulerende omgeving
kunnen verzilveren!
74 Van Leerplicht naar Leerrecht, adviesrapport over waarborging van het recht op onderwijs naar
aanleiding van het onderzoek naar thuiszitters, De Kinderombudsman, mei 2013: http://www.dekinderombudsman.nl/ul/cms/fck-uploaded/KOM2.2013.OnderwijsThuiszitters.pdf.
-94-
BIJLAGE 1 TWINNING - DETACHERINGSOVEREENKOMST75
Concept
Leerling:
Naam: __________________________________________
Adres: __________________________________________
Woonplaats: __________________________________________
Geboortedatum: __________________________________________
Telefoonnummer: __________________________________________
Ouders/verzorgers:
Naam: __________________________________________
Adres: __________________________________________
Woonplaats: __________________________________________
Telefoonnummer: __________________________________________
De huidige/afleverende school: __________________________________________
De ontvangende school: __________________________________________
Komen overeen:
Dat de leerling de kans krijgt om onderwijs te volgen op de ontvangende school in de vorm van
een detachering. De leerling wordt geplaatst in leerjaar ___________________ van leerweg
___________________. Gedurende de detachering blijft de leerling ingeschreven op de huidige
school. De detachering zal, bij wederzijds goedvinden, eindigen op ___________________. Er
vinden tussentijdse evaluaties plaats op __________________.
De leerling:
- is aanwezig en volgt het onderwijsprogramma op de ontvangende school;
- houdt zich aan regels en afspraken zoals vermeld in het schoolreglement;
- zorgt dat het boekenpakket zo spoedig mogelijk in orde is;
- heeft kennis genomen van het onderwijsprogramma, de reglementen en het programma van
afsluitende toetsen;
- is bereid begeleiding te accepteren wanneer de ontvangende school dit nodig vindt.
De ouders/verzorgers:
- dragen zorg voor het aanleveren van gegevens die de ontvangende school nodig heeft;
- zijn bereid t.z.t. mee te werken aan het omzetten van de detachering in een definitieve
plaatsing op de ontvangende school;
- spannen zich in om de samenwerking met de ontvangende school zo goed mogelijk te laten
verlopen.
75 Dit is het concept van de scholen van SWV VO de Meierij.
-95-
De ontvangende school:
- biedt onderwijs en verbindt zich tot het bieden van ondersteuning en begeleiding die de
leerling nodig heeft (jeugdzorgondersteuning via het Zorgadviesteam of
onderwijsondersteuning);
- neemt het initiatief tot regelmatig overleg met de ouders/verzorgers en de
huidige/afleverende school om de schoolvorderingen en het gedrag van de leerling te
evalueren;
- draagt zorg voor de organisatie rondom het benodigde boekenpakket;
- schrijft de leerling, bij goed functioneren, in per ___________________.
De huidige/afleverende school:
- verstrekt de ontvangende school een volledig dossier waarbij wordt uitgegaan van
maximale openheid;
- stelt de afdeling Leerplicht van de woongemeente van de leerling in kennis van de
detachering en de gemaakte afspraken;
- betaalt de basisbekostiging, via een factuur van de ontvangende school, gedurende de duur
van de detachering volgens de geldende afspraken binnen SWV VO de Meierij;
- betaalt eventueel de ondersteuningsbekostiging, via een factuur van de ontvangende
school, volgens de geldende afspraken binnen SWV VO de Meierij;
- accepteert terugplaatsing bij eventueel niet goed functioneren of niet nakomen van
afspraken.
Datum van ingang detacheringsovereenkomst: ___________________
Datum van ondertekening overeenkomst: ___________________
De leerling:
Naam: ___________________ Handtekening:___________________
De ouders/verzorgers:
Naam: ___________________ Handtekening:___________________
Namens de huidige/afleverende school:
Naam: ___________________ Handtekening:___________________
Namens de ontvangende school:
Naam: ___________________ Handtekening:___________________
-96-
BIJLAGE 2 DE VIER FASEN VAN 'AAN DE SLAG'76
Slag 1 Diagnose en opstellen van persoonlijk werkprogramma
In deze slag vinden diagnose en planvorming plaats. De motivatie, leerstijl, vaardigheden
en (on)mogelijkheden van de jongere en zijn of haar netwerk worden in kaart gebracht.
Vastgesteld wordt aan welke doelen de jongere gaat werken en hoe intens de benodigde
begeleiding moet zijn. Er wordt een keuze gemaakt voor de basis-, plus- of lichte variant
van 'Aan de slag'. Samen met alle informatie en resultaten van eerdere interventies en
trainingen stelt de programmabegeleider in samenspraak met de jongere een persoonlijk
werkprogramma en een gedetailleerd draaiboek vast.
Slag 2 Intensief
Deze slag is de meest intensieve en duurt vier tot zes maanden. In de eerste twee weken
moeten basisdoelen op het gebied van huisvesting, inkomen en werk of opleiding zijn
gerealiseerd. In deze weken wordt ook aandacht besteed aan het opbouwen van een vangnet
voor de jongere.
Verder wordt aan de hand van de in het programma opgenomen interventies gewerkt aan de
kortetermijndoelen. Er worden altijd basisinterventies ingezet voor werkrelatie en
netwerkvorming. Zij vormen de rode draad voor het leggen en vasthouden van de
samenwerkingsrelatie, het motiveren en onderhandelen met de jongere over de hulp en de
inbedding van de jongere in de eigen sociale context. Voorbeelden hiervan zijn
motiverende gespreksvoering en intercultureel begeleiden. Per jongere kunnen op maat
aanvullende interventies ingezet worden, waaronder sociale en/of cognitieve
vaardigheidstrainingen, gezinsbegeleiding en budgetteringstrainingen. Werkgever,
werkbegeleider en/of docent worden in deze fase begeleid.
Afhankelijk van de intensiteit van het werkprogramma zijn er één tot vier contacten met de
jongere per week. De voortgang van de jongere wordt periodiek besproken. Slag 2 wordt
afgesloten met een evaluatie van de kortetermijndoelen.
Slag 3 Afrondingsfase
In deze fase wordt gedurende vijf maanden aan de langetermijndoelen gewerkt. Tijdens
slag 3 peilt de persoonlijk programmabegeleider steeds hoe het met de vorderingen van de
jongere gaat en hij stemt de intensiteit van de begeleiding daarop af. Als alles goed gaat,
neemt de intensiteit van de begeleiding af tot één of twee contacten per week. De
afstemming gebeurt vooral tijdens de controle-afspraken. Ook in deze periode blijft de
programmabegeleider de opleiders, stage-aanbieders en werkgevers intensief ondersteunen.
De voortgang wordt periodiek besproken. Slag 3 wordt afgesloten met een eindevaluatie.
76 Deze beschrijving is gebaseerd op de tekst uit de brochure 'Aan de slag' van Work-Wise.
-97-
Slag 4 Follow-up
De follow-up bij 'Aan de slag' bestaat uit minimaal drie contactmomenten op drie, zes en
negen maanden na afsluiting van slag 3. Deze momenten vormen een controle, een steun in
de rug en tegelijkertijd een stok achter de deur, omdat de jongere weet dat zijn of haar
persoonlijk programmabegeleider gegarandeerd contact opneemt. Het contact is bij
voorkeur in de eigen omgeving van de jongere. Afhankelijk van het resultaat van de follow-
up kan de programmabegeleider contact opnemen met belangrijke betrokkenen in het
netwerk van de jongere of een netwerkbijeenkomst organiseren om tot nieuwe afspraken te
komen.
-98-
BIJLAGE 3 CASUSVOORBEELD DEELNEMER 'AAN DE SLAG'77
Slag 1 - vindt plaats tijdens verblijf in de OG Heldringstichting, duur 2 weken Martin is een 17-jarige jongen die functioneert op moeilijk lerend niveau. Er zijn hem
gedurende zijn opvoeding thuis weinig grenzen gesteld en hij is in de puberteit vaak buiten
het zicht van zijn ouders geraakt. Vanaf de puberteit zijn de problemen dan ook
toegenomen. Martin is in contact gekomen met leeftijdgenoten die veelvuldig in aanraking
komen met justitie en hij spiegelde zich aan hen. Dit leidde tot problemen op alle
leefgebieden. Martin onttrok zich niet alleen aan het gezag van zijn ouders, hij was ook
negatief op school, verzuimde en is verschillende malen in aanraking gekomen met politie
en justitie. Martin is een jongen die zelfbepalend gedrag vertoont en moeite heeft met het
accepteren van gezag. Daarnaast is hij berekenend. Hij kan zich sociaal wenselijk opstellen.
Martin baseert zijn gedrag op de consequenties die het voor hem heeft. Hij is sterk gericht op zijn eigen behoeften en er is sprake van een zorgelijke morele ontwikkeling. Vanwege
zijn problematiek is Martin onvoldoende in staat om de gevolgen van zijn gedrag, zowel
voor zichzelf als voor anderen, te overzien. Hij is zeer afhankelijk van de structuur, aandacht
en begeleiding van zijn omgeving. Martin is zeer beïnvloedbaar, maar beïnvloedt daarnaast
ook anderen.
Martin wordt aangemeld voor het programma 'Aan de slag' vanuit de OG Heldringstichting
om ervoor te zorgen dat hij een passende dagbesteding krijgt en deze kan vasthouden. Doel
is terugval in delictgedrag te verkleinen.
Trajectdoelen slag 1: competenties arbeid & scholing
- Martin volgt zijn schoolprogramma, komt op tijd en zet zich in;
- Martin volgt de training(en) die worden aangeboden door zijn jobcoach;
- Martin krijgt inzicht in zijn huidige school- en werkmogelijkheden; in de persoon gelegen factoren
- Martin leert omgaan met frustraties en stress;
- Martin reageert minder impulsief, omdat duidelijk is wat van hem verwacht wordt;
- Martin leert omgaan met het geld dat hij heeft; omgevingsfactoren
- Martin heeft een goede vrijetijdsbesteding;
- Martin bouwt een positief sociaal netwerk op.
77 Geanonimiseerd.
-99-
Slag 2 - Martin verhuist van de OG Heldringstichting weer naar huis; ambulante ITB-
begeleiding, duur 16 weken
Conform de wens van Martin en zijn ouders gaat hij weer bij zijn ouders wonen. Vanuit de
OG Heldringstichting heeft gezinsmaatschappelijk werk de ouders ondersteund om meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling van Martin en de daarbij behorende problematiek. Zo
kunnen zij hem beter de benodigde sturing en begrenzing bieden.
Trajectdoelen slag 2 - evaluatie:
competenties arbeid & scholing
- Martin volgt zijn schoolprogramma, komt op tijd op school, zet zich actief in tijdens de
lessen en volgt de lessen van de dag (behaald);
- Martin volgt de training(en) die worden aangeboden door zijn jobcoach, weet wanneer en waar de trainingen zijn en is op tijd aanwezig op de trainingen (behaald);
in de persoon gelegen factoren
- Martin bespreekt zijn dag, gaat in gesprek, geeft aan wat er goed is gegaan (behaald);
- Martin geeft aan wat hij lastig vindt (vooruitgang);
- Martin stemt het gespreksonderwerp af op de persoon (behaald);
- Martin leert omgaan met zijn geld, weet wat hij aan geld krijgt en weet wat hij moet
betalen (vooruitgang);
- Martin regelt zelf zijn afspraken bij de bank (vooruitgang) en heeft overzicht over zijn bankzaken (lichte vooruitgang);
omgevingsfactoren
- Martin herkent positieve sociale contacten (behaald).
Slag 3 - de voortgang, duur 20 weken
Gezinsmaatschappelijk werk is inmiddels gestopt en in het gesprek met de ouders is
afgesproken dat de jeugdreclasseerder toetst of Martin zich thuis aan de gemaakte afspraken
houdt.
Trajectdoelen slag 3 - evaluatie:
competenties arbeid & scholing
- Martin heeft zijn schoolprogramma afgerond en dus ook voldoende gevolgd. Hij had hier wel externe sturing bij nodig. Hij heeft een agenda aangeschaft en weet ook hoe hij hier
gebruik van kan maken. Dit is echter nog geen gewoonte geworden. Hij volgt het
Feursteinprogramma via zijn jobcoach. Langzaam ziet hij het nut hiervan in. Hij heeft de
voor- en nadelen van het werken in de horeca afgewogen en wil de overstap maken naar
de transportwereld. Hij is op advies van de school gestart met een BBL-traject.
in de persoon gelegen factoren
- Martin heeft nog moeite zijn ouders meer te betrekken bij wat hem bezighoudt. Hij is beter in staat om bij de ITB'er en de school een gesprek aan te gaan over zaken die hij niet
begrijpt. Hij is nog wel geneigd advies te vragen aan de verkeerde persoon. Dit is een
kwestie van vertrouwen;
- Martin heeft voldoende zicht op zijn huidige financiële situatie, maar is nog niet in staat
zelf zijn bankzaken te regelen;
omgevingsfactoren
- Martin is nog op zoek naar een vorm van vrijetijdsbesteding en is nog geen lid van een vereniging.
-100-
Slag 4 - follow-up fase, duur 36 weken
Fase 4 houdt in dat er contact is bij 3, 6 en 9 maanden in het kader van de resultaten.
competenties arbeid & scholing
- In deze fase worden de mogelijkheden onderzocht van een deeltijdbaan in de
transport/logistiek, worden Martins werknemersvaardigheden verder uitgebouwd en
probeert hij zijn rijbewijs te halen, waardoor de kans op werk groter wordt.
in de persoon gelegen factoren
- Martin bouwt een werkrelatie op met een nieuwe ambulant begeleider, bespreekt wat hem
bezighoudt en is hier open over bij de juiste persoon. Hij leert zelfstandig om hulp vragen
en bereidt zich voor op zelfstandigheid. omgevingsfactoren
- In deze fase geeft Martin vorm aan zijn vrijetijdsbesteding en werkt hij aan een prosociaal
netwerk. Hij vervolgt de Feuersteintraining; deze wordt verlengd tot aan de
zomervakantie.
Ingeschakelde hulpverlening:
- Het re-integratiebureau Innovium (en daarmee ook de jobcoach) blijft betrokken en ondersteunt Martin bij het toewerken naar een passende deeltijdbaan;
- Humanitas wordt betrokken in het traject. Martin krijgt een zorgcoördinator en hij krijgt
het Homerun-programma aangeboden. Hierdoor blijft Martin op alle leefgebieden
ondersteuning ontvangen;
- Vanuit BJZ zal jeugdreclassering nog een jaar lang het gevaar op recidive blijven monitoren.
Martin gaat met behulp van een jobcoach een BBL-traject volgen in de logistiek.
Jeugdreclassering blijft nog monitoren maar tot nu toe is geen sprake van recidive.
Op financieel gebied heeft Martin veel ondersteuning nodig.
Martin heeft (nog) geen vrijetijdsbesteding kunnen vinden.
-101-
BIJLAGE 4 COMPETENTIELIJST BSV DE MEIERIJ
COMPETENTIELIJST
Bovenschoolse voorziening de Meierij
2013-2014
Naam: Begeleider: Datum:
Deze lijst is ingevuld met het doel:
Sterke- zwakke kanten in beeld krijgen. Leerdoelen formuleren Waarde: 1 = helemaal niet 5 = helemaal wel
â maak
keuze
1. Motivatie Waarde Zwaarte Totaal
1 Ik ben gemotiveerd voor schoolwerk 3 0
2 Ik ben gemotiveerd om aan mijn
gedrag te werken 3 0
3 Als ik huiswerk krijg, maak ik dat
ook 1 0
4 Ik ben 's morgens op tijd op school 3 0
5 Ik ben op tijd in het klaslokaal na de
pauze 2 0
6 Ik verwacht minstens 80% aanwezig
te zijn op school 3 0
2. Verantwoordelijkheid eigen
leerproces Waarde Zwaarte Totaal
7 Ik of mijn ouders/verzorgers geven
afwezigheid altijd door 3 0
8 Ik heb een reëel toekomstbeeld 2 0
9 Ik kom afspraken na 3 0
10 Ik vraag hulp als het nodig is 2 0
11 Ik ruim mijn eigen spullen netjes op 2 0
12 Ik ben trainbaar [sta open voor
advies] 3 0
3. Reflecteren/evalueren en
omgaan met feedback Waarde Zwaarte Totaal
13 Ik luister naar advies van anderen 3 0
14 Ik denk na over dit advies en probeer
er wat mee te doen 2 0
-102-
15 Ik reageer goed op
correcties/waarschuwingen 2 0
16 Ik weet waar ik niet goed in ben/wat
beter kan 3 0
4. Samenwerken Waarde Zwaarte Totaal
17 Ik accepteer altijd hulp/begeleiding 3 0
18 Ik help anderen 2 0
19 Ik kan goed op mijn beurt wachten 2 0
20 Ik probeer rekening met anderen te
houden 3 0
21 Ik kan me beheersen bij
ruzies/conflicten 3 0
22 Ik werk mee aan een goede sfeer 2 0
5. Assertiviteit Waarde Zwaarte Totaal
23 Ik behandel andere leerlingen met
respect 3 0
24 Ik behandel mijn begeleiders met
respect 3 0
25 Ik kom voor mezelf op, op een goede
nette manier 3 0
26 Ik kom voor mezelf op en spreek
mijn gevoelens uit 2 0
6. Probleemoplossend handelen Waarde Zwaarte Totaal
27 Ik vraag op de juiste manier en op
een goed moment om hulp 3 0
28 Ik kan omgaan met veranderingen 3 0
29 Ik accepteer mijn stoornis
[ADHD/ODD/PDD-NOS, enz.] 3 0
30 Ik kan met duidelijke aanwijzingen
zelf zaken afhandelen 3 0
7. Initiatief nemen Waarde Zwaarte Totaal
31 Ik kan resultaten laten zien zonder al
te veel hulp 2 0
32 Ik kan zelf zaken oplossen zonder al
te veel hulp 3 0
33 Ik vraag uit mezelf om nieuwe
opdrachten 2 0
8. Zelfstandig opdrachten
uitvoeren Waarde Zwaarte Totaal
34 Als ik aan een taak begin, maak ik
deze af 2 0
-103-
35 Ik kan ook werken als er weinig
toezicht is 3 0
36 Ik vraag alleen uitleg na zelf
nagedacht te hebben 2 0
37 Ik kan zelf werk indelen en plannen 2 0
38 Als ik een taak uitvoer, heb ik weinig
sturing/uitleg nodig 3 0
39 Ik werk het liefst alleen 3 0
9. Concentratie Waarde Zwaarte Totaal
40 Ik kan goed voor langere tijd mijn
aandacht bij het werk houden. 3 0
41
Ook al is er rumoer in de klas, kan ik
goed de aandacht bij mijn eigen werk
houden
3 0
10. Hygiëne Waarde Zwaarte Totaal
42 Ik besteed voldoende aandacht aan
mijn uiterlijk 3 0
Score
(maximale score versus werkelijke score)
Competentie Max Score %
1 Motivatie 75 0 0%
2 Verantwoordelijkheid eigen
leerproces 75 0 0%
3 Reflecteren/evalueren en omgaan met
feedback 50 0 0%
4 Samenwerken 75 0 0%
5 Assertiviteit 55 0 0%
9 Probleemoplossend handelen 60 0 0%
7 Initiatief nemen 35 0 0%
8 Zelfstandig opdrachten uitvoeren 75 0 0%
9 Concentratie 30 0 0%
10 Hygiëne 15 0 0%
Totaal 545 0 0%
Conclusie
-104-
BIJLAGE 5 ENKELE CASUSVOORBEELDEN
Casus van een moeilijk plaatsbare leerling - 1
Ronald is een jongen van 14 jaar met een cluster-4 indicatie en een PGB voor
begeleiding buitenshuis. Hij is gediagnosticeerd met een gegeneraliseerde
angststoornis, een aandachttekortstoornis met hyperactiviteit en een oppositioneel
opstandige gedragsstoornis. Ronald functioneert op een laag cognitief niveau en heeft
ook dyslexie.
Er doen zich incidenten voor op zijn VSO-school. Deze komen volgens de school voort
uit angst en het ontbreken van vertrouwen in volwassenen. Vanuit deze angst reageert
Ronald soms behoorlijk opstandig naar de volwassenen. De school is van mening, dat
de gedragsproblemen van dien aard zijn dat eerst behandeling moet plaatsvinden, in
verband met zijn sociaal-emotioneel functioneren. Als daar verbetering in optreedt,
komt Ronald mogelijk weer aan leren toe.
Ronald is al eerder intensief behandeld, maar het gezin vindt het moeilijk om het
geleerde thuis goed vast te houden. De ouders moeten een andere opvoedingsaanpak
hanteren om bij Ronald blijvende resultaten te behalen. Ronald is te
persoonsafhankelijk, vooral van zijn moeder. Geprobeerd wordt hem in een internaat
opgenomen te krijgen, maar dat lukt niet omdat Ronald niet zelfstandig genoeg is. Wel
is wekelijkse therapie mogelijk.
Gezien de ernst van de incidenten wordt Ronald geschorst, in afwachting van
verwijdering. Er wordt een onderwijsconsulent ingeschakeld. Deze lukt het na veel
moeite een VSO-school bereid te vinden Ronald onder voorwaarden (ondertekenen van
een protocol) in te schrijven. Het gaat enkele maanden goed, maar dan doen zich weer
forse incidenten voor. Een ervan resulteert in hardhandig optreden door een
gymnastiekleraar. Ronald wordt weer geschorst, en er wordt weer advies gevraagd aan
een onderwijsconsulent. De school raadt aan te zorgen voor een fysieke afstand tussen
Ronald en zijn moeder om te voorkomen dat hij 'beloond' wordt voor slecht gedrag (hij
werd dan door zijn moeder opgehaald).
De onderwijsconsulent gaat op zoek naar een cluster 4-school in een andere regio waar
Ronald helemaal opnieuw kan beginnen. Het lukt uiteindelijk ook deze keer een VSO-
school voor Ronald te vinden die mogelijkheden met deze leerling ziet. Na een
kennismakingsgesprek is ook Ronald enthousiast. Hij wil graag de opleiding
motortechniek volgen. Bij de intake blijkt er alleen plaats bij de opleiding tot lasser te
zijn. Dat is een teleurstelling, maar het feit dat Ronald in een klein groepje van vijf
leerlingen komt, verzacht (met name voor zijn moeder) deze tegenvaller. De
onderwijsconsulent moet nog wel moeite doen om leerlingenvervoer te regelen, omdat
deze VSO-school niet de meest nabij gelegen cluster 4-school is.
-105-
Casus van een moeilijk plaatsbare leerling - 2
Bob is een 12-jarige jongen, cluster 4 geïndiceerd en ingeschreven in het speciaal
onderwijs (SO). Bob is een jongen met forse gedragsproblematiek. Dit gedrag is op de
cluster 4-school zo problematisch, dat hij geschorst is en nu thuiszit. Hij is inmiddels
aangemeld voor intensieve behandeling bij een orthopedagogisch centrum in een
andere regio. Het centrum heeft ruimte voor de behandeling, maar is pas bereid Bob te
plaatsen als er zicht is op een onderwijsplek op de cluster 4-school in die regio. Die
school laat echter weten dat er vooralsnog geen plek is en dat Bob op een wachtlijst
wordt geplaatst. Concreet betekent dit dat de behandeling van Bob niet wordt gestart en
dat hij zonder enige vorm van onderwijs en/of zorg thuiszit. Er wordt een
onderwijsconsulent ingeschakeld om te bemiddelen bij het vinden van een passende
oplossing voor Bob.
De onderwijsconsulent legt contact met zowel het orthopedagogisch centrum als de
nieuwe cluster 4-school. Daardoor wordt duidelijk dat er over en weer een afwachtende
houding wordt aangenomen. De school zegt niet voldoende aanmeldingen te ontvangen
vanuit de behandelsetting, waardoor zij geen nieuwe groep kan starten (de huidige
groepen zitten vol). Het orthopedagogisch centrum zegt niet over te gaan tot plaatsing
als er geen onderwijsplek voor Bob beschikbaar is.
De onderwijsconsulent investeert in het afstemmen van deze problematiek op
managementniveau. Het belang van Bob en zijn onderwijs/zorgbehoeften zijn hierbij
uitdrukkelijk naar voren gebracht. Het kan niet de bedoeling zijn dat Bob - doordat
onderwijs en zorginstanties op elkaar wachten - geen passend traject kan volgen.
De Commissies van Begeleiding van de beide SO-scholen hebben vervolgens contact en
er wordt op korte termijn een onderwijsplek voor Bob gerealiseerd, waarna ook de
behandelende instantie besluit over te gaan tot plaatsing in de behandelgroep. Zij stelt
zelfs extra uren begeleiding beschikbaar om de schoolgang van Bob te ondersteunen.
-106-
Casus van een moeilijk plaatsbare leerling - 3
Isabel is een 15-jarig meisje met Asperger, hoog functionerend (IQ: 146) en leerling op
het Gymnasium, leerjaar 4. Isabel vertoont al meerdere jaren moeilijk te corrigeren en
star gedrag. In het afgelopen jaar is Isabel, door ernstige vermoeidheidsklachten, ruim
80% van de tijd afwezig geweest. Is Isabel er wel, dan verstoort ze de les, is brutaal,
eigenwijs en heeft ze een zeer ongeïnteresseerde houding. De school concludeert dat zij,
ondanks allerlei extra inzet, handelingsverlegen is en niet verder kan met Isabel. Omdat
Isabel een cluster 4-beschikking heeft verwijst de school naar het cluster 4-onderwijs.
Dat kan echter onderwijskundig niet aan Isabel bieden wat passend is. Er is maximaal
een HAVO-4 aanbod, maar ook nog in het profiel dat niet passend is en tot het derde
leerjaar.
Isabel komt uit een betrokken gezin en haar ouders zijn het absoluut niet eens met een
plaatsing op een cluster 4-school. Ook zien zij niet de noodzaak in van de aangeraden
hulpverlening. Ouders en school onderzoeken verschillende schoolmogelijkheden, maar
er lijkt geen passende oplossing. Isabel heeft nog een plek tot de zomervakantie op haar
huidige school en lijkt daarna thuiszitter te worden. Aan een onderwijsconsulent wordt
gevraagd mee te denken over een oplossing.
De onderwijsconsulent wint informatie in bij de ouders en Isabel zelf, de school, maar
ook bij de leerplichtambtenaar en eerder betrokken hulpverleners. Er wordt een link
gelegd tussen haar vermoeidheid, starheid en autisme en er wordt gekeken naar
situaties waarin Isabel wel optimaal functioneert. Na een aantal gesprekken met school
en ouders, erkennen de ouders dat zij wellicht te veel ruimte aan Isabel hebben gegeven
en te veel met haar zijn 'meegegaan'. Er wordt daarom gestart met cognitieve
gedragstherapie bij Isabel en er wordt opvoedkundige ondersteuning thuis geregeld.
De school heeft hier al een aantal jaren op aangedrongen; zij is daarom bereid de
resultaten af te wachten en Isabel nog een kans te geven.
Isabel blijkt erg geschrokken nu de school aan de noodbel heeft getrokken; zij heeft
eigenlijk al jaren ruimte gehad om zaken zelf te bepalen.
Alle gemaakte afspraken worden schriftelijk vastgelegd en ondertekend door de ouders,
de school en Isabel. Door de duidelijkheid die nu gegeven en grenzen die nu getrokken
worden, en door de inzet van en samenwerking met de hulpverlening, heeft Isabel nog
een goede kans om het Gymnasium af te maken, terwijl ze anders een heel moeilijk
plaatsbare leerling zou zijn geworden.
-107-
BIJLAGE 6 OVERZICHT GEBRUIKTE AFKORTINGEN
ACT Advies consultatie team
ACTB Advies Commissie Toelating en Begeleiding
ADHD Attention Deficit Hyperactivity Disorder
AKA Arbeidsmarkt kwalificerend assistent
ASS Autismespectrumstoornis; een aan autisme verwante stoornis
BBL Beroepsbegeleidende leerweg
BSV Bovenschoolse voorziening
CIZ Centrum indicatiestelling zorg
CvI Commissie voor de Indicatiestelling
DBC Diagnose Behandel Combinatie
ESF Europees Sociaal Fonds
GGZ Geestelijke Gezondheidszorg
HAVO Hoger algemeen voortgezet onderwijs
ITB'er Individueel trajectbegeleider
LGF (Regeling) Leerlinggebonden financiering
MBO Middelbaar beroepsonderwijs
MG Meervoudig gehandicapt
OC(+) Onderwijsconsulent(en)(+)
OCW (Minister(ie) van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OPDC Ortho Pedagogisch Didactisch Centrum
PCL Permanente Commissie Leerlingenzorg
PDD-NOS Pervasive Development Disorder - Not Otherwise Specified
PGB Persoonsgebonden budget
PO Primair onderwijs
PRO Praktijkonderwijs
REC Regionaal Expertisecentrum
SB(A)O Speciaal basisonderwijs
SO Speciaal onderwijs
SOSO Stichting Ondersteuning Scholen en Ouders
SWV Samenwerkingsverband
VMBO Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
VO Voortgezet onderwijs
VSO Voortgezet speciaal onderwijs
VWO Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
WEC Wet op de expertisecentra
WMO Wet maatschappelijke ondersteuning
WOWW Work on what works
WSNS Weer samen naar school
ZAT Zorg- en adviesteam
ZML(K) Zeer moeilijk lerend (kind)
ZMOLK Zeer moeilijk opvoedbaar/lerend kind
Postbus 19521 | 2500 CM Den Haag | T 070 312 28 87
E [email protected] | www.onderwijsconsulenten.nl
Publicatie | SOSO/Onderwijsconsulenten, Den Haag
Vormgeving | Ontwerpwerk, Den Haag
Uitgave | 2013
Exemplaren van deze publicatie kunnen uitsluitend schriftelijk
(per e-mail) besteld worden bij Onderwijsconsulenten.
Zie voor meer informatie: www.onderwijsconsulenten.nl