Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

43
Mirthe Biemans Martin van Elp Remmert van Haaften Joop Hazenberg Karen Jakschtow Morris Oosterling Robert van Putten Barend Tensen Met hartelijke groet, de nieuwe generatie Jonge denkers over hoe het anders moet

description

Jonge denkers over hoe het anders moet. Essaybundel van SMO.

Transcript of Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

Page 1: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

Dit is een uitgave van Jong SMO

Met hartelijke groet,de nieuwe generatie

Mirthe BiemansMartin van Elp

Remmert van HaaftenJoop HazenbergKaren JakschtowMorris Oosterling

Robert van PuttenBarend Tensen

Me

t harte

lijke g

roe

t, de

nie

uw

e g

en

eratie

Jonge denkers over hoe het anders moet

Met hartelijke groet,de nieuwe generatie

Jonge denkers over hoe het anders moet

Waar staan we nu? Hoe zou het moeten zijn? Hoe komen we daar? Met deze vrij algemene opdracht gingen enkele jonge denkers aan de slag om het tekort aan creatieve ideeën in het debat over de vernieuwing van de Nederlandse verzorgingsstaat tegen te gaan. Het resultaat is een zeer diverse verzameling van concrete origi-nele ideeën, gedurfde denkrichtingen en onstuimige reorganisa-tiesuggesties; van hervormingen van het onderwijs en de zorg en alternatieven voor het meten van het nationaal welzijn tot de nieuwe netwerksamenleving en de toekomstagenda van de Europese Unie. De essays in deze bundel bieden veelal oplossin-gen voor problemen die zijn ontstaan doordat er te lang is vastgehouden aan traditionele structuren en verworvenheden.

Aan het woord zijn young professionals, studenten en andere vertegenwoordigers van de Generatie Y. Maak kennis met het perspectief van de bevolkingsgroep die het minst gehoord wordt, maar het meest (bij)draagt!

Met hartelijke groet, De nieuwe generatie

Page 2: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

3

InhoudsopgaveColofon

2

DIT IS EEN UITGAVE VAN

stichting Maatschappij en onderneming

lange voorhout 92

2514 eJ den haag

Telefoon: +31(0)70 3528 528

email: [email protected]

hoofdredactie: Barend Tensen

Redactie assistentie: Mike Bakker, Camilla gomes, Wouter smit

Tekstredactie: daphne Truijens

omslag ontwerp: dito Yudhiana

dTp en illustraties: dito Yudhiana

Bestelnummer: 0367

IsBn 9789069622545

JoNG SMo-2015/1

© stichting Maatschappij en onderneming 2015

Niets van deze uitgave mag op welke wijze dan ook worden verveelvoudigd zonder de

voorafgaande toestemming van de uitgever en andere auteursrechthebbenden. SMO is niet

aansprakelijk voor gegevens die door derden werden verstrekt.

JoNG SMo CoMMUNITY LID

als Jong sMo community lid krijg je onze nieuwste publicaties, word je uitgenodigd

voor alle evenementen en behoor je automatisch tot het Jong sMo netwerk. voor

het Jong sMo-lidmaatschap (tot 30 jaar) geldt een tarief van €25,00 per jaar. aan-

melden kan op de website www.smo.nl of u kunt bellen met de ledenadministratie:

+31 (0)70 3528 528.

Jong sMo publiceert de visie van de nieuwe generatie op de toekomst van

nederland. sMo promovendi, sMo studenten en sMo Young professionals

vormen samen Jong sMo. Ze geven een stem aan de jonge generaties, met al haar

tegenstrijdige, creatieve en vrije ideeën en meningen, over de huidige vraagstukken

op het raakvlak van maatschappij en onderneming.

VoorwoorD

Mike Bakker, Camilla Gomes en Barend Tensen

1. SAMENLEVING EN wELZIJN

Coöperatief maatschappelijk organiseren

Robert van Putten

Rijker of gelukkiger? Met andere maten meten voor een hoger welzijn

Mirthe Biemans

het gelukkigste land ter wereld

Karen Jakschtow

2. ZorG EN oNDErwIJS

paal en perk aan zorgmonopolies

Martin van Elp

What if...: naar een onderwijstoekomst zonder beperkingen

Morris Oosterling

3. VErZorGINGSSTAAT EN EUroPA

van verzorgingsstaattoerisme naar een europese bijstand

Remmert van Haaften

het einde van de nationale verzorgingsstaat?

Joop Hazenberg

de europese unie op een kruispunt

Barend Tensen

CoNCLUSIE

Barend Tensen

4

8

16

22

30

37

46

52

60

67

Page 3: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

5

vooRWooRdMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

4

VoorwoorD

de nederlandse verzorgingsstaat verkeert in zwaar weer. veel collectieve voor-

zieningen zijn niet meer houdbaar, in financiële, personele en morele zin. het

principe van de welvaartsstaat is prachtig, maar is in de 21ste eeuw uitgehold en

dus toe aan een flinke update. dit gaat niet automatisch via iTunes of google play.

de belangenclubs zitten op hun eigen eiland en vechten bijvoorbeeld tegen/voor

de aanpassing van het ontslagrecht, het behoud van pensioenen of de vernieuwing

van het onderwijs. de stemmen van twintigers en dertigers van nu ontbreken in

deze arena’s.

de echte dilemma’s en keuzes komen niet op de publieke en politieke agenda

en er lijkt sprake te zijn van ideeënarmoede. Terwijl de twintigers en dertigers juist

de belangrijkste dragers zijn voor de benodigde veranderingen van de komende

decennia. het is van groot belang dat we deze impasse doorbreken en de

noodzakelijke vernieuwing agenderen. Juist nu, omdat vergrijzing en de nieuwe

economische werkelijkheid ervoor zorgen dat de verzorgingsstaat niet meer

houdbaar is in haar huidige vorm. de essaybundel die voor u ligt tracht hier een

aanzet voor te geven.

deze bundel begon om de leden van de generatie 20-30 te laten horen en ideeën

aan te dragen over welke toekomst zij voor ogen hebben met het jaar 2030 als

richtpunt. nu zijn deze ideeën verworden tot een essaybundel met inspirerende

en relevante artikelen over de onvermijdelijke vernieuwing van de verzorgingstaat,

maar ook specifiek gericht op de zorg, het onderwijs en de europese unie. de

essays geven een goede weerspiegeling van vraagstukken die in de samenleving

veelvuldig worden bediscussieerd. Bewust hebben wij ons niet alleen gericht op

academici; door toegankelijke en opiniërende essays op te nemen, reflecteert de

bundel de veelvuldigheid aan stemmen van de jonge generatie van dit moment.

het resultaat is een diverse verzameling van concrete creatieve ideeën, gedurfde

denkrichtingen en onstuimige hervormingssuggesties. van hervormingen in

het onderwijs en alternatieven voor het meten van het nationaal welzijn tot de

toekomstagenda van de europese unie. het doel van de bundel is nooit geweest

om één beeld te geven, om één kleur te hebben.

Toch hebben alle bijdragen een gemeenschappelijke ondertoon, welke zich het

beste laat omschrijven door T.s. elliot, uit dry salvages:

Not fare well,

But fare forward, voyagers.

aan het woord zijn young professionals, studenten en andere vertegenwoordigers

van de nieuwe generatie. deze essaybundel tracht de stemmen van deze generatie

een positie te geven in het nederlandse debat over de vraagstukken van de

welvaartsstaat. Maak kennis met het perspectief van de bevolkingsgroep die het

minst gehoord wordt, maar het meest (bij)draagt.

Mike Bakker, Camilla Gomes en Barend Tensen (initiatiefnemers)

Page 4: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

Met hartelijke groet, de nieuwe generatie.

6

1SAMENLEVING

EN wELZIJN

Page 5: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

9

1. saMenlevIng en WelZIJnMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

8

CoöPErATIEf MAATSChAPPELIJk orGANISErEN

Robert van Putten

de Bv nederland werkt niet meer. de verzorgingsstaat en de grote rol van de

overheid zijn onhoudbaar geworden. de overheidsfinanciën vragen om hervorming

en de huidige verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en samenleving heeft

van burgers consumenten gemaakt, zo luidt een standaardopvatting in de publieke

opinie. We hebben een uit de hand gelopen zorgsysteem omdat we niet hebben

geleerd onderscheid te maken tussen noden en wensen, aldus de socioloog schuyt

(2013).

het huidige ‘systeem van maatschappelijk organiseren’, dat wil zeggen, de organisatie

van solidariteit (de verzorgingsstaat), de verhouding tussen overheid en samenleving

(grote overheid, kleine samenleving) en de governance ervan (de bureaucratie),

moet vernieuwd worden. via een programma van bezuinigingen en het afstoten

van taken denkt de regering het systeem van maatschappelijk organiseren weer

toekomstbestendig te krijgen. de oplossing ligt volgens de overheid in ‘meer

samenleving’ en een ‘kleinere overheid’. In een participatiesamenleving ziet de

regering een alternatief, zo bleek uit de troonrede van 2013.

op zoek naar een passend systeem

de focus van politiek den haag is echter veel te beperkt. politici en beleidsmakers

lijken eenzijdig gericht op de boekhouding van nederland, zoals Willem schinkel

(2012) scherp analyseert, en enkel vanuit dat perspectief wordt gezocht naar

vernieuwing. de uitdaging waar ons land voor staat is veel omvangrijker. niet alleen

de overheidsfinanciën en de omvangrijke verzorgingsstaat zijn problematisch.

het probleem is veel meer dat het systeem van maatschappelijk organiseren niet

meer past bij de huidige maatschappelijke werkelijkheid. de afgelopen decennia

is de structuur en de cultuur van de moderne maatschappij flink veranderd. ook

daardoor staat het systeem onder druk.

de vernieuwing van het systeem moet dan ook aansluiten op en passen bij de

ontwikkelingsrichting van de samenleving. In dit essay wordt een perspectief op

maatschappelijk organiseren uitgewerkt dat past bij de ontwikkelingsrichting van

de samenleving. eerst wordt geschetst hoe die ontwikkelingsrichting eruit ziet en

wat dus de condities zijn voor de vernieuwing van het maatschappelijk organiseren.

dat resulteert in een pleidooi voor coöperatief maatschappelijk organiseren en een

eerste uitwerking van wat dat kan betekenen voor de organisatie van solidariteit, de

governance ervan en de verhouding tussen overheid en samenleving.

het volgen van de ontwikkelingsrichting van de samenleving en het begrip

‘coöperatie’ brengen reliëf aan in het denken over de participatiesamenleving. het

geeft een langetermijnperspectief, gaat voorbij de financiën, kijkt naar de structuur

van de maatschappij, schetst de manier waarop mensen participeren en distantieert

zich ook van het neoliberalisme en de retoriek van zelfredzaamheid en eigen

verantwoordelijkheid. het begrip ‘coöperatie’ blijkt inspirerend voor het denken

over publieke voorzieningen, governance en de verhouding tussen overheid en

samenleving.

Cruciale verschuivingen

het huidige systeem van maatschappelijk organiseren is een product van de

moderniteit. als antwoord op de industriële revolutie en de politieke revoluties

ontstond vanaf de negentiende eeuw de moderne maatschappij, met als kenmerken:

natiestaat, bureaucratie, civil society en burgerrechten. In de loop van de twintigste

eeuw ontstonden, mede door het proces van (arbeids)differentiatie en nieuwe sociale

noden van de verstedelijkte industriële samenleving, nieuwe sociale voorzieningen.

die resulteerden in een systeem van abstracte solidariteit: de verzorgingsstaat.

daarin werd voorzien in een alternatief vangnet en kregen mensen gelijke kansen.

Men vond een via de overheidsbureaucratie georganiseerd systeem het efficiëntst

en het effectiefst in het realiseren van publieke waarden zoals solidariteit en gelijke

kansen. In de achterliggende decennia werd via neoliberale bestuursprincipes nog

sterker gestuurd op efficiëntie en effectiviteit. enkele megatrends, grote structurele

veranderingen, dragen bij aan de ‘frictie’ met dit systeem van maatschappelijk

organiseren.

Ten eerste ontstaan er nieuwe verhoudingen tussen nationaal, lokaal en mondiaal

niveau. de globalisering resulteert in een wereld die zich steeds meer ordent

langs een globaal-lokale lijn (sassen 2008). dat wil zeggen dat het lokale en het

transnationale niveau steeds belangrijker worden en met elkaar verbonden zijn. Wat

Page 6: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

11

1. saMenlevIng en WelZIJnMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

10

in de ene regio gebeurt, heeft impact elders in de wereld. dat heeft als effect dat het

lokale niveau ertoe doet (Trommel, 2013b). het nationale niveau verliest door deze

ontwikkeling aan betekenis. dat heeft als gevolg dat de nationale overheid minder

grip hebben op de samenleving en slagkracht verliezen.

Ten tweede is de manier waarop individuen zich ten opzichte van de gemeenschap

verhouden flink veranderd. Moderne individuen zijn reflexief (giddens, 1991); we

maken steeds opnieuw de balans van ons leven op en collectieven zijn vloeibaar

geworden (Bauman, 2012). de maatschappelijke structuren vormen niet meer een

omvattend kader van ons leven. dat leven willen we meer individueel vormgeven,

niet gebonden aan onze omgeving. het begrip authenticiteit geeft daar uitdrukking

aan: ruimte voor zelfexpressie, individualiteit en eigenheid vinden we belangrijk

(Taylor, 1994). daarmee vormt authenticiteit een belangrijk moreel kader. dat heeft

als gevolg dat we uniforme collectieve voorzieningen als weinig ‘passend’ ervaren,

maar ook dat we ons niet langdurig en intensief verbinden aan gemeenschappen.

Ten derde is de sociale ordening van een verzuilde, hiërarchische structuur

veranderd in een meer horizontale netwerksamenleving. nieuwe informatie- en

communicatietechnologie zoals het internet maakt nieuwe sociale verbanden

mogelijk en maakt mensen minder afhankelijk van bestaande instituties en

organisaties. de logica van de netwerksamenleving is die van snelheid, flexibiliteit,

spontaniteit en kortstondigheid. daarmee ontstaan effectievere en efficiëntere

vormen van sociale actie en wordt de bureaucratische overheidsorganisatie minder

efficiënt en effectief geacht. deze drie veranderingen maken dat een nieuwe

maatschappelijke werkelijkheid ontstaat, een nieuwe fase van de moderniteit,

ook wel de ‘laatmoderniteit’ genoemd. een systeem van abstracte solidariteit,

met uniforme voorzieningen (de verzorgingsstaat) zonder ruimte voor individuele

voorkeuren en zonder een persoonlijk gezicht (de bureaucratie) past daar niet

goed bij. een nationaal door de overheid onderhouden en verticaal georganiseerd

systeem strookt niet met een laatmoderne flexibele, netwerkachtige ordening.

dat vraagt om een ander type van maatschappelijk organiseren. een systeem dat

flexibeler is en meer ruimte voor individuele voorkeuren laat dan de verzorgingsstaat

en de bureaucratie. een systeem dat dichterbij het niveau georganiseerd wordt waar

het leven van mensen zich afspeelt: het lokale niveau.

Laatmoderne sociale en culturele dynamiek

naast de ontwikkeling in de structuur van de moderne samenleving is ook de

sociale en culturele dynamiek van betekenis in het zoeken naar een nieuw systeem

van maatschappelijk organiseren. In het eerste decennium van deze eeuw was

het vanzelfsprekend om te denken dat de zojuist genoemde processen van

globalisering, individualisering en informatisering zouden resulteren in een kille,

anonieme sociaal kapitaalarme plek. en inderdaad, de traditionele civil society is

goeddeels verdwenen. Maar het tij keert. In de context van de laatmoderniteit zien

we een nieuwe sociale en culturele dynamiek ontstaan.

In de geïndividualiseerde en geglobaliseerde samenleving wordt opnieuw gezocht

naar gemeenschap, naar verworteling in de maatschappij en naar mogelijkheden

om het eigen leven te sturen. daarnaast is er toenemende kritiek op de werking

van de markt en de impact van het neoliberalisme (met zijn nadruk op competitie,

concurrentiedrift, afrekening op cijfers, efficiëntie en effectiviteit) in de sfeer

van publieke voorzieningen en overheidsorganisaties. daartegenover ontstaan

nieuwe ideeën over en vormen van samenwerking, bestuursprincipes, bezieling

en legitimiteit. die nieuwe waarden, principes en praktijken kunnen coöperatief

genoemd worden (vgl. ook verhaeghe, 2012).

Wat we concreet zien

het wemelt van de nieuwe maatschappelijke initiatieven die we als coöperatief

kunnen duiden. ZZp’ers kennen sinds enige tijd het Broodfonds, een zelf opgerichte

vorm van sociale zekerheid. Mensen delen tuingereedschap, auto’s en andere spullen

die ze weinig gebruiken met hun straat of buurt. het internet werkt faciliterend in

het opbouwen van een netwerk. Mensen die duurzamer willen leven en vinden

dat de instituties niet snel genoeg veranderen besluiten om in stadsboerderijen

en volkstuinen samen groenten te verbouwen. Met de straat richten mensen een

energiecoöperatie op om goedkoper duurzame energie te produceren. als de

gemeente een wijkbibliotheek sluit, dan staan burgers op om deze bibliotheek over

te nemen. en om hun buurt op te fleuren gaan straatgenoten op eigen inzicht de

groenvoorziening regelen1. Zomaar enkele voorbeelden van die nieuwe sociale en

culturele dynamiek.

1 deze voorbeelden kwamen naar voren in de documentaireserie van Tegenlicht (programma van de vpRo) en in Rotmans

(2012) en van der steen et al. (2013).

Page 7: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

13

1. saMenlevIng en WelZIJnMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

12

Wat zien we hier? de manier waarop mensen denken over hun rol in de samenleving

verandert en op basis daarvan ontstaan nieuwe praktijken. van consumenten

worden mensen ook producenten. dat zien we in de stadsboerderijen en in

energiecoöperaties. Mensen gaan zich coöperatief tot elkaar verhouden. het woord

‘samen’ klinkt heel vaak: samenwerken en delen staan centraal. de verhoudingen

in het publieke domein veranderen ook: burgers worden actieve spelers en

de overheid heeft het niet langer voor het zeggen. deze sociale en culturele

dynamiek karakteriseert zich dus door het coöperatieve, met als belangrijkste

aspecten: zelforganisatie, samenwerking, delen, kleinschaligheid, menselijke

maat en vakmanschap. het vormt daarmee een tegenhanger van neoliberaal,

bureaucratisch en individualistisch denken en handelen. enkele aspecten van deze

nieuwe dynamiek verdienen nadere duiding.

Delen en samenwerken

de netwerksamenleving heeft zijn eigen sociale infrastructuur die een nieuwe

manier van samenleven en samenwerken voortbrengt. Ze produceert een ‘culture

of sharing’ zoals Castells (2009) stelt. delen wordt een basishouding en dat brengt

verandering in consumptiepatronen en in de bedrijfsorganisatie. Zojuist is aan de

hand van het voorbeeld over delen van tuingereedschap al benoemd wat Botsman

en Rogers beschrijven in hun boek What’s mine is yours (2010). Zij beschrijven

het ontstaan van collaborative consumption. Mensen gaan dingen die ze in

overvloed hebben of zelf weinig gebruiken met elkaar delen – commercieel en

niet-commercieel.

In de sfeer van het bedrijfsleven zien we eenzelfde ontwikkeling. adler en heckscher

(2006) signaleren het ontstaan van the firm as a collaborative community. de

collaborative community is een netwerkorganisatie die tot stand komt in een

hoogontwikkelde kenniseconomie. het produceren van kennisproducten staat

centraal. deze gemeenschappen werken op basis van vakmanschap, erkenning van

wederzijdse afhankelijkheid en onderling vertrouwen.

Vakmanschap

vakmanschap wordt een bron van legitimiteit en bezieling, zowel in de nieuwe

samenwerkingsverbanden, alsook in de sfeer van consumptie en productie. denk

aan de waarde die we weer hechten aan ambachtelijkheid in consumptie en de

productie van goederen. het doen van ‘goed werk’ vormt ook een inspiratiebron

voor een nieuwe publieke moraal. “vakmanschap staat voor een duurzame, basale

menselijke drijfveer, het verlangen om werk goed uit te voeren omwille van het

werk zelf”, aldus Richard sennett (2008, p17). de vakman heeft dus een intrinsieke

motivatie en haalt zijn normen voor ‘goed werk’ en voor ‘goed samenwerken’ uit

de praktijk van het vak. de collaboratives van kenniswerkers willen gewoon een

goed product maken en iedereen brengt zijn expertise in. naast een bron van

bezieling geeft de praktijk van het vakmanschap ook een alternatief type legitimiteit.

vakmanschap vormt een alternatief voor de bureaucratische bestuursprincipes

en een neoliberale managementstijl (vgl. Kunneman et al., 2013). deze laatsten

gaan uit van extrinsieke motivatie en produceren regels en procedures vanuit een

efficiëntiestreven. de vakman echter ontleent zijn werkmethode aan zijn kennis van

de praktijk en stuurt op basis van inhoudelijke principes.

Zelfbestuur en wederkerigheid

ook zien we de herleving van twee ideeën die door Taylor (2004) als kenmerkend

voor de moderne maatschappij wordt onderscheiden. het eerste is het principe van

wederkerig nut. In de interactie tussen mensen gaat het om wederkerigheid, het

moet beiden wat op kunnen leveren. het tweede principe is zelfbestuur. dit drukt

uit dat we leven in een egalitaire orde en geen onderdeel zijn van een hiërarchisch

systeem. het idee van soevereiniteit over ons eigen leven is daarom een centrale

waarde. Beide principes zien we herleven in de nieuwe maatschappelijke initiatieven.

Conclusie: voorstellen voor vernieuwing

de laatmoderne sociale en culturele dynamiek presenteert principes, praktijken en

waarden die niet passen bij het huidige systeem van maatschappelijk organiseren:

de verzorgingsstaat, bureaucratie en een grote overheid. vernieuwing van het

systeem is passend als het deze waarden, principes en praktijken in zich opneemt.

In het coöperatieve ligt een perspectief voor vernieuwing, binnen de grenzen

van de laatmoderne maatschappelijke structuur. voor de drie aspecten van het

maatschappelijk organiseren (organisatie van solidariteit, verhouding overheid-

samenleving en de governance) ziet vernieuwing er als volgt uit.

Page 8: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

15

1. saMenlevIng en WelZIJnMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

14

Organisatie van solidariteit

het stelsel van publieke voorzieningen, de verzorgingsstaat, moet vernieuwd

worden. de waarden ‘flexibiliteit’ en ‘maatwerk’ zullen leidend moeten zijn voor

de vernieuwing – dat is wat laatmoderne individuen in de netwerksamenleving

willen. de organisatie van solidariteit kan beter aansluiten bij de leefwereld. de

coöperatie als samenwerkingsvorm kan daarom een interessant concept zijn om

publieke voorzieningen in te organiseren. het fundamentele uitgangspunt moet

daarbij wel blijven dat de organisatie van solidariteit en het stelsel van voorzieningen

‘collectief’ en ‘publiek’ zijn. samenwerking in coöperaties kan daarin tot op zekere

hoogte voorzien en heeft als voordeel dat het de waarden en bestuursprincipes

van de nieuwe dynamiek in zich heeft. alertheid is hier op zijn plaats. het ideaal

van zelforganisatie moet niet overschat worden: we hebben altijd collectieven

nodig. niemand kan helemaal voor zichzelf zorgen. ‘de mens is de mens een zorg’

om het met abram de swaan (1982) te zeggen. dat is belangrijk om in te zien, de

euforie over zelforganisatie ondermijnend kan werken voor de solidariteit en het

collectief. Beter is het daarom misschien dat oude organisaties leren van nieuwe

zelforganisaties. energiecoöperaties staan nu tegenover oude energiecentrales: laat

die laatste geïnspireerd worden om nieuwe bedrijfsmodellen te zoeken die aan de

wensen van de eerste tegemoet komen.

Verhouding overheid-samenleving

de verhouding tussen overheid en samenleving moet ook coöperatief zijn. niet

zozeer zorgt de overheid voor de samenleving (big government) of de samenleving

voor zichzelf (big society), maar overheid en samenleving werken samen. Bovendien

impliceert het vloeibare en reflexieve karakter van de laatmoderne tijd dat mensen

zich maar beperkt binden aan gemeenschappen. dat betekent dat al teveel taken bij

de samenleving neerleggen niet passend is.

Meer passend en perspectiefrijk is het ontstaan van crafting communities, door de

socioloog Willem Trommel gesignaleerd. parallel aan het ontstaan van collaborative

communities in het bedrijfsleven ontstaan ook in de publieke sector nieuwe

samenwerkingsverbanden rond kennis en vakmanschap: crafting communities.

Bestuurders, professionals, managers, burgers, maatschappelijke organisaties

en politici vormen een gemeenschap om in samenwerking een specifiek

maatschappelijk probleem op te lossen. de gemeenschappelijkheid ligt in de wil

om maatschappelijke vraagstukken op te lossen, met als gedeelde missie: goed

werken en goed samenwerken (Trommel, 2013a, 2013b). deze gemeenschappen

passen goed bij de hoogontwikkelde kennissamenleving en geven uitdrukking aan

coöperatie om op basis van wederzijds nut en vakmanschap samen te werken aan

goede publieke voorzieningen.

Governance

voor de governance van publieke voorzieningen kan het organisatiemodel van de

coöperatie of de collaborative en crafting community ook richtinggevend zijn. de

coöperatie heeft een bestuurlijke logica waarin deelnemers medebestuurders en

eigenaren zijn. dit model brengt organisaties en voorzieningen weer dicht bij de

mensen. ook faciliteert het de waarden van zelfbestuur en wederkerigheid. In een

coöperatie staan het belang en de waarden van de betrokken deelnemers centraal.

Meer in algemene zin omvatten de waarden en bestuursprincipes van de coöperatie

de nieuwe dynamiek van samenwerken en delen.

Tot slot: zowel de ontwikkeling van het coöperatieve alsook de taal ervan verdient

meer aandacht in het publieke debat. laten we alert zijn op neoliberale retoriek van

zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. dat kan even verfrissend zijn, maar

al snel wordt dat kil.

Page 9: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

17

1. saMenlevIng en WelZIJnMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

16

rIJkEr of GELUkkIGEr? MET ANDErE MATEN METEN Voor EEN hoGEr

wELZIJN

Mirthe Biemans

de economische crisis houdt iedereen bezig. Toch is nederland rijker dan ooit. We

hebben genoeg welvaart om iedereen in zijn basisbehoeften te voorzien (skidelsky

& skidelsky, 2012, p. 94). ondanks deze welvaart ervaren veel mensen niet dat het

goed met ons gaat. eén op de drie mensen in nederland voelt zich eenzaam. de

stijgende groep werklozen voelt zich nutteloos. Materieel succes heeft een grote

plaats ingenomen in onze kijk op de wereld. We vinden mensen die materieel

succesvol zijn ‘geslaagd’ en zij die minder bezitten hebben ‘gefaald’ (verhaeghe,

2012).

Met de huidige fixatie op inkomen en enkele procentpunten van groei of krimp van

het bruto binnenlands product (BBp) lijken we te zijn vergeten dat geld slechts een

middel is om in onze behoeften te voorzien. geld alleen maakt ons leven en onze

samenleving niet beter. gezondheid, contacten met vrienden en familie, een fijne

leefomgeving en het gevoel ergens aan bij te dragen, zijn minstens even belangrijk.

extra inkomen kan ons helpen om die dingen te bereiken, maar doet dat niet altijd.

als we bijvoorbeeld meer werken voor een hoger inkomen, dan hebben we minder

tijd voor contact met familie en vrienden. sterker nog, onderzoek wijst uit dat

economische groei in de laatste dertig jaar ons welzijn niet heeft doen toenemen

(Bregman, 2013).

als economische groei niet meer bijdraagt aan ons welzijn dan moet de overheid

zich niet primair richten op die groei, maar op een beter leven voor iedereen, op

welzijn. We passen allemaal ons gedrag aan, aan de maatstaven waarmee ons succes

gemeten wordt. daarom zijn media en burgers verantwoordelijk om het succes van

het overheidsbeleid primair te beoordelen aan de hand van andere maatstaven dan

economische groei, aan maatstaven die samenhangen met ons welzijn.

waarom willen we rijk zijn?

Waarom zijn we eigenlijk, met al onze rijkdom, nog zo gedreven om meer te

produceren en te consumeren? volgens economen hebben we onbeperkte

verlangens om meer te bezitten. We vergelijken ons met mensen in onze omgeving

en we willen succesvoller zijn dan zij (skidelsky & skidelsky, 2012, p.3-12). adam

smith vermoedde het al in 1759, en tegenwoordig is het bewezen door psychologen:

mensen consumeren bovenmatig veel omdat we graag aandacht en respect krijgen

van anderen. We denken dat rijke mensen intelligent, hardwerkend en aantrekkelijk

zijn. en arme mensen dom, lui en onaantrekkelijk. om door die positieve associaties

aandacht en respect te krijgen willen mensen graag rijker worden dan anderen

(dittmar, 1992).

veel mensen streven naar een hoger inkomen en landen naar een hoger bruto

binnenlands product (BBp), maar we worden er niet gelukkiger op. In nederland

heeft de hoogte van ons inkomen (boven 20.000 euro/jaar) nauwelijks effect op

ons welzijn (CBs, 2011). gezondheid en sociale verbanden dragen er daarentegen

wel positief aan bij (idem.). het BBp houdt hier geen rekening mee. het is slechts

de optelsom van de marktprijs van alle geproduceerde goederen en diensten in een

land. Zaken die ons welzijn beïnvloeden, zoals sociale contacten, gezondheid en

vrije tijd vinden geen weerspiegeling in het BBp.

wat is welzijn?

Welzijn is voor velen een vaag begrip. dus als we welzijn willen gaan meten, wat

meten we dan? deze vraag houdt filosofen en andere wetenschappers al eeuwenlang

bezig. Toch laat een bestudering van de literatuur over welzijn zien dat er universele

elementen zijn die terugkomen bij toonaangevende academici in verschillende

sociale wetenschappen2 . deze universele elementen zijn: gezondheid, veiligheid,

sociale contacten en autonomie.

als we deze vier aspecten als indicatoren voor welzijn nemen, dan zijn gezondheid

en veiligheid onomstreden. het is voor iedereen vanzelfsprekend dat een mens

huisvesting, voedsel en water nodig heeft voor lichamelijk welzijn en zoveel

mogelijk vrij moet zijn van ziekte. daarnaast is het ook algemeen geaccepteerd dat

we veilig moeten zijn van geweld. steeds meer onderzoek toont bovendien aan

dat de veiligheid van een sociaal vangnet belangrijk is voor ons welzijn (Wilkinson &

pickett, 2011). het belang van een sterk sociaal netwerk voor welzijn wordt echter

niet altijd erkend. Terwijl uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat sociale behoeften

op één lijn gesteld kunnen worden met fysieke behoeften. In de hersenen heeft

2 het onderzoek over welzijn vindt hoofdzakelijk plaats in de psychologie, economie en ontwikkelingsstudies. Zie hiervoor

met name het werk van Maslow (1943), sen (1999), alkire (2009), nussbaum (1993), Mcgregor (2009), Ryan and deci

(2000).

Page 10: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

19

1. saMenlevIng en WelZIJnMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

18

fysieke pijn en sociaal buitengesloten worden hetzelfde effect (Macdonald & leary,

2005). vanuit evolutionair oogpunt is deze reactie op sociale uitsluiting logisch. We

hebben de groep altijd nodig gehad om te overleven. Zelfs nu leven mensen met

sterke sociale banden langer, blijkt uit de resultaten van 150 onderzoeken (holt-

lunstad et. al., 2010). Ten slotte is autonomie belangrijk omdat ons gevoel van

welzijn niet alleen beïnvloed wordt door onze objectieve situatie, maar ook door

onze perceptie of wij zelf invloed kunnen uitoefenen op die situatie.

als we overheidsbeleid toetsen aan hoe goed het onze gezondheid, veiligheid,

sociale contacten en autonomie mogelijk maakt, dan weten we of het ons

welzijn bevordert. de overheid kan daarvoor zowel beschermende strategieën als

emanciperende strategieën gebruiken. Zij kan mensen beschermen door te zorgen

voor een veilige omgeving, een sociaal vangnet en ten minste huisvesting, voedsel

en gezondheidszorg voor iedereen. aan de andere kant kan de overheid emancipatie

bevorderen, oftewel mensen in hun eigen kracht zetten, door het mogelijk te maken

voor iedereen om naar eigen kunnen mee te doen in de samenleving.

hoger welzijn in een gelijkere samenleving

eén van de meest interessante wetenschappelijke bijdragen aan het debat over

welzijn en economische groei is het vergelijkende onderzoek van Wilkinson

en pickett (2011). Zij bewijzen dat inkomensongelijkheid het welzijn negatief

beïnvloed. over de hele linie scoren landen met grotere inkomensongelijkheid

slecht op welzijnsindicatoren. de data tonen aan dat belangrijke zaken zoals

levensverwachting, criminaliteit, analfabetisme, gezondheid en milieuvervuiling niet

afhankelijk zijn van absolute rijkdom maar van gelijkheid. opvallend is dat niet alleen

de armen beter af zijn met minder ongelijkheid. alle lagen in een gelijke samenleving

zijn bijvoorbeeld gezonder en beter opgeleid, dus ook de rijkeren (idem p.275).

volgens de onderzoekers is gelijkheid zo belangrijk omdat mensen zich veiliger

voelen. als mensen weten dat ze worden opgevangen als het slecht met ze gaat, dan

zijn ze minder uit op hun eigen gewin ten koste van anderen. Ze worden bovendien

minder snel depressief en vertonen minder ongezond gedrag. daarnaast voelen

mensen in een gelijkere samenleving grotere collectieve verantwoordelijkheid voor

hun gemeenschap. afname van inkomensongelijkheid is zo bezien relevanter als

maatstaf voor het succes van overheidsbeleid dan economische groei.

absolute inkomensgelijkheid, zoals in de communistische ideologie, is niet het

streven. absolute gelijkheid zonder ruimte voor autonomie en eigen verdienste

gaat in tegen onze psychologische basisbehoeften. dertig jaar onderzoek naar

psychologische basisbehoeften zegt dat we allemaal, ongeacht cultuur en leeftijd,

behoefte hebben aan autonomie, competentie en verwantschap (Ryan & deci,

2000; Ryan & sapp, 2009). Mensen willen autonoom keuzes maken, competentie

ervaren om zelf doelen te bereiken en zich verbonden voelen met de mensen om

zich heen.

Naar eigen kracht meedoen in de samenleving: de rol van werk

ongelijkheid in de samenleving moet niet voornamelijk bestreden worden met

herverdeling door middel van uitkeringen, maar moet iedereen in staat stellen

om naar eigen kunnen mee te doen in de samenleving. Want een uitkering geeft

weliswaar inkomen, maar draagt niet bij aan ons sociale netwerk of onze autonomie.

Bovendien voelen mensen zich beter als ze deel uit kunnen maken van een groter

geheel en daaraan kunnen bijdragen zonder autonomie te verliezen (verhaeghe,

2013). deze bijdrage aan de maatschappij krijgt tegenwoordig veelal vorm in werk.

In nederland houdt de hoogte van ons inkomen (boven de 20.000 euro/jaar per

huishouden) weliswaar geen verband met ons welzijn, maar werkloosheid wel

(CBs, 2012). gaan werken leidt blijvend tot een grotere tevredenheid met het leven

(idem). Werk is namelijk niet alleen een middel om inkomen te krijgen maar heeft

ook intrinsieke waarde. door de individualisering van de samenleving is werk de

voornaamste bron van eigenwaarde en sociale contacten geworden (Mulgan,

1997). Waar vroeger ook, of voornamelijk, de kerk, de uitgebreide familie en de

lokale gemeenschap belangrijk waren voor sociale verbanden,

heeft de werkvloer die plek deels overgenomen.

over het algemeen leidt economische groei tot meer werkgelegenheid. daarom

lijkt het gerechtvaardigd dat er zoveel aandacht is voor de groei van ons BBp. door

de crisis van de afgelopen jaren zijn immers veel mensen werkloos geworden.

Inmiddels groeit de economie, maar de werkloosheid neemt nog steeds toe. nu

wordt technologische vooruitgang aangewezen als de boosdoener (Brynjolfsson

& Mcafee, 2014). Terwijl deze overname van werk door machines ons juist meer

Page 11: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

21

1. saMenlevIng en WelZIJnMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

20

vrijheid kan geven. Keynes schreef in 1930 al over de mogelijkheid die technologische

vooruitgang ons zou geven om minder te gaan werken en meer tijd te hebben voor

het goede leven. hoe kunnen we er voor zorgen dat de overname van werk door

machines niet leidt tot een grotere ongelijkheid maar ons allemaal van dienst is?

over het algemeen werken in westerse landen de rijken meer en de armen minder

dan ze zouden willen (skidelsky & skidelsky, 2012, p.32). eigenlijk is er genoeg werk

maar zijn er te weinig banen. dat komt omdat het, door bijvoorbeeld kosten van

werving en training, goedkoper is voor bedrijven om minder mensen in te huren

voor meer uren. Toch is minder uren werken beter voor ons welzijn én voor de

werkgever. In utah, in de verenigde staten, was een vierdaagse werkweek ingevo-

erd in de publieke sector. Meer dan de helft van de werknemers ervoeren daardoor

minder conflict thuis en op het werk. Bovendien was twee derde van de werknem-

ers productiever en was er minder ziekteverzuim (simms, 2013). ondanks dat in

nederland werken in voltijd nog steeds de norm is, werken er steeds meer mensen

in deeltijd, hebben wij een hoge arbeidsparticipatie en een hoge productiviteit per

werknemer (CBs, 2009). deze trend moeten we verder doorzetten. als er een kor-

tere werkweek ingevoerd wordt dan kan iedereen de kans krijgen om met werk naar

eigen kunnen bij te dragen aan de samenleving. daarnaast krijgen we meer tijd voor

familie en sociale contacten. Bovendien draagt een kortere werkweek bij aan een

betere gezondheid, door een afname van stress gerelateerde klachten, en een toe-

name van autonomie, doordat meer mensen in staat gesteld worden om te werken.

Met andere maten meten voor een hoger welzijn

dit stuk begon met het pleidooi om het succes van overheidsbeleid af te meten

aan andere indicatoren dan het BBp. de nederlandse overheid, media en onder-

zoeksbureaus moeten hun verantwoordelijkheid nemen om de effectiviteit van het

overheidsbeleid primair te meten aan de hand van indicatoren die van invloed zijn

op ons welzijn. door ervoor te kiezen om afname van inkomensongelijkheid aan

de ene kant, en toename van gezondheid, veiligheid, mogelijkheid voor sociale

contacten en autonomie aan de andere kant, te meten, wordt van de overheid

gevraagd om zich te richten op het welzijn van haar burgers in plaats van op de

groei van de productie3.

3 er zijn bestaande alternatieve ranglijsten, zoals de human development Index, Quality of life Index en Index of

sustainable economic Welfare. Ik pleit er niet voor om één van deze ranglijsten over te nemen. Zij zijn beperkt tot een

handvolindicatoren die niet altijd relevant zijn voor nederland. de human development Index van de vn meet bijvoorbeeld

alleen levensverwachting, deelname aan onderwijs en BBp. de meer uitgebreide Quality of life Index, heeft “kerkbezoek”

als een indicator van sociale contacten, terwijl dat in het seculiere nederland is vervangen door andere verbanden zoals

verenigingen. daarom moet nederland een eigen index opstellen om welzijn te meten.

een kortere werkweek kan één van de maatregelen zijn die kan bijdragen aan ons

welzijn. In 2030 is generatie Y ‘aan de macht’. er wordt wel gezegd dat deze genera-

tie, mijn generatie, inziet dat geld niet alles is. dat wij minder willen werken en werk

willen wat ons een voldaan gevoel en veiligheid geeft (Bontekoning & grondstra,

2012). niet meer het snelle geld verdienen maar iets duurzaams opbouwen. dit

beeld is erg optimistisch, maar als we succes in onze samenleving gaan aflezen aan

meer indicatoren dan alleen inkomen en productie, dan zijn we al een heel eind.

een samenleving is immers geen fabriek maar een sociale constructie waarin wij

samen leven.

Page 12: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

23

1. saMenlevIng en WelZIJnMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

22

hET GELUkkIGSTE LAND TEr wErELD

Karen Jakschtow

nederland is een van de gelukkigste landen ter wereld. Maar wat zegt dit als het

bruto binnenlands product (BBp) bepaalt hoe het met ons gaat? dat is namelijk nu

het geval: groeit de economie dan gaat het goed en krimpt de economie dan is

iedereen meteen in de mineur. ook de politiek.

In 2030 is dit veranderd en staat het bruto nationaal welzijn (BnW) centraal.

dit betekent dat naast economische prestaties ook de kwaliteit van leven en

ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid in beeld worden gebracht. samen

worden deze aspecten ook wel “brede welvaart” genoemd. door deze zaken in

onderlinge samenhang te presenteren, wordt direct zichtbaar wat de effecten van

keuzes zijn. vervolgens kan het politieke debat daarover in de volle breedte worden

gevoerd. Ik ben ervan overtuigd dat dit tot andere afwegingen en keuzes leidt.

In dit essay betoog ik waarom de stap van BBp naar BnW nodig is en uiteindelijk

ook zal worden gezet. dit ondanks de bezwaren die daar soms tegen worden

opgevoerd. dit doe ik door achtereenvolgens aan te tonen dat het BBp als maatstaf

ontoereikend is, dat er andere aanvullende instrumenten beschikbaar zijn én dat

een integratie van deze instrumenten mogelijk is. daarvoor ga ik eerst terug naar

2013.

NL 2013: het BBP staat centraal

In 2013 zijn we nog ver verwijderd van het bruto nationaal welzijn. het BBp

staat centraal en bepaalt hoe het met ons gaat. Terwijl er meer is dat ertoe doet.

onderzoek bevestigt dit: boven een bepaald inkomen worden mensen wel rijker

naar mate ze meer verdienen, maar niet gelukkiger (layard, 2005). hiervoor zijn

verschillende oorzaken. een daarvan is dat andere zaken belangrijker worden als

aan een aantal materiële basisvoorwaarden zoals eten en drinken is voldaan. dit is

vergelijkbaar met de behoeftepiramide van Maslow. volgens Maslow gaan mensen

pas op zoek naar ‘hogere orde’ behoeften als aan ‘lagere orde’ behoeften is voldaan

(gleitman, 1991). voorbeelden van ‘hogere orde’ behoeften zijn goed onderwijs en

een balans tussen werk en privé waardoor er voldoende tijd is voor bijvoorbeeld

familie en vrienden. hierbij gaat het om zaken die niet direct gekoppeld zijn aan

inkomen. sterker nog: harder werken en nog meer geld verdienen zijn vaak alleen

maar contraproductief! dit gaat immers ten koste van vrije tijd en brengt het risico

met zich mee dat er minder tijd over blijft voor zaken die echt belangrijk zijn (layard,

2005; sachs, 2011). Toch is dit wat er nu gebeurt. uit onderzoek van het sCp blijkt

dat een meerderheid van de mensen tussen de 20 en 65 het gevoel heeft het te

druk te hebben. dat kan wel kloppen want tussen 1975 en 2005 hebben we het 5

uur per week drukker gekregen. Ten koste van onze vrije tijd (sCp, 2010).

Intermezzo: we zijn toch gelukkig?

de kritische lezer vraagt zich wellicht af waar ik me druk over maak. nederland is

toch een van de meest gelukkige landen ter wereld?! (helliwell, layard & sachs,

2013). de vraag is echter hoeveel waarde we aan de uitkomsten van onderzoeken

naar “geluk” moeten hechten. de kwaliteit van deze onderzoeken is op z’n zachtst

gezegd twijfelachtig. de beste enquêtevraag om te bepalen of mensen gelukkig zijn

is namelijk zoiets als “Alles bij elkaar genomen, hoe tevreden of ontevreden bent

u tegenwoordig met uw leven als geheel?” (gelauff, 2008). Wat voor antwoord

geef je op zo’n bijzonder algemene vraag? een 5 als het echt niet goed met je

gaat? een 8 als je een gezin hebt met 1,8 kinderen? gemiddeld genomen geeft de

nederlander zijn leven als geheel een 7,6. daarbij wordt “geluk” gelijk geschakeld met

“tevredenheid”. Maar is dat wel hetzelfde? als het gaat om tevredenheid, geven we

het openbaar vervoer al jaren een 7 of iets meer (Kpvv, 2013) en zorgverzekeraars

krijgen, afhankelijk van het type verzekering, een ruime voldoende met enkele

uitschieters naar boven en beneden (verbond van verzekeraars, 2011, 2012).

op basis van deze onderzoeken kunnen natuurlijk geen representatieve conclusies

worden getrokken. het lijkt er echter op dat mensen al gauw een positief antwoord

geven als hen gevraagd wordt naar hun tevredenheid. of dat nu het openbaar

vervoer, een zorgverzekeraar of hun eigen leven betreft. er moet heel wat aan de

hand zijn voordat we iets als onvoldoende beoordelen. Ik herken dit als ik naar

mezelf kijk: ook al hebben mijn treinen regelmatig vertraging, toch ben ik over het

geheel genomen best tevreden met het nederlandse openbaar vervoer. en ook

mijn leven kan er best mee door.

Page 13: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

25

1. saMenlevIng en WelZIJnMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

24

er zijn overigens wel onderzoeken die dieper inzoomen op ‘geluk’ zoals bijvoorbeeld

de leefsituatie index van het sCp (sCp, 2013). deze onderzoeken hebben echter

vooral betrekking op materiële zaken. voor een gelukkig leven, zo hebben we net

gezien, zijn ook andere zaken van belang.

Argument 1: het BBP is niet toereikend

Internationaal steeds meer kritiek

de afgelopen jaren is het BBp steeds meer een rol gaan spelen als maatstaf voor

de algehele maatschappelijke ontwikkeling en vooruitgang. daar is het BBp echter

nooit voor bedoeld geweest. Zo constateren stiglitz, sen en fitoussi (2009) in een

rapport dat zij in opdracht van de franse president sarkozy schreven, dat het BBp

niet gebruikt kan worden om sociale en duurzaamheidsaspecten te meten. deze

aspecten zijn echter wel van belang voor de kwaliteit van ons leven. hierbij gaat

het bijvoorbeeld om sociale samenhang, gezondheid, onderwijs en een schoon

milieu (eC, 2009). ook de waarde van bijvoorbeeld vrije tijd en vrijwilligerswerk

wordt niet meegenomen in het BBp omdat die zich niet direct in euro’s vertaalt

(halsema, 2008). het BBp zegt namelijk alleen iets over marktgerichte economische

activiteiten. sterker nog, in het BBp wordt ervan uitgegaan dat elke economische

activiteit een positief effect heeft. als bijvoorbeeld de criminaliteit toeneemt, dan

stijgt het BBp mee als gevolg van de grotere politie inzet. Iets vergelijkbaars zien we

bij de schoonmaakkosten van milieurampen. ook die tikken positief door in het BBp.

Maar of het dan werkelijk beter gaat is de vraag (eC, 2013).

er ontstaat dan ook een ander beeld als er met een bredere blik wordt gekeken naar

de staat van nederland. de genuine progress Indicator (gpI) is een voorbeeld van

zo’n indicator die breder kijkt en de brede welvaart meet. als de ontwikkeling van het

BBp tegen de ontwikkeling van de gpI wordt afgezet, dan blijkt dat de gpI sinds 1978

afneemt, terwijl de economie (lees: het BBp) is blijven groeien. de onderzoekers

concluderen op basis hiervan dat vanaf 1978 de externe kosten van economische

groei groter zijn dan de baten (Kubiszewsk et. al., 2013). ook de happy planet Index

(2013) geeft een ander beeld van hoe het met ons gaat. deze index baseert zich op

de levensverwachting, het welzijn en de ecologische footprint van landen. daarin

staat nederland ergens in het midden tussen Bolivia en Malta. voldoende reden om

verder te kijken dan het BBp!

gelukkig gebeurt dat ook. In reactie op de kritiek op het BBp is de europese

Commissie gestart met het “Beyond gdp (= BBp, red. KJ) initiative”. dit is gericht op

de doorontwikkeling van het BBp tot een bredere maatstaf die ook iets zegt over

de sociale en duurzaamheidsaspecten van vooruitgang (eC, 2009). het europees

parlement heeft dit initiatief in 2011 met een resolutie ondersteund (ep, 2011). In

hetzelfde jaar heeft ook de vn een resolutie aangenomen waarin deelnemende

landen worden uitgenodigd om meer aandacht te besteden aan het meten van

geluk en welzijn en dit ook als input te gebruiken bij het maken van beleid (un,

2011).

Hoe kijken we in Nederland naar het BBP?

er is niet alleen internationaal kritiek op het BBp. In eigen land is in 2013 een advies

van de WRR verschenen dat ervoor pleit verder te kijken dan het BBp. ook het CpB

geeft aan dat het BBp een onvolledige en soms zelfs misleidende maat is voor de

omvang van de maatschappelijke welvaart (CpB, 2009). Toch lijkt het CpB geen

voorstander van een doorontwikkeling van het BBp. het is volgens het CpB niet

mogelijk om alle componenten van brede welvaart objectief te meten en zeker niet

in één maatstaf. als dit desondanks wel geprobeerd wordt dan is dat volgens het

CpB altijd subjectief en dus politiek geladen. Zowel de selectie van factoren als het

wegen en meten ervan is namelijk van invloed op de uitkomst. vandaar dat dit een

politieke keuze zou moeten zijn aldus het CpB.

het is volgens mij maar net welke afspraken je daarover maakt. uit het eerder

genoemde WRR-advies blijkt dat ook het BBp op verschillende manieren kan

worden gemeten. als voorbeeld noemt de WRR de waardering van vrije tijd. In

nederland is dit geen onderdeel van het BBp, in andere landen wel. dit is van invloed

op de omvang van het BBp. Zo had ons land rond 2000 een BBp per hoofd van

de bevolking van tachtig procent van het BBp van de verenigde staten. Maar als

vrije tijd gewaardeerd zou worden op het gemiddelde BBp per uur, dan zou het

nederlandse BBp per hoofd van de bevolking vijftien procent hoger liggen dan dat

van de verenigde staten. over subjectiviteit gesproken.

Page 14: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

27

1. saMenlevIng en WelZIJnMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

26

Argument 2: Er zijn andere instrumenten

nu wordt in nederland gelukkig niet zo eenzijdig over de staat van nederland

gerapporteerd als het op het eerste gezicht lijkt. er wordt naast het BBp wel degelijk

gekeken hoe het met andere aspecten van ons land gaat. dit gebeurt bijvoorbeeld

in de Balans van de leefomgeving en de sociale staat van nederland die met enige

regelmaat verschijnen. en sinds kort is er de Monitor duurzaam nederland waarin

het CBs en de drie planbureaus samen de stand van zaken op het gebied van

duurzaamheid beschrijven.

de WRR (2013) ziet de Monitor als een manier om beter in beeld te brengen waar

het eigenlijk om gaat. daarbij doelt de WRR op de maatschappelijke of brede

welvaart. de Monitor is inderdaad een goede poging om het denken te verbreden.

Ik constateer echter dat de Monitor slechts een beperkte rol in het politieke debat

speelt, terwijl hij wel zeer relevante informatie voor dit debat bevat: informatie

over de maatschappelijke ontwikkeling en vooruitgang, en vooral de lange termijn

effecten daarvan (CpB, CBs, pbl, sCp, 2011). Wellicht komt dit doordat de Monitor

relatief op zichzelf staat waardoor hij gemakkelijk terzijde te schuiven is.

Argument 3: Eén integrale monitor is mogelijk

er is dus een monitor nodig waar de politiek niet om heen kan en die doorwerkt in al

het beleid en alle politieke keuzes die worden gemaakt. daarom zou ik ervoor willen

pleiten de huidige monitor van het BBp te vervangen door één integrale monitor

die ingaat op economische prestaties, kwaliteit van leven én duurzaamheid. een

monitor die de brede welvaart meet, uitgedrukt in het bruto nationaal welzijn in

plaats van het bruto nationaal product. dit sluit aan op voorstellen die in duitsland

en frankrijk zijn gedaan en komt tegemoet aan de wens van ruim twee derde van

de eu-burgers om de vooruitgang breder te meten (Conseil d’analyse Économique,

sachverständigenrat zur Begutachtung der gesamtwirtschaftlichen entwicklung,

2010; eC, 2008).

reflectie: waar staan we nu?

voorlopig zijn we nog ver verwijderd van één integrale monitor van de staat van

nederland. om tot zo’n monitor te komen is een politiek nodig die over haar eigen

schaduw heen stapt en op de lange termijn gericht is. op dit moment lijkt de politiek

vooral bezig met het halen van kortetermijn-doelen en nemen interne discussies

veel tijd en aandacht in beslag. of zouden de hervormingen van de verzorgingsstaat

zoals die de afgelopen periode zijn ingezet, naast bezuinigingen ook kunnen

worden gezien als een stap in de richting van meer op de toekomst gericht beleid?

Epiloog: NL in 2030

Ik hoop en ga er eigenlijk ook van uit dat er in 2030 een nieuwe werkelijkheid is

ontstaan met een focus op duurzame economische groei. Met een politiek die

toekomstgericht is en rekening houdt met de gevolgen van haar beleid. niet alleen

nu maar ook op de langere termijn, voor ons en de generaties na ons. daarbij wordt

de politiek ondersteund door één Centraal Bureau dat op basis van alle bestaande

stukken een mooie integrale rapportage over de staat van nederland maakt. Ik ben

ervan overtuigd dat dit tot andere politieke afwegingen en besluiten leidt waardoor

wij in 2030 oprecht kunnen zeggen dat nederland tot de gelukkigste landen van de

wereld behoort.

Page 15: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

Met hartelijke groet, de nieuwe generatie.

28

2ZorG EN

oNDErwIJS

Page 16: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

31

2. ZoRg en ondeRWIJsMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

30

PAAL EN PErk AAN ZorGMoNoPoLIES

Martin van Elp

Monopolies en kartels zijn over het algemeen schadelijk voor de maatschappij en

daarom grijpen overheden regelmatig in als ze bestaan of dreigen te ontstaan.

Monopolies van voormalige staatsbedrijven als Kpn en postnl zijn langzaam

teruggedrongen en de kartels in de bouw in de jaren ’90 leidden in 2002 zelfs tot de

parlementaire enquête naar de bouwfraude. In de zorg is onder andere sprake van

monopolies door het verstrekken van patenten voor medicijnen en behandelingen.

de advisering over opleidingscapaciteit voor artsen door artsen zelf, via het

Capaciteitsorgaan, heeft daarnaast de trekken van een kartel.

deze zorgmonopolies dreigen steeds meer schade toe te brengen aan de

maatschappij en daarom moeten deze ingeperkt worden. dit essay pleit voor

inperking van zorgmonopolies omdat ze het voortbestaan van de verzorgingsstaat

bedreigen. voor het behalen van de eventuele voordelen van deze monopolies

zijn bovendien alternatieven voorhanden. de kwaliteit van de zorg als geheel loopt

hierbij ook geen gevaar en kan zelfs profiteren van het terugdringen van deze

zorgmonopolies.

Verzorgingsstaat bedreigd door zorgmonopolies

Zorgmonopolies maken het sociaal contract dat ten grondslag ligt aan onze

verzorgingsstaat onhoudbaar. Inkomensverschillen nemen toe en zorgmonopolies

maken de zorg juist steeds duurder. daardoor zullen verschillen in toegang tot

adequate zorg naar verwachting toenemen. dit zet de rechtvaardigheid zoals die

door individuen wordt ervaren onder druk. en wanneer een maatschappelijke

ordening, als onze verzorgingsstaat, niet meer als rechtvaardig wordt ervaren, is

deze in gevaar.

Gevaar van toenemende inkomensverschillen

ontwikkelingen zoals hogere beloning voor de top van het bedrijfsleven en bankiers

wijzen op een toekomst met toenemende inkomensverschillen. In de meeste landen

van de oeso, club van vooral rijke landen, is de afgelopen decennia het inkomen

van de rijkste 10% harder gestegen dan dat van de armste 10% (oeso, 2011). deze

toename van inkomensongelijkheid is niet zo erg als met dat verschil in inkomen

alleen meer luxe, zoals een mooiere auto, gekocht kan worden. de piramide van

Maslow (Maslow, 1943) geeft een hiërarchie van universele menselijke behoeften.

de piramide geeft de opeenvolgende treden naar levensgeluk. gezondheid behoort

volgens Maslow tot de tweede trede, veiligheid- en zekerheidsbehoeften, naast

zaken als geen vrees voor bedreiging van lichaam en bezit, baanzekerheid, en een

spaarpotje voor tegenslagen. Mensen willen deze veiligheid- en zekerheidsbehoeften

vervullen nadat de lichamelijke behoeften zoals water, eten en slaap vervuld zijn.

volgens Maslow moet gezondheid verzekerd zijn voordat mensen gaan streven

naar sociaal contact, waardering en erkenning, en zelfontplooiing.

Toenemende inkomensverschillen zijn gevaarlijk als bijvoorbeeld tegelijkertijd de

gezondheidszorg onbetaalbaar wordt. hoogte van het inkomen zou dan immers de

toegang tot adequate gezondheidszorg gaan bepalen. Binnen een samenleving de

toegang tot een van de eerste universele behoeften op weg naar geluk afhankelijk

maken van inkomensniveau en vermogen is riskant (sandel, 2013). onvrede over

welgestelden die wel goede zorg krijgen en minderbedeelden die achterblijven met

niets zal maatschappelijke tegenstellingen verscherpen.

Monopolies maken zorg ontoegankelijker

de zorg wordt ontoegankelijker door de huidige wijze van patentverstrekking en

bepaling van opleidingscapaciteit van artsen, twee vormen van monopolie. door

hoe een monopolist zijn winst maximaliseert is de maatschappij in beginsel slechter

af. In de zorg zorgen patenten bovendien voor al maar duurdere zorg, die wij (bijna)

niet meer voor iedereen kunnen vergoeden. en op het platteland dreigt een tekort

aan huisartsen omdat men daar kennelijk de neus voor op kan halen.

Voors en tegens van monopolies

Bij wijze van spreken is in elk tekstboek economie te lezen dat monopolies in

beginsel onwenselijk zijn. een monopolist die zijn winst maximaliseert, stelt voor

zijn product een monopolieprijs vast die hoger ligt dan de marginale kostprijs. de

monopolist doet dit omdat verdere prijsverlaging wel tot meer afzet leidt, maar niet

opweegt tegen de lagere marge op de producten die ook zonder prijsverlaging

verkocht zouden zijn. Bij volledige concurrentie, met veel verkopers, zou een

lagere prijs tot stand zijn gekomen omdat extra verkopen voor elke individuele

Page 17: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

33

2. ZoRg en ondeRWIJsMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

32

verkoper dan wel opwegen tegen een lagere marge. de monopolieprijs heeft

twee gevolgen. Ten eerste betalen de consumenten die wel tegen de hogere

monopolieprijs afnemen een hogere prijs. de monopolist verdient meer aan deze

consumenten dan onder volledige concurrentie. de verdeling van de voordelen van

de transactie verschuift in het voordeel van de monopolist. Ten tweede is er een

groep consumenten die onder volledige concurrentie wel had afgenomen, maar

niet tegen de monopolieprijs. hier ontstaat een welvaartsverlies: de monopolist

houdt geen rekening met de voordelen die deze groep zou hebben gehad bij een

lagere prijs en deze potentiële voordelen gaan dus ‘verloren’.

de Mededingingswet (art. 6) houdt de mogelijkheid open dat een monopolie

kan bijdragen aan een verbetering van de productie of aan bevordering van

de technische of economische vooruitgang. een billijk deel van de daaruit

voortvloeiende voordelen moet de gebruikers dan wel ten goede komen. het kan

dat door marktfalen een product niet op de markt komt of niet verbeterd wordt.

als innovatie weinig of niets oplevert voor de bedenker begint deze er niet aan.

voor veel technologische ontwikkelingen gaat dit op: bedrijven als apple en philips

zouden niet meer grote sommen in innovatie investeren als nieuwe vindingen gelijk

gekopieerd kunnen worden. Bij infrastructuur kan het inefficiënt zijn om meerdere

gelijksoortige netwerken aan te leggen: we hebben bijvoorbeeld maar één spoornet

in nederland. alleen wanneer een monopolie dus belangrijke maatschappelijke

voordelen oplevert, kan dat opwegen tegen de nadelen.

Zorg waar de wereld nog niet klaar voor is

farmaceutische bedrijven verwachten nadat zij met succes een medicijn (of

behandeling) hebben uitgevonden een patent hierop te krijgen. een patent is een

juridische constructie die in feite voor een beperkte tijd het alleenrecht op de

verkoop van het medicijn geeft. een patent is daarom een tijdelijk monopolie. We

geven dit monopolie om de ontwikkeling van medicijnen te bevorderen. Met een

monopolie op een succesvol middel valt goed geld te verdienen en daarom zijn

er bedrijven bereid hier energie in steken. doordat nieuwe medicijnen worden

ontwikkeld leveren zorgpatenten maatschappelijke voordelen op: ziekten kunnen

steeds beter bestreden worden met alle welvaartswinst van dien.

het is de vraag of de redenering dat patenten op medicijnen goed voor ons zijn

nog altijd opgaat. Bij ongewijzigd beleid worden medicijnen steeds duurder, want

vooruitgang in de farmacie gaat steeds trager en/of kost steeds meer (scannel, 2012).

Zo dreigen medicijnen voor kanker onbetaalbaar te worden (volkskrant, 2013b).

en in 2012 ontstond ophef toen het College voor Zorgverzekeringen (CvZ) in een

conceptadvies voorstelde de vergoeding van dure medicijnen voor de zeldzame

ziekten pompe en fabry uit het basispakket te halen. Minister schippers liet toen

weten dat voortzetting van de vergoeding op termijn afhankelijk is van of dit tegen

‘maatschappelijk aanvaardbare kosten’ kan (volkskrant, 2013a). het zou dus goed

kunnen dat sommige medicijnen zo duur worden dat ze niet meer verantwoord

vergoed kunnen worden. en een alternatief is er veelal niet omdat er een patent op

het medicijn rust. de wereld is er nog niet klaar voor.

rantsoenering aantal artsen beperkt toegang

landelijk is de instroom in de opleiding geneeskunde beperkt door de numerus fixus.

slechts een beperkt aantal studenten wordt jaarlijks toegelaten om arts te worden.

over het aantal studenten dat kan instromen adviseert het Capaciteitsorgaan aan

de minister van volksgezondheid. de stichting Capaciteitsorgaan is opgericht

door partijen uit het veld, waaronder artsen zelf. uitgaande van de te verwachten

zorgbehoefte stelt het Capaciteitsorgaan ramingen op voor de opleidingscapaciteit

van de initiële opleiding tot arts en de medische en tandheelkundige vervolg

opleidingen.

In oktober 2013 heeft het Capaciteitsorgaan geadviseerd minder medisch

specialisten op te leiden (nos, 2013). het risico is dat artsen daarmee de markt op

slot zetten. via het Capaciteitsorgaan bepalen artsen in zekere zin zelf met hoeveel

ze zijn. dat heeft de trekken van een kartel. natuurlijk zijn medische opleidingen

duur, en daarom kunnen we ze niet onbeperkt financieren. Maar het is niet gezegd

dat de bespaarde opleidingskosten voldoende compensatie zijn voor de kosten van

dit kartel. door het aantal artsen te beperken, kunnen artsen immers een hoger

tarief vragen voor hun diensten en kunnen ze door ‘overwerk’ nog meer verdienen.

dit is het hiervoor genoemde nadelige gevolg van hoe een monopolist zijn winst

maximaliseert. het kunnen bepalen van de opleidingscapaciteit is een perverse

prikkel. de in andere sectoren zo gezonde concurrentie wordt uitgeschakeld.

Page 18: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

35

2. ZoRg en ondeRWIJsMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

34

een bijkomend gevolg van dit kartel is te vinden op het drentse platteland. daar

dreigt een tekort aan huisartsen (artsennet, 2013). door de beperking van het

aantal opleidingsplekken van artsen dreigt de zorg in specifieke delen van het land

ontoegankelijker te worden.

robuuste maatschappij vereist rechtvaardigheid

Rechtvaardigheid is een belangrijke voorwaarde om een samenleving in stand te

houden. Wanneer groepen zich benadeeld voelen, wacht opstand. filosofen als

locke, Rousseau en Kant gebruiken in hun uiteenzettingen een (impliciet) sociaal

contract tussen burgers en overheid om de reikwijdte van overheidsgezag te

duiden. filosoof Rawls borduurde hier op voort om te bepalen wat rechtvaardig is

(Westerman, 1998, p. 64).

Rawls introduceert de ‘sluier van onwetendheid’ in een gedachte-experiment. In

zijn gedachte-experiment gaan we met elkaar in discussie over een rechtvaardige

verdeling van rechten, plichten en welvaart zonder te weten wat onze eigen plek in de

maatschappij zal zijn. Rawls concludeert onder andere dat sociale en economische

ongelijkheden alleen rechtvaardig zijn als zij voor iedereen compenserende

voordelen met zich meebrengen, in het bijzonder voor de minstbedeelden (Rawls,

1972, p. 11-15). een zorgmonopolie is daarom onrechtvaardig wanneer het de

maatschappelijke ongelijkheid bij de toegang tot zorg vergroot en niet voor iedereen

(compenserende) voordelen oplevert. voor zorgmonopolies die onrechtvaardig

uitpakken is het raadzaam een alternatief zoals hierna beschreven te kiezen.

Alternatieven zijn voor handen

paal en perk aan zorgmonopolies vereist een wenkend alternatief en dat is er.

als medicatie te duur wordt, is geduld een schone zaak. geduldig sparen kan

via fondsvorming en prijsvragen bovendien een alternatief voor het toestaan van

monopoliewinsten zijn. en wanneer we de kracht van de markt benutten kan het

opleiden van meer artsen zichzelf grotendeels reguleren, zonder advies van het

Capaciteitsorgaan.

Geduld is een schone zaak

om te voorkomen dat medicijnen in de wereld komen die niet voor iedereen

toegankelijk zijn, en daarmee onrechtvaardig uitpakken, moeten we een nieuwe

weg inslaan. daarom pleit ik voor het uitgangspunt dat de verlening van een patent

op medicatie afhankelijk is van de toegankelijkheid van het medicijn. Wanneer een

medicijn zo duur is dat het voor sommigen ontoegankelijk wordt, is het onwenselijk

dat een patent op het medicijn verkregen kan worden. net als dat we met elkaar

kunnen beslissen dat een ruimtestation op Mars (nog) te duur is, kunnen we ook

besluiten geduld te hebben met de ontwikkeling van een nu (nog) te duur medicijn.

fondsvorming

door een patent te verlenen voor medicijnen is in zekere zin sprake van een ‘open

einde regeling’. als maatschappij hebben we geen vat op de monopolieprijs die

de farmaceut gaat vaststellen en de omvang van de doelgroep waarvoor dure

medicijnen de wereld in komen is vooraf ook onbekend. om dit risico te voorkomen

kan gedacht worden aan fondsvorming waaruit prijzen worden verstrekt in plaats

van patenten.

de X pRIZe foundation prikkelt partijen met prijzen om innovaties te ontwikkelen

(www.xprize.org). de bekendste prijs was de ansari X pRIZe voor het eerste private

ruimtevaartuig dat binnen twee weken drie personen tweemaal naar 100 kilometer

boven de aarde kon brengen. naar analogie kan voor ziekten een prijsvraag

uitgeschreven worden met een significante som geld als prijs. In de beloning kan

meegewogen worden dat de vondst een domino-effect kan hebben. de winnaar

wint de prijs en is vergoed voor zijn inspanningen. het medicijn kan vervolgens door

iedereen tegen een competitieve prijs vervaardigd worden.

Meer artsen opleiden

voor meer prijsdruk en artsen daar waar de vraag is, is het raadzaam meer artsen

op te leiden dan het Capaciteitsorgaan adviseert. dit verhoogt de mate van

concurrentie. de markt zal zich in belangrijke mate zelf reguleren: als het tarief niet

meer opweegt tegen de inspanning om arts te worden en te zijn, vlakt de instroom

vanzelf af. verdere zelfregulering wordt bereikt door de hogere eigen bijdrage die

op termijn van studenten gevraagd wordt. Maatschappelijk gezien zou het in ieder

Page 19: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

37

2. ZoRg en ondeRWIJsMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

36

geval verstandig zijn om de opleidingscapaciteit met een meer integrale afweging te

bepalen dan sec de zorgbehoefte: marktwerking met haar invloed op tarieven en de

regionale spreiding van zorgaanbod horen ook in deze afweging thuis.

kwaliteit zorg loopt geen gevaar

de kwaliteit van de zorg loopt geen gevaar als zorgmonopolies worden beperkt.

farmaceutische bedrijven zullen hun onderzoeksbudget anders besteden, wat dus

niet per se nadelig is voor de kwaliteit van de totale zorg. door meer artsen op de

arbeidsmarkt zullen de tarieven bovendien dalen en zal de eigen huisarts dichterbij

zijn. het gevolg van het beperken van patenten tot medicatie die voor iedereen

toegankelijk is, is dat de farmaceutische industrie zich zal richten op medische

innovaties waar iedereen van kan profiteren. dat zijn immers innovaties waar je wel

een patent op kunt krijgen. Beperking van een doorgeschoten patentrecht kan zelfs

innovatie bevorderen (Tabarrok, 2013). dat sterkt de verwachting dat er met deze

maatregel gewoon doorgegaan wordt met medisch onderzoek. Meer artsen op de

arbeidsmarkt creëert prijsdruk waardoor tarieven omlaag zullen gaan. de zorg blijft

naar verwachting betaalbaar, de basisverzekering is meer houdbaar, en de premie

schappelijker. Bovendien zou het hebben van meer artsen op de arbeidsmarkt

prikkelen om te gaan werken daar waar vraag is. door meer artsen op te leiden,

kunnen we regionaal tekorten voorkomen wat ook ten goede komt aan de kwaliteit.

whAT If.... NAAr EEN oNDErwIJSToEkoMST ZoNDEr BEPErkINGEN Morris Oosterling

‘If old answers don’t work anymore, start asking new questions’ is de slogan van

TIas, school for Business and society. als er een sector is waar verondersteld wordt

dat oude antwoorden niet meer werken, dan is het het onderwijs wel. vooral Ken

Robinson spreekt hierover in zijn Ted-talks 4. ook veel mensen die in het onderwijs

werken zien langzaamaan dat een omslag noodzakelijk is, getuige bewegingen als

‘operation education’, ‘leraren met lef’, ‘de Meesterschappers’ en ‘onderwijslab’.

het is dus tijd voor nieuwe vragen. de manier waarop deze vraag wordt gesteld,

geeft direct ook aan in welke richting men denkt. stel dat de volgende vraag wordt

gesteld:

‘hoe kan het onderwijs zonder al die bureaucratische rompslomp weer

ruimte geven aan individuele professionals?’

een herkenbare wens in het onderwijs. Waarschijnlijk is de vraagsteller een docent

in een grote onderwijsorganisatie. Juist in grote onderwijsorganisaties viert de

bureaucratie immers hoogtij en hebben docenten veelal het gevoel dat hun vak is

uitgehold. er zit echter ook een veronderstelling achter die niet wordt geëxpliciteerd:

het onderwijs is beter als er geen bureaucratie is en professionals volledig de ruimte

wordt gegeven. deze veronderstelling dient nader bezien te worden.

Bureaucratie verwijst naar een bepaalde mate van ordelijkheid, van procedures en

van heldere processen (vergelijk Birnbaum, 1988). een organisatie kan doorschieten

in haar regeldrang, waardoor voor elk onbeduidend besluit een lange procedure

moet worden doorlopen of de vrijheid van handelen wordt beperkt doordat men

gehouden is aan protocollen en voorgeschreven gedrag. aan de andere kant van

het spectrum zijn er geen voorschriften, waardoor ieder het eigen wiel dient uit

te vinden of voor de besluitvorming van vele actoren akkoord dient te verkrijgen,

die op voorhand niet gekend zijn. geen van beide situaties lijkt wenselijk. er moet

derhalve gezocht worden naar een werkbare vorm van bureaucratie, die vrijheid

biedt voor eigen inzichten, maar tevens voldoende helderheid biedt voor goede

omgang in de organisatie. en dit is niet, zoals door onze vraagsteller gesuggereerd,

geen bureaucratie.

Page 20: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

39

2. ZoRg en ondeRWIJsMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

38

Ten aanzien van de professionaliteit wordt er eigenlijk gevraagd om autonomie om

individueel betekenis te kunnen verlenen aan de werkzaamheden. Idealiter krijgt

een team van docenten voldoende ruimte hiertoe (vermeulen, vink & Roman,

2012), te weinig ruimte zorgt voor uitholling van de professionaliteit van het

team (zie ook vink & oosterling, 2013). deze ruimte kan echter ook doorslaan:

bij teveel autonomie dreigt ordeloosheid en individuele betekenisverlening aan de

werkzaamheden (vergelijk Birnbaum, 1988). net als op het niveau van het bestuur,

is ook op het niveau van de professional enige mate van controle gewenst (vergelijk

oosterling, 2014), maar blijft er voldoende ruimte over voor teams van docenten

om naar eigen inzicht de werkzaamheden te verrichten (zie ook onderwijsraad,

2007). Toch is de gestelde vraag zeer interessant, omdat in feite wordt gevraagd

om het opheffen van beperkingen, ten behoeve van ruimte voor de redenen

waarom mensen hebben gekozen om in het onderwijs te werken. Ik zou daarom

de vraag willen herformuleren en in dit artikel proberen een antwoord te geven op

de volgende ‘what if’-vraag:

‘wat als er geen beperkingen meer worden ervaren om het

onderwijs te vernieuwen?’

De kracht van een droom

de “wat als”-vraag biedt gelegenheid om te bezien hoe de realiteit eruit ziet als de

wereld niet is zoals nu, maar in een gewenste ideale situatie. In het voorbeeld dus

als er geen beperkingen worden ervaren. dit betekent niet dat er geen beperkingen

zijn, maar dat deze beperkingen kunnen worden geïntegreerd met de eigen wensen,

waardoor de beperkingen niet als zodanig worden ervaren. dit maakt het mogelijk

om te dromen en de vraag te stellen wat we nu eigenlijk als ideale situatie zien. hier

gaat kracht vanuit. de kracht om de eigen toekomst vorm te geven en daarmee de

verantwoordelijkheid te nemen voor deze toekomst. “The future belongs to those

who believe in the beauty of their dreams”5 .

voorgaande heeft onderwijslab, een groep jonge onderwijsprofessionals gedaan

(zie onderwijslab, 2013). In het droombeeld van onderwijslab zijn docenten het

boegbeeld van leren en ontwikkelen en vervullen hierin een voorbeeldfunctie.

Juist de nieuwe generatie docenten gelooft dat leren begint bij de verbinding met

de lerende. het is daarom van groot belang om de talenten van deze lerenden

5 Citaat van eleanor Roosevelt6 daar waar gebruik wordt gemaakt van de ‘hij’-vorm, wordt tevens de ‘zij’-vorm bedoeld

centraal te stellen. dit zijn niet alleen cognitieve talenten, maar ook emotionele en

praktische. deze talenten worden niet alleen ontwikkeld met behulp van boeken

of door klassikale besprekingen. ook nieuwe, innovatieve manieren van leren

spelen een veel grotere rol in het onderwijsproces. docenten geven hier vorm aan

door hun ondernemendheid. ondernemendheid is een houding, waarbij gekeken

wordt naar kansen om onderwijs leuk en inspirerend te maken binnen en buiten

het klaslokaal. de docent neemt hierin het initiatief en durft nieuwe (digitale)

didactieken uit te proberen. Zo af en toe stapt hij uit6 zijn comfortzone om zich

te blijven ontwikkelen. ook steekt de docent zijn nek uit om de schoolorganisatie

te verbeteren en nieuw beleid vorm te geven en te implementeren. een goed

voorbeeld van ondernemendheid is de docent die naast zijn functie als docent ook

een functie in het bedrijfsleven heeft. vooral in het MBo, hBo en op universiteiten

zijn er al veel docenten die het docentschap combineren met andere functies. dit

zorgt voor synergie: ervaringen in het bedrijfsleven zijn voor lerenden boeiend en

interessant en ervaringen in het onderwijs maken de docent een rijkere professional

in het bedrijfsleven. het droombeeld van onderwijslab wordt gecomplementeerd

door schoolleiders, directeuren en bestuurders die ook ondernemend durven zijn,

de controle los durven laten en juist daardoor betere resultaten bereiken.

In het voorgaande is duidelijk gemaakt dat vernieuwing van het onderwijs vele

facetten heeft die uiteindelijk moeten resulteren in onderwijs dat altijd en overal

plaatsvindt en waarbij iedereen zowel lerende als leraar kan zijn. het resultaat hiervan

is dat de school niet langer een school is, maar veeleer een lokaal knooppunt waar

mensen met leer-, ontwikkel- en werk-vraagstukken terecht kunnen. In het hierna

volgende wordt besproken waarom dit zo relevant is voor het onderwijs.

Naar een nieuwe toekomst

onderwijslab (2013) ziet belangrijke beperkingen in het leerklasjaarsysteem en

‘massa-curricula’. hierdoor worden de mogelijkheden om talenten van lerenden

ten volle te ontdekken en te ontwikkelen onvoldoende benut. In de ideale situatie

is namelijk geen sprake meer van leerlingen, maar van lerenden. dit maakt duidelijk

dat iedereen kan, en eigenlijk misschien wel moet, leren en dat leren dus niet alleen

iets van kinderen is.

Page 21: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

41

2. ZoRg en ondeRWIJsMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

40

deze beperkingen komen samen in het concept ‘school’. als (jonge) professionals

‘school’ aan de hand van één woord typeren, is dit het beeld dat zij hebben van de

school (onderwijslab, 2013):

het beeld dat deze (jonge) professionals hebben van school is er een van beperkte

vrijheden. In het nieuwe onderwijs staat de school open voor veel invloeden van

buitenaf en is op een natuurlijke wijze met de omgeving verbonden. dit maakt het

mogelijk dat lerenden niet extrinsiek gemotiveerd hoeven worden om te leren, dat

gaan ze als vanzelf doen. er ontstaat een bruisend geheel, waarbij tevens op menselijk

vlak verbindingen ontstaan: verbindingen tussen de docent en de lerende, de lerende

en de andere professionals, de docent en andere professionals, ouders en docenten

en docenten en schoolleiders. In deze contacten staan talentontwikkeling en het

leerproces centraal. ook ervaren leraren meer vrijheden in hun werkzaamheden

doordat methodes worden losgelaten. Zij werken resultaatgericht en net zo goed

als de lerenden ontwikkelen docenten zich ook in hun professionaliteit. leren komt

zo centraal te staan in het onderwijs.

 Figuur 1: School gedefinieerd door (jonge) professionals (uit Onderwijslab, 2013)

dit is wezenlijk, aangezien het beeld dat (jonge) professionals hebben van ‘leren’

namelijk veel meer positieve connotaties kent (zie onderwijslab, 2013):

Nu de eerste stappen zetten

Mijn droom is dat we dit onderwijs van de toekomst realiseren. Wat is er nodig om

van de huidige situatie naar dit droombeeld te komen? uit onderzoek weten we dat

docenten een cruciale rol vervullen in de randvoorwaarden om leren mogelijk te

maken (Creemers, 1994; denis en van damme, 2010). het is dan ook van wezenlijk

belang de ervaren beperkingen van docenten te bezien en hier oplossingen voor

aan te dragen. de volgende citaten van docenten over onderwijsvernieuwing (mede

gebaseerd op onderwijsraad, 2007) geven inzicht in deze beperkingen:

• ‘Ik wil wel, maar ik heb er geen tijd voor.’

• ‘We doen het nou eenmaal zo en het werkt toch goed.’

• ‘Alles is al wel eens geprobeerd, wat je ook bedenkt, het kan toch niet.’

• ‘Er is altijd zo veel bedacht voor ons, nooit met ons.’

 Figuur 2: Leren gedefinieerd door (jonge) professionals (Onderwijslab, 2013)

Page 22: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

43

2. ZoRg en ondeRWIJsMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

42

de eerste en belangrijkste tegenwerping van buitenstaanders is veelal in de trant

van: ‘ze moeten leren om iets harder te werken, ze willen en kunnen gewoon

niet hard werken, wij doen dat wel, wat een stelletje ambtenaren’. een typisch

geval van ‘vastdenken’ (gunther, 2013). Zonder begrip voor het perspectief van de

ander, kunnen we over en weer in onze greppel gaan liggen en wachten tot er op

magische wijze een oplossing tot ons komt. We kunnen ons ook actiever opstellen

en proberen om ons in te leven in de belevingswereld van de ander, te bezien hoe

we beperkingen kunnen opheffen en kunnen werken aan een win-win situatie (zie

ook onderwijsraad, 2007; vink & oosterling, 2013).

docenten hebben hart voor het onderwijs, voor de kinderen die ze in hun klas

hebben en voor het leerproces van deze kinderen. dit heeft te maken met betekenis,

het gevoel hebben dat je kunt bijdragen aan het geluk en de ontwikkeling van

andere mensen. In deze betekenisgeving komen passie en motivatie naar voren. ‘Ik

wil ervoor zorgen dat Inge, met al haar problemen en moeilijkheden, de kans krijgt

om naar de havo te gaan, daar is ze beter op haar plek, ze zit altijd zo graag in de

boeken’ of ‘Ik ga meer aandacht besteden aan techniek en dan vooral aan praktische

opdrachten, omdat Bram dan ziet dat niet alleen leren uit de boeken belangrijk is

en blij is dat hij na groep 8 naar het vmbo kan’. de docent zet net dat stapje extra,

omdat hij het belangrijk vindt dat deze kinderen hun talenten kunnen ontdekken en

ontwikkelen. daarvoor moet hij vaak op zoek naar specifieke oplossingen en dat

kost tijd en moeite.

We hebben de hoop, dat als wij iets belangrijk vinden, dat anderen dat automatisch

ook vinden en ons ondersteunen. We verwachten dan in andere woorden een

gezamenlijk doel. het bestuurlijk niveau worstelt echter met vragen over de sturing,

de financiën, rendement en controle. op geen enkele manier staan de wensen

van docenten en de eisen van het bestuur met elkaar in verbinding. dit gebrek

aan verbinding tussen deze ‘werelden’ leidt tot de genoemde beperkingen (vink

& oosterling, 2013), tot docenten die van de eigen werkomgeving zijn vervreemd

en de drijvende waarden achter hun werk niet meer terugvinden in hun dagelijkse

activiteiten (van dijk & oosterling, 2012).

om mogelijkheden te creëren voor een mooie toekomst moeten we in verbinding

met elkaar komen. Wederzijds begrip krijgen voor elkaars standpunten en doelen.

van daaruit kunnen we werken aan gezamenlijke doelen. Zo werken we aan scholen

zonder beperkingen, ervaren we vrijheid in verbondenheid. en dit lijkt me dan ook

een mooi motto voor het onderwijs van de toekomst: één voor allen, allen voor

één.

Page 23: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

Met hartelijke groet, de nieuwe generatie.

44

3 VErZorGINGSSTAAT

EN EUroPA

Page 24: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

47

3. veRZoRgIngssTaaT en euRopaMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

46

VAN VErZorGINGSSTAATToErISME NAAr EEN EUroPESE BIJSTAND

Remmert van Haaften

de laatste tijd duiken steeds vaker berichten over onze verzorgingsstaat op die

tot nadenken stemmen. de eu schrijft nederland voor dat de ov-studentenkaart

ook aan buitenlandse studenten moet worden verstrekt, Bulgaren blijken op grote

schaal zorg- en huurtoeslagen te innen en nederlanders overwinteren met aWBZ-

geld in spanje. hoewel de voorbeelden verschillend van aard zijn, dringt zich steeds

dezelfde vraag op: voor wie is de nederlandse verzorgingsstaat bedoeld en hoe

verhoudt hij zich tot de wereld om zich heen? of anders gezegd: met wie zijn wij

eigenlijk solidair?

De nationale verzorgingsstaat

de verzorgingsstaat kent een lange geschiedenis. Wat ooit begon als lokale armenzorg

is uitgegroeid tot een fijnmazig nationaal systeem van geïnstitutionaliseerde

solidariteit dat wij vandaag de dag de verzorgingsstaat noemen. die solidariteit

heeft naast een liefdadige kant ook altijd een disciplinerende functie gehad. de

armen konden aanspraak maken op armenzorg, maar werden dan wel geacht zich

te gedragen naar de moraal van hun broodheer. Met hun liefdadigheid dienden de

welgestelden dus ook – en misschien wel vooral – hun eigenbelang. Ze brachten

niet alleen hun (christelijke) naastenliefde in de praktijk, maar probeerden ook

de maatschappelijke orde en daarmee de bestaande verhoudingen – die in hun

voordeel waren – te handhaven (de swaan, 2004).

hoewel het verband tussen betalers en ontvangers tegenwoordig indirecter is,

heeft de huidige verzorgingsstaat nog steeds óók een disciplinerende functie: het

integreert de ‘onrendabelen’ in de maatschappelijke orde. Werklozen krijgen een

uitkering van de overheid, maar worden wel – en de laatste tijd weer in toenemende

mate – geacht daar iets voor terug te doen: van verplicht solliciteren tot het leveren

van een tegenprestatie. Kenmerkend voor dit soort systemen van solidariteit is dus

hun wederkerige karakter. om die wederkerigheid vorm te geven is een zekere

afbakening nodig, want alleen dan kan worden vastgesteld met wie we solidair zijn

en met wie niet.

Botsende logica’s

gelijktijdig met de opkomst van de europese verzorgingsstaten, kwam de europese

samenwerking van de grond. een samenwerking die eigenlijk vanaf het begin

schipperde tussen federaal idealisme en economisch pragmatisme. In het franse

en nederlandse referendum over de europese grondwet in 2005 – de eerste keer

dat burgers direct konden meebeslissen over de toekomst van europa – werd het

federaal ideaal door de meerderheid van de kiezers afgewezen. de gehechtheid aan

de nationale (eigen)aardigheden – waartoe ook de nationale verzorgingsstaat kan

worden gerekend – bleek te groot om er afscheid van te nemen. de economische

samenwerking heeft ondertussen wel grote vormen aangenomen: er is een enorme

interne markt gevormd. Bij de totstandkoming van de europese gemeenschappelijke

markt is echter onvoldoende nagedacht over de vraag hoe die zich verhoudt tot de

nationale europese verzorgingsstaten.

de europese interne markt heeft namelijk een liberaal-economische logica: door

vrij verkeer van personen, goederen en diensten én een gezamenlijke munt worden

handelsbarrières tussen lidstaten geslecht en ontstaat een gemeenschappelijke

markt. Maar de logica van verzorgingsstaten is een heel andere. de nationale

verzorgingsstaat bestaat juist bij de gratie dat niet iedereen er een beroep op kan

doen, maar alleen een afgebakende groep. die groep betaalt naar draagkracht (via

premies en belastingen), bepaalt hoe het systeem wordt ingericht (via de politiek)

en ontvangt naar behoefte (via uitkeringen en voorzieningen). die afbakening is

cruciaal om een systeem van solidariteit in stand te houden. Maar de logica van

de interne markt doorbreekt dit precaire evenwicht. eerlijke concurrentie op de

europese arbeidsmarkt impliceert immers dat iedereen aanspraak moet kunnen

maken op dezelfde voorzieningen, anders is er geen sprake van een gelijk speelveld.

verzorgingsstaten mogen volgens deze logica dus niet uitsluiten, want dat is

discriminatie.

Europese toestanden

dat leidt in de praktijk tot vreemde situaties. het recept van de europese interne

markt schrijft arbeidsmobiliteit voor. Iedere europeaan moet overal aan de slag

kunnen gaan en daarbij ook een beroep kunnen doen op de sociale zekerheid van

de betreffende lidstaat. deze mobiliteit wordt door de eu actief aangemoedigd.

Page 25: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

49

3. veRZoRgIngssTaaT en euRopaMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

48

het erasmusprogramma dat studenten in staat stelt voordelig een half jaar aan

een universiteit in een ander europees land te gaan studeren, is daar een mooi

voorbeeld van. aangekomen in nederland huurt de uitwisselingsstudent een kamer,

kan daarvoor eventueel huurtoeslag aanvragen en zou – als het aan Brussel ligt –

ook een ov-studentenkaart moeten krijgen. de nederlandse regering vindt echter

dat die voorbehouden is aan nederlandse studenten en weigert dat. Inmiddels

heeft de europese Commissie nederland voor de rechter gedaagd, omdat

europese studenten evenveel recht zouden hebben op uitkeringen en voordelen als

nederlandse studenten. hier komen de twee logica’s duidelijk met elkaar in botsing.

de Bulgaarse toeslagenfraude is een voorbeeld van een andere orde. Malafide

Bulgaren openden op grote schaal nederlandse bankrekeningen en begonnen

huur- en zorgtoeslagen te innen. omdat de Belastingdienst pas achteraf controleert

of mensen daar ook daadwerkelijk recht op hebben, was de buit al verdwenen

voordat de onrechtmatigheid werd gesignaleerd. er werd dan ook terecht gewezen

op een weeffout in het systeem. Maar reikt het probleem niet verder dan een

simpele weeffout? Waarom kunnen mensen die nooit iets hebben bijgedragen aan

de nederlandse verzorgingsstaat en nauwelijks binding hebben met nederland

überhaupt een beroep doen op voorzieningen die collectief zijn opgebracht? de

gedachte dat iedere europeaan recht zou hebben op alle europese sociale zekerheid

is onhoudbaar. het werkt verzorgingsstaattoerisme in de hand en ondermijnt de

solidariteit waarop verzorgingsstaten zijn gebouwd.

een omgekeerd voorbeeld betreft de – inmiddels aan banden gelegde – praktijk

van het overwinteren met aWBZ-geld in een warm buitenland. hoewel je je kunt

afvragen wat het probleem daarvan is als het niet duurder is dan de verzorging in

nederland, voelt het ergens toch niet helemaal goed. In nederland opgebracht geld

voor langdurige zorg lekt weg naar de spaanse Costa’s. dat is helemaal in lijn met de

logica van de interne markt, waarin lidstaten met elkaar concurreren, maar strijdig

met de logica van de verzorgingsstaat. dat geld had vanuit de solidariteitsgedachte

immers ook kunnen worden gebruikt om werkgelegenheid in nederland te creëren.

Verdienen

uit onderzoek naar deservingness – een sociaalwetenschappelijke term om aan te

geven in hoeverre iemand volgens de publieke opinie sociale zekerheid verdient –

blijkt dat mensen het over het algemeen prima vinden om voor anderen te betalen,

mits zij vinden dat de ontvangende partij het verdient (van der Waal e.a., 2010). In de

ogen van de meeste mensen hebben gehandicapten en ouderen het meeste recht

op de vruchten van de verzorgingsstaat. gehandicapten omdat zij niet of minder

in staat zijn bij te dragen en ouderen omdat zij het langst hebben bijgedragen.

nieuwkomers en jongeren daarentegen hebben in de perceptie van de meeste

mensen het minste recht op een uitkering, omdat zij het minste hebben bijgedragen.

dat legt meteen het probleem van de europese gelijkheidsgedachte bloot. Iedere

europeaan aanspraak laten maken op alle europese sociale zekerheid gaat recht

in tegen wat mensen als redelijk en rechtvaardig beschouwen. uit onderzoek in

noorwegen bleek dat noren groot voorstander zijn van een basisinkomen. Toen

hen echter werd verteld dat ook immigranten er aanspraak op kunnen maken, nam

de steun drastisch af (Bay & pedersen, 2006). die uitkomst is consistent met de

gedachte dat solidariteit grenzen kent en dat de fysieke en mentale afstand tussen

degenen die betalen en degenen die ontvangen niet te groot mag worden. anders

gezegd: mensen moeten een idee hebben waar hun geld naartoe gaat en dat ook

redelijk vinden. daartegenin gaan is een recept voor maatschappelijke onvrede en

legt een bom onder het draagvlak voor de nationale verzorgingsstaten.

hinkend op twee gedachten

europa is politiek verdeeld en hinkt daardoor voortdurend op twee gedachten: de

kapitalistische gedachte van de interne markt en de protectionistische gedachte van

de verzorgingsstaat. als europa het kapitalistische pad bewandelt, is de marktlogica

dominant en wordt de verzorgingsstaat steeds meer gezien als een vervelende sta-

in-de-weg voor verdere economische integratie en een level playing field. nationaal

sociaal beleid wordt dan ondergeschikt gemaakt aan de goede werking van de

europese markt. als europa het protectionistische pad volgt, is de solidariteitslogica

dominant en wordt de interne markt gezien als een bedreiging voor de nationale

soevereiniteit. de europese markt moet dan wijken voor nationaal beleid. dit is het

politieke gevecht dat dagelijks in Brussel wordt gestreden. Zo zitten we gevangen in

een weinig productieve patstelling. Want moet de kracht van europa niet juist zijn

Page 26: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

51

3. veRZoRgIngssTaaT en euRopaMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

50

dat beide krachten met elkaar in evenwicht worden gebracht? de in de ‘derdeweg-

ideologie’ gepropageerde sociale markteconomie probeert een economische

ordening te vinden tussen markt en staat, en wel zo dat de markt wordt gebruikt om

sociale doelstellingen te bewerkstelligen. dit ‘kapitalisme met een sociaal gezicht’

is ook in zwang in Brussel. hoewel succesvol toegepast in verschillende europese

lidstaten, neemt het op europees niveau een vreemde vorm aan. de markt wordt

op europees niveau georganiseerd, terwijl ‘het sociale’ aan de lidstaten wordt

overgelaten – zolang dat niet strijdig is met de interne markt althans. op die manier

blijven de europese (markt)gedachte en de nationale (verzorgingsstaat)gedachte

elkaar bijten en wordt verzorgingsstaattoerisme in de hand gewerkt.

Europese solidariteit?

er zijn twee manieren om dit probleem op te lossen: óf de nationale verzorgingsstaten

worden ingeruild voor een europese verzorgingsstaat, óf de toegang tot nationale

verzorgingsstaten wordt beperkt. het eerste lijkt vooralsnog weinig realistisch. de

sociale arrangementen in europa zijn te verschillend vormgegeven en de meeste

mensen zijn begrijpelijkerwijs niet van plan verworven rechten zomaar op te geven.

daarom ligt beperking van de toegang tot nationale verzorgingsstaten voorlopig

meer voor de hand. dat kan worden vormgegeven als een ingroeimodel in de

sociale zekerheid. Mensen die naar nederland komen, kunnen niet direct een beroep

kunnen doen op de sociale zekerheid, maar verwerven die rechten pas na een

aantal jaar. eerst bijdragen alvorens te ontvangen dus. dat sluit aan bij wat mensen

als redelijk en rechtvaardig ervaren. deels bestaat dat al. als buitenlander kun je pas

aanspraak maken op studiefinanciering als je minimaal vijf jaar in nederland hebt

gewoond. dat principe kan worden toegepast op alle sociale arrangementen van

de verzorgingsstaat.

Europese bijstand

daarmee ontstaat echter een problematische lacune. als je vanuit een andere

lidstaat naar nederland komt en om wat voor reden dan ook (tijdelijk) niet in je

eigen inkomsten kunt voorzien, kun je geen beroep doen op de nederlandse

bijstand, maar ook niet meer op de bijstand van je thuisland. hier ligt bij uitstek

een verantwoordelijkheid voor Brussel: er moet een europese bijstand komen, als

aanvulling op restrictieve nationale verzorgingsstaten. voor die bijstand moet één

europees regime gaan gelden dat de lidstaten naar rato financieren. de nationale

bijstand kan dan worden beperkt tot mensen met de nederlandse nationaliteit, zodat

dit per saldo geen geld hoeft te kosten. de uitkeringen worden gedifferentieerd naar

de koopkracht in de betreffende lidstaat, zodat bijstandstoerisme wordt voorkomen.

op die manier wordt een systeem van europese solidariteit gecreëerd, zonder afbreuk

te doen aan de nationale solidariteit in europese verzorgingsstaten. Tegelijkertijd

wordt het vrij verkeer van personen niet gehinderd, maar zelfs gestimuleerd. Want

overal in europa ben je verzekerd van een sociaal vangnet als het even tegenzit.

De kracht van Europa

deze oplossing bevrijdt ons uit het valse dilemma van meer of minder europa.

de kracht van europa is zijn ongekende diversiteit en die moeten we dan ook

koesteren. Maar het succes van europa ligt evenzeer in de wil tot samenwerking

om elkaars diversiteit te versterken. Waarlijke europese politiek zal dan ook altijd

die twee europese krachten verbinden. de nationale eigenheid verheffen tot norm

is niet europees, maar een norm creëren waarin we onze nationale eigenheid

verliezen is ook on-europees. een europese bijstand zoals hier geschetst betekent

meer europa, omdat het vraagt om samenwerking op het gebied van sociaal beleid.

Maar het betekent ook minder europa, omdat het een grotere eigenheid toestaat

op het gebied van nationaal sociaal beleid. dat klinkt paradoxaal en in essentie is de

europese gedachte zoals hier verwoordt ook een paradox. pas met de aanvaarding

van deze paradox zijn we in staat europees beleid te formuleren dat recht doet aan

de geest van europa. europese politici zouden de schroom moeten overwinnen om

te praten over sociale arrangementen op europees niveau. de europese bijstand

moet daarom inzet worden van de europese verkiezingen in 2019, zodat hij in 2030

een feit kan zijn. Rest alleen nog de vraag: wie wordt de europese Marga Klompé?

Page 27: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

53

3. veRZoRgIngssTaaT en euRopaMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

52

het einde van de nationale verzorgingsstaat?

Joop Hazenberg

Beeld en werkelijkheid van de eu lopen danig uiteen. Zo is het europese integratie

proces op het terrein van sociaal beleid feitelijk verder gevorderd dan het

harmoniseren van het buitenlands beleid. Zeer weinig politici – en ambtenaren –

zijn zich bewust van deze verstrekkende ontwikkeling, en hanteren in plaats daarvan

slogans als ‘europa, blijf van onze pensioenen af!’ en ‘We hebben een sterke eu

nodig in een globaliserende wereld.’ Beide beeldspraken zijn niet realistisch. Ze

weerhouden ons er ook van om de keuze te maken die voor ons ligt: hoe zouden

we onze verzorgingsstaat in stand?

sluipenderwijs krijgt de eu steeds meer invloed op het laatste bastion van de

natiestaat: de arrangementen van de verzorgingsstaat. hoezeer politici ook

volhouden dat europa niet aan de pensioenen, arbeidsmarkt, onderwijs en

gezondheidszorg mag komen, de realiteit is dat dit allang aan de orde van de dag is.

en als de europese unie wil blijven functioneren, dan is de verdere harmonisering

van de verzorgingsstaat zelfs noodzakelijk

Noodzaak tot verdere Europese integratie

‘europees wat moet, nationaal wat kan. Zaken zoals zorg, onderwijs en belastingen

vind ik echt iets waar wij als nederland zelf over moeten gaan. We kunnen als lidstaten

uiteraard van elkaar leren, best practices uitwisselen, maar het primaat blijft bij de

lidstaten.’ premier Mark Rutte herhaalde begin april 2014 in Berlijn een veelgehoord

mantra in de politiek. de europese unie is een goede zaak, maar zij moet afblijven

van sociaaleconomisch beleid. Met name de pensioenpot van 1000 miljard euro is

een geliefd bastion: daar mag Brussel niet aankomen met zijn bemoeizucht! deze

clichés waren weer veelvuldig te horen tijdens de verkiezingscampagne van het

europees parlement, in mei 2014. de vraag is of deze kretologie overeenkomt met

de beleidswerkelijkheid. Ja, in de europese verdragen staat weinig over de invloed

die de eu heeft op de arrangementen van de verzorgingsstaat. alleen op terrein

van de gezondheidszorg is er een ‘gedeelde bevoegdheid’. Maar buiten de formele

verdragen worden strikt nationale dossiers van de verzorgingsstaat steeds verder

geëuropeaniseerd.

dat geldt voor onderwijs, voor de arbeidsmarkt, en ook voor pensioenen.

In dit essay leg ik uit waarom en hoe deze ontwikkeling plaatsvindt, en stip ik

mogelijke gevolgen aan. Ik benoem ook de noodzaak van deze voortschrijdende

europese invloed. de eurocrisis die in 2010 uitbrak en tot op heden voortduurt, heeft

onmiskenbaar een dwingende noodzaak tot verdere (diepere) europese integratie

blootgelegd. Beleidsmakers en politici benadrukken voortdurend het streven naar

betere financieel-economische governance, bijvoorbeeld via de Two pack en six

pack, de european Fiscal Compact, de Blueprint for a deep and genuine economic

and monetary Union, en meest recent, het opzetten van een Bankenunie. een

verdere overdracht van bevoegdheden van het nationale naar het europese niveau

is daarmee realiteit geworden, ook al zullen nationale politici dat stellig blijven

ontkennen.

Achterdeur

op de meeste beleidsterreinen van de lidstaten heeft de europese unie heel wat te

zeggen, al is de invloed nog relatief bescheiden: ongeveer 12 tot 15 procent van de

nationale wetten heeft een ‘Brusselse’ oorsprong. pogingen van de federalisten om

die invloed tot alle beleidsvelden uit te breiden – een verenigde staten van europa

– stuiten al decennia op grote weerstand. lidstaten zijn fel tegen het opgeven van

hun soevereiniteit. economische samenwerking, beveiliging van de grenzen, een

europese buitenlandse politiek; dat zijn zo ongeveer de onderwerpen waar een

gemeenschappelijke noemer op mag worden geformuleerd. de gezamenlijke

munt is eigenlijk een stap te ver geweest en de euro is alles behalve populair.

vandaar dat de reeks van recente verdragen formeel gezien de verzorgingsstaat

buiten schot heeft gelaten. Waarom zou europa standaarden moeten opleggen

in het onderwijs, de ontslagregels bepalen, een pensioenleeftijd bepalen en het

zorgpakket sturen? Wat is daarvan de grensoverschrijdende toegevoegde waarde?

ogenschijnlijk weinig. op de beleidsterreinen van de arbeidsmarkt, pensioenen,

onderwijs en gezondheidszorg kunnen de lidstaten nog grotendeels autonoom

handelen. Maar via de ‘achterdeur’ heeft de eu wel degelijk toegang gekregen tot

de sociale beleidskamer van nationale overheden. en inmiddels lopen europese

ambtenaren ook via de voordeur de ministeries binnen die zich met sociaal

economisch beleid bezighouden. voordat ik een reeks voorbeelden geef van deze

Page 28: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

55

3. veRZoRgIngssTaaT en euRopaMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

54

revolutionaire ontwikkeling, leg ik kort de oorzaken uit van de europeanisering van

de verzorgingsstaat, die sinds de jaren negentig al bezig is en de laatste jaren in een

stroomversnelling is geraakt.

Maastricht en Europees Semester

het verdrag van Maastricht uit 1993 geldt als het startschot. Toen is afgesproken om

een interne markt met vier vrijheden op te tuigen, van goederen, personen, diensten

en kapitaal. ook stemden de regeringsleiders in met de invoering van de euro in

1999-2002. Twintig jaar interne markt hebben heel wat voordelen opgeleverd,

maar ook een aanzienlijke hoeveelheid spillover effecten. dat betekent dat je op

economisch terrein integreert, maar dan ook in eens op andere terreinen aan de

slag moet met collectief beleid maken. neem bijvoorbeeld de arbeidsmobiliteit. die

is erg laag, nog geen drie procent binnen de eu. Met bijna 25 miljoen werklozen wil

het europees parlement de mobiliteit opkrikken door het meenemen van sociale

rechten zoals pensioenen mee te nemen. de Commissie denkt aan het opstellen

van een lijst van competenties voor pas afgestudeerden, zodat diploma’s makkelijker

wederzijds erkend worden.

de toenemende invloed van de eu is niet zozeer een ‘complot’ van europese

ambtenaren en pro-europese diplomaten, maar eerder een logisch uitvloeisel van de

opzet van de interne markt én van de eurozone. de Open Method of Coordination is

acquis geworden en de rol van comitologie is aanzienlijk – er zijn enkele honderden

comitologie-comités en ‘informele adviesgroepen’ actief die ingrijpende besluiten

kunnen nemen, soms buiten het zicht van de democratie (van gloeilampen tot

spoorveiligheidssystemen tot visquota). de crisis heeft de vrijblijvendheid van oMC

weggenomen en leidt tot politieke argumentatie om de eu een grotere rol te geven,

bijvoorbeeld in het bestrijden van de jeugdwerkloosheid.

om economische divergentie tegen te gaan moet een level playing field ontstaan op

gebieden als competitiviteit en belastingen. In die zin werkt het neo-functionalisme

als een cruciale driver om de sturing van de nationale verzorgingsstaat te

europeaniseren. Interdependentie als een olievlek, die het subsidiariteitsargument

in toenemende mate bedekt. het verlagen van de pensioenleeftijd in frankrijk heeft

daardoor directe gevolgen voor nederland. natuurlijk heeft de eurocrisis gewerkt

als een gigantische versneller van europese integratie. er zijn allerlei vergaande

afspraken gemaakt om de bankenwereld te redden, maar vooral om de uitgaven

en de competitiviteit van de lidstaten op het juiste peil te krijgen. de belangrijkste

stap is de invoering van het Europees Semester. Jaarlijks kijkt de Commissie naar

de nationale begrotingen en geeft daar advies over. In de meeste lidstaten zijn die

adviezen niet verplicht, maar landen die europees noodgeld krijgen, moeten de

landenspecifieke aanbevelingen wel degelijk overnemen.

de adviezen werpen bovendien een schaduw vooruit; lidstaten anticiperen op

strenge cijfers van de Commissie en gaan zelf bezuinigen/hervormen. ook kan de

Commissie zich uitspreken over terreinen waar ze niet over gaat, bijvoorbeeld door

nederland te adviseren de hypotheekrenteaftrek af te bouwen. via begrotingsbeleid

kan ‘Brussel’ dan toch de strikt nationale terreinen proberen te beïnvloeden.

Van onderwijs tot pensioenen

als we inzoomen op verschillende cases, kunnen we steeds weer dezelfde

mechanismes waarnemen die leiden tot grotere europese invloed. deze invloed

komt zoals gezegd deels via de achterdeur en ook de voordeur binnen, en heeft

grote gevolgen voor kwesties als soevereiniteit, democratie, de organisatie van

nationale overheden en de organisatie en agendasetting van lobbyorganisaties.

Pensioenen

al in de jaren negentig kwam de Commissie met pogingen op het pensioenbeleid

een europese dimensie te geven. dat is toen steeds tegengehouden, maar onder

druk van de eurocrisis is het thema steeds meer op de voorgrond getreden.

Betaalbaarheid van pensioenen en de pensioenleeftijd zijn immers grote

onderwerpen voor de nationale begrotingen. sinds 2003 is er europese wetgeving

op dit terrein. letterlijk zegt de nederlandsche Bank daarover: ‘de richtlijn is de eerste

stap naar harmonisatie op het gebied van pensioenen.’ het gaat hierbij om afspraken

over voorzichtig beleggen door pensioenfondsen, maar ook grensoverschrijdende

investeringen worden genoemd. daarna is onder druk van verzekeraars, die wél

moeten voldoen aan de interne marktregels, het thema steeds weer teruggekomen

op de Brusselse agenda.

Page 29: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

57

3. veRZoRgIngssTaaT en euRopaMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

56

In 2009 probeerden de verzekeraars strenge toezichtregels ook op de pensioen-

fondsen van toepassing te laten, maar dat werd tegengehouden. daarna volgden

‘white papers’, informele voorstellen en gedachten vanuit de Commissie, in 2010

en 2012.

Recent sprak het europees parlement zich uit over het ‘portabel maken’ van

pensioenen o arbeidsmigratie op gang te brengen. en in zestig procent van de

europese semester-aanbevelingen uit 2012, is pensioen hervorming aan de orde

gesteld.

Onderwijs

hoewel hooguit zes procent van de nederlandse wetgeving op het gebied van

onderwijs een europese invloed heeft, is het terrein in no time geëuropeaniseerd.

Belangrijkste reden daarvoor is de zogeheten Bologna-verklaring. In 1999 stelden

29 ministers van europese landen – dus ook niet eu-lidstaten – dat het onderwijs op

het oude continent naar een hoger plan gebracht moest worden. onder meer door

het invoeren van het bachelor-mastermodel en het vergaand samenwerken tussen

universiteiten uit verschillende landen. levenslang leren moest worden uitgebouwd

en diploma’s makkelijker uitwisselbaar. al deze afspraken waren redelijk vrijblijvend

maar hebben het onderwijsveld voorgoed veranderd. hoewel binnen de eu het

eerder genoemde Open Method of Coordination het vrijblijvende uitgangspunt is,

speelt de Commissie graag in op het internationaliseren van onderwijsbeleid. Zeker

omdat er jaarlijks miljarden euro’s aan eu-gelden naar onderzoek en onderwijs

gaan, in het kader van het zogeheten horizon 2020 programma. Maar ook via de

beroepsorganisaties is er druk op de ketel, bijvoorbeeld cardiologen die een lijst van

vaardigheden willen die uitwisselbaar is.

Gezondheidszorg

over cardiologen gesproken, sinds de implementatie van de richtlijn grensover

schrijdende zorg, is dit terrein duidelijk aan europese invloed onderhevig. Bovendien

is er een groot aantal verordeningen in plaats van richtlijnen op het gebied van

productveiligheid, wat ook de farmaceutische sector raakt. veel van deze zaken

worden overigens (ook) opgehangen aan interne marktredenaties, wat dus

neerkomt op spillover.

Bij gezondheidszorg zien we een opvallend grote invloed van het europees

semester: de Commissie spreekt zich niet alleen uit over de grootte van de lump

sum maar stelt ook concrete hervormingen voor, bijvoorbeeld op het terrein van de

cure zorg. een belangrijke stuwer van dit proces zijn verschillende uitspraken van

het europees hof van Justitie over grensoverschrijdende zorg. eigenlijk is zorg een

dienst die gebruikers kunnen consumeren. dus moet er interne marktwetgeving

op worden losgelaten, ook al zijn de grensoverschrijdende aspecten van het

krijgen van zorg natuurlijk gering. sinds 2011 is er een richtlijn over het recht op

zorg in het buitenland, en vorig jaar zijn afspraken gemaakt over onderzoek met

proefpersonen. Medicijnen zijn immers een product en producten vallen onder vrij

verkeer van goederen.

Arbeidsmarkt

het vrij verkeer van personen veroorzaakt allerlei bestuurlijke problemen op

het gebied van de nationale arbeidsmarkt. het gaat hierbij niet zozeer om

gepercipieerde verdringing van nationale werknemers, maar om regelingen op

gebied van sociaal beleid. Toezicht ontbreekt of is onvoldoende, waardoor situaties

ontstaan waarin Bulgaren nederlandse toeslagen wegsluizen naar het thuisland. Is

de eu hiervoor de schuldige partij? of de nederlandse overheid? sociaal beleid

is een nationale competentie, maar de eu heeft de afgelopen jaren verschillende

werkgelegenheidsrichtlijnen geproduceerd. voorts is het europees parlement erg

actief op dit vlak en wil het meer invloed op het nationaal beleid, bijvoorbeeld

door doelstellingen te formuleren als 75% arbeidsparticipatie (europa-2020). het

ep heeft ook de Raad aangejaagd om miljarden te besteden aan het bestrijden

van jeugdwerkloosheid, met de zogeheten Youth Guarantee programmes. ook

op dit terrein komen de europese semesters (uiteraard) om de hoek kijken: in

2013 adviseerde de Commissie om de arbeidsmarkt versneld te hervormen op de

onderwerpen van WW en ontslagbescherming.

Gevolgen

de europese unie heeft nog geen beslissende invloed op de inrichting van de

verzorgingsstaten. Maar kijkend naar de beleidsterreinen valt op dat die invloed wel

behoorlijk is toegenomen, op zowel formele als informele wijze. dat veroorzaakt

allerlei spanningen. het is allereerst niet duidelijk waar de nationale invloed ophoudt

en die van de europese begint. vanuit bestuurskundig opzicht is dit al niet handig

Page 30: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

59

3. veRZoRgIngssTaaT en euRopaMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

58

– vanuit democratisch perspectief al helemaal niet. de wereld wordt steeds

complexer en dan is het belangrijk dat burgers nog een behoorlijk zicht hebben

op waar zij invloed op kunnen uitoefenen. ook bij verschillende beleidsmakers die

ik spreek, neemt de nervositeit toe. Zeker omdat door de eurocrisis de europese

bemoeienis – mede door nederland geïnstigeerd, laten we dat niet vergeten! –

flink is toegenomen. het is bovendien maar de vraag of deze europeanisering

voldoende is. de eurozone is bijvoorbeeld flink uit elkaar aan het groeien: een rijk

en competitief noorden tegen een verarmd en werkloos Zuiden. deze verschillen

zijn onder meer te verklaren uit verschillende arbeidsmarktregimes, en nederland

en anderen hameren daarom bij de zuiderburen om toch vooral de arbeidsmarkt

te flexibiliseren. net als bij ons. de duitse bondskanselier Merkel heeft zelfs echte

hervormingscontracten voorgesteld; wie niet hervormt, wordt gestraft.

de cruciale vraag is of de interne markt en de eurozone overeind zijn te houden

met 28 verschillende verzorgingsstaten. de onderlinge verwevenheid neemt toe,

dus de arbeids- en sociale omstandigheden, plus de ‘productie’ van en uitgaven aan

onderwijs en zorg zullen toch vergelijkbaar moeten zijn. Moet er bijvoorbeeld niet

één europese pensioenleeftijd komen en een gezamenlijk pensioenstelsel? dat zal

de werking van de interne markt zeker ten goede komen, maar tot rijzende haren

leiden bij de nederlandse pensioenbestuurders en vrijwel alle politieke klassen.

het gaat niet alleen om die verwevenheid beter te organiseren, maar ook om de

betaalbaarheid van het europese sociale model. Met de komende vergrijzingsgolf,

het uitblijven van groei als de new normal en stijgende economische concurrentie,

groeit de noodzaak tot radicale innovatie van de publieke sector. het europeaniseren

van dure nationale arrangementen is dan een kostenvoordelige operatie.

een versneld afbouwen van de nationale bastions kan gek genoeg juist ook de

europese democratie versterken. op het moment dat het europees parlement niet

meer gaat over olijfolieflesjes maar de verhoging van de collectieve pensioenleeftijd

bespreekt, zul je zien dat de aandacht voor ‘Brussel’ structureel toeneemt. en we als

europeanen Brussel veel beter leren kennen, waardoor de prille europese politieke

ruimte de juiste proporties en waardering krijgt.

De prijs voor een beter functionerend Europa

ondanks de grote steun voor eurosceptische partijen en de sterke afname van het

vertrouwen in de europese unie, blijft de integratietrein doordenderen. ook voor

de verzorgingsstaat geldt deze ontwikkeling. hoewel zelfs de nieuwe Commissie

Juncker op de rem lijkt te trappen, blijft de noodzaak tot verdere integratie feitelijk

de europese agenda domineren. Want als er geen convergentie plaatsvindt in de

eurozone en de interne markt niet wordt voltooid, nemen de tegenstellingen binnen

de europese unie alleen maar toe. het uitblijven van structurele economische groei

en de hoge werkloosheidspercentages zijn alleen te bestrijden met méér europa,

niet minder. dat betekent dat ook op het gebied van de verzorgingsstaat, zoals

in de besproken cases, meer integratie de norm zal zijn. de prijs voor een beter

functionerend europa is daarom duidelijk: een verder afnemende soevereiniteit van

de lidstaten – ook op het niveau van het laatste bastion, de verzorgingsstaat.

Page 31: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

61

3. veRZoRgIngssTaaT en euRopaMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

60

DE EUroPESE UNIE oP EEN krUISPUNT

Barend Tensen

Bij gebrek aan een levensbedreigende noodzaak, het europese project ving na

1945 aan als een vredesproject na de Tweede Wereldoorlog, lijkt de burger te

zijn vergeten waarom de europese unie (hierna eu) eigenlijk bestaat. het heeft te

maken met de institutionele uitvoering van de unie en het hieruit voortvloeiende

gebrek aan democratische legitimatie. Zo heeft het europees parlement, de enige

echte gekozen europese volksvertegenwoordiging, nog altijd geen initiatiefrecht als

het gaat om wetgeving. een gevoel van eenheid is tevens moeilijk op te roepen;

de grote economische en soms zelfs staatsrechtelijke verschillen tussen de

lidstaten helpen daar allerminst bij. de burgerlijkere bezwaren werken slagvaardig

europees beleid niet in de hand. om tot een sterke unie te geraken is een breed

maatschappelijk draagvlak echter wel noodzakelijk. de eu moet daarom naast

het heroverwegen van haar institutionele raamwerk, de nadruk leggen op zaken

die lidstaten beter in een collectief verband kunnen benaderen dan alleen. als

gevolg zal ook de europese burger inzien dat sommige vraagstukken wel degelijk

grensoverschrijdende oplossingen behoeven.

Naar een Europa van twee snelheden

om de eerder genoemde economische en rechtstatelijke verschillen tussen de

lidstaten ‘op te heffen’ is het geen slecht idee een europa van twee snelheden

te creëren. op deze manier kan vermeden worden dat een of enkele lidstaten

de vooruitgang blokkeren die de anderen graag zouden zien. het idee is niet

nieuw. Toen na het einde van de Koude oorlog de landen van het voormalig

communistische blok in hoog tempo tot de eu toetraden (Cini & Borrogan, 2003)

werd er al gespeculeerd over een dergelijke aanpak. deze landen konden als

vanzelfsprekend immers niet wedijveren met de reeds gevestigde lidstaten. velen

beschouwen de huidige eu vanwege een aparte eurozone en de paspoortvrije

zone van het schengengebied al als een europa van twee snelheden (piris, 2012,

p. 62-65). Toenmalig frans Minister president nicolas sarkozy stelde in 2011 al

eens voor de unie te splitsen in een federaal en een confederaal deel. de reden

hiervoor werd gevormd door de reddingsplannen die de eu veelvuldig in werking

moesten stellen om landen als griekenland van de economische afgrond te redden.

‘In hoeverre zouden de niet-eurolanden mogen meebeslissen over eurozaken,

ze hebben er toch bewust voor gekozen om de munt niet te hanteren?’ was zijn

argument (Website The economist, 2011). Toch worden deze landen economisch

geraakt door afspraken die gemaakt worden omtrent de gemeenschappelijke munt.

het splitsen van het europees parlement in een eurodeel en een niet-eurodeel is

daarom niet opportuun.

Toch valt er wat te zeggen voor een hoofdrol voor economisch sterkere landen in

de eu. de verschillen tussen een dorp in Bulgarije en een gemeente in nederland

of België zijn domweg te groot om op deze egalitaire manier door te gaan. een

heroriëntatie zou daarom op zijn plaats zijn. op het gebied van innovatie ligt de

eu bijvoorbeeld ver achter op economische krachtpatsers als Zuid-Korea, China

en India (european Commission Innovation union Competitiveness Report 2013).

het is nu van belang als eu minimaal mee te gaan in de innovatiedrang van die

landen. het levert daar werkgelegenheid op. Iets dat de eu met een gemiddelde

werkloosheid van 11,8% (Website europa-nu 2014) uitermate goed kan gebruiken.

deze economisch en staatsrechtelijk sterkere landen kunnen de handen ineen slaan

op het gebied van innovatie, maar ook bijvoorbeeld op het gebied van financieel

toezicht en gecoördineerde defensiesamenwerking; vraagstukken die nu de

prioriteit verdienen. om de gewenste eenheid in verscheidenheid te bereiken is de

eu te snel de samenwerking aangegaan met enkele lidstaten die er niet klaar voor

waren. het is nu ook aan de eu zelf om dit op te lossen. een eu van twee snelheden

biedt uitkomst.

Democratische legitimiteit door een slagvaardige Europese

volksvertegenwoordiging

de democratische legitimiteit van de unie blijft een heikel punt. politicologen

verzanden dikwijls in een polemiek wanneer het onderwerp wordt besproken

(Majone, 1998, Moravcsik, 2002, follesdal & hix, 2006). de discussie spitst zich

doorgaans toe op de vraag waar deze legitimiteit dan moet liggen. de europese

Commissie blijft informeel het machtigste orgaan. Met het initiatiefrecht op een

onbeperkt aantal beleidsterreinen is daar ook het een en ander voor te zeggen.

dientengevolge gaat de meeste aandacht uit naar de voorzitter van deze krachtige

Commissie; hoewel de Commissie politiek neutraal dient te zijn zal zijn of haar

politieke agenda (en nationaliteit) nooit helemaal naar de achtergrond verdwijnen.

Page 32: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

63

3. veRZoRgIngssTaaT en euRopaMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

62

Bij de burger leeft echter het idee dat deze belangrijke functie wordt ingevuld zonder

enige consultatie bij de europese ingezetenen. de verdragen van amsterdam en

nice in 1999 en 2001 poogden eerder al een oplossing te vinden door de ambitie

uit te spreken de lidstaten een kandidaat te laten nomineren voor deze gewichtige

functie. het verdrag van lissabon in 2007 (geratificeerd in 2009) concretiseerde dit

vervolgens door te stellen dat de europese Raad rekening dient te houden met de

verkiezingsuitslag bij de voordracht van hun kandidaat voor ‘de belangrijkste post

van Brussel’ (Website eurlex, 2014).

de facto leverde de grootste europese fractie in de zomer van 2014 vervolgens

de nieuwe Commissievoorzitter: de europese volkspartij van de luxemburgse

christendemocraat Jean-Claude Juncker werd de grootste. dit is een

duidelijke vooruitgang in vergelijking met de schimmige benoemingen van

Commissievoorzitters in het verleden. ditzelfde verdrag maakte tevens mogelijk

dat het europees parlement naast de louter controlerende functie ook wetgevende

bevoegdheden erbij kreeg op enkele kerngebieden zoals het landbouwbeleid, het

regionaal beleid en het onderzoeksbeleid. het is een aanzienlijk contrast met het

tandeloze eerste europees parlement dat in 1979 aantrad. echter, om de burgerlijke

perceptie van een democratisch tekort tegen te gaan dient het parlement, naast

de europese Commissie, ook het initiatiefrecht tot wetgeving te verkrijgen. het is

het enige europese orgaan dat democratisch gekozen is. Momenteel kunnen de

europese volksvertegenwoordigers wel aandringen als het nieuwe wetgeving nodig

acht, maar uiteindelijk ligt die beslissing altijd bij de Commissie. via indirecte wegen

is er dus een feitelijk initiatiefrecht; wetgevende resoluties komen wel degelijk in

de buurt van initiatiefwetten. een europees parlement dat echter samen met de

europese Commissie nieuwe wetten kan maken en vervolgens de Commissie als

‘uitvoerend’ orgaan kan blijven controleren verdient de aanbeveling.

Een Europese publieke sfeer

het sluit aan bij de zienswijze van de duitse filosoof Jürgen habermas. habermas

publiceerde veelvuldig over het europese project en drong hierin meerdere malen

aan op een andere institutionele inrichting. volgens habermas verliest de natiestaat

aan terrein omdat internationale organisaties zo snel groeien dat ze zich een

eigenstandige positie tegenover staten kunnen verwerven. de europese unie zou

in zijn zienswijze juist een oplossing zijn voor de bedreigde natiestaat (habermas,

2012). een voorwaarde voor hem is het bewerkstelligen van een europese publieke

sfeer, inclusief het debat en de dialoog die daarbij horen. sociologen zien echter

een proportioneel afnemende bereidheid bij de burger tot politieke deelneming op

nationaal en op europees niveau (habermas, 2001). een slagvaardigere europese

volksvertegenwoordiging dat kan beschikken over de mogelijkheid om zelf initiatief

te nemen tot wetgeving zou een concrete maatregel zijn om het democratisch

tekort tussen europa en haar burgers te beslechten. de democratisch gekozen

europarlementariër kan immers bogen op een mandaat van de burger. een mandaat

dat de europarlementariër vervolgens meer waar kan maken door het initiatief te

kunnen nemen als het gaat om europese wetgeving.

Noodzaak tot gecoördineerd Europees defensiebeleid

naast de gewenste differentiatie als het gaat om het tempo van de integratie

van de huidige lidstaten en de genoemde aanzet tot een slagvaardige europese

volksvertegenwoordiging, zijn er tevens inhoudelijk de nodige stappen te zetten

om de eu beter te laten functioneren. de eu dient voor zichzelf helder te hebben

waar de prioriteiten moeten liggen. Recente escalaties op geopolitiek niveau tonen

aan dat een gezamenlijk europees defensiebeleid daar een van is. nu de verenigde

staten zich militair meer richt op de aziatische regio – sinds 11 september bereidt

de vs in snel tempo hun militaire aanwezigheid daar uit – ligt de prioriteit niet

meer bij het militair ondersteunen van het europese continent (howorth, 2012).

deze rolverdeling ontstond net na de Koude oorlog; de vs had er alle baat bij haar

(europese) economische afzetmarkt militair te beschermen (edwards, 2008).

de defensiecapaciteiten van de eu-lidstaten verschillen dusdanig van elkaar dat van

een gezamenlijk gecoördineerd defensiebeleid op de korte termijn geen sprake kan

zijn. als gevolg is de eu verworden tot een zwakke speler op het internationale

toneel als het gaat om defensiecapaciteiten. op dit moment is de unie ongeschikt

om gedegen militaire operaties op te zetten of om landen te helpen die verwoest

zijn door (interne) conflicten. Met het in werking treden van het eerder genoemde

verdrag van lissabon op 1 december 2009 is er een begin gemaakt door het europees

veiligheids- en defensiebeleid (evdB) te vervangen door het gemeenschappelijk

veiligheids- en defensiebeleid (gvdB). de gvdB dient zich officieel te richten op

het geleidelijk tot stand brengen van een gemeenschappelijke europese defensie

Page 33: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

65

3. veRZoRgIngssTaaT en euRopaMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

64

om onder andere te zorgen voor humanitaire evacuatiemissies, crisisbeheersing en

conflictpreventie (Website eurlex, 2014). de afgelopen jaren wezen echter uit dat

de lidstaten, waaronder nederland, eerder geneigd zijn te bezuinigen op de eigen

defensiecapaciteiten dan te investeren.

Een aanzet

de navo zal altijd belangrijk blijven voor militaire missies, de eu leunt sterk op de

kennis en samenwerkingsverbanden van deze intergouvernementele organisatie.

ook de organisatie voor veiligheid en samenwerking in europa (ovse) zal op de

lange termijn een belangrijke diplomatieke rol op zich blijven nemen als het gaat om

zaken als ontwapening en wapenbeheersing. enkele jaren geleden is er binnen de

eu door het creëren van de functie van hoge vertegenwoordiger van de unie voor

Buitenlandse Zaken en veiligheidsbeleid voortvarend een aanzet tot gezamenlijk

europees defensiebeleid gemaakt. het nastreven van de totstandkoming van een

europees leger is een brug te ver, het bundelen en verdelen van de militaire middelen

tussen de lidstaten om zo een stevige coördinatie in het europese defensiebeleid

te bewerkstelligen is echter noodzakelijk om toekomstige bedreigingen het hoofd

te kunnen bieden.

Economisch blok

een stevige unie is tevens nodig vanwege de opkomst van niet-westerse

opkomende markten, waaronder de zogenaamde BRICs (Brazilië, Rusland, India,

China en Zuid-afrika). vanwege de sterke economische groei in deze landen groeit

het zelfvertrouwen en wordt er in toenemende mate onderling contact gezocht.

de onderlinge handel vertegenwoordigde in 2013 een waarde van 230 miljard. Ter

vergelijking: de handel tussen de eu en de BRICs vertegenwoordigde in 2013 een

waarde van 480 miljard. de Ministers van Buitenlandse zaken in deze groeiende

economieën plannen echter een groei naar 500 miljard in 2015 (Website The hindu

Business line 2013). Terwijl europa vecht tegen een economische crisis en tegen

een groeiende economische ongelijkheid tussen de lidstaten richten de genoemde

opkomende markten gezamenlijk een investeringsbank op met een reservekapitaal

van 100 miljoen (Website The guardian 2014). het is niet onaannemelijk dat deze

ontwikkelingen doorzetten. europa kan slachtoffer worden van de groeiende ‘BRICs

to BRICs trade’. Ze moet mogelijk in de toekomst een stapje opzij doen als grootste

economische macht.

Zover is het echter nog niet. hoewel een aziatisch land als China momenteel een

sterkere economische groei doormaakt dan de eu is de europese economie nog

steeds drie keer zo groot, gemeten in BBp. een relatief laag groeipercentage in een

grote economie levert nog altijd meer omzet op dan een hoog groeipercentage in

een kleinere economie (erixon, 2012). daarbij blijft de eu deze markten mijlenver voor

als het gaat om zaken als infrastructuur en hoger onderwijs (global Competitiveness

Index 2012-2013). de eu als economische macht is echter uitgedaagd. daarom

dient de eu de vinger aan de pols van de opkomende economieën te houden

om niet in een situatie te geraken waarin het handel gaat mislopen. europa

en dan met name klassieke ‘exportlanden’ als nederland hebben er baat bij dat

deze opkomende markten ook daadwerkelijk toegankelijk zijn en niet vasthouden

aan een vorm van protectionisme. ondanks pogingen tot liberalisering hanteert

Brazilië bijvoorbeeld nog steeds douanetarieven van 13,5% (Website europese

Commissie 2014). de eu dient daarom dergelijke landen aan te blijven moedigen

om deze barrières te verminderen om ook ruimte voor europese investeerders

te creëren. het merendeel van deze landen lijkt terughoudend om de markten

open te stellen; hoewel China zich recent voegde bij de WTo worden europese

bedrijven nog stelselmatig gediscrimineerd (Thakre, 2009). India is al sinds 2007

met de eu in onderhandeling over een vrijhandelsakkoord (oeCd, 2008). In tijden

van grensoverschrijdende uitdagingen en economische crises moeten de ‘oude’

en de ‘opkomende’ economieën met elkaar samenwerken ten behoeve van het

algemeen belang. vrijhandelsakkoorden dienen te worden afgesloten. nederland

als handelsland heeft er vervolgens baat bij dat het als onderdeel van één europa

aan tafel kan gaan zitten met deze opkomende markten, in plaats van als kleine

individuele lidstaat.

Conclusie

de eu staat op een kruispunt: vindt ze het vertrouwen van de burger en haar

geëigende kerntaken of vervalt ze in vergaande bureaucratisering en regelzucht?

de eu mist democratische legitimiteit door de huidige zwakke en niet transparante

institutionele structuur en door haar veelheid aan wetgeving met vergaande gevolgen

voor de lidstaten. dit kan verholpen worden door meer macht te verplaatsen

naar de europese volksvertegenwoordiging en door een beleidsmatige focus op

twee kerntaken: een gecoördineerd defensiebeleid en krachtige economische

Page 34: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

67

ConClusIeMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

66

samenwerking om efficiënte handelsakkoorden met onder andere de opkomende

economieën te sluiten. omdat deze vraagstukken de prioriteit verdienen, dienen

mogelijkheden tot differentiatie in het tempo van europese integratie van de

nieuwere lidstaten te worden onderzocht. op een institutioneel niveau moet het

europees parlement, als enige echte europese volksvertegenwoordiging meer

zeggingskracht opeisen. nederland als exportland, maar ook als van oudsher

internationaal georiënteerde natie, heeft immers baat bij een sterke unie.

CoNCLUSIE Barend Tensen

samen met jonge denkers hebben we gezocht naar creatieve oplossingen voor

de urgente problemen van vandaag de dag. hoewel de opdracht vrij algemeen

geformuleerd was - waar staan we nu? hoe zou het moeten zijn? hoe komen

we daar? – zijn er enkele terugkerende thema’s uit de verschillende bijdragen te

destilleren.

Over de samenleving en ons welzijn

Mirthe Biemans en Karen Jakschtow pleiten bijvoorbeeld voor alternatieve

indicatoren om het nationaal welzijn te meten. Biemans stelt dat we overheidsbeleid

in plaats van uitsluitend aan economische groei, tevens moeten toetsen aan hoe

goed het onze gezondheid, veiligheid, sociale contacten en autonomie mogelijk

maakt. Indicatoren die in de snelle huidige samenleving vaak over het hoofd worden

gezien. In 2030 is generatie Y echter aan de macht en volgens Biemans ziet juist

deze generatie in dat geld niet alles is. liever bouwt deze generatie iets duurzaams

op dan het snelle geld te willen verdienen. ook Karen Jakschtow heeft bezwaren

bij het bruto binnenlands product als voornaamste indicator voor het meten van

welzijn en welvaart. ‘groeit de economie dan gaat het goed, krimpt de economie

dan is iedereen in mineur. het bruto nationaal welzijn (bnw) dient in de toekomst

centraal te staan. dit betekent dat naast economische prestaties ook de kwaliteit

van leven en ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid in beeld worden

gebracht.’ Jakschtow pleit voor één integrale monitor die ingaat op economische

prestaties, kwaliteit van leven én duurzaamheid.

het ligt in de lijn van de zienswijzen van moderne filosofen en politieke theoretici als

Martha nussbaum (not for profit, 2011), debra satz (Why some Things should not

Be for sale, 2010) en Michael sandel (What Money Can’t Buy, 2012) die opmerken

dat het ongebreidelde economische denken het niet redt zonder enige morele

fundering. door de dominantie van het neoliberalistische gedachtegoed sinds het

door francis fukuyama in 1989 reeds aangekondigde ‘einde van de geschiedenis’

zijn we morele waarden en vooral ook de kracht van de samenleving langzaam

uit het oog verloren. Zo betoogt ook Robert van putten: ‘de laatmoderne sociale

en culturele dynamiek presenteert principes, praktijken en waarden die niet meer

passen bij het huidige systeem van maatschappelijk organiseren: de verzorgingsstaat,

Page 35: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

69

ConClusIeMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

68

bureaucratie en een grote overheid.’ hij waarschuwt daarom voor de neoliberale

retoriek van zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid, wat even verfrissend

kan zijn, maar al snel kil aan gaat voelen. de nieuwe netwerksamenleving heeft

namelijk zijn eigen sociale infrastructuur die een nieuwe manier van samenleven

en samenwerken voortbrengt. voor het besturen van publieke voorzieningen

kan het organisatiemodel van de netwerksamenleving volgens van putten ook

richtinggevend zijn. het is een rode lijn die door de essays in deze bundel loopt: hoe

kunnen we de samenleving zo organiseren dat het zowel efficiëntie als burgerlijke

betrokkenheid als gevolgen heeft?

Over de zorg en het onderwijs

Concrete beleidsvoorstellen met betrekking tot actuele thema’s vinden we terug in

de essays van Martin van elp en Morris oosterling. van elp vindt dat zorgmonopolies

ingeperkt moeten worden omdat ze steeds meer schade toe brengen aan de

maatschappij. verlening van een patent op medicatie moet volgens hem afhankelijk

worden van de toegankelijkheid van het medicijn. Wanneer een medicijn zo duur is

dat het voor sommigen ontoegankelijk wordt, is het onwenselijk dat het medicijn in

de wereld komt. ‘het idee dat we als mensheid een monopolie verlenen waar niet

iedereen van profiteert is niet houdbaar. Wanneer patenten ten koste gaan van het

maatschappelijk welzijn, moeten die patenten overboord.’ het is een vraagstuk dat

raakt aan de huidige problematiek in de gezondheidszorg.

volgens Morris oosterling zijn er te veel beperkingen om daadwerkelijk tot de

gewenste innovatie en vernieuwingen te komen. Zo ook in het onderwijs. hij stelt

de hypothetische vraag wat er zou gebeuren als er geen beperkingen meer worden

ervaren om het onderwijs te vernieuwen? volgens oosterling staan de wensen van

de docenten zelf en de eisen van het bestuur op geen enkele manier met elkaar in

verbinding. dit gebrek aan verbinding tussen deze ‘werelden’ leidt tot beperkingen.

In dit kader zou de nieuwe generatie docenten meer de ruimte moeten krijgen om

niet alleen de cognitieve talenten, maar ook de emotionele en praktische talenten

van de ‘lerenden’ aan te spreken. deze talenten worden niet alleen ontwikkeld

met behulp van boeken of door klassikale besprekingen. ook nieuwe, innovatieve

manieren van leren spelen een voorname rol in het onderwijsproces.

Over de verzorgingsstaat en Europa

opvallend is dat meerdere essayisten de toekomst van nederland bezien vanuit

het perspectief van de europese unie. Bij de nieuwe generatie lijkt het besef te

leven dat sommige problemen grensoverschrijdend aangepakt dienen te worden,

al zal het huidige negatieve discours over de europese politiek deze noodzaak niet

direct onderschrijven. de drie essays met betrekking tot dit onderwerp gaan uit

van een unie waarvan het voortbestaan allerminst een gegeven is en hebben allen

een probleemoplossend karakter. Remmert van haaften presenteert een maatregel

die het verzorgingsstaattoerisme binnen de europese unie moet verminderen. op

het moment is er een vrij divers pallet aan verzorgingsstaten in europa. daar waar

nederland vooral schippert tussen economisch corporatisme en democratisch

socialisme kiezen de scandinavische landen voor een zeer uitgebreide

verzorgingsstaat met een grote rol voor de overheid. het duitse corporatisme heeft

tevens een hoog voorzieningsniveau maar weer een lagere toekenning van rechten

en weinig staatsbemoeienis met de arbeidsmarkt. volgens van haaften leidt dit

tot een lancune. op het moment dat er door immigranten tijdelijk niet in eigen

inkomsten kan worden voorzien kan er geen beroep gedaan worden op bijstand,

maar ook niet op bijstand vanuit het thuisland. volgens deze visie ligt hier bij uitstek

een verantwoordelijkheid voor Brussel: een europese bijstand als aanvulling op de

restrictieve nationale verzorgingsstaten, naar rato gefinancierd door de lidstaten.

het idee verondersteld de bereidheid tot vergaande europese samenwerking van

de lidstaten.

deze bereidheid tot het afstaan van nationale soevereiniteit is volgens Joop

hazenberg broodnodig voor het voortbestaan van de eu. het uitblijven van

structurele economische groei en de hoge werkloosheidspercentages zijn volgens

hem alleen te bestrijden met meer europa, niet met minder. ook op het gebied

van de verzorgingsstaat zal meer integratie de norm zijn om als unie te kunnen

blijven functioneren. ‘Want als er geen convergentie plaatsvindt in de eurozone en

de interne markt niet wordt voltooid, nemen de tegenstellingen binnen de europese

unie alleen maar toe.’ een andere visie op de toekomst van de europese unie is te

vinden in het essay van Barend Tensen. Waar hazenberg de takendiscussie niet voert

ten faveure van een pleidooi voor verdere europese integratie stelt Tensen dat het

verleggen van de focus naar enkele kerntaken de robuustheid van de unie juist ten

Page 36: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

71

RefeRenTIesMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

70

goede kan komen. de eu mist op dit moment democratische legitimiteit door de

huidige zwakke en niet transparante institutionele structuur en door haar veelheid

aan wetgeving met vergaande gevolgen voor de lidstaten. dit kan verholpen worden

door meer macht te verplaatsen naar de europese volksvertegenwoordiging en

door middel van een beleidsmatige focus op twee kerntaken: een gecoördineerd

defensiebeleid en krachtige economische samenwerking om efficiënte

handelsakkoorden met onder andere de opkomende economieën te sluiten.

Nieuwe perspectieven

de veelheid en vooral de verscheidenheid aan onderwerpen die de revue in deze

essaybundel hebben gepasseerd laten zien dat de nieuwe generatie zich allerminst

beperkt voelt in het ventileren van hun mening. de essays bieden veelal oplossingen

voor problemen die zijn ontstaan omdat er te lang is vastgehouden aan traditionele

structuren en verworvenheden. dromend over een vruchtbare toekomst voor

de samenleving en welzijn werd er buiten de geijkte paden van een grotendeels

economisch discours getreden en juist gezocht naar zingeving en normatieve

doelstellingen. vernieuwing en moraliteit zijn de sleutelwoorden wanneer er werd

gesproken over onderwijs en zorg. Tot slot werd in deze essaybundel het nederlandse

belang bij een sterke europese unie erkend, maar niet zonder de nodige voorstellen

tot hervorming van de intergouvernementele organisatie te presenteren. de nieuwe

generatie durft kritiek te leveren, maar doet dit niet zonder vervolgens de nodige

alternatieven klaar te hebben. een grondhouding die essentieel kan zijn, in de

zoektocht naar nieuwe perspectieven.

Met hartelijke groet, de nieuwe generatie.

rEfErENTIES

adler, p. s., & heckscher, C. (2006). Towards Collaborative Community. In: C. heckscher & p. s.

adler (red.) The Firm as a Collaborative Community, pp.11-105. oxford, uK: oxford university

press.

alkire, s. (2009). Measuring freedoms alongside wellbeing. In: I. gough & a. Mcgregor (red.)

Wellbeing in developing countries: From theory to research (p. 98-108). new York, nY:

Cambridge university press.

artsennet (2013). Zuidoost-Drenthe schreeuwt om huisartsen. [online] Beschikbaar onder:

http://bit.ly/Invyqr.

Bauman, Z. (2012). Vloeibare tijden. Leven in een eeuw van onzekerheid. Zoetermeer,

nederland: Klement.

Bay, a., & pedersen, a. (2006). The limits of social solidarity: Basic Income, Immigration and

the legitimacy of the universal Welfare state, Acta Sociologica, 49, 419-436.

Beckers, Th. (2010). Leven in een tijdloze tijd. In: sCp, ‘Komt tijd, komt raad? Essays over

mogelijkheden voor een nieuwe tijdsorde’, p. 29-31.

Birnbaum, R. (1988). How colleges work. The Cybernatics of Academic Organization and

Leadership. san fransisco, Ca: Jossey-Bass publishers.

Bontekoning, a., & grondstra, M. (2012). Ygenwijs: Generatie Y ontmoet X, pragmaten en

babyboomers. amsterdam, nederland: Business Contact.

Botsman, R., & Rogers R. (2010). What’s Mine Is Yours. How Collaborative Consumption is

Changing the Way we Live. new York, nY: harperCollins.

Boutellier, h. (2011). De improvisatiemaatschappij. Over de sociale ordening van een

onbegrensde wereld. den haag, nederland: Boom lemma uitgevers.

Page 37: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

73

RefeRenTIesMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

72

Bregman, R. (2013). leugens, grove leugens en het BBp, De Correspondent, 15-11-2013.

Bremmer, I. (2013). Every Nation for Itself. Winners and Losers in a G-Zero World. portfolio

Trade.

Brynjolfsson, e., & Mcafee a. (2014). The second machine age: work, progress, and prosperity

in a Time of Briljant Technologies. new York, nY: W. W. norton & Company.

Castells, M. (2009). Communication Power. oxford, uK: oxford university press.

Centraal Bureau voor statistiek (CBs), CpB, pbl, & sCp (2011). Monitor Duurzaam Nederland,

p. 49-51, 2011.

Centraal Bureau voor statistiek (CBs) (2009). Arbeidsparticipatie in Nederland behoort tot de

top van de EU. den haag, nederland: CBs.

Centraal Bureau voor statistiek (CBs) (2011). subjectief welzijn: welke factoren spelen een rol?

den haag, nederland: CBs.

Centraal Bureau voor statistiek (CBs) (2012). Welzijn: veranderingen burgelijke staat en

arbeidsmarktpositie 1998-2009. den haag, nederland: CBs.

Cini, M. & pérez-solorzano Borrogan, n. (2003). European Union Politics. oxford, uK: oxford

university press.

Conseil d’analyse Économique, sachverständigenrat zur Begutachtung der

gesamtwirtschaftlichen entwicklung (2010). Monitoring economic performance, quality of life

and sustainability, Joint Report as requested by the Franco-German Ministerial Council, p. 27.

CpB, spB notitie (8 september 2009). Brede welvaart en nationaal inkomen, p. 1, p. 11-12.

Creemers, B. p. M. (1994). The Effective Classroom. london, uK: Cassell.

de swaan, a. (2004) Zorg en de staat. amsterdam, nederland: Bert Bakker.

denis, J., & damme, J. van (2010). de leraar: Professioneel leren en ontwikkelen.

Reviewonderzoek van H. Timperley e.a. leuven, den haag: acco.

dijk, g. van, & oosterling, M. (2012). Waardenloos leiderschap, de dubbele moraal voor

publieke managers. pM (Public Mission), 5, 8.

dittmar, helga (1992). The social psychology of material posessions: To have is to be. new

Jersey: prentice hall

eC (2009). A roadmap for action, ‘GDP and beyond — measuring progress in a changing

world’, p. 3, p. 9.

eC, (2008). special eurobarometer 295, Attitudes of European citizens towards the

environment, p. 37-39.

eC, evironment, website 2013, gelezen op 23 oktober 2013 http://ec.europa.eu/environment/

beyond_gdp.

The economist, november 2011: The future of the eu: Two-speed europe, or two europes

http://www.economist.com/blogs/charlemagne/2011/11/future-eu. geraadpleegd op 24

september 2014).

edwards, J. a. (2008). navigating the Post-Cold War World: President Clinton’s Foreign Policy

Rhetoric. plymouth: lexington press.

ep (april, 2001) Motion for a european parliament Resolution on gdp and beyond – measuring

progress in a changing world, (2010/2088 (InI)).

erixon, f. (2012). Transatlantic Free Trade: An Agenda for Jobs, Growth and Global Trade

Leadership. Brussels, België: Centre for european studies.

eurlex (2014). Treaty of lisbon amending the Treaty on european union and the Treaty

establishing the european Community, signed at lisbon, 13 december 2007

Page 38: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

75

RefeRenTIesMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

74

europa-nu: Werkloosheid in de eu ( http://www.europa-nu.nl/id/vhcyeqrbqtzf/werkloosheid_

in_de_eu (geraadpleegd op 30 september 2014).

european Commission Innovation union Competitiveness Report 2013

europese Commissie (2014). Countries and regions: Brazil.

follesdal, a. & hix, s. (2006). Why there is a democratic deficit in the eu: a response to Majone

and Moravcsik, Journal of Common Market Studies, 44, 533-562.

gelauff, g. (2008) Op zoek naar geluk, CpB, Ministerie van algemene Zaken, sheet 4.

giddens, a. (1991). Modernity and Self-Identity. Self and Society in the Late Modern Age.

stanford, Ca: stanford university press.

gleitman, h. (1991) Psychology, Third Edition, pp. 732-733.

global Competitiveness Index 2012-2013, World economic forum and Roland Berger strategy

Consultants.

The guardian (2014) do the Brics need their own development bank? http://www.theguardian.

com/business/2014/aug/14/brics-development-bank-imf-world-bank-dollar geraadpleegd op

7 juli 2014).

gunther, B. (2013). Ik ben oké, jij bent een sukkel. Omdenken in zakelijke en persoonlijke

relaties. utrecht, nederland: a.W. Bruna uitgevers B.v.

habermas, J. (2001). Why europe needs a Constitution. new left Review september-october

2001, 5-27.

habermas, J. (2012). The Crisis of the european union: a Response. Cambridge, uK: polity

press.

halsema, f. (2008) Geluk! Voorbij de hyperconsumptie, haast en hufterigheid, p. 71.

Happy Planet Index, gelezen op 27 oktober 2013 , www.happyplanetindex.org.

helliwell, J., layard, R., & sachs, J. (2013). World Happiness Report, 2013.

The hindu Business line (2013). More intra-BRICs trade sought to overcome euro Zone crisis.

http://www.thehindubusinessline.com/industry-and-economy/more-intrabrics-trade-sought-

to-overcome-euro-zone-crisis/article3254980.ece geraapleegd op 16 juli 2014).

holt-lunstad, J., smith, T. e., & layton J. B. (2010). social relationships and mortality risk: a

meta-analytic review, PLoS Medicine, 7, 7.

howorth, J. (2012). Csdp and naTo post-libya: Towards the Rubicon? Egmont Royal Institute

for International Relations Security Policy Brief, 35.

Keynes, J. M. (1930). economic possibilities for our grandchildren. In: J. M. Keynes (red.) Essays

in Persuasion (p. 358-373) new York, nY: W.W. norton & Co.

Khanna, p. (2011). How to Run the World. Charting a Course to the Next Renaissance. Random

house.

Kubiszewski, I., Costanza, R., franco, C., lawn, p., Talberth, J., Jackson, T., & aylmer, C.,

(2013) analysis Beyond gdp: Measuring and achieving global genuine progress, Ecological

Economics, 93, 57 – 68.

Kunneman, h. (red.) (2013). Good Work. The Ethics of Craftsmanship. amsterdam, nederland:

sWp publishers.

layard, R. (2005) Happiness is back, gelezen op 23 oktober 2013, http://www.prospectmagazine.

co.uk.

Macdonald, g., & Mark, l. (2005). Why does social exclusion hurt? The relationship between

social and physical pain., Psychological Bulletin, 131, 202-223.

Page 39: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

77

RefeRenTIesMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

76

Majone, g. (1998). europe’s democratic deficit: the Question of standards. European Law

Journal, 4, 5-28.

Maslow, a. h. (1943). a theory of human motivation. Psychological Review, 50, 370–96.

Mcgregor, a. (2009). Researching wellbeing: from concepts to methodology. In: I. gough, &

a. Mcgregor (red.) Wellbeing in developing countries: from theory to research (p. 316-350)

new York, nY: Cambridge university press,.

Middelaar, l. van, (2010). De passage naar Europa. Geschiedenis van een begin. groningen,

nederland: historische uitgeverij.

Moravcsik, a. (2002). In defence of the ‘democratic deficit: Reassessing legitimacy in the

european union. JCMs, 40, 603-624.

Maslow, a. h. (1943). a theory of human motivation, Psychological Review, 50, 370-396.

Mulgan, g. (1997). Think wellbeing, not welfare, New Statesman, 126, 28.

nos (2013). Minder medisch specialisten opleiden. [video online] Beschikbaar onder: http://

nos.nl/l/565628.

nugent, n. (2010). The government and politics of the European Union. palgrave Macmillan.

nussbaum, M. C., & sen, a. (1993). The quality of life. oxford, uK: Clarendon press

oeCd (2008). globalisation and emerging economies: Brazil, Russia, India, Indonesia, China

and south africa.

oeso (2011). An Overview of Growing Income Inequalities in OECD Countries: Main Findings.

[pdf] Beschikbaar onder: http://www.oecd.org/els/soc/49499779.pdf.

onderwijslab (2013). Ik zie, ik zie wat jij niet ziet....

onderwijsraad (2007). Leraarschap is eigenaarschap. den haag, nederland: onderwijsraad.

oosterling, M. (2014). Horizontale verantwoording in het mbo. Een literatuuronderzoek

tenbehoeve van de doorontwikkeling van MBO Transparant.

piris, J. C. (2012). The Future of Europe: Towards a Two-Speed EU? Cambridge, uK: Cambridge

university press.

Rawls, J. (1972). A Theory of Justice. vertaald door p.C. Westerman, 1998. heerlen, nederland:

open universiteit.

Rotmans, J. (2012). In het oog van de orkaan. Nederland in transitie. Boxtel, nederland: aeneas.

Ryan, R. M. & deci, e. l., (2000) self-determination Theory and the facilitation of intrinsic

motivation, social development, and wellbeing, American Psychologist, 55, 68-78.

Ryan, R. M. & sapp, a. R. (2009). Basic psychological needs: a self-determination theory

perspective on the promotion of wellness across development and cultures. In: I. gough & a.

Mcgregor (red.) Wellbeing in developing countries: from theory to research (p. 71-92) new

York, nY: Cambridge university press.

sachs, J. (2011). The economics of happiness, gelezen op 25 oktober 2013 http://www.

project-syndicate.org.

sandel, M. (2013). Why we shouldn’t trust markets with our civic life. [video online] Beschikbaar

onder: http://on.ted.com/csyk.

sassen, s. (2008). neither global nor national: novel assemblages of territory, authority and

rights. Ethics & Global Politics, 1, 1-19.

schinkel, W. (2012). De nieuwe democratie. Naar andere vormen van politiek. amsterdam,

nederland: de Bezige Bij.

sCp (2013) Leefsituatie index, gelezen op 23 oktober 2013 www.scp.nl.

Page 40: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

79

RefeRenTIesMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

78

sCp (2012) Sturen op geluk, Geluksbevordering door nationale overheden, gemeenten en

publieke instellingen, p. 9.

sCp (2010) Tijd op orde? Een analyse van de tijdsorde vanuit het perspectief van de burger,

p. 29, p. 38.

scannel, J. W., Blanckley, a., Boldon, h., & Warrington, B. (2012). Eroom’s Law in pharmaceutical

R&D. In: diagnosing the decline in pharmaceutical R&d efficiency. nature Reviews drug

discovery, 11, 191-200.

schuyt, C. J. M. (2013). Noden en wensen. De verzorgingsstaat gezien als historisch fenomeen.

Rotterdam, nederland: erasmus universiteit Rotterdam (oratie).

sen, a. (1999). Development as freedom. new York, nY: anchor Books.

sennett, R. (2008). De ambachtsman. De mens als maker. amsterdam, nederland: Meulenhoff.

simms, a. (2013). The four-day week: less is more, Guardian, 22-02-2013.

skidelsky, R., & skidelsky, e. (2012). How much is enough? Money and the good life. new York,

nY: other press.

smith, a. (1759). The theory of moral sentiments. london, uK: a. Miller.

steen, M. van der, Twist, M. van, Chin-a-fat n., & Kwakkelstein T. (2013). Pop-up publieke

waarde. Overheidssturing in de context van maatschappelijke zelforganisatie. uitgave nsoB.

stiglitz, J. e., sen, a., & fitoussi, J. (2009) Report by the Commission on the Measurement of

Economic Performance and Social Progress, p. 8-14.

swaan, a. de (1982). De mens is de mens een zorg. amsterdam, nederland: Meulenhoff.

Tabarrok, a. (2013). The Tabarrok Curve in the WSJ.

Taylor, C. (2004). Moderniteit in meervoud. Cultuur, samenleving en sociale verbeelding.

Kampen, nederland: Klement.

Taylor, C. (1994). De malaise van de moderniteit. Kampen, nederland: Kok agora.

Thakre, a. (2009). new Trade avenues for India and China. In a. Bansal, Y. phatak, I. C. gupta

& R. Jain (eds.) Transcending Horizons Through Innovative Global Practices. new delhi, India:

prestige Institute of Management and Research.

Trommel, W. (2013a). local Welfare and the Rise of the Crafting Community. In: h. Kunneman

(red.) Good Work. The Ethics of Craftsmanship (pp. 77-92). amsterdam, nederland: sWp

publishers.

Trommel, W. (2013b). ‘a study into Welfare localization’ en ‘The birth of the Crafting Community’

In: d. Bannink, h. Bosselaar en W. Trommel (red.) Crafting Local Welfare Landscapes (pp. 9-24,

157-171). den haag, nederland: eleven International publishing.

un, Resolution adopted by the General Assembly on 19 July 2011 65/309. Happiness: towards

a holistic approach to development, distr.: general, 25 august 2011.

van der Waal, J., achterberg, p., houtman, d., de Koster, W., & Manevska, K. (2010). some are

more equal than others: economic egalitarianism and welfare chauvinism in the netherlands.

Journal of European Social Policy, 20, 1-14.

verbond van verzekeraars (2012) Klanten positiever over hun schadeverzekeraar, gelezen op

27 oktober 2013 , www.verzekeraars.nl.

verbond van verzekeraars (2012) Klanttevredenheidsonderzoek Particulier 2012, Zorg, gelezen

op 27 oktober 2013, www.verzekeraars.nl.

verbond van verzekeraars (2012) Klanttevredenheidsonderzoek Rapportage

levensverzekeringen 2011, gelezen op 27 oktober 2013 , www.verzekeraars.nl.

verhaeghe, p. (2012). Identiteit. amsterdam, nederland: Bezige Bij.

Page 41: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

81

RefeRenTIesMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

80

verhaeghe, p. (2013). ondernemen, welzijn, samen: een recept voor een geslaagde

gemeenschap, Tijdschrift voor welzijnswerk, 37, 3-16.

vermeulen, M., vink, R., & Roman, B. (2012). Ruimte voor vertrouwen. Essay over professionele

ruimte. den haag, nederland: Zestor.

vink, R., & oosterling, M. (2013) Op zoek naar verbindende verhalen. Een artikel over de

mogelijkheid van betekenisvolle vormen van verantwoording in het mbo.

volkskrant (2013a). Medicijnen voor ziekte van Pompe en Fabry dit jaar nog vergoed. volkskrant,

[online], 30 januari 2013. Beschikbaar onder: http://s.vk.nl/3385695.

volkskrant (2013b). Kankermedicijnen dreigen onbetaalbaar te worden. volkskrant, [online], 29

november 2013. Beschikbaar onder: http://s.vk.nl/3553166.

Westerman, p. C. (1998). Rechtsfilosofie - Inleiding. heerlen, nederland: open universiteit.

Wilkinson, R. & pickett, K. (2010). The spirit level: why greater equality makes societies stronger.

new York, nY: Bloomsbury press.

WRR (2013) Naar een lerende economie, p. 348-352.

Page 42: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

83

auTheuRsMet hartelijke groet, de nieuwe generatie.

82

Mirthe Biemans

Mirthe Biemans (1986) is afgestudeerd in de ontwikkelingsstudies en Internationale

Betrekkingen. na haar studie heeft zij een aantal jaar gewerkt als programmamanager

van de Israel/palestine Center for Research and Information, een gerenommeerde

denktank in Jeruzalem. op dit moment werkt zij voor vereniging humanitas, een

landelijke welzijnsorganisatie, en is zij actief bij de partij van de arbeid. eerder zijn er

een artikel en een boek verschenen over haar masteronderzoek naar de aspiraties

van palestijnse jeugd in vluchtelingenkampen en een aantal artikelen over onder

andere het Israelisch-palestijnse conflict en ongelijkheid in nederland.

Martin van Elp

Martin van elp (1984) is afgestudeerd econoom en jurist. hij is ruim vijf jaar werkzaam

als economisch beleidsonderzoeker in opdracht van overheden en organisaties op

het vlak van bouw en vastgoed.

Joop hazenberg

Joop hazenberg (1978) is journalist, schrijver en onderzoeker. hij is een van de eu-

experts in nederland en werkt vanaf begin 2013 als freelance correspondent in

Brussel. Zijn laatste boek is getiteld Next Europe en momenteel schrijft hij veel over

het eu-klimaat-en energiebeleid. als oprichter van denktank prospect, schrijver

van vier boeken en veel opinieartikelen staat hij inmiddels bekend als een van de

voorlopers van zijn generatie. eerder werkte hij als politieke medewerker bij de

Tweede Kamer, ambtenaar europese Zaken bij Buitenlandse zaken en politiek

redacteur bij de pers.

remmert van haaften

Remmert van haaften (1985) studeerde economie aan de universiteit van Tilburg en

sociologie aan de erasmus universiteit Rotterdam, waar hij een scriptie schreef over

de versobering van de verzorgingsstaat. hij was medeoprichter en voorzitter van

Jong WBs, de jongerenorganisatie van de Wiardi Beckman stichting. Tegenwoordig

is hij werkzaam als communicatieadviseur.

karen Jakschtow

Karen Jakschtow (1974) studeerde Bedrijfskunde aan de universiteit Twente.

Momenteel werkt zij voor het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en blogt zij

regelmatig.

Morris oosterling

Morris oosterling (1983) heeft na zijn studie economie als onderzoeker en auditor

zijn kennis en expertise ontwikkeld op het gebied van sturing en besturing van

onderwijsorganisaties en van bedrijfsvoering en leiderschap in het onderwijs.

sinds 2012 is hij als promovendus verbonden aan TIas school for Business and

society, waar hij onderzoek verricht naar bepalende factoren in werving en

selectie van bestuurders van maatschappelijke ondernemingen. Tevens is hij sinds

2012 zelfstandig onderzoeker op bovengenoemde thema’s werkzaam in het

onderwijsveld.

robert van Putten

Robert van putten (1987) studeerde Bestuurskunde en filosofie aan de erasmus

universiteit Rotterdam en de vrije universiteit amsterdam. hij is sinds 2014 werkzaam

als onderzoeker en docent (promovendus) aan de afdeling bestuurswetenschap

& politicologie van de vu. het essay in deze bundel is gebaseerd op zijn

afstudeeronderzoek voor de master Bestuur van maatschappelijke organisaties, een

sociaal-theoretische studie naar de herordening van de organisatie van solidariteit

en een doordenking van een passend perspectief voor de huidige maatschappij.

hiervoor ontving hij ook de h.a. Brasz-prijs van de vereniging voor Bestuurskunde

voor de beste masterthesis van 2013. ook is hij coauteur van het in 2014 verschenen

boek Coöperatiemaatschappij. Solidariteit organiseren in de eenentwintigste eeuw.

Barend Tensen

Barend Tensen (1985) studeerde politicologie en Internationale Betrekkingen aan de

universiteit van amsterdam. voor diverse media schrijft hij regelmatig opinieartikelen

over nieuwe maatschappelijke uitdagingen, europese politiek en politieke filosofie.

hij was eerder secretaris en vicevoorzitter van het landelijke CdJa en werkte voor

de europese volkspartij (evp) in het europees parlement en voor het Wilfried

Martens Centre for european studies, de denktank van de evp. als bestuurslid van

denktank prospect (de denktank voor de generatie 20-30) was hij nauw betrokken

bij de totstandkoming van deze essaybundel.

Page 43: Met hartelijke groet, de nieuwe generatie

84

Dit is een uitgave van Jong SMO

Met hartelijke groet,de nieuwe generatie

Mirthe BiemansMartin van Elp

Remmert van HaaftenJoop HazenbergKaren JakschtowMorris Oosterling

Robert van PuttenBarend Tensen

Me

t harte

lijke g

roe

t, de

nie

uw

e g

en

eratie

Jonge denkers over hoe het anders moet

Met hartelijke groet,de nieuwe generatie

Jonge denkers over hoe het anders moet

Waar staan we nu? Hoe zou het moeten zijn? Hoe komen we daar? Met deze vrij algemene opdracht gingen enkele jonge denkers aan de slag om het tekort aan creatieve ideeën in het debat over de vernieuwing van de Nederlandse verzorgingsstaat tegen te gaan. Het resultaat is een zeer diverse verzameling van concrete origi-nele ideeën, gedurfde denkrichtingen en onstuimige reorganisa-tiesuggesties; van hervormingen van het onderwijs en de zorg en alternatieven voor het meten van het nationaal welzijn tot de nieuwe netwerksamenleving en de toekomstagenda van de Europese Unie. De essays in deze bundel bieden veelal oplossin-gen voor problemen die zijn ontstaan doordat er te lang is vastgehouden aan traditionele structuren en verworvenheden.

Aan het woord zijn young professionals, studenten en andere vertegenwoordigers van de Generatie Y. Maak kennis met het perspectief van de bevolkingsgroep die het minst gehoord wordt, maar het meest (bij)draagt!

Met hartelijke groet, De nieuwe generatie