MECA-aandrijvingen_for_web
-
Upload
navb-cnac-constructiv -
Category
Documents
-
view
220 -
download
0
description
Transcript of MECA-aandrijvingen_for_web
Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid
ToegepasTe Technieken
AAndrijvingen
BouwplaaTsmachinisTen
2
3
Situering
Er bestaan al verschillende uitgaven over bouwplaatsmachines, maar de meeste zijn verouderd. Daarom is de vraag naar een modern handboek, waarin ook de nieuwe technieken aan bod komen, enorm groot.
Het ‘Modulair handboek Bouwplaatsmachinisten’ werd geschreven in opdracht van fvb-ffc Constructiv (Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid). De dienst Gemechaniseerde beroepen (MECA) van het fvb vormde het redactieteam. De verschillende boekdelen werden in samenwerking met de opleidingsinstellingen uitgewerkt.
Dit handboek werd opgebouwd uit verschillende boekdelen en verder opgesplitst in modules. De structuur en inhoud werden aangepast aan de nieuwe technieken in de bouw- en machinewereld.
In het naslagwerk werd tekst zoveel mogelijk afgewisseld met afbeeldingen. Hierdoor krijgt de lezer het leermateriaal meer visueel aangeboden.
Om goed aan te sluiten bij de realiteit en de principes van competentieleren is een praktijkgerichte beschrijving het uitgangspunt van elk onderwerp. De boekdelen bevatten ook praktijkoefeningen.
Opleidingsonafhankelijk
Het handboek werd zo ontwikkeld dat het voor verschillende doelgroepen toegankelijk is.
We streven naar een doorlopende opleiding: zo kan zowel een leerling bouwplaatsmachinist als een werkzoekende in de bouw of een werknemer van een bouwbedrijf dit handboek gebruiken.
Een geïntegreerde aanpak
Veiligheid, gezondheid en milieu zijn thema’s die de redactie hoog in het vaandel draagt. Het is voor een bouwplaatsmachinist uitermate belangrijk dat hij daar de nodige aandacht aan besteedt. Om de toepasbaarheid te optimaliseren werden deze thema’s zoveel mogelijk geïntegreerd in het handboek.
Robert Vertenueil Voorzitter fvb-ffc Constructiv
VOORWOORD
TOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
4
© fvb•ffc Constructiv, Brussel, 2012Alle rechten van reproductie, vertaling en aanpassing onder eender welke vorm, voorbehouden voor alle landen.n037BM - versie augustus 2012.
D/2011/1698/77
ContactVoor opmerkingen, vragen en suggesties kun je terecht bij: fvb•ffc Constructiv koningsstraat 132/5 1000 Brussel Tel.: +32 2 210 03 33 Fax: +32 2 210 03 99 website : fvb.constructiv.be
InHOUD
5
TOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
1. eigenschappen ......................................................71.1. Historiek ................................................................................71.2. Fabricage ..............................................................................71.3. Veiligheidsvoorschriften .............................................8
2. onderdelen Van Banden ....................92.1. karkas ..................................................................................102.2. koordlagen ......................................................................112.3. Hiel ........................................................................................112.4. Loopvlak ............................................................................112.5. Zijwand ..............................................................................122.6. Verstevigingsband van de hiel ............................122.7. Hielversteviging ............................................................122.8. Luchtdichte rubberen binnenlaag ...................12
3. BandenTypes ..........................................................133.1. Diagonaalband..............................................................133.2. structuur van een diagonaalband ....................14
3.2.1. Hiel .............................................................................143.2.2. Zijwanden ...............................................................143.2.3. karkas ........................................................................143.2.4. Gordels .....................................................................143.2.5. Loopvlak...................................................................14
3.3. Radiaalbanden...............................................................153.4. structuur van een radiaalband ............................16
3.4.1. Hiel .............................................................................163.4.2. karkas ........................................................................163.4.3. Gordels .....................................................................163.4.4. Zijwanden ...............................................................163.4.5. Loopvlak...................................................................16
3.5. Tubeless banden ..........................................................173.5.1. Welke eisen stellen wij aan banden? ...........17
4. VenTielen ......................................................................194.1. De verschillende onderdelen
van een ventiel ..............................................................194.2. soorten ventielen ........................................................20
4.2.1. Bekleed ventiel voor binnenband ................204.2.2. Ventiel met rubberen voet
voor lucht- en watervulling .............................204.2.3. Intrekventiel ...........................................................204.2.4. Ventiel met metalen voet
voor tubeless banden ........................................21
5. speciFicaTie Van Banden ....................235.1. Runflat-banden .............................................................25
6. snelheidsindex .................................................29
7. draagVermogen .............................................31
8. speciale Banden ..............................................338.1. supersingle banden ...................................................348.2. Algemene radiaalband .............................................358.3. semi-geïntegreerde band ......................................36
8.3.1. Band met een groot draagvermogen .........368.3.2. Terra-tire band .......................................................378.3.3. Banden zonder hiel met een stalen loopvlak .37
9. keTTingen Voor Banden ....................399.1. Tractieketting ..................................................................399.2. Beschermingsketting ................................................39
10. onderhoud Van Banden ..............41
11. opBouw Van een wiel ..........................43
12. opBouw Van de Velg .............................45
13. soorTen Banden Voor werF-machine Volgens geBruik ..........47
14. rupsen............................................................................4914.1. Rubberen rupsen ......................................................4914.2. IJzeren rupsen .............................................................50
14.2.1. Onderdelen van een loopwerk ...................5114.2.2. Rollenframe ..........................................................5214.2.3. Looprol ...................................................................5314.2.4. Draagrol .................................................................5414.2.5. Loopketting .........................................................5414.2.6. sprocket ................................................................5514.2.7. Oliepeil controleren en olie vervangen ...5514.2.8. spanwiel ................................................................57
15. rupsen conTroleren en aFsTellen .......................................................59
15.1. Rubberrups vervangen .........................................6015.1.1. Rubberrups demonteren ...............................6015.1.2. Rubberrups monteren ....................................61
16. demonTage Van heT rijmechanisme ..................................63
17. speciale rupsen ............................................65
18. Veiligheids- en milieuaspecTen .67
6
7
1.1. Historiek
De luchtband werd in 1841 uitgevonden door de schot Robert William Thomson. Hij werd gebruikt op fietsen. Thomson liet zijn patent echter verlopen, waardoor John Dunlop het in 1888 opnieuw kon vastleggen.
In tegenstelling tot vloeistoffen, die weinig samendrukbaar zijn, kunnen gassen wel worden samengeperst. Het volume van het gas wordt door samenpersing kleiner en daardoor wordt de druk groter. Doordat lucht in een luchtband sterk wordt samengeperst, wordt de druk erg groot. Dit zorgt voor stevigheid en vering. De spanning van de lucht in een band draagt 90% van de last die erop rust. De band zelf draagt de rest. Bij een tubeless uitvoering van een band zorgt de bandenspanning ervoor dat de hiel van de band tegen de binnenkant van de velg gedrukt wordt.
Er bestaan ook buitenbanden die voorzien zijn van een speciale constructie, zodat er bij lekkage nog enige tijd mee gereden kan worden, de zogenaamde runflat-banden.
1. Banden
1. EIGENsChAppENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
1.2. Fabricage
De verschillende soorten banden worden bekomen door het karkas op te bouwen en het rubber daarop aan te brengen. Het karkas bestaat uit tot koorden gevlochten staaldraad of kunststofvezels, zoals rayon, polyester, polyamide of aramide. Hierop wordt het rubber gehecht. De eisen die aan de band worden gesteld, zijn bepalend voor de keuze van het koordmateriaal.
De samenstelling van het rubber en de toevoegingen worden door de verschillende fabrikanten geheimgehouden.
8
1.3. Veiligheidsvoorschriften
1. EIGENsChAppENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
• Bij het verwijderen van ingeklemde stenen tussen gekoppelde banden altijd de banden laten leeglopen.
• Bij het oppompen van banden altijd opzij gaan staan en een lange luchtslang met zelfsluitende ventielkoppeling gebruiken.
• De banden langzaam harder oppompen tot de door de constructeur voorgeschreven bandenspanning bereikt is in koude toestand.
• De spanning en centrering en de gedragingen van het wiel nakijken en controleren of de band overal goed op de velg bevestigd is.
• niet lassen aan een velg.
• niet snijden of afslijpen aan een velg of band.
• nooit een band vullen met een ander gas dan aangegeven wordt door de constructeur.
• nakijken of de compressor geen olie verliest, want olie in het luchtmengsel tast het rubber aan.
• Om een band goed tussen de velgringen te laten spannen wordt hij vaak eerst te hard opgepompt en laat men hem vervolgens wat leeglopen tot op de voorgeschreven spanning. Men mag dit echter niet doen zonder beschermingskooi.
• Opgelet met benzine of diesel: deze producten mogen niet in aanraking komen met het rubber van een band.
9
2. ONDERDElEN VAN BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
2. onderdelen Van Banden
10
2.1. karkas
750: Breedte nominale doorsnee van de band in mm (kan ook in duim)
65: reeks van de band (h/B = 0,65)r: radiaalconstructie25: Binnendiameter in duim; komt overeen met doorsnee velg in duim (25 duim)
x: radiaalad: Vorm van de groeven65: reeks van de band (h/B = 0,65)1: 1ste evolutie van de groevensuper e3: normidentificatiecode (band met zeer grote rubberhoogte,
vervoerband)
T: gebruikscode (tractieband)Tubeless (zonder binnenband)190 B: laadindex en snelheidsindex van de band 190 komt overeen met een belasting van 10600 kg (23370 lb) B komt overeen met een maximale snelheid van 50 km/u (30 mph)
• Houdt de lucht en de bandenspanning vast.
• Verzekert het contact met de velg.
• Brengt de rij-remsturingskrachten over van de velg op het loopvlak.
• De sterkte van het karkas wordt bepaald door de afmetingen van de band, de bedrijfsvoorwaarden en het materiaal dat bij de fabricatie gebruikt werd.
2. ONDERDElEN VAN BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Identificatie van een band
Voorbeeld van markering: 750/65 R 25 XAD 65-1 sUpER E3T Tl 190 B
11
2.2. koordlagen
2.3. Hiel
2.4. Loopvlak
stabiliseren het loopvlak en verzekeren constante rijeigenschappen.
Houdt het karkas op de velg.
Bepaalt de grip en is bestand tegen slijtage.
2. ONDERDElEN VAN BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
12
2.5. Zijwand
2.6. Verstevigingsband van de hiel
2.7. Hielversteviging
2.8. Luchtdichte rubberen binnenlaag
Beschermt het karkas tegen beschadigingen, sneden, vocht en slijtage.
Moet de hiel beschermen tegen slijtage die veroorzaakt wordt door de velgrand.
Verhindert een te sterke verbuiging van de hiel.
Vermindert het ontsnappen van de lucht.
2. ONDERDElEN VAN BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
13
Er bestaan twee soorten banden, namelijk radiaal- en diagonaalbanden.
3. BANDENTypEsTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
3. BandenTypes
3.1. Diagonaalband
Een diagonaalband bestaat uit opeenvolgende lagen synthetisch linnen. Het diagonaalprincipe berust erop dat de karkaskoorden van de onderscheiden koordlagen diagonaal lopen ten opzichte van elkaar.
De koorden zijn meestal aangebracht onder een hoek van 25 tot 40 graden ten opzichte van de doorsnede. De uitdrukking ‘ply-rating’ geeft de stevigheid van de band aan en komt niet noodzakelijk overeen met het werkelijke aantal koordlagen per band. Een diagonaalband wordt meestal gemonteerd bij dumpers en scrapers die grotere afstanden afleggen.
Voordelen:• Zijdelingse stabiliteit
• prima bescherming van de zijwanden
• Gemakkelijk te onderhouden en te herstellen
• Aankoopprijs
• Handhaaft zich uitstekend op moeilijk terrein
Nadelen:geen stevig karkas
1 stabiliseringslaag2 Loopvlak3 karkaslaag4 Flank5 Binnenrubber6 Draagzone7 Hielranden
14
3.2. structuur van een diagonaalband
3.2.1. Hiel
De hiel is het bevestigingselement dat de band luchtdicht maakt. Hij bestaat uit een bundel metaaldraden. Door de bandenspanning wordt de hiel naar buiten geduwd en krijgen de metaaldraden hun plaats op de velg.
3.2.2. Gordels
De brekerlagen verstevigen het karkas, maken de band stijver en verdelen de belasting.
3.2.3. karkas
Het karkas bestaat uit koordlagen textiel op rubber. Deze lagen zijn zo op elkaar gelegd dat ze diagonaal op de middellijn van het loopvlak van de band liggen.
3.2.4. Zijwanden
De zijwanden bestaan uit buigzaam rubber dat de zijkanten van het karkas moet beschermen tegen vermoeidheid en de druk moet opvangen die wordt veroorzaakt door de massa van de machine en de zijlast.
3.2.5. Loopvlak
Dit deel van de band zorgt voor het contact.
3. BANDENTypEsTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
15
3.3. Radiaalbanden
• De nood aan een stevigere constructie van het karkas van de band leidde tot de ontwikkeling van de radiaalband, die in 1946 door Michelin werd uitgevonden.
Het radiaalprincipe berust op een constructie van een beperkt aantal koordlagen die haaks op de hielen aangebracht worden. Rondom het karkas bevindt zich een gordel uit meerdere lagen staaldraad. Op deze gordel wordt het loopvlak aangebracht dat de radiaalband de nodige stabiliteit geeft.
De interne wrijving in een radiaalband is klein en zorgt voor een koele loop van de band.
Radiaalbanden herkennen we aan de letter R die op de zijwanden is aangebracht.
Voordelen:• Betere trekkracht
• Beperkte rolweerstand
• kleinere opwarming bij het rijden met lasten
• Goed op losse grond
• Lagere bandendruk met minder diepe sporen en weinig wegzakking bij slippen
• Langere levensduur
• Mogelijkheid tot opnieuw bekleden
• Mogelijkheid tot dubbele montage
• Beter stuurgedrag
Nadelen:• Constructief zwakker
• Meer vervorming
• Oneffenheden minder verwerkt
• kwetsbare zachte wanden
3. BANDENTypEsTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
16
3.4. structuur van een radiaalband
3.4.1. Hiel
Maakt de band luchtdicht en houdt de draadkernen op de velg. Elke hiel bevat een berubberde draadkern, gevormd door een bundel staaldraden of door een enkele spiraalvormige stalen band, waarin de lagen verankerd zitten.
3.4.2. karkas
Het karkas bestaat uit een enkele laag draden die in bogen naast elkaar liggen. Deze draden zijn onderling verbonden door rubber. Door deze schikking zal een kracht in de richting van de draden slechts een kleine uitzetting veroorzaken. Een kracht die daarentegen loodrecht op de radiale richting wordt uitgeoefend, zal een belangrijke vervorming veroorzaken.
3.4.3. Gordels
Het karkas van een radiaalband dat aan vervormingen onderhevig is, wordt stijver gemaakt met behulp van een gordel van meerdere koordlagen of lagen die het loopvlak verstevigen. De koordlagen worden diagonaal over elkaar gelegd. De zijwanden blijven soepel omdat hun werking gescheiden blijft van die van het loopvlak.
3.4.4. Zijwanden
De zijwanden zijn dunner en vormen dan ook een buigzone. Tegen de velgen aan hebben ze een beschermingsrand. Deze verdikking verschaft het loopvlak een bijkomende steun.
3.4.5. Loopvlak
Het loopvlak is het deel dat in contact blijft met de bodem. Het is vervaardigd uit een dikke gordel hard rubber, waarin de groeven gesneden zijn. De tekening en het aantal van deze groeven is bepalend voor de gebruikskenmerken van de band.
3. BANDENTypEsTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
17
3.5. Tubeless banden
Er bestaan twee soorten banden met een binnenband, namelijk diagonaalbanden en radiaalbanden.
Afgezien van de vermelding TUBELEss op de zijkanten ziet dit type band er aan de buitenzijde net hetzelfde uit als een band met een binnenband. Een tubeless band heeft echter geen binnenband.
Tubeless banden hebben een luchtdichte velg nodig. De binnenbandloze buitenband wordt met zijn wangen tegen de randen van de luchtdichte velg opgepompt en houdt zo de lucht vast. De binnenzijde van de band is bekleed met een extra laag, een rubbermengsel dat als bijzondere eigenschap heeft dat het zelfherstellend is bij een kleine doorboring.
3.5.1. Welke eisen stellen wij aan banden?
• Lange levenduur
• Lage rolweerstand
• Lage prijs
• Geschikt voor hergebruik
• Lage geluidsproductie
• In alle weersomstandigheden voldoende grip
• Moeilijk te beschadigen
• Veercomfort
Voordelen:• Minder opwarming
• Veiliger
• Eenvoudig te herstellen
• Lager eigengewicht
Nadelen:• Een tubeless band loopt leeg bij zijwaartse aanrijding.
• De velg moet in perfecte conditie zijn.
• De velg moet luchtdicht zijn en mag zeker niet verroest zijn.
• Een tubeless band is moeilijk te herstellen bij een lek aan de zijkant.
3. BANDENTypEsTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
18
19
4. VENTIElENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Een ventiel maakt de regeling en de controle van de bandenspanning mogelijk.
4. VenTielen
4.1. De verschillende onderdelen van een ventiel
• Ventiellichaam
• Ventielmechanisme dat voor de afdichting zorgt
• Ventielkapje
20
4.2. soorten ventielen
4.2.1. Bekleed ventiel voor binnenband
Ventiellichaam• Rubberen voet
• Buitendraad van de kop
• kop
• Metalen ventielschacht
• Rubberen bekleding
• Luchtgleuven
• Voetopening
• Oneffen oppervlak
4.2.2. Ventiel met rubberen voet voor lucht- en watervulling
• Ventielvoet
• Ventielhuis
• Torische ring
• Velgmoer
• Oppervlakte die de luchtdichtheid moet verzekeren
• Voetklemzitting
• Voetopening
4.2.3. Intrekventiel
• Metalen ventielschacht
• Rubberen bekleding
• Bevestigingsring
• Oppervlakte voor luchtdichtheid
• Ventielvoet
4. VENTIElENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
21
4.2.4. Ventiel met metalen voet voor tubeless banden
• Rubberen ring
• Zeskantige voet
• Zeskantmoer
• Torische ring
• Borgmoer
• Draaibare buis met borgmoer
• Ventielschacht
• klemring
In het ventiel is een binnenventiel geschroefd dat als terugslagklepje dient. Voor tubeless en binnenbandventielen worden dezelfde binnenventielen gebruikt. Binnenventielen worden verwijderd met een ventielsleutel.
Bij dubbelmontage van banden worden soms verlengstukken gebruikt op de ventielen.
4. VENTIElENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
22
23
5. spECIfICATIE VAN BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
De specificaties van de banden worden bepaald in functie van twee belangrijke geometrische kenmerken en de gebruikseigenschappen:
• de buitenafmetingen
• het profiel
• het aantal koorden en de opbouw
• de samenstelling van het loopvlak
• de last bij een bepaalde bandenspanning
• de kenmerken van de montage op de velg
De afmetingen van de band worden op de zijkanten weergegeven door een aantal cijfers, in sommige gevallen gecombineerd met letters.
Het eerste getal geeft de breedte van de band in opgepompte toestand aan en wordt normaal uitgedrukt in duim of in millimeter (1 duim = 25,4 mm). sommige banden hebben op elke zijde een beschermingsrand, waardoor hun totale breedte die van de eigenlijke doorsnede overschrijdt.
Het tweede getal geeft de diameter van de velg in duim aan.
Voorbeeld: 165R13• 165: breedte van de band in millimeter
• R: radiaaltype
• 13: diameter van de velg in duim
Bij banden voor bedrijfswagens ligt de hoogte/breedteverhouding tussen 100 en 45.
5. speciFicaTies Van Banden
24
1. Bandmaat 185 = bandbreedte in mm 65 = hoogte-breedteverhouding: 65% R = radiaalconstructie 15 = hiel- of velgdiameter in inch 87 = draagvermogenindex (load index) T = snelheidssymbool (speed index)
2. Fabrieks- of merknaam
3. profiel- of bandtype
4. Radiaalband
5. Tubeless uitvoering
6. M + s (winterband) Fabricagedatum (46e week 1998): de driehoek duidt de periode 1990-1999 aan. Vanaf 2000 wordt de fabricagedatum in vier cijfers aangegeven. Bijvoorbeeld: 1201 (twaalfde week van 2001)
7. E-certificaatnummer De band voldoet aan de Europese norm ECE R 30. Achter de E staat de code voor het land waarin de band gekeurd is (bv.: E4 = nederland).
8. Land van herkomst
9. Internationale profielcode
10. DOT (Department of Transport) De band voldoet aan Amerikaanse voorschriften.
11. DOT-code De band kan geïdentificeerd worden aan de hand van deze code (producent, plaats, bandafmeting en bandconstructie)
12. Voorschrift voor de maximale bandenspanning en de daarvoor geldende bandbelasting
13. Opgave van het aantal lagen en het daarvoor gebruikte materiaal Tread = loopvlak: 1 laag rayon (karkas) + 2 lagen staal (gordel) + 1 laag nylon (stabilisatiegordel). sidewall = zijwand/wang: 1 laag rayon
14. Aanwijzing voor de positie van de slijtage-indicatoren (Tread Wear Indicators)
15. UTQG-voorschrift voor de relatieve levensduur
16. UTQG-voorschrift voor de relatieve remeigenschappen op een nat wegdek
18. UTQG-voorschrift voor de hittebestendigheid, onderverdeeld in de klasses A, B en C
19. Veiligheidswaarschuwing Het snelheidssymbool, dat op de zijkant van een band staat, vlakbij de bandenmaat, is van essentieel belang. Het vertelt precies welke snelheid de band aankan.
5. spECIfICATIE VAN BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
25
Runflat-banden zijn banden waarmee een bepaalde afstand veilig overbrugd kan worden ondanks een luchtverlies. Hiermee wordt voorkomen dat iemand op een onveilige plaats banden moet wisselen.
Er zijn meerdere systemen (drie hoofdgroepen), waarvan de zelfsteunende band op dit moment het bekendst is. Dit systeem heeft verschillende benamingen, maar RFT (runflat tyre – runflat-band) en ssR (self supporting runflat) worden het meest gebruikt.
Zelfsteunende runflat-banden zijn banden met een speciale constructie, met verstevigde wangen, zodat er in geval van lekkage tijdelijk doorgereden kan worden op de banden.
5. spECIfICATIE VAN BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
26
5. spECIfICATIE VAN BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Een ander systeem is het zogenaamde ’ring’-systeem, waarbij een derde deel toegevoegd wordt aan de velg en de band, de zogenaamde steunring. Voorbeelden hiervan zijn Tyron-, Rodguard-, CsR/BsR- en Hutschinson-banden.
Ook bestaan er speciale constructies waarbij de banden en de velgen geen van beide standaard zijn. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld het paxsysteem en het CTs-systeem.
In opkomst zijn de systemen die de band weer luchtdicht maken. Aan de binnenzijde van zulke banden zit dan een laag die het ontstane gat afdicht. De band zelf wordt echter niet gerepareerd, alleen de luchtdichte laag wordt hersteld. Eventuele karkasbeschadigingen worden niet gerepareerd. Ook moet het voorwerp verwijderd worden om vervolgschade te voorkomen.
Reparaties na het lekrijden zijn in vele gevallen mogelijk. Bij zelfsteunende systemen ondersteunen Michelin, Goodyear, Dunlop en Bridgestone het repareren van de band na lekrijden onder bepaalde voorwaarden. Merken als Continental, Vredestein en pirelli adviseren om een nieuwe band te kopen.
27
5. spECIfICATIE VAN BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Ventiel met ingebouwde druksensor
Een ventiel met een ingebouwde druksensor verzorgt op ieder wiel alle functies van een gewoon ventiel: het verhogen, verlagen en vasthouden van de bandenspanning. Het zendt informatie over de bandenspanning uit, samen met een identificatiecode.
Het heeft:
• een lithiumbatterijtje voor de voeding van de eenheid
• een druksensor voor het meten van de bandenspanning
• een transponderspoel voor het uitzenden van de identificatiecode tijdens de bekrachtiging
• een microprocessor voor de verwerking van de informatie
• een zendcircuit voor het verzenden van de spanningsinformatie naar de ontvanger
• een rijcontact dat sluit vanaf 30 km/u onder invloed van de centrifugaalkracht
NB: De buitenkant van het ventiel is van aluminium en heeft geen rubberen omhulsel, waardoor hij als antenne werkt.
1. Microprocessor
2. Druksensor
3. Zendcircuit
4. Rijcontact
5. Batterij
6. Transponderspoel
28
WerkingVia een opening meet de sensor regelmatig de spanning in de band. Om te kunnen bepalen welke band bij welk verzonden signaal hoort, zendt de sensor bovendien een identificatiecode uit, evenals een ‘ventielstaat’. Deze informatie wordt via een radiosignaal (433 Mhz) verzonden naar de ontvanger.
Er zijn vier mogelijke ‘ventielstaten’:
• staat 1: gedwongen verzending
• staat 2: lek
• staat 3: snelheid > 30 km/u (informatie over het rijden)
• staat 4: batterij zwak
De verzending door de sensor is verschillend bij stilstaande en rijdende auto’s (met stilstaand wordt een rijsnelheid lager dan 30 km/u bedoeld; de informatie wordt geleverd door het rijcontact).
NB: De rijcontrolewerking blijft nog 30 seconden na de stilstand actief.
Belangrijk:Voor een goede afdichting moet de ventielmoer met het juiste aantrekkoppel worden vastgezet. Omdat de materialen van een gewoon ventiel en van een sensorventiel verschillend zijn, mogen de ventielmechanismes niet onderling worden verwisseld. Bij het monteren van een nieuwe band moeten altijd de afdichtring, het mechanisme en het dopje van het ventiel worden vervangen.
Bij een rijdende auto (meer dan 30 km/u) wordt de spanning iedere 10 seconden gemeten. Als de drukverandering ten opzichte van de vorige meting niet hoger is dan 84 mbar, wordt de spanning elke minuut uitgezonden. Bij een stilstaande auto wordt iedere 15 minuten een meting uitgevoerd. Als de drukverandering ten opzichte van de vorige meting niet hoger is dan 84 mbar, wordt de spanning elk uur uitgezonden.
Opgelet
5. spECIfICATIE VAN BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
29
6. sNElhEIDsINDEXTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
6. snelheidsindex
snelheids-index
snelheid in km/h
snelheids-index
snelheid in km/h
snelheids-index
snelheid in km/h
A1 5 D 65 Q 160
A2 10 E 70 R 170
A3 15 F 80 s 180
A4 20 G 90 T 190
A5 25 J 100 U 200
A6 30 k 110 H 210
A7 35 L 120 V 240
A8 40 M 130 ZR >240
B 50 n 140 W 270
C 60 p 150 Y 300
30
31
7. draagVermogen7.1. Index draagvermogen voor personen-, bestel- en vrachtwagens
7. DRAAGVERmOGENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Indexcijfer voor het
draagvermogen
maximaal draagvermogen van
de band in kg
Indexcijfer voor het
draagvermogen
maximaal draagvermogen van
de band in kg
Indexcijfer voor het
draagvermogen
maximaal draagvermogen van
de band in kg
60 250 107 975 154 3.750
61 257 108 1.000 155 3.875
62 265 109 1.030 156 4.000
63 272 110 1.060 157 4.125
64 280 111 1.090 158 4.250
65 290 112 1.120 159 4.375
66 300 113 1.150 160 4.500
67 307 114 1.180 161 4.625
68 315 115 1.215 162 4.750
32
33
8. spECIAlE BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Op sommige machines worden dubbelluchtbanden gemonteerd.
Voordelen: • Hogere draagcapaciteit per as
• Laadvloer minder hoog door de montage van een kleinere maat banden
• Beter verdeelde aandrijfkrachten en remkracht
Nadelen: • Meer slijtage
• kleinere spoorbreedte
• Minder koeling voor de remmen
• Grotere rolweerstand
• Montage van ventielverlengstukken nodig
8. speciale Banden
34
8.1. supersingle banden
8. spECIAlE BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Deze banden zijn een alternatief voor dubbelluchtbanden.
Voordelen:• Betere koeling van de remmen• Lichter wiel• smallere band, dus breder chassis mogelijk• Mogelijkheid om het zwaartepunt van het chassis lager te
maken• Minder verbruik door lagere rolweerstand
Nadelen:• Rem- en aandrijfkrachten verdeeld over slechts twee
wielen
Voor elke soort machine bestaat een specifieke band, aangepast aan het soort werk.
De code hiervan is specifiek volgens het soort toepassing:• C: verdichter• E: transportmachine• G: nivelleermachine• hR: hittebestendige banden• mC: mijnbouw
Een tweede aanduiding omschrijft het loopvlakprofiel:1. lijngroeven2. tractie3. rotsband met standaard loopvlak4. rotsband met diep loopvlak5. rotsband met extra diep loopvlak6. rotsband met maximale hittebestendigheid7. groot draagvermogen
35
1-2 Tractieband• Laag verbruik• Minder lawaai• Lange levensduur
3-4 Rotsband• Hoge bescherming• stabiel• snijbestendig
5-6 Sneeuw- en ijsband• Goede tractie• prima sturing en beperkte remafstand
8.2. Algemene radiaalband
8. spECIAlE BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
36
8.3. semi-geïntegreerde band
8. spECIAlE BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
• Maximale overbrenging van het koppel tussen de metalen delen door de adhesie van de conische zittingen
• Maximale vergrendeling tussen de conische ringen
• Tijdwinst bij montage en demontage
• De randen van de banden komen bij de montage automatisch op de juiste plaats en zijn tijdens het werk goed beschermd.
8.3.1. Band met een groot draagvermogen
Deze band word meestal gebruikt op landbouwmachines, maar wordt in sommige gevallen ook gemonteerd op bouwplaatsmachines voor betere terreinmogelijkheden.
37
8.3.2. Terra tire (terraband)
Deze band onderscheidt zich van een gewone band doordat hij extra breed is. Het grote luchtvolume zorgt voor een groter contactoppervlak. Door de lage bandenspanning blijft de spoorvorming beperkt.
• De band is uiterst geschikt voor weinig dragende gronden.
• Bij een lage bandenspanning zijn deze banden in staat om allerlei obstakels te overwinnen. Ze worden veel gebruikt bij bosbouw.
• Het bandprofiel is glad, in de langsrichting liggen er grote groeven.
8.3.3. Banden zonder hiel met een stalen loopvlak
Deze banden worden gebruikt bij wielladers met een groot laadvermogen, voornamelijk in mijnen. Ze zijn voorzien van een stalen loopvlak.
8. spECIAlE BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
38
39
9. KETTINGEN VOOR BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
9.1. Tractieketting
Tractiekettingen dienen voor een betere tractie in bepaalde omstandigheden of om de band te beschermen. Ze worden veel gebruikt bij grote afgravingwerken en in steengroeven.
9. keTTingen Voor Banden
9.2. Beschermingsketting
Beschermingskettingen worden gemonteerd als er gevaar is voor beschadigingen van de band door scheuren of doorboringen en om vroegtijdige slijtage van het loopvlak tegen te gaan.
40
41
10. ONDERhOUD VAN BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Weinig gebruikte banden verouderen door natuurkundige of chemische processen. Aanbevolen wordt om banden die 10 jaar of ouder zijn, alleen nog te gebruiken als ze gedurende heel deze periode op dezelfde machine gebruikt zijn. Een eerdere vervanging is veiliger. Monteer geen gebruikte banden zonder de geschiedenis ervan te kennen. Zelfs een reserveband mag na 6 jaar alleen nog in noodgevallen worden gebruikt en bovendien moet in dat geval rustig worden gereden.
Controleer de profieldiepte regelmatig. Hoe ondieper het profiel, hoe groter de kans op beschadiging. Hou u aan de wettelijke minimumprofieldiepte. Welke banden voor de machine goedgekeurd zijn, staat in de handleiding aangegeven. Gebruik bij het vervangen van de banden alleen banden die in de handleiding worden genoemd. De banden moeten ten minste per as worden vervangen. Het reservewiel kan hierbij worden gebruikt als het niet te oud is. Laat de banden door een vakman monteren.
De bandenspanning moet overeenkomen met de voorgeschreven waarde. Deze kan bijvoorbeeld in de machinehandleiding opgenomen zijn of op de machine aangegeven zijn. De aangegeven bandenspanningen gelden voor koude banden en mogen in geen geval lager zijn. Bij banden die opgewarmd zijn (bv. door het rijden), wordt de bandenspanning hoger. Laat geen lucht uit een warme band ontsnappen, want daardoor kan de bandenspanning onder de voorgeschreven minimumspanning dalen.
10. onderhoud Van Banden
42
10. ONDERhOUD VAN BANDENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Elke 14 dagen moet de bandenspanning worden gecontroleerd. • Vergeet het reservewiel niet! • Controleer de spanning altijd bij koude banden. • Breng de ventieldopjes altijd weer aan; alleen zo kan een
luchtdichte afsluiting gewaarborgd worden.
Door een te lage spanning kan de band te warm worden en als gevolg hiervan inwendig beschadigd raken. Bij hoge snelheden bestaat het gevaar dat het loopvlak loslaat of dat de band plotseling leegloopt. Een onzichtbare beschadiging van de band kan niet worden verholpen door een spanningscorrectie achteraf.
Een juiste bandenspanning is zeer belangrijk, want de spanning beïnvloedt:• het contactvlak, het wegcontact• de remweg• aquaplaning• het rijgedrag, de bochtstabiliteit• het slijtagebeeld, de levensduur• het afrolgeluid• de rolweerstand, het brandstofverbruik• de vervorming, de temperatuur, het lek raken• het comfort
Aandachtspunten:• Rij alleen langzaam en zo mogelijk recht over trottoirranden. Vermijd om rechte trottoirranden met
scherpe randen op te rijden. Door onbeheerst of onder een scherpe hoek tegen trottoirranden of andere obstakels, zoals scherpe randen van stenen, te rijden, kan een onzichtbare beschadiging van de band ontstaan, die zich pas later kenbaar maakt. Daardoor ontstaat een risico op ongevallen doordat de band plots lek raakt bij een hoge snelheid. Er wordt wel gezegd: “Banden hebben een geheugen.”
• Controleer de banden regelmatig op beschadigingen: bv. ingedrongen voorwerpen, perforaties, insnijdingen, scheuren, bulten (wang). Ingedrongen voorwerpen kunnen de band ook aan de binnenzijde beschadigen.
• Laat door een vakman controleren of beschadigingen kunnen worden gerepareerd. Als een reparatie niet mogelijk is of twijfelachtig lijkt, moet de band worden vervangen. Beschadigde banden kunnen plotseling lek raken.
Opgelet
Juiste bandenspanning=
eigen verantwoordelijkheid, veiligheid, zuinigheid
43
11. OpBOUW VAN EEN WIElTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Banden worden op een wiel gemonteerd, waardoor een goede bevestiging is gewaarborgd. Moderne wielen uit staal bestaan meestal uit een velg en een schotel. De band is op de velg aangebracht en de schotel vormt de verbinding tussen de velg en de wielnaaf. Bij gegoten wielen uit lichtmetaal zijn de velg en de schotel als één geheel vervaardigd.
In de verschillende velgtypen wordt een onderscheid gemaakt overeenkomstig de dwarsdoorsnede van de velg:
• Diepbedvelgen
• Velgen met steile schouder
• Vlakbedvelgen
11. opBouw Van een wiel
44
45
12. OpBOUW VAN DE VElGTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
• Eéndelige velgen
• Ringvormig gedeelde velgen
• Aan de omtrek gedeelde velgen
12. opBouw Van de Velg
46
47
13. sOORTEN BANDEN VOOR WERfmAChINE VOlGENs GEBRUIKTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Alle banden en velgen zijn genormaliseerd om banden en velgen van verschillende fabrikanten te kunnen uitwisselen.
In Europa houdt de ‘European Tyre and Rim Technical Organisation’, kortweg ‘ETRO’, toezicht op de normering.
13. soorTen Banden Voor werFmachine Volgens geBruik
48
13. sOORTEN BANDEN VOOR WERfmAChINE VOlGENs GEBRUIKTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Industrieband met bevestiging
Tractieband
Halfindustrieband
Industrieband
Dubbele wielen met tussenring
Industrieband van een wiellader
49
14. rupsen14.1. Rubberen rups
14. RUpsENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
In het algemeen mogen we aannemen dat rubberen rupsen gebruikt worden op een graafmachine tot ongeveer 7 ton. Boven dit gewicht is het normaal niet mogelijk om deze rupsen nog te gebruiken, want dan is de kracht die we moeten overbrengen, te groot.
De breedte van rubberen rupsen varieert tussen 25 en 60 centimeter. In de lengte ervan is de keuze beperkt, maar in de breedte is variatie mogelijk.
Machines op rupsen krijgen de voorkeur als de werkomstandigheden en de toestand van het terrein de volgende eisen stellen:
• lage contactdruk van het loopvlak op een minder draagkrachtige grond
• terreinvast gedrag bij het rijden en manoeuvreren
• grote stabiliteit van de machine in alle omstandigheden
• grote trek- en graafcapaciteit
• een trage rijsnelheid
50
14.2. IJzeren rupsen
14. RUpsENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Van dit soort rupsen worden drie soorten origineel bij de machine geleverd.
De afmetingen zijn:
• een kort model
• een standaardmodel
• een lang model
Ook de breedte van de rupsen kan variëren in functie van de behoeften van de klant. Origineel is een graafmachine uitgerust met platen van 70 cm of 90 cm. soms worden platen van 60 cm gemonteerd om de machine gemakkelijker te kunnen vervoeren.
normaal bevat een plaat twee opstanden, maar naargelang van het gebruik kan men ook kiezen voor één of drie opstanden. Verder is er ook de mogelijkheid om moerasplaten, rubberblokken of stalen tussenstukken te monteren. Hierbij gaat het altijd om aanpassingen na de aankoop van de machine.
Het rendement van een rupsmachine hangt, naast zijn prestaties, in hoge mate af van de levensduur van het loopwerk. De constructie van het loopwerk verschilt wezenlijk bij de constructie van een bandenmachine. Een machine die uitgerust is met rupsen, kan dan ook meer gebruikt worden in zware omstandigheden.
51
14.2.1. Onderdelen van een loopwerk
• Loopketting• Rollenframe• Looprol• Draagrollen• sprockets of trekwielen• spanwiel• Rijplaten
De slijtage van het loopwerk hangt af van de volgende factoren:• de toestand van de grond waarop gewerkt wordt• het doel waarvoor de machine gebruikt wordt• de manier van werken• het onderhoud van het loopwerk
Er bestaan veel soorten loopwerk, maar de twee belangrijkste zijn het tractorloopwerk en het nokkenloopwerk.
nokkenloopwerk wordt steeds minder toegepast, maar wel nog op draglines en mobiele hijskranen. Bij dit loopwerk wordt de loopketting door de rijplaten zelf gevormd.
Het tractorloopwerk wordt momenteel bij alle graafmachines gebruikt. De loopketting is opgebouwd uit een aparte ketting waarop de rijplaten zijn bevestigd. De rijplaten van tractorloopwerk zijn ook in vele uitvoeringen beschikbaar. Machines met een tractorloopwerk hebben een rustigere loop en de krachten die op het loopwerk worden uitgeoefend, zijn gunstiger verdeeld.
14. RUpsENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Rijwerkcontrole door opmeting
Rijwerk van een kabelkraan
52
14. RUpsENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
14.2.2. Rollenframe
De machine rolt over zijn draagbare pad op zware stalen looprollen die met bouten aan een frame onder de machine zijn bevestigd. Dit is het rollenframe.
53
14.2.3. Looprol
De machine rijdt over de rupsketting door middel van looprollen. Deze rollen zijn aan de zijkant onder het rollenframe gemonteerd. De buitenkant van de rol loopt op het metaal van de ketting. Om de slijtage tot een minimum te beperken zijn de contactvlakken van de rollen diepgehard. De opstaande flensen waar de ketting tussen loopt, zorgen ervoor dat de rups niet van de machine loopt. De looprollen moeten het volledige gewicht van de machine dragen en worden dan ook zwaar belast.
Omdat een goede smering van deze rollen moeilijk is, worden de rollen voorzien van oliekamers die ervoor zorgen dat de as en de lagers voortdurend gesmeerd worden. De olie binnenin de rol is veelal rood om lekken snel te zien. Rollen die voortdurend gesmeerd worden, worden lifetime-rollen genoemd. Hoeveel rollen gebruikt worden bij een machine, is afhankelijk van het gewicht en de lengte van het rijwerk. Er bestaan ook nog rollen die via een vetnippel gesmeerd worden, maar dit systeem komt niet vaak meer voor, enkel nog bij dozers.
Bij zware rupsmachines, zoals bulldozers, worden de looprollen vaak verend aan het rollenframe gemonteerd. Hierdoor worden de grootste schokken gedempt.
14. RUpsENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
5454
14. RUpsENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
14.2.4. Draagrol
De draagrollen moeten de loopketting aan de bovenzijde van het rijwerk ondersteunen. Zo wordt voorkomen dat de loopketting te ver doorzakt, waardoor er zich extra slijtage zou voordoen.
Deze rollen zijn ook diepgehard. De rol draait door het gewicht van de loopketting. In sommige gevallen zijn de looprollen en de draagrollen onderling verwisselbaar.
Het dragende chassis vormt meestal een gelaste kokerconstructie om:• de krachten over te brengen op de loopketting van de
onderwagen• te zorgen voor een goede, vaste ligging
14.2.5. Loopketting
De loopketting van het tractorloopwerk is opgebouwd volgens het verloopschakel-kettingprincipe. Hierbij vallen de schalmplaten die samen met de pen de kettingschalm vormen over de schalmplaten van de voorgaande kettingschalm. Om de pen draait een bus. De pen en de bus vormen samen de verbinding naar de volgende kettingschalm. Het geheel is scharnierbaar, waardoor de loopketting zich om de sprocket en het spanwiel kan buigen. De pennen en de bussen worden niet gesmeerd en zijn dan ook diepgehard.
Afdichtingsschijven tussen de bussen en de schalmplaten zorgen dat er geen vuil binnendringt. soms worden pennen met een ingebouwd oliereservoir gebruikt. Het weglekken van de olie wordt voorkomen door oliekeringen.
Alle onderdelen zijn diepgehard.
5555
14.2.6. sprocket
Dit wiel is met een rechtstreekse koppeling op de eindreductie gemonteerd en draait mee met de hydraulische motor. Het bestaat uit een tandkrans met een grote diameter, die algemeen samengesteld is uit afneembare delen. Deze delen zijn onderling verwisselbaar. Ze kunnen op de werf verwisseld worden zonder de ketting te moeten openleggen. De kettingschijf bevat altijd een oneven aantal tanden. Bij elke omwinding doet er zich een verspringing van één tand voor. De steek van de ketting is bovendien tweemaal die van de kettingschijf. Elke tand werkt dus slechts één op de twee omwindingen. Bij elke omwinding van de ketting grijpt een andere tand in de as. Dat zorgt voor een regelmatige slijtage van de ketting en kettingschijven.
14.2.7. Oliepeil controleren en olie vervangen
• parkeer de machine op een horizontale ondergrond.
• Laat de bak en het blad op de grond zakken.
• Laat de motor gedurende 5 minuten onbelast draaien aan laag stationair toerental.
• Zet het contactslot op OFF. Trek de sleutel uit het contactslot.
• Zet de instapbeveiligingshendel in de LOCk-stand.
• plaats een geschikte opvangbak onder de plug (B) om de olie op te vangen.
14. RUpsENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
5656
14. RUpsENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Opgelet: Wanneer we de plug uitnemen, zal er olie uit het gat stromen. Blijf aan de zijkant staan om de aftapplug te verwijderen.
• Verwijder de vul-/peilplug (A).
• Verwijder ook de aftapplug (B).
• Laat de olie weglopen.
• Veeg de aftapplug schoon. Zorg ervoor dat alle metalen deeltjes verwijderd worden.
• Breng de aftapplug weer aan en zorg ervoor dat hij stevig vast zit.
• Vul het vul-/niveaupluggat met verse olie tot er olie uit het gat loopt (soort olie – zie instructieboekje).
• Laat de machine draaien.
• Gebruik de rupsbedieningshendels en controleer of er geen lekkages zijn.
Opgelet
5757
14.2.8. spanwiel
Bijzonder belangrijk voor de levensduur van het loopwerk is dat de loopketting op de juiste spanning is afgesteld. De juiste spanning is verschillend per machine en staat in het instructieboek.
Een mechanisch spansysteem zorgt voor het afstellen van de kettingspanning. De juiste afstand tussen het voorwiel en het aandrijfwiel kan ingesteld worden door een vetvijzel.
De compensatiedemper dient om het voorwiel een horizontale speling te geven, zodat de ketting er niet afrolt, en om de schokken op te vangen.
De betrouwbaarheid en de lange levensduur van de volledige looptrein worden hoofdzakelijk bepaald door de juiste spanning van de kettingen. Het spannen met vet gebeurt door met een vetspuit vet achter een zuiger te persen, waardoor het spanwiel zich verplaatst. Bij het ontspannen van de loopketting moet er voorzichtig tewerk worden gegaan omdat de loopketting onder grote druk staat.
Als veiligheid voor de loopketting is een zware spanveer in het loopwerk opgenomen. Dit is een zware schroefveer die tussen de draagbalk van het loopwerk en de glijlagerring van het spanwiel is gemonteerd.
14. RUpsENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
5858
5959
15. rupsen conTroleren en aFsTellen
15. RUpsEN CONTROlEREN EN AfsTEllENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Rupsbandspanning controleren:• parkeer de machine op een horizontale ondergrond.• Laat de bak en het blad op de grond zakken.• Laat de motor gedurende 5 minuten onbelast draaien aan
laag stationair toerental.• Zet het contactslot op OFF. Trek de sleutel uit het
contactslot.• Zet de instapbeveiligingshendel in de LOCk-stand.
Bij een minigraver moeten we bijvoorbeeld controleren of de spanning bij (A) 85 mm bedraagt voor rubber banden en 125 mm voor stalen banden.
Rupsbandspanning afstellen:(spanning: zie instructieboekje)
Zet de machine in de afgebeelde stand, met de band die afgesteld moet worden van de grond en ondersteund.• spanning te hoog: stel de juiste speling af met behulp van
een stelschroef (B). • spanning te laag: neem een smeerpomp en breng via de
stelschroef met een nippel (B) vet aan tot de gewenste spanning bereikt is.
na het afstellen wordt de band of de rups gedraaid (één toer ronddraaien) en wordt de speling nogmaals gecontroleerd.
Laat de band neer op de grond.
6060
15.1. Rubberrups vervangen
15. RUpsEN CONTROlEREN EN AfsTEllENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
15.1.1. Rubberrups demonteren
• plaats het blad achteraan de bovenbouw. Laat de bak en het blad zakken om de beide rupsen op te tillen, zoals op de onderstaande afbeelding. plaats blokken onder het machineframe om de machine te ondersteunen.
• Draai de klep (1) langzaam linksom met behulp van een sleutel. Er komt vet uit de vetuitlaat.
• steek twee of drie stalen staven in de openingen rond de onderrollen, het rupsframe en de rubberrups en draai de rups langzaam achteruit om de rubberrups van de draagrol te tillen.
• Oefen horizontale kracht uit om de rubberrups van de draagrol te wrikken.
Draai de klep niet te snel of te veel los om te voorkomen dat er vet onder hoge druk uit de stelcilinder spuit. Draai ze voorzichtig los en hou lichaamsdelen en gezicht weg van de klep. Draai nooit de vetnippel los. Laat niemand voor de voorste draagrol staan bij het demonteren van de rubberrups. Tijdens deze procedure kan de krachtige ruspafsteller plots de voorste draagrol met veel kracht vrijmaken, met mogelijk ernstige of zelfs dodelijke verwondingen tot gevolg.
Opgelet
6161
15. RUpsEN CONTROlEREN EN AfsTEllENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
15.1.2. Rubberrups monteren
• plaats het blad achteraan de bovenbouw. Laat de bak en het blad zakken om de beide rupsen op te tillen, zoals op de bovenstaande afbeelding. plaats steuntjes (of blokken) onder het machineframe om de machine te ondersteunen.
• Draai de klep (1) langzaam linksom met behulp van een sleutel. Er komt vet uit de vetuitlaat.
• Laat de rubberrups in het kettingwiel grijpen en plaats het andere uiteinde van de rubberrups over de voorste draagrol.
• Draai het kettingwiel achteruit en oefen horizontale kracht uit op de rubberrups om ze in de draagrol te plaatsen.
• steek een stalen staaf in de opening rond de onderrollen, het rupsframe en de rubberrups en draai de rubberrups langzaam achteruit om de rubberrups correct op de draagrol te plaatsen.
• Controleer of de rubberrups correct op het kettingwiel en de draagrol zit.
• Regel de rupsspanning (zie instructieboekje).
• Laat de machine op de grond zakken.
6262
6363
16. demonTage Van rijmechanisme
16. DEmONTAGE VAN RIJmEChANIsmETOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
6464
16. DEmONTAGE VAN RIJmEChANIsmETOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
6565
17. spECIAlE RUpsENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
17. speciale rupsen
Hoogsprocket-machinesDe onderwagen vangt de zwaarste schokken op en werkt in slechte omstandigheden. De hooggeplaatste aandrijflijn krijgt het minder hard te verduren en dit in een schonere omgeving.
Hooglooprups
Voordelen:• Grote draagkracht• Zakt niet weg op een slechte ondergrond
Nadelen:• Duur• Breder• Veel onderhoud nodig• Beperkt in snelheid tot max. 25 km/u• slijtage
6666
17. spECIAlE RUpsENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
Speciale kunststofpadsDeze worden gebruikt als de ondergrond niet beschadigd mag worden.
Amfibie-uitrustingEnkel voor baggerwerkzaamheden.
6767
18. VEIlIGhEIDs- EN mIlIEUAspECTENTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
18. Veiligheids- en milieuaspecTen
• Alle machines zijn voorzien van veiligheidsplaatjes. Controleer regelmatig of ze goed leesbaar zijn. Als er een veiligheidsplaatje ontbreekt, moet het worden vervangen.
• Bevestig altijd een waarschuwingslabel ‘niet gebruiken’ aan het contactslot vooraleer onderhouds- of herstellingswerken uit te voeren.
• Draag altijd een helm, een veiligheidsbril en andere veiligheidsuitrusting zoals vereist.
• Draag geen loshangende kleding of sieraden die vast kunnen raken aan delen van de machine.
• startkabels verkeerd aansluiten kan een ontploffing met lichamelijke letsels veroorzaken.
• De accu’s kunnen zich in aparte ruimtes bevinden. Bij het gebruik van startkabels moet een accu altijd op de juiste manier worden aangesloten.
• De pluskabel (+) moet altijd worden aangesloten op de pluspool (+) van de accu die met het startmotorrelais is verbonden, de minkabel (-) tussen de startbron en de minpool (-) van de startmotor. Wanneer de machine geen startmotorminpool heeft, wordt de aansluiting op het motorblok gemaakt.
• start de machine nooit via de startmotorrelaisklemmen. Dit kan onverhoedse bewegingen van de machine veroorzaken.
• probeer nooit herstellingen uit te voeren terwijl de machine rijdt of draait.
• Accu’s bevatten elektrolyt. Dat is een zuur. Laat elektrolyt niet in aanraking komen met de huid of de ogen. Draag altijd een veiligheidsbril tijdens het uitvoeren van onderhoudswerken aan de accu. Was altijd de handen na het aanraken van een accu. Handschoenen dragen is aangeraden.
specifieke veiligheid- en milieuaspecten kwamen reeds eerder aan bod in de verschillende hoofdstukken van deze cursus.
68
nOTITIEs
NOTITIEsTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
69
nOTITIEs
NOTITIEsTOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
TOEGEpAsTE TECHnIEkEn
AANDRIJVINGEN
70
nOTITIEs
NOTITIEs
71
fvb•ffc constructivkoningsstraat 132/5, 1000 Brussel
t +32 2 210 03 33 • f +32 2 210 03 99fvb.constructiv.be • [email protected]
© fvb•ffc Constructiv, Brussel, 2012.Alle rechten van reproductie, vertaling en aanpassing onder eender welke vorm, voorbehouden voor alle landen
Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid
hydraulica pneumatica elektriciteit
Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid
ToegepasTe Technieken
hydraulIca
BouwplaaTsmachinisTen
Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid
toegepaste technieken
ElEktricitEit
Bouwplaatsmachinisten
Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid
toegepaste technieken
PNEUMATIcA
Bouwplaatsmachinisten
Modulaire handboekenbouwplaatsMachinisten
andere boekdelen:
• Bouwplaatsmachines - praktijk
• Bouwplaatsmachines
• Bouwtechnologie
• motorenleer
in ontwikkeling : • lassen • Aandrijvingen
• Toegepaste technieken