Material de estudio examen inburgering abroad
-
Upload
kellys-mariposa -
Category
Documents
-
view
1.005 -
download
4
Transcript of Material de estudio examen inburgering abroad
PARTE A Y C REPETIR USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA FRASE REPITA EXACTAMENTE LO MISMO estan variadas largas y cortas Es posible que te salga alguna que no este aca
ZINSREPETITIE-NAZEGGEN A-C-
Aan het eind van de maand is mijn geld altijd op (finish)
Als we geluk hebben kunnen we het nog net zien We can just see it
Als we tenminste (at least) op tijd zijn
Anders nog iets
Bent u getrouwd
Bij de supermarkt kan je van alles krijgen
Daar heb ik nog nooit van gehoord
Dat is niet goed geregeld (arreglado)
Dat is toch niet mijn probleem
Dat kan iedereen wel zeggen
Dat kan wel kloppen
Dat kun je op je vingers natellen
Dat stond in de krant van gisteren
Dat was een pijnlijke vergissing (mistake)
Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
De aardappels zijn op
De buren hebben een mooie auto
De school begint altijd om 8 uur
De vogel (bird) blijft op een hoge tak (rama) zitten
De volgende keer betaal ik
Deze korte broek (short) past niet (dosent fit)
Deze melk is niet goed meer
Dit is twee euro teveel (too much)
Doe je het licht uit als je weg gaat
Door de harde regen zijn veel planten beschadigd (damage)
Eigenlijk (to be honest) doe ik dat liever niet
Ga je mee
Ga je morgen mee naar het strand het wordt lekker weer
Gelukkig heb ik mijn portemonnee nog gevonden
Gisteren zei zij dat ook al tegen me
Hallo Hoe gaat het met je
Heb je een pen bij je
Heb je het al gehoord
Heb je veel geld over (if you have many money left)
Heb jij mijn tas ergens zien staan
Heb jij ook zorsquon trek (apetito) in een ijsje (helado)
Heb jij toevallig (coincidencia) geld bij je
Hebben jullie mijn sleutels (LLAVES)gezien
Heeft u terug van vijftig euro
Het boek is nog niet uit(insrsquot finish yet)
Het eten was verrukkelijk (delicioso)
Het gebeurde (happend) tien jaar geleden
Het is hier benauwd
Het is niet helemaal gegaan zoals we bedoeld hadden
Het moet in december klaar zijn
Het spijt me dat is uitverkocht (sold out)
Het spijt me we zitten helemaal volgeboekt (full)
Hier kan ik eacutecht niet aan beginnen (Really thin not icant)
Hij gaat ieder weekend vissen
Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Hij gaat ieder weekend vissen
Hij had beter moeten weten (He should have known better)
Hij heeft mijn fiets geleend (borrowed)
Hij heeft weinig vrienden op school
Hij is een beetje dom geweest
Hij moet hard werken om nog op tijd klaar te kunnen zijn(to be ready on time)
Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Hoe kon dat zo gebeuren
Hoe laat is het
Hoe laat vertrekt de trein naar Amsterdam
Hoe zag hij eruit (how did he look)
Hoe zat dat ook alweer
Ik begrijp het niet
Ik ben blij dat het erop(finish) zit
Ik ben iemand die snel kan beslissen (to decide)
Ik ben mijn portemonnee verloren
Ik ben vanavond laat thuis ik moet overwerken
Ik denk dat het bijna twaalf uur is
Ik denk niet dat we nog op tijd komen
Ik ga even bloemen kopen
Ik ga naar Nederland
Ik ga nog even mijn tanden poetsen (cepillarse los dientes)
Ik ga straks (later) naar school
Ik had hem dat advies nooit moeten geven (no debi haber dado ese aviso)
Ik had niet zo laat naar bed moeten gaan
Ik heb daar helemaal geen zin in(i really dont want to do it)
Ik heb de auto daarachter geparkeerd
Ik heb een nieuwe fiets en een oude
Ik heb geen kleingeld bij me
Ik heb gehoord dat het volgende week mooi weer wordt
Ik heb haar eergisteren nog gezien
Ik heb niets bijzonders (special) bij me
Ik heb nu echt geen tijd voor je
Ik heb om kwart over elf een afspraak met meneer Jansen
Ik heb straks een afspraak
Ik heb twee koffers (maletas)
Ik heb vannacht (last night) slecht geslapen
Ik hoop niet dat het straks gaat regenen (Espero q no llueva)
Ik hoop niet dat het zo blijft (stays)
Ik lust (like) wel een wijntje
Ik moet een nieuwe bril (clases)
Ik moet nog even boodschappen doen
Ik moet plassen
Ik moet vandaag nog veel doen
Ik schaamde me zo toen ik het antwoord niet wist
Ik vind dit geen goed boek
Ik vind het leuk met mensen om te gaan
Ik vindt dat een leuk meisje
Ik vindt dat geen aardige jongen
Ik voel me al weer een stuk beter
Ik voel me niet helemaal lekker vandaag
Ik voel me vandaag niet zo lekker
Ik was vaak te laat op mijn werk
Ik weet het niet
Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
Ik wil graag twee dozen aardbeien
Ik woon samen met mijn vriend
Ik zal blij zijn als het eindelijk weekend is
Ik zou niet meer alleen naar huis gaan als ik u was
Is er vanavond nog wat op de televisie
Is het goed als ik wat later kom
Je mag hier maar 80 rijden
Je ontmoet gewoonlijk allerlei soorten mensen
Je zou eens beter op je woorden moeten letten
Jij hebt ook altijd wat
Kan dat niet wat sneller
Kan er iemand een dokter bellen
Kan ik me even voorstellen
Kan ik u straks even terugbellen het komt nu niet uit
Kan ik voor morgen een tafel reserveren
Kan je iets meer over jezelf vertellen
Kan je me die schroevendraaier even aangeven
Kijk nou toch eens uit wat je doet
Kun je me dat nog eens uitleggen
Kunnen we er niet over praten
Kunt u dat nog eens herhalen
Kunt u me daar wat meer over vertellen
Kunt u mij vertellen hoe laat het is
Kunt u op een andere dag niet terugkomen
Kunt u wat langzamer praten
Later als je groot bent mag jij ook
Mag het iets meer zijn
Mag ik me even voorstellen
Mag ik u enkele vragen stellen
Mag ik van u de rekening
Mag ik van u een bos tulpen
Mijn broer doet gewoonlijk de afwas
Mijn fiets heeft een lekke band
Moet je horen wat er in de krant staat
Morgen is er weer een dag
Morgen neem ik een vrije dag
Naar wie waren zij aan het luisteren
Nee hegrave daar gaan we weer
Neem je dan gelijk wat melk mee
Neem jij de telefoon even aan
Over een half uur komt er weer een vliegtuig
Pas op dat je niet valt
Pas op Voorzichtig
Schiet op zo kom je nog te laat op je werk
Sinasappels zijn erg lekker
Spruitjes vindt ik niet lekker
Tot morgen half 10
Tot ziens
Twee is teveel
U gaat bij de volgende stoplichten linksaf
U heeft te hard gereden
U moet hier wachten
Uit welk land komt u
Vandaag is het een mooie dag
Vind je het goed als ik even je fiets leen
Vind jij die jongens ook niet lastig
Volgende keer beter
Volgende keer nemen we een paraplu mee
Volgende week gaan we met vakantie
Volgens mij moeten we die kant op
Waar denk je aan
Waar heb je het in hemelsnaam over
Waar zijn we gebleven
Waarom doet u dat nou
Wanneer ben je jarig
Waren er veel mensen op de vergadering
Wat is je voornaam
Wat is uw adres
Wat krijgt u ook alweer van me
Wat voor mensen doen zulke dingen
we gaan daar de volgende les mee verder
We hadden gisteren niet zoveel moeten drinken
We hebben de trein gemist
We hebben om 8 uur afgesproken
We krijgen maar weinig klachten
We moeten het wat rustiger aan gaan doen
We zien geen oplossing voor uw probleem
weet niet hoe dat kon gebeuren
Weet u waar het stadhuis is
Welke kant gaan we op vanaf hier
Welke taart zou je willen hebben
We zien geen oplossing voor uw probleem
Wie is er aan de beurt
Zal ik even met u meelopen
Ze had een erg litteken op haar gezicht
Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen
Zet de radio eens wat zachter
Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen
Zij kunnen heel goed zwemmen
Zij zullen hard moeten werken
Zijn er echt geen andere mogelijkheden
Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen
Zou je dat wel willen
Zou jij dat even voor me willen doen
Zou u een beetje langzamer kunnen spreken
Zou u hier even willen wachten
Zou u me even willen helpen
Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan
Zwemmen in de Noordzee is lekker fris
PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca
KORTE VRAGEN B
1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien
10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een
51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja
100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen
102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja
153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags
204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur
255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee
306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond
PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas
TEGENSTELLINGEN D
Aan prendido Uit apagado
Aandoen encender Uitdoen apagar
Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse
Aankomen To arrive Vertrekken To leave
Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable
Aannemen recibir Afgeven dar
Aanwezig presente Afwezig ausente
Aarde tierra Water agua
Aardig agradable Onaardig desagradable
Achterin atras Voorin adelante
Actief activo Passief pasivo
Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente
Alles todos Niets ninguno
Andere otro Dezelfde el mismo
Beetje poquito Veel mucho
Begin comienzo Einde fin
Bekend conocido Onbekend desconocido
Belangrijk importante Onbelangrijk No importante
Beleefd cortes Onbeleefd descortes
Bepaald seguro Onbepaald indeciso
Betalend No gratis Gratis gratis
Beter mejor Slechter peor
Bewust conciente Onbewust inconciente
Bezig Ocupado Klaar desocupado
Bol convexo Hol aguecado
Bijzonder particular Gewoon ordinario
Binnen adentro Buiten afuera
Binnenland interior Buitenland extranjero
Blind ciego Ziend vidente
Bloot desnudo Aangekleed vestido
Boos bravo Blij felizglad
Boven arriba Beneden abajo
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Deze melk is niet goed meer
Dit is twee euro teveel (too much)
Doe je het licht uit als je weg gaat
Door de harde regen zijn veel planten beschadigd (damage)
Eigenlijk (to be honest) doe ik dat liever niet
Ga je mee
Ga je morgen mee naar het strand het wordt lekker weer
Gelukkig heb ik mijn portemonnee nog gevonden
Gisteren zei zij dat ook al tegen me
Hallo Hoe gaat het met je
Heb je een pen bij je
Heb je het al gehoord
Heb je veel geld over (if you have many money left)
Heb jij mijn tas ergens zien staan
Heb jij ook zorsquon trek (apetito) in een ijsje (helado)
Heb jij toevallig (coincidencia) geld bij je
Hebben jullie mijn sleutels (LLAVES)gezien
Heeft u terug van vijftig euro
Het boek is nog niet uit(insrsquot finish yet)
Het eten was verrukkelijk (delicioso)
Het gebeurde (happend) tien jaar geleden
Het is hier benauwd
Het is niet helemaal gegaan zoals we bedoeld hadden
Het moet in december klaar zijn
Het spijt me dat is uitverkocht (sold out)
Het spijt me we zitten helemaal volgeboekt (full)
Hier kan ik eacutecht niet aan beginnen (Really thin not icant)
Hij gaat ieder weekend vissen
Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Hij gaat ieder weekend vissen
Hij had beter moeten weten (He should have known better)
Hij heeft mijn fiets geleend (borrowed)
Hij heeft weinig vrienden op school
Hij is een beetje dom geweest
Hij moet hard werken om nog op tijd klaar te kunnen zijn(to be ready on time)
Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Hoe kon dat zo gebeuren
Hoe laat is het
Hoe laat vertrekt de trein naar Amsterdam
Hoe zag hij eruit (how did he look)
Hoe zat dat ook alweer
Ik begrijp het niet
Ik ben blij dat het erop(finish) zit
Ik ben iemand die snel kan beslissen (to decide)
Ik ben mijn portemonnee verloren
Ik ben vanavond laat thuis ik moet overwerken
Ik denk dat het bijna twaalf uur is
Ik denk niet dat we nog op tijd komen
Ik ga even bloemen kopen
Ik ga naar Nederland
Ik ga nog even mijn tanden poetsen (cepillarse los dientes)
Ik ga straks (later) naar school
Ik had hem dat advies nooit moeten geven (no debi haber dado ese aviso)
Ik had niet zo laat naar bed moeten gaan
Ik heb daar helemaal geen zin in(i really dont want to do it)
Ik heb de auto daarachter geparkeerd
Ik heb een nieuwe fiets en een oude
Ik heb geen kleingeld bij me
Ik heb gehoord dat het volgende week mooi weer wordt
Ik heb haar eergisteren nog gezien
Ik heb niets bijzonders (special) bij me
Ik heb nu echt geen tijd voor je
Ik heb om kwart over elf een afspraak met meneer Jansen
Ik heb straks een afspraak
Ik heb twee koffers (maletas)
Ik heb vannacht (last night) slecht geslapen
Ik hoop niet dat het straks gaat regenen (Espero q no llueva)
Ik hoop niet dat het zo blijft (stays)
Ik lust (like) wel een wijntje
Ik moet een nieuwe bril (clases)
Ik moet nog even boodschappen doen
Ik moet plassen
Ik moet vandaag nog veel doen
Ik schaamde me zo toen ik het antwoord niet wist
Ik vind dit geen goed boek
Ik vind het leuk met mensen om te gaan
Ik vindt dat een leuk meisje
Ik vindt dat geen aardige jongen
Ik voel me al weer een stuk beter
Ik voel me niet helemaal lekker vandaag
Ik voel me vandaag niet zo lekker
Ik was vaak te laat op mijn werk
Ik weet het niet
Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
Ik wil graag twee dozen aardbeien
Ik woon samen met mijn vriend
Ik zal blij zijn als het eindelijk weekend is
Ik zou niet meer alleen naar huis gaan als ik u was
Is er vanavond nog wat op de televisie
Is het goed als ik wat later kom
Je mag hier maar 80 rijden
Je ontmoet gewoonlijk allerlei soorten mensen
Je zou eens beter op je woorden moeten letten
Jij hebt ook altijd wat
Kan dat niet wat sneller
Kan er iemand een dokter bellen
Kan ik me even voorstellen
Kan ik u straks even terugbellen het komt nu niet uit
Kan ik voor morgen een tafel reserveren
Kan je iets meer over jezelf vertellen
Kan je me die schroevendraaier even aangeven
Kijk nou toch eens uit wat je doet
Kun je me dat nog eens uitleggen
Kunnen we er niet over praten
Kunt u dat nog eens herhalen
Kunt u me daar wat meer over vertellen
Kunt u mij vertellen hoe laat het is
Kunt u op een andere dag niet terugkomen
Kunt u wat langzamer praten
Later als je groot bent mag jij ook
Mag het iets meer zijn
Mag ik me even voorstellen
Mag ik u enkele vragen stellen
Mag ik van u de rekening
Mag ik van u een bos tulpen
Mijn broer doet gewoonlijk de afwas
Mijn fiets heeft een lekke band
Moet je horen wat er in de krant staat
Morgen is er weer een dag
Morgen neem ik een vrije dag
Naar wie waren zij aan het luisteren
Nee hegrave daar gaan we weer
Neem je dan gelijk wat melk mee
Neem jij de telefoon even aan
Over een half uur komt er weer een vliegtuig
Pas op dat je niet valt
Pas op Voorzichtig
Schiet op zo kom je nog te laat op je werk
Sinasappels zijn erg lekker
Spruitjes vindt ik niet lekker
Tot morgen half 10
Tot ziens
Twee is teveel
U gaat bij de volgende stoplichten linksaf
U heeft te hard gereden
U moet hier wachten
Uit welk land komt u
Vandaag is het een mooie dag
Vind je het goed als ik even je fiets leen
Vind jij die jongens ook niet lastig
Volgende keer beter
Volgende keer nemen we een paraplu mee
Volgende week gaan we met vakantie
Volgens mij moeten we die kant op
Waar denk je aan
Waar heb je het in hemelsnaam over
Waar zijn we gebleven
Waarom doet u dat nou
Wanneer ben je jarig
Waren er veel mensen op de vergadering
Wat is je voornaam
Wat is uw adres
Wat krijgt u ook alweer van me
Wat voor mensen doen zulke dingen
we gaan daar de volgende les mee verder
We hadden gisteren niet zoveel moeten drinken
We hebben de trein gemist
We hebben om 8 uur afgesproken
We krijgen maar weinig klachten
We moeten het wat rustiger aan gaan doen
We zien geen oplossing voor uw probleem
weet niet hoe dat kon gebeuren
Weet u waar het stadhuis is
Welke kant gaan we op vanaf hier
Welke taart zou je willen hebben
We zien geen oplossing voor uw probleem
Wie is er aan de beurt
Zal ik even met u meelopen
Ze had een erg litteken op haar gezicht
Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen
Zet de radio eens wat zachter
Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen
Zij kunnen heel goed zwemmen
Zij zullen hard moeten werken
Zijn er echt geen andere mogelijkheden
Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen
Zou je dat wel willen
Zou jij dat even voor me willen doen
Zou u een beetje langzamer kunnen spreken
Zou u hier even willen wachten
Zou u me even willen helpen
Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan
Zwemmen in de Noordzee is lekker fris
PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca
KORTE VRAGEN B
1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien
10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een
51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja
100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen
102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja
153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags
204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur
255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee
306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond
PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas
TEGENSTELLINGEN D
Aan prendido Uit apagado
Aandoen encender Uitdoen apagar
Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse
Aankomen To arrive Vertrekken To leave
Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable
Aannemen recibir Afgeven dar
Aanwezig presente Afwezig ausente
Aarde tierra Water agua
Aardig agradable Onaardig desagradable
Achterin atras Voorin adelante
Actief activo Passief pasivo
Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente
Alles todos Niets ninguno
Andere otro Dezelfde el mismo
Beetje poquito Veel mucho
Begin comienzo Einde fin
Bekend conocido Onbekend desconocido
Belangrijk importante Onbelangrijk No importante
Beleefd cortes Onbeleefd descortes
Bepaald seguro Onbepaald indeciso
Betalend No gratis Gratis gratis
Beter mejor Slechter peor
Bewust conciente Onbewust inconciente
Bezig Ocupado Klaar desocupado
Bol convexo Hol aguecado
Bijzonder particular Gewoon ordinario
Binnen adentro Buiten afuera
Binnenland interior Buitenland extranjero
Blind ciego Ziend vidente
Bloot desnudo Aangekleed vestido
Boos bravo Blij felizglad
Boven arriba Beneden abajo
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Hij gaat ieder weekend vissen
Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Hij gaat ieder weekend vissen
Hij had beter moeten weten (He should have known better)
Hij heeft mijn fiets geleend (borrowed)
Hij heeft weinig vrienden op school
Hij is een beetje dom geweest
Hij moet hard werken om nog op tijd klaar te kunnen zijn(to be ready on time)
Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Hoe kon dat zo gebeuren
Hoe laat is het
Hoe laat vertrekt de trein naar Amsterdam
Hoe zag hij eruit (how did he look)
Hoe zat dat ook alweer
Ik begrijp het niet
Ik ben blij dat het erop(finish) zit
Ik ben iemand die snel kan beslissen (to decide)
Ik ben mijn portemonnee verloren
Ik ben vanavond laat thuis ik moet overwerken
Ik denk dat het bijna twaalf uur is
Ik denk niet dat we nog op tijd komen
Ik ga even bloemen kopen
Ik ga naar Nederland
Ik ga nog even mijn tanden poetsen (cepillarse los dientes)
Ik ga straks (later) naar school
Ik had hem dat advies nooit moeten geven (no debi haber dado ese aviso)
Ik had niet zo laat naar bed moeten gaan
Ik heb daar helemaal geen zin in(i really dont want to do it)
Ik heb de auto daarachter geparkeerd
Ik heb een nieuwe fiets en een oude
Ik heb geen kleingeld bij me
Ik heb gehoord dat het volgende week mooi weer wordt
Ik heb haar eergisteren nog gezien
Ik heb niets bijzonders (special) bij me
Ik heb nu echt geen tijd voor je
Ik heb om kwart over elf een afspraak met meneer Jansen
Ik heb straks een afspraak
Ik heb twee koffers (maletas)
Ik heb vannacht (last night) slecht geslapen
Ik hoop niet dat het straks gaat regenen (Espero q no llueva)
Ik hoop niet dat het zo blijft (stays)
Ik lust (like) wel een wijntje
Ik moet een nieuwe bril (clases)
Ik moet nog even boodschappen doen
Ik moet plassen
Ik moet vandaag nog veel doen
Ik schaamde me zo toen ik het antwoord niet wist
Ik vind dit geen goed boek
Ik vind het leuk met mensen om te gaan
Ik vindt dat een leuk meisje
Ik vindt dat geen aardige jongen
Ik voel me al weer een stuk beter
Ik voel me niet helemaal lekker vandaag
Ik voel me vandaag niet zo lekker
Ik was vaak te laat op mijn werk
Ik weet het niet
Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
Ik wil graag twee dozen aardbeien
Ik woon samen met mijn vriend
Ik zal blij zijn als het eindelijk weekend is
Ik zou niet meer alleen naar huis gaan als ik u was
Is er vanavond nog wat op de televisie
Is het goed als ik wat later kom
Je mag hier maar 80 rijden
Je ontmoet gewoonlijk allerlei soorten mensen
Je zou eens beter op je woorden moeten letten
Jij hebt ook altijd wat
Kan dat niet wat sneller
Kan er iemand een dokter bellen
Kan ik me even voorstellen
Kan ik u straks even terugbellen het komt nu niet uit
Kan ik voor morgen een tafel reserveren
Kan je iets meer over jezelf vertellen
Kan je me die schroevendraaier even aangeven
Kijk nou toch eens uit wat je doet
Kun je me dat nog eens uitleggen
Kunnen we er niet over praten
Kunt u dat nog eens herhalen
Kunt u me daar wat meer over vertellen
Kunt u mij vertellen hoe laat het is
Kunt u op een andere dag niet terugkomen
Kunt u wat langzamer praten
Later als je groot bent mag jij ook
Mag het iets meer zijn
Mag ik me even voorstellen
Mag ik u enkele vragen stellen
Mag ik van u de rekening
Mag ik van u een bos tulpen
Mijn broer doet gewoonlijk de afwas
Mijn fiets heeft een lekke band
Moet je horen wat er in de krant staat
Morgen is er weer een dag
Morgen neem ik een vrije dag
Naar wie waren zij aan het luisteren
Nee hegrave daar gaan we weer
Neem je dan gelijk wat melk mee
Neem jij de telefoon even aan
Over een half uur komt er weer een vliegtuig
Pas op dat je niet valt
Pas op Voorzichtig
Schiet op zo kom je nog te laat op je werk
Sinasappels zijn erg lekker
Spruitjes vindt ik niet lekker
Tot morgen half 10
Tot ziens
Twee is teveel
U gaat bij de volgende stoplichten linksaf
U heeft te hard gereden
U moet hier wachten
Uit welk land komt u
Vandaag is het een mooie dag
Vind je het goed als ik even je fiets leen
Vind jij die jongens ook niet lastig
Volgende keer beter
Volgende keer nemen we een paraplu mee
Volgende week gaan we met vakantie
Volgens mij moeten we die kant op
Waar denk je aan
Waar heb je het in hemelsnaam over
Waar zijn we gebleven
Waarom doet u dat nou
Wanneer ben je jarig
Waren er veel mensen op de vergadering
Wat is je voornaam
Wat is uw adres
Wat krijgt u ook alweer van me
Wat voor mensen doen zulke dingen
we gaan daar de volgende les mee verder
We hadden gisteren niet zoveel moeten drinken
We hebben de trein gemist
We hebben om 8 uur afgesproken
We krijgen maar weinig klachten
We moeten het wat rustiger aan gaan doen
We zien geen oplossing voor uw probleem
weet niet hoe dat kon gebeuren
Weet u waar het stadhuis is
Welke kant gaan we op vanaf hier
Welke taart zou je willen hebben
We zien geen oplossing voor uw probleem
Wie is er aan de beurt
Zal ik even met u meelopen
Ze had een erg litteken op haar gezicht
Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen
Zet de radio eens wat zachter
Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen
Zij kunnen heel goed zwemmen
Zij zullen hard moeten werken
Zijn er echt geen andere mogelijkheden
Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen
Zou je dat wel willen
Zou jij dat even voor me willen doen
Zou u een beetje langzamer kunnen spreken
Zou u hier even willen wachten
Zou u me even willen helpen
Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan
Zwemmen in de Noordzee is lekker fris
PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca
KORTE VRAGEN B
1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien
10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een
51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja
100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen
102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja
153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags
204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur
255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee
306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond
PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas
TEGENSTELLINGEN D
Aan prendido Uit apagado
Aandoen encender Uitdoen apagar
Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse
Aankomen To arrive Vertrekken To leave
Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable
Aannemen recibir Afgeven dar
Aanwezig presente Afwezig ausente
Aarde tierra Water agua
Aardig agradable Onaardig desagradable
Achterin atras Voorin adelante
Actief activo Passief pasivo
Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente
Alles todos Niets ninguno
Andere otro Dezelfde el mismo
Beetje poquito Veel mucho
Begin comienzo Einde fin
Bekend conocido Onbekend desconocido
Belangrijk importante Onbelangrijk No importante
Beleefd cortes Onbeleefd descortes
Bepaald seguro Onbepaald indeciso
Betalend No gratis Gratis gratis
Beter mejor Slechter peor
Bewust conciente Onbewust inconciente
Bezig Ocupado Klaar desocupado
Bol convexo Hol aguecado
Bijzonder particular Gewoon ordinario
Binnen adentro Buiten afuera
Binnenland interior Buitenland extranjero
Blind ciego Ziend vidente
Bloot desnudo Aangekleed vestido
Boos bravo Blij felizglad
Boven arriba Beneden abajo
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Ik heb daar helemaal geen zin in(i really dont want to do it)
Ik heb de auto daarachter geparkeerd
Ik heb een nieuwe fiets en een oude
Ik heb geen kleingeld bij me
Ik heb gehoord dat het volgende week mooi weer wordt
Ik heb haar eergisteren nog gezien
Ik heb niets bijzonders (special) bij me
Ik heb nu echt geen tijd voor je
Ik heb om kwart over elf een afspraak met meneer Jansen
Ik heb straks een afspraak
Ik heb twee koffers (maletas)
Ik heb vannacht (last night) slecht geslapen
Ik hoop niet dat het straks gaat regenen (Espero q no llueva)
Ik hoop niet dat het zo blijft (stays)
Ik lust (like) wel een wijntje
Ik moet een nieuwe bril (clases)
Ik moet nog even boodschappen doen
Ik moet plassen
Ik moet vandaag nog veel doen
Ik schaamde me zo toen ik het antwoord niet wist
Ik vind dit geen goed boek
Ik vind het leuk met mensen om te gaan
Ik vindt dat een leuk meisje
Ik vindt dat geen aardige jongen
Ik voel me al weer een stuk beter
Ik voel me niet helemaal lekker vandaag
Ik voel me vandaag niet zo lekker
Ik was vaak te laat op mijn werk
Ik weet het niet
Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
Ik wil graag twee dozen aardbeien
Ik woon samen met mijn vriend
Ik zal blij zijn als het eindelijk weekend is
Ik zou niet meer alleen naar huis gaan als ik u was
Is er vanavond nog wat op de televisie
Is het goed als ik wat later kom
Je mag hier maar 80 rijden
Je ontmoet gewoonlijk allerlei soorten mensen
Je zou eens beter op je woorden moeten letten
Jij hebt ook altijd wat
Kan dat niet wat sneller
Kan er iemand een dokter bellen
Kan ik me even voorstellen
Kan ik u straks even terugbellen het komt nu niet uit
Kan ik voor morgen een tafel reserveren
Kan je iets meer over jezelf vertellen
Kan je me die schroevendraaier even aangeven
Kijk nou toch eens uit wat je doet
Kun je me dat nog eens uitleggen
Kunnen we er niet over praten
Kunt u dat nog eens herhalen
Kunt u me daar wat meer over vertellen
Kunt u mij vertellen hoe laat het is
Kunt u op een andere dag niet terugkomen
Kunt u wat langzamer praten
Later als je groot bent mag jij ook
Mag het iets meer zijn
Mag ik me even voorstellen
Mag ik u enkele vragen stellen
Mag ik van u de rekening
Mag ik van u een bos tulpen
Mijn broer doet gewoonlijk de afwas
Mijn fiets heeft een lekke band
Moet je horen wat er in de krant staat
Morgen is er weer een dag
Morgen neem ik een vrije dag
Naar wie waren zij aan het luisteren
Nee hegrave daar gaan we weer
Neem je dan gelijk wat melk mee
Neem jij de telefoon even aan
Over een half uur komt er weer een vliegtuig
Pas op dat je niet valt
Pas op Voorzichtig
Schiet op zo kom je nog te laat op je werk
Sinasappels zijn erg lekker
Spruitjes vindt ik niet lekker
Tot morgen half 10
Tot ziens
Twee is teveel
U gaat bij de volgende stoplichten linksaf
U heeft te hard gereden
U moet hier wachten
Uit welk land komt u
Vandaag is het een mooie dag
Vind je het goed als ik even je fiets leen
Vind jij die jongens ook niet lastig
Volgende keer beter
Volgende keer nemen we een paraplu mee
Volgende week gaan we met vakantie
Volgens mij moeten we die kant op
Waar denk je aan
Waar heb je het in hemelsnaam over
Waar zijn we gebleven
Waarom doet u dat nou
Wanneer ben je jarig
Waren er veel mensen op de vergadering
Wat is je voornaam
Wat is uw adres
Wat krijgt u ook alweer van me
Wat voor mensen doen zulke dingen
we gaan daar de volgende les mee verder
We hadden gisteren niet zoveel moeten drinken
We hebben de trein gemist
We hebben om 8 uur afgesproken
We krijgen maar weinig klachten
We moeten het wat rustiger aan gaan doen
We zien geen oplossing voor uw probleem
weet niet hoe dat kon gebeuren
Weet u waar het stadhuis is
Welke kant gaan we op vanaf hier
Welke taart zou je willen hebben
We zien geen oplossing voor uw probleem
Wie is er aan de beurt
Zal ik even met u meelopen
Ze had een erg litteken op haar gezicht
Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen
Zet de radio eens wat zachter
Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen
Zij kunnen heel goed zwemmen
Zij zullen hard moeten werken
Zijn er echt geen andere mogelijkheden
Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen
Zou je dat wel willen
Zou jij dat even voor me willen doen
Zou u een beetje langzamer kunnen spreken
Zou u hier even willen wachten
Zou u me even willen helpen
Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan
Zwemmen in de Noordzee is lekker fris
PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca
KORTE VRAGEN B
1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien
10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een
51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja
100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen
102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja
153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags
204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur
255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee
306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond
PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas
TEGENSTELLINGEN D
Aan prendido Uit apagado
Aandoen encender Uitdoen apagar
Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse
Aankomen To arrive Vertrekken To leave
Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable
Aannemen recibir Afgeven dar
Aanwezig presente Afwezig ausente
Aarde tierra Water agua
Aardig agradable Onaardig desagradable
Achterin atras Voorin adelante
Actief activo Passief pasivo
Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente
Alles todos Niets ninguno
Andere otro Dezelfde el mismo
Beetje poquito Veel mucho
Begin comienzo Einde fin
Bekend conocido Onbekend desconocido
Belangrijk importante Onbelangrijk No importante
Beleefd cortes Onbeleefd descortes
Bepaald seguro Onbepaald indeciso
Betalend No gratis Gratis gratis
Beter mejor Slechter peor
Bewust conciente Onbewust inconciente
Bezig Ocupado Klaar desocupado
Bol convexo Hol aguecado
Bijzonder particular Gewoon ordinario
Binnen adentro Buiten afuera
Binnenland interior Buitenland extranjero
Blind ciego Ziend vidente
Bloot desnudo Aangekleed vestido
Boos bravo Blij felizglad
Boven arriba Beneden abajo
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Ik was vaak te laat op mijn werk
Ik weet het niet
Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
Ik wil graag twee dozen aardbeien
Ik woon samen met mijn vriend
Ik zal blij zijn als het eindelijk weekend is
Ik zou niet meer alleen naar huis gaan als ik u was
Is er vanavond nog wat op de televisie
Is het goed als ik wat later kom
Je mag hier maar 80 rijden
Je ontmoet gewoonlijk allerlei soorten mensen
Je zou eens beter op je woorden moeten letten
Jij hebt ook altijd wat
Kan dat niet wat sneller
Kan er iemand een dokter bellen
Kan ik me even voorstellen
Kan ik u straks even terugbellen het komt nu niet uit
Kan ik voor morgen een tafel reserveren
Kan je iets meer over jezelf vertellen
Kan je me die schroevendraaier even aangeven
Kijk nou toch eens uit wat je doet
Kun je me dat nog eens uitleggen
Kunnen we er niet over praten
Kunt u dat nog eens herhalen
Kunt u me daar wat meer over vertellen
Kunt u mij vertellen hoe laat het is
Kunt u op een andere dag niet terugkomen
Kunt u wat langzamer praten
Later als je groot bent mag jij ook
Mag het iets meer zijn
Mag ik me even voorstellen
Mag ik u enkele vragen stellen
Mag ik van u de rekening
Mag ik van u een bos tulpen
Mijn broer doet gewoonlijk de afwas
Mijn fiets heeft een lekke band
Moet je horen wat er in de krant staat
Morgen is er weer een dag
Morgen neem ik een vrije dag
Naar wie waren zij aan het luisteren
Nee hegrave daar gaan we weer
Neem je dan gelijk wat melk mee
Neem jij de telefoon even aan
Over een half uur komt er weer een vliegtuig
Pas op dat je niet valt
Pas op Voorzichtig
Schiet op zo kom je nog te laat op je werk
Sinasappels zijn erg lekker
Spruitjes vindt ik niet lekker
Tot morgen half 10
Tot ziens
Twee is teveel
U gaat bij de volgende stoplichten linksaf
U heeft te hard gereden
U moet hier wachten
Uit welk land komt u
Vandaag is het een mooie dag
Vind je het goed als ik even je fiets leen
Vind jij die jongens ook niet lastig
Volgende keer beter
Volgende keer nemen we een paraplu mee
Volgende week gaan we met vakantie
Volgens mij moeten we die kant op
Waar denk je aan
Waar heb je het in hemelsnaam over
Waar zijn we gebleven
Waarom doet u dat nou
Wanneer ben je jarig
Waren er veel mensen op de vergadering
Wat is je voornaam
Wat is uw adres
Wat krijgt u ook alweer van me
Wat voor mensen doen zulke dingen
we gaan daar de volgende les mee verder
We hadden gisteren niet zoveel moeten drinken
We hebben de trein gemist
We hebben om 8 uur afgesproken
We krijgen maar weinig klachten
We moeten het wat rustiger aan gaan doen
We zien geen oplossing voor uw probleem
weet niet hoe dat kon gebeuren
Weet u waar het stadhuis is
Welke kant gaan we op vanaf hier
Welke taart zou je willen hebben
We zien geen oplossing voor uw probleem
Wie is er aan de beurt
Zal ik even met u meelopen
Ze had een erg litteken op haar gezicht
Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen
Zet de radio eens wat zachter
Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen
Zij kunnen heel goed zwemmen
Zij zullen hard moeten werken
Zijn er echt geen andere mogelijkheden
Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen
Zou je dat wel willen
Zou jij dat even voor me willen doen
Zou u een beetje langzamer kunnen spreken
Zou u hier even willen wachten
Zou u me even willen helpen
Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan
Zwemmen in de Noordzee is lekker fris
PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca
KORTE VRAGEN B
1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien
10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een
51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja
100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen
102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja
153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags
204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur
255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee
306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond
PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas
TEGENSTELLINGEN D
Aan prendido Uit apagado
Aandoen encender Uitdoen apagar
Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse
Aankomen To arrive Vertrekken To leave
Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable
Aannemen recibir Afgeven dar
Aanwezig presente Afwezig ausente
Aarde tierra Water agua
Aardig agradable Onaardig desagradable
Achterin atras Voorin adelante
Actief activo Passief pasivo
Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente
Alles todos Niets ninguno
Andere otro Dezelfde el mismo
Beetje poquito Veel mucho
Begin comienzo Einde fin
Bekend conocido Onbekend desconocido
Belangrijk importante Onbelangrijk No importante
Beleefd cortes Onbeleefd descortes
Bepaald seguro Onbepaald indeciso
Betalend No gratis Gratis gratis
Beter mejor Slechter peor
Bewust conciente Onbewust inconciente
Bezig Ocupado Klaar desocupado
Bol convexo Hol aguecado
Bijzonder particular Gewoon ordinario
Binnen adentro Buiten afuera
Binnenland interior Buitenland extranjero
Blind ciego Ziend vidente
Bloot desnudo Aangekleed vestido
Boos bravo Blij felizglad
Boven arriba Beneden abajo
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Kunt u wat langzamer praten
Later als je groot bent mag jij ook
Mag het iets meer zijn
Mag ik me even voorstellen
Mag ik u enkele vragen stellen
Mag ik van u de rekening
Mag ik van u een bos tulpen
Mijn broer doet gewoonlijk de afwas
Mijn fiets heeft een lekke band
Moet je horen wat er in de krant staat
Morgen is er weer een dag
Morgen neem ik een vrije dag
Naar wie waren zij aan het luisteren
Nee hegrave daar gaan we weer
Neem je dan gelijk wat melk mee
Neem jij de telefoon even aan
Over een half uur komt er weer een vliegtuig
Pas op dat je niet valt
Pas op Voorzichtig
Schiet op zo kom je nog te laat op je werk
Sinasappels zijn erg lekker
Spruitjes vindt ik niet lekker
Tot morgen half 10
Tot ziens
Twee is teveel
U gaat bij de volgende stoplichten linksaf
U heeft te hard gereden
U moet hier wachten
Uit welk land komt u
Vandaag is het een mooie dag
Vind je het goed als ik even je fiets leen
Vind jij die jongens ook niet lastig
Volgende keer beter
Volgende keer nemen we een paraplu mee
Volgende week gaan we met vakantie
Volgens mij moeten we die kant op
Waar denk je aan
Waar heb je het in hemelsnaam over
Waar zijn we gebleven
Waarom doet u dat nou
Wanneer ben je jarig
Waren er veel mensen op de vergadering
Wat is je voornaam
Wat is uw adres
Wat krijgt u ook alweer van me
Wat voor mensen doen zulke dingen
we gaan daar de volgende les mee verder
We hadden gisteren niet zoveel moeten drinken
We hebben de trein gemist
We hebben om 8 uur afgesproken
We krijgen maar weinig klachten
We moeten het wat rustiger aan gaan doen
We zien geen oplossing voor uw probleem
weet niet hoe dat kon gebeuren
Weet u waar het stadhuis is
Welke kant gaan we op vanaf hier
Welke taart zou je willen hebben
We zien geen oplossing voor uw probleem
Wie is er aan de beurt
Zal ik even met u meelopen
Ze had een erg litteken op haar gezicht
Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen
Zet de radio eens wat zachter
Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen
Zij kunnen heel goed zwemmen
Zij zullen hard moeten werken
Zijn er echt geen andere mogelijkheden
Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen
Zou je dat wel willen
Zou jij dat even voor me willen doen
Zou u een beetje langzamer kunnen spreken
Zou u hier even willen wachten
Zou u me even willen helpen
Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan
Zwemmen in de Noordzee is lekker fris
PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca
KORTE VRAGEN B
1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien
10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een
51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja
100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen
102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja
153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags
204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur
255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee
306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond
PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas
TEGENSTELLINGEN D
Aan prendido Uit apagado
Aandoen encender Uitdoen apagar
Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse
Aankomen To arrive Vertrekken To leave
Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable
Aannemen recibir Afgeven dar
Aanwezig presente Afwezig ausente
Aarde tierra Water agua
Aardig agradable Onaardig desagradable
Achterin atras Voorin adelante
Actief activo Passief pasivo
Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente
Alles todos Niets ninguno
Andere otro Dezelfde el mismo
Beetje poquito Veel mucho
Begin comienzo Einde fin
Bekend conocido Onbekend desconocido
Belangrijk importante Onbelangrijk No importante
Beleefd cortes Onbeleefd descortes
Bepaald seguro Onbepaald indeciso
Betalend No gratis Gratis gratis
Beter mejor Slechter peor
Bewust conciente Onbewust inconciente
Bezig Ocupado Klaar desocupado
Bol convexo Hol aguecado
Bijzonder particular Gewoon ordinario
Binnen adentro Buiten afuera
Binnenland interior Buitenland extranjero
Blind ciego Ziend vidente
Bloot desnudo Aangekleed vestido
Boos bravo Blij felizglad
Boven arriba Beneden abajo
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
U moet hier wachten
Uit welk land komt u
Vandaag is het een mooie dag
Vind je het goed als ik even je fiets leen
Vind jij die jongens ook niet lastig
Volgende keer beter
Volgende keer nemen we een paraplu mee
Volgende week gaan we met vakantie
Volgens mij moeten we die kant op
Waar denk je aan
Waar heb je het in hemelsnaam over
Waar zijn we gebleven
Waarom doet u dat nou
Wanneer ben je jarig
Waren er veel mensen op de vergadering
Wat is je voornaam
Wat is uw adres
Wat krijgt u ook alweer van me
Wat voor mensen doen zulke dingen
we gaan daar de volgende les mee verder
We hadden gisteren niet zoveel moeten drinken
We hebben de trein gemist
We hebben om 8 uur afgesproken
We krijgen maar weinig klachten
We moeten het wat rustiger aan gaan doen
We zien geen oplossing voor uw probleem
weet niet hoe dat kon gebeuren
Weet u waar het stadhuis is
Welke kant gaan we op vanaf hier
Welke taart zou je willen hebben
We zien geen oplossing voor uw probleem
Wie is er aan de beurt
Zal ik even met u meelopen
Ze had een erg litteken op haar gezicht
Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen
Zet de radio eens wat zachter
Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen
Zij kunnen heel goed zwemmen
Zij zullen hard moeten werken
Zijn er echt geen andere mogelijkheden
Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen
Zou je dat wel willen
Zou jij dat even voor me willen doen
Zou u een beetje langzamer kunnen spreken
Zou u hier even willen wachten
Zou u me even willen helpen
Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan
Zwemmen in de Noordzee is lekker fris
PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca
KORTE VRAGEN B
1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien
10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een
51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja
100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen
102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja
153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags
204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur
255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee
306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond
PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas
TEGENSTELLINGEN D
Aan prendido Uit apagado
Aandoen encender Uitdoen apagar
Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse
Aankomen To arrive Vertrekken To leave
Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable
Aannemen recibir Afgeven dar
Aanwezig presente Afwezig ausente
Aarde tierra Water agua
Aardig agradable Onaardig desagradable
Achterin atras Voorin adelante
Actief activo Passief pasivo
Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente
Alles todos Niets ninguno
Andere otro Dezelfde el mismo
Beetje poquito Veel mucho
Begin comienzo Einde fin
Bekend conocido Onbekend desconocido
Belangrijk importante Onbelangrijk No importante
Beleefd cortes Onbeleefd descortes
Bepaald seguro Onbepaald indeciso
Betalend No gratis Gratis gratis
Beter mejor Slechter peor
Bewust conciente Onbewust inconciente
Bezig Ocupado Klaar desocupado
Bol convexo Hol aguecado
Bijzonder particular Gewoon ordinario
Binnen adentro Buiten afuera
Binnenland interior Buitenland extranjero
Blind ciego Ziend vidente
Bloot desnudo Aangekleed vestido
Boos bravo Blij felizglad
Boven arriba Beneden abajo
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Weet u waar het stadhuis is
Welke kant gaan we op vanaf hier
Welke taart zou je willen hebben
We zien geen oplossing voor uw probleem
Wie is er aan de beurt
Zal ik even met u meelopen
Ze had een erg litteken op haar gezicht
Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen
Zet de radio eens wat zachter
Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen
Zij kunnen heel goed zwemmen
Zij zullen hard moeten werken
Zijn er echt geen andere mogelijkheden
Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen
Zou je dat wel willen
Zou jij dat even voor me willen doen
Zou u een beetje langzamer kunnen spreken
Zou u hier even willen wachten
Zou u me even willen helpen
Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan
Zwemmen in de Noordzee is lekker fris
PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca
KORTE VRAGEN B
1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien
10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een
51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja
100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen
102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja
153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags
204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur
255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee
306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond
PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas
TEGENSTELLINGEN D
Aan prendido Uit apagado
Aandoen encender Uitdoen apagar
Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse
Aankomen To arrive Vertrekken To leave
Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable
Aannemen recibir Afgeven dar
Aanwezig presente Afwezig ausente
Aarde tierra Water agua
Aardig agradable Onaardig desagradable
Achterin atras Voorin adelante
Actief activo Passief pasivo
Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente
Alles todos Niets ninguno
Andere otro Dezelfde el mismo
Beetje poquito Veel mucho
Begin comienzo Einde fin
Bekend conocido Onbekend desconocido
Belangrijk importante Onbelangrijk No importante
Beleefd cortes Onbeleefd descortes
Bepaald seguro Onbepaald indeciso
Betalend No gratis Gratis gratis
Beter mejor Slechter peor
Bewust conciente Onbewust inconciente
Bezig Ocupado Klaar desocupado
Bol convexo Hol aguecado
Bijzonder particular Gewoon ordinario
Binnen adentro Buiten afuera
Binnenland interior Buitenland extranjero
Blind ciego Ziend vidente
Bloot desnudo Aangekleed vestido
Boos bravo Blij felizglad
Boven arriba Beneden abajo
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien
10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een
51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja
100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen
102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja
153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags
204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur
255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee
306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond
PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas
TEGENSTELLINGEN D
Aan prendido Uit apagado
Aandoen encender Uitdoen apagar
Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse
Aankomen To arrive Vertrekken To leave
Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable
Aannemen recibir Afgeven dar
Aanwezig presente Afwezig ausente
Aarde tierra Water agua
Aardig agradable Onaardig desagradable
Achterin atras Voorin adelante
Actief activo Passief pasivo
Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente
Alles todos Niets ninguno
Andere otro Dezelfde el mismo
Beetje poquito Veel mucho
Begin comienzo Einde fin
Bekend conocido Onbekend desconocido
Belangrijk importante Onbelangrijk No importante
Beleefd cortes Onbeleefd descortes
Bepaald seguro Onbepaald indeciso
Betalend No gratis Gratis gratis
Beter mejor Slechter peor
Bewust conciente Onbewust inconciente
Bezig Ocupado Klaar desocupado
Bol convexo Hol aguecado
Bijzonder particular Gewoon ordinario
Binnen adentro Buiten afuera
Binnenland interior Buitenland extranjero
Blind ciego Ziend vidente
Bloot desnudo Aangekleed vestido
Boos bravo Blij felizglad
Boven arriba Beneden abajo
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja
100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen
102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja
153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags
204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur
255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee
306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond
PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas
TEGENSTELLINGEN D
Aan prendido Uit apagado
Aandoen encender Uitdoen apagar
Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse
Aankomen To arrive Vertrekken To leave
Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable
Aannemen recibir Afgeven dar
Aanwezig presente Afwezig ausente
Aarde tierra Water agua
Aardig agradable Onaardig desagradable
Achterin atras Voorin adelante
Actief activo Passief pasivo
Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente
Alles todos Niets ninguno
Andere otro Dezelfde el mismo
Beetje poquito Veel mucho
Begin comienzo Einde fin
Bekend conocido Onbekend desconocido
Belangrijk importante Onbelangrijk No importante
Beleefd cortes Onbeleefd descortes
Bepaald seguro Onbepaald indeciso
Betalend No gratis Gratis gratis
Beter mejor Slechter peor
Bewust conciente Onbewust inconciente
Bezig Ocupado Klaar desocupado
Bol convexo Hol aguecado
Bijzonder particular Gewoon ordinario
Binnen adentro Buiten afuera
Binnenland interior Buitenland extranjero
Blind ciego Ziend vidente
Bloot desnudo Aangekleed vestido
Boos bravo Blij felizglad
Boven arriba Beneden abajo
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja
153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags
204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur
255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee
306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond
PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas
TEGENSTELLINGEN D
Aan prendido Uit apagado
Aandoen encender Uitdoen apagar
Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse
Aankomen To arrive Vertrekken To leave
Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable
Aannemen recibir Afgeven dar
Aanwezig presente Afwezig ausente
Aarde tierra Water agua
Aardig agradable Onaardig desagradable
Achterin atras Voorin adelante
Actief activo Passief pasivo
Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente
Alles todos Niets ninguno
Andere otro Dezelfde el mismo
Beetje poquito Veel mucho
Begin comienzo Einde fin
Bekend conocido Onbekend desconocido
Belangrijk importante Onbelangrijk No importante
Beleefd cortes Onbeleefd descortes
Bepaald seguro Onbepaald indeciso
Betalend No gratis Gratis gratis
Beter mejor Slechter peor
Bewust conciente Onbewust inconciente
Bezig Ocupado Klaar desocupado
Bol convexo Hol aguecado
Bijzonder particular Gewoon ordinario
Binnen adentro Buiten afuera
Binnenland interior Buitenland extranjero
Blind ciego Ziend vidente
Bloot desnudo Aangekleed vestido
Boos bravo Blij felizglad
Boven arriba Beneden abajo
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags
204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur
255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee
306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond
PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas
TEGENSTELLINGEN D
Aan prendido Uit apagado
Aandoen encender Uitdoen apagar
Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse
Aankomen To arrive Vertrekken To leave
Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable
Aannemen recibir Afgeven dar
Aanwezig presente Afwezig ausente
Aarde tierra Water agua
Aardig agradable Onaardig desagradable
Achterin atras Voorin adelante
Actief activo Passief pasivo
Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente
Alles todos Niets ninguno
Andere otro Dezelfde el mismo
Beetje poquito Veel mucho
Begin comienzo Einde fin
Bekend conocido Onbekend desconocido
Belangrijk importante Onbelangrijk No importante
Beleefd cortes Onbeleefd descortes
Bepaald seguro Onbepaald indeciso
Betalend No gratis Gratis gratis
Beter mejor Slechter peor
Bewust conciente Onbewust inconciente
Bezig Ocupado Klaar desocupado
Bol convexo Hol aguecado
Bijzonder particular Gewoon ordinario
Binnen adentro Buiten afuera
Binnenland interior Buitenland extranjero
Blind ciego Ziend vidente
Bloot desnudo Aangekleed vestido
Boos bravo Blij felizglad
Boven arriba Beneden abajo
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur
255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee
306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond
PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas
TEGENSTELLINGEN D
Aan prendido Uit apagado
Aandoen encender Uitdoen apagar
Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse
Aankomen To arrive Vertrekken To leave
Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable
Aannemen recibir Afgeven dar
Aanwezig presente Afwezig ausente
Aarde tierra Water agua
Aardig agradable Onaardig desagradable
Achterin atras Voorin adelante
Actief activo Passief pasivo
Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente
Alles todos Niets ninguno
Andere otro Dezelfde el mismo
Beetje poquito Veel mucho
Begin comienzo Einde fin
Bekend conocido Onbekend desconocido
Belangrijk importante Onbelangrijk No importante
Beleefd cortes Onbeleefd descortes
Bepaald seguro Onbepaald indeciso
Betalend No gratis Gratis gratis
Beter mejor Slechter peor
Bewust conciente Onbewust inconciente
Bezig Ocupado Klaar desocupado
Bol convexo Hol aguecado
Bijzonder particular Gewoon ordinario
Binnen adentro Buiten afuera
Binnenland interior Buitenland extranjero
Blind ciego Ziend vidente
Bloot desnudo Aangekleed vestido
Boos bravo Blij felizglad
Boven arriba Beneden abajo
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee
306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond
PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas
TEGENSTELLINGEN D
Aan prendido Uit apagado
Aandoen encender Uitdoen apagar
Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse
Aankomen To arrive Vertrekken To leave
Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable
Aannemen recibir Afgeven dar
Aanwezig presente Afwezig ausente
Aarde tierra Water agua
Aardig agradable Onaardig desagradable
Achterin atras Voorin adelante
Actief activo Passief pasivo
Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente
Alles todos Niets ninguno
Andere otro Dezelfde el mismo
Beetje poquito Veel mucho
Begin comienzo Einde fin
Bekend conocido Onbekend desconocido
Belangrijk importante Onbelangrijk No importante
Beleefd cortes Onbeleefd descortes
Bepaald seguro Onbepaald indeciso
Betalend No gratis Gratis gratis
Beter mejor Slechter peor
Bewust conciente Onbewust inconciente
Bezig Ocupado Klaar desocupado
Bol convexo Hol aguecado
Bijzonder particular Gewoon ordinario
Binnen adentro Buiten afuera
Binnenland interior Buitenland extranjero
Blind ciego Ziend vidente
Bloot desnudo Aangekleed vestido
Boos bravo Blij felizglad
Boven arriba Beneden abajo
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond
PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas
TEGENSTELLINGEN D
Aan prendido Uit apagado
Aandoen encender Uitdoen apagar
Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse
Aankomen To arrive Vertrekken To leave
Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable
Aannemen recibir Afgeven dar
Aanwezig presente Afwezig ausente
Aarde tierra Water agua
Aardig agradable Onaardig desagradable
Achterin atras Voorin adelante
Actief activo Passief pasivo
Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente
Alles todos Niets ninguno
Andere otro Dezelfde el mismo
Beetje poquito Veel mucho
Begin comienzo Einde fin
Bekend conocido Onbekend desconocido
Belangrijk importante Onbelangrijk No importante
Beleefd cortes Onbeleefd descortes
Bepaald seguro Onbepaald indeciso
Betalend No gratis Gratis gratis
Beter mejor Slechter peor
Bewust conciente Onbewust inconciente
Bezig Ocupado Klaar desocupado
Bol convexo Hol aguecado
Bijzonder particular Gewoon ordinario
Binnen adentro Buiten afuera
Binnenland interior Buitenland extranjero
Blind ciego Ziend vidente
Bloot desnudo Aangekleed vestido
Boos bravo Blij felizglad
Boven arriba Beneden abajo
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Boven sobre Onder debajo
Branden para encender Blussen para apagar
Breed estrecho Smal ancho
Brengen entregar Halen recibir
Correct correcto Fout incorrecto
Daarna despueacutes Daarvoor antes
Dag dia Nacht noche
Dames damas Heren caballeros
Dapper valiente Laf of bang cobarde
Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar
Diablo diablo Engel angel
Dichtbij cerca Veraf lejos
Diep profundo Ondiep no profundo
Digitaal digital Analoog analogo
Dik gordo Dun delgado
Dood muerto Levend vivo
Doof sordo Horend puede oir
Dorp aldea Stad ciudad
Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio
Droom suentildeo Werkelijkheid realidad
Drijven flotar Zinken hundirse
Duur caro Goedkoop barato
Duwen empujar Trekken halar
Dynamisch Dynamic Rustig Quiet
Eb marea baja Vloed marea alta
Echt real Onecht ireal
Een uno Meer mas
Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado
Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente
Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto
Emotioneel emocional Rationeel racional
Enkel sencillo Dubbel doble
Enkelvoud singular Meervoud plural
Erin to go in Eruit to go out
Erna Delante de Ervoor Detras de
Ertegen en contra Ervoor a favor
Ervoor antes Erna despueacutes
Ervoor enfrente Erachter detras
Eten comer Drinken beber
Eten comer Kotsen vomitar
Even par Oneven impar
Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente
Fijn fino Grof tosco
Gebruikt usado Ongebruikt no usado
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente
Gekreukeld arrugado Gestreken planchado
Gelijk correcto Ongelijk incorrecto
Geluk suerte Pech mala suerte
Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz
Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado
Geschikt califica Ongeschikt no califica
Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro
Geven dar Nemen tomar
Gezond saludable Ongezond no saludable
Gierig avaro Gul generoso
Gisteren ayer Morgen mantildeana
Glad suave Stroef no suave
Glanzend pulido Dof aspero
Glimmend color brillante Mat color mate
God dios Duivel diablo
Goed bueno Slecht malo
Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar
Groeien crecer Krimpen encogerse
Groot grande Klein pequentildeo
Half mediomitad Heel todoentero
Handig manejable Onhandig no amnejable
Hard duro Zacht blando
Heen (jein) ir Weer venir
Heen ida Terug vuelta
Helder claro Troebel Turbio
Hemel cielo Hel infierno
Hier aca Daar Alla
Hierna Despues de Hiervoor Antes de
Hij el Zezij Ella
Homo gay Hetero heterosexual
Honger hambriento Zat Lleno
Honger hambre Dorst Sed
Hoog alto Laag Bajo
Horizontal vertical Horizontal vertical
Houden van aman Haten odian
Iemand alguno Niemand ninguno
Iets algo Niets nada
Inladen cargar Uitladen Descargar
Ijverig trabajador Lui Perezoso
Import importar Export Exportar
In adentro Uit Afuera
Ingang entrada Uitgang Salida
Instappen entrar Uitstappen Salir
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Interessant interesante Saai Aburrido
Interessant interesante Vervelend Aburrido
Intern interno Extern Externo
Internationaal internacional Nationaal Nacional
Invalide no valido Valide Valido
Ja si Nee No
Jongen nintildeo Meisje Nintildea
Juist justo Fout --- onjuist Injusto
Kaal calvo Behaard Cabelludo
Kapot roto Heel Entero
Kind nintildeo Volwassenen Adulto
Klimmen subir Dalen Bajar
Knap inteligente Dom Tonto
Knap Hermoso Lelijk feo
Knippen cortar Plakken pegar
Komen venir Gaan ir
Kopen comprar Verkopen vender
Koud frio Warm caliente
Krom curvo Recht derecho
Laatste ultimo Eerste primero
Lachen reir Huillen llorar
Laden cargar Lossen descargar
Lang largo Kort corto
Langzaam despacio Snel rapido
Lawaai ruidoso Stilte silencio
Legaal legal Illegaal ilegaal
Lekker agradable Vies Horrible
Lengte longitud Breedte Anchura
Lente primavera Herfst Otontildeo
Leraar profesor Leerling Alumno
Leuk vivo Stom Bobo
Levend Vivir Sterven morir
Lezen Leer Schrijven escribir
Lichamelijk Fisico Geestelijk mental
Licht Claro Donker oscuro
Lief dulcetierno Stout malo
Liefde Amor Haat odio
Links izquierda Rechts derecha
Los suelto Vast amarrado
Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo
Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo
Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil
Mals tierno Taai Tenaz
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino
Meest mayoria Minst minoriacutea
Meester maestro Slaaf esclavo
Met con Zonder Sin
Migrant migrante Immigrant emigrante
Minimaal minimo Maximaal maximo
Misschien quizaacutes Zeker Seguro
Moe cansado Uitgerust Activo
Mogelijk posible Onmogelijk imposible
Mooi bonito Lelijk Feo
Nat mojado Droog Seco
Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho
Neef primo Nicht Prima
Negatief negativo Positief positivo
Nep falso Echt original
Netjes organizado Slordig desorganizado
Niet no Wel Si
Nodig necesario Onnodig innecesario
Nooit nunca Altijd siempre
Noord norte Zuid sur
Normal normal Abnormaal Anormal
Nu ya Straks en un momentico
Nu ya Later + tarde
Nul cero Een Uno
Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable
Ochtend mantildeana Avond Noche
Omhoog up Omlaag Down
Onthouden recordar Vergeten Olvidar
Ooit alguna vez Nooit Nunca
Oom tio Tante Tia
Oorlog guerra Vrede Paz
Oost oeste West Este
Op encima Onder Debajo
Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela
Open abierto Dicht gesloten cerrado
Openbaar publico Prive privado
Optellen more Aftrekken less
Optimist optimista Pessimist pesimista
Origineel original Kopie copia
Oud viejo Jong joven
Oud viejo Nieuw nuevo
Ouders padres Kinderen nintildeos
Ouderwets anticuado Modern moderno
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Overal toda parte Nergens ninguna parte
Overwinning victoria Nederlaag derrota
Plus mas Min menos
Praktijk practico Theorie teoria
Praten hablar Zwijgen callar
Praten hablar Luisteren escuchar
Precies exacto Ongeveer no exacto
Prinses princesa Prins principe
Pro pro Contra contra
Raak acertar Mis fallar
Recht recto Schuin-krom torcido
Regel regular Onregelmatig irregular
Regen lluvia Zon sol
Rijk rico Arm pobre
Rond redondo Vierkant cuadrado
Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio
Ruw basto Glad Suave
Samen juntos Alleen Solo
Scheiden divorciarse Trouwen casarse
Scherp afilado Bot sin filo
Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio
Schrijven escribir Wissen Borrar
Schuldig culpable Onschuldig inocente
Slagen aprobar Zakken Reprobar
Slapen dormir Wakker despertar
Slim inteligente Dom estupidobruto
Snelweg carretera Voetpad Acera
Sociaal sociable Asociaal antisocial
Somber melancolico Vrolijk Alegre
Soms algunas veces Vaak a menudo
Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec
Succes suerte Mislukking Fallar
Spannend exitante Saai Aburrido
Staan Estar de pie Zitten Estar sentado
Sterk fuerte Zwak Debil
Stijf tieso Slap debil
Stijgen ir arriba Dalen ir abajo
Stoppen parar Doorgaan continuar
Strafbaar contra ley Toegestaan permitido
Tam dosil Wild salvaje
Tegen en contra Voor a favor
Toekomst futuro Verleden pasado
Traag lento Snel raacutepido
Vader papa Moeder mama
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Vals falso Eerlijk Sincero
Vast enchaza Los no enchaza
Veel mucho Weinig Poco
Veilig seguro Onveilig inseguro
Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca
Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero
Vergeten olvidar Herineren acordarse
Verlagen rebajar Verhogen incremento
Verplicht requerido Onverplicht opcional
Vers fresco Bedorven conservados
Verstanding inteligente Onverstanding Burro
Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro
Vlug quick Langzaam Slow
Vol lleno Leeg Vacio
Voor enfrente Achter Delante
Voor antes Na Despues
Voordeel ventaja Nadeel desventaja
Voorjaar primaver Najaar otono
Voorkant enfrente Achterkant detras
Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras
Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado
Vorige anterior Volgende siguiente
Vraag pregunta Antwoord respuesta
Vreugde alegria Verdriet tristeza
Vriend amigo Vijand enemigo
Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable
Vriezen congelar Dooien descongelar
Vrij libre Gevangen encarcelado
Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde
Vrolijk alegre Verdrietig aburrido
Vrouw mujer Man hombre
Waarom por que Daarom por eso
Wanorde desorden Orde orden
Water agua Vuur fuego
Werkend empleado Werkloos desempleado
Winnaar ganador Verliezer perdedor
Winst ganar Verlies perder
Wijd ancho Nauw angosto
Wijs Sabio Onwijs necio
Zakken perder un exam Slagen pasar un exame
Zeen mar Aarde tierra
Zeker seguro Onzeker inseguro
Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible
Ziek enfermo Gezond saludable
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Zoet dulce Zout salado
Zoet dulce Bitter amargo
Zoet dulce Zuur acido
Zomer verano Winter invierno
Zon sol Maan luna
Zoon hijo Dochter hija
Zus hermana Broer hermano
Zwaar pesado Licht liviano
Zwak debil Krachtig poderoso
Zwart negro Wit blanco
Zwemmen nadar Verdrinken esquiar
Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written
Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon
---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal
Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
- Dat kan wel kloppen
- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden
- Dat was een pijnlijke vergissing
- Als ze tenminste op tijd zijn
- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren
- Hij gaat ieder weekend vissen
- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen
Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord
- Is een auto om in te rijden of om te koken
- Wat kun je doen met een mes
- Is een kerk een gebouw of een poort
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
- Wie woont er op een boerderij
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort
- Ik moet een nieuwe bril
- Dat kun je op je vingers natellen
- De aardappels zijn op
- Heb je een pen bij je
- Wie is er aan de beurt
- Dat kan iedereen wel zeggen
- We zien geen oplossing voor uw probleem
Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord
- arm
- laatste
- gister
- liefde
- vader
- erna
Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af
Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen
Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor
Answers Deel B
- Is een auto om in te rijden of om te koken
o Om in te rijden
- Wat kun je doen met een mes
o Snijden
- Is een kerk een gebouw of een poort
o Een gebouw
- Hoe noem je iemand die niets kan horen
o Doof
- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen
o Veel kinderen
- Wie woont er op een boerderij
o De boer
- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen
o De school
- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk
o Moeilijk
Deel D
- arm 10487741048774rijk
- laatste 10487741048774eerste
- gister 10487741048774morgen
- liefde 10487741048774haat (oorlog)
- vader 10487741048774moeder
- erna 10487741048774ervoor