Material de estudio examen inburgering abroad

32
PARTE A Y C: REPETIR, USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA FRASE, REPITA EXACTAMENTE LO MISMO estan variadas, largas y cortas. Es posible que te salga alguna que no este aca. ZINSREPETITIE-NAZEGGEN A-C - Aan het eind van de maand is mijn geld altijd op (finish). Als we geluk hebben kunnen we het nog net zien . We can just see it. Als we tenminste (at least) op tijd zijn. Anders nog iets ? Bent u getrouwd? Bij de supermarkt kan je van alles krijgen. Daar heb ik nog nooit van gehoord. Dat is niet goed geregeld (arreglado). Dat is toch niet mijn probleem. Dat kan iedereen wel zeggen. Dat kan wel kloppen. Dat kun je op je vingers natellen. Dat stond in de krant van gisteren. Dat was een pijnlijke vergissing (mistake) Ik weet niet hoe dat kon gebeuren. De aardappels zijn op De buren hebben een mooie auto.

Transcript of Material de estudio examen inburgering abroad

Page 1: Material de estudio examen inburgering abroad

PARTE A Y C REPETIR USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA FRASE REPITA EXACTAMENTE LO MISMO estan variadas largas y cortas Es posible que te salga alguna que no este aca

ZINSREPETITIE-NAZEGGEN A-C-

Aan het eind van de maand is mijn geld altijd op (finish)

Als we geluk hebben kunnen we het nog net zien We can just see it

Als we tenminste (at least) op tijd zijn

Anders nog iets

Bent u getrouwd

Bij de supermarkt kan je van alles krijgen

Daar heb ik nog nooit van gehoord

Dat is niet goed geregeld (arreglado)

Dat is toch niet mijn probleem

Dat kan iedereen wel zeggen

Dat kan wel kloppen

Dat kun je op je vingers natellen

Dat stond in de krant van gisteren

Dat was een pijnlijke vergissing (mistake)

Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

De aardappels zijn op

De buren hebben een mooie auto

De school begint altijd om 8 uur

De vogel (bird) blijft op een hoge tak (rama) zitten

De volgende keer betaal ik

Deze korte broek (short) past niet (dosent fit)

Deze melk is niet goed meer

Dit is twee euro teveel (too much)

Doe je het licht uit als je weg gaat

Door de harde regen zijn veel planten beschadigd (damage)

Eigenlijk (to be honest) doe ik dat liever niet

Ga je mee

Ga je morgen mee naar het strand het wordt lekker weer

Gelukkig heb ik mijn portemonnee nog gevonden

Gisteren zei zij dat ook al tegen me

Hallo Hoe gaat het met je

Heb je een pen bij je

Heb je het al gehoord

Heb je veel geld over (if you have many money left)

Heb jij mijn tas ergens zien staan

Heb jij ook zorsquon trek (apetito) in een ijsje (helado)

Heb jij toevallig (coincidencia) geld bij je

Hebben jullie mijn sleutels (LLAVES)gezien

Heeft u terug van vijftig euro

Het boek is nog niet uit(insrsquot finish yet)

Het eten was verrukkelijk (delicioso)

Het gebeurde (happend) tien jaar geleden

Het is hier benauwd

Het is niet helemaal gegaan zoals we bedoeld hadden

Het moet in december klaar zijn

Het spijt me dat is uitverkocht (sold out)

Het spijt me we zitten helemaal volgeboekt (full)

Hier kan ik eacutecht niet aan beginnen (Really thin not icant)

Hij gaat ieder weekend vissen

Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Hij gaat ieder weekend vissen

Hij had beter moeten weten (He should have known better)

Hij heeft mijn fiets geleend (borrowed)

Hij heeft weinig vrienden op school

Hij is een beetje dom geweest

Hij moet hard werken om nog op tijd klaar te kunnen zijn(to be ready on time)

Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Hoe kon dat zo gebeuren

Hoe laat is het

Hoe laat vertrekt de trein naar Amsterdam

Hoe zag hij eruit (how did he look)

Hoe zat dat ook alweer

Ik begrijp het niet

Ik ben blij dat het erop(finish) zit

Ik ben iemand die snel kan beslissen (to decide)

Ik ben mijn portemonnee verloren

Ik ben vanavond laat thuis ik moet overwerken

Ik denk dat het bijna twaalf uur is

Ik denk niet dat we nog op tijd komen

Ik ga even bloemen kopen

Ik ga naar Nederland

Ik ga nog even mijn tanden poetsen (cepillarse los dientes)

Ik ga straks (later) naar school

Ik had hem dat advies nooit moeten geven (no debi haber dado ese aviso)

Ik had niet zo laat naar bed moeten gaan

Ik heb daar helemaal geen zin in(i really dont want to do it)

Ik heb de auto daarachter geparkeerd

Ik heb een nieuwe fiets en een oude

Ik heb geen kleingeld bij me

Ik heb gehoord dat het volgende week mooi weer wordt

Ik heb haar eergisteren nog gezien

Ik heb niets bijzonders (special) bij me

Ik heb nu echt geen tijd voor je

Ik heb om kwart over elf een afspraak met meneer Jansen

Ik heb straks een afspraak

Ik heb twee koffers (maletas)

Ik heb vannacht (last night) slecht geslapen

Ik hoop niet dat het straks gaat regenen (Espero q no llueva)

Ik hoop niet dat het zo blijft (stays)

Ik lust (like) wel een wijntje

Ik moet een nieuwe bril (clases)

Ik moet nog even boodschappen doen

Ik moet plassen

Ik moet vandaag nog veel doen

Ik schaamde me zo toen ik het antwoord niet wist

Ik vind dit geen goed boek

Ik vind het leuk met mensen om te gaan

Ik vindt dat een leuk meisje

Ik vindt dat geen aardige jongen

Ik voel me al weer een stuk beter

Ik voel me niet helemaal lekker vandaag

Ik voel me vandaag niet zo lekker

Ik was vaak te laat op mijn werk

Ik weet het niet

Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

Ik wil graag twee dozen aardbeien

Ik woon samen met mijn vriend

Ik zal blij zijn als het eindelijk weekend is

Ik zou niet meer alleen naar huis gaan als ik u was

Is er vanavond nog wat op de televisie

Is het goed als ik wat later kom

Je mag hier maar 80 rijden

Je ontmoet gewoonlijk allerlei soorten mensen

Je zou eens beter op je woorden moeten letten

Jij hebt ook altijd wat

Kan dat niet wat sneller

Kan er iemand een dokter bellen

Kan ik me even voorstellen

Kan ik u straks even terugbellen het komt nu niet uit

Kan ik voor morgen een tafel reserveren

Kan je iets meer over jezelf vertellen

Kan je me die schroevendraaier even aangeven

Kijk nou toch eens uit wat je doet

Kun je me dat nog eens uitleggen

Kunnen we er niet over praten

Kunt u dat nog eens herhalen

Kunt u me daar wat meer over vertellen

Kunt u mij vertellen hoe laat het is

Kunt u op een andere dag niet terugkomen

Kunt u wat langzamer praten

Later als je groot bent mag jij ook

Mag het iets meer zijn

Mag ik me even voorstellen

Mag ik u enkele vragen stellen

Mag ik van u de rekening

Mag ik van u een bos tulpen

Mijn broer doet gewoonlijk de afwas

Mijn fiets heeft een lekke band

Moet je horen wat er in de krant staat

Morgen is er weer een dag

Morgen neem ik een vrije dag

Naar wie waren zij aan het luisteren

Nee hegrave daar gaan we weer

Neem je dan gelijk wat melk mee

Neem jij de telefoon even aan

Over een half uur komt er weer een vliegtuig

Pas op dat je niet valt

Pas op Voorzichtig

Schiet op zo kom je nog te laat op je werk

Sinasappels zijn erg lekker

Spruitjes vindt ik niet lekker

Tot morgen half 10

Tot ziens

Twee is teveel

U gaat bij de volgende stoplichten linksaf

U heeft te hard gereden

U moet hier wachten

Uit welk land komt u

Vandaag is het een mooie dag

Vind je het goed als ik even je fiets leen

Vind jij die jongens ook niet lastig

Volgende keer beter

Volgende keer nemen we een paraplu mee

Volgende week gaan we met vakantie

Volgens mij moeten we die kant op

Waar denk je aan

Waar heb je het in hemelsnaam over

Waar zijn we gebleven

Waarom doet u dat nou

Wanneer ben je jarig

Waren er veel mensen op de vergadering

Wat is je voornaam

Wat is uw adres

Wat krijgt u ook alweer van me

Wat voor mensen doen zulke dingen

we gaan daar de volgende les mee verder

We hadden gisteren niet zoveel moeten drinken

We hebben de trein gemist

We hebben om 8 uur afgesproken

We krijgen maar weinig klachten

We moeten het wat rustiger aan gaan doen

We zien geen oplossing voor uw probleem

weet niet hoe dat kon gebeuren

Weet u waar het stadhuis is

Welke kant gaan we op vanaf hier

Welke taart zou je willen hebben

We zien geen oplossing voor uw probleem

Wie is er aan de beurt

Zal ik even met u meelopen

Ze had een erg litteken op haar gezicht

Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen

Zet de radio eens wat zachter

Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen

Zij kunnen heel goed zwemmen

Zij zullen hard moeten werken

Zijn er echt geen andere mogelijkheden

Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen

Zou je dat wel willen

Zou jij dat even voor me willen doen

Zou u een beetje langzamer kunnen spreken

Zou u hier even willen wachten

Zou u me even willen helpen

Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan

Zwemmen in de Noordzee is lekker fris

PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca

KORTE VRAGEN B

1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien

10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een

51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja

100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen

102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja

153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags

204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur

255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee

306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond

PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas

TEGENSTELLINGEN D

Aan prendido Uit apagado

Aandoen encender Uitdoen apagar

Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse

Aankomen To arrive Vertrekken To leave

Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable

Aannemen recibir Afgeven dar

Aanwezig presente Afwezig ausente

Aarde tierra Water agua

Aardig agradable Onaardig desagradable

Achterin atras Voorin adelante

Actief activo Passief pasivo

Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente

Alles todos Niets ninguno

Andere otro Dezelfde el mismo

Beetje poquito Veel mucho

Begin comienzo Einde fin

Bekend conocido Onbekend desconocido

Belangrijk importante Onbelangrijk No importante

Beleefd cortes Onbeleefd descortes

Bepaald seguro Onbepaald indeciso

Betalend No gratis Gratis gratis

Beter mejor Slechter peor

Bewust conciente Onbewust inconciente

Bezig Ocupado Klaar desocupado

Bol convexo Hol aguecado

Bijzonder particular Gewoon ordinario

Binnen adentro Buiten afuera

Binnenland interior Buitenland extranjero

Blind ciego Ziend vidente

Bloot desnudo Aangekleed vestido

Boos bravo Blij felizglad

Boven arriba Beneden abajo

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 2: Material de estudio examen inburgering abroad

Deze melk is niet goed meer

Dit is twee euro teveel (too much)

Doe je het licht uit als je weg gaat

Door de harde regen zijn veel planten beschadigd (damage)

Eigenlijk (to be honest) doe ik dat liever niet

Ga je mee

Ga je morgen mee naar het strand het wordt lekker weer

Gelukkig heb ik mijn portemonnee nog gevonden

Gisteren zei zij dat ook al tegen me

Hallo Hoe gaat het met je

Heb je een pen bij je

Heb je het al gehoord

Heb je veel geld over (if you have many money left)

Heb jij mijn tas ergens zien staan

Heb jij ook zorsquon trek (apetito) in een ijsje (helado)

Heb jij toevallig (coincidencia) geld bij je

Hebben jullie mijn sleutels (LLAVES)gezien

Heeft u terug van vijftig euro

Het boek is nog niet uit(insrsquot finish yet)

Het eten was verrukkelijk (delicioso)

Het gebeurde (happend) tien jaar geleden

Het is hier benauwd

Het is niet helemaal gegaan zoals we bedoeld hadden

Het moet in december klaar zijn

Het spijt me dat is uitverkocht (sold out)

Het spijt me we zitten helemaal volgeboekt (full)

Hier kan ik eacutecht niet aan beginnen (Really thin not icant)

Hij gaat ieder weekend vissen

Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Hij gaat ieder weekend vissen

Hij had beter moeten weten (He should have known better)

Hij heeft mijn fiets geleend (borrowed)

Hij heeft weinig vrienden op school

Hij is een beetje dom geweest

Hij moet hard werken om nog op tijd klaar te kunnen zijn(to be ready on time)

Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Hoe kon dat zo gebeuren

Hoe laat is het

Hoe laat vertrekt de trein naar Amsterdam

Hoe zag hij eruit (how did he look)

Hoe zat dat ook alweer

Ik begrijp het niet

Ik ben blij dat het erop(finish) zit

Ik ben iemand die snel kan beslissen (to decide)

Ik ben mijn portemonnee verloren

Ik ben vanavond laat thuis ik moet overwerken

Ik denk dat het bijna twaalf uur is

Ik denk niet dat we nog op tijd komen

Ik ga even bloemen kopen

Ik ga naar Nederland

Ik ga nog even mijn tanden poetsen (cepillarse los dientes)

Ik ga straks (later) naar school

Ik had hem dat advies nooit moeten geven (no debi haber dado ese aviso)

Ik had niet zo laat naar bed moeten gaan

Ik heb daar helemaal geen zin in(i really dont want to do it)

Ik heb de auto daarachter geparkeerd

Ik heb een nieuwe fiets en een oude

Ik heb geen kleingeld bij me

Ik heb gehoord dat het volgende week mooi weer wordt

Ik heb haar eergisteren nog gezien

Ik heb niets bijzonders (special) bij me

Ik heb nu echt geen tijd voor je

Ik heb om kwart over elf een afspraak met meneer Jansen

Ik heb straks een afspraak

Ik heb twee koffers (maletas)

Ik heb vannacht (last night) slecht geslapen

Ik hoop niet dat het straks gaat regenen (Espero q no llueva)

Ik hoop niet dat het zo blijft (stays)

Ik lust (like) wel een wijntje

Ik moet een nieuwe bril (clases)

Ik moet nog even boodschappen doen

Ik moet plassen

Ik moet vandaag nog veel doen

Ik schaamde me zo toen ik het antwoord niet wist

Ik vind dit geen goed boek

Ik vind het leuk met mensen om te gaan

Ik vindt dat een leuk meisje

Ik vindt dat geen aardige jongen

Ik voel me al weer een stuk beter

Ik voel me niet helemaal lekker vandaag

Ik voel me vandaag niet zo lekker

Ik was vaak te laat op mijn werk

Ik weet het niet

Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

Ik wil graag twee dozen aardbeien

Ik woon samen met mijn vriend

Ik zal blij zijn als het eindelijk weekend is

Ik zou niet meer alleen naar huis gaan als ik u was

Is er vanavond nog wat op de televisie

Is het goed als ik wat later kom

Je mag hier maar 80 rijden

Je ontmoet gewoonlijk allerlei soorten mensen

Je zou eens beter op je woorden moeten letten

Jij hebt ook altijd wat

Kan dat niet wat sneller

Kan er iemand een dokter bellen

Kan ik me even voorstellen

Kan ik u straks even terugbellen het komt nu niet uit

Kan ik voor morgen een tafel reserveren

Kan je iets meer over jezelf vertellen

Kan je me die schroevendraaier even aangeven

Kijk nou toch eens uit wat je doet

Kun je me dat nog eens uitleggen

Kunnen we er niet over praten

Kunt u dat nog eens herhalen

Kunt u me daar wat meer over vertellen

Kunt u mij vertellen hoe laat het is

Kunt u op een andere dag niet terugkomen

Kunt u wat langzamer praten

Later als je groot bent mag jij ook

Mag het iets meer zijn

Mag ik me even voorstellen

Mag ik u enkele vragen stellen

Mag ik van u de rekening

Mag ik van u een bos tulpen

Mijn broer doet gewoonlijk de afwas

Mijn fiets heeft een lekke band

Moet je horen wat er in de krant staat

Morgen is er weer een dag

Morgen neem ik een vrije dag

Naar wie waren zij aan het luisteren

Nee hegrave daar gaan we weer

Neem je dan gelijk wat melk mee

Neem jij de telefoon even aan

Over een half uur komt er weer een vliegtuig

Pas op dat je niet valt

Pas op Voorzichtig

Schiet op zo kom je nog te laat op je werk

Sinasappels zijn erg lekker

Spruitjes vindt ik niet lekker

Tot morgen half 10

Tot ziens

Twee is teveel

U gaat bij de volgende stoplichten linksaf

U heeft te hard gereden

U moet hier wachten

Uit welk land komt u

Vandaag is het een mooie dag

Vind je het goed als ik even je fiets leen

Vind jij die jongens ook niet lastig

Volgende keer beter

Volgende keer nemen we een paraplu mee

Volgende week gaan we met vakantie

Volgens mij moeten we die kant op

Waar denk je aan

Waar heb je het in hemelsnaam over

Waar zijn we gebleven

Waarom doet u dat nou

Wanneer ben je jarig

Waren er veel mensen op de vergadering

Wat is je voornaam

Wat is uw adres

Wat krijgt u ook alweer van me

Wat voor mensen doen zulke dingen

we gaan daar de volgende les mee verder

We hadden gisteren niet zoveel moeten drinken

We hebben de trein gemist

We hebben om 8 uur afgesproken

We krijgen maar weinig klachten

We moeten het wat rustiger aan gaan doen

We zien geen oplossing voor uw probleem

weet niet hoe dat kon gebeuren

Weet u waar het stadhuis is

Welke kant gaan we op vanaf hier

Welke taart zou je willen hebben

We zien geen oplossing voor uw probleem

Wie is er aan de beurt

Zal ik even met u meelopen

Ze had een erg litteken op haar gezicht

Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen

Zet de radio eens wat zachter

Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen

Zij kunnen heel goed zwemmen

Zij zullen hard moeten werken

Zijn er echt geen andere mogelijkheden

Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen

Zou je dat wel willen

Zou jij dat even voor me willen doen

Zou u een beetje langzamer kunnen spreken

Zou u hier even willen wachten

Zou u me even willen helpen

Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan

Zwemmen in de Noordzee is lekker fris

PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca

KORTE VRAGEN B

1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien

10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een

51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja

100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen

102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja

153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags

204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur

255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee

306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond

PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas

TEGENSTELLINGEN D

Aan prendido Uit apagado

Aandoen encender Uitdoen apagar

Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse

Aankomen To arrive Vertrekken To leave

Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable

Aannemen recibir Afgeven dar

Aanwezig presente Afwezig ausente

Aarde tierra Water agua

Aardig agradable Onaardig desagradable

Achterin atras Voorin adelante

Actief activo Passief pasivo

Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente

Alles todos Niets ninguno

Andere otro Dezelfde el mismo

Beetje poquito Veel mucho

Begin comienzo Einde fin

Bekend conocido Onbekend desconocido

Belangrijk importante Onbelangrijk No importante

Beleefd cortes Onbeleefd descortes

Bepaald seguro Onbepaald indeciso

Betalend No gratis Gratis gratis

Beter mejor Slechter peor

Bewust conciente Onbewust inconciente

Bezig Ocupado Klaar desocupado

Bol convexo Hol aguecado

Bijzonder particular Gewoon ordinario

Binnen adentro Buiten afuera

Binnenland interior Buitenland extranjero

Blind ciego Ziend vidente

Bloot desnudo Aangekleed vestido

Boos bravo Blij felizglad

Boven arriba Beneden abajo

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 3: Material de estudio examen inburgering abroad

Hij gaat ieder weekend vissen

Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Hij gaat ieder weekend vissen

Hij had beter moeten weten (He should have known better)

Hij heeft mijn fiets geleend (borrowed)

Hij heeft weinig vrienden op school

Hij is een beetje dom geweest

Hij moet hard werken om nog op tijd klaar te kunnen zijn(to be ready on time)

Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Hoe kon dat zo gebeuren

Hoe laat is het

Hoe laat vertrekt de trein naar Amsterdam

Hoe zag hij eruit (how did he look)

Hoe zat dat ook alweer

Ik begrijp het niet

Ik ben blij dat het erop(finish) zit

Ik ben iemand die snel kan beslissen (to decide)

Ik ben mijn portemonnee verloren

Ik ben vanavond laat thuis ik moet overwerken

Ik denk dat het bijna twaalf uur is

Ik denk niet dat we nog op tijd komen

Ik ga even bloemen kopen

Ik ga naar Nederland

Ik ga nog even mijn tanden poetsen (cepillarse los dientes)

Ik ga straks (later) naar school

Ik had hem dat advies nooit moeten geven (no debi haber dado ese aviso)

Ik had niet zo laat naar bed moeten gaan

Ik heb daar helemaal geen zin in(i really dont want to do it)

Ik heb de auto daarachter geparkeerd

Ik heb een nieuwe fiets en een oude

Ik heb geen kleingeld bij me

Ik heb gehoord dat het volgende week mooi weer wordt

Ik heb haar eergisteren nog gezien

Ik heb niets bijzonders (special) bij me

Ik heb nu echt geen tijd voor je

Ik heb om kwart over elf een afspraak met meneer Jansen

Ik heb straks een afspraak

Ik heb twee koffers (maletas)

Ik heb vannacht (last night) slecht geslapen

Ik hoop niet dat het straks gaat regenen (Espero q no llueva)

Ik hoop niet dat het zo blijft (stays)

Ik lust (like) wel een wijntje

Ik moet een nieuwe bril (clases)

Ik moet nog even boodschappen doen

Ik moet plassen

Ik moet vandaag nog veel doen

Ik schaamde me zo toen ik het antwoord niet wist

Ik vind dit geen goed boek

Ik vind het leuk met mensen om te gaan

Ik vindt dat een leuk meisje

Ik vindt dat geen aardige jongen

Ik voel me al weer een stuk beter

Ik voel me niet helemaal lekker vandaag

Ik voel me vandaag niet zo lekker

Ik was vaak te laat op mijn werk

Ik weet het niet

Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

Ik wil graag twee dozen aardbeien

Ik woon samen met mijn vriend

Ik zal blij zijn als het eindelijk weekend is

Ik zou niet meer alleen naar huis gaan als ik u was

Is er vanavond nog wat op de televisie

Is het goed als ik wat later kom

Je mag hier maar 80 rijden

Je ontmoet gewoonlijk allerlei soorten mensen

Je zou eens beter op je woorden moeten letten

Jij hebt ook altijd wat

Kan dat niet wat sneller

Kan er iemand een dokter bellen

Kan ik me even voorstellen

Kan ik u straks even terugbellen het komt nu niet uit

Kan ik voor morgen een tafel reserveren

Kan je iets meer over jezelf vertellen

Kan je me die schroevendraaier even aangeven

Kijk nou toch eens uit wat je doet

Kun je me dat nog eens uitleggen

Kunnen we er niet over praten

Kunt u dat nog eens herhalen

Kunt u me daar wat meer over vertellen

Kunt u mij vertellen hoe laat het is

Kunt u op een andere dag niet terugkomen

Kunt u wat langzamer praten

Later als je groot bent mag jij ook

Mag het iets meer zijn

Mag ik me even voorstellen

Mag ik u enkele vragen stellen

Mag ik van u de rekening

Mag ik van u een bos tulpen

Mijn broer doet gewoonlijk de afwas

Mijn fiets heeft een lekke band

Moet je horen wat er in de krant staat

Morgen is er weer een dag

Morgen neem ik een vrije dag

Naar wie waren zij aan het luisteren

Nee hegrave daar gaan we weer

Neem je dan gelijk wat melk mee

Neem jij de telefoon even aan

Over een half uur komt er weer een vliegtuig

Pas op dat je niet valt

Pas op Voorzichtig

Schiet op zo kom je nog te laat op je werk

Sinasappels zijn erg lekker

Spruitjes vindt ik niet lekker

Tot morgen half 10

Tot ziens

Twee is teveel

U gaat bij de volgende stoplichten linksaf

U heeft te hard gereden

U moet hier wachten

Uit welk land komt u

Vandaag is het een mooie dag

Vind je het goed als ik even je fiets leen

Vind jij die jongens ook niet lastig

Volgende keer beter

Volgende keer nemen we een paraplu mee

Volgende week gaan we met vakantie

Volgens mij moeten we die kant op

Waar denk je aan

Waar heb je het in hemelsnaam over

Waar zijn we gebleven

Waarom doet u dat nou

Wanneer ben je jarig

Waren er veel mensen op de vergadering

Wat is je voornaam

Wat is uw adres

Wat krijgt u ook alweer van me

Wat voor mensen doen zulke dingen

we gaan daar de volgende les mee verder

We hadden gisteren niet zoveel moeten drinken

We hebben de trein gemist

We hebben om 8 uur afgesproken

We krijgen maar weinig klachten

We moeten het wat rustiger aan gaan doen

We zien geen oplossing voor uw probleem

weet niet hoe dat kon gebeuren

Weet u waar het stadhuis is

Welke kant gaan we op vanaf hier

Welke taart zou je willen hebben

We zien geen oplossing voor uw probleem

Wie is er aan de beurt

Zal ik even met u meelopen

Ze had een erg litteken op haar gezicht

Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen

Zet de radio eens wat zachter

Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen

Zij kunnen heel goed zwemmen

Zij zullen hard moeten werken

Zijn er echt geen andere mogelijkheden

Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen

Zou je dat wel willen

Zou jij dat even voor me willen doen

Zou u een beetje langzamer kunnen spreken

Zou u hier even willen wachten

Zou u me even willen helpen

Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan

Zwemmen in de Noordzee is lekker fris

PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca

KORTE VRAGEN B

1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien

10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een

51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja

100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen

102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja

153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags

204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur

255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee

306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond

PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas

TEGENSTELLINGEN D

Aan prendido Uit apagado

Aandoen encender Uitdoen apagar

Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse

Aankomen To arrive Vertrekken To leave

Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable

Aannemen recibir Afgeven dar

Aanwezig presente Afwezig ausente

Aarde tierra Water agua

Aardig agradable Onaardig desagradable

Achterin atras Voorin adelante

Actief activo Passief pasivo

Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente

Alles todos Niets ninguno

Andere otro Dezelfde el mismo

Beetje poquito Veel mucho

Begin comienzo Einde fin

Bekend conocido Onbekend desconocido

Belangrijk importante Onbelangrijk No importante

Beleefd cortes Onbeleefd descortes

Bepaald seguro Onbepaald indeciso

Betalend No gratis Gratis gratis

Beter mejor Slechter peor

Bewust conciente Onbewust inconciente

Bezig Ocupado Klaar desocupado

Bol convexo Hol aguecado

Bijzonder particular Gewoon ordinario

Binnen adentro Buiten afuera

Binnenland interior Buitenland extranjero

Blind ciego Ziend vidente

Bloot desnudo Aangekleed vestido

Boos bravo Blij felizglad

Boven arriba Beneden abajo

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 4: Material de estudio examen inburgering abroad

Ik heb daar helemaal geen zin in(i really dont want to do it)

Ik heb de auto daarachter geparkeerd

Ik heb een nieuwe fiets en een oude

Ik heb geen kleingeld bij me

Ik heb gehoord dat het volgende week mooi weer wordt

Ik heb haar eergisteren nog gezien

Ik heb niets bijzonders (special) bij me

Ik heb nu echt geen tijd voor je

Ik heb om kwart over elf een afspraak met meneer Jansen

Ik heb straks een afspraak

Ik heb twee koffers (maletas)

Ik heb vannacht (last night) slecht geslapen

Ik hoop niet dat het straks gaat regenen (Espero q no llueva)

Ik hoop niet dat het zo blijft (stays)

Ik lust (like) wel een wijntje

Ik moet een nieuwe bril (clases)

Ik moet nog even boodschappen doen

Ik moet plassen

Ik moet vandaag nog veel doen

Ik schaamde me zo toen ik het antwoord niet wist

Ik vind dit geen goed boek

Ik vind het leuk met mensen om te gaan

Ik vindt dat een leuk meisje

Ik vindt dat geen aardige jongen

Ik voel me al weer een stuk beter

Ik voel me niet helemaal lekker vandaag

Ik voel me vandaag niet zo lekker

Ik was vaak te laat op mijn werk

Ik weet het niet

Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

Ik wil graag twee dozen aardbeien

Ik woon samen met mijn vriend

Ik zal blij zijn als het eindelijk weekend is

Ik zou niet meer alleen naar huis gaan als ik u was

Is er vanavond nog wat op de televisie

Is het goed als ik wat later kom

Je mag hier maar 80 rijden

Je ontmoet gewoonlijk allerlei soorten mensen

Je zou eens beter op je woorden moeten letten

Jij hebt ook altijd wat

Kan dat niet wat sneller

Kan er iemand een dokter bellen

Kan ik me even voorstellen

Kan ik u straks even terugbellen het komt nu niet uit

Kan ik voor morgen een tafel reserveren

Kan je iets meer over jezelf vertellen

Kan je me die schroevendraaier even aangeven

Kijk nou toch eens uit wat je doet

Kun je me dat nog eens uitleggen

Kunnen we er niet over praten

Kunt u dat nog eens herhalen

Kunt u me daar wat meer over vertellen

Kunt u mij vertellen hoe laat het is

Kunt u op een andere dag niet terugkomen

Kunt u wat langzamer praten

Later als je groot bent mag jij ook

Mag het iets meer zijn

Mag ik me even voorstellen

Mag ik u enkele vragen stellen

Mag ik van u de rekening

Mag ik van u een bos tulpen

Mijn broer doet gewoonlijk de afwas

Mijn fiets heeft een lekke band

Moet je horen wat er in de krant staat

Morgen is er weer een dag

Morgen neem ik een vrije dag

Naar wie waren zij aan het luisteren

Nee hegrave daar gaan we weer

Neem je dan gelijk wat melk mee

Neem jij de telefoon even aan

Over een half uur komt er weer een vliegtuig

Pas op dat je niet valt

Pas op Voorzichtig

Schiet op zo kom je nog te laat op je werk

Sinasappels zijn erg lekker

Spruitjes vindt ik niet lekker

Tot morgen half 10

Tot ziens

Twee is teveel

U gaat bij de volgende stoplichten linksaf

U heeft te hard gereden

U moet hier wachten

Uit welk land komt u

Vandaag is het een mooie dag

Vind je het goed als ik even je fiets leen

Vind jij die jongens ook niet lastig

Volgende keer beter

Volgende keer nemen we een paraplu mee

Volgende week gaan we met vakantie

Volgens mij moeten we die kant op

Waar denk je aan

Waar heb je het in hemelsnaam over

Waar zijn we gebleven

Waarom doet u dat nou

Wanneer ben je jarig

Waren er veel mensen op de vergadering

Wat is je voornaam

Wat is uw adres

Wat krijgt u ook alweer van me

Wat voor mensen doen zulke dingen

we gaan daar de volgende les mee verder

We hadden gisteren niet zoveel moeten drinken

We hebben de trein gemist

We hebben om 8 uur afgesproken

We krijgen maar weinig klachten

We moeten het wat rustiger aan gaan doen

We zien geen oplossing voor uw probleem

weet niet hoe dat kon gebeuren

Weet u waar het stadhuis is

Welke kant gaan we op vanaf hier

Welke taart zou je willen hebben

We zien geen oplossing voor uw probleem

Wie is er aan de beurt

Zal ik even met u meelopen

Ze had een erg litteken op haar gezicht

Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen

Zet de radio eens wat zachter

Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen

Zij kunnen heel goed zwemmen

Zij zullen hard moeten werken

Zijn er echt geen andere mogelijkheden

Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen

Zou je dat wel willen

Zou jij dat even voor me willen doen

Zou u een beetje langzamer kunnen spreken

Zou u hier even willen wachten

Zou u me even willen helpen

Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan

Zwemmen in de Noordzee is lekker fris

PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca

KORTE VRAGEN B

1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien

10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een

51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja

100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen

102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja

153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags

204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur

255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee

306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond

PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas

TEGENSTELLINGEN D

Aan prendido Uit apagado

Aandoen encender Uitdoen apagar

Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse

Aankomen To arrive Vertrekken To leave

Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable

Aannemen recibir Afgeven dar

Aanwezig presente Afwezig ausente

Aarde tierra Water agua

Aardig agradable Onaardig desagradable

Achterin atras Voorin adelante

Actief activo Passief pasivo

Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente

Alles todos Niets ninguno

Andere otro Dezelfde el mismo

Beetje poquito Veel mucho

Begin comienzo Einde fin

Bekend conocido Onbekend desconocido

Belangrijk importante Onbelangrijk No importante

Beleefd cortes Onbeleefd descortes

Bepaald seguro Onbepaald indeciso

Betalend No gratis Gratis gratis

Beter mejor Slechter peor

Bewust conciente Onbewust inconciente

Bezig Ocupado Klaar desocupado

Bol convexo Hol aguecado

Bijzonder particular Gewoon ordinario

Binnen adentro Buiten afuera

Binnenland interior Buitenland extranjero

Blind ciego Ziend vidente

Bloot desnudo Aangekleed vestido

Boos bravo Blij felizglad

Boven arriba Beneden abajo

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 5: Material de estudio examen inburgering abroad

Ik was vaak te laat op mijn werk

Ik weet het niet

Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

Ik wil graag twee dozen aardbeien

Ik woon samen met mijn vriend

Ik zal blij zijn als het eindelijk weekend is

Ik zou niet meer alleen naar huis gaan als ik u was

Is er vanavond nog wat op de televisie

Is het goed als ik wat later kom

Je mag hier maar 80 rijden

Je ontmoet gewoonlijk allerlei soorten mensen

Je zou eens beter op je woorden moeten letten

Jij hebt ook altijd wat

Kan dat niet wat sneller

Kan er iemand een dokter bellen

Kan ik me even voorstellen

Kan ik u straks even terugbellen het komt nu niet uit

Kan ik voor morgen een tafel reserveren

Kan je iets meer over jezelf vertellen

Kan je me die schroevendraaier even aangeven

Kijk nou toch eens uit wat je doet

Kun je me dat nog eens uitleggen

Kunnen we er niet over praten

Kunt u dat nog eens herhalen

Kunt u me daar wat meer over vertellen

Kunt u mij vertellen hoe laat het is

Kunt u op een andere dag niet terugkomen

Kunt u wat langzamer praten

Later als je groot bent mag jij ook

Mag het iets meer zijn

Mag ik me even voorstellen

Mag ik u enkele vragen stellen

Mag ik van u de rekening

Mag ik van u een bos tulpen

Mijn broer doet gewoonlijk de afwas

Mijn fiets heeft een lekke band

Moet je horen wat er in de krant staat

Morgen is er weer een dag

Morgen neem ik een vrije dag

Naar wie waren zij aan het luisteren

Nee hegrave daar gaan we weer

Neem je dan gelijk wat melk mee

Neem jij de telefoon even aan

Over een half uur komt er weer een vliegtuig

Pas op dat je niet valt

Pas op Voorzichtig

Schiet op zo kom je nog te laat op je werk

Sinasappels zijn erg lekker

Spruitjes vindt ik niet lekker

Tot morgen half 10

Tot ziens

Twee is teveel

U gaat bij de volgende stoplichten linksaf

U heeft te hard gereden

U moet hier wachten

Uit welk land komt u

Vandaag is het een mooie dag

Vind je het goed als ik even je fiets leen

Vind jij die jongens ook niet lastig

Volgende keer beter

Volgende keer nemen we een paraplu mee

Volgende week gaan we met vakantie

Volgens mij moeten we die kant op

Waar denk je aan

Waar heb je het in hemelsnaam over

Waar zijn we gebleven

Waarom doet u dat nou

Wanneer ben je jarig

Waren er veel mensen op de vergadering

Wat is je voornaam

Wat is uw adres

Wat krijgt u ook alweer van me

Wat voor mensen doen zulke dingen

we gaan daar de volgende les mee verder

We hadden gisteren niet zoveel moeten drinken

We hebben de trein gemist

We hebben om 8 uur afgesproken

We krijgen maar weinig klachten

We moeten het wat rustiger aan gaan doen

We zien geen oplossing voor uw probleem

weet niet hoe dat kon gebeuren

Weet u waar het stadhuis is

Welke kant gaan we op vanaf hier

Welke taart zou je willen hebben

We zien geen oplossing voor uw probleem

Wie is er aan de beurt

Zal ik even met u meelopen

Ze had een erg litteken op haar gezicht

Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen

Zet de radio eens wat zachter

Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen

Zij kunnen heel goed zwemmen

Zij zullen hard moeten werken

Zijn er echt geen andere mogelijkheden

Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen

Zou je dat wel willen

Zou jij dat even voor me willen doen

Zou u een beetje langzamer kunnen spreken

Zou u hier even willen wachten

Zou u me even willen helpen

Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan

Zwemmen in de Noordzee is lekker fris

PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca

KORTE VRAGEN B

1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien

10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een

51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja

100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen

102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja

153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags

204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur

255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee

306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond

PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas

TEGENSTELLINGEN D

Aan prendido Uit apagado

Aandoen encender Uitdoen apagar

Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse

Aankomen To arrive Vertrekken To leave

Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable

Aannemen recibir Afgeven dar

Aanwezig presente Afwezig ausente

Aarde tierra Water agua

Aardig agradable Onaardig desagradable

Achterin atras Voorin adelante

Actief activo Passief pasivo

Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente

Alles todos Niets ninguno

Andere otro Dezelfde el mismo

Beetje poquito Veel mucho

Begin comienzo Einde fin

Bekend conocido Onbekend desconocido

Belangrijk importante Onbelangrijk No importante

Beleefd cortes Onbeleefd descortes

Bepaald seguro Onbepaald indeciso

Betalend No gratis Gratis gratis

Beter mejor Slechter peor

Bewust conciente Onbewust inconciente

Bezig Ocupado Klaar desocupado

Bol convexo Hol aguecado

Bijzonder particular Gewoon ordinario

Binnen adentro Buiten afuera

Binnenland interior Buitenland extranjero

Blind ciego Ziend vidente

Bloot desnudo Aangekleed vestido

Boos bravo Blij felizglad

Boven arriba Beneden abajo

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 6: Material de estudio examen inburgering abroad

Kunt u wat langzamer praten

Later als je groot bent mag jij ook

Mag het iets meer zijn

Mag ik me even voorstellen

Mag ik u enkele vragen stellen

Mag ik van u de rekening

Mag ik van u een bos tulpen

Mijn broer doet gewoonlijk de afwas

Mijn fiets heeft een lekke band

Moet je horen wat er in de krant staat

Morgen is er weer een dag

Morgen neem ik een vrije dag

Naar wie waren zij aan het luisteren

Nee hegrave daar gaan we weer

Neem je dan gelijk wat melk mee

Neem jij de telefoon even aan

Over een half uur komt er weer een vliegtuig

Pas op dat je niet valt

Pas op Voorzichtig

Schiet op zo kom je nog te laat op je werk

Sinasappels zijn erg lekker

Spruitjes vindt ik niet lekker

Tot morgen half 10

Tot ziens

Twee is teveel

U gaat bij de volgende stoplichten linksaf

U heeft te hard gereden

U moet hier wachten

Uit welk land komt u

Vandaag is het een mooie dag

Vind je het goed als ik even je fiets leen

Vind jij die jongens ook niet lastig

Volgende keer beter

Volgende keer nemen we een paraplu mee

Volgende week gaan we met vakantie

Volgens mij moeten we die kant op

Waar denk je aan

Waar heb je het in hemelsnaam over

Waar zijn we gebleven

Waarom doet u dat nou

Wanneer ben je jarig

Waren er veel mensen op de vergadering

Wat is je voornaam

Wat is uw adres

Wat krijgt u ook alweer van me

Wat voor mensen doen zulke dingen

we gaan daar de volgende les mee verder

We hadden gisteren niet zoveel moeten drinken

We hebben de trein gemist

We hebben om 8 uur afgesproken

We krijgen maar weinig klachten

We moeten het wat rustiger aan gaan doen

We zien geen oplossing voor uw probleem

weet niet hoe dat kon gebeuren

Weet u waar het stadhuis is

Welke kant gaan we op vanaf hier

Welke taart zou je willen hebben

We zien geen oplossing voor uw probleem

Wie is er aan de beurt

Zal ik even met u meelopen

Ze had een erg litteken op haar gezicht

Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen

Zet de radio eens wat zachter

Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen

Zij kunnen heel goed zwemmen

Zij zullen hard moeten werken

Zijn er echt geen andere mogelijkheden

Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen

Zou je dat wel willen

Zou jij dat even voor me willen doen

Zou u een beetje langzamer kunnen spreken

Zou u hier even willen wachten

Zou u me even willen helpen

Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan

Zwemmen in de Noordzee is lekker fris

PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca

KORTE VRAGEN B

1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien

10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een

51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja

100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen

102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja

153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags

204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur

255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee

306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond

PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas

TEGENSTELLINGEN D

Aan prendido Uit apagado

Aandoen encender Uitdoen apagar

Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse

Aankomen To arrive Vertrekken To leave

Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable

Aannemen recibir Afgeven dar

Aanwezig presente Afwezig ausente

Aarde tierra Water agua

Aardig agradable Onaardig desagradable

Achterin atras Voorin adelante

Actief activo Passief pasivo

Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente

Alles todos Niets ninguno

Andere otro Dezelfde el mismo

Beetje poquito Veel mucho

Begin comienzo Einde fin

Bekend conocido Onbekend desconocido

Belangrijk importante Onbelangrijk No importante

Beleefd cortes Onbeleefd descortes

Bepaald seguro Onbepaald indeciso

Betalend No gratis Gratis gratis

Beter mejor Slechter peor

Bewust conciente Onbewust inconciente

Bezig Ocupado Klaar desocupado

Bol convexo Hol aguecado

Bijzonder particular Gewoon ordinario

Binnen adentro Buiten afuera

Binnenland interior Buitenland extranjero

Blind ciego Ziend vidente

Bloot desnudo Aangekleed vestido

Boos bravo Blij felizglad

Boven arriba Beneden abajo

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 7: Material de estudio examen inburgering abroad

U moet hier wachten

Uit welk land komt u

Vandaag is het een mooie dag

Vind je het goed als ik even je fiets leen

Vind jij die jongens ook niet lastig

Volgende keer beter

Volgende keer nemen we een paraplu mee

Volgende week gaan we met vakantie

Volgens mij moeten we die kant op

Waar denk je aan

Waar heb je het in hemelsnaam over

Waar zijn we gebleven

Waarom doet u dat nou

Wanneer ben je jarig

Waren er veel mensen op de vergadering

Wat is je voornaam

Wat is uw adres

Wat krijgt u ook alweer van me

Wat voor mensen doen zulke dingen

we gaan daar de volgende les mee verder

We hadden gisteren niet zoveel moeten drinken

We hebben de trein gemist

We hebben om 8 uur afgesproken

We krijgen maar weinig klachten

We moeten het wat rustiger aan gaan doen

We zien geen oplossing voor uw probleem

weet niet hoe dat kon gebeuren

Weet u waar het stadhuis is

Welke kant gaan we op vanaf hier

Welke taart zou je willen hebben

We zien geen oplossing voor uw probleem

Wie is er aan de beurt

Zal ik even met u meelopen

Ze had een erg litteken op haar gezicht

Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen

Zet de radio eens wat zachter

Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen

Zij kunnen heel goed zwemmen

Zij zullen hard moeten werken

Zijn er echt geen andere mogelijkheden

Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen

Zou je dat wel willen

Zou jij dat even voor me willen doen

Zou u een beetje langzamer kunnen spreken

Zou u hier even willen wachten

Zou u me even willen helpen

Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan

Zwemmen in de Noordzee is lekker fris

PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca

KORTE VRAGEN B

1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien

10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een

51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja

100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen

102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja

153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags

204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur

255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee

306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond

PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas

TEGENSTELLINGEN D

Aan prendido Uit apagado

Aandoen encender Uitdoen apagar

Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse

Aankomen To arrive Vertrekken To leave

Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable

Aannemen recibir Afgeven dar

Aanwezig presente Afwezig ausente

Aarde tierra Water agua

Aardig agradable Onaardig desagradable

Achterin atras Voorin adelante

Actief activo Passief pasivo

Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente

Alles todos Niets ninguno

Andere otro Dezelfde el mismo

Beetje poquito Veel mucho

Begin comienzo Einde fin

Bekend conocido Onbekend desconocido

Belangrijk importante Onbelangrijk No importante

Beleefd cortes Onbeleefd descortes

Bepaald seguro Onbepaald indeciso

Betalend No gratis Gratis gratis

Beter mejor Slechter peor

Bewust conciente Onbewust inconciente

Bezig Ocupado Klaar desocupado

Bol convexo Hol aguecado

Bijzonder particular Gewoon ordinario

Binnen adentro Buiten afuera

Binnenland interior Buitenland extranjero

Blind ciego Ziend vidente

Bloot desnudo Aangekleed vestido

Boos bravo Blij felizglad

Boven arriba Beneden abajo

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 8: Material de estudio examen inburgering abroad

Weet u waar het stadhuis is

Welke kant gaan we op vanaf hier

Welke taart zou je willen hebben

We zien geen oplossing voor uw probleem

Wie is er aan de beurt

Zal ik even met u meelopen

Ze had een erg litteken op haar gezicht

Ze zouden een paraplu hebben moeten meenemen

Zet de radio eens wat zachter

Zij heeft de hele nacht doorgereden zonder te stoppen

Zij kunnen heel goed zwemmen

Zij zullen hard moeten werken

Zijn er echt geen andere mogelijkheden

Zorg dat je een paraplu mee neemt het gaat vast regenen

Zou je dat wel willen

Zou jij dat even voor me willen doen

Zou u een beetje langzamer kunnen spreken

Zou u hier even willen wachten

Zou u me even willen helpen

Zullen we vanavond naar de bioscoop gaan

Zwemmen in de Noordzee is lekker fris

PARTE B PREGUNTAS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PREGUTA CORTA DE SIEMPRE UNA RESPUESTADe este tipo de preguntas no se cuantas preguntan en el examen Es posible que te pregunten alguna que no este aca

KORTE VRAGEN B

1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien

10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een

51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja

100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen

102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja

153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags

204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur

255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee

306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond

PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas

TEGENSTELLINGEN D

Aan prendido Uit apagado

Aandoen encender Uitdoen apagar

Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse

Aankomen To arrive Vertrekken To leave

Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable

Aannemen recibir Afgeven dar

Aanwezig presente Afwezig ausente

Aarde tierra Water agua

Aardig agradable Onaardig desagradable

Achterin atras Voorin adelante

Actief activo Passief pasivo

Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente

Alles todos Niets ninguno

Andere otro Dezelfde el mismo

Beetje poquito Veel mucho

Begin comienzo Einde fin

Bekend conocido Onbekend desconocido

Belangrijk importante Onbelangrijk No importante

Beleefd cortes Onbeleefd descortes

Bepaald seguro Onbepaald indeciso

Betalend No gratis Gratis gratis

Beter mejor Slechter peor

Bewust conciente Onbewust inconciente

Bezig Ocupado Klaar desocupado

Bol convexo Hol aguecado

Bijzonder particular Gewoon ordinario

Binnen adentro Buiten afuera

Binnenland interior Buitenland extranjero

Blind ciego Ziend vidente

Bloot desnudo Aangekleed vestido

Boos bravo Blij felizglad

Boven arriba Beneden abajo

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 9: Material de estudio examen inburgering abroad

1 Achmed is korter dan Ali wie is er langer Ali2 Als een vliegtuig vliegt is dat dan snel of langzaam Snel3 Als iets duur is moet je dan veel of weinig geld betalen Veel geld4 Als iets eenvoudig is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk5 Als iets gemakkelijk is is het dan makkelijk of moeilijk Makkelijk6 Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk Moeilijk7 Als iets kookt is het dan heet of koud Heet8 Als iets mag is het dan toegestaan of verboden Toegestaan9 Als ik blind ben kan ik dan niet zien of niet horen Niet zien

10 Als ik boos ben ga ik dan lachen Nee11 Als ik verdrietig ben ben ik dan blij Nee12 Als je arm bent heb je dan veel of weinig geld Weining geld13 Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen Veel kinderen14 Als je honderd jaar bent ben je dan jong Nee15 Als je iets koopt wat zeg je dan alsjeblieft of dank je wel Alsjeblieft16 Als ze zon schijnt is het dan mooi weer of slecht weer Mooi weer17 Ben je gezond of ziek als je griep hebt Ziek18 Ben je groot als je klein bent Nee19 Bijna is dat helemaal Nee20 Dan is ouder dan piet wie is het jongst Piet21 Doe je een pet op je hoofd Ja22 Doe je het licht aan of uit als het donker is Aan23 Doe je sokken aan je handen Nee24 Een auto is kapot is dat heel of stuk Heel25 Een half uur hoeveel minuten is dat 30 min26 Een jurk is dat voor een meisje of een jongen Voor een meisje27 eacuteeacuten(1) minuut hoeveel seconden is dat 60 seconden28 eacuteeacuten(1) uur hoeveel kwartier is dat 4 29 eacuteeacuten(1) uurhoeveel minuten is dat 60 minuten30 Eet je in de ochtend een ontbijt Ja31 Fiets je op een rivier of op een pad Op een pad32 Fluisteren is dat zacht Ja33 Gaat een slak snel of langzaam Langzaam34 Geeft een koe of een stier melk Een koe35 Geeft een leraar les Ja36 Heb je heet water nodig om te koken Ja37 Heeft de mens een lichaam Ja38 Heeft de zee zout of zoet water Zout39 Heeft een auto een stuur Ja40 Heeft een huis een huiskamer Ja41 Heeft een man een baard Ja42 Heeft een mens twee(2) of drie(3) benen 2 benen43 Heeft een mens vijf(5) handen of twee(2) handen 2 handen44 Heeft een paard benen of poten Poten45 Heeft een verkeerslicht drie (3) of zes (6) lichten 3 lichten46 Het is nu negen (9) uur over een half uur is het Half 1047 Het is nu twee (2) uur over een kwartier is het Kwart over 248 Het is nu vrijdag eergisteren was het Wonsdag49 Het is nu zes (6) uur over twee (2) uur is het 8 uur50 Het is twaalf (12) uur over twintig (20) minuten is het 10 voor half een

51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja

100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen

102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja

153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags

204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur

255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee

306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond

PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas

TEGENSTELLINGEN D

Aan prendido Uit apagado

Aandoen encender Uitdoen apagar

Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse

Aankomen To arrive Vertrekken To leave

Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable

Aannemen recibir Afgeven dar

Aanwezig presente Afwezig ausente

Aarde tierra Water agua

Aardig agradable Onaardig desagradable

Achterin atras Voorin adelante

Actief activo Passief pasivo

Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente

Alles todos Niets ninguno

Andere otro Dezelfde el mismo

Beetje poquito Veel mucho

Begin comienzo Einde fin

Bekend conocido Onbekend desconocido

Belangrijk importante Onbelangrijk No importante

Beleefd cortes Onbeleefd descortes

Bepaald seguro Onbepaald indeciso

Betalend No gratis Gratis gratis

Beter mejor Slechter peor

Bewust conciente Onbewust inconciente

Bezig Ocupado Klaar desocupado

Bol convexo Hol aguecado

Bijzonder particular Gewoon ordinario

Binnen adentro Buiten afuera

Binnenland interior Buitenland extranjero

Blind ciego Ziend vidente

Bloot desnudo Aangekleed vestido

Boos bravo Blij felizglad

Boven arriba Beneden abajo

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 10: Material de estudio examen inburgering abroad

51 Het is vandaag zaterdag overmorgen is het Mandag52 Hoe heet een weg boven de rivier Brug53 Hoe noem je de dochter van je tante Nicht54 Hoe noem je de man van je zus Zwager55 Hoe noem je de moeder van je vader Oma56 Hoe noem je de vader van je moeder Opa57 Hoe noem je de vrouw van je broer Schoonzuz58 Hoe noem je de zoon van je oom Neef59 Hoe noem je een gebouw waar kinderen les krijgen School60 Hoe noem je iemand die niet kan zien Blind61 Hoe noem je iemand die uit Nederland komt Nederlander62 Hoe smaakt suiker Zoet63 Hoeveel centimeter is een meter 100 honderd64 Hoeveel dagen telt een week 765 Hoeveel hoek heeft een vijfhoek 566 Hoeveel is 10 gedeeld door 2 567 Hoeveel kwartier heeft een uur 468 Hoeveel maanden telt een jaar 1269 Hoeveel neuzen heeft een mens 170 Hoeveel ogen heeft een mens 271 Hoeveel pond gaat er in een kilo 272 Hoeveel seizoenen heeft een jaar 473 Hoeveel uur heeft een dag 2474 Hoeveel vingers heeft een mens 1075 Hoeveel voeten heeft een mens 276 Hoeveel wieken heeft een molen 477 Hoeveel wielen heeft een auto 478 Hoeveel zijden heeft een driehoek 379 Iemand met een laag salaris heeft hij weinig of veel geld Weinig geld80 Iets met korting is dat goedkoop of duur Goedkoop81 In welk seizoen schijnt de zon het meest Zomer82 In welke maand is het kerst December83 Is de basisschool voor volwassenen Nee84 Is de zon rond of vierkant Rond85 Is een appel een groente of een fruit Fruit86 Is een appel gezond Ja87 Is een auto om mee te rijden of om te lopen Rijden88 Is een berg hoog of laag Hoog89 Is een bloemkool groente of fruit Groente90 Is een broek kleding Ja91 Is een dag langer dan een jaar Nee92 Is een dame een man of een vrouw Vrouw93 Is een dijk hoog of laag Hoog94 Is een flat laag of hoog Hoog95 Is een gezicht vierkant Nee96 Is een heer een man of een vrouw Een man97 Is een hengst (caballo) een man of een vrouw Man98 Is een hond paars Nee99 Is een huis een gebouw Ja

100 Is een jongen een man of een vrouw Een man101 Is een jurk voor mannen of voor vrouwen Voor vrouwen

102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja

153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags

204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur

255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee

306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond

PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas

TEGENSTELLINGEN D

Aan prendido Uit apagado

Aandoen encender Uitdoen apagar

Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse

Aankomen To arrive Vertrekken To leave

Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable

Aannemen recibir Afgeven dar

Aanwezig presente Afwezig ausente

Aarde tierra Water agua

Aardig agradable Onaardig desagradable

Achterin atras Voorin adelante

Actief activo Passief pasivo

Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente

Alles todos Niets ninguno

Andere otro Dezelfde el mismo

Beetje poquito Veel mucho

Begin comienzo Einde fin

Bekend conocido Onbekend desconocido

Belangrijk importante Onbelangrijk No importante

Beleefd cortes Onbeleefd descortes

Bepaald seguro Onbepaald indeciso

Betalend No gratis Gratis gratis

Beter mejor Slechter peor

Bewust conciente Onbewust inconciente

Bezig Ocupado Klaar desocupado

Bol convexo Hol aguecado

Bijzonder particular Gewoon ordinario

Binnen adentro Buiten afuera

Binnenland interior Buitenland extranjero

Blind ciego Ziend vidente

Bloot desnudo Aangekleed vestido

Boos bravo Blij felizglad

Boven arriba Beneden abajo

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 11: Material de estudio examen inburgering abroad

102 Is een kerk een gebouw of poort Gebouw103 Is een kind van acht jaar volwassen Nee104 Is een kip een man of een vrouw Vrouw105 Is een koe een mens of een dier En dier106 Is een kopje om te drinken of om te eten Om te drinken107 Is een lammetje (cordero) ouder dan een schaap (oveja) Nee108 Is een merrie (yegua) een man of een vrouw Een vrouw109 Is een opa oud of jong Oud110 Is een pannekoek rond of vierkant Rond111 Is een peer groente of fruit Fruit112 Is een stier een man of een vrouw Een man113 Is een taart zoet of zuur Zoet114 Is een tomaat fruit Nee115 Is een toren laag of hoog Hoog116 Is een trein een vervoersmiddel Ja117 Is een trui kleding Ja118 Is het in de nacht licht of donker Donker119 Is iemand die hoofdpijn heeft ziek Ja120 Is ijs warm of koud Koud121 Is Jan een jongen Ja122 Is jan een voornaam of een achternaam Voornaam123 Is januari een seizoen Nee124 Is je broer een man of een vrouw Een man125 Is je moeder een man of en vrouw Een vrouw126 Is je neefje een jongen of een meisje Een jongen127 Is je nicht een man of een vrouw Een vrouw128 Is leraar een beroep Ja129 Is moeder een beroep Nee130 Is oktober een seizoen of een maand Een maand131 Is oma een mens of een dier Een mens132 Is opa een man of een vrouw Een man133 Is Parijs een stad of een land Een stad134 Is roken gezond of ongezond Ongezond135136 Is snoep gezond Nee137 Is sporten gezond Ja138 Is tekenen (drawing) een hobby of een beroep Een hobby139 Is vijfendertig minder dan veertig Ja140 Is vlees om te drinken Nee141 Is water uit een sloot (zanja) gezond Nee142 Is water vast of vloeibaar Vloeibaar143 Is woensdag een dag of een maand Een dag144 Is zondag een werkdag Nee145 Is zuurkool groente of fruit Groente146 Kan een baby praten Nee147 Kan een eend (duck) in het water zwemmen Ja148 Kan een kip zwemmen Nee149 Kan een paard hinniken of blaffen Hinniken150 Kan een paard vliegen Nee151 Kan een stier melk geven Nee152 Kan een vis zwemmen Ja

153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags

204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur

255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee

306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond

PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas

TEGENSTELLINGEN D

Aan prendido Uit apagado

Aandoen encender Uitdoen apagar

Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse

Aankomen To arrive Vertrekken To leave

Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable

Aannemen recibir Afgeven dar

Aanwezig presente Afwezig ausente

Aarde tierra Water agua

Aardig agradable Onaardig desagradable

Achterin atras Voorin adelante

Actief activo Passief pasivo

Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente

Alles todos Niets ninguno

Andere otro Dezelfde el mismo

Beetje poquito Veel mucho

Begin comienzo Einde fin

Bekend conocido Onbekend desconocido

Belangrijk importante Onbelangrijk No importante

Beleefd cortes Onbeleefd descortes

Bepaald seguro Onbepaald indeciso

Betalend No gratis Gratis gratis

Beter mejor Slechter peor

Bewust conciente Onbewust inconciente

Bezig Ocupado Klaar desocupado

Bol convexo Hol aguecado

Bijzonder particular Gewoon ordinario

Binnen adentro Buiten afuera

Binnenland interior Buitenland extranjero

Blind ciego Ziend vidente

Bloot desnudo Aangekleed vestido

Boos bravo Blij felizglad

Boven arriba Beneden abajo

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 12: Material de estudio examen inburgering abroad

153 Kan een vliegtuig vliegen Ja154 Kan iemand die blind is zien Nee155 Kan ik met een bril kijken Ja156 Kan je met een boot varen of vliegen Varen157 Kapot is dat heel of stuk Stuk158 Kim is achttien jaar en Peter is tweeeumlndertig wie is er ouder Peter159 Kim is langer dan Peter is Kim het langst Ja160 Komt er uit de kraan alleen warm water Nee161 Kruipen is dat snel of langzaam Langzaam162 Kun je in een supermarkt kleren kopen Nee163 Kun je kleren eten Nee164 Kun je koek eten of drinken Eten165 Kun je melk eten of drinken Drinken166 Kun je met een auto rijden of koken Rijden167 Kun je met een lepel eten Ja168 Kun je met een mond zien of praten Praten169 Kun je met een vliegtuig vliegen Ja170 Kun je met geld betalen Ja171 Kun je op een stoel zitten Ja172 Kun je rijst eten of drinken Eten173 Kun je schaatsen als het koud is of warm Koud174 Kunje de rijsk eten of drinken Eten175 Kunnen vogels vliegen of rijden Vliegen176 Legt een haan (gallo) een ei Nee177 Mijn ouders hebben elf kinderen hebben wij een klein gezin Nee178 Mijn vader is langer dan mijn moeder wie is het langst Mijn vader179 Noem een werkdag Mandag180 Piet is dunner dan Jan wie is het dikst Jan181 Regen is dat nat of droog Nat182 Renate is vijftien en Anne is dertien wie is er jonger Anne183 Rennen is dat snel of langzaam Snel184 Sandra is zwaarder dan Kim wie is het lichtst Kim185 Schijnt de zon overdag Ja186 Schreeuwen is dat hard of zacht Hard187 Slapen doe je in een Bed188 Sneeuwt het in de winter of in de lente Winter189 Staat een oven in de keuken Ja190 Trek ik een jas aan als ik naar buiten of naar binnen ga Naar buiten191 Twee dagen hoeveel uur is dat 48192 Van welk dier komt wol Schaap193 Waar ga ik naartoe als ik ziek ben Naar de huisarts194 Waar ga je naar toe als je ziek bent Naar de huisarts195 Waar gebruik je een gordel voor in de auto of in het huis In de auto196 Waar gebruik je gordijnen voor voor de ramen of de bank Voor de ramen197 Waar koop je kleren In de winkel198 Waar rijdt een trein op een spoor of op de weg Op een sport199 Waar snij (cut) je brood mee (Waar meewith what) Mes200 Waar woont de koningin In een palais201 Waar woont u In caicedonia202 Waarvan wordt brood gebakken From what you bake the bred Meel203 Wanneer is de lunch rsquoS Middags

204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur

255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee

306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond

PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas

TEGENSTELLINGEN D

Aan prendido Uit apagado

Aandoen encender Uitdoen apagar

Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse

Aankomen To arrive Vertrekken To leave

Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable

Aannemen recibir Afgeven dar

Aanwezig presente Afwezig ausente

Aarde tierra Water agua

Aardig agradable Onaardig desagradable

Achterin atras Voorin adelante

Actief activo Passief pasivo

Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente

Alles todos Niets ninguno

Andere otro Dezelfde el mismo

Beetje poquito Veel mucho

Begin comienzo Einde fin

Bekend conocido Onbekend desconocido

Belangrijk importante Onbelangrijk No importante

Beleefd cortes Onbeleefd descortes

Bepaald seguro Onbepaald indeciso

Betalend No gratis Gratis gratis

Beter mejor Slechter peor

Bewust conciente Onbewust inconciente

Bezig Ocupado Klaar desocupado

Bol convexo Hol aguecado

Bijzonder particular Gewoon ordinario

Binnen adentro Buiten afuera

Binnenland interior Buitenland extranjero

Blind ciego Ziend vidente

Bloot desnudo Aangekleed vestido

Boos bravo Blij felizglad

Boven arriba Beneden abajo

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 13: Material de estudio examen inburgering abroad

204 Wanneer mag je de straat oversteken bij rood of groen licht Bij groen licht205 Wanner wordt je meestal wakker rsquos Ochtends of rsquos Avonds lsquoS ochtends206 Wat bak je vlees of water Vlees207 Wat doe je buiten aan als het koud is Een jas208 Wat doe je in bad Platsen209 Wat doe je in de keuken Koken210 Wat doe je in een slaapkamer Slapen211 Wat doe je in je portemonnee Geld212 Wat doe je met een boek Lezen213 Wat doe je met een bril Kijken214 Wat doe je met een glas Drinken215 Wat doe je met een handboek Schrijven lezen216 Wat doe je met een kam (cepillo-peineta) Kammen217 Wat doe je met een lepel Eten218 Wat doe je met een mes (knife) Snijden219 Wat doe je met een nagelschaar (corta untildeas) Nagels knippen220 Wat doe je met een neus Ruiken221 Wat doe je met een oven Bakken222 Wat doe je met een pen Schrijven223 Wat doe je met een schaar (scissors) Knippen224 Wat doe je met een vork (tenedor) Eten225 Wat doe je met een weegschaal (pesa) Wegen226 Wat doe je met je mond Praten227 Wat doe je met speelgoed (toys) Spelen228 Wat doen kinderen in een speeltuin Spelen229 Wat doen kinderen op school Leren230 Wat doet een bakker Brood baken231 Wat doet een geit (chivo) Mas arriba esta oveja diferente Mekkeren232 Wat doet een poes Miauwen233 Wat doet een schilder Schilderen234 Wat gebruik je met een spijker (puntilla) een hamer (martillo) of een pan Een hamer235 Wat heb je nodig om te strijken (cepillar) Een strijkijzer236 Wat is de eerste dag van de week Mandaag237 Wat is de eerste maand van het jaar Januari238 Wat is de kleur van bloed Rood239 Wat is de kleur van gras Groen240 Wat is de kleur van houtskool (carbon de lentildea) Zwart241 Wat is de laatste dag van de week Zondag242 Wat is duurder een trui van vijftien euro of dertig euro Dertig euro243 Wat is eerder acht uur of half negen Acht uur244 Wat is gezonder een sinaasappel of chocolade Sinaasappel245 Wat is gezonder melk of limonade Melk246 Wat is gezonder soep of fruit Fruit247 Wat is groter een kip of een schaap Een schaap248 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn249 Wat is groter een boom of een plant Een boom250 Wat is groter een koe of een kip Een koe251 Wat is groter een muis of een konijn Een konijn252 Wat is kleiner een auto of een vliegtuig Een auto253 Wat is korter een kwartier of vijf minuten Vijf minuten254 Wat is langer een uur of een kwartier Een uur

255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee

306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond

PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas

TEGENSTELLINGEN D

Aan prendido Uit apagado

Aandoen encender Uitdoen apagar

Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse

Aankomen To arrive Vertrekken To leave

Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable

Aannemen recibir Afgeven dar

Aanwezig presente Afwezig ausente

Aarde tierra Water agua

Aardig agradable Onaardig desagradable

Achterin atras Voorin adelante

Actief activo Passief pasivo

Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente

Alles todos Niets ninguno

Andere otro Dezelfde el mismo

Beetje poquito Veel mucho

Begin comienzo Einde fin

Bekend conocido Onbekend desconocido

Belangrijk importante Onbelangrijk No importante

Beleefd cortes Onbeleefd descortes

Bepaald seguro Onbepaald indeciso

Betalend No gratis Gratis gratis

Beter mejor Slechter peor

Bewust conciente Onbewust inconciente

Bezig Ocupado Klaar desocupado

Bol convexo Hol aguecado

Bijzonder particular Gewoon ordinario

Binnen adentro Buiten afuera

Binnenland interior Buitenland extranjero

Blind ciego Ziend vidente

Bloot desnudo Aangekleed vestido

Boos bravo Blij felizglad

Boven arriba Beneden abajo

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 14: Material de estudio examen inburgering abroad

255 Wat is later half acht of acht uur Acht uur256 Wat is later twaalf uur of half elf Twaalf uur257 Wat is levend een poes of een auto Een poes258 Wat is lichter een koe of een kip Een kip259 Wat is meer vijf euro of twee euro Vijf euro260 Wat is meer zeven euro of negen euro Negen euro261 Wat is minder vierentwintig euro of elf euro Elf euro262 Wat is warmer de zomer of de winter De zomer263 Wat is zoet suiker of zout Suiker264 Wat is zwaarder een kilo of een ons (100 gram) Een kilo265 Wat is zwarder een pond gehakt (meet) of 500 gram Even zwaar266 Wat komt eerder dinsdag of donderdag Dinsdag267 Wat komt er na de lente Zomer268 Wat komt er na de zomer Herfst269 Wat komt er na nacht lsquos ochtens270 Wat komt er uit de kraan Water271 Wat kun je met een fluit Fluiten272 Wat kun je met een telefoon Bellen273 Wat kun je met een videocamera Filmen274 Wat maakt een fietsenmaker Fietsen275 Wat maakt je meet een fototoestel Een Foto276 Wat noemen we het weekend Zaterdag-zondag277 Wat verkoopt een groenteman Groenten278 Wat wordt er op vijf december gevierd Sinterklass279 Wat zet je in een vaas Bloemen280 Wat zwemt in water een vis of een kip Een vis281 Welk dier legt eieren Een kip282 Welk getal komt na negentien Twintig283 Welk getal komt na vijfenzestig Zesenzestig284 Welk getal komt voor vijftien Veertien285 Welk seizoen is het koudst Winter286 Welk seizoen is het warmst Zomer287 Welk seizoen is kouder de herfst of de lente Herfst288 Welk seizoen komt na de lente Zomer289 Welke dag komt voor donderdag Wonsdag290 Welke dag komt voor zondag Zaterdag291 Welke kleur heeft de lucht Blauw292 Welke kleur heeft een aardbei Rood293 Welke kleur heeft een banaan Gel294 Welke kleur heeft een tomaat Rood295 Welke kleur heeft gras Groen296 Welke maand komt er voor april Maart297 Welke maand komt na januari Februari298 Welke maand komt voor december November299 Welke maand komt voor mei April300 Wie woont er op een boerderij Boer301 Wie zorgt voor de molen Molenar302 Word je van patat dik Ja303 Wordt iets goedkoper met korting Ja304 Zien alle mensen er hetzelfde uit Nee305 Zijn dieren hetzelfde als mensen Nee

306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond

PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas

TEGENSTELLINGEN D

Aan prendido Uit apagado

Aandoen encender Uitdoen apagar

Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse

Aankomen To arrive Vertrekken To leave

Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable

Aannemen recibir Afgeven dar

Aanwezig presente Afwezig ausente

Aarde tierra Water agua

Aardig agradable Onaardig desagradable

Achterin atras Voorin adelante

Actief activo Passief pasivo

Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente

Alles todos Niets ninguno

Andere otro Dezelfde el mismo

Beetje poquito Veel mucho

Begin comienzo Einde fin

Bekend conocido Onbekend desconocido

Belangrijk importante Onbelangrijk No importante

Beleefd cortes Onbeleefd descortes

Bepaald seguro Onbepaald indeciso

Betalend No gratis Gratis gratis

Beter mejor Slechter peor

Bewust conciente Onbewust inconciente

Bezig Ocupado Klaar desocupado

Bol convexo Hol aguecado

Bijzonder particular Gewoon ordinario

Binnen adentro Buiten afuera

Binnenland interior Buitenland extranjero

Blind ciego Ziend vidente

Bloot desnudo Aangekleed vestido

Boos bravo Blij felizglad

Boven arriba Beneden abajo

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 15: Material de estudio examen inburgering abroad

306 Zijn groente en fruit goed voor de gezondheid Ja307 Zijn oorbellen (earrings) sieraden (jewelry) Ja308 Zijn schoenen om te lopen of om te drinken Om te lopen309 Zijn wielen rond of vierkant Rond

PARTE D ANTONIMOS USTED ESCUCHA CADA VEZ UNA PALABRA USTED DICE UN ANTONIMODe estos creo que preguntan 10 Es posible que hayan repetidos o que falten mas

TEGENSTELLINGEN D

Aan prendido Uit apagado

Aandoen encender Uitdoen apagar

Aankleden vestirse Uitkleden desvestirse

Aankomen To arrive Vertrekken To leave

Aangenaam agradable Onaagenaam desagradable

Aannemen recibir Afgeven dar

Aanwezig presente Afwezig ausente

Aarde tierra Water agua

Aardig agradable Onaardig desagradable

Achterin atras Voorin adelante

Actief activo Passief pasivo

Afhankelijk dependiente Onafhankelijk independiente

Alles todos Niets ninguno

Andere otro Dezelfde el mismo

Beetje poquito Veel mucho

Begin comienzo Einde fin

Bekend conocido Onbekend desconocido

Belangrijk importante Onbelangrijk No importante

Beleefd cortes Onbeleefd descortes

Bepaald seguro Onbepaald indeciso

Betalend No gratis Gratis gratis

Beter mejor Slechter peor

Bewust conciente Onbewust inconciente

Bezig Ocupado Klaar desocupado

Bol convexo Hol aguecado

Bijzonder particular Gewoon ordinario

Binnen adentro Buiten afuera

Binnenland interior Buitenland extranjero

Blind ciego Ziend vidente

Bloot desnudo Aangekleed vestido

Boos bravo Blij felizglad

Boven arriba Beneden abajo

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 16: Material de estudio examen inburgering abroad

Boven sobre Onder debajo

Branden para encender Blussen para apagar

Breed estrecho Smal ancho

Brengen entregar Halen recibir

Correct correcto Fout incorrecto

Daarna despueacutes Daarvoor antes

Dag dia Nacht noche

Dames damas Heren caballeros

Dapper valiente Laf of bang cobarde

Delen dicidir Vermenigvuldigen multiplicar

Diablo diablo Engel angel

Dichtbij cerca Veraf lejos

Diep profundo Ondiep no profundo

Digitaal digital Analoog analogo

Dik gordo Dun delgado

Dood muerto Levend vivo

Doof sordo Horend puede oir

Dorp aldea Stad ciudad

Dronken emborracharse Nuchter mantenersesobrio

Droom suentildeo Werkelijkheid realidad

Drijven flotar Zinken hundirse

Duur caro Goedkoop barato

Duwen empujar Trekken halar

Dynamisch Dynamic Rustig Quiet

Eb marea baja Vloed marea alta

Echt real Onecht ireal

Een uno Meer mas

Eenvoudig simple Ingewikkeld complicado

Eerder tempranoanterior Later tardesiguiente

Eerlijk honesto Oneerlijk deshonesto

Emotioneel emocional Rationeel racional

Enkel sencillo Dubbel doble

Enkelvoud singular Meervoud plural

Erin to go in Eruit to go out

Erna Delante de Ervoor Detras de

Ertegen en contra Ervoor a favor

Ervoor antes Erna despueacutes

Ervoor enfrente Erachter detras

Eten comer Drinken beber

Eten comer Kotsen vomitar

Even par Oneven impar

Expres a proposito Per ongeluk accidentalmente

Fijn fino Grof tosco

Gebruikt usado Ongebruikt no usado

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 17: Material de estudio examen inburgering abroad

Geduldig paciente Ongeduldig inpaciente

Gekreukeld arrugado Gestreken planchado

Gelijk correcto Ongelijk incorrecto

Geluk suerte Pech mala suerte

Gelukkig feliz Ongelukkig infeliz

Georienteerd orientado Gedesorienteerd desorioentado

Geschikt califica Ongeschikt no califica

Gevaarlijk peligroso Ongevaarlijk seguro

Geven dar Nemen tomar

Gezond saludable Ongezond no saludable

Gierig avaro Gul generoso

Gisteren ayer Morgen mantildeana

Glad suave Stroef no suave

Glanzend pulido Dof aspero

Glimmend color brillante Mat color mate

God dios Duivel diablo

Goed bueno Slecht malo

Goedkeuren aprobar Afkeuren desaprobar

Groeien crecer Krimpen encogerse

Groot grande Klein pequentildeo

Half mediomitad Heel todoentero

Handig manejable Onhandig no amnejable

Hard duro Zacht blando

Heen (jein) ir Weer venir

Heen ida Terug vuelta

Helder claro Troebel Turbio

Hemel cielo Hel infierno

Hier aca Daar Alla

Hierna Despues de Hiervoor Antes de

Hij el Zezij Ella

Homo gay Hetero heterosexual

Honger hambriento Zat Lleno

Honger hambre Dorst Sed

Hoog alto Laag Bajo

Horizontal vertical Horizontal vertical

Houden van aman Haten odian

Iemand alguno Niemand ninguno

Iets algo Niets nada

Inladen cargar Uitladen Descargar

Ijverig trabajador Lui Perezoso

Import importar Export Exportar

In adentro Uit Afuera

Ingang entrada Uitgang Salida

Instappen entrar Uitstappen Salir

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 18: Material de estudio examen inburgering abroad

Interessant interesante Saai Aburrido

Interessant interesante Vervelend Aburrido

Intern interno Extern Externo

Internationaal internacional Nationaal Nacional

Invalide no valido Valide Valido

Ja si Nee No

Jongen nintildeo Meisje Nintildea

Juist justo Fout --- onjuist Injusto

Kaal calvo Behaard Cabelludo

Kapot roto Heel Entero

Kind nintildeo Volwassenen Adulto

Klimmen subir Dalen Bajar

Knap inteligente Dom Tonto

Knap Hermoso Lelijk feo

Knippen cortar Plakken pegar

Komen venir Gaan ir

Kopen comprar Verkopen vender

Koud frio Warm caliente

Krom curvo Recht derecho

Laatste ultimo Eerste primero

Lachen reir Huillen llorar

Laden cargar Lossen descargar

Lang largo Kort corto

Langzaam despacio Snel rapido

Lawaai ruidoso Stilte silencio

Legaal legal Illegaal ilegaal

Lekker agradable Vies Horrible

Lengte longitud Breedte Anchura

Lente primavera Herfst Otontildeo

Leraar profesor Leerling Alumno

Leuk vivo Stom Bobo

Levend Vivir Sterven morir

Lezen Leer Schrijven escribir

Lichamelijk Fisico Geestelijk mental

Licht Claro Donker oscuro

Lief dulcetierno Stout malo

Liefde Amor Haat odio

Links izquierda Rechts derecha

Los suelto Vast amarrado

Luid fuerte ruidoso Stil tranquilo

Lukken Tener exito MisslukkenMager flacopulpa Vet gordo

Makkelijk Facil Moeilijk difiacutecil

Mals tierno Taai Tenaz

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 19: Material de estudio examen inburgering abroad

Mannelijk masculino Vrouwelijk femenino

Meest mayoria Minst minoriacutea

Meester maestro Slaaf esclavo

Met con Zonder Sin

Migrant migrante Immigrant emigrante

Minimaal minimo Maximaal maximo

Misschien quizaacutes Zeker Seguro

Moe cansado Uitgerust Activo

Mogelijk posible Onmogelijk imposible

Mooi bonito Lelijk Feo

Nat mojado Droog Seco

Nauw (naw) estrecho Wijd (veid) Ancho

Neef primo Nicht Prima

Negatief negativo Positief positivo

Nep falso Echt original

Netjes organizado Slordig desorganizado

Niet no Wel Si

Nodig necesario Onnodig innecesario

Nooit nunca Altijd siempre

Noord norte Zuid sur

Normal normal Abnormaal Anormal

Nu ya Straks en un momentico

Nu ya Later + tarde

Nul cero Een Uno

Nuttig favoralble Nutteloos Desfavorable

Ochtend mantildeana Avond Noche

Omhoog up Omlaag Down

Onthouden recordar Vergeten Olvidar

Ooit alguna vez Nooit Nunca

Oom tio Tante Tia

Oorlog guerra Vrede Paz

Oost oeste West Este

Op encima Onder Debajo

Op encima on AfOpa abuelo Oma Abuela

Open abierto Dicht gesloten cerrado

Openbaar publico Prive privado

Optellen more Aftrekken less

Optimist optimista Pessimist pesimista

Origineel original Kopie copia

Oud viejo Jong joven

Oud viejo Nieuw nuevo

Ouders padres Kinderen nintildeos

Ouderwets anticuado Modern moderno

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 20: Material de estudio examen inburgering abroad

Overal toda parte Nergens ninguna parte

Overwinning victoria Nederlaag derrota

Plus mas Min menos

Praktijk practico Theorie teoria

Praten hablar Zwijgen callar

Praten hablar Luisteren escuchar

Precies exacto Ongeveer no exacto

Prinses princesa Prins principe

Pro pro Contra contra

Raak acertar Mis fallar

Recht recto Schuin-krom torcido

Regel regular Onregelmatig irregular

Regen lluvia Zon sol

Rijk rico Arm pobre

Rond redondo Vierkant cuadrado

Rustig silenciosotranquilo Druk ruidosocongestio

Ruw basto Glad Suave

Samen juntos Alleen Solo

Scheiden divorciarse Trouwen casarse

Scherp afilado Bot sin filo

Schoon limpio Vies-Vuil (vaul) Sucio

Schrijven escribir Wissen Borrar

Schuldig culpable Onschuldig inocente

Slagen aprobar Zakken Reprobar

Slapen dormir Wakker despertar

Slim inteligente Dom estupidobruto

Snelweg carretera Voetpad Acera

Sociaal sociable Asociaal antisocial

Somber melancolico Vrolijk Alegre

Soms algunas veces Vaak a menudo

Soms Algunas veces Meestal mayoria de las vec

Succes suerte Mislukking Fallar

Spannend exitante Saai Aburrido

Staan Estar de pie Zitten Estar sentado

Sterk fuerte Zwak Debil

Stijf tieso Slap debil

Stijgen ir arriba Dalen ir abajo

Stoppen parar Doorgaan continuar

Strafbaar contra ley Toegestaan permitido

Tam dosil Wild salvaje

Tegen en contra Voor a favor

Toekomst futuro Verleden pasado

Traag lento Snel raacutepido

Vader papa Moeder mama

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 21: Material de estudio examen inburgering abroad

Vals falso Eerlijk Sincero

Vast enchaza Los no enchaza

Veel mucho Weinig Poco

Veilig seguro Onveilig inseguro

Ver lejos Vlakbijdichtbij Cerca

Verdienen ganar dinero Uitgeven gastar dinero

Vergeten olvidar Herineren acordarse

Verlagen rebajar Verhogen incremento

Verplicht requerido Onverplicht opcional

Vers fresco Bedorven conservados

Verstanding inteligente Onverstanding Burro

Verzekerd seguro Onverzekerd sin seguro

Vlug quick Langzaam Slow

Vol lleno Leeg Vacio

Voor enfrente Achter Delante

Voor antes Na Despues

Voordeel ventaja Nadeel desventaja

Voorjaar primaver Najaar otono

Voorkant enfrente Achterkant detras

Vooruit hacia adelante Achteruit hacia atras

Voorzichtig cuidadoso Onvoorzichtig descuidado

Vorige anterior Volgende siguiente

Vraag pregunta Antwoord respuesta

Vreugde alegria Verdriet tristeza

Vriend amigo Vijand enemigo

Vriendelijk amigable Onvriendelijk no amigable

Vriezen congelar Dooien descongelar

Vrij libre Gevangen encarcelado

Vroeg (er) temprano Laat (er) tarde

Vrolijk alegre Verdrietig aburrido

Vrouw mujer Man hombre

Waarom por que Daarom por eso

Wanorde desorden Orde orden

Water agua Vuur fuego

Werkend empleado Werkloos desempleado

Winnaar ganador Verliezer perdedor

Winst ganar Verlies perder

Wijd ancho Nauw angosto

Wijs Sabio Onwijs necio

Zakken perder un exam Slagen pasar un exame

Zeen mar Aarde tierra

Zeker seguro Onzeker inseguro

Zichtbaar visible Onzichtbaar invisible

Ziek enfermo Gezond saludable

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 22: Material de estudio examen inburgering abroad

Zoet dulce Zout salado

Zoet dulce Bitter amargo

Zoet dulce Zuur acido

Zomer verano Winter invierno

Zon sol Maan luna

Zoon hijo Dochter hija

Zus hermana Broer hermano

Zwaar pesado Licht liviano

Zwak debil Krachtig poderoso

Zwart negro Wit blanco

Zwemmen nadar Verdrinken esquiar

Language Exam - example Basic Civic Integration Examination Abroad ndash written

Dit gesprek kost circa 130 per gesprek plus de kosten bij gebruik van een mobiele telefoon

---- Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal

Deel A - Nazeggen U hoort steeds een zin zeg de zin precies na bijvoorbeeldEen stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 23: Material de estudio examen inburgering abroad

- Dat kan wel kloppen

- Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden

- Dat was een pijnlijke vergissing

- Als ze tenminste op tijd zijn

- Ik weet niet hoe dat kon gebeuren

- Hij gaat ieder weekend vissen

- Hij moet het wat rustiger aan gaan doen

Deel B - Vragen U hoort steeds een korte vraag geef op elke vraag een kort antwoordBijvoorbeeld Een stem zegt Is januari een dag of een maand en u zegt maand Nu is het uw beurt Luister naar de vraag en geef dan antwoord

- Is een auto om in te rijden of om te koken

- Wat kun je doen met een mes

- Is een kerk een gebouw of een poort

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

- Wie woont er op een boerderij

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 24: Material de estudio examen inburgering abroad

Deel C - Nazeggen U hoort weer zinnen zeg elke zin weer precies na Bijvoorbeeld een stem zegt Dat is een mooi verhaal en u zegt Dat is een mooi verhaal Nu is het uw beurt Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort

- Ik moet een nieuwe bril

- Dat kun je op je vingers natellen

- De aardappels zijn op

- Heb je een pen bij je

- Wie is er aan de beurt

- Dat kan iedereen wel zeggen

- We zien geen oplossing voor uw probleem

Deel D - Tegenstellingen U hoort steeds een woord u zegt het tegenovergestelde Bijvoorbeeld u hoort hoog dan zegt u laag Nu is het uw beurt Luister naar het woord en zeg het tegengestelde woord

- arm

- laatste

- gister

- liefde

- vader

- erna

Deel E - verhalen navertellen U hoort korte verhalen U moet het verhaal navertellenU krijgt daarvoor 30 seconden Vertel zoveel mogelijk Denk bijvoorbeeld aan wie deden er mee wat gebeurde er waar was het en hoe liep het af

Vincent wil niet naar school Maar zegt zijn moeder school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen Zn vader zegt Het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school Maar Vincent wil geen geld verdienen en hij heeft niet zoveel vriendjes Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken Hij droomt van verre landen

Op het strand staat een harde wind Henk en Jan zijn aan het voetballen Vlakbij ligt een man op het strand te slapen Jan schiet de bal naar Henk maar door de wind gaat het mis De bal komt op het hoofd van de man terecht De man schrikt wakker en roept heel boos Jongens kijk nou toch eens uit

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 25: Material de estudio examen inburgering abroad

Henk en Jan zeggen Sorry meneer het kwam door de wind Oh zegt de man Dan is het niet erg Mag ik ook meespelen Ik ben nu toch wakker Dank u voor het bellen u kunt nu ophangen

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor

Page 26: Material de estudio examen inburgering abroad

Answers Deel B

- Is een auto om in te rijden of om te koken

o Om in te rijden

- Wat kun je doen met een mes

o Snijden

- Is een kerk een gebouw of een poort

o Een gebouw

- Hoe noem je iemand die niets kan horen

o Doof

- Als je een groot gezin hebt heb je dan veel of weinig kinderen

o Veel kinderen

- Wie woont er op een boerderij

o De boer

- Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen

o De school

- Als iets ingewikkeld is is het dan makkelijk of moeilijk

o Moeilijk

Deel D

- arm 10487741048774rijk

- laatste 10487741048774eerste

- gister 10487741048774morgen

- liefde 10487741048774haat (oorlog)

- vader 10487741048774moeder

- erna 10487741048774ervoor