Marianne Dagevos, Jacqueline Hulst - MARCADA€¦ · Marieke Hart, Thuisafgehaald: Een snaar...

96
1 Het draait niet om ons Maatschappelijke vernieuwers, in verhalen en verbeelding Marianne Dagevos, Jacqueline Hulst

Transcript of Marianne Dagevos, Jacqueline Hulst - MARCADA€¦ · Marieke Hart, Thuisafgehaald: Een snaar...

1

Het draait niet om onsMaatschappelijke vernieuwers, in verhalen en verbeelding

Marianne Dagevos, Jacqueline Hulst

Het draait niet om onsMaatschappelijke vernieuwers, in verhalen en verbeelding

Marianne Dagevos, Jacqueline Hulst

Wagenberg, voorjaar 2014

2

Inhoudsopgave

Inleiding 4 Verhalen en verbeelding 5

Analyse 8

Drie thema’s 11

Voedsel 16 Marieke Hart, Thuisafgehaald: Een snaar geraakt met delen 18

Bob Richters, Hotspot Hutspot: Van elke dag een feestje maken 24

Huibert de Leede, Uit je Eigen Stad: Van lelijk terrein een gave plek maken 30

Analyse voedsel 35

3

Geld 40 Edgar Kampers, Qoin: Bankieren van onderop 42

Jaap Vink, STRO: Creatief met geld 48

Dette Glashouwer, theatermaker: Met geld kies je een wereld 54

Analyse geld 59

Zorg 62 Fiet van Beek, Eigen Kracht Centrale: De kracht van de eigen kring 64

Jo van der Heijden, Zorgcoöperatie Hoogeloon: Het proces enthousiasmeert 70

Aysel Disbudak, Unal Zorg: Anders denken, anders kijken 76

Analyse zorg 81

Conclusie 86Colofon 92

4

Inleiding

5

“Een vernieuwer, nee, dat ben ik niet zozeer. We doen gewoon waaraan behoefte is”. Het interview met Jo van der Heijden, vice-voorzitter van zorgcoöperatie Hoogeloon, is nog geen vijf minuten oud en dan doet hij deze uitspraak. Ik schrik, Jo is de eerste persoon die meewerkt aan een interview voor deze bundel over maatschappelijke vernieuwers, en nu zegt hij dit. Met-een zitten we midden in de discussie: wat is maatschappelijke vernieuwing en wie is een maatschappelijke vernieuwer? Is dat iemand die zichzelf zo noemt of wordt hij zo genoemd door anderen? Het is meteen duidelijk dat het label ‘maatschappelijke vernieuwer’ toegekend wordt op basis van een bepaalde evaluatie en waardering. En dat het duidelijk moet worden hoe die waardering tot stand is gekomen. Die toelichting staat hieronder.

In deze bundel stel ik dat de verhalen en de verbeelding van maatschappelijke vernieuwers hen tot vernieuwers maken. De manier waarop ze hun verhalen en beelden componeren en presenteren, brengt een dynamiek teweeg die kan worden aangeduid als vernieuwend. In uitgebreide gesprekken heb ik maatschappelijke vernieu-wers gevraagd om te vertellen over hun initiatief, hun orga-nisatie of onderneming. Ik heb hen gevraagd naar hun werk-wijze en hun dilemma’s, hun beslissingen en hun twijfels, de voortgang van hun initiatief en de obstakels. Ik wilde weten hoe zij de behoefte aan vernieuwing en hun inspanningen om die tot stand te brengen, uitleggen en verantwoorden. En hoe zij taal en beelden inzetten om anderen bij de maatschap-pelijke vernieuwing te betrekken. In deze inleiding licht ik mijn werkwijze toe. Ik leg uit waar-om ik kies voor de invalshoek van verhalen en verbeelding en waarom ik de verhalen van maatschappelijke vernieuwers rondom drie thema’s heb geselecteerd.

Verhalen en verbeeldingMensen zijn dol op verhalen. Onze wereld is er vol van: we horen ze, lezen ze en zien ze. Maar we bedenken ze ook zelf en vertellen ze door aan anderen. In een verhaal selecteren we gebeurtenissen die we van belang vinden en ordenen die. Tegelijk gebruiken we het verhaal om die selectie en ordening te evalueren en te verantwoorden. Zo geven we betekenis aan wat we horen, zien en meemaken.

Verhalen en identiteitVerhalen geven onze wereld vorm en maken die begrijpelijk en aanvaardbaar. Ze laten zien wat we belangrijk vinden, waaraan we onze tijd en energie willen besteden, hoe we ons verhouden tot onze omgeving, kortom wie we zijn. Op basis van verhalen werken we aan de ontwikkeling van onze identi-teit. De verhalen waaruit we putten, kunnen komen uit cultu-rele, religieuze en historische tradities, uit persoonlijke erva-ringen maar ook uit verhalen die we horen van anderen. Uit

6

die talloze verhalen, maken we steeds wisselende selecties en zo bouwen en verbouwen we aan onze identiteit. Met som-mige verhalen identificeren we ons onmiddellijk, we hebben de indruk: ‘Dit gaat over mij’ en die verhalen worden deel van onszelf. Andere verhalen verwerpen of negeren we. En dat proces gaat steeds door. Zo kunnen we tot de conclusie ko-men dat een eerdere identificatie toch niet helemaal klopte en reconstrueren we onze identiteit aan de hand van een ander verhaal.

Verhalen en stemmenIn elk verhaal zijn verschillende stemmen hoorbaar: stem-men uit het verleden, uit onze omgeving, stemmen van auto-riteiten en stemmen van vrienden of tegenstanders. Sommige stemmen zijn verborgen, bijna onhoorbaar, andere zijn luid en prominent. Bij de constructie van onze identiteit werken we aan coherentie en samenhang tussen al die verhalen en stemmen. Om die coherentie te bereiken, moeten we selecties maken en sommige stemmen negeren. Dit proces van onder-handelen en afwegen is dus waardegeladen en niet vrij van geweld – sommige stemmen moeten met kracht naar de ach-tergrond worden gedrukt, of klinken juist ‘agressief’ op de voorgrond. Daarom is onze identiteitsconstructie op te vat-ten als een zoektocht en soms als een strijd. We zoeken en omarmen bepaalde ‘vondsten’, bepalen een koers, soms ook

kiezen we een positie. Verhalen dragen ertoe bij om die keu-zes uit te leggen en te verantwoorden.

Verhalen en interactieVerhalen spelen dus niet alleen een rol in ons persoonlijk leven, ze zijn ook van belang in onze omgang met anderen. Verhalen zijn als ‘performances’, dat wil zeggen: ze zijn zo samengesteld dat we anderen een indruk geven wie wij zijn. In onze verhalen zit een claim over onszelf die we uitprobe-ren en onderhandelen in de interactie met anderen. Daarna kunnen we die interactie evalueren en, zonodig, de composi-tie van ons verhaal aanpassen. Als vertellers zijn we kundige samenstellers van ons verhaal. Als een theatermaker ensceneren we de gebeurtenissen, er-varingen en gevoelens om een bepaald effect te bereiken. We kiezen zorgvuldig het begin en het eindpunt van ons verhaal, de ordening, de acties en complicaties, de personages en de entourage. We brengen die verschillende elementen met el-kaar in verbinding zodat ze betekenis krijgen. Zo zijn ver-halen tegelijk heel individueel en heel universeel. De com-positie die we maken is persoonlijk, de basis waarop deze compositie begrijpelijk en aannemelijk wordt, is gegeven door onze gezamenlijke cultuur en traditie. Zo helpen verha-len om gebeurtenissen te verwerken en te begrijpen, ze hel-pen om ervaringen ‘een plaats te geven’ of in het Engels ‘to come to terms’. Verhalen dienen om met anderen een dialoog

7

aan te gaan over wie we (willen) zijn. Daarnaast werken ze om anderen te betrekken bij de betekenissen die we hebben geconstrueerd, hen te overtuigen, zonodig te mobiliseren en te activeren. Verhalen kunnen zelfs dienen om anderen te hersenspoelen of te misleiden.

Verhalen en verbeeldingZoals gezegd, het proces van identiteitsconstructie is op te vatten als een proces van betekenisgeving dat plaatsvindt in interactie met anderen. Als de interactie daartoe aanleiding geeft, kunnen we de betekenisgeving herzien. Soms merken we dat bepaalde betekenissen niet meer voldoen, niet meer weergeven wat we belangrijk vinden, misschien zelfs verhul-lend of afleidend geworden zijn. Dan zijn we toe aan veran-dering van die betekenissen, andere composities of andere beelden. Op dat moment komt onze verbeelding ‘in beeld’. Onze verbeelding, fantasie of voorstellingsvermogen is een sterke kracht die ons zicht biedt op andere betekenissen, an-dere associaties en andere combinaties dan de gangbare. Zo kunnen we boven bekende en alledaagse voorstellingen uit-stijgen en ‘nieuwe’ wendingen en perspectieven construeren. Deze ‘vruchten’ van onze verbeelding vernieuwen bekende of voor de hand liggende betekenissen en vernieuwen zo ook ons verhaal.

Verhalen en maatschappelijke vernieuwing Ook in de samenleving en de manier waarop we gezamen-lijk de werkelijkheid creëren en ervaren, spelen verhalen een belangrijke rol. Ze dragen bij aan de maatschappelijke dynamiek. Vaak denken we dat het maatschappelijke ver-haal bepaald wordt door de autoriteiten, de grote en mach-tige partijen van deze wereld. Maar als we betekenisgeving en identiteitsconstructie opvatten als een proces van taal en verbeelding, is het een dynamiek waaraan we allemaal deel-nemen. Ieder mens staat in dialoog met anderen en is bezig betekenissen aan te brengen. We kunnen ook allemaal nieu-we betekenissen leren, bekende betekenissen ter discussie stellen, deze verruimen en vernieuwen. Vanuit die optiek kan ieder mens een maatschappelijke vernieuwer zijn. Tegelijk zijn er bepaalde vaardigheden die ervoor zorgen dat het ene verhaal meer bijdraagt aan verandering en vernieuwing dan het andere. Er zijn bepaalde composities van verhalen die ervoor zorgen dat deze als vernieuwend worden opgevat en gewaardeerd. Deze bundel is samengesteld vanuit de veron-derstelling dat we meer zicht kunnen krijgen op de vaardig-heid om tot zo’n compositie te komen. Door de verhalen van maatschappelijke vernieuwers te verzamelen, te beschrijven en te bestuderen kunnen we zien met welke bouwsteentjes zij hun vernieuwende verhaal componeren. Dat inzicht kan ons helpen om ook zelf de kracht van taal en verbeelding in te zetten bij de compositie van ons eigen vernieuwende verhaal.

8

Analyse

Theorie Bij de analyse van de verhalen in deze bundel maak ik gebruik van twee wetenschappelijke boeken die ingaan op de dyna-miek van maatschappelijke vernieuwing. Het gaat om ‘Dis-closing New Worlds’ van Charles Spinosa, Fernando Flores en Hubert Dreyfus en ‘The Sense of Dissonance’ van David Stark. Hieronder een korte samenvatting van beide boeken.

Disclosing New Worlds (Nieuwe werelden ontvouwen)In dit boek verdiepen de taalkundigen en adviseurs Spinosa, Flores en Dreyfus zich in de vaardigheden waarover mensen beschikken die vernieuwing tot stand brengen. Naar hun me-ning gaat het hier om ‘taal’vaardigheden: vermogens om nieu-we betekenissen tot stand te brengen. Ieder mens beschikt in principe over die taalvaardigheid maar sommigen zijn er be-drevener in dan anderen. Die mensen kunnen we maatschap-pelijke vernieuwers noemen. Ze zijn in staat om een verhaal zo te componeren en over te brengen dat vernieuwing op gang komt. De auteurs noemen concreet drie taalvaardighe-den die leiden tot betekenisverschuiving en beïnvloeding van de luisteraar, namelijk: ‘articulation’, ‘reconfiguration’ en

cross-appropriation’. Termen die ik vertaal als ‘verhelderen’, ‘herschikken’ en ‘overhevelen’.

Verhelderen Als vertellers de vaardigheid van ‘verhelderen’ toepassen, maken zij een of meer betekenissen expliciet die impliciet of op de achtergrond waren geraakt. Een impliciete betekenis is er één die was vergeten, vaag of verward was geraakt. De vaardigheid van verhelderen leidt ertoe dat luisteraars die im-pliciete betekenissen weer beseffen en daardoor stilstaan bij hun eigen (proces van) betekenisgeving: ‘Heb ik die impli-ciete betekenis ook uit het oog verloren? Heb ik die betekenis ook eenzijdig en gedachteloos toegepast en moet ik die bete-kenisgeving herzien?’

HerschikkenAls vertellers de vaardigheid van ‘herschikken’ toepassen, verschuiven zij de betekenissen die op de achtergrond waren geraakt of als onbelangrijk waren afgedaan, naar het centrum van de betekenisgeving. Omgekeerd worden dominante en ‘voor de hand liggende’ betekenissen ter discussie gesteld en in de marge geplaatst. De vaardigheid van herschikken leidt ertoe dat de betekenisruimte rondom een bepaald concept wordt uitgebreid. Door de herschikking wordt het concept rijker en betekenisvoller. Herschikking leidt ertoe dat luiste-raars beseffen dat een begrip alternatieve betekenissen heeft

9

die zij misschien waren vergeten en waardoor de waardering voor dit begrip kan veranderen.

Overhevelen Als vertellers de vaardigheid van ‘overhevelen’ toepassen, halen zij betekenissen uit een bepaalde ‘wereld’ en brengen die over naar een andere ‘wereld’. Met wereld wordt hier be-doeld: een samenhangende verzameling begrippen, werk-wijzen, waarden en conventies, waardoor een wereld her-kenbaar is en zich onderscheidt van andere werelden. Denk aan ‘de wereld van de banken’, ‘de wereld van de overheid’ of ‘de wereld van de zorg’. Vertellers kunnen betekenissen uit een wereld overhevelen naar een andere wereld en daarmee de samenhang van die wereld verstoren en de bekende be-grenzing ervan ter discussie stellen. Door de vaardigheid van ‘overheveling’ toe te passen, worden luisteraars ontregeld, in de war gebracht en aan het denken gezet. Werelden die eerst gescheiden en begrensd waren, blijken nu te kunnen wor-den verbonden. Dit vraagt om een heroverweging en biedt de mogelijkheid grenzen te overschrijden en verschillen tussen werelden te overbruggen.

Een illustratie van hoe deze vaardigheden zijn toegepast in een reclamespot, is te vinden op de website www.maatschappelijkevernieuwers.nl

The Sense of Dissonance (De zin van wanklank)In dit boek doet David Stark onderzoek naar complexe en am-bigue situaties waar vernieuwing plaatsvindt. Hij zegt dat in samenlevingen altijd tegenstellingen aan te wijzen zijn die met elkaar strijden om aandacht en waardering. Vernieuwers bezitten de vaardigheid om die tegenstellingen niet zozeer op te heffen en zeker niet te negeren, maar om deze strate-gisch in te zetten. Door verschillende standpunten, werkwij-zen en waarderingen naast elkaar te laten bestaan en met el-kaar te laten rivaliseren, ontstaat vernieuwing. Niet zozeer door radicaal te breken met het oude, maar door te komen tot vernieuwende combinaties en arrangementen van bekende elementen. Vernieuwen betekent dan, zoveel mogelijk ge-bruik maken van kennis die op allerlei plaatsen aanwezig is en zoeken naar uitwisseling en samenwerking. In die samen-werking mag best een beetje rivaliteit blijven bestaan tussen verschillende waarden en waarderingen, aldus de auteur, dat maakt de vernieuwing alleen maar sterker.

Boundary objectsIn dit vernieuwings- en uitwisselingsproces adviseert Stark om ‘boundary objects’ te zoeken: voorwerpen, functies, locaties of rolmodellen die voor veel mensen herkenbaar en aanvaardbaar zijn maar tegelijk zorgen dat de vernieuwing op koers blijft en niet verwatert. Boundary objects bewerk-

10

stelligen coördinatie tussen heel verschillende deelnemers aan een proces van maatschappelijke vernieuwing. De deel-nemers kunnen boundary objects heel verschillend interpre-teren en over die interpretaties hoeft geen overeenstemming te bestaan. Het feit dat de objecten herkend en aanvaard wor-den, is voldoende om de partijen bij het vernieuwingspro-ces betrokken te houden en hun activiteiten te coördineren. Boundary objects zijn dus helder en concreet genoeg om voor veel partijen herkenbaar te zijn en tegelijk zijn ze stevig ge-noeg om overeind te blijven ook als verschillende partijen een uiteenlopende betekenis geven aan zo’n object. Er zijn allerlei boundary objects mogelijk: het kan een model zijn of een plaatje maar ook een bepaalde locatie, een rolmodel of een bepaalde verzameling. Zo is een verzameling oude pot-scherven voor de archeoloog een bewijs van zijn succesvolle opgraving, voor de burgemeester en de inwoners een bewijs van de rijke historie van hun stad, voor de geïnteresseerde toerist een reden om een bepaalde plaats te bezoeken en voor de plaatselijke horeca een extra bron van inkomsten omdat de verzameling toeristen trekt. Om uiteenlopende redenen is de verzameling voor hen allen kostbaar en hebben ze er veel voor over om die te bewaren.

Kader De inbreng van deze wetenschappers brengt mij ertoe de ver-halen van maatschappelijke vernieuwers met behulp van een

bepaald kader te analyseren. Mijn verwachting is dat de ele-menten van dit kader informatie zullen geven over de compo-sitie van een maatschappelijk vernieuwend verhaal.

Het kader bestaat uit de volgende aspecten: • De selectie van de stemmen• De inzet van verbeelding• De verheldering en herschikking van betekenissen • De overheveling van waarden tussen verschillende

werelden • Het gebruik van boundary objects om grenzen te over-

bruggen en uiteenlopende partners te betrekken

11

Drie thema’s: voedsel, geld en zorgVoedsel bereiden en het opeten, voor iemand zorgen en verzorgd worden, geld ontvangen en het uitgeven; het zijn allemaal activiteiten die horen bij ons dagelijks leven en die we vaak gedachteloos uitvoeren. Het zijn concrete handelingen die we met (bijna) alle wereldburgers gemeen hebben. Tegelijk zijn er rond deze activiteiten allerlei keuzes en beslissingen te nemen. Wat ga ik eten, met wie en hoeveel; voor wie ga ik zorgen, hoeveel tijd stop ik erin en hoelang; waar ga ik geld aan uitgeven, wat is iets waard en waarom? Met andere woorden, de thema’s voedsel, zorg en geld zijn tegelijk heel concreet én heel waardegela-den: er horen veel betekenissen bij. Mensen geven door hun omgang met zaken als geld, zorg en voedsel, uitdrukking aan hun leefstijl en hun identiteit. Ze laten zien wat hun idealen en opvattingen zijn. Hoe je met geld omgaat, toont wat je belangrijk vindt; wat je eet, zegt iets over je voorkeuren en of je tijd maakt voor zorg, wordt beïnvloed door je prioriteiten. Kortom, de thema’s zitten vol betekenislagen en over die verschillende betekenissen is veel discussie. Discussies die zich afspelen in de privé-sfeer en in het publieke domein.

Maatschappelijke structuren Als we de drie thema’s voedsel, geld en zorg in de maatschap-pelijke context bekijken, zien we opnieuw veel meningen en veel debat. Deskundigen bespeuren en benoemen zelfs tal van crises. Als het over geld gaat, is sprake van een financiële, monetaire crisis en economische crisis. Rondom voedsel is sprake van een voedsel- en drinkwatercrisis en bij zorg wordt gesproken over de afbraak van de verzorgingsstaat en de ‘on-betaalbaarheid’ van het zorgstelsel. Maatschappelijk staat er dus nogal wat op het spel. De vanzelfsprekende beschikbaar-heid van geld, voedsel en zorg staat onder druk en de gevol-gen daarvan zijn al op allerlei manieren merkbaar. Wie zich verdiept in voedsel, geld en zorg, komt terecht in een wirwar

van organisaties, ketens, relaties, afspraken en belangen. Rondom deze thema’s zijn complexe structuren ontstaan die vaak moeilijk te ontwarren en te begrijpen zijn. Een voor-beeld. Het feit dat wij een overvloedig en gevarieerd aanbod aan voedsel hebben is een belangrijk kenmerk van onze wel-vaart en een voorwaarde voor onze gezondheid. Dit aanbod komt van een sterk gespecialiseerde en geïndustrialiseerde agrarische sector. Deze sector heeft contracten met de retail (groot- en detailhandel) om het hele jaar door voor een gun-stige prijs voedsel te leveren. Door dit constante aanbod is er veel luxe gekomen (een rijk gesorteerde supermarkt en aard-beien in december) maar er zijn ook andere gevolgen zoals milieuvervuiling, dierenleed, verlies van (streek)producten

12

en een nadelige positie voor lokale aanbieders en aanbieders uit ontwikkelingslanden. Bovendien is er in ons deel van de wereld veel te veel voedsel beschikbaar en in andere delen veel te weinig. Deze ingewikkelde structuren en verwevenhe-den maken zoiets eenvoudigs als de dagelijkse boodschappen doen, behoorlijk ingewikkeld. Uit die kwesties blijkt wel dat er een verband bestaat tus-sen grote maatschappelijke ontwikkelingen en persoonlijk gedrag, maar dat dit verband niet direct en eenduidig vast te stellen is. Het vraagt inspanning om maatschappelijke kwes-ties en persoonlijke beslissingen met elkaar in samenhang te brengen. Om ons daarbij te helpen, zijn we op zoek naar voorbeelden en rolmodellen, personen of organisaties, die grenzen ver-kennen en bruggen slaan zodat grote problemen en persoon-lijke beslissingen helder en hanteerbaar met elkaar worden verbonden. We zoeken voorbeelden die door middel van een goed verhaal en een aansprekend beeld laten zien dat een maatschappelijke visie en concreet gedrag wel degelijk te ver-binden zijn. Die voorbeelden spreken tot onze verbeelding: we krijgen zicht op concrete activiteiten waaraan we kunnen meedoen en waardoor een gevoel van machteloosheid wordt doorbroken.

Gevoel en betekenisEven terug naar de waardegeladenheid van thema’s als geld, zorg en voedsel. Het is niet voor niets dat deze onderwerpen belangrijk zijn, zowel in de samenleving als in ons privé-le-ven. Laten we eens kijken naar de zorg. Veel mensen willen zo-lang mogelijk onafhankelijk blijven. Ze vinden het geen pret-tig vooruitzicht om iemand te moeten vragen om voor hen te zorgen als ze ziek, gehandicapt, oud, dement of anderszins hulpbehoevend zijn. Afhankelijkheid van zorg maakt men-sen angstig en onzeker. Dit komt door vragen als: zijn er nog zorgvoorzieningen waar ik terecht kan als ik het nodig heb, maar ook: zijn er wel mensen die de moeite willen doen om voor mij te zorgen? Vragen die zowel met voorzieningen als met persoonlijke relaties te maken hebben. Naast gevoelens van angst en onzekerheid, zijn er ook andere emoties verbonden met zorg: die van plezier, voldoening en dankbaarheid. Zowel mensen die voor iemand zorgen als zij die verzorgd worden, ontlenen daar vaak een sterk gevoel van tevredenheid aan. Het is mooi om te doen en het is mooi om mee te maken. Een vergelijkbaar dubbel beeld is te zien rond-om voedsel. Enerzijds zijn we soms bang en onzeker of er nog wel voldoende, goed en gezond voedsel zal zijn voor ons en onze kinderen, anderzijds is voedsel niet alleen een eer-ste levensbehoefte maar ook een bron van plezier, genot en dankbaarheid. Goed eten in goed gezelschap is voor veel men-

13

sen een waardevolle ervaring. Mooie producten geven plezier en dankbaarheid, ze smaken goed en je voelt je er prettig bij. Ook geld roept vergelijkbare ambivalente gevoelens op. Angst en onzekerheid bij mensen met schulden, geldgebrek of minderwaardigheidsgevoelens. Maar geld kan ook leiden tot gevoelens van voldoening, plezier en dankbaarheid. Een beloning voor je werk en erkenning voor je inzet.

LevensbeschouwingOok in religies en levensbeschouwingen zijn geld, zorg en voedsel onderwerp van aandacht. Alle religies kennen voor-schriften over voedsel en/of praktijken rondom vasten. Bij de beslissingen wat je eet, hoeveel je eet en wanneer je wel of niet eet, horen regels en rituelen. Ook als het gaat over geld en geldbesteding, geven religies regels en richtlijnen. Denk aan voorschriften over het geven van aalmoezen en het omgaan met rijkdom, het verbod op rente, en ook kritiek op machtsmisbruik, armoede en onrecht door de ongelijke ver-deling van geld. Ten slotte is er in veel religies aandacht voor zorg, vooral voor zwakkeren, zieken, ouderen, weduwen en wezen maar ook voor de natuur en alle levende wezens. Ook in de religies is dus aandacht voor een betekenisvolle omgang met geld, zorg en voedsel. Met andere woorden: de manier waarop we omgaan met geld, zorg en voedsel, geeft ons leven zin. We kunnen er een zinvol leven aan ontlenen.

Ook in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zijn bepalingen opgenomen die gelden als basisvoorwaarden voor een menswaardig leven. De Verklaring besteedt expliciet aandacht aan het recht op voldoende zorg, voedsel en midde-len van bestaan. Religies en levensbeschouwingen bieden dus kaders die ons helpen om keuzes te maken en betekenis te geven. De interpretatie van die kaders komt tot stand in een voortdurende dialoog. Want processen van betekenisgeving hebben ook een andere kant. Behalve dat ze ons leven zin-vol kunnen maken, kunnen ze ook ervaringen van onmacht en frustratie opleveren. Hoe mooi de intenties ook verwoord worden in heilige boeken, evangelies en universele verklarin-gen, in de praktijk ziet het beeld er altijd anders uit. Er is geen rechte en eenduidige weg naar een wereld waarin alle waarden in evenwicht zijn en alles en iedereen tot zijn recht komt. Evaluatie, reflectie en bijstelling blijven nodig. En die evaluatie is niet alleen van toepassing op de samenleving, de instituties of de ‘anderen’, maar ook op ons eigen func-tioneren. Ondanks goede intenties, komen we er niet altijd uit. Een echt verantwoord leven met alleen maar weloverwo-gen keuzes komt in de praktijk niet voor. In de verhalen van maatschappelijke vernieuwers komen dit soort reflecties en evaluaties ook voor. Verhalen van maatschappelijke vernieu-wing gaan niet alleen over vooruitgang en succes, ze gaan ook over strijd en worsteling en over ervaringen van verlies en tegenslag. Vernieuwing is geen directe weg recht op het

14

doel af maar een weg met obstakels, kuilen, voetangels en klemmen. In de verhalen en de verbeelding over maatschap-pelijke vernieuwing komen die obstakels aan de orde. Verha-len die maatschappelijke kwesties en persoonlijke beslissin-gen met elkaar in verband brengen, zullen ook gaan over de complexiteit van die verbanden, de twijfels, spanningen en mislukkingen.

Spel en spelregelsZoals gezegd, in onze samenleving hebben we complexe structuren en verbanden gecreëerd rondom geld, voedsel en zorg. Deze structuren zijn op te vatten als spelregels, afspra-ken over wat we wel en niet doen. Deze spelregels zijn vaak impliciet en worden gepresenteerd als normaal en vanzelf-sprekend. Maatschappelijke vernieuwers stellen in hun ver-haal die spelregels ter discussie. Spelregels zijn immers ook begrenzingen, ze kunnen gaan belemmeren en beperken. Maatschappelijke vernieuwers bekijken het speelveld als het ware met nieuwe ogen en zien dat bepaalde spelregels aan vernieuwing toe zijn. Vervolgens componeren ze een verhaal met aangepaste spelregels dat beter uitdrukt wat ze waarde-ren en betekenisvol vinden. En met dat verhaal gaan ze de boer op. Een voorbeeld ter illustratie: in onze economie is de spelregel dat een producent een product of dienst aanbiedt dat door consumenten wordt gekocht. De interesse van de producent is gericht op de consument als ‘portemonnee die open moet’.

In een economie gericht op ‘delen’ daarentegen, worden nog steeds goederen en diensten uitgewisseld maar wel met ande-re spelregels. Delen gaat uit van overvloed en niet van schaar-ste. Iedereen kan afwisselend producent en consument zijn en goederen, diensten en deskundigheid aanbieden of vra-gen. De transactierelatie draait om wederkerigheid en uitwis-seling. Die transactie kan betaald worden in geld maar ook in tijd of een ander ruilmiddel. In een deeleconomie worden verschillende waarderingen gecombineerd: de waardering voor de marktplaats van vraag en aanbod naast de waarde-ring voor onderling contact, wederkerigheid en uitwisseling van overvloed.Maatschappelijke vernieuwers gaan aan de slag met de waar-deringsstelsels van een samenleving. Ze onderzoeken de be-staande verhalen en vernieuwen die. Ze doen dat vaak door eerst hun verhaal te delen met een selecte groep, reacties te verzamelen en dan het verhaal stap voor stap verder vorm te geven. Dat proces verloopt speels, improviserend en met val-len en opstaan. In het vervolg van deze bundel staan negen veelkleurige portretten waarin maatschappelijke vernieu-wers hun verhalen, hun verbeelding en hun vernieuwende activiteiten met ons delen.

15

16

Voedsel

17

18

19

Een snaar geraakt met delenMarieke Hart, mede-oprichter Thuisafgehaald

Achtergronden komen samen De opzet van Thuisafgehaald komt uit de persoonlijke erva-ring van Marieke en Jan Thij. Het verhaal staat op de website en wordt bij elke gelegenheid verteld. Van de buurvrouw die goed kon koken en de heerlijke geuren over de schutting. Van de stap om aan te bellen en te vragen om te mogen mee-eten. En van het goede contact sinds-dien. Dat niet iedereen zomaar aanbelt bij onbekende buren, begrepen Marieke en Jan Thij en daarom startten ze het online platform. “In dit project komen onze achtergronden samen”, legt Marieke uit. “Ik was allang bezig met het stimuleren van mondiaal burgerschap. Mensen uitdagen om bij te dragen aan de samenleving en na te denken over de keuzes die ze maken. Jan Thij heeft zich gespecialiseerd in het bouwen en faciliteren van online communities. In Thuisafgehaald combi-neren we die twee.”

Speels verantwoordThuisafgehaald kiest voor een laagdrempelige aanpak om mensen te verleiden tot bewuster burgerschap. Marieke noemt dat speels verantwoord. Bekende, dagelijkse dingen zoals een gezonde maaltijd en de liefde voor koken, vormen de aanleiding. Op basis daarvan melden mensen zich aan

bij het platform en beginnen ze maaltijden te delen. Daarna kan de betrokkenheid toenemen. Zo werkt Thuisafgehaald met cam-pagnes waarbij de thuiskoks gevraagd wordt om een bepaalde (vergeten) groente te gebruiken,

een of meer dagen zonder vlees te koken, biologische in-grediënten te gebruiken of te koken voor een klein budget. Deze campagnes worden gesponsord en vormen een inkom-stenbron voor de organisatie. Het belangrijkste resultaat van Thuisafgehaald is uiteindelijk niet de maaltijd die wordt ge-deeld, vindt Marieke. “Het gaat veel meer om de ontmoetin-gen in de buurt, het besef dat je iets voor elkaar kunt doen, dat je, door te delen, geld kunt besparen, kwaliteit kunt win-nen én het heft in eigen handen kunt nemen.

Juist het kneuterige van een extra bordje eten maken, een bedankje sturen of ontvan-gen, een bijzonder gerecht eten en elkaar daarmee van dienst zijn, vormt onze kracht

20

Juist het kneuterige van een extra bordje eten maken, een be-dankje sturen of ontvangen, een bijzonder gerecht eten en el-kaar daarmee van dienst zijn, vormt onze kracht. Uit de grote groei blijkt dat we met deze dienst een snaar hebben geraakt, het sluit aan bij wat heel veel mensen willen.”

Sociaal ondernemenDe eerste versie van het platform bekostigden Marieke en Jan Thij met eigen spaargeld. “In onze samenleving draait het al veel te veel om geld verdienen”, zegt Marieke daarover, “Wij wilden wat moois brengen aan de wereld.” Door de snelle groei, moest worden geïnvesteerd in de website en de opbouw van de community. Met een startsubsi-die werd een communitymanager aangesteld. Marieke en Jan Thij werkten het eerste jaar vrijwillig voor Thuisafgehaald, naast hun baan. In diezelfde tijd werd hun tweede dochter geboren. “Het werd duidelijk dat het zo niet verder kon”, legt Marieke uit. “Twee banen, een gezin en een snel groeiend eigen pro-ject, dat ging niet meer samen. Te vaak zaten we ’s avonds uren achter de laptop om alles in goede banen te leiden.” Tijdens haar zwangerschapsverlof hakte Marieke de knoop door en besloot haar baan op te zeggen. “Ik moest er heel erg over nadenken maar uiteindelijk was het niet moeilijk”, zegt

ze daarover. “Je eigen initiatief loslaten is gewoon geen optie. Dat gaat altijd voor een baan, hoe leuk die ook is.” Vanaf mei 2013 werkt ze fulltime voor Thuisafgehaald.

Boost voor moraal“Als je ooit in mineur bent over hoe verrot de samenleving is en hoe egocentrisch mensen zijn, moet je een initiatief als dit beginnen”, verklaart Marieke. “Natuurlijk zijn er mensen die hier een slaatje uit proberen te slaan maar er zijn honderd-duizend keer meer positieve verhalen. Thuisafgehaald is echt

een boost voor mijn moraal.” Op de website is een keur aan posi-tieve ervaringen te lezen. Zoals het verhaal van de thuiskok die minder antidepressiva ging slik-ken door het contact met de afha-lers of de thuiskok die kookt voor

afhalers en dan standaard een bordje bij de overburen brengt.

“Wij bewaken de identiteit van de community”, stelt Marieke, “maar we kunnen niet alles controleren. Als we een seintje krijgen van gebruikers dat iets niet klopt, zoeken we het uit. Een thuiskok die teveel geld vraagt, gaat eraf, evenals een af-haler die herhaaldelijk niet komt opdagen. Maar we gaan het platform niet dichttimmeren met regels en procedures, dat past niet bij de sfeer die we willen uitstralen. Liever leggen we

We gaan het platform niet dichttimmeren met regels en procedures, dat past niet bij de sfeer die we willen uitstralen. Liever leggen we nog eens de bedoeling uit

21

nog eens de bedoeling uit. Een community heeft bovendien een zelfreinigend vermogen en de leden hebben een eigen verantwoordelijkheid. Als iemand niet in de groep past, ga je er niet meer heen en houdt het vanzelf op.”

Heftige periodeIn mei 2013 besloten de initiatiefnemers om een kleine bij-drage te gaan vragen voor elke transactie via het platform. Marieke omschrijft dit als een heftige periode. “Eerst moet er in mijn hoofd een knop om, we wilden het platform zo lang mogelijk gratis houden voor de gebruikers. Aan de andere kant klopte het niet: een jaar lang hadden wij tijd en geld geïnves-teerd terwijl anderen daar gratis van profiteerden. Als onze dienst waarde heeft, is een kleine bijdra-ge reëel. De invoering van de eigen bijdrage, maximaal € 0,25 per keer, heb ik uitgelegd in een filmpje dat op onze website staat.” Opnieuw volgde een heftige periode, een storm van re-acties brak los. Marieke kijkt terug: “Jammer dat de negatieve reacties en de lompe, tactloze opmerkingen altijd veel harder bij je binnenkomen dan de vele positieve, begripvolle en be-moedigende. Wij hebben dit project niet opgezet om veel geld te verdienen. De commerciële kant van Thuisafgehaald blijft steeds onderwerp van gesprek. Aan de andere kant past het bij onze tijd om dingen zakelijk te bekijken. Wij moeten ook

onze rekeningen betalen en geld is in onze samenleving een middel om waarde uit te drukken.”

Nieuwe diensten Aansluitend bij het platform is het project ‘Thuisafgehaald in de buurt’ ontstaan. In opdracht van gemeenten en in samen-werking met lokale organisaties worden de mogelijkheden van Thuisafgehaald voor een bepaalde wijk verder uitgewerkt. Ook is een project in voorbereiding om Thuisafgehaald ge-schikt te maken voor kwetsbare mensen die dan wellicht lan-ger thuis kunnen wonen of beter voor zichzelf kunnen zorgen.

Daarnaast wordt gezocht naar licentiehouders om het concept aan te bieden in andere Europese landen. “Wij gaan gewoon”, legt Marieke hun managementstijl

uit. “Wij ondernemen, learning by doing. We leren van onze ervaringen, passen dingen aan en breiden onze diensten uit voor zover passend bij onze bedrijfsfilosofie.”

Andere economieTegelijk levert Thuisafgehaald een bijdrage aan de economie van het delen, waarbij de overvloed van de een voorziet in de vraag van een ander. In Nederland is de deeleconomie in op-mars met initiatieven om je auto, je spullen, je tijd en je des-kundigheid te delen. Marieke geeft lezingen en workshops

De commerciële kant van Thuisafgehaald blijft steeds onderwerp van gesprek

22

over ‘de kracht van het delen’. “Delen werkt besmettelijk”, weet ze uit eigen ervaring en uit de ervaringen van de duizen-den gebruikers van Thuisafgehaald. “Als je eenmaal gemerkt hebt hoe leuk en gemakkelijk het is, wil je het vaker doen. Je wordt er blij van en je kunt er anderen op een eenvoudige manier blij mee maken.”

23

De vernieuwingThuisafgehaald is een landelijk online platform dat bewo-ners faciliteert om in hun buurt eten te delen. Het idee is even eenvoudig als vernieuwend. De een houdt van koken en kookt vaak teveel of te uitgebreid, de ander houdt er niet van of heeft geen tijd en moet zijn toevlucht zoeken bij diep-vriesmaaltijden of fastfood. Ook het bekende pannetje soep voor een zieke of hulpbehoevende buur, ligt aan de basis van het idee. Kortom, de behoefte van de één koppelen aan het aanbod van een ander via een online platform. Het platform brengt het aanbod van de thuiskoks en de vraag van de afha-lers bij elkaar. Het woord thuiskok is een vinding van Thuis-afgehaald.

Het staat voor een kookliefhebber die een of meer keren per week, via de website een of meer porties eten aanbiedt. Ge-zonde, gevarieerde, zelfgemaakte maaltijden voor een schap-pelijke prijs, tussen de 3 en 5 euro, het geld voor de bood-schappen. Deze koks krijgen met Thuisafgehaald een extra podium voor hun kookkunsten. De deelservice levert nieuwe contacten en veel complimentjes en bedankjes op. Sommige thuiskoks doen mee om te voorkomen dat voedsel verspild wordt en mensen ongezond eten. Anderen houden gewoon

van koken. Wat de motivatie ook is, voor de oprichters van Thuisafgehaald telt dat eten gedeeld wordt zodat mensen el-kaar ontmoeten en nieuwe contacten opdoen. Thuisafgehaald is een initiatief van Marieke Hart en haar partner Jan Thij Bakker. Zij lanceerden hun idee in maart 2012 en sindsdien heeft het project een grote vlucht geno-men. Eind 2013 staan de tellers op ruim 6.000 thuiskoks, 47.000 afhalers en meer dan 57.000 gedeelde maaltijden en die tellers lopen dagelijks op. Per dag melden zich gemiddeld 100 nieuwe deelnemers aan. Inmiddels werkt Marieke voor Thuisafgehaald, samen met twee communitymanagers en een aantal stagiaires.

Naast de onlinediensten voert Thuisafgehaald projecten uit in de regio, in opdracht van gemeenten en instellingen en werkt de organisatie mee aan gesponsorde campagnes. Thuisafge-haald heeft een startsubsidie ontvangen van stichting Doen en streeft ernaar als sociaal onderneming in eigen inkomsten te voorzien. November 2013 is Thuisgekookt uitgekomen, een kookboek met recepten en portretjes van thuiskoks.

24

25

Van elke dag een feestje makenBob Richters, ondernemer en exploitant van Hotspot Hutspot

Zichtbaar zijn“Alleskanstenaar betekent voor mij dat alles kan. Ik heb ooit elektrisch leren breien op de kunstacademie en haalde daar ook mijn lasdiploma. Ik ben nu ondernemer en wil in een racetempo leuke ideeën verzinnen, die uitvoeren en daar zoveel mogelijk mensen van laten meegenieten. Daarnaast doe ik mijn eigen boekhouding, dus ik kan van alles wat.” Bob Richters is het toonbeeld van de ondernemer die veel bordjes tegelijk in de lucht kan houden. Hij is een kei in improviseren en ideeën aan elkaar knopen. Toen hij voor de woningcorporatie Ha-vensteder werkte als projectleider bij een kookproject voor tieners, hoorde hij dat de woningcorporatie ook bezig was met gemeenschappelijke buurttuinen. Bob vertelt: “Aan het eind van het jaar werd daar een oogstfeest gehouden en nam iedereen de groenten mee naar huis. Ik heb een formule met meerwaarde bedacht. Ook met het kookproject voor de tie-ners dacht ik: ik wil niet verborgen in dat buurthuis zitten, ik wil naar buiten. Dat was de basis voor Hotspot Hutspot. Een locatie met een groot raam op een bekende plaats in de wijk.

Ik wil zichtbaar zijn. Als je hier langsloopt en ziet dat het vol zit, word je nieuwsgierig en wil je ook eens komen eten. Nu we een jaar verder zijn, zien de mensen van Havensteder wat ik heb bereikt en geven ze mij de ruimte. Ze kennen en ver-trouwen me. Dat stimuleert mij om met zo weinig mogelijk middelen zoveel mogelijk voor elkaar te krijgen.”

OverzichtBob werkt in beide restau-rants met beroepskrachten die het werk in de keuken en de bediening coördineren.

Daarnaast zijn vrijwilligers actief in de buurttuinen en in het contact met de tieners en de wijkorganisaties. Hij legt zijn werkwijze uit: “De geldzaken zitten bij mij. De inkomsten ko-men binnen op mijn rekening en als het fout gaat of de boel in de hens vliegt, is het mijn risico. Gaat het goed, is het ook mijn genot. Ik houd het overzicht. Wat ik los kan laten, laat ik los en als ik ergens moet bijspringen, ga ik erheen of ik stuur iemand.” Bob beschouwt de formule van Hotspot Hutspot als een vorm van toegepaste kunst, bedoeld om mensen blij te maken. “Ik sluit aan bij de eerste levensbehoefte ‘eten’ en

Dat stimuleert om met zo weinig mogelijk middelen zoveel mogelijk voor elkaar te krijgen

26

maak daar een feestje van. Ik probeer mijn club te laten groei-en zodat zoveel mogelijk mensen meeliften op mijn talent en de dingen die ik leuk vind. Zo kijk ik ook naar onderwijs: het gaat erom de kennis en ervaring over te brengen waar je zelf vol van bent.”

VrijblijvendVanuit zijn ervaringen als docent, zoekt Bob het contact met jongeren. Zij kunnen na schooltijd bij Hotspot Hutspot ko-men helpen. Bob benadrukt de vrijwilligheid en vrijblijvend-heid in de benadering van de jongeren. “De kids die hier komen, zijn allemaal gemo-tiveerd. Ze spelen zo goed mogelijk restaurantje. Som-migen vinden koken leuk, veel meiden vinden ook de bediening erg leuk. Zo komen ze op een positieve manier met gasten in aanraking en krijgen ze complimentjes die ze op andere plaatsen niet krijgen. Om half vier gaan we open: kom maar meedoen. Heb je geen zin, ga dan iets anders doen waar je blij van wordt.” Bob weet: “Juist de kids in Lombar-dijen, die geen plannende ouders hebben en geen afspraken maken, die maar kijken hoe hun pet staat en op straat rond-hangen, kunnen hier binnenlopen en wat nuttigs doen. Er

zijn kids die om half 4 aankomen en om half 5 weer weg zijn om wat dan ook. Dat is prima.”

Zelf proevenBob vertelt over een Marokkaanse Downjongen. Hij is een van de vaste helpers in Lombardijen en moest veel leren. Inmiddels kan hij een sapje persen en dat netjes aan tafel brengen. Bob vertelt dat de jongen dol is op het eten bij Hot-spot Hutspot, vooral op de toetjes. Om vijf uur, vlak voor de gasten komen, eten alle medewerkers met elkaar. “Ik wil dat

ze zelf proeven wat ze heb-ben gemaakt, dat ze eens iets anders eten dan thuis”, zegt Bob. “Stel, je bent een Antil-liaans kind met een alleen-staande moeder, dan eet je waarschijnlijk heel vaak rijst

met kip. Dan is het een hele belevenis om eens schorseneren, oesters of kokkeltjes te proeven.” Bob geeft meer voorbeelden hoe in het contact met de kinderen educatie, ontwikkeling en plezier samengaan. “In het begin gingen de Antilliaanse en Kaapverdische meiden bidden voor hun voorgerecht. Toen het hoofdgerecht kwam, gingen ze weer bidden. Ik denk dat ze thuis nooit meer dan één gang krijgen. De Marokkaanse jongens hebben hier geleerd om met mes en vork te eten. Of gewoon met elkaar aan tafel zitten, in plaats van op de bank

Juist de kids die geen plannende ouders hebben en geen afspraken maken, die maar kijken hoe hun pet staat en op straat rondhangen, kunnen hier binnen-lopen en wat nuttigs doen

27

voor de buis. Een jongen uit Lombardijen zat op het speci-aal onderwijs, hij hing altijd voor de supermarkt en zorgde voor overlast. Wij hebben hem uit zijn wijk en vriendenkring getrokken en in Schiebroek stage laten lopen. Hij heeft die stage afgerond met een 8½ . Een andere jongen van 15 stond aan meisjes van 11 uit te leggen hoe je eieren moet splitsen. Dat vonden we zo goed dat hij een koksbuisje mocht aantrek-ken in plaats van de gebruikelijke schort.”

Mobiele tuinenVoor de wijkbewoners biedt Hot-spot Hutspot een alternatief voor de shoarmazaak of patattent. Het restaurant is aantrekkelijk ook voor mensen die nooit uit eten gaan. “We willen de bewoners triggeren: voor een klein be-drag kun je hier gezond en vers eten. Onze prijs is bewust één euro duurder dan een Big Macmenu.” De bewoners zien het eten groeien in hun wijk. Toen Havensteder vroeg naar een vorm van rollatortuinieren, kwam Bob met het idee van vierkante verplaatsbare bakken. Een mobiele tuin waar je met de rollator langs kunt rijden, aardbeitjes kunt plukken of on-kruid kunt wieden. “Toen we de bakken op straat zetten, kwamen bewoners vra-gen of ze die vol met aardbeienplantjes mochten zetten”, ver-telt Bob. “Onlangs zijn de regels in Rotterdam aangepast en

mag iedereen geveltuintjes aanleggen en bakken of bankjes op straat zetten, zolang er maar 1m80 stoep vrij blijft.”

AmbtenaarparticipatieIn zijn werk komt Bob regelmatig in aanraking met de over-heid. Zijn ervaringen zijn wisselend. “Je hebt de ambtenaar 1.0 en 2.0”, analyseert hij. “1.0 wil be-heersen en handhaven, 2.0 weet dat de gemeente niet alles alleen kan en ziet kansen. Ik noem dat ambtenaarparticipa-tie, dat is vaak harder nodig dan burgerparticipatie. De over-

heid kan dingen mogelijk maken. Ik loop vaak voor de troepen uit en moet daarom aftasten, uitda-gen en dingen uitproberen. Dat betekent dat ik soms boos word

en soms het spelletje meespeel. Ik heb daar wel lol in: ik heb lef en soms een grote mond maar geen slechte bedoelingen. Regeltjes om de regeltjes, daar kan ik slecht tegen.”

Doen en denkenBob hanteert een eigen onconventionele ondernemersstijl. “Ik begin van onder af aan. Eerst doen, dan denken. Begint eer ge bezint. Ik werk niet met een businessplan, ik werk met businessgevolgen. Omdat ik dingen doe, ontstaan er weer an-dere dingen. Mensen vinden mijn activiteiten leuk en willen meedoen. Ik doe dit werk niet om zo snel mogelijk te cashen.

Begint eer ge bezint: ik werk niet met een businessplan, ik werk met businessgevolgen

28

Als ik genoeg verdien om m’n rekeningen te betalen, ben ik tevreden. Ik wil vooral een goede tijd hebben met zoveel mo-gelijk mensen om me heen.” Voor het schrijfwerk en de officiële trajecten krijgt Bob hulp van zijn vriendin Mireille. Zij vraagt de subsidies aan en zorgt voor de onderbouwing.

SteunTen slotte vertelt Bob over de stichting Hotspot Hutspot. “In dit soort projecten is regelmatig sprake van liquiditeitste-kort, tegelijk zijn er mensen die ons willen steunen omdat ze het een mooi initiatief vinden. Die steun kunnen we goed gebruiken. Als ondernemer ben ik gewend om te improvise-ren en te vertrouwen dat het goed komt. Maar soms is het wel spannend hoelang dat duurt.”

29

De vernieuwingHij is opgeleid als kunstenaar en heeft werkervaring in de ho-reca, de mode en het onderwijs. Zelf noemt hij zich een ‘alles-kanstenaar’. Bob Richters is ondernemer en drijvende kracht achter de buurtrestaurants Hotspot Hutspot. In twee wijken van Rotterdam -Schiebroek en Lombardijen- heeft hij een verlaten winkelpand omgetoverd tot een trendy restaurantje met een bijzondere formule. Het restaurant in ‘Lomba’ is vier avonden per week geopend, dat in ‘Skibroek’ twee avonden en drie ochtenden.

In Hotspot Hutspot wordt een mengelmoes van doelen gecombineerd. Zo worden de maaltijden bereid met een veel-heid aan lokaal geteelde groenten en streekproducten. In de buurt van de restaurants zijn mobiele bakken en buurt-tuinen ingericht waar groente en fruit worden verbouwd. Dagelijks kunnen kinderen en jongeren meehelpen met het koken en bedienen. Ze eten dan zelf ook mee in het restau-rant. Het driegangen menu wisselt per week, afhankelijk van de oogst en heeft een standaardprijs van €7. Mensen die meer kunnen betalen, kunnen een cadeaubon kopen en die doneren aan de Voedselbank of weggeven aan vrienden en bekenden. Om de buurtrestaurants te exploiteren werkt

Bob samen met de woningcorporatie Havensteder en met de deelgemeentes. Er zijn professionele koks en vrijwilli-gers bij de activiteiten betrokken. Van de gemeente Rotter-dam ontving Bob de ‘Aardig Onderweg’ Award. Ook is hij genomineerd voor diverse andere prijzen. Er zijn plannen om meer Hotspots Hutspot in Rotterdamse wijken te ope-nen. In september 2013 werd de stichting ‘Hotspot Huts-pot’ opgericht. Deze stichting is bedoeld om het werk in de buurtrestaurants te steunen. De stichting werft fondsen en geeft bedrijfs advies. Hotspot Hutspot is genomineerd als Icoonproject 2014 voor de provincie Zuid-Holland door de campagne Groen Dichterbij. www.groendichterbij.nl

30

31

Van lelijk terrein een gave plek maken Huibert de Leede, mede-oprichter van stadsboerderij Uit je Eigen Stad

StadslandbouwerOok al is het een nieuw beroep, voor Huibert klinkt de naam stadslandbouwer niet zo verrassend. “Mijn oom en neven waren allemaal boer en als kind speelde ik elke vakantie op de boerderij. Later ben ik meer een stadsmens geworden. Sinds ik een gezin heb, woon ik in de stad maar heb wel een moes-tuin waar we voedsel verbouwen”, legt de stadsboer uit. De verdienste van Uit je Eigen Stad vindt Huibert vooral dat de idealen van de stadsland-bouw in de praktijk getoetst worden zodat het inzichtelijk wordt wat er bij zo’n project komt kijken. “Stadslandbouw zal nooit voldoende zijn om alle monden van de stedelingen te voeden”, weet hij, “Maar we kunnen op deze plek de stad verbinden met de voedselproductie, twee werelden die ge-scheiden waren geraakt. We laten zien wat nodig is om voed-sel te verbouwen en we brengen de menselijke maat terug. We werken aan bewustwording en maken een kleine vuist tegen de geïndustrialiseerde voedselketen.”

VergunningenHuibert beschouwt zichzelf als een pionier die goed gedijt in chaos, onrust en onzekerheid. Toch was ook voor hem het voorbereidingstraject lang en moeizaam. “De dag dat ik eraan begon, wist ik gelukkig niet wat het al-lemaal zou kosten om hier te komen. Want dan was ik er waarschijnlijk niet aan begonnen”. Huibert memoreert het

vergunningentraject voor de kippenhouderij. “Wij hebben hier een paar honderd kip-pen, in de veeteelt stelt dat niet veel voor. Maar niemand

weet welke wetgeving geldt voor kippen in de stad. Men bel-de naar Brabant om te vragen naar de regels voor kippen in de bio-industrie. Daar moesten wij ons ook aan houden. Zo moesten we bijvoorbeeld emissiepunten berekenen. Maar wij hebben maar een paar honderd kippen, je ruikt ze niet en hoort ze niet. Je ziet ze wel, dat is bij ons juist de bedoe-ling.” Hij concludeert: “Natuurlijk hebben veel regels wel bestaansrecht, maar lang niet allemaal. Voor stadslandbouw bestaat nog geen wetgeving, dus vielen wij in veel opzichten tussen wal en schip. Daardoor kregen we last van de beruchte

We werken aan bewustwording en maken een kleine vuist tegen de geïndustrialiseerde voedselketen

32

bureaucratie: als we maar zoveel mogelijk regels toepassen, lopen we het minste risico.”

RendabelDe drie initiatiefnemers pakken de stadslandbouw bedrijfs-matig aan en werken zonder subsidies. Huibert licht toe: “Je kunt nog zoveel idealen hebben, een project moet wel ren-dabel zijn.” Verder hanteren ze een simpel lijstje met voor-waarden: de grond moet zonder kosten beschikbaar zijn voor minimaal tien jaar en het terrein moet minstens anderhalf tot twee hectare groot zijn. En er moet een stad in de buurt zijn met een beetje massa, waar publiek woont die het interes-sant vindt. “We zijn in Rotterdam begonnen maar willen ook naar Amsterdam en Den Haag”, vertelt Huibert. “In Amsterdam hebben we een gebied op het oog van vier hectare, helemaal aan de rand van de stad. Daar zou-den we veel eten kunnen produceren maar daar komen geen mensen naar toe. Dan kunnen we wel iets doen met de voed-selketen maar niets met de menselijke kant. We weten nog niet of we dat wel willen.”

Arbeidsintensief Nu Uit je Eigen Stad ruim een jaar open is, kan Huibert voor-zichtig de balans opmaken. “Wij hebben in ieder geval la-

ten zien dat je van een lelijk rangeerterrein in korte tijd een gave plek kunt maken waar mensen graag naartoe komen. Dat geeft een impuls aan de omgeving. Dat het ook rendabel kan, zijn we nog aan het bewijzen. Want het is super arbeids-intensief wat we hier doen en dat zijn verreweg de hoogste kosten in Nederland. Als er niets van het land komt, houdt het snel op. Dat gaat tot nu toe gelukkig volgens verwach-ting. En er moeten veel mensen komen, daarmee bewijzen we ons bestaansrecht. Die bezoekersstroom moet constant blijven.” Over het verloop van zo’n eerste jaar, is Huibert helder. “Als je een bedrijf opzet, gaat alle aandacht naar de

praktische zaken. Het eerste jaar werden we daardoor opgeslokt: het kippenhok afmaken, financie-ring regelen, koks aannemen of vervanging regelen bij ziekte. Nu

alles een beetje staat en we goed en gemotiveerd personeel hebben, is er weer tijd om leuke evenementen te bedenken en mee te doen aan de vele discussies over voedsel. We houden bijvoorbeeld workshops: ‘Hoe zet je je eigen moestuin op?’ of we organiseren doe-het-zelfdagen met vrijwilligers. Dat levert mooie ontmoetingen op. Vanaf 1 september gaan we een seizoensprogramma doen met scholen. Kinderen zien de zaadjes die eerst de grond ingaan en daarna de gewassen die een paar maanden later op hun bord liggen.”

Wij weten hoe lastig zo’n onderneming is, dus we zijn niet zo bang voor concurrentie

33

EgoOok evalueert Huibert zijn eigen ondernemerschap: “Ik vind het boeiend om iets zinnigs bij te dragen aan de kwesties rondom de voedselketen: zó zouden we in Nederland, Europa of in de wereld, de voedselketen moeten veranderen. Als er ooit een artikel van mij verschijnt met heel intelligente uit-spraken over de voedselketen, zou dat mijn ego strelen. Dat ik hier iets heel tastbaars heb neergezet, een gaaf restaurant, doet mij niet zoveel. Ik weet dat Uit je Eigen Stad zeker nog niet stabiel is. Als het hier misgaat, maak ik me geen zorgen over de financiën of de vraag of ik weer een baan vind. Wel zou bij een faillissement mijn ego een flinke knauw oplopen omdat ik dan in de ogen van anderen heb gefaald. Rati-oneel weet ik natuurlijk best dat ik me niets moet aantrekken van wat ande-ren vinden. Ik probeer heel bewust te zijn waar mijn onzeker-heden en valkuilen liggen. Waarom vind ik bepaalde kwesties zo belangrijk en waarom zou het erg zijn als het bedrijf fail-liet gaat?”

SamenwerkingOok de samenwerking met de partners houdt Huibert bezig. “Over de idealen hebben we goede gesprekken gehad, ook al zijn er nuanceverschillen, daar vinden we elkaar wel in. Maar een van ons drieën heeft niet het ideaal om naar andere

steden te gaan. Hij woont in Rotterdam en wil gewoon hier blijven, wij tweeën willen verder. Dat spanningsveld suddert onderhuids en maakt de samenwerking erg ingewikkeld. Die onderlinge verhoudingen kosten veel energie.”

Kennis delenIn de twee jaar dat de initiatiefnemers bezig zijn met Uit je Eigen Stad, is stadslandbouw een trendy fenomeen gewor-den. Veel andere initiatiefnemers zijn in Rotterdam komen kijken en willen leren van de ervaringen. Huibert zegt daar-over: “Wij delen onze kennis, dat vinden we geen probleem.

Andere mensen mogen ons business-plan gerust inzien want er moeten meer stadsboerderijen komen. Wij we-ten ook hoe lastig zo’n onderneming is dus we zijn niet zo bang voor con-

currentie. We hebben nu een voorsprong maar er zijn andere initiatieven die zeker ook gaan slagen. Wij gunnen hen het succes.” Volgens Huibert heeft de belangstelling voor stads-landbouw te maken met iets ongrijpbaars. “De mensen ver-langen terug naar herkenbaar eten, ze willen weten waar hun eten vandaan komt. Voor een deel komt dat uit angst: hoe gaat het met onze gezondheid en met de omstandigheden van het milieu? Voor een ander deel is het heel leuk en inspirerend om met voedsel bezig te zijn. Ik zie dat al die motivaties tege-lijkertijd spelen, ons voedsel houdt ons bezig.”

Je kunt nog zoveel idealen hebben, een project moet wel rendabel zijn

34

De vernieuwingUit je Eigen Stad is de stadsboerderij van Rotterdam. Het verhaal achter dit stadslandbouwproject, het eerste in Neder-land, is al vaak verteld. Het begon met drie initiatiefnemers, Bas, Johan en Huibert, en met een braakliggend stuk land aan de rand van de stad. Het terrein van 2 ha, omringd door fruitpakhuizen en havenkranen, zag er mistroostig en lelijk uit en fungeerde als vuilstort en niemandsland waar drugs-dealers en junks elkaar troffen. De initiatiefnemers konden de grond huren van het Haven-bedrijf voor €1 en investeerden daarna nog een miljoen in het bedrijf. Uit je Eigen Stad ging open in september 2012 en groeide in korte tijd uit tot een bloeiend gemengd bedrijf met akkerbouw en tuinbouw in tunnelkassen, een kippenhoude-rij, vergaderzalen, een restaurant en een winkel. Er worden 50 verschillende groentes verbouwd die worden verwerkt in het restaurant en verkocht aan horecaondernemingen en de eigen winkel. Van heinde en verre komen mensen voor rond-leidingen en uitleg hoe stadslandbouw werkt. Twee tuinders, een kok en bedienend personeel zijn vanaf het begin in dienst. Daarnaast werken vrijwilligers en stagiaires op het bedrijf. Sinds begin 2014 wordt Uit je Eigen Stad gerund door de twee ondernemers Huibert de Leede en Johan Bosman.

35

Analyse voedsel

StemmenDeze drie maatschappelijke vernieuwers geven aan geïnspi-reerd te zijn door de stemmen van mensen die voedsel zien als een bron van plezier, dankbaarheid en zorg voor elkaar. De vernieuwers zijn zich bewust van de problemen in de voedselketen als grootschalige industriële productie, voed-selverspilling en voedsel van slechte kwaliteit. Maar ze kie-zen ervoor aan te haken bij stemmen die benadrukken dat voedsel gezond en lekker kan zijn, vers, divers en niet duur. En dat eten verbindt, mogelijkheden biedt om elkaar te ont-moeten, plezier te hebben en een feestje te bouwen. “We wil-len de mensen verbinden met hun voedsel en de menselijke maat terugbrengen”, zegt Huibert daarover. “Inspelen op dat ongrijpbare waar mensen naar terugverlangen, dat ze iets herkenbaars willen eten.”

VerbeeldingIn de verbeelding van Bob Richters van Hotspot Hutspot zijn wijken levendige gemeenschappen waar mensen elkaar kun-nen ontmoeten om dingen samen te doen. Ondernemende mensen in die wijken zetten activiteiten op waar zoveel mo-

gelijk anderen van profiteren. Er wordt gewerkt op basis van improviseren, verbinden en uitproberen. In de verbeelding van Bob is een speciale plaats ingeruimd voor de kinderen. Zij kunnen zich op een speelse, ongedwongen manier ont-wikkelen en krijgen de kans om te ontsnappen aan spannin-gen, thuis of op school. In de verbeelding van Marieke Hart van Thuisafgehaald zijn mensen sociale wezens die er geen moeite mee hebben om tijd, goederen, diensten en deskundigheid met elkaar te de-len. In die delende gemeenschap is het niet nodig om mensen van bovenaf te controleren of te sanctioneren: mensen cor-rigeren elkaar en hun bijdrage aan de gemeenschap geeft hen zoveel voldoening dat ze zich daarvoor vrijwillig inzetten.In de verbeelding van Huibert de Leede van Uit je Eigen Stad, willen mensen in verbinding blijven met het voedsel dat zij eten. De oplossingen voor problemen in de voedselketen wor-den gezocht in kleinschaligheid en menselijke maat. In de verbeelding van Uit je Eigen Stad zijn steden omgeven door tuinen en terreinen die groen en aantrekkelijk zijn, waar eet-bare gewassen groeien en waar mensen kunnen meewerken aan de voedselproductie. Gezond en vers eten is dichtbij en

36

bereikbaar, wie wil, kan eraan meewerken en ervan genieten op een speelse en ongedwongen manier. Alle drie de vernieuwers creëren plaatsen, in een geval virtu-eel en in de twee andere gevallen fysiek, waar deze verbeel-ding zichtbaar wordt.

Verhaal

Verhelderen, herschikkenAlle drie de maatschappelijke vernieuwers verhelderen de positieve betekenissen van voedsel. Ze geven aan dat ze met hun verhaal meesurfen op bestaande trends, zoals de belang-stelling voor lokaal geproduceerd, gezond en vers voedsel en eten als verbindende factor. Tegelijk geven ze in hun verhaal een eigen draai aan die trends en presenteren ze een concreet project waaraan mensen kunnen deelnemen.

In de drie verhalen wordt de verhouding met instanties zo-als overheden, woningcorporaties en welzijnsinstellingen herschikt. Deze instituties kunnen de vernieuwingen facili-teren en ondersteunen en in sommige gevallen zelfs pronken met de successen. De verhouding met de instanties is geba-seerd op opdrachtverlening waarbij de creativiteit en onder-nemendheid van de vernieuwers worden gewaardeerd. De subsidierelatie wordt vervangen door een supportrelatie die gecombineerd kan worden met opdrachtgeverschap.

Het verhaal van Thuisafgehaald beschrijft hoe de rollen en verantwoordelijkheden tussen de ondernemer en de com-munity worden verhelderd en herschikt. De verantwoorde-lijkheden worden zo laag mogelijk in de organisatie neerge-legd. De community, die bestaat uit duizenden thuiskoks en tienduizenden afhalers, regelen onderling, in de eigen buurt, de transacties. Marieke vertrouwt op het ‘zelfreinigend ver-mogen’ van de community. Als ondernemer bewaakt ze de identiteit daarvan. Daarnaast zoekt ze sponsors en opdracht-gevers die gebruik willen maken van de omvang en activiteit van die community. Op die manier is de ondernemer facilite-rend en in grote mate afhankelijk van de betrokkenheid en het enthousiasme van de deelnemers. In deze aanpak zijn on-dernemers veel minder leiders en autoriteiten en veel meer rolmodellen, aanjagers en uitdragers van het gedachtegoed (‘de kracht van het delen’). Ook in het verhaal van Hotspot Hutspot herschikt Bob Rich-ters taken en verantwoordelijkheden. Hij positioneert zich als horecaondernemer die ten dienste staat van bewoners in de wijk en van instituties als woningcorporaties en overhe-den. Daarnaast combineert hij de verantwoordelijkheid als ondernemer met die van jeugdwerker en buurtwerker. Ook herschikt hij de rollen in het restaurant: de koks worden bege-leiders en de kinderen en jongeren worden personeel. De kin-deren en jongeren hebben in het verhaal van Hotspot Huts-pot een bijzondere plaats. Zij doen mee op basis van zin en

37

motivatie, hun deelname is vrijblijvend maar als ze meedoen, krijgen ze wel verantwoordelijkheid. In die verantwoordelijk-heid kunnen ze groeien en zich ontwikkelen. In het verhaal van Uit je Eigen Stad worden de schakels in de voedselketen herschikt. Door het voedsel aan de stadsrand te produceren en daarna in eigen restaurant te verwerken, wordt de keten heel kort: ‘van de grond in je mond’. Andere mogelijkheden om de keten korter te maken zijn verkoop van de producten in de eigen winkel of als groothandel. Ook herschikt Uit je Eigen Stad de voedselketen door samen te werken met boeren en tuinders uit de regio en in het restau-rant ‘boereneten’ te serveren, dat wil zeggen ‘eten wat de pot schaft’ dus wat het seizoen te bieden heeft. In alle gevallen blijft de herkomst van het voedsel herkenbaar. Alle drie de vernieuwers vertellen dat ze in de praktijk van het ondernemen, de idealen en de dagelijkse drukte steeds weer herschikken. Ze geven aan dat de praktische beslomme-ringen veel tijd en aandacht vragen en dat ze veelvuldig moe-ten improviseren en pionieren. Dit betekent echter niet dat de idealen van de onderneming uit beeld verdwijnen. Juist de verbeelding dat zij met hun onderneming nog veel meer mensen zouden kunnen bereiken, houdt hen gaande. Daar-aan ontlenen zij hun succes en hun voldoening. Zo herschik-ken deze vernieuwers ondernemerskenmerken als kansen zien, risico nemen, groeien en succes boeken naar een visie op succes die wordt bepaald door de hoeveelheid mensen die

in de onderneming participeren. Daarom vinden deze ver-nieuwers het geen probleem om hun kennis, ervaring en hun bedrijfsplannen te delen en anderen te enthousiasmeren om met deze werkwijze aan de slag te gaan. Concurrentie heeft in hun aanpak nauwelijks betekenis.

Werelden overhevelenAlle drie de vernieuwers hevelen de wereld van ondernemer-schap en zaken doen over naar de wereld van maatschappe-lijk welzijn. Zij beschouwen zich als ondernemers die op een zakelijke manier opereren en ernaar streven hun eigen in-komsten genereren. Wel accepteren ze opdrachten en onder-steuning van overheden als beloning voor hun bijdrage aan maatschappelijk welzijn. Alle drie zijn ze gericht op groei en uitbreiding: Bob Richters met Hotspot Hutspots in andere wijken van Rotterdam; Huibert de Leede met stadslandbouw-bedrijven in andere steden en Marieke Hart met Thuisafge-haald platforms in andere landen. Zij geven aan dat het doel van deze groei is om hun bedrijfsformule toegankelijk te ma-ken voor veel meer mensen. Daarnaast hopen ze door groei hun onderneming stabieler en de inkomstenstroom zekerder te maken.

In het verhaal van Thuisafgehaald is sprake van overheveling van kennis uit de wereld van gedragsverandering en online communities naar de wereld van buurt- en wijkontwikkeling.

38

Daarnaast wordt de zakelijke wereld van transacties en ver-dienmodellen ingebracht in de wereld van sociale cohesie en gemeenschapsontwikkeling. Ten slotte wordt de informele wereld van eten delen in de buurt, verbonden met de col-lectieve wereld van een landelijke sociale beweging gericht op bevordering van de deeleconomie. In deze overheveling krijgen informele en kleinschalige activiteiten meer impact omdat ze in het kader van de landelijke organisatie Thuisaf-gehaald worden geplaatst. In het verhaal van Hotspot Hutspot is te zien dat praktijken uit de wereld van de horeca en uit de wereld van de kunst en creativiteit worden overgeheveld naar de wereld van het buurtwerk en jongerenwerk. Ook de wereld van lokaal gepro-duceerd voedsel wordt overgeheveld en verbonden met ho-reca en buurtactiviteiten. Daarnaast wordt de wereld van het ondernemerschap overgeheveld naar de welzijnswereld en de wereld van het projectmanagement. In het verhaal van Uit je Eigen Stad wordt de wereld van de voedselproductie op het platteland overgeheveld naar de we-reld van de stedelijke ontwikkeling. Daarnaast wordt de we-reld van de natuurbeleving overgeheveld naar die van natuur als productiefactor. Ook wordt de zakelijke wereld van handel en horeca toegevoegd aan de wereld van de voedselproductie en de wereld van voedselproductie verbonden met de wereld van beleving en ontmoeting. Ten slotte wordt de onderne-mende wereld overgeheveld naar de wereld van stedelijke

ontwikkeling en naar de wereld van duurzaam en bewust con-sumeren. Zo ontstaat een innovatieve combinatie van veel fe-nomenen die ieder afzonderlijk wel vertrouwd zijn maar nog niet in combinatie voorkomen: gemengd landbouwbedrijf, stadsontwikkeling, duurzame leefstijl, hotspot, groothandel, winkel, vergadercentrum en restaurant.

Namen Met behulp van namen krijgen de vernieuwers en hun ver-nieuwing een nog sterkere eigen identiteit. Bob Richters noemt zich een ‘alleskanstenaar’ omdat hij zelf een naam moest bedenken voor zijn beroep. Ook de naam ‘Hotspot Hutspot’ suggereert een nieuwe combinatie en men-ging van bezigheden. Daarnaast spreekt Bob in zijn verhaal van ‘ambtenaarparticipatie’ in plaats van ‘burgerparticipa-tie’en van de ambtenaar 1.0 en 2.0. Hij bedoelt hiermee dat in de samenleving genoeg actieve burgers en ondernemers zijn maar juist ambtenaren daarop nog meer kunnen inspelen. Marieke Hart noemt de mensen die eten willen klaarmaken en delen met hun buren, thuiskoks. Met deze nieuwe naam geeft zij particulieren die iets doen voor hun buren, een ei-gen titel en status. De naam ‘thuiskok’ groeit uit tot een soort beroep waarmee mensen een zinvolle invulling aan hun leven kunnen geven. Ook de naam ‘stadslandbouw’ is veelbetekenend. In deze naam wordt de tegenstelling tussen stad en platteland ver-

39

enigd. In de stadslandbouw wordt ook de afstand tussen productie en consumptie opgeheven: betrokkenen bij een stadslandbouwbedrijf kunnen afwisselend producent en con-sument zijn. Op een stadslandbouwbedrijf komen het wer-ken voor en het genieten van voedsel samen op een plek.

Grenzen overbruggenIn het verhaal van Thuisafgehaald vervullen het online plat-form en de persoon van Marieke beide een brugfunctie. Het platform fungeert als brug omdat het herkenbaar is in één oogopslag weergeeft waar Thuisafgehaald voor staat. Het is gemakkelijk toegankelijk en concreet en het gebruik ervan leidt meteen tot resultaten. Bovendien geeft het platform toegang tot alle mogelijkheden van de community maar kan iedere gebruiker zelf bepalen wat hij/zij ermee doet. Marieke vervult een brugfunctie als het gezicht van de organisatie. Als vriendelijke, goedlachse en vlotpratende ‘girl next door’ straalt ze uit dat delen niet moeilijk maar wel leuk, gemakkelijk en zelfs ‘besmettelijk’ is. Ze is gemakkelijk be-naderbaar voor de thuiskoks (veelal vrouwen) en de afhalers maar ook voor sponsors en opdrachtgevers. Ze fungeert als het boegbeeld van een beweging die informeel en open is maar ook krachtig en zelfbewust.

In de verhalen van Hotspot Hutspot en Uit je Eigen Stad zijn het de restaurants die als brug fungeren en uiteenlopende

werelden verbinden. De locatie, de zichtbaarheid, de eigen-tijdse inrichting en de menukaart maken meteen duidelijk waarvoor deze vernieuwing staat. Het restaurant is herken-baar als het draaipunt van de onderneming, hier komen alle ideeën en goede intenties samen, hier krijgen de creativiteit, de vernieuwing gestalte. Tegelijk kan het restaurant door een breed publiek met uiteenlopende motivaties en achtergron-den bezocht worden.

40

Geld

41

42

43

Bankieren van onderopEdgar Kampers, directeur van adviesbureau Qoin

Doelen dichterbij brengenEdgar Kampers geeft toe dat hij gemakkelijk een dag lang kan praten over community currencies. “Toen wij begon-nen was er niets. We moesten alles zelf uitvinden.” Aan de hand van studie en onderzoek, ‘leren, leren, leren’, praktijk-ervaringen, tests en evaluaties, heeft hij zich de complexe materie eigen gemaakt. Belangrijke inspiratiebronnen daarvoor zijn het werk van Bernard Lietaer en van organisaties als The New Economics Foundation en STRO. Wat kun je allemaal doen met gemeenschaps-geld? “Eigenlijk is het heel simpel”, legt Edgar uit: “Als je een groep kunt mobiliseren en je hebt een duidelijk doel, kan gemeenschapsgeld substan-tieel helpen om dat doel dichterbij te brengen.” Edgar ziet grofweg vier typen geschikte doelen: groene, sociale en culturele doelen en doelen gericht op onderlinge bedrijvig-heid. Groene doelen hebben te maken met duurzaamheid: milieubewust gedrag van burgers stimuleren, koopgedrag van consumenten beïnvloeden en assortimenten van bedrij-

ven aanpassen. Sociale doelen zijn gericht op meer sociale verbanden in de samenleving. Hierbij kan het initiatief vanburgers zelf komen: ‘wij willen ons inzetten voor de leefbaar-heid van onze buurt’, maar het kan ook van de overheid ko-men: ‘wij willen mensen activeren en meer bij de samenleving betrekken’ of het initiatief komt van een organisatie die meer

vrijwilligers wil betrekken. Culturele doelen hangen hier sterk tegenaan: het aanbod verbreden en toegankelijk maken. Mensen kunnen bijvoorbeeld met milieubewuste en sociale activi-teiten punten verdienen waarmee ze een bezoekje aan theater, museum,

bioscoop, dierentuin of festival kunnen betalen of een cursus kunnen volgen. Daarnaast zijn er business to business (B2B) currencies voor bedrijven. De doelen zijn dan gericht op meer omzet, winst en klanten door het onderling zaken doen te sti-muleren.

Van al die doelen kent Edgar aansprekende voorbeelden van projecten die zijn uitgevoerd, nog lopen of op stapel staan (zie ook kader). Want gemeenschapsgeld kan zich verheu-

Als je een groep kunt mobiliseren en je hebt een duidelijk doel, kan gemeen-schapsgeld substantieel helpen om dat doel dichterbij te brengen

44

gen in veel belangstelling, -we kunnen de hele dag wel infor-matie geven en vragen beantwoorden-, zegt Edgar daarover, maar de grote, succesvolle en langlopende projecten zijn nog steeds schaars. Want de uitgangspunten kunnen dan eenvou-dig zijn, het draaien en in de lucht houden van een gemeen-schapsgeldstelsel is een hele opgave.

Sterke partnersEdgar haalt herinneringen op: “Samen met de mensen die Noppes hebben opgezet, hadden we een fantastische eerste periode. Tot we zeiden: we moeten gaan verbreden, we kunnen dit niet alleen voor ons eigen incrowdclubje houden.” Rob van Heelten en hij hadden experi-menteerdrang en dachten na over stel-sels met meer en sterke partners, zoals overheden, instellingen en bedrijven. Voor die partners kan gemeenschapsgeld bijdragen aan beleidsdoelen en aan omzetverhoging. Edgar noemt het Rot-terdamse voorbeeld van de NU-pas, een initiatief van de ge-meente met partners als Roteb (afvalinzameling) en plaat-selijke winkeliers. Gewenst gedrag, zoals afvalscheiding en recycling, werd beloond met NU-punten. Ook met bepaalde aankopen, zoals Max Havelaarkoffie of FSC-hout, konden punten worden verdiend. Edgar vertelt: “We hadden zo’n 10.000 kaarthouders en 100 winkels deden mee met produc-

ten. Ook de Rabobank was een grote partner. Het idee was om in Rotterdam te testen en daarna op te schalen. Voor de gemeente was dit systeem lucratief: als mensen grof afval in-leveren in plaats van laten ophalen, werd daarmee elke keer zo’n 60 euro bespaard. Dat was best een paar spaarpunten waard. Deelnemers konden met de punten culturele activitei-ten betalen en ook green premiums uitproberen. Zo kon een bakker een maand een biologische cake aanbieden die werd afgerekend met spaarpunten. Die punten kon de bakker bij ons inwisselen voor euro’s met aftrek van een marketingkor-

ting. Het project in Rotterdam was suc-cesvol tot Pim Fortuijn werd vermoord door een milieuactivist en Leefbaar Rot-terdam geen projecten met een milieu-imago meer wilde uitvoeren. Wel is het idee opgepikt door andere organisaties, onder andere in Belgisch Limburg. Zij

noemen het de e-portemonnee, een beloningssysteem dat op dezelfde manier werkt als in Rotterdam.”

BewustzijnEdgar ziet community currencies als een belangrijke hef-boom voor maatschappelijke vernieuwing. Transacties in gemeenschapsgeld zijn niet anoniem en onpersoonlijk maar gebaseerd op wederkerigheid. De leden van de gemeenschap worden gestimuleerd om zelf aan de slag te gaan en hun ta-

Leden van de gemeenschap worden gestimuleerd om zelf aan de slag te gaan en hun talenten te benutten

45

lenten te benutten. Dat is in veel gevallen efficiënter en goed-koper maar ook een werkwijze die ‘warmte meebrengt’ en uit-gaat van het bouwen van ‘liefdevolle relaties en netwerken’. Gemeenschapsgeld is georganiseerd in netwerken met een transparante coördinatie. Actieve deelname en transacties uitvoeren, worden gestimuleerd. Elk stelsel kan op basis van een bepaalde vraag worden ingericht en aangeboden. Edgar licht toe: “Bij ons komt de ambtenaar die iets wil doen aan een probleemwijk. Dan zeggen wij: als je dat een probleem-wijk noemt, moeten we de bewoners bij de ontwikkeling be-trekken. Samen met de jongeren die misschien rommel maken of mensen een onveilig gevoel geven, gaan we aan de slag. Als ze dat accepteren, hebben we een interessant proces.” De mensen die daarna met het gemeenschapsgeld gaan handelen, kunnen zonder drem-pel of overtuiging, vrijblijvend instappen. “De doelgroep hoeft het bewustzijn niet te hebben”, legt Edgar uit. “Ze kun-nen meedoen vanuit allerlei motivaties en, al doende, even-tueel opschuiven van gedrag naar een bewustere houding en kennis over de achtergronden voor het gedrag.”

Edgar vergelijkt geld graag met informatie: beide zijn in-strumenten die ingezet kunnen worden voor allerlei doelen. “Informatie was vroeger gecentraliseerd in handen van een

kleine groep. Vandaar de uitdrukking ‘kennis is macht’. In-middels is informatie gedemocratiseerd en op elk moment beschikbaar voor iedereen. Zo kan het ook gaan met geld-stromen die gecreëerd en georganiseerd worden binnen een gemeenschap.”

Euro’s supernuttig inzettenGaat het gemeenschapsgeld de euro-economie vervangen? Edgar denkt dat verschillende geldsystemen uitstekend naast elkaar kunnen bestaan. Zowel binnen als buiten de euro-

economie is het mogelijk om geld op een strategische manier in te zetten. Zo kun je euro’s ‘supernuttig’ besteden door het geld zolang mogelijk binnen een gemeenschap te laten circuleren en zoveel mogelijk mensen bij de trans-acties te betrekken. Bijvoorbeeld, in

plaats van een softwareprogramma te verkopen, kun je het beschikbaar stellen onder voorwaarde dat een gebruiker an-dere kennis of relaties inbrengt en het product versterkt. Ook kun je ernaar streven om geld zoveel mogelijk in de eigen ge-meenschap te besteden en de omloopsnelheid te verhogen. “Allemaal manieren om geld in te zetten voor doelen die jij als gebruiker betekenisvol vindt.”

Met jongeren, die misschien rommel maken of mensen een onveilig gevoel geven, gaan we aan de slag

46

De vernieuwingStel je voor dat banken niet meer het monopolie hebben op geldcreatie. Dat we zelf geld maken en dat besteden aan de transacties die we belangrijk vinden. Edgar Kampers van adviesbureau Qoin kan zich dat prima voorstellen, sterker nog, hij adviseert en begeleidt projecten waar geld gecreëerd wordt. Zelf noemt hij het ‘community currencies’, gemeen-schapsgeld, ook wel lokaal of complementair geld genoemd. Al 20 jaar heeft hij ervaring met het ontwikkelen, testen en invoeren van deze geldstelsels. Ooit maakte hij kennis met het fenomeen als 27e deelnemer aan Noppes, de LETS of ruil-kring in Amsterdam, opgericht door zijn vriend en compag-non Rob van Hilten. Samen startten ze 8 jaar geleden met Qoin, om hun kennis, ervaring en passie voor deze geld-stelsels uit te dragen. Qoin is nu een adviesbureau met tien medewerkers. Als adviseur, trainer en begeleider is de orga-nisatie betrokken bij een Europese uitwisseling met zes voor-beeldprojecten in Engeland, Frankrijk, België en Nederland. Samen met universiteiten ontwikkelt Qoin studieprogram-ma’s over community currencies die moeten uitmonden in een masteropleiding. Kortgeleden hield Qoin een crowdfun-dingsactie om de eigen liquiditeit een impuls te geven. Deze actie leverde in 2,5 dag 50.000 euro op.

47

Hoe gemeenschapsgeld gebruiken - 1Bevorderen lokale economie Met behulp van een lokale munt wor-den consumenten, instellingen en bedrijven gestimuleerd om hun beste-dingen zoveel mogelijk in eigen stad of regio te doen. Een voorbeeld is de Brixton Pound, de lokale munt van een voorstad van Londen. Bedrijven in Brix-ton mogen de lokale belastingen beta-len in Brixton pounds. De werknemers van de gemeente krijgen hun lunch-bijdrage, zo’n 100 euro per maand, ook uitbetaald in de lokale munt. Veel winkeliers accepteren de munt en toe-risten kunnen hun geld wisselen tegen Brixton Pounds. Een recent Neder-lands voorbeeld van een lokale munt is de Dam, te gebruiken in Rotterdam. Zie: www.brixtonpound.org en www.rotter-dam.nl Zie ook: www.socialtrade.nl (handels netwerk C3).

Bevorderen onderlinge bedrijvigheidBedrijven maken afspraken om zoveel mogelijk onderling zaken te doen. Een voorbeeld hiervan is de TradeQoin, een digitale munt die door Qoin is ontwik-keld. TradeQoin werkt in een relatief gesloten gemeenschap die onderling bepaalt wie erbij komt, wie erin zit en wie eruit gaat. De bedrijven kopen pro-ducten en diensten van elkaar en beta-len die met deTradeQoin, zo geven ze elkaar leverancierskrediet. Als bedrij-ven op die manier tussen de 10 en 25% extra omzet halen, is dat goed voor hun productiviteit en voor de werkgelegen-heid. Qoin begeleidt de implementatie van de munt, en de bedrijven zodat het aanbod binnen het netwerk kwalitatief goed en concurrerend blijft. Zie: qoin.org/nl/tradeqoin

Bevorderen sociale cohesie Burgers en/of professionals verenigen zich in netwerken, al of niet in combi-natie met lokale overheden en instel-lingen. Voorbeelden zijn Timebank in Den Haag en Amsterdam, Makkie in Amsterdam Oost en de Zuiderling in Rotterdam Zuid. In de Timebank is de ruileenheid een uur werk. Via een digi-tale bank worden bestede en ingekoch-te uren verrekend. In Amsterdam-Oost kunnen bewoners Makkies verdienen door diensten uit te voeren. Organisa-ties op het gebied van wonen, welzijn, zorg en leefbaarheid vragen hulp en bewoners bieden zich aan. De Makkies kunnen worden besteed aan kinder-oppas, huiswerkhulp, boodschappen en sporttraining. Zie: www.timebank.cc en www.makkie.nl in Amsterdam, www.dezuiderling.nl in Rotterdam.

48

49

Creatief met geldJaap Vink, projectmanager stichting STRO

Concurrerend systeemMeer dan tien jaar geleden begon Jaap Vink als vrijwilliger bij STRO. Hij had milieukunde gestudeerd en zocht een maatschappelijk interessant thema. “Op het eerste oog leek al het lokale geld hetzelfde”, herinnert Jaap zich. “Inmiddels weet ik dat de verschillen tussen projecten enorm zijn. Van een project op wijkniveau, waar mensen met een eigen munt onderling producten en diensten kopen tot landelijke netwerken van bedrijven die met een digi-tale munt overtollige of niet verkochte voor-raad van elkaar overnemen.”Inmiddels is Jaap projectmanager bij STRO en geeft hij regelmatig lezingen over ‘het nieuwe geld’. Hij legt de werkwijze van STRO uit: “We ontwer-pen een systeem dat in bepaalde omstandigheden het verschil kan maken. Dat testen we in de praktijk en daarna passen we het aan. Op een gegeven moment zien we wat maximaal mogelijk is met dat systeem. Daarna ontwikkelen we andere modellen tot we een heel palet aan mogelijkheden hebben. Ons uitein-delijke doel is om een model te ontwikkelen dat niet de nade-len heeft van het huidige geldsysteem en dat zo aantrekkelijk

is dat het concurrerend wordt. Om dat te bereiken moeten we modellen op grote schaal en voor langere tijd kunnen testen. STRO is een van de weinige organisaties in Europa met meer dan 20 jaar kennis en ervaring op dit terrein.”

Advies en begeleidingDe laatste jaren heeft STRO veel projecten uitgevoerd in Midden- en Zuid-Amerika, steeds in samenwerking met lokale organi-saties die goed geworteld zijn in de regio. Zo zijn er projecten uitgevoerd met produ-centen (boeren), lokale ondernemers en lo-kale overheden. Daarnaast verschaft STRO informatie en

advies aan particulieren en groepen die zelf een geldproject willen opzetten. “Zulke verzoeken komen tegenwoordig bij-na wekelijks binnen”, vertelt Jaap. “Als het initiatief serieus is en er een organisatie achter staat, leveren we materialen en een website waarmee ze verder kunnen. Regelmatig geven we training om met onze software te leren werken. Door de crisis zijn er veel lokale geldinitiatieven in voorbereiding: in Nederland zeker vijftien, maar als je kijkt naar Spanje

Een model te ontwikkelen dat niet de nadelen heeft van het huidige geldsysteem en dat zo aantrekkelijk is dat het concurrerend wordt

50

en Griekenland zijn het er vele tientallen. Je ziet dat er ook meer ‘professionele’ initiatieven van de grond komen, opge-zet door mensen met meer ervaring en meer middelen, zowel in menskracht als financieel. In Rotterdam bijvoorbeeld zijn tegelijkertijd twee initiatieven gestart: het ene, de Zuiderling in Rotterdam-Zuid, meer gericht op sociale contacten en het andere, de Dam, meer gericht op onderlinge bedrijvigheid.”

WijkmuntHoe maak je particulieren en bedrijven warm voor het ge-bruik van lokaal geld? Jaap vertelt over een van de experimenten van STRO in Brazilië. “We hadden sub-sidie gekregen van een Nederlandse organisatie om een school te bouwen in een sloppenwijk. Dat geld hebben we gebruikt om in die wijk microkre-diet te verstrekken aan lokale bedrijven. Het krediet werd in de nationale munt uitbetaald onder voorwaarden: je mag het krediet ook terugbetalen in de lokale munt en je moet een aanplakbiljet op je winkelruit hangen: 'Wij accepteren Pal-mas'. Palmas was de naam van de lokale munt. Nadat de kredieten waren verstrekt en de aanplakbiljetten overal ophingen, was de tweede stap om de bouwmaterialen voor de school en het loon van de bouwvakkers, zoveel mo-gelijk te betalen in Palmas. We zeiden: 'Je kunt nu geld ver-

dienen, maar het is een speciaal project en we betalen in Pal-mas.' Men reageerde: 'O ja, daar heb ik van gehoord! Ik weet dat ik die daar en daar kan uitgeven.' Ook andere winkels gingen meedoen omdat ze meer konden verkopen en omdat ze de Palmas in ieder geval konden besteden bij de winkels met het microkrediet. Zo kwamen de Palmas in omloop. De leveranciers van bouwmaterialen en de bouwvakkers gaven de lokale munten uit bij de bedrijven en winkels die daarmee hun krediet terugbetaalden. Toen de transacties op gang wa-ren gekomen, was het project afgelopen. Maar de wijk had

het principe leren kennen en de lokale bank is met de wijkmunt doorgegaan. Het systeem functioneert nog steeds en een vergelijkbare wijkmunt is inge-voerd in 60 tot 100 wijken, verspreid over heel Brazilië.”

CreatiefIn zijn werk heeft Jaap gemerkt dat overheden, bedrijven en burgers het huidige geldsysteem vaak kritiekloos accepteren als een gegeven, bijna een natuurwet. Ze realiseren zich niet dat het ook anders kan en dat een alternatief gunstig kan uit-pakken voor de gemeenschap. “Als je ziet dat ons geldstelsel berust op een aantal afspraken en spelregels, besef je dat die afspraken ook kunnen worden herzien, waardoor de uitkom-sten veranderen. Dat uitgangspunt maakt creatief, je wilt we-

Er zijn veel lokale geldinitiatieven in voorbereiding: in Nederland zeker vijf-tien, maar als je kijkt naar Spanje en Griekenland zijn het er vele tientallen

51

ten hoe geld op een andere manier kan worden ingezet. Op die manier kun je echt een verschil maken en werken aan een economie met veel meer profijt voor iedereen.”

Nieuw Europees projectAls voorbeeld beschrijft Jaap een nieuw Europees project ‘Di-gipay4Growth’ waarin digitaal geld op een creatieve en groot-schalige manier wordt ingezet. Op plaatsen in Europa waar de markt door geldschaarste is stilgevallen en waar mensen werkloos aan de kant staan, kan met behulp van digitaal geld een nieuwe impuls worden gegeven aan de lokale economie. Bedrijven, overheden en particulieren worden uitgedaagd om een deel van hun eu-robestedingen om te zetten naar di-gitaal geld. Instappen loont door een bonus bij aankoop van de munt (bij-voorbeeld 11 eenheden voor 10 euro’s). Terugruilen in euro’s kan ook maar dan met een malus (bijvoorbeeld 9 euro’s voor 10 eenheden). Daardoor blijft het geïnvesteerde geld zolang mogelijk rouleren binnen het netwerk. De malus kan minder worden naarmate een eenheid vaker heeft gerouleerd. Dat is belangrijk voor bedrijven die ook buiten het netwerk moeten inkopen: zij moeten anders onevenredig veel malus betalen. Overheden gaan hun maatschappelijke uitgaven, zoals aan-bestedingen, uitkeringen en subsidies, binnen het netwerk

in digitaal geld uitbetalen. Dit geld rendeert maatschappelijk beter dan euro’s doordat het de lokale economie stimuleert en belastinginkomsten genereert. Binnen het netwerk komen transacties tot stand, werklozen kunnen aan de slag en pro-ductiemiddelen worden weer gebruikt. Op het digitale geld zit een zogenaamde liquiditeitsheffing: elke dag wordt het een klein beetje minder waard. Dit moedigt de deelnemers aan om onderlinge samenwerking te zoeken en het geld snel te besteden. De inkomsten van de liquiditeitsheffing worden gebruikt om het netwerk te financieren en, op termijn, om

kredieten te verstrekken. Het klinkt ingewikkeld maar volgens Jaap is dit systeem met behulp van de software van STRO goed te beheren en in de praktijk te brengen. Voor regio’s die door de eurocrisis buiten spel zijn gezet, biedt dit systeem een kans op

nieuwe activiteit en bedrijvigheid. Met behulp van een Euro-pese (!) subsidie kan de komende jaren ervaring worden op-gedaan met digitaal en regionaal geldverkeer.

Ons geldstelsel berust op afspraken en spelregels, die kunnen worden herzien, waardoor de uitkomsten veranderen

52

De vernieuwingSTRO staat voor Social Trade Organisation. De stichting werd in 1970 opgericht als Aktie Strohalm, een van de eerste milieu-organisaties. Sinds de negentiger jaren heeft STRO zich ge-specialiseerd in onderzoek, ontwikkeling en implementa-tie van lokale geldstelsels. Het doel is om een economische infrastructuur te creëren zonder de negatieve gevolgen van de huidige economie, als armoede en milieuvervuiling. Ter ondersteuning van de geldsystemen ontwikkelt en beheert STRO het softwareprogramma Cyclos. Deze software is open source beschikbaar voor communities, bedrijven kunnen het programma gebruiken tegen betaling. Naar schatting 200 projecten gebruiken het.STRO heeft de afgelopen jaren projecten opgezet en bege-leid in Uruguay, Brazilië en Honduras, steeds in samenwer-king met lokale partners. Lange tijd konden de activiteiten gefinancierd worden met subsidies en donaties maar dit is de laatste jaren moeilijker. Daarom wordt gezocht naar an-dere financieringsbronnen zoals betaalde dienstverlening en crowdfunding. Bovendien wordt de waarde van het be-drijfspand in Utrecht gekapitaliseerd. In 2014 voert STRO het project ‘Digipay4Growth’ uit, een samenwerking van 17 Europese partners.

53

Hoe gemeenschapsgeld gebruiken - 2Bevorderen onderlinge zorgParticulieren worden gestimuleerd om onderling zorg te verlenen. Een voor-beeld is ‘We helpen’, een landelijk sys-teem in coöperatievorm. Verzekeraars, Rabobank, pensioenfonds PGGM en 50 andere partners hebben deze coö-peratie opgericht. ‘We helpen’ is een digitaal platform met veel functiona-liteit. Iedere burger kan eenvoudig lid worden en een rekening aanmaken. Op die rekening worden credits ontvangen voor uitgevoerde hulp- en zorgtaken. Deze credits kunnen worden gebruikt om zorg in te kopen, voor zichzelf of voor anderen. Er is een marktplaats om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Mantelzorgers kunnen in een logboek informatie en ervaringen delen en in een agenda afspraken bijhouden. Zie: www.wehelpen.nl

Stimuleren gewenst gedragOverheden en instellingen kunnen burgers belonen voor gewenst gedrag, bijvoorbeeld milieubewust of sociaal gedrag. Ook gewenst koopgedrag kan op die manier worden beloond. Hierbij wordt gebruik gemaakt van spaar- of loyaltysystemen. Een voorbeeld is de e-portemonnee, uitgevoerd in negen gemeenten in Belgisch Limburg. Zie: www.e-portemonnee.be

Toegankelijk maken van culturele voorzieningenSpaarsystemen kunnen ook gebruikt worden om mensen de mogelijkheid te geven de toegang tot bepaalde culture-le voorzieningen zelf te verdienen. Een voorbeeld is 10.000 hours, een project van festivalorganisator ID&T. Door middel van vrijwilligerswerk kunnen festivalbezoekers een toegangskaartje verdienen en tegelijk iets bijdragen aan sociale projecten waarmee ze an-ders niet zo snel in aanraking zouden komen. Zie www.10000hours.nl

54

55

Met geld kies je een wereldDette Glashouwer, theatermaker

Geld als verhaal“Geld is eigenlijk een taboe”, vindt Dette Glashouwer als ze vertelt over haar fascinatie voor dit thema. “Sommige men-sen vinden geld gewoon een middel maar dat is niet het hele verhaal. Er zitten spelregels aan met ongewenste gevolgen. Armen worden armer en rijken worden rijker. Het is behoor-lijk ondoorzichtig. Ik ben een the-atermaker die geïnteresseerd is geraakt in het verhaal. Ik zie het als mijn missie om mensen be-wust te maken dat geld niet is wat je denkt dat het is, dat er veel meer omheen zit en dat het ook anders zou kunnen. Een mooi voorbeeld daarvan is de belasting. In Nederland is arbeid maximaal belast en grondstoffen niet of minder. Bedrijven verplaatsen arbeid naar lage lonenlanden of investeren in machines want dat is goedkoper. Als je die regels verandert, krijg je een omkering in de economie. Geen of minimale belasting op arbeid, omdat je wilt dat iedereen aan het werk kan. Een hoge belasting op grondstoffen omdat je duurzaam gebruik wilt. Als kunstenaar verheug ik me ont-zettend dat die belasting verandert. Dan ben ik opeens een

stuk goedkoper en het is voor mij ook veel aantrekkelijker om andere mensen in te schakelen. Een ander voorbeeld is dat je geld spaart en denkt: ‘ik heb wat geld over’, maar ei-genlijk spaar je de schuldverklaring van een ander. Want dat is geld, een schuldverklaring. Veel van die dingen zijn niet gemakkelijk te bevatten.”

Geld en emotiesDette typeert mensen op basis van de relatie die ze hebben met geld. “Je hebt types die geld zien als een middel om een imperium te bou-wen: je kunt er iets mee bereiken.

Sommigen zien geld als veiligheid: je spaart en dan heb je iets. Anderen zien geld als iets dat ze niet mogen houden, dat ze moeten weggeven. Weer anderen zien het als middel om er goed uit te zien, om status te hebben. Ik hoor tot het type dat geld associeert met angst. Dat er niet genoeg is, dat ik het niet waard ben en dat het vies is. Ik voel me verwant met de opvatting dat je met geld een wereld kiest.”Naast angst roept geld ook andere emoties op die Dette in kaart heeft gebracht. “Als er geld is binnengekomen, ben ik

Ik hoor tot het type dat geld associeert met angst. Dat er niet genoeg is, dat ik het niet waard ben en dat het vies is.

56

vaak blij: Fijn, er is weer geld. Ik wil onderzoeken wanneer ik geld leuk vind. Een tijd geleden moest ik cartridges kopen. Dat vind ik een ondoorzichtige markt die ik niet helemaal vertrouw. Ik vind het vervelend om daaraan geld uit te geven. Vervolgens ging ik naar een lingeriewinkel waar ik goed werd geholpen en dan geef ik met plezier vijf keer zoveel uit aan een paar beha’s. Dan ben ik blij dat ik dat kan betalen!”

Geld, tijd en vrijheidMet behulp van boeken en gesprekken heeft Dette zich de taaie materie van de financiële verhoudingen eigen gemaakt. “Iemand legde me uit dat ons geld-systeem super efficiënt is. Maar dat het ook monomaan is en dat een crisis daarom extra hard aankomt. Terwijl een ander systeem mis-schien minder efficiënt is maar wel meer overlevingskansen heeft. Geldverkeer is vooral tijdbesparend: als het allemaal via lokale en sociale geldstelsels moet, dat kost me een tijd!”Dette vertelt verder wat ze leerde over geld en geldsystemen: “Ik las over het verschil tussen vrije markt en kapitalisme. Ik dacht dat het kapitalisme een vrije markt voorstaat. Vrij, dat klinkt goed. Maar een vrije markt is niks anders dan ruilhan-del met het medium geld. Als die markt vrij is, kan dat geld gewoon vloeien. Kapitalisme is iets anders, het is de kunst om met geld, meer geld te creëren. Een echt vrije markt helpt

daar niet bij, kapitalisme heeft meer aan monopolies. En nog een kwestie: hoe staat het met de vrijheid van rijke mensen? Mogen wij als maatschappij regels stellen: bijvoorbeeld dat je niet meer mag verdienen dan je in je leven kunt uitgeven? Ik vind het zo verfrissend dat je kunt bedenken: Hoe willen wij dat regelen in onze maatschappij?”

Geld en AfrikaIn 2013 maakte Dette een reis van drie weken door Kenia. Ze gebruikte die ervaring voor een nieuwe theatervoorstel-ling. Over haar indrukken vertelt ze: “Zodra je als witte in

Afrika komt, voel je je schuldig. De lading van het verleden: slaven-handel, kolonialisme, imperialis-me en landenroof, drukt allemaal op je schouders.” In Afrika ont-

dekte ze nieuwe dimensies van het thema geld. “Ik zag op-nieuw hoe belangrijk geld is, want het is echt klote als je het niet hebt. Tegelijk werd ik knettergek dat zij mij voortdurend vragen om geld en dat ik word afgezet omdat ik wit ben. Dat het voortdurend over geld en afhankelijkheid gaat. Ik vroeg me af: wat heeft zo’n land zelf te bieden? Dat is nog niet zo gemakkelijk te omschrijven. Ik kwam op dingen als onthaasting. Ik voelde daar geen haast of stress maar veel meer rust. In sloppenwijken werd ik getroffen door een soort menselijk-

Een echt vrije markt helpt daar niet bij, kapitalisme heeft meer aan monopolies

57

heid. De weggetjes zijn geplaveid, er zijn heel veel winkel-tjes en werkplaatsen. Alles wat een tweede leven kan krijgen, krijgt dat. Er is een soort levendigheid die waarschijnlijk vroeger ook in onze dorpen en wijken voorkwam.”

Geld in het theater“Ik ga heel associatief om met de informatie en heb daardoor mogelijkheden om naar onze relatie met geld te kijken die bankiers niet hebben. Ik kan het persoonlijke met het maat-schappelijke verbinden waardoor men-sen geraakt worden.” Dette kiest bewust voor haar rol als theatermaker. “Soms kom ik in contact met groepen die ac-tie willen voeren om de samenleving te veranderen. Dat is niet mijn houding, ik verwacht daar niet zoveel van.” Dette le-vert haar bijdrage aan maatschappelijke discussie en persoonlijke reflectie in het theater. Ze zegt daarover: “Ik heb ervaren dat het helemaal niet eenvoudig is om mens te zijn in deze wereld vol machts-structuren en loyaliteitsconflicten. Om jezelf onder ogen te zien, dat vergt veel bereidheid en moed. Voor mij betekent mens zijn dat je eraan werkt om volwassen te worden. Vrij van aannames en kleuterreacties. Via mijn voorstellingen investeer ik daarin en ik zie dat het een pijnlijk proces is. Aan de andere kant gaan ook veel din-

gen goed. Als ik bijvoorbeeld rondloop in New York, daar wonen zonder al te veel problemen zeker 90 nationaliteiten samen. Er zijn veel mensen die voor elkaar zorgen en elkaar wat gunnen en daar ook hun geld aan besteden. Dus het is maar hoe je kijkt. Zwart-wit is het zeker niet.”

Het is niet eenvoudig om mens te zijn in deze wereld vol machts-structuren en loyaliteitsconflicten. Om jezelf onder ogen te zien, dat vergt veel bereidheid en moed

58

De vernieuwingDette Glashouwer is theatermaker. Jarenlang trad ze op met het gezelschap Suver Nuver en maakte ze voorstellingen over taboes, grenzen en grensoverschrijdingen waarin eigen erva-ring en gevoelens niet buiten schot bleven. Toen het gezel-schap in 2009 de subsidie kwijtraakte, besloot Dette zelf-standig verder te gaan. Van de nood maakte ze een deugd en verdiepte zich in het verhaal achter geld en financiële systemen. Deze zoektocht leidde tot de voorstelling ‘Money, money, money’. Ook speelde ze in New York bij de Occupy protesten. Sinds Dette solo én zonder subsidie optreedt, is ze meer dan voorheen ondernemer. Ze geeft eigen aandelen uit om haar projecten te financieren. Fans en toeschouwers kunnen die kopen en de aandeelhoudersvergaderingen be-zoeken met inspirerende voorzitters als Helen Toxopeus en Jan Rotmans. De aandeelhouders helpen Dette niet alleen aan financiën maar ook aan contacten voor optredens. Regel-matig wordt ze uitgenodigd op congressen over geld, onder-meer georganiseerd door banken en financiële instellingen. Haar nieuwste voorstelling ‘Dette goes to Africa’ was in 2013 te zien op het festival De Parade. In 2014 speelt ze de voor-stelling in het theater.

59

Analyse geldStemmen Deze drie maatschappelijke vernieuwers zijn geïnspireerd door de stemmen van mensen die geld een nieuwe plaats wil-len geven in menselijke en maatschappelijke verhoudingen. De vernieuwers zijn zich bewust van de grote problemen in de financiële wereld, de weeffouten in de systemen van geld-creatie en -distributie en de enorme financiële ongelijkheid. Maar ze kiezen ervoor aan te haken bij stemmen die bena-drukken dat geld ook een middel kan zijn om gemeenschap-pen te bouwen, wenselijke transacties te stimuleren en blijd-schap en dankbaarheid te ervaren.

VerbeeldingIn de verbeelding van Edgar Kampers van Qoin zijn commu-nities zich bewust van hun potentie en daadkracht om zelf aan maatschappelijke problemen te werken. Communities kunnen bestaan uit burgers, instellingen, bedrijven en over-heden of een combinatie daarvan. In zijn verbeelding be-seffen zij dat ze zelf community currencies kunnen creëren en daardoor minder afhankelijk worden van ‘gewoon’ geld. Deze systemen worden aangepast aan de lokale situatie en de maatschappelijke kwestie. Voor de deelnemers ter plaatse is

het systeem eenvoudig en aantrekkelijk om te participeren, zij kunnen instappen met uiteenlopende motivaties. In de verbeelding van Edgar Kampers draait de interactie van Qoin met de samenleving om verdieping en verspreiding van ken-nis. Mensen willen voortdurend leren, kennis delen, elkaar vormen en opleiden. Door kennis te verspreiden en te delen, ontstaat een beweging die een substantieel alternatief biedt voor de huidige economie. Ook in de verbeelding van theatermaker Dette Glashouwer draait het om bewustwording, kennis en vorming. In haar voorstellingen wil ze mensen nieuwe inzichten bieden op hun dagelijks leven en hun omgang met geld. Ze laat op een speelse manier zien dat alternatieve scenario’s beschikbaar zijn die kwalitatief interessanter zijn en ze doet een beroep op de verbeeldingskracht van haar publiek: ‘Het huidige geld-stelsel is een afspraak met spelregels, het had ook een andere constructie kunnen zijn.’ In de verbeelding van Jaap Vink van STRO zijn lokale geld-stelsels helemaal ingebed in lokale gemeenschappen en zijn er geen scherpe scheidingen tussen de bijdragen van burgers, bedrijven en overheden. Lokale geldstelsels zijn zoveel mo-gelijk zelfvoorzienend en professioneel. Een pragmatische werkwijze en een idealistische instelling houden elkaar in evenwicht en zorgen voor een sterke verankering.

60

Verhaal

Verhelderen en herschikkenIn hun verhalen en voorbeelden verhelderen deze drie maat-schappelijke vernieuwers dat het mogelijk is de spelregels van het huidige geldsystemen te ontrafelen en een spel te ontwer-pen met andere regels. Zij verhelderen dat een alternatieve benadering mogelijk is: namelijk de creatie van geld opvatten als een besluit dat democratisch genomen wordt. En ze ver-helderen dat de circulatie van geld ingezet kan worden om al-lerlei maatschappelijke doelen dichterbij te brengen. Zo kan geld een instrument zijn dat menselijk contact en wederke-righeid stimuleert, dat gewenst gedrag beloont en dat onder-linge bedrijvigheid aanjaagt. De vernieuwers herschikken de associaties van geld met conflicten, zelfverrijking en ongelij-ke verdeling naar associaties van geld met waardering, veran-dering en voldoening. Deze herschikking komt tot stand aan de hand van voorbeelden waarin de anonieme en ondemocra-tische aspecten van het huidige geldverkeer worden gecon-trasteerd met de lokaal verankerde en door een gemeenschap gedragen ‘community currencies’. Tegelijk verhelderen deze maatschappelijke vernieuwers de positieve effecten van geld-verkeer als zodanig. Ze noemen effecten als transacties ver-gemakkelijken, gewenst gedragen belonen en waardering en erkennen uitdrukken. Zij stellen een meer gedifferentieerde

situatie voor waarbij verschillende geldsystemen, die aanslui-ten bij verschillende doelen, naast elkaar bestaan. Alle drie de maatschappelijke vernieuwers verhelderen dat geld en geldverkeer complexe fenomenen zijn. Het vergt veel studie en onderzoek om deze te doorgronden. Voor wie moei-te doet, is veel kennis en ervaring voorhanden om te delen en uit te wisselen. Aan deze kennisuitwisseling en verspreiding doen de maatschappelijke vernieuwers zelf mee: Edgar Kam-pers en Jaap Vink in advisering, lezingen en trainingen, Dette Glashouwer in haar theatervoorstellingen. Ze laten zien dat de economische en financiële crisis geen onderwerpen zijn waarop alleen experts zicht hebben, maar dat iedere burger en elke gemeenschap kan meedoen aan de discussie en kan bijdragen aan alternatieven. De vernieuwers herschikken het initiatief van geldcreatie en geldbeheer: dit hoeft niet alleen te liggen bij de banken, grote bedrijven of overheden maar kan ook liggen bij de lokale gemeenschap. Alle drie de maatschappelijke vernieuwers benadrukken dat creativiteit een motor is om gevestigde belangen, gewoontes en routines te herschikken, impasses te doorbreken en ver-nieuwingen vorm te geven.

Overhevelen wereldenEdgar Kampers en Jaap Vink zijn bezig om de wereld van de gemeenschap en die van het activisme over te hevelen naar de wereld van de banken en de zakelijke wereld. Zij streven

61

ernaar de wereld van de top-downbenadering en die van de bottom-upbenadering samen te brengen in een lokaal geld-stelsel. Zij hevelen de wereld van een gesloten, afgebakende gemeenschap over naar de wereld van de open economie. Ook hevelen ze de huiselijke wereld van de zorgzame en lief-devolle relaties over naar de formele wereld van geldstelsels. Daarnaast hevelt Dette Glashouwer de wereld van de inspi-ratie en de creativiteit over naar de wereld van de economie en financiën. De wereld van associatie, speelsheid, ideeën en fantasie wordt in haar voorstellingen verbonden met de we-reld van wetten, regels, modellen en statistieken.

NamenEdgar Kampers kiest voor de naam ‘community currency’ boven lokaal geld, complementair geld of alternatief geld omdat die naam volgens hem het beste uitdrukt waar het bij deze valuta om gaat. Jaap Vink wijst erop dat het belangrijk is een goede naam te kiezen voor een lokale munt, dit moet een naam zijn die voor de doelgroep herkenbaar is en tot de verbeelding spreekt. Dette Glashouwer vindt het belangrijk om een typologie te maken van mensen aan de hand van de manier waarop ze met geld omgaan. Ze spreekt over types die geld gebruiken als een middel om een imperium op te bouwen. Anderen zien geld als bron van veiligheid, een ap-peltje voor de dorst. Weer anderen zien geld als een middel om status te verwerven. Zelf rekent ze zich tot het type bij

wie geld angst oproept. Door deze typen te benoemen, maakt Dette duidelijk dat geld grote invloed heeft op onze identiteit maar dat we daarin keuzes kunnen maken.

Grenzen overbruggenIn de verhalen van Edgar Kampers en Jaap Vink vervult het softwaresysteem dat de community currencies ondersteunt, een brugfunctie. Dit systeem coördineert alle mogelijkheden en spelregels voor het gebruik van de community currencies. Het softwaresysteem is flexibel, de functionaliteit kan aan-sluiten bij verschillende toepassingen. De brugfunctie van het softwaresysteem wordt aangevuld en versterkt door de deskundigheid en jarenlange ervaring van de adviseurs van Qoin en STRO. Wel merken ze dat het moeilijk is om met dit complexe onderwerp een breder publiek te bereiken. Deze brug is voor Dette Glashouwer iets eenvoudiger te reali-seren door middel van haar voorstelling. Met haar creatieve voorstelling maakt ze een brug naar een veelkleurig publiek. Ze toont de complexiteit van het per-soonlijke en het maatschappelijke verhaal en verbeeldt de bedenkelijke én waardevolle kanten van geld. Bovendien kan Dette in haar theatervoorstelling het publiek een spiegel voorhouden. Dette laat zien dat kunst, meer in het bijzonder een theatervoorstelling, een brugfunctie kan vervullen die het publiek uitdaagt en aan het denken zet en tegelijk ruimte biedt om tot een eigen interpretatie te komen.

62

Zorg

63

64

65

De kracht van de eigen kringFiet van Beek, bestuurder van Eigen Kracht Centrale

Regie in eigen handIn Nederland kennen we eigenlijk maar twee reacties als er problemen zijn. Of we redden het zelf, eventueel met hulp van naaste familie of vrienden. Of we stappen naar een hulpver-lener waar professionals de problemen van ons overnemen. De Eigen Kracht Centrale bepleit het mobiliseren van een tus-senniveau, dat van de eigen kring. Fiet van Beek houdt van het nieuwe woord ‘samenredzaamheid’: betrokken men-sen mobiliseren rondom een persoon die hulp nodig heeft, om zo de regie in eigen kring te houden. “In deze verzor-gingsstaat zijn we in de reflex gescho-ten dat als we er zelf niet uitkomen, we meteen aankloppen bij professionele hulpverleners”, licht Fiet toe. “Er is in de af-gelopen 40 jaar ongelooflijk veel deskundigheid ontwikkeld die belangrijk is voor de kwaliteit van leven. Ik neem daarvan geen afstand, behalve dat de systeemwereld (van de organisa-ties), de leefwereld van de mensen soms onnodig claimt. En daar krijgen mensen last van. Waar de leefwereld en de sys-teemwereld met elkaar schuren, ontstaan klachten en frus-traties.

Onze visie is eenvoudig: als mensen het zelf niet meer red-den, gaan we eerst investeren om hun kring van betrokken mensen weer groter te maken. Daar hoort de regie. Die kring maakt een plan dat leidend is voor de zorg. En dat is precies de omgekeerde volgorde van hoe het nu meestal gaat.”

BurgerrechtenFiet ontdekte deze frictie tussen hulp-vrager en hulpverlener toen ze bele-vingsonderzoek deed onder jongeren die te maken hadden met jeugdzorg. “Ik hoorde steeds dezelfde klachten: er wordt niet naar mij geluisterd, ik heb

geen zeggenschap over mijn leven, ik krijg te weinig informa-tie over wat met mij gaat gebeuren en er is geen samenhang tussen de hulpverlening en mijn eigen leven”, vat Fiet haar bevindingen samen. Van Rob van Pagée, die het idee van Fa-mily Group Conferencing uit Nieuw-Zeeland naar Nederland haalde, hoorde Fiet over de werkwijze die hier Eigen Kracht-conferentie ging heten. “Ik dacht: als dit klopt, dan zit in deze aanpak alles wat families echt willen. Maar klopt het ook?” In een project van drie jaar kreeg ze gelegenheid om de eerste

Waar de leefwereld en de systeem-wereld met elkaar schuren, ontstaan klachten en frustraties

66

experimenten met Eigen Kracht-conferenties in Nederland in kaart te brengen en de resultaten te evalueren. Die resultaten bleken overtuigend. Een paar jaar geleden trad ze toe als be-stuurder van de Eigen Kracht Centrale. “Toen heb ik besloten: ik ga nu meewerken met het duwen en trekken om dit verhaal verder te krijgen. Want het is een sterk verhaal: burgers wil-len zo behandeld worden, maar ze weten vaak niet wat hun rechten zijn.” De Eigen Kracht Centrale heeft een duidelijke visie op bur-gerschap, namelijk dat burgers altijd invloed en zeggenschap houden over hun leven. Ook als er ingrepen nodig zijn die hun bewe-gingsvrijheid beperken. “Wij worden vaak geassocieerd met de zorgsector maar zijn een burgerrechtenorgani-satie”, verklaart Fiet. “Zo is het ook voorgeleefd in Nieuw-Zeeland waar de start van de conferenties samenviel met een wetswijziging waardoor Maori families meer zeggenschap kregen over de zorg voor hun kinderen.”De bestuurder legt uit hoe de visie op burgerrechten op ver-schillende manieren gestalte krijgt. “In de conferenties wordt duidelijk dat burgers heel goed de regie in de eigen kring kun-nen houden. Met ondersteuning van de onafhankelijke Eigen Kracht-coördinator worden bruggen gebouwd en afspraken gemaakt tussen burgers en professionele organisaties.

We willen dat burgerrecht ook verankerd zien in wetgeving. Vooral in wetten rondom gedwongen psychiatrische op-name en jeugdbescherming zou moeten staan dat eerst de kring rondom de betrokkene gemobiliseerd wordt en plan-nen maakt, voordat hulpverleners hun rol in de behandeling overnemen. Daarnaast trainen we professionals om zich deze visie eigen te maken: Hoe gaat het als mensen eerst de kans krijgen om zelf een plan te maken? Welke rol speel jij als pro-fessional dan nog?” Volgens Fiet zijn de huidige professionals lang niet altijd op die manier opgeleid en besteden ze veel tijd

aan risicotaxaties. “Dat moeten ze overigens zeker blijven doen, maar niet uitsluitend. Onderdeel van het werk is ook om contact te onderhou-den en samen te werken met de kring van betrokken mensen.” Daarnaast houdt de Eigen Kracht Centrale zich

bezig met lobby en beleidsbeïnvloeding vanuit deze burger-schapsvisie. “We zijn geen politieke partij maar hebben wel ideeën hoe overheden en burgers met elkaar kunnen omgaan en de verantwoordelijkheden kunnen verdelen. Ook burgers denken nog steeds: ik heb een probleem dus ik moet naar een professional. Want ik wil mijn familie en vrienden daarmee niet lastig vallen.”

Het is een sterk verhaal: burgers willen zo behandeld worden, maar ze weten vaak niet wat hun rechten zijn

67

LeefgebiedenEr is onderzoek gedaan naar de verschillen tussen zorgplan-nen van professionals en plannen uit de Eigen Kracht-con-ferenties. Fiet vertelt: “Het bleek dat professionals sneller naar intensieve vormen van zorg grijpen en acties in het plan zetten die aansluiten bij hun eigen discipline. Werkers uit de jeugdzorg refereren aan opvoeding; werkers bij schuldhulp-verlening hebben het over geldzorgen en kijken niet of nau-welijks naar de opvoeding. Families en mensen uit de eigen kring kijken naar de persoon en zij maken integrale plannen. Zij hebben het gemiddeld over vier leefgebieden, terwijl de plannen van professionals vooral gaan over het leefgebied waarin ze zelf actief zijn.”

Liefde en betrokkenheidFiet benadrukt dat de Eigen Kracht Centrale uitgaat van de mogelijkheden en capaciteiten van mensen. “Volgens mij zijn liefde en vertrouwen het cement van de samenleving. Dat houdt de mensen bij elkaar. Anders wordt het een heel nare wereld, maar gelukkig is dat cement er wel. Alleen, we hebben een beetje afgeleerd om daarop een appèl te doen, omdat we het allemaal op eigen houtje willen doen. Zelf heb ik pleegkinderen in huis gehad waarvoor ik me niet had opgegeven, dat is zo ontstaan. De kracht die je dan in jezelf voelt, noem ik liefde. Ik wil gewoon dat het goed

gaat met die kinderen. Ik denk dat alle mensen een soort oer-kracht hebben, dat ze willen dat het goed gaat met de mensen met wie ze zich verbonden voelen. Ik noem dat soms liefde en soms ook betrokkenheid. In dat laatste woord zit ‘trekken’, zoals de trekkracht van een magneet. In onze samenleving is vertrouwen nodig dat die kracht er is. Dat dingen wel eens mislopen in mensenlevens, ontken ik niet. Maar je kunt veel herstellen in de kring van mensen daaromheen. Als er echt sprake is van grensoverschrijdend gedrag, hebben we daarvoor een systeem, zoals de jeugd-

bescherming. Maar zo’n instelling moet mensen die wel te vertrouwen zijn, erbij halen en daarna toetsen of het klopt, of het kind veilig is. Zolang het tegendeel niet is aange-toond, vertrouw ik op die oerkracht en het cement in onze samenleving.”

Ik denk dat alle mensen een soort oer-kracht hebben, dat ze willen dat het goed gaat met de mensen met wie ze zich ver-bonden voelen

68

De vernieuwingHet idee van de Eigen Kracht Centrale is overgewaaid uit Nieuw-Zeeland en sinds 2000 op kleine schaal begonnen in Nederland. Het eerste jaar vonden 21 conferenties plaats en dit aantal groeide jaarlijks. Aan het eind van 2013 staat de tel-ler op ruim 8500 gehouden conferenties.Wie in een noodsituatie komt en daar zelf niet uitkomt, kan gebruik maken van een Eigen Kracht-conferentie om aan een oplossing te werken. De conferentie wordt voorbereid en be-geleid door een Eigen Kracht-coördinator, een freelancer die is getraind door de Eigen Kracht Centrale. Op dit moment zijn zo’n 800 getrainde coordinatoren inzetbaar. De kosten voor de conferenties worden in de meeste gevallen worden dit bedrag gefinancierd door gemeente of provincie. Uit on-derzoek van de stadsregio Amsterdam blijkt dat de conferen-ties in het vervolgtraject een aanzienlijke besparing in hulp-verleningskosten opleveren.

Opzet conferentieBelangrijke uitgangspunten van het werk van de Eigen Kracht Centrale zijn de onafhankelijkheid van de coördinator en de afbakening van diens rol als procesbegeleider. Als eerste be-spreekt de coördinator met de persoon in nood wat er pre-

cies aan de hand is. Als deze persoon een kind is, kan die een vertrouwenspersoon vragen om hem/haar bij te staan. Als de vraag helder is, gaat de coördinator inventariseren wie tot de kring van de betrokkene behoort. Die personen worden uit-genodigd om mee te denken over de kwestie. De coördinator bezoekt al deze personen afzonderlijk en bespreekt mogelij-ke spanningen en belangen. De conferentie zelf bestaat uit drie delen. Het eerste deel is open en informatief: hulpverleners met verschillende des-kundigheid (bijvoorbeeld jeugdzorg, opvoedingsondersteu-ning, schuldhulpverlening, reclassering) informeren de deel-nemers over de mogelijkheden van hulp en begeleiding. Ook kunnen in dit deel de voorwaarden worden besproken waar-aan het plan moet voldoen. Bijvoorbeeld dat de veiligheid van de persoon in nood gewaarborgd is. Het tweede deel is beslo-ten en actiegericht: de deelnemers stellen samen een plan op dat een antwoord geeft op de vraag van de persoon in nood.

Het plan wordt met consensus aangenomen. Bij het besloten deel is de coördinator niet aanwezig.

69

In het derde, afrondende deel van de conferentie, als het plan tot stand is gekomen, loopt de coordinator het plan door op eventuele onduidelijkheden. Ook maakt hij/zij procesafspra-ken voor het vervolg. In dit deel kan de hulpverlener het plan toetsen op de gestelde kaders. Een Eigen Kracht-conferentie duurt gemiddeld 3 tot 5 uur. Kinderen hoeven niet de hele tijd op een stoel te blijven zit-ten maar mogen in en uit lopen en zich laten vertegenwoor-digen door hun vertrouwenspersoon. Voor catering wordt ge-zorgd, op verzoek van de kinderen is er cola, chips en snoep. In 98% van de gevallen leidt een conferentie tot een plan. De deelnemers aan de conferentie voelen zich eigenaar van dit plan en leveren in veel gevallen ook een bijdrage aan de uit-voering. Die rol kan verschillend zijn, van heel intensief tot heel incidenteel.

70

71

Het proces enthousiasmeertJo van der Heijden, vice-voorzitter van zorgcoöperatie Hoogeloon

Coöperatieve geest“Krachten mobiliseren.” Met die woorden vat Jo van der Heijden kernachtig de missie van zorgcoöperatie Hoogeloon samen. “Datgene bieden waaraan behoefte is.” Jo is geboren en getogen in Hoogeloon en heeft zijn hele leven als boer gewerkt. Daarnaast heeft hij in veel besturen gezeten en er-varing opgedaan met coöperaties. Re-gelmatig spreekt hij over het coöpera-tieve gevoel en de coöperatieve geest. Wat dat precies is, is moeilijker uit te leggen. Hij noemt een aantal kenmer-ken. Het besef dat de leden bepalen wat gebeurt en dat het bestuur door hen aangesproken en, waar nodig, teruggefloten wordt. We-ten welk doel je wilt bereiken en daaraan vasthouden. Open-heid en inzicht bieden in alles wat je doet. Maar ook de erva-ring dat je samen sterk bent, dat je zelfbewust kunt optreden en zonodig je poot stijf houdt in het contact met instanties en autoriteiten. Jo is vice-voorzitter van het bestuur dat tweemaal per jaar vergadert met alle leden. “Tijdens die bijeenkomsten tonen onze leden zo veel betrokkenheid dat wij er als het ware door

worden voortgestuwd”, vindt Jo. “Dat effect bereik je alleen als je een coöperatie bent.”

De beste vormVeelvuldig krijgt de zorgcoöperatie verzoeken om infor-matie, de vraag hoe je een coöperatie kunt oprichten en of

Hoogeloon even de statuten wil op-sturen. Een aanpak waarin Jo niet ge-looft. “Je kunt niet in je eentje een co-operatie oprichten of dat van bovenaf opleggen. Hier hebben we vier jaar nodig gehad om erachter te komen dat een coöperatie de beste vorm is.” Wel

kan Jo een aantal voorwaarden noemen die nodig zijn om het proces richting een coöperatie te starten. Allereerst moet in een dorp of wijk een probleem ervaren worden, er moet sprake zijn van onvrede en de behoefte om een alternatief te creëren voor de bestaande situatie. Daarna moet een stevige groep vrijwilligers bereid zijn om tijd, energie en deskun-digheid te stoppen in het burgerinitiatief. Deze vrijwilligers moeten ook nog eens goed samenwerken, een gezamenlijke visie ontwikkelen en op veel verschillende niveaus kunnen

De ervaring dat je samen sterk bent, dat je zelfbewust kunt optreden en zo-nodig je poot stijf houdt in het contact met instanties en autoriteiten

72

functioneren. Kort samengevat: lef combineren met geduld en bluf combineren met tact. Want burgerinitiatieven krijgen vroeg of laat te maken met instanties en overheden. En dan wordt het spannend. Het bestuur van de zorgcoöperatie Hoogeloon heeft niet als doel dat in Nederland zoveel mogelijk zorgcoöperaties ko-men maar wel dat mensen beseffen dat ze de zorg kunnen inrichten naar hun eigen wensen. Dat kan op verschillende manieren, met of zonder coöperatieve vorm, als het maar aansluit bij de behoefte van de bewoners. “Ik waarschuw er-voor als de overheid een coöperatie wil opzetten. Dan worden de mensen passief. Het gaat er juist om dat je zelf je kracht en je kansen ziet en die gaat benutten”, concludeert de vice-voorzitter.

Vernieuwing in regels en risico’sOm hun doelen te bereiken hebben de bestuursleden veel overleg en contact met overheden en met zorg- en welzijns-instellingen. In deze gesprekken gaat het vaak om regels en procedures. Regels, aldus Jo, die in veel gevallen zorgen voor het comfort en de veiligheid van de managers maar niets toe-voegen aan het welzijn van de klanten. Hij vertelt over het leven in de zorgvilla’s. “De regels voor intramurale zorg zijn volledig doorgeschoten. We hebben hierover veel aanvarin-gen met de manager van de zorginstelling. Die is gewend ein-

deloze lijsten met voorschriften vier of vijf keer af te vinken en te controleren. De professionals zijn bang voor risico’s. Ze willen niet aansprakelijk worden gesteld. Maar wij willen niet onder een glazen stolp leven.”Jo noemt het voorbeeld van de visboer. Iedereen in het dorp mag daar vis kopen, behalve de bewoners van de zorgvilla zo-lang niet duidelijk is of de visboer is gecertificeerd. “Je kunt niet regelloos werken, dat begrijpen we ook wel”, zegt hij. “Maar de regels kunnen wel eenvoudig en overzichtelijk ge-houden worden. Die discussie gaan we aan en die doorbraak gaan we bereiken, daarvan ben ik overtuigd. Maar dat vraagt

wel moed en volhouden.”Een ander voorbeeld gaat over de dos-siers met zorgleefplannen van de be-woners van de zorgvilla’s. Deze moe-ten officieel achter slot en grendel

worden bewaard, maar staan in Hoogeloon open en bloot in de huiskamer. “Familieleden en bekenden willen hier soms iets inschrijven of de afspraken doorlezen”, legt Jo uit. “We vertrouwen erop dat mensen niet in de dossiers van anderen gaan neuzen.”

Het proces enthousiasmeertIn het contact met instanties en autoriteiten legt Jo de tactiek van het bestuur uit: “Altijd in gesprek blijven, goed nadenken en tijd nemen voor je een besluit neemt. Het kan allemaal ook

Je kunt niet in je eentje een coöperatie oprichten of dat van bovenaf opleggen

73

een dag wachten. Emoties moet je zeker hebben maar we la-ten ons niet leiden door de verkeerde emotie op het verkeerde moment. Dan nemen we liever even afstand om te bedenken: is dit wat onze leden willen? De weg naar ons doel loopt ei-genlijk nooit via een rechte lijn.” Herhaaldelijk benadrukt de vice-voorzitter van de coöperatie dat het proces veel belang-rijker en waardevoller is dan het succes. “Het proces enthousiasmeert, het zoeken naar de mogelijk-heden. De weg ernaartoe is tien maal intensiever, met veel weerstanden. Als bestuur gaan we van beslissing naar beslis-sing en handelen naar bevind van zaken. De regels en de omstandigheden veran-deren steeds, dus we kijken niet te ver vooruit. Steeds houden we voor ogen: lijkt dit op wat we ooit bedoeld hadden? Zo bewaken we onze identiteit en blijven we op koers.”

Drempel laagJo is nu vijf jaar bestuurslid bij de zorgcoöperatie en het werk geeft hem veel voldoening. Hij merkt dat de organisatie veel draagvlak heeft gekregen in de regio en een zeker gezag uit-straalt. Zo heeft de gemeente de uitvoering van het WMO-loket uitbesteed aan de coördinator van de zorgcoöperatie. Wethouders en directeuren van zorginstellingen luisteren naar een bestuur dat meer dan 200 leden vertegenwoordigt.

Maar vooral, het leven van de ouderen in Hoogeloon is aan-toonbaar en voelbaar verbeterd. “We weten wat er leeft in de families. Bij ziekte en ongelukken kunnen we meteen nazorg bieden”, zegt Jo hierover. “We nodigen mensen uit voor het eetpunt en voor de recreatie. Daarmee wordt de drempel laag als ze later in aanmerking komen voor dagbesteding of de zorgvilla’s. We geven een prikkel af om actief te blijven en el-kaar op te zoeken. Dat houdt de coöperatie sterk en levend.”

Emoties moet je zeker hebben maar niet de verkeerde emotie op het verkeerde moment

74

De vernieuwingHoogeloon is een klein dorp in de Brabantse Kempen, in het Zuidoosten van Brabant. Land van akkers, schaapskuddes en varkensstallen. Hier wonen zeker meer dieren dan mensen. Lang voordat in Nederland de discussie begon over de zorg-kosten, merkte men op het platteland dat zorg niet alleen duur maar ook schaars werd. Veel dorpen zijn zogenaamd te klein om de zorg in de eigen kern te organiseren. Dat laatste betwijfelen ze in Hoogeloon. Ruim 30% van de 2200 inwo-ners is boven de 55 en wil hier rustig oud worden. Het idee om een zorgcoöperatie op te richten, begon 10 jaar geleden en is uitgegroeid tot een volwaardige organisatie met 240 le-den, 60 vrijwilligers en 25 medewerkers. Hoogeloon kan zich erop beroemen de eerste zorgcoöperatie in Nederland te zijn en het concept min of meer te hebben uitgevonden. Natuurlijk met dank aan de lange coöperatieve traditie in Brabant.

De coöperatie draait de rollen in de zorgsector om. Niet lan-ger hebben de aanbieders het voor het zeggen, maar de vra-gers. De gebruikers geven aan wat ze willen. Als zij oud willen worden in hun dorp, gaat de coöperatie zorgen voor voorzie-ningen. Als zij de zorg willen ontvangen van een gemengd

team van professionals en vrijwilligers, bijvoorbeeld uit de eigen familie, gebeurt dat zo. Als zij niet tevreden zijn over de zorgverlener, wordt de situatie aangepast. Verhoudingen die in de markt vanzelfsprekend zijn, moeten in de zorg wor-den bevochten. In het streven naar veiligheid en controle, hebben zorgprofessionals de sector vaak dichtgeregeld en ondoorzichtig gemaakt. Een situatie die zorgvragers in hun eentje niet of nauwelijks kunnen aanpakken, maar een coö-peratie als groep wel.

De zorgcoöperatie is een organisatie met leden en een be-stuur. Het bestuur onderhoudt intensief contact met de le-den en wordt door hen gecontroleerd. De leden voelen zich verantwoordelijk voor de voorzieningen en zullen niet over-vragen. Een coöperatieve aanpak blijkt niet alleen goed voor de leefbaarheid maar ook voor de financiën. De kosten voor de zorg vallen lager uit dan gebruikelijk terwijl de betrok-kenheid van de dorpsbewoners toeneemt. De zorgcoöperatie zorgt in Hoogeloon voor een eetpunt, een ouderenspreekuur en voor dagbesteding voor ouderen. Eind 2012 werden aan het dorpsplein, tegenover de kerk en de bushalte, twee zorg-villa’s geopend waar ouderen en mensen met een handicap in

75

twee woongroepen samenwonen in een huiselijke omgeving. Uitdrukkelijk is ervoor gekozen de huizen ‘villa’ te noemen en niet instelling of tehuis.

Om deze villa’s te bouwen en te beheren en om de zorg te organiseren, werkt de zorgcoöperatie samen met de woning-corporatie en met zorginstellingen uit de omgeving. In deze samenwerking zijn de wensen van de leden maatgevend.

76

77

Anders denken, anders kijken Aysel Disbudak, directeur Unal Zorg

Persoonlijke ervaring als basisVoor Aysel Disbudak is het heel belangrijk dat zorgverleners putten uit persoonlijke ervaring en inlevingsvermogen. Ze zegt: “Je kunt ons niet met een andere instelling vergelijken. Ik ben wel bestuurder maar vooral ervaringsdeskundige. Dan heb je een heel andere kijk op de zorg, op het personeel en de cliënten. Andere instellingen zeggen wel dat de cliënten op de eerste plaats staan, maar dat is vaak een slogan. Bij mij is het echt zo. Ik ben vanuit parti-culier initiatief een ABWZ-instelling geworden door te voldoen aan alle eisen. Het was niet gemakkelijk om een erkende instelling te worden maar ik denk in oplossin-gen, niet in problemen. De bestuurders van veel instellingen zijn in loondienst, zij hebben professionele ervaring in de zorg maar geen persoonlijke. En ze zijn geen ondernemers. Ik zal nooit mijn eigen bedrijf schade aandoen. Ik kan snel be-slissingen nemen, hoef geen 30 vergaderingen te houden om mensen bewust te maken hoe het moet. De mensen die hier werken, zijn veelal jong en hebben net als ik die dynamiek. Wij kunnen met z’n allen heel snel handelen. Bijvoorbeeld,

sinds kort werken we met tablets zodat we een half uur langer bij de cliënt kunnen blijven terwijl we ter plekke gegevens invoeren.” Voordat Aysel met Unal Zorg begon, zo’n acht jaar geleden, stond ze aan het hoofd van een belangenorga-nisatie voor mensen met een verstandelijke beperking. Voor haar is er geen scheidslijn tussen zorg en belangenbeharti-

ging. “Het is mijn boosheid over het onrecht dat Unal maar ook mij is aangedaan, waardoor ik iets wil be-wijzen. Die boosheid heeft me hier gebracht. Het gaat niet alleen om onze specifieke situatie, het gaat een stukje verder. Ik ben van Turkse

afkomst en onze cultuur is niet bepaald vrouwvriendelijk.”

Intuitie en non-verbale communicatie De ambulante begeleiders van Unal Zorg werken vaak met gezinnen met kinderen met een verstandelijke beperking van wie de ouders ook verstandelijk beperkt zijn. “Veel an-dere instellingen willen die gezinnen niet behandelen dus daar hebben wij onze markt van gemaakt”, verklaart Aysel. Ze noemt een aantal kenmerken van de aanpak van haar or-

Het is mijn boosheid over het onrecht dat Unal maar ook mij is aangedaan, waar-door ik iets wil bewijzen. Die boosheid heeft me hier gebracht

78

ganisatie. “Onze dagbesteding noemen we Unal College, dat geeft de ouders het gevoel dat hun kinderen hier niet de hele dag zitten te niksen. Als een ouder zegt: Ik wil persé dat mijn dochter leert schrijven, werken we daaraan. We zeggen niet: Die ouders zijn gek, dat gaat 20 jaar duren, maar denken: Alle beetjes helpen.” Uit eigen ervaring weet Aysel dat non-verbale vaardigheden en intuïtie erg belangrijk zijn bij de be-handeling en begeleiding van deze gezinnen. “Als we nieuwe klanten krijgen, zeg ik tegen de behandelaar: doe je eerste huisbezoek blanco. Want als je alle rapportages vooraf leest, ben je al bevooroordeeld. Ik weet dat men, om indicaties binnen te halen, de situatie vaak aandikt. Als je vooringenomen naar een gezin toegaat, zie je alleen de problemen, dat wat niet deugt. En de gezinsleden merken dat aan je houding of je manier van praten. Maar als je met een open mind gaat, denk je mis-schien: wat een leuk gezin, de vader lijkt me aardig, wat een leuk meubilair, waarom is het vies, waarom is het schoon. Dat is een andere manier van kijken.”

De methodiek van Unal Zorg wordt door Aysel zelf geschre-ven. Nieuwe medewerkers krijgen een interne opleiding met nadruk op verbale en non-verbale communicatie. Bij voor-keur hebben de medewerkers van Unal Zorg persoonlijke er-varing met mantelzorg of hulpverlening. In ieder geval heb-

ben ze affiniteit met de zorg ‘van binnen uit’. Aysel legt uit: “Wij zijn meer gefocust op non-verbale communicatie. Als je een huis binnengaat: wat voel je en wat zie je. Daar trainen we op: dat je een vraag zo stelt dat cliënten zelf met een ant-woord komen. Bovendien zijn mensen uit andere culturen geneigd het gewenste antwoord te geven. Je moet dus hun vertrouwen winnen.”

Sinds kort doen een aantal ambulante begeleiders ervaring op met een speciaal ontwikkeld bordspel. Daarmee brengen

ze op een speelse manier samen met de ou-ders en de kinderen de problemen in kaart. “De ouders merken dat wij beginnen om al-lerlei problemen aan te pakken en op te rui-men zonder hen daarbij lastig te vallen. Dan raken ze geïnteresseerd in wat wij doen. We werken eraan dat ze open staan voor hulp en

zelf naar ons toekomen.”

Snel schakelenAls het gaat over reorganisaties en bezuinigingsrondes in de zorg, reageert Aysel laconiek: “Ik houd me er niet teveel mee bezig. Dat klinkt misschien raar maar dat doe ik bewust. Ik werk al 19 jaar in deze sector en hoor die verhalen ook al 19 jaar. Ik heb één luxe: ik ben klein, kleiner dan de meeste an-deren. Wij zijn een platte organisatie en kunnen snel schake-

Wij zijn meer gefocust op non-verbale communicatie. Als je een huis binnengaat: wat voel je en wat zie je?

79

len. Je moet anders denken. Hoe meer je in problemen denkt, hoe moeilijker alles wordt.

Ik denk: wat mij overkomt, overkomt iedereen. Dus als din-gen veranderen, merkt iedereen dat. Dan kan ik beter mijn tijd besteden aan de dagelijkse gang van zaken en de ontwik-keling van nieuwe dingen. Werken in de zorg betekent veel administratieve rompslomp. Je kunt twee dingen doen: jezelf ontmoedigen of denken: ik ga ervoor en zal ze eens wat la-ten zien. Dat laatste heb ik gedaan, dat was absoluut geen makkelijke weg en dat is het nog steeds niet. Het grappige is: met onderzoeken en inspecties be-ginnen ze altijd bij ons, omdat wij klein zijn. We hebben dit jaar al vijf inspecties gehad. Je kunt denken: alweer inspectie? Maar wij denken: laat ze maar komen, dan weten wij wat misschien niet goed gaat of, als ze niets vinden, dat we het goed doen. Zo blijven we steeds alert. Mijn ambitie is niet om groot te worden, ik wil blijven wie ik ben. Ons bedrijf heet niet voor niks Unal Zorg: ons werk staat in het teken van de cliënten. Als ik dat gevoel ooit kwijtraak, zal ik zeker ingrijpen.”

Mijn ambitie is niet om groot te worden, ik wil blijven wie ik ben

80

De vernieuwingIn stadsdeel Nieuw-West, ver van de toeristische attracties en hippe wijken van Amsterdam, klopt het multiculturele hart van de hoofdstad. Mensen uit alle werelddelen vormen hier een veelkleurige samenleving. Hier ligt ook het kantoor van Unal Zorg, de organisatie van Aysel Disbudak, een Turkse vrouw die op eigen wijze haar weg gevonden heeft in Neder-land. In haar kantoor hangt een grote collage van artikelen die de afgelopen tien jaar over haar zijn verschenen. Als het over de zorg gaat, heeft Aysel veel te vertellen. Haar levens-verhaal is verweven met het verhaal van het Nederlandse zorgstelsel. Eerst was ze zelf cliënt en zorgvrager, inmiddels is ze zorgaanbieder met een eigen bedrijf. Haar organisatie heet naar haar broer voor wie ze jarenlang zorgde. Aysel be-schouwt zichzelf als zijn tweede moeder omdat haar ouders hun zoon nooit hebben geaccepteerd. Unal is inmiddels 35 jaar en heeft de verstandelijke vermogens van een kind. Die beperking gaat gepaard met onaangepast gedrag dat vooral in zijn puberteit tot onhoudbare situaties leidde. Aysel klopte aan bij hulpverleners voor opvang en ondersteuning maar liep vast. Als de instellingen haar broer al wilden opnemen, bezorgden ze hem binnen de kortste keren weer terug: ‘te veel gedragsproblemen en niet te handhaven.’

Via een noodgreep lukte het Aysel uiteindelijk om haar broer in een inrichting te plaatsen en deze ervaring werd de basis voor haar werk. De verwijzing naar haar broer in de bedrijfs-naam zorgt dat ze nooit vergeet ‘waarom en voor wie’ ze dit werk doet.

Ambulante begeleidingUnal Zorg is een particuliere ABWZ-instelling die zich heeft gespecialiseerd in de behandeling en begeleiding van mul-tiprobleemgezinnen, vaak met kinderen met een verstande-lijke beperking. Het merendeel van de 70 medewerkers van Unal Zorg zijn ambulante begeleiders die bij de gezinnen aan huis komen en kinderen en ouders in eigen omgeving be-geleiden. Daarnaast biedt Unal Zorg dagopvang in het Unal College waar deelnemers kunnen leren en werken. Een kring-loopwinkel, wijkrestaurant, schoonheidssalon en naaiatelier zorgen voor dagbesteding en de mogelijkheid om werkerva-ring op te doen. Daarnaast beheert Unal Zorg twee gezinsver-vangende huizen in Amsterdam en zijn er plannen voor een dagopvang in Zaandam.

81

Analyse zorgStemmenDeze drie maatschappelijke vernieuwers geven aan dat ze ge-inspireerd zijn door de stemmen van mensen die zorg nodig hebben. Fiet vertelt over het belevingsonderzoek dat ze deed onder kinderen in de jeugdzorg en over de ervaringen die ze te horen kreeg; Jo spreekt van luisteren naar ‘de vraag achter de vraag’ en Aysel zegt dat hulpverleners terug moeten naar de basis: ‘Wij leren hen wat en zij leren ons wat’. Alle drie wil-len ze luisteren naar de stemmen van de mensen voor wie de zorg bedoeld is maar die zich soms niet gehoord, onmondig en machteloos voelen.

VerbeeldingJo noemt de ‘geest van de coöperatie’ de verbeelding van de zorgcoöperatie Hoogeloon. Die geest inspireert om zelf in-vloed uit te oefenen op de zorg en een grote stem te hebben bij de uitvoering daarvan. Daarnaast is de geest voelbaar in de schaalgrootte van de organisatie: ‘zo groot als noodzake-lijk en zo klein als mogelijk’. Ook inspireert die geest tot het principe dat alle leden gelijk zijn en dat er een open commu-nicatie bestaat tussen bestuur en leden. Vanuit de coöpera-tieve geest is iedereen aanspreekbaar en iedereen betrokken.

Ten slotte is in de coöperatieve geest geen ruimte voor winst-bejag en egotripperij: iedereen draagt met de beste intenties bij aan het gezamenlijke belang. Voor Fiet is het verhaal van de Eigen Kracht Centrale gebouwd op de verbeelding van een wereld waarin mensen van elkaar houden en betrokken zijn bij elkaars welzijn. Zij schetst het beeld van de zorgende gemeenschappen, samenlevingen met vertrouwen dat mensen een oerkracht van liefde en betrok-kenheid bezitten en daarnaar handelen. Aysel bouwt haar verhaal op de verbeelding van een situatie die zij zelf heeft gemist. Zij verwijst naar een zorgzame we-reld, waarin ouders zorg dragen voor hun kinderen, waar kinderen kind kunnen zijn en waar hulpverleners present zijn als dat nodig is. In die wereld is geen plaats voor machts-misbruik en dominantie. Daarnaast vertelt Aysel dat ze ge-inspireerd wordt door een andere verbeelding: mensen die door tegenslag en strijd, sterk worden en in staat zijn om een verschil te maken in de wereld. Zij vertelt over mensen ‘met bagage’ die door deze ervaringen gedreven worden om hun onderneming op te zetten en, in moeilijke omstandigheden, vol te houden.

82

Verhaal

Verhelderen, herschikkenDeze maatschappelijke vernieuwers in de zorg verhelderen dat in het proces van zorgverlening, de mensen die zorg nodig hebben de hoofdpersonen zijn. In alle drie de verhalen wor-den begrippen als eigenaarschap, eigen kracht, eigen regie en eigen verantwoordelijkheid, benadrukt. Deze verheldering is volgens de drie vernieuwers nodig, omdat in de praktijk van de zorg de rolverdeling tussen zorgvrager en zorgaanbieder regelmatig vervaagt en op de achtergrond raakt. Met ervarin-gen van ont-eigening, machteloosheid en angst als gevolg.

In hun verhalen geven de maatschappelijke vernieuwers veel voorbeelden van herschikking. Er is sprake van herschikking van rollen en verantwoordelijkheden maar ook van herschik-king van de volgorde in het proces van zorgverlening. Jo vertelt dat de zorgcoöperatie werkt met een vraaggerichte aanpak waarbij de behoefte van de mensen voorop staat. Er is tijd genomen om de bewoners, de professionele zorgverle-ners en de overheden te laten wennen aan de rol en de plaats van een zorgcoöperatie in de zorgverlening en om het draag-vlak voor de organisatie te laten groeien. Jo beschrijft deze herschikking als een proces en een zoektocht waarbij het bestuur van de zorgcoöperatie optreedt als een intermediair

naar alle partijen. De vice-voorzitter vertelt openhartig dat die dialoog niet altijd vriendelijk verloopt. Er zijn discussies tussen de bestuursleden en de zorgaanbieders en overheden, maar ook tussen het bestuur en de leden van de coöperatie. “Soms moeten we op een beleefde manier de poot stijf hou-den en de zaken op scherp zetten”, zegt Jo hierover. “Maar we blijven wel steeds in gesprek.”

Fiet vertelt hoe in het verhaal van de Eigen Kracht Centrale de gangbare werkwijze in de zorgverlening is herschikt. Zo wordt het bezwaar dat mensen in nood zich onmondig voe-len, herschikt in de voorwaarde dat de regie over de hulpver-lening bij hen blijft liggen. Gebrek aan samenhang en coördi-natie in de hulpverlening worden herschikt in de voorwaarde dat eerst een samenhangend plan wordt opgesteld voordat de interventies beginnen. De belangrijkste herschikking in het verhaal van de Eigen Kracht Centrale is de toevoeging van een extra niveau tussen de burger als hulpvrager en de professi-onele instelling als hulpverlener. Dat extra niveau, de eigen kring, zorgt ervoor dat de persoon in nood de regie over de eigen situatie kan houden en zinvol kan invullen. Deze her-schikking en toevoeging veranderen de volgorde waarin hulp wordt verleend. Eerst de kring en het plan, daarna de inter-venties, aldus het verhaal van de Eigen Kracht Centrale.

83

Ook Aysel vertelt over een herschikking in de hulpverlening. Zij bepleit de waardering voor intuïtie, gevoel en ervarings-deskundigheid bij de hulpverleners in hun contact met hun cliënten. Daarvoor introduceert zij speelse methoden om de dialoog tussen de hulpverlener en het gezin op gang te hel-pen en de situatie te bespreken. Zij herschikt de nadruk op behandeling en interventie naar een meer dagelijks en huise-lijk contact.

Overheveling van wereldenIn alle verhalen spelen de maatschappelijke vernieuwers met de grenzen tussen de formele en de informele wereld, de hui-selijke en de zakelijke wereld, het vertrouwde en het vreem-de. Aysel zegt dit het duidelijkste: “Je kunt in het informele, formeel zijn. Maar je kunt in het formele, niet meer infor-meel zijn.” Fiet spreekt van de ‘leefwereld’ en de ‘systeemwereld’. Bij de leefwereld horen de emoties, de informele contacten en de persoonlijke relaties. Bij de ‘systeemwereld’ de instanties, professionals, protocollen en behandelingen. Die werelden staan nogal eens op gespannen voet met elkaar. Door middel van de Eigen Kracht-conferenties wordt een brug geslagen tussen deze twee werelden. Tijdens de conferentie worden elementen uit de formele wereld, zoals de conferentie zelf, het plan, de afspraak en het besluit, overgeheveld naar de informele leefwereld.

Aysel hevelt niet alleen de huiselijke wereld over naar de we-reld van de zorg maar ook de zakelijke en ondernemende wereld, de wereld van efficiency, snelle beslissingen, flexibi-liteit en slagkracht. Zij vindt dat grote zorginstellingen hun wendbaarheid verloren hebben en daardoor bang zijn voor veranderingen. Zij vertelt over haar goede ervaringen met een ondernemende aanpak in de zorg: ‘denken in oplossin-gen in plaats van in problemen’ en ‘kansen zien in plaats van beperkingen en bezuinigingen’.

Namen Alle drie de vernieuwers benadrukken het belang om na-men te kiezen die de vernieuwing en betekenisverschuiving goed weergeven. Fiet vertelt dat ze zoveel mogelijk in ‘krach-ten’ denkt, als reactie op machteloosheid en passiviteit. Ze spreekt van ‘eigen kracht’, burgerkracht’, ‘wetkracht’ en ‘lob-bykracht’. Aysel legt uit dat zij de dagbesteding ‘Unal College’ noemt om aan te geven dat het een plaats is om te leren en te ontwikkelen. De verwijzing naar haar broer herinnert haar aan de bestaansreden van haar onderneming. Ook de naam ‘zorgcoöperatie’ is een bewuste keus. Jo vertelt dat de coöpe-ratie op het Brabantse platteland nog steeds positieve associ-aties oproept. Het is ooit een manier geweest voor arme boe-ren om hun positie en levensomstandigheden te verbeteren en nu krijgt die beproefde vorm een nieuwe lading. Ook koos

84

de zorgcoöperatie een opvallende naam voor de zorgvoorzie-ning in het dorp, door deze ‘zorgvilla’s’ te noemen.

Grenzen overbruggenIn alle verhalen van deze maatschappelijke vernieuwers wor-den bruggen geconstrueerd. In het verhaal van de zorgcoöpe-ratie Hoogeloon vervult het bestuur een brugfunctie. Zij zijn de intermediair die herkenbaar en aanspreekbaar is voor alle partijen. Het bestuur stelt zich niet op als autoriteit maar als aanjager van het zoekproces om verbindingen te maken tus-sen verschillende partijen en verschillende belangen. Zo kan het bestuur op een andere manier reageren op de vraag van een professionele instelling dan op de vraag van een bewoner en op een andere manier omgaan met de wethouder dan met de zorgcoördinator. Door flexibel op te treden maar wel de koers te bepalen en vast te houden, kan het bestuur de impact van de maatschappelijke vernieuwing van de zorgcoöperatie verhogen.

In het verhaal van de Eigen Kracht Centrale vervult de Eigen Kracht-coördinator een brugfunctie. Hij of zij is als interme-diair herkenbaar voor alle partijen. De coördinator stelt zich niet op als autoriteit maar als aanjager van het streven om de ‘leefwereld’ en de ‘systeemwereld’ met elkaar te verbinden. Daarbij speelt de coördinator flexibel in op de omstandighe-

den maar zorgt er wel voor dat de herkenbare identiteit van de Eigen Kracht-conferenties bewaakt wordt.

In het verhaal van Unal Zorg vervult Aysel als de onderne-mer een brugfunctie. Zij is de intermediair die herkenbaar is voor alle partijen. Haar persoonlijke ervaringen, haar managementstijl en haar netwerk, maken haar als persoon onmisbaar voor haar bedrijf. Aysel incorporeert alle aspecten van het verhaal van Unal Zorg, de gelaagdheid van dit verhaal kan alleen door haar volledig verteld worden. Met de nadruk op haar ondernemerschap vertegenwoordigt ze haar bedrijf naar de buitenwereld en met de nadruk op haar ervaringsdes-kundigheid vertegenwoordigt ze haar bedrijf naar haar me-dewerkers en cliënten.

85

86

Conclusie

87

Met verhalen een identiteitIn dit boek zijn verhalen van maatschappelijke vernieuwers verzameld. Deze vernieuwers leggen in taal en verbeelding uit waarom ze willen vernieuwen, wat ze willen bereiken en wie ze daarbij willen betrekken. Als ze hun vernieuwende ver-haal vertellen, componeren ze dat zorgvuldig. De boodschap wordt immers sterker als woorden en beelden verrassen, ont-regelen, raken en aanspreken. Als ze aansluiten bij gevoelens van ongenoegen, twijfel en onzekerheid die wellicht al be-stonden maar nog niet goed onder woorden waren gebracht. Als beelden en verhalen die prettig en vertrouwd voorkomen, worden verbonden met taal en beelden die nieuw en onver-wacht zijn. Als een alternatief wordt geboden, een visie, ver-gezicht of visioen over hoe het anders kan. En als dat visioen niet heel fantastisch of onbereikbaar is maar herkenbaar, haalbaar en dichtbij. En het verhaal wordt nog beter als dat wordt opgebouwd in dialoog en wisselwerking met betrok-kenen, als het proces van betekenisgeving wordt voorgesteld als iets gezamenlijks. Een dialoog die open blijft, ook wan-neer de maatschappelijke vernieuwing in uitvoering is en in de praktijk functioneert. En waarbij de resultaten worden ge-evalueerd, besproken en uitgewisseld. Dus kun je zeggen: maatschappelijke vernieuwers construe-ren met verhalen met een identiteit en proberen anderen over te halen om zich daarmee ook te identificeren. Zo mobiliseren

ze mensen om samen de wereld te veranderen. De maatschap-pelijke vernieuwers in deze bundel zijn echter geen evange-listen of predikers, het zijn doeners en pioniers. Ze constru-eren hun verhalen voor een groot deel al doende, door hun verbeelding in de praktijk vorm te geven, door de dynamiek op te zoeken en ervaringen uit te wisselen. Maatschappelijke vernieuwing is in deze bundel geen afgerond geheel, geen kant en klaar recept. Het is een beweging die nooit af is, net zo min als de vernieuwingen ooit perfect zijn. De maatschap-pelijke vernieuwers in deze bundel zijn daar ook eerlijk over. Velen kampen met tekorten in de begroting en financierings-problemen, ze hebben te maken met externe spanningen en tegenwerking en met interne discussies en meningsverschil-len en het draagvlak voor hun initiatief is in sommige geval-len nog te beperkt. Op basis van hun ervaringen en passen ze hun verhaal dan ook regelmatig aan en werken ze bepaalde aspecten verder uit.

WisselwerkingZodoende is de analyse en interpretatie van deze verhalen ook verkennend en voorlopig. Het is geen lineaire uitleg in de trant: ‘dit is oud en daarom fout’ en ‘dit is nieuw en nu klopt het plaatje wel.’ Vernieuwing is een wisselwerking tus-sen actie en reflectie, tussen verandering en bezinning, tus-sen ontwikkeling en stilstand. Dat lijkt tegenstrijdig maar die tegenstrijdigheid is ook een onderdeel van de verhalen. Ver-

88

halen zijn immers heel geschikt om tegenstellingen te ver-zoenen en te verbinden, om te laten zien dat de ‘beauty’ en de ‘beast’, uiteindelijk heel goed bij elkaar passen en elkaar niet kunnen missen. In verhalen maken we eerst complicaties die later weer worden opgelost, creëren we groot drama dat uiteindelijk leidt tot een ontknoping of bouwen we spanning op die voert naar een ontlading. Verhalen zijn composities, soms heel bewust en vaardig in elkaar gezet, soms heel spon-taan geïmproviseerd maar steeds leunend op structuren en betekenispatronen die vertrouwd zijn. Die patronen kunnen we ook herkennen in de verhalen van deze maatschappelijke vernieuwers.

Vernieuwend verhaalWat maakt een verhaal dan goed en vernieuwend? Met die vraag begon ik mijn zoektocht. Inmiddels heb ik een paar antwoorden gevonden. In een vernieuwend verhaal komen stemmen aan het woord die in de reguliere gang van zaken niet of te weinig werden gehoord. Dat kunnen stemmen zijn van mensen dichtbij en veraf, van mensen in moeilijke omstandigheden of mensen die zich machteloos en onbelangrijk voelen. Maar het kun-nen ook de ‘stemmen’ zijn van dieren, planten, de natuur en het milieu. Of de ‘stemmen’ van de generaties die nog niet ge-boren zijn. In het vernieuwende verhaal komt een geluid aan bod dat was vergeten of verwaarloosd en dat gegeven wordt

in de vernieuwing gecorrigeerd. Zo wordt een beginpunt van een vernieuwend verhaal vastgesteld. Daarnaast bouwt een vernieuwend verhaal op verbeelding, een beeld of visioen van hoe het in de samenleving kan toe-gaan, hoe de taken, rollen en verantwoordelijkheden verdeeld kunnen worden en hoe verschillende partijen zich kunnen gedragen. Verbeelding maakt maatschappelijke vernieuwers niet tot wereldvreemde idealisten maar tot mensen met een visie en een kader dat hen focus geeft. Aan de hand van deze verbeelding kunnen zij afwegingen en keuzes maken, priori-teiten bepalen en stappen zetten. Daarnaast gaan maatschappelijke vernieuwers aan de slag met betekenissen. Ze onderzoeken betekenisvelden, kijken waar begrenzingen en afbakeningen zijn en waar ruimte zit. Het gaat hierbij vaak om betekenisvelden die op te vat-ten zijn als ‘werelden’, samenhangende velden van waarden, conventies en gebruiken. Rondom deze werelden zitten veel veronderstellingen die belemmerend kunnen werken voor vernieuwing. Zo is de wereld van de zorg in toenemende mate de wereld geworden van de zorgprofessionals: instellingen, zorgverzekeraars, zorgkantoren en overheden. Tussen die partijen wordt de zorg geregeld, lijkt het wel. Maatschappe-lijke vernieuwers onderzoeken deze begrenzingen, veronder-stellingen en verwachtingen en stellen deze, waar nodig, ter discussie. Niet met de bedoeling om alle bestaande organisa-ties en structuren omver te werpen en af te schaffen maar om

89

ruimte te zoeken voor herschikking en overheveling. Juist de overheveling van werelden is een belangrijke beweging in de richting van maatschappelijke vernieuwing. Werelden uit de informele sfeer zoals de huiselijke wereld, de wereld van de lokale gemeenschappen en de wereld van de inspiratie bevatten betekenissen die een belangrijke aanvulling zijn op de zakelijke wereld, de wereld van de industrie en de wereld van de overheid. Vernieuwers constateren dat begrenzingen tussen instituties en begrenzingen tussen mentaliteiten, de vernieuwing kunnen tegenhouden. In hun verhalen dragen ze argumenten en beelden aan om die grenzen te openen en de afstand tussen werelden te overbruggen. Met die beelden experimenteren ze ook in de praktijk en doen ze ervaring op. Al doende en al lerende, zoeken maatschappelijke vernieu-wers naar boundary objects: objecten met ruime betekenis-velden, zodat ze voor veel mensen herkenbaar zijn en tegelijk richtinggevend zijn voor de vernieuwing. Dit kunnen fysieke objecten zijn zoals locaties, personen en gebouwen maar ook virtuele zoals een online platform, een computerprogramma of een app. Een vernieuwend verhaal is niet alleen mooi om naar te luis-teren, het biedt de luisteraars aanknopingspunten voor ac-tiviteiten, arrangementen en samenwerkingspartners waar-aan ze misschien nog niet hadden gedacht. Daardoor komen nieuwe en onverwachte resultaten tot stand die beter aanslui-

ten bij de maatschappelijke kwesties die aan vernieuwing toe waren.

VerhalenvertellersZijn maatschappelijke vernieuwers nu uitzonderlijke men-sen, helden of supermannen en –vrouwen? In ieder geval zijn maatschappelijke vernieuwers, in mijn optiek, uitzonderlijk goede verhalenvertellers. Ze weten hun verhaal goed en zorg-vuldig te componeren zodat hun punt duidelijk wordt en veel mensen zich met hun boodschap kunnen identificeren. Daar-naast slagen ze erin om mensen om zich heen te verzamelen met wie ze hun verhaal in de praktijk kunnen uitproberen en impact kunnen bereiken. Maatschappelijke vernieuwers weten de dynamiek van verhalen en verbeelding zo goed te gebruiken dat werelden veranderen, dat we zeggen: ‘Sinds de Eigen Kracht Centrale bestaat, is de wereld van de zorg niet meer dezelfde’ of ‘Sinds Uit je Eigen Stad bestaat, is de wereld van de voedselproductie niet meer dezelfde’, om een paar voorbeelden te noemen. Dat doen vernieuwers met hun verhaal, hun verbeelding en hun activiteiten.

Een gezicht en een stemNog even terug naar de titel van deze bundel: “Het draait niet om ons”, een uitspraak van Marieke Hart als reactie op het feit dat mensen wel eten delen maar dat niet doen via het platform van Thuisafgehaald. “Het draait om het delen van

90

eten.” Meteen daarna zegt ze: “Het is wel fijner als ze het via ons platform doen.” Dus het draait toch wel een beetje om de vernieuwers zelf. Want elke vernieuwing heeft rolmodel-len nodig, aanjagers en voorbeelden, mensen die het gedach-tegoed uitdbeelden, mensen die Thuisafgehaald of Hotspot Hutspot ‘zijn’. Dus de vernieuwing draait niet om de ver-nieuwers maar de vernieuwers geven de vernieuwing wel een gezicht en een stem. En die stem zorgt ervoor dat het verhaal steeds opnieuw verteld wordt, steeds weer uitgelegd en uit-gebreid wordt en waar nodig, bijgesteld. Deze bundel onder-steunt deze stemmen en geeft meer inzicht in de opbouw van hun verhalen. Want verhalen en verbeelding van maatschap-pelijke vernieuwing zullen steeds weer opkomen en rond-gaan en steeds opnieuw worden herzien. En ze zullen steeds weer acties en reacties oproepen. Aan dat proces dragen wij graag bij met deze bundel.

91

92

ColofonTeksten: Marianne Dagevoswww.marcada.nl

Foto’s: Jacqueline Hulstwww.luminosa.nl

Opmaak: zwartwit vormgevingwww.zwartwitvormgeving.nl

Website bij dit boek:www.maatschappelijkevernieuwers.nl

93

“Het draait niet om ons”, zeggen maatschappelijke vernieuwers over zichzelf. “Het draait om de vernieuwing die wij tot stand brengen.” Maar ze weten heel goed dat een vernieuwing krachtiger wordt als daarbij vertellers en ‘verbeelders’ betrokken zijn. Mensen die de vernieuwing vormgeven, verbeelden, uitleggen en presenteren. Deze bundel richt de focus op de manier waarop maatschappelijke vernieuwers taal en beelden inzetten om vernieuwing vorm te geven, uit te leggen en daarvoor medestanders te winnen. In negen portretten komen de vernieuwers in beeld en uitgebreid aan het woord. In de analyse van de portretten wordt uitgewerkt hoe zij accenten verschuiven, nieuwe betekenissen aanbren-gen, inspirerende beelden toepassen en, in taal, bruggen bouwen en grenzen verkennen. Voor deze bundel zijn maatschappe-lijke vernieuwers benaderd die bezig zijn met thema’s waarvan algemeen wordt aangenomen dat ze aan vernieuwing toe zijn: voedsel, geld en zorg. Er wordt veel gesproken over crises in de voedselketen, in de financiële wereld en in het zorgstelsel. De vernieuwers in deze bundel kennen deze crises en ze presenteren daarvoor alternatieven, concrete projecten en activiteiten waaraan mensen kunnen deelnemen en waar ruimte is voor experiment en ervaring. Ze vernieuwen al doende, steeds voort-bouwend op de verhalen en de verbeelding die hen inspireren. In deze bundel laten we zien dat de uitspraak van de titel als volgt kan worden aangevuld: “Het draait niet om ons maar wel om onze verhalen!”