MAGAZINE - VO-raad

27
Harde feiten over de financiering van het vo De lumpsum werkt best goed en we doen niet aan oppotten Toch maar loslaten, die overgangsnorm Drie scholen op zoek naar alternatieven voor zittenblijven en afstromen Als de ‘klik’ met leerlingen verdwijnt Werkplezier zit vooral in een goede relatie met de klas ‘We spreken te weinig met leerlingen over onderwijs’ Merijn Sprenger, Trinitas Gymnasium, doet actieonderzoek: voor het voortgezet onderwijs Januari 2018 MAGAZINE

Transcript of MAGAZINE - VO-raad

Harde feiten over de financiering van het voDe lumpsum werkt best goed en we doen niet aan oppotten

Toch maar loslaten, die overgangsnormDrie scholen op zoek naar alternatieven voor zittenblijven en afstromen

Als de ‘klik’ met leerlingen verdwijntWerkplezier zit vooral in een goede relatie met de klas

‘We spreken te weinig met leerlingen

over onderwijs’

Merijn Sprenger, Trinitas Gymnasium, doet actieonderzoek:

voor het voortgezet onderwijs Januari 2018

MAGAZINE

Januari 2018 | VO-magazine 3

INHOUD & VOORWOORD

Waar blijft de Bildung? Met onze nadruk op autonomie en authenticiteit geven we een grote groep jongens en meisjes het gevoel dat ze ‘het niet aan kunnen’, zegt Joep Dohmen.

DoorstroomsuccesDe Uilenhof in Gorinchem (gl, tl, onderbouw havo) oogst lof met een versneld techniekprogramma in samenwerking met het mbo.

En verder10 Nooit meer zittenblijven / 14 Ietje Veldman over het werkplezier van oudere docenten / 17 Mijn dilemma / 18 Actieonderzoek participatie / 25 De schooltijd van... Bob Fosko / 26 VO in beeld / 28 Slim georgani-seerd / 33 Dubbeltalent / 34 Het gebouw / 36 Feiten over de lumpsum / 39 Column Jan Klein / 44 LAKS: ‘Professionaliseer medezeggenschap’ / 46 Boeken / 48 Wie werkt waar / 50 De vraagbaak

COLOFONVO-magazine is een uitgave van de VO-raad, vereniging van scholen in het voortgezet onderwijs. VO-magazine verschijnt 6 keer per jaar in een oplage van 7.000 exemplarenRedactieadres VO-raad, Postbus 8282, 3503 RG Utrecht, T 030 232 48 00, redactie@vo -raad.nl, www.vo- raad.nl Redactie Cindy Curré, Evelien Dijksman (vormgeving) Xander Elink Schuurman, Ingrid Janssen, Stan Termeer, Suzanne Visser (eindredactie), Linda Zeegers Ontwerp XS Media, Utrecht Druk Drukkerij Damen, Werkendam Advertenties Uitgeverij Recent Amsterdam, T 020 330 89 98 (Ray Aronds), www.recent.nl. Issn 1873 1163Afmelden Wilt u het VO- magazine niet meer ontvangen? Stuur dan een bericht o.v.v. naam en adres naar redactie@vo- raad.nl

Loonachterstanden ingehaald Leraren in het vo verdienen nog maar 1 procent minder dan vergelijkbare werknemers in de marktsector.

De VO-tour komt naar u, komt u naar de tour?Een nieuw kabinet biedt nieuwe kansen. En het nieuwe kabinet wil meer ruimte bieden aan scholen voor eigentijds onderwijs. Hoe benutten we die ruimte? Wat hebben we daarvoor nodig? Wat vragen leerlingen en leraren? Waar willen scholen zich voor de komende vijf jaar aan committeren?Daarover gaat begin volgend jaar de VO-tour. De consensus over de richting waarin ons onderwijs zich kan en moet ont-wikkelen, is groot. Dat merkte ik ook weer tijdens onze laatste ALV. Die consensus inspireert en motiveert, maar het is slechts een begin. Uiteindelijk gaat het om het lef en de durf om concrete stappen te zetten.We hebben vier jaar geleden, tijdens de eerste VO2020-tour, veel ideeën en wensen opgehaald. Die zijn zo goed mogelijk verwoord in het sectorakkoord. Ondanks het feit dat het heel veel afspraken waren, zijn scholen daarmee aan de slag gegaan. Ik zie prachtige voorbeelden, ik zie veel beweging, ik zie enthousiaste leerlingen, leraren, schoolleiders en bestuurders, maar ik zie ook dat we nog een wereld te winnen hebben. Op veel scholen gaapt nog een gat tussen het onderwijs dat wordt gegeven en het onderwijs dat men wil geven.Die transitie is ook ingewikkeld. We willen tijdens de VO-tour graag bespreken wat ervoor nodig is om die te laten slagen. Hoe inspirerend is het om het genoemde gat te dichten en leerlingen, leraren en leidinggevenden te laten samenwerken aan onderwijs dat boeit, bindt en (nog) beter is?Onze eigen agenda is nog steeds goed gevuld: hoe vinden we vol-doende goede leraren? Meer ontwikkeltijd voor leraren, in plaats van lestijd, zou wel eens een heel belangrijke randvoorwaarde kunnen zijn om het beroep van leraar aantrekkelijker te maken.En: hoe kunnen we met andere organisatievormen leerlingen meer recht op maatwerk geven, hoe versterken we de samen-werking tussen scholen in de regio, hoe creëren we massa bij het leren met en van elkaar in bestuurlijke visitaties?Ook staan we aan de vooravond van nieuwe afspraken met bonden en het kabinet. Wat bieden we hen, wat vragen we van hen? Ik voel de urgentie dit moment te benutten en ik hoop dat u dat ook voelt. Vanaf nu kunt u zich op onze

website inschrijven voor een van de VO-tourbijeenkomsten in de regio. Ik kijk ernaar uit u daar te ontmoeten en wens u alvast fijne feestdagen.

Paul Rosenmöller

6

22 40

HULP NODIG? U KUNT OP ONS REKENEN!Heeft u behoefte aan een expert die over uw schouder meekijkt, of voorziet u capaciteits-problemen in deze drukke periode? Onze specialisten kennen de bedrijfsvoering binnen de onderwijssector en beschikken over de juiste kennis. Of het nu gaat om een korte check of het volledig overnemen van taken: we zijn u graag van dienst. Neem gerust contact op om de mogelijkheden te bespreken.

DECEMBER IS AL DRUK GENOEG...

www.merces.nl | 0344 - 64 80 00 | [email protected]

KENNISPARTNER IN HET ONDERWIJS

To do list Jaarrekening 2017 Kerstinkopen doen Begroting 2018 Overleg met Pieter

Overleg met Pieter Organisatie kerstontbijt

Organisatie kerstontbijt Declaraties Declaraties

MERCES-3100-V05-SMT advertentie-VOmagazine.indd 1 23-11-17 14:46

Voorzitter VO-raad

Advertentie

4 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 5

VERENIGING

Verandering in het vmboOp maandag 5 februari 2018 wordt in Den Bosch ‘de nieuwe vmbo-conferentie’ georganiseerd. Dit is een samenwerking van Stichting Platforms VMBO, Platform TL, de VO-raad en Sardes. Bijzondere gasten uit de wetenschap, beleid en onderwijspraktijk voeren de discussie over het vormgeven aan veranderingen in het vmbo. Wat is daar voor nodig? Wat vraagt het van de leiding? Hoe kijken leerlingen tegen de veranderingen aan?

Meld u aan op www.sardes.nl/scholing

Wat wil ik over vijf jaar in mijn school gerealiseerd hebben? Waarom is dat rele-vant voor mijn leerlingen en hoe past dat in de agenda van de sector als geheel? Hierover gaan we met elkaar in gesprek tij-dens de komende tour die vanaf 23 januari door het land trekt.

OPEN GESPREKDe VO-tour brengt bestuurders en school-leiders uit de regio bij elkaar voor een open en inspirerend gesprek over dat wat ons dagelijks bezighoudt: het leren van jonge-ren. Tijdens de gesprekken proberen we de valkuil van al te mooie vergezichten te ver-mijden en focussen we op acties die we zeker gaan nemen. We voeren dit gesprek tegen de achtergrond van het nieuwe regeerakkoord en maatschappelijke trends en beweging in het onderwijs.

Vijf jaar geleden leverde de tour input op voor het Sectorakkoord VO dat werd afge-sloten met het toenmalige kabinet. De lijn van maatwerk en flexibilisering die we als sector zijn ingeslagen wordt door het hui-dige kabinet gesteund. Wij juichen die continuering van beleid toe, maar willen met het kabinet afspraken maken over de randvoorwaarden waaronder dit gaat plaatsvinden.

KOM OOK!De tour is hét moment is om input te leveren voor beslissingen die de komende jaren genomen gaan worden over het onderwijs. Grijp die kans! Meer informatie volgt, maar zet één van onderstaande data alvast in uw agenda en meld u alvast aan via www.vo-raad.nl. De bijeenkomsten zijn van 15:30 uur tot 19:00 uur.

OnderwijsInzichtOp 19 januari 2018 organiseren de VO-raad, PO-Raad en Kennisnet gezamenlijk OnderwijsInzicht, hét moment om als bestuurder, schoolleider of ICT-beleidsmedewerker meer te weten te komen over innoveren, implementeren en inkopen van ICT. Experts en onderwijscollega’s schetsen concrete ontwikkelingen, geven verhelderende analyses en laten u zien wat ICT-innovaties voor uw organisatie kunnen betekenen. Meld u gratis aan via OnderwijsInzicht.nl

Nieuwe VO-tour: uw school en onze sector over 5 jaar

Midden / 23 januari / Christelijk Lyceum Veenendaal, VeenendaalZuid / 29 januari / Het College, WeertZuidwest / 5 februari / Ostrea Lyceum, GoesWest / 12 februari / Wolfert Lyceum, BergschenhoekNoordwest / 13 februari / Trinitas College, HeerhugowaardOost / 20 februari / Twickel College, HengeloNoord / 21 februari / Nassaucollege, AssenAmsterdam / 13 maart / Cygnus Gymnasium, Amsterdam

‘ Ongemotiveerde leerlingen bestaan niet’

Waarom had je je aangemeld?“De motivatie van leerlingen is voor ons een belangrijk aandachts-punt in het onderwijs en we zijn op zoek naar manieren om daar meer werk van te kunnen maken.”

Wat heb je van de masterclass opgestoken?“Ik was erg enthousiast over de masterclass. Er werd een goed theo-retisch kader geschetst en het was een mooie opzet om leerlingen en docenten aan het woord te laten in een vraaggesprek. Ook vond ik het informatief om te horen hoe ze op het Vathorst College het

onderwijs inrichten. Ik had overigens verwacht iets meer concrete handvatten te krijgen voor de rol van de schoolleider op dit terrein, maar het was wel inspirerend.”

Was er een echte eyeopener bij?“Dat was de opmerking dat ongemotiveerde leerlingen eigenlijk niet bestaan. Wel kunnen leerlingen niet-gemotiveerd zijn voor hetgene waarvoor jij ze wilt motiveren. Ze zijn dan gefocust op iets anders, wat op dat moment relevanter voor ze is. Die andere manier van kijken naar het probleem vond ik verrassend.”

Op 20 november bezocht Dorine Schilperoort, conrector van het Da Vinci College Kagerstraat in Leiden, de masterclass ‘Bevorderen van motivatie’ in Utrecht.

Mijn bijeenkomst

Save the dateHet VO-congres van de VO-raad vindt plaats

op donderdag 29 maart 2018. Zet de datum alvast in uw agenda!

6 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 7

DE GLAZEN BOL

‘De huidige samenleving wordt te veel aangestuurd door technologie en markt. Moraal en levensbeschouwing zijn naar de marge gedrukt’, vindt humanistisch filosoof Joep Dohmen. Meer Bildung in het onderwijs is de oplossing: ‘Dat is een kei-harde voorwaarde om jongeren goed te kunnen begeleiden naar volwassenheid.’

‘Het onderwijs is een bedrijf

geworden’

Tijdens de behandeling van de begroting van OCW citeerde minister Van Engelshoven in de Tweede Kamer uit het essay ‘Niet voor de winst’ van Martha Nussbaum, waarin zij zich verzet tegen de economisering van het onderwijs: ‘Als deze trend […] zich voortzet, zullen landen overal ter wereld binnen korte tijd generaties nuttige machi-nes afleveren in plaats van volwaardige burgers die in staat zijn om zelfstandig te denken en zich kritisch op te stellen.’

Tekst: Cindy Curré en Stan Termeer • Fotografie: Josje Deekens

Van Engelshoven vindt in haar streven naar meer verbin-ding en Bildung filosoof Joep Dohmen aan haar zijde. Dohmen plaatst zich, met een hartstochtelijk pleidooi voor de ‘brede opdracht’ van het onderwijs, tegenover Sven Smit van McKinsey, die in het vorige interview in deze reeks betoogde dat het Nederlandse onderwijs achterop dreigt te raken bij dat van een aantal Aziatische landen. Willen we wereldwijd op economisch gebied blijven meespelen, dan is een sterke focus op techniek cruciaal, aldus Smit. Joep Dohmen ergert zich daaraan: “Hier spreekt de inge-nieur. Sven Smit focust op techniek. Dat is een veel te eng perspectief; te instrumenteel. Er is in die visie geen ruimte voor politiek, moraal en levensbeschouwing. Als een inge-nieur geen legitimatie heeft voor wat hij doet en hoe hij dat doet, krijgen we een Trump-achtige wereld die volgens mij rampzalig is. Technologische vooruitgang is slechts een deel van wat we met het onderwijs moeten bewerk-stelligen. Het is niet de bottom line.”

Waar draait het wel om?“Jongeren van nu zijn helemaal geïmpregneerd door de huidige neoliberale tijdgeest van het vrije individu, dat zijn eigen keuzes maakt en streeft naar succes. Dat is niet verbazingwekkend, omdat we al meer dan een halve eeuw geleden vertrokken zijn uit de verzuilde samenleving

In deze interviewreeks

kijken we met mensen

van buiten het onderwijs

25 jaar vooruit in de tijd. Hoe

ziet de wereld er dan uit?

En wat betekent dat voor

hoe we jonge mensen nu

opleiden?

JOEP DOHMEN (1949)1969-1983: Studie filosofie (Utrecht, Berlijn en Leuven)1984-1986: Docent filosofie Coornhertgymnasium, Gouda1992-2000: Hoofdredacteur Filosofie Magazine2000: Start werkzaamheden Universiteit voor Humanistiek (UVH)

en auteurschap2007: Hoogleraar wijsgerige en praktijkgerichte Ethiek (UVH)2015-nu: Lector Bildung aan Hogeschool voor Toegepaste Filosofie (HTF)

Joep Dohmen heeft vier onderzoeksdomeinen: filosofie van de levens-kunst, Bildung, ouder worden en leiderschap. Voorjaar 2018 verschijnt zijn nieuwe boek ‘Moderne Bildung. Hoe jongeren hun leven vorm kunnen geven’.

Joep Dohmen: ‘Technologische vooruitgang is slechts een deel van wat we met het

onderwijs moeten bewerkstelligen’

Een hartstochtelijk pleidooi voor Bildung

8 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 9

waarin kerk en staat ons in het gareel hielden. Begrijp me niet verkeerd, ik vind de verlichting en het liberalisme in filosofische zin fantastisch. Maar hetzelfde liberalisme is vergeten dat je jongeren moet leren hoe je in vrijheid leeft, hoe je keuzes maakt, hoe je een goede vriend moet zijn en hoe je solidair met elkaar bent. Dat leren we onze kinderen niet meer. Het onderwijs is vooral gericht op het ontwikkelen van kwaliteiten waarmee we onze maat-schappij functioneel zo goed mogelijk kunnen inrichten en besturen. Het onderwijs is een bedrijf geworden.”

We ontberen moraliteit?“Ja. Ondersteuning en opvoeding zijn vervangen door autonomie als zelfbeschikking. Jongeren worden alleen nog aangestuurd door het besef dat ze ‘vanzelf ’ hun eigen keuzes moeten maken en alles uit hun leven moeten halen. Dat ze op de een of andere manier bijzonder moe-ten zijn. En als dat niet lukt, dan is het hun eigen schuld, zo is de heersende gedachte. Een deel van de jongeren kan hiermee omgaan, maar een groter deel redt het niet. Bij hen wordt vaak een stoornis als ADHD vastgesteld, of een depressie.Het resultaat is een maatschappij met een grote groep jongens en meisjes die het besef heeft ‘dat ze het niet aan kunnen’. Daar komt nog bij dat ouders tegenwoordig veelal een antipaternalistische opvoedingsstijl hebben, die aansluit bij het neoliberale pathos van zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid.Jongeren hebben door dit alles een gebrek aan discipline, aandacht, onderling respect en vermogen tot samen-werking. Dat zijn de excessen van het liberalisme en het ontbreken van begeleiding thuis. Het onderwijs moet een nieuwe vorm vinden om jongeren te faciliteren bij hun zoektocht naar de rol die ze in het leven willen vervullen.”

Hoe pak je zoiets aan?“Met Bildung, dat je kort kunt omschrijven als het proces van ontwikkeling, beschaving en vorming van mensen.

Kun je zo’n verandering in het onderwijs wel tot stand brengen als de school zelf ook onderdeel is van die liberale maatschappij?“Je kunt op een liberale manier het liberalisme onder-scheppen. Je behoudt de gedachte dat we een nieuwe gemeenschap zijn van individuen, maar probeert tegelijker tijd individuen te empoweren. Ik zie dat mensen die in het onderwijs werken nog steeds op een bepaalde wijze idealistisch zijn. Zaken als intrinsieke motivatie, een zekere mate van discipline en onderling respect passen heel goed bij dat idealisme. En willen we niet allemaal dat onze kinderen zelfredzame en tegelijk aardige mensen worden?”

Bij het afscheid vertrouwt Dohmen de interviewers nog toe: “Wat ik zeg klinkt misschien soft, maar het is keihard. Dat jonge mensen zelfvertrouwen krijgen en leren zich met elkaar staande te houden in een wereld die snel verandert, is veel belangrijker dan de overdracht van technische kennis.”

‘Jongeren worden alleen nog aangestuurd door het besef dat

ze bijzonder moeten zijn’

‘Het liberalisme is vergeten dat je jongeren moet leren hoe je een goede vriend moet zijn’

buurt waarin ze zijn opgegroeid en vooral internet dragen zij allerlei mogelijkheden én beperkingen met zich mee. Alles zit erin, maar wat voor oriëntatie hebben ze daarmee? Welke speelruimte hebben ze? Het maken van een derge-lijk zelfportret is heel belangrijk voor jongeren. Het is het eerste wat ik doe met studenten en het helpt hen te bepa-len wie ze zijn en waar ze voor willen gaan in het leven.”

Is het niet een enorme verzwaring van het onderwijs als Bildung bovenop de huidige taken komt?“Dat is een voorbarige conclusie. Bildung moet denk ik geen apart vak zijn, maar onderdeel van de cultuur van een school. Het brengt een mentaliteitsverschuiving. En natuurlijk moeten docenten wel de tools aangereikt krijgen. Samen met de schoolleider en met collega’s moeten ze de collectieve slagkracht en het zelfvertrouwen krijgen om een vormingsprogramma te ontwikkelen.De schoolleider kan daarbij een belangrijke rol spelen als het cement van de schoolgemeenschap. Hij moet een voortrekkersrol nemen bij het formuleren van de missie van de schoolorganisatie, maar vooral tussen de mensen staan en de boel bij elkaar houden. Zijn rol is mensen stimuleren en respecteren. Een goede schoolleider heeft een scherp oog voor de verschillende kwaliteiten van zijn team: de een is excellent qua kennis, de ander is een geweldige inspirator, terwijl de derde onder de maat blijft. De schoolleider moet een voorbeeldfiguur zijn die ver-trouwen uitstraalt en voordoet hoe je samenwerkt.”

EEN VORMENDE ERVARINGJoep Dohmen: “Ik denk veel na over wanneer ik in mijn leven iets heb geleerd. Als ik terugdenk aan mijn eigen middelbareschooltijd op het Odulphus in Tilburg, zie ik meteen een aantal voorbeeldfiguren die echt indruk op me hebben gemaakt. Mijn leraar Duits kon bijvoorbeeld prachtig vertellen over de romantiek, maar hij kon ook heel boos worden. Hij deelde dan wel eens een flinke tik uit. Dat mag natuurlijk niet, maar vaak vond ik dat hij eigenlijk wel gelijk had.

Toen we in de vijfde klas op retraite gingen, werd dat aangereikt als opmaat naar de toekomst: er ging een pastoor mee, een zakenman, een sporter en iemand uit de kunst. Ik had het idee dat de school me wilde discipli-neren en weigerde mee te gaan. Voor straf moest ik een hele week in een lokaal zitten en daar heb ik filosofie-boeken gelezen. Het was een vormende ervaring: de hoon van mijn klasgenoten, gecombineerd met het trotse gevoel dat ik kreeg dat ik mijn eigen weg bewandelde.”

Met Bildung streef je naar flexibele, mondige mensen, die zich zelfstandig een oordeel kunnen vormen en situaties zelfstandig kunnen interpreteren. Maar dat doen ze niet alleen. Zeker in een samenleving die niet is verzuild en waarin het geloof geen belangrijke rol speelt, moet er wel een gemeenschappelijkheid zijn, moet er wel betrokken-heid en engagement zijn. Een besef dat je samen met anderen leeft en werkt, en dat je anderen nodig hebt. Autonomie gecombineerd met betrokkenheid dus.”

Gebrek aan motivatie van leerlingen is een van de problemen waar het onder-wijs mee worstelt. “Jonge mensen zitten elke dag urenlang op internet en worden voortdurend verleid om te blijven kijken naar steeds nieuwe dingen. Ze krijgen zóveel opties dat ze focus verliezen. Bildung vat ik op als begeleide zelfvorming. De belangrijkste inzet van Bildung is misschien wel dat je al heel vroeg met jongeren praat over hun motivatie. Het voortdurende gesprek over waarom je iets wilt, zorgt ervoor dat jongeren leren wat ze belangrijk vinden en weten welke kwaliteiten ze in huis hebben.We moeten jongeren helpen te ontdekken wat zij in zich hebben. Jongeren zijn wandelende vuilniszakken, zeg ik altijd. Vanuit hun opvoeding, familiegeschiedenis, de

10 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 11

DOORSTROOMTekst: Susan de Boer • Fotografie: Dirk Kreijkamp

Vooral in 3 en 4 havo komen zittenblijven en afstromen vaak voor. Steeds meer

scholen leggen zich daar niet bij neer. Zij experimenteren met het loslaten van de

overgangsnorm, vaak in combinatie met extra begeleiding of een lente- of zomer-

school. Drie voorbeelden.

Nooit meer zittenblijven

“De Inspectie van het Onderwijs vroeg naar ons zitten-blijvenbeleid. Dat hadden we niet”, zegt Erica Mansholt. Zij is teamleider havo-bovenbouw van het Kamerlingh Onnes in Groningen. Deze school voor vmbo-t, havo en vwo neemt deel aan het leernetwerk ‘Voorkomen van zittenblijven’ dat wordt gefaciliteerd door de VO-raad. “Het bestaan van dit netwerk laat zien dat zittenblijven voor meer scholen een vraagstuk is”, zegt Mansholt.

PILOT IN 3 HAVONa de zomervakantie van 2013 begon het Kamerlingh Onnes met een eerste pilot ter voorkoming van zitten-blijven, in een 3 havoklas. “We hadden deze groep bewust

‘Gaan we inzetten op een hoger gemiddelde of op meer leerlingen die

zonder vertraging de eindstreep halen?’

‘Als je zo lang in een systeem van overgang en cijfers zit, is het spannend om dat los te laten’

Erica Mansholt, teamleider havo bovenbouw op het Kamerlingh Onnes in Groningen: ‘We zijn nu schoolbreed bezig met de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Zo gaat het steeds meer over maatwerk. Er is meer aandacht voor differentiëren, ook in de bovenbouw. Leerlingen ron-den vaker een vak op een hoger niveau af. Het liefst wil ik afstappen van dat hele leerstofjaarklassensysteem. Het zou er voor de inrichting van het onderwijs niet toe moeten doen in welke klas een leerling zit.’

beleid”, zegt Mansholt. “Je neemt een risico. De inspectie hanteert de norm dat alle leerlingen zonder vertraging gemiddeld een 6,5 halen. Dat is niet reëel. Dus dan wordt de keus: gaan we inzetten op een hoger gemiddelde of op meer leerlingen die zonder vertraging de eindstreep halen?”De nieuwe insteek vraagt van docenten een andere blik op de overgang en op leerlingen. “We moeten docenten mee krijgen in het idee dat een leerling kan overgaan, ook als deze er slecht voorstaat in hun vak. Het is dan aan hen om deze leerling bij te spijkeren. Net als de inspectie willen we het zittenblijven reduceren. Deze gezamenlijke ambitie helpt ons om collega’s te overtuigen. Ook zij zien zitten-blijven en de verminderde motivatie bij zittenblijvers vaak wel als een probleem. Leerlingen die doorgaan, zijn over het algemeen gemotiveerder om harder te werken voor de vakken waarin ze achterblijven.”

OVERGANGSNORMOp het ds. Pierson College in ’s-Hertogenbosch, een school voor vmbo-t, havo en atheneum, is in de zogenoemde proeftuinklassen de overgangsnorm tussen het eerste en het tweede leerjaar afgeschaft. Dit is niet zozeer een doel als wel een uitvloeisel van de onderwijsvisie. “Wij werken vanuit leerdoelen”, zegt Willeke Rijkers, afdelingsleider van leerjaar 1. “Een doorgaand leerproces is het doel. Dus een leerling die hoofdstuk 9 heeft afgerond, gaat verder

gevormd met leerlingen die risico liepen op zittenblijven of afstromen naar vmbo-t en die zelf een tandje bij wilden zetten”, blikt Mansholt terug.Ondanks extra inzet van mentoren en vakdocenten was het succes beperkt: de helft van de leerlingen bleef toch zitten. “Daar hebben we van geleerd. In de tweede pilot-klas, in 2014-2015, hebben we de vakondersteuning op maat georganiseerd. Ook werkte de mentor inmiddels samen met de deskundigen van het begeleidingsteam. Daarnaast zorgt het Wij-team, een gemeentelijk team van onder meer Jeugdzorg en maatschappelijk werk, voor extra begeleiding op school en daarbuiten.”Van de pilotklas van vorig jaar zijn vrijwel alle leerlingen doorgegaan naar 4 havo. Daarnaast heeft Kamerlingh Onnes een lenteschool ingericht om leerlingen van 3 en 4 havo en 3, 4 en 5 atheneum te behoeden voor zittenblij-ven. Van de 42 deelnemende leerlingen – die in april allen op zittenblijven stonden – zijn er 35 bevorderd naar het volgende leerjaar. “Zij kregen een ‘boost’ om door te gaan. Met name de aandacht voor coaching heeft enorm geholpen.”

DILEMMAOp de overgangsvergaderingen gaat het nu om een totaal-beeld van de leerling. Mansholt: “Als we denken dat een leerling volgend jaar verder kan, dan bevorderen we hem of haar buiten de normen om. Daar zijn we vorig jaar mee begonnen. Bij de overgang van 3 naar 4 kijken we ook naar de profielen en bij de overgang van 4 naar 5 havo schatten we in hoe kansrijk de leerling is op het examen.”Deze aanpak is tamelijk succesvol. Van de tien leerlingen die met ‘onvoldoende’ punten naar de havo-eindexamen-klas zijn bevorderd, zijn er zeven geslaagd. Dat is een mooi resultaat, maar er doet zich wel een dilemma voor. “De gemiddelde eindcijfers kunnen gaan dalen door dit

Nieuwe visies op overgaan

met hoofdstuk 10, ongeacht waar de rest van de klas zich bevindt. Op die manier rem je de ontwikkeling niet.”De overgangsnorm tussen de leerjaren weghalen, is dan een logische stap. “We willen nagaan wat het van ons en de organisatie vraagt als we leerlingen meer kansen geven om de keuze voor een niveau uit te stellen. Dat proberen we uit in vier ‘proeftuinklassen’: twee eerste en twee tweede klassen. Onze brugklassen zijn dakpanklassen. Een over-gangsnorm van 1 naar 2 betekent determinatie: wordt het havo of toch vmbo-t? We willen dat leerlingen niet voor de overgang werken, maar voor hun eigen leerproces.

12 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 13

We willen dat ze vragen leren stellen en algemene vaardig-heden opdoen. Als je de overgangsnorm in stand houdt, zijn leerlingen, maar ook ouders en docenten, toch vooral bezig met determinatie.”

IEDEREEN OVERIn de proeftuinklassen van het ds. Pierson College wordt lesgegeven door docenten die enthousiast zijn over het ontwikkelen van onderwijs op maat. Rijkers: “Behalve voor het werken vanuit leerdoelen, is er veel aandacht voor de vaardigheden die de leerling nodig heeft voor meer zelfsturing. Bovendien kunnen leerlingen per vak een ander niveau volgen terwijl ze wel in dezelfde groep blijven. Dat betekent dat er ook materiaal en oefeningen op maat worden gemaakt. Wat goed werkt in de proeftuin, willen we uitrollen naar de rest van de onderbouw.” Bij deze omslag is het belangrijk dat het team samen optrekt. “Voor sommige docenten is het nog abstract”, zegt Rijkers. “Als je zo lang in een systeem van overgang en cijfers zit, is

het spannend om dat los te laten. Docenten moeten hun leerstofaanbod minder leidend laten zijn en meer coachen op het proces in plaats van op het resultaat. Het is best lastig om je aanpak zo grondig te veranderen. Maar het kan stap voor stap en als het eenmaal lukt, zien we dat leerlingen vaardiger worden.”

VRAAGRijkers vervolgt: “De vraag die ik wel eens hoor, is: gaat iedereen dan zomaar over? Ja, in principe wel. Je kunt beter een leerling hebben die twee modules achterloopt, dan een leerling die voor vier van de twaalf modules een onvoldoende heeft gehaald en die met een zesje overgaat naar het volgende leerjaar.” Toch is het niet zo dat leerlingen op het ds. Pierson College helemaal niet meer kunnen blijven zitten. “Als het met een leerling op alle fronten niet goed gaat, kan doubleren de beste optie zijn. Maar ook dan is het belangrijk dat leerlingen wel door kunnen als ze een bepaald vakonderdeel beheersen.”

CONCEPTPLAN Ook Stad & Esch, een brede scholengemeenschap voor praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, vmbo, havo en vwo in Meppel en Diever, neemt deel aan het leernetwerk ‘Voorkomen van zittenblijven’ dat gefaciliteerd wordt door de VO-raad. Docent geschiedenis Stefan

van der Weide trekt samen met directeur Onderwijs en Personeel Doro van Koningsveld de kar van het traject. Op Stad & Esch is nog geen concrete pilot van start gegaan. Wel hebben Van der Weide en Van Koningsveld een conceptplan geschreven waarin zij de school doorlichten op zittenblijven en afstroom. “Vooral in 3 en 4 havo zien we veel zittenblijvers en afstroom naar vmbo-t. In 3 havo gaat een op de vijf leerlingen niet over naar 4 havo”, vertelt Van der Weide. “Het is ons streven helemaal geen doublures of afstroom te hebben.”In het conceptplan zijn naast de op-, af- en doorstroom-gegevens de resultaten van literatuuronderzoek opgenomen. “Een leerling die is blijven zitten, begint meestal gemoti-veerd aan de tweede ronde”, zegt Van der Weide. “Maar dat zakt snel in. We vragen ook iets geks van de leerlingen, namelijk dat zij de stof die zij de eerste keer niet begrepen, de tweede keer als vanzelf wel begrijpen.”Bij Stad & Esch is de taligheid van het onderwijs vaak een struikelblok. Van der Weide: “Drenthe is een achterstands-gebied op het gebied van taal. Zeker in de bovenbouw van vmbo-t en havo speelt dat mee bij het zittenblijven.”

MEER KANSENOp de locatie in Diever blijven leerlingen minder vaak zitten dan op de hoofdlocatie in Meppel. “Dat komt

doordat de kinderen in Diever gewend zijn aan een kleine plattelandsschool”, verklaart Van der Weide. “Stad & Esch heeft in Diever een onderbouw voor alles, maar alleen een bovenbouw vmbo-t en havo. Met name leerlingen met vmbo-kaderadvies doen enorm hun best om naar vmbo-t door te stromen, zodat ze niet naar Meppel hoe-ven. Dat lukt ook vaak. Dat betekent wel dat de examen-resultaten minder hoog zijn, maar aan de andere kant is het positief dat de leerlingen meer kansen krijgen.”Het conceptplan van Van der Weide en Van Koningsveld wordt in de komende maanden besproken op de team-vergaderingen. Na verwerking van de reacties wordt een pilot ingericht, die komend schooljaar van start gaat.

AFSPRAKEN IN SECTOR-AKKOORD VO In het Sectorakkoord VO is afgesproken het percentage zittenblijvers de komende jaren sterk terug te dringen. Cijfers van DUO laten zien dat in het schooljaar 2015-2016 5,7 procent van de leer-lingen in het voortgezet onderwijs bleef zitten. In 2020 moet dat zijn terug-gebracht tot 3,8 procent.Wilt u ook aan de slag met het terugdringen van zittenblijven? In het leer-netwerk ‘Voorkomen van zittenblijven’ werkt u samen met andere scholen aan uw eigen leervraag. Het eerste kwartaal van 2018 starten nieuwe leernetwerken. Meer informatie en/ of aanmelden: www.vo-raad.nl/ maatwerk/aanbod

Willeke Rijkers, afdelingsleider leerjaar 1 op het ds. Pierson College in ’s-Hertogenbosch: ‘We kijken naar de ontwikkeling van kinderen en het effect dat een les heeft op die ontwikkeling. Hoe komt je les aan bij leerlingen? Daar praten de collega’s op het ds. Pierson College gemakkelijk over en we gaan daarbij ook de diepte in. We hebben veel minder traditionele vergaderingen, maar organiseren Open Space-bijeen-komsten waar onderwerpen als formatief toetsen of leerlingen leren plannen aan de orde komen. De docenten op deze school zijn leergierig en onderzoekend. Sommigen zijn theoretisch zeer goed onderlegd in onderwerpen als motivatie, reflectie en formatief toetsen.’

Stefan van der Weide, Stefan van der Weide, docent geschiedenis op Stad & Esch in Meppel en Diever: ‘We hebben er wetenschappelijke literatuur bij gehaald om te laten zien waarom het belangrijk is dat we zittenblijven voorkomen. Dat is niet zomaar een idee dat de directie zich in het hoofd heeft gehaald, het is een serieus vraagstuk. Collega’s accepteren vernieuwingen, zoals aanpassingen in de overgangssystematiek, pas als je je ideeën goed onderbouwt. We moeten veel beter kijken waar het aan ligt als een leerling blijft zitten.’

‘De vraag die ik wel eens hoor, is: gaat iedereen dan zomaar over? Ja, in principe wel’

‘We vragen iets geks: dat leerlingen de stof die zij de eerste keer niet begrepen, de tweede keer als vanzelf wel begrijpen’

14 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 15

‘Het is slikken als je merkt dat het werken met leerlingen niet meer

zo vanzelfsprekend gaat’

Oudere leraren die een goede relatie met de klas hebben, zijn meestal tevreden over

hun werk, concludeert promovenda Ietje Veldman. Maar schoolleiders en coaches

zouden meer aandacht moeten hebben voor oudere docenten bij wie de klik met

leerlingen moeizamer wordt.

elkaar omgaan, dat is goud. En bij een andere groep denk je: dit is niet zoals het zou kunnen.”

PIJNLIJKDe haperende relatie met leerlingen is een pijnlijk, maar belangrijk onderwerp. “Het raakt de kern van je beroep. Naast dat je van je vak houdt, wilde je immers met kinde-ren werken. Als je dan merkt dat dat niet meer zo vanzelf-sprekend gaat als twintig jaar eerder, is dat slikken.”Wat kunnen schoolleiders en coaches betekenen voor deze docenten? Veldman: “Zij zouden veel vaker het gesprek moeten aangaan met docenten: voelen zij zich nog in staat om de relatie met leerlingen zo vorm te geven dat ze er zelf ook blij van worden? Vraag hen hoe ze de relatie met hun klas graag zouden zien. Dat heb ik in mijn onderzoek ook gedaan. Dan vertellen mensen bijvoorbeeld dat ze graag een meer helpende rol zouden willen spelen. Daar kun je hen dan bij ondersteunen.”Wat viel haar op aan de leraren die wel een goede band met hun leerlingen hadden? “Die hadden zich erbij neergelegd dat ze niet meer alles van de leerlingen hoefden te weten. Iemand zei bijvoorbeeld: ‘Vroeger wist ik welke muziek ze leuk vonden; ik was hun maatje.

OUDERE DOCENTENTekst: Marijke Nijboer • Fotografie: Bram Budel

Als ‘de klik’ er niet meer is

Is er een verband tussen de tevredenheid van oudere leraren over hun werk en hun relatie met leerlingen? Die vraag stelde voormalig docent Ietje Veldman zich in het onder-zoek waarop ze in september promoveerde. Over ontevre-denheid bij oudere leraren bestaat veel vakliteratuur, maar daarin wordt altijd naar externe oorzaken gewezen. Mensen voelen zich bijvoorbeeld niet gesteund door de schoolleider of ze zijn gefrustreerd door alle onderwijsvernieuwingen die ze moesten doorvoeren en die later weer werden terug-gedraaid. In literatuur over tevreden leraren daarentegen wordt altijd benadrukt dat zij het zo goed hebben met hun leerlingen. “Ik had het idee dat we iets over het hoofd zagen”, zegt Veldman. Wat haar ook opviel: dat haar generatiegenoten in het lerarenberoep zo verschillend oud worden. Ze zag tevreden leraren, maar hoorde anderen klagen over de regeldruk en het gebrek aan autonomie. “Vanuit mijn eigen ervaring als leraar weet ik dat de relatie met de leerlingen de kern

Daarna was ik een vaderfiguur en nu zit ik meer in een opa-rol. Nou, een opa hoeft al die muziek niet meer te kennen’.”

VERHAALEen andere tevreden oudere leraar vertelde dat hij vanwege zijn leeftijd geen mentor meer hoeft te zijn. “Hij zei: ‘Voor mij is de spanning weg dat ik iets met die rol moet en nu word ik veel meer aangesproken door leerlingen die hun verhaal kwijt willen’.” Het is prima dat er veel aandacht gaat naar jongere docen-ten, zegt Veldman. “Maar ik vind dat de aandacht en begeleiding voor de ouder wordende docenten wel heel erg achterblijft. Ga met hen in gesprek en vraag hoe je kunt helpen.” Soms helpt het als mensen minder les gaan geven en er in plaats daarvan wat andere taken bij krijgen. Anderen kiezen ervoor om minder uren te gaan werken. Veldman: “Ik heb voor mijn onderzoek heel veel met docenten gesproken. Bij sommigen ben ik drie keer terug geweest. Ik vond het onthutsend dat ik van geïnterviewde leraren mailtjes kreeg waarin zij bijvoorbeeld schreven: ‘Ik ga al een week met vleugels aan naar school, omdat ik eindelijk mijn verhaal heb mogen vertellen’.”

MEER LEZEN? Veldman, I.M.J. (2017). Stay or leave? Veteran teachers’relationships with students and job satisfaction. ICLON PhD Dissertation Series.

van je beroep is. Als je het leuk hebt met kinderen in de klas, neem je die andere dingen wel voor lief. Ik kan me voorstellen dat het invloed heeft op je werkplezier als die relatie verandert. En dat je vervolgens gaat klagen.”

DIVERSE GROEPVeldman kreeg de behoefte om eens goed te gaan uitzoeken of deze veronderstellingen kloppen. Het verband tussen de relatie leraar-leerling en de arbeidstevredenheid van oudere docenten werd het onderwerp van haar dissertatie. Zo’n acht jaar geleden begon zij al met kwalitatieve inter-viewstudies en ook in de jaren daarna verzamelde ze veel data. Zo ontdekte zij dat oudere leraren een heel diverse groep vormen. Ze rangschikte hen in vier groepen, gerela-teerd aan hun arbeidstevredenheid en hun relatie met hun leerlingen. “Ik zie wel degelijk een samenhang tussen die twee factoren. Er zijn maar weinig mensen die een goede relatie met leerlingen hebben en ontevreden zijn. Dat wil niet zeggen dat mensen, als die relatie maar goed is, ook tevreden zijn over hun werk. Maar het is wel opmerkelijk dat degenen die tevreden zijn, allemaal vinden dat ze een goede relatie met leerlingen hebben.” Overigens schatte niet elke docent z’n relatie met leerlingen goed in. Een vrij grote groep overschat de onderlinge klik. Daar kwam Veldman achter door de leerlingen van die-zelfde docenten te bevragen. Die waardeerden hun relatie met de docent aan de hand van verschillende kenmerken: ‘Ik ervaar de docent als streng/helpend/cynisch’, enzovoort. “Leerlingen waren vaak helemaal niet zo gelukkig met de relatie met die docent. Maar het omgekeerde komt ook voor: dat docenten zichzelf onderschatten in de relatie met leerlingen”, zegt Veldman.Opvallend was dat de leraren die ontevreden waren over hun werk, zelf niet snel begonnen over de relatie met hun leerlingen: “Pas als ik doorvroeg en liet zien dat de leerlin-gen die relatie toch anders zagen, gingen ze hierover praten. Dan vertelden ze dat de relatie met de jaren was veranderd.” Toch denkt Veldman dat zij zich wel bewust waren van de haperende relatie. “Ik heb dat niet onderzocht; dit zeg ik als oud-leraar. Je weet gewoon: zoals deze klas en ik met

Verband tussen relatie leraar-leerling en arbeidstevredenheid oudere docenten

IETJE VELDMANStudeerde geografie en was vijftien jaar leraar aardrijkskunde. Was onderwijsontwikkelaar en lerarenopleider aan de Universiteit Utrecht en onderwijsdirecteur bij het IVLOS (Universiteit Utrecht) en het ICLON (Universiteit Leiden). Haar laatste functie was die van decaan bij de faculteit Onderwijs & Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam. Ze promo-veerde op 27 september en ging een maand later met pensioen.

Ietje Veldman: ‘Schoolleiders zouden veel vaker het gesprek moeten

aangaan met oudere docenten’

Januari 2018 | VO-magazine 17

HET DILEMMA“In de schakelklassen zitten leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben op bijvoor-beeld sociaal-emotioneel gebied of vanwege dyslexie. Leerlingen volgen in deze klassen een maatwerktraject. Ze kunnen de lesstof op cognitief niveau goed aan, maar hebben extra hulp nodig, bijvoorbeeld in de vorm van huiswerkbegeleiding of studievaardigheden.Als een leerling in aanmerking komt voor de havo-schakelklas, geeft de po-docent dat aan. Er is geen loting; iedereen kan bij ons terecht, mits wij aan de ondersteunings-behoefte kunnen voldoen. De havo-schakel-klassen hebben elk twee mentoren en worden wekelijks vijf uur extra begeleid. De mentoren zijn er speciaal voor vrijgemaakt. Er zitten maximaal 24 leerlingen in de klas. Dit alles brengt extra kosten met zich mee. Aan het einde van de pilot was het daarom de vraag of we ermee door zouden gaan.”

DE OPLOSSING“Omdat de schakelklassen binnen de formatie wel wat extra vragen, hebben we in een interne evaluatie de plussen en minnen op een rijtje gezet. De schakelklassen werken als een olievlek. Ouders zijn er blij mee; we merken aan de leerlingen en ouders dat onze manier van werken heel positief wordt ontvangen. Ook het effect voor de leerlingen is significant: docenten zien bij hen het resultaat. Natuurlijk is er discussie over de output, maar tijdens de evaluatie hebben we kunnen aantonen dat de klassen ons ook extra leerlingen opleveren. Meer leerlingen stromen in op onze school en stromen uiteindelijk ook door. Daarom hebben we onlangs met het MT besloten definitief met de schakelklassen door te gaan. Het resultaat mag er zijn en daar gaat het om.”

MIJN DILEMMATekst: Marguerite Irrgang

HET DILEMMA EN DE OPLOSSING HET DILEMMA: schakelklassen in de havo brengen extra kosten met zich mee DE OPLOSSING: maak de extra opbrengsten duidelijk zichtbaar

Dubben over de schakelklas

Is de extra ondersteuning in havo-schakelklassen de extra formatiekosten waard? Voor dat dilemma zag Jan Poels,

directeur personeel op het Pius X-college, zich onlangs gesteld.

Het Pius X-college is een middelbare school in Brabantse Bladel. Er wordt onderwijs gegeven op alle niveaus en er kan in de eerste drie jaar van het vwo tweetalig onderwijs worden gevolgd. De school heeft ook een internationale schakelklas voor vluchtelingen. “Dat kost extra energie, maar geeft tegelijkertijd een enorme drive”, aldus Poels. “De leerlingen brengen veel leergierigheid mee en wij kunnen veel voor ze betekenen.”Sinds vorig jaar is er in de eerste twee jaar van de havo een pilot met schakelklassen. Op vmbo-niveau bestonden die al langer.

Dit is een topteam. Alle neuzen dezelfde kant uit? Dacht het niet. In een topteam benut ieder zoveel mogelijk z’n kwaliteiten die energie schenken in plaats van kosten. Er is een ideale mix van competenties, talenten en drijfveren die elkaar versterken. Eensgezindheid, maar geen eenvormigheid. De doelen zijn uiterst concreet en de leider verstaat de kunst van het ‘loshouden’. Hij delegeert resultaatverantwoordelijkheid en stuurt op regelruimte en interactie. En het team levert. Ga daar maar gerust van uit.

- Bestuurentoezicht

- Strategischepersoneelsplanning

- Selectie-enplaatsingsprocessen

- Reorganiserenenflexibiliseren

- Teamsenleiderschap

- Zelforganisatieenteamcasting

- Opgavengestuurdentalentgedrevenwerken

- Professionaliseren

Advertentie

18 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 19

MEDEZEGGENSCHAPTekst: Maaike Vos • Fotografie: Ton Zonneveld

Hoe betrek je ouders, leerlingen en andere belanghebbenden effectief bij de keuzes die je als schoolleider of bestuurder maakt? De VO-raad doet op drie scholen actieonderzoek naar ouder- en leerlingparticipatie. De resultaten worden

in april verwacht.

Praten als het goed gaat

‘Het allerbelangrijkste is dat leerlingen zich serieus genomen voelen’ Het vraagstuk van Noortje Schadenberg, afdelingsleider tto 2 en 3, Maaslandcollege in Oss:‘Hoe ontwikkel ik de betrokkenheid van leerlingen zonder al te sturend te zijn?’

“Op onze school was voor leerlingparticipatie eigenlijk nog maar weinig georganiseerd. Juist daarom is het interessant om mee te doen met dit onderzoek. Sinds vorig jaar is de leerlingen-raad weer nieuw leven ingeblazen. Dat begon met een paar actieve leerlingen uit vwo 5 en een docent. Maar dat zijn leerlingen van één afdeling uit één jaarlaag, die zich vooral rich-ten op het organiseren van activiteiten. De school wil het breder trekken en naast een leer-lingenraad ook een klassenraad oprichten, met uit iedere klas één of twee vertegenwoordigers die over onderwijs praten. Daarmee willen we actief inzetten op brede inspraak.De leerlingen vormen een belangrijke partij, die iets zinnigs kan zeggen over de kwaliteit en

de efficiëntie van het onderwijs dat hier wordt gegeven. Door leerlingen meer inspraak te geven, hopen we tot beter onderwijs te komen dat beter aansluit bij hun wensen en behoeften. En door uit te leggen waarom een schoolreisje bijvoorbeeld niet naar de Efteling gaat maar naar het Vredespaleis, kan er wederzijds begrip ontstaan. Zo werkt het twee kanten op: wij kunnen wat leren van de leerlingen en zij krijgen meer begrip voor hoe wij tot bepaalde keuzes zijn gekomen.Het idee is dat leerlingen niet pas actie onder-nemen als hen iets niet zint, maar dat ze vooraf al bij plannen worden betrokken. We willen weten hoe we een bepaald idee tot een succes kunnen maken. Dan voorkomen we dat we ons achteraf moeten verantwoorden en met een mislukte activiteit zitten waar de kinderen niets aan vinden.Ik denk dat er een gedegen plan is om te voorkomen dat de school te veel van bovenaf bepaalt. Binnenkort organiseren we een

middag waarin we open in gesprek gaan met leerlingen. De onderwerpen die zij belangrijk vinden om over mee te praten, staan daarbij centraal. De agenda wordt dus niet van bovenaf bepaald, maar hangt af van de inbreng van de leerlingen. Waarover praten zij met vrienden in de pauze, wat kan er beter? Daarna gaan we kijken hoe we verdergaan en hoe we dat kun-nen terugkoppelen naar de leerlingen. Zo pro-beren we het gezamenlijk op te bouwen.Op de lange termijn hoop ik dat dit dusdanig in de cultuur van de school wordt geïntegreerd dat de klassenraad een orgaan van betekenis wordt. Dan kunnen er bijvoorbeeld verkiezin-gen worden gehouden en staat de leerlingen-raad mooi op het cv van leerlingen. Maar de school moet eerst een start maken en zorgen dat leerlingen het gevoel krijgen dat ze iets in te brengen hebben. Het allerbelangrijkste is dat leerlingen zich serieus genomen voelen. Daardoor raken ze betrokken bij hun eigen onderwijs en de school.”

Participatie van ouders en leerlingen

In de Code Goed bestuur VO is als lidmaatschapseis opgenomen dat ‘het bestuur zorgt dat de doelstellingen en de aanpak van de horizontale dialoog met externe stakeholders in de organisatie worden geformaliseerd, verankerd, onderhouden en vermeld in het jaarverslag’. Maar wat wil dat zeggen? De horizontale dialoog is voor velen een abstract begrip. Aan de andere kant is vrijwel iedereen er op zijn eigen manier mee bezig. Eerder onderzoek van de monitoringscommissie (zie kader) bevestigt dit: achter medezeggenschap gaat in de praktijk een veelvormige werkelijkheid schuil, die veel verder gaat dan formele structuren.Om zicht krijgen op de vraag hoe de horizontale dialoog invulling krijgt, laat de monitoringscommissie dit school-jaar op drie scholen actieonderzoek uitvoeren. In dit type onderzoek wordt gewerkt vanuit de overtuiging dat je al doende leert en dat je ‘praktijk en theorie’, ‘actie en onderzoek’ of ‘veranderen en begrijpen’ niet los van elkaar kunt zien. Het doel is een beeld te krijgen van effectieve manieren om ouders, leerlingen en andere belanghebben-den te betrekken bij de keuzes die schoolleiders en bestuurders maken. Andere scholen kunnen daar hun voordeel mee doen.

DILEMMA’SIn dit artikel vertellen schoolleiders van de drie deel-nemende scholen over de dilemma’s die bij hen spelen. Later dit jaar leest u hoe de ontwikkeling op de scholen verloopt en waarin het actieonderzoek geresulteerd heeft. Op deze manier kunnen leden van de sector van elkaar leren en verzamelt de monitoringscommissie input voor het formuleren van haar aanbevelingen aan de VO-raad, ook over de genoemde lidmaatschapseis.

VOLG DEZE SCHOOLLEIDERSBenieuwd hoe het de schoolleiders uit dit artikel vergaat? Volg ze het komende jaar op www.vo-raad.nl/ themas/goed-bestuur

MONITORINGSCOMMISSIEDe monitoringscommissie is onafhankelijk en monitort in opdracht van de VO-raad de naleving van de Code Goed Onderwijsbestuur. De commissie richt zich in de eerste plaats op het monitoren van de huidige code, met het oog op het stimuleren van goed bestuur in de sector. Als sluitstuk doet de commissie eind 2018 aanbevelingen voor herziening van de code.

20 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 21

‘We gaan de koers niet helemaal verleggen, maar de koers mooier maken mag wel’Het vraagstuk van Ineke Voortman, directeur onderwijs Jacobus Fruytier scholengemeenschap, locatie Rijssen:‘Hoe verenig ik de wensen en behoef-tes van ouders met mijn eigen lange-termijnvisie en de identiteit van de school?’

“Ouders zijn belangrijke partners voor onze school. Aan de ene kant kunnen ze meedenken, aan de andere kant kunnen ze ons bij de les houden. Ouderbetrokkenheid staat op onze be -leidsagenda, maar we zijn nog zoekende naar hoe we het willen vormgeven. Op dit mo ment hebben we een paar ontmoetingsavonden met een inloopmoment voor ouders. Daar zit geen structuur of thema in en de avonden hebben vaak een open einde. We willen graag een groep mensen om ons heen verzamelen die meedenkt en tegelijkertijd ambassadeur van onze school is. Bij ons is dat een zoektocht: welk type ouders nodig je daarvoor uit en welke ruimte krijgen zij?

We zijn een reformatorische school in Rijssen, een gemeente met een behoorlijk orthodoxe achtergrond en veel kerken. Onze doelgroep bestaat uit leden van zes kerken. We willen die specifieke groep bedienen vanuit onze identiteit. Ik vind het belangrijk dat ouders meer gevoel krijgen bij wat wij als school willen en daar een inbreng in hebben. Nu is het idee soms dat ouders alleen betrokken worden als er iets mis-gaat. Ik wil graag anticiperen: ons minder rich-ten op incidenten en meer op de positieve bijdrage. Daardoor kan er ambassadeurschap in de gemeenschap ontstaan. Het is belangrijk dat deze school van de ouders en de kerken is.De komende vijf jaar gaan we meer werken met vormen van gepersonaliseerd leren waarin ICT een grotere rol krijgt. Daarbij worden technologische middelen zoals telefoons en devices ingezet. Daar hebben ouders een mening over. Er is een groep die de klassieke manier van overdracht heel belangrijk vindt. Dat vinden wij ook, maar het is niet de enige

manier. We willen ouders in dat proces mee-nemen. Als school zijn wij zelfstandig. We maken een eigen visie gebaseerd op onze identiteit. Dat willen we graag met ouders delen en ze mogen daar iets van vinden. We gaan de koers niet helemaal verleggen, maar de koers mooier maken mag wel.De komende tijd gaan we op zoek naar een mensen die een goede kijk op onderwijs en opvoeding hebben en de breedte van onze gezindten vertegenwoordigen. We willen een profiel maken van dat type ouder en een oproep plaatsen. Het hoeven niet alleen mensen te zijn die het met ons eens zijn; daar worden we niet sterker van. Bij hoe dat profiel eruit gaat zien en welke thema’s we gaan bespreken, willen we ouders al vroeg betrek-ken. Uiteindelijk richten we ons op een groep die constructief gaat meedenken, juist omdat onze school is opgericht voor een specifieke doelgroep. Hopelijk krijgen ze dan het gevoel: dit is onze school en daar zijn we trots op.”

‘Als de communicatie goed is, spreek je ook over positieve dingen’Het vraagstuk van Merijn Sprenger, rector Trinitas Gymnasium in Almere:‘Hoe zorg ik dat betrokkenheid van leerlingen en ouders aan de ene kant, en formele medezeggenschap via de MR aan de andere kant op één lijn komen?’

“De school is een plek om te leren, ook voor ons. Om dat te kunnen doen, heb je de leer lingen en ouders nodig als partners. Ouderparticipatie is geregeld via het ouder-platform, waar ik een aantal keer per jaar mee vergader. In leerlingparticatie zouden we beter kunnen worden. Ik zit met enige regelmaat met de leerlingenraad om tafel, maar als school spreken we te weinig met leerlingen over het onderwijs dat zij krijgen. Wat gaat er goed, wat kan beter, waar hebben zij behoefte aan? Die horizontale dialoog wordt niet voldoende gevoerd.Ik denk dat de betrokkenheid groeit als je

leerlingen het gevoel geeft dat ze iets in de melk te brokkelen hebben. Dat kan op per-soonlijk niveau zijn, in hun eigen leerproces, maar ook in gesprekken over het onderwijs. De leerlingen raad gaf al vrij snel aan graag met docenten te praten, maar niet zo goed te weten hoe. Dat leek mij een goed moment om dat gesprek met die leerlingen een vaste plek te geven in de overleggen die de team-leiders voeren.De afgelopen jaren zag ik dat er soms te laat in gesprek werd gegaan als er een probleem was. Dan kan er een sfeer ontstaan waarin leerlingen tegenover docenten komen te staan. De veiligheid om dingen te zeggen, is dan weg. Als de communicatie goed is, spreek je ook over positieve dingen. En als er iets niet goed gaat, ben je er tijdig bij.De MR is er om beleidszaken af te stemmen met de leiding. De centrale dialoog tussen school, ouders en leerlingen gaat meer over onderwijskundige en praktische zaken: hoe

loopt het onderwijs, wat zou je anders willen? Door continu met elkaar in gesprek te zijn, bereik je eerder dat het gesprek gaat over dingen die we willen in plaats van over dingen die niet goed gaan. Dan kun je als school laten zien dat je luistert naar ouders en leerlingen en met die geledingen spreekt voordat een plan wordt doorgevoerd.De school moet de geledingen goed afbakenen. Als leiding moeten we zorgen dat de rollen duidelijk zijn door de MR, het ouderplatform en de leerlingenraad niet op een verkeerde manier te bevragen. Zo voorkomen we dat ze in een vervaagde rol terechtkomen. Bij de MR hoeven we ons daar geen zorgen over te maken, maar bij de leerlingenraad bestaat dat risico wel. Voor mij is het geslaagd als we op reguliere basis in gesprek gaan en niet alleen op de momenten dat er aanleiding toe is. En als de leerlingen goede, constructieve gespreks-partners zijn.’

22 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 23

€ 10

€ 15

€ 20

€ 25

€ 30

€ 35

€ 40

€ 45

€ 50

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

€ 10

€ 15

€ 20

€ 25

€ 30

€ 35

€ 40

€ 45

€ 50

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

In 2006 was het verschil met de markt nog 10 procent

Vrouwelijke docenten verdienen gemiddeld meer dan in de markt

Leraren in het voortgezet onderwijs hebben gemiddeld nog een iets lager

bruto uurloon dan vergelijkbare werknemers in de marktsector. Het verschil

met de markt is het grootst voor eerstegraadsleraren in de bètavakken.

deeltijd werken. Verder was het gemiddelde bruto uurloon van schoolleiders in het voortgezet onderwijs in 2016 hoger (6 procent) dan dat van vergelijkbare werknemers in de marktsector (zie figuur 2). Ook hier heeft een inhaalslag plaatsgevonden: van 2013 tot en met 2015 was het gemiddelde uurloon van schoolleiders nog lager dan dat van vergelijkbare werknemers in de marktsector.

AANTREKKELIJKHEID LERARENBEROEPHet Voion-onderzoek laat zien dat er weliswaar verschil-len zijn in beloning met vergelijkbare werknemers in de markt, maar dat deze voor de meeste docenten relatief gering zijn. In het streven het vak van leraar aantrekkelij-ker te maken, blijkt salariëring van secundair belang.

SALARISTekst: Redactie VO-magazine • Illustratie: Shutterstock

Gering verschil in beloning

Leraren in het voortgezet onderwijs verdienden in 2016 gemiddeld 31 euro per uur en dat is ongeveer 1 procent lager dan vergelijkbare werknemers in de marktsector (zie figuur 1). Dit blijkt uit onderzoek naar de loonverschillen tussen het voortgezet onderwijs en de marktsector, dat de sociale partners namens Voion hebben laten uitvoeren. De cijfers laten zien dat de afgelopen tien jaar een forse inhaalslag heeft plaatsgevonden: in 2006 was het gemid-delde verschil met de markt nog 10 procent.

BÈTA- EN EERSTEGRAADS LERARENEerstegraadsleraren verdienen gemiddeld 4 procent min-der dan vergelijkbare werknemers in de marktsector. Het verschil is het grootst voor eerstegraadsleraren in bètavakken: ongeveer 9 procent. Voor tweedegraads-leraren is het verschil in beloning met de markt gemiddeld kleiner. Het loon van tweedegraadsleraren in gamma vakken is zelfs ongeveer 9 procent hoger dan van vergelijkbare werknemers in de marktsector.Leeftijd speelt ook een rol in de verschillen met de markt. Voor leraren jonger dan 35 jaar is het gemiddelde uurloon in het voortgezet onderwijs over het algemeen relatief hoog. Leraren ouder dan 50 jaar daarentegen hebben meestal een relatief laag loon ten opzichte van de marktsector.

VROUWEN EN SCHOOLLEIDERSOpvallend is dat vrouwelijke docenten gemiddeld meer verdienen dan in de markt, met name als ze in

OVER HET ONDERZOEKHet onderzoek is uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek en maakt gebruik van registratie- en enquête gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Voor de loonvergelijking is gebruik gemaakt van de matchingmethode, waarbij voor elke werknemer in het onderwijs de meest vergelijkbare werknemer in de markt is gezocht. Er zijn dus geen func-ties vergeleken, maar medewerkers met vergelijkbare achtergrondkenmerken. De groep werknemers in de marktsector waarmee leraren in het voortgezet onder-wijs zijn vergeleken, verschilt per vak(groep).Er is geen rekening gehouden met andere elementen die de aantrekkelijkheid van een functie bepalen, zoals secundaire arbeidsvoorwaarden, maatschappelijke

meerwaarde en de inhoud van het werk. Uit het onderzoek zijn daarom geen conclusies te trekken over verschillen in aantrekkelijkheid tussen sectoren.Tegelijk met het Voion-onderzoek verscheen een onder-zoek voor het ministerie van Binnenlandse Zaken naar de verdiensten van overheids- en onderwijswerknemers ten opzichte van de markt.

Van der Werff, C., Biesenbeek, C., Heyma, A. (2017). Wat een leraar in het voortgezet onderwijs verdient. Vergelijking van het loon van leraren en schoolleiders in het voortgezet onderwijs met de marktsector. Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek. Lees het hele onderzoek op www.voion.nl (zoek op ‘loonverschillen’).

Loonachterstanden op markt grotendeels ingehaald

Thema’s als verlaging van de werkdruk en daarmee samenhangend het creëren van meer tijd voor ontwik-keling van lessen en het curriculum zijn belangrijker. Tegelijkertijd is het wel zaak dat de beloning van leraren in het voortgezet onderwijs in de pas blijft lopen met de ontwikkelingen in de markt. Er zijn de komende jaren veel leraren in het voortgezet onderwijs nodig, gezien de huidige en toekomstige tekorten. Tegen de achtergrond van de verwachte loonontwikkeling in de markt vraagt de VO-raad van het kabinet voor de komende jaren 1,25% loonruimte bovenop de referentieruimte.

Gec

onstr

ueer

d br

uto

uurlo

onG

econ

strue

erd

brut

o uu

rloon

n Voortgezet onderwijs n ‘Gelijken’ in de markt

n Voortgezet onderwijs n ‘Gelijken’ in de markt

Het gemiddelde bruto uurloon van leraren in het voortgezet onderwijs is lager dan dat van vergelijkbare werknemers in de marktsector

Schoolleiders in het voortgezet onderwijs hebben in 2016 een hoger gemiddeld bruto uurloon dan vergelijkbare werknemers in de marktsector

Bron

: CBS

Mic

roda

ta, b

ewer

king

SEO

Eco

nom

isch

Ond

erzo

ek (2

017

)Br

on: C

BS M

icro

data

, bew

erki

ng S

EO E

cono

misc

h O

nder

zoek

(201

7)

Figuur 1

Figuur 2

Januari 2018 | VO-magazine 25

Uittrekselbank: Voor alle uittreksels op het gebied van literatuur.

LiteRom: Boordevol recensies van literatuur, gaat zelfs

terug tot 1900.

Actuele Documentatiebank: Onderwerpen uit het nieuws voor spreekbeurten

en werkstukken.

Uw mediatheek professionaliseren?Maak gebruik van online databanken om uw leerlingen te helpen met de keuze van het juiste boek. Ook zeer interessant voor leraren om de literatuurlessen voor te bereiden.

Benieuwd naar de bovenstaande producten?

Bezoek nbdbiblion.nl/databanken en vraag een gratis proefaansluiting aan.

Direct inzetbareroostermakers

Tijdelijk of vast

Passend binnen uw team

Hallo...Ik ben Emma

Bel me voor

een afspraak

Heiligenbergerweg 60, Amersfoort • 0570-565744 • [email protected] • www.emmahelpt.nl

adv EmmaHelpt 180x123,5.indd 1 24-08-17 09:37

Advertenties

DE SCHOOLTIJD VANTekst: Cindy Curré

Wat was u voor leerling?

“Ik was geen vlotte leerling. Op de lagere school kon ik

niet zo goed mee komen, waarschijnlijk omdat ik een lui

oog had en me wat trager ontwikkelde dan gemiddeld.

Ik heb er lang over gedaan om lezen en schrijven onder

de knie te krijgen en dan pas je nu eenmaal niet zo

goed in het schoolsysteem. Op mijn rapport stond altijd

dat ik een lui kind was, terwijl ik ontzettend mijn best

deed. Ik heb een tweelingbroer, Kees, die beter was

op school. Daar trok ik me een beetje aan op. Ik was

het vrolijke, creatieve en snel afgeleide broertje dat

goed was in zingen en spelen. Een beetje een buiten-

beentje. Op mijn middelbare school zaten veel jongens

van Eemland, een tehuis voor jongens die uit huis

waren geplaatst. Dat waren vaak mijn vriendjes.”

Wie was uw favoriete docent?

“Op de Kennedy Mavo waren verschillende leraren

die me lieten merken dat ik wél de moeite waard was.

De tekenlerares, juffrouw Poortman, was heel lief. Haar

lessen sloten goed aan bij mijn interesses. Maar ook met

mijn leraar Frans, meneer Welling, kon ik goed over-

weg. Hij zag dat ik wel degelijk talent had voor taal.”

Wat hebt u op de middelbare school geleerd,

waar u nu nog baat bij hebt?

“Ik kan goed voor publiek een liedje zingen en een

leuke grap vertellen. Op mijn middelbare school

stimuleerden ze dat. Het had ook met de tijd te maken.

‘Op mijn rapport stond altijd dat ik een lui kind was’

Er waren eind jaren zestig allerlei happenings en inspraak-

avonden en die vond ik erg leuk en interessant. Het kwam

me goed uit dat er meer vrijheden kwamen en dat ik mijn

bijzondere kant kon laten zien.”

Welk vak moet meer aandacht krijgen op de

middelbare school?

“Ik was een activistisch kind en probeerde altijd mensen

mee te krijgen voor een bepaald doel. Ik denk dat het goed

is om het politiek bewustzijn van jongeren aan te wakkeren,

bijvoorbeeld bij maatschappijleer. Veel leerlingen zijn

volgens mij helemaal niet met politiek bezig nu. Verder zou

ik het fijn vinden als kinderen zo veel mogelijk gestimuleerd

worden om hun talenten te ontwikkelen, om te doen waar

ze aanleg voor hebben en plezier in hebben.”

Bob Fosko is een Nederlandse muzikant, acteur, presentator en programmamaker. Hij is

bekend als zanger van De Raggende Manne, schrijver van campagneliederen voor de SP

en als piet in het Sinterklaasjournaal

Bob Fosko Mavo, 1967-1972, Kennedy Mavo in Baarn

26 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 27

VO IN BEELDFotografie: Josje Deekens

In de biebJashmaya (5 havo) en Tim (6 vwo) zitten op het Da Vinci College Kagerstraat in Leiden, maar leren vaak in de openbare bibliotheek aan de Nieuwstraat. Die bibliotheek, onderdeel van BplusC (Bibliotheek plus Centrum voor kunst en cultuur), biedt studieplekken voor scholieren. Met name leerlingen uit de bovenbouw maken hier gebruik van. De bibliotheek organiseert meer voor het vo, waaronder ‘Kunstshot’, hét jaarlijkse Leidse ckv-festival voor ruim 1200 leerlingen uit 4 havo en 4 vwo.

28 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 29

SLIM GEORGANISEERD (1)Tekst: Anna Serraris (Schoolinfo) • Fotografie: Dirk Kreijkamp

Vo-scholen in de regio Heerlen hebben te maken met krimp, waardoor vakken als wiskunde D soms moeilijk aan te bieden zijn. Op het Sint-Janscollege in Hoensbroek is dit vak verplicht voor het NT-profiel, maar op het Grotiuscollege in Heerlen is het een keuzevak dat door weinig leerlingen wordt gekozen.Hub Kusters van het Sint-Janscollege begon met een pilot waarin hij leerlingen van het Grotiuscollege met behulp van een videoverbinding op afstand les geeft. “De digiborden zijn verbonden, waardoor de leerlingen op beide locaties hetzelfde zien en horen”, vertelt Kusters. “Ook de scher-men van de devices van de leerlingen worden gedeeld, zodat ik kan zien wat elke leerling doet, ook in Heerlen.”

SUCCESVOLLE PILOTHet lesgeven op afstand werkt goed omdat Kusters veel affi-niteit en ervaring heeft met het gebruik van ICT in de les. “Ik werk al heel lang met een digibord en met iPads en maak ook zelf digitale content. De school wist van mijn expertise en vroeg me vier jaar geleden een oplossing te bedenken om in Heerlen toch wiskunde D te kunnen aanbieden.”Het resultaat was een pilot van een paar maanden, waarin Kusters experimenteerde met een iPad met Facetime, in combinatie met software om de twee digiborden over te nemen. Hij werd enkele uren per week vrijgeroosterd om het lesmateriaal te ontwikkelen.Toen de pilot een succes bleek, investeerde de school in professionele apparatuur zoals een richtmicrofoon, waar-door het contact tussen de groepen makkelijker en beter werd. Kusters: “Alle leerlingen hebben op mijn verzoek een iPad gekregen, waardoor ik nog interactiever kan lesgeven. Ik kan de digitale schriften nu direct inzien.”

EXTRA OVERLEGVoor het lesgeven op afstand was uiteraard overleg tussen de scholen nodig omdat de roosters op elkaar

Voor veel organisatorische vragen zijn slimme oplossingen denkbaar. Deel één van een tweeluik:

hoe Hub Kusters tegelijkertijd wiskunde D geeft aan scholieren van het Sint-Janscollege in Hoensbroek

én het Grotius College in Heerlen.

Les op afstand

moeten worden afgestemd. “Ook het jaarprogramma en bijvoorbeeld proefwerkweken moeten aansluiten. Er komt bij zo’n samenwerking dus wel wat extra overleg en orga-nisatie kijken.”De resultaten van de leerlingen die van Kusters wiskunde D krijgen, zijn gemonitord. Geconstateerd werd dat leer-lingen die op afstand lessen volgen, de lessen niet alleen leuk vinden, maar ook even goed presteren als leerlingen die op ‘normale’ wijze les krijgen. “En dat terwijl de leer-lingen op afstand geen begeleider ter plekke hebben. Dat kan dus gewoon, mits de groep niet te groot is.”

TOEKOMSTHet Sint-Janscollege heeft geprobeerd het lesgeven op afstand uit te breiden, maar stuitte daarbij op weerstand. “Sommige collega’s bezitten weliswaar voldoende ICT-vaardigheden, maar niet op dit specifieke vlak”, zegt Kusters. “Sommigen zagen het ook als een bedreiging. Ze dachten dat ze hun baan zouden verliezen omdat ze niet meer nodig zouden zijn of niet de juiste vaardigheden in huis hebben.”Want een beetje ICT-vaardigheid is wel nodig: “De tech-niek werkt niet altijd vlekkeloos. Ik kan me wel redden, maar een ander raakt misschien in paniek.” Toch ziet Kusters wel mogelijkheden voor de toekomst: “Toen het digibord kwam, waren collega’s ook huiverig. Ze kwamen er echter al snel achter dat zo’n bord veel voordelen heeft en helemaal niet zo ingewikkeld is. Daar komt bij dat de techniek zich steeds verder ontwikkelt en ICT-software steeds gebruiksvriendelijker wordt.”

‘Ik kan zien wat elke leerling doet, ook in Heerlen’

Leerlingen die op afstand lessen volgen, presteren even goed

als leerlingen die ‘normaal’ les krijgen

30 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 31

SLIM GEORGANISEERD (2)Tekst: Anna Serraris (Schoolinfo) • Fotografie: Dirk Kreijkamp

Op het Herbert Vissers College (HVC) krijgen vmbo-, havo- en vwo-leerlingen een deel van hun lessen in een werkzaal waar zij zijn ingeroosterd in blokuren. Er komen twee klassen samen onder leiding van twee docenten. Anna Klerk is een van de docenten die hiermee begon: “Teamteaching ontstond toen ik samen met een collega een nieuw vak ontwikkelde, nieuwe media. Dat vak zijn we samen gaan geven, zodat we elkaar zouden kunnen aanvullen en afwisselen.”

ONDERZOEKSinds de herfstvakantie van vorig schooljaar gebruikt het HVC een werkzaal waarin twee klassen tegelijkertijd les krijgen. Het is een oude collegezaal die voorheen spora-disch werd gebruikt. “Sindsdien is teamteaching pas echt goed gaan lopen. We hebben eerst samen met het Kohnstamm Instituut onderzoek gedaan naar hoe je met teamteaching kunt bijdragen aan de ontwikkeling van zelfsturing bij leerlingen. Drie aardrijkskundedocenten hebben hier in drie brugklassen mee geëxperimenteerd. We merkten dat drie klassen tegelijkertijd inroosteren wel erg veel logistieke beslommeringen geeft. Ook ontdekten we dat samenwerken met twee docenten fijner is: je kunt makkelijker communiceren en op elkaar inspelen, bijvoorbeeld bij de lesvoorbereiding.”Teamteaching gebeurt op dit moment bij nieuwe media en geschiedenis. De meeste docenten laten zich niet heel actief in de werkzaal inroosteren: “Ik benader ze daarom

Voor veel organisatorische vragen zijn slimme oplossingen denkbaar. Deel twee van een tweeluik:

hoe Anna Klerk en haar collega’s op het Herbert Vissers College in Nieuw-Vennep in tweetallen lesgeven,

zodat leerlingen zelfstandig leren werken.

Samen voor de klas

zelf. Er gaan nu collega’s aansluiten van wiskunde, Nederlands, Engels, godsdienst en ckv.”

ACTIEVE HOUDINGDe leerlingen zijn in de werkzaal zelfstandig op verschil-lende werkplekken bezig, in groepjes of individueel. Ze worden gestimuleerd om een actieve houding aan te nemen. Dit bevordert de motivatie, vertelt Klerk, maar het is soms wel wennen: “Leerlingen vinden de lessen in de werkzaal heel intensief. Ik gebruik altijd de metafoor van een bus: in een gewone klas zit je als passagier in de bus en let je niet altijd even goed op. In de werkzaal moet je je eigen auto besturen. Als je dat niet goed doet, krijg je ongelukken. Dan komt je werk niet af of kun je je afspra-ken met anderen niet nakomen.”Klerk en haar collega’s hebben gemerkt dat bij teamtea-ching de pedagogische rol van de docent groter is dan de didactische: “Je moet expliciet aandacht besteden aan zelfsturing en ook helpen bij het ontwikkelen daarvan. Ik heb nu tijd om met een leerling te bespreken hoe hij of zij een opdracht kan aanpakken. Daar is tijdens andere lessen nauwelijks tijd en gelegenheid voor.”Lange instructies worden in de werkzaal niet gegeven: “Een procesinstructie van tien minuten kan weer wel. We bereiden daarom de lessen goed voor en stellen de materi-alen van tevoren al ter beschikking, zodat de leerlingen snel zelf aan het werk kunnen.”

FEEDBACKBij teamteaching kunnen docenten elkaar goed aanvullen, vertelt Klerk: “We verdelen de werkzaamheden vaak. De ene docent geeft bijvoorbeeld extra uitleg aan een groep leerlingen, de ander loopt rond. Het is leerzaam om van zo dichtbij te zien hoe een collega lesgeeft. En omdat je samen verantwoordelijk bent, is het geven en ontvangen van feedback heel makkelijk.”

‘Het is leerzaam om van zo dichtbij te zien hoe

een collega lesgeeft’

‘Dit geeft me tijd om met een leerling

te bespreken hoe hij een opdracht kan

aanpakken’

Januari 2018 | VO-magazine 33

DUBBELTALENTTekst: Marguerite Irrgang • Fotografie: Sandra Zeilstra

De 18-jarige Milo ter Reegen zit in 6 vwo op het Schoonhovens College en runt daarnaast zijn eigen YouTube-kanaal, met een miljoen views en 2750 euro omzet per maand.

Op het YouTube-kanaal DutchFifaHD geeft je commentaar op de FIFA-competitie (een voetbalsimulatiespel waarmee een speler met een land of club kan spelen, red.). Wanneer ben je gestart met dit bedrijf?“Op mijn veertiende ben ik begonnen met mijn eigen YouTubekanaal en dat werd heel snel opgepikt. Er waren toen nog niet zoveel mensen die commentaar gaven op het FIFA-voetbalspel en al snel had ik behoorlijk wat bezoekers. Ik ben in de goede tijd begonnen en daardoor heb ik nu ook veel andere klussen. Ik interview bijvoorbeeld voor Fox Sports ‘echte’ voetballers en ik word vaak uitgenodigd om een praatje te houden of commentaar te geven bij jeugdevents van grote voetbalclubs.”

Hoe combineer je school en werk?“School en ik hebben een gedeelde agenda. Heel af en toe ga ik onder schooltijd naar een opnamedag, maar dat doe ik dan echt in overleg. Zolang mijn cijfers

goed zijn, is de school wel redelijk makkelijk. Die ziet het ook als voorbereiding op mijn toekomst.”

En hoe ziet jouw dag er dan eigenlijk uit? Nog vrije tijd?“Ik heb zeker nog wel vrije tijd. Mensen denken vaak dat ik heel veel FIFA speel, maar dat is niet zo. Ik kan goed FIFA spelen, maar mijn commentaren en filmpjes zijn toch beter. Ik vind het maken van filmpjes vooral heel leuk. Zo is het begonnen. Veel mensen hebben FIFA spelen als hobby, maar ik niet. Ik tennis wel heel fanatiek. In de winter wat minder en in de zomer heel veel, soms wel drie of vier keer per week. En ik ga graag op vakantie. Voor een scholier verdien ik goed en daar geniet ik van. De rest gaat op de spaarrekening.”

Hoe zien je toekomstplannen eruit? “Ik wil communicatie- en informatiewetenschappen gaan studeren in Utrecht en het studentenleven leren kennen. Ik zou hier mijn werk van kunnen maken, maar ik wil graag verder studeren.”

DutchFifaHD is te vinden op www.youtube.com/ user/DutchFifaHD.

OOK EEN DUBBEL TALENT?Combineer jij ook een functie in het onderwijs met een andere functie op professioneel niveau? Laat het ons weten: [email protected]

‘School en ik hebben een gedeelde agenda’

Benieuwd naar de stand van zaken van passend onderwijs bij u op school?

Het Steunpunt Passend Onderwijs VO geeft u inzicht via de Scan Passend Onderwijs en de Collegiale Ontwikkelingsgerichte visitatie Passend onderwijs:

Scan Passend Onderwijs

De Scan Passend Onderwijs geeft u aanknopingspunten voor gesprekken met collega’s, maakt ontwikkelgebieden zichtbaar en helpt bij de evaluatie van de voortgang van het passend onderwijs. Indien gewenst kunt u een adviesgesprek aanvragen met een expert van het steunpunt. Op basis van de uitkomsten van de scan gaat deze expert met u in gesprek en helpt u om de vervolgstappen te concretiseren. Ruim 300 scholen hebben deze scan ingevuld!

Collegiale Ontwikkelingsgerichte visitatie Passend onderwijs

De Collegiale Ontwikkelingsgerichte visitatie Passend onderwijs (COP) levert uw school en/of samenwerkingsverband veel nuttige informatie op over hoe de ondersteuning in uw school verder kan worden versterkt. Ter voorbereiding op de visitatie vult uw school de Ondersteuningsscan in. De visitatie zelf wordt uitgevoerd door een visitatieteam bestaande uit collega’s van de eigen organisatie die een training van de VO-raad hebben gevolgd. Na afl oop bespreekt u in teamverband hoe de uitkomsten van de visitatie om te zetten zijn in acties.

Kijk op www.scanpassendonderwijs.nl en www.steunpuntpassendonderwijs-vo.nl/cop

Meer weten over de ondersteuningsmogelijkheden van het Steunpunt Passend Onderwijs VO? Kijk op www.steunpuntpassendonderwijs-vo.nl

091517_RCO_VOR_SPO-VO_Adv_210x280_CMYK.indd 1 15-09-17 09:53

Advertentie

34 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 35

HET GEBOUW

Nieuwe school, nieuw gedrag

Tekst: Cindy Curré • Fotografie: Luuk Kramer en Michiel Wijnbergh

werken aan de tafels en stoelen die we in de gangen hebben geplaatst. Die zijn vrij toegankelijk en tijdens een tussen-uur zitten ze er in groepjes of alleen te werken; zonder dat iemand zegt dat ze dat moeten doen. Dat hadden we niet voorzien, maar vanaf dag één werkt dat zo. Ik vind het echt volwassen gedrag dat ze daar laten zien.”

Maar dat is dus niet bewust gebeurd?“Nou, we hebben wel heel goed gekeken naar de inrichting van het gebouw. Iedere ruimte buiten de klaslokalen heeft

komen kijken, die allemaal belangrijk zijn. Details kunnen echt uitmaken of een gebouw wel of niet werkt.”

Wat vinden leerlingen en docenten van het gebouw?“Zij vinden de luchtkwaliteit erg prettig. In ons oude gebouw was het te heet of te koud, of het stonk. Ook is de akoestiek heel fijn: geluid wordt door de gebruikte mate-rialen gedempt in plaats van versterkt. Een collega zei: ‘ik dacht dat ik het oude gebouw zou missen, maar dat is nog geen seconde zo geweest.’ Een ander zei: ‘het is net of ik een nieuwe baan heb.’ Het gebouw is gewoon goed gelukt!”

Wat vindt u het mooiste aan het gebouw?“Ons nieuwe gebouw is heel transparant. Dat draagt volgens mij ook bij aan de rust. Leerlingen kunnen zich niet verstoppen en zelfs in de grote aula zitten kinderen gewoon te werken. Verder heeft bij de bouw van onze muzieklokalen en muziekstudio’s een akoestisch ingeni-eursbureau geadviseerd dat ook heeft meewerkt aan de wereldberoemde concertzaal van Dresden. Het geluid is er geweldig en in de rest van de school hoor je he-le-maal niets. Die muziekfaciliteiten zijn echt tof.”

zijn eigen sfeer. Zo hebben we op pleinen naast de lokalen grote tafels met stoelen geplaatst waardoor docenten mak-kelijker kunnen differentiëren. Een groepje kan daar werken terwijl de deuren naar het klaslokaal openstaan. Het meu-bilair dat we hebben neergezet, wordt veel gebruikt op hbo-instellingen en universiteiten. Toen we op scholen gingen kijken naar gebouwen en inrichting ter voor-bereiding op onze nieuwbouw, zag ik vaak dat op pleinen gewone tafels en stoelen waren neergezet, net als in de lokalen. Dat zag er niet zo mooi uit en het werkte naar mijn idee ook niet goed. Ik heb het idee dat het meubilair dat wij hebben aangeschaft, volwassen gedrag uitlokt. Natuurlijk hoeven leerlingen geen volwassenen te zijn, maar we vinden het wel fijn als ze gewoon aan het werk gaan en niet gaan lopen stieren.”

U hebt dus al in een vroeg stadium goed nagedacht over het meubilair?“We zijn inderdaad al snel gaan knippen en plakken met de plattegronden die we van de architecten kregen. Hoe passen de meubels erin? De inrichting van de school is zó belangrijk en sluit bij ons heel nauw aan bij het gebouw zelf. Ik heb ervaren dat er heel veel details bij nieuwbouw

‘Details kunnen uitmaken of een gebouw wel of niet werkt’

IN HET KORT:School: Revius Lyceum (onderdeel van Christelijk Voortgezet Onderwijs Groep, CVOG) Plaats: Doorn Bouwjaar: 2017 Architect: Spring Architecten, samen met MoederscheimMoonen Architects Aantal leerlingen: 1486 Rector: Ilse van Eekelen Bijzonderheden: In de tuin komt een muziekkoepel waar een plaatselijke vereniging concerten organiseert. De koepel dient voor het Revius als overdekte pauzeruimte en buitenlokaal.

De nieuwbouw van het Revius Lyceum Doorn heeft een grote gedragsverandering bij de leerlingen teweeg gebracht, vertelt rector Ilse van Eekelen.

Waarom hebt u een nieuw gebouw?“Het oude was zestig jaar oud en voldeed niet meer aan onze onderwijskundige wensen. Het was te klein en ook allesbehalve duurzaam. In juli 2016 ging de bouw van de nieuwe school van start en aan het begin van dit school-jaar konden we erin.”

En, bevalt het?“Enorm! Het gebouw is prachtig, maar heeft ook echt iets veranderd bij de leerlingen. Ze gaan nu uit zichzelf

In de tuin wordt binnenkort een muziekkoepel gebouwd

Het glas-in-loodraam is afkomstig uit het oude gebouw

Heeft u

ook een bijzonder

gebouw, laat

het ons weten:

redactie@ vo-raad.nl

Op pleinen naast de lokalen staan grote tafels waardoor docenten makkelijker kunnen differentiëren

36 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 37

LUMPSUMTekst: Stan Termeer en Gert-Jan van den Berg • Illustratie: Shutterstock

De financieringswijze van het voortgezet onderwijs ligt met regelmaat onder vuur. De lumpsum zou ‘een zwart gat’ zijn

waarin geld op onverklaarbare wijze verdwijnt. En schoolbesturen zouden ‘het geld liever aan zonnepanelen besteden dan aan

docenten’. Deze retoriek doet geen recht aan de werkelijkheid. Acht vragen over de lumpsum, mét antwoorden.

Het zou overigens ook heel raar zijn als alle instanties waaraan een schoolbestuur verantwoording aflegt – de medezeggenschap, de interne toezichthouders, de accoun-tant en de Onderwijsinspectie – allemaal naar een zwart gat zitten te kijken en vervolgens geen actie ondernemen.

5WAAR KOMT DIT BEELD DAN VANDAAN?Critici wijzen erop dat er de afgelopen jaren flink

is geïnvesteerd in het onderwijs en dat desondanks het aantal docenten niet is gestegen. Waar is dat geld, bijvoor-beeld voor het aanstellen van jonge leraren, gebleven?Op basis van onderzoek van de Onderwijsinspectie uit 2017 blijkt dat de personeelsinzet van scholen na de financiële impuls in 2013 aanzienlijk is gestegen ten opzichte van de verwachte trend. De scholen gaven veel

De mythe van het zwarte gat

1 HOE WORDEN SCHOLEN GEFINANCIERD?De overheid financiert de Nederlandse scholen.

Schoolbesturen ontvangen bijna 95 procent van de rijks-bijdragen als lumpsum. Dit is één bedrag, dat – zo lang het rechtmatig gebeurt – vrij besteedbaar is. Het bedrag bestaat uit een vast deel en een variabel deel. De omvang van het vaste deel wordt bepaald door het aantal en type schoolsoorten dat wordt aangeboden. Zo ontvangt een bestuur een hoger bedrag voor een brede scholengemeen-schap dan voor bijvoorbeeld een categorale mavo. Het variabele deel wordt berekend aan de hand van het aantal leerlingen. Ook hier wordt rekening gehouden met de schoolsoort. Voor een vmbo-leerling is de bekostiging bijvoorbeeld hoger dan voor een havoleerling, omdat de groepen in het vmbo kleiner zijn en er gemiddeld meer kosten worden gemaakt voor materialen.

2WORDT PERSONEEL APART BEKOSTIGD?De lumpsum is één geheel. Er is niet een geoor-

merkt deel voor personeel en een ander deel voor ‘materieel’. Uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat in de praktijk bijna 80 procent van de middelen wordt ingezet voor personeel. Ongeveer 10 procent gaat naar onderhoud van en afschrijvingen op de gebouwen. De resterende 10 procent zijn ‘overige lasten’ (administratiekosten, inventaris zoals schoolborden, kopieerapparaten, et cetera).

3 CRITICI STELLEN DAT GELD VOOR PERSONEEL ONTERECHT WORDT INGEZET VOOR BIJVOORBEELD

HUISVESTING. DE AOB PLEIT DAAROM VOOR EEN STRIKTE SCHEIDING TUSSEN HET BUDGET VOOR PERSONELE EN MATERIËLE KOSTEN. IS DIT WENSELIJK?De VO-raad vindt van niet. Een dergelijke scheiding zorgt voor een rigide systeem, waarin de overheid bepaalt hoe een schoolbestuur het geld moet uitgeven. Het is belangrijk dat een school de vrijheid heeft om naar eigen inzicht keuzes te maken, zoals dat ook in ieder huishouden gebeurt. Schoolbesturen, schoolleiding en personeel weten zelf het best waar in geïnvesteerd moet worden. De ene school zet in op kleinere klassen, terwijl een andere school kiest voor meer onderwijsassistenten en een derde school investeert in digiboards. Dit soort keuzes legt een school vast in een strategisch meerjarenplan en meerjarenbegro-ting. Het is belangrijk dat het schoolbestuur hierover in

Feiten over de financiering van het vo

gesprek gaat met het personeel. Zo heeft de medezeggen-schap adviesrecht op de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid. Personeelsleden hebben via de MR bovendien instemmingsrecht op het formatieplan. Als er onvrede is over de inzet van personeel, kunnen zij via deze weg hun stem laten horen.

4 DE LUMPSUM IS EEN ZWART GAT WAARIN GELD VERDWIJNT, HOOR JE NOG WEL EENS. KLOPT DAT?

Een landenvergelijking van de OESO logenstraft deze stelling. Op basis van deze studie uit 2016 concludeerde het ministerie van OCW dat de besteding van de onder-wijsgelden in het onderwijs ‘zeer doelmatig’ is: ‘met iets meer dan gemiddelde uitgaven bereiken we in Nederland een bovengemiddeld resultaat’.

Geld dat door de overheid met de ene hand is geïnvesteerd en met de andere hand is wegbezuinigd, kanniet in een zwart gat verdwijnen

Lumpsum is het beste systeem dat we kennen

38 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 39 39

COLUMNFotografie: Goffe Struiksma

De menselijke maatOver de organisatie van scholen wordt gezegd dat we ‘terug moeten naar de menselijke maat‘. Maar voor het omgaan met leerlingen gaat dat niet op. Want wat is ‘dé menselijke maat’? Mij is geleerd mezelf niet tot de maat der dingen te maken. Mensen zijn immers niet gelijk. Dat zien wij dagelijks in ons onderwijs. Elke leerling leert op zijn eigen manier. Laat ik dus maar voor mezelf spreken en alleen iets persoonlijks zeggen over leren.

Ik onderscheid kennis en levenservaring. Kennis is wat ik op school heb geleerd, op een nascholingscursus, uit een vakblad of boek. Het maakt me niet uit hoe het tot me komt. Dat ik een voorkeur heb voor een bepaalde manier van leren, bleek toen we in de schoolleiding allemaal hetzelfde boek bestudeerden. Ik houd van tabellen, schema’s en overzichten en sloeg alle voorbeelden over. Anderen deden precies het omgekeerde. Aan het eind wisten we allemaal even veel. Ik leer graag abstract, maar het moet wel ergens over gaan. Sommige dingen zijn gewoon leuk om te weten: dat een rups zich ontpopt tot vlinder bijvoorbeeld. En sommige dingen die ik leerde, snapte ik gewoon niet – nog steeds niet eigenlijk. Zoals de wet van Archimedes: ‘Een lichaam ondergedompeld in een vloeistof… ‘ Ook dat hoort erbij.

Levenservaring is anders dan kennis. Het is leren van het leven. Leren van de ervaringen die je opdoet en die je op je in laat werken. Leren door zelfreflectie, door na te gaan hoe dingen in jezelf werken. Ik heb een doctoraalstudie economie achter de rug, maar achteraf gezien heb ik toch het meest geleerd buiten die studie. Dingen die ik destijds leerde, heb ik veel later pas begrepen. Soms viel het kwartje pas toen ik het zelf voor de klas stond uit te leggen. Vaker nog dacht ik: o, zit dat zo, als ik iemand anders er iets over hoorde zeggen.

Gelukkig komen we in Nederland weer een beetje uit de testcultuur. Welke volwassene, die toch vergelijkbare leer-ervaringen moet hebben gehad als ik, heeft bedacht dat we alle kinderen langs dezelfde meetlat moeten leggen?! Wat of wie is de maat? Zeggen verschillen in uitkomst iets over verschillen in aanleg en intelligentie? Of over verschillen in leervoorkeuren en inspanning? Het antwoord op die vragen maakt een groot verschil.

Jan KleinDirecteur-bestuurder van het Nuborgh College

meer uit aan personeel dan het bedrag van 65 miljoen euro en wisten daarmee 3.300 mensen extra in dienst te houden, waarvan naar verwachting minimaal 2.400 docenten. Uit eerder onderzoek van de VO-raad bleek dat het ruim overtreffen van de verwachtingen komt doordat scholen ook de eenmalige investering van 217 miljoen euro uit het Herfstakkoord benut hebben om docenten in dienst te houden.Uit hetzelfde onderzoek van de Onderwijsinspectie blijkt dat er geen sprake is van het oppotten van geld in het vo: in de periode van 2012 tot 2016 stegen de baten in het vo volgens de inspectie met 950 miljoen en de lasten met 954 miljoen.Het beeld dat extra geld niet geïnvesteerd wordt in onder-wijs, is daarmee niet gebaseerd op feiten. Het is belangrijk dat schoolbesturen dit uitleggen aan hun omgeving, zodat helder is hoe zij extra investeringen hebben ingezet.

6DAT ‘EXTRA’ GELD, WAAR HEBBEN WE HET DAN FEITELIJK OVER?Het antwoord hierop is dat er behalve geïnves-

teerd, vooral ook bezuinigd is. Uit cijfers van het ministe-rie van OCW blijkt dat tegenover de 505 miljoen euro die tussen 2010 en 2017 is geïnvesteerd, structureel 447 miljoen euro aan bezuinigingen staat. Daarnaast zijn de gemiddelde werkgeverlasten per docent sterk gestegen door invoering van de functiemix en autonome kosten-stijgingen door hogere pensioenpremies en lonen. Het gevoel dat er in de afgelopen jaren heel veel extra is geïn-vesteerd, is daarmee onterecht. Geld dat door de overheid met de ene hand is geïnvesteerd en met de andere hand is wegbezuinigd, kan niet in een zwart gat verdwijnen.

7 DE LUMPSUM IS DUS EEN PRIMA WIJZE VAN FINANCIEREN?Het is net als met de parlementaire democratie: er

is zeker kritiek op mogelijk, maar het is het beste systeem dat we kennen. Schoolbesturen en scholen kunnen – in samenspraak met belanghebbenden – het best zelf bepalen hoe de middelen in hun specifieke context het best kunnen worden ingezet. Uit meerdere onderzoeken, bijvoorbeeld van de OESO uit 2009, blijkt dat in landen waar scholen een grotere autonomie hebben met betrekking tot input en proces, leerlingen beter presteren. Een systeem met meer centrale sturing - bijvoorbeeld het eerdere declaratie-bekostigingssysteem, dat tot het einde van de vorige eeuw bestond – leidt in de praktijk vooral tot een toename van perverse prikkels en bureaucratie, tot onbeheersbaarheid van de kosten en tot uniformering van schoolorganisaties.

8WAT KAN ER BETER?Zoals we hierboven al constateerden, wordt met een sobere basisbekostiging een goed onderwijsre-

sultaat gerealiseerd. In die basisbekostiging – de lumpsum – lijkt dan ook geen grond voor aanpassing aanwezig. De discussie spitst zich daarmee toe op de inzet van extra, aanvullende investeringen.In het eerder aangehaalde onderzoek van de OESO wordt geconcludeerd dat een goede verantwoording een nood-zakelijke voorwaarde is om de autonomie goed in te vullen. Juist op het terrein van verantwoording is zeker verbetering mogelijk. Om dat te bereiken, is het belang-rijk dat er in de toekomst helderdere en beter uitvoerbare afspraken worden gemaakt over de verantwoording van extra, aanvullende investeringen. Afspraken die zijn gericht op een adequate verantwoording achteraf, richting politiek en samenleving. Minstens zo belangrijk is het dat er vooraf een goed gesprek plaatsvindt tussen school-bestuur en belanghebbenden en dat dit leidt tot transpa-rante besluitvorming over de inzet van de middelen. Met als doel: publiek geld inzetten voor goed onderwijs.

Tegenover de 505 miljoen euro die tussen 2010 en 2017 is geïnvesteerd, staat structureel 447 miljoen euro aan bezuinigingen

Op het terrein van verantwoording is zeker verbetering mogelijk

Een systeem met meer centrale sturing leidt tot meer perverse prikkels

40 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 41

Tekst: Martijn de Graaff • Fotografie: Dirk Kreijkamp

Davey en Jim zijn getalenteerde derde-jaars van de Uilenhof in Gorinchem die

versneld het vmbo en mbo doorlopen. Dat kan dankzij Talent Ontwikkeling Techniek,

een samenwerking met het mbo van het Da Vinci College. ‘Ze laten ons hard

werken, maar dat vind ik geen probleem.’

Vrijdag Da Vinci-dag

‘Je legt ze een probleem voor en ze gaan ermee aan de slag’

WAT IS TOT?Talent Ontwikkeling Techniek is een versnelde mavo-opleiding met veel aandacht voor techniek en technolo-gie. Binnen het programma bestaat de mogelijkheid in zes jaar zowel vmbo als mbo af te ronden. De leerlingen kunnen kiezen uit de mbo-opleidingen middenkader engineering, ICT en bouw. Een belangrijk aspect van het traject is dat het inspeelt op de talenten en motivatie van de leerlingen. Ze zijn gemotiveerder en enthousiaster dan reguliere leerlingen en halen ook betere cijfers. Kern van het TOT-traject is dat de leerlingen versneld examen doen in de verplichte vakken en daarnaast les krijgen op het Da Vinci College, in leerjaar 3 één dag in de week en in leerjaar 4 vier dagen. De samenwerking tussen De Uilenhof en het Da Vinci College vormt een essentiële pijler onder het traject.

TOT geeft ruim baan aan vmbo-talent

Een goede overgang tussen vmbo en mbo is heel belang-rijk voor het studiesucces van talentvolle vmbo’ers. Sinds een aantal jaren zorgen de Uilenhof (gl, tl, onderbouw havo, onderdeel van Stichting CVO – AV Gorinchem) en het Da Vinci College (mbo, hbo, vavo, educatie voor volwassenen) voor een goede doorstroom met Talent Ontwikkeling Techniek (TOT).Een aantal weken geleden spraken TOT-leerlingen Davey en Jim met de beide ministers van OCW over de vraag waarom TOT voor hen bijzonder is. Minister Slob noemde het programma bij het vragenuurtje in de Tweede Kamer vervolgens als een schoolvoorbeeld van doorstroom vmbo-mbo: een goede samenwerking tussen scholen, waarbij leerlingen versneld en met twee diploma’s op zak het onderwijs afronden.

VERSNELLINGOp het oog lijken Davey en Jim een rooster te hebben zoals alle leerlingen van de Uilenhof. Hun dagen zijn

gevuld met vakken als Engels, wiskunde en aardrijkskunde. Maar schijn bedriegt. “Op maandag tot en met donderdag zijn we hier op de Uilenhof”, vertelt Davey. “We zitten met alle TOT-leerlingen in een eigen klas en volgen de normale vakken, alleen doen we dat versneld. We hebben bijvoorbeeld net de eerste schoolexamens wiskunde, Nederlands, natuurkunde en Engels achter de rug. Dit jaar hebben we ook eindexamen in die vakken. En volgend jaar doen we de rest.”Die versnelling is een wezenlijk onderdeel van TOT, vertelt Hanneke Vermeulen, die al een aantal jaren bij het programma is betrokken als vmbo-docent techniek. Zij

ziet dat juist de extra uitdaging het beste uit de leerlingen haalt. “We hebben het programma opgezet om een alter-natief te bieden aan de leerlingen die goed zijn in rekenen en techniek, maar vaak minder in talen. Juist omdat ze nu veel meer mogen werken aan waar ze goed in zijn, halen ze de talen makkelijker. Dit is ook een groep leerlingen die meer aankan. Zij zijn nieuwsgierig, willen leren en hebben een groot creatief en probleem-oplossend vermogen.”

RICHTING KIEZENNiet alleen is de versnelling belangrijk voor de motivatie, het creëert ook ruimte voor misschien wel het belangrijk-ste onderdeel van TOT: lessen op het mbo. “Vrijdag is onze Da Vinci-dag”, zegt Jim. “Dan zijn we de hele dag daar, elke tien weken krijgen we les over een ander onder-werp. De eerste tien weken zitten er al op. We hadden toen ICT, over netwerksimulaties en programmeren. Dat was interessant en de docenten gaven ook op een andere

Jim: ‘Het is fijn om het mbo al te

leren kennen’

Davey: ‘Thuis ben ik ook veel bezig met

dingen bouwen’

De komende 10 weken maken de leerlingen kennis met de bouw Hanneke Vermeulen:

‘Je ziet de leerlingen elke dag groeien’

42 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 43

Volgens Marc van Tussenbroek, docent bedrijfs-kunde bij de opleidingen techniek en midden-kader engineering van het Da Vinci College, is het TOT-programma voor het mbo om twee redenen belangrijk. “Ten eerste merkten we dat de aansluiting tussen vmbo en mbo beter kon. Onze startende leerlingen komen uit een sterk geleide omgeving, hier worden ze verantwoor-delijk gemaakt voor hun eigen leerprestaties. Op het vmbo zijn ze ook aan stabiele roosters gewend, terwijl de roosters hier flexibel zijn, doordat we in projecten werken. Normaal gesproken duurt het even voordat ze daaraan gewend zijn, door TOT verloopt de overgang geleidelijker en soepeler. Daarnaast zien we dat een aantal leerlingen sneller door de stof heen kan, meer uitdaging nodig heeft. Het is belangrijk om die jongeren te behouden voor techniek omdat daar behoefte is aan goed personeel. Vanuit vmbo-tl is techniek niet de meest logische route, leerlingen kiezen eerder economie of sport. Met TOT laten we leerlingen het brede scala van techniek zien, zowel de onderwerpen als de kansen die er zijn.”

BREED UITDAGEN“Deze leerlingen zijn gemotiveerd en doel-gericht: ze weten waar voor ze komen. Dan

moet je hen ook breed blijven uitdagen. Ik geef ook het vak oriëntatie op ondernemer-schap, dat is belangrijk voor hun toekomst. Ze komen uiteindelijk terecht in een omgeving waar je in groepen werkt, met mensen uit allerlei disciplines. Dan moet je commercieel kunnen denken, rekening houden met wat bijvoorbeeld een opdrachtgever of de klant wil. Binnen je eigen mogelijkheden moet je dan doen wat nodig is. Het gaat niet alleen om de perfecte technische oplossing, het gaat erom dat je recht doet aan de gebruiker. Daarbij moet je ook bijvoorbeeld de kosten meenemen.”

REGELMATIG CONTACT“Het samenwerken met De Uilenhof gaat erg goed. Jaren geleden hebben ze al een mooie stap gemaakt door met projectweken te gaan werken. Dat merken we aan hun leerlingen. We hebben veel overleg, vooral per leerling.

Dat is voor mij essentieel voor het succes: dat we regelmatig op low profile basis contact hebben over leerlingen. Daarmee kun je samen zorgen voor een uitdagende en veilige omgeving voor deze leerlingen.”

manier les dan we gewend zijn: losser, met meer verant-woordelijkheid voor ons. Ze legden ook goed uit.”De komende tien weken maken de jongens kennis met de bouw in al zijn facetten. Voor Davey is bouw interes-santer dan ICT. “We zijn nu bezig met architectuur. De opdracht is om een schets te maken van een vakantievilla met een boothuis en een steiger. Vervolgens maken we een maquette. Zo’n opdracht past meer bij mij dan programmeren. Thuis ben ik ook veel bezig met dingen bouwen, zoals een quad. Bij bouw zijn ze wel een stuk strenger en laten ze ons hard werken. Dat vind ik zelf geen probleem, het hoort erbij.”Aan het einde van het schooljaar krijgen ze nog tien weken engineering. “Dat vind ik het mooie: met deze opleiding krijg je elke kant van techniek te zien. Eind dit schooljaar moeten we een van deze richtingen kiezen. En dan zitten we volgend jaar vier dagen bij Da Vinci en maar één dag hier. Daar zie ik erg naar uit: dan kun je doen wat je leuk vindt, waar je goed in bent.”

NIEUWSGIERIGER“Je ziet de TOT-leerlingen elke dag groeien”, vertelt Vermeulen. “In hun vierde jaar zijn het geen vmbo’ers meer, dan lopen ze hier rond als mbo’er. Ze zijn volwas-sener dan hun jaargenoten van het reguliere onderwijs. Sowieso is hun instelling vanaf dag één anders. Ze zijn nieuwsgieriger, onderzoekender. Je legt ze een probleem voor en ze gaan ermee aan de slag. Dat proberen we zoveel mogelijk in de technieklessen te brengen: concrete, reële opdrachten die ze in groepjes moeten uitvoeren. In onze bedrijfsweken gaan ze op excursie naar bijvoorbeeld Damen Shipyards of Heijmans. Wat je ook ziet, is dat er een nauwe band ontstaat in de klas.” Op het mbo zitten ze met eerstejaars in de klas en worden ze opgenomen in die groep. “Het is fijn om het mbo al te leren kennen”, vertelt Jim. “Uiteindelijk wil ik daar toch naartoe, de havo trekt me minder. Dus als ik eerder naar het mbo kan, is dat alleen maar erg mooi. Zoals Davey zegt, je bent dan al veel eerder bezig met een technische

opleiding. Hier op school krijgen we trouwens al meer techniek, met concrete opdrachten. We moesten bijvoor-beeld een app maken voor een tuincentrum waarmee klanten snel de juiste afdeling of het juiste product kun-nen vinden. Daarom heb ik ook deze school gekozen: je wordt uitgedaagd en je kunt sneller doorstromen dan in het gewone vmbo. Daarnaast is de Uilenhof gewoon een kleine, gezellige school.”

HOGERE CIJFERSHet programma is tot nu toe een succes. Vorig jaar slaagde de volledige eerste lichting TOT-leerlingen voor hun vmbo. Daarvan is vrijwel iedereen doorgegaan op het mbo. “Het is hard werken voor deze leerlingen; het komt hen niet aanwaaien”, vertelt Vermeulen. “Maar ze zijn erg trots op wat ze hebben bereikt. Dat mag ook: ze doen meer en ook sneller. En toch halen ze gemiddeld hogere cijfers dan de reguliere vmbo’ers. Na TOT zijn ze klaar om de arbeidsmarkt op te gaan of om met een goed gevulde rugzak te studeren op het hbo. Voor ons was dit aanleiding te kijken naar verbreding van het aanbod: we zijn soortgelijke programma’s aan het opzetten voor de sectoren Gezondheidszorg & Welzijn en Economie. Vanaf schooljaar 2018/2019 starten we hiermee; dan zijn we de eerste school waar leerlingen vanuit alle sectoren versneld kunnen doorstromen.”

‘DEZE LEERLINGEN WETEN WAARVOOR ZE KOMEN’

‘Het is belangrijk om deze jongeren te behouden voor techniek, omdat daar behoefte is aan goed personeel’

‘We zetten soortgelijke programma’s op voor andere sectoren’

‘Omdat ze meer mogen werken aan de vakken waar ze goed in zijn, halen ze ook de talen makkelijker’

Vorig jaar slaagde de volledige eerste lichting TOT-leerlingen. Vrijwel

iedereen ging door naar het mbo

‘We geven concrete, reële opdrachten die ze in

groepjes moeten uitvoeren’

44 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 4544 www.vo-raad.nl

Ouders en scholieren in de MR volgen elkaar te snel op om werkelijk kritisch te kunnen blijven

Instemmingsrecht op meerjarig financieel beleid: niet alle geledingen

in de MR zijn er klaar voor, betoogt Anouk Gielen. Professionalisering van

medezeggenschap is hard nodig.

mee ingestemd’. Op die manier kan de lekenpositie van ouders, leerlingen en docenten helaas nog steeds misbruikt worden.

WERKELIJKE TEGENMACHTDe MR kan zijn controlerende taak alleen uitvoeren als de geledingen een werkelijke tegenmacht zijn. Professionelere medezeggenschap is niet alleen van belang voor het goed functioneren van de school, maar ook in het belang van de schoolleiding. Hoe professioneler en serieuzer een MR kan handelen, hoe beter hij de schoolleiding kan informeren en assisteren bij het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs en de sfeer op school en het voorzien in andere zaken. Op dit moment is de expertise van de MR nog ondermaats. Ik verwacht dan ook dat het instemmingsrecht op het financieel beleid van de school meer kwaad dan goed zal doen. Dan rest echter de vraag: hoe realiseren we professionele medezeggenschap?

ECHTE AUTONOMIEEen adequate versterking van de medezeggenschap vereist een investering in scholing en verandering van bekostiging. Idealiter wordt een geleding met geoormerkt budget bekostigd buiten de schoolbegroting om, zodat autonomie en motivatie van ouders, scholieren en docenten in de MR verzekerd is. Dit vereist meer dan een simpele wetswijziging: dit vereist echte autonomie voor de leden en dat betekent dat ze zich moeten ontwikkelen. Geef docenten betaalde uren voor de MR. Doe dit ook voor de begeleidende docenten van de leerlingenraad en voor de leerlinggeleding in de MR. Compenseer ouders met

FORUM

Laatst sprak ik Anneke, een actief lid van het LAKS. Zij is lid van de medezeggenschapsraad (MR) van haar school en wordt vaak geconfronteerd met lange vergaderstukken vol jargon. Ze probeert zo goed en kwaad als het gaat haar weg te vinden in de moeilijke stukken, maar vaak is dat lastig. Ze zijn immers geschreven voor en door bestuurders die dagelijks met zulke stukken bezig zijn en de ins en outs ervan maar al te goed kennen. Dan kun je als scholier nog zo hard je best doen om het te begrijpen, maar als je vervolgens in een vergadering tegenover een bestuurder zit met dertig jaar ervaring, wordt het bijzonder lastig om daartegen op te boksen. Daarom was ik ook enigszins verbijsterd toen ik in het regeerakkoord las over de ambitie om het adviesrecht op meerjarig financieel beleid om te zetten in instemmingsrecht. ONDER DE MAATMeer zeggenschap voor de leerling, dat lijkt in eerste instantie iets waar wij als LAKS een gat in de lucht voor zouden springen, maar op deze manier is dat helaas niet het geval. Sommige medezeggenschapsraden in Nederland functioneren onder de maat. Van de achterban van het LAKS krijg ik vaak te horen dat zij stukken niet begrijpen wegens het jargon, dat stukken te laat worden aangeleverd, dat het in de MR ontbreekt aan structuur en dat ze geen hulp krijgen als ze daarom vragen. De medezeggenschaps-raad op Nederlandse scholen is op deze manier dus nog niet in staat een goed oordeel te vellen over financieel beleid. Daarvoor moeten we de MR eerst professionaliseren.

STRATEGISCH GEDRAGDe gedachte achter het bewapenen van de MR met instemmingsrecht is dat MR-leden dan beter toezicht kunnen houden op het financieel beleid van een school en meer macht hebben, waardoor besturen ze meer respecte-ren. Ik ben daar een groot voorstander van, mits de mede-zeggenschap geprofessionaliseerd wordt. Op dit moment kan de gemiddelde MR onvoldoende werkende tegen-macht leveren. Docenten keren zich niet graag tegen de werkgever en kritische eigenheimers worden niet zelden onder druk gezet. Ouders en scholieren in de MR volgen elkaar te snel op om werkelijk kritisch te kunnen blijven. Ook zijn ze nog niet in staat professioneel genoeg met de vraagstukken om te gaan omdat er onvoldoende begeleiding voor hen is. Het verlenen van instemmingsrecht op de begroting maakt dat probleem alleen maar groter: er komt nog een onderwerp bij waar scholieren iets van af moeten weten, zonder dat ze daar de benodigde hulp bij krijgen. Daarnaast kan het instemmingsrecht zelfs averechts werken. Bestuurders kunnen strategisch gedrag gaan vertonen, iets wat nu ook al voorkomt binnen de MR: het instemmings-recht wordt gebruikt als alibi. Slecht beleid is dan achteraf te legitimeren met het argument: ‘jullie hebben er zelf

WAAR BLIJFT DE TEGEN-

MACHT?

Anouk Gielen (18) zit in 6 vwo op het Cygnus Gymnasium te

Amsterdam. Daarnaast is ze voor-zitter van het Landelijk Aktie

Komitee Scholieren (LAKS).

In Forum geven we ruimte aan overwegingen en opinies van mensen uit of verwant aan het onderwijs. Hun meningen

zijn niet noodzakelijkerwijs die van de VO-raad.

een degelijke hoeveelheid vacatiegeld. Het LAKS hoort te vaak dat docenten hun kostbare, schaarse pauze- of vrijetijd niet op willen geven, omdat ze anders bezwijken onder de toch al hoge werkdruk.

Kortom: geef leerlingen, ouders en docenten de begeleiding die ze nodig hebben. Het professioneel functioneren van de Nederlandse medezeggenschap is van groot belang. Alleen als we de geledingen van de MR serieus gaan nemen, kunnen ze zich ook serieus ontwikkelen.

Illus

trat

ie: R

ober

t Vul

kers

46 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 47

BOEKEN

Een van de must reads van de laatste jaren voor iedereen die leidinggeeft in het onderwijs, is ‘Andersom organiseren. Doen wat nodig is’. Hierin vertellen de bestuurders van het ROC A12 hoe zij de systeemwereld vaarwel zeiden en radicaal kozen voor werken vanuit de bedoeling. Die metafoor ontleenden zij aan Wouter Harts veelgeprezen boek ‘Verdraaide organisaties. Terug naar de bedoeling’. Hart pleit hierin voor minder krampachtige beheersbaar-heid; klantwaarde behoort leidend te zijn bij alles wat in en door een organisatie gebeurt. Voor het onderwijs houdt ‘terug naar de bedoeling’ een (her)waardering van maatschappelijke meerwaarde in.‘Verdraaide organisaties’ is vooral een inspiratieboek, dat de auteur niet alleen mooie verkoopcijfers maar ook volle zalen bezorgde. En met name daar werd hij regelmatig geconfronteerd met de vraag: hoe doe je dat, vormgeven aan die verandering in een speelveld dat helemaal gericht is op het navolgen van het systeem? Dat leidde uiteindelijk tot een tweede boek, waarin hij die vraag beantwoordt.Hart typeert zijn boek als een ‘reis langs negen sleutels die ieder een opening kunnen bieden om dichter tot de bedoeling door te kunnen dringen.’ Die sleutels kunnen dienen als kijkwijzer – hoe hebben wij onze school nu ingericht? – én handreikingen bieden voor een alternatief. De sleutels hebben tot de verbeelding sprekende namen als ‘De werkelijke opgave in het licht’, ‘Een ander houvast’ en ‘Van oplossing naar oplossend vermogen’. Hart waar-schuwt er in zijn inleiding voor dat de lezer geen kant-en-

klare oplossingen moet verwachten; die geven namelijk slechts een illusie van houvast. Bovendien worden mensen zo ontslagen van het nemen van verantwoordelijkheid. En daar gaat ‘Anders vasthouden’ juist over: sturen zonder dat je het probleem van je professionals afpakt. ‘Anders vasthouden’ betekent naast de ander gaan staan, het probleem in gedachten bij die ander laten en vervolgens zien wat dan nodig is en wat dat van wie vraagt. Dat geldt natuurlijk allereerst voor leidinggevenden; die vormen immers Harts doelgroep. Maar het geldt evenzeer voor een docent in relatie tot zijn leerlingen.Werken vanuit de bedoeling vraagt radicale keuzes; dat bewijst onder meer de casus over de leerlingenquête waar-mee Hart zijn boek besluit. Daar waren ze mee gestopt, vertelde een rector uit het vo tijdens een van zijn lezingen. Docenten trokken er te weinig lering uit en daarom hadden ze de enquêtes vervangen door gesprekken tussen docenten en een groep leerlingen. Mooi voorbeeld van werken vanuit de bedoeling, toch? Maar Hart is minder enthousiast: oude wijn in nieuwe zakken, oordeelt hij. Waarna hij zijn negen sleutels gebruikt om duidelijk te maken waarom.

Johan Veenstra, rector Comenius College, Hilversum:“Dit artikel kreeg ik van Peter Leisink, bij wie ik ook de leergang Strategisch HRM heb gevolgd. Het gaf me woorden voor de schoolontwikkeling die wij de afgelopen jaren hebben doorgemaakt. In 2008 waren twee van onze afdelingen zwak, zeven jaar later was elke afdeling excellent. Die ontwikkeling ging niet volgens een standaard recept; we hebben voortdurend gehandeld naar de omstandigheden.Het artikel geeft ons bovendien aanknopingspunten voor de doorontwikkeling waar we nu voor staan. Het beschrijft dat er niet één enkele leiderschapsformule is voor het behalen van succes. Dat hangt af van in welke fase je je bevindt en van de context van de school. We zouden als school bijvoorbeeld wel gek zijn als we de kwaliteiten en de kracht van de afdelingsleiders en docenten niet zouden gebruiken voor de verdere ontwikkeling van leren en standaarden voor leren. Daarom zijn wij met het hele MT in gesprek over hoe je gespreid leiderschap in de praktijk vorm geeft.Het artikel geeft me ruimte om echt goed te kijken naar welk leiderschap onze school nu nodig heeft.

Dat zie ik als een kans en ik zou iedere schoolleider dit artikel daarom aanbevelen. Maar let op: je moet er wel even goed voor gaan zitten.”

Waarom gaat het zo vaak mis bij besturen en toezicht? Dat die vraag überhaupt gesteld moet worden, geeft al aan hoe belangrijk een boek over good governance nog steeds is. Het boek begint met zes casussen en vijftig ‘signaleringen’ naar aanleiding hiervan, waarna de auteurs de diepte ingaan. Integriteit blijkt een belangrijk thema, dat volgens de auteurs te vaak beperkt blijft tot instrumenteel handelen, terwijl het principe van zorgvuldig handelen in een (onderwijs)organisatie echt moet leven. Daarom presenteren zij een concreet stappenplan voor het uitdragen, daad-werkelijk implementeren en doorleven van integriteit in een organisatie. Diverse praktijkvoorbeelden en beschrijvingen, ook uit het onderwijs, dienen als illustratie.

Het gevoel geleefd te worden komt zeker niet alleen in het onderwijs voor, maar het doet zich daar wel vaker voor dan wenselijk is. Volgens Jan-Jaap Lukas kan dat anders als we een persoonlijke visie ontwikkelen. Daartoe stel je jezelf vier vragen: wat kan ik, wie ben ik, wat vind ik belang rijk en wat wil ik bereiken? Het resultaat is meer richting en focus in je leven en loopbaan. In zijn boek, dat hij ‘een gids voor jou’ noemt, begeleidt Lukas de lezer op diens zoektocht naar een persoonlijke visie. Hij doet dat aan de hand van stukjes theorie, interviews en vragen en opdrachten. Het is dus inderdaad de bedoeling, zoals de ondertitel aangeeft, dat je met dit boek in de hand aan de slag gaat. Met onvermoede resultaten als gevolg.

‘Dit artikel verwoordt wat wij doormaken’

Terug naar de bedoeling

Wouter HartAnders vasthouden9 sleutels voor het werken vanuit de bedoelingISBN 978 94 62762 22 0

Hans Strikwerda, Jaap ten WoldeVerplichte literatuur voor commissarissen en bestuurdersProfessionaliteit in governanceISBN 978 94 62761 61 2

Jan-Jaap Lukas & JijMaak werk van je tijd, energie en talentISBN 978 90 24413 90 4

Leo PotHoe krijg je altijd gelijk?49 psychologische inzichten (die je misschien toch maar niet moet gebruiken)ISBN 978 94 61262 37 0

Bea Ros en Peter ZunnebergSchoolvoorbeelden100 jaar onderwijsdiversiteit in 10 portrettenISBN 978 90 77866 40 5

Christopher Day, Qing Gu en Pam SammonsThe Impact of Leadership on Student Outcomes: How Successful School Leaders Use Transformational and Instructional Strategies to Make a DifferenceEducational Administration Quarterly 2016, Vol. 52(2), 221–258

‘Anders vasthouden’ is sturen zonder dat je het probleem van je professionals afpakt

Nutteloze administratieve verplich-tingen staan hoog in de top 10 van ergernissen van menig onderwijs-professional, maar minstens zo hoog staat de stress die veeleisende ouders veroorzaken. Als het toch eens mogelijk was om zulke mensen met subtiele manipulatie naar je hand te zetten! Dat kan, aldus Leo Pot, zelfs zo dat anderen je erom roemen. In zijn boek zoekt hij de grenzen van onbewuste beïnvloeding op en beschrijft hij een kleine vijftig technieken die hun waarde inmiddels ruimschoots bewezen hebben. Aan de hand van sociaalpsychologisch onderzoek laat hij zien dat je altijd je zin kunt krijgen dankzij de weef-fouten in het brein van de mensen om je heen. Een waarschuwing is wel op zijn plaats: bepaal zorgvul-dig bij wie je hoe ver wilt gaan.

Vrijheid van onderwijs is een van de grondrechten in onze Grondwet. Daarin is ook vastgelegd dat de overheid alle scholen, ongeacht hun signatuur, gelijk bekostigt en behandelt; het bekende artikel 23. Als gevolg daarvan kent ons land een grote diversiteit aan scholen. Om die diversiteit zichtbaar te maken, interviewden onderwijsjournalisten Bea Ros en Peter Zunneberg tien Nederlanders tussen de tien en honderd jaar over hun lagere- of basisschooltijd. Daarnaast komen in het boek politici en onderwijsmensen aan het woord over de vraag in hoeverre artikel 23 nog van deze tijd is. Foto’s van de geïnterview-den en hun scholen zorgen samen met historisch fotomateriaal voor een rijk geïllustreerd boek.

Manipuleren (of niet)

Onderwijsdiversiteit

Integriteit doorleven

Aan de slag

Tekst: Bert Peene

Mijn favoriet

48 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 49

Menno van Halem is per 1 december benoemd tot directeur van het Merletcollege Mill (OMO). Van Halem is daar momenteel al plaatsvervangend directeur en daarvoor was hij adjunct-directeur op diezelfde school. Van Halem werkte eerder enkele jaren als adviseur en interim-manager voor BMC.

Onno van Helden is op het Comenius College in Hilversum (CVO ’t Gooi) de opvol-ger van Merlijn Verstraeten als conrector bovenbouw/directielid. Van Helden was bestuurder van de stichting LOOT en het landelijke havoplatform.

Jan Jenneskens keert niet terug als directeur van het Blariacumcollege in Blerick. In overleg hebben Jenneskens en Onder wijs-gemeenschap Venlo en Omstreken (OGVO) zijn arbeidscontract beëindigd. Jenneskens volgde begin vorig jaar Ton Sipkens op als directeur van het Blariacum. Daarvoor was hij elf jaar bestuursvoorzitter van Dynamiek Scholengroep uit Horst aan de Maas en Venray. Annelies Moers is voorlopig waar-nemend directeur van het Blariacumcollege.

Jan Willem Meinsma treedt per 1 januari 2018 toe tot de raad van bestuur van CVO Rotterdam. Hij was tot voor kort bestuurder bij de Hogeschool Windesheim te Zwolle, waar hij onder andere verantwoorde-lijk was voor de opbouw van de nevenvestiging in Almere. Binnen de rvb van CVO volgt Meinsma Koen van der Drift op, die het afgelopen jaar als interim-bestuurder mede-verantwoordelijk was voor het opzetten van de gezamenlijke serviceorganisatie.

Het CvB van de Willibrord Stichting heeft Hanneke Schreuder benoemd tot rector van het St. Bonifatiuscollege te Utrecht. Schreuder is nu directeur van de vwo-locatie

WIE WERKT WAAR?

Marcel Klaverkamp (61) is per 1 januari 2018 voorzitter College van Bestuur van het Dr. Nassau College in Assen. Hij werkt nu nog als directeur-bestuurder voor CVO Noordoost Friesland.

Waarom deze overstap?“Ik ben vier jaar geleden begonnen in Dokkum, maar woon nog steeds in Oost-Groningen. Ik krijg mijn huis daar niet ver-kocht vanwege de aardbevingsproblematiek en rijd dus 200 kilometer per dag; dat is veel. Assen is een stuk dichterbij. Bovendien ken ik het Dr. Nassau College van mijn vorige werk op het dr. Aletta Jacobs College in Hoogezand als een hele mooie school. Het is een grote school die goed is georganiseerd en een eigen karakter heeft. De school is ook sterk op het gebied van onderwijskundige vernieuwing. Het lijkt me een uitdaging om

daaraan leiding te geven. Toen ik de vacature zag, heb ik meteen mijn interesse kenbaar gemaakt.”

Wat laat je achter?“Het gaat goed met de scholen, maar er is nog genoeg te doen. In Noordoost-Friesland is een forse krimp en de schoolbesturen zoeken daarom samenwerking. Dat is enerverend om mee te maken. Bovendien staat op Schiermonnikoog een fusie met het basis-onderwijs op stapel en in Dongeradeel en Ferwerd komt nieuwbouw, vanwege de krimp.”

Waar ga je aan werken in je nieuwe baan?“Ik ben aangezocht als een verbinder tussen de verschillende locaties en het bureau. Hoe groter de school, hoe groter de kans dat dat uit elkaar drijft. De visie van de school is dat

locaties elkaar sterker moeten maken. In mijn nieuwe baan mag ik ervoor zorgen dat dit zichtbaar is voor ouders, leerlingen en alle collega’s. Ik heb me voor vijf jaar verbonden en dit wordt mijn laatste klus voor mijn pensioen. Ik mag nog één keer laten zien waar ik goed in ben.”

‘Ik mag nog één keer laten zien waar ik goed in ben’

van O.R.S. Lek en Linge te Culemborg. Daar-voor heeft zij onder andere gewerkt als conrector, teamleider en docent. Schreuders benoeming gaat in op 1 februari 2018.

Jean Wiertz is benoemd tot rector van het Sint-Janslyceum in Den Bosch (OMO). Momenteel bekleedt hij dezelfde positie bij het Eckartcollege in Eindhoven en Pleincollege Nuenen in Nuenen. Wiertz start zijn nieuwe functie op 1 januari 2018. Wiertz volgt Roel Scheepens op. Scheepens is nu directeur van Strothoff International School in Hessen, Duitsland.

Ineke van der Meijden is per 1 januari 2018 benoemd tot directeur van het Merletcollege Grave (OMO). Van der Meijden is nu afdelingsleider havo-bovenbouw a.i. op het Kandynski College in Nijmegen. Daarvoor werkte ze o.a. als hoofd HRM en afdelings-leider vwo-bovenbouw op dezelfde school.

Per 1 maart 2018 is Hans van Niekerk de nieuwe rector op RSG Wiringherlant in Wieringerwerf (Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Noord-Holland-Noord, de SOVON). Hij volgt interim rector Co Huisman op. Huisman was werk-zaam in Wieringerwerf sinds het vertrek van Rob Bijeman. Van Niekerk is al 11,5 jaar werkzaam als rector op het Murmellius Gymnasium in Alkmaar.

Johan Supèr is benoemd tot rector van de Scholengroep Carmel Hengelo (Stichting Carmelcollege). Supèr volgt Henri Hammink op, die de afgelopen zeven jaar de school leidde. Hammink gaat in januari met pensioen. Supèr is nu nog rector van het Carmel College Salland in Raalte. Daarvoor was hij rector van Scholengemeenschap Lelystad. Onder Carmel Hengelo vallen het Avila College, Lyceum De Grundel, vmbo De Spindel, Twickel College en De Arcade.

Deze 11 collega’s veranderen van baan

interim-management & leiderschapsontwikkeling

in het onderwijs!interim-management & leiderschapsontwikkeling

in het onderwijs!

Goed voortgezet onderwijs vraagt om ambi� eus en lerend leiderschap

Het belang van transparan� e en doelma� gheid neemt toe. Wat is maatschappelijk nodig en wen-selijk? Daar komt onze exper� se goed van pas.

Benieuwd naar wat wij voor ú kunnen betekenen?

www.huizengavanderbrugge.nl

› Interim- management› Leiderschapsontwikkeling› Verandermanagement› Project- en programmamanagement

Kanjertraining

(036) 548 94 05 [email protected]

• Preventiefencuratief Opleiding voor individuele docenten en teams• Gratisvolgsysteem Positief beoordeeld door COTAN en Inspectie van het Onderwijs• Verbetertwelbevindenindeklas Zie erkenning datebase NJi

Ouders, docenten en leerlingen verlangen een school die goede leerresultaten weet te behalen en staat voor het welbevinden van alle kinderen op school.

Voorvertrouwen,veiligheid,rustenwederzijdsrespect

Advertenties

Mijn overstap

50 www.vo-raad.nl Januari 2018 | VO-magazine 51

Het kan vandaag!Verdergaande digitalisering van administratieve processen geeft u de mogelijkheid om steeds meer zelf te doen. Stap voor stap wordt u minder afhankelijk van uw administratiekantoor. Hoe mooi is het dan als u een administratiekantoor heeft dat constant met uw onderwijsorganisatie mee verandert? Vanuit onze flexibele dienstverlening kunt u op ieder gewenst moment bepalen welke administratieve processen u zelf kan én wilt doen. Of u nu wilt in- of outsourcen, met ons flexibele prijsmodel en partnership kan dit eenvoudig plaatsvinden. Met Qualiant blijft, ongeacht uw keuze, uw informatievoorziening onveranderd en heeft u alle touwtjes in handen om uw organisatie ‘veilig’ naar de toekomst te sturen!

Bent u klaar voor het administratiekantoor van morgen? hetkanvandaag.nl

Flexibel in- en outsourcen

Qualiant-Advertentie-201710-210x280-In_outsourcen.indd 1 30-10-17 11:18

Advertentie

VRAAGBAAK

Leden van de VO-raad kunnen met al hun vragen over onderwijs- en werkgeverszaken terecht bij de Helpdesk VO. Ditmaal: twee vragen over de overgang van po naar vo.

‘Een leerling weigeren, mag dat?’

Drie basisschoolleerlingen hebben een havo-advies gekregen, waarbij de groepsleerkracht een plaatsing in een havo/vwo-brugklas heeft gesuggereerd. De school voor vo plaatst de leerlingen echter in een mavo/havo-brugklas. De groepsleerkracht vraagt wat hij hiertegen kan ondernemen.

Een leerling uit groep 8 heeft het gecombineerde advies kaderberoepsgericht/theoretische leer-weg (kb-tl) gekregen. Ouders hebben hun kind aangemeld bij een school die tl tot en met vwo biedt, maar géén kb. De vo-school wijst de leerling af omdat hij een ‘magere tl’er’ is en de school inschat dat de leerling het in de tl niet gaat redden. Mag dit?

OOK EEN VRAAG?Stel uw vragen over onderwijs- en werkgeverszaken bij de Helpdesk VO, via een online formulier op www.vo-raad.nl/helpdeskformulier

KWESTIE 2:KWESTIE 1:

Sinds enkele schooljaren is het schooladvies van de basisschool leidend voor de toelating in het voortgezet onderwijs. De score op de eindtoets is aanvullend en kan bij de toelating als onafhankelijk tweede gegeven gebruikt worden. De regelgeving rond dit onderwerp lijkt duidelijk en de website www.nieuweregelgevingovergangpo-vo.nl geeft veel informatie. Desondanks leven er bij schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs nog veel vragen. Onderstaand twee voorbeelden: een vraag over het plaatsingsadvies en een vraag over een dubbeladvies.

HET ANTWOORD:De basisschool verstrekt een schooladvies dat leidend is voor de toelating. In welke brugklas een leerling wordt geplaatst, is echter aan de vo-school. De basisschool mag een plaat-singsadvies verstrekken, maar de vo-school hoeft dit niet op te volgen. In dit geval is een havoadvies gegeven. Als de vo-school bijvoorbeeld een mavo/havoklas, een havoklas en een havo/vwo-klas heeft, bieden die in principe allemaal een havo-lespakket aan. De vo-school kan de leerling in elk van die klassen plaatsen.Bij het maken van een afweging kan de vo-school contact opnemen met de basis-school of onderliggende gegevens van de leerling raadplegen. Denk aan gegevens uit het onderwijskundig rapport: LOVS-scores,

HET ANTWOORD:De vo-school staat in haar recht. Op het moment dat een vo-school de laagste school-soort van het schooladvies niet aanbiedt, mag een vo-school een leerling weigeren als de school van mening is dat die leerling beter af is op een brede school die eventuele afstroom binnen de school kan opvangen. De vo-school bepaalt dit vóór de toelating en heeft dan ook geen zorgplicht. In dit geval is de leerling toelaatbaar, maar is het aan de vo-school om te bepalen of zij de leerling aanneemt. Dit was niet het geval geweest indien de basisschool een enkel-voudig advies tl (of hoger) had gegeven.

toetsgegevens, observaties en de score op de (centrale) eindtoets, die straks ook aan het onderwijskundig rapport wordt toegevoegd. Deze en andere gegevens mogen echter niet worden gebruikt om te bepalen of een leer-ling toelaatbaar is tot het onderwijstype dat door de basisschool is geadviseerd. Het schooladvies is immers leidend.

Prof

essi

onal

iser

ing

fina

ncie

elsc

hool

man

agem

ent

Bezuinigingen, onderwijsvernieuwingen en de code goed bestuur stellen nieuwe eisen aan de onderwijsmanager. Om bestuurders, bovenschoolse managers, schooldirecteuren, beleidsadviseurs en beleidsmedewerkers een handreiking te bieden bij het vormgeven van het financieel school-management organiseert Comeet de leergang onderwijsfinanciën.

In deze leergang worden alle facetten van het financieel management behandeld. De leergang bestaat uit 4 modules van elk 2 cursusdagen. U kunt per module inschrijven.

Module 1: Elementaire financiële kennis2018 donderdag 18 en vrijdag 19 januari in Eindhoven: Zalencentrum Aristo

Module 2: Financiële kennis2018 dinsdag 16 en woensdag 17 januari in Zwolle: Bilderberg Grand Hotel Wientjes2018 dinsdag 13 en woensdag 14 maart in Eindhoven: Zalencentrum Aristo

Module 3: Verdiepingscursus financiële kennis2018 donderdag 1 en vrijdag 2 februari in Utrecht: BCN Utrecht CS2018 donderdag 15 en vrijdag 16 maart in Zwolle: Bilderberg Grand Hotel Wientjes2018 dinsdag 10 en woensdag 11 april in Eindhoven: Zalencentrum Aristo

Module 4: Analyse financiële stukken eigen onderwijsorganisatie2018 dinsdag 20 en woensdag 21 maart in Utrecht: BCN Utrecht CS2018 donderdag 12 en vrijdag 13 april in Zwolle: Bilderberg Grand Hotel Wientjes2018 dinsdag 18 en woensdag 19 september in Eindhoven: Zalencentrum Aristo

MR cursussen2018 MR 2: donderdag 25 en vrijdag 26 januari 2018 in Utrecht: BCN Utrecht CS

1 daagse opfriscursus Leergang Onderwijsfinanciën2018 vrijdag 23 maart in Utrecht: BCN Utrecht CS

De locaties Utrecht, Zwolle en Eindhoven liggen nabij het Centraal NS Station.

De kosten van deelname aan deze tweedaagse modules zijn e 605,00 excl. BTW (per module)(module 4: e 655,00 excl. BTW) inclusief lesmaterialen, koffie/thee, lunch.

De kosten van deelname aan deze eendaagse module zijn e 325,00 excl. BTW inclusief lesmaterialen, koffie/thee, lunch.

De cursussen kunnen ook op verzoek incompany worden uitgevoerd.

Voor nadere informatie over deze cursussen verwijzen wij u naar onze website: www.comeet.nl

Direct inschrijven: op www.comeet.nlof stuur een e-mail naar [email protected] of Telefonisch via 010-2424200

Zwolseweg 27, 2994 LB Barendrecht T: 010-2424200 E: [email protected]

www.comeet.nl

2017-20182017-2018

’Leergang Onderwijsfinanciën’

is als formeel aanbod opgenomen

in het Schoolleidersregister PO

60170381_Comeet_VO_dec_2017_180x251mm:60160454_Comeet_VO_sept2016 17-08-2017 11:12 Pagina 1Advertentie