Lonsdale-Clash

6
8 FOTO: KOEN VERHEIJDEN/HH TSS MAART 2006

description

Radicaliserende jongeren veroveren het platteland.

Transcript of Lonsdale-Clash

Page 1: Lonsdale-Clash

8

FOTO

: KO

EN V

ERH

EIJD

EN/H

H

TSS • MAART 2006

Page 2: Lonsdale-Clash

9TSS • MAART 2006

de balans op laten maken. Sijpersma vatte hun verhalenals volgt samen: ‘(…) het Noorden is nog ruim, schoon,veilig en wit. En dat willen we graag zo houden.’

Rechtse gabbersTegen de achtergrond van dit soort hardnekkige narra-tives of loss manifesteert zich de laatste jaren in de lan-delijke gebieden van Nederland het Londsdale-vraag-stuk, vooral op die plaatsen waar stad en platteland el-kaar raken. Tot op de dag van vandaag blijft het moei-lijk om de ernst van het Lonsdale-vraagstuk op de juistewijze in te schatten, maar een vloed van journalistiekeberichten en een opkomende stroom van onderzoeksge-gevens lijken duidelijk te maken dat we te maken heb-ben met een zeer serieus te nemen probleem.Vanaf 2001manifesteren Lonsdale-jongeren zich op meer dan der-tig verschillende plaatsen in Nederland. Op een schaaldie in Nederland nog nooit eerder is gezien en vooral inde landelijke gebieden van Nederland.

Als het woord ‘Lonsdale-jongeren’ valt, dan gaat hetniet zozeer over jongeren die liefhebbers zijn van de Brit-se kledingslijn Lonsdale, maar om jongeren in de leef-tijd tussen 13 en 18 jaar die zich manifesteren alsextreem-rechtse, racistische gabbers. De probleemgroep

Radicaliserende jongeren veroveren het verstedelijkte platteland

Een vloed van krantenberichten en een toenemende stroom onderzoeksgegevens maken

steeds duidelijker dat er een groeiend probleem van botsingen is tussen extreem-rechtse

Lonsdale-jongeren en allochtonen. Vooral op plekken waar nieuwe verstedelijking het

platteland intrekt. ‘De allochtoon’ is voor rechts-extremistische jongeren de ideale kapstok

om een diffuus soort onbehagen aan op te hangen.

MELLOUKI CADAT EN RADBOUD ENGBERSEN

ls er over het platteland wordt geschreven engesproken, bestaat de neiging om het voor testellen als marginaal en perifeer ten opzichte

van de stedelijke centra. Aan deze voorstelling zijn zo-wel negatieve en positieve beelden verbonden. Het ne-gatieve beeld is dat van het achtergebleven platteland(afgelegen is achtergebleven), het positieve beeld dat vaneen omgeving waarin mensen dicht bij elkaar staan, nietvervreemd zijn van de natuur, en nog hechten aan oudetradities. Daar vind je nog het ‘echte Nederland’: oporde, overzichtelijk, met mannen van stavast, en metkerktorens verrijzend uit de polders. Het platteland geeftdan het gevoel van terugreizen in de tijd.Wat elders ver-loren is gegaan, is hier terug te vinden.

Maar dat ‘echte’ Nederland is een geromantiseerdkitschbeeld, een constructie die de werkelijkheid vantoen en nu geweld aandoet. Het platteland was vroegerhelemaal niet zo idyllisch, en dat geldt nog steeds. Niet-temin blijft de productie van nostalgische voorstellingendoorgaan. Zo maakte Pieter Sijpersma, hoofredacteurvan het Dagblad van het Noorden, zich in een hoofdre-dactioneel commentaar op de volgende wijze woord-voerder van zijn abonnees: ‘Het Noorden moet hetNoorden blijven.’ De krant had op Prinsjesdag de lezers

A

Lonsdale-clash

Page 3: Lonsdale-Clash

10 TSS • MAART 2006

is beeldbepalend voor de hele groep. Aan Lonsdale-jon-geren is een specifieke jeugdcultuur verbonden. Ze de-len een bepaalde muzieksmaak (op hardecorefeesten),dansstijlen (hakken en pogoën) en klederdracht: kalehoofden voor de mannen, vrouwen het opgeschoren haarstrak ingevlochten, bomberjacks en zware legerkistjes.Vooral na de moorden op Pim Fortuyn en Theo vanGogh zijn Lonsdale-jongeren veelvuldig in het nieuwsgekomen. Met name de schrijvende pers vervulde hiereen belangrijke seismografische functie, in de zin dat zedeze opkomende culturele onderstroom van rechts-ex-tremisme in Nederland vrij vroeg heeft onderkend. Eenkrant als NRC Handelsblad heeft de laatste jaren tiental-len artikelen gepubliceerd over lokale incidenten, onderniet mis te verstane koppen. ‘Blanke terreur in de Kem-pen’ (NRC, 2 juni 2003), ‘“Goerk” streeft naar blankEuropa’ (NRC, 11 april 2004), ‘Dorpsracisme in Noord-Limburg’ (NRC, 24 november 2004), ‘Haar koosnaamis Kleine Führer’ ( NRC, 2 april 2005), ‘Lekker veiligtreiteren’ (NRC, 12 maart 2005), ‘Hitlergroet in ge-meentelijk buurthuis’ (NRC, 16 augustus 2005).

Een citaat uit het eerste krantenberichtje: ‘Het broeital enige tijd in Eersel en Bladel, in de Kempen, aan derand van Nederland.Vorig jaar werden de eerste haken-kruisen, SS-teksten en racistische leuzen aangetroffenop toestellen in speeltuinen, muren, schuttingen en elek-triciteitskasten. De auto van Burhan [uit Somalië] werd“versierd” met hakenkruisen. De pesterijen werden lang-zamerhand fysieker, zeggen Somalische jongeren in Eer-sel. Zo worden ze steeds vaker bekogeld met bierblikjes.Donkere leerlingen van het vmbo in Bladel zouden naschooltijd zijn opgewacht door een groep autochtonejongeren.’

Maar niet alleen de landelijke kranten én lokale kran-ten geven stukjes informatie over Lonsdale-jongeren.Wie even gebruikmaakt van een zoekmachine komt alsnel terecht bij tal van internetsites waar jongeren rechts-extremistische ideeën uitwisselen. Op de diverse sites,bijvoorbeeld op www.holland-hardcore.nl, wemelt hetvan termen van het genre ‘white power’ en ‘eigen volkeerst’. Maar ook de niet-krantenlezer en internetgebrui-ker kunnen, als zij hun ogen goed de kost geven, tal vanrechts-extremistische uitspraken noteren.Talrijk zijn debekladdingen op muren en gebouwen in de openbareruimten.Tijdens het schrijven van dit stuk noteerden we‘KUT MAROKKAAN NAAR DE MAAN!’ (tekst opeen viaduct in Nieuwegein) en ‘Geen JIHAD in onzestraat’ (affiche op lantaarnpaal). Bij thuiskomst blijkt hetin het laatste geval om een plakactie van de nationalisti-sche, politiek extremistische groep Voorpost te gaan. Eengroep waarvan bekend is dat ze leden werft onder Lons-dale-jongeren. Nederland is dus bezaaid met tekenenvan rechts-extremisme. Of is die conclusie te voorbarig?Zijn de media doorgeschoten in het interpreteren vandeze tekenen? Vergroten ze zaken uit die eerder relative-ring verdienen? Zijn de media met hun alarmerendetoonzetting de emotiehonger van hun lezers en kijkersaan het voeden of geven ze een reëel beeld van wat erspeelt onder bepaalde groepen jongeren en hun ouders?

206 incidentenDe afgelopen jaren zijn verschillende onderzoekingenverschenen naar de ernst en de omvang van rechts-ex-tremistische uitingsvormen van jongeren. Zo zorgde depublicatie van Smeerdijk en Wichers, twee studenten vande Nederlandse Politie Academie, Extreemrechts. Eenwaakvlam in de Krimpenerwaard (2005), voor veel com-motie. De reden was dat de ontwikkelingen rond ex-treem-rechtse gabbers in die regio grotendeels aan poli-tie en openbaar bestuur voorbij waren gegaan. Ook deAlgemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD)kwam vorig jaar met een nota over het onderwerp. Hetonderzoek relativeerde de ernst van het Lonsdale-vraag-stuk. Het ongeorganiseerde en niet-ideologische karak-ter van de jongens werd benadrukt. Problemen zoudenvooral worden veroorzaakt door het provocerende uiter-

Machtsstrijd op schoolplein

Cyriel Triesscheijn, directeur RADAR, antidiscriminatiebureau voor de

regio Rotterdam-Rijnmond:

‘Het valt ons op dat de vragen die wij krijgen op het terrein van discrimi-

natie en racisme vooral vragen zijn van onderwijsinstellingen aan de bui-

tenkant van de agglomeratie Rotterdam. De vragen komen niet uit de

binnenstad. Blijkbaar zijn er wrijfpunten tussen stad en platteland. De

vragen komen uit Krimpen aan de Lek, Hoogvliet, Spijkenisse. Jongeren

van de eilanden, afkomstig uit relatief monoculturele gemeenschappen,

gaan in deze (deel)gemeenten naar school. En botsen op de multiculture-

le samenleving. Dat leidt tot een machtsstrijd op het schoolplein. Ik heb

het idee dat die conflicten voortkomen uit de illusie van de witte vlucht,

ik bedoel daarmee dat men blijkbaar denkt dat er nog ergens vluchtha-

vens te vinden zijn waar je de multiculturele samenleving kunt ontlopen.’

‘Natuurlijk kom je als je de auto pakt en Rotterdam uitrijdt vrij snel rela-

tief homogene witte gemeenschappen tegen, maar bedenk wel dat er

een enorme pendel is van woon-werkverkeer naar Rotterdam. Ruim 40

procent van de Rotterdammers komt van buiten de stad, en komt hier

vervolgens in aanraking met de multiculturele samenleving, precies zoals

hun kinderen doen op het moment dat ze in Rotterdam naar het voortge-

zet onderwijs gaan of het uitgaansleven binnenstappen. Ik weet niet of

jongeren uit de binnenstad meer tolerant tegenover elkaar staan. Ik denk

dat ze meer multiculturele street-wijsheid hebben. Ze kennen de codes,

vaak heel ingewikkeld en sophisticated. Ze accepteren dat ze naast el-

kaar leven, dat bepaalde uitgaansgelegenheden, vaak verbonden aan mu-

ziekstijlen, specifieke groepen trekken. Deal with it is de uitdrukking, het

heeft geen enkele zin, beseffen jongeren, daartegen in te gaan. Op de

rand van stad en platteland is die sophistication er blijkbaar niet.’

Page 4: Lonsdale-Clash

11TSS • MAART 2006

lijk. De AIVD schatte, zonder veel onderbouwing, datongeveer 5 procent van alle lonsdalers tot de harde kernzouden behoren. De AIVD concludeerde wel dat xeno-fobische, nationalistische gevoelens en frustraties tenaanzien van de multiculturele samenleving Lonsdale-jongeren in de greep hebben. Dit ressentiment leidt totgewelddadige confrontaties met allochtone jongeren engeweld tegen islamitische gebouwen.

De Anne Frank Stichting en de Universiteit Leidenbrachten vorig jaar het cahier Het Lonsdalevraagstuk(2005) uit. Dit cahier is gemaakt door de onderzoekersvan de Monitor racisme en extreem rechts en onderdeel vaneen langlopend onderzoek naar rechts-extremisme enracisme in Nederland. De onderzoekers hebben een po-ging gedaan om Lonsdale-jongeren cijfermatig in beeldte brengen.Van januari 2001 tot augustus 2005 hebbende onderzoekers 125 gabbergroepen geteld die op eenof andere manier betrokken waren bij rechts-extremisti-sche activiteiten of incidenten. In het geval van niet-ge-welddadige incidenten gaat het om bekladdingen, fol-deracties, demonstraties, beledigingen en ordeverstorin-gen, in het geval van gewelddadige incidenten ombedreigingen, confrontaties, vernielingen, brandstichtin-gen, mishandelingen en bommeldingen. In de monitor

werden voor de genoemde periode 206 incidenten metrechts-extreme gabbers geteld, waarvan 143 geweldda-dige.

De onderzoekers plaatsen de kanttekening dat alloch-tone jongeren in toenemende mate reageren op extreem-rechtse gabbers, maar dat over hun aandeel bijincidenten nog weinig bekend is. De totale omvang vanrechts-radicaal georiënteerde gabbergroepen in Neder-land wordt geschat op tussen de 600 à 6000 personen.De geschatte aantallen lopen zo uiteen omdat de groot-te van de 125 gabbergroepen niet goed is vast te stellen(tussen de 5 tot ongeveer 50 personen).

‘Voor jongeren uit laagopgeleide

gezinnen gaan de moderniserings-

processen te snel’

FOTO

: SB

RAM

SA

EYS/

HH

November 2004: in Uden staat de islamitische basisschool Bedir in brand. Op de school leuzen als ‘white power’.

Page 5: Lonsdale-Clash

12 TSS • MAART 2006

BrandhaardenKijken we naar het geografische patroon van de inciden-ten, dan blijkt dat vooral in kleinere steden een deel vande autochtone jongeren zich vijandig tegenover alloch-tonen opstelt. Op het kaartje bij dit artikel zijn de ver-stedelijkingsclusters in Nederland aangegeven, plus eenaantal hoofdstedelijke centra. Uit het kaartje blijkt datde brandhaarden van rechts-extremisme zich aan de ran-den van deze stedelijke clusters manifesteren, dus daarwaar stad en platteland elkaar raken.

De tegencultuur van rechts-extremistische plattelands-jongeren is te begrijpen als de uitdrukking van een soci-aal-cultureel verzet tegen de voortschrijdende verstede-lijking, zo maken wij op uit gesprekken met sociale pro-fessionals en lokale bestuurders. De multiculturele sa-menleving is onlosmakelijk verbonden aan de verstede-lijking. ‘De allochtoon’ is voor rechts-extremistische jon-geren dan ook het levende symbool van ongewilde cul-

turele veranderingen en een ideale kapstok om een dif-fuus soort onbehagen aan op te hangen. Dit onbehagenoverstijgt generaties.

Jaap van Donselaar, die eindverantwoordelijk is voorhet cahier Het Lonsdalevraagstuk, betoogt dan ook dathet Lonsdale-vraagstuk niet als jeugdcultuur dient teworden begrepen. Kenmerk voor jeugdculturen is de ge-neratiebreuk, het verzet tegen het ouderlijk gezag, en bijradicale Lonsdale-jongeren is dat lang niet altijd het ge-val. Zij delen juist een ideeëngoed met hun ouders. Dedoor plattelandsjongeren én hun ouders ervaren frustra-tie hebben naast een fysiek-ruimtelijke component ookeen cultureel en sociaal-economisch aspect. De culture-le component laat zich misschien nog het beste betrap-pen in de streekroman. Een uiterst levend en vitaalgenre. Xandra Schutte (1998) over deze heimwee-lite-ratuur: ‘Heimwee naar een verdwenen Heimat zogezegd.Dat is ook zo. De streekroman doet zich voor als Hol-lands, oer-Hollands, maar in feite laat het een Neder-land zien dat al lang niet meer bestaat. Een spierwitNederland waarin voor multiculturaliteit geen plaats is,waarin de sociale verbanden nog nauw zijn, waarin sta-biliteit, zekerheid en orde heersen (…). Er worden Hol-landse deugden in bezongen als eerlijkheid, degelijkheid,bescheidenheid, ijver, dienstbaarheid, eenvoud en pre-tentieloosheid. En godsvrucht, vooral veel godsvrucht.’

In het bijzonder in sociaal-economisch achtergesteldedorpen zoekt men zijn toevlucht in gefantaseerde imagi-ned communities. Kijken wij naar het profiel van de da-

‘De cofrontaties zijn niet

alleen een probleem van

autochtone jongeren’

FOTO

: H

ERM

AN

WO

UTE

RS/H

H

Page 6: Lonsdale-Clash

13TSS • MAART 2006

ders die betrokken zijn bij de meeste ernstige inciden-ten met Lonsdale-jongeren zoals in Uden (Noord-Bra-bant), Venray (Limburg) en Helden (Limburg), danblijken zij vaak uit laagopgeleide gezinnen te komen.Voor hen gaan verstedelijkings- en moderniseringspro-cessen te snel. Neem het kerkdorp Tienray in de ge-meente Meerlo-Wanssum (Noord-Limburg). Tienray(7000 inwoners) is nog een wit kerkdorp, de regionalekern Venray (25.000 inwoners) is door migrantenaan-was inmiddels een multicultureel stadje geworden. InVenray komen de jongeren uit Tienray op het momentdat ze daar voortgezet onderwijs volgen of uitgaan in di-rect, fysiek contact met mensen met een ander uiterlijk,een andere huidkleur en een andere godsdienstige over-tuiging. Het gevolg is een clash of cultures: de radicalise-rende boerenjongens met hun heimwee-fantasieënstuiten op allochtone jongeren en gaan de confrontatieaan. Deze confrontaties zijn niet eenzijdig een probleemvan autochtone jongeren. Er bestaat een verband tussende radicalisering van extreem-rechtste gabbers en mos-limjongeren, volgens Van Donselaar. In veel gevallen iser sprake van een serie incidenten en van acties die re-acties uitlokken. Radicalisering van autochtone en al-lochtone jongeren dient dan ook in samenhang teworden onderzocht en aangepakt.

Op dit moment is zichtbaar dat gemeenten worstelenmet de vraag hoe ze spanningen tussen groepen jonge-ren moeten interpreteren en aanpakken. Ze hoeven niette wanhopen. Relaties tussen groepen zijn te verbeteren.Dat maken Meertens en anderen (2006) aan de handvan sociaal-psychologisch onderzoek duidelijk. De kunstis op de juiste wijze onderling contact te arrangeren envorm te geven. Lokale partners dienen deze uitdagingmet voortvarendheid op te pakken.

Mellouki Cadat en Radboud Engbersen zijn werkzaam bij NIZW Sociaal Beleid.Met dank aan Liesbeth van der Duin, stagiaire bij NIZW Sociaal Beleid.

Literatuur• AIVD, Vervolgonderzoek ‘Lonsdale-jongeren in Nederland’ (2006). Ver-

stuurd door minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties naar de Tweede Kamer op 18 januari 2006

• AIVD, ‘Lonsdale-jongeren’ in Nederland. Feiten en fictie van een ver-meende rechts-extremistische subcultuur, mei 2005

• Donselaar, Jaap van (eindred.), Het Lonsdalevraagstuk. Monitor racisme &extremisme; cahier nr. 4. Amsterdam/Leiden: Anne Frank Stichting / Universiteit van Leiden, 2005

• Meertens, Roel W., Yvonne R.A. Prins en Bertjan Doosje, In iedereenschuilt een terrorist. Een sociaal-psychologische analyse van terroristischesekten en aanslagen. Schiedam: Scriptum, 2006

• Smeerdijk, E. en J. Wichers, Extreemrechts. Een waakvlam in de Krimpe-nerwaard. Capelle aan den IJssel: Politie Rotterdam-Rijnmond, 2005

• Schutte, Xandra, ‘De streekroman: Rozen en doornen’. De Groene Amsterdammer, 11 maart 1998

NIZW Sociaal Beleid, CIVIQ, X-S2, LCO, PON Instituut voor Advies, Onder-

zoek en Ontwikkeling in Noord-Brabant en Spectrum (Centrum voor Maat-

schappelijke Ontwikkeling Gelderland) willen gezamenlijk een praktische

bijdrage leveren aan het oplossen en verminderen van de groeiende etni-

sche spanningen tussen allochtone en autochtone jongeren op het verste-

delijkte platteland. In vijf gebieden wordt in samenwerking met

gemeenten een enquête gehouden onder alle lokale relevante partijen.

Op woensdag 15 maart 2006 vindt een werkconferentie plaats voor ge-

meenten die met deze problematiek te maken hebben. De uitkomsten van

deze werkconferentie en van de enquête worden gepubliceerd als handrei-

king voor gemeenten en welzijnsinstellingen in het verstedelijkte platte-

land die te maken hebben met culturele spanningen.

In de recent verschenen brochure Radicaal jong. Een handreiking voor jon-

gerenwerkers bij het omgaan met culturele spanningen en radicalisering,

geven NIZW Sociaal Beleid en Verdiwel een aantal aanwijzingen voor het

jongerenwerk. De brochure is ontwikkeld in nauwe samenwerking met be-

trokken jongerenwerkers.

Waar zijn de autochtone ouders?

Antropoloog Jaap van Donselaar, verbonden aan de Rijksuniversiteit Lei-

den en aan de Anne Frank Stichting: ‘Jongerenwerkers staan voor een di-

lemma: zij willen gedrag corrigeren dat niet kan, zoals het uitdragen van

extreem-rechtse meningen. Dat proberen ze te doen, met respect, zonder

de persoon verder helemaal buiten te sluiten of te isoleren.’

‘Er is nog een ander dilemma bij het jongerenwerk. Dat is de relatie met

de politie. Sommige jongerenwerkers vragen zich af in hoeverre je met

de politie iets kan doen, zonder dat je het vertrouwen verliest van de

jongeren. Sommigen stellen het vaak heel lang uit om structureel met de

politie om de tafel te gaan zitten. Ik kan het heel goed begrijpen dat een

jongerenwerker zegt: “Ik wil geen verlengstuk van de politie worden.”

Maar ik kan ook heel goed begrijpen dat anderen het wel doen. Dat zij

zeggen: “Ik noem geen namen, maar toch zorg ik ervoor dat wij geza-

menlijk met de politie een oplossing zoeken.” Daarbij moet je je natuur-

lijk bewust zijn van je eigen positie. Een jongerenwerker is geen

politiespion.’

Van Donselaar vindt dat in Nederland ontzettend langs elkaar heen wordt

gewerkt bij de aanpak van het Lonsdale-vraagstuk. In Zweden, Noorwe-

gen en Duitsland is men verder met een multi-agency approach. Van Don-

selaar: ‘Dat is een heel ouderwets woord bij bestrijding van racistisch

geweld in Engeland. Daar zag men al in de jaren tachtig dat je het pro-

bleem niet alleen vanuit het slachtofferperspectief kunt aanpakken, en

ook niet alleen vanuit het politieperspectief, of dat van welzijnswerkers.

Je moet het met zijn allen doen. Dat klinkt wellicht als een open deur,

maar het gebeurt niet! Het is ook heel begrijpelijk en logisch dat lokale

partners langs elkaar heen werken. Zij hebben ieder een eigen positie.

Wat daarbij sterk opvalt bij het Lonsdale-vraagstuk is de enorme

afwezigheid van de ouders. Anders dan in Noorwegen is het hier sterk de

vraag of die ouders van Lonsdale-jongeren wel bondgenoten zijn. Maar je

hebt ze wel hard nodig als je de interetnische spanningen op school of in

het jongerencentrum wilt aanpakken.’