Liederen

2
OVerige gezangen Dit is de dag die de Heer (8, 9, 29 apr) (Het lied van de dag des Heren) t. H. Ooste_rhuis; m. Freylinghausen 1741 (bew. 1. vre- 2. - ei 3. in 4. o -' 1. Dit is de dag die de Heer heeft ge - maakt en ge - 2. Wa- ren wij dood door de zon - de ver - minkt en ver - 3. als een vuur, als een stem in ons u e 'i Gee" Kondig het t. +m. P. J I. I. 1. ge ven. Laat ons Hem 10 - ven en dan - ken, ver - 2. 10 ren, do - ven van har - te, ver - hard om zijn 3. mid - den. Mj van, ha< - te - de, ve<- 1. Kon 2. Zing 3. Leef J - 1& Ir F r ffil J p n 1. heugd dat wij Ie - ven. in de nacht heeft Hij ver- 2. woord niet te ho - ren. is Hij 0- ver- 3. staan en be e - ren uw 1. zeg 2. zing 3. hoop p 1. los - sing ge-bracht, heeft Hij ons licht aan - ge - he ven. 2. man- c de de dood. Wij zijn in Je - zus her - bo ren. 3. hei - li - ge Naam en U in waar-heid aan - bid den. 1. Dit 2. Al 3. steun Nu het brood gebroken is (8, 9 apr; 17 mei) t. H. jongerius; m. J. Raas j j 1. dit r J J j J Ir r - al 2. 3. vriend· 1. Nu het brood ge - bro - ken is en er 2. Nu de wijn is rond - ge - gaan, wij als 3. Nu is het de goe - de tijd die Gij 4. Nu is al Ie haat voor - bij want uw 1. dit 2. Laat J j j j Ir J J J - 3. Uef· 1. licht ont - 10 - ken is, doet Gij ons in 2. mens zijn op - ge - staan, schenkt Gij ons uw 3. men - sen hebt be - reid: zie, wij Ie - ven 4. Geest keert het ge - tij: a - dem - nood wordt 1.-3. Al 120

description

bla

Transcript of Liederen

Page 1: Liederen

OVerige gezangen

Dit is de dag die de Heer (8, 9, 29 apr) (Het lied van de dag des Heren) t. H. Ooste_rhuis; m. Freylinghausen 1741 (bew. ~

1. vre­2. ­ei 3. in 4. o -'

1. Dit is de dag die de Heer heeft ge - maakt en ge ­2. Wa- ren wij dood door de zon - de ver - minkt en ver ­3. als een vuur, als een stem in onsue 'i u~ Gee" Kondig het

t.+m. P. Scho~J I. I. 1. ge ven. Laat ons Hem 10 - ven en dan - ken, ver ­2. 10 ren, do - ven van har - te, ver - hard om zijn 3. mid - den. ~ Mj van, ha< - te Ci~-de, ve<- 1. Kon

2. Zing•3. Leef~mj J - 1& Ir F r ffil J pn

1. heugd dat wij Ie - ven. in de nacht heeft Hij ver­2. woord niet te ho - ren. is Hij 0- ver­3. staan en be e - ren uw 1. zeg•2. zing

3. hoop~rr· p~ ~. 1. los - sing ge- bracht, heeft Hij ons licht aan - ge - he ven. 2. man- c de de dood. Wij zijn in Je - zus her - bo ren. 3. hei - li - ge Naam en U in waar-heid aan - bid den. 1. Dit•2. Al

3. steun Nu het brood gebroken is (8, 9 apr; 17 mei) t. H. jongerius; m. J. Raas

j j 1. dit~iD ~ r J J j J Ir r - al2. 3. vriend·1. Nu het brood ge - bro - ken is en er

2. Nu de wijn is rond - ge - gaan, wij als 3. Nu is het de goe - de tijd die Gij 4. Nu is al Ie haat voor - bij want uw

1. dit 2. Laat~ilf J j j j Ir J J J ­3. Uef·

1. licht ont - 10 - ken is, doet Gij ons in 2. mens zijn op - ge - staan, schenkt Gij ons uw 3. men - sen hebt be - reid: zie, wij Ie - ven ~ 4. Geest keert het ge - tij: a - dem - nood wordt

1.-3. Al

120

Page 2: Liederen

Overige gezangen

Heer onze Heer. hoe zijt Gij aanwezig (1, 29 juli; 16 sept; 1, 2 nov) De Geest des H. (Het lied van Gods aanwezigheid) t. ].w. Schulte-Non t. H. Oosterhuis; m. Slaat op de trommele

~ I ~. ~ --- · · ~Hl ]) J1lr ]) lp P P IJ' J Ijl j) J') ~~ 1. De

1. Heer on - ze Heer, hoe zijt Gij aan - we - zig en hoe on- 2. Wat 2. Gij zijt niet ver van wie U aan - bid-den, niet hoog en 3. Dat 3. Gij zijt on - zicht - baar voor on - ze 0 - gen en nie- mand 4. Wij4. Gij zijt in al - les diep ver- scho-Ien in al wat 5. Heer on - ze Heer, hoe zijt Gij aan - we - zig waar ook ter

~ I ~ ) 18 J~ I r- I))}l I F PI -1. die 1. zeg - baar ons na bij. Gij zijt ge - sta - dig 2. De 2. breed van ons van - daan. Gij zijt zo mens' - lijk 3. en 3. heeft U ooit ge - zien. Maar wij ver - moe - den 4. die 4. leeft en zich ont- vouwt. Maar in de men - sen 5. we - reld men - sen zijn. Blijf zo ge - na - dig

~ I 0 Pl}l J l}l P Ji I ~ ~~ I ~~ IJ IJ I1 ~ 1. ons 2. het1. met ons be - zig, on - der uw vleu- gels rus - ten wij. 3.

ons 2. in ons mid- den dat Gij dit lied wel zuIt ver - staan. en 3. en ge - 10 - ven dat Gij ons draagt, dat Gij ons dient. 4. 4. wilt Gij wo - nen met hart en ziel aan ons ge- trouwd. •5. met ons be - zig, tot wij in U vol - ko - men zijn. ~

Dit huis, gereinigd en versierd (8 juli; 23 sept; 14 okt) 1. als t. w. ard; m. Genève 1551 2.

3. zijn 4. met%8 l- F R

dat

Behoedt Gij miJ1. Dit huis, ge - rei - nigd en ver - sierd, waar Gods ge­

t. WIR; m. Taizé2. In geest en waar- heid bid - den wij, dat Chris-tus op ons ge­3. En laat een-dmchl

f~~&" JII:.~.T~ r r ~ J J §c Be- h~

1. meen-te brui - 10ft viert, staat voor de e - re - dienst 2. in ons mid - den zij. Hem 10 - ve al wat a ­ ,~II& F r'3. bed het a - men zijn. Kom haas-; "lr J, Ie - ven;~Ig ei': r .,. "n §- 11F 1. ge - reed, wij ko - men hier in lief en leed. 2. dem heeft. Hem 10 - ve wat op aar - de leeft. 3. zus, kom en maak ons tot uw hei - lig dom!

150

I