Lessenserie Softbal bij BSM - sports-media.be · Naast het oefenen en spelen in vaste teams is het...

42
Lessenserie Softbal BSM Eric Swinkels en Luuk de Vries

Transcript of Lessenserie Softbal bij BSM - sports-media.be · Naast het oefenen en spelen in vaste teams is het...

Lessenserie Softbal BSM Eric Swinkels en Luuk de Vries

Lessenserie Softbal BSM Sla ze in en Tik ze d'r uit!l Eric Swinkels en Luuk de Vries

Inhoud Inleiding 5 1. Waarom deze lessenserie? 7 2. Wat gaan de leerlingen leren? 8 3. Wat wordt er van de leerlingen verwacht? 9 4. Wat is de studielast, de weging en de planning van de

lessenserie? 10 5. Hoe worden de leerlingen beoordeeld? 11 6. De lessen 13 7. Achtergrondinformatie / tips voor docenten 17 8. Afsluiting en examendossier 19 9. Bijlagen 21

5

Inleiding In de slag- en loopspelen kan een keuze worden gemaakt uit softbal, honkbal en cricket. Deze lessenserie laat zien op welke wijze BSM leerlingen zich kunnen verdiepen in het softbalspel. Dit gebeurt met name doordat er wordt gespeeld en geoefend in vaste teams. Leerlingen proberen zichzelf te verbeteren door het kiezen van oefeningen die passen bij hun eigen niveau. Het einddoel is deel te nemen aan een softbaltoernooi of onderlinge wedstrijden. Er is hier gekozen voor de verdieping van softbal en niet het spelen van honkbal, omdat in de BSM klassen altijd jongens en meisjes gemengd les hebben. De oefeningen die leerlingen krijgen aangereikt zijn ook toepasbaar in het honkbalspel. Naast het oefenen en spelen in vaste teams is het kenmerkende van deze lessenserie dat met behulp van de observatie- en beoordelingsformulieren leerlingen geholpen worden hun eigen niveau qua kennis en vaardigheden van softbal vast te stellen. Dit geeft hen inzicht wat ze kunnen verbeteren. De leskaarten met oefeningen per thema moeten leerlingen helpen bij het uitzoeken van passende oefeningen voor hun team. Ter afsluiting kunnen de leerlingen elkaar observeren en beoordelen. Samen met het oordeel van de docent wordt zo op een valide wijze het niveau van de leerling geduid. Voor BSm moet er dan nog wel een cijfer aan worden gehangen. In deze lessenserie wordt een duidelijk appèl gedaan op het zichzelf (willen) verbeteren in het softbalspel, met een groot accent op het beter samen spelen. De teamtactieken of softbalstrategiën vervullen hierbij een sleutelrol.

7

1. Waarom deze lessenserie? In het examenprogramma LO staat dat één slag- en loopspel verplicht is. Dat softbal een aantrekkelijk spel is om op school te spelen behoeft geen uitleg. Voor de BSM leerlingen biedt het veel mogelijkheden om zich verder te ontwikkelen in het spel. Ten opzichte van het LO1 programma (en de onderbouw) wordt er veel meer tijd besteed aan het softbalspelen. Uitgaande van blokuren krijgen leerlingen ook meer tijd en aandacht zich te verbeteren door het kiezen en uitvoeren van de juiste oefeningen die bij het niveau van hun team passen. Het einddoel van de lessenserie is deelname aan een regionaal softbaltoernooi (oktober) en mogelijk kwalificatie voor het landelijke softbaltoernooi (in mei). Tenslotte wordt in deze lessenserie ook een duidelijk appèl gedaan op de zelfstandigheid van leerlingen. Met behulp van observatie instrumenten en leskaarten met voorbeeldoefeningen, krijgen steeds twee of drie leerlingen de opdracht om voor de volgende les softbal oefeningen voor te bereiden om aan hun eigen team uit te leggen. Daarbij zetten de leerlingen zelf de velden uit, leiden ze zelf het spel samen met twee honkscheidsrechters en leren ze hoe de stand wordt bijgehouden. Op al deze facetten worden ze uiteindelijk beoordeeld Dus niet alleen het softballen zelf, maar ook het klaarzetten van de velden, het leiden van het spel, het coachen van de slag- of veldpartij en het organiseren van een softbaltoernooi komt in deze lessenserie aan bod. De eisen die aan het softballen worden gesteld staan beschreven in ‘eindterm 7’, waarin staat dat leerlingen, indien bij slag- en loopspelen gekozen is voor softbal, spelen op een officieel softbalveld 9 tegen 9. Het gaat bij softbal om het: − gericht het veld inslaan van een geworpen bal waarbij een keuze wordt

gemaakt voor een stootslag of een verre slag; − afstemmen van de loopacties op de gegeven situatie; − zodanig verdelen van de verdedigende taken dat de veldposities optimaal

bezet zijn; − kunnen bezetten van minimaal een positie in het binnenveld en een in het

buitenveld; − positie kiezen in het veld en een geslagen bal vangen of fielden − de, gezien de spelsituatie, juiste loper het eerst uitmaken; − gegeven de spelsituatie een loper uittikken of uitbranden.

8

2. Wat gaan de leerlingen leren? De leerling − verbetert zijn technische en tactische softbalvaardigheden, zowel

aanvallend als verdedigend; − leert door observatie een spelanalyse te maken van zichzelf en anderen; − krijgt inzicht in methodische principes van het aanleren van

softbalvaardigheden (van gemakkelijk naar moeilijk): − ontwikkelt inzicht in de relatie tussen oefenspelsituaties en het eindspel

softbal; − leert beter zelfstandig samen met medeleerlingen softbal te spelen; − leert (alleen of met tweetallen) het softbalspel te leiden als

scheidsrechter; − doet ervaring op met het spelen van een softbalwedstrijd/

softbaltoernooi; − doet ervaring op met het helpen organiseren van een softbaltoernooi.

9

3. Wat wordt er van de leerlingen verwacht? Van de leerlingen wordt verwacht dat zij actief deelnemen aan de les. Naast het klaarzetten van alle benodigde materialen, betekent dit dat zij bijvoorbeeld aan het einde van les 1 (blokuur) een analyse maken van hun eigen softbalvaardigheden en in volgorde van prioriteit aangeven welke onderdelen zij als eerstvolgende thema willen gaan verbeteren. De lessen zijn zodanig ingericht dat de leerlingen oefenen in vier-, vijftallen of met hun eigen team van 8 à 9 spelers. Tijdens de lessen kunnen leerlingen met behulp van de leskaarten zelfstandig aan het werk en met hun eigen groep bepalen welke oefening zij gaan doen. Van de leerlingen wordt verwacht dat ze niet alleen de spelregels kennen, maar dat ze dit als scheidsrechter en als honkscheidsrechter kunnen toepassen. Daarnaast moeten de leerlingen op het scoreformulier de stand bijhouden, aangeven welke slagman wanneer uit is gemaakt en hoeveel honken de slagman bereikt. Ze moeten een team kunnen coachen en een softbaltoernooi kunnen opstellen. De rollen als observator, (honk)coach, spelleider/scheidsrechter en organisator moeten de leerlingen dus kunnen vervullen.

10

4. Wat is de studielast, de weging en de planning van de lessenserie? Deze praktische opdracht heeft vooral een doe karakter. Tijdens de 5 blokuren van 100 minuten wordt geoefend en gespeeld. Ter voorbereiding op de lessen (bestuderen spelregels, achtergrondinformatie, en voorbereiden van oefeningen) zullen de leerlingen gemiddeld nog een kleine 2 uur thuis bezig zijn. Als extra activiteit kan het organiseren van een toernooi worden betrokken. Voor het deelnemen aan een school softbaltoernooi of een regionaal- of landelijk softbaltoernooi, kunnen de leerlingen bijvoorbeeld 10 of 15 uur studielast worden gerekend. Passend bij BSM zouden leerlingen ook een taak in de organisatie ervan kunnen krijgen. De weging van de PO softbal zal in de meeste gevallen ongeveer 3 tot 3,5% zijn. Softbal is een echte zomersport, dus in de periodes voor en mna de zomervakantie zal deze lessenserie aan bod komen. Afstemming met het programma bij LO is van belang, maar aansluiten bij een regionaal schoolsoftbaltoernooi is natuurlijk ook een factor om rekening mee te houden. Op diverse scholen wordt daarom softbal als slag- en loopspel aangeboden in voor alle leerlingen in de lessen LO in de periode voor de zomervakantie, zodat de leerlingen zich meteen na de zomervakantie zich kunnen verdiepen in het softbalspel. Het accent zal daarom ook mee op tactiek komen te liggen en de voorbereiding op een schoolsporttoernooi.

11

5. Hoe worden de leerlingen beoordeeld? In de eindtermen staat een aantal criteria genoemd. Daarvan zijn de beoordelingscriteria afgeleid. Bij het beoordelen kijkt de docent niet alleen naar het behaalde niveau aan het einde van de lessenserie. De actieve houding tijdens de lessen, het uitleggen van de oefeningen aan elkaar, het kritische naar zichzelf kijken tijdens de zelfevaluatie aan het einde van de eerste les en een het begin van de laatste les en het observeren en beoordelen van medeleerlingen tijdens het afsluitende toernooi spelen een rol bij de beoordeling. Zoals gezegd gebeurt het observeren tijdens de lessen in twee fasen. Aan het einde van de eerste les is het een manier om zicht te krijgen van je eigen spelniveau en dat van anderen. Ze krijgen daarmee ook inzicht in wat er inhoudelijk van hen wordt verwacht. In de klas wordt vervolgens besproken welke thema achtereenvolgens worden geoefend. Per team zijn er steeds twee of drie leerlingen die het volgende thema voorbereiden en uitleggen aan hun groep. Doordat de leerlingen vanaf de eerste les in vaste teams spelen, leren ze beter samen spelen en de onderlinge posities beter verdelen. De leerlingen geven in het zelfevaluatie formulier aan welk niveau ze bij de zes onderdelen hebben. Niveau 1 geeft het begin(ners)niveau aan, als minimale basisvaardigheid. Niveau 2 en 3 het vervolgniveau. Niveau 4 is het niveau van de gevorderde expert op dat onderdeel. Hieronder is een voorbeeld gegeven van het beoordelingsformulier waarmee een leerling die observeert een medeleerling kan beoordelen. Dit gebeurt op basis van dezelfde criteria als de zelfevaluatie. Het verschil is hier dat er geen omschrijving wordt toegevoegd, maar dat leerlingen alleen scoren door een bolletje te arceren. Beoordelingsformulier voor leerlingen: Speler 1:veldpositie P-C-1h-2h-3h-ks-lv-mv-rv (omcirkel) slagvolgorde 1-2-3-4-5-6-7-8-9

Geef met het aantal bolletjes aan welk niveau de speler heeft Niveau 1 2 3 4 1. gooien (pitchen) O O O O 2. slaan O O O O 3. honklopen en inblijven O O O O 4. vangen (catchen) en uitmaken (veldverdediging) O O O O 5. positie kiezen en overnemen (veldverdediging) O O O O 6. softbalspel leiden, punten tellen en spelregelkennis O O O O 7. EINDOORDEEL O O O O Toelichting/ opmerkingen:

12

In het voorbeeld van een klas met 24 leerlingen zijn tijdens de beoordelingsles twee teams aan het spelen en het derde team van 8 leerlingen wordt verdeeld in twee groepen. De eerste groep van 4 leerlingen vervult regeltaken: een scheidsrechter, een teller die de stand op het formulier bijhoudt en twee honkscheidsrechters bij honk 1 en honk 3. De overige vier leerlingen observeren ieder twee veldspelers en twee leerlingen aan slag en doen dit gedurende twee innings (vier slagbeurten). Belangrijk is ook dat de observator een eindoordeel geeft. De docent kan kiezen of de observator een niveauaanduiding geeft als algemeen eindoordeelcijfer geeft De leerlingen krijgen in de observatie aan het begin van de lessenserie een beeld wat hun vaardigheid is op de zes punten. Aan het einde van de lessenserie zien ze in hoeverre ze zijn gevorderd. De docent kan op basis van de zelfevaluatie, de beoordeling van de observatoren en de eigen waarneming het cijfer voor softbal vaststellen en duidelijk maken aan de leerlingen. Naast deze vaardigheden spelen ook de actieve houding tijdens de lessen, het zelfstandig oefenen en spelen en de verschillende regelvaardigheden een rol bij de beoordeling. Voor de leerlingen is het lastig deze vaardigheden te beoordelen en het is ook de vraag of het wenselijk is aan de bovenstaande vaardigheden een gewicht toe te kennen. De docent kan de onderdelen in de volgende verhouding mee laten tellen: weging - Actieve deelname en betrokkenheid (klaarzetten, opruimen) 10% - Softbalvaardigheden 60% - Regelvaardigheden (scheidsrechter, honkcoach, scoreformulier 20% - Organisatie/ deelname aan toernooi/ wedstrijd 10% In het beoordelingsformulier voor de docent (bijlage 11) is een concreet voorbeeld gegeven hoe een docent een klas van 24 leerlingen heeft beoordeeld. De softbalvaardigheden worden steeds met niveau 1 t/m 4 beoordeeld. Het puntentotaal van de zelfevaluatie van leerlingen (Z.Ev.) wordt vermeld, evenals

13

6. De lessen Les 1: eerst maar eens spelen Lesonderdeel Wat doen de leerlingen? Wat doet de docent? Les opstarten Warming up Teams maken Spelen Spelanalyse maken (10 min) Voorbereiding voor de volgende les

Verzamelen (voor zover nodig) op aanwijzing van de docent materiaal voor een softbalveld en zetten dat uit. Warming up met de klas uitvoeren (gooien, vangen, fielden) Leerlingen maken zelf gelijkwaardige teams, verdelen taken en rollen en gaan zelfstandig 9 tegen 9 (of 8 tegen 8) spelen. Zij spelen geheel zelfstandig en zorgen ook zelf voor spelleiding. De leerlingen maken aan het einde van de les een eigen spelanalyse (zie het zelfanalyseformulier). Tevens geven ze aan welk onderdeel de volgende les wordt voorbereid door een tweetal uit elk team De leerlingen nemen de studiewijzer en achtergrondinformatie mee en bestuderen deze voor de volgende les

Geeft hulp bij materiaal uitzoeken en bij het uitzetten van het softbalveld. Observeert, stimuleert, corrigeert en houdt de veiligheid in acht Docent geeft aan welke taken en rollen er vervuld moeten worden en bewaakt dat die goed worden verdeeld en ingevuld. De docent herhaalt waar nodig spelregels en technische en tactische principes die in de basisvorming zijn behandeld: - 3 slag en 4 wijd; - goed/ fout geslagen bal - uitmaken door tikken en branden; - gedwongen loop / loop op eigen risico; De docent helpt bij het invullen van het spelanalyse-formulier (stelt vragen en doet suggesties, geeft voorbeelden). De docent neemt de formulieren mee en analyseert deze voor de volgende les De docent reikt achtergrondinformatie uit die de leerlingen voor de volgende les moeten bestuderen.

14

Les 2, 3 en 4: praktijkles in eigen teams gericht oefenen m.b.v. de oefeningen op de kijkwijzers (zie bijlagen); steeds leggen twee of drie leerlingen de oefeningen die ze hebben voorbereid uit aan hun eigen team; Organisatie: spelen met drie teams van 8 spelers op twee velden. Twee teams zijn veldpartij en de partij aan slag verdeelt zich over twee slagpartijen op beide velden. Wisselen als een nul wordt gemaakt (nádat iedereen minimaal één keer aan slag is geweest). Lesonderdeel Wat doen de leerlingen? Wat doet de docent? Les opstarten Warming-up per team (5-10 min) Per team oefenen (30 min) Oefenspel (minimaal 45 minuten) Afsluiten les

Lesgevers verzamelen materiaal voor de oefensituaties en zetten die uit. Leerlingen helpen bij het meenemen van de materialen en luisteren naar de aanwijzingen van de beide lesgevers Warming-up in eigen beheer uitvoeren De leerlingen oefenen zelfstandig in twee of drie teams en corrigeren elkaar. De lesgevers bepalen de veldposities en de slagvolgorde. Iedere les begint een ander team als eerste te slaan. Team A aan slag, B en C als veldpartij; wisselen na eerste nul: team B aan slag en A en C in het veld; daarna C aan slag en A en B in het veld Een geblesseerde leerling of een leerling van de slagpartij is scheidsrechter of vult het scoreformulier in. Reflecteren op gegeven les en geven aandachtspunten voor volgende les

Ziet toe op een veilige indeling van de oefensituaties. Docent bekijkt de voorbereidingen en doet suggesties voor verbetering Observeert, stimuleert, corrigeert Docent coacht de leerlingen tijdens het oefenen (zowel inhoudelijk als methodisch) Docent observeert, stimuleert en corrigeert tekening organisatie: Docent vraagt naar ervaringen en geeft commentaar en aanwijzingen voor volgende lesgevers

A2 A1

B C

15

Les 5: spelen en slagoefening bij een softbalvereniging Organisatie: twee teams spelen onder begeleiding van twee spelers van de softbalclub. Het derde team gaat oefenen bij een ballenkanon, wordt gecoached bij het slaan. De helft van het derde team staan in het veld en proberen de ballen te vangen en te gooien naar de honken (bijv. 3H, KS, LV en 2H) Lesonderdeel Wat doen de leerlingen? Wat doet de docent? Voorbereiding Warming up Spelen Evaluatie vorderingen

Ieder team heeft een aanvoerder, die de slagvolgorde en posities aangeeft op het scoreformulier. Gezamenlijk wordt het veld uitgezet Met je eigen team doe je een warming-up Zij spelen geheel zelfstandig en zorgen ook zelf voor de spelleiding en het invullen van het scoreformulier. De leerlingen geven aan wat ze hebben geleerd en wat ze de laatste les nog kunnen verbeteren

Docent heeft in een vroegtijdig stadium contact gezocht met de plaatselijke softbalclub en heeft leerlingen vooraf duidelijk geïnstrueerd. Ziet toe op juiste indeling en veiligheid Observeert en stimuleert Docent observeert en noteert de vorderingen van alle spelers. Geeft na afloop zijn bevindingen weer, samen met de begeleiders van de softbalclub. De docent geeft aanwijzingen voor de laatste les, waarin de leerlingen worden beoordeeld

16

Les 6: Praktijkles eindspel en beoordeling van alle spelers. Lesonderdeel Wat doen de leerlingen? Wat doet de docent? Les opstarten Warming up Spelen Eindevaluatie Eindbeoordeling

Verzamelen materiaal voor een softbalveld en zetten dat uit. Warming up in eigen beheer uitvoeren De drie teams spelen tegen elkaar, waarbij steeds twee teams spelen en één team observeert en het spel leidt. De observerende leerlingen geven steeds een ‘eindoordeel’ over de speler die ze hebben geobserveerd, ook al hebben ze niet alle softbalvaardigheden gezien. Leerlingen geven aan hoe de laatste les is verlopen en kijken terug naar het leerproces: wat hebben ze geleerd, hoe was het onderling samenwerken en wat zou een volgende keer beter kunnen De leerlingen moeten het eindoordeel zo snel mogelijk te horen krijgen

Controleert op juist gekozen materiaal en correct uitzetten speelveld De docent legt de wijze van beoordelen uit en de organisatie van de les: team A, B en C A-B (team C: 4 leerlingen zijn scheidsrechter, honkscheidsrechter (2x bij 1H en 3H) en teller (scoreformulier) en 4 leerlingen observeren 4 spelers (2x veldpartij en 2x slagpartij) Na een inning spelen (ieder team en slagbeurt), gaat team A het spel leiden en observeren, team B gaat weer in het veld staan en team C is aan slag; etc (ieder team speelt hierna steeds twee innings om daarna weer te observeren. Minimaal 60 minuten spelen! Docent beoordeelt de verschillende aspecten van softbal (evt. video opnames maken) De docent vraagt hoe de leerlingen hebben gespeeld en vraagt reflectie op het leerproces Docent analyseert de observatie- en beoordelingsformulieren en verwerkt deze in de eindbeoordeling

17

7. Achtergrondinformatie / tips voor docenten In de bijlagen staat alle informatie voor de leerlingen om te softballen. Er kan verwezen worden naar de website www.softbal.pagina.nl Algemene tips bij de lessenserie: - Overzicht van technieken en tactieken: o Technieken (zie bijlagen 3, 4 en 5) - Aanvallende -: slaan – honklopen – sliding - Verdedigende -: gooien – vangen – hoge ballen vangen – fielden – uittikken en uitbranden - Combinatie van beiden: samenspel tussen pitcher en catcher o Tactieken (zie bijlagen 7, 8 en 9) - Slagverdediging - Honkverdediging: honkdekking – honk overnemen – kruisende banen - zorg qua planning dat de lessenserie niet samenvalt met de lessen softbal voor LO1. Zo blijft het voor leerlingen leuk en afwisselend. De lessen LO blijven dan ook leuk. Deze lessenserie wordt gegeven in het tweede jaar BSM in havo 5 en vwo 6 in de eerste periode na de zomervakantie. - Voor leerlingen is het erg leuk videobeelden te laten zien van bijvoorbeeld de Haarlemse honkbalweek (aan het einde van de zomervakantie) en van de Amerikaanse Worldseries baseball (half oktober). Het softballen gaat dan meer leven. In de les honkbalpetjes op laten zetten vergroot ook de beleving. Bovendien handig wanneer de zon in de ochtendlessen nog laag staat - Voor het oefenen bij een softbalclub moet tijdig contact worden gezocht, aangezien het buitenseizoen voor de softballers eindigt op 1 oktober. Het vinden van voldoende vrijwilligers om de drie teams te begeleiden is vaak een probleem. Voor leerlingen is het wel erg leerzaam en motiverend. - Het bezoeken van een softbalclub staat als les beschreven als de een na laatste les voordat er beoordeeld wordt, maar dit kan uiteraard ook eerder plaatsvinden. - Geblesseerde leerlingen kunnen in de les altijd iets doen. Een kopie van het beoordelingsformulier voor docenten kan handig zijn als een leerling los van de groep de docent assisteert bij het beoordelen. - Als alternatieve opdracht kan een leerlingen ook de achtergrond van softbal beschrijven en een korte samenvatting geven in de les - Zorg voor een slecht-weer-alternatief, zodat de softballes binnen in de zaal altijd door kan gaan.

19

8. Afsluiting en examendossier Wat moet er uiteindelijk in het dossier komen? Wanneer heeft een leerling dit blok afgerond? In het dossier komen uiteindelijk: − de zelfevaluatie formulier (les 1); − het voorbereidingsformulier met oefeningen die de lesgevers hebben

gebruikt bij de voorbereiding op het lesgeven aan hun eigen team; − het tweede observatieformulier van hun eigen vaardigheden (begin van de

laatste les); − de beoordeling door de docent (laatste les).

21

9. Bijlagen − bijlage 1: spelregels softbal, inclusief plattegrond, afmetingen en veldposities − bijlage 2: observatieformulier: spelanalyse (begin/ start lessenserie) − bijlage 3: oefeningen gooien en vangen (pitchen en catchen) in relatie met

branden of tikken − bijlage 4: slaan verbeteren, inclusief kijkwijzer slaan − bijlage 5: inblijven en uitmaken − bijlage 6: zelfevaluatie softbal (einde/afsluiting lessenserie) − bijlage 7: beoordelingsformulier softbal − bijlage 8: teamtactiek 1: − bijlage 9: teamtactiek 2: − bijlage 10: teamtactiek 3 − bijlage 11:scoreformulier softbal − bijlage 10: studiewijzer softbal voor leerlingen BSM − bijlage 11: beoordelingsformulier softbal voor de docent

22

Bijlage 1: Spelregels softbal (honkbal) Het speelveld bij (slow-pitch) softbal en het materiaal:

- De afstand tussen de honken bedraagt 18,30 meter. (Bij honkbal is dat 27,43 m.). - De afstand tussen het thuishonk en de werpplaat is bij mannen 15.24 m. en voor vrouwen/ op

school 12 tot 14 m. (Bij honkbal is deze afstand 18,44 m.). - Het totale speelveld is tenminste 80 meter lang. - Naast het kleinere speelveld verschillen de materialen bij softbal t.o.v. honkbal: grotere bal,

grotere handschoenen, lichtere knuppel. Een softbalwedstrijd heeft officieel 7 innings (bij honkbal 9 innings).

Het opwerpen:

- De werper moet, voordat hij begint met werpen, met twee voeten op de plaat staan. - De werper moet de bal onderhands werpen. - Een bal is goed geworpen, als hij door de SLAGZÔNE gaat. - Een goed geworpen bal noemen we een SLAGbal - Als de bal buiten de slagzone gaat, noemen we dit een WIJDbal. - Vier wijdballen geeft recht op een vrije loop naar het 1e honk.

Het slaan:

- Er is GOED geslagen als de bal in het binnenveld of in het buitenveld landt en niet in het fout gebied (dit is buiten de zijlijnen) inrolt. Maar een bal die in het buitenveld landt en daarna het foutgebied inrolt is toch goed.

- Er is FOUT geslagen als de bal in het foutgebied landt. - Er is MIS geslagen als de slagman wel een slagbeweging maakt, maar daarbij de bal niet raakt

(deze telt dus als slag). Knuppel moet de slagzone passeren - Iedere slagman heeft recht op DRIE slagballen. Op de 1e goede slag of op de 3e misslag moet

hij lopen. - Als de werper de bal door de slagzone werpt en er wordt niet op geslagen dan telt de bal wel

als slag. - Als de werper een wijdbal gooit en de slagman maakt een slagbeweging, dan telt de bal als

slag. Knuppel moet de slagzone passeren - - Is de slag fout, dan mag de slagman altijd nog eens slaan tot hij goed of misslaat. - De slagman krijgt een vrije loop naar het 1e honk als de werper vier maal wijd gooit. Dus: - Voor het binnenveld is bepalend waar de bal tot rust komt; - Voor het buitenveld is bepalend waar de bal het eerst de grond raakt. - De zijlijnen behoren bij het veld (op de lijn is dus in).

De slagman is UIT:

- Als zijn geslagen bal zonder te stuiten door de veldpartij wordt gevangen. - Als hij de derde slag mis slaat en de achtervanger de bal vangt. - Als de veldpartij de slagman uitbrandt bij gedwongen loop of uittikt.

Het honklopen: - Wanneer de slagman goed geslagen heeft, of voor de derde keer mis geslagen heeft, wordt hij

honkloper. - Hij moet de honken in de juiste volgorde aanraken (met de voet raken is voldoende). - De honkloper mag terug naar het honk waar hij vandaan kwam. - De honkloper mag geen andere honkloper inhalen. - Er mag maar één honkloper op een honk staan. - De honkloper mag op een honk blijven staan, behalve bij een GEDWONGEN LOOP. We

spreken van een gedwongen loop als de honkloper weg moet van het honk waarop hij staat,

23

omdat geen twee honklopers op een honk mogen staan. Dat kan gebeuren als de slagman een goede slag slaat en - Het 1e honk is bezet, of - Het 1e en 2e honk zijn bezet, of - Het 1e, 2e en 3e honk bezet zijn.

- Een honkloper krijgt een vrije loop als hij gehinderd wordt door een veldspeler. - Als de slagman een vrije loop krijgt na de vierde wijdbal, mogen de honklopers die daardoor

gedwongen zijn een honk op te schuiven, vrij naar hun volgende honk lopen.

Wanneer is een honkloper uit? - Als de honkloper tussen de honken uitgetikt wordt. De veldspeler moet tikken met de bal of met

de hand waarin hij de bal heeft. Als hij de bal bij het tikken laat vallen, is de honkloper niet uit. - Als een veldspeler de honkloper uitbrandt bij een gedwongen loop. UITBRANDEN betekent dat

de veldspeler het honk aanraakt (met de bal in zijn handen) voor dat de loper er is. - Als de honkloper meer dan 1 meter uitwijkt van de rechte lijn tussen twee honken. - Als de honkloper een veldspeler hindert bij het vangen of werpen van de bal. - Als de honkloper te vroeg van zijn honk weggaat. Hij mag pas gaan lopen als de werper de bal

opwerpt. - De werper kan het honklopen stopzetten door in de cirkel om de werpplaat te gaan staan. De

honkloper moet nu de keuze maken tussen doorlopen of terugkeren. Eerst de loper laten kiezen en afstoppen, dan pas de bal naar de werper. Niet de loper afstoppen door de bal naar de werper te gooien (het is geen slagbal)

- Als de veldpartij een vangbal maakt, mogen de honklopers pas gaan lopen op het moment dat de bal gevangen is. Is de honkloper al onderweg, dan moet hij eerst teruggaan naar zijn honk. Hier mag hij dan ook uitgebrand worden.

24

3H

1H

KS

2H

RV

MV

LV

P

C

Plattegrond softbalveld, veldafmetingen en de veldposities Afmetingen veld: honkafstand afstand thuis-/werpplaat bal Softbal 18,30 m. 12-14 m. 12”

Honkbal 27.50 m. 18.45 m. 9”

25

Bijlage 2: Observatieformulier softbal (einde 1e les)

Bij het invullen staan twee vragen centraal: 1. Wat is je niveau op de verschillende onderdelen van softbal? Niveau 1 (beginner), 2

(lerende) en 3 (gevorderd) of niveau 4 (volleerde expert) Omcirkel jouw niveau.

2. Welk onderdeel wil je als eerste verbeteren? De volgende lessen ga je steeds in dezelfde teams oefenen en spelen. Er zijn zes onderdelen waar je aandacht aan gaat besteden. Geef de prioriteit aan waar je als eerste aan wilt beginnen. (1e t/m 6e)

Onderdeel Naam ________________________________ klas ____ datum ______ Niveau Prioriteit

1 Gooien (pitchen)

1- Je kunt de bal onderhands mikkend via een boogje gooien 2- Je kunt de bal onderhands met een vlakke boog gericht gooien (8 m.) 3- Je kunt de bal met een uitstap met een vlakke boog gericht gooien vanaf een afstand van 10 meter. 4- Je kunt de bal met een uitstap gericht, gepast en gevarieerd gooien (12m.)

1 2

3

4

2 Slaan 1- Je staat in een goede slaghouding 2- Idem en je slaat een rustig geworpen bal raak 3- idem en je kunt een bal ook ver in het buitenveld slaan 4- idem en je kunt gepast en gericht slaan afhankelijk van de situatie

1 2 3 4

3 Inblijven (honklopen)

1- Je loopt op het moment dat anderen roepen 2- Je loopt als je moet lopen. Je maakt een gedwongen loop 3- Je loopt ook als er geen sprake is van een gedwongen loop. Je loopt op eigen risico. 4- Je neemt bij het honklopen initiatief en maakt schijnacties. Je trekt de aandacht waardoor andere lopers profiteren.

1 2 3

4

4 Uitmaken 1- Je gooit de bal naar een willekeurige veldspeler 2- Je verwerkt de bal en probeert de dichtstbijzijnde loper uit te maken 3- Je verwerkt de bal en probeert de verste loper (die als eerste kan scoren) uit te maken 4- Je verwerkt de bal, kiest de juiste loper, probeert dubbelspel (twee spelers uit) te maken

1 2

3

4

5 Veld- verdediging

1- Je neemt op aanwijzingen van anderen een goede beginpositie in 2- Je kunt spelen zowel op een positie in het binnenveld als in het buitenveld 3- In je team van 8 à 9 spelers staat iedereen op zijn 'beste positie' en geef je elkaar rugdekking 4- Je staat actief klaar in de positie waarin je best tot je recht komt, je geeft rugdekking bij het dichtstbijzijnde honk en neemt eventueel een positie van een ander over

1

2

3

4

6 Scheidsrechter/ Spelregels

1- Je geeft duidelijk aan dat de bal slag of wijd is, in woord en gebaar (rechterhand = slag en linkerhand = wijd) 2- Je geeft duidelijk aan wanneer de slag fout is en wanneer goed 3- Je geeft duidelijk aan wanneer iemand uit is, ook bij een gedwongen loop 4- Je kunt op het scoreformulier bijhouden wie geslagen heeft, punten heeft gescoord en hoeveel lopers uit zijn

1

2 3 4

(de aandachtspunten zijn voor een deel afkomstig uit het werkboek Allround, h/v onderbouw)

26

Bijlage 3: Oefeningen gooien en vangen in relatie met branden of tikken

Oefeningen met 2 en 4 tallen

1. gooien van honk naar honk (ontvanger staat op het honk: branden) 2. gooien van honk naar honk (ontvanger staat naast het honk: tikken)

3. gooien met een loper in de baan en die uitmaken door te branden 4. bijv. de loper legt een afstand af van 24 meter (6 meter + van honk a naar honk b), terwijl de bal tussen de

honken heen en weer gaat van b naar a en terug om vervolgens een brandsituatie na te bootsen op honk b.

5. gooien met een loper in de baan door die uit te tikken (naast de baan van de loper gooien) 6. oefening 5 in combinatie met oefening 4 7. de bal moet vier honken rond terwijl een loper op 2 vertrekt en vervolgens uittikken bij 4. 8. de bal naar de korte stop gooien /rollen en fielden en vervolgens een brandsituatie op honk 1 creëren Bijv.

met 3 spelers die om de beurt vertrekken vanaf 4 naar 1 en een korte stop en een honkman op 1. Na x keer wisselen

27

Bijlage 4: SLAAN verbeteren Alle oefeningen met 5 tallen

1. warming-up: inwerpen met 5-tal en twee ballen, tussenafstand 12 - 15 meter rondgooien, door eerstvolgende over te slaan

2. uit de hand slaan:

a. de slagman staat naast de thuisplaat; achtervanger 5 meter achter de slagman; twee verre velders staan in het smalle veld (pilonnen op 15 meter in een hoek van 60º) die de ballen fielden en naar de achtervanger gooien; de overige speler geeft ballen aan slagman; regelmatig doordraaien

b. Juiste slaghouding voordoen: een rechtshandige slagman staat naast de plaat houdt de knuppel omhoog in zijn rechterhand; met de linkerhand gooit hij de bal met een klein boogje op zodat hij de bal voor zich kan raken;

c. Maak een slagbeweging omlaag voor een grondbal naar de velders; 3. slaan met een zij-toss:

a. de tosser moet geknield, op een afstand van 2 meter naast de denkbeeldige lijn tussen het thuishonk en het 1e honk, de bal met een boogje opgooien voor een rechtshandige slagman. ongeveer op heuphoogte ter hoogte van de voorste voet is de beste plaats om de bal te slaan.

b. De slagman kan zich nu meer concentreren op het timen van het slaan. Blijf de bal goed volgen, stap in met de voorste voet en maak de slag (ritme: stap en sla)

4. slaan in het cricket-softbalspel (slow-pitch)

a. de werpplaat wordt op 12 meter neergelegd in het smalle veld (60º) met een honk op 18.30 m. b. de achtervanger zegt slag of wijd; de slagman loopt als de bal geslagen is en voorbij de

foutlijn/cirkel op 3 meter afstand is geslagen (anders foutslag); c. de loper probeert tussen het honk en de thuisplaat zo vaak mogelijk heen en weer te lopen.

iedere oversteek is een punt. d. de overige spelers vormen samen de veldpartij die de loper proberen uit te maken; is de loper

uitgemaakt, dan krijgt hij geen punten; wie scoort de meeste punten? 5. dezelfde oefening, maar nu met fast-pitch

a. als het slaan goed gaat mag de bal strakker worden aangegooid. De slagman wordt nu meer getraind in het snel reageren

b. variatie: de afstand tussen werp- en thuisplaat vergroten naar 14 meter 6. spelen op twee velden met 24 leerlingen in 3 teams (van 8 spelers): het team aan slag verdeelt zich

over twee slagpartijen a. de velden liggen als een vlinder tegen elkaar aan in het midden van het sportveld. b. er wordt gespeeld met drie teams; het team aan slag verdeeld zich over twee slagpartijen op de

twee velden; de andere twee teams verdedigen ieder een veld. Er wordt gewisseld bij de eerste nul (speler uit), nadat alle spelers aan de slagpartij 1 (op beide velden dus) een keer geslagen hebben. De docent geeft dit aan met een teken.

7. verdieping: het slaan bij een softbalvereniging met een ballenkanon

a. twee teams spelen tegen elkaar op een officieel softbalveld onder begeleiding van twee softbalspelers

b. het derde team gaat slaan oefenen met een ballenkanon. Doordat de ballen steeds met eenzelfde snelheid worden aangegooid kan de slagman zijn timing verbeteren: uitstappen en

28

strekken voorste been, strekken armen, doorzwaaien, geplaatst slaan op verre-velders (KS/LV of 2H/RV)

8. observatie slaan - leerlingen kunnen elkaar in een oefensituatie of tijdens het spelen observeren op het slaan

KIJKWIJZER SLAAN In een goede slaghouding herken je de volgende punten: 1. lichte spreidstand wel/ niet 2. voldoende afstand tot de plaat wel/ niet 3. goede greep (spitse knokkels op één lijn) wel/ niet 4. romphouding rechtop wel/ niet 5. over de schouder kijken wel/ niet 6. in ritme slaan: stap en … slag wel/ niet 7. elleboog hoog wel/ niet 8. merk knuppel naar boven gericht wel/ niet 9. goed doorzwaaien wel/ niet 10. knuppel eerst neerleggen wel/ niet Algemeen oordeel van observator: onvoldoende / voldoende / goed

29

Bijlage 5: 'Inblijven en uitmaken' 4 tallen

1. gooien en vangen met vier honken in vierkant van 12 meter. De bal rondgooien. Steeds branden op het honk voordat je verder gooit

a. beginnen met de klok mee (makkelijker voor rechtshandige spelers), daarna tegen de klok in (instappen).

b. afstand honken vergroten naar 18 meter

2. inhaalbal met twee viertallen: a. Vier honken in een vierkant op 18 meter tussenafstand. Daarbinnen staan vier pilonnen, die als

brandhonk dienen. Vanaf het thuishonk wordt de bal in het verkant van pilonnen gegooid. De vier veldspelers moeten de bal oppakken en gooien naar de spelers bij de pilonnen, totdat de loper is ingehaald. Na twee series wisselen van veld- en werppartij

b. Moeilijker maken: afstand tussen de pilonnen vergroten totdat er alleen met de vier honken kan

worden gespeeld 3. insluitspel met twee viertallen:

a. Drie honken in een driehoek op 12 meter tussenafstand. Het doel van het spel is zoveel mogelijk punten scoren, door met twee lopers zoveel mogelijk honken aan te raken. Twee lopers beginnen elk bij een honk. Eén van de lopers gooit de bal tussen de honken. De velders proberen de lopers uit te tikken. Het tweetal aan de kant telt het aantal punten.

b. het tweetal aan de kant kan observeren en aanwijzingen geven aan lopers en velders. c. Afstand tussen de honken vergroten

4. Insluiten oefenen in de spelsituatie tussen twee honken. a. De loper is onderweg van honk a naar honk b. Een veld speler (bijv. pitcher) loopt met de bal in

de hand naar de loper en drijft hem in de richting van honk a. Wanneer de honkloper voldoende dicht bij honk a is. wordt de bal naar de honkverdediger van a gegooid om de loper nog uit te kunnen tikken. De honkloper draait zich om en probeert het andere honk b te bereiken. De honkverdediger van honk a loopt achter de loper aan om deze uit te tikken. De pitcher neemt de vrijgekomen plaats in op honk a. Vlak voordat de honkloper aan de andere kant is bij b wordt de bal naar honkverdediger b gegooid en wordt de honkloper uitgetikt. Indien niet en de honkloper weer omdraait naar a

30

Bijlage 6: Zelfevaluatie SOFTBAL – BSM Hoe heb je jezelf ontwikkeld in het softbalspel? Wat is je niveau op de verschillende onderdelen van softbal? Niveau 1 (beginner), 2 (lerende) en 3 (gevorderd) of niveau 4 (volleerde expert) Omcirkel jouw niveau.

Onderdeel Naam ________________________________ klas ____ datum ______ Niveau

1 Gooien (pitchen)

1- Je kunt de bal onderhands mikkend via een boogje gooien 2- Je kunt de bal onderhands met een vlakke boog gericht gooien (8 m.) 3- Je kunt de bal met een uitstap met een vlakke boog gericht gooien vanaf een afstand van 10 meter. 4- Je kunt de bal met een uitstap gericht, gepast en gevarieerd gooien (12 m.)

1 2

3

4 2 Slaan 1- Je staat in een goede slaghouding

2- Idem en je slaat een rustig geworpen bal raak 3- idem en je kunt een bal ook ver in het buitenveld slaan 4- idem en je kunt gepast en gericht slaan afhankelijk van de situatie

1 2 3 4

3 Inblijven (honklopen)

1- Je loopt op het moment dat anderen roepen 2- Je loopt als je moet lopen. Je maakt een gedwongen loop 3- Je loopt ook als er geen sprake is van een gedwongen loop. Je loopt op eigen risico. 4- Je neemt bij het honklopen initiatief en maakt schijnacties. Je trekt de aandacht waardoor andere lopers profiteren.

1 2 3

4

4 Uitmaken 1- Je gooit de bal naar een willekeurige veldspeler 2- Je verwerkt de bal en probeert de dichtstbijzijnde loper uit te maken 3- Je verwerkt de bal en probeert de verste loper (die als eerste kan scoren) uit te maken 4- Je verwerkt de bal, kiest de juiste loper, probeert dubbelspel (twee spelers uit) te maken

1 2

3

4

5 Veld- verdediging

1- Je neemt op aanwijzingen van anderen een goede beginpositie in 2- Je kunt spelen zowel op een positie in het binnenveld als in het buitenveld 3- In je team van 8 à 9 spelers staat iedereen op zijn 'beste positie' en geef je elkaar rugdekking 4- Je staat actief klaar in de positie waarin je best tot je recht komt, je geeft rugdekking bij het dichtstbijzijnde honk en neemt eventueel een positie van een ander over

1

2

3

4 6 Scheidsrec

hter/ Spelregels

1- Je geeft duidelijk aan dat de bal slag of wijd is, in woord en gebaar (rechterhand = slag en linkerhand = wijd) 2- Je geeft duidelijk aan wanneer de slag fout is en wanneer goed 3- Je geeft duidelijk aan wanneer iemand uit is, ook bij een gedwongen loop 4- Je kunt op het scoreformulier bijhouden wie geslagen heeft, punten heeft gescoord en hoeveel lopers uit zijn

1

2

3

4

Eind oordeel

Als je naar de bovenstaande punten kijkt, wat is dan je niveau bij softbal op dit moment? Niveau ...... omdat ................................................................................................................................................................ Waarin kun je jezelf nog verbeteren? .................................................................................. ………………………………………………………………...…………………………………… Heb je [goed - voldoende - onvoldoende] actief deelgenomen aan de oefeningen en de wedstrijden softbal? ………………………………………..…………………………………………………………..

31

Bijlage 7: Beoordelingsformulier SOFTBAL – BSM Observator: ………………… Datum: ………………… Spreek af wie welke speler observeert, zodat alle veldspeler en spelers aan slag worden geobserveerd. Speler 1: …………………………. (veld/ slag) Speler 2: …………………………. (veld/ slag) Speler 3: …………………………. (slag/ veld) Speler 4: …………………………. (slag/ veld) NB geef altijd een eindoordeel Speler 1: ……….veldpositie P-C-1h-2h-3h-ks-lv-mv-rv (omcirkel) slagvolgorde 1-2-3-4-5-6-7-8-9

Geef met het aantal bolletjes aan welk niveau de speler heeft niveau 1 2 3 4 1. gooien (pitchen) O O O O 2. slaan O O O O 3. honklopen en inblijven O O O O 4. vangen (catchen) en uitmaken (veldverdediging) O O O O 5. positie kiezen en overnemen (veldverdediging) O O O O 6. softbalspel leiden, punten tellen en spelregelkennis O O O O 7. EINDOORDEEL O O O O Toelichting/ opmerkingen:

Speler 2: ……… veldpositie P-C-1h-2h-3h-ks-lv-mv-rv slagvolgorde 1-2-3-4-5-6-7-8-9 (omcirkel)

Geef met het aantal bolletjes aan welk niveau de speler heeft niveau 1 2 3 4 8. gooien (pitchen) O O O O 9. slaan O O O O 10. honklopen en inblijven O O O O 11. vangen (catchen) en uitmaken (veldverdediging) O O O O 12. positie kiezen en overnemen (veldverdediging) O O O O 13. softbalspel leiden, punten tellen en spelregelkennis O O O O 14. EINDOORDEEL O O O O Toelichting/ opmerkingen:

Speler 3: ……… veldpositie P-C-1h-2h-3h-ks-lv-mv-rv slagvolgorde 1-2-3-4-5-6-7-8-9 (omcirkel)

Geef met het aantal bolletjes aan welk niveau de speler heeft niveau 1 2 3 4 1. gooien (pitchen) O O O O 2. slaan O O O O 3. honklopen en inblijven O O O O 4. vangen (catchen) en uitmaken (veldverdediging) O O O O 5. positie kiezen en overnemen (veldverdediging) O O O O 6. softbalspel leiden, punten tellen en spelregelkennis O O O O 7. EINDOORDEEL O O O O Toelichting/ opmerkingen:

32

Bijlage 8: Teamtactiek softbalspel

1. Veldopstelling a. Veldposities: P, C, 1H, 2H, 3H, KS, LV, MV, RV (zie bijlage 1 plattegrond)

C

p

1h

2h

3h

ks

lv

rv

mv

33

2. Slagvolgorde: de eerste twee slagmensen moeten op de honken zien te komen, door geplaatst te slaan. De

derde en vierde slagman proberen de mensen op de honken ‘binnen’ te slaan met een verre slag. Voor de 5e en 6e slagman geldt weer hetzelfde als voor de eerste twee. De 7e en 8e slagman slaan beide voorgangers binnen.

3. Stootslag: twee motieven om een stootslag te plaatsen, namelijk

a. Om zelf het eerste honk te bereiken (als verrassing) b. Om een honkloper naar een volgend honk te brengen (opofferingsstootslag)

4. Teamtactiek softbal (spelstrategie): a. Voorbeeld bij (lage) slag in het binnenveld (Infield-hit) richting korte stop, zonder lopers op de honken KS field de bal en gooit naar 1e honk (KS =short stop) 3H gaat naar 3e honk 1H Neemt 1e honk , aan de kant van de KS 2H Gaat naar honk 2 P stapt indien nodig uit de baan van de bal C Loopt met de slagvrouw mee en dekt 1e honk) LV dekt KS bij het fielden MV dekt KS bij het fielden, dekt daarna de lijn 1e h-2e h. RV dekt 1e honk b. Voorbeeld bij (lage) slag in het binnenveld (Infield-hit) richting 2e Honk, zonder lopers 2H Field de bal en gooit naar 1e honk 1H Neemt 1e honk, aan de kant van 2H 3H Gaat ri. 3e honk KS gaat naar 2e honk P Gaat ri. thuis C Loopt met de slagvrouw. mee en dekt 1e honk, (geen dekking van LV)) LV Komt in de lijn 1e h-2e h. MV Dekt 2H bij het fielden, daarna de lijn 1e h-2e h. RV Dekt 2H bij het fielden. c. voorbeeld bij (lage) slag in het binnenveld (infield-hit) richting 3e Honk, met lopers op het 1e honk; 0

of 1 uit Doel: Maak de voorste loopster uit en probeer een dubbelspel (KS- 2H- 1H) (situatie 1); Als dit niet mogelijk is dan de slagvrouw/ loopster uitmaken, dus gooi naar 1H (Situatie 2) 3H field de bal en gooit naar 2e honk en neemt positie op eigen honk (sit. 1) gooit naar 1e honk (sit. 2) 1H neemt 1e honk en gooit naar b. door naar 2e honk 2H neemt 2e honk a.d. kant v.h. 3e honk en gooit door naar 1e honk (sit. 1) neemt 2e honk(tiksituatie) en ontvangt de bal van 1e honk (sit. 2) SS dekt 3e honk bij fielden , neemt eventueel 3e h. P gaat tussen 3e h en thuis C loopt met de slagvrouw mee en dekt 1e honk.) LV dekt 3e honk bij fielden , daarna evt. 3e honk MV dekt 2e honk RV dekt 1e honk

34

Bijlage 8a teamtactiek softbal (spelstrategie) Voorbeeld A: situatie bij infieldhit. Alleen slagman en geen verdere honklopers

- - - - - - = de baan van de bal

= de loopbaan van de veldspelers

= loopbaan van de slagman SS field de bal en gooit naar het 1e honk (SS= short stop) 3H gaat naar 3e honk 1H neemt 1e honk, aan de kant van de SS 2H gaat naar 2e honk P stapt uit de baan van de bal, indien nodig C loopt met de slagman mee en dekt 1e honk LV dekt SS bij het fielden MV dekt SS bij het fielden, daarna de lijn 1e -2e honk dekken RV dekt 1e honk

35

Bijlage 8b teamtactiek softbal (spelstrategie) Voorbeeld bij infield hit richting H2 – geen lopers

1= P gaat richting thuis 2= C loopt met de slagman mee en dekt 1e honk (geen dekking van RV) 3= 1H neemt 1e honk, aan de kan van 2H 4= 2H field de bal en gooit naar 1e honk 5= 3H gaat richting 3e honk 6= SS gaat naar 2e honk 7= LV komt in de lijn van 1eH – 2eH. 8= MV dekt 2H bij het fielden, daarna de lijn 1eH – 2eH. 9= RV dekt 2H bij het fielden

36

Bijlage 8a teamtactiek softbal (spelstrategie) Voorbeeld bij infield hit richting H3 - loper op 1e H - 0 of 1 uit.

doel: a. maak eerst de voorste loper uit, eventueel dubbelspel: 5-4-3 b. is a niet mogelijk, dan slagman uitmaken 1= P gaat tussen 3e honk en thuis 2= C loopt met de slagman mee en dekt 1e honk 3= 1H neemt 1e honk, en gooit (bij doel b) naar 2e honk 4= 2H a. neemt 2e honk aan de kant van het 3e honk en gooit door naar 1e honk b. neemt 2e honk(tiksituatie) en ontvangt de bal van 1e honk 5= 3H a. field de bal en gooit naar 2e honk en neemt zijn eigen honk b. feilde de bal en gooit naar 1e honk. 6= SS dekt 3e honk bij het fielden, neemt eventueel 3eH 7=LV dekt 3e honk bij het fielden, daarna eventueel 3e honk overnemen 8=MV dekt 2e honk 9=RV dekt 1e honk

37

Bijlage 9 Scoreformulier softbal Scoreformulier SOFTBAL Team ……………………… tegen Team ……………………… Uitslag: … - …

Team A: ……………….. Slagbeurten** Team B: ……………….. Slagbeurten**

Slagvolgorde veld positie* 1e 2e 3e 4e Slagvolgorde veld positie* 1e 2e 3e 4e

1 1

2 2

3 3

4 4

5 5

6 6

7 7

8 8

9 9

10 10

11 11

12 12

Puntentotaal Puntentotaal

* Veldposities: Binnenveld --> P (pitcher); C (catcher); 1H (1e honkverdediger), idem 2H en 3H; KS (korte stop)

Buitenveld --> LV (linker velder); MV (middenvelder); RV (rechtervelder)

** Stand bijhouden slagman bereikt 1e honk honkloper bereikt thuishonk = punt

honkloper bereikt 2e honk

honkloper/slagman UIT

honkloper bereikt 3e honk

einde slagbeurt

Punten tellen alleen bij gelijke slagbeurten in de volgende kolom de volgende slagbeurt noteren

38

Bijlage 10: Studiewijzer softbal voor leerlingen 1 Waarom deze lessenserie softbal? We gaan deze buitenperiode softballen gedurende 5 blokuren. Ten opzichte van het softballen bij LO1 zul je in deze lessenserie meer diepgang kunnen verwachten. Het doel is dan ook beter te gaan softballen. Dit betekent dat je naast de verschillende vaardigheden van het gooien, vangen, slaan en lopen ook veel oefensituaties in spelvorm zult gaan oefenen. Vanaf de eerste les wordt de klas verdeeld in een aantal team, waarmee je de daaropvolgende lessen gaat oefenen en spelen. Uiteraard geldt ook voor deze BSM praktische opdracht dat je ook alle regelvaardigheden moet kunnen utvoeren: het leiden van het spel als scheidsrechter, het assisteren als honkscheidsrechter, de puntentelling bij kunnen houden op het scoreformulier, elkaar observeren en beoordelen en elkaar coachen. 2 Wat ga je leren? Je leert beter softballen door het verbeteren van

- het gooien en vangen, dus ook het werpen als pitcher en het vangen als catcher - het slaan: als slagman gericht kunnen slaan, waarbij je een keuze kunt maken tussen een verre slag, een

honkslag en een stootslag - het inblijven als honkloper: afhankelijk van de gegeven spelsituatie maak je de loopacties - het verwerken van geslagen ballen in het veld (korte stop en verrevelders) en op de honken (honkman en

catcher) met als doel de juiste loper het eerste uit te maken - het positie kiezen en posities van elkaar overnemen: het op de juiste wijze opstellen als veldpartij, waarbij je in

elk geval een positie in het binnenveld (P, C, 1h, 2h, 3h of KS) moet kunnen bezetten als een positie in het buitenveld (LV, MV, RV)

- de kennis van de spelregels , het toepassen als speler en het leiden van het softbalspel als scheidsrechter, honkscheidsrechter en als teller de punten op het scoreformulier kunnen bijhouden. Uiteraard moet iedereen een softbalveld kunnen uitzetten.

- het regelen als observator en als coach: elkaar observeren, aanwijzingen geven, elkaar coachen in het veld

3 Wat wordt er van je verwacht? Om het softbalspel goed te kunnen spelen wordt van je verwacht dat je de spelregels de twee les allemaal kent en kunt toepassen. Dit laatste kun je laten zien bij het leiden van het spel, maar ook als speler. Softbal is bij uitstek een spel, waarbij je vooraf kunt analyseren wat je in bepaalde situaties kunt doen. Bij softbal staat het samenspelen ook centraal. We verwachten dan ook dat je met je teamgenoten actief in te zetten en jezelf en je medespelers te verbeteren 4 Studielast, weging, eindtermen en planning De studielast is 10 uur, de weging voor havo en vwo respectievelijk 3,5% en 3%. Het softbal wordt gespeeld in de buitenperiode na de zomervakantie. Kleed je dus goed, want de lessen gaan altijd door. Als het regent wordt er binnen een honkslagspel gespeeld. Eindterm 7: deelnemen aan minimaal een slag- en loopspel waarbij het gaat om het: - gericht het veld inslaan van een geworpen bal waarbij een keuze wordt gemaakt voor een stootslag of een verre

slag - afstemmen van de loopacties op de gegeven situatie - zodanig verdelen van de verdedigende taken dat de veldposities optimaal bezet zijn - kunnen bezetten van minimaal een positie in het binnenveld en een in het buitenveld - positie kiezen in het veld en een geslagen bal vangen of fielden - de, gezien de spelsituatie, juiste loper het eerst uitmaken - gegeven de spelsituatie een loper uittikken of uitbranden. 5 Hoe word je beoordeeld? (zie het observatie en het beoordelingsformulier) - Actieve deelname - gooien - slaan

- honklopen en inblijven - vangen en uitmaken - positie kiezen en overnemen

- softbalspel leiden, punten tellen en spelregelkennis

- het spelen van een toernooi

39

6 Achtergrondinformatie Als bijlagen bij deze studiewijzer: scoreformulier, een observatieformulier, leskaarten met oefeningen, de spelregels softbal en achtergrondinformatie uit de ‘Sportencyclopedie- softbal en honkbal’ en een beoordelingsformulier .

40

Bijlage 11 Beoordelingsformulier softbal voor docent BSM Softbal BSM Inzet Softbalvaardigheden Regelen

Niveau score

Cijfer Z.

Ev. Actieve deelname

Gooien Slaan Honklopen+ Inblijven

Vangen + Uitmaken

Positie + overnemen

Spelregels + SR/tellen

Spel leiden (sr/hs) Coach + tellen (T)

Toer nooi

Namen Pt 10% 60% 20% 10% 100% 1 M 19 + 3 2 3 2 2H/ KS 2 2 SR 2 + 2 7.3 2 R 16 + 2 3 2 2 3h/ LV 2 2 HS 3 + 2 7.5 3 M 18 + 2 2 3 2 1H/2H 2 2 HS 2 + 2 7.3 4 W 20 + - 3 4 4 3 LV/1H 3 2 HS 3 + 3 7.5 5 W 20 ++ 4 4 4 4 P/LV 3 3 SR 4 + 3 – 4 8 6 N 18 ++ 3 3 4 3 1H/KS 4 4 SR/ T 4 + 3 – 4 8 7 T 18 + 2 3 3 2 RV/2H 3 2 HS 2 + 2 – 3 7.5 8 M 16 ++ 4 4 4 3 KS/3H 4 4 SR 4 + 4 8.3 9 M 15 ++ 2 2 2 3 C/RV 4 3 HS/ T 3 + 2 – 3 7.3 10 J 19 ++ 4 2 3 3 RV/P 3 3 SR 4 + 3 7.8 11 E 16 + 2 3 3 2 2H/RV 3 3 HS 2 + 2 – 3 7.5 12 R 23 ++ 3 3 4 3 P/3H 3 4 SR 4 + 3 – 4 8.3 13 I 19 + 3 4 3 3 C/2H 3 3 SR 4 + 3 – 4 8 14 M 17 ++ 2 3 3 2 KS/1H/C 3 3 HS 3 + 3 7.5 15 N 17 ++ 2 2 3 3 LV/P 3 3 SR 3 + 3 7.5 16 A 20 + - 3 4 4 3 RV/2H 2 2 HS 2 + 3 7.5 17 M 18 + - 2 3 3 2 LV/KS 2 2 HS 3 + 2 – 3 7.0 18 J 18 + 2 2 3 2 3H/1H 2 2 SR 2 + 2 7.0 19 H 16 ++ 2 3 3 3 LV/2H 3 3 HS 3 + 3 7.3 20 J 17 + (bl) 2 3 2 3 3H/P 4 3 SR 3 + 3 7.5 21 S 19 ++ 4 4 3 4 P/3H 4 4 SR 4 + 4 8.3 22 A 20 + 3 3 3 3 LV/C 3 3 HS 2 + 3 7.8 23 B 21 ++ 3 3 4 4 C/KS 4 4 SR 4 + 4 8.3 24 R 22 + 3 4 3 3 1H/C 3 3 HS 2 + 3 7.8