Leidsch Jaarboekje

331

description

Leidsch Jaarboekje, Jrg. 1913

Transcript of Leidsch Jaarboekje

Page 1: Leidsch Jaarboekje
Page 2: Leidsch Jaarboekje

JAARBOEKJE. \

Page 3: Leidsch Jaarboekje
Page 4: Leidsch Jaarboekje

JaarboekjeVOOR

Geschiedenis en Oudheidkunde

VAN

LEIDEN en RIJNLAND.

TEVENS

Orgaan der Vereeniging ,,Oud-Leiden”.

1913.

(Tiende Jaargang.)

LEIDEN. - A. W. SIJTHOFF’S UITG:MIJ.1913.

Page 5: Leidsch Jaarboekje
Page 6: Leidsch Jaarboekje

EEN WOORD VOORAF.

De tiende jaargang. . . .Zoolang ,,Oud-Leiden” bestaat, bestaat zun ,,Orgaan”,

bes taa t he t ,,Jaarboekje”. E n w a a r n u d e Vereeni-ging in volle kracht, in vollen bloei leeft, mag aan onsJaarboekje worden voorspeld nog een lange reeks vanjaren !

En toch steeds een gevoel van teleurstelling voor deRedactie in de tweede helft van ieder jaar, als zU denoogst wil binnenhalen om haar voorraadschuur voorde geschiedenis en oudheidkunde van Leiden en om-streken te vullen! Menig arbeider op den akker moetsteeds en steeds weer worden aangespoord om op denjuisten tijd de vruchten te plukken en af te leveren!Tot eindelijk in de laatste maand een voldoende voor-raad bijeen is en de rangschikking en het voor hetpubliek gereed maken kan beginnen.

Maar. . . . spät kommt Ihr, doch Ihr komnat! en zooverschijnt nu weder, zu het wat laat, ons boeksken.Wie weet, of niet een volgend jaar de smeekbede der

Page 7: Leidsch Jaarboekje

Redactie, om niet alleen te geven, maar ook spoedigerte geven, wordt vervuld. Die vervulling staat gelijk methet voortbestaan van het Jaarboekje. Moge zu dusmogeluk blijken 1

De Commissie van Redactie:

J. E. HEERES, Voorzitter.

W. J. J. C. BIJLEVELD, Secretalb.D. HARTWELT H.CZN.

L . KXAPPERT.J. C. OVERVOORDE.

s. J. LE POOLE L.GzN.

Page 8: Leidsch Jaarboekje

Vereeniging ,,Oud-Leiden”.

Verslag over het jaar 1912.

Als verslag over het jaar 1912 kan ons Bestuur hetvolgende mededeelen.

Op den 24stQn Januari sprak DR. J. PRINSEN, inons midden, over ,,Jan van Hout” en wei in het bij-zonder over diens letterkundigen arbeid.

Den 23sten Februari werd een avond besteed aan debezichtiging van het 2de gedeelte eener verzamelingplaten, betrekking hebbende op Leiden en Omstreken,daarvoor ter beschikking gesteld door eenige onze1bestuursleden.

Vervolgens zij vermeld de lezing van 1)~. J. A. VOL-GRAFF op den 24Sten November, over ,Eenige beroemdeLeidsche natuurkundigen uit de 1 P en 18de eeuw”, toe-gelicht door een belangwekkende verzameling van natuur-kundige toestellen r).

Wat de excursies betreft, deze beperkten zich dit

‘) Ucxe lezing is ir dit JaarbuokJe in gcwijzigdcn vormopgenomen.

Page 9: Leidsch Jaarboekje

jaar tot een bezoek aan de belangrijkste Hofjes hier terstede, te weten aan het St. Anna Hofje, Meermansburg,Pieter Loridan, Eva van Hoogeveen en Jean Pesijn,onder leiding van onzen Voorzitter.

Ten slotte brengt ons Bestuur het 10.jarig bestaanonzer Vereeniging in herinnering. Dit feit werd dooronzen Voorzitter PROF. DR. L. KNAPPXRT herdacht in debijeenkomst van 39 November l), en daarbg de wenschuitgesproken, dat onze Vereeniging door de belangstel-ling der leden in staat zal worden gesteld op den zelfdenweg voort te schrijden als tot dusverre.

Zoodoende zal zij beantwoorden aan haar doel uit-gesproken in de uitnoodiging tot medewerking bij deoprichting onzer Vereeniging, waaraan te dezer plaatsehet volgende ontleend zq:

,,De Vereeniging ,,Oud-Leiden”, stelt zich ten doel, be-langstelling te wekken en kennis te verspreiden aangaandede geschiedenis, ook die van kunst en nijverheid, vande stad onzer inwoning en van hare omstreken. Leidenbekleedt, niet alleen om zijn geschiedenis, maar ook alsnijverheids en universiteitsstad nog altijd een eersteplaats in ons land, terwijl ook aan de plaatsen in Leidensomgeving tal van historische herinneringenverbonden zijn.

De Vereeniging tracht haar doel te bereiken door hethouden van bueenkomsten, het organiseeren van ten-toonstellingen, het maken van excursies, het uitgevenvan geschriften, gewijd aan de geschiedenis der stad(zoo b.v. het Leidsche Jaarboekje, dat den leden koste-

‘) Zie de rede van PROF, KNAPPERT achter dit verslag.

Page 10: Leidsch Jaarboekje

loos verstrekt wordt), het zooveel mogeluk bueenbrengenvan gegevens over voorwerpen, belangruk voor Leidenskunst en geschiedenis, met name op bouwkundig ge-bied. Door ook hare aandacht te vestigen op de bouwkun-dige overbhjfselon uit den ouden Qjd, vermeent zjj, datd e Vereeniging, t e v e n s p r a k t i s c h b e l a n g h e e f t , e nmedewerkt om het eigenaardig uiterläk onzer stad,welk zooveel vreemdelingen tot haar trekt, te behouden.

Door meer bekendheid te geven aan de geschiedenisvan stad en omgeving en de daarin ontstane inrich-tingen en stichtmgen zal zij het algemeen belang bevor-deren, daar een ruime blik in de toekomst slechtsmogeluk i s , als die wordt verhelderd door de kennisvan het verleden.

Dat, dit zijn streven bQ voortduring met goeden uit-slag bekroond worde, is de wenuch V~II:

HET BESTUUR.

Page 11: Leidsch Jaarboekje

S T A T U T E N .

Overgenomen uit, ,,Bijvoegsel tot dt: NederZamZsche Staats-cozcrawt van Dondrrdag 5 April 1906, no. 80.

VEREENIGING : Oud-Leiden, te Leiden.

1. De vereeniging Oud-Leiden is gevestigd te Leidenen stelt zich ten doel de bevordering van de kennisvan en de belangstelling in de geschiedenis van Leidenen omstreken en het behoud der aldaar nog aanwezigebouwwerken en voorwerpen, belangrijk voor de localeen kunstgeschiedenis.

2. Zij tracht dit doel te bereiken door:a. het houden van voordrachten en tentoonstellingen,

het uitgeven van geschriften en het steunen van pogingendoor anderen in den geest der vereeniging ondernomen;

b. het steunen van de pogingen van de commissievoor het stedelük museum tot, het bgeenbrengen vanvoorwerpen, belangruk voor de geschiedenis van Leidenen omstreken ;

Page 12: Leidsch Jaarboekje

c. het verzamelen van gegevens over in Leiden enomgeving nog aanwezige oude gebouwen en historischevoorwerpen.

3. Lid der vereeniging is elk die zich hiertoe bij hetbestuur opgeeft en de vastgestelde contributie betaalt.

Lid-begunstiger is elk die eene contributie betaalt vanminstens f 10 of een bedrag in eens van minstens f 100.

4. De contributie der gewone leden bedraagt minstensf2.50 per jaar. Het vereenigingsjaar loopt van 1 Januaritot 31 December. Het bestuur kan correspondeerendeleden benoemen buiten Leiden woonachtig. Deze betalengeene contributie, doch hebben geltJke rechten als deleden, behalve ten opzichte van de door de vereeniginguit te geven werken.

5. De leden hebben recht van toegang tot alle leden-vergaderingen en door de vereeniging te houden ten-toonstellingen. ZU ontvangen de door of met steun vande vereeniging uit te geven werken gratis of tegenverminderd tarief.

De correspondeerende leden genieten alleen van dezelaatste bepaling indien zu de voor de gewone ledenvastgestelde contributie betalen.

6. Het bestuur bestaat uit minstens 5 leden, op debinnen de 3 eerste maanden van het jaar te houdena,lgemeene vergadering door de leden te benoemen.

Zä nemen voor één jaar zitting, doch zi@ terstondherkiesbaar.

In die jaarvergadering wordt verslag gedaan van hetafgeloopen vereenigingsjaar en rekening en verantwoor-ding afgelegd.

Page 13: Leidsch Jaarboekje

7. Naast de door de algemeene vergadering te benoe-men bestuursleden kunnen zitting nemen: een lid aante w$en door burgemeester en wethouders van Leidenen een lid aan te wgzen door het collegium van hetLeidsch Studentenkorps. Deze 2 bestuursleden moetenlid zUn der vereeniging.

8. Het bestuur benoemt uit zUn midden een voor-zitter, een ondervoorzitter, een secretaris en een pen.ningmeester en regelt onderling de werkzaamheden.

9. De inkomsten der vereeniging bestaan uit contribu-ties, giften in eens, entrees op te houden tentoonstellingenen opbrengst van uit te geven werken.

10. De vereeniging wordt aangegaan voor den tijdvan 29 jaren en 11 maanden, te rekenen van den dagvan oprichting, zdnde 5 November 1902.

ll. Niet in deze statuten voorziene gevallen wordendoor het bestuur beslist.

12. Wijzigingen in deze statuten mogen alleen gebrachtworden door besluit van de meerderheid der leden aanwezigop de algemeene vergadering, nadat het voorstel hiertoeminstens eene week te voren aan de leden is medegedeeld.

Deze wijzigingen treden eerst in werking, nadat hieropde Koninkhjke goedkeuring is verkregen.

Bij ontbinding der vereeniging wordt bU het ontbin-dingsbesluit geregeld op welke wijze gehandeld zal wordenmet de eventueel in het bezit der vereeniging zgndevoorwerpen. Het archief wordt aan het gemeentebestuurvan Leiden aangeboden ter plaatsing in het gemeente.archief, en het eventueel aanwezig batig saldo, naaftrekvan alle lasten, wordt aangeboden aan de gemeente

Page 14: Leidsch Jaarboekje

Leiden, om te strekken tot aankoopen ten behoeve vanhet stedelijk museum, behoudens de inachtneming vande voorschriften van art. 1702 B. W.

( Volgen de onderteekeningen)

Goedgek. biJ Koninkläk besluit dd. 14 Maart 1906 no. 50.

Mij bekend,De Minister van Justitie.

E. E. VAN RAALTE.

Page 15: Leidsch Jaarboekje

Vereeniging ,,Oud-Leiden”,

Bestuur :

Dr. L. KNAPPERT, Toorzitk.Dr. P. J . RT,OK, O??der-Voorzitte?“.S. J. LE POOLE L.Bz., Secretaris. (Plantage 18.)H. TIT. VAN STEEDEN, Penningmeester. (Rijnsburgsche weg.)Mr. Dr. J. C. OVERVOOR~E.AUG. L. REIMERINUER.Jhr. H. BEKLAERTS VAN BLOKLAND.

Commissie voor de redactie vanhet Jaarboekje :

Mr. J. E. HEERES, Voorzitter.W. J. 3. C. BIJLEVELD, Secretnris.D. HARTEVELT H.Cz.Dr. L. KNAPPERT.Mr. Dr. J. C. OVERVOORDE.s. J. LE POOLE L.@Z.

Page 16: Leidsch Jaarboekje

ledenlijst der Vereenig ing ,,Oud-leiden”,

Mr. P J. M. Aalberse.W. Alt.G. Andreae.Mr. M. d’humeris.Mr. A. Van de Sande

Bakhuyzen.Dr. H. G. Van de Sande

Bakhuyzen.A. A. v. Beek.J. M. v. Beek.Jhr. H. Beelaerts van

Blokland.Jhr W. A. Beelaerts van

Blokland.Dr. A. Beets.D. Beuth.Me,j. R . A. Biegel.J. W. C. Bloem.Dr. P. J. Blok.

Dr. G. ,J. RoekenoogenB. Banger.C. Bos.Ds. W. BriGt.Mr. P. E. Briët.Dr. J. Bruining.N. J. H. de Bruijn van

Melis- en Mxriekerke.Burgersdijk & Niermans.Dr. K. H. Tb. Bussemaker.Mevr. B. J. W. BUleveld-

Van der Vliet.W. J. J. C. Bijleveld.J . W. 0 . Clant.Mr. H. M. A. Coebergh.Mr. 3. A. F. Coebergh.J. G. Colenbrander.F. R. Crommelin.F. A. Dee.

Page 17: Leidsch Jaarboekje

Mevr. Wed. Mr. Ch. M. Dozy.J. P. Driessen.Dr. P. Aug. Driessen.Carl. Th. Driessen.Felix Driessen.G. L. Driessen.Mevr. Wed. P. L. C. Driessen.Mr. H. L. Drucker.Dr. A. H. Van Eek.Mr. A. Van der Elst.Mr. A. Meerkamp van

Embden.Mr. J. W. Enschede.V. L. G. Farensbach.K. A. Felix.H. W. Fischer.Mr. S J. Fockema Andrem.Dr. A. P. N. Franchimont.Mej. H. J. De Fremery.A. W. Frentzen.G. Gerlings.H. F. C. Gerlings.Mej. S. Goekoop.F. Gordon.Mr. H. B. Greven.J. G. M. Van Griethuysen.J. A. M. A. Grondhout.Jhr. Mr. N. C. de Gyselaar.D. Hartevelt H.Cz.H. Hartevelt.

J. Hartevelt Az.Mr. J. E. Heeres.M. C. Hennequin.Prof. Dr. Hesseling.J. Van Hoeken.E. C Hoorens van

Heyningen.Dr. D. G. Van Hoytema.Dr. C. Snouck Hurgronje.Dr. G. Jelgersma.H. J. Jesse.R. Jesse Rzn.Mr. H. W. C. J. de Jong.Mr. Dr. J. C. J. Jonker.Dr. G. KalffDr. P. Th. L. Kan.Gemeente Katwgk.J. M. van Kempen Sr.Dr. P. M. Kingma Boltjes.J. Kloos.H. H. v. d. Kloot Meybnrg.Dr. L. Knappert.Mevr. Wed. J. Kneppelhout-

v. Braam.Mej. C. Korsse.Dr. J. A. Korteweg.S. H. Koster.A. De Koster Jr.Mevr. C. H. Krantz- Van

Dijk.

Page 18: Leidsch Jaarboekje

Mevr. Wed. Krol-Van Driel.Dr. A. W. Kroon.G. J. H. Kuyk.W. F. Laan.J. J. Ter Laag Czn.P. Langeveld.Dr. C. S. Lechner.W. A. Leembruggen.Dr. E. C. Van Leersum.Mevr. L. Librecht Lezwijn-

Nierstrasz.J. B. Van Loenen.A. Loudon.Th. R. Valck Lucassen.Dr. W. Martin.A. N. Molenaar.Dr. P. C. Molhuysen.J. P. Mulder.W. C. Mulder.G. W. J. Neeb.Dr. H. M. van Nes.Dr. H. G. A. Obreen.M. Kamerlingh Onnes.Dr. H. Oort.A. W. Overvoorde.Mr Dr. J. C. Overvoorde.BaresSe van Pallandt van

Rosendael geb. Loudon.C. Peltenburg.L. D. Petit.

H. van Poelgeest.Mej. C. J. Le Poole.S. J. Le Poole.S. J. Le Poole L.Gzn.Mr. N. W. Posthumus.Mr. C. W. van der Pot Bz.Dr. F. van Praag.Dames Prins.J. J. v. Reenen.W. M. C. Regt.Aug. L. Reimeringer.Mej. G. B C. Van RhUn.Mr. A. J. v. Royen.J. Roem.J. H. L. Van der Schaaff.W. Schouten.J. A. C. Sleyster.A. Staring.H. Th. Van Steeden.H. E. Stenfert Kroese..Jhr. Mr. Victor de Stuers.L. G. Van Steyn.Mevr. Wed. Dr. L. J. Surin.

gar - Muntendam.W. J. Suringar.G. Henri Sijthoff.Mr. H. A. Sypkens.G. F. Théonville.J. P. Trap.Dr. J. Verdam.

t*

Page 19: Leidsch Jaarboekje

Mr. J. Th. C. Viruly.T. P. Viruly.Mr. A. C. Visser v. IJzendoorn.Mr. W. Vissering.Mr. W. Van der Vlugt.Mr. C. Van Vollenhoven.Mej. Ch. Van Vollenhoven.X. B. Vos.Mr. Egbert de Vries.Mej. E. H. Vi,izelaar.F. G. Waller.H. M. Van Waveren.Mevr. Wed. H. P. Th. Van

Wen sen .

Mej. M. Weydung.Jhr. Mr. E. B. F. F. Wittwt

van HooglandTh. R. J. Wijers.W. F. Verhey van WijkDr. J. Zaaiier.Mevr. Wed. Zaaijer----

SchoitenMevr. Wed. J. C. Zaalberg -

Veïvooren..J. Zaalberg.L. Zaalberg.Mr. J. B. Zuurdeeg.W. K. F. Zwierzina.

. . . . . . . ...*.n =::::=.

Page 20: Leidsch Jaarboekje

Oud-Leiden, 1902-1912.(Toespraak op de vergadering van 29 November 1912).

Den @en November jl. bestond onze vereeniging tienjaren, en het moet U welgevallig zijn van hare kortegeschiedenis iets te hooren en van haren arbeid U telaten verhalen. Velen uwer hebben daar deel aan ge-nomen en in onze vereeniging hebben wU onze goedestad en haar verleden lief gehad. Ons aantal is nietgroot; wu leven als beminnaars van onze stadshistorieen stadsschoonheden in ongunstiger omstandighedendan b.v. in Groningen, dat nog rijk is aan oude, inge-zeten families en waar velen zich nog wezenlijk burgersvoelen hunner stad. Des te dankbaarder, niet waar,zOn wij voor de sympathie, die ons werd geschonken,en op ons tweede lustrum hebben wtj meer reden totvreugde dan tot geklaag.

Het plan is uitgegaan van onzen archivaris Mr. Over-voorde, die sympathie vond bi,j Dr. P. J. Blok en dietoen te zamen belangstellenden opriepen tot eenesamenkomst ten stadhuize op 5 November 1902. Daar

Page 21: Leidsch Jaarboekje

is toen ons genootschap meteen opgericht door deaanwezigen, de heeren Bijleveld, Van Dissel, Van Dobbende Bruyn, Heeres, Jesse, Kloos, Molhuysen, Mulder,Obreen, Le Poole en Verhoog. Van den beginne washet er om te doen belangstelling te wekken voor Lei-dens geschiedenis en te bewaren wat wij van monu-menten, gebouwen, allerlei voorwerpen nog over hebbenuit vroeger dagen - niet alleen voor Leiden zelf, maarook voor plaatsen in den omtrek, voor gansch RiJnland.Om dit doel te bereiken werden er reeds in Decembertwee commissies gevormd, éene tot beschruving diermonumenten, de tweede tot uitgave van een jaarboekje,dal aan de geschiedenis van Leiden en RUnland zougewijd zijn. Reeds in 1907 verscheen als vrucht vanden arbeid dier eerste commissie, de heeren Overvoorde,Mulder, Jesse en Verhoog, het fraaie, U welbekende,boek, ,,Oude gebouwen te Leiden”, terwäl de commissievoor het jaarboekje, van den aanvang onder voorzitter-schap van prof. J. E. Hoeres en het secretariaat vanden heer W. J. J. C. BUleveld, in 1904 den eerstenjaargang verschijnen deed, waarop sinds de andere,geregeld, schoon soms met lichte vertraging, gevolgd zijn.

De band tusschen onze vereeniging en de burgergwerd gesnoerd doordat een lid van dun gemeenteraadzitting nam in het bestuur (Dr. Van Dissel, later deheer Aug. L. Reimeringer), gelijk onze vriendschappelgkebetrekking tot het L. S. C. gestalte kreeg door hetzitting nemen in dat bestuur van een lid van het corps(F. R. Crommelin, later Jhr. W. A. nog later Jhr. H.Beelaerts van Bloklano).

Page 22: Leidsch Jaarboekje

Rechtspersoonlijkheid kregen wb door de koninkl#kegoedkeuring onzer statuten den t4den Maart 1906. Ooksloten wu ons aan bU den Ned. Oudheidk. Bond.

Aldus dan ingericht, met een ledental da t grooterkon, maar toch niet onaanzienlgk is; de geldmiddelenmet wijsheid beheerd door den heer 0. Gerlings, daarnadoor den heer D. Hartevelt, tegenwoordig door denheer H. Th. van Steeden; het schrijversambt met lrefdebekleed achtereenvolgens door de heeren H. G. A. Obreenen S. J. le Poole LGzn., hebben wU naar veel goedsgetracht, niet alles bereikt, toch het een en ander totstand gebracht. Het eenmaal door een geestdriftrg lidvoorgestelde avondfeest op den 13urg is tot nog toe nietgegeven, maar zweeft als een ver ideaal ons vooroogen ; ideaal bleef ook de drukbezochte jaarvergadering,waar de leden zich verdringen en elkander haast hetwoord niet laten om het bestuur plannen aan te biedenen van advies en raad te dienen (de ledenvergaderingvan 6 Febr. 1906 werd bggewoond door ,,het” lid, denheer van der Schaam - maar er gingen toch wenschenin vervulling.

De Rembrandtssteen in de Weddesteeg is door uwevereeniging geplaatst; door haar werd de herinneringbewaard aan den Blauwen Steen tusschen Maarsmanssteegen Pieterskerkkoorsteeg; door haar werd het laatstegedeelte van het befaamde opschrift ,‘t Geen door ‘t ge-weld . .” enz., door schennige hand plompweg overge-verfd, nadat de tegenwerking des eigenaars zachtelijkomgebogen was, ,,in beet’ren staat hersteld”; zU ont-dekte en herstelde met vriendelijke hulp des heeren de

Page 23: Leidsch Jaarboekje

Groot een fraaien pdler in den kelder onder den boe!<-winkel der firma Gebr. van der Hoek; het was uwmedelid, de heer Kloos van Noordwijk Binnen, die hetgemeentebestuur zijner woonplaats wees op het opschriftonder d,e torenwijzerplaat: ,,Daar is uur noch tijd”, doordienzelfden tijd schier gansch uitgevaa,gd, sinds weervernieuwd ; en het was op ons verzoek, dat de N.. enZ. Holl. T. Mij. de oude afstsndspalen op 600 en 800roeden van de stad, aangevende de grenzen, waarbinnengeen nering of warmoezerij mochten worden gedaan,verplaatste en daardoor behield. Het gemeentebestuuronzer stad, tot medewerken bereidwillig, herstelde depomp op de Garenmarkt met de bekende zinnebeeldender weverij, terwijl wij zijn aandacht vestigden opden gevel der oude Latijnsche School, zoo deerluk aan

‘t vervuilen , op de dwaze en onsmakelUke ontsieringvan het Gerecht, juist vóór het schoonste stuk vanGravensteen, en eindelUk een en ander maal inlichtingenvroegen over de mogehjke waarheid der bóoze geruch.ten, dat Leiden zou beroofd worden van een harerschoonste sieraden, den beroemden molen bQ de voor-malige Rijnsburgerpoort. In dit alles trachtten wij tedoen wat van onzen plicht was en tot de handhavingmee te werken van bedreigde schoonheid en oogenlust.

In den loop dezer tien jaren maakten de leden onzervereeniging uitstapjes naar Teylingen en Haarzuylen>naar Haarlem, Gouda en Oudshoorn, naar Raaphorst ende Pauw, zu bezochten in de stad zelve kerken enhofjes, deden een tocht door de kelders van Gravensteen,bewonderden het beeldhouwwerk van Verhulst aan Waag

Page 24: Leidsch Jaarboekje

en Pesthuis. Tijdens het Letterkundig Congres in 1908organiseerden wij, onder leiding van Mr. Overvoorde,een rijtoer door de stad. Op den laden Januari 1907was er in de LakenhaI eane tentoonstelling van prenten,betrekking hebbende op de Ramp van Leiden, waarbijde schrijver dezer regelen toelichtingen gaf. Nog verschin ons geheugen liggen de beide avonden, waarop wg,gemoedelijk aan een lange tafel gezeten, prenten bekekenvan Leiden en omstreken, voor het grootste deel be-hoorend tot de rijke verzameling van onzen secretaris.Dat wq, het verleden gedenkend, toch ook voor hetheden open oog hadden, moge u bluken uit de herinne-ring, dat, toen op den 2Osten Mei 1910 de heer J. W. vanNouhuys, onze stadgenoot, de koene Nieuw.Guinea-reiziger, Lorentz’s tochtgenoot, ten Raadhuize gehul-digd werd, uw vereeniging zich daarbij door den heerReimeringer zag vertegenwoordigen.

Ter behandeling van allerlei onderwerpen uit onzegeschiedenis kwamen de leden (helaas meest weinig ingetal - maar lezingen zijn ook als het zand der zee inmenigte) bijeen op avondvergaderingen en luisterdendaar naar menige belangrgke bgdrage van sprekers alsde heeren Hofstede de Groot, Martin en Beets, Bloken Overvoorde, Molhuysen en Kiihler, Obreen en Prinsen,ook uwen tegenwoordigen voorzitter en vele anderen,die ons met hun kennis voorlichtten en de geschiedenisonzer stad brachten tot wederopstanding. Niet andersbedoelt ons jaarboekje. Tot nu toe is het in staat geweestzijn plicht te doen. In het jaar 1906 wijdden wij hetgeheel aan Rembrandt, met beiangruke bgdragen van

Page 25: Leidsch Jaarboekje

landgenoot en vreemdeling en een gedicht van GeorgeLafenestre met deze slotregels :

,,Et nul peintre, avant lui, cherchant la verité,Ne sut faire fremir sous plus chaude lumiere,L’ame de la nature et de l’humanité!”

Maar twee groots bezwaren drukken ons: te klein isde staf onzer medewerkers en te klein nog de belang-stelling onzer burgerij in dat schoon verleden, waaruitbovendien alleen het heden kan worden gekend. Geenklacht echter zU het slot dezer herinnering! Lievergedenken wU met warme dankbaarheid allen, die onssteunden door hun sympathie (ik noem b.v. een giftvan f 100 uit welbekende, gulle hand), die met onsarbeidden voor toch werkehjk zoo schoon een werk.Onze eigen tqd is zeker bU uitstek belangruk en hetspreekt van zelf, dat voorzoover geschiedkundig onder-zoek niet onze eigenl$jke levenstaak is, wij in het tegen.woordige vooral ons bewegen moeten met een helderhoofd en een rijk gemoedsleven. Maar het zal altudeven aantrekkeluk a ls goed zijn ons har t te bIGvenstellen op de dagen van ouds en de voorbUgegane dingen,niet om ze onwaarachtig te verheerlgken, maar om zete kennen, billuk te beoordeelen en daardoor dichter tebrengen tot onze sympathie en onze liefde. Meteen zullenwU daardoor te beter bekwaam zijn, een ieder naarzijn kra,chten, deel te nemen aan die nationale oplevingvan nu, waarvan wä de dankbare getuigen zgn.

Page 26: Leidsch Jaarboekje

KORTE KRONIEK

VAN

LEIDEN EN RIJNLAND

Page 27: Leidsch Jaarboekje
Page 28: Leidsch Jaarboekje

JANUARI 1912.

Ik. H. Hallier bcnocmd tot conservator bij ‘s RijksIí~erburium.

Ijc heer P. Gittenhror:k t r e e d t , na r u i m vcertig-jarigen dienst, af als hoofd der Chr. School ~LUIdc l’iot,crskcrk,rrracht. D e heer d. J. Doorneveldvolgt hem o p .

Dr. \V. de Jong herdenkt den dag dat hij ~00125 jaren a l s arts promovcwdc.

1)~ hwr IC de Haan door B. cn \VY. bcnocmdlot controleur dor gemeente-belastingen.

lk heer C. 11. Kouw werktuigkundige aanSlerrenwacht, 50 jax’ i n

de‘s Rijks di’enst.

Inwijding van het nieuwe kerkgebouw der Gcref.Gcmccnlc te Koudekerk.

Aan I’rof. M. de Villicra eervol ontslag vcrlccndals hooglcera:lr in de faculteit der rcchtsgclcerd-hcid, wcgcns zijn vcrirek naar Zuid-Afrika.

E. L. baron v. Hardcnbrock van Lockhorst, OUI!-burgcmwstcr van Soordwijk, overlijdt tc ‘s-Grs-vcnhage.

1)~ heer P. Buitendijk, arts, bcnocmd tot ridder intlc orde van Oranjo-Nassau.

Dr. R. van der Mculcn bcnocmd tot me:l~cwerkerxtn het Woordenbo,ck d e r Ncdcrlandschc t a a l .

Installatie van d e n heer -7. Grootmcnhuis, t o t b u rgemcester VUI Boskoop.

Page 29: Leidsch Jaarboekje

JANUARI 1912.

24

46-18

3 0

3 1

3

Opening der inrichting voor gcesteszwakke en gec&tmeszieke kinderen ,,Voorgc!est” t e Oegstgeest.

Verc,eniging ,,Oud Leiden.” - Lezing van Dr. J.Prinsen uit Nijmegen, over Jan van Hout.

Nationale Pluimvee-Tentoonstelling in de Stadszaal.

Mr. C. W. van der Pot gekozen tot lid van denGeme’enteraad.

Ingcbruikname van het Nicuwc Kerkgebouw ti:Rijnsburg.

Dc hecren R . Ouwehsnd cn W . Warnsar gekozent,ot l id der Prov. Staten van zuid-Holland, inhet kimestliutrict Leiderdtorp.

Februari 1912.

Totstandkoming van cen Comit6. der Zuid-Holland-sche Vcrecniging tot Bevordering van Kunst#nij-verheid en Volkskunst.

Adr. Jongblocd 50 jaar in dienst bij de LcidschcKatoenmaatschappi j .

De heer A. Teljcur 50 jaar in dienst bij de firmaJ. M. van Kempen en Zn. te Voorschoten.

Teraardebestelling van het stoffelijk ov’erschot vanwijlen den heer G. J. Schut, gemeente-ontvangerte Wassenaar.

Page 30: Leidsch Jaarboekje

FEBRUARI 1912.

3

Y

1 7

19

20

2 1

%2

2 3

Vwrtigjasig bestaan der smeden- cn koperslagers.verecniging ,,Nut door Vriendschap.”

,,Uies”-viering. - Rede van Prof. Dr. F. Pijperover: Dr R.-Ksth. en de Protcstantsche voorstcl-ling van het Oudst’c ChristNendom.

Opening van de Rijkstuinbouw-winterschool te Lisse.

C. Turenhout 50 jaar in dienst bij de familie Vander Vlugt te Lisse. Hij ontvangt de ocrc-medaillein brons verbonden aan dc Orde van Oranjr-Nassau.

De he’cr L. Boot, borstelmaker op de Hoogewocrd,herdenkt den dag, dat hij 50 jaar als zoodanigwerkzaam is.

Dr. J. Eggink, adj.-directeur van het OpenbaarSlachthuis, benoemd tot Rijkskeurmcester alhier.

Installatie van den heer P. Besselaar, als burgr-meester te Sasxnheim.

Mr. Q. J. Tcrpstra. benoemd tot commies-redacteurter Gem’ecnt’e-Secretarie.

1%. IC. H. de Prins Regent van Beieren verleentde Prins-llegenten-Medaille met de kroon aanden hemer A. W. Sijthoff, en aan mevrouw degoud’cn medaille d,er Beierschc kroonorde.

Vereeniging ,,Oud-Lcitlen.” - Bezichtiging venervcrzamcling plst,cn, betrekking hebb’rntlc op Lei-den en Omstreken.

Page 31: Leidsch Jaarboekje

FEBRUARI 1912.

Inwijding van het nieuwe kerkgebouw te Ho~l’d-dorp, gesticht door th: Doopsgezinde Gcmernt~~~te Haarlem.

Oprichting eencr Christ.cn-<~ehc~elont~houdc~rsverc~cni-g i n g tc Katwijk-szn-Z’ee.

De heer G. Tromp gekozen tot lid van den Ge-mcentSeraad te Lisse.

Maart 1912.

A a n m e j . P . Rusthof, dicnstb~otlc b i j d e familieBrouwer, w’ordt bij haar gouden jubileum dme cerc-medaille in brons, verbonden aun de Oranje-NUsss:tu-orde, toegekend.

J . de Groot 50 jaar wstermolczaar onder Hnzcrs-WOU&.

D e 9-uur-sluiting wordt ingevmrd door de kappersen barbiers hier ter stede.

Den h’eer J . I’. Trap. wordt de ccre-penning voorverdiensten jegens ‘u Itijks musea in goud tw-gekend.

I)r. 117. J . Kuhlcr. p r e d i k a n t der Doopsgczintl(~(>cmccni c :l,lhicr, benoemd toi hooglccranr bij heiScminsric tlcr Algemccnc I)o«psg(!zintlc Societ,cittmc Amsterdam.

Page 32: Leidsch Jaarboekje

MAART 1912.

12

1 5

16

1 7

2 1

Dr. S. h. Koopal b’enocmd tot chef der schcikuntlige s,ectie van het Laboratoria de Chemics Vege-tal de Muscum National te Rio-de-Janeiro.

Ijc heer Joh. Verkuyl Pz. gekozen t,,ot rr“Cl v a nden Gcmccnt~eraad te Haarlemmermeer.

W. F. Stoute 50 jaren metselaar te Warmend.

De he’er G. Bacrt, directeur van het Post- en Tele-graafkantotor te Voorschot,en, a l s zoodanig b’e-noemd t e Helmond.

L)c hc’er A. Boelc 40 jaren in dimenst bij de ,,Carsj,ens.”

Oprichting der b~egrafcnis-verecniging ,,St.-Basbsrs”te Warmend.

Ijc Gcmc,enteraad besluit tot verkoop van de obliga-tien N. W. S., afkomstig van het opgehevenfonds, genoemd ,,Hulle van Manufacturen toLmeiden.”

I)‘e hoer F. S. G. Bos benoemd tot burgeme~estervan Zoetermeer.

Er constitueert zich een uitvoerend comité voor diefeestviering 1913, ter herdenking onzcr Onafhankelijkheid.

Ds . R. J . W. Rudolph, predikant bi j de Gesef.Kerk alhier, ontvangt een benoeming als gc&e-lijk verzorger aan de t,c stichtcn inrichting voorverwaarloosden en voogdijkinchrcn te hmcrsfoort-Ba.rneveld.

Page 33: Leidsch Jaarboekje

MAART 1912.

22

2 3

2 5

2 7

2s

2 9

3 0

Oprichting van een Christelijk St,utlenten-Tehuis, Ra-penburg No. 4.

Prof. Dr. J. A. Kortcweg, naar sa.nleiding zijner2%.jarige smbtsvt~rvulling a ls hoogl~ecrsar, be-noemd tot ridder in de orde van den Ned. Leeuw.

Overlijden van d,en heer J. van den Dop, ho,ofd derRedactie van het ,,Leidsch Dagblad.”

I’rof D r . A . J . Wensinck sanvsardt z i j n a m b tmet e#cn rede over de beteekenis van hpt Joden-dom voor andere Semitische volken van Voor-hzii).

Jan Koelewijn AO jaren in dienst bij de familieVan Nses te Noordwijk.

,,Litteris Sacrum” behaalt den eersten prijs bij denTn~oneelwetlstrijd te Haarlem.

Dc. heer P. Dikshoorn, oud-directnur van ,,Ma.the-SIS“, benoemd t,ot, riddmcr in de ortlc van Oranj,e-Kasau.

Dc Indologen-Veseoniging vierl haar l@jarig bc.staan.

D’e heer W. A. van Kcstcren, inspecteur van poli-tie, benoemd tot onder-inspecteur der visschrrijen.

Oprichting van het Si,udcni~nwc,ekillnd ,,Virt,ns COIL-cortlin. Fid,es.”

Page 34: Leidsch Jaarboekje

APRIL 1912.

1

2

fi

7 - 9

8

10

11

1 5

1 7

April 1912.

Joh. Guloy veertig jaar in dienst bij de firmaHasselman R: Pander.

Opening der 5de Christelijke School te Alphen.

A. Janssen vnertig jaren werkzaam bij de firmaP. J. Mulder 8~ Zn.

Leidsche Kunst,vt:reeniging : Tentoons,telling v a nSchil&rijen van E. van Bcenar, \Vally Moes en15. van der Ven en van Beeldjes van C. J. vander Hoef.

18de Congres der S.-D. A.-P. in de Stadszaal .

Opening der nieuwe Ger. Kerk te Sassenheim.

I),: heer Jac. van der Geest gekozen tot lid vanden Gemeenteraad te Alkcmade.

Prof. Hessrling ben,oemd tot doctor hon’oris-causadpx Univnrsiteit tit Athene.

De heer C. de Koning gekozen t o t Adjunct-directeur van den Gemeent,elijken Reinigingsdienst.

J. van Buurmen veertig jaar in dienst bij de firmaP. W. M. Trap.

Ds. C. Hartwigsen, 25 jaar predikant bij de Ned.Herv. Kerk.

De Chr. Bewaarschool te Warmend viert haar25-jarig bestaan.

.**

Page 35: Leidsch Jaarboekje

APRIL 1912.

Dc heer P. Prconen 50 jaren in dienst bij Gebr.Rmzen te Sassenheim.

IlOdc uitvoering der Afd. Lcidcn der Mij. tot Bev.der Toonkunst>. *)

Verkoop van het huis ,,Ro.ozentlad” tr. L isse .

Bevestiging van Ds. H. H. v3.n Am’eidc te Noord-wijk-aan-Zmoe.

Ds. C. Slad’ermann ncnml, afscheid van de Evang.Luth. Geme~~ente, alhier.

Eervol ontslag aan de dames Andresr, bure#aulis’tesvan den Schouwburg, na 36.jarigen dienst.

De hc#cr A. Hiep 40 jaren koster bij dr R. K.Kerk tc Noordwijk.

De heer M. Verhage 4 0 j a r e n ont,vangcr d e r ge-meent’e Haarlcmmerm~ec:r.

Lridscho Runst,vcrceniging : Tcntoon&lli,ng v a nSchildcrijcn van Hermn.n v3.n drr Haar.

Brand in hrt, Kinderhais ,,Vnordorp” t.c Lcidcrdorp.

Overlijden van Ds. .J. .J. van der T.,ip, Ned.-Hesv.predikant, alhier sinds 1883.

De heer .J. Oost,erkerk 50 jaren werkzaam terSecret,ario te Bodegraven.

*) Programma: TA Vita Nuova, yan E. Wolf-Ferrsri en Rbdemp-tion, van C6sar Franck.

Page 36: Leidsch Jaarboekje

APRIL 1912.

30

1

2

3

4

7

De heer J. L. Pil10 Rz., bcnocmd tot postdirecteurte Voorschoten.

Inwijding van het Prinses-Julinnshuis te Alphen.

M e i 1912.

Prof. Dr. .J. de Zwnnn houdt, zijn innugurale redeover: de botcekenis der historische studie van hetOost’ersch-Grieks’ch Chrisl,endom.

De G~omrent~nra.o.tl besluit tol, het, leveren van elec-tricit#eil aan dc gcmcent,e Alkrmade.

Oprichting wner Lt=idsrbe Stadení.r~n Geheel-Onthou-dcrsvrr~eniging.

Prof. T)r. P. J. Bltok door de Franschn RPgeeringbenoemd t.ot, Offïnicxr dc l’lnstruction l’nblique.

H. M. dr Koningin-Moetlcr brengt, een bezoek aande Mn rt.hn.-stichting te Alphen.

J. Blok 50 jsar in dienst, hij dr Lcidsnhe Kstoen-maatschappij.

Huldiging van den henr P. Dikshoorn, bij zijn af-trding ds tlirectex~r van ,,Mathesis”, na, 39 jarendit betrekking vervuld tc hebben.

Overlijden van den heer C. Wassenaar Sr., oud-wethouder van Katwijk aan den Rijn.

Page 37: Leidsch Jaarboekje

MEI 1912.

7

11

1 3

t4

1 5

16

1 7

D e h.eer E . J . F. Thi’crens, ndjunct-directeur d e rStSed. Pnbr. van GLS cn Electriciteit, benoemdtot chef der Mij. van dor Linden, Tcves enStokvis Le Amsterdam.

Op het landgoed ,,L’t:rsijn” a.~.n den Haagweg wordtwn Itomcinschu mijlpal gevulden.

Dr. A. B. Drooglcvcr Fortuyn bcnoomd tot lect’orbi j dse faculteit der genccskund~e.

Bij dc herstelling van het riool in do Kloksteegen Nieuwstecg worden c’en snntsl oude lijkkistengevonden en een stuk van de oude ommuring vanh.et vroegere kerkhof.

D e he’er G. van Brnda Kolff benoemd t,ot. direct8eurva.11 h e i , Rijksollvo”dingsOr”si,icht, slhirlr.

Leidsche Kunstvcrecniging : !l’ent,oon&lling v a nwerken v a n M. J?rsn<~o-Cohen, Gosschslk, J . Co-haen (:oswhalk, .Jkvr. R.cpcl:trr van I)ricl e n J .Scckel.

Bij de ~Jni~ersit.nit,s\~etlstsijrlen wint Njord de jongeacht .

Opening der I~skkerijt,ent,oonstcIling in het gebouwvzn den R,. IC. V o l k s b o n d .

Overleden te Parijs -Jhr. Mr. 1% A. StwngTachtvan Duivenvoorde, ambschtshecr van Voorschotenen Veur.

Page 38: Leidsch Jaarboekje

2 3

2 4

2 7

1

4

8

9-10

1 0

De hoer W. J. J. C. Bijleveld, door B. en Ws.benoemd tot adjunct-archivaris.

Ik,. A. Roorda, Lo Breda, neemt het beroep aannaar de Gercf. Kerk alhier.

Jan Sirag 40 jaren in dienst in ,,De Gouden Leeuw”,op den Nieuwen Rijn.

De Landel. Pad. van Metaalbewerkers houdt alhierhaar í’de jaarcongres.

De Kond van Technici houdt alhier zijn 16de algem.vergadering.

Xendingsfecst op N.-Voordorp onder Voorschoten.

Juni 1912.

Het HOpital Wallen bestaat 25 jaren.

»e eerste Paardenmarkt Le Leiden.

Opening der nieuwe magazijnen der Gas- en Elec-tricit’eitsfahriek op de Hooigracht.

Jaarvergadering van de VepoPniging van Vrijz:Dem. Raadsleden in Nederland.

Afscheidscollege van Prof. Lorentz.

Page 39: Leidsch Jaarboekje

JUNI 1912.

11-12

1 3

1 4

1 5

19

2 0

2 4

2 6

2 7

Vergadering der Maatschappij van Nederl. Letter-kunde. *)

De heer J. R. Gravelotte benoemd tot leeraar aand’e Muziekschool der Maatschappij van Toonkunsst.

Opening der elrctrische tramlijn Leiden-Noordwijk.

De heer H. van Costerom gekozen tot lid van denGemeenteraad te Zwammerdam.

Jaarlijkschc vergadering van het Kon. Ned. G’e-nootschap van Munt- en Penningkunde.

De Commissie van Toezicht op het Rijksapvoedings-gesticht neemt collectief ontslag.

Tentoonstelling van teekerringen, betrekking hehben-de op Noordwijk en Omstreken in het Sted.Museum.

Vereeniging ,,Oud-Leiden.” -- Bezoek der leden aancenige der belangrijkut,‘c Hofjes.

De heer Aug. L. Reimeringer gekozen t,ot lid derKamer van Koophandel cn Fabrieken.

De heer Ammers door den Gemeenteraad benoemdt o t adj:directeur d’cr Sted. Faiorieken v a n Gas-en Electriciteit

*) Benwmd tot gernon~ leden o. m. : De Hoer C. PeRenburg Pz. -Prof. Dr. J. de Zwaan. - Prof. Dr. A. J. Wensincken Dr.R.vander Meulen,

Page 40: Leidsch Jaarboekje

JUNI 1912.

2 7

29

1

2

5

6

1 1 - 1 2

De heer 11. J. van Delft benoemd tot secretarisder gculocnt’e Stompwijk.

Overlijden van dun hcor R. de Kuster, meclfabrikant.

Opening van het nieuwe postkantoor te Hoofddorp.

Juli 1912.

Vijftigjarig bestaan der Chr. Gcref. Kerk, t<e Zeg-waard-Zoetermeer.

Vjjfl,igjurig bestaan der M&jesschool 2e klasse aasd e Breestraat.

De hrar A. Wagomans, -50 jaar werkzaam bi j defirma A. W. Sijthoff.

De heer U. van Dort Kroon, burgemeesl,er vanWaddingsvecn, herdrankt den dag, dat hij voor 25jaar als secretaris dier gemeente in dienst trad.

65.jarig: bruiloft van Joh. Vcrstraatcn en KlaartjeSlrchtenhorst.

Mr. J . Draayar benoemd t o t commies-reda&ur t eIlevcntcr.

De Uitgevers- cn Boekhandelzaak van de firmaJ . W. van Leeuwen bestaat 100 jaar.

Vergadering van Directeuren en Ingenieurs van Ge-meentewerken, te Leidep.

Page 41: Leidsch Jaarboekje

JULI 1912.

14 Opening van d’e Jachthaven te Warmond.

Vijf-cn-twintigjarig feest der St.-Jozeph-gezellen-ver-eeniging.

16

17

20

Tentoonstelling van Teckeningcn en Prenten vanKatwijk en Rijnsburg in het Sted. Museum.

I)e eerste steen wordt gelegd van het Polderhuisvan den Haarlemmermeerpolder, te Hoofddorp.

Dc ,,Volharding” brengt haar 18de salonboot in devaart.

23

De Gemeenteraad van Valkenburg besluit tot aanslui-ting bij den Lmeidschen Keuringsdienst.

Gouden jubil’eum, der Zondagsschool ,,Last de kinde-ren tot Mij komen.”

Augustus 1912.

Fe,est&jke opening van de Spoorweglijnen door denHaarlemmermeer.

,rgadering der Federatie van Hengelaarsvereeni-gingen.

De heer J. van Staalduinen verkozen tot lid vanden Gemeenterad van Zoetermeer.

Overlijden van den heer H. P. Th. van Wensen,kassier hier ter stede.

Page 42: Leidsch Jaarboekje

AUGUSTUS 1912.

1 9

2 1

2 7

2 8

3 0

1

De h’eer C. Rademaker 40 jaar in dienst bij de firmaVoorhocve en Van Ravesteyn.

Prof. Dr. G. Kalff benoemd tot ridder in de ordevan den Ned. Leeuw.

De heer J. van den Berg gekozen tot lid VSII denGemeenteraad van Koudekerk.

Hevige storm.

Dr. H. F. Rol1 wordt toegelaten als privaat-docentin de faculteit der geneeskunde.

Kon. Onderscheidingen: Benoemd tot: Ridder inde orde van den Ned. Leeuw: Prof. Dr. A. E. J.Holwerda en Mr. Dr. J. Schokking, predik. bijde Ned.-Hmerv. Kerk ; officier in de orde vanOranje-Nassau: Mr. Egbert de Vries; ridder inde orde van Oranje-Nassau: W. F. Verheij vanWijk, J. P. J. Driessen, A. J. van Achterberg, W.Haanstra en A. van Leeuwen Sr. te Leiderdorp;de esrc-medaille in de orde van Oranje-Nassau:P. O’ostdijk, 1’. V e t e n J . P. Letschert.

September 1912.

Dr. W. J. Kühler ne’emt afscheid als predikantder Doopsgezinde Gemeente.

LIS. A. Roorda wordt bevestigd als leeraar der Geref.Gem. aan de Hooigracht.

Page 43: Leidsch Jaarboekje

SEPTEMBER 1912.

2

3

5

7

8

9

9 -13

1 2

1 3

1 6

Opening der niouwt: R.-K. School te Hoofddorp.

In de Picterskcrk wordcn toestellen in gebruikgenomen voor hardhoorcnden.

De hwr J. A. van Humul 25 jaar lid van denGemementeraad.

De Oemsenteraad neemt de overeenkomst aan metWarmond, betrcffcndc don Keuringsdienst.

Bezoek aan Leiden van de d’eelnemers van het 7dpInternationaal Congres voor h.et Vcrzekcringswezente Amsterdam.

Bezoek van dc Vlaamsche Studcntcn d e r Vacantie-leergangen aan Luiden.

De Ned.-Herv. Kerk tc Katwijk aan den Rijn voor.zien van gasverlichting.

J. J. Lczwijn 10 jaAr in dienst bij de firma E. J.Brill.

Vierde Internationaal Congres vuur de geschiedenisder godsdiensten te Leiden.

D e gemwntc Valkenburg v e r k r i j g t gassl,raatver,lichting.

De heer J. H W. Saters benoemd tot ontvangerder registratie en domeinen te Noordwijk.

Prof. Dr. F. Pijper, draagt het rectoraat over aanProf. DT. B. D. Eerdmans.

Page 44: Leidsch Jaarboekje

SEPTEMBER 1912.

19

2 4

2 5

2 6

29

3 0

Overlijden van den heer A. J. J. Sinclair de Roche-mont, in leven hoofd-commies ter Gem.-Secretarie.

LXe electrische verlichting aan den Hoogen Rijndijkonder Zoeterwoude in dienst gesteld.

Eerste-steen-legging der in herbouw zijnde R.-K.Kerk te Sassenheim.

Oprichting eeuer Leidsche afdeeling van den Nieuw-Malthusiaanschen Bond.

Bezoek aan het Pharmaceutisch Laboratorium doorde gedelegeerden der ,,Fédération internationalepharmaceutique.”

Leidsche Kunstvereeniging : Tentoonstelling vanaquarmellen van J. Jeannot.

Vijftigjarig bestaan van de School met den Bijbelte Leiderdorp.

Ds. J. Wuite houdt zijn intrede als predikant derDoopsgezinde Gemeente.

Op zijn verzoek eervol ontslag als gewoon hoog-leeraar verleend aan Prof. Dr. H. A. Lorentz.

De heer J. Koorevaar P.Azn. neemt wegens ge-zondheidsredenen ontslag als wethouder.

Page 45: Leidsch Jaarboekje

OCTOBER 1912.

1

2

3

5

6

7

9

1 0

14

October 1912.

De heer L. I’. Haring, hoofd der school te Veur,neemt zijn afscheid na sinds 1879 aan die schoolwerkzaam te zijn geweest.

Ijs. R. J. W. Rudolph neemt, staande zijn vertrek,naar Amersfoort-Barneveld, afscheid van deGercf. Gemeente alhier.

3.October-viering, bestaande uit afstandsrit vosor wiel-rijders cn sportbetooging op het Schutters~vcld.

Het nieuwe kerkgebouw der Geref. Gem. te Lei-muiden wordt in gebruik genomen.

De heer H. K. Reimers, gepensionnecrd kapiteinO.-I. leger, benoemd tot secretaris van den Mili-tieraad en van den Kcuringsraad, alhier.

Het terrein van den Ned. Bond voor LichamelijkeOpvoeding aan den Zoelerwoudschen Singel, fees-telijk geopend.

Beroepen t o t prr,dikant h i j d e Ned.-Herv. G e m .alhier, Ds. 1’. Plooy, van Tiel.

Maatschappij van Toonkunst: Buitengewoon Concertd o o r Mengelbcrg.

De heer H. W. li’ischer vorkoucn lot wethouderder Gemeente Leiden.

De heer D. van Duin, hoofd der Chr. School teOudshoorn, hcrdcnkt zijn 50.jarig onderwijzers-schap. Hij wordt benoemd tot ridder in de orde vanOranje -Nassau.

Page 46: Leidsch Jaarboekje

OCTOBER 1912.

14

lb

16

17

18

20

2 3

2 6

Ds. G. van Reenen, predikant bij de Geref. Gem.(Nieuwe Rijn), neemt het beroep aan als predikantte Opheusden.

O n t h u l l i n g tr. Bosko’op vac PPD mumeren g e d e n k -steen voor Ary Koster , in het gebouw voor d’enRijkstuiIlbouwwin~rcursns.

Dr. :J. H. P. van Kerkhoff opent zijn colleges, alslcrtor in dr huid- en geslachtsziekten.

50.jarig jubileum van den heer F. A. Dee, als pedelder Rijks-llnivnrsiteit.

Oud-Ade ont,st,eckt voor tin nrrst,e reize haar elec-trische verlich tin;.

1nt>reclc van 1)s. J. I’h. llakkink bij de Ev.T,ut,h. Gem. alhier.

Prof . Jhr . Mr. Dr. W. ;T. M. van Eysinga, aan-vaardt zijn a.mbt als hoogl~eersar in het Volkenrecht, m e t ncrr redp o v e r bovcnstasnd onderwecrp,i n d’en F o y e r d e r St,adszssl, w e g e n s dp reatau-ra& v a n h e t Groot-Anditorinm.

De drukkerszaak der firma J. J. Groen & Zn. , be-staat 50 jaren.

Electrische verlichting van het Raadhuis te Voor-hout.

D e R.-K. K e r k t e Ha.zPrswoude o n t v a n g t , gasver.lichting.

Het d’crp Aarlanderveen ontsteekt haar nieuwe gas-verlichting.

Page 47: Leidsch Jaarboekje

26

29

Lcidschc Kunstverconiging : Tentoons~telling vanTeekeningcn door M. W. van der Valk en D.Harting.

Overleden te Hazerswoude de heer A. de Bruyn,oud-lid van den Gemeenteraad.

De Leidsche Studentenbond geeft in het openbaareen tcmeken van leven door het houden van eenfakkeloptocht bij gelegenheid der inauguratie dernienwe leden.

November 1912.

J. A. Wa.rners 50 jaar dekenwever bij de f irmaJan Zunrdoeg & Zn. Hij is dr :?@ uit écn gezin,die 50 jaar bij de firma werkzaam is geweest.

J. van der Lindnn 40 jaren in die,nst hij de firmaT’. Clos & Leembruggen.

De heer C. Milller te Bodegraven 25 ja,ar hulp-prediker i n de Ned.Herv. K e r k .

De meesterknecht W. G. Room, veertig jaar werk-zaam bij de firma. Voorhoeve en Van Ravesteyn.

Dr. A. J. van Walsem te Katwijk-aan-Zee viertzijn 25.jarig jubileum als arts.

10.jarig bestaan der vereeniging ,,Oud-Leiden.”

Page 48: Leidsch Jaarboekje

NOVl&íBER 1912.

6

7

8

9

1 2

1 3

1 4

2 1

2 4

Dc Leids& Gymnastiek- en Schermvereeniging ,,Her-cules” besluit tot oprichting van een Seniores-afdeeling.

De Gemeenteraad besluit tot aankoop van landbenoorden de Decimastraat, voor een Volkspark.

De inacnieur der Gemeentewerken J. H. E. Rückertbenoemd tot directeur der Gemeenhwerken teTilburg.

Leidsche Kuwtvcrceniging : Tenloonstelling v a nwerken door Th. van Hall, G. Schwartze, H. Vail-lant en Miss Rawlings.

Dc brug over de nieuwe provinciale vaart bij ,,Cro-neste,yn” wordt in gebruik gensomen,

l)e Royal Society te Londen k e n t de Rumford-medaille t,oe aan Prof. H. Kamerlingh 0nne.s.

Inwijding van het nieuwe orgel in de Geref. Kerkte Hillegom.

Overlijden van Broeder de Groot van het St.-Wille-brordusgent~icht te Katwijk, na %-jarigen dienst.

Het, D’oorgsngshuis op de I’ieterskerkgracht wordtmet het, einde van 1912, opgeheven.

Oprichting r:#ener afdeeling van den R.-K. Volkszang.Overlijden van den Z.Eerw. heer J. H. Eeuwens,

pastoor te Zoetermeer.Ds. G. van Reenen neemt afscheid van de Geref.

Gem. alhier.

Page 49: Leidsch Jaarboekje

NOVEMBER 1912.

Leidsche Kunstvereeniging : Tentoonstelling vanSchilderijen donor den Futurist Ksndinsky.

De heer P. Slegtenhorst $0 jaar kerkwa.cht,er vande R.-K. IGrk aan tic Hartebrug.

De Gemeenteraad besluit, tol. levering van electri-citeit aan de Gemeente Woubrugge.

Vrreeniging ,,Oud-Leiden”. - Lezing van Dr. JA. Volgraff over ,,Eenige beroemdiT Lcidsche na-tuurkundigen in de 17e cn 18~ ctxw. -- Herdcn~king van het 10.jarig bestaan der Vereenigingdo,or den voorzitter, Prof. Dr. L. Knappert,.

December 1912.

De he’er J. de Vries, hoofd der Chr. School teWaddinxveen, 25 jaar werkzaam bij het onderwijs.

I?en gedeelt,e van tic verbouwde St.-Petruskerk, meteen nieuw altaar van den beeldhouwer J. Maas,in gebruik genomen.

J. Snijders, 26 jaar veldwa.chter te Ter-Aar.

D’e heer G. Klinkenberg, 2.5 jaar hoofd der Openb.Lag. School te Haarlemmermeer.

Prof. Dr. P. Ehrenfest, uit’ St.-Petersburg, aan-vaardt in den Foyer d#er Stadszaal, zijn ambtals hooglecraar in de faculteit der wis- en natuur-kunde, met een rede over: , ,De crisis in dehypothese van den lichtaether.”

Page 50: Leidsch Jaarboekje

DECEMBER 1912.

-

4

5

6

1 0

1 6 - 2 0

1 6

1 9

20

Het nieuwe electrisch licht te Roelofarendsveen wordtin gebruik genomen.

De Gemoentcrasd van Leiden neemt de volgendebesluiten: TJevcring van electriciteit Zen de Ge-mecnte Noordwijkerhout. Opheffing van de ent-stoffeninrichting in het Elisabethsbof. Overeen-komst met de T’rovincie inzake den afstand vanterrein in den nieuwen provincialen vaart bij,,Cr0n&!yr1”, ten behcxve, van een gemeentelijkezweminrichting.

J. Hollebe,ek 50 jaar in dienst bij de firma J. C.Zaalberg & Z n .

D’e Wele,erw. heer W. J. van Turnhout, benosemdtot pastoor te Zoetermeer.

Wapenfeest van den Kon. Onderoffici’ers-Scherm-b o n d .

De he’er J. Rutgers, 40 jaar in dienst bij de firmaJ. M. van Kempen & Zn. te Voorschoten.

Pastoor vn.n Buchem van de parochie de Lijnden,onder Haarlemmermeer, viert zijn 25.jarig pries-terfe’est..

Dse Geme’enteraad besluit in beginsel tot vervroegdeWinkelsluiting.

De heer Joh. Speelman gekozen tot lid van denGemeent’eraad te Sassenheim.

Ontsteking van het electrisch licht te Oudewetering.*..*

Page 51: Leidsch Jaarboekje

DECEMBER 1912.

Opricht ing hier ter st&, vnn wn inr icht ing voorGobelin en Wc~cfwerk.

/Zan .J. tlcn FIocd, 5 . 5 j:~nr i n tlinnst b i j tlc Firma.J. J . ICxntz d Zn., w o r d t de ecru:-metl:lill~: i nb r o n s van Oranje-Nassau, toegekend.

111: Rond v a n Clcmccntc-1)olitiobeamhtcn i n Neder-Isnd, koopt hef; pcrwc:l L’iei,crskerkarar:hí, 20, to tves t ig ing aldaar van zi jn drukkeri j cn kantoor.

1)~ heer H. Hoogcnboorn vcrlrozon 1 oi, R.za.tlslitl vanRijnzstcrwoudc.

1)~ Stoomboot-Mnstsch3pl)ij ,,l)c Volha.rtling” brengthsa.r l!Pj~ salonboot in do vaart .

Ik. P. G . Iio~pcrs hontlí, z i j n intrntlr i n do Ncd:Herv. IGrk te Lisse.

Page 52: Leidsch Jaarboekje

Michtingen omtrent enkele openbareinrichtingen en besturen.

L E I D E N .

Burgemeester: Jhr. Mr. Dr. N. C. de G&jselaar.Wethouders: J. A van Hamel, Mr. J. C. van der Lip,

J. A. Bots, H. W. Fischer.Secretaris: Mr. Dr. C. E. van Strijen.Ontvanger: G. H. Kokxhoorn.Archivaris: Mr. Dr. J. C. Overvoorde.Directeur van Gemeentewerken : G. L. Driessen.Boiitiecommissaris : J. Groebe.

(iarnizoenscommandant, tevens kolonel commandant 4deregt. inf.: H. W. van Terwisga.

Commandant bij het 2de regt. veld.artillerie: J. W.Verff, luit.-kol.

Militie-Commissaris : J. H. v. Waveren, luit..kol.Inspecteur der registratie en domeinen: J. G. Lgbering.Ontvanger der registratie en domeinen :

W. K. F. Zwierzina’Bewaarder der Hypotheken enz.: F. Gordon.

Page 53: Leidsch Jaarboekje

Inspecteurs dar directe belastingen, enz.: P. Aleva enB FormUne.

Ontvanger der directe belastingen: G. G. A. Meuwissen.Ontvanger der invoerr. en accijnzen: E. J. W. Römer.Afgevaardigde voor het kiesdistrict Leiden ter 2deKamer

der S. G : Dr. J. Th. de Visser.Afgevaardigden ter Provinciale Staten: W. Pera, W. F.

van W$jk Thzn., H. Paul, Mr. J. Brunt, Mr. P. E. Briërt.

KANTONGERECHT

Kantonrechter: Mr. J. Klein.Ambtenaar 0. M.: Mr. A. van der Elst.Griffier: Jhr. Mr. G. C. A. van Asch van WUck

RIJKSUNIVERSITEIT.

Curatoren : Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman, Pres~der~t.Prof. Dr. J. D. van der Waals Sr., Jhr. Mr. Dr. N.C. de GUselaar, Mr. J. A. Loeff, E. C. baron Sweertsde Landas Wyborgh.

Secretaris van Curatoren: Mr. J. E. Boddaert.Rector-Magnificus: Dr. B. D. Eerdmans.Secretaris van den Senaat: Dr. G. Jelgersma.Bibliothecaris: Prof. Dr. S. G. de Vries.Praeses van het Col. Civ. Acad. Lugd. Bat. Supr.:

A. J. Smissaert.

Page 54: Leidsch Jaarboekje

Praeses v. d. Bond van Leidsche Studenten ,,JunganturGaudia Musis”: J. R. Tuyt.

Praeses der Ver. Vr. Stud.: Mej. W. Mees.

Gymnasium. PresidentCurator: Prof. Mr. S. J. FockemaAndres.

Rector: Dr. N. J. Beversen.

Commissie van Toezicht op de scholen voor Middel-baar Onderwijs: Prof. Dr. P. Zeeman, voorzitter.

Directeur H. B. S. voor jongens: Dr. J. L. Andrea.Directrice H. B. S. voor meisjes: Mej. B. C. G. Numan.Directeur Kweekschool voor Onderwgzers :

M. B. Hoogeveen.Directeur Kweekschool voor bewaarschoolonderwUze-

ressen : W. Haanstra.

Arrondissements-schoolopziener voor het Lager OndeP-wi&a: Tj. Kielstra.

Commissie voor oppertoezicht en beheer der Kweek-school voor Zeevaart: Jhr. Mr. Dr. N. C. deGjjselaar, voorzitter; J. C. Stam, secretaris.

Commandant der Kweekschool voor Zeevaart: C. vanBuuren, kapt.-luit. t/z.

Predikanten. Bij de Ned.-Herv. Gem.: F. Oberman,W. Briët, G. Hartwigsen, J. Hoogenraad, K. W.Vethake, W. J. Roscam Abbing, M. J. Punselie,Mr. Dr. J. Schokking, Dr. D. Plooy,

Page 55: Leidsch Jaarboekje

Bij de Waslsche Gem.: S. Cler en M. Bressen.BU de Rem. Gem.: Dr. W. J. Lente.Bij de Vereeniging v. Vrijz.-Herv.: A. van der Wissel.Bjj de Gereformeerde Kerken: H. J. Kouwenhoven en

A. Roords.Bij de Evang. Luth. Gem.: J. W. Brass en J. Ph. Makkink.BU de Doopsgezinde Gem.: J. Wuite.

Pastoors. Bij de R. K.: P. L. Dessens, tevens deken,H. L. A. Gadet, A. J. M. Hafkenscheidt.

Oud-Katholieken: J. M. van Beek, pastoor.Israëlietisehe Gemeente: H. 1. Cohen, leeraar.Poetkantoor. Directeur: M. C. Hennequin.Telegraaf-kantoor. Directeur: D. Merkestijn.Stationschef: L. W. F. Sesseler.

Leiden telt thans ruim 69000 inwoners.

Leden der 2de Kamer der Staten-Generaalvoor de districten:

Haarlemmermeer. F. H. van Wichen te Oudewetering,KCdWijk. Mr. 0. J. E. baron van Wassenaer

van Catwijck te ‘sGravenháge.Bodegraven. Mr. J. W. H. M. van Idsinga te

‘s-Gravenhage.

Page 56: Leidsch Jaarboekje

Leden dep Prov. Staten VOOP de districten:Mr. L. M. J. H. Kerstens te Leiden.C. J. L. van der Meer te Noordwijk.

Leiderdorp. R. Ouwehand te KatwUk.W. Warnaar te Sassenheim.

Jhr. Mr. L. E. M. von Fisenne te‘s-Gravenhage.

Zoetermeer.W. B. van Liefland te ‘s-Gravenhage.D. J. G. J. baron van Pallandt te

Wassenaar.J. Scheer te Zoetermeer.

Alphen< !Mr. C. S. van Dobben de Bruyn te

Hazerswoude.

i

A. A. van Gile te Zoeterwoude.W. Los te Alphen.

F. H. van Wichen te Oudewetering.

Bestuur der Gemeenten.

Ter A a r : J h r . K. W. L. de Muralt, Burgemeester;.J. Hogenboom, Secretaris.

Aarlanderveen: J. W. van aer Lee, Burg. ; A. P. Tolk,S e c r e t a r i s .

Alkemade: F H. van Wichen: Burg. en Secr.AZphen: C. W. C. Th. Visser, Burg. ; K. J. E. Koning.

Secretarie.Benthuizen; A. Verheul Azn., Burg. en Secr.

Page 57: Leidsch Jaarboekje

Boskoop: J. Grootenhuis, Burg.; E. G. Koninga, Sccr.Eazerswoude: Mr. C. S. van Dobben de Bruyn, Burg.;

3. M. Kok, Secr.Katwijk: T. A. 0. de Ridder, Burg. ; J. Varkevisser,

Secretaris.Kou&?kerk: J. C. van Voorthuysen, Bz6rg.; E. Rollema,

Secretaris.Leiderdorp: G. van der Valk Bouman Sr., Burg. en Secr.Leimuiden; Th. C. C. Ninaber, Burg. en Secr.Lisse: Jhr. P. F. A. J. von Bönninghausen tot Herinck-

have, Burg. en Secr.Noordwijk: Jhr. W. C. van Panhuys, Burg.; E. de

Groot, Secr.Noordwijkerhout: J. P. J. M. Sweens, Burg.; A. B. Ver-

meulen, Secr.Oegstgeest: J. G. M. van Griethuysen, Burg. en Secr.Oudshoorn: W. C. ten Harmsen van der Beek, Burg.;

W. Steen Jr., Secr.RQnsaterwoude: Th. C. C. Ninaber, Burg. en Secr.RUjnsburg: R. van Ham, Burg. en Secr.Sassenheim: P. Besselaar, Burg. ; 0. v. Eek, Secr.Stompwgk: P. van Duyvendgk, BeLrg. ; H. J. van Delft,

Secretaris.Valkenburg: P. Lotsg. Burg.; 1. A. Charbon Jr., Secr.Veur: P. van DuyvendUk, Burg. en Secr.Voorhout : J. G. M. van Griethuysen, Burg.; J. H.

Langeveld, Secr.Voorschoten: E. Vernede, Burg. en Secr.Waddingsaeen: G. van Dort Kroon, Burg.; A. Kreupeling,

Secretaris.

Page 58: Leidsch Jaarboekje

Wurmend: A. J. Scholvink, Burg.; H. L. van Delft,Secretaris.

Wassenaar: Jhr. R. Ph. S. A. Storm van ‘sGravesande,Burg. ; J. Eggink, Secr.

Woubrugge: T. P. Kleyn, Burg. ; C. Rammeraat, Secr.Zoeterwoude: A. A. van Gils, Burg. en Secr.

RIJNLAND,Dijkgraaf: Mr. E. de Vries.Hoogheemraden: Jhr. Mr. W. G. Dedel, J. H. M. Evelein,

A. J. E. baron van Ittersum, Mr. J. van de Kasteele,J. C. van der Torren, Mr. J. Th. C. Viruly.

Secretaris: Mr. C. W. van der Pot Bzn.Rentmeestcr: Mr. H. A. Sypkens.Ingenieur : P. Hoogenboom.

Page 59: Leidsch Jaarboekje

De volgende verzamelingen zijn voor hetpubliek toegankelijk :

Rüksmuseum van Oudheden, Breestraat, werk-dagen 10-4 uur, Zon- en Feestdagen l- 4.

E t h n o g r a p h i s c h M u s e u m , R a p e n b u r g , Hooge-woerd en Heerengracht, alleen werkdagen, lO- 4 uur.

Museum van Natuurlijke Historie, Rapenburg,werkdagen 12-4 uur, en Zondags van Mei-November,1 2 - 3 u u r

G e o l o g i s c h M i n e r a l o g i s c h M u s e u m , Garen-markt, Woensdag en Zaterdag 2-4 uur.

K a b i n e t v a n P l e i s t e r b e e l d e n , R a p e n b u r g ,werkdagen 10-4 uur, Zon- en Feestdagen 1-4 uur.

H o r t u s B o t a n i c u s , Rapenburg, werkdagen,1 April-30 Sept., 9-6 uur; 1 Oct.-31 Maart, 9-4 uur,Zondags 10-4, van 1 April-30 September.

K a b i n e t v a n P r e n t e n , R a p e n b u r g , D i n s d a g s ,10-3 uur.

S t e d e l i j k M u s e u m ,,de L a k e n h a l ” , OudeSingel,werkdagen 10-4 uur, Zondag 12-4.

U n i v e r s i t e i t s b i b l i o t h e e k , R a p e n b u r g , w e r k -dagen 10-4 uur, doch van 15 Nov.-15 Jan. 10-3 uuren in de acad. vacanties 1-3 uur.

Oud-Archief der gemeente, Boisotkade, werk-dagen 9-4 uur.

Page 60: Leidsch Jaarboekje

IN MEMORIAM.

Page 61: Leidsch Jaarboekje
Page 62: Leidsch Jaarboekje

E. L. Baron van Hardenbroekvan Lockhorst. 7

Oud-Burgemeester van Noordwijk.

Onder de Burgemeesters, die korter of langer aan‘t hoofd van het bestuur der gemeente NoordwiJk hebbengestaan, zal naast den naam van den schepper derbadplaats, C. L. C. W. Picke, immer in hooge eer genoemdworden, die van Ernest Louis baron van Hardon-broek van Lockhorst, van 17 December 1901 tot17 Maart 1908 burgemeester dier gemeente.

Baron van Hardenbroek werd op 10 Februari 1864geboren op het vaderliJk landgoed, gelegen onder hetstille en eenvoudige Leusden in de provincie Utrecht.Lijn ouders waren Mr. Ernest Louis baron van Harden-broek, Heer van Lockhorst, burgemeester, Lid derProv. Staten van het gewest en van de Tweede Kamerder Staten Gen., en Jonkvrouwe Sophia Adriana JoannaHuydecoper.

Na de gewone opvoeding genoten te hebben, welkeden kinderen uit den gegoeden stand ten deel valt, washij eenige maanden werkzaam bU het toenmalige Depar-tement van Waterstaat, Handel en Nijverheid.

Maar voor een buitenman als den jeugdigen van Har-

Page 63: Leidsch Jaarboekje

denbroek, kwam het leven aan een Ministerie met zijnidealen niet overeen. Spoedig werd hij dan ook geplaatstbU de Hoofdadministratie der Koninklijke Domeinen, enhet duurde niet lang of zijn benoeming volgde (in 1887)tot Rentmeester van het Rentambt Zuid-Holland.

Na op 4 Sept. 1890 gehuwd te zijn met de dochtervan den toenmaligen burgemeester van Rijswijk, Jonk.vrouwe Johanna Maria Antonia Caan van Neck, werd hijin 1892 overgeplaatst naar het rentambt Middelburg.

Toen in ‘t begin van 1893 de burgemeestersvacaturevan Domburg moest vervuld worden, deed van Hardon-broek zijn entree in de gemeente administratie, en,meermalen heeft hg het rnU verzekerd, het gemeentelijkbeheer had weldra zijn liefde.

Tot het einde van 1901 bleef hij burgemeester vanDomburg. Redenen van particulieren aard noopten hemtoen de betrekking neer te leggen. Evenwel slechtszeer kort bleef hij buiten de gemeente,administratie.Jhr. Mr. J. H. J. Quarles van Ufford, tot Referendarishij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken benoemd,nam ontslag als burgemeester van Noordwük en bgKon. Besluit van 5 Dec. 1901 NO. 19 zag baron vanHardenbroek zich tot zdn opvolger benoemd. Op17 December 1901 werd hij als zoodanig in eene open-bare Raadszitting plechtig geïnstalleerd.

Baron van Hardenbroek kwam niet onder zoo bgzonderaangename omstandigheden als burgemeester te Noord-wijk. Een deel der bevolking - en een niet gering deelook - had het oog gevestigd op een ander candidaat,een hoogst achtenswaardig ingezetene, die, ook naar

Page 64: Leidsch Jaarboekje

wetteläken z i n , op de eervolle betrekking aanspraakmocht maken.

Wij zouden dan ook aan de waarheid te kort doendoor te beweren dat van Hardenbroek’s benoeming metvolle sympathie van alle NoordwUkers werd begroet.En in den beginne stonden burgemeester en burger danook wel wat ver van elkander.

Maar hoe meer men elkander leerde kennen, hoemeer de Noordwqkers in de gelegenheid kwamen deuitstekende hoedanigheden van hun burgemeester alsmensch en als magistraat te leeren kennen, hoe grooterde waardeering werd der ingezetenen.

Metterdaad voelde hij zich ,,der burgeren vader”. Eneerlfjk gezegd, was die positie hem dan ook de aange-naamste.

Man van hooge geboorte en volbloed aristokraat, washem het geheim ontdekt om zonder het zoo dikwglshinderlijke afdalen tot het volk, zich een plaats te ver-zekeren in het hart van zijn ingezetenen, onverschilligvan welken rang of stand.

Zi-Jn hoog gevoel van plicht en trouw aan ‘t eenmaalgegeven woord, deden hem nimmer afwijken van wat hijbij ambtseed had beloofd: ,)trouw aan de grondwet ende wetten des rüks”, maar met grooter liefde en metmeer opgewekten zin, volbracht hij het andere deel vandien ambtseed : ,>dat hg de belangen der gemeente met al,,zijn vermogen zou voorstaan en bevorderen.”

Als ‘t Noordwqk’s belangen gold dan was van Har-denbroek altoos te spreken, wanneer en waar ook envoor wie ook.

Page 65: Leidsch Jaarboekje

De Noordwgkers zagen het dan ook spoedig in: zUgingen met vertrouwen hun belangen in zgn handenstellen. Ztjn groote waarheidszin, en strikte rechtvaar-digheid, zun eerlijk willen en, waar noodig, zgn krachtigdurven, waren hun waarborg dat hij voor hun belangenwaakte en werkte

Voeg daarbij zijn grooten eenvoud en goedhartig-heid - dan is de verklaring gevonden van het feitdat zoowel op het Raadhuis als op de stoep van ‘s bur-gemeesterswoning telkens bezoekers werden aangetroffen.

Met r!+jke redenaarsgaven had moeder natuur hemniet bedeeld en als leider der Raadsvergaderingen zochten vond hu dan ook zOn kracht meer in een eenvoudigeuiteenzetting van het vóór en tegen der aan de ordezdnde zaken, dan in diep en breed betoog.

En de Raad, die wist dat steeds ,klare wijn” werdopgediend, schonk hem dan ook na eenigen tijd zijnvolkomen vertrouwen.

In meer landelijke gemeenten komt het niet dikwijlsvoor dat een burgemeester zijn naam kan verbindenaan een groote zaak, welke tot de buitenwereld spreekt.Onder van Hardenbroek’s bestuur kwam intusschenNoordwuk in het gelukkig bezit eener steenkolen gas-fabriek welke, door haar toenemenden bloei, mede aanwijstde voortdurende welvaart van Noordwgks burgerij.

Het bericht dat van Hardenbroek tot burgemeestervan Rijswijk benoemd was en dus Noordwijk zou ver-laten, werd door de Noordwukers schier onverdeeld metoprecht leedwezen vernomen; en ‘t was gesproken uit

‘t hart der bevolking toen de oudste wethouder, de

Page 66: Leidsch Jaarboekje

Heer C. Alkemade Sr., in de openbare raadsvergaderingvan 17 Maart 1908 den scheidenden burgemeester ,,har-,,telUken en welgevoelden dank bracht namens alle inge-,,zetenen van Noordwijk, voor alles wat gij als burge-,,meester en ook als inwoner voor Noordwijk hebt,,gedaan” - e n ‘t was bij deze zelfde gelegenheiddat ean ander lid van den Raad mocht getuigen: ,,Wij,,hebben ‘t gezien hoe hij steeds op alle zaken het,,volle licht deed schijnen en eerlijk en openhartig ons,,in de gelegenheid stelde alle omstandigheden te kennen,,die noodig waren om een zaak te beoordeelen, en dat,,standpunt bleef hij getrouw zelfs wanneer er kans,,was dat door dit volle licht een voorstel minder kans,,tot slagen kreeg.”

Dat het heengaan van een dergelljk burgemeestervoor de gemeente een verlies was, behoeft geen breedbetoog.

Op de meest ondubbelzinnige wiJze sprak de volksstemzich uit bij ‘t vertrek van v. Hardenbroek naar Ruswijk.In zeer korten tijd werd door, metterdaad ,,groot enklein”, een som bijeengebracht om hem een prachtigstoffelijk bluk mede te geven van hunne acht ing,erkentelijkheid en toegenegenheid. En het teekentden man, toen hij bij de aanbieding met van a,an-doening trillende stem zeide: ,,Waaraan heb ik datverdiend; ik trachtte slechts mijn plicht te doen.”

Niet lang heeft baron van Hardenbroek den burge-meesters zetel van Ruswijk bekleed.

In 1910 werd aan een geheimen wensch van zijnOranje.lievend hart voldaan.

.l”lI

Page 67: Leidsch Jaarboekje

Eens had hij mij dien medegedeeld: ,,nog eens -,,zoo zeide hij - zou ik zoo gaarne mijn Koningin meer,,direct willen dienen.” Hare Majesteit de Koningin riephem in Haar nabijheid als Kamerheer.

Helaas, slechts koiten tijd mocht hij ,,zijn Koningindienen”. Reeds op 20 Januari 1912; dus op nog geen4%jarigen leeftijd, overleed hij te ‘s Gravenhage in zijnwoning aan den Parkweg, en den 23Sten Januari d.a.v.werd hij onder veler belangstelling, op de bekendebegraafplaats ,,Oud-Eik-en Duinen” ter aarde besteld.

Hij ging heen op een leeftijd dien men nog niet alsoud pleegt aan te duiden, maar hij heeft lang genoeggeleefd om zich de hoogste onderscheiding te verwervenwelke men in dit leven deelachtig kan worden: deeenparige overtuiging, dat baron van Hardenbroek waseen braaf, edel en plichtgetrouw mensch.

En va,n dezen wordt gezegd: Zu sterven niet.Baron van Hardenbroek was Ridder van de orde der

Eikenkroon van Luxemburg en van de orde van Oranje-

Xassau.

~VoordwCjk, Dec. 1912. E. DE GROOT.

Page 68: Leidsch Jaarboekje

Johannes van den Do.p, “fOp den 25sLen Maart 1912 op bijna 65.jsrigen leeftgd

ontviel aan zgn gezm en aan het Leids& Dagblad,dat hij tot zijn dood toe zijn werkzaam leven wijdde,de heer Johannes van den Dop.

Geboren te Leiden, den 6den April 1847, kwam hij:na aanvankelgk voor het onderwUs te zijn opgeleid,27 December 1865, dus op ruim 18.jarigen leeftijd, biJden uitgever den heer A. W. Sdthoff in betrekking enkreeg een plaats bij de administratie van het LeidschDagblad. De jonge man deed zijn plicht uitstekend. wasüverig en accuraat, maar zun aspiraties gingen eenandere richting uit. Toen een betrekking van correctorvakant kwam, vulde hij deze plaats aan. Jantje Secuurals hij was, ging de kopu die onder zij11 oogen wasgeweest, van feilen zuiver ter perse. Af en toe deed hijook redactiewerk en het bleek aldra, dat hu daarmedezijn bestemming had bereikt.

In 18ï9 zag hij zuu ideaal verwezenlukt, hij werdbenoemd tot redacteur van het Leidsch Dagblad, en is

dat tot zijn dood gebleven.Hg heeft het blad telkens zien vooruitgaan en grooter

worden en het was zgn grootste t rots op di t s teedsstugend abonnementental te kunnen wijzen.

HU gaf zich geheel aan de courant: ‘s daags op het

Page 69: Leidsch Jaarboekje

redactiebureau, ‘s avonds als verslaggever in verschillendevergaderingen, na afloop waarvan hij thuis nog de rap-porten er van persklaar maakte.

De eischen aan de courant gesteld werden echte1steeds grooter, de rubrieken breidden zich zienderoogenuit en, zoo werd dt, staf zijner medewerkers ookallengs talruker en moest hij veel overlaten aan anderenwat hij gaarne zalf had gedaan. Dat viel hem blijkbaalzwaar en had ten gevolge dat hiij het werk van anderen,vooral als het een anderen koers uitging dan die welken hgsteeds had gevolgd, niet altäd naar waarde wist teschatten. Hij had zoo gaarne alles zelf gedaan ook alware er voor hem geen tQd voor uitspanning en rustovergebleven.

Voor het Leidsch Dagblad te arbeiden was zijn grootstelust. Hij is er voor blijven werken tot zoolang hiJ kon.

Geruiman tijd was hij ziekelUk. Een onzichtbare kwaalondermijnde zun vroeger zoo krachtig gestel. Tochsleepte hij zich naar zun bureau en een zachte wenkvan zun patroon was noodig hem eindelijk de kamer tedoen houden. Op zija ziekbed, dat zijn sterfbed zouworden, leefde hu echter nog met het Leidsch Dagbladmede dat hg, tot zoolang zjjn geest helder was, zelfsnog met een brekend oog, bleef lezen.

Zoo heeft hij gewerkt zoo lang het dag voor hemwas, en wij, zijne medearbeiders aan het Leidsch Dag-blad, zullen hem gedenken als een man van grooten1Jver en getrouwe plichtsbetrachting en zijn voorbeeldvoor oogen houden.

Leiden, Januari 1913.K. SIJTSMA.

Page 70: Leidsch Jaarboekje

DS. J. J. van der Lip. TDen 28Sten April dezes jaars overleed te dezer stede,

na een langdurig maar met veel geduld gedragen 11Jden,de man, wiens naam hierboven vermeld staat en diewaardig is ook in dit Jaarboekje herdacht te worden.

Johan Jurriën van der Lip was den 27Sten Augustus1843 te Utrecht geboren. Na in ziJne vaderstad zQre theo-logische studiën te hebben voltooid, werd hij op 31 Maart1867 tot. Predikant te Leusden bevestigd, vertrok vandaarin 1870 naar Linschoten, in 1873 naar Wijk bij Duur-stede, in 1880 naar Harderwuk, om eindelijk 11 Febr.1883 alhier de Evanglie.bediening te aanvaarden.

De overledene, die de Ned. ,Hervormde Gemeente teLeiden dus langer dan 29 jaren gediend heeft, was nietalleen een bij velen geliefd Prediker, maar munttevooral ook uit als Cathecheet , getuige de vele leerlingendie hij had en die hem voorzeker met de meeste achtingen toegenegenheid zullen blijven gedenken.

Den 31*ien Maart 1907 mocht hij zijn veertig-jarigJubilé vieren en talrijk waren de bewijzen van toege.negenheid en vriendschap, die hu toen van de Gemeente,van .zUne Ambtgenooten en vrienden, ook uit vorigegemeen ten, ontving, bij welke gelegenheid hem tevensde hooge onderscheiding te beurt viel van zijne benoe-ming tot ridder in de orde van Oranje-Nassau. In de

Page 71: Leidsch Jaarboekje

laatste jaren belette hem de staat zijner gezondheidveeltijds zijn werk te verrichten, ofschoon ho in alleswat het kerkehjk leven der Gemeente betrof, tot deneinde toe bleef belangstellen.

Ds. van der Lip was een eenvoudig hartelijk man eneen getrouw vriend, een man, die zich zoo oprechtkon verblijden met de bhjden en weenen met de weenen-den, een huisvriend en raadsman van velen en die, alsPrediker van het Evangelie des kruises de waarheid enden vrede liefhad.

De smarten des levens zgn hem niet gespaard geble-ven. Hij heeft geleden in den huiselijken kring en daar-buiten, doch zijne opgewektheid heeft hg nooit verloren.ZiJne nagedachtenis zal bij velen, in en buiten onze stadin gezegend aandenken blijven.

w . B.

Page 72: Leidsch Jaarboekje

A. de Koster. ?

Het secretariaat van de Kamer van Koophandel enFabrieken schonk mij het onschatbaar voorrecht denman te ontmoeten en te leeren kennen, wiens nuchterekijk, aangeboren koopmanstalent en buitengewoon helderdoorzicht in zaken bij mij in zulk een mate bewonderinghadden gewekt, dat ik meer dan eenmaal tegenoverderden mij daarover had geuit. Ik dank het vermoede-lijk daaraan, dat men zich tot mij gewend heeft, om,ofschoon anderen hem misschien beter gekend hebben,eenige woorden aan zijn nagedachtenis te wijden, eent,aak, die ik volgaarne op mij nam.

Iemand die De Koster heel goed gekend heeft, heeftvan hem eens gezegd: ,,Hij had de bedachtzaamheidvan een Nederlander en de aangeboren durf van eenAmerikaan” en van die eigenschappen getuigt zijn geheelwerkzaam leven, dat hem tot eene maatschappelijkepositie gebracht heeft, die hij zich van zijn jeugd afaan altijd voor oogen had gesteld. Want De Koster wistvan geen wijken, kende geene moeiehjkheden, als hijzich eenmaal voorgenomen had een doel te bereiken;met een zekere overmoedige volharding, met een brutaalzelfvertrouwen, met een ongekend doorzettingsvermogen,zich van zijn kracht en helder verstand volkomenbewust, ging hg recht op zOn doel af, niet terugdein-

Page 73: Leidsch Jaarboekje

zende, wanneer hu bezwaren of hinderpalen op zijnlevensweg ontmoette, integendeel daardoor geprikkeld,om nog meerdere geestkracht te ontwikkelen. Een manmet die groote eigenschappen, die gevoelde, dat hfjslagen moest, slaagde, omdat hij aan grooten onder.nemingsgeest groote bedachtzaamheid paarde, omdatzUn heldere blik hem altijd den juisten weg aanwees,dien hij bewandelen moest en die het slagen in wat hijook maar ondernam als de meestnatuurhjke zaak ter wereldbeschouwde. En uit dit laatste sproot vermoedelUk voortdie eigenaardige eigenschap, dat hij nooit prat ging op het-geen hij ondernomen had, doch tot aan zUn dood toe bleefdehoogst eenvoudige man, die gaarne aan anderen zijn helderadvies gaf als hem dit gevraagd werd, doch feiteluknimmer hoogere aspiratiën koesterde dan het welslagenvan ziJn zaak, van de industrie die hij zelf geschapenhad en waaraan hg zijn geheelen persoon en zQn geheelleven gegeven heeft.

Dat was ook de schaduwzijde aan zijn onverzettelUkenwil verbonden; hg gaf zUn leven aan zijn industrie:maar bijkans ook alleen daaraan; dat levensdoel, een-maal voor oogen gesteld, eischte naar zUn meening degeheele persoonlUkheid en hu kon niet dulden, dat huin het bereiken daarvan door iets gestoord of belemmerdwerd. HU ging zijn weg, zich uitsluitend wijdend aanzUn zaak, waaraan alles dienstbaar werd gemaakt, zichniet vermoeiend met wat hij beschouwde als het kleinegedoe om zich heen, noch zich bekommerend om desociale nooden, noch zich rekenschap gevend van hetmenschehjk gebeuren dan ulleerc, wanneer het zuu zaak

Page 74: Leidsch Jaarboekje

kon verheffen of treffen. En zijn geest werkte zelfs nogdoor, al was hij in den engen familiekring teruggekeerd;men noeme dit alles een fout misschien, maar zonderwelke hiJ de taak nooit had kuunen volbrengen, naarwelke zijn onvermoeid streven ziah richtte.

In 1841 geboren stond hij op ongeveer 14.jarigenleeftijd, toen hij aanvankelok het gymnasium bezocht,voor het treurige feit, dat hij die school moest verlaten,ten gevolge van den achteruitgitng van zaken zuns vaders.Aan zich zelf overgelaten, zonder eenig fortuin, tasttehg op verschillend gebied nog in het duister, toen hijeindelijk geplaatst werd op een handelskantoor teGouda, dat bovendien nog een filiaal had te Leidenen te Antwerpen.

Later naar Antwerpen gezonden werd hQ al spoedigde steun en rechterhand van zijn patroon, van wien hijomstreeks 1869 de te Leiden gevestigde betrekkelijkkleine zaak in kaas en graan overnam, daartoe in staatgesteld door het klein kapitaaltje, dat hij te Antwerpenhad bijeengegaard. Hij bracht moeielijke jaren door tengevolge van gebrek aan voldoend bedrijfskapitaal;een man als de Koster kon zich daarbij niet nederleggenof daarin kalm berusten; hij breidde voortdurend uit,zocht die uitbreiding meer in het bijzonder in den graan.handel, doch hij begreep toen reeds, dat hii zich ook daartoeniet kon bepalen. Inziende dat ten gevolge van het vermeer-derd gebruik van wittebrood vooral de handel in rogge eninlandsch tarwe achteruit moest gaan en de meelhandelzich meer en meer moest ontwikkelen, aarzelde hij geenoogenblik zich met alle kracht te werpen op de indu-

Page 75: Leidsch Jaarboekje

strie, waarvoor nauwolijku een gunstiger oogenblik ge-kozen kon worden. Allerhande machines werden gelei-delijk uitgevonden, waarmee de moderne meelfabriekenvoorzien werden en deze overgangsperiode was eengeschikt tijdperk om een volgens een nieuw systeemingerichte meelfabriek op te richten. Hij associeerdezich met den Heer Koole, die over kennis op maalderij.gebied beschikte ; te zamen reisden zij naar Zwitserland,om de nieuwe systemen en de nieuwe fabrieken te Le-studeeren en richtten in 1884 de meelfabriek ,,De Sleutels”op, een fabriek door de Koster kort daarna, toen Kooleoverleed, geheel voor eigen rekening voortgezet. In 189 1geheel afgebrand, werd de fabriek opnieuw opgebouwden naar moderne eischen ingericht en dat deze industrieis geworden wat zu thans is, Bén der belangrgkste opdat gebied in Nederland, dat De Koster in de maat-scbappij de benüdensmaardige positie veroverde, die hgtot aan ziJn dood toe bezat, heeft hij alleen en uit-sluitend te danken aan de voortreffeE,jke eigenschappenwaarvan ik hierboven geyag maakte, aan eigen werk-en geestkracht en aau eigen onvermoeid streven

Dat hij het initiatief nam voor, althans den grootstenstoot heeft gegeven aan de Graanbeurs te Leiden, stemtvelen tot groote dankbaarheid, al heeft hij natuurlukeen en ander ook aan eigen zaak weder dienstbaarkunnen maken.

Wanneer ik hierboven schreef, dat De Koster zichalleen en uitsluItend gaf aan zOn zaak, dan moet ikdaarvan uitzonderen, behalve ook eenige commissariaten,het lidmaatschap van de Kamer van Koophandel. Hij

Page 76: Leidsch Jaarboekje

sprak in de vergaderingen, die hij gaarne en trouw bezocht,weinig, maar als een onderwerp aan de orde kwam, dathij meester was en dat hem belang inboezemde, dankon men zeker zün, dat trots den felsten tegenstand,zijne meening zegevierde, eene meening gegrond opriJpe overwegmg; dan gevoelde men eerst recht, a,ls hjjzijn advies mondeling of schriftelUk uitbracht, welk eengroote suggestieve kracht er uitging van den man, wienslevenservaring gerijpt was uit en door den moeielgkenlevensstrud, van een man, die in den waren zin vanhet woord was een self made mau.

Aan zijn kinderen en in het b++jzonder aan z@r zoons,laat hij na een eervollen naam, het kostbaarste deelvan een rUke nalatenschap; zijn voorbeeld, zijn wils-kracht volgende, zullen zU dien eervollen naam ha,nd.haven en hooghouden, al missen zu den gezondenprikkel, die uit the struggle for life geboren wordt;maar van hem hebben zij geleerd, dat ook in denzwaarsten levensstrud, ook wanneer onverhoopt moeie-lüke tijden voor hen mochten aanbreken, nog altgd waaris en blijft: ,,Labor improbus vincit omnia”.

J . H. QOUDYMIT.

Page 77: Leidsch Jaarboekje
Page 78: Leidsch Jaarboekje
Page 79: Leidsch Jaarboekje

,,PAS IIUIC DOMUI”

Page 80: Leidsch Jaarboekje

Ars Aemula Naturae ,DOOR

P. J. BLOK.

Telkens weder ondervindt het Bestuur van bovenge.noemd, in het bekende antieke huis aan de Pieterskerk-gracht ,,Pax Huic Domui” gevestigde oude instelling,dat zu thans voor zeer velen in Leiden een zoo goedals geheel onbekende IS. Het Bestuur noodigde daaromharen secretaris uit voor de lezers van dit Jaarboekjeeens de geschiedenis van de instelling te vertellen, wathij gaarne op zich nam, overtuigd als hij is, dat zijnog altijd nut doet en nut kan blijven doen. Een enander geeft tevens niet onbelangrgke budragen tot dekennis van het kunstleven hier ter stede in de l@e en19de eeuw.

Leiden’s oude schilders hebben berst vrij laat - in1648 - een St. Lucasgild mogen stichten. Was het deoude gildenvrees, die de Leidsche overheid heeft weer.

1

Page 81: Leidsch Jaarboekje

2

houden zulk een stichting toe te staan? Of moet menhier denken aan verzet van de zUde der kunstverkooperste Leiden? Het laatste is niet onwaarschijnlijk, daardezen zich bedreigd konden achten door een aaneen-sluiting van hen, die hunne kunstproducten totnogtoezonder eenige contrôle aan de kooplieden hadden ver-kocht: ook elders ziet men dergelijke oppositie l).

Maar dit gild, gesticht met het doel om de geldelijkebelangen van de leden te behartigen, in de eerste plaatste beschermen, en samengesteld uit schilders, ververs,beeldhouwers enz., regelde de opleiding tot de schilder-kunst volstrekt niet. De aankomende schilders blevenbU de oude gewoonte, volgens welke men bij andereschilders op hun atelier de kunst leerde. Zoo haddenWillem van Mieris (1662-1747) en Carel de Moor(1656-1738) nog ba den ouden Gerrit Dou (1613-1675)en diens leerling Frans van Mieris (1635 - 1681) hunneopleiding genoten. Zij waren op het einde der zeventiendeeeuw de meest beteekenende volgers van Dou’s schilders-wgze, die der Leidsche ,,fijnschilders”.

Kort vóór het einde der zeventiende eeuw nu haddenzij beiden 2, in een lokaal onder de ,,Saaihalle”, waaraan

‘) Vgl. Martin: I,even en Werken van Gerrit nou (Leiden.1901)) blz. 107 vlg.

2, Ms. Gedenkboek van de Schildersacademie te Leyden.samengesteld door Frans van Mieris den Jonge en in afschriftof klad ten dcele bewaard in het archiet van A. h. X. Wirarhet eigenlijke boek zelf gebleven is, is onbekend.

Page 82: Leidsch Jaarboekje

3

burgemeester Cornelis Paets l) hen eenige jaren te vorengeholpen had, een ,vergadering of academie der Konst-schilders en Tekenaars” gesticht met toestemming vande Leidsche regeering. Zij noemden zich ,,dierecteursen meesters van de Schildersaccademy” en hadden,,eenige jaaren geïnstruweerr ende onderweesen ter liefdevan de const en ‘t nut voor ‘t algemeen” zooals zijvan zichzelve getuigen in een rekest van omstreekshet einde van 1701 2). ZU vestigden in dat rekest aan deLeidsehe regeering de aandacht erop, ,,dat er ondergeringen ambaghtsluyden haar kinderen ook fraayegeesten en vernufften gevonden werden dewelken gaarenvan onsen openbaare leering wilden bedienen.” Ofschoonde kosten voor de daarbg gebruikte ,,modellen” nietzeer groot waren, konden sommigen die toch niet betalen en daarom vragen de schilders van de kunst-lievende regeering ,,een kleine gratificatie”, ook tenbehoeve van verlichting en verwarming van het lokaal,en wel 75 guldens ‘s jaars; zU beloofden ,,de voorschreeveninstructie gratis ofte voor niet aan yder liefhebber vande voorsz. const meede te deellen.”

Wu zien dus, dat toen reeds door deze schilders

‘) IIij ~31s in die functie in de jaren 1671---1694. IIet onder-wijs moet dus begonnen zijn op zijn laatst in 1694.

‘) Xaast de beide schilders staat onder het stuk ook.J. Toornvliet genoemd, die echter later niet, meer vermeldwordt. Ilet stuk is gedrukt door Martin, in Oud-Holland1904, Afl. 4: blz 6.

Page 83: Leidsch Jaarboekje

4

van grooten naam, blijkbaar tegen matige vergoedingvoor de betaling van de gebruikte levende modellen,openbaar teeken- en schilderonderwijs werd gegeven.

De Leidsche regeering, ,) gehoort hebbende het advijsende de consideratiën van de heeren derselver gecom-mitteerdens ,” stond bij apostille van 9 Febr. 1702 hetgedane verzoek toe, voor het eerste jaar zelfs fiO0.V a n d e Jeden”, d. w. z. leerlingen, dezer schilder-academie vernemen wij vooreerst niets, maar uit latereaanteekeningen blijkt, dat van de aangeboden gelegen-heid vrU ruim gebruik werd gemaakt door hen, die zichonder zoo goede leiding op teeken- of schilderkunstwilden toeleggen. Het onderwus werd sedert 1702 nietlanger gegeven onder de Saaihal maar op de oude Rfjns.burgsche of Blauwpoort, gelegen aan het einde van deTurfmarkt, waar ook de Rederijkers hun vergaderlokaalhadden. Het gerumel, waarmede de leden der oude Rede-rukerskamer ,,Tn liefde Bloeyende” hunne kunstbroedersvan de beeldende kunst bij hunne komst begroetten, is nogbewaard. Toen de oude Blauwpoort in 1735 werd afge-broken, nadat zU feitelijk hare functie als poort reedsin de 17de eeuw had overgedragen aan een andereRgnsburgsche poort tusschen Morsch- en. RUnsburger-singel, ging de Academie naar dit laatste gebouw over.

De beide ,,directeuren” of ,,opzienders” traden, blijk-baar naar aanleiding dezer vernieuwing van hun lokaalen in verband met hun hoogen leeftod, in 1736 af enwerden vervangen door de schilders Frans van Mieris

Page 84: Leidsch Jaarboekje
Page 85: Leidsch Jaarboekje
Page 86: Leidsch Jaarboekje

5

den Jonge en Hieronymus van der IvQj Ij, die volgensde beschikking van de stadsregeering om het jaar,,opperste directeur” zouden zQn.

De nieuwe directeuren legden een geregeld boek aanvan de in t e schruven ,,leden”, van welke een a ls,,secretaris” fungeerde. Voor de inschruving werd ,,vooreens en altoos” éen gulden betaald. Het aantal dezerleden nam blijkbaar niet snel toe: bU de 5, in 1736aanwezig, komen er jaarlijks een of twee nieuwe,onder wie wij in 1747 den toen achttienjarigen JanLe Francq van Berkhey genoemd vinden, in dien tijdwerkzaam in den kunsthandel zijner moeder en laterwelbekend als dichter en wetenschappelijk schruver.

Een jaar na hunne benoeming verzochten de beidenieuwe directeuren a,ls ,,Regenten van het Schilder-Academie” gesteld te mogen worden buiten het eigen-lijke schildersgilde, dat zich blijkbaar eenig toezicht opde Academie had aangematigd maar, als samengestelduit, ,schilders, beeltsnyders, schilderyverkoopers en klad-schilders,” zelfs met inbegrip van de kleinste ververs,niet geacht kan worden tot zulk een toezicht bevoegdte zijn. De schilderkunst moet ,,van geen gild afhangen ,”was hun meening; het gild kon zich met de stoffelukebelangen zuner leden bemoeien maar niet met de kunstzelve. De stadsregeering stemde toe en ontsloeg de ,,Re-

l) Bekend o. a. als schilder en restaurateur van vele portrettenin de 1734/5 ingerichte Senaatskamen in het Academiegebouw.

Page 87: Leidsch Jaarboekje

genten” der Academie als zoodanig va.n den gilde-band 1).

Xoo ging het onderwijs overigens op denzelfden voetvoort, totdat in 1762 Van der Mij overleed en deoud-leerling der Academie Abraham Delfos 2, naast Fransvan Mieris optrad. HU was een bekwaam graveur enteekenaar, tevens kunsthandelaar.

Het lokaal en de hulpmiddelen waren blukbaar zeereenvoudig. Wij bezitten een inventaris van het opde Runsburgsche p o o r t 20 Ju l i 1736 voorhandenmateriaal 3).

,,Een pleistere atlas.Een Grieksche Venus van pleister, zeer geschonden.Een kerkkroontje, van welke twee luchters weg waren.Een verroeste blikke lamp.Een oude theetafel.Een lange leer om boven te klimmen.Een oud hangend kleed.Eenige banken.Een tafel met een schraag.Eenige stoelen (pas) gekoft.”

‘) Yan clvr ?lij weigerdo dan ook in 175:: de benoeming totdeken van het Fild en werd geëxc~~scerd. Zij ?Jkven echterheiden gildebroeders.

“) 8 Klaart 17:)1 geboren, 5 0~1. 1753 als lid ingeschreven.De platen in Van hlieris’ beschrijving van IAden zijn doorhem op koper gebracht.

3, Archi?I van Ars Acrnula Naturae, portef. met allerleioude stukken.

Page 88: Leidsch Jaarboekje

FR..4SS \‘AN MIEltIS DF: JOXGE,naar een gravure in de portretverzameling van het Stedelijk Archief;

Page 89: Leidsch Jaarboekje
Page 90: Leidsch Jaarboekje

7

In den tgd van Delfos was later nog aanwezig l):,, Een kast met glaaze deuren, in dezelve planken en

gevult met pleisterbeelden, anatomie, antique stand-beelden, kindertjes, beesten, handen en voeten en meerphjsterbeelden, ter leering voor aankomende jongelingen.

Een met stroo gevult Matras omt model op te plaatsen.Vier tekenplanken en gereedschappen.Een driestal.Een boerebroek en wanbus.Tekeningen en schetzen enz.Nog eenig gereetschap tot schoonmaking van hek

collegie.”Dat was alles, en zoo is de Academie nog langen tijd

op de RUnsburgsche poort gebleven *).Frans van Mieris is op 19 Mei 1763 ongehuwd ge-

storven. t3U had bij testament een legaat van f 3000aan de Academie vermaakt onder bezwaar van vrucht-gebruik evenwel ten behoeve zijner nicht Aletta ElizabethTrioen, die nog tot 1798 geleefd heeft.

Na Van Mieris’ dood geraakte de Academie eenigszinsin kwijtring. De stadsregeering benoemde geen opvolgervoor hem en liet Delfos, die wel teekenaar maar geenschilder was en telkens op zulk een benoeming aandrong,alleen. De Academie ging onder z3@ leiding op bescheiden

l) Hetzelfde awhief.*) Het archief bevat ook uit lateren tijd van die inven-

t arissen .

Page 91: Leidsch Jaarboekje

8

voet voort, ten minste tot 1775. Van dit jaar echterbegint haar verval. De leden, wier namen wij uit eendoor Delfos aangelegde lijst kennen l), kwamen nietgeregeld en Delfos hield eindelijk op met het inschrijvenvan nieuwe leden, wegens den ,,ingesloopen disorder.”Toch ging de zaak niet te gronde. De 75 gulden werdengeregeld betaald en ,,een ygelijk” kreeg thans vanDelfos, die blijkbaar zonder eenig toezicht zQn gangging, ,,vrijheid dit collegie bij te wonen,” waarvan nogenkelen gebruik bleven maken, zoodat in 1795 nogvier vaste leden aan het onderwijs deelnamen, terw@enkele anderen slechts ,,zelden compareerden.” Toenkwam evenwel de groote slag.

Een aantal Fransche soldaten werd op het eind vauJanuari 1795, bU de veroveCng der Republiek doorPichegru, op de Rgnsburgsche poort ingekwartierd 2).Door de strenge koude gedreven, braken dezen dedeuren van het Academielokaal open, namen stoelen,banken, deuren, vensters, secreet en alles wat maarbrandbaar was mede, sloegen het stuk en verwarmdenzich aan een en ander, zoodxt er niets overbleef, zegtDelfos, ,,dan een puinhoop van steen, een geschondekaggel en de laaste en ouwste zitbank biJ de kaggelstaande en veel vugligheid rontzom.” Ook de pleis-terkast werd vernield. Wel werd de schade later

l) Zie Rijlage hierachter.‘) S. b’. J. Rau en S. J. Grugrnans, Aanspraaken (Leiden.

1802) blz. 12.

Page 92: Leidsch Jaarboekje

9

van wege de stad opgenomen en beloofde men ver-goeding, maar deze bleef bij den treurigen staat derstadskas uit. Een voorstel door de vereeniging: Dewiskunde is de moeder der wetenschappen r), aan Delfosgedaan om de Academie, in welker lokaal ,)zU vergunninghad gekregen hare teekenoefeningen voort te zetten,”met het herstelde, op practische doeleinden gerichte,,Tekencollegie” van dit genootschap te vereenigen,werd door dezen afgewezen, bhjkbaar ook met het oogop het weldra te verwachten einde van het vruchtge-bruik van het legaat Van Mieris. De stadsregeeringechter betaalde van 1795 af ook de f76 niet meer uiten zoo verliep de instelling deerbjk.

Maar in 1798 stierf Aletta Elizabeth Trioen en Delfosstapte naar de stedehjke Weeskamer, waar men hem,na overlegging van zijn acte van aanstelling als directeur,het bedrag van f3000 ter hand stelde. HU verzocht nuook de aanstelling van een nieuwen directeur en tevensde in uitzicht gestelde schadevergoeding benevens devier achterstallige termijnen van de jaarlgksche tegemoet-koming. Maar ook nu kreeg hij nul op het rekest.Nieuwe pogingen tot vereeniging van de Academie methet wiskundig genootschap stuitten af op Delfos’ stand.vastige weigering, al wilde hij wel met een geheelzelfstandig ,,tekencollegie” samenwerken.

Eenige aanzienhjke en vermogende ,>iiefhebbers der

l) De voorgangster van ‘lathesis Scientiarum Genitrix.

Page 93: Leidsch Jaarboekje

10

teekenkunst” sloten zich nu aaneen om de zaak in ordete brengen. Het waren de kunstminnende professorenRau en Brugmans, de bekende geneeskundige H. Cuypers,de wijsgeer en staathuishoudkundige, ook kunstver-verzamelaar J. A. Bennet, de bestuursleden van ,,Wis-kunde” J. P. Pompe van Meerdervoort en M. van Noort.Dezen brachten gezamenlijk wat geld bijeen, kochten12 Maart 1799 voor f 1000 een ,,apart huys” opde Papengracht 1) en richtten hier met hulp van Delfosen den door hem als mede directeur uitgenoodigdenLeidsehen schilder B. van den Broek, oud-leerling derAcademie, een lokaal in voor het houden van teeken-oefeningen en ook van kunstbeschouwingen, welketweemaal per week, des Dinsdags en Vrfjdags, desavonds van 6-9 een aantal ,kunstminnaren” zoudenvereenigon tot een ,,vritmdelfjken kring”. Dit gezelschap,waaraan men den naam gaf: ,,Leydsche Schilder- enTeekenacademie onder de zinspreuk: Ars Aemula Na-turae” 2), hield 8 Juli 1799 zf,jn eerste vergadering,waarin prof. Rau een rede hield 3). Men kon zich inder-daad beschouwen als de voortzetting der oude Academie,welker overgebleven directeur Delfos zich weldra hetvoorzitterschap liet welgevallen en zich met de collectie

1) Dat van wijlen mr. Daniël yan Alphen, thans n”. 30(firma Trap). Delfos kocht het l:3 MPi 1800.

2, De claMcus proc. ltau had dezen Latijnschen naam uit-gedacht.

“) Gedrukt in boven aangehaalde Aanspraaken.

Page 94: Leidsch Jaarboekje

11

pleisterbeelden enz. in het nieuwe gebouw vestigde.Het legaat Van Mieris l) kon zoo ten grondslag strekkenvoor de herrezen instelling, welker nieuwe werkendeen honoraire leden - zU betaalden f 14 ‘s jaars - zichmet ijver aan den arbeid zetten.

De nieuwe vereeniging droeg een geheel particulierkarakter, want de ,,muncipaliteit” van Leiden, hetnieuwe stadsbestuur, nam op 27 Maart 1801 een reso-lutie, behelzende, dat zä ,,uit hoofde van den slegtenstaat der kasse deezer gemeente” de f75 ‘s jaars nietmeer zou betalen en daartegenover de vereeniginggeheel vrij liet in de aanstelling van directeuren. Ditbeteekende een belangrijk verlies van inkomsten maarhet werd ten volle opgewogen door de gunstige beschikking van Curatoren der Hoogeschool, die op 20 April1801 aan de vereeniging een som van f500 ‘s jaarstoekenden, mits de studenten, die dit wenschten engeschikt bleken, vrijen toegang kregen tot de wekelijkscheteekenoefeningen. Deze teekenoefeningen , aanvankeltjkin het huis op de Papengracht gehouden, konden na11 Dec. 1801 weder worden voortgezet op de RUns-burgsche poort, waar zU vroeger waren gehouden enwaar de oude en herstelde kamer weder door de munici-paliteit voor dat doel was afgestaan. De kunstbeschou.wingen echter werden eerst op de Papengracht maar

‘) Het werd 14 Mri 1503 door Delfos aan Ars AemulaXaturae overgedragen.

Page 95: Leidsch Jaarboekje

12

sedert 1807, toen het aan het Nut verkocht werd,gehouden in een vertrek van de societeit Amicitia.

De vereeniging genoot eenige jaren van onmiskcn-baren bloei. Een zestig à zeventig leden bezochtengeregeld de wekelijksche kunstbeschouwingen op Dins-dag, die sedert 1801 ook door dames tegen f 5.25 con-tributie werden bijgewoond en tot ,nuttige” gedachten-wisseling aanleiding gaven; de leerlingen op de teeken-oefeningen waren ongeveer een tiental sterk.

Het ging er gezellig toe op de kunstbeschouwingen,waar Leidsche en buitensteedsche verzamelaars hunnekunstschatten lieten zien onder aangenamen kout en hetgenot van wijn voor de heeren en orgeade voor de dames.

Een ,, ont werp” voor de kunstbeschouwingen van1800 geeft ons eenig inzicht in den aard der toen teLeiden in particuliere handen aanwezige kunstverza-melingen. Delfos zelf bezat behalve een schilde@ vanBol een aantal .gecouleurde teekeningen” van Wandelaar,eigen teekeningen naar schilderqen van Rembrandt, Bol,Hals, Flink, Van den Eekhout, Steen, Brekelenkam,Brouwer, Metsu, Ter Burg, Netscher, prenten naarRaphaël, Le Brun, Rubens ; Dibbets bezat teekeningenvan Janson, Meijer, Tiers, Besters en andere Leidenaars,naar de Ruysdaels, Mohjn, Van Everdingen, Van Goyen,PUnacker, Wynands , ,,gecouleurde teekeningen” van deLeidsche mej. Chalon en etsen daarnaar van De Maare;mevrouw Willer kon bloem- en fruitstukken van Van Os,Singendonck, Langenduk, De Groot benevens ,gecouleurde

Page 96: Leidsch Jaarboekje

13

teekeningen” naar Potter, Van de Velde, Both, Ostade,Janson, Tiers, Wouwerman, Bloemaert en de Franscheschilders Jaminet, Bonnet en Caudry en eindelijk hetwerk van Ploos van Amstel vertoonen; Bennet bezatteekeningen van Agricola, Maes, Huchten burg, Liender,Rademaker, mej. Chalon, Van de Velde, Bakhuysen,Schouwman, prenten naar schildergen van oude meestersen eigen schildertien van Lingelbach, Metsu, Ter Burgen Bega, benevens antiek beeldwerk; prof. Brugmansliet Engelsche prenten van Strange, Smith, Bartolottien Fransche naar Cl. Lorrain zien; Rau bezat afbeel-dingen van antieke kunst uit Herculanum en Florence,Luchtmans afbeeldingen van FlorentUnsche verzamelingenvan vazen en urnen, uitgegeven door Tischbein. Aanveelzijdige belangstelling ontbrak het niet en de corres-pondentie over deze kunstbeschouwingen geeft welwat aardigs over den smaak dier dagen.

Met Mati’resz’s, zooals het ook hervormde wiskundiggenootschap thans heette, werd een overeenkomst ge-sloten, volgens welke voortaan Ars het toezicht op deteekenscholen van het wiskundig genootschap verkreeg,dit laatste alle oefeningen naar naakt of gekleed modelopgaf en alleen de eerste beginselen van het teekenenz o u leeren. Ars be loofde ‘/r,, van haar academischsubsidie aan Mathesis benevens kostelooze toelatingvan eenige leerlingen op de oefeningen, terwijl Mathe-sis alle aanspraken op de zaal boven de Rijnsburg-sche poort opgaf. Iederen Woensdag en Donderdag

Page 97: Leidsch Jaarboekje

14

werd sedert op die poort door Delfos en den onder-voorzitter Van den Broek tegen betaling les gegevenzoowel in het graveeren als in het teekenen naar pleister-beelden; in den winter werd des Vrijdagsavonds naarhet naakt en Zaterdagsavonds naar het gekleed modelgeteeken d ; de leerlingen werden door prijzen aange.moedigd. Onder hen onderscheidde zich de later zoobekende graveur Philippus VelUn l), geliefd leerlingvan Deifos.

Bovendien schreef de vereeniging sedert 1804 jaarlijksprusvragen voor schilderstukken over een bepaald onder-werp uit, waarvoor in het eerste jaar 20 goudenducaten werden uitgeloofd voor hen, die hunne stukkenwilden behouden, en 40 voor hen, die ze aan deAcademie afstonden; later meestal f200. In 1804 washet onderwerp : ,,Alexander, zijnen vriend Lysimachusbij ongeluk aan het hoofd gewond hebbende, gebruiktzijn eigen koninglijk hoofdciersel om het bloed te stelpen”;in 1805: ,,Tafereelen uit Klopstock’s Messias”, tenbehoeve van de Nederlandsche vertaling, door dengeleerden Meerman voorbereid; in 1806 : ,,2 Koningen IV,vs. 8-37”; in 1807: ,>de ramp van Leiden”; in 1809:,,Hugo de Groot bU Hendrik IV” en ,,Hollandsch land-schap tegen den avond na een heeten zomerdag”; in1810: ,,Oldenbarnevelt door Sylla en Van Leeuwen van

‘) IIij vcrtr?Ií in 1820 naar Parijs met ren loffelijk ge-tuigschrift der Academie.

Page 98: Leidsch Jaarboekje

Itijnsburgsche poort, afgebroken 1860.(Foto Goedeljee).

Page 99: Leidsch Jaarboekje
Page 100: Leidsch Jaarboekje

15

zgn vonnis verwittigd” en een ,,Hollandsch boschachtiglandschap”; nog in 1810: ,,Boisot door de Leidscheregeering met een eerepenning beschonken” en ,,binnen-vertrek door de zon verlicht, waarin een persoon bezigis met bä een brandende kaars een brief te verzegelen”.Prijsvragen en oordeelvellingen werden in druk verspreiddoor het geheele land. Het Leidsche genootschap kreegeen goeden naam onder die, welke zich hier te landein denzelfden tijd hadden verheven, en bleef zelfs buitenslands niet onbekend.

Maar de bloeitad was spoedig voorbjj. Toen in 1811de toestand des Vaderlands onder de fransche heerschappijsteeds bedenkelgker werd en overal zware eischen aande financiën gesteld werden, kon de Hoogeschool hetsubsidie niet langer uitkeeren en bleven ook de interestenvan het getiërceerde kapitaal der instelling zelve her-haaldelijk uit, terwijl de vrijwillige bijdragen der ledenverminderden en deze zelf een voor een afvielen. Mentrachtte toen door inkrimping der werkzaamheden deinstelling te redden en voerde groote bezuinigingenin, beperkte het gewone teekenonderwus en schaftehet kostbare teekenen en schilderen naar het naaktmodel af; Van Mieris’ legaat bleef het financieele plecht-anker. Maar de belangstelling daalde voortdurend. Delfosalleen bleef niet wanhopen, ook al dreigde Van denBroek, die bU de wanbetaling weinig uver toonde, ookaf te vallen. De directeuren zagen weinig licht.

Na het herstel der onafhankelgkheid in 1813 werd ge-

Page 101: Leidsch Jaarboekje

16

tracht Ars weder omhoog te heffen. De directeuren,nog steeds geleid door den ouden Abraham Delfos, slaagdenerin het academische subsidie weder te verwerven, uit hetKoninklijk Paleis te Amsterdam een aantal pleistermodellenten gebruike te krijgen en huurden weder een huis, thansop de Bloemmarkt. Zij deden hun best om te voldoenaan het K. B. van 13 April 1817, waarbij geëischtwerd, dat het onderwijs in het teekenen zou gegevenworden door gediplomeerde onderwfjzers, dat behoeftigehandwerkslieden het onderwijs gratis zouden genieten,dat ook de beginselen der bouwkunde zouden wordenonderwezen : alleen op die voorwaarden kon men aan-spraak maken op het ontvangen van medailles van‘s Konings wege, jaarlijks als prijzen uit te reiken, albleef men van rijkssubsidie verstoken. Maar met Vanden Broek, die telkens op betaling zfjner achterstallenaandrong en zich weinig meer aan de teekenoefeningengelegen liet liggen, ja ten slotte geheel wegbleef, konmen niet langer voort. Als teekenleeraar 1) in zUn plaatstrad sedert 1814 de smaakvolle en klassiek gevormdeD. C. G. Humbert de Superville, lector aan de Hooge-school en directeur van ATS, op, thans weder geregeldtweemaal per week; ook werd weder naar het naaktmodel geteekend en herleefden de maandehjksche kunst-beschouwingen, zij het dan niet in den ouden luister.

1) Hij kreeg ccn jaarlijlrsche gratificatie van f150, de nogaltijd als leeraar werkzame Delfos flO0.

Page 102: Leidsch Jaarboekje

17

Maar in 1820 werd het academisch subsidie wederdoor de in financieelen nood verkeerende landsregeeringingetrokken en werd het opnieuw noodig om te be-zuinigen: het legaat Van Mieris en de contributiën vanslechts een twintigtal leden vormden wederom deeenige inkomsten. Zoo vervielen weder de kunstbe-schouwingen en werden ook de teekenoefeningen beperkt,nog steeds op de Rhunsburgsche poort, waar de stads-regeering het lokaal en eenige tonnen turf beschikbaarbleef stellen.

De dood van den ijverigen Delfos i n 1820 was ,ondanks ziJn hoogen ouderdom, een groot verlies voorde instelling, die wederom in een toestand van ver-kwijning verviel, ofschoon zu ook nu niet geheel ophieldte bestaan. Uit een schrgven van Directeuren aan destadsregeering d.d. Jan. 1823 blijkt de treurige toestand,terwtjl uit een concept-brief van Directeuren aan Humbertde Superville van ongeveer denzelfden tijd blukt l),dat deze, een zonderling man, zOn lessen verwaar-loosde, zoodat de leerlingen - een zestal thans, metnog enkele studenten - al heel weinig vorderingenmaakten en op hunne beurt wegbleven; het ongezondelokaal had op een en ander ook een noodlottigen invloed.Humbert nam dan ook 23 Sept. 1823 zdn ontslag aisonderwijzer, zich beklagend over zun gezondheid enover het optreden van Directeuren te zijnen opzichte;

l) De drie brieven zijn in het archief aanwezig.

Page 103: Leidsch Jaarboekje

18

ook zun zeer klassieke opvattingen waren blukbaar nietaltqd naar den zin der directie. Steeds meer werd dewerkzaamheid der Academie beperkt; de prgzen voorde leerlingen werden afgeschaft; zoo ook het teekenen naarnaakt en gekleed model; de betalende leden verdwenengeheel. Maar het bestuur bleef bestaan en het teekenennaar pleisterbeelden ging voort als van ouds, zU hetdan met slechts enkele leerlingen.

Zoo sleepte de instelling haar kwijnend bestaan eenpaar tientallen van jaren voort, drijvend op het legaatVan Mieris en in het leven gehouden door enkelebelangstellenden onder de ingezetenen, die zich nog hetdirecteurschap lieten welgevallen 1). Het waren omstreeks1845 vooral de vermogende kunstminnaar N.C. de GUselaaren de jonge schilder, graveur, etser en teekenaar J. L.Cornet, die er voor zorgden, dat er aan een twintigtalleerlingen geregeld onderwus in het teekenen, vooraldoor den laatste, sedert 1858 naast hem door Ringeling,werd gegeven op de Rijnsburgsche poort, des wintersnaar he t naak t mode l , des zomers naa r pleister-modellen. Zä hielden meer dan 20 jaren lang de instel-ling in stand, gesteund door enkele kunstminnaars alsG. Sandifort, de Kneppelhouts, B. W. Wttewaall, S. C.Snellen van Vollenhoven enz., die met andere Leidsche

l) Ook de negontigjarige Van den Broek werd in 1849 wederdirecteur, blijkens de sedert 1849 weder gereield gehouden notu-len in het archief der instelling. Hij trad in 1853 af. TIij over-leed 1856.

Page 104: Leidsch Jaarboekje

19

aanzienlUken de directie bleven voeren. De pleisterver-zameling kreeg door het legaat-De Malnoë in 1844 eengewenschte aanvulling; uit Ter Wadding, de woningvan dien vermogenden en belangstellenden verzamelaar,werd een aanzienloke collectie pleisterbeelden enz. naarhet lokaal op de Rdnsburgsche poort overgebracht,ter aanvulling van de oude collectie, die veel geledenhad. WerkelUk gelukte het in 1849 de zaak wedereenigszins in gang te brengen en met name hetonderw$s op de RiJnsburgsche poort herleefde onderbovengenoemde deskundige leiding. In 1859 kwam ereen groote verbetering en daarmede een nieuwe bloei-periode voor de instelling.

De bekende letterkundige Mr. J. Kneppelhout hadeenige huizen op de Pieterskerkgracht aangekocht, dievoor onderwas-doeleinden werden ingericht. In een daar.van, het bekende met het vermelde opschrift, werden doorhem twee zalen kosteloos met verlichting en verwarmingter beschikking van Ars gesteld. Dit goede voorbeeld,gesteund door geldelijke budragen van Mr. C. Kneppel-hout van Starkenburg en Mr. Wttewaall, gaf Directeurenmoed om wederom btj de stadsregeering aan te kloppen,die dan ook in 1860 de oude bijdrage van f 75 wederbeschikbaar stelde in plaats van de 40 tonnen turf, diejaarlgks plachten te worden geschonken. Deze hulpwekte de Directie op tot herstel van den ouden bloei.ZiJ reorganiseerde het onderwus, waaraan weder een15, later zelfs 30 tal leerlingen voor naakt en gekleed

Page 105: Leidsch Jaarboekje

20

model deelnamen, verbeterde de pleisterbeelden-collectie,bracht in Maart 1869 hare eigendommen van de Rijns-burgsche poort naar het nieuwe lokaal over, richtteopnieuw kunstbeschouwingen in tegen geringe betalingvan contributie door een aantal leerlingen. Vooral debekwame Cornet gaf zich veel moeite om een en anderin gang te brengen en te houden, gesteund door Snellenvan Vollenhoven en andere Leidsche aanzienluken.

En de moeite werd beloond. Een aantal veelbelovendeleerlingen, waarvan reeds sedert omstreeks 1860 ver-scheidenen het onderwijs volgden, bleef Ars getrouw,ook nadat zij het leerlingschap reeds te boven waren.Onder de namen dier leerlingen vinden wij die van debeide lithografen en schilders Bos, de teekenaars enlithografen Kouw&ls en Kosters, H. H. ter Meer, J. A. H.Trap, J. Noest, P. J. Niesten, W. B. G. Molkenboer,P. F. de Bordes, J. A. J. Wendel, weldra de studentenAlph. en Victor de Stuers, W. F. Roorda, 8. J.Vrolik,later W. J. Ouwerkerk, F. J. du Chattel, R. Raar,Theophile de Boek. Er heerschte opgewekt leven op dieteekenavonden naar gekleed en naakt model zooals nogenkele overgeblevenen van de oude garde getuigen, metlevendige herinnering ook aan de samenkomsten op deRunsburgsche poort l), die in 1860 was verlaten. Een

l) Cornet vervaardigde van het interieur aldaar een vierLaschilderijen, die met het eveneens door hem naar een oudcprent vervaardigde portret van Frans van Xeris den .lunge,een schets van Rakker Korff en een paar andere reliquicën nogaan de wanden van een der iokalw pri,jken.

Page 106: Leidsch Jaarboekje

Penteekening van mej.naar een schi lderi j v a n Cornet (18%) in Ars Aemula Naturae.

Page 107: Leidsch Jaarboekje
Page 108: Leidsch Jaarboekje

commissaris van orde zorgde er voor de naleving dergemaakte bepalingen, die intusschen wel eens te wenschenoverliet. Ook de kunstbeschouwingen herleefden enmenigeen onzer herinnert zich die aangename en leer-zame winteravonden, eerst in de (oude) Stadsgehoorzaal,later in het Nutsgebouw, dan weder in de Gehoorzaal,waar op lange rekken, of wel gezellig-onzindelfjk vanhand tot hand rondgaande, de inhoud van belangrijkekunstportefeuilles - ook Ars zelf bezat en bezit nogeen kunstportefeuille van matige waarde - werd tentoon.gesteld en een klein getal Leidsche kunstminnaars vanallerlei rang en stand, ook studenten, van gedachtenwisselde over het tentoongestelde. Toch was reedsomstreeks 1870 - 1880 zekere vermindering van belang-stelling te constateeren, zoodat herhaaldelUk een winterwerd overgeslagen.

De teekenoefeningen gingen geregeld voort, sedert1874 onder leiding van Cornet en G. J. Bos, die in deplaats van den gestorven Ringeling werd verkozen enevenals deze ook lid der directie werd 1). Maar het toe-zicht der directie, waarin nu Cornet, Bakker Korff enBos als deskundigen zaten, bleek onvoldoende; evenzo0de leiding door de meergevorderde leerlingen Ouwerkerken Kikkert gegeven. Er wordt telkens geklaagd over teweinig belangstelling van de zUde der teekenaars en over

Page 109: Leidsch Jaarboekje

22

hunne geringe vorderingen, hetgeen werd toegeschrevenaan algemeene zwakheid in het elementair teekenen.In 1877 werd dan ook het teekenen naar model tijdelukafgeschaft, dat naar pleisterbeelden op den voorgrondgesteld en ten slotte overwogen, of het niet beter zouzUn eerst gewoon elementair teekenonderwijs te latengeven door een gediplomeerd onderwgzer. Cornet namin 1878 zelfs ziJn ontslag als directeur en leeraar.

Het aantal teekenaars daalde tot slechts enkelen. Daaromwerd in 1878 G. W. Breitner, te ‘s Gravenhage, aange-steld als onderwijzer; maar ook hij voldeed na een jaarvan proefneming niet: de onderwuzer vatte zUn taakgrootscheeps op en vond onder zijn leerlingen alleenden jongen Floris Verster als kunstenaar, die hem volgenkon. Men keerde daarom terug tot het stelsel van,,vrije oefeningen” onder eenig toezicht van de directiezooals vóór dien meermalen de zaak was ingericht bijgebrek aan geregelde onderwijskrachten. Men dacht erin 1879 zelfs over, daartoe gebracht door een belang-stellenden brief van Mr. J. Kneppelhout, den eigenaarder lokalen, om aan de fondsen der Academie genegeheel andere bestemming te geven, alle teekenonderwüsbenevens de kunstbeschouwingen, die de gebruikelgkemoeilijkheden opleverden, te doen eindigen en b.v. jongekunstenaars van aanleg te ondersteunen. Men bleefechter volharden bij het stelsel der vrije oefeningen, tenminste naar het gekleed model en vond gewoonlijkvUf tot twaalf teekenaars geneigd zich daarvoor in de

Page 110: Leidsch Jaarboekje

23

wintermaanden te verbinden. Doch men moest erkennen,dat ook dit weinig opleverde. Er werd overleg gepleegdmet dZati%s over aansluiting van het ‘teekenonderwasop die inrichting bä dat van ATS, maar dit stuitteaf op bezwaren. Ook de vrUe oefeningen zelve hieldenin 1883 bij gebrek aan deelneming op. Intusschenwerden sedert den zomer van 1883 door eenige damesvan de zalen gebruik gemaakt om er onder leiding vanMej. Tonnet, leerares aan de H. B. S. voor Meisjes,te teekenen naar pleister- en gekleed model, sedert1889 zelfs onder betaalde leiding van die leerares,waarvoor eerst f 100, daarna f50 werd beschikbaargesteld. Maar dit duurde slechts een paar jaren enhield toen op wegens de geringe resultaten. Ook dekunstbeschouwingen begonnen weder te verloopen en mensloeg weder nu en dan een winter over, daar het veT-krugen van goede portefeuilles op den duur bezwaargaf. In 1888 eindigden de kunstbeschouwingen en Artbeperkte zich tot den aankoop van aquarellen op doorparticulieren te dezer stede gehouden kunstbeschou-wingen. Een paar jaren later (1886) herleefden echterde vrije oefeningen voor jongelingen naar gekleedmodel op initiatief van J. Korenhoff en de heer G. J.Bos verklaarde zich bereid om daarbg nu en dan zijnhulp te verleenen. Maar slechts een klein getal jongeteekenaars nam daaraan deel, onder wie J. Valk,J. Bijtel, W. H. van der Nat. Ook het naakt modelwerd weder beoefend en in 1887 herleefde de dames-

Page 111: Leidsch Jaarboekje

cursus, waarvoor de Haagsche schilder Tony Offermansals onderwijzer in het teekenen en schilderen werdaangenomen.

Dergelijke cursussen bleven sedert in het algemeenregel, al werden zoowel die voor mannelijke als voorvrouweluke soms een jaar lang niet gehouden. In de plaatsvan den heer Offermans trad in 1896 de heer FritsJansen, onder-directeur der Haagsche Teakenacademie,als onderwijzer bij den damescursus op; die taakwerd tot op heden met een afwisselend klein getaldames als leerlingen door hem voortgezet. Een jaarlater vormde zich een vereeniging van teekenaars naarhet menschelijk model, De Kunst om de Kunst, die devergunning kreeg om voor hare teekenoefeningen ge-durende twee avonden per week in de zes winter-maanden gebruik te maken van de lokalen, mitsniet geteekend werd naar naakt vrouwelijk model.Ook deze vereeniging gaat nog thans op denzelfdenvoet met hare werkzaamheden voort. Een tweedevereeniging, hiqen Studie, op dezelfde voorwaardentoegelaten, had slechts een kortstondig bestaan.

De lokalen, waarin de damescursus plaats heeft en degenoemde vereeniging hare bijeenkomsten houdt, zijndoor de vriendelijke zorgen van mevrouw de weduweKneppelhout, die sedert den dood van haar echt-genoot in 1885 het gebouw bezit, in 1903 opnieuwgeverfd en verbeterd. De kast met pleisterbeelden isherhaaldelijk nagegaan en een aantal van de daar

Page 112: Leidsch Jaarboekje

wx steeds voorhanden modellen enz. in beterenstaat gebracht.

Zoo leeft de nu reeds meer dan tweehonderdjarigeinstelling nog altijd voort, thans onder het bestuur vande heeren dr. A. W. Kroon (voorzitter), prof. dr. P. J.Blok (secretaris), C. Bos (;penninymeester), F. A. Verstervan Wulverhorst en mr. J. A. F. Coebergh.

De vraag rfjst: wat kan zg thans nog doen om ookvoortaan aan hare bestemming te beantwoorden? Hethouden van kunstbeschouwingen en kunsttentoonstel-lingen, korten tijd nog door particulieren voortgezet,is sedert 190ö overgenomen door de Leidsche Kunst-vereeniging de Laeckenhalle; voor het elementair teeken-onderwus, voor het vakteekenonderwus wordt doorandere onderwgs-instellingen, door de Ambachtsschool,door Mathesis, door particuliere krachten voldoendegezorgd. Zijzelve gaat voort met het steunen vanteeken- en schildercursussen in hare lokalen - een be-scheiden werkzaamheid, bescheiden overeenkomstig harekrachten, overeenkomstig de bedoelingen ook van VanMieris, wiens legaat nog altfJd ten grondslag strektvoor hare handelingen. En zU is bereid op dien voetvoort te gaan, bereid om alle aanvragen, alle denk-beelden op het gebied van teeken. en schilderkunst,die tot haar komen, te overwegen en te beoordeelen.Zti heeft zoo lange jaren onder afwisselende omstan-digheden gedaan wat zU vermocht om teekenaars en

Page 113: Leidsch Jaarboekje

2 6

schilders te dezer stede van dienst te zUn, dat zij gaarneiedere gelegenheid zal aangrgpen om zich nuttig temaken, waar een beroep op haar wordt gedaan.

Moge dit verhaal van hare merkwaardige geschie-denis velen opwekken om de van harentwege ge-geven of gesteunde cursussen bv te wonen en haarin staat te stellen te doen wat in haar vermogen is,ter liefde van de kunst en ‘t nut van ‘t algemeen”zooals hare stichters het gewild hebben, zooa~ls harebestuurders van het begin af hunne taak hebben opgevat.

BIJL 4GE* .

Naamen der konstgenooten, welke verzogt hebben aan deDirecteurs van de Schildersacademie, Frans van Micris enIlieronymus van der Mij, als leden van dezelve ingeschrevente worden.

au. 1736, 18 Aug. Johannes de Groot, aaogesteld tot secre-taris.

.Johannes van der Spijl<.Noach van der Meer.Pieter Cattel.Laurens van der Vinnc.Nicolaas Rijnenburg.Andries de Haan.

7’ 1737, 28 Febr. Klaas Reyers..> 1740, 21 Maart Jan Reyneman.

23 Nov. de hr. François Augnstus Bazin., í742, 22 Dec. Jan Palthe.

1744, 23 Mey;: i747,

Hendrik van Velthooven.. . . Van Werven.

Jan Lefrancq van Berkhey.

Page 114: Leidsch Jaarboekje

27

aO. í752, 14 Oct. Engelbertus Mat,heus Engelberts,, 1753, 8 Mei Jacobus Grommee.

5 Oct. Abraham Delfos.,, 1754, 22 Maart de hr. Pietel Bellaart.> 1755 Johannes Baptista Adriaanz.,, 1758, 20 Dec. de hr. J. Pompe van Meerdrrvoort.

de hz. J. Klinkee.>> 1760, 5 April Pieter van Zanten.

3 Juli Noach van der Meer junior.,, 1762, 1 Maart Jan van den Brandt.

25 Oct. Johannes Jacobus Bylaert .,, 1765, 9 Febr. Tomas Parkinson, naar Enaelant ver

trokken.,> 1767, 20 Oct. J . Janson, schilder.., 1765, 24 Juli dr. GeraPdus van Dintclr.

17 Dec. Cornelis van der Reyden.7, 1769, 14 Aug. Frederik Hendrik Leembruggen.1, 1771, 6 Maart Cornelis Schrijfheer.

25 Aug. Nicolaas van der Worm.,> 1771 Heenk .,> í773, í 4 Oct. Anthoni Beekman.

Jacob Janzon.Gerardus van Dinter.

,, 1774, 16 Maart Adrianus Bosch.,, 1775, 14 Maart Henderik Christiaan Tile.

IS Maart François Ermerins.

lu 1795 waren nog leden :Abraham Delfos.Pieter Leonard Delfos.Pieter de Mare.B. van den Broek ,,en anderc die zelde

compareerde.”

Page 115: Leidsch Jaarboekje

Het Dagboek van een Leidenaaruit den jare 1747.

Deese Stadt Veranderingen over het Opkomen, Ver-kiesen en Uytroepen van Syn Doorlugtige Hoogheydtden Heere Prince van Oranje, en Nassouw tot Stadhouder,Admiraal, Kapityn-Generaal; en met wat omstandig-heden zig alles heeft toegedragen in den jaare 1747.

VOOREEDEN.

Hoewel ik J. Akerval uijt liefdens wille hebt getragteen korte schetse te geven van deeser Steede verande-ringen, en wonderbaare gevallen die alhier geschiet sUn,en om kort te gaan, de nooijt vergeete weldaaden desAllerhoogsten, die hy door Syn Genade heeft bestiert,namentlyk om Syn Eer en Goddeiijke Goedertierenheydtdaarvoor dankbaarlyk te erkennen, Hy ons alle heeftgesonden, een Oranje helt nog uyt de voorgaandeStammen gesprooten, welkers voorsaaden met Hulpvan God onze duur gekogte Vryheydt, en Godsdienstmet Goet en Bloet hebben bevogten. En door beleydt

Page 116: Leidsch Jaarboekje

van Jehovah segening ons hebben verlost, van alleonse vyanden, die ons soo menigmaal hebben koomenovervallen, en wij nu wederom in desen droevigetoestant vervallen sUn. Dat is te seggen het Francegewelt, dat tegen ons aankant, en ons op een vijandehikeWUS soekt te overwinnen. Dog wy bidden en wensen,dat Godt Almagtig ons blieft te behoeden en ons magbewaaren, voor de droevige toestant in welken wy ver-vallen syn, en dat hy Syn Doorlugtige Hoogheydt denHeere Prince van Oranje en Nassouw, al syn Onder-neemingen en Raadslagingen wil segenen en hem wilsterke en bekwaam maaken om het swaarwigtig amptin welken Syn Hoogheydt gestelt is, mag werken uyt-voeren en besluyten, die tot welvaart van ons lieveVaderlant dienen konnen, en dat strekke mag totbehoudenis van Vryheydt en Godsdienst en dat wijmooge verkrygen een gewenste Langduurende Vreede.

Daar toe verlene Godt Syn Segen.Leyden den

17 22 October 47.

Over het begonnen Werkvan den Jaare 1747

In dese Stadt Lyden geschiet.

Des Saturdagsavond omtrent ten 8 uuren begon menin deese Stadt het geroep te hooren van Oranje boven,Vivat Oranje.

Page 117: Leidsch Jaarboekje

30

den 29 April.Daar wiert ook wel geroepen lang leve de Prins van

Oranje, dit geschiede dan het eerst onder de kinderen,dog alles was nog onbekent, want men niet wist watdit seggen wilde, of wat het uytwerken soude, hoewelmeu hadt verstaan dat Sgn Hoogheydt Stadhouder vanSeelant was geworden, het welk een dag of 4 van tevooren was geschiet. Om kort te gaan dit geroep duurdeal tot diep in de nagt; de Heeren Studenten begonnendie avont hier en daar op de straaten met de degenste schrappen en riepen mede Oranje Boove en metwagte des anderen daags na den uytslag.

Verhaal van de volgende Dag.30 April.

Des Sondagsmorgers omtrent ten 10 uuren begonnende kinderen, door de Stadt met vaandeltjes en trommeltjesop te trekken en met oranje linten of strikken op de hoetof mutsen, liepen soo door de Stadt, onder kerktydt ,telkens roepende Oranje booven, en wandelde soo overal tot dat er veele by malkander kwaamen en gingenomtrent ten 11 uuren voor het Stadhuys staan. Hetkerkendienst gedaan synde, begonnen honderden vanmensen voor het Stadhugs te koomen, om te sien wathet uytwerken soude, omdat de kinderen soo onderkerktydt hadden aangegaan, en met oranje vandels enmet stokken hadden geswiert; de Regering kwamboven, en men wagte maar na den ugtslag van dit

Page 118: Leidsch Jaarboekje

31

begonnen werk. De lieden gingen al heen en weer,spreekende den een met den ander, luijsterden malkaaral te met wat in de ooren, over de veranderingen diemen begon te sien, dog men wist nog niet met al;maar de klok omtrent quartier over 1 uur gewordenbegon men yets te bespeuren dat er wat voorvallensoude. Ja even voor kerktydt begon de Regtklok teluyden, daar kwam elkeen syn deur @lopen met volleverbaastheydt. Ook sommige mensen die in de kerksaaten liepen er uyt, die lopen kon die liep toe. Deklok eenige rijs geluyt hebbende kwaamen de Regeer-ders de vensters uytlegge als ook meede de Practisee-rende Advocaten kaamer alwaar de raamen opgeschoovewasre en deese Heeren a l t e saamen persoonluk daaruyt de vensters leggende, het welk die kaamer is boven dekorte Garde, naast Burgemeesteren kaamer. Om kort tegaan den Secretaris David van Roojen, Secretaris deserStadt, lesende ter Puyje van het Raadhuys of, dat dievan de Geregte der Stadt lyden tot voldoening aan allegoede burgeren en ingeseetenen deser Steede bekentmaaken als dat het gevaar het welk men te gemoetsiet door de troepen van Syn Majesteyt de Koning vanVrankrfJk, den welke den Staat op een vijandehjke wyskomt aan te vallen, en rigoereus wil aantasten soo datwy uyt liefdens wille en tot behout van Vaderland methulp van Godt hebben verkooren, Syn DoorlugtigeHoogheydt, den Heere Prince van Oranje en Nassouwtot Stadhouder, Admiraal, Kapityn-Generaal over dese

Page 119: Leidsch Jaarboekje

3 2

Provintien. Onuytspreehjk was de Vreugt doe de Secre-taris maar noemde Syn hoogheydt den Heere Princevan Oranje. Want elk een draayde de boet boven hethooft ja selvs de Regeerders; de Vreugt was niet ugt tedrukken; doe sag men het ouwe Prince vaandel op dePers uytsteken het welk daar nagt en dag bleef wajen;het Stadhuys bleef geslooten. Op de Persen onder hetStadhuys , waar naast de wagt was den ingang. Dekerkendienst hadt die namiddag niet veel atentie; mendocht meer op de Prins als op het Geestelgke. Diengeheelen dag was het als kermis op de breestraat ende heele Stadt door al wat men hoorde het was Oranjeboven of Vivat Oranje. Ja men liep malkander haast debeenen aan stuke van blydschap want het Gejuyg datwas soo groot onder klyn en groot, onder Jonk enOut, dat de vreugt tot in den Hemel oprees. Den dagnaakte ten ynde, en al de Leydenaaren toonde eenander gelaat.

Het Verhaal van de volgende Dag.Eerste Mey.

s’ Maandags morgens is door Order van de Heerenhet Stads Magasyn geopend, en door de Stadts Werkliededaar 14 stukken Canon uytgehaalt, dewelke syn gebragtop de Vesten, als 7 op de Vest tussen de Koepoort enWitte Poort, en de andere 7 stukken syn geplaatsttussen de Hoogewoort Poort en de Koe Poort, alwaarde gaaten gemaakt en planken geheydt waaren om de

Page 120: Leidsch Jaarboekje

33

voornoemde stukken elk in syn gat in te leggon, ditwiert gedaan voor securiteyt, om dat sy niet van deborstweeringe souden ofrollen. Want de gaaten daar dewielen tegen liepen waaren omtrent 4 voet diep ofge-stooken en de wielen liepen op planken en daar stondenpaaltjes in geheydt, hoever de stukken op elke schootagter ugt konnen loopen. Het waaren maar de halveCartouwen die gebruykt Wierden, het welk genoegbestaan kon, om op Vreugde of Veranderingen, of opde komste van Syn Hoogheydt te gebruyken.

Over het swieren en draagen van het Oranje Teeken.

Desen dag begon het gemeene volk den baas tespeelen en dwongen dat yder Oranje moest voeren.Men kwalyk over straat gaan konde of men moestseggen of men Oranje was, want indien men een Spinder,ofte een Schrobbelaar , of Wolkammer of diergeliJkesoort van gemeene lieden tegen kwam, t’ sy mans ofvrouwe op ‘t straat, soo moest men maar seggen watmen was, goet Oranje, of Frans, en indien men hetniet goetwillig wou seggen soo dreygde sy maar dathet er op sou weesen. Elk een verlegen synde om geenaanstoot te lyden, begon sig yder te voorsien vanOranje linten, strikken, en koorden, en men het tekenbegon te voeren en te draagen op d ie manierenals volgt.

De manspersoonen het sy Heeren, Studenten, Predi-canten, Advocaten, Regeerende Heeren, Rectoren, l’ro-

Page 121: Leidsch Jaarboekje

34

feasooren, en diergelijke niemant uytgesondert het syruk of arm van wat rang of staat moesten alle Oranjedraage. Om kort te gaan daar waare veelderley moodens.Lieden van aansien droegen een Oranje lint door deknoopsgaaten van haar rok heen gestoten.

Ook andere Heeren droegen het om de gevesten vanhaar degens getrikt.

Ook sommige Heeren hebbende het teken aan haarorlogi hangende.

Ook droege het, verscheyde, de Oranje linten aan haarrottinge.

Ook hadden de Burgers en inwoonders ook een moodeyder op syn selvs. Verscheyde droegen strikken metsilver daar in gewerk, andere weer Oranje vranjes dederde weer kokardes, de vierde Oranje kleeren.

De Jufvrouwen of Mevrouwen, Burgers Huysvrouwen,linde- en wollenaaysters, Cameniersters, en dienstmyde.Dese lieden hadden weder een ander soort van moode.De Mevrouwen droegen het Oranje teken in haar lubbens,de Jufvrouwen, draagende de linten of strikken op haarmutse om het hoofd gespelt, ook wel aan mutse dieonder de kin sluyten, andere Jufvrouwen of Vrouwsper.soone droegen heele nette gemaakte strikjes op de linkerborst. Verscheyde droegen het aan de boort mouwen.Sommige Ora.nje linten op de muylen.

Deese S tad t swie rde dan onder a l l e soor t vanmense met Oranje tekenen, en dat niemant uytge-sondert.

Page 122: Leidsch Jaarboekje

3 6

Over de volgende Dag.

2 Mey.Dingsdags op de middag omtrent ten 1 uur begon

het gemeene volk een huys te plunderen in de kyfhoek,omtrent de Sydgraft; de reede van die huysman wasdat hy sig wat rebellig getoont hadt, en eenig lastertaal hadt uytgesprooken over de verkiesing van de Prins ;dit dan ten oore van het gemeen gekoomen synde, soobegonnen allerley slag van volk den huysman syn huys,daar hy in woonde, kwaadaardig aan te tasten liepen dedeuren op, gooyde de glaasen in, in huys gekoomensynde, liepen sy na booven gooyden alles het venstersuyt sneeden de beddens open lieten de veere maar wegstuyve, smeete potten en panne aan stukken, braakenglaasen en flessen aan stukken; sy braaken de kastenon houtwerk en vernielden alles wat men maar by dehant kreeg. Om kort tegaan, niets bleev vry, ja selvsde hammen die in de schoorsteenen hingen, mogtenniet blyven hangen maar Wierden met de hoenders enkonynen weggemaakt; een uur of 2 geduurt hebbendesag het desolaat in de kyfhoek en voornaame in hethuys uyt, want men ging tot syn inklauwen toe in deuytgestoove veeren en het huys van vooren was vanonder tot boove heel ontramponeert, de glaasen aanstukken de wintysers gebrooken. Dit moest die manvoor syn britaal spreeken afwagten, hoewel hy Roomswas, even wel mogt gesweegen hebben, want hy selver

Page 123: Leidsch Jaarboekje

3 6

de vlugt heeft genoomen uyt syn huys. Op het Loos-plyn woonde ook een Rooms man synde een Spindcrsbaas die syn ment hadt geroert, meede dit selve lotmoest ondergaan, en wiert niet verschoont om alleswat in huys was aan stukken te breeken. Nog een diendag in de groene steeg omtrent de Hooygraft, diemeede syn mon t had t geroert maar daar wierden deglaasen maar ingegooyt. De Regeering kwam het tehooren, e n leesde s’avonts t e n 6 uure o f d a t ydermoets voorsigheydt gebruyken om geen kwaadaardig-heeden te toonen aan ymants huysen te benaadelenmaar haar beklag moesten koomen doen aan die vangeregte.

Over de Publicatie van Syn Hoogheyds Verkiesing.3 Mey.

Woensdags omtrent ten 8 uuren s’ morgens kwaamede kwartiermeesters van de burgerij aan seggen, datvaandrigs en officieren, en de burgers, die onder denkaptyn Huybregt hoorende, moesten maaken, ten 10uuren op het stadhuys in het geweer te syn, en dat4 kwartieren, en op versoek van Burgemeesters, metoranje strikken of sy daar mede bliefde te koomen, endeselve op de hoeden moesten hebben, tot bestwil, omhet gemeen niet aan het gaan te hebben, daar de Heerennog al voor verleegen waare, daarom sy de burgersdeeden boven koomen, om eenige schrik onder degemeene lieden te maaken dat sy niet wederom souden

Page 124: Leidsch Jaarboekje

beginnen te saamenrotte, of huysen te plunderen, of moet-willigheeden te toonen of kwaataardigheydt te pleegen,hetsy mans, vrouwen ofte kinderen, want daags tevooren een Placaat daar tegen is afgelesen, en met destraffe daar bij van die geen die geatrapeert wierde. DeBurgers moesten soolang boove blijve tot haare gecom-mandeert wiert aftetrekken, en sy bragten haar tytdoor met eens uyt de vensters te leggen, een pypje terooken, een jasje te doen, en wat te eeten van het geenelk uyt syn huys in sak hadt gestoken. Sommigekreegen verlof van kaptyns om wat te mooge gaanhaalen voor malkander, het sy van bier, brandewyn,koek, lange pupen, tabak en wat dies meer is. De klokomtrent 12 uuren geworden synde, bragten knegts,jongens en kinderen, de burgers, die syn vader, denander syn meester, de derde syn vrienden, wat eetenbooven, sy op borden of schutteltjes, ook mandtjes,elk SOO als hy best konde doen. Verscheyde aten booter-hammen, ook sommige spek koeken of yeren in dePan gebakken, ook waaren er wel die een entje worstin haar sak hadden gedouwt voor de hartigheydt; syaten dan wie wat hadt, maar sommige waaren slegtvoorsien, dog den een gav den ander nog wel eenstukje of brokje, sy moesten haar behelpen die tyt datsy boven waaren, soo als sy best konde, gelijk die13urgers die daags te vooren booven geweest waare,welke rneede door order van Burgemeesters door dewagmeesters waaron gewaarschouvvt , op die manier.

Page 125: Leidsch Jaarboekje

38

De klok omtrent 1 uur geworden synde begon de Regtklok van het stadhuys te luyden, totdat veel mensenbU malkander om te hooren h e t aflesen, gekoomenwaare. Daar wiert dan uyt Burgemeeesters kaamerden volke voorgelesen den korten inhoudt was ditvolgende. Dat die van de Geregte der Stadt Leyden totvolkoome voldoening aan de Burgeren en ingeseetenendeser Stadt en tot een volle betuyting van Vreugde enblydschap die men gevoelt over het verkiesen en uyt-roepen van Syn Doorlugtige Hoogheydt, den HeerePrínce van Oranje en Nassouw, tot Stadhouder, admi.raal, kaptyn-generaal, Soo hebben die van de Geregtetot volle verseekerthegdt, en met een vast vertrouwendat de goede Burgeren en ingesetenen hier aan sullendeel neemen om niet eenige buytenspoorigheden tebedryven, ofte tegen die van de Geregte eenig nadeelofte verhindering by te brenge ofte den selven in haarRegt doen te stooren, Soo hebben wy geordonneert datdie stukken die op de wallen leggen sullen werdengelost de eerste reys ten 3 uuren onder het geluydevan alle de klokke, de 2de maal ten 4 uuren, op diemanier als voorgaande, en voor de laaste maal ten5 uuren. En onder het eerste losse van het Canon salde Oranje Vaandel boven uyt de toeren van het Stad.hugs waayen, en des avons met 8 brandendelantaarnendeese toren sal VOOrSien syn, en waar na nog een dagvan vreugde sal worden bekent gemaakt. En doe deHeere het Placaat hadden afgelesen, gooydon sy veele

Page 126: Leidsch Jaarboekje

3 9

van deselve Placaten de vengsters uyt, om dat yder soukunnen leesen, wat er geschiede soude. En dit is allesin goeden vreugde en blydschap geschiet.

Op wat maniere het geschiet is dien dag.Doe die van de Geregte hebbe afgelesen het voor-

noemde Placaat, waaren de trompetter en de klokkenistbooven op de tooren, en begonnen ten 1 uuren eerstde trompetter, wiens trompet met oranje linten enstrikken versiert was, te blaasen Wilhelmus al vanNassouwe, en doe begon de klokkenist dit selv de opde klokke te speelen welk het uurwerk van doe af opdie versen geset Wierden. Dit nam de klokkenist waaren de trompetter blasende en speelende beurt om beurttot 5 uuren toe. 0 Vreugt o groote Vreugt was dit.Hier sag en hoorde men dat geen mensen in de Stadthadden beleeft. Tegen 3 uuren liepen honderden vanmensen, na buyten om te sien en hooren het canonlossen ten 3 uuren waayde de grooten oranje vaandeluyt den toeren door de Stadsworlieden uytgestoken enopgehyst, hij dan waayende begonnen al de klokken teluyden, het canon te lossen, en de klokken luydentelkens een halv uur lang, terwijl blaasde en speeldede toornwagters. De Stadt was in volle vreugt en blijd-schap, elk roepende Oranje boove, en de 2 oranjevaandels woeyen, als een op den toorn en een op dePers, daar de burgers waaren, dat het een lust was tesien. In het Noortynde was een fraaye Eerpoort, gemaakt

Page 127: Leidsch Jaarboekje

4 0

daar men t’ eikens door ging; de ‘Heeren Studentehadden malkaar afgesprooken, om de doelen te koomenen wandelde van s’namiddags ten 5 tot 7 uuren toe en4 aan 4 de Stad een gedeelte door. En daar wiertkragtig geschooten, en s’avonts hebben de 8lantaarnengebrant, en op de langebrugge hebben 6 a 7 huysengeillumineert, en des avonts ten 10 uuren syn deBurgers afgetrokken. Maar nog yets vergeeten, dat opdie dag van de Publicatie syn booven op het Stadhuysgeweest, doe er de burgers waaren, als Burgemeesters,Schepenen, Vroetschappen, Schout, en syn Substiteyten,Kapityns van de Burgerij die s’namiddags rontom dentooren van booven het Stadhuys hadden gekeeken. Ennaderhant ettehjke Burgers die dit voor haar pleysiereens kwaamen sien, hoedat het toe ging op de breed-straat, om kort te gaan daar waaren nog booven ophet Stadhuys, als klerken van yder Comptoir, boodensmet de busse, Wagtmeesters, dewelk altesaamen diedag hebben moeten booven bhjven, om die van deGeregte wille. Dewelk niet wisten wat er somtqds voor-gevallen soude konnen hebben, of vo.orvallen kon.

Over de Bekentmaakiage van een weeklykseBedestont.

6 Mey.Saterdags s’ namiddag ten 4 uuren is door die van

de Geregte afgeleesen, dat er voortaan sonde gehoudenworden een weeklykso bedestondt alle Woensdage des

Page 128: Leidsch Jaarboekje

4 1

nwmiddags van 6 tot 7 uuren toe, met toesluyten vanhnysen en winkels, en op äat ydereen soude kunneiischikken, om eenpaariglyk Godt Almagtig te bidden,dat het gevaar het welk ons dreygt en ons staat over-tekoomen, dat hy het uyt genaade blieft weg te neemen.en syn segen ons blieft te verlenen.

Over de Vreugte Cierselen die gemaakt syu.Binnen de tydt van een dag of 4 begon men eenige

vreugt cierselen te maaken namentlyk in vaandels dieoranjecoleur geverwt waaren, ook eerpoorten, kroonenbooven de eerpoorten, boogjens, geschilderde gaasen,daar fraaye sinnebeelden op geschildert stonde. Versierdekroonen, syn er ook gemaakt, en nog andere fraajig-heeden. Om kort te gaan de eer poorten Wierden gesetaan alle kanten van de hoeken voor steegen en straaten,dewelke veel van de gemene mensen daar setten en bybleeven sitten om die er door heen ging verpligt wasyets te geeven. De vaandels daar swierden de Rooms-gesinde het meeste meede, dewelke sy booven uyt devengsters lieten waayen om geen aanstoot of overlastover te koomen van de gemene man. Versierde boogjensdie sette sommige lnyden op het luyfje booven haardeur, dewelke sy konnen op en af sette; de vercierdekroonen syn meest gebruykt by de herbergiers, kroegenen vaantjes, sinnebeelden by luyden van aansien. Overdit bogonne sal men wat verder otto breeder in hetvolgende vinden.

Page 129: Leidsch Jaarboekje

4 2

Over de medaaljes van Syn Hoogh.Men heeft ook gedenkpenning0 beginne te slaan over

de vreugt van syn Hoogheydt Verkiesing. De eerstePenninge syn te bekoomen geweest in de Stadt by eenehendrik Begram, gout en silver smit woonende in deMaarsemansteeg. Om kort te gaan een uytleg te geevenvan dese eerste gedenkpenning, van welke op de eenesyde stont op, het Potret van Syn Hoogheydt, met synnaam, en het ampt daar toe Syn doorIugtigeHoogheydttoe was verkooren stont daar rontom te leesen; aan deandere sgde was een Leeuw staande op syn pooten ineen krans, rontom bloemwerk, en met Latynse woordenrontom te lesen; 3 derley soort van waardy waarendese Penninge, als de silvere kosten een ducaat, devergulde kosten een pistool en de goude kosten 64 gulden4 stuyvers, en syn by lugden die se betaalen kondemet een oranjelint boeven op de rok gedraagen totgedagtenis. Daar syn der naderhant nog andere geslagenvan minder waardy, en andere figuure, als sommigedaar de Prins en Priasces op stonde; daar syn ook nogkopere geslagen die men voor een stuyver 7 of 8 kondekoopen en wierde gedraagen by gemeene lieden, diemeede het Borstbeeldt van Syn Hoogheydt wilde voeren.

Daar syn ook verscheyde Plaaten uytgekoomen, enmenig van Gedigten, op allerly wysen , en manieren,en daar syn nog oranje linten en strikken gemaaktalweer op nieuws met potretjes er op; en ook sommigedaar woorden opstonde te leesen; en de nieuw uyt

Page 130: Leidsch Jaarboekje

43

gevende linten, daar waaren de waapentjes van deGenueercie Provintien opgesehildert en het Prinse wapenstont booven aan. Alle dagen zag men nieuws en ver-andering in deese Stadt, maar den 8 deser syn hier5 persoonen gevat, welk men meende veraders te syn.

Over de Bekentmaaking van de Vreugde-Dag.

9 Meij.Dinsdag morgens ten 12 uuren is door die van de

Geregte deser Stadt afgelesen, dat men voor de verheu-ging van de Verkiesing van Syn doorlugtige Hoogheydthebben uytgevonden een Vreugdedag, die syn. sal don-derdaags daar aan volgende, met versoek van te doei1Illuminatien, gelyk als in den Haage sijn aangestokengeweest, maar een ygelyk wert vry gelaaten wat hysal blieve te doen en met versoek van geen ongeregelt-heydt, om kwaataardigheydt te gebruyken, om die vande Gersgte in haar Regtdoen niet te verstooren.

En op die dag van aflesing waaren alle kerken voorsienmet oranje vaandels dis uyt de toorns woejen, als ookde Heeren Jagten hadden 2 vaandels dewelk in detussen tyt gemaakt waaren.

Over de Toestandt die gemaakt syn voor deVreugde-Dag.

Doe men vaste Resolutie hadt gekreegen van de Vreug-dedag, begonnen die van de Geregtc daags na deeseneenige klaarighoeden te maaken, om op de Vreugdedag

Page 131: Leidsch Jaarboekje

44

to gebruyken, als daar wierden voor de trappen van hetStadhuys 3 staaken geset, om fakkels op te laatenbranden, elk staak hadt 3 gaate zoo dat met haar 3negenendertig @maakte; dat wiert dan vooreerst klaargemaakt, en booven de trappen van het Stadhuyuwiert op de Artillerykaamer een raam uytgenomen,alwaar Syn Hoogheydt naam in malkander gevlogtenwas opgeschildert op een witte gaas, hetwelk tussen2 Pieramiden, van palm gemaakt, geset is, het welkfraay stont om te sien, de gevlogte naam van SynStadhouderlyke en Prinselyke Hoogheydt, hoe dat rontomde naam een krans met oranje appelen en blaadenvercisrt, wa8 afgeset. Nog meer van Stads koste, daaris nog een raam uyt Burgemeesters kaamer genoomenhet middelste dat door de Stads werklleden is uytgenoomen, een fraay Sinnebeeld : in de plaat8 geset,alwaar op geschildert stont het wapen van Sijn Hoog-heydt, en daar was op te leesen Syn hoogheydt naam,en het ampt daartoe Syn Doorlugtige Hoogheydt wasverkooren, als meede aan weerkante stonden de wapentjesder Genueerden Provintien afgeset. Nog iets aan hetGemeene lant huys, daar wiert ook een vaandel uyt-gestooken, en een moderne eer poort geset, op beloopvan de deur en tot aan de eerste verdieping de hoogte,alwaar booven de boog van de poort, het Prince waapengeset is, en booven het waapen, was een bebloedehandt houdende met een lint de 7 pylen vast, verbeeldendde Getrouwigheydt, en oiider het voornoemde wapen

Page 132: Leidsch Jaarboekje

45

waaren letters van klaater gout gesneen, en daar ondergeset ; als de letters zyn geweest W : K : H : F: P: V :0 : It : E: N. Dit stondt meede heel curieus. Ookbegonnen de inwoonders deser stadt klaarigheydt temaaken, wie het maar was, rijk of arm, elk wilde devreugt vieren. Men sette dan kaarse voor de glaasen,men liet sinnebeelden schilderen, men maakte versierdeKanderlaaren, en kroonen; de kly wiert uyt de brouwe-ryen gehaalt om de kaarsen in te setten waar bij debrouwers groote voordeel hadden. Elk sette de kaarsensoo als hij wilde doen, en na de groote of hoogte vande huysen of in sommige huysen daar turf en houtmogt legge wiert wel wat voorsigheydt gebruykt, omgeen brant te verwekken, alwaar men nog al voorbedugt was, maar alles is in goede geregeltheydt geschiet,gelUk in het voldoene van de vreugt, en door brengenvan die dag, van welk men verder het selve sal ver-haalen, van het geen er geschiet is.

Over de Vreugde dag die geschiet is op den elfdenL8Iey Naant in den Jaare Anno 1747.

Op een Hemelvaars dag is het voorgevallen de vreugd.Donderdags namiddags is ten 4 uuren, is de nooytvergeete vreugde dag begonnen; als voor eerst daargingen alle de klokken aan het luyden, de stukkencanon wierde gelost het Stads uurwerk dat begon tespeelen, 2 trompetters blaasde telkens booven uyt detooren van het Stadhuis op haar beurt, dan de klokke.

Page 133: Leidsch Jaarboekje

46

nist, dan weer de trompetters, de wys van Wilhelmusal van Nassouwe, en men wiert vol vrolikheydt. DanWierden de fakkels in de gaaten geset, 16 lantaarnenWierden rontom booven de toorn van het Stadhuysgehangen, 2 hoogteno 2 maal 8 rontom booven malkaar,waar onder agt nieuwe lantaarnen waaren, die alle klaargemaakt waaren om te branden, en daar woejen 12oranje vaandels uyt de toorens en het Academie hadtook een vaandel en de 2 heere jagte die dien dag uythet Jagthuys geset waare, om dat yder het kon sien.De borstweeringe daar de stukken Canon leyden, haddenvaandels met Prince waapen er op geschildert, daarstaan. En daar waaren schilderhuysjens bij gemaakt omwagt te houden door de leydse soldaaten voor de kistmet kruyt die daar by stont, om geen kwaat daar aante kunnen doen. En de stukken canon sgn gelost 4maal ; als eerst ten 4: 5: 6: 7 uuren, t’elkens hebbende klokke onder het lossen geluyt, elk uur een halvuur lang, onder geduurig speelen en blaasen van klok-kenist en trompetters. Ook waare sommige huysenverciert met allerly wapentjes van al de Provintien,ook syn de eer poorten die gemaakt syn in de stadt,daar van verschyde met lantaarntjes of met lampjes,ook sommige met kaarsen voorsien. De stukken canonhaar order volbragt hebbende, begon men omtrent 8uuren de flambouwen op te steeken, honderden vankaarsen Wierden op het stadhuys aangestoken, hetgeheele Stadhuys van vooren was vol van booven maar

Page 134: Leidsch Jaarboekje

niet van onder. Doe kon men fraay de Sinnebeeldensien die geset waaren, en het Gemeene lant hugs begongelyk met het Stadhuys, en doe het Gasthuys, en doevolgde alle Burgeren, en inwoonderen, niemant uyt-gesondert, als soude sommige luyden honger hebbenmoeten lyden, soude sy dese dag geviert hebben, wanthet was overal niet eeve breet. Elk deet na zän ver-mogen. In de tydt van een halv uur sag men de stadtin volle illuminatien, en volle vreugt en blgdschap, ende burgers tracteerden sommigen malkaar. En daarwiert kragtig geschooten, en de klokken hebben geluyttot s’avonts ten 10 uuren, en de trompetters en klok-kenist hebben meede tot 10 uuren boeven gebleven. Ende flambouwen als men de selve van verre sag brandenwas het of het een kroon was die men sag, zoo curieuswas het. Daar hebben ook bU sommige mensen Pektonnengebrant, en verscheyde huysen waaren de kaarsen enkandelaars met silver en klater gout verciert; ook som-mige sag men dronke, andere songe over straat. En metvrolykheydt en vreugt is dese dag en nagt door gebragt.

Over de Bedestonden die begonnen syn op dentienden van de Meymaand 1747.

Daags voor den Hemelvaartsdag is het begonnen.Den 10 van de maant Mey sgn voor de eerstemaalde begonnen Bedestonden geschiet in 4 kerken, alsPieters, Hooglantse, Franse en Engelse kerken, metgroote toeloop van mensen. En met kragtige lust en

Page 135: Leidsch Jaarboekje

48

liefde is het voortgeset, uoo lang heeft het geduurt alshet met goedkeuring van sun Hoogheyd en de heeronStaaten hebben goet gedagt om het te doen ophouden.Maar soo lang men in vrees was is het onderhouden,want men niet en wist wat de Koning van Vrankrykin de winter of in het voorjaar onderneemen soude.

Over het drillen van de Burgers alhier.29 Mey.

s’ Maandags namiddags wiert er aan de Maare Poorthet laaste huys op de Mare of haarlemmer Veer eenhuys geplundert en waar in sy alles hebben daar in dathuys hebben gedemoulieert en aan stukken geslaagenalles wat sy gevonden hebben, en het huys is door deWagt bewaart geworden dien dag. En de burgers onderCaptyn van der Mark waaren Saterdags gewaarschouwtom s’ IMaandags den 29 deser ten 6 uuren s’ namiddagsin den Stadsdoele te moeten weesen om aldaar te beginnendrillen of Exerceeren, en daar is aangestelt een dril.meester genaamt heydelenberg, maar in plaatse van ten6 uure te koome, moesten de Burgers ten 3 uure ophet Stadhuys koome, omdat die van de Geregte ver-legen waare over het nieuwe temult dat doe wederombegon; want de Regeering wiert het bekent gemaakt,en kwaamen aanstonts booven; daarom deeden sy deburgers met haar geweer 3 uuren eer in de wapenenkoomen, want sy wisten niet wat dat er wederom voor-vallen sou, maar alles raakte in stilte omtrent 5 uure,

Page 136: Leidsch Jaarboekje

49

en de 2 subsiteyt Schouten syn er met de dienders ookvoor het geplunderde huys geweest, en hebbe nog eenkaarel gevat, dog hy hadt geen schuit, want hy is desanderen daags doe hy van de Regeering verhoort synde,weeder na syn huys gegaan. Om kort te gaan, de voor.noemde Burgers syn op haar tyt van booven afgegaan, enhebbe geexerceert van 6 tot 8 uure, met een open hek aanden doelen, maar s’anderen daags is het geslooten, enniemant ingelaaten als Burgers. Dese ecxercitien syn 4maal ter week waargenoomen, elke week 4 compagnienvan elk Captyn op syn beurt, en de daagen die sygedrilt hebben syn maandag, dingsdag, donderdag envrijdag. Maar als er een voorbereyding tussen beydekwam wiert saterdaags de exercitie gedaan, dit exer-ceeren heeft dan geduurt tot in de maant September.S’anderen daags wilden het gemeene volk weer eenhuys plunderen op het levendeel, maar de Wagt waser tegauw by, soo dat dit niet lukte ; dit hugs stontby de krauwe steeg dat sy meende aantevalle en hetWagtsvolk wiert door een oficier gecomandeert, en synmorgers vroeg van het voornoemde huys afgetroke.

Over de Trommelslag der Burgeren.

25 JunU.Op een Sondag avont is kaptyn de Mey met syn

volk voor de eerstemaal met trommelslag opgetrokken,maar omtrent een maant voor deesen begonnen veelevan de burgers haar hoorens op te steeken, pretenteerde

4

Page 137: Leidsch Jaarboekje

50

haar ouwe Regten en Privilesien hoewel ei verscheydewaaren sonder verstandt, want niet verstaande wat syysten of pretende, als sy maakte malkander wys, dathaar toekwam vryhsydt in den Stadsdoelen, t’welkhaar vergunt is. Nog meer dat de Wateren om de stadtgelegen, die te vooren verhuurt syn geweest, dat haardaar van een gedeelte toakwam, dog voornamentlyk deCingels hier rontom, dat sy die Wateren voor haargebruyk moesten hebben om haar te diverteren, mette visse. Nogal meer, dat sy met trommelslag enbrandende fakkels moesten op en of trekken van hetstadhuys, en ook andere diergelijke dingen, maar hetbegon wat te ver te gaan, als sy by nagt om te wsakenkwaame, spraaken sy heel wat vry uyt, obstillaat, enkwaataardig, niet ontsiende of het was den kaptyn ofwagtmeesters en latende niet los, om van haare ouweRegt te spreeke. Maar ginge alle nagte vreeslyk aanmet vloeken en tieren; daar was meest alle nagte watvoorgevallen, dat kaptyns, lieutenants, vaandrigs ofkwartiermeesters het kwaadt genoeg hadden of sommigeBurgers soude in schaade gevallen hebben om haarbritaal spreeken, indien sy deselve niet hadden gewaar-schouwt. Daar syn der nog verscheyde voor de Heeremoeten koome, soo slegt hadden het sommige gemaakt,vraagende nergers na, of de vaandrigs of kwartier.meesters haar al verbooden, kwaataardige gaaven daarniet om, maar hebben menigmaal rusi gehadt en metmalkaar gevogten, dog alles is door de tydt wat ge-

Page 138: Leidsch Jaarboekje

61

sleeten, maar sy hebben verkreegen vryheydt in dendoelen, en permissie om met trommelslag en fakkelsop en of te trekken hetwelk geschiet is.

Over de bekentmaakinge van Syn doorl. Hoog.komst in dese Stadt Lyden.

26 Juny.s’ Maandags is door die van de Geregte afgelesen

dat men Resolutie hadt ontfangen, als dat Syn Hoog-heydt, aanstaanden donderdag den 29 deser dese Stadtmet syn tegenwoordigheydt sal vereeren. Daarom werdende goede burgeren versogt haar sig in alles wel tewillen draagen, terwyl Syn Doorlugtige Hoogheydt deStadt de Eer aan doen 881, soo versoeken wy nog bydeesen dat al de goede Burgeren dewelk in de wapenenverschynen sullen, om Syn Hoogh: in te haalen, sig ordent.lyk en betaamentlyk sullen aanstellen, en gehoorsaam tesyn, hunne kapitynen, vaandrigs, luytenants, kwartier-meesters, dewelke tot de Schutterye behooren, op haarcommande agt te neemen, en te observeeren. En omdathet soo veel meerder gereguleert syn soude, soo ver-soeken wy, die van de Geregte der Stadt Lyden, aanalle de goede burgeren en ingeseten, dat op die postenofte plaatsen, daar sy staan sullen, elk na rang, dat erniet sal moogen werden geschooten, soo lang sy in dewapenen syn sullen, ook niet sal werden verschoontdat die tegen ongehoorsaamheydt syn snaphaan of roerlost, elker ryse sal verbeuren 25 gulden; om alle onge-

Page 139: Leidsch Jaarboekje

52

lukken voortekoomen moets er absoluyt niet geschootenwerde, want duysende mensen van allerly steeden enplaatsen, deese stadt sullen koomen sien, over de intreedevan byn Hoogheydt. Nog was verbooden geen tabak terooken, om onbekwaam te syn, maar gereguleert testaan naast malkander, niet gedrongen of ongelyk, maaraltemaal op een en deselvde manier, opdat Syn Hoog-heydt sooveel te gemakkelijker soude konnen doorpasseeren. Bok wert er nog versogt die dag s’avontsof s’ nagt niet te doen eenige illuminatien, of vreugdetekenen, om geen ongelukken van brant te verwekkenof van eenig andere swaarigheeden.

Van de Omstandigheeden die alhier syn gereet gemaaktover de komste van Syn L)oorl. Hoogh.

Binnen dese Stadt lyden begon men eenige toestelte maaken, om Syn Hooghegdt met de grootste Eer enagting af te wagten. Soo wiert dan van Stads koste opeen dingsdag maar s’ Maandag aan begonnen te arbeydenin den Stads doelen, klaar gemaakt en nieuw opgetimmert,een kookkeuken of braathuys, dewelk vlak agter hetgrote huys geplaats wierd, synde voorsien met 4 a 5vernuysen, van nieuwe steene gemetselt, en verder alhet geen dat tot een kook of braadkeuken noodig was.Dit kook huys was al vry groot in ‘t 4 kant, want daarveel klaar moest gemaakt worden, voor soo veel heeren,die daar verschunen soude. Van buiten was de kook-keuken van houten planken gemaakt, welker paalen

Page 140: Leidsch Jaarboekje

eerst in de gront waaren geset, op fatsoen soo als netmoest weesen, of soo als het geordonneert was van deEeeren, hoe groot, wyt, breedt en lang, sy hem wildehebben. Het verdek was op de manier als een tent, Ofkermis spul, alles was maar van ruuw hout en gemeenesteen gemaakt, want het moest na den dag dat hetgebruykt was weder afgebrooken worde. Dit wiert danagter het groote huys van den doelen gemaakt, om datin het groote huys geen plaats genoeg was, om dit tekunnen klaar maaken, het eeten dat er van noode was.Daar syn dan koks uyt andere plaatsen ontbooden, omdaags te vooren hier te koomen, maar sommige koksen suykerbakers hebben hier in dese stzdt woonende,de leverantie ook gehadt, om eennig goet te versorgen,of tegen die komst dag van Syn Hoogh: klaar te maaken,dat haar bestelt, of geordonneert was.

Om kort te gaan, daar was order gegeven door decapitynen van de burgery, aan de wagtmeesters, omte gaan omseggen door de heele Stadt, aan alleluytenants, vaandrigs, kwartiersmeesters, en de ge-saamentlyke burgers. Dingsd. s’ morgens ten 9 uuren

‘syn de wagtmeesters by de gesaamentlyke burgers alsook by nieuwe die er veel aangenoomen syn, begonnenom aan te seggen, dat de burgers, elk onder syncwtyn, vaandrig, of kwartiermeester door Order vanBurgemeesters, moeste maaken, aanstaanden donderdags’morgens ten halv 6 uure in de wapenen moesten

Page 141: Leidsch Jaarboekje

64

verschUnen, en maake te weesen op haar tydt aan dehuysen van de vaandrigs, om precies ten 6 uure na dendoelen te gaan. Maar omtrent een dag of 14 voor desen,hadden veele van de luytenants, vaandrigs en kwartier-meesters met malkander overleyt, om op gge koste telaaten maaken, donkre laakense blaauwe rokken, offi-cieren kleur of militie couleur en met pinsbekse knoopeaan de rokke, voor de frajigheydt, en om te konnensien het onderscheydt van een gemeen burger, of eenoficier , of een oficier tussen een vaandrig, te onder-scheyden, of een vaandrig luytenant te onderscheydentussen een kaptyn alles na nette gereguleertheydt vankleeding tussen persoonen, en persoonen, na rang sooals sy in de Schutery hoorde. Dit wiert dan by veelevastgestelt om dit voorgestelde opkoomen, met genoegenuytewerken , en hebbe het ook uytgevoert. Maar daarsyn der nog geweest die de onkoste van die nieuweofficiers kleeren niet hebbe gedaan, hoewel het elk heeftvry gestaan om het te doen of niet, en de gemeneburgers die lieten haar patroontasse sommige met oranjetryp bekleen en met blauw floretten kanten of franjesrontom benaajen; andere lieten haar patroontasse hetPrincewaapen opschilderen, en met syn Hoogheydt naamdaar by, andere hadden weer op haar patroontasse tinneo f kopere plaaten o p laaten maaken welk meede he tPrince wapen was. Nog hadden veele van de burgershaar degens, dan te seggen de geveste, met oranjelinten en strikken laaten vercieren, en meest alle nieuw

Page 142: Leidsch Jaarboekje

55

gemaakte strikken op de hoeden doen sette, om voor dendag te koomen als heeren. Nog iets van Stadswegen,daar syn gemaakt verscheyde slagboomen om hetrytuyg dat op die dag mogt koomen aan te rijden,weder te rug soude moeten keeren, om geen ongelukkenby te brengen ofte verhindering als de burgers in hetgeweer stonden. De slagboomen hebben gestaa.n een opde breedstraat omtrent de koornbrugsteeg, een aan demaarsemansteeg, een aan de Papegragt, een aan hetRapenburg, een aan de Varkemarkt, alles voor de secu.riteyt. Daar syn ook nog Woendags nog 4 stukkenCanon uyt het magasyn gehaalt, en op elke borstweringdaarvan 2 stukke gebragt, soo dat doe hadt elke vestof borstweering 9 stukke Canon, uytmaakende, saame18 stuk canon, dewelke alle op die dag van Syn Hoogh:komst moesten gebruyk worde. Van de Heeren Stu-denten der Leydse Academie, wat die ten koste hebbengeleyt, dat is dat sy versogt hebben aan die van deGeregte, om te laaten maaken aan ‘t Galgewater eenIllumineer of Vuurwerk tent ter eere van Syn Hoogh:op die aanstaanden nagt af te steeken, het welk doordie van de Geregte haar vergunt en toegestaan is; deHeeren Studenten hebben dan een vlak iaaten maakenin het galgewater het welk op 2 schouwen stont, enaan weerkanten de schouwe waaren der paaltjes in degront geheydt, dat het vlak niet heen nog weer konroeren, maar dat het secuur vast stondt om geenongelukken te konnen krijgen. Op dit voornoemde vlak

Page 143: Leidsch Jaarboekje

56

wiert dan. opgeset, een fraaye geschilderde Schouwspel,alles seer magnifiek op de toestand van Syn Hoogheydtafgeset, ja selrs Syn Hoogheydt en Syn HooghegdtsGemalin, waaren geschildert, regt voor het geslgt, in‘t midde der tent, dat men dese aansienlyke Potrettenvan verre kon beschouwen. Nog wat klaarder van ditfraay stuk, het was gemaakt op die wys als eentoneel van een comedie, aan weers kanten waaren 2schermen en van agteren, en op syde waaren deuren,daar ymant konde ingaan, en het wiert van binnen gesetmet ligten, om de fraaye schilderwerken die er op stonden,afgebeelt te konnen aanschouwen als het illumineerde.Dese schilderwerken syn met alderhande Couleuren vanverw afgeset, ommogelyk om alles te noteeren. Dit fragestuk dan wiert nog meer by gemaakt, daar wierdedannog 4 kookers voor vuurpyle op het vlak gemaakt aanweerkanten 2 agter malkaar om de vuurpyle in te steeken,en een heele swerm te doen af gaan; de kookers waarenmeede fraay gemaakt van witte gaas en courieus geschil-dert, gelijk de vreugde tent ook was van gaas. Daarwiert nog yets gemaakt aan de Scheepmaakery, voordie Heeren die het meeste hadde over dit werk temaw, een scherm met een verdek er boove op voorden reegen, en het schieten van de vuurwerken welte konnen sien. Aan de Beer heeft dese tent gestaanaan dit syde der stadt. Op de Beer of de boom, Wierdende planken, die er op vast waare, afgenoomen , omdater geen ongelukken mogten gebeuren in het schieten,

Page 144: Leidsch Jaarboekje

57

voor mense die daar altemets souden op hebben koomenstaan. De Lange houte brug wiert de leening aan diekant van het voornoemde Toneel ook besorgt, als daarWierden, aan de leeningen soo lang als de brug was,ysers gemaak, welke van vooren krom geboogen waareop de wys als een haak dewelk om de leening sloegenvan booven en van ondere dese ysers plat gesmeetsynde, en gaaten daar in waaren gemaakt, Wierden symet suffisante spykers in de brug vast geslaagen, totresistentie om dat door de veelheydt van mensen deleening niet kon voor overvallen, want anders grooteongelukken soude konne geschiet syn, dog de Heerenvan Lyden hebben sorg voor de Boom en voor deselanghoute brug laaten draage. Nog al meer, nu van deburgers en inwoonders deser Stadt, daar wiert dan tereere van Syn Hoogheydt nog gemaakt door liberaalemensen, op de breedstraat 5 eerpoorten als een omtrentde Vrouwe steeg, dewelk synde een illumineer poortde fraayste van allen, nog een aan de Ketelboetersteeg,en dan nog 3 op eene manier of eene wys, als een aande Plaats steeg, den ander aan de Boogaart steeg, dederde aan het gangetje of Steenschuur omtrent dehogewoert, waar aan mooie vercierde kroone, en fal-bolaas van palm gemaakt, opgeciert wierde, en op telesen stont, ter eere van haare hoogheedens de Prinsen Princes van Oranje. Aan dese poorten is gewerkttot op die dag van Syn Hoogheyd komst toe, soo dater op de breedstraat met die in het noordent hebben

Page 145: Leidsch Jaarboekje

gestaan 6 eerpoorten, om Syn Hoogheydt te laatendooryden als hy in dese stat kwam. De burgers eninwoonders ontsaagen geen gelt, maar lieten vaande-len schilderen en oranje verven, en begonnen wederomte maaken vercierde kroonen, boogen, vercierde sydposten om aan de deuren te setten tegen het deurkasyn.Veele lieten sinnebeelden schilderen, als ook wapenenom van buyten voor de glaasen te sette, ook Wierdender veele Potretten gebruykt van Syn Hoogheydt Per-soon, en andere antequityte ook, alles voor de fraajegheydt; ook hebben honderden van mensen nog nieuweoranje linten en strikken gekogt. Veele onkosten wierter dan gespanseert, daar sommige lieden nog wel couranvoor hebben moeten lijden, die wat al te dik er inhadden geslaagen, en den breeden haan hadden laatenwaajen, waar van men in ‘t vervolg van tyd het heeftgesien. Om niet verder van dese omstandigheden af teraaken, soo hebben er nog buyte luyden gewees t ,dewelke woonde buyten de Witte Poort deser Stadt,omtrent het Pishoekje l), en hebben aldaar daags voordesen ter eere van Syn Hoogheydt opgeregt een fraayeEer poort op de wys als een Coepel, omdat Syn Hoog-heydt daar door soude ryden, als hg na de Stadt vanLyden toeging. Ook hadden alle moolens de meeste part,oranje vaandels en wimpels van boove afwaajen; metvercierde kroonen, waaren sommige moolens ook voor-

‘) Op den Haagweg bij ,,de Vink”; zie Ch. M. Dozy : LeidensOmgeving in vroeger dagen. 1900. bladz. 45.

Page 146: Leidsch Jaarboekje

69

sien. Elk wilde swierigste syn. Daar syn ook noggemaakt in het galgewater, omtrent de langehoute brug,eenige stallagien, of staanplaatse alwaar men voor geltheeft konnen opstaan, om het schieten van de vuur-werken te konnen sien. Dese staanplaatsen hebbengeweest of gestaan, op de syde of benede de moolevan de Koore Blom. Nog ieyts van Stadswegen, allede stoelen en kussens van het Stadhuys syn meede daagsvoor deesen, na het huys in den doelen gebragt, oms’anderen daags te gebruyken. Verscheyde mandens metallerly vlees Wierden die tyt meede besorgt, veelebakken met hoenders, haasen, conynen, duyven eneendvoogels, is er ook op het voornoemde huys gebragt,als ook nog veele beste porcelynen, schootels, schaalen,bakken en borden. En soo van alles wat tot een kos-telyk onthaal voor Syn Hoogheydt noodig was. Nogiets daar is aangesteit een kruytmeester of leverantier,om opsigt te hebbe over het kruyt, dat er gebruyk ofvan noden is. Ook waaren alle kosters van de kerkengevvaarschouwt om als het geschut loste dat al deklokken moeste luyde, t’elkens een halv uur lang, alshet Canon loste; de trompetters waaren ook gewaar-schouwt als ook de klokkenist, en de constapels moestens’ morgen ten 5 bij het canon syn.

(Wordt vervo&yd.)Copie van een handschrift, toebehoorende Mejuffrouw

G. B. C. van Rhijn te Leiden en door HEd. welwillendten gebruike afgestaan aan S. J. Le Poole LGz.

Page 147: Leidsch Jaarboekje

Het mysterie van het eerste beleg.

Het mysterie tot klaarheid brengen kan ik niet, maarhet is misschien reeds niet zonder belang het besef vanhet geheimzinnige, dat thans vcor ons nog het eerstebeleg van Leiden omzweeft, te versterken.

Fruin heeft er naar aanleiding van brieven van Noyellesen anderen uit het verloren gegane archief van Marnixaan herinnerd, 1) hoe de Leidsche magistraat in 1582aan de geestelijkheid verwgt, te hebben geheuld met,denghenen die int eerste besluyt der stadt Leyden soseer arbeyde om drie Burgemeesteren met haren dienaersonder eenighe schuldt of suspicie te doen hangen” endie zich verder aan allerlei liederlijkheid had schuldiggemaakt; hoe verder uit het antwoord der geesteiukenblijkt, dat bedoelde persoon niemand anders kon zijndan Noyelles, de stadvoogd zelf.

Wat er gebeurd is, wie de magistraten waren, wierleven gevaar liep, Van der Werff, Van Hout? bleef totheden een geheim, zal het misschien nog lang blijven.Doch uit het document: dat ik hier kan meedeelen,

!) Over Anecdota van Marnix van St. Aldegonde, GeschriftenVIII, p. 422.

Page 148: Leidsch Jaarboekje

61

blijkt in ieder geval, dat de Leidsche regeering zelvewaarsch@@k volkomen op de hoogte is geweest vanwat er tegen haar werd gebrouwen, en de bewijsstukkentegen Noyelles in handen heeft gehad. En onmogelijklijkt het rnä niet, dat die nog te eeniger tUd in hetLeidsch archief voor den dag komen. Ik laat hier volgeneen acte uit het protocol van Notaris Salomon Lenaertszoon van der Wuert, die een huiszoeking en een vondstin het domicilie van Noyelles tijdens het eerste beleglevendig voor oogen stelt. Bedoeld protocol berust thansin het Leidsch archief. De acte is te vinden in het deelgemerkt ,,Leiden 3” onder nummer CXLVI.

Op huyden XIIIIen Aprilis anno XVC ende LXXIITIcompareerde voor my notario publyck ende voor denondergeschreven getuygen Adriaen Willemszn, Heem-raetsbode van R&nandt, oudt omtrent LI11 jaren, poorterder stede van Leyden ende deposeerde ende tuychdeby zyn conscientie ende ziele zalicheyt in plaetse vaneede, ter requisitie van monseur Vaugirault, lieutetantvan myn edele Heere van Noyelles, gouverneur vanLeyden ende Rynlandt, hoe dat een VrUdage lestledenwesende den negenden Aprilis naer zyn beste onthoudtende naede middach, hy deposant geweest es ten huysevan myn vrouwe van Lochorst, staende aende SintePieterskerckhoff, daer die voorsz. Heere van Noyellesgelogeert es geweest, alwaer ten zelven tijde gecomenes Jan van Hout, secretaris der stede van Leyden, mettwie Schepenen der zelver stede, op schrijvende de

Page 149: Leidsch Jaarboekje

62

guederen van myn voorsz. vrouwe van Lochorst, endetomende onder in de camer van den voorsz. gouverneur,hebben zeeckere cofferen mitsgaders eenige beslotenbancken, waer des voorsz. gouverneurs guederen innewaren, bU eenen sloten maecker doen opsteecken, onderwelcke wesende een groot coffer met een cleyn, die deslotemaecker nyet en toste upsteecken, hebben dievoorsz. secretaris ende schepenen hem belast, dat hyde slooten zoude affslaen, twelck hy zu lcx gedaenheeft ende hebben over zulcx alle die guederen, zijndeinde zelve cofferen ende bancken, geinventarieert endeeenige brieven ende minumenten daer vuyt genomen,in twee packetten gebonden toegesegelt zynde, endemidt hen wech gedragen. Tuychde voorts, dat hy denvoorsz. secretaris Jan van Hout, lesende eenige van devoorsz. geschriften, lagchende ende bly wesende, heefthooren zeggen : ,,Jae, jae, dit gaet aende croon, nuzullen wy twel vinden !” Ende die goederen daer tenhuyse geinventarieert zynde, hebben dezelve eofferenende bancken weder toe laten sluyten, dezelve toege-zegelt ende zyn zulcx daer naer wech gegaen ; endewiste hy deposant verder niet, presenterende etc. Endeverzocht den requirant aen my notario voorn. hemhiervan geëxpedieert te werden openbare acte. Aldusgedaen binnen der stede van Leyden int loggs van denvoorsz. requirant.

Getuigen Bruyn Claesz. en Pieter Janszn, poorters.J. PRINSEN.

Page 150: Leidsch Jaarboekje

De Penningenbetrekking hebbende op Leiden

geslagen vóór 1813 ‘).

Beleg en ontzet. In ‘t laatst van Wijnmaand 1573sloeg Don FRANCISCO VALDEZ het beleg voor Leiden,waardoor de voornaamste industrieën, die hoofdzakelijkvan den uitvoer moesten bestaan, tot werkeloosheidwerden gedwongen en de vele daarin werkzame arbei-ders al spoedig ten laste der openbare gast- en gods-huizen kwamen. Was, tengevolge van het misbruik,dat van het armengeld gemaakt werd, door het nietin levensmiddelen voor het gezin om te zetten, dochhet in de taveernen aan drank en spel te verteeren,dit onder KAREL V afgeschaft, het gerecht van Leidennam tengevolge van de toenemende armoede den ladenvan Slagtmaand 1573, met verlof van den Prins vanOranje als Stadhouder, het besluit, aan het St. Katha-

‘1 Zie Jaargang 1912, bldz. 94 V.V.

Page 151: Leidsch Jaarboekje

rUneGasthuis machtiging te verleenen, koperen armgeldter waarde van een oort stuyvers of vier penningen tedoen slaan. De Vz. vertoont het merkteeken van hetgasthuis, dat we nu nog boven de Waalsche kerk, devroegere gasthuiskapel, kunnen zien, n. m. een gekroondmet seizen bezet rad, de Kz. heeft het stadswapen enhet omschriit: 1573 GEDENCT DEN ARMEN.

Doch ook de geldcirkulatle was weldra gestremd, hetgeld om de bezetting te betalen ontbrak, waaromburgemeesteren en die van den gerechte met ‘s Prinsentoestemming besloten papieren noodmunten te latenslaan, waartoe het perkament der misboeken werd ge-bruikt, welk besluit den 19den van Wintermaand 1573werd afgelezen, terwijl Huuo KLAESZ. GAAL , GE R R I T

WIQGERTSZ. en DI R K VAN KESSEL met de uitvoeringwerden belast.

De grootste der noodmunten deed 20 stuivers. Decene zijde vertoont het stedewapen met een dubbelomschrift, buiten: GODT BEHOEDE LEYDEN, binnen :10 lettertjes, zijnde de beginletters van evenveellatijnsche woorden, vertaald beteekenende : Munt derbelegerde stad Leiden, onder het stadhouderschap vanZ. D. H. den Prins van Oranje geslagen. Dit binnen.omschrift, meer voluit voorkomende op een der 28stuiverstukken en op den hoogstzeldzamen daalder uithet 28 beleg, is bizonder merkwaardig, omdat op geenenkele andere munt van ons land de naam van denprins wordt vermeld. De andere zUde heeft de hollandsche

Page 152: Leidsch Jaarboekje

211. Soodmunt van 2S Stuivers, 1574.15. Soodmunt of Lalienloodje?16. T,eidens ontzet 1374. l7. JANUS DOUSA -;- 1604.

Page 153: Leidsch Jaarboekje
Page 154: Leidsch Jaarboekje

65

leeuw met speer en vrdheidshoed en het omschrift:Hi%C LIBERTATIS ERGO. Dit is voor de vrgheid.Volgens BRANDT, Historie der Heformatie, waren deleidsche predikanten zoo vertoornd, dat men op nood-munten Haec libertatis ergo en niet Haec religionis ergo(Dit is voor den Godsdienst) had gezet, waarin zu eenuiting van vrugeesteru zagen, dat een hunner het zelfswaagde Burgemeesteren hierover van den preekstoel tekapittelen. Een der ambtenaren, die naast VAN DER

WERF zat, trok toen zijn pistool en vroeg: Wil ik hemer aflichten? wat gelukkig door VAN DER WERF werdvoorkomen.

De tweede noodmunt van 5 stuivers is kleiner, ver-toont den leeuw met zwaard en schild, waarop deSt. Pieterssleutels en het omschrift: PVGNO PRO PA-TRIA - ik vecht voor het vaderland - de Kz. heeftb innen een krans den latijnsehen naam der s tad :LVGDVNVM BATAVORVM, beide dragen het jaar-tal 1574.

Den 21Sten van Lentemaand 1574 werd het belegopgeheven en reeds den 27sten last gegeven tot inwis-seling van dit papieren noodgeld ,,voor de beloofdewaarde van beter keur”. Zou hiermede niet bedoeld zijntegen zilveren afslagen, daar deze bijna evenveel voor-komen als de papieren, die ten bleke hunner inwisse-ling het klopje met den hollandschen leeuw in parel-rand ontvingen?

Van den grootsten bestaat een gouden ruitvormige6

Page 155: Leidsch Jaarboekje

66

afslag, welke volgens de overlevering aan burgemeesterVAN DER WERF zou zijn vereerd en door dezen gedra-gen, waarmede we hem ook op meer dan een gedenk-penning zien afgebeeld. Een dergelgke ruitvormigeafslag in zilver draagt op de vlakke hoeken hetgegraveerde opschrift: Verdient by Willem Aalbrechtz.Berkhey. BERKIIEY was de leidsche burger, die het eerstde door VALDEZ verlaten schans bU Leiderdorp binnen-drong en daaruit een spel spaansche speelkaartenmedebracht. Eindelijk is een zilveren ruitvormige afslagbekend van de Vz. (leeuw), op de vlakke Kz. is een zeilendschip gegraveerd, op welks roer een duif zit, hetgeheel in een kabelrand gevat, welk stuk vereerd zouzUn aan den bekenden W ILLEM CORNELISZ., d ie ‘door

middel zijner duiven berichten wist te ontvangen enlater den geslachtsnaam DUIVENBODE kreeg.

Den 26Ste* van Bloeimaand van hetzelfde jaar 1574kwamen de Spanjaarden voor Leiden terug, waarJonker JOHAN VAN DER DOES, heer van Noordwuk,(JANUS DOUSA) het bevel voerde over de geringe bezettingen reeds den loden van Hooimaand werd weder bUgebrek aan voldoende geld tot het slaan van noodmuntenbesloten. Een stuk van 30, twee stukken van 28, eenvan 14 stuivers en een koperstukje van 4 stuiver. Deeerstgenoemde vertoonden dezelfde leeuwen van denoodmunten uit het eerste beleg en de spreuken daaropvoorkomende, doch anders verdeeld en gegroepeerd;het koperstukje heeft aan de Vz. een staanden leeuw

Page 156: Leidsch Jaarboekje

67

onder een kroontje, aan de Kz. het stedewapen met deafgekorte omschriften: HEERE ONTFERMT (U over)HOL(land) ENDE SALICHT LEYDEN, zonder jaartal.CORNELIUS DE WATER , goud en zilversmid alhier, wordtals de maker der noodmunten genoemd.

Een negentai zilveren plaatjes, ,,kenneQjk uit oudekerkbekers gesneden”, met het ingeslagen wapen vanLeiden en respektieveluk de getallen 2, 3, 4, 6, 8,10,12, 16 en 18 werden aanvankelijk beschouwd alsmerkteekens voor de leidsche lakens, bestemd voor deLevant. Sommige dragen tevens hetzelfde klopje metden hollandschen leeuw als de ingewisselde noodmunten,waarom later werd verondersteld, dat ze als nood-munten hebben gediend en zooveel stuivers hebbengegolden, als daarop is ingestempeld. Ik kan dezemeening n i e t deelen; de vorm der stukjes en deomstandigheid, dat niet een enkele doch al le bovenaaneen gaatje hebben, wijst veeleer op een loodje, bestemdom aan lakens te worden gehecht. De sleutels en deleeuw zullen in de Levant beter verstaan zijn, dan dewoorden LEYDEN IN HOLLAND op de meeste laken-en dekenloodjes voorkomende, het gebruik van zilver -trouwens van heele kleine stukjes van voor den smelt-kroes bestemde voorwerpen - staat deftig en kan wijzenop goede kwaliteit der lakens. Bewijzen kunnen tot nogtoe voor geen van beide opvattingen bijgebrachtworden. Verschillende penningen zijn geslagen tereere van P IETER A DRIAANSZ . VERMEER , genaamd

Page 157: Leidsch Jaarboekje

68

VAN DER WERF, Leidens onvergetelijken burgemeester.JOH. SNELTZING verheerlgkte hem in de tweede helft

der 17e eeuw, wellicht naar aanleiding van het leeeuw-feest van het beleg. Vz. Zijn rechtsgewend borstbeeld,getooid met den ruitvormigen afslag van de noodmuntaan een keten; als omschrift in het lat@ zijn naam,geboorte- en sterfjaar, (1529 - 1604). Deze penningkomt voor met twee keerzijden, op beide een gezichtop de stad, doch daarboven twee niet gelukluidendedichterliJke ontboezemingen. Op den eersten leest men:

Dit’s VAN DE WERF, die palDus binnen Leidens wal,Voor kerk en godsdienst stond;En dempte met zdn mondBaldeiis oorlogs list,Pest, honger, burgertwist;En rukten uit dien brandde vryheit van het land.

Op den tweeden heet het:

Dit ‘s VAN DE WERP die leidse held,Diens tai geduld het spaans geweldManmoedig keerde van de vesten,Als pest en honger ‘t hart bestreed,En ‘t muitend volk geen uitstel leed,Bood hu zijn vlees en bloed ten besten.

In de meergemelde galerie SIMON (begin 19e eeuw,wellicht 1824?) komt een penning voor met het borst-

Page 158: Leidsch Jaarboekje

69

beeld van VAN DER WERF, op de Kz. in het latijn zungeboorte- en sterfjaar.

De Rotterdammer A. BEMME maakte in 1824 pennin-gen met zijn linksgewend borstbeeld met denzelfdeneereketen met ruitvormigen afslag der noodmunt, zekomen voor met aan de Kz.:

A. Onder gekruiste bulbundels zfjn geboorte- ensterfjaar,

B. Dit koekebakkersrijmpje van W. WESTHOFF JR.:

DOOR ‘T KLOEK GEDRAG VAN LEIDEN’S HELD,

Nu VIJFMAAL VIJFTIG- JAREN TELD:

Zo HEEFT HET DANKBAAR NAGESLACHT

DIT EER-METAAL HEM TOEGEDACHT.DEN 3 OCTOBER 1824.

C. De derde Kz. verkondigt, dat de penning geslagen is,,ter gelegenheid van het 250;jarig jubelfeest van hetontzet der stad Leiden”, terwÿl hij ook voorkomt

D. met gladde Kz.Volledigheidshalve vermelden we den draagpenning

der 3 October Vereeniging met het beeld van VAN DER

WERF, zooals dit het den 4den Oktober 1884 onthuldemonument kroont, dat in het naar hem genoemdepark hier ter stede is opgericht en welke penning, uitde fabriek der firma J. M. VAN KEMPEN en Zonen teVoorschoten, voor het eerst werd uitgereikt op 3 Okto-ber 1896.

Dat en hoe Leiden den 3en Oktober 1574 werd ontzet

Page 159: Leidsch Jaarboekje

70

behoef ik hier zeker niet te verhalen; wie onzer zouhet niet weten? Spreken reeds de buurtpenningen vande Vliet van de hulp der watergeuzen en de vroed-schapspenninqen van de geleden ellende, een fraaiepenning is geslagen ter gedachtenis aan het ontzet.De Vz. vertoont de stad Jeruzalem en de engel desHeeren, die het leger van SAXHERIB, den Koning vanAssyrië slaat (Tweede Boelc der Koningen, C. 19 v. 35),op de Kz. ziet men de stad Leiden, de verlaten spaanscheschansen, de vluchtende Spanjaarden en de naderendegeuzenvloot. Het latijnsche omschrift luidt vertaald :Gelijk SANHERIB van Jeruzalem, alzoo vluchtten deSpanjaarden van Leiden in den nacht van 3 Oktober 1574.Een variant vertoont kleine stempelverschillen en aande Kz. de brandende schans te Zoeterwoude.

Deze penningen komen meestal voor in zilver, enkelein goud aan driedubbele keten, welke laatste door deStaten van Holland zUn vereerd aan den admiraalLODEWIJK VAN BO I S O T, aan den vice-admiraal en aanden admiraal van Zierikzee. Op de tentoonstelling in1824 (waarover ridder) was een zeer zwaar goudenexemplaar, dat aan VAN DER WERF zou zun vereerd.

Van het spijzigen der uitgehongerde bevolking doorde Watergeuzen spreekt ook een plakket door VAN

KEMPEN vervaardigd, die voor het eerst in 1905 doorde 3-October-Vereeniging werd uitgereikt. Ze vertoontons een der basreliefs van het monument in het vander Werf-park, met het onderschrift:

Page 160: Leidsch Jaarboekje

71

NU KUNNEN WIJ AFDROGENONS LANG BEKRETEN OOGENWANT LEIDEN IS ONTZET.

Spreken deze penningen van de 3,0ctober-Vereenigingons van de sedert 25 jaren gebruikelijke jaarlbkscheviering van den voor Leiden zoo gedenkwaardigen dag,ook vroeger is hi,j herdacht. In een tijd van rampen enoorlogen als in 1674 is het begrupelijk, dat men het eeuw-feest niet heeft gevierd, al vermoed ik, dat SYIELTZINQ’Spenningen ter eere van VAN DER WERF toen zijn ge-slagen. Een eeuw later vinden we naast een ontwerpvoor een penning ter eere van VAN DER WERF (ver-moedeliJk van J. LE FRANCQ VAN BERKKEY, over wienlater) waarvan een afbeelding in plaatdruk in de Kon.Bibliotheek te IsGravenhage gevonden wordt, nietminder dan vier penningen: twee hunner verkondigenaan het nageslacht de verlossing der stad door Godshand en het water, door moed en dapperheid en dragende beeltenissen van VAN DER WERF, VAN DER DOES enden sekretaris der stad JAN VAN HOUT , twee anderetoonen de leidsche stedemaagd, die den niJd vertrapt(een zeer geliefd beeld in de 17de en I8de eeuw) en hetgeloof. De latijnsche op- en omschriften zeggen: Voorons streed de waarheid. Laat ons den Heeren jubelen.Aan God, die voor ons strijdt.

Behalve door de reeds gemelde penningen met hetborstbeeld van VAN DER WERF , wordt de 250Ste ge-denkdag van het ontzet in herinnering gehouden door

Page 161: Leidsch Jaarboekje

7 2

een grooten unieken penning, naar het denkbeeld vanH. WESTHOFF Jr., met verzen van diens hand en naareen teekening van G. F. SARTORIUS door A. BEMMEgedreven, terwijl van 4- 6 Oktober 1824 ten raad-huize een tentoonstelling werd gehouden van voor-werpen, betreffende het beleg en het ontzet, waarvande katalogus mij nog enkele bouwstoffen voor dezebijdrage verstrekte.

In 1874 heeft men zeker te druk feestgevierd bij deherdenking van de 25-jarige regeering van Z. M. KoningWILLEM 111, althans in mUn werk : Beschrijving derNederlandsche of op Nederland of Nederlanders be-trekking hebbende penningen, geslagen. van 1864 - 31Augustus 1898, kon ik geen enkel stuk opnemen,dat van het derde eeuwfeest van Leidens ontzetgewaagde.

Hoogeschool. Den Ssten Februar i 1575 had deopenbare inwijding der nieuwgestichte hoogeschool metveel plechtigheid plaats. De eerste penning met be-trekking tot Leiden% Alma Xater is de promotiepenningmet de kap, welke van wege burgemeesteren aan dengepromoveerde in goud werd vereerd. De hollandscheleeuw met zwaard in de opgeheven rechtervoorpoothoudt met de linker het gekroonde stedewapen. Op- enomschriften verkonden in ‘t latijn, dat de hoogeschoolde belooning is van der voorvaderen dapperheid ende penning een geschenk der leidsche burgemeesters.PALLAS staat op de Kz. met den doktershoed in de

Page 162: Leidsch Jaarboekje

73

hand, die - naar het omschrift zegt - geen geringeprgs is voor den arbeid.

In 1604 stierf op 59-jarigen leeftijd JANUS DOUSA,

dien we reeds leerden kennen als verdediger der staden die later kurator was der universiteit. De penningbg zijn dood geslagen heeft aan de Vz. zUn geharnastborstbeeld, aan de Kz. liggen op een tafel een boek eneen zwaard, met het aardige omschrift: In beide (d.w. z. in de krijgskunst en in de wetenschap) uit teblinken is zeldzaam.

Beschouwen wij de groote reeks van penningen oponze universiteit betrekking hebbende, dan zien wij zein een langen stoet aan ons geestesoog voorbiJ trekken,de hooggeleerden van vroeger en later tiJd, van af den16en-eeuwschen medicus REYBERTUS DODONEUS tot onzengrooten historicus PETRUS JOHANNES BLOK l), dan lezenwe van jonge mannen, die moedig naar de wapensgrepen, als het vaderland in nood verkeerde, helaasook van veelbelovende MrNznvA-jongeren door denonverbiddelijken dood te midden van hun studie weg.gerukt; dan weder spreken de metalen gedenkstukkenvan opgewekt gevierde lustra, van kleurige stoeten,die door Leidens straten trokken en een beeld ontroldenvan de gewichtigste gebeurtenissen uit ‘s lands historie.

‘) Hem werd in 1909 een penning anngcboden bij gelegen-heid van zijn 25.jarig professoraat. (Na het houden dezerlezing werd, in hpaart 1912, prof. 3. h. KORTEWEG op ge-lijke wijze geëerd).

Page 163: Leidsch Jaarboekje

74

In het kort wil ik hier deze penningreeks behandelenal noopt de veelheid der stof rnU het werk bij 1813te staken.

Op 1685 (lees: 1589) vinden we twee penningen -later werk - op het overlgden van REMBERTUS DODOENS

of DODONEUS, hoogleeraar in de genees- en natuurkunde,wiens 6h~ytboeck naast JACOB CATS in elke huisbiblio-theek was te vinden.

Aan den bekenden latinist JU S T U S LIPSIUS, 1547-1606), die van 1587- 1591 hoogleeraar te Leiden was,herinneren een penning van S I M O N en twee vanJOUVENEL - later werk. We kennen van hem verdereen zeer fraaien portretpenning, vermoedeliJk werk vanden beroemden vlaamschen graveur JONQHELINCK , diehem afbeelde op zijn 5lste jaar; de Kz. zinspeelt op

zijn terugkeer tot het roomsche geloof.In 1643 vereeren de erfgenamen van S I M O N EPIS.

COPIUS, den opvolger van GOMARUS als ,,professor in deH. Theologie tot Leyden,” die zooveel heeft blj’gedragentot het beëindigen der Arminiaansche kerkgeschillen, eenpenning aan hen, ,,die syne eerwaarde in syne siekte bedienten nae syn overlijden gedragen hebben.” De Vz. draagtde beelden van de waarheid en de wgsheid.

Het jaar 1652 brengt een gegoten zilveren penningt e r eere van A BRAHAM E LSEVIER , boekdrukker derleidsche universiteit.

In 1653 wordt MA R C U S Zwr, R S oftewel MA R C U S

ZUERIUS, die later met zijn tweelingbroeder zUns moe-

Page 164: Leidsch Jaarboekje

75

ders naam BO X H O R N aan den zi jnen toevoegde, enhoogleeraar was in de oratorie, later in de geschiedenis,ten grave gedragen en ontvingen de dragers een pen-ning met zijn wapen en latijnsche verzen.

In 1654 volgt J A C O B U S TRIQLANDUB ,,den ouden,”professor in de theologie hem in ‘t graf; ook op diensbegrafenispenning prijkt zijn familiewapen.

In 1655 overleed DANIEL HEYNSIUS, hoogleeraar inde letteren, nederlandsch en latijnsch dichter. SiMONmaakte een penning met zijn borstbeeld.

In 1660 vinden we een overli jdenspenning vanFRANCISCUS A SCHOOTEN, hoogleeraar in de wiskunde.De Vz. vertoont zijn wapen, de Kz. een kegel, waarineen door een cilinder omgeven bol. Het lati@scheomschrift luidt: Door gewicht, getal en maat. Dezewas ARCHIMEDES, ja hij was zelfs CARTESITJS.

JOHANNES HENRICUS HOTTINGER, beroepen als hoog-leeraar in de godgeleerdheid te Leiden, verdronk met driezijner kinderen op de reis herwaarts, door het omslaanvan zijn vaartuig op het riviertje de Linnig bij Heidelbergden oden Juni 1667, welk feit op een penning wordtherdacht, die zijn gebaard borstbeeld in toga draagt.

In hetzelfde jaar overleden DANIËL BARCKRINQER

professor in de f i losofie, belast geweest met de op-voeding van de kinderen der Koningin van Boheme,die daartoe tijdelijk te Leiden heeft gewoond en JACOB

Gomus, d e b o e z e m v r i e n d v a n GROTIUB e n VOSSIUS,hoogleeraar in de sterrekunde en de arabische taal .

Page 165: Leidsch Jaarboekje

76

Van beiden kennen we overludenspenningen, die vanden laatstgenoemde vertoont zijn wapen, aan de Kz. in dearabische en 1atiJnsche talen de spreuk: Buiten Godis alles ijdelheid.

In 1669 overleed JOHANNES COCCEJUS of JOHAN KOK,

hoogleeraar in de theologie, de bekende tegenstandervan VOETIUS en hoofd der naar hem genoemde kerke-lijke partij der Coccejanen. We kennen twee penningenop zän overluden, beide met ziJn borstbeeld, de eersteheeft aan de Kz. een boek met zeven zegelen, waar-boven het Lam van een hemelhcht omschenen; enhet onderschrift: Het heeft overwonnen; de tweedehet volgende kurieuze vers:

Hier toond de kunst door Smeltzings handCOCCEPJS ‘t ligt van Nederland,In zijn godvrugtig beeld en wezenWaarvoor de laster beeft en vlied.Die zig hieraan niet zat en ziet,Mag zijn berugte schriften lezen.

ZUn tegenstander G IJSBERTUS VOETIUS, professor inde theologie te Utrecht t 1676, genoot zijn opleidingals bursaal in het Statenkollege, gevestigd geweest inhet voormalige Cellebroederskonvent aan de Broert-gensgraft - de tegenwoordige Kaiserstraat. Een drietalpenningen houden zijne nagedachtenis bewaard.

In 1669 heerschte alhier de pest, die Leiden nooitverschoonde, als ze in Nederland heerschte, ‘t geen in

Page 166: Leidsch Jaarboekje

77

de I7de eeuw door de geneesheeren aan zäne vuilegrachten en stinkende uitwasemingen werd toege-schreven, en ook onder de professoren eischte z?,j ditmaalmeerdere slachtoffers.

V o l g e n s M . SIEGENBEEK, G-‘eschiedenis d e r LeidscheHoopschool, liet de Akademische Senaat in 1670 pen-ningen slaan met aan de Vz. het beeld van PALLAS ende lati jnsche op. en omschriften: Tot aandenken aanhet noodlottig jaar 1669, waarin zes gewone hoog-leeraren aan de Hoogeschool ontrukt werden. De Kz.heeft een Phoenix - hij leeft door zijn dood herboren.

De slachtoffers waren behalve COCCEJUS: F. SCHUIJL(geneeskunde) , AD R I A N U S BEECKERTS A THNNEN (rech.ten), DAVID STUART (wijsbegeerte), P. MARCHANT (rechten)en JOHAN VAN HOREE (medicijnen), van welken laatst-genoemde een begrafenispenning bekend is met aan deVz. zUn luk op een paradebed, waarboven zijn wapen,aan de Kz. latijnsche verzen.

In 1671 overleed de duitsche rechtsgeleerde en oud-heidkundige JOHANNES FREDERICUS GRONOVIUS, sedert1658 professor in de grieksche taal en geschiedenisalhier. Z1Jn begrafenispenning, die en gegoten en ge.graveerd schijnt te bestaan, vertoont aan de Vz. zünwapen met latUnsche., aan de Kz. een Phoenix metgrieksche op. en omschriften

Zoo brak dan het noodjaar 1672 aan, de leidsche stu-denten, daartoe opgewekt door den hoogleeraar in dewiskunde CHRISTIAAN MELDER , boden burgemeesteren

Page 167: Leidsch Jaarboekje

78

aan de wapenen op te vatten ter bescherming der stad,welk aanbod dankbaar werd aanvaard. MELDER werdhopman, de lector in de scheikunde MAES luitenant, enzoo trokken zij dagelijks, in hunne oranje met veelgoud geborduurde rokken en dito met een PALLAsbeeldbeschilderd vaandel, onder tromgeroffel naar de WittePoort, het daarvoorliggend bolwerk en het daarnaastgelegen rondeel aan den Rijn, waarvan de bewakinghen was toevertrouwd. Aanvankelijk was de studentNORRIS vaandeldrager, later COBXRAAD RUYSCH, die een-

maal geroepen zou zijn burgemeester van Leiden teworden. Het is wellicht hier de plaats om te getuigenvan de liefde voor het Oranjehuis, die steeds bij hetleidsche volk heeft bestaan. In 1672 trokken velevrouwen uit de heffe des volks, met een blauwenschorteldoek aan een bezemsteel als vaandel, onder hetslaan op biervaatjes als trommels, tegen de op marschtrekkende studenten op, omdat ze ‘s Prinsen wapen nietin hun vaandel voerden. De vaandeldrager NORRIS reddede positie en maakte de dames wijs, dat ze als wel-meenende vaderlanders niet ‘s Prinsen wapen, maar hemzelven, geheel gewapend voor het vaderland, ja zelfszUn valkje, waarmede hij gewoon was op jacht te gaan,in hun vaandel voerden. Hij ontrolde het vaandel ende domme menigte zag MINERVA en haar uil voor denPrins en zun valkje aan, juichte en maakte een ronde-dans om de jeugdige landverdedigers. Iets dergelgksdoch ernstigers deed zich voor bij de oprichting van

Page 168: Leidsch Jaarboekje

79

het Leidsche Excercitiegenootschap, dat evenals de velein 1’784 in andere steden ontstane vrijwilligerkorpsenbeslist anti-oranje gezind was. In Juni van dat jaar ont-stonden ernstige ongeregeldheden op aanhitsen van eenbroodbakker TRAGO

Strenge publikatiën werden uitgevaardigd; zij bedreig-den met geeseling de aanranding van personen, met dedoodstraf die van huizen en met zware straffen hetmaken van rumoer en geschreeuw en het dragen vanalle leuzen of teekenen (dus ook - en daarom was hette doen - van oranje). TRAGO werd, in weerwil vanzijn verzoek om gratie aan den Prins, te pronk gesteld,gegeeseld, met gevangenis en verbanning buiten Leidengestraft en het oproer bedwongen. Een penning toontde leidsche stedemaagd, het oproer onder de gedaantevan een schooier met toorts en zwaard vertrappend endoorstekend. De latgnsche opschriften luiden : Burger-trouw. Het oproer van 9-12 Juni 1584 bedwongen.Op de Overijselsche Tentoonstelling in 1882 was eengouden exemplaar van dezen penning, vereerd aanRUTGER JAN graaf SCHTMMELPENNTNCK, den lateren raad-pensionaris der Bataafsche Republiek, destijds studentte Leiden.

Keeren we thans tot de door de Franschen bedreigdeveste terug. Aan de studenten, die in 1672 de wachthebben betrokken werd een penning vereerd, waaropmen PALLAS ziet afgebeeld, die aan de leidsche stede.maagd hare gewapende jongeren aanbiedt. Het omschrift

Page 169: Leidsch Jaarboekje

80

luidt vertaald: Tot een eeuwigdurend eereteeken derstudenten, die krUgsdienst verricht hebben. De Kz. heeftonder het jaartal en boven een gezicht op Leiden, ditlatfjnache opschrift: Dat ffriekenland vrg roeme vandoor PALLAS Troje vervoerd te hebben, nadat het eersteen paard van geweldige grootte bouwde; doch nu degodin MINERVA Leiden door hare voedsterlingen beschermt,zoo ga en twijfel vrij welken zij het meest genegen isgeweest.

Een leidsch student, CORNELIS MINA, zoon van MEINARDUS

MINA, predikant te Bergen bU Alkmaar, die reeds naamhad gemaakt als latijnseh dichter, nam vrijwillig dienstbiJ de kompagnie van kapitein KAREL HEIDANUS, denlateren burgemeester van Leiden, welke met die onderaanvoering van PIETER DE TONBE door de leidsche magistraat was opgericht en naar Woerden gezonden, waarMINA in een gevecht tegen de Franschen op 20 jarigenleeftud sneuvelde. Een pennmg vereeuwigt dit feit. Omzijn familiewapen lezen we het bekende: Dulce et deco-rum pro patria mori - het is zoet en eervol voor hetvaderland te sterven. De Kz. vertoont MINERVA, eenigeboeken latende vallen; aan hare voeten ligt de gesneu-velde str!Jder , wiens geweer en degen hem zän ont-vallen.

Alvorens verder te gaan met de penningen de hoogeschool betreffende, moeten we er nog enkele vermelden,in verband staande met de wapening te Leiden omstreeks1672. Zes en dertig der meest gegoede burgers onzer

Page 170: Leidsch Jaarboekje

18. Leiden door regen en dooi behoed 1672.19. Ter eere vnn Mr. G. DE MUNT í672.20. CORNELIS ~IINA, gesneuveld 1672.21. Prof. PETRUS VAN SCHOOTEN, overleden 1679.

Page 171: Leidsch Jaarboekje
Page 172: Leidsch Jaarboekje

81

stad richtten op eigen kosten een ruiterbende op onderbevel van CORNELIS SPRONG, bijgenaamd ,,de Dolle”,welke op den Burg hun wachthuis hadden, aan welkeruiters een gouden penning, hen door de stadsregeeringgeschonken, de gedachtenis bewaart. Vz. : cartouche metgezicht op Leiden, daarboven het door een leeuw metzwaard gehouden stadswapen, daaronder het jaartal 1672.Kz. een ruiter in vollen draf, zijn pistool lossend, methet omschrift: PRO PATRIA.

Door regen en dooi moesten de Franschen gelukkigafzien van hun voornemen om Leiden aan te vallen,welk feit door een in zeven exemplaren vervaardigdengouden penning wordt herdacht. Vz. Gezicht op Leidenmet de Zijlpoort, daaronder de wapens der burgemeestersDIRK VAN LEEUWEN VAN LEYDE, RIPPERD VAN GROENENDIJK ,

HERWAN SCHUYL en HENDRIK BROUWER . Kz. Het gebrokenijs, de stroomende regen en de God dankende Leidenaars,met het latijnsche omschrift: De zorg en de godvruchtigearbeid der burgers baten niets, maar Hij, die de vijandenmet regen verjaagt, beschermt Leiden 1672.

Mr. GERARD DE MUNT, lid van den magistraat, werd,voor zUne ijverige bemoeiingen bij het opruimen vanalle beletselen rondom de stad, die tot hare verdedigingin den weg stonden, beloond met een gouden penning.Vz. gelijk de noodmunt van 28 stuivers, Kz. gegraveerd,de stad ontbloot van hare omliggende hoven en tuinenmet het omschrift: Gedachtig aan de dapperheid dervoorouders.

6

Page 173: Leidsch Jaarboekje

82

Een zeldzamen penning vinden we afgebeeld in hetverslag van het Kon. Penningkabinet over 1907. Hijwerd aan den adelborst H. VERGENST vereerd voor hetbezetten van de Gouwesluis onder Alphen van 27 Julitot 12 Augustus 1672. Vz. Gezicht op de sluizen, waar-boven de wapens van Holland, Leiden en Oranje. Om-schrit : D’ Orangies o u d e Heldedaaden T o t hollants

vrijhegt uijt gewracht Die sietmen (boven ‘s haters smaade)Nu Loflijck an haer spruijt gedacht. De Kz. heeft hetnavolgende vers :

Als Vranckrijck door verraet en machtHadt hollands Maecht bijnaer verkrachtEn Leydens vrome Burgerij *Tot wering van wreed slavermjOraFje dient hun TROUSTE VRIENTDoe wierd ik aen Gousluis verdient.

Omschrift: Door ordre van s+jn Hoogheyt onder d.

Heer Capit. Johan van dr. Meer heb ik iz an GOU-

sluis geposteerd geweest en als Adelborst genote 10 stu.10 pn. daegs.

Thans keeren wij tot de universiteit terug.In 1677 vinden we een zilveren penning op het over

@den van den 26;jarigen student in de filosofie JOHANNES

MEYER , van Bremen, in het volgend jaar 1678 den be-grafenispenning van ABRAHAY HEIDANUS, 50 jaar predi-kant en 30 jaar hoogleeraar alhier, met een brandendboek, waarschUnluk doelend op de spreuk, die een

Page 174: Leidsch Jaarboekje

rekenpenning van 1675 bU ditzelfde beeld draagt: Hetwoord Gods is een onuitbluschbaar vuur.

Een der fraaiste overlijdenspenningen is die van denhoogleeraar in de wiskunde PETRUS A SCHOOTEN, diein 1679 stierf; de Vz. vertoont den hooggeleerde inambtsgewaad, gezeten in zijn studeerkamer, de Kz.zun wapen met helm en dekkleeden. HU volgde zijnvader en broeder als professor op.

In hetzelfde jaar stierf, blgkens zijn begrafenispenning,de Utrechtsche hoogleeraar FRANCISCUS BURMAN, geborente Leiden in 1628, tot 1661 predikant bij de Neder-landsche Gemeente te Hanau en van 1661-1662onderregent. van het Staten-College alhier.

In 1687 stierf CHRISTOPHORUS WITTICHIUS, eerst hoog-leeraar in de wiskunde te Herborn, later in de godge-leerheid te Duisburg, Nijmegen en sedert 1671 teLeiden. Zun overlijdenspenning met aan de Vz. zijnborstbeeld in toga, qan de Kz. een schitterende ster temidden van tal van kleinere, er op doelende, dat hijals een heldere ster uitblonk te midden van vele sterrenvan geringer beteekenis, werd vervaardigd door denbekenden en reeds meergenoemden stempelsmjderJOHAN SMELTZINGI, die te Leiden woonde ,,nabu defontein” en aldaar overleed in 1697. Van de fonteingesproken - niet alleen die van Belgiës hoofdstad isvereeuwigd op een penning, gewijd aan Brussel’soudsten burger, ook onze fontein op de Vischmarktmag op een penning ter harer eere, geslagen bij de

Page 175: Leidsch Jaarboekje

84

oprichting in 1683 roemen. De Vz. geeft ons heel watte zien: een leeuw met zwaard, een hoorn van over-vloed, een waterkruik, waaruit water (de Rijn) vloeit,de stedemaagd met wapen, speer, vrgheidshoed enspiegel in slangenrond, balen met koopwaren, afbeel-dingen van de hoogeschool, den burg en last not leastde fontein ; de Kz. vertoont een 17-tal wapens vanhoofdschout, burgemeesteren en schepenen, aan wie,bhjkens het lati@sche opschrift op de Kz , JOHAN

SMELTZING, toegenegen burger, dezen penning toe.wUdt en opdraagt, bevattende de oude en nieuwesieraden van het geleerde Leiden.

In 1687 besloten volgens SIEGENBEEK 1. c. kuratorengouden en zilveren penningen uit te reiken aan stu-denten, die in het openbaar een oratie of poëma zoudenvoordragen. DIRKS vraagt in zijn Penningkundig Keper-torium : hoe zagen die penningen er uit? Ik vermeen,dat hij dat wel had kunnen weten; bij V AN L OON,

Beschrijving der Nederlandsche Historiepenningen,deel 1 blz. 199 vinden we op 1575 een penning afge-beeld, Vz. M INERVA gezeten bu een olufboom, aanwelks takken de wapens van Holland, Oranje enLeiden zijn ophangen, Kz. glad veld, omgeven dooreen krans van klimop- en olijftakken, waarvan hetdoel, door VAN L OON genoemd, vrijwel overeenkomstmet het door SIEQENBEEK vermelde, terwal de penningblijkbaar geen 1 Ge eeuwsch doch laat 178 eeuwsch werkis. Mijn vermoeden werd volkomen bevestigd door de

Page 176: Leidsch Jaarboekje

85

afgietsels van drie exemplaren van den bij VAN LOON

afgebeelden penning op het Kon. Penningkabinet, inwelks catalogus JOH. SMELTZING als de maker wordtgenoemd. De 10. is vereerd aan ARN. WASSENAAR VAN

DUIVENVOORDE, van Voorschoten, die in 1687 den 37Stengeboortedag van Prins WILLEM 111 met een oratie herdachten wellicht de eerste was, die den penning ontving. In1689 kreeg JAN JENS hem, wegens een gedicht op denovertocht van den Prins van Nederland naar Engelanden in 1690 mocht HERMANUS BOERHAVE dit eermetaalwegdragen, “toen hij in een schoone redevoering demeening van EP~CU~IUS over het hoogste goed denmenschen verklaarde.”

Het jaar 1687 is vruchtbaar op het gebied van pen-ningen betrekking hebbende op de hoogeschool.

FREDERICIJS SPANHEMIUS liet een penning met zijnborstbeeld gieten en daarop in het latljn op. en om-schriften graveeren, meldende, dat hg geboren te Geneve21 April 1632, in 1642 met zijn brave ouders naarLeiden verhuisde, in 1651 doctor in de wijsbegeerte, in1655 in de godgeleerdheid geworden is, in ‘t zelfde jaarals hoogleeraar in de theologie beroepen werd naarHeidelberg, en 1670 naar Leiden. Ik leefde (zegt hij verder)met LUCRETIA VAN BILDERBIEK 10 jaar en 10 maanden,met CATHABINA DU FAY 10 jaar en 8 maanden en metURSULA VAN HAIMBACH 2 jaar en 5 maanden. Dit gedenk-stuk, niet zoo zeer van mijn gelaatstrekken, als welvan mijne vermaningen en sterfelgkheid, laat ik mijn

Page 177: Leidsch Jaarboekje

86

veelgeliefde kinderen, bij LUCRET~A en CATHARINA ver-wekt, nog bij mijn leven achter.

Wat vertelt die professor een massa van zichzelf! ‘t Iswonder, dat hg er nog niet bU vermeldde, dat ook zgnvader alhier professor was en zun broeder de bekendestaatsman in dienst van den grooten Keurvorst, EZWHIËLFreiherr VON SPANHEIM. Men is geneigd zich af te vragenof een der goede vermaningen, waarvan hg gewaagt,doch waarvan men op den penning niets leest, nietbeter aan het beweerde doel zou hebben beantwoord,dan deze ellenlange auto-biograde. Hij overleed eerst14 jaar later in 1701.

In 1738 stierf HERMANUS BOERHAVE. Drie penningenvan later tod, d o o r SIMON , BEMXE en RIVIER, toonenons zi jn borstbeeld: de 10. laat hem bU Leiden, de 2O.te Voorburg, de 30. te Voorhout (nog fout gespeld) ge-boren worden ; ook een penningplaat van K. LANTINGdraagt zI,jn borstbeeld. Van den penning van B~~:MME iseen (uniek?) exemp!aar in het RUksmuseum te Amster-dam, dat aan de Kz. BOERHAVE’S zinspreuk : Simplexveri sigilum -eenvoud is het kenmerk van het ware -draagt. De penning op de onthulling van zijn standbeeldalhier op 26 Juni 1872 heeft zgn door J . P. STRACKÉgemodelleerd, door J. P. V A N DER KELLEN gegraveerdborstbeeld; de groote BOERHAvE-medaille van wege deHollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlemuitgeloofd, in 1873 vervaardigd, zi jn fraai borstbeelddoor den bekwamen amsterdamsehen graveur JACQUES

Page 178: Leidsch Jaarboekje

2 4 . 2 4 .

22. Stichting van de fontein op de Vischmarkt 169’3.23. GERARD VAN SWIETEN +1772.24 2de Eeuwiecst der Cniversiteit 1775.25. GERARD BICNER, 50 jaar hoogheemraad van Rijnland 1714.

Page 179: Leidsch Jaarboekje
Page 180: Leidsch Jaarboekje

ELION. Het is hier wellicht de beste plaats gewag temaken van BOERHAVE’B besten leerling GERARD VANSWIETEN, geboren te Leiden 7 Mei 1700, die de lessenzijns leermeesters 20 jaar lang, ook na zijn promotiein 1725, volgen bleef. Door zUn geloof - hij was RoomschKatholiek - ontging den begaafden medicus de leerstoelzUns meesters, maar hij werd door Keizerin MARIA

THERESIA eerst naar Bussel aan het krankbed der Aarts-hertogin, daarop in 1745 naar Weenen geroepen, waarhu baron, Qjfarts der Keizerin, president der genees-kundige fakulteit, raad van hunne Roomsch KeizerlijkeKoninklijke Majesteiten, direkteur der bibliotheek en metde censuur belast werd, HU hervormde het onderw@in de genees-, heel., schei- en kruidkunde in het geheelerijk, ter herdenking waarvan op last der Keizerin eenpenning in goud en zilver werd geslagen en in 1756onder de hofhouding uitgedeeld. In 1772 sterft hiJ eneen penning toont hem in galakleedg, met het komman-deurskruis der keizerhjke orde van den H. STEPHANUS;op de Kz. ziet men het grafmonument, met ziJn borst-beeld en wapen gesierd, dat de Keizerin voor hem lietverruzen, doch dat in 1795 is opgeruimd, omdat hetvoor het praalgraf van Keizer LEOPOLD in den weg stond.Het borstbeeld alleen bleef bewaard en werd naar dehofbibliotheek overgebracht.

In 1742 boden de rechtsgeleerden aan JOHANNES JACOBUS

VITRIARIUS, zoon van den leidschen professor PHILIPPUS

REINHARD VITRIARIUS, en zelf aldaar hoogleeraar in het

Page 181: Leidsch Jaarboekje

88

publiek recht een penning met zijn aanziend borstbeeldin toga aan.

In 1747 bij zijn verheffing tot Stadhouder werd aanWILLEM CAREL HENDRIK FRISO den 26sten Juni dooreenvijftal studenten, waarvan elke fakulteit een had afge-vaardigd, een gouden penning aangeboden met zUngeharnast borstbeeld, omhangen met een hermelijn-mantel, de Kz. toont de zon en de planeten met inhet latijn: Een koestert en matigt, en de opdracht:Dit blijvend gedenkstuk wijden de studenten derleidsche hoogeschool aan den Prins van Oranje en hetheil des vaderlands toe.

Drie dagen later kwam de Prins te Leiden en werddoor de studenten in vereeniging met de burgerijplechtig ingehaald. Prof. TIBERIUS HEMSTERHUIS hieldeen feestrede en de Prins liet zijne gemalinne en Prin-ses CAROLINA uit den Haag ontbieden, om het vuur-werk bjj te wonen, dat in een tuin buiten de WittePoort door de studenten werd ontstoken. Alle deel-nemers aan dit avondfeest ontvingen den penning inzilver.

In 1753 overleed te Leiden in hoogen ouderdomJAN STOLP. Hij besprak aan de Universiteit een legaatvan f 10.000. (het zg. Stolpiaansch legaat) om uit derente om de twee jaar een gouden penning ter waarde vanf250 uit te reiken voor prijsvragen om beurten op hetgebied der christeloke zedekunde en der natuurlijkegodgeleerdheid. Op de Vz. van den in 1756 vervaar-

Page 182: Leidsch Jaarboekje

89

digden penning wijst de godsvrucht een jongeling den wegnaar den tempel der gelukzaligheid, op de Kz. zit eenman, omgeven door zaken, wijzende op het sterre-,dieren. en plantenrijk met het latijnsche omschrift:Het gewrocht verkondigt den maker.

In 1775 vierde de hoogeschool haar tweede eeuw-feest in tegenwoordigheid van Prins WILLEN V, hetgeenons op een vijftal penningen wordt verkondigd. Deeerste toont ons een MINERVA.kOp, met het wapen vanLeiden op haar omlauwerden helm, de Kz. verbaalt ,dat het eeuwfeest gevierd werd, toen HIERONYMUSDAVID GAUBIUS ten derden male rector was. De tweedeen derde verschillen alleen in grootte; de Vz. is gelijkaan die van den priJspenning van 1687 (zie hiervoor), deKz. wijst er op, dat de Republiek der VereenigdeNederlanden en de akademie door denzelfden grond-legger (n.m. Prins W ILLEM 1) ziJn gesticht; op denvierden en vijfden, die ook behalve wat de groottebetreft gelijk zi&r, zien we de stedemaagd van Leiden,die uit handen van den Zwijger de stichtingsoorkondeder hoogeschool ontvangt, die zg door volharding heeftverworven, terwijl de Kz. ons het akademiegebouw ophet Rapenburg toont.

In 1789 stierf te ‘s-Gravenhage P E T R U S CA M P E R ,geboren te Leiden 11 Mei 1772, van hem wordt getuigd :Weinige menschenlevens hebben zoo veelzijdige, talrijkeen daarbij uitstekende vruchten opgeleverd, als dat vanden geleerde, heel- en natuurkundige, schilder, teeke-

Page 183: Leidsch Jaarboekje

90

naar, boetseerder, beeldhouwer en staatsman. ZUnhoofd omgeven door de grieksche spreuk: Waardigboven velen, met als Kz. ESKULAAP, prijkt op den bUzUn overigden geslagen penning.

Slechts Bén jaar was PITRUS NIEUWLAND hoogleeraarin de natuurkunde, hoogere wiskunde, burgerhjke- enkrUgsbouwkunde, waterweeg- en sterrekunde te Leiden,waar hij in 1794 op 30.jarigen leeftiJd overleed. VanCAMPER en van NIEUWLAND maakte K. LANTINQ laterportretten als penningplaat.

Met JAN LE FRANCQ VAN BERRHEY, medicinm doctoren lector in de natuurlijke historie alhier nemen wUafscheid van de hoogeschool. Hij werd alhier geboren in1729, in 1807 levend onder de puinhoopen van zijnhuis te voorschgn gehaald en stierf in 1812. Op eenpenning vinden we aan de Vz. zi@ er zeer welvarenduitziend borstbeeld, terwijl op de Kz. hulde wordtgebracht aan zijne wetenschappelijke verdiensten.

Rijnland. In het begin van den 80;jarigen oorlogbestond er groote oneenigheid tusschen de regeeringder stad Leiden en Dgkgraaf en Hoogheemraden vanRijnland om allerlei rechtsbevoegdheden, te vele om hierop te noemen, waarom eindelijk in 1695 de raadsheerMr. JOHAN VAN BANCHEM tot bemiddelaar werd gekozen,die de oneenigheden in zooverre beslechtte en uit denweg ruimde, dat op 28 December 1595 een minnelijkverdrag voor 31 jaar tusschen de stadsregeering en hethoogheemraadschap werd gesloten, dat telkens voor

Page 184: Leidsch Jaarboekje

91

geluken termijn vernieuwd werd. In 1692 geschieddedit ten derden male en was de bode van Rijnland,WERNER KLEUTERS, de eenige, die al degenen overleefdhad, welke 32 jaar te voren bij het laatste verdrag enhet plechtig vredemaal tegenwoordig waren. Hem werdeen groote gouden penning vereerd, waarop de Stroom-god van den Rijn en de leidsche stedemaagd tegenoverelkander gezeten zun. Dit unieke stuk, gegraveerddoorMART. SYELTZING verhuisde naar den smeltkroes, dochzilveren exemplaren, eveneens gegraveerd, vindt menop RUnlands Huis en in het stedelijk museum ,,deLakenhal.”

In 1714 boden Dijkgraaf, Hoogheemraden en deSecretaris van Rijnland ,,den aanzienlUken en door-luchtigen Heere GERARD BICKER, heer van Swieten, verde eerste onder zans gelijken,” een gouden penningaan, geslagen op stempels van den stempelsnijder JoHS.DRAPPENTIER, bij gelegenheid, dat hu 50 jaren hoog.heemraad was. De Vz. vertoont de sluizen in den Spaarn-damschen dUk bU Halfweg, waarop een kraanvogelstaat, als beeld der waakzaamheid, en het huis Zwanen-burg (thans beetwortelsuikerfabriek) aldaar, daarachterde Haarlemmermeer, verder de wapens van Runland enBICKER en het latijnsche opschrift: Zorg baart rust.Rijnland bezit van dezen in geen der penningkundigewerken voorkomenden penning een bronzen afslag en destempels, waarmede hg geslagen is.

Ingevolge art. 15 van het kiesreglement van Rijnland,

Page 185: Leidsch Jaarboekje

92

gearresteerd door het Departementaal Bestuur vanHolland 29 November 1805, zouden aan de kiezers vanhoofdingelanden zilveren penningen ,, vertegenwoordigendeeen intrisique waardye van vijftig stuyvers”, namenshet Hoogheemraadschap worden geschonken, tot eenhonorabel aandenken aan de door hen volbrachte keuze.

In de jaren 1806, 8, 10, 12, 14 en 16 ontvingen dekiezers slechts een bon voor zulk een penning, eerstin 1818 werden ze vervaardigd in 400 exemplaren doorA. MILORD medailleur te Dordrecht en aan de kiezersuitgereikt.

De Vz. vertoont het gekroonde wapen van Rijnland,de Kz. de woorden: KIEZERS

PENXING.RIJNLAND.

in een krans.Er bestaat nog een dergelijke penning met fraaier

wapen en de woorden in den krans als omschrift enmet gelUkvormige letters, welke (zonder die letters?)nog als belooningspennlng wordt gebruikt en van 1836of later schijnt te dateeren.

In 1835 en 1836 is over nieuwe stempels korrespondentiegevoerd met ‘s-Rijks Munt, bhjkbaar zonder resultaat,want de penning dra.agt niet het muntteeken op denkant en komt niet voor in den Catalogus der stempelsvan de Munt,

In 1807 werden de sluizen te Katwijk voltooid, welkfeit herdacht wordt door een penning van 8. P. DROZ,

Page 186: Leidsch Jaarboekje

93

conservateur honorair de la monnaie royale des médail.les à Paris, door Rijnland bekostigd en in 150 bronzenen 50 zilveren exemplaren geslagen.

De Vz. toont NEPTUNUS op .zun wagen, vergezeld vaneen triton, links zit de stroomgod van den Rijn. Het om-schrift roemt het geluk van het herstellen van denvoormaligen RUnmond. De Kz. geeft onder het wapenvan Rijnland de sluizen te zien, een werk, ,,waarnaar drieeeuwen verlangd is en dat in drie jaren is volbrachtonder goedkeuring van het roemruchtige koninkrijkHolland en op kosten van het HoogheemraadschapRijnland”.

W. K. F. ZWIERZINA.Leiden, December 1911.

Leiden in Perzië.

Casparus Nollens van Leiden kwam in 1643 als onder-chirurgtin met ‘t schip ,,den Eliphant” in Perzië, werdsinds onderkoopman bg de Compagnie op f 30’s maands,later koopman op f 60. Het is jammer, dat hg en zf@evrouw last van hunne oogen hebben.

Speelman’s Journad-Cunaeus (1652) blz. 35. 352.

Page 187: Leidsch Jaarboekje

De inrichting van een patricierswoningte Leiden in de zestiende eeuw.

Om de indeeling der huizen van het midden der 16deeeuw te leeren kennen staan ons slechts weinig bronnenter beschikking in vergelgking met de vele gegevensuit de 17de en 18de eeuw, en vooral over de huizender patriciers uit dien tijd zi+jn de gegevens schaarsch.Het schijnt rnU daarom niet ondienstig een oogenblikstil te staan bij’ den inventaris van een aanzienlijkinwoner van Leiden uit het jaar 1547, die voorkomtin het archief van de ambachtsheerlijkheid Zoeterwoude.

Na het overluden van den ambachtsheer Cornelis vanZwieten, gehuwd met Anna van Borsselen, bleek alspoedig, dat de lasten de baten van de nalatenschapovertroffen, vooral daar de bezittingen in hoofdzaakbestonden uit leengoederen, die niet voor executie inaanmerking kwamen. De goederen in Sommelsdijk,Zierikzee en Wassenaar, 12l/, morgen land in Hazers-woude en 10 morgen in Zoeterwoude en het huis te

Page 188: Leidsch Jaarboekje

95

Leiden werden verkocht volgens mandament van hetHof van 7 Juni 1544 en de regeling der schulden leiddeook tot verkoop van den inboedel, welke 8 Maart1547 geschiedde.

Cornelis van Zwieten bracht bä de huwehjksvoor-waarden op 9 October 1530 ten huwelijk de heerlukheidZoeterwoude, 28 morgen land in Voorburg, de hofstedeZwieten in Zoeterwoude met 54 morgen land, - een leenvan het huis Zuylen -, de Copperweer groot 10 morgen,de Duyfcamp groot 3’/2 morgen, de Molencamp groot3 morgen en de Rijntiende bij Zoeterwoude, alles leengoed,12 morgen land bU Woerden, 7 honderd roe in ‘s-Gra-vensande en 31 morgen veen onder Lisse, dus schgn-baar eene zeer belangrijke bezitting, doch de beteekenishiervan werd zeer verkleind door de bepaling, dat zijnvader GhUsbrecht van Zwieten hiervan het vruchtgebruikzoude behouden. Zijne aanstaande echtgenoote brachtverschillende landeräen in bij Zierikzee en bij Charloisen eenige renten.

Het jonge huishouden verkeerde dus in vrjj goedenstaat en kon zich voldoende mrichten, terwijl de familie-verhoudingen het een eerste plaats onder de Leidschefamilies verzekerde. De van Zwietens behoorden toteen oud en aanzienbjk geslacht en bij het opmakender huwehjksvoorwaarden vinden wU van de familiegenoemd de vader Ghusbrecht, Florijs Oem heer vanWgngaerden, heer Jan van Duvenvoerde, ridder, heerGerUt van Lochorst, ridder en Gerjjt Heerman. De bruid,

Page 189: Leidsch Jaarboekje

96

uit een bekend Zeeuwsch geslacht, werd bijgestaandoor hare twee broers Adriaen en Cornelis van Borsselenen verder door Jan van Almonde en Bertelemeeus vanEgmondt.

Cornelis van Zwieten bewoonde een huis aan deBreestraat te Leiden en wg mogen aannemen dat deinrichting hiervan niet veel verschilde van wat de huizenvan andere aanzienlgken aldaar te aanschouwen gaven.

De grondverdieping van het huis blukt te bestaanuit een voorzaal, waaronder een kamer, die ,)nedercamer” genoemd wordt, een keuken met waschuis, eenkamer boven den kelder en een tusschen deze en hetkantcor. Daarna komt de verdieping waar kamers zijnboven de zaal en boven de keuken, vervolgens wordtgenoemd een kamer ,,onder de neder camer an de saaie”en een kamer hierbij ,,over” den kelder. Daarna komt eenkamertje boven het kantoor en vier verschillende zolders,onderscheiden in kleerzolder en korenzolder, de kelders,het bakhuis en een achterhuis van twee verdiepingenen ten slotte een plaats met een put. Het was bhjkbaareen zeer diep huis met verschillende achter elkandergelegen vertrekken.

In de voorzaal stonden 3 tafels, een ,,reedze”, eengroote ,falije porsse”, een kast, een spijzenkast genaamd,,vliegecas”, 2 houten schabellen, een krukstoel en eenbank. Er waren drie tapijtkussens om op te zitten enaan den wand hing of stond een spiegel en een uurwerken onder den schoorsteen hing een lang kleed. De ver-

Page 190: Leidsch Jaarboekje

97

lichting geschiedde door twee lantaarns en voor hetgemak der bezoekers was er een tinnen lampetkan enbekken op een Uzeren standaard geplaatst, terwUI hetverkeerbord de lange avonden hielp korten. De wandenwaren versierd met drie schilderijen en zeven bordjesmet afbeeldingen of spreuken en verder met een grooteverzameling wapens, waaronder hellebaarden, gavehjnen ,haakbusschen, kruithoorns, voetboogen en spiesen.

De kamer onder de zaal diende als slaapkamer, erstonden twee bedden met gordijnen, drie banken, dietevens dienden tot berging van beddegoed en kleeren,4 kamerstoelen, twee open kasten en een tafel metkleed. In deze kamer kon gestookt worden, gelUk uit deaanwezigheid van blaasbalk en turfmand blijkt. Wij gaanhet beddengoed en de kleeren stilzwggend voorbij envermelden nog slechts 5 kussens van rood en groensaai, een spiegel, een tinnen wcwaterbeeldje, een aardenkruik en kan met tinnen deksel en weder een wandversiering van 6 schildergen, waaronder de portretten vanhet echtpaar, die mede onder den hamer kwamen endoor de familie werden aangekocht.

De hier achter gelegen keuken had een klaptafel, 5stoelen en een bank, een lade voor servetgoed, eenschabelletje en een turfmand, en verder verschillendkook- en eetgerei, waaronder 28 tinnen borden, 24 rondetinnen schotels en zes ,warmschotelen” verschillendetinnen wdnkannen, vUf sleepkannen, een tinnen mosterd-pot en drie zoutvaten. Van een niet nader te noemen

7

Page 191: Leidsch Jaarboekje

9s

tinnen meubel waren vijf exemplaren aanwezig. Onderhet ijzeren of koperen kookgerei vindt men drie braad-pannen en vier spitten. Ook stonden hier zes kandelaars.In het waschhuis waren tobben en ketels enz.

WiJ komen nu in de kamer boven den kelder, dieweder als slaapkamer blijkt dienst te doen. Er staateen groote beddekoets, ,,pavilloen” genaamd, die 9 Bopbracht, een k le in bed en een s laapbank . Hierworden ook twee schildergen vermeld en een groenschoorsteenkleed. De kamer werd door een metalenkroontje verlicht. Hier was ook het huishoudgoed ge-borgen, 10 tafellakens, 46 servetten, 10 paar lakens,handdoeken, droogdoeken, enz.

Het hierachter volgend klein vertrekje schijnt slechtsals bergplaats gediend te hebben. Er worden alleen eenbank, een hangkastje en een paar manden in vermeld.

Het kantoor bevat een lessenaar en stoel, een kistmet ijzeren vormen om kogels te gieten en een gesne-den glazenkast met kristallen glazen, roemers, gekleurdglaswerk en een glazen tonnetje. Het gewone glaswerken de wit-aarden glaasjes stonden op een rek. Ookvinden wij hier nog vermeld twee zandloopers, een leiin hout gevat en een paternoster.

In het volgend vertrek, dat boven de keuken lag,is weder een slaapkamer met twee bedsteden, een bedmet groene gordijnen en een tot bank ingerichte kist.Ook hier hangt een klein schilderijtje. Evenzoo in degroote slaapkamer boven de zaal, waar behalve het bed

Page 192: Leidsch Jaarboekje

99

en het ruk gesneden lediekant, dat 20 £ opbracht, noggenoemd worden een vierkante tafel, een stoel, tweekamerstoelen, een kistbank, zes schabellen, een gesne.den ronde kast, een vogelkooi en een spiegel. Eenschoorsteen gaf hier gelegenheid tot stooken.

De nu volgende tusschenkamer had weder een bedmet rood saaien gorddnen en de noodige meubels, waar-onder een spiegel. Hier stond de kleederkast met defluweelen pelsrokken en den tabbaard van den overledene.Ook hier hing een schilder& Hierbij sloot een kleinvertrek aan, weder met een bed, een kleerkast en eentresoor. Daarna volgt een rommelkamertje, waar ookeen wafelijzer, flesschen en veel ,,romme&jnck” wasgeborgen.

WU komen nu op de zolders. Boven de keukensliep waarschUnlUk een bediende; er stond een bed eneen stoel; daarna weer een zolder, dan de kleerzolder,met drooglatten, oude kinderstoelen en vogelkooien, ende korenzolder, met manden en touwen, melktobbenen zeeven, een melktrog en een lange kist en daar-boven nog een zoldertje met negen drooglatten.

Wg dalen thans de trappen weder af en komen in dekelders, waar o. 8. aarden potten, drie bierstellingen,een braadkist, een vleeschkuip, een hoendermand entwee waschtobben vermeld worden. Daarna komt hetbakhuis met werkbank, baktrog, vzeren pan, ketel,tobben enz, en het achterhuis, dat als tuinhuis diendeen waar o.a. een kruiwagen werd bewaard. Het had

Page 193: Leidsch Jaarboekje

100

een zolder, waar o.a. 15 tonnen, twee oude werkban-ken, kalktonnen en een oud koperen barbiersbekkenopgeborgen waren. Zelfs de bank op de plaats bij denput wordt vermeld.

Bij beschouwing van de verkochte voorwerpen trefthet, dat van geen messen en vorken wordt gesprokenen dat geen zilver en goudwerk wordt vermeld. Moge-luk was dit door de weduwe als haar eigendom uit denboedel gered. De verkoop van twee lange ronde kokersvoor het opbergen van zilveren kroezen bewijst dathet zilverwerk in de huishouding niet heeft ontbroken.

Merkwaardig is ook het groot aantal bedden en ledi-kanten, die wij in bUna elk vertrek aantreffen. Hierbijmoet echter niet vergeten worden, dat de gecompli.ceerde huishouding van die dagen, toen men zelf hetbrood bakte en veel zelf bereidde, ook een grooteraantal bedienden vorderde.

Ten slotte nog een enkel woord over de schilderuen,die over het geheele huis verspreid waren. Volgensde prijzen, die ervoor betaald werden, waren het geenmeesterstukken, doch toch is het aantal alleen reedsmerkwaardig.

Wij vinden er, behalve de twee portretten van het echt-paar en van den heer van Wassenaar, alleen heiligebeeldenof bUbelsche voorstellingen, waartoe de Kruisiging behoorten het tafreel van Lazarus en den rijken man. Een paarschilderijen hingen boven den schoorsteen en Benstond op een kastje. Het waren de volgende stukken:

Page 194: Leidsch Jaarboekje

101

In de voorzaal.Item een groet tavereel, hangende over een tresoer,

gecoft bij Marie Jacobsdr. oft TreUn Reyers om XXXVII s.Item een tavereel van den rgckenman oft Lazarus,

gecoft bU heer Reyer den haestegen om . . VIII s.Item nog een tavereel, daer onsen heer nae zUn

glorioese verrisenis hem verthoent Magdalena, gecoftbU Trijn in de Gat om. . . . . . . IISXVs.

Item noch zeven verscheyden tavereelkens ofte bor-dekens met gescrifte ende anders van cleynen pryse,gecoft bij Claes Claess om . . . . . . - . X1 s.

In de slaapkamer onder de voorzaal:Item twee tavereelen, in d’een gefigureert mit Cor-

nelis van Zweeten en d’ander zUn huysvrouwe, mitteteffigium van den heer van Wassenaer, getocht bijtjonckwuf van den huyse, tsamen om . . . . XX s.

Item een tafereel van Lucresia hangende voor denschoersteen, getocht biJ Cornelis van der Laen om XIII s.

Noch een tavereel van Onser Liever Vrouwen vanEgipten, getocht bij den voorseyden Cornelis vander Laen om , . . . . . . . . . . 11 ;c x s.

Noch een open tresoer mit twee tinnen pullekensende een tavereel daerup staende, getocht bij Els optegraft om . . . . . . . . . . . . XXXVII s.

In de slaapkamer boven den kelder:Item een tavereel van de engelsche groet van Maria,

getocht bij Hillegont om . . . . . . . . 1111 s.

Page 195: Leidsch Jaarboekje

102

Een tavereel von Onser Lieven Vrouwen over tzelfderechterveynster hangende, getocht bU Cornelis denrouper . . . . . . . . . . . . . . . VI s.

In de slaapkamer boven den keuken:Een cleyn tavereelken van Magdalena, getocht bij

Hillegondt Backers om . . . . . . . . . 1111 s.

In de slaapkamer boven de zaal:Een tavereel van Sinte Katrijn hangende voer de

schoersteen, getocht bij Hillegont Backers om XIII s .

In de tusschenkamer :Een groot tavereel van de ofneminge ons Heeren van

den cruyse, getocht bij Laen om. . . 11 s VII s. 1 d.Een spiegel ende een geschilderde blaesbalck getocht

bij Trijn Hoochtwoude om . . . . . . . . VI s.

In de tweede tusschenkamer:Een root saeg schoersteencleetgen ende een tavereel

van Onser Liever Vrouwen hangende voor de schoer-steen, getocht bU Jannetgen Barbiers om. . V s. 1 d.

Op zolder:Een cleyn rechtveynstertgen met een tavereel van

Onser Liever Vrouwen met Sinte Katheryna ende SinteBarbara daarup staende, getocht bij Els opte Hoygraftom.. . . . . . . . . . . . . . . Vs.

Page 196: Leidsch Jaarboekje

103

De veiling werd in bUzUn van 2 schepenen gehoudendoor de twee uitdraagsters Tryn Jans@. in de Gat enTryn Reyers, die den inboedel ook getaxeerd hadden,en voor hare moeite elk 3 pond ontvingen.

Het huis aan de Breestraat werd verkocht aan JonkheerAnthonis van Cats, die hiervoor 644 pond betaalde.

Behalve dit huis bewoonde Van Zwieten het bekendehuis Zwieten in Zoeterwoude, doch over de indeelinghiervan bevat dit dossier geen gegevens, aangezien deinboedel hiervan niet werd verkocht.

J. C. OVERVOORDE.

Leiden geschikt voor Academiestad.

,,Leiden is de beste academie in de Nederlanden. Destad is er ook zeer geschikt voor, daar de koophandeler niet veel is en de plaats daarom rustiger. ZU isechter te groot. Een student verliest er zich in en huverspilt op den verren weg van den eenen professor naarden anderen te veel tijd.”

Beckmann’s dagboek (1762) in Bij&. Ut?“. Gen.XXXIII 408.

Page 197: Leidsch Jaarboekje

Bijdrage voor de geschiedenis vanhet huis Berendrecht onder

Aarlanderveen en deszelfsbezitters.

Evenals de naam Poelgeest door onderscheidene huizenin de omstreken van Leiden is gedragen, zOn ook ver-schillende huizen onder den naam Berendrecht bekendgeweest, t. w. het huis Berendrecht onder Leiderdorp,dat onder Aarlanderveen en voorts dat, hetwelk meerbekend is als het huis te Cijs, te Zoeterwoude.

Hoewel ik hier een en ander over het huis Berendrechtonder Aarlanderveen en deszelfs bezitters wil verhalen,begin ik met te spreken over het huis Berendrecht onderLeiderdorp. Niet alleen toch heeft het eerste in zekerenzin het tweede vervangen, maar ook vond ik bij mijneonderzoekingen enkele gegevens dienaangaande, welkein afwachting van eene geschiedenis van dat huis mogelijkpubliceering waard zUn.

Uit de leenregisters der abdU van Runsburg, waaraanbeide huizen achtereenvolgens als een onversterfeljjk

Page 198: Leidsch Jaarboekje

105

erfleen leenroerig zUn geweest, is mij niet gebleken,wanneer en door wien het huis Berendrecht onderLeiderdorp is gesticht, jazelfs vermelden die n. f. geeneeigenaren vóór 1659.

Zooveel is echter zeker, dat de hofstede Berendrecht,gelegen aan den lagen RUndUk bij het scheidenvandenRijn, in het ambacht van Leiderdorp en de daarbubehoorende negentien morgen land in den aanvang der16de eeuw toebehoorde aan Mr. Willem van Berendrechten diens oomzegger Joost van Berendrecht Jansz., iedervoor de helft. Eerstgenoemde was raad in het Hof vanHolland en getrouwd met Barbara Coppier, bij wie hggeene kinderen had, om welke reden hu tot zijne eenigeerfgename benoemde Clara van Berendrecht, zuster vanJoost voornoemd, (circa 1527). Ook de echt van laatst-genoemde met Mat ia van Roon Pietersdr. was kinderloosgebleven en zijne helft van Berendrecht was reeds in1510 aan zUne evengenoemde zuster Clara gekomen.

Clara van Berendrecht was eene dochter van Jan vanBerendrecht en Maria van den Bosch Claesdr. en omstreeks1496 gehuwd met Frank Pietersz. (van der Meer), dieo.a. schout van Delft, baljuw, dijkgraaf en hoogheemraadvan Delfland, en burgemeester van Delft is geweest.HU overleed 16 Februari 1554 en zUne vrouw 28 Janu-ari 1558.

Uit dit huweluk werden verscheidene kinderen geborenonder wie een zoon Joost, genaamd naar Clara’s broeder:en een zoon Willem, naamgenoot van zUnen oudoom.

Page 199: Leidsch Jaarboekje

106

Joost werd 2 Juni 1559 als erfgenaam zUner moedermet Berendrecht beleend. HU noemde zich niet ,vander Meer”, maar ,,van Berendrecht”. Uu zUn huweQjkmet Machteld van der Dussen Cornelisdr. werden hemzes zonen en elf dochters geboren, van welke kinderenbU zgnen dood (1685) slechts zeven dochters in levenwaren. De oudste, Ludewy van Berendrecbt, verkreeg16 December 1586 de beleening zoo voor zich als voorhare zusters Elysabeth, Sophia, Jacobmine, Bartha,Clara en Machteld van Berendrecht, onder hulderschapvan haren zwager Cornelis Jansz., burger te Delft l).

Van het huis zelf zal destijds wel niet veel over zUngeweest; vermoedelijk toch is het Qdens het belegder stad Leiden verwoest en zal dit aanleidinghebben gegeven tot de versnippering van het leen,hetwelk een zestigtal jaren later uit elf verschillendeleenen bestond. Wat er echter in die jaren precies isgebeurd, is mij niet gebleken, alleen weet ik, dat het in1646 behoorde aan Mr. Franck van der Meer, vanBerendrecht, kleinzoon van Willem van der Meer, denbovengenoemden broeder van Joost van Berendrecht.Deze verkreeg bij resolutie van de Ridderschap vanHolland en West-Friesland d.d. 26 Februari 1646, datde landen specteerende tot het vervallen huis te Beren-

‘) Deze zoude geheeten zijn van Lodenstegn, maar werdnaar zijn bedrijf (hij was zoutzieder) Soufman genaamd. Hijwas de echtgenoot van Sophia van Berendrecht bovengenoemd.

Page 200: Leidsch Jaarboekje

107

drecht in het ambacht van Leiderdorp, groot omstreeks1Y morgen, van den leenplicht zouden worden ontslagentegen te leen making van zijn huis Berendrecht gelegenonder Aarlanderveen aan de Goudsche sluis, over hetdorp Alfen, met 18 morgen land daarbu , op voorwaardevan eene jaarhjksche uitkeering van 30 gulden aan deabdij van RUnsburg - 23 April. d. 8. v. had de belee-ning plaats.

Alras had het er den schdn van, dat ook het nieuwehuis Borendrecht geene schitterende toekomst te gemoetging. Immers de financiën van den bezitter verkeerdenniet in eenen al te besten staat, zooals blgkt uit hetopnemen van geldsommen met Berendrecht tot onder-pand, en nauwehjks was Mr. Franck overleden, ofJohanvan der Meer van Berendrecht 1) bezwaarde 21 Juni1654 dit leen met 8000 gulden zoo voor zich als voorJuffr. Jacomina Boot en Anna en Clara van der Meervan Berendrecht, weduwe en kinderen van Mr. Francovan der Meer van Berendrecht, ten behoeve van VrouweAnna van Lockhorst, weduwe, vrouwe van Bennebroek.Het is wel verwonderlijk, dat hiertegen geen bezwaaris gemaakt, om reden het leen vooraf had behooren teworden verheven. Zulks geschiedde eerst 15 Decemberd. a. v. door Johan voornoemd als erfgenaam van zijnenvader Mr. Franco van der Meer van Berendrecht. Johanwerd in het bezit van Berendrecht opgevolgd door zUne

l) Blijkens deze akte woonde hij destuds onder Voorburg.

Page 201: Leidsch Jaarboekje

108

zuster Clara - beleend 16 Februari 1688 -, die blgkenshaar testament van 10 Januari 1692 op het huis woonde.Zij overleed niet lang daarna en haar neef Johan Aar-neut van Ypelaer , heer van Villeers, Lens en Berendrecht ,werd als haar erfgenaam beleend 5 Juni 1693. Dezewas getrouwd met Mechtildis van Os, die in 1721 alsdouairiere van Johan Arnolt van Ypelaer, heere vanVilleers, Lens, Acrois en Berendregt, nog op het huiswoonde, hoewel haar zoon Johan Sebastiaen van Ype-laer reeds 27 Mei 1717 als leenvolger zijns overledenvaders met deze bezitting was beleend. Johan Sebastiaenvan Ypelaer liet bU zUn overlijden in Maart 1746 zijnevrouw Johanna van Nieustad met eene eenige, onmon-dige dochter Mechtilda van Ypelaer achter, voor wiehare moeder 25 Juni 1746 het leen verhief. Nog vóórMechtilda meerderjarig werd, overleed ook hare moeder,waarop haar voogd Johan Arnold Splinter ‘) beslootBerendrecht te verkoopen.

Bij openbare veiling van 9 *Januari 1753 werd deheer Melchior Muller, woonachtig te Haarlem, voor16195 gld. ei’genaar van Berendrecht en wat daarbijbehoorde. De beleening had 3 April 1754 plaats enMuller vestigde zich op zijne nieuwe bezitting.

‘) Deze was haar vo!le neef en zoon van Fredirik Hmclrikvan Splinter, heer van Grouwelshorst etc.. en Clasina vanYpelacr. wier huwelijksvoorwaarden dd. 24 October 17t2zijn te vinden in de protocollen van notaris Corn. van Schel-lingerhollt t e Woubruggc.

Page 202: Leidsch Jaarboekje

109

Het huis Berendrecht heeft waarschunhjk in niet tebesten staat verkeerd, immers de nieuwe eigenaarbetrok de daaraan gelegen buitenplaats Rijnlust. Nietlang heeft hij daar het buitenleven genoten - 5 Juni1767 gaf hg aan Andries Benezet te Amsterdam ‘) alzUne leen- en allodiale goederen in Holland onder dehand of publiek te verkoopen, tegen welken pr@ dezegoed dacht; t.w. de buitenplaatsen Rijnlust en Beeren.dragt C. 8. in de jurisdictiën van Alphen en Aarlander-veen, het recht om twee paar broedende zwanen inden Run te mogen houden, en voorts zUn roerend goeden tuinsieraden. Muller zelf vertrok naar het buitenland.Benezet liet Muller’s bezittingen 20 Juli lï67 doormakelaars te Amsterdam in het openbaar verkoopen.Die bezittingen werden toen als volgt omschreven:

.De Buyten-plaats of Hofsteede genaemt RhUnlust,“met deszelfs bepoot- en beplanting, Heerenhuysing en,, Oïangerie, mi t sgaders Boere-wooning en LanderUen,,alsmeede het Laantje of Allee met het speel en Duyf-,,huys, en eyndellj’k het van ouds AdelUk Huys genaamt.Beerendregt met deszelfs Huysmanswooning, berg,,schuur, stalling, Boomgaard, bepoting en beplanting#met het haakbaar hout, en de Landerijen daaraan,behoorende.”

Het adellijk huis Berendrecht wordt aldus naderaangeduid :

l) Blijkens eene akte van 14 Augustus 1767 was hij koop-man aldaar.

Page 203: Leidsch Jaarboekje

110

,Het van ouds adeluk Huys genaemt Beerendregt,,met deszelfs Huysmans wooning, Berg, schuur, stalling,,,Boomgaerd en Uytterdijk, bepooting en beplanting,,met de LanderUen daar toe behoorende, te samen,verongeldende, behalven de Huysgelden voor twintig,,morgan ses en veertig roeden, staande en geleegen aan,,de laage zijde van den RhUn onder den ambachte van,,Aarlanderveen in Kortsteeker Polder, strekkende voor,van ‘t jaag.pad tot achter in de wetering, waar van,,omtrent lg morgen Lands neevens de Huyzing leen.,roerig zijn aan de Abdije van Rhunsburgh, onder welkeJanderäen eenige morgens met pan of potaarden zijn,,bezet, en dat met zoodaenige praeeminentien regten en,, geregtigheden, zo van zwaanen drift, smalleenen als,,andersints, als het zelve goed heeft - de huysing is,tot de laatsten April 1769 verhuurd aan Claas Lelyveld,,jaarltjks tot zes hondert en vijftig gulden.”

Koopers werden voor 16000 gulden Barend en DaniëlVergunst. Deze woonden aan de lage zijde van den Rijnonder de jurisdictie van Aarlanderveen l) en zUn blUk*baar tot aankoop overgegaan om zaken met den grondte doen. ZU kwamen 10 October 1767 overeen, datBarend voor gezamenlijke rekening de leenen zoudeverheffen, hetgeen 28 October 1767 geschiedde. Bij diens

‘) Uit eene akte van 3 November 1753 blijkt, dat BarentVergunst destijds reeds land bezat grenzende aan de nieuwebezitting van Melchior Muller.

Page 204: Leidsch Jaarboekje

111

overluden in September 1775 ontstonden echter moeilUk-heden. Op de een8 of andere wUze moet hg ook eigenaarvan Daniels aandeel zijn geworden en heeft vervolgensbij testament het geheel vermaakt aan zgne vrouw.Zijne weduwe kon echter de beleening niet erlangen,daar haar man geen octrooi had gevraagd om te testee-ren, zoodat zijne eenige dochter naar leenrecht zUneerfgename was. Daniël Vergunst werd intusschen kortvóór 1 September 1776 door koop van Barends weduweeigenaar.

De verkoop van 1767 is voor dit huis Berendrechtnoodlottig geweest: het huis werd geslecht, de boomengerooid en de grond grootendeels mtgebakken. Ook alsleen hield Berendrecht op te bestaan. Bjj resolutie vande Ridderschap d.d. 3 Juli 1778 toch werd goedgekeurddat dit leen van den leenplicht zoude worden ontslagentegen opdracht van 18 morgen land, eveneens in denCorsteeker polder onder Aarlanderveen gelegen, waar.mede Daniël Vergunst in 1780 inderdaad werd beleend.

W. A. BEELAERTS.

Page 205: Leidsch Jaarboekje

Vroege Paschen.

De almanak toont ons. dat Paaschzondag in 1913valt op 23 Maart, en velen, die anders zoo gaarne vande Paaschvacantie gebruik maakten om van het heer-lijke voorjaar te genieten, klagen nu reeds, dat devroege Paschen hierbii wel eens parten kon spelen.

Het is dan ook betrekkeluk eene zeldzaamheid, datPaschen reeds op 23 Maart valt, geluk nader uit hetvolgende zal bltjken.

De regeling van de Paaschdagen werd vastgesteld ophet concilie van Nicaea in 325 en hierbij werd bepaald,dat Paaschzondag zoude gevierd worden op den eerstenZondag na de eerste volle maan in de Lente. Aangeziennu de lente kerkehjk op 21 Maart begint, kan de vollemaan in het gunstigste geval op 21 Maart vallen en isde vroegste Paschen dus een dag daarna, of op 22 Maart.Omgekeerd is de laatste dag, waarop Paschen kanvallen 25 April, daar in het ongunstigst geval de vollemaan 29 dagen na 21 Maart, dus op 18 April kan

Page 206: Leidsch Jaarboekje

113

vallen en, als dit toevallig een Zondag is, de Paasch-zondag eene week daarna, of op 25 April, zal gevierdworden.

Paschen kan dus vallen tusschen 22 Maart en 25 April,of op 35 verschillende kalenderdagen, doch de vroegsteen laatste dagen zUn betrekkeluk zeldzaam. TerwUltoch over de jaren 326-2000, dus over 1675 jaren,gemiddeld elke der 35 kalenderdagen 1/35 of 48 maalkon verwacht worden, valt Paaschzondag in die jarenslechts 26 maal op 23 Maart en slechts 13 maal op22 Maart. Het laatste geschiedde dit voor 23 Maart in1845 en 1856 en voor 22 Maart in 1818, terwijl nochhet een noch het ander in deze eeuw meer zal plaatsvinden.

In 1913 beleven wij dus de vroegste Paschen, diein bijna twee eeuwen na 1818 mogelUk is.

J . C. OVJSRVOORDE.

8

Page 207: Leidsch Jaarboekje

De vermakeljjkeLeidsche Buiten-Cingels, aangename Dorpen enLandstreken, rondom die Stad gelegen, benevens

een verhaal van verscheide adeluke Hofsteden,Buitenplaatsen en Tuinen, zonder oppronking

beschreeveu en met verscheide Gevallen,Redevoeringen en Aanmerkingen doormengt.

Versiert met alle de Stad& Poorten.Te Leyden bij Quirinum Visser.Te Amsterdam bU Arent van Huyssteen.

1734

Waar zich Leiden, in den loop der tijden, over heeftmogen beklagen, zeker niet over gebrek aan waarde.ring en lof. De Nieuwe Geographische NederlandscheReise- en Zakatlas, uitgegeven te Amsterdam, in 1773,bij Jan Christiaan Sepp, boekverkooper, noemt Leyden,de vierde Stemhebbende Stad in Staat, als een schoone en,naast Amsterdam, de grootste Stad in de VeyeenigdeNederlanden, later, als alomme vermaard en beziens-waardig in haare xhoone Gelegenheid en publike Ge-bouwen, als het Stadhuis, dat van Hoog Heemraden vanKhijnland, de Kerken en andere Godshuizen, de Aca-demie, beroemd door gantsch Europa, waarop van alle

Page 208: Leidsch Jaarboekje

116

Oorden der L’hristenheid Studenten gevonden worden,derzelver Boekerij, Kruidhof en Observatorium. Deceellerhande Fabryken en ten laatsten de voortre$elijkeHuizen der Kooplieden, met zeer veele zuivere Water-grajten en ruime Straaten, verdienen de Opmerking derreizigers. Ook de titels van de twee volgende, in 1712verschenen werken: Les délices de Leyde en Les délicesde la campagne à l’entour de la ville de Leyde 1) zeggenreeds genoeg, om er uit te kunnen besluiten, dat, indie boeken, Leiden zal worden bewierookt en gehuldigd,in den geest van deze twee versregels: Het Neder-landsch Atheen, geeert, geroemt alom: De Troon derWijsheid en Minerva’s eigendom, slotwoorden van de

door J. W. Hazebroke, in rijm, gegeven Verklaringeder Tylelplaat, geplaatst voor het werkje, hier boven, in denaanhef, genoemd, en waarvan ik, in de volgende bladzijden,wil trachten een overzicht te geven. Zooals men zal hebbenopgemerkt, ontbreekt, op het titelblad, de naam van denauteur; tot mUn spgt, kan ik dien ook niet opgeven.De Voor.rede kon mij niet helpen, in mrJn exemplaarontbreekt daaraan de laatste bladzijde, mogelijk wel,door den schrijver, van zijn naam of initialen voorzien.Intusschen, wat voor soort van man die schrijver ge-weest is, dit blUkt al dadeluk eenigzins uit het gedeelteVoor-rede, dat ter mijner beschikking was, maar verder

l) Deze twee beschrijvingen waren mij onbekend, de hoog-leeraar Dr. Knappert te Leiden had de welwillendheid, tijer opmerkzaam op te maken.

Page 209: Leidsch Jaarboekje

11ö

ook, voldoende duidehjk, op meer dan eene bladzijdevan ziJn boek. Het moet geweest zijn een zeer gods-dienstig, deftig persoon, niet ongeletterd, en denkelijk,aanzienläk koopman te Amsterdam. Kalm en wel overlegd, geeft hij, alvorens zich tot schruven tezetten,zichzelf behoorluk rekenschap van den arbeid, dien hij gaatverrichten. Hjj wil iets nieuws leveren, d.w.z. eenebeschrijving geven van iets, dat door anderen nogniet is besproken of behandeld. Hoort slechts denaanhef van zijne Voorrede. De stad Leiden, aldus zegt hg,zo voortrefiijk wegens hare Aloudheit, zo beminnelijkwegens hare Welgelegenheit, zo doorluchtig wegens hareHogeschool en zo lofwaardig in allen delen, is reedsdoor verscheide fraie pennen beschreven geworden; maarniemand, dat ik weet, heeft nog ooit zijn werk gemaakt,om in ‘t bijzonder eene Beschrijvinge van hare zeerschone en vermakelijke BuitenCingels te doen, die noch-tans niet weinig tot sieraat en aangenaamheit van diestad verstrekken, en wegens hunne uitmuntenheit bovenalle andere Cingels in Holland, wel waardig zijn, datmen hen in ‘t bijzonder beschrijve en den welverdiendenlof daarvan geve. Of nu de nalatigheit van de schoon-heit dier wandelingen voor te stellen, voortkomt, vandat zommige, die zulx wel zouden konnen doen, dezelveniet veel achten, of dat andere, de fraaiheit daarvanniet konnen zien, of dat nog andere, dezelve nooit gezienhebbende, onkundig daarvan @in, weet ik niet; maaraltoos ik voor mij, die sonder blindheit of vooroordeel

Page 210: Leidsch Jaarboekje

114

in dit stuk mene te wezen, hebbe de Leidsche Cingels zobeminnelijk en lofwaardig in allen delen bevonden, dat ikniet voorbij heb gekonnen, in dit werkje daarvan te zeggenhetgeen zij verdienen, al schoon andere daarvan zwijgen.

En hij herhaalt hetgeen de aanleiding was tot hetschruven van zijn boek, in hoofdzaak, nog eens in denaanhef, maar dan voegt hij er aan toe, dat hij, den lofder Leidsche Buiten-Cingels verkondigend, zulks doet,zonder die van de andere Hoilandsche steden te ver-achten, aan ieder van welke hij hunne volkomen waardezal laten. In beraad heeft hu gestaan, om dezeBeschr&ving in vaarzen te doen, waarvoor, naar hij oordeelt,de Xtoffe niet ongevoeglijk zou z;jn geweest, maar tweeoverwegingen hebben hem daarvan teruggehouden. Deeerste is, dat de waereld thans zo ongemeen vies valtover de Poëaie, dat hij niet zou weten, al besteedde hijaan zijn werk, alle hem mogelijke konst en vlijt, of hetdan nog wel de eer zou hebben aan de keurigsteKenners en Lifters der Dichtkunde te behagen. En detweede reden, dat hij in proza schreef, is deze, dat hij,door zijne %ang- Godin wat te veel vervoert en verrukt zijnde,misschien wat al t e hoge ophef/îngen van . zaken zouhebben gedaan, niet altijd overeenkomende met dewaarheid, en hebbende hij altijd veel afkeer en vervoejinggehad, om, tot bemanteling van zoodanig gebreke, velehoogdravende nieuzcerwetsche woorden en uitdrukkingente gebruiken, die niets om ‘t lijf hebben. HU bemint nietszoo zeer, als zijne gedachten op eene natuurli jke en

Page 211: Leidsch Jaarboekje

118

eenvoudige, doch daarbij ook op eene krachtige, klareen sierlijke wijze uit te drukken, voor zoo verre ditlaaste zonder quetsing der waarheit, geschieden kan.

Verwacht mag worden, dat deze zUne BeschrEjvinge,onpartudig, naar waarheid geschieden zal, om dat hu,in Leiden niet geboren zonde, zo eene blinde zucht enalte gunstig vooroordeel daarvoor niet hebben kan,ge@kmeest alle menschen van nature voor hunne geboorte-plaats hebben.

Wat de aanleiding betreft, dat hu, hoewel niet teLeiden wonende, de Buiten-Cingels van die stad gaatbeschr@en, ze is deze. Vroeger, zegt hjj, had ik nooitvan deze schoone Cingels hooren spreken met zoon lof, alszU wel verdienen, en hoewel ik reeds dikwijls teLeidenwas geweest, en ook wel had opgemerkt, als ik deszomers de poorten in of uitkwam, dat de Cingels nietonvermakelijk er uitzagen, zoo ontbrak rnU doorgaansde tijd, en hield ik rnjj te Leiden meestal niet langerop, dan noodig, om van de eene trekschuit naar de an.dere te gaan, terwfjl rnU ook de nieuwsgierigheid nognooit had gedreven, de Cingels eens te gaan bewandelenen nauwkeurig te bezichtigen.

Maar nu dezen zomer, in ‘t begin des maand Juni, moestik mij, om afaires, eenige dagen te Leiden ophouden,en logeerde toen bij een vriend, die een groot lief-hebber van wandelen is en mij dagelijks overal mede-sleepte. Daardoor kreeg ik niet alleen grondige kennisvan die oververmakel$ike Leidsche Buiten-Cingels en

Page 212: Leidsch Jaarboekje

1 1 9

omliggende landstreken, maar vond ze inderdaad ookzoo ongemeen schoon, dat ik, tehuis teruggekeerd, mijaangedreven voelde ze te beschrijven.

Onze auteur vertelt nu, hoe, reeds op den dagvan zijne aankomst, zjjn vriend hem uitnoodigde toteene gezamenlgke wandeling op een der Cingels. Wijzullen, zeide hij, dezen avond, de halve rondte vande stad nemen, en morgenavond, zoo ‘t God blieft, deandere helft, wel te verstaan, als U zulks behaagt enaangenaam is. Ik, het is onze auteur, die spreekt, sloeghet voorstel geenszins af, en toen het uur voor dewandeling daar was, bracht mUn vriend mij allereerstnaar de poort, van waar men naar den Haag vaart, endie hij noemde als de Vitte Poort. Onderweg verwon-derde ik mij over de zeer schoone royale straat, dieongeveer midden door de stad loopt, en met recht deBredestraat wordt genoemd. Naar mi& oordeel, is dezestraat eene der fraaiste, die in gansch Holland te vin.den zUn, en trof het rnU onder anderen bijzonder, dateen8 straat, waar zooveel gerid en .qerQ is, zo0 net enzindelijk kon worden gehouden. Mijn vriend verklaardemij dit uit de goede orde, die te Leiden heerscht, uitde zorg, die wordt gedragen, om alles, wat stads-werken betreft, behoorlijk te onderhouden, en vooralook uit de aangeboren zindelijkheid der inwoners, diehen doet medewerken, om zulke schoone straten tehebben.

Page 213: Leidsch Jaarboekje

1 2 0

Gekomen buiten de witte Poort, op de Valbrug,werd mijn oog terstond geboeid, door een bU uitstekschoon tafreel. Aan mUne rechterhand, de aangenameRhijnstroom, die, buiten de stad, zUn weg neemt, eerstvoorbij het Ha~sc/le Schouw en Valkenburg, vervolgensloopt door h!h+sbury en Katwijk binnen, om, eindelukte Katwijk aan Zee, op de plaats genaamd het Malleyat,te worden gestuit. Gelijk bekend, heeft die aloude envermaarde rivier eertgds, daar ter plaatse, haren door-tocht in zee gehad, voorbij het Huis te &itten, hetKasteel of Tolhuis, door de Romeinen gebouwd 1).

Aan de overzude zag ik de Morschpoort en het aan-genaam geboomte van den Cingel, terwijl het hek, dattoegang verleent tot de Stads malibaan in mUne nabij.heid was, vooraan op den Cingel bU de witte Poort.Mijn vriend deed mij de vraag, of ik misschien lust zoudehebben eens binnen te treden. Op mijn bevestigend ant-woord, door het hek gegaan zjjnde, werden ons aanstondskolven en ballen aangeboden, die wij welstaanshalve- - - - -

l) Ue auteur deelt laten uitvoerig mede, hetgeen zijnvriend hem vertelde van het Huis te Britten, o.a. dat hetoorspronkelijk heeft moeten dienen tot een baken, hetgeen tebewijzen is uit het zes en veertigste hoofdstuk van Suetonius.Keizer Severus deed op de plaats van den, ?ot baken dienendentoren, een zeer sterk tuig- of wapenhuis bouwen, hetgeenblijkt uit het opschrift van den Steen, dien men in 1520 tevoorschijn bracht, en die geplaatst werd in het huis derheeren van Wassenaar te ‘s Gravenhage. Nog vele andere bijzon-derheden betreffende de sterkte, Gok latijnsche inscripties metde vertaling, mocht de auteur vernemen.

Page 214: Leidsch Jaarboekje

121

aannamen en er ook eenige slagen mede äeden, metbetaling van het recht, dat daartoe staat.

De Malibaan verlaten hebbende, wandelden wQ denCingel op, in de richting van de Koepoort. Onderwijlvertelde rngn vriend mij, dat Leiden, behalve de reedsgenoemde Witte-, Morsch- en Koepoort nog vUf poortenheeft, te weten: de Hogewoertspoort, de Zijlpoort, hetfleerepoortje, de Marepoort ea de Rhijnburgschepoort.Het aantal Cingels bedraagt zeven, ze omgeven de geheelestad, die men dus kan omwandelen, voortdurend zichbevindende onder het geboomte. Tusschen de Witte-en de Morschpoort doorsnudt de RhiJn den Cingel. Voorde wandelaars is het hoogst aangenaam, dat geen rij-tuigen op de Cingels mogen komen, hetgeen te Utrecht,te Amsterdam en op meer andere plaatsen wel is geoor-loofd. Tot meerder commoditeit en plijxier voor de voet.gangers is zulks verboden, evenzoo het brengen vanpuin op den weg, zoodat men niet, met de schoenenroodbestoven, alsof ze geverfd waren, in de stad behoeftterug te keeren.

Gekomen tot ongeveer op het midden tusschen deWitte- en Koepoort, troffen wg een bankje en camenplaats, om ons, op ons gemak, te verlustigen in hetaangenaam vergezicht, terwijl een groot aantal wande-laars, waaronder niet weinig studenten, van weerskantenkomende, ons voorbiJ gingen.

Ik vroeg aan mijn vriend: hoe lang heeft men werk,de Morschpoort uitgaande en de Wittepoort weder in

Page 215: Leidsch Jaarboekje

122

komende, om rond de stad te wandelen. Zeker tweeuren, luidde zUn antwoord, zUn er mede gemoeid. Eenpoosje op het bankje gezeten hebbende, vervolgden wijonze wandeling naar de &Ócpoort, en sloegen, aan heteind van den Cingel gekomen, den weg in naar deWouterenbrug. Eenige oogenblikken bleven wij daarstaan, om te genieten van het gezicht over de Haagschetrekvaart, inzonderheid naar de stadszijde, vervolgensstapten wij verder langs de vaart, om ons weder naarde Wittepoort te begeven. Onderweg zagen wU prach-tige tuinen en aangename SpeeLhuisjes; meerendeels metuitzicht op de Vaart. Door de WittepooTt, kwamen wijde stad weder binnen, en begaven ons, het was inmid-dels donker geworden, naar het huis van rnün gastheer,alwaar wij, door zijne huisvrouw, reeds met het avond-eten werden gewacht.

Aan tafel gezeten en discowerende over de wandeling,die wU hadden gedaan, maakte ik de opmerking, datwu, in de Malibaan, slechts studenten hadden gezienen geen enkel burgerheer. Ik ben verwonderd, zeide ikdat op eene zoo p&‘zierige -!?xercitieplaats, zoo gemak.kelijk en dicht bij de stad gelegen, geene burgerheerenwaren, daar het toch voor niemand schande kan zijn,zich, door eene eeslqke oefening, te vermaken. Mijn gast-heer antwoordde, dat ik goed gezien had en dat erslechts studenten waren. Zelden of nooit, voegde hu erbij, komen daar andere heeren. De voornaamste redendaarvan is, dat de burgers, hier te Leiden, eene zekere

Page 216: Leidsch Jaarboekje

123

minachting, ja, ook wel eens haat koesteren jegens destudenten, waarom eigenlUk, weet ik niet, maar eengevolg er van is, dat de burgers, zooveel zij kunnen,de plaatsen muden, waar zich studenten bevinden. Degevoelens der studenten tegenover de burgers zijn vandenzelfden aard, zoodat ten slotte, de burgers zich bUde burgers en de studenten zich bij de studenten houden.Het is waar, somtijds bedrijven eenige van die jongeheeren, door dertelheden of dronkenschap, stukjes, dieaanleiding kunnen geven tot dezen toestand, al washet maar alleen, door het inslaan van de glazen bijnacht, maar het is, naar rngn oordeel, niet billuk, om,op grond van de baldadigheid van enkele moedwilligen,minachting of haat te koesteren jegens alle studenten,waaronder toch ook vele brave, verstandige, deugtzameen welgeregelde heeren zijn, even zoo goed als onderde burgers goede en quade, bescheidene en onbescheidenegevonden worden. Ik heb de eer eenige studenten tekennen, zoowel Vremdelingen als Inlanders, wier ge-drag waarlijk in overeenstemming is met de goedefamilien, waartoe ziJ behooren en de opvoeding, die ziJontvingen. Over ‘t algemeen zijn ze allen kinderen vangoeden huize, en waarin, bU gevolg, uitgenomen eenigedertelheden, die de jeugd hen somtijds doet bedruven,waarlijk woont een goede grond van redelijkheit, deugten bescheidenheit, in veel hooger mate dan in menschen,die van minder opvoeding zijn. Dwaasheden, gelijkglazen inslaan, zullen zelden door hen worden begaan,

Page 217: Leidsch Jaarboekje

124

tenzu ze, bij geval eens beschonken zunde, bijna nietmeer weten wat zU doen, of wel, dat zu, door eenigeburgers of burgeressen, naar hunne meening, beleedigdzijnde, daarover op die wijze revengie willen halen,maar, buiten die gevallen, zal men nooit hooren, datZU, nuchteren zunde, eenige buitensporigheden be-drijven, veel minder nog, dat zij in koelen bloede, bijavond of ontijd, iemand een veeg in de tronie gevenof op andere wUze beleedigen, gelijk het Jan Hagelwel doet in sommige steden. Zij mogen een moie meideen zoen geven, als zij dronken en somtijds ook welals z$ nuchteren zijn, daarmede is het dan ook gedaan,de grondslag van goede opvoeding en bescheidenheit, diezulke heeren bezitten, belet hen sommige boevestukkenof fielterijen te plegen, die aan ‘t canalje meer dangemeen zijn. Daarom, alles wel overwogen, kan ik nietinzien, waarom velen van onze burgers zoo’n minach-ting of afkeer, ja, somQjds haat, jegens de studentenin het algemeen koesteren. En zeker, er ziJn dan ookvan onze burgers, die niet te grootsch zUn en te veelverbeelding van zich zelf hebben, om, in zeer goedeharmonie, met verscheiden brave studenten te leven,zoodat zij elkaars gezelschap met veel vermaak frequen-teren, niet tegenstaande dikwgls, door onverstandigeen kwaadsprekende tongen, van dezulken, smadelijk enminachtend wordt gezegd: H;j verkeert met studenten,alsof dat nu de waardigheid van iemands persoon zouverminderen.

Page 218: Leidsch Jaarboekje

125

Den volgenden avond; begaven wä ons weder op weg.Ditmaal door de Koepoort naar buiten, om den Cingelnaar de flogewoertspoort te bewandelen. Mgn vriendzeide rnU te hebben opgemerkt, dat ik, behalve de Cin-gels, ook gaarne Leidens vaarten en rijwegen zoudebezichtigen. Daarom sloeg hu rnu voor, den rijweg naaxZoeterwoude, dien wU voor ons hadden, een eindje op tegaan, alvorens den Cingel te nemen. HU zou dan gele.genheid hebben, mij de plaats te w1Jzen, waar de Span.jaarden, tijdens het beleg en ontzet van Leiden, deschans hadden, waarin zij, bij hun vlucht,, een Uzerenpot achterlieten, nog gevuld met spgs, sommigen zeggenhuspot met wortelen. Deze pot wordt nog hier ter stedebewaard, als een aandenken aan het ontzet.

De wandeling op den rijweg beloonde de moeite wel.Tuinen en ook lanen, aan weerskanten; verder op,weelderige weilanden met den toren van Voorschotenin het verschiet; aan de linkerzijde, schuin tegen onsover, de hofstede Kronestein, pronkende met een torentje,ook nog andere hofsteden in de verte. WU gingen voorttot aan een plek, Lammen genaamd, waarvan volgensmijn vriend, eenparig wordt getuigd, dat hier deschansder Spanjaarden zich bevond. Na eenige oogenblikken tehebben gezeten, op een bankje bU de aanlegplaats dertrekschuiten, namen wij den terugweg aan. Had ik denvorigen avond een fraai gezicht op Leiden gehad, hier,vanaf dezen weg gezien, vertoonde de stad zich nogveel deftiger. Ons oog werd geboeid, door de twee

Page 219: Leidsch Jaarboekje

136

heerlgke en voortreffelUke gebouwen, de St. Pieters enHooglandsche kerken, voorts door den sierlijken Stadhuis-toren en, een weinig ter linkerzijde, door de Academie, methet daar boven geplaatst Observatorium van ‘t wereld ver-maard Leidsch Athene. Aan de rechter zijde, over wei-landen en tuinen, het hoog en aangenaam geboomtevan de Stadscingels, met de Hogewoertspoort in hetverschiet.

Nog meer was er, dat mijn aandacht trok. Het waren debleekerijen, bijna alle vol met linnengoed. Wat is hetgemakkelgk, zeide ik tot rngn vriend, dat men hier teLeiden, de bleekerijen zoo dicht bU de stad heeft. TeAmsterdam, is men genoodzaakt de wasschen naarBloemendaal, Overveen, het Kraynest, of elders buitenHaarlem, te zenden, alles met groote onkosten, en‘s winters, biJ gesloten water, met veel ongerief, omdatde waschmanden dan per as moeten worden vervoerd.Mijn gastheer antwoordde mQ, dat, te Leiden, deMagistraatde bleekerijen begunstigt, en zelfs, om het linnen zoowit mogelijk te doen worden, overal, waar bleekertien zichbevinden in da nabijheid der Cingels, expres lindeboomenheeft doenpianten, om reden de bladeren van die boom-soort, in den herfst op het bleekgoed vallende, daaropniet zulke vlekken maken, als het gebladerte vanandere boomen.

Daarop kwam ons gesprek op de heerluke Leidscheboter, vermaard en gezocht de gansche wereld door,zoodat zelfs vele Vorsten ze, boven alle andere boter,

Page 220: Leidsch Jaarboekje

127

prefereeren en ze op hunne tafels willen hebben. Bekendis het echter ook, zeide ik, dat er veel bedrog wordtgepleegd in den boterhandel, en dat alles, hetgeen voorLeidsche boter wordt verkocht, in werkelukheid datniet is. Mgn vriend antwoordde hier niet op, enbepaalde zich tot de opmerking, dat de boter vanKoudekerk en van Alphen de beste moet geacht wor-den van alle Leidsche boter. Maar, voegde hu er bd, datis dan ook de reden, dat in Rhijnland, de boeren ner-gens derteler en haldadz’qer worden gevonden, dan opgenoemde plaatsen, waarvan hg rnfJ vervolgens eenigestaaltjes mededeelde.

Middelerwgl waren wU een eind wegs gevorderd enbU een reeks moestuinen gekomen, waarin zich alleseven frisch als fleurig vertoonde. Het verwonderde rngvroeger, zeide rnUn gastheer, dat de groenten hier inLeiden veel duurder zUn dan bv. te Amsterdam, waar.heen toch geheele scheepsladingen van hier wordengezonden. Maar, toen wist ik nog niet, dat het aanparticuliere vrouwen te Leiden niet vrustaat, met groen-ten in kruiwagens langs de huizen te loopen, zoodat deburgers, die groenten verlangen, genoodzaakt zijn, omze aan de huizen der groentevrouwen, die ze meestalzelf verbouwen, te gaan koopen, beter gezegd, uit hunhanden te gaan breken, want de verkoopsters, welwetende, dat de burgers ergens anders niet te rechtkunnen en wel verplicht Qjn te geven, hetgeen zUeischen, houden zich dan nog, of zU het eigenluk met

Page 221: Leidsch Jaarboekje

128

zich zelf niet eens kunnen worden, of zU het verlangdezullen geven of niet. Zoo heb ik ondervonden, dat, voorde zelfde hoeveelheid peultjes, erwtjes of boontjes, diete Amsterdam voor twee Schellingen kon wordengekocht, hier te Leiden, twee dagen daarna, dertigstuivers moesten worden betaald. Maar, liet mijn vriendop deze mededeeling dadelUk volgen, het moge dan zoowezen, dat de groenten hier te Leiden duurder zijn, daartegenover staat, dat men ze iederen dag zoo verschmogelijk op tafel kan hebben, en hetgeen ‘s morgensvroeg nog in den tuin stond, ‘s middags eten kan.

Op mijne vraag, hoe staat het tegenwoordig welmetde lakenfabrieken, kreeg ik van mUn vriend ten antwoord :nu wat beter, dan wat slechter, zooals dat met zooveelzaken gaat. Somtijds zware commissien uit het buiten-land, zoodat haast dag en nacht moet gewerkt worden, endan weer gaat het een heele poos wat slapper. Gij weetwel, het is de gewoonte van de meeste koopliedenalttjd te klagen, ook dan, als zij er geen reden toehebben, dat is voor onzen tijd zoo geweest, dat is nogzoo, en dat zal ook, na ons, wel zoo blijven. Onder-tusschen, verzeker ik U, dat o.a. zeer vele laken-, ookwel greinfabriekanten grof geld hebben verdiend en nogverdienen. Alle steden mochten wenschen, zoo weinigreden tot klagen te hebben over gebrek aan welvaart,als ons Leiden, Goddank, heeft.

Het was ons plan om, van den Cingel komende, debrug over te gaan en, langs den anderen RhUndUk, door

Page 222: Leidsch Jaarboekje

129

de Zijlpoort, de stad weder binnen te treden. Maar hetkwam er niet toe. Een vriend van mUn gastheer stondjuist in z.Un tuindeur, en noodigde ons uit, zun tuineens te bezichtigen. Met goed onthaal, een glaasje wijnen een pupje, in een p&kirig S~eelhuisje aan denwaterkant, vverden wg hier, op aangename wijze, eenuur opgehouden, zoodat het ongeveer acht uur was,toen wU heengingen, en van de wandeling naar Leider-dorp dien dag niet meer kon komen. Maar ook wederomveel belangrijks hadden wij gehoord, want de eigenaarvan den tuin, een oudheidkenner zgnde, had ons veelverteld van de oudheden en doorluchtigheid der stadLeiden. In ‘t buzonder deelde hu ons voel mede vanden Burg en betreffende den oorsprong van den naamLeiden.

De voorgenomen wandeling naar Leiderdorp. maak-ten wU den volgenden avond, met afspraak, om deCingels zoo spoedig mogelijk weder te nemen. Ikgeraakte andermaal geheel in verrukking over dien wegnaar Leiderdorp, terwiJ mijn vriend rnä allerlei wetens-waardigheden mededeelde, en o. a. ook aanwees, waarfioomburg, het wapenhuis der Romeinen, had gestaan, enwaar de Castra Albiniana, het tegenwoordige Alphen, wasgeweest. HU voegde er aan toe, dat Rhenoburgum ofRhgnsburg zeker niet minder oud was dan Koomburg,ofschoon er niet zooveel inunten en penningen warengevonden.

Een vergezicht, waarvan wU genoten, staande op de9

Page 223: Leidsch Jaarboekje

,.$xm$xzrtsbru~, bracht ons op de reeds oude kwestievan het droogmalen van ‘t fiaademmernaeer, waarbijde voor- en nadeelen werden besproken. Onze slotsomwas, dat het er eindelijk wel toe zou komen, zij hetdan ook, dat er vele nadeelen, zooals de tegenstandersbeweren, voor particulieren uit zullen voortspruiten,ongerekend nog de groote kosten en lasten, die eenZOO considerabel werk zal medebrengen.

Door de Zijlpoort, gingen wij vervolgens de stadweder binnen en begaven ons naar huis.

Na den volgenden avond, de Hogewoertspoort uit, naarde Zijlpoort te zijn gewandeld, was de Cingel van aflaatstgenoemde poort, voorbij het Heerepoortjs tot aande Marepoort, aan de beurt. Zoo getroffen was ik doorhet vele schoone, dat zich ook hier weder, in zoo ruimemate, voor mijne verbaasde blikken vertoonde, dat ikuitriep, ware het niet, dat ik in mijne stad gestabileertwas, en daar, om mine wehart, blijven moest, danzou ik, alleen voor de aangename wandeling dezerCingels, te Leiden komen wonen. Mjijn vriend kon zichdit begrijpen, maar zeide hij; zoo blind ingenomen benik toch niet met mgne geboorteplaats, dat ik niet over-tuigd zou zijn, dat, de Cingels daargelaten, den Haaghet, wat betreft wandelwegen, wint van Leiden, Het ishet defect van de wandelwegen buiten onze stad, dat,Wil men een der fraaie dorpen bezoeken, die rondomzijn gelegen, hetzij Warmont, Voorschoten, RhQ’nsburg,Oegstgeest of Kqtwz$C binnen, men, wel een uur of

Page 224: Leidsch Jaarboekje

131

minstens een half uur, moet gaan, zonder eenige be-scherming van loover of blad en blootgesteld is aanalle injurien van den bloten hemel. Geheel anders is hetgelegen met den Haag, nauwel~ks heeft men den voetbuiten de plaats gezet, of de wandelaar komt onder deschaduw van het geboomte. Naar deze zijde, het schooneBosch, naar gene zijde, de boomrgke weg naar Loos-duinen; naar zee toe, de dicht begroeide Scheveningscheweg, en, aan de andere zude der stad, de schoonsteweg van allen, die naar Rijswijk, geheel beplant, zelfstot aan Delft.

Terwijl wu zoo discoureerden, kwam ons een ongemeenlief&ijken reuk, het hart meer verquikkenden dan dereuk van den heerliJksten balsem of parfum, toegewaaiduit een nabijziJnden moestuin. Wij gisten dat het deaangename geur was van b!oeiende boere boontjes 1).Die lieflijke reuk werd de aanleiding tot een langduriggesprek over frissche en bedorven lucht, met het oog op‘s menschen gezondheid, waarbij de pest en andere besmet-teläke ziekten ter sprake kwamen. WQ oordeelden, dat deaangeboren zindelqkheid van ons volk zoomede het ge-matigd klimaat er veel aan toebrengen, dat in ons landminder dan elders, pest enz. voorkomen. Natuurluk echter,dat Gods hand, als ‘t Hem gelieft, den mensch wel metpest bezoeken kan, al woonde men in de koudste en

l) Tuinboonea, ook (~rooie boonen genoemd. Inderdaad gevenzij, bloeiende, een hoogst aangenamen geur van zich af,

Page 225: Leidsch Jaarboekje

132

zalpderigste lucht van ‘t Noordergedeelte Noorwegen ofin IJslund, d a a r men z e g t de p e s t nooit r e g e e r t .

Dat in verscheiden landen, met warmer klimaat alshet onze, bUvoorbeeld in Turkije en op vele plaatsen inde Levant, de besmetteluke ziekten zoo hevig woeden,moet vooreerst toegeschreven worden aan het klimaat,verder aan het watergebrek, en eindelUk ook nog hier-aan, dat de Turken en andere Aziatische volken, hunnehuizen, kleederen en meubelen zoo rein en zindelukniet houden als de Hollanders, hoewel zu, op hunnelichamen, zindelijk genoeg zijn, en daar zelfs een pointvan religie van maken.

Maar, en hiermede besloten wij ons gesprek: Godde Heer kan daarom ook nog wel Zijne b@‘zondereredenen hebben, waarom Hij die ongeloovige volkerenmerkelijk meerder met pest bezoekt dan de Christenenin ‘t algemeen.

Ten hoogte van ‘t Heevepoortje gekomen, hadden wijeerst een mooi gezicht stadwaarts in, naar de zUde vanden Haven en de Heeregrncht, vervolgens, gevorderdzijnde tot een gedeelte van den Cingel, waar deze zich buigten een uitgezochte plek levert voor het daar geplaatstebankje, namen wu nog eens plaats, om, over de wei-landen met grazend vee, het uitzicht te hebben naar dezijde der Haarlemmervaart en Poelgeester Buurt zoomedeop het Huis van Alkemade; ook nog, met een wending naarde rechterkant, op het dorp Warmont, waarvan de torens

Page 226: Leidsch Jaarboekje

133

boven het geboomte zich vertoonden. Aan het schilderachtige gezicht konden wU ons bUna niet verzadigen, wijkonden er te nauwernood van scheiden, maar vervolgdeneindelijk toch onzen weg naar de hlayepoort. Hier bevondenwij den Cingel smaller dan ergens om de stad, maar daaromniet te minder aangenaam, daar hu een rechte laanvormt, die toch altijd nog breed gunoeg is, dat er vierof vUf personen gemakkeläk naast elkander kunnengaan. Een klein steenen bruggetje overgegaan zijnde,wordt de Cingel aanstonds weer breeder tot aan de&í!arepoort. Juist sloeg de klok op de Mwekerk 8 uur,en zagen wij ook de trekschuit aankomen, die te vieruur van Huadem was afgevaren. Wu bleven een poosjedaar binnen de poort, niet ver van de aanlegplaats derschuit, waarmede, zooals mUn vriend rnu mededeelde,hu een heer met een juffer verwachtte, die bU hemzouden logeeren.

De auteur geeft nu een vrij uitvoerige beschrijving vande personen, die met de schuit zijn aangekomen, en inhet btzonder van een vechtpartu met sufjsante mud-peeren en reca’proque vuistslagen van twee mannen, dieonderweg ruzie hadden gekregen en nu de zaak wildenuitvechten. En dan vervolgt hg in dezer voege:

Te huis komende, vonden wij de gasten ons wach-tende, in plaats van te 4 ure: waren ze reeds te 2 urevan Haarlem vertrokken, en daardoor te 6 ure teLeiden aangekomen. Het waren een heer en jufferu i t Hoorn i n Noord-,lolland, jonge!ui, den vor igen

Page 227: Leidsch Jaarboekje

134

winter getrouwd. HU is een neef van mijn gastheer,deze is met zijne vrouw op de bruiloft geweest, enheeft hen toen doen beloven, dat zU te Leiden eenbezoek zouden komen brengen. Aangezien ik nog eendag of zes noodig had, om mijne u$aires te beeindigen,vreesde ik mijn vriend en zijne vrouw, nu zU nog meerbezoek kregen, te zullen incommodeeren, en steldedaarom voor, dat ik nu maar mijn verbof in eenherberg zou gaan nemen. Maar en mUn vriend enzijne vrouw wilden daar niet van hooren, zij haddengenoeg vertrekken en slaapplaatsen in hun huis, alkregen zij nog twee paren meer op bezoek. Ik zou hengenoegen doen als ik bleef, hetgeen ik dan ook gaarne deed.

Na de jongelui hartelijk te hebben begroet, gingenwij ons, tot meerder gemak, omkleeden en vervolgensaan tafel, tot het houden van den avondmaaltUd.

De auteur vertelt thans van alles en nog wat van dejongelieden, in eene doorloopende lofrede, vooral van dejonge huisvrouw, die, zooals hg zegt, zoo schoon is vanpersoon, als hg nog maar weinig juffers heeft gezien,niettegenstaande hare Hoornsche dracht van jak enkapsel, die beide, aan de Zuidhollanders, wat staf voorkomen. Daarbij is alles, hetgeen zi,j zegt, zoetvloeyenden liefelijk, schrander en wel overwogen. Inzocderheiädit laatste, zegt hij, is zeer ongemeen bij vrouwspersonen. Van de gesprekken, aan tafel gehouden, verklaarthij, dat ze te lang zijn om mede te deelen, doch dat detijd hen daarbij zoo kort viel, dat het omstreeks midder-

Page 228: Leidsch Jaarboekje

135

nacht was, voor dat zij konden scheiden en naar bed gaan.Betreffende de plannen voor den volgenden dag, had

hij vernomen, dat het lief puur alsdan met de trek-schuit naar Den Haag, De.!jt en Rotterdam wilde gaan,om overmorgenavond terug te keeren. ZGn gastheer enhij zullen daardoor in de gelegenheid zijn, om, hetgeennog onbezocht bleef van de Cingels, te bewandelen,namelijk, van af de Marepoort, voorbij de Haarlemmerof Rhijnsbwgsche poort, tot aan de Morschpoort. Dit zaljuist een wandelingetje zgn voor een avond.

Nadat ‘s morgens de Hoornsche gasten waren ver-trokken, gingen wij, in den avondstond, nogmaals opstap. De Murekerk passeerende, vertelde de gastheer,dat ze gebouwd is naar een zeer fraai Italiaanschmodel, afwijkende van de oude wijze van kerkbouw.De gevolgde bouworde, waarbq de kerk rond werd,viel, naar zijne meening, te prijzen, vooral, als ook eenebovengallerg werd aangebracht. Alle menschen kunnenden prediker hooren, alsof hu voor hen stond. DeNieuwe Luthersche kerk te Amsterdam is in denzelfdentrant gebouwd.

Buiten de poort gekomen, zagen wij de melkschuit.jes, waarmede de boeren en boerinnen de melk naarde stad brengen. Sprekende over de melk, boter enkaas, die ons land oplevert en het zoo buitengemeenveel voordeel verschaffen, gedachten wij eene uit-spraak van Joannes Bening, in der tijd, een Hollandschraadsheer, die in zijne geschriften, als eene geloof-

Page 229: Leidsch Jaarboekje

136

waardige zaak mededeelt, dat alleen Assendvlft en devier naast, bij gelegen vlekjes, per jaar, zooveel melkleverden als er Rhijnsche wijn, in een geheel jaar, uitDuitschland naar Dordrecht werd vervoerd, ‘t geeninderdaad, in dien tijd, eene groote hoeveelheid bedroeg,aangezien nagenoeg geen anderen wUn dan RhQnschenwijn in ons land werd gedronken.

Met rnän vriend op den Cingel voortwandelend, zagenwg eenige vischkaren en korven aan paalwerk inhet water vastgemaakt, en dit deed miJ vragen, hoehet met den vischhandel in Leiden was gesteld. Morigastheer greep deze gelegenheid aan, om den lof teverkondigen van den visch, die te Leiden is te ver-krijgen, en die zoo goed is als in eenige Hollandschestad. ‘s Winters, de heerlokste Maaslandsluische kabel-jauw en KatwUker krimpschelvisch, beide zoo voor-treffeluk, als men zich maar voor kan stellen; in denzomer, onder velerlei soorten zeevisch, in zonderheid dedelicate tongen, dat puikje van de zee. Daar en bovennog, het gansche jaar door, allerlei riviervisch. Zalmniet te vergeten.

Buitengemeen goed is ook het Leidsche brdod, ner-gens in Holland is het zoo wit, zoo zuiver van smaak.Het bier is eveneens uitmuntend, maar, wat het kalf-vlees& betreft, dit, moet hij erkennen, is te Amsterdambeter, om reden men daar vele Noordhollandsche kal-veren slacht, en die zÿn de allerbeste.

Gekomen, halverwege tusschen de Mare- en Khijns-

Page 230: Leidsch Jaarboekje

137

burgsch poorten, namen wU plaats op een bankje,dat ook hier werd geplaatst, ten behoeve der wandelaars.

Wat heeft Holland, zeide mijn gastheer, toch veel voorboven andere landen, doordien het vlak is en, op velerleiplaatsen, met water doorsneden. In vele streken in hetbuitenland ben ik geweest, maar nergens reist men zoospoedig, zoo veilig en zoo goedkoop. In landen, metveel bergen en weinig water, moet men niet zeldenhooge wagenvrachten betalen, zoo men al rijtuig enpaarden krggen kan. Daarbij men weet wel, wanneermen afrijdt, maar niet wanneer men ter plaatse komt,daar men moet wezen. En dat, wegens de menigvuldigeongevallen, die zich kunnen voordoen. Maar hier, alsmen zich van de eene plaats naar de andere wil begeven,reist men in eene gemakkelijke trekschuit, beschut tegenregen, zon en wind; de prijzen, die men als vracht betaalt,zijn gering, en men kan er altijd op rekenen, dat men,precies op tijd, ter plaatse wezen zal; gevaar nog onge-lukken zijn te duchten, ook geen struikroovers, ten dienopzigte kan men overal zoo gerust zijn, ais of men inzun eigen huis zich bevond. Wil men te land reizen,men vindt in alle steden van ons land geregelde ordon-nantie wagens of anders paarden en rgtuigen, tot bijzondergebruik, in overvloed te huur, alles tot zeer billijkenprijs. Met de goede orde, die op alles gehouden wordt,reist men hier, zooals ik reeds zeide, zoo aangenaam, zooveilig, zoo spoedig en zoo goedkoop, dat men geen heer-lijker gelegenheden zoude kunnen wenschen of begeeren.

Page 231: Leidsch Jaarboekje

138

Voeg bU d i t a l l e s , mjfn v r i end , zeide i k , ge rus took nog de zachte, wgze en voorzichtige regeering,die wU hier te lande hebben, de vraheid der conscientienen de zekerheid van eigendom. Daarbij, er is hier ooknog altgd meer geld te verdienen, dan op menigte vanandere plaatsen.

Nadat wij, in dezen geest, nog eenigen tijd metelkander hadden gesproken, stonden wU op, om denCingel te vervolgen tot de Haarlemmer of Kh$ins-burger poort.

Daar gekomen, za:ren wU in de gracht de sierlukeafrastering met een aantal hokken voor de zwanen, dieLeiden, volgens oud grafelgk privilegie, mag houden.Daarna een eind, den rijweg bij de poort opgewandeldzgnde, wees mUn gas theer mi j , he t a loud adelukHuis te E‘ndegeest; verder, eenigzins landwaarts in,bij de Doesbrug, het Huis ter Noot; ook, iets dichterbij, de buurt, genaamd de V;jf huizen, en eindeluk,over de weilanden, ongeveer ter hoogte van de Quaak-brug, het Huis te Poelgeest, nu Alkemade genaamd.

Op den Cingel teruggekeerd, kreeg ik een fraaiesteenen nieuwerwetsche poort, voorzien van eenijzeren hek, in het oog. Een daarvoor gelegen brug,insgehjks van steen en met ijzeren leuningen, gafuitweg op den Cingel. Door de traliën van het hek,zagen wU een laan met hoog geboomte, leidende naareen groot vierkant huis, dat in eeu boschje scheente liggen. Hier zou ik wel voor miju leven willen

Page 232: Leidsch Jaarboekje

139

gebannen zUn, riep ik opgetogen uit. Maar mUn gast-heer zag mij gl imlachend aan en zeide: gij weetn i e t w a t gU wenscht, ind ien dezen uwen wenschwerd vervuld, zou ik U ongelukkig achten en be-klagen. De schoone hofstede, die gij daar ziet enwaarin gij zoo’n behagen hebt, is het Pesthuis der stadLeiden. God beware U en iedereen, om daar logementte moeten nemen. Waarop ik antwoordde: Hoe, hetPesthuis, neen, neen, dan ben ik van meening ver-anderd, God beware mij en allen daar toch voor.

Na nog gedurende eenige oogenblikken over het Pest-huis te hebben gesproken, werd voortgewandeld totaan de Morschpoort. Wtj gingen euht,er niet terstondde stad binnen, want bij de poort was er weder eenruweg, en ik wenschte dien ook te bezichtigen. Maarmijn gastheer zeide rnU niet of vergat te zeggen,dat deze weg voerde naar de executieplaats, waarzich nog de overblufselen bevorlden van eenige aan dengalg en op het rad ter dood gebrachte misdadigers.Dit ijselijk gezicht deed ons haastig omkeeren: enwij gingen maar spoedig de Morschpoort binnen. DeCingelwandelingen, met hetgeen daarbv behoort, warennu geheel ten einde gebracht.

Onzen weg in de stad namen wo, langs de Beestemarkt,naar de Blauwe poort, aldus genoemd, omdat ze aande buitenzijde van blauwen arduinsteen werd opgebouwd.Deze poort, vroeger, een van de tot de stad toeganggevende poorten, bevindt zich thans daar binnen.

Page 233: Leidsch Jaarboekje

140

Dit spruit hier uit voort, zeide mijn gastheer, datde ruimte of het terrein tusschen de Blauzue poort,Morschpoort en Rhijnsburger poort, een der uitleggingen i s gewees t de r s t ad Le iden . De boven-lokaliteit in laatstgenoemde poort was voorheen de ver-gaderzaal der Redergkers en tegenwoordig de Schilders-kamer. De Blauwe poort huisvest het Collegium Phar-maceuticum ; en ik, voegde hg er bu, verwonder rnuzeer, dat er plannen kunnen bestaan deze poort af tebreken, een zoo stevig en sterk, daarbij sierluk ge.bouw. Van het geen door onze voorouders werd ge-bouwd, moet getuigd worden, dat het is zeer sterk enduurzaam, terwiJ men tegenwoordig meer werk maaktvan hetgeen het oog aangenaam aandoet, maar daarbgook veel lichter en daardoor minder sterk bouwt. Ditalles kan misschien voor woonhuizen niet zoo erg zgn,het timmeren zal toch nooit zoo mogen wezen, dat dehuizen al invallen, terwjjl men er nog aan bezig isen zU eens nog niet onder dak zUn, gelijk dat eenmaalop de Veere- of Keizersgracht te Smsterdam is gebeurd.

Na den avondmaaltijd, bleven wij nog een halfuurtje, onder genot van een pijpje, zamen praten 1)

‘) Naar aanleiding, dat de gastheer nog een briefje moetschrijven en verzenden, wordt o.m. ook de voortreffelijkeregeling der brievenpost in Leiden besproken, waarbij mende brieven ‘savonds veel later verzenden en ‘smorgcns veelvroeger ontvangen kan, dan in de andere steden van ons land

Page 234: Leidsch Jaarboekje

141

en wU besloten al de Stadseingels nog eens rond tewandelen, maar dan niet, zooals wij dat deden, de WittePoort uit en door de Norschpoort weder naar binnen,maar nu omgekeerd, dat wil zeggen, van de Morsch-poort naar de Witte poort onzen koers nemende. Op diewäze, zal het ons moeten zijn, of wu, ten gevolge vande verandering van gezichten, een geheel anderen weggaan, en ons vermaak zal hernieuwd worden.

Tgdens deze wandeling, vertelt nu de gastheer eenigezeer merkwaardige avonturen, door hem beleefd, toenhij, in ziJn jonge jaren, reisde in het buitenland. 0. a.hoe hu eens in groot levensgevaar heeft verkeerd, enslechts, als bij mirakel, door eene wonderbare bestëeringvan dsn Hemel, werd gered. Omdat dit verhaal welwaardig is, zegt onze auteur, om hier te wordeningevoegd, zal hij het, zoo beknopt mogelijk, mede-deelen. Zijne lezers kunnen intusschen de Cingels,terwij! ziJn vriend en hij die met de voeten betreden,in hunne verbeelding met hen bewandelen.

En dan volgt een onderhoudend geschreven verhaal vanhetgeen den gastheer wedervoer, terwijl hu, op zekerentud in Frankrijk en Italië reisde, dag aan dag te paard,begeleid door een wegwdzer, insgelijks te paard, en,zooals hij ze!f ook, met degen en pistolen gewapend.

Om van de gastvrijheid der Redactie geen misbruikte maken, geef ik hier slechts een zeer beknopt over-zicht van bedoeld avontuur.

Op zekeren tijd, met ziJn knecht op weg zijnde van

Page 235: Leidsch Jaarboekje

142

Orenoble naar Turijn, heeft de reiziger het ongeluk,ten gevolge van het scheuren van den mantelzak, dienhu achter zich op het paard heeft, een aantal goudstukken te verliezen, die hem, voor een klein gedeelte,door eenige boeren worden teruggebracht in de eenzaamgelegen herberg, waar hu z.Un intrek heeft genomen.Het gezicht van het goud wekt de begeerlukheid opvan den hospes, die, met eenige helpers, het planberaamt om zijn gast te vermoorden. Maar deze, ge-waarschuwd door zijn knecht, die, in den stal zijnde,in de gelegenheid komt, de bespreking van het plan afte luisteren, verlaat de herberg, om, al zal dat danook wezen biJ nacht, zijn weg te vervolgen. De hospesen de anderen, hun plan ziende mislukken, zetten hemna, en er ontstaat een gevecht op leven en dood,waarin ongelukkig de trouwe knecht en gids sneuvelt;tot behoud van den meester, gelukkig ook een paarbandieten. Hij zelf valt, duizelig geworden, zooals hijvermoedt, door een kogel, die zoo dicht langs hemkomt, dat z,Un oor eenigszins gekwetst wordt, in zwijmen geheel buiten kennis, van zUn paard. De schurkenmeenende, dat hij ook dood is, maken zich met depaa rden u i t de voe ten . Na eenigen tijd, komt hg,doordien het begint te regenen, weder tot bewustzun,maar het is inmiddels stikdonker geworden, zoodat hijgeen hand voor oogen kon zien. Het gelukt hem opte staan, maar hfj struikelt, na eenige schreden tehebben gedaan, over een menscheluk lichaam, het luk

Page 236: Leidsch Jaarboekje

143

van zijn getrouwen knecht, herkenbaar, als hU hetbetast, aan de koperen roksknoopen en de laarzen.

Geheel buiten zich zelf van ontroering en angst, weethij niet beters te doen dan den dag afwachten op eenboom, dien hij met veel moeite beklimt, en waarop hgeen vreeselUken nacht doorbrengt. Als het licht wordten hu zijn toestand heeft overdacht, besluit hij, hopendedat God zijn leidsman zal willen wezen, om te trachtenTurijn te bereiken. Uren lang gaat hij voort, steedsmsenende van uitputting te bezwgken. EindelUk vindthg een beekje, waaraan hu zijn brandenden dorst kanlesschen, en, door vermoeidheid overmeesterd, valt hijvervolgens in slaap. Na wel drie uren daar gelegen tehebben, ontwaakt hij en voelt zich geheel verfrischt.Een geruimen täd weder voortgegaan zijnde op denweg, dien hij, volgens vroeger verkregen inlichtingenvan zijn knecht, moet houden voor den weg naarTuriJn, ziet hiJ in de verte een gebouw, dat hu meenteen kasteel te zUn, maar naderbij gekomen, bliJkt eenklooster te wezen. Wetende, hoe groot de herborgzaam-heid der kloosterlingen is in FrankrUk en Italie tenplatten lande, in het bijzonder voor vreemdelingen enreizigers, verstout hu zich, hier hulp te vragen. Doorden monnik-portier in het spreekvertrek gelaten, komtde Prior bU hem, aan wien hij een omstandig verhaalvdn zijn wedervaren doet, met verzoek hem eenige rusten voedsel te verschaffen, hetgeen hu gaarne en in dankwil betalen, De Prior antwoordt hem: mijn vriend, wU

Page 237: Leidsch Jaarboekje

144

nemen hier geen geld, ofschoon ons klooster altud openstaat voor reizigers en vreemdelingen. GU kunt nieteen, maar wel tien dagen en nachten en ook nog wellanger hier blijven. Ons grootste genoegen bestaat inhet bewijzen van liefde, barmhartigheid en herberg-zaamheid aan iedereen, zooals dat onze staat, plicht enberoep medebrengen.

En zooals het woord, zoo ook de daad. Liefderijkontvangen en ruim onthaald, begeeft hg zich te bed, omde zoo noodige rust te nemen. Maar, in den nu volgendennacht, overvalt hem een hevige koorts, die hem op denrand van het graf brengt. Geen zorgen en moeiten zUnden kloostervoogd en ziJne monniken te veel, en,menschelgker wijze gesproken, heeft hij aan hen hetbehoud van zijn leven en zun herstel tot gezondheid tedanken. Als hij weder zoo ver is, dat hij kan onder-vraagd worden, komt door de tusschenkomst van denPrior, de baljuw van de plaats aan zgn bed, aan wienhiJ alles verhaalt en die hem vervolgens behulpzaam is,om zijn eigendom terug te bekomen, terwlj’l de schuldigenstreng worden gestraft. Vier weken blijft hij nog in hetklooster, waarna hu naar Turgn vertrekt, voorzien vanbrieven van aanbeveling, door den Prior hem mede-gegeven.

Als hij zoo vertelt hetgeen hem wedervoer, dan maghij niet naiaten, met groote erkentelukheid, te denkenaan den braven Prior en andere kloostervoogden tenplatten lande, met wie hij in aanraking kwam in Fra,nkrUk

Page 238: Leidsch Jaarboekje

1 4 5

en Italie. Hij wenscht hen te geven den welverdiendenlof, van te zijn zeer vriendeluk, liefderijk en weldadig,jegens alle vreemde reizigers, die aan hun kloosters komen,het moge dan wezen, dat niet allen geheel gelijk zQn aanden Prior tusschen Grenoble en Turijn, die, zonder ook maariets te vragen naar religie, hoewel hu toch voor ‘t naastvermoeden kon, dat zijn gast protestant was, als wonendein Holland, hem toch zooveel liefde en vriendschapbewees, als hg maar aan een geloofsgenoot had kunnenbetoonen. Hij deed zich kennen als een man, vrU vanpassie en verbittering; als rechtschapen Christen, waszijn eenigste bedoeling en zijn grootste vermaak, eenieder wel te doen, dien hu een weldaad kon bewijzen.

Door de Witte poort de stad weder binnengekomen,nadat mijn gastheer zgne wederwaardigheden had ver-teld, begaven wij ons naar diens huis, waar zij denHoornschen neef met ziJne vrouw vonden, die met deschuit van halfvijf van Delft waren vertrokken. Onderden avondmaaltUd, werd het vroeger reeds gemaakteplan nader besproken, om te zamen een wagentje ofJ’uëton te huren, en ons daarmede, op den volgendenen daarop volgenden dag, te doen rondriJden.

Als slot van zijn boek, geeft de auteur de beschrijvingvan dit uitstapje, waarbä, op den eersten dag, fi’urmo?zd,Noordwijk binnen, Noordwijk op Zee, Katwijk op Zee,hier wordt het middagmaal gebruikt, en verder Valken-

10

Page 239: Leidsch Jaarboekje

146

6urg, Rhijnsburg en Oegstgeest worden bezocht of een-voudig doorreden. Den volgenden dag, zij overnachtengoedkoopheidshalve te Leiden, gaat het, voorbij hetIlaagsche ScAouw, naar Wassenaar., Voorschoten en Leid-.tchendam. Hier wordt gegeten, en vervolgens over Zoeter-rnper en iioeterwoude, voorbiJ het fluis te Zwieten, langsden lih@d$l, terug gereden naar Leiden.

Wat de kosten betreft, na veel plichtplegingen overen weer, wordt besloten, die gezamenlbk te dragen,en, ‘s morgens onder het koffydrinken, wordt dan ookdoor ieder een zelfde bedrag aan geld uitgelegd, zoo-veel als vermoedeluk noodig zal zun, om alle onkostengoed te maken. Komt er een tekort, men zal danweder een bercr.yje formeeren, schiet er iets over, danzal dat gelijk verdeeld worden onder alle fourneerdcrs.De gastheer zal als kassier optreden.

Het uitstapje verloopt alleraangenaamst. Het middag-maal te Katwijk op Zee is met roomverache, heerlijkdelicatezeetongen, als hoofdschotel, en dan, gedeelteläk meteen xuur sausje, gedeeltelijk gebakken in de pan. Daarbij,omdat de visch altlj’d gaarne zwemmen wil, zoowelwanneer hg in den maag is, alsdat hij in het watelleeft, zoo wordt een boutedie of twee van den bestenwitten Franschen wun geordonneerd. Maar de heerenvinden dien zoo vervaarlijk zoet, dat zu voor zichrooden wijn bestellen. De juffers houden het met denzoeten wun.

Op eene wandeling, die ziJ na het eten nog maken,

Page 240: Leidsch Jaarboekje

147

wijst de gastheer aan den auteur en aan het overigegezelschap, de plaats in zee, even bez#den Katw#

op Zee en dan ter rechterhand, van land af t.e rekenen,alwaar, naar c a l c u l a t i e , eertijds het fiuis te Brittenheeft gestaan. Een vijftal bladzgden worden later,door onzen schrijver, gewijd aan de mededeeling vanallerlei buzonderheden, zoomede beschruvingen en ver-klaringen van inscripties op steenen, afkomstig vangenoemd gebouw.

Den tweeden dag, heeft het gezelschap niet mindergenoegen dan op den eersten. Te Voorschoten krijgenzu echter een kleinen schrik. Men gaat aldaar de kerk,die geschilderde ramen bezit, eens bekijken. Dan wen-schen de heeren den toren te beklimmen, voor hetvergezicht, dat ze, boven zijnde, zullen hebben. Maarnu willen de Juffers ook absolut mede, hoewel iederhet afraadt. Door de nieuwsgierigheid gedreven, klimmenzij toch mede naar boven. Gekomen op de bovenste ladder,dicht bä de klokgaten, vliegen daar plotseling eengroot aantal duiven, die in den toren nestelen, doordie gaten, naar buiten, terwijl, om het nog erger temaken, de zware klok juist het uur slaat. De Juffers, metbehulp der mannen, eindelUk boven op den omgang vanden toren gekomen, zijn zoo ontsteld en bleek bestorven,dat zU nauwehjks spreken kunnen. Gelukkig hebben zijxau de la Reine bij zich, en daar wat aan gerokenhebbende, zijn zij spoedig weer in orde.

Te Leidzendum wordt het middagmaal gehouden.

Page 241: Leidsch Jaarboekje

148

Door den voerman, in de voornaamste herberg gebracht,vernemen zij van den hospes, dat deze heerlijke visch,baars en paling, kan geven. Algemeen wordt de voor-keur gegeven aan baars, en den hospes opgedragenwat Water- en Doopvis i) op het allerspoedigst klaarte maken, terwijl het gezelschap inmiddels de kerkeens zal gaan bekijken, zooals de heeren en juffers datoveral, waar zij geweest zijn, hebben gedaan. Terug-gekeerd, vinden zij alles gereed. De visch, zoowelbvater- als Doo~~isc~, is excellent, terwijl het nagerechtbestaat in dardbeyen en meer andere zaken, dienendeom den maaltijd te sluiten. Een glaasje wijn wordtnatuurlUk ook gedronken.

Te Leiden teruggekeerd, zijn allen bijzonder tevredenover het uitstapje van twee dagen, door hen te zamengemaakt. Niet echter over den voerman, want die gastheeft het den eersten dag wat bar aangelegd met devertering. Van oordeel, dat het In eens andermans hitis goed riemsn$den, deed hij zich meer dan overvloedigopdisschen en zoop alleen zoo veel wijn, als zijn passa-giers met hun vijven. Den tweeden dag ging het beter,en ontving de waard, als er gepleisterd werd, behoor-lijke instructie.

‘) Water- en DoopVas. Ik vernam, dat in sommige strnken,o.a. te St.-LIaarlensdijk, het woord /)oop, in de volkstaal,gebezigd wordt voor snus of jus. Zoo zou dan R’nfer- ~ynDoopvis kunnen bel eeltenen : ha;rrs, voorgcdicnd in het water,waarin ze werd gekookt; en baars, voorgediend in of meteen OT ilIldCI. s;1us.

Page 242: Leidsch Jaarboekje

149

Zoo’n genoegen heeft het gezelschap gehad, dat be-sloten werd met den voerman nog een accoord temaken, voor een halven dag, ‘s Namiddags te twee urereden zij nog eens uit. Het doel was het auia te Zwieten,dat ook van binnen werd bezichtigd. Daarna dronkenzU thee in de dicht bggelegen herberg.

Den volgenden dag werd nog met de Juffers eenwandeiingtje gemaakt op de C’ingels, deze wilden ditgedeelte van Leiden ook gaarne eens zien. Zg wareninsgelijks geheel opgetogen. Maar hiermede nam nu ookhet verbhjf van den auteur te Leiden een einde, daarzijne afaires hem naar huis riepen, en hg alles, waar-voor hij kwam, had beëindigd.

Na nog een nacht ten huize van zijn vriend te hebbendoorgebracht, nam hg afscheid van het geheele gezel-schap, dankte zUn vriend en diens huisvrouw voor ‘t goedonthaal, dat hg aan hun huis heeft genoten, ook deHoornsche vrienden, voor ‘t groot genoegen, dat hu inhun overaangenaam gezelschap heeft gehad, wenschendehen allen ten slotte alle denkbaar welzijn.

Teruggekeerd in zgne woonplaats, ging hg, na eenigentijd, aan ‘t schrijven. Van de eigenlijke stad wenschte ho tezwiJgen. Want, v o o r e e r s t i s Leiden reet.9 door zulkefraie pennen zo omstandig beschreven, dat hij het nietzou kunnen verbeteren. En ten tweeden is die schone envoortre)Ijke Stad alrede zodanig, niet alleen bij onzelandsluiden, maar ook zelfs de hele waereld door, bijalle Vremdelingen zo bekend, befaamd en beroemd, dat

Page 243: Leidsch Jaarboekje

150

de LOS, die zijne zwakke en w e i n i g beqlcame p e n d a a r -van zou hebben kannen gevela, e e n s d e e l s onnod&g werkzou zijn g e w e e s t , e n anderelzdeels h e t cerrtìqyen n i e tgehad zou hebben, om Leiden, naar zoodanige waardeaf te malen, als die edele Stad wel verdimi.

Zie hier een zeer beknopt overzicht van een, naarmijn smaak althans, alleraardigst boekje. In 373 blad-zijden druks klein octavo, voert het den lezer terugnaar een tijdperk, dat reeds lang achter ons ligt, schilderttoestanden, die wU thans nog slechts bU overleveringkennen, en doet voor ons optreden ouderwetschemenschen met hunne ouderwetsche denkbeelden en ge-voelens, waarvan sommige, nog zoo te begeeren, voor hetthans levende geslacht. Het moge wezen, dat de lof-uitingen een enkele maal wat dik zOn opgelegd, en datde discoursen niet altijd geheel zijn vru te pleiten vanlangdradigheid, toch gaat er van het werkje uit eeneeigenaardige bekoring, waaronder men, al lezende, ge.leidelijk komt.

Assen, 3 September 1912.H. 5. OOSTING.

Page 244: Leidsch Jaarboekje

Epidemie te Leiden 1669-1610.

,, . De siecte tot Leyden sun àl toortsen, ontstaendoor het brack, stinckent water en bier daeruyt ge-brouwen; men maeckt het getal wel op veertich duysent,t’ is gewis, dat geen huys sonder siecken is, daersterven 120 à 130 ter weock. . . ,” (5 Sept.) ,, . . . . TotLeyden sjjn acht doctoren gestorven; het getal vandooden per weeck loopt daer al tusschen de 5, 6 à 7hondert ; doch is, soo men seggen moet, geen pest offbehaelgcke (besmettelijke) sieckte. . . .” (3 Octob.) I,. . . . Hetgetal is nu sweecks maer 360, en doet men de luydengeloven, dat t’ sedert den 14de Juny maer 1900 soudengestorven sijn, maer is te vresen dat een nul off ootiesal vergeten sUn . . . .” (12 Dec.). ~, . . , . Hoewel de vorstde lucht gewoon is te suyveren, evenwel is de sterftetot Leyden t’ sedert noch vermeerdert en sterven ir.plaets van 150, 170, in de vorst nu 300,320 ter weeck,die alle blauw gespickelt uitslaen.. . .” (6 Febr. 1670).

BYi#U. Gebr. van der Goes, uitg. Gonnet,11 81, 84, 92, 106.

Page 245: Leidsch Jaarboekje

Overgang der heerlijkheid Noordwijkop de familie Grave van

Limburg Stirum.

Noortich’s liebaard ‘), statig klimmendop zijn smetlooc-zilvren baan,

Wijst zijn ,,heer” in zestal WUWCI~ons met drie geslachten aan:

Boekhorst, Does, van Limburg Siinini.erflijk ‘t ambacht voorbereid.

I;it elkaar tot roem gi’borcnvan oud-Koordwij[,k’s hcerljjkhrid.

Zondag 24 November 1812 was het honderd jarengeleden dat de heerlnkheid NoordwUk, oudtijds ,,een derdeftigste riddermatige goederen van den Hollandschenadel” 2, uit het geslacht van Van der Does is overge-gaan op de familie grave van Limburg Stirum,

‘) De leeuw van sabel op zilver veld, sinds eetlwcn h&wapen van ï’ioordwijk en den 24sten Juli is16 als zood8nir:op nieuw door den hoogen raad van ndcl bcvesligtl, wai;oorspronkelijk het vv:iprn vnn het ollde geilacht van Soorticlluit de lzde en í3dc CCIIW.

-) v. d. Aa

Page 246: Leidsch Jaarboekje

153

Het archief der heerlgkheid, berustende ten ,,HuizeOffem”, begint in zake het verlei met den Bourgondi-schen tijd, ofschoon het bestaan dier heerlijkheid nogeeuwen terug gaat.

Reeds weet men uit het oude Register van graafFlG)rens, getiteld: ,,E. L. 5,1282 Gas B. comitis Florenty”,dat zij tijdens de regeering van graaf Floris V bekendwas als ,,Gerarts ambacht”, aangezien ridder Gerardvan Velsen, de moordenaar van genoemden graaf, heervan Velsen en Cronenborch, ook ambachtsheer vanNoirtich was.

Uit het gemeentearchief weet men dat de heerlgkheidin de 14de eeuw is vervallen op graaf Guy van Bloys;ook dat hertog Aelbrecht van Beyeren zelfs, bij hand-vest van 1 April 1397, aan Noertich het stederechtverleende, doch later het privilegie terugnam, omdathet meerendeel der ingezetenen den dorpersstand bovenhet poorterschap begeerde.

Van de reeks aanwezige leenbrieven in het archiefdateert de oudste van ,>ons Lieve vrouwe Dach purifi-cacio 1438, naden lope tshoifs van Hollant”, en dejongste van 26 Februari 1788, op jhr Gerlag Jan Doysvan der Does.

2 Febr. 1439 (nieuwe stQ1) droeg Margaretha vanBourgondie, douairiere v a n g r a a f W i l l e m VI, d eambachtsheerlijkheid Noirtich met haar toebehoorenop aan r idde r Jan van de r Boechors t ,,tot enenonversterfliken erfleen” en te verheergewaden ,mit

Page 247: Leidsch Jaarboekje

154

een zee l wynden” ‘). Dit leen is door Philips vanBourgondië den 17den December 1439 bevestigd, aange-zien des hertogs moei Margaretha van deze heerlgkheidslechts Qjftochtsvrouwe was en het recht van verleidusmet haren dood zoude ophouden.

Na den dood van Jan ‘van der Boechorst kwam deheerlgkheid op zgnen zoon, ridder Jan van Noortich,bU leenbrief van hertog Philips dato 31 Januari 1457(stili novi), die echter zonder kinderen natelaten den12den Februari 1502 overleed, zoodat de heerlgkheidin het geslacht Boechorst is geweest gedurende eentgdperk van 63 jaren.

29 Maart 1502 ,,nae Paessen” bracht de aartshertogvan Oostenrijk, Philips de schoone, als graaf van Hol-land, de ambachtsheerhjkheid van Noortich met den,,windt ende de zuytmolen aldaer” over op Jan vander Does disricxzoon, aan dien vermaakt door zijn oudoomheer Jan van Noortich. Voorts kwam op zgnen zoonJan van der Does - in het ruk der letteren bekend alsJanus Dousa - de ambachtsheerlgkheid op 22 Jan. 1551(s. n.) bQ leenbrief van Karel V, en de hooge heerlgk-heid op 6 April 1604, bij verleibrief van de ,,Ridderschap,Eedelen ende Steden van Hol1.t ende W.-Vries1.t “ , welkehooge- en ambachtsheerlukheid ‘) in het geslacht van

l) Of twee windhnnden (aan geld berekend 3 ponden peistuk).2, De hooge of vrije heerlijkheid oefende hoog of straffend,

de ambachts heerlijkheid alleen middelbaar en laag rechtsgebied.

Page 248: Leidsch Jaarboekje

1 5 5

der Does is gebleven tot op Gerlag Jan Doys van derDoes, die 27 Juli 1810 zonder oir kwam te overlijden,weshalve NoortwUck door van der Does is ,,beheerd”geweest een periode van 308 jaren.

BU heer Gerlag’s dispositie van 2 Sept. 1806 begeerdehij o.a. dat de heerlijkheden NoortwUk, Langeveld ende Lucht zouden succedeeren op de mannehjke descen-denten der oudste dochter van zjjnen op 31 Maart 1787overleden broeder Wigboid Johan Theodoor van derDoes, welke dochter, geheeten Theodora Odilia CarolinaLouise van der Does, 28 April 1782 gehuwd was metLeopold grave van Limburg Stirum. Voorts begeerdehij dat zune nalatenschap tijdens het leven zijner tweezusters zou onverdeeld blijven, terwU1 zU en de kinderenvan zUn broeder gedurende dien tijd daarvan zoudengenieten de zuivere revenuën en inkomsten.

De onverdeelde toestand der erfenis heeft slechts tweejaren geduurd. Op 5 Jan. 1811 overleed Gerlag’s oudstezuster Wilhelmina Henriëtte van der Does, douairierevan Carel August baron von Wulcknitz, en op den9en Mei 1811 stierf zun jongste zuster Frederica Louisevan der Does, douairiere van Otto Frederik graaf vanLijnden, heer van Nederhemert, de Voorst en Delwijnen.

Ingevolge het verlangen van haar broeder Gerlagheeft douairiere van LUnden, bU onderhandsche actevan 15 Nov. 1810, gelegateerd aan den oudsten zoonvan hare nicht en grave van Limburg Stirum de boven-genoemde heerhjkheden, tot eindelUk bij acte wzn 24

Page 249: Leidsch Jaarboekje

156

November 1812, ten overstaan van Harmen Stenfert,keizerlijk notaris te ‘s Gravenhage, WIGBOLD ALBERTWILLEM VAN DER DOES GRAVE VAN LIMBURGSTIRUM verklaart uit den boedel van zijne oud.tantedouairiere van Lijnden overgenomen en ontvangen te hebben:

,,de heerlijkheden van beide de Noordwijcken, Lange-veld, Offem en de Lucht, het huis ,,te Offem”, erf-pachten en onlosbare renten, de tienden onder Noord-wijck en Offem, diverse landerijen met de woning aande ,,Hooge weide”, en eenige losrenten, en eindelijk deambachtsheerhjkheid van St. Anthonuspolder, genaamd,,s’Heer Huygenland,” gelegen in de landen van Strijen,met de gevolgen van dien, als koorn- vlas- en lammer-tienden, bieraccijns,veeren,visscherijenenzwanendriften.”

De nieuwe ambachtsheer van Stirum, tijdens deFransche overheersching maire van Noordwük, gaf inhet volgende jaar al spoedig blijk van zijne nieuwewaardigheid. Nauwelijks was de proclamatie der nieuweprovisionecle regeering van 18 13 in het licht verschenen,waarin voorkwam :

,,Alle de aanzienhjken komen in de regering.De regering roept den Prins uit

Tot hooge Overheid.De oude tijden komen wederom.

Oranje boven !”of aanstonds reikt hg ambtelijk eene acte uit totbenoeming van eene provisioneele plaatsehjke regeeringder gemeente Noordwijk, die aldus luidt:

Page 250: Leidsch Jaarboekje

\Vl(;UOILD ALNTiR’I WIL.I,R\I YhS I)EI>L IJOIZSGravf: \.AS I.lZlRI:R(; S’I’IRl~~.\I,

[Ieeg van Koortlwi,jk, Offcm. PI. Anthony-polder cn dc Lugt.C;cU. 16 Apri l 17% ovcrl. 14 Jan . 1555.

(Volgens de copie door Elchanon Verveor naal J. B. van der Hulst.)

Page 251: Leidsch Jaarboekje
Page 252: Leidsch Jaarboekje

,,WU Wigbold Albert Willem van der Does Grave vanLimburg Stirum Noordwijk, Heer van beide Noordwij-ken, Langeveld en Offem, etc. etc. etc.,

considereerende,dat het in de tegenwoordige oogenblikken van het

hoogste belang is om door het onverwiJld benoemenvan eene provisioneele regeering dezer plaats, de rusten order, welke tot hiertoe zoo gelukkig is bewaardgebleven, voor het vervolg te verzekeren,

Hebben goedgevonden te benoemen, gelijk wQ benoe-men bU dezen, tot leden der Provisioneele Regeeringder beide NoordwUken, Langeveld en Offem,

De Heere M. Van Struyk, President.J. de Veer,P. Groeneveld,N. Ouwehand,M. Kruyt,W. Klas0 Plug,C. Stegerhoek,Job van Velzen enJan Zonneveld.

Voorbehoudende aan ons het regt om de Vergaderingder hiervoorbenoemde Leden zoo menigmaal zelve tepresideren als wiJ zulks noodzakelUk zullen oordeelen.

Er zal aan ieder der voornoemde Heeren een kopijdezer tot acte van aanstelling worden uitgereikt.

Gedaan te NoordwUk, den 19 November 1813.(get.) Van Limburg Stirum Noordwijk.”

Page 253: Leidsch Jaarboekje

Toen de rechten der heerlukheid, tengevolge derstaatsomwenteling in 1798 afgeschaft, bij besiuit vanden souvereinen vorst der vereenigde Nederlanden van26 Maart 1814, no 20 (staatsblad no 46) wederomhersteld zgn geworden, kwam de nieuwe heer in hetvolle genot van de rechten en revenuen der heerlukheden,doch moest, krachtens bepaling zgner oud-tante, daarvan jaarlijks uitkeeren aan de zuster zijner moeder,Johanna Jacoba Herbertina Mauritia van der Does, des-tUds gesepareerde echt genoote van Tymon Cornelisbaron van Heerdt tot Eversberg, eene som van 2100francs CflOOO.-.) en na den dood dezer tante hetzelfdebedrag aan zijne zuster Wilhelmina Frederica Sophiagravinne van Limburg Stirum, termul, volgens actevan 23 Dec. 1810, als overeenkomst der gezamenlijkeerfgenamen, hu mede jaarlijks daarvan moest uitkeerenaan zün broeders Otto Jan Herbert en Govert Frederik ‘)eene som van f lOO.-. Genoemde uitkeeringen hebbenplaats gehad aan zijn tante van Heerdt van 1811 tot1814; aan zun zuster van 1815 tot 1842 en aan zijnbroeder Otto Jan Herbert van 1813 tot 1842. Zijn broe-der Govert Frederik overleed 16 Oct. 1813 in den slagbij Leipzig.

Heer Wigbold Albert Willem, in zijn leven kamerheer

‘) I n d e fnmilicncten hcef tiij (;overt Frcdcrik i.cr\vijI h i jin de ,,Stnmtxîc:l der (;rnvcn vim I,imburg Slirllm” door IV.9aaf v . L . S (uitgr 15’7s) Frederik Govprt wordt gchcct~n.

Page 254: Leidsch Jaarboekje

1 6 9

van Z. M. den koning, lid vau de Eerste Kamer derStaten Generaal, ridder der orde van de Ned. Leeuwen kommandeur der orde van de Witte Valk van SaxenWeimar Eisenach, heeft de heerlijkheid bezeten tot zünoverlijden op 14 Januari 1855, toen hij werd opgevolgddoor zijn tweeden zoon Frederik Albert Govert graafvan Limburg Stirum. Deze heer, bg het oudste deelvan Noordwijk’s burgerij nog met achting bekend, stierf30 Maart 1900, zonder kinderen na te laten, en lietde heerlijkheid volgen op den kleinzoon van zin ouderenbroeder Leopold (van Warmond), welke naneef, alstegenwoordigen ambachtsheer van Noordwük, den naamdraagt van Leopold graaf van Limburg Stirum, in rechtelijn afstammende van hem, die door zijn roemvolleenergie zoo veel heeft bijgadragen tot de herstelling vanNeerlands onafhankelijkheid in 1813.

AToordwgk-binnen, 6 Dec. 1912.J. KLOOS.

Saai Leiden.

Daar Leiden vooral van den handel bestaat, die op‘t oogenblik erg in de neer is, kunt gij wel denken,dat het er buitengewoon saai is

Peckham, Tour though Holland, p. 55 (f 1775).

Page 255: Leidsch Jaarboekje

Oproer te Leiden 1671.

,,Tot Leyden is een oproer geweest, omdat de basenclaegden dat geen gaeren conden crijgen; bij gebrekaan spinders hadde de magistraet goetgevonden, datmen kinderen uyt wees- en armhuysen soude haelenende daertoe aenbrengen, die, daertoe onwillich, haddengeclaeght aen haer vrinden, dat de Waelen (de bazen)haer maeger hielden, veel deden wercken, en veel sloegenin plaets van eten geven; stjn met grooten hoopen ge.loopen naer een van de basen, die oorsaeck soude s@rdat aen dat werck moesten, daer de glasen uytgegoeythebben en wilden plonderen; die hoop was omtrent 4 à 5hondert, die door de Stopties (stoepjes, stadssoldaten)Wierden verjaecht en eenige gevangen ; des anderen daeghswas de timult vr!J grooter en wel zooveel duysendenop de been.. . . waarom twee compagnien burgers inde wapenen quaemen en, soogeseyt wert, de burge-meester Meerman met een bloote sabel in de handt.. .Toen is elck sijns weegs geloopen.”

Briefw. Gebr. van u’er Goes, uitg. Gonnet

11 279 v l g .

Page 256: Leidsch Jaarboekje

In de zestiende eeuw werden getuigenverklaringen,die dienen moesten voor de vierschaar, opgemaakt dooreen notaris. Wie de protocollen van dien tijd doorloopt,wordt daar dan ook telkens verrast door levendige toonee-en uit het volksleven, die den tekst zouden kunnen vormenbij een Breughel of Hronwer, Teniers of Steen. De detailsdoor getuigen in allerlei zaken van burgertwist, echt-breuk, trou whelofte, soldatenmi&es meegedeeld zijnmeestal van een kleurrijke, treffende realiteit, die denlezer als rustig toeschouwer plaatsen midden in hetruwe opbruisende leven der vaderen. Laat ik ditmaaleen paar notities uit het protocol van Van der Wuert(gemerkt ,,Leiden 5”) meedeelen, die de ellende nan-schouweläk maken, veroorzaakt door de op het landen in de dorpen gelegerde soldaten.

Trouwens het is oud nieuws, de benden huurlingenstonden voor niets, tegenover vriend xoowel ais vijandwaren plunderen, roovon en ruw geweld hun dagelgkschtijdverdrijf. We zien hier tevens nog eens op nieuw, hoe

11

Page 257: Leidsch Jaarboekje

102

Jan van Hout in zijn tooneelstuk naar de volle werke-lijkheid heeft geteekend.

Wie de protocollen van de jaren 70 tot 80 doorloopt,kan gemakkelijk een lange lijst van soortgelijke delictenopstellen.

Op huyden den XILI Decembris anno XVc zes endetseventich compareerde voor my Notaris publyck endevoor de ondergescreven getuygen Joris Claeszn, oudtomtrent XLV jaren, Floris Janzn, out omtrent XXXIIIIjaren, Louris Willemszn, oudt omtrent XXXVI jaren,Dirck Adriaenszn, oudt omtrent XXV jaren, ClaesPieterszn Ket, oudt omtrent XXII jaren, ende HadewyePietersdochter, weduwe wylen Cornelis Corneliszn, outomtrent XLVI jaren, inwoonderen van den dorpe vanCoudekerck, ende deposeerden ende tugchden by haer-luyder conscientie ende zielen zalichheyt in plaetse vaneede ten versoucke vande Overheyt van Coudekerckvoorsz. Eerst tuychde de voorsz Joris Claeszn deposant,hoe dat ten tyde als tengelsche vaendel vanden CoronelSester i) inden voorsz dorpe nu onlancx tot twie diverschereysen was leggende, tzynen huyse geforiert zijn geweestdrie Engelsche soldaten, dewelcken hem nyet en hebbenwillen laten contenteren mit een huysmans portie, wanthij, deposant, zeeckere vleys, speck, boter ende kaes

;) Zie over kolonel I3dward Chester, die met vijf vaandelsEngelschen In dienst van Willem van Oranje stond, Vunder Aa i. v.

Page 258: Leidsch Jaarboekje

í6&

op tafel geset hadde, twelck zyluyden vande tafel overde vluer geworpen hebben, dreygende hem deposantdaer over te steecken, zulcx dat hy haerluyden vogelenende anders heeft moeten halen ende haer wille vanalle eetbaer upyse doen. Dser nae tuychdeFloris Janszndeposant voorsz, hoe dat tzynen huyse vyff vande voorzEngelsche soldaten geforiert zyn geweest ende dat zytzynen huyse nyet redelicken gehandelt hebben, wanthy deposant zyn huysinge overmits doverlaste vandezelve soldaten nyet en heeft derven houden, me1moeten verlaten, ZLIICX oick zyne huysvrouwe nader.hant mede was doende; oick dat dselve soldaten nyette vreeden en waren mit een eerlicke portie, mer heefthy deposant haer moeten beschicken schapevleys, versrnntvleys, vogelen ende anders dat zy begeerden. Daeinae tuychde Lourys Willems deposant voorn., hoe dattot zynen huyse geforiert es geweest den vcndrich vantvoorsz vaendel mit twee edelborsten ende dat dselvevendrich ten tyde als hy deerste reyse op soude treckentzyne huyse een cruycke van vyff pinten, daer hydeposant bier in haelde, jegens de vluere aen stnckengeworpen heeft ende dat hy voorts int wechgaenjegens zyn deposants wille een kaste van tbortmit hem genomen heeft. Tuychde noch, dat zeeckerEngels soldnet van hem deposant zeecker gelt wasbegeerende door oersaecke dat hij eerstmnel tziJnenhuyse mede geforiert was, zulcx dat dvoorsz vaendrichhem deposant belaste, dat hy dselve soldat gelt soude

Page 259: Leidsch Jaarboekje

164

geven ofte wilde hem anders doorsteecken. Daernaetuychde Dirck Adriaenszn. deposant voorsz., hoe datte zynen huyso geforiert geweest zyn drie vandevoorsz. Engelse soldaten ende dat deselve soldatendeersten avont haer voeten in boterbier hebben ge-wasschen ende den derden avont in soetemelck. Voortsheeft hy deposant dselve soldaten vogelen, een schapen-bout, suycker ende kanyel moeten beschicken ende oickanders tgundt haer belieffte, nyet te vreeden wesende miteen eerlicke portie. Daernae tuychde Claes Pieterszn Ketdeposant voorsz, hoe dat tzynen huyse geforiert syngeweest negen van de voorsz soldaten ende dat hy over-mits doverlaste vande zelve soldaten (nnerdien hydeposant thuys verlaten hadde) syn deposants zuster dehutspotte, die aent vier was coockende, int aensichtegeworpen hebben ende die wortelen over de vloer. Hebbenvoorts dselve soldaten haer voeten in boterbiergewassenende de room genomen ende iiie mit boter gecooct.Tuychde noch, dat syn, deposants huysgesinne dselvesoldaten dagelicx hebben mceten besehicken schapen-vleys, hoenderen, vogelen, suycker, kanyel, pruimenvan de mast, jopenbier, brandewyn ende anders, inder-vougen dat sy haer seer onredelicken waren anstellende.

Tuychde mede, dat dselve soldaten zijn deposantsvoorsz. zuster affgedwongen hebben twintich stuversan gelde ende daer en boven noch een paer nyeuweschoen van X111 st . Daer nae tuychde HadewyePietersdochter deposant0 voorsz, hoe dat tot haren huyse

Page 260: Leidsch Jaarboekje

166

geforiert zrjn geweest, vijff vande voorsz soldaten endedat dselve soldaten mit een redelicke portie haer nyeten wilden laten vernougen, want als zij eerst ten huysevan haer deposante quamen, heeft zij haerluyden voor-pestelt taruwen ende roggen broot, boter ende molcken-kneu, welcke roggen broot ende kaes zy van de tafelgeworpen hebben, daer van maeckende hondecost,pogende haer deposante te slaen. Tuychde noch, datdselve soldaten een schapen hutspot, die mit wortelengcsoden ende gecooct was, mit de voet om gestotenhebben, zoe dat zij in alles van eetbaer spijse haerwille heeft moeten doen. Ende dnernae tuychden zijdeposanten gelijckelicken, dat dvoorsz soldaten haer totde gemeen gebuyeren van de voorsz dorpe (zoe zUdeposanten vuyt monde vande zelve gebuyeren verstaen)nyet en hebben willen laten contenteren mit een huys-mans portie, presenterende in cas van recolementenalle tzelve respective by haerluyden eede solempnelickente affirmeren ende bevestigen voor allen Heeren enderechteren des noodt ende versocht zijnde. Ende ver-sochten de voorsz requiranten hier van te hebben acte.Aldus gedaen binnen den voorsz dorpe van Coudekerckten huyse van Pieter Cornelissen, tapper aldaer, tendage ende jare alsboven, ter presentie van den eersamenCornelis Claeszn ende LourisGerytszn, inwoonders vandenzelven dorpe, RIS getuygen waerdich van gelove hiertoegerequireert ende gebeden.

S. Lenaertszn van der Wuert.

Page 261: Leidsch Jaarboekje

166

23 Juni 1576 verklaart Jan Harmanszn van Wasse-naer, dat hem in ‘73 ,,naer tovergaen van Haerlem, zoevande vianden als vrunden ontrooft ende offhandichgemaect zUn veertich beesten, zoe paerden, koeyen endeandere jonge beesten, die hij gans quyt es gebleven”en dat ,,hg althans nyet een beest inde werelt en ishebbende”.

27 Juni 1576 getuygt Geryt Janszn van Wassenaer,dat hem ,,omtrent Jacobi vande v runden o f f printensoldaten ontrooft zijn geweest drie merry paerden, achtkoeyen, X off X1 jonge beesten, XX oude schapen, twievarckens benefYens noch veele diversche roerende guedenindervougen da t den voorsz requirant ten zelven tydenyet en was behoudende dan een jonck varcken, soedat door dien tvoorz lant” (dat hij in pacht had) ,jdesertes blijven leggen. Ende tuychde voorts, dat de voorszrequirant althans nyet meer en heeft als drie beestenende dat hg door desen orloge ganselicken bedorven es.”

J. PRINSEN,

Page 262: Leidsch Jaarboekje

Leidschehoogleeraren in de natuurkunde

in de We, I7de eu i8ae eeuw.

Uit eene voordracht gehouden voor de vereenigiugOud-Leiden op 29 November 1912.

Reeds bij de inwijding der Leidsche Hoogeschool op8 Februari 1575 1) bevond zich onder de hoogleerareneen doctor in de geneeskunde, GERARDUS BONTIUB, die

l) De hoogleeraren begaven zich in plechtigen optocht vanhet Stadhuis naar de Academie, waar zij dooa Apollo en de9 Muzen met zang en snarenspel werden begroet. In denstoet ging voorop eene figuur voorstellende de Heilige Schrift,begeleid door de vier Evangelieschrijvers, daarop volgde deGerechtigheid, rijdende tusschen Papfnianus, Ulpianus en anderebefaamde rechtsgeleerden, vervolgens de Geneeskunde, om-stuwd door Hippocrates, Galcnus, Dioscorides, Theophras-lus, eindelijk de godin Minerva, omgeven door Plato, Aristo-teles, Cicero en Virgilius. Blijkbaar wilde men te kennen

Page 263: Leidsch Jaarboekje

op zich had genomen eenige lessen te geven in desterrekunde en wiskunde. Loo was de wis- en natuur-kundige faculteit van den aanvang af aanwezig, hoebescheiden haar begin ook was. Dezelfde BONTIUS (j- 1599)‘)gaf, behalve in de geneeskunde, later ook les in debotanie en de anatomie; hij heeft geene geschriftenover wis of sterrekunde of eenig ander onderwerp na-gelaten.

In 1582 werd REMBERTUS DODONAWS (151% 1586)benoemd tot hoogleeraar in de genees- en natuurkunde.In de eerste plaats medicus, heeft hu een Kruidboekgeschreveu , eene Praxis der Medicijnen en verschillendeandere medische verhandelingen; op wis- en natuurkun-dig gebied alleen een werkje getiteld ,,De sphaera sivede astronomiae et geographiae principiis”, waarin opelementaire wi,jze over den bol en over kosmographiegehandeld wordt. Het behoeft nauwelgks vermeld teworden dat hij zich de aarde in het middelpunt van hei.heelal denkt 2).

g e v e n d a t t)jj het ondl~rwijs acmsluiting ilan d c k!assic’Lcnz o u wordm gezochi, xoowc’l op Letterkundig als op wctcn-schappelijk gebied. l+:enige klassickcs mathemutici zouden danonk iri dcll stoet niet misplaatst zijn gewerst,; mv dacti t errchtcr toen ovfr het algemcrn nog nici aan tic> wiskunde tc:hesehouwen als eene met anderc gelijkwaardig,’ w tenschap.

‘) Vvle daia, en :mdorr bi,jaontlcrhcden, zijn ontleend aanY1. SIEGENIJGEK, (;Pschicdcnis (If’r I.citls<:he Hoogc~sclionl, 1529

-) Ilct werk van (:OPERNICUS is van 1542, doch het x. gPtolcmaeïsche Ftelsel hcerxhia vonr 1585 nog alom.

Page 264: Leidsch Jaarboekje

G. JACCIIAEUS.

Page 265: Leidsch Jaarboekje
Page 266: Leidsch Jaarboekje

1 6 9

In hetzelfde jaar (1682) werd aan ANTONIUS TRUTIUSde titel gegeven van hoogleeraar in de redeneer- enaatuurkunde, eene combinatie die thans vreemd kanschijnen, doch in dien tijd zeer natuurlijk was, daar inde Physica van ARISTOTELES wordt getracht over allerleigrondbegrippen (ruimte, beweging, oorzaken, enz.) , inaansluiting aan de beteekenis die deze woorden in hetgewone spraakgebruik hebben, op de meest logischewijze te redeneeren. Er bestaan van T R U T I U S geenegeschriften.

De eerste hoogleeraar in de natuurkunde van wiensonderwijs wu ons een eenigszins nauwkeuriger denk-beeld kunnen vormen is GILBERTUS JACCHAEUS (1685-1628), een Schot l). Deze werd in 1605 buitengewoonhoogleeranr in de redeneerkunde, twee jaar later ook inde zedekunde. Intusschen studeerde hiJ in de medicg-nen, promoveerde daarin in 1611, en werd in 1612 ge.woon hoogleeraar in de natuurkunde. Van hem bestaat,naast de ,,Institutiones medicae” o o k e e n p h y s i s c hleerboek j de ,,Institutiones physicae” (1624). Dit werkis volkomen Aristotelisch van inhoud; het is nietsanders dan eene paraphrase van ‘s Meesters leer, metdit verschil dat mut de Grieksche taal en mèt de her-inneringen aan of polemiekon tegen voorafgaande philo-

ll \‘66r hem vcri~~c~1 n o g JOHANNZS ~~I:RJJISONIUS (‘11~~EGKERIJS IIONTIUS (zoon van ( ;ERAIWIIS) hr? m&t onderwi,js

in de natuurkunde t,c geven (beide in iW0).

Page 267: Leidsch Jaarboekje

170

eophen de OorspronkelUke pittigheid is verdwenen l).Er wordt in gehandeld over de oerstof, den vorm, deverschillende oorzaken, de doelmatigheid in de natuur[God, meent de schrgver, heeft de natuur doelmatigingericht, ongeveer zooals een geoefend schutter eenpijl afschiet, welke dan schijnbaar vrij voortvliegt dochin werkelgkheid neerkomt waar het intellect van denschutter dat wenschte, - eene vergelgking ontleend aanden scholastieken philosooph ALBERTUS MAGNUS (1193 -IZSO)] , het actieve en het passieve in de natuur, dentod, de ruimte, het ledige, het eindige, het oneindige,de meteorologie, den hemel en zijne beweging [de he.melbol moet noodzakelijk eene draaiende beweging heb-ben], de samenstelling der lichamen [de elementen gaanbQ de verbinding te gronde, of liever blijven daarbijpotentieel bestaan], de zintuigen, de redelijke ziel, enz.Het blgkt, dat van proefondervindelgke natuurkundebij JACCHAEUS geen sprake is. Evenmin van atomistiek:

l) JACCHAEUS' ~;ollega, GEI~AI~DL,S VOSSIIJS. geeft geen hljjkvan goeden smaak, als hij in zijn lofgedicht, afgedr\Ikt vóórde ,,Institutiones physicae” niet, slechts van des schrijverswelsprekendheid getuigt :

,,Eloquium forsan talc PJAWXIS erat,”doch ook van zijne wcrkcn beweert:

.,Quos vclit es%’ suos divus AnrcW~~r~:i.Es ”Zulkc, misplaatste 01 overdreven loftuitingen waren nog lang

daarna ili dr mode.Zie over ( i. VOSSIUS in verband met de exacte wclenschal),

nog pag. 115.

Page 268: Leidsch Jaarboekje
Page 269: Leidsch Jaarboekje
Page 270: Leidsch Jaarboekje

171

de Aristoteliuche natuurleer is eene geheel andere dandie van DEMOCRITUS en EPICURUS.

Drie hoogleeraren hebben op het gebied der natuur-kunde in de 17de en 18de eeuw een Europeeschen naamverworven: WILLEBRORDUS SNELLIUS VAN ROYEN (1591-1626); WILLEM JACOB 's GRAVESANDE (1688-1742); enPETRUS v. MUSSCHBNBROEK (1692- 1761).

De eerstgenoemde volgde zijnen vader RUDOLPH SNEL-LIUS, hoogleeraar in de wiskunde en wijsbegeerte, in1613 in eerstgenoemd vak op. Van hem weten wgdat hij aansluiting zocht bU de klassieke mathematici,dus in de eerste plaats bij ARCHIMEDES en APOLLONIUS.In zijnen ,,ApolZonius batavus” (1608) geeft hu een(zeer klein) gedeelte van APOLLONIUS werken in eigenvorm weer. Op te merken is dat hij in zijne opdrachtaan prins MAURITS er op wijst hoe wenscheläk het iszich bij de bestudeering der klassieken niet slechts metden vorm doch ook met den inhoud te bemoeien l);met deze herleving van APOLLONIUS betuigt SCALIGER,een literator dien het stellig niet slechts om den vormte doen was, zijne hooge ingenomenheid 2). Evenzoois SNELLIUS' ,,Cyclometricus” cene n a v o l g i n g v a nAR~IIIMEDES.

‘) , ,Qui ratio(:ina.tionibus k li tcris solis confisi Cucrunl, um-hr:lrn,. non rem persecuti vidcntur .”

‘) In zijn lot’gedicht op den ,, ApolfO~/i?~ ~U~OLWS” zegt SCA-t,I(;Eli (.\POI,I,ONII:S S~U'C~kt) : ,,EVOCYX il1 illCCT(1 ~<Vita>

aeterna cst quam nunc SNELLITT ipsc dedit,.”

Page 271: Leidsch Jaarboekje

1 7 2

Bekend is zgn werk ,.%atost/zenes batavus” (1617),waarin hij, na uitvoerige discussie der door de Oudengedane bepalingen van den omvang der aarde, detheorie der driehoeksmeting ontwikkelt, en met behulpdaarvan eerst den afstand van Leiden naar Zoeterwoudebepaalt, vervolgens die van Leiden naar den Haag, metgebruikmaking van de torens van Voorschoten en Was-senaar.

Evenals DODONAEUS e n JAWHAEUS is SNELLIUS nogaanhanger van het Ptolemaeïsche stelsel.

In de geschiedenis der natuurkunde leefc zün naamvoort als die van den ontdekker van de wet der lichtbreking(z. g. sinuswet); hij heeft dezo bewezen met behuZp vunproeuen; ongelukkig is, na zijn vroegtgdigen dood, lietomvangrijke handschrift zuncr lichtleer, dat CHRKXIAAK

HUYQENS 1) en ISAAC VOSSIUS 2) (zoon van GJB~ARII) go-

zien hebben, te loor gegaan a).

‘) ~IUYCENS zc:gt i n h e t begin zijrier DioI)trica U. a . :,,b:. sNF.LLIUS mUlt<> IRbOre m~~kSquc CZpC!~imcn&7 RO ym%rii~ut veras refractionurrl t~~ensllrils tencret.” I Iet xou intcrersarrtzijn tc zien of SNELLIIJS ook hier, als in zijn overige werken,ontniddcllijk aanknooi>t hij tic geschriften (en proeven) der( fudcn.

-) VossIus (Uc Lur,is natul:r e t proprirtatn, (:allut S\.l)spr(xkt van .,trc3 libri optici, quorum usilram concxssit mihifilius cjus.”

“) ~NELLIUS hw;t zich ook vcrdierrstrlijk gemaakt door het.uitgeven van ccnb Iatijnschc vertaling tlcr wrrktn van SIMON

STEVIN (1548-163) or?d(‘r ~WI t i t e l ,,IHypomnemata m a -l hematic,a”.,

Page 272: Leidsch Jaarboekje

1’13

Ware SNELLIUS in leven gebleven, zoo zou misschiende proefondervindelijke catunrkunde, ook bij het onder.WijS, reeds bij den dood van JACCHAEUS hare intredeaan de hoogeschool hebben gedaan. Nu was daarvanvoorloopig geen sprake. FR A N C O PETRI KURGERSDIJK ,

eerst hoogleeraar in de redeneerkunde, daarna (1628 -1635) ook in de natuurkunde, was een nagenoeg evenstreng Aristotelicus als zijn voorganger. Dit blijkt dui-deli jk uit zi jn ,,Collegium physicum , disputationibusXXXII absolutum”, hetwelk, wat inhoud en indeelingbetreft, met dat van JACCEIAEXJS ongeveer overeenkomt l).Meen bij de keuze tusschen het Ptolemaeïsche en hetCopernicaansche systeem aarzelt hg, blijkbaar helt hijover naar het Copernicaansche standpunt.

De Aristotelische natuurleer werd trouwens van hoo.gerhand in bescherming genomen : aan ALBERTUS KYPE-RUS, in 1643 tot het onderwijs in de natuurkunde toegeMen “), werd de uitdrukkeli jke voorwaarde gesteld

‘) hl df! VOOrrede W2$ de Ilit~CVf'r : ,,!xRISTOTELRM i n

nmnibus xcnderniis ~nxecrr~inrro l e s scl~olnstic3n consnetu-ílirris invetcratn vult. Hanc,, si quisqnnrn literatorurn, claris-

s i rnus v i r FRANCO BUFCERSDICXJ~ m:lgnn cura ohservavit.”“) \‘bór hem gaven l es in nntnnrkund~5 .JOIIANNES T~ODE-

CHEKIJS lUwINr,~~is (1G%--lG:IS) e n ~~~RAPux~CUS DTI 13~~(1 G42-1643) \.;rn hen zijn gecne geschriften over. KYPERIJSvertrok in iMc> nn.nr 13redn. Ilij heeft slechts mrdische enwnige ,juridischc vcrhnndelingen gesc,hrcven. T u s s c h r n 1646cn IC>75 vind ik geen hooglccraar in de naluwkrmde vermf>ld.

\Vcllic,llt g ing eenig experirnPntec1 onll~rwijs in de natuur-

kunde in die jaren met het ondewijs in de scheikunde ge-

Page 273: Leidsch Jaarboekje

144

dat hij zich binnen de perken der aangenomene Aristo-telische wijsbegeerte zou houden. Dit stond in verbandmet moeilijkheden, ontstaan doordat de wijsbegeertevan DESCARTES opgang begon te maken. De grootemeerderheid der theologen was daar zeer tegen en zoowerd er bijzonder acht op geslagen, en dat niet slechtsin de theoiogische faculteit, dat de aanbevolen personenwaren .van de gereformeerde religie” en .,niet suspectvan nieuwigheden”. In 164ï schreef DJCSCARTES. t oen

te Egmond vertoevende, een uitvoerigen brief aan deCuratoren om zich te verdedigen tegen z. i. onbehoor-ìgke aanvallen van wege leden der theologische facul-teit; waarop deze hem berichtten dat zij algemeenverboden hadden over hem en zijne denkbeelden tespreken. Wel antwoordde DESCARWS dat dit niet ziJne be-doeling was; doch deze tweede brief bleef onbeantwoord.

Natuurluk kon dit verbod niet lang gehandhaafd wor.den. In het jaar 1654 schreef JOHANNES I I IC I?ANY, hoog-

leeraar in de wijsbegeerte, zijne ,,Clavis philosophiaenaturalis, seu introductie ad Naturae contemplationemAristotelico Cartesianam” , opgedragen aan de Curatoren(welke evenwel de opdracht niet aanvaardden).

In dit werk waarschuwt hij tegen slaafse11 volgenvan ARISTOTELES. Hij bespreekt eenige feitelijke onjuist-

paard. Althnns van CAROLUS DEMATIUS, in 1669 te Izidengekomen, is het I~ekencl dnt hij ook OVCP physischc toestpl-lt!n beschikte. (Zie W. 1’. JORISSEN, I let ciiPmisc:h laboratü-rium der 1Jniversiteit te Leiden, 1909, p. ZO).

Page 274: Leidsch Jaarboekje

1 7 6

heden bij dien wdsgeer op astronomisch, anatomischen ander gebied. Andererzijds betoogt hg dat ARISTO-

TELES, als hij weer in het leven trad, verwonderd zouzijn over veel wat in zijn naam onderwezen wordt.Voorts wijst hij op de wenschelgkheid van het verrichten van eigen waarnemingen, hierbij Taco VAX V~~TLAM

citeerend. Een uitvoerig hoofdstuk (,)De materia sub-tili”) wUdt hij aan de Cartesiaansche atomistiek, waar-mede hu zich zeer ingenomen toont.

Hoezeer men zich ook buiten vakkringen - trouwensnog steeds was bepaalde vakgeleerdheid uitzondering-voor de opkomende atomistiek interesseerde, blgkt ookuit het geschrift van den beroemden Leidschen philoloogISAAC Vossms ,,De Lucis natura et proprietate” (1662)waarin het Cartesianisme bestreden wonltl). Hoewel ditgeschrift niet van groote zaakkennis getuigt, moet tocherkend worden dat de schrijver ten deele geliJk heeft:juist op het gebied der lichtleer was de atomistischetheorie van CARTESIUS geheel uit de lucht gegrepen en

l) De belangstelling in de exacte wetenschap had 1. \Joss~usvan zijn vader. Deze schreef, waarschijnlijk tusschen 1630en 1640, een historisch-pl~ilosophisch werk over de wiskundeen aanverwante vakken (gepubliceerd in 1650, één jaar nazijn dood); titel: ;,De mathcmnticarum scientiarum naturanc c,ons-tilutione”. - De uitgever, l7. JUNIUS, wijt den acbter-uitgang der wiskunde in de middeleeuwen terecht hieraan,dat tc veel werk is gcrnnnkt van de philosophie van ARIS-TOTELES /~YI te wcirig van die vnn I'LATO: ,,Inprimis autemperdidit hoc: decus, ex quo sortlerc‘ in sc,holis I'LATO, ntquetinus regnare coepit ARISTOTELES."

Page 275: Leidsch Jaarboekje

176

onhoudbaar. Ofschoon »E RAEY niet genoemd wordt,kan men VOSSIUS geschrift min of meer als een tegen-hanger van het zijne beschouwen.

Zeker is het, dat na 1672 geene pogingen gedaan zijnom het Cartesianisme !egen t e g a a n . BURCHAILDUS DE

VOLDEE, in 16îO hoogleeraar in de wgsbegeerte gewor-den, en in 1675 op eigen voorstel gemachtigd tot hethouden van lessen in de proefondervindelijke natuur-kunde, mocht zich ongestoord Cartesiaan noemen. IIUwerd in staat gesteld werktuigen aan te koopen 1) endaarmede experimenten te vertoonen in het .7hxhvcw~physìcurn o f Auditoriccrn philosophiae (~.zperimentulis i nde Nonnensteeg 2). De fraaie luchtpomp, dool‘ SAMUEL

Page 276: Leidsch Jaarboekje

1 7 7

V A N MU S S C H E N B R O E K (1639- 1682) in 1675 voor DE

VOLDER geconstrueerd, bevindt zich nog in het PhysischKabinet te Leiden. Zijne lessen werden druk bezocht.DE VOI~DER was echter niet in de eerste plaats natnur-kundige. Zijn eenig geschrift over een physisch onder-werp vormen de ,,Quaestiones Academicae d e n6risgravitate” (1651) ; hij behandelt hierin het onderwerpgedeelteluk, doch lang niet uitsluitend, proefondervin-deluk. Vele verhandelingen daarentegen heeft hij gewijd:ian de verdediging der Cartesinansche philosophie inhet algemeen, aan de weerlegging van hot, atheïsme,enz. - Met FUI.I,ENIUS, hooglecraar te Franeker, gafhij , op diens verzoek, C~IRTSTIAAN Hurosxs’ posthumewerken uit. In 1706 trad hij ai.

Zun opvolger WOLFERDUS SITNQUERDIUS, van af 1676hoogleernar in dc wijsbegeerte, was volgens ALLAMAXD,den levensbeschrijver van ‘s GRAVESANDE l), oen ijverigvoorstander der scholastiek, van beproefde rechtzinnigSheid, en tegenstander der leer van DESCARTES. Zekeris dat , a n d e r s dan DRSCARTRS, SENOIJERDIUS z i c h i nzijne werken niet met wiskunde afgeeft; dit echterbeeft hij m e t D E VOI,DER g e m e e n . Hij s c h i j n t e e nkleiner aantja h o o r d e r s gohad t e h e b b e n d a n z i j n

l) J. LU. 9. AIAAMAN~, hmglccrnnr 10 I,riden, gaf in l’iS/Ltiit rlc ,,C)~‘IIVTCS philosi~]~l~iqi~cs cl rnntl~i:rnnI,iquc~s de Air. Ci. J.‘s GRAvE~.~NDE”, voornfgegn:ln donor cene ,,Histoire d e In vieet des ouvragcs de Ur. ‘s CRAL.ESANDE”.

12

Page 277: Leidsch Jaarboekje

1 7 8

voorganger, daar hij zijne proeven met minder zorgverrichtte; dit zegt ons ZACHARIAS COXRAD VON UFFEN-BACII, die in 17 t 1 te Leiden vertoefde, in zUne reisbeschrijving. SENGUERDIUS heeft evenwel niets geschreven,dat blijk geeft van bepaalde voorliefde voor de z. g. Ariu-totelische natuurkunde. Zun ,,Rationis atque experien-tiae connubium” (1715) is een degeli jk werk, waaringeenerlei philosophische beschouwingen voorkomen. Indrie hoofdstukken behandelt hij de luchtpomp, in twaalfhoofästukken proeven over de lucht, dan het evenwichtvan vloeistoffen in rechte en kromme buizen, de Maag-deburger halve bollen, barometers, thermometers, hetsoortelgk gewicht, den druk in vloeisioffen, enz. Ookbeoefende hg de natuurlijke historie: zi jne ,,Inquisitio.nes experimentales” van 1699 bevatten onderzoekingenover de ademhaling, en wij hebben eene verhandelingvan hem over de Tarantula. Een kleiner handiger luchtpomp (met liggenden cylinder) werd door zijn toedoenin de werkplaats van MUSSCHENBROEK geconstrueerd ;deze SENWJERD’SChe luchtpomp is ook in het buitenlandveel gebruikt, meer dan de latere met 2 staande cylin.ders van '~GRAVESANDE.

Op astronomisch gebied toont zich SENGUERD (in zijne,,Philosophia naturalis”) een voorstander van het stelselv a n TY C H O BR A H E (1546-1601) (de planeten draaienom de zon, de zon om de rustende aarde).

VON UFRENBACII beschrijft de collegezaal als een grootvertrek met rondom verhoogde banken; in het midden

Page 278: Leidsch Jaarboekje

179

een hooge tafel waarop, toen hiJ de zaal bezocht, ded o o r SA M U E L MUSSCIIENBROEK v o o r D E VOLDER gecon.

strneerde luchtpomp stond, terwijl de kleinere vanSENCIUERD op den grond geplaatst was. Achter dit vertrekin een kamert je nog eenige buizen en recipientenvoor de luchtpomp, door elkaar liggend, grootendeelsgebroken. Ook een thermometer lag in stukken. Voortszag hij er een kleine aeolipile ‘) en een houten sextant.Dat was alles. Vier maal per week was hier eenelectio publica. Men vraagt zich af of er toch niet meer-dere instrumenten waren, die of in SENGUERD’S woning

werden bewaard, of op andere wijze aan de aandachtvan VON UFFENBACH ontgaan zun. Met het feit zelf dat erproeven genomen werden toont zich VON UFFENBACH intus-schen zeer ingenomen. ,,Ob es gleich in diesem hudi-torio oder Laboratorio ziemlich schlecht aussshe, soware doch zu wiinschen, dass auf. allen Universitatendergleichen wtiren, und die Experimente öffentlich ge-macht würden.”

ALLAMAND heeft in zooverre gelijk dat SENGUERDIUS zichnergens, als DE VOLDER, opwerpt als verdediger der Carte-siaansche metabhysica. De jongeren hadden in zijnedagen (stellig voor een deel ten gevolge van DESCARTES’

invloed) het traditioneele respect verloren, niet slechts

‘) Een Inetalen hol met kleinr opening, waarin men wat,er*liet ltokcn, zoodat de stoom met groot geraas door de nauweopening ontsnapte.

Page 279: Leidsch Jaarboekje

180

voor de scholastici, doch ook min of meer voor deklassieke schrijvers zelve. Dit blijkt voldoende uit een,,Extract uyt de Resoluties van de H.H. Staten van Hollandende West-Vriesland” (1692), volgens welke ,,het wederophalen en cultiveren van de Mathematische Wetenschap-pen een universele veragtinge voor de ScholastiyuePhilosophie heeft gebaert.” Zij zien óán der redenonvan het tijdelijk verval der rechtsstndie hierin dat men,,voor een grond in ‘t Philosopheren heeft genomenalleen het gebruyck der gesonde redene, met verwerpingvan alle authoriteyt.” Hierdoor ,,is bij veelen ontstaaneen algemeeno preventie tegen de geheele Philosophieder Ouder), ende vervolgens ook een negligentie in hotstuderen van derselver schriften.” - BlQkbaar deedSENRUEIZDIUS - zie de ,,Philosophia naturalis” l) - inzijne voordrachten uitkomen dat de oude wijsheid hude nieuwe ni’et in alle opzichten achterstaat zooals mengeneigd was te denken 2). SENGUERDIUS stierf in 1724.

1) In zijnr Voorrcdc geeft, hij ~luitlcl~,jk te krnnrn g~~‘n(!ivnardc t e hcchtcn aan d c ,,vnnn Scholasticorum rlogmaln”.

1 Iet motto van zijn werk, nnlleentl nnn SENECA, liiitll. :.,í~nnlcscnnquc qunt l i b r i mei, 111 illos sio lcgcx, i nnqu;rr~rvcrum cpneram ndhuc, n o n ani:lln, cxmtumncitcr qu:icrniii.Yon cnim mc cuiqunln mnncipavi, nulliils nomen fcrn: mi111 lil11utiignoruni \.irorum jndic‘io credo, nliquid ct m c o vintliw.Karn illi q~~oquc non inventn. sc’d cp:~rcntln nohis reliqucrunt.”

:) l.);ll. vclc Cartesianen hunnnn mcest,cr op ovcrdw\-cnwijn: wrcct~dcll is ook liet oordcel van Cnnrsrri\nN TIIJYGENS

( 1 ti?s--t6!K5) : ,, Ik pcrilcnt s111vi~n1, IC: tctnps i k sciiitcnir 1:)doctrine dc Iclir rnaitrc, ct IW s’clctdicnt point u penetrcr les

Page 280: Leidsch Jaarboekje

W. J. ‘s GRAVESANDE.

Page 281: Leidsch Jaarboekje
Page 282: Leidsch Jaarboekje

181

Groote uitbroidmg verkreeg het proefondervindelUkonderwi j s in do natuurkunde ondor W ILLEM .Jaco~‘s GRAVESANDE (1688 - 1742)) sedert 1717 hoogloeraaiin d e wis- e n sterrekundu, waarbij spoedig denatuurkunde gevoegd werd. In dien tijd trok BOER-IIAAVE, die van 1701 tot 1738 gedoceerd heeft, velostudenten, ook uit het buitenland; zoowel hierdoor alsdoor zijn eigen verdienste waren de colleges van‘u GRAVESANDE druk bezocht.

ALBRECHT HALLER, die in 1723 als student in demedicijnen te Leiden vertoefde, roemt in zi@e ,>Tage-biicher” zijn onderwijs en ook zijn vriendelijken omgangmet de studeerenden. Van de universiteit heet het bijHALLEI~ : ,,de Uver harer professoren en de inrichtingdar hoogoschool zijn OnvergelUkelUk. Wie hier niet totiets wordt, die moet tot niets geboren zgn.” Van deloorgiorigheid der studenten: ,De een vuurt den anderdoor zUn voorbeeld aan.” Van ‘s GRAVESANDE: ,)Eenvlijtig, kunstvaardig, maar niet zeer gemakkeluk spre.kend (etwas unberedter) wiskundige. Het beste bij homzun de proeven, die hg met zijne schoone werktuigenzeer nauwkeurig en in grooten getale verricht. Het is

Page 283: Leidsch Jaarboekje

182

een klein beleefd mannetje, en terwol andere hooglee-raren zich er wel voor wachten zullen met eenig jong-mensch op gemeenzamen voet te staan, gaat hij alleenvertrouwelUk met hen om.”

‘~GRAVESANDE had te Leiden in de rechten gestu.deerd, daarnevens ook in de wiskunde; zUne bekwaam-heid in dit laatste vak bewees hij door zijn op 1%jari-gen leeftud geschreven ,Essai de perspective”. HiJvestigde zich in 1713 als advocaat in den Haag enstichtte daar met anderen het ,Journal literaire”, waarinhU onder den naam IXIXIIJS, hem door zijne vriendengegeven van wege zijn liefhebberu voor wiskunde,over nieuw verschenen physische en wiskundige go-schriften, over de luchtpomp, enz. schreef. Ook demoraal boezemde hem steeds veel belang in; zooschreef hij artikelen over de leugen en over de vruheid.

In 1715 ging hij als gezantschapssecretaris naar En-geland, leerde bU die gelegenheid NEWTON kennen enwerd lid der Royal Society. Ziende hoezeer NEWTON met

hem ingenomen was, beval de gezant dien hu bege-leidde, Baron VAN WASSENAAR VAN DUYVENVOORDE , hemaan voor het hoogleeraarschap te Leiden.

Behalve de wis- en natuurkundige vakken moest‘s GRAVESANDE ook wijsbegeerte doceeren; wat ho hier-over geschreven heeft, is echter weinig oorspronkelgken, naar hij zelf zegt, zou hu er nooit toe gekomenzUn daarover te schrijven (behalve over vraagstukkenvan moraal) indien niet ziJn academische plicht hem

Page 284: Leidsch Jaarboekje

183

genoodzaakt had dictaten over de daartoe behoorendeonderwerpen in elkaar te zetten. Het moet ons danook niet verwonderen dat hiJ in zijn rede van 1734,,De vera et numquam vituperata philosophia” tot deslotsom komt dat de mora& de ware philosophieis. Ieder mensch is met een doel hier op aarde ge-plaatst; philosooph is wie dat doel erkent en er naarstreeft. ARISTOTELES was een groot philosooph, maarzijne slecht begrepen leer is een hinderpaal voor denvooruitgang geworden. DESCARTES was een uitmuntendmathematicus, die echter ten onrechte getracht heeftzgn eigen philosophie in de plaats van die van ARISTO-

TELES te schuiven. De wijsbegeerte van DESCARTES

heeft daarom hetzelfde lot ondergaan als die van ARIS-TOTELES en wel veel sneller: zij is verdwenen.'s GRAVESANDE'S wereldbeschouwing is eene optimisti-sche; met zijn ouderen t#dgenoot LEIBNIZ neemt hijaan dat de geschapen wereld van alle mogelijke werel-den de beste is.

Hoe veelvuldig hij ook in zijne werken van de wiskundegebruik maakt, van z u i v e r e wiskunde schunt ‘s GRA-VESANDE niet gehouden te hebben. ALLAMAND zegtzelfs: $1 mbprisait ces calculateurs de profession quipassent leur vie à la recherche de vérités de pure sp6-culation, et dont la découverte n’est d’aucune utilit6soit pour les autres sciences, soit pour les besoins dele vie.” Vermoedelijk bezigt ALLAMAND eene te sterkeuitdrukking.

Page 285: Leidsch Jaarboekje

184

‘ s GR A V E S A N D E nam ijverig deel aan den strud dergeleerden over de vraag of de kracht van een bewe-gend lichaam evenredig is met de snelheid van datlichaam (DESCARTES) of met het quadraat dier snelheid(LEIBKIZ). Eerst verdedigde hij de eerste stelling, dochspoedig daarop werd hu op grond van zjjne proeveneen geestdriftig voorstander der Leibniziaansche leer l),waarover hu van Engelschc zijde - de gemooderenwaren nog verhit ten gevolge van den prioriteitsutrgdtusschen NE W T O N en LE I B N I Z over de ontdekking derdifferentiaal- en integraalrekening - heel wat onaan.genaams moest hooren, al bleef NE W T O N die met hembevriend was en ook tegen de nieuwe leer geen be-zwaar had, er buiten.

In dit verband verdient het vermelding dat ‘u GRA-

VESANUE de algemeeno Lcibniziaansc;he stelling van hetbehoud van arbeidsvermogen niet aanvaardt; in eenverhandeling over het .perpetuum mobile” 2, verklaart

l) Reeds vóbr I,EIBNU liad I IUYGENS er op qwcacn, dat bijccr~tralc volmu:lkL clustisuhc bots ing de SVIIL tlcr IIIXS;~‘S, elkvermcnigvuldind met het quadraat. der sllelheid, onvcr;tuderdbluft (,,l )c Motu c~~rporurn e x pcrcussionc” S I ) . Hjj had(lil; ,,belloud vim ~Irbciilsvcn~~ogerl” (zoouls ,nei, t11u11s zegt)

cchtcr uict t o t een algemeenc stelling verheven.2, Citgavc ALL.~MANU~ p. :X)5. Tcrechtwijst 's (~;i;AVE5ANlJE

CI’ 011, d a t er i n de n a t u u r , behalve d e moc~h;rnisc:hr, ncl&!zouvccl Luidere krxhlcn zijn. - Uij ctcn tqenwoordigcn st:iiitl11cf wctensrhap hcbbcil \vi,j clcctrisc,he energic, magnetisch?energie, l icht- en warmtestraling, niet aan de slof gebonden

Page 286: Leidsch Jaarboekje

185

h i j da t LEIBNlZ ongeljjk hee f t de OnmogelUkheid derperpetueele beweging als een axioma te beschouwen;hetgeen het fundament is van een deel zijner wgsbe-geerte. ‘ s GRAVESANDE betoogt elders 1) dat althanshet lichaam van een dier waarschijnluk een ,,perpotuummobile” is, daar het voedsel slechts dient om het sa-menstellend materiaal in orde te houden. De ziel zoudus op het lichaam mechanisch werken, wat LEIBNIZ

ontkent 2).In zUn groot werk over Natuurkundo (,,I’hysices Ele-

monta Mathematica, experimentis coniirmata, sive in-troductio ad Philosophiam Newtonianam”, lste uitgave1720 - 1721) toont ‘s GRAVESANDE zich een voorstandervan de NEw!roN’sche methode om zoo min mogelUkhypothesen te gebruiken. ,,Ex paucis generalibus prin-~IpllS innumera phaenomena peculiaria explicantur,”heet het in de inleiding; voorts ,,Causas rerum natura-Iium non plures admitti debere quam quac verae sintet earum phaenomenis explicandis sutIiciant.” Van eenslaafsch navolgen van N E W T O N is geen sprako; de

Page 287: Leidsch Jaarboekje

bedoeling van den schrijver is slechts op natuurkundiggebied de phaenomunologiuchc denkwijze van NEWTONingang le doen vindon. Zelfs gaat hu in dit opzichtverder dan NEWTON: men vindt bij ‘s GRAVESANDE veleproeven over het licht, doch geen beschouwingen overhet wezen van het licht 1). De leer dat de lichamen uit;,atomen” zün opgebouwd wordt, als boven de destüdsbekende verschijnselen uitgaande, door ‘s GRAVESANDE

niet besproken.Zeer groot is het aantal platen in ‘s GRAVESA~Y~B:‘S

werk; al zijne toestellen en de daarmede to nenlonproeven zijn er in afgebeeld. Vele van die toestellenziJn n o g i n h e t Physiseh K a b i n e t a a n w e z i g , eenigedaarvan worden zelfs thans nog op het natuurkundigcollege gebruikt. Na zijn dood werden zij voor deUniversiteit aangekocht; tot hunne berging moeste e n h u i s j e n a a s t h e t o u d e Theatrum p h y s i c n mworden gekocht en bä het ,,Elaboratorium” wordengevoegd 2).

‘~GRAVESBNDE’S werk over natuurkunde werd in hetICugAch en in het Fransch vertaald; ook in Duitsch-

“) T.an dew uifbwidinq is rrlcldirp gemaakt in het op-schrift; zie p. 176, noot 2.

Page 288: Leidsch Jaarboekje

1’. v . MUSSClIRNBROER.

Page 289: Leidsch Jaarboekje
Page 290: Leidsch Jaarboekje

1 8 7

land en te St. Petersburg 1) werd het bij het onderwijsgebruikt. Het minst gunstig was do beoordeoling inFrankrijk, wegens zUn gemis aan sympathie voorDIXSCARTES. Sen der critici schrijft, niet zonder reden:,,Vouloir proscrire toute hypothese, c’est fermer uouventl’entrée à l a vérite.” Daartegen kan worden aangevoerd;

zooals ALLAXAND doet, dat ‘s GRAVESANDIX’S bedoeling, envooral die van NEWTON met zi jne bekende uitspraak:,,Hypotheses n o n iingo”, niet is, dat geene ~oerl%~~~x~~thesen zouden mogen worden gebruikt.

De instrumenten van ‘s GR A V E S A N D E werden voorhet grootste deel, op zijne aanwuzing, vervaardigd in deberoemde werkplaats der familie MUSSCH~XNBROEK. SAMUJXLJOOSTICN VAN MUSSCHENBROEK, reeds hooger genoemd, enziJn broeder JOI-IAN JOOSTEN VAN M. schijnen de eerstengeweest te zj,jn die in de provincie Holland luchtpom-pen, microscopen, telescopen, en andere physische in-strumenten vervaardigden. De zoon van laatstgenoemde,J A N v. M. (1687-1748) was ‘s GR A V E S A N D E ’S instru-mentmaker; en diens broeder, PETRUS v. M. (1692 - 1761)‘8 GaAvssANn~‘s collega.

I’ICTRUS V A N MUSSCHENBROEK, e e r s t hoogleeraar t eDnisburg, toen te Utrecht (1723-1739), daarna te Lei-den, kan dus nagenoeg als ‘s GRAVESANDE’S opvolger

‘) C:auar ~‘ETER deed zcl!s moeitc hem OVCI’ te halen zich teSt. Petersburg als hoogleeruar tc vestigen. - Evenzoo werdlrij in 1740 naar Berlijn beroepen.

Page 291: Leidsch Jaarboekje

beschouwd worden. Van de philosuphisehe goschriftendie hij, als l~oogloeraar in do wgsbegoerte, mocut schrijven,alsmede van zijne godsdienstige beschouwingen, kunrlenwij afzien. Zgn Igvig w e r k ,Beginselen d e r Natuur-kundo” (1736) is in de Nederlandsche taal geschreven l):het onderwijs was natuurlijk, ovenals dat van zijnevoorgangers, in het latijn. Beroemd zijn de door homuitgevonden pyrometer en bovenal dc Leidschc fles&.

MLJUSCHENUROER, hoewel in ‘t minst niet geneigd ,,uiteen valsehe en verkeerde Bovennatuurkunde wat losseonderstellingen te maaken” en in NEWTON ,,den grootst,enman onzor eeuw” ziende, verdedigt toch veel mindordan ‘s GRAVESANDE een bepaald philosophisch standpunt.ISij hee f t b l i jkbaar n ie t s t egen de atomistiek. Hiispreekt , zonder excuus, over de waterdeeltjes die rondzijn on zóó klein dat men ze met de beste microscopenniet kan zien. Ook de luchtdeeltjes zijn rond. Wat hetvuur betreft, beroept hij zich op BOERHAAVE, die het(in overeenstemming met de oude leor) als een stoffelijkelement beschouwt 2). Verwarmt men een lichaam, ZOOgaan de vuurdeeltjes er in; daardoor zet het uit “). Omtrent

Page 292: Leidsch Jaarboekje

189

het licht leert hij, als NEWTON, dat het stoffeluk is. Vande electriciteit weet hij niet, dat z1J aan het oppervlakder lichamen zit; de Leidsche flcsch, van binnen metwater of eene andere vloeistof gevuld (dus nog geenmetaalbekleedsel aan de binnenzijde I) verzamelt electrici-teit, doordat het water oene groote lading in zich opneemt.VriJ uitvoerig handelt MUSSCHENCROER ovor meteorologie.

Na zijn dood is de experimenteelc natuurkunde wederin verval geraakt. Algemeen bekend is dat eerst in de19de eeuw (het tegenwoordig natuurkundig laboratorium *)

Page 293: Leidsch Jaarboekje

190

is van het jaar 1860) het onderwijs in dat vak zichzoozeer heeft uitgebreid, dat niet slechts proeven opcollege’s vertoond werden, doch ook aan elk studentin de medicijnen of wis- en natuurkunde gelegenheidkon worden gegeven zelf te experimenteeren. Van ditlaatste wns in den tijd van ‘s GRAVESANDE en MUSSCHEX-

BROEK nog geen sprake.

J. A. VOLLGRAFF.

Page 294: Leidsch Jaarboekje

Leiden iu 1813.

Gedurende de jaren, dat Nederland bij het, Franschekoizerriik was ingelijfti, hadden er meermalen kleineongeregeldheden plaats, o. n. in Februari 1811 teKatwijk r), doch geen dezer spontane uitingen vanverzet had den omvang en de beteekenis van de April-beweging te Leiden en in de omgeving. Dit Drie SchoftOranjo boven is nog kort geleden door den Heel0. Japikse in het Jaarbookje van 1906 besproken,waarbij deze een verkort overzicht gaf van het uit.stekend artikel van den Heer H. W. Wttewaall “), zoodntik thans bij deze beweging niet in bdzonderheden zalstilstaan. De beweging was te spontaan om eenigblijvend voordeel te behalen en zij moest op nietsuitloopen, daar het aan geschikte leiders ontbrak en degegoedo burgerij eene afwachtende houding aannam,

1) Ilrici van Lebr~m um dcr~ keizer 10 Fetr. 1811.“) In. Bijds. \‘ad. Gesch. en Oudheidk. 2e reelis dl. TI1

Page 295: Leidsch Jaarboekje

192

daar z$j het oogenblik voor een openlijk verzet nogniet gekomen achtte. Toch was deze Aprilbewegingeen belangrijke gebeurtenis, zoowcl wegens de ver-spreiding over verschillende plaatsen van Zaandam totDordrecht, als wegens het algemeen optrekken onderde leuze vau .Oran,je boven”. Dit bewees dat in hethart van het volk algemeen een hoop op spoedigebevrijding ontwaakte en dat deze onverbreekbaar vcr-bondon was aan de herinnering aan het oude vorsten-huis. Het oproer werd gedempt, doch het vuur smeuldevoort en gelijk de prefect de Stassnrt hot zoo juistnitdrukte in een schrijven van 24 April 1813, het waste voorzien, dat slechts weinig noodig zoude zijn ,,pourrnllumer (le feu) et lui faire produire une explosion”.

Voorloopig bleef het rustig en den 23en Mei en denllen Juni werd er brood aan de armen uitgedeeld wegensde overwinningen van de Franschen bij Liitzen en Wurt-schen. Er werden den eersten dag 1600 roggebroodenaan de Huiszitten en Diaconiearmen uit gedeeld, het,welkf314.1.4 kostte, aan do Katholieke armen 10zakroggevoor f113.4.8 en aan de Luthersche armen 70 rogge.en 21 tarwebrooden voor f 19.15.8. Van de Israëlietenen van de kleinere kerkgenootschappen wordt hierbijgeen melding gemaakt ‘), Op den tweeden dag ontvingendo Hervormde armen 800 ;i 1000 brooden, de Katho-lieke G zak rogge en de Luthersche 50 rogge- en

‘) Verbaal van den maire fol. 27.

Page 296: Leidsch Jaarboekje

193

20 tarwebrooden 1) Het wapen van de stad werd op14 September door den keizer bevestigd 2, en denllen October kwam het bericht, dat Heldewier alsmaire was herbenoemd, met Van Bommel, van LeydenQael en A. van Gerwen als adjuncten 3). Het scheenalsof het Fransche bewind niet werd bedreigd en slechtsde bekende redevoering van professor Van der Palm op4 October 1813 gaf openlfjk bluk van nationaal gevoel.

Slechts weinige dagen later, 16 tot 18 October, beslistede slag bQ Leipzig over het lot van Napoleon en den3den November was het bericht van zfjn nederlaag teLeiden bekend ‘). De Franschen toonden hun angst voorhet ineenstorten van hun gezag en vru onomwondengaf de bevolking hare bludschap te kennen. De prefektde Stassart schreef reeds 3 November, dat hu voorniets instond, als de vQand zich op de grenzen zouvertoonen 5), daar de hier aanwezige troepen grooten-deels onbetrouwbaar of ongeoefend waren. Reeds inOctober 1811 had Napoleon alle ammunitie naar devestingen in veiligheid doen brengen 5, en den 22en Maart1813, dus nog vóór de Aprilbeweging, vaardigde Napoleoneen verbod uit aan de Fransche ambtenaren om hunne

‘) Aldaar fol. ai.2, Dit kostte aan de stad 400 francs voor den brief en

150 francs VOOP salaris aan den advocaat. (verb. v. d. mairerol. 51).

3, Aldaar fol. 54.‘) Brief van J. Valckenier aan Luzac bij Naber bl. 266.5, Xabea bl. 171 en í97.

13

Page 297: Leidsch Jaarboekje

194

vrouwen naar Parus te zenden, daar dit te zeer eenbewijs van zwakheid zoude toonen l),

In het Noorden hadden er onlusten plaats te Meppel,Hoogeveen en Winschoten op het bericht van hetnaderen van de Pruisen en den 9en November ont-stonden er te ‘s-Gravenhage relletjes en werd er Oranjegedragen op het valsche bericht dat Napoleon vermoordwasz). Den volgenden dag werd hiervan teLeiden den weer-slag ondervonden. Er hadden oploopjes plaats en er werdenschildwachten aan de Marepoort, de Hogewoerdspoorten de Witte poort geplaatst, doch de rust keerdespoedig weder 3). Aangezien het juist marktdag was,had men gevreesd voor eene poging van de boeren omde gevangenen uit de Aprildagen te bevriJden, en, omeene tweede overrompeling te voorkomen, werd denllen November aan de portiers van de Zijlpoort en deHogewoerdspoort gelast om terstond de poort te sluiten,als zij een toeloop van volk mochten bemerken. Menvreesde dus blijkbaar eenig gevaar van de zijde vanWoubrugge en Alfen en werkelUk hadden aldaar eenigeonbeteekenende rustverstoringen plaats 4).

‘) Op grond van dit verbod vroeg Heldewier den 6on No-vember aan den sous-prefect of hij aan de echtgenoote vanden ontvanger der registratie Boulanger al of niet een pas-poort mocht geven.

$) Th. Jorissen, de Omwenteling van 1813. 2de stuk. bl. 60.3, Verbaal van den maipe bl. 61.4, En wel op 14 November. Zie: Aperçu van %Jaquinot bij

(Menbrander b:. 309.

Page 298: Leidsch Jaarboekje

195

Eerst den 17en November werd de toestand ernstigen berichtte de prefect aan den sous-prefect, dat hu zonderinstructies was en zich dus geheel op hem moest ver.laten. De Fransehe ambtenaren vertrokken en de mairezag zich verplicht om zich tot eenige notabelen tewenden om hem in deze moeiljjke dagen bij te staan ‘).De uitgenoodigden, de Heeren Johan Gael, JonkheerAnthony Gustaaf baron van Boetzelaer, Mr. GerardusAndreas Martinus van Bommel en Mr. Willem PieterKluit, verklaarden zich hiertoe bereid en vaardigdenden 18en November eene notificatie uit, waarbij zu deburgeru vermaanden om mede te werken tot behoudvan rust en orde. Zij vertoonden zich biJ de afkondi-ging hiervan met de Oranje kokarde op den hoed 2).

Voordat wU thans in bijzonderheden de voorvallente Leiden in de bekende Novemberdagen beschouwen,willen wä eerst een kort overzicht geven van de ont-wikkeling van de toestanden in Holland, als achtergrondvan de gebeurtenissen die zich hier ter stede afspeelden.

Toen de Pruisen zich in het Noorden vertoonden,vluchtten de Fransche ambtenaren op Amsterdam. Ditbracht het volk in beweging en reeds den 14er? Novemberschreef Lebrun, dat hij niet geloofde aan de mogelijk-heid om Holland voor den keizer te behouden. In dennacht van 14 op 15 November trok Molitor van Amster-

l) Verbaal van den maire 1>1. 62.“) Brief v(Lu den sous-prefect, 20 NOV. 1813.

Page 299: Leidsch Jaarboekje

196

dam op Utrecht en reeds den volgenden dag brak teAmsterdam de opstand uit. Onder Job May werden dedouanehuisjes in brand gestoken en den 16en ver-trokken de hooge Fransche ambtenaren, zooals dehertog de Plaisance, de Celles, d’hlphonse en destuers,na een tijdehjk bestuur te hebben ingesteld. De hertogde Plaisance droeg te Utrecht zun ambt over aangeneraal Molitor en drong er bij dezen op aan om opAmsterdam te trekken en aldaar ggzelaars te nemen,doch Molitor verzette zich hiertegen, omdat hij detooneelen van de Aprildagen te Leiden en te Zaandamniet wilde hernieuwen.

Het bestuur te Amsterdam hield zich IUdelUk enverklaarde alleen voor de bewaring der rust te willenzorgen en gaf zelfs last aan kolonel van Brienen omgeen weerstand te bieden als Molitor de stad mochtkomen opeischen. Zelfs den 20en November werd ernog met Molitor onderhandeld en de uit het Noordenkomende Fransehe douaniers werden ongehinderd doorgelaten. Voorloopig werd ook geweigerd om de Oranje-vlag op den toren te plaatsen.

Te Haarlem werd de stad den 19en November doorde Franschen ontruimd en ook aldaar werd een provi-sioneel bestuur ingesteld, dat eene afwachtende houdingaannam.

Toen het bericht van de ontruiming te Amsterdamin den avond van 16 November te ‘s-Gravenhage bekendwerd, deed kolonel Tullingh aldaar de nationale garde

Page 300: Leidsch Jaarboekje

1 9 7

wapenen. Den volgenden dag trad de maire af en aan.vaardden Slicher C.S. het bestuur, waarop zgjde Oranje-vlag deden uitsteken. Dit was de eerste openlijke revo.lutionaire daad, waarna.ast het gebeurde te Amsterdamen te Haarlem meer als provisioneele maatregel totbewaring van de rust beschouwd kan worden.

De Fransche commandant te ‘s.Gravenhage zag dat hgniet op zijne manschappen kon vertrouwen en ontruimdeden 18en November de stad met zUne troepen, waarvanreeds vóór IJselmonde 200 à 300 man deserteerden,die naar den Haag terug marcheerden en zich aldaa,rbij de Oranje partij aansloten. Deze manschappenvormden het begin van het corps Pruisische gardes,dat later onder Generaal Sweerts in het belang van debevrgding werkzaam was.

Thans begreep Gijsbert Karel van Hogendorp datlanger wachten met het zich openluk tegen de Franschenverklaren de geheele beweging in gevaar kon brengen,en dat thans niet langer gedraald mocht worden omHolland zich zelf te doen vrij verklaren, wilde het nietals een overwonnen volk door de naderende troepender verbondenen behandeld worden. Er werden bijeen-komsten gehouden met de oud-regenten, waaronder ookprofessor Kemper uit Leiden, doch deze leverden niethet gewenschte resultaat op. Daarop besloot Hogendorpom zich met Van der Duyn tot Voorloopig Bestuur teverklaren in afwachting van de komst van den Prinsvan Oranje.

Page 301: Leidsch Jaarboekje

198

D,rar Amsterdam nog 1UdelUk bleef en ook Rotterdamzich nog niet openlijk verklaarde, besloot het Voor-loopig Bestuur den 21en November om te trachten dezesteden en ook Leiden te bewegen om openlijk voor derevolutie partu te kiezen. Kemper en Fannius Scholtenwerden als Commissarissen-Generaal naar Amsterdamgezonden en van de beschikbare troepen werd Sweertsmet de Pruisische gardes naar Rotterdam gedirigeerden Tullingh met de Oranje gardes naar Leiden. TeAmsterdam traden de Commissarissen in overleg metgeneraal Krayenhoff en schout bij nacht Verdoorn, omhet neutrale bestuur af te zetten, en toen Falck zichden 24en November gereed maakte om hiertoe de gardete doen oprukken verschenen 300 Pruisen voor de stad,die met gejuich werden ingelaten. Om 12 uur werdde proclamatie van het Voorloopig Bestuur voorgelezenen werd de Oranjevlag geheschen.

Amsterdam was om, doch de toestand bleef hachelijk,daar Molitor nog te Utrecht stond en generaal Ramponvan Gorinchem uit met 5000 man Dordrecht bedreigde,terw!Jl admiraal Verhuell te den Helder den keizergetrouw bleef. Ook Naarden was nog door de Franschenbezet, zoodat een weigeslaagde tocht van Molitor opLeiden de stad Amsterdam geheel zoude kunnen af-sluiten.

Dit was het kader, waarin de gebeurtenissen zich teLeiden afwikkelden, die wU thans nader gaan be.schouwen.

Page 302: Leidsch Jaarboekje

199

Den 1W November waren de douaniers gevlucht ennam de commandant der stad generaal Van Sandickzijn ontslag, waarop het commando werd toevertrouwdaan den luitenant-kolonel de Bruin. Ernstige ongeregeld.heden hadden nog niet plaats en men besloot aan hetvolk brood en kaas uit te deelen om dit gunstig testemmen. Overal werd Oranje gedragen, doch de bevol-king hield zich rustig, al toonde die ondubbelzinnighare gezindheid, door op het uitsteken van de Oranje-vlag aan te dringen. Dit werd echter geweigerd, omdat,,het oogenblik daartoe (nog) niet rijp” was, evenzoohet verzoek van de drie gevangenen op Gravestein omin vrijheid gesteld te worden r), omdat dit viel ,buitende magt dezer vergadering.”

‘s Nachts werden echter de borden met het keizerlukwapen afgenomen en toen den 19den November de ver-zoeken werden vernieuwd ,,met de allersterkste aandrangen onder bedreiging van storing der rust”, achtte hetbestuur het niet raadzaam om langer weerstand tebieden. De gevangenen werden los gelaten en te 4 uurwerd de geliefde Oranjevlag van den toren van hetstadhuis geheschen2). Hiermede had Leiden zich open-

‘) De gevangenen uit de Aprilbeweging, met namen AnthonieSchouten, Johannes Ravensloot en Jan van Kuylenburch.Zie Bijlage 25 op het verbaal van den maire.

“) Den ZOsten was de vlag weder verdwenen. Deze werdechter ‘s morgens om 9 UUP op aandringen van het volk wederuitgestoken.

Page 303: Leidsch Jaarboekje

200

lijk aangesloten bU de Nationale zaak. Het geschieddeechter slechts aarzelend en onder den druk van hetbericht, dat de dorpen in beweging kwamen en dat deboeren van Alfen, Oudshoorn en Aarlanderveen dreigdenin massa naar de stad te trekken. De maire Heldewierberiep zich dan ook in een schrijven aan den prefecter op, dat het slechts noodgedwongen was geschied,,,qnel que fut notre répugnance de ceder à la nécessite.”Dien dag verscheen ook de ,,Leydse Courant” weder voor heteerst alleen in Hollandschen tekst en met het stadswapenaan het hoofd. Den zelfden dag vertrokken de keizerlijkeprocureur de Chavannes en de hier weinig geziene Franscheprofessor Mielle.

De volgende dagen verliepen rustig; er werd den20Sten November nog eens kaas en brood uitgedeeld aande arme bevolking en er werd een dankdag in de kerkengehouden, doch verder vindt men alleen vermeld, datenkele doortrekkende Franschen door het volk werdengedwongen om op de Visehbrug driemaal Oranje bovente roepen.

Eerst het afkondigen van de proclamatie van hetVoorloopig Bestuur, waartoe het stadsbestuur noodetoestemming verleende, en de komst der Oranje gardesuit den Haag bracht den 22en Pr’ovember wat meerenthousiasme, doch toen Kemper denzelfden dag inopdracht van dit bestuur verzocht om een provisioneelbestuur te benoemen werd dit voorloopig geweigerd, opgrond dat men nog gebonden was door den eed aan den

Page 304: Leidsch Jaarboekje

2 0 1

keizer. Eerst toen het stadsbestuur hiervan door hetVoorloopig Bestuur den 23en November schriftelijkontslagen was, werd het Provisioneel Bestuur gevormd,waarbu 37 notabelen gekozen werden. Heldewier werdhierbg als voorzitter vervangen door A. G. baron vanBoetzelaer.

Vóórdat dit plaats greep had eene gewichtige gebeurtenisplaats, waarbQ wU thans eenigszins uitvoeriger moetenstilstaan.

Geluk wg hierboven reeds vermeldden was door het Voor-loopig Bestuur besloten om de beschikbare troepen naarRotterdam en Leiden te zenden, ten einde de stemmingaldaar te verhoogen, of gelijk Jorissen het uitdrukt,,om aldaar de schutterij bij zune garde te voegen.. . ,inzonderheid om door het voorbeeld zgner garde eeneven schoonen geest van moed en opoffering bU deLeidsche burgerij te ontsteken”. De Oranjegarde waseen corps vol geestdrift, doch zonder eenige oefeningom tegenover eenen geschoolden voand gesteld teworden. Men had muziek bt,j zich, doch geen dokters,en geen voldoende amunitie.

Het zoude slechts eene militaire wandeling @jn,welke de stemming in Leiden kon verhoogen en waarbutevens de SchutterU aldaar kon worden georganiseerd.

Den 27en November om 11 uur vertrok het corpsuit ‘s Gravenhage, nadat Sweerts reeds te 10 uur naarRotterdam was afgemarcheerd. De commandant Mr.Johan Gera rd van Oldenbarnevelt, genaamd Wit te

Page 305: Leidsch Jaarboekje

202

Tullingh, in het vervolg kort Tullingh genoemd, was in1779 geboren en kolonel van de Nationale Garde te‘s.Gravenhage, die na de omwenteling door Generaalvan Stirum in Oranje Garde werd omgedooptl). Hijwas een man van groote toewuding aan de nationalezaak, die door zijn beleidvol optreden te ‘s Gravenhageveel heeft bijgedragen om de orde te handhaven in dedagen van de omwentelmg en om de gevreesde uitspat-tingen daarbg te voorkomen. Hjij was een goed schutter-officier, doch zonder speciale militaire opleiding, diete Woerden moest ondervinden, geluk hij het zelfuitdrukte, dat het ,,heel wat anders (is) om de schutterijte commandeeren als eene ontruimde vesting te verde-digen.” Voorloopig was de troep echter vol goedenmoed, en onderweg bij het Huis ten Deyl ontmoettemen den maire van Leiden, Mr. D. M. Heldewier, diezich daarheen had begeven om den kolonel te overredenniet te Leiden stand te houden, maar zoo spoedigmogeluk door te marcheeren op Woerden, welke plaatsslechts door een klein Fransch garnizoen was bezet enzelfs door Tullingh’s troepen gemakkelijk veroverd konworden. Tullingh weigerde echter beslist om op ditvoorstel in te gaan, daar dit uitdrukkelUk in strijdzoude zun met de bedoeling van Van Stirum en metde hem den 215ten verstrekte last, welke aldus luidde:,De kolonel der Oranje Garde wordt geinviteerd zich

l) Th. Jorisscn, de Omwenteling van íSi3, 2e stuk, blz. 18.

Page 306: Leidsch Jaarboekje

203

op morgen met 250 manschappen naar Leyden tebegeven, wordende dezelve geauthoriseerd de Schutter4aldaar te organiseeren en verder te handelen naar ge-lang van omstandigheden.” HU liet op Leiden door-marcheeren en ging zelf bij de Haagsehe Schouwvooruit om voor de inkwartiering der troepen te zor-gen, HU wendde zich daartoe op het Raadhuis tot denadjunct-maire G. A. M. van Bommel en werd aldaarterstond met hetzelfde voorstel ontvangen, dat even-zeer door hem werd afgeslagen.

Dit herhaald voorstel wUst op een tevoren door hetstadsbestuur of door Heldewier en van Bommel beraamdplan om den troep van Tuilingh zoo kort mogelijk teLeiden te houden, waartoe zoowel het aangegeven doel,de verovering van Woerden, aanleiding kan gegevenhebben, als de vrees dat de aanwezigheid van de gardeste Leiden de bevolking zoude opwinden en daardoor deregeering dwingen om meer openlijk tegen de Franschenpartij te trekken. Als Woerden kon veroverd en behoudenworden, zoude daarrnede een voorpost tegen de Franschente Utrecht verkregen zUn, die het gevaar voor eeneoverrompeling der stad door de troepen van Molitorkon voorkomen. Tevens hoopte Heldewier wellichtdoor het spoedig vertrek der gardes te voorkomen,dat hij z!$re QjdelUke houding moest opgeven, waar-door hij de stad en zich .zelf kon dekken, indiende Franschen onverhoopt de macht weder in handenkregen. Men had te Leiden bij de Aprilbeweging

Page 307: Leidsch Jaarboekje

804

gezien, wat de gevolgen konden zUn van een onvoor.zichtig verzet, en het was te vreezen, dat de Franschen,als zij weder aan het bewind kwamen, de afgevallen stedenals rebellen zouden behandelen r). Deze ,,welgemeende,schoon te ver gedreven voorzichtigheid”, die hem ,,belettenog krachtiger partij te trekken”, “) - geluk van derPalm Heldewier’s houding vergoelijkend omschrijft, -toonden zoowel Heldewier als Van Bommel ook bfj hunverzet tegen het voorstel van Kemper om over te gaantot het vormen van eene provisioneele regeering.

Het stadsbestuur gaf het plan echter nog niet op en om5 uur werd Tullingh op nieuw op het stadhuis geroepen,waar toen ook van Boetzelaer en professor J. M. Kemperaanwezig waren. Tullingh bleef echter bU zon weigering,daar hu het plan onverantwoordelUk achtte. Hoe ge-makkeluk ook Woerden genomen kon worden, hetwas te voorzien, dat Molitor, die nog met een 5000 mante Utrecht stond, niet zoude nalaten om een poging tedoen om Woerden te hernemen, daar dit hem andersden terugweg over Oudewater zoude afsluiten.

Reeds naderden de verbondenen uit het oosten enelk oogenblik kon hem de terugtocht over VreeswUkworden afgesneden, in welk geval de weg over Woerdenhem nog gelegenheid bood om op Gorinchem af te

l) Zie het antwoord van de Stassart aan Gevers van20 November in het brievenboek van den sous-prefect.

*) Aangehaald bij .Jorissen, de @mwcnteling van 1813,bl. CClL3.

Page 308: Leidsch Jaarboekje

2 0 5

trekken. Molitor mocht dus Woerden niet opgeven enbij den daarover te ontbranden strijd kon Tullingh ver-wachten, dat hij zoude komen te staan tegen een over-machtigen en beter geoefenden vijand, waartegenoverzijn kleine en ongeoefende troep onmogelijk stand konhouden.

Na herhaald aandrmgen en nadat hem door Kemperzelfs gebrek aan moed was verweten, verklaarde Tullinghzich eindelijk bereid om dezen tocht te wagen, indieneen ervaren generaal zich aan het hoofd wilde stellenen hierdoor de verantwoordelijkheid voor den tochtwilde aanvaarden. HU noemde hierbg de twee te Leidenwonende generaals 0. Z. van Sandick en D. Brute.Beide ontraadden echt,er met hem het plan.

Het stadsbestuur gaf ook nu echter het plan niet open vond eindelijk den ‘s avonds uit den Haag overge-komen generaal G. F. de Jonge bereid om het opper,bevel te aanvaarden l). Tullingh was nu gedwongenzich bU het plan neder te leggen.

Elders hoop ik uitvoerig uiteen te zetten, dat de Jongetot dezen tocht niet uitdrukkelijk gemachtigd was, alkan de bevoegdheid hiertoe begrepen worden in de alge-meene strekking van zQn opdracht om ,,het land vooralle vijandelijke invallen te bewaren.” Op hem rust dus

l) Over het al of niet zenden van cen bericht aan het V. B.,zie mijn artikel in het (;edenkboek van de I-Iist. Com. v.Letterk.

Page 309: Leidsch Jaarboekje

206

een groot deel van de verantwoordelgkheid voor dezengoed bedoelden, doch onbezonnen tocht, waaraan meerervaren bevelhebbers terecht hunne medewerking ont-trokken haddenl). Ook op Kemper rust een deel van deverantwoordelakheid, doch bä hem is als niet militairalthans eerder te verontschuldigen, dat hij niet heeftingezien, dat Molitor moest trachten om Woerden tehernemen en dat deze hierin moest slagen door degeringe en ongeoefende macht, die aan de Jonge tendienste stond WaarschUnlUk heeft Remper in het bru-taal optreden tegen de Fransehen een middel gezien omde wankelmoedigen te dwingen partij te kiezen voor denationale zaak, juist op het oogenblik, dat er gevaardreigde, dat de geheele beweging zoude mislukkendoor de IijdelUke houding van de besturen der grootesteden.

Er was nu tot den tocht besloten. Tullingh kreegorder om den 23Ste* op Woerden te marcheeren en aan

‘) C. F. de Jonge had vóór de revolutie alleen in lagererangen gediend en werd na zijne terugkeer in 1813 tot majooraangesteld, waarop spoedig zijne bevordering tot generaalvolgde. Er waren in de eerste dagen weinig personen vangroote militaire bekwaamheid voor de nationale partij be-schikbaar en de neiging om den vijand te overMuffen dreefhet bestuur er toe om generaals te benoemen, terwijl de man-schappen nog ontbraken. Wellicht was op zijne snelle promo-tie ook zijne verwantschap van invloed met F. C. de Jonge,een des medewerkers van het Algemeen Bestuur, die zich ophet laatste oogenblik vóór de ondertcekening der proclamatieterugtrok.

Page 310: Leidsch Jaarboekje

207

den commandant van de Leidsche gardes, den luitenant-kolonel de Bruin, werd een gelijk bevel overgebrachtdoor 0. J. H. graaf van Limburg Stirum NoordwUk, denzoon van den commandant te ‘s-Gravenhage. De Haagschetroepen vertrokken ten 10 uur met muziek en onderhet geroep van Oranje boven, na nog eenigen tUd ver-geefs gewacht te hebben op de Leidsche gardes, dieeerst geinspecteerd moesten worden en eerst in dennamiddag tegen 2 uur zun gevolgd.

De Jonge vertrok met een gedeelte der officieren ende fuseliers in jaagschuiten, terwijl Tullingh met devoltigeurs, de vrijwillige cavaleristen en twee veldstukjesop Alfen marcheerde. Door het nakomen van enkeleHaagsche vrfJwilligers was de troep b$j het vertrek aan-gegroeid tot 298 man en 27 cavaleristen.

Te Alfen ontmoetten de twee afdeelingen elkander enontstonden er onaangenaamheden tusschen de Jonge enTullingh, omdat laatstgenoemde aan zGne manschappenkaas en bier had laten uitreiken, waardoor eenige ver-traging was ontstaan l). De Jonge beval om terstondvoort te rukken en deed dit bevel mondeling door eenonderofficier overbrengen, welke onvormelijke wjjze veelkwaad bloed zette. Met moeite werd de oneenigheid

l) Volgens de Jonge gaf dit I’/, uur vertraging, terwijl eenlate aankomst te Woerden met de geringe macht gevaarlijkkon worden. IIiermcde is echter slecht te rijmen. dat de Jongezelf zoo langzaam liet voortgaan, dat de schuiten soms drevenof stil lagen.

Page 311: Leidsch Jaarboekje

208

tusschen de bevelhebbers door bemiddeling van kapiteinvan Berghuis bijgelegd.

Tullingh trachtte nu nog eens de Jonge te overredenom het plan op te geven, doch zonder succes. Men troknu gezamenhjk verder met de voltigeurs als avant-garde voorop, daarna de artilleristen met de twee stukkenen ten slotte de fuseliers.

Even voorbij Bodegraven zond de Jonge reeds eenesommatie voor de overgave van Woerden, welk stukreeds den vorigen avond te Leiden was opgemaakt, ende jonge van Stirum belastte zich met de overbrenginghiervan. Hierdoor werd aan den vgand gelegenheid ge-geven om Woerden te ontruimen en bericht te zendenaan Molitor te Utrecht. Had hu met de sommatie gewachttot dat men voor Woerden stond en de verbinding metUtrecht had verbroken, dan was het bericht wellichteerst later te Utrecht gekomen en was de tegenaanvalder Fransehen dan eerst gevolgd, nadat men aan de naeen stevigen marsch vermoeide manschappen eerst watrust had kunnen gunnen en de verdediging van Woerdenwat beter had kunnen voorbereiden.

Te Nieuwerbrug ontmoette men een luitenant-magazun-meester uit Woerden, die den verstandigen raad gafom eerst de gemeenschap met Utrecht af te snijden,doch het was toen hiertoe reeds te laat. Men vond danook bu aankomst de Franschen gevloden. Te half negenwerd Woerden bereikt, de maire opende de poort en om9 uur trokken de troepen binnen. De stad werd ‘s avonds

Page 312: Leidsch Jaarboekje

209

geillnmineerd en de avond werd in vroolgkheid door-gebracht. De troepen werden bij de burgers inge-kwartierd l).

Tullingh vermeldt dat de vereischte dekkingsmaat-regelen werden verzuimd, niettegenstaande hij hierophad aangedrongen, doch de Jonge bericht dat hij demanschappen op de wallen wilde doen bivouacqueercn,doch dat hij dit niet kon doorzetten door den onwil dertroepon. Ho beval daarom om althans bU de wapens enin de klccren te blijven en om op het eerste hoorn.signaal zich aan de Utrechtsche poort te verzamelen.Ook zond hij den kapitein van Berghuis met 20 man eneen van de twee veldstukjes en artilleristen naar hetfort Oranje, op den weg naar Utrecht, om de brug af tebreken, coupures te maken en voorposten te plaatsen. Omelf uur bracht van Berghuis bericht, dat het detachementhad post gevat. HU bleef daarop in de stad, na het bevelover het fort Oranje aan den magazijnmeester te hebbenovergedragen. De post werd om halftwee geinspecteerddoor den adjudant Van der Meer Morsch en er kwamen geenonrustbarende berichten in. Alles scheen dus verderkalm to zullen verloopen, doch men had vergeten, dat

‘) .Iorisscn bl. 18. Woerden was eerst zonder bezetting enhad slechts eenigc Iust.hewnarders met, 12 geweren. DenISden Mei riepen dc bocrcn rr Or~anjc boven cn lieten zij tltklok liiiden. lk Frnnsc‘hcn vonden htt torn blijkhnnr $ewrncchtom er een klein garnizoen te leggen, dnt din l9den annl<wnmVerhA van C. E. v. d. Quast te Woerden, bij Colcnbrnnder.

14

Page 313: Leidsch Jaarboekje

210

er nog een tweede weg naar Utrecht bestond, we!kebestreken werd door het fort Kruipin. Dit fort v~itnsonbezet gebleven en ook op het andere fort waren demaatregelen geheel onvoldoende.

Toen Tullingh in den vroegen morgen naar hetfort ging om aan een koer ier doorgang te ver-lecnen ‘), vond hg er slechts 24 man onder den luitenantMirandolle, die geheel verkleumd en hongerig waren,daar men vergeten had om voor de approviandeeringte zorgen. Er ontbraken zelfs paarden voor het vervoervan het geschut en de bezetting was zoo slecht gedrild,dat men vergat om te rapporteeren, toen het geluidvan naderende troepen werd gehoord. In Woerden zelfverbroederden de gardes zich met de burgers, waarbijzij ingekwartierd waren, alsof er geen gevaar uitUtrecht dreigde. Juist het slecht geoefend zijn en degeringe sterkte van de troepen had tot buitengewonevoorzorgen verplicht, doch deze werden grootendeelsnagelaten, niettegenstaande er voldoende ammunitieontbrak en de troep vermoeid was na de voor dezemannen buitengewone inspanning van den marsch,

l) Dit was eene dcpeche van het, Algemeen Bestuur aanMolitor, wnnrnij aan dezen werd voorgt%teld om den in dmvorigen avond tc Leiden gevangen genomen adjndnn t luitcnnnt-kolonel Eymnrd tcgcn gi,jzrln:trs bij Molitor uii le wisselen.Vnlgcns do .Jonge geschiedde deze opdracht reeds om 3 uur‘s nnchts c’n droeg bij toen g?li.jk aan ‘l’iillinqh ~1) om hetCJmtnandc~ van tirt. fort Oranje nvertc nemen. Dit n’ordt, c(~literdoor Tullingh,ontkf%d en wordt ook elders niet bcvcstigd.

Page 314: Leidsch Jaarboekje

211

eerst van den Haag op Leiden en den dag daarna opWoerden. Later bleek zelfs, toen de medegenomenkogels verschoten waren, dat de nagezonden ammunitieonbruikbaar was, daar men die van een verkeerdkaliber had gezonden. Eerst moest de kogel afgebetenworden en dan afzonderlijk in den loop gestort ombruikbaar te zijn, en voor het kanon was slechts~unmnnitie voor 20 schoten! Toen de Franschen reedsvoor Woerden stonden, moest men op het laatsteoogenblik nog trachten om de poort eenigszins meteen ijzer te sluiten, hoewel reeds voor den intocht in(le stad door den magazijnmeester op het defekt zijnvan de poort gewozen was.

Onder die omstandigheden was het corps half weer-loos tegen den vijand en een ernstig verwijt treft denbevelhebber de Jonge voor de weinige voorzorgen doorhem in het belang van garnizoen en stad genomen.

Weldra verscheen nu de vijand voor de poorten *),Over de nu volgende verdediging zijn de berichten volteganstrUdigheden, daar ieder later zUn eigene daden inhet beste licht trachtte te plaatsen. Ook de in het werkvan de Jonge afgedrukte verklaringen van tochtgenoot,enzijn niet zonder kritiek te aanvaarden, daar de bericht-gevers zelf persoonlijk te sterk betrokken waren b1J dedoor hen besproken feiten. Ongetwijfeld is er eerst

‘) Velgens de Jonge bl. 18 vielen de cerstc schotrn reedsQm kwart over zes en maren dc Fransehen 500 à 550 man sterk.

Page 315: Leidsch Jaarboekje

214

eenige tegenstand geboden, doch toen de vijand omhalfacht den stormaanval liet blazen, toen hielpen geenbevelen meer en vluchtten de manschappen naar deLeidsche poort. De officieren trachtten daar nog de man-schappen te verzamelen, doch eerst een half uur buitenWoerden, op den weg naar Leiden, gelukte het aan deJonge althans enkelen in hunne vlucht te stuiten enbijeen te houden.

Tullingh geeft niet onduideIijk te kennen, dat deJonge op het laatst het hoofd kwijt raakte, en,na zijn distinctief verwijderd te hebben, is gevlucht,terwÿl er nog een gedeelte van de Hollandschc troepenin de vesting was l), Zelf daarentegen zoudo Tullingheerst de Utrechtsche poort hebben doen sluiten en vandaar uit den vijand bestookt hebben met het eenigaan-wezige veldstukje, waarvoor reeds na 20 schoten deammunitie ontbrak. - Het valt thans moeilijk ieders rolin de korte oogenblikken nauwkeurig na te gaan, dochals men ziet hoe de Jonge Iater te Leiden de man was,die onder moeilijke omstandigheden de maatregelen VOOIde verdediging wist te treffen; terwijl ieder het hoofdscheen verloren te hebben, dan ontbreekt de aanleidingom te veronderstelleq dat het hem t,e Woerden aanmoed zonde ontbroken hebben. Zelf schrijft hij in ziJnoPro Memorie : ,,Er geen mogelijkheid meer zijnde tot

‘) Volgens ‘l’nlling was de ,Jor~gc i n bnrgcr oostmlm, nl1cc11met een Oranje sjerp om, en deed hi,j die af vóór dat hij destad verliet.

Page 316: Leidsch Jaarboekje

eenigen wederstand, of om eenig nut aan te brengen,waren wd genoodzaakt de reeds gewekene gardes tevolgen. - Intusschen bleek het ons, kort bij de poortzijnde, uit de vuren, dat de väand reeds in de stadwas, - en aan de rechterzqde van de Leydsche poort.”

De wfjze, waarop de Jonge, onder het vuur van denvi,jand, aan de onbedroven gardes leerde het geweer tehanteeren, bewijst zijn persoonlgke moed, al ware hetvoor den uitslag waarschijnlijk beter geweest om metmeer kracht voor de hoofdleiding der verdediging tezorgen. Of met de ongeoefende troepen het mogelijk zoudegeweest zijn om Woerden te behouden, totdat de Leidschegardes onder de Bruin naderden, is thans niet te beslis.sen, doch waarschgnlijk ware althans voorkomen kunnenworden, dat terwijl de bevelhebber met de officieren destad verliet, een hoofdofficier met 33 van de 300 mandaar zonder bericht van zijn vertrek achter bleven enden vijand in handen vielen 0.

‘) Tullingh WYcrd door dc Franschcn @wond en gxangcngcnomcn en is later naar Parijs vervoerd, waar hij volgens.lorisscn (Ze stuk bl. 96) ernstig @vaar liep gylusillecrd teworden cn slechts door dc tussohcnkomst van ridder .JoseJ)htic Stnc’rs liicrvoor werd bchocd. Hij Itccrde eerst den 14 hlf>i1811 uit de I;rijasgevangcnscEla[> terug. Toen hij zich bij dcrrSouvercincn vorst meldc. werd hij zeer koel ontvangen, hct-wYrlk het gevoly bleek van het zeer partijdig anoniem ,,Rclaasvan het gcbcurde met bet,rrkking tot, de occupatievann’«crdon”,waarvan de Jonge later rrkcnde iicn schri,jvcr te zi,jn. Tullinghhcklaagd- zich btj \‘nn Hogcndorp, d i e den vorst bctcrinlichtte en hierdoor aan Tullingh een betere ontvangst bereidde.

Page 317: Leidsch Jaarboekje

214

Wfl sparen den lezer thans het verhaal van de wreed-heden en plunderingen, waaraan de Fransc;hen zich teWoerden te buiten gingen en verwijzen hiervoor slechtsnaar het eenvoudig verslag, dat de deputatie van hetLeidscho bestuur hierover gaf en dat wjj op bl. 222afdrukken i).

De terugtocht 2) geschiedde eerst in de grootste wan-orde en vluchtende gardes verspreidden overal in dedorpen schrik en ontsteltenis. Eerst con half uur voorbuWoerden gelukte het aan de Jonge om 20 B 25 gardeste doen stand houden om althans gezamenljjk in goedeorde op Bodegraven te marcheeren, waar hu hooptestand te kunnen houden. HG deed hier voorpostenuitzetten en zond eerst den ordannans-kanonnier vanGoch en later kapitein van Berghuis vooruit om aanden luitenant-kolonel de Bruin te gelasten naar Bode.graven op te rukken. Tevens zond hij een rapport vanhet gebeurde a a n h e t Algerneene B e s t u u r , waaropgeneraal Van Stirum, den 24en November, antwoorddemet een korte aanmaning om zoo langzaam mogelijkterug te trekken en ondertusschon hol volk te wapente roepen en overal de klokken te doen luiden om den--

l) Jorisscn, 2de stuk, bl. 2L1.2, De bcsulirijving van den tcrugtucht is ontkend aan het

PappOrt van de JcJ~~c. Dc, jrlicthcicl I~icrwn Werd dollr ~dpofficieren ontkend, d o c h cr ontl)rccItl cc:11 Iritvocrig tcgcli-bericht van hunne zijde om hicraaii de mededcclingcn vande Jonge te toetsen.

Page 318: Leidsch Jaarboekje

215

vLJand te verschrikken. Tevens werd hem steun toe-gezegd en machtiging om geen geld te sparen, daarvoor de betaling werd ingestaan l).

Na drie kwartier ontving de Jonge bericht, dat deBruin te Alfen stond. Hij was volgens con brief vanNovrouw Kemper den 23sten om 2 uur in goede ordeuit Loidon vortrokken met de bedoeling om te Alfonto overnachten en was den 24sten ‘s morgens reeds opweg geweest naar Bodegraven, doch waarschUnQjkomgekeerd op de overdreven berichten van de vluch.

fande Haagsche gardes. Thans weigerde hij om naarijodegraven op te rukken en de generaal, wiens troepmmiddels tot 40 B 45 man was aangegroeid, achttezijn eigen macht onvoldoende om te Bodegraven standte houden en trok verder op hlfen, waar hu de Bruinmet de Leidsehe jagers en een aantal Haagsche gardosaantrof. Op eene conferentie ten huizc van den maireCannegieter protesteerde de Bruin en eene deputatievan de Leidsche officieren onder kapitein Thijssen tegenhot plan om te Alfen te blijven en alleen de kapiteinS~heltus on de luitenant Eigeman verklaarden zichbereid om bU den generaal de Jonge te blijven. Ook teKoudekerk en aan het Hazerswoudsche hek poogdedeze vergeefs om do troopen to doen stand houden,waarbg ten slotte de Haagsehe gardes verklaarden zichniet meer aan de bevelen van den generaal te zullen

‘) De Jonge, bl. 64.

Page 319: Leidsch Jaarboekje

216

houden, ‘tenzij hij ook over reguliere troepen konbeschikken. Zoowel de Leidsche als de Haagsche gardesmarcheerden daarop naar Leiden en lieten den generaalalleen terug raden. Toen deze omstreeks half vUf voorde poort kwam werd hem den toegang gewoigerd,,onder voorwendsel, dat hij een zijdgeweer bU zichhebbonde, dus gewapend was, de ordre aldaar zijnde,om geen gewapende manschappen te laten binnenkomen.” Hetzu dit een domheid was van de poortwachtof een plagerij van de Bruin, in elk geval moest deJonge buiten blijven, wat hg ook zeide en ofschoon hijaüne aanstelling van het Algemeen Bestuur toonde.

De poorten te Leiden bleken beter te sluiten dan diete Woerden en dc generaal zonder manschappen zagzich genoodzaakt om langs de Singels, buiton de stadom, naar den Haag te rijden.

Kort hierna verscheen het reeds vermelde anoniemRelaas, hetwelk aanleiding gaf tot het volgonde protest,gepubliceerd in de Leydsche Courant van 13 Docem-her 1813:

De gezamentlijke Officioren der Gewapende Burger-wagt en gewezene Nationale Garde te Legden, kennisgekregen hebbende, van het uitgeven en verspreidenvan zeker naamloos geschrift ten Titel voerende,Relaas van het gebeurde op den 21, 22, 23 en24 November 1813, met betrekking tot de Occupatieen de Ontruiming van Woerden; verklaren hetzelve

Page 320: Leidsch Jaarboekje

2 1 7

bij dezen, in zoverre het hun regardeert, voor eenschandelijk en Idugenachtig Libel, en den SchrUvervoor eenen Lasteraar en Eerroover, Lorwul zij hetbeneden hunne waardigheid rekenen, op een dier,geluk Prulschrift verder iets het minste te ant.woorden.

Uit aller naam A. de Bruin, Lt. Col. Comm.

Do handelwgze van de Leiducho officioren is echterniet g o e d g e p r a a t met dit bombastisch protest, al kanter hunner verontschuldiging cenigszins gelden, d a tzij ongetwijfeld onder den indruk zijn gewceut vande allicht overdroven verhalen van de vluchtelingen uitWoerden, die algemeen een verder voortrukken vau deFranschen vreesden. Het is begrgpelijk, dat do J,oidschegardes daarna meer neiging vertoonden naar hunne eigenestad to trekken, dan halverwege een post te betrekkenvau twijfelachtige militaire waarde, slechts gesteunddoor he t gedemoraliseerd r e s t an t van de I-ILtagschegardos en onder commando van een generaal van wienstaktisch optreden zä van de vluchtelingen wel niet de meestrooskleurig getinte verhalen zullen vernomen hebben.

To Leiden zelf was de indruk van den noodlottigentocht verbijsterend 1). De stadsregeering had reeds, vóórdat de uitslag bekend kon zi$, aan den Heer 8. P. J.Drabbe, bij diens benoeming tot t.UdelUk commandant

‘) Zie uitvoerig mijn artikel in het Gedenkboek,

Page 321: Leidsch Jaarboekje

tgdens de Bruin’s afwezigheid, den geheimen last ge-geven om de stad niot tegen de Franschen te verde-digen, wanneer dio van uit Woerdon eeu aanval mochtenwagen, en toen hot bericht kwam van den terugtochl,en algemeen oen aanval van de Franuchen word ge-vreoxd, was men e r a l leen op bodacht om bi,j ho tnaderon van den viJand do poorten zoo spoedig mogelijkto openen, ten einde de bevolking voor het lot vanWoorden to vrijwaren. Vergeten wij bij deze weinigeorvollo bladzgden in Leiden’s geschiedenis echter niet,dat de stad werkoluk ,,van alle middelen van defenuio(was) ontbloot”, geltjk do proviuioneele regeering tot

hare verontschuldiging aan den geheimen last toevoegdo,en dat bij het totaal gobrok aan amunitie direkt naden tocht naar Woerden eene poging tot verdedigingtogen con eenigszins beteekcnde macht vrijwel hopolooswas. Trouwens do hoofdstad zalf, het trotsche Amstor-dam, nam in deze dagen een nagenoeg geluk besluit.

Do barbaarsche wijze, waarop de Franschen teWoerden tegen de weerlooze burgers waren opgetreden,de talrijke doodcn on gewonden en de algemeeue plun~dering waren reeds voldoende om de Leidsche burgerijtot wanhoop to brengen biJ de gedachte, dat ook aan

hunne stad een dergelijk lot wachtte, en de paniekbereikte het toppunt door de sterk gekleurde verhalenvan de vluchtelingen en de overdreven schattingen van

de voor Woerden verschenen vi,jandeiUke macht.Onder die omstandigheden kwam de Jonge den vol-

Page 322: Leidsch Jaarboekje

219

genden dag te Leiden en vond hi j van a l le zUdentegenwerking bU zijn pogen om althans een verdervoortdringen van de Fransehen te Leiden te stuiten.De provisioneelo regeering berichtte haar plan om destad op te geven aan het Algemeen Bestuur en schijntzelfs aangedrongert te hebben op terugroeping vande Jonge, wiens nísatrcgelen op allerlei tegenkantingstuitten. Toch heeft deze het hoofd helder gehoudenen trots allen tegenstand alles gedaan om Loiden tebehouden en daarmede ook den Haag, den zeCe1 vanhet Algemeen Bestuur.

De Franschen zUn niet voor Leiden’s poorten ver.schenen oa gelukkig bleek, dal men zich ,,geheelzoaderroden en fundament benauwd” had gemaakt, gelijkJohan Valekenaer den 26 November aau Luzac schreef l),eu achteraf was het gemakkelijk om met Valckenaerte schräven : ,,Hoe kon het in gezonde hersonen opk.omen,dat Molitor van agter geprangd door de aannaderendetroepen en het land rondsom in opstand ziende zig indie cul do sac Leyden zou wagen”, doch in de eerstedagen waren ook de hersenen te Leiden niet gezond,daar ieder bevangen was door de paniek en het ergstevoor Leiden vreesde. Toen was het de Jonge dio doorzijn vastberaden optreden de stad in staat van verdodi-ging wist te brengen en daardoor de bevolking woertol bezinning bracht en belet heeft, dat de paniek zich

l) Xaber bl. 366.

Page 323: Leidsch Jaarboekje

220

over de geheele provincie verspreidde. Hierdoor heeft hijveel goed gemaakt van helgeen hem ten opzichte vaii

don onbezonnen tocht naar Woorden verweten konworden.

Van alle zijdon werd hulp naar Leiden gezonden.Terstond kwam een detachement dragonders van hetrogimont Timmermanu en een detachement van de voor-

malige gardes de préfecture van de Monden van de Maas.Sweerls verscheen met zijn troopen van Ro t t e rdamdon 27Sten ‘u morgens, vrij willigercorpscn kwamen uit‘s-Gravenhage en Delft en de studenten vormden opverzook van de provisioneele stadsregeering een burger.wacht, die overdag door de stad patrouilleerde en ‘s nachtude wacht betrok in de Universiteits vierschaar (thansl~urgemeesterskamer) op het Raadhuis.Den 28SlenkwamenoindeliJk de lang verbeide kozakken, die op hun door-tocht naar ‘s Graven hage op de Ruïne kampeerden, nadatreeds in der nacht tevoren de Franschen Utrecht ver-laten hadden 0. Het gevaar was nu geweken en lang.zamerhand werden de te Leiden saamgetrokken troepennaar elders ontboden, Sweerts was met zijne troepenreeds vrocgor naar Rotterdam vertrokken en den 30 No.vcmbcr raadde van Hoge.ndorp om alle beschikbaretroepen naar den Leidschendam te zenden, daar vanGouda uit een aanval op ‘s Gravenhage werd gevreesd.

‘) 1Jr. T I . Ikmc~h:~, G’sch. cl. Nml. staatscmwcniclinp in1813. Dl. 1 bl. 199 vv.

Page 324: Leidsch Jaarboekje

221

De generaal de, Jonge was den 29sten November benoemdtot commissaris van oorlog en droeg den 1 Decemberhet commando over aan den luitenantkolonel Hartingh.Deze liet alle posten te Woerden enz. intrekken envertrok spoedig naar ‘sGravenhage om zich met zijnregiment te vereenigen.

De rust was te Leiden weergekeerd en de verderedagen leverden te Leiden geen gebeurtenissen op vanalgemeen belang. Voortdurend herinnerden de door-trekkende troepen er aan, dat, elders de strud nog werdvoortgezet en don 4 December maakte Leiden het eerstkennis met de gevreesde ongerege!de Russische troepen.Eerst kwamen er 400 geregelde kozakken, die zich goedgedroegen en geen overlast veroorzaakten, en daarna2000 man van het bekende soort, dat nog na jareneen bron was van de wildste verhalen bij onze voor-ouders. Zij verspreidden overal schrik door hun woestgedrag en hunne grove onzindelukheid en wilde bacha-naliën. Een verhaal van een tijdgenoot geeft hiervan denavolgende kleurrijke beschrijving : ,,die waare zoo fat.soenlijk, dat men er van schrikte en beefde. Veelmenschen (want zu wierde alle ingekwartierd) vlugtehaar huyse uyt en liete haar alleenig, het eete en drinkewas niet by te haale, want men kon voor 1 man wel10 de kost geeve. Een flesch brandewijn zette sy maaraan haar mond en dronke hem in eens leeg, dan moester maar weer ander koome. Zij waren ook heet op devrouwe en dwonge om hoere, anders wilde zy met de

Page 325: Leidsch Jaarboekje

222

vrouwe te doen hebbe daar zy in huys waare. Zij zaagener heel onnet nyt en waare stijf van luyse. Zij vertrokkeweer den 21 dito, daar yder bly om was dat dat volkde stad uytginge.” Dit laatste gelooven wij gaarne.

Groot was hot medegevoel voor de ongelukkige slacht-offers te Woerden. Er werd op het Raadhuis een offer.kist geplaatst, en den 2 December werd eenealgemeenecollecte voor Woerden gehouden. De collecte bracht hetvoor Leiden zeer aanzienlijk bedrag van f5908.14.6 open in de offerbus vond men f316.18, een dubbele eneen enkele dukaat, een gouden Napoleon en 64 kleeding.stukken. De stad zelf gaf eene blJdrage van flOO0 uitde berooide stadskas. Tevens werden drie raadsleden naarWoerden gezonden, om den toestand aldaar op tenemen ‘), die hot hier volgende verslag uitbrachten:

Edele Groot Achtbare Heeren,

[JWO gecommitteerden, welke zich op gisteren inpersoon naar Woerden begeven hebbon, hebben deingezetenen dier ongelukkige stad in den beklagens.waardigsten toestand gevonden, 24 van derzelverstille en vreedzame burgers zijn door de vlugtendoQepen der Franschen vermoord en omtrent 45 liggener nog aan hunne wonden te hjden. Nagenoeg al dehuizen zijn door het schieten, hetwelk op dezelvedoor het klein geweer gedaan is, deerlijk, hoewel

‘1 Not. Prov. Reg. bl. 14.

Page 326: Leidsch Jaarboekje

2 2 3

het eene meerder, het ander minder, geteisterd.Sommige ingezetenen zijn van al hunne tilbare have,en nagenoeg alle van een gedeelte derzelve. beroofd.De Heer Maire van Oudheusden, zijn Adjoint Pruim-boom en de vrederechter Meulman ontvingen mettranen in hunne oogen de hartelijke deelneming,welke wij de eer hadden hun van U, onze achtens-waardige regeering, over te brengen. Met dankbareharten zal alles door hun voor hunne ingezetenenontvangen worden, hetwelk uwe teedere bezorgdheidhun van Uwe regtschapen en gevoelige ingezetenenzal toeschikken.

De dorpen omstreeks Woerden en de minder ge-leden hebbende Woerdenaars hebben in den eerstennood van hen, die alles verlooren hebben, edelmoe-dighjk voorzien.

Uwe tnsschenkomst, gevolgd van den bijval deroverige Hollandsche steden zal zeker alles, dat verderte herstellen is, herstellen, waartoe wij God hidden,dat Hij de harten van Hollands ingezetenen, evenals de Uwen, Edele Groot Achtbare Heeren !neigen zal.

A . P. J. DRABBE .

0. W . V A N GAASBEEK.

D. uu MORTIER .

Het bedrag, dat voor Woerden alhier geofferd werd,is vooral groot als men let op de droevige füdsomstan-

Page 327: Leidsch Jaarboekje

224

digheden. Industrie en academie kwdnden en een grootgedeelte der bevolking moest bedeeld worden, terw@de meer gegoeden gebukt gingen onder de algemeenemalaise, Het was een waardig antwoord op den vanalle zuden in 1807 biJ de buskruitramp ondervondensteun.

Den 30 November kwam het lang verwachtte bericht,dat de Prins te Scheveningen was geland. Toevalligwaren de afgevaardigden van Leiden in de residentie,waardoor zU het voorrecht hadden om onder de eerstente zijn, die den vorst hunne hulde mochten aanbieden.De publicatie van zgne komst werd overal met gejubelbegroet en ‘s avonds werd de burgeriJ uitgonoodigd omte illumineeren, waarbij de stad zelf voorging met deverlichting van het Raadhuis. Den 6 December werdeen algemeene dank. en bededag gehouden.

De verdere gebeurtenissen verliepen kalm, de verjaar.dag van den erfprins werd op 6 December met eeneilluminatie gevierd, den 7den maakte het stadsbestuurotflcieel zone opwachting bij den Prins en don Ssten werddeze tot sonverein vorst uitgeroepen, waarbij de schuttersparadeerden en de klokken beierden l).

Ook bij den oproep om geldelgken steun voor de alge-meene wapening en de verdediging van het vaderlandliet Leiden zich niet geheel onbetuigd. Er werd f6129.5.8

‘) 1)~ Prins wad 2 December te Amstrrdwn en den zelfdenavond tc ‘s Grnvenhage tot souvercin vorst uitgeroepen. Dení’den geschiedde dit rite Rotterdam eIn te Dordrept.

Page 328: Leidsch Jaarboekje

225

geofferd en twee bons voor drie schaapsvellen *). Ookhierbg moet men rekening houden met de slechte om-standigheden. De inkwartiering van een regiment OranjePruisen, groot 900 man, bracht den 15 December wedernieuwe lasten voor de burgeru.

Met de terugkeer van de rust dreigden ook de oudeveeten weder te ontwaken en zelfs verscheen er eenanoniem pamflet, getiteld : ,,Brieven van A aan Z”, dat7 December alhier werd gedrukt en vooral gericht wastegen Meerman, V(erhuellY) en Gevers. De verspreidinghiervan werd verboden 2, en evenzoo het zingen vanaanstootehjke of partijdige liedjes 3).

Algemeen was echter de feestvreugde toen den200” December de souvereine vorst een bezoek brachtaan Leiden. Op verschillende punten werden eerepoortenopgericht, aan de Witte poort, aan het Noordeinde enop de Breestraat en van de Witte poort tot, aan hetStadhuis waren en haie eerewachten opgesteld vanstudenten en schutters. Een speciale eerewacht van16 man te paard reed den Vorst tot aan het Huis tenD e y l t e gemoet. Bg zijne nadering werden saluut-schoten afgevuurd en bij zUn binnenkomen werd hgaan de Witte poort en daarna aan de trap van hetStadhuis begroet. Er werd eene receptie gehouden en

j) Bijlage 91 van de Notulen der Prov. Regeering.2) Notulen Prov. Reg. 13 Dec. 1313 bl. 42 en Bijl. 62.“) Alsvoren 14 Dec. bl. 44.

1 .5

Page 329: Leidsch Jaarboekje

226

te voet een tocht gemaakt naar de Ruïne. Oorspronkehjkwas het plan door de Ketelboetersteeg naar hetStadhuis terug te keeren, doch later heeft men denroyalen weg hiervoor gekozen.

De souverein was vergezeld van den Erfprins, Vand e r D u i n v a n Maasdam, Fagel e n d e n g e z a n t v a nEngeland en werd overal geestdriftig toegejuichd.

Na een dejeuner op het Stadhuis, vertrok de hoogegast om 7 uur, na bezichtiging van de illuminatie.

Ook verschillende particulieren hadden verlichtingenaangebracht en in het bijzonder trok hierbfj de aandachtde versiering in de Jan Vossensteeg, die geheel versierdwas met 30 kronen en slingers van oranje en groen.Prachtig weder begunstigde het bezoek en een onge-kende drukte heerschte in de straten, daar geheelLeiden op den been was en de groote massa’s volk uitde dorpen in den omtrek naar Leiden waren gestroomdom den Oranje-vorst te begroeten en toe te juichen. ‘)

Met het verkrijgen der onafhankehjkheid en dennieuwen band, die met het geliefd Oranjehuis geslotenwas, meende men den dageraad te zien gloren van eennieuw tijdperk van herleving van de volkswelvaart er1van een nieuwen opbloei van de Leidsche industrie.

J. C. OVERVOORDE.

l) Plan van ont,vangst, zie Nat. Prov. Rfg. b l . 49 cnRelaas van het bczock aldaar bl. 58.

Page 330: Leidsch Jaarboekje

I N H O U D .

Een woord vooraf.Yereeniging , Oud-Leiden”: Verslag over het jaar 1912 -

Statuten. - Bestuur. - Ledenlijst.Oud-Leiden, 1902-1912. [Toespraak op dc vergadering

van 29 November 1912), dooi den voorzitter, Prof.Dr L. K N A P P E R T .

Korte kroniek van Leiden en Rijnland.Inlichtingen omtrent enkele openbare inricbtingcn cn

besturen.In Memoriam :

E . L . B a r o n von Hardenhrnek v a nLockhorst .

J o h a n n e s v a n d e n DOJLDs. J . J. van der T,ip.h. d e K o s t e r .

.,Ars Aemula Satnrae” (met Izcer portretten enrlric iZZustraties), d o o r P r o f . P. .J. B L O K . blz. 1 -37

IIct Dagboek van een Leidenaar uit den jare1747, medegedeeld door S. J. LF. POOLE LGz. ,, 2 8-59

Het mysierie van het eerste bclcg, (loor .J.PRINSEN . . . . . . . . . . ,, 60-62

De I’enningen betrekking hcbbmdc op Leidengeslagen vóór 1513: 2e stuk (met drie illuslra-tips), door L\:. K. 17. ZWIERZINA . . 63 -93

Page 331: Leidsch Jaarboekje

INTIOTJD

De inrichting van een patriciexswoning teLeiden in d? zestiende eeuw, door J. C.OVERVOORDE . .

Bijdrage voor de geschiedenis van het huisBerendrecht onder Aarlandelveen en des-zelfs bezitters, doop W. A. BEELAERTS .

Vroege Paschen; door J. C. OVERVOORDE.De vermakelijke Leidsche Buiten- Cingels, aan-

gename Dorpen en Landstreken, rondom ditStad gelegen, benevens een verhaal vanverscheide adelijke Hofsteden, Buitenplaat-sen en Tuinen, zonder oppronking beschree-ven en met verscheide Gevallen, Redevoc-ringen en Aanmerkingen doormengt, mede-gedeeld door H. J. OOSTING. . .

Overgang der heerlijkheid Noordwijk op defamilie Grave van Limburg Stirum (metportret). door J. KLOOS. . . . .

Om Leiden tijdens het beleg, door J. PRINSEN.Leidsche hoogleeraren in dc natuurkunde in

de 16de, 17de en 28de eeuw [met vier por-tretten), door J. A. VOLLGRAFF . . .

I,eidcn in 1823, door J. C. OVERVOORDE .F~ladvullingen .

blz . 94-103

1, 104-1117% 112-113

<, 114-150

1, 152-1591, 161-166

1, 167-1907: 191-226

9, 93, 103.151.159,160