Lectorale rede Somaya Ben Allouch

44
saxion.edu/techc Van adoptie naar acceptatie van nieuwe technologie Somaya Ben Allouch Lectorale Rede Step up to Saxion

Transcript of Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Page 1: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

saxion.edu/techc

Van adoptie naar acceptatie van nieuwe technologie

Somaya Ben AllouchLectorale Rede

Step up to Saxion

Page 2: Lectorale rede Somaya Ben Allouch
Page 3: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Lectorale rede

In verkorte vorm uitgesproken bij de aanvaarding van de functie van lectorTechnology, Health & Care te Enschede op 24 maart 2016.

dr. Somaya Ben Allouch

Van adoptie naaracceptatie van nieuwe technologie

Page 4: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Titel Van adoptie naar acceptatie van nieuwe technologie

Auteur dr. S. Ben Allouch

Omslag illustratie en vormgeving Factor 12

Drukwerk Printservice Saxion

Uitgever Saxion University of Applied Sciences

Copyright © 2016

Mede mogelijk gemaakt door Saxion University of Applied Sciences

Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door foto- kopieën, opname of op enig andere manier, zonder vooraf schriftelijke toestemming van de uitgever Saxion University of Applied Sciences en de auteur.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b en 17 auteurswet 1912 dient men daarvoor de wettelijke vergoeding te voldoen aan Stichting Reprorecht, Postbus 882, 1180 AW Amstelveen. Voor het overnemen van één of enkele gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers of andere compilatiewerken dient men zich te wenden tot de uitgever Saxion University of Applied Sciences en de auteur.

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior written permission of the publisher and the author.

Colofon

Page 5: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

1. Inleiding 6

2. Adoptie, acceptatie en appropriatie van nieuwe technologie 10 Adoptie 10 Acceptatie 11 Appropriatie 13 Gebruikers, contexten en tijd 15

3. Van theorie naar praktijk 19

4. Domeinen en onderzoeksthema’s 22 Onderzoeksthema’s 23 Connected care 24 Sociale technologie 25

5. Grenzen verleggen 28 Missie 28 Kennisopbouw 29 Onderwijsvernieuwing 30 Human-tech-minded docenten en studenten 32

6. Quo Vadis? 34

Dankwoord 35

Referenties 37

Inhoudsopgave

Page 6: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

6

Toen ik in maart 2002 de kans kreeg om een promotieonderzoek te gaan doen, had ik de luxe om uit vier onderwerpen te kiezen. Deze onderwerpen waren digital divide, smart communities, elektronisch patiëntendossier en interactieve televisie (combinatie van internet en televisie). Tegenwoordig worden promotie-onderzoeken anders gefinancierd: het is inmiddels helaas bijna ondenkbaar dat je als promovendus in de luxe positie zit dat je je onderzoeksonderwerp zelf mag bepalen. Na een week of zes had ik me ingelezen in de onderwerpen en tijdens het leesproces kwam ik toevallig een rapport tegen van de Europese Commissie met de titel “Scenarios for Ambient Intelligence in 2010” (ISTAG, 2001). Er werden allerlei beelden geschetst over hoe het menselijk leven eruit zou zien in 2010, door de aanwezigheid van nieuwe technologie.

Ambient intelligence bleek “alomtegenwoordigheid van technologische intelligen-tie” in te houden en voornamelijk een Europees begrip te zijn. Onderzoekers in de Verenigde Staten hanteerden (en hanteren tegenwoordig nog steeds) de termen ubiquitous computing (alomtegenwoordig) en pervasive computing (doordringend). De visie hierachter was dat er een nieuw paradigma moest komen waarbij computing-applicaties onzichtbaar en niet opdringerig zijn, zodat mensen zich kunnen concentreren op de handeling waarmee ze op dat moment bezig zijn (Weiser, 1988, 1991). “The most profound technologies are those that disappear. They weave themselves into the fabric of everyday life until they are indistinguishable from it” (Weiser, 1991, p. 66). Om deze visie realiteit te laten worden, werkten Weiser en collega’s toen al aan allerlei computingdisplays met verschillende afmetingen, die ze tabs, pads en boards noemden.

De Europese tegenhanger van ubiquitous computing was dus ambient intelligence. De Information Society Technology Advisory Group (ISTAG) van de Europese Commissie presenteerde in 2001 een visie om te illustreren hoe de informatie- samenleving zich in de nabije toekomst zou ontwikkelen. Voor het jaar 2010 hadden ze voorspeld:

Ambient Intelligence stems from the convergence of three key technologies: Ubiquitous Computing, Ubiquitous Communication and Intelligent User Friendly Interfaces. . . . humans will be surrounded by intelligent interfaces supported

1. Inleiding

Page 7: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

7

by computing and networking technology, which is everywhere, embedded in everyday objects such as furniture, clothes, vehicles, roads and smart materials even particles of decorative substances like paint. Ambient Intelligence implies a seamless environment of computing, advanced networking technology and specific interfaces. It is aware of the specific characteristics of human presence and personalities, takes care of needs and is capable of responding intelligently to spoken or gestured indications of desire, and even can engage in intelligent dialogue. Ambient Intelligence should also be unobtrusive, often invisible: everywhere and yet in our consciousness - nowhere unless we need it. Interaction should be relaxing and enjoyable for the citizen, and not involve a steep learning curve (ISTAG, 2001, p. 11).

Ambient intelligence moest gezien worden als een natuurlijke evolutie vanuit ubiquitous computing, door het realiseren van een niet opdringerige omgeving die zich bewust was van de aanwezigheid van mensen en op hen reageerde (Aarts, 2004; Aarts & Encarnação, 2006). Ook werden concepten als human-centered computing vaak genoemd in relatie tot ambient intelligence en ubiquitouscomputing. ”’Human centred computing’ and ‘everyday computing’ is exactly about supporting and enhancing everyday tasks, the informal and unstructu-red activities typical of much of our everyday lives” (Abowd & Mynatt, 2000, p. 30–31). Dat we blijkbaar aan de vooravond van een nieuw computingparadigma stonden, trok mij enorm aan en ik was toch ook wel benieuwd hoe de wereld er in 2010 uit zou zien. Hoe ver zouden we zijn met deze ontwikkelingen?

Met deze inzichten ben ik naar mijn promotor gestapt en ik vroeg aan Jan of het mogelijk was om me de komende jaren op dit onderwerp te storten. Ik weet nog goed dat Jan zei: “Ik weet niet veel van Ambient Technology, maar de ac-ceptatie van technologie door mensen past in het onderzoeksprogramma”. Dat leek mij meer dan voldoende om met dit project te starten. In deze fase is ook mijn nieuwsgierigheid ontstaan naar hoe mensen omgaan met nieuwe technologie: waarom gebruiken mensen technologie zoals ze die gebruiken; hoe komt het dat er door het gebruik van technologie ook andere zaken in het dagelijks leven lijken te veranderen of op een andere manier worden uitgevoerd; en waarom maken mensen soms wel en soms geen gebruik van technologie? Kortom, er leken genoeg vraagstukken te zijn om te onderzoeken voor mijn promotie-onderzoek. En dat bleek inderdaad zo te zijn. Tot op de dag van vandaag ben ik erg blij dat ik die keuze voor mijn promotieonderzoek heb kunnen maken. Tegenwoordig lijkt het soms wel alsof de vraagstukken complexer worden en er minder pasklare antwoorden gegeven kunnen worden. En zo gebeurde het dat mijn toenmalige collega’s me gekscherend “de promovenda die onderzoek doet naar de zelfdenkende koelkast” noemden, vanwege plaatjes van “slimme koelkasten” in een onderzoek.

Page 8: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Inmiddels bevinden we ons aan het begin van het jaar 2016 en alhoewel de meesten van ons nog steeds geen “slimme koelkast” in huis hebben die aangeeft welke boodschappen moeten worden gedaan, zien we in ons dagelijks leven wel degelijk elementen terug die toentertijd al werden genoemd in visies als ambient intelligence en ubiquitous computing. Zo is het in de gezondheidszorg al zicht-baar dat sensoren de gezondheid van patiënten continu meten en monitoren. In de nieuwe visies op computing werd prominent genoemd dat steeds meer technologie met elkaar verbonden zou zijn. Van Dijk (1991) spreekt over “de netwerkmaatschappij” waarbij traditionele gemeenschappen steeds meer plaats (zullen) maken voor genetwerkte gemeenschappen. Later spreekt hij over een maatschappij waarin niet alleen mensen, maar ook dingen permanent met elkaar verbonden zijn: “the Internet of Things” (Van Dijk, 2012). Rainie en Wellmann (2014) duiden Westerse samenlevingen als steeds meer “genetwerkte werelden”, waarbij de “triple revolution” van sociale netwerken, internet en mobiele computing als de voornaamste drijvende krachten worden genoemd. Deze krachten zijn verantwoordelijk voor de huidige stand van de technologie in Noord-Amerika. De Noord-Amerikaanse situatie is qua stand van technologie redelijk vergelijkbaar met die van Nederland, waarbij Nederland zelfs nog meer internetaansluitingen per hoofd van de bevolking heeft dan Noord-Amerika (Unesco, 2015; Eurostat, 2015). Ook de term Internet of Things bestond in 2001 nog niet, maar anno 2016 creëren we steeds meer een wereld waarin veel technologie die wij in ons dagelijks leven gebruiken met elkaar verbonden is. Steeds meer van onze dagelijkse activiteiten verlopen al via digitale netwerken. Het “slimme huis” is met de komst van slimme thermostaten, rookmelders, lampen, stofzuigers, alarmsysteem, et cetera geen futuristisch tekenfilmpje meer zoals The Jetsons, waar we ons weinig bij kunnen voorstellen. Al deze slimme technologie kun je ook nog eens via het internet aan je mobiele telefoon verbinden, waardoor je 24/7 de mogelijkheid hebt om je zowel binnen- als buitenshuis te omringen met slimme technologie.

Mobiele telefoons, internet (of things), robots, drones en zelfrijdende auto’s zijn, naast de mogelijke nadelen die ze bevatten, mijns inziens mooie voorbeelden van de creativiteit en innovativiteit van de mens. De steeds sneller opeenvolgende introducties van nieuwe technologie in zowel publieke als privéomgevingen kenmerken de huidige advanced societies (Ben Allouch, 2008). Een technologie kan een onmiddellijk succes worden of een complete mislukking. Het is óók tegenwoordig nog niet zo eenvoudig om op voorhand te bepalen onder welke condities een technologie succesvol zal zijn, en geadopteerd en geaccepteerd zal worden door de beoogde gebruikerspopulatie (zie ook Ben Allouch, 2008). Maar hoezeer ik technologische innovaties ook een warm hart toedraag, wat ik nog veel interessanter vind is de relatie tussen mens en technologie, vanaf de eerste ideeën van ontwikkelaars over potentiële gebruikers van nieuwe technologie

8

Page 9: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

tot aan hoe mensen zich technologie uiteindelijk eigen maken en gebruiken in hun dagelijks leven. Wat beweegt mensen om nieuwe technologie te adopteren, op basis waarvan maken ze die keuze, hoe verloopt het acceptatieproces en hoe treedt toe-eigening (appropriatie) van technologie op? Bij dit proces en de rol die toegepast onderzoek hierbij speelt, sta ik graag met u stil.

"Wat beweegt mensenom nieuwe technologie

te adopteren, op basiswaarvan maken ze die

keuze, hoe verloopt hetacceptatieproces en

hoe treedt toe-eigening(appropriatie) van

technologie op?"

9

Page 10: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

2.1 Adoptie In zijn theorie over de diffusie van innovaties beschrijft Rogers (1995, 2003) vanuit een sociologisch perspectief het proces van verspreiding van een nieuwe innovatie (een object, idee, praktijk of dienst) binnen een sociaal systeem. Nieuwe innovaties brengen onzekerheden met zich mee, want je weet van tevoren niet welke uitkomsten de geadopteerde innovatie zal opleveren. Hierdoor worden mensen gemotiveerd om informatie (zowel objectieve als subjectieve) op te zoeken over deze innovatie (Rogers 1995, 2003; Valente, 1994). Het diffusieonderzoek richt zich op verschillende elementen, zoals: 1) de oorzaken van de verspreiding, namelijk de innovativiteit van maatschappijen en culturen; 2) de kenmerken van de innovatie zelf; 3) het besluitvormingsproces van individuen wanneer zij overwegen om een innovatie te adopteren; 4) de kenmerken van individuen die een innovatie mogelijk adopteren; 5) de gevolgen voor individuen en sociaal systeem (of samenleving) die de innovatie adopteren; en 6) de communicatiekanalen die in het adoptieproces gebruikt worden (Vishwanath & Barnett, 2011).

Het gehele proces van adoptie is niet alleen gericht op de laatste stap van het besluitvormingsproces (de uiteindelijke beslissing), maar mijns inziens op het gehele besluitvormingsproces. Hieronder vallen ook de verkenning van en kennis over de innovatie, het zich bewust zijn (awareness) van de innovatie, de houding en intentie om te adopteren, de afweging en uiteindelijk de besluit-

2. Adoptie, acceptatie en appropriatie van nieuwe technologie

De relatie tussen menselijk gedrag en technologie kan vanuit verschillende invalshoeken worden bekeken. Zo is er de sociologische invalshoek waarbij men kijkt naar het gebruik van technologie en de effecten ervan op de maatschappij (Giddens, 1979; Poole & DeSanctis, 1989; Orlikowski, 1992), de sociaalpsychologische invalshoek waarbij men voornamelijk kijkt naar verklarende factoren op individueel niveau voor het gebruik van technologie (Davis 1986; Venkatesh et al., 2003), de sociaal-culturele invalshoek waarin vooral het sociaal-constructivisme een grote rol speelt (Bijker & Law, 1992; Oudshoorn & Pinch, 2003) waarbij mens en technologie co-construeren, en de filosofische invalshoek waarbij mens-techniekrelaties onder de loep worden genomen (Ihde, 1990; Verbeek, 2000, 2014). Al deze invalshoeken leveren een specifieke en waardevolle bijdrage aan ons begrip van de relatie tussen menselijk gedrag en technologie.

10

Page 11: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

vorming. In de praktijk zien we vaak dat het adoptieproces van innovaties wordt gereduceerd tot adoptie in engere zin, namelijk alleen de laatste stap van het besluitvormingsproces: gaan we als individu (of als organisatie) wel of niet adopteren? Aspecten die ook van belang zijn in het adoptieproces ontbreken dan vaak, waardoor de keuzes waarop de beslissing is gebaseerd maar gedeel-telijk onderbouwd zijn. Dit is een van de redenen waarom zowel individuen als organisaties vaak niet goed weten hoe om te gaan met nieuwe technologie en de inbedding daarvan binnen een bepaalde context.

Het adoptie- en diffusieonderzoek is in de afgelopen jaren sterk gedomineerd vanuit het perspectief van management information science, waarbij de focusligt op het gebruik van technology acceptance models (Davis, Bagozzi & Warshaw, 1989; Venkatesh et al., 2003) om de waarschijnlijkheid van adoptie door individuen te kunnen bepalen (Vishwanath & Barnett, 2011). En ook al is de diffusie theorie van innovaties van Rogers breed opgezet en van origine bedoeld om allerlei innovaties in de hele maatschappij te onderzoeken, door de opkomst van computers heeft het diffusieonderzoek al snel een organisatorische inbed-ding gekregen. Een construct als “facilitating conditions” in het unified theory of acceptance and use of technology model (UTAUT) (Brown & Venkatesh 2005; Venkatesh, Thong & Xu, 2012) schijnt licht op deze organisatorische inbedding. Dit construct geeft weer in hoeverre een individu denkt dat er binnen zijn of haar organisatie een technische infrastructuur bestaat die het gebruik van een nieuwe technologie kan ondersteunen.

2.2 AcceptatieIn de voorgaande paragraaf beschouwde ik voornamelijk de adoptie van nieuwe technologie op individueel niveau. Maar veel onderzoek naar acceptatie van technologie wordt historisch gezien binnen een organisatiecontext uitgevoerd, omdat daar veel en grote innovaties worden ingevoerd. Verschillende perspec-tieven beschrijven het acceptatieproces van technologie binnen organisaties, namelijk het organisatieperspectief, het technologische perspectief, het econo-mische perspectief en het (psychologische) gebruikersperspectief (Bouwman et al., 2002). Het organisatieperspectief kenmerkt zich door factoren die te maken hebben met de aard en omgeving van de organisatie. Denk hierbij aan factoren als de omgeving, structuur en cultuur van een organisatie, maar ook aan organi-satieprocessen en de visie op strategie en beleid. Al deze factoren beïnvloeden hoe organisaties omgaan met het acceptatieproces wanneer zij nieuwe techno-logie gebruiken of willen gaan gebruiken. Het technologische perspectief richt zich op de interactie die plaatsvindt tussen technologie en organisatie. Daarbij gaat het vooral om technologie in de zin van “enabler” van organisatorische processen, dus technologie die het opnieuw inrichten of aanpassen van organi-satorische processen ondersteunt (Bouwman et al., 2002). Het derde perspectief,

11

Page 12: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

het economische, richt zich op de kosten en baten die gepaard gaan met het acceptatieproces van technologie. Het (psychologische) gebruikersperspectief, ten slotte, richt zich op de sociaalpsychologische aspecten van technologiekeuzes en op de beïnvloeding hiervan. Door binnen de verschillende fasen van acceptatie van technologie de nadruk te leggen op een bepaald perspectief kan daar meer inzicht verkregen worden. Bouwman et al. (2002) spreken in dit kader over een vierfasenmodel van diffusie van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in organisaties, met de fasen adoptie, implementatie, gebruik en effecten. In navolging van Rogers stellen ook Bouwman et al. adoptie gelijk aan “de fase van verkenning, onderzoek, afweging en besluitvorming om een nieuwe innovatie binnen de organisatie te halen” (Andriessen, 1989, p. 19).

Kijkend naar de literatuur over onderzoek naar acceptatie van technologie kunnenwe vaststellen dat naast het begrip adoptie ook het begrip acceptatie van technologie wordt gehanteerd. De vraag is of hier een verschil tussen bestaat. In de literatuur bestaat een redelijk eenduidige definitie van adoptie van tech-nologie. Echter, als men op zoek gaat naar duidelijke definities van acceptatie van technologie (technology acceptance), dan is het verbazingwekkend hoeveel wetenschappelijke artikelen gebruikmaken van technology acceptance modellen terwijl technology acceptance an sich onduidelijk, verwarrend of helemaal niet gedefinieerd wordt. Dit is verbazingwekkend door de hoeveelheid artikelen over acceptatie van technologie en door de verschillende disciplines van waaruit dit fenomeen onderzocht wordt, zoals sociologie, psychologie, communicatie- wetenschap en informatiewetenschappen.

De ene keer wordt technology acceptance gelijk gesteld aan technologieadoptie, de andere keer aan het adoptieproces inclusief de implementatie van de techno-logie, en weer een andere keer aan zowel het adoptieproces als de implementatie en het gebruik van technologie. Tijdens de zoektocht naar een duidelijke definitie van technology acceptance hebben we1 besloten om een onderscheid te maken tussen de concepten adoptie van technologie en acceptatie van technologie. Adoptie van nieuwe technologie is dan de fase waarbinnen het gehele besluitvormings-proces plaatsvindt. Onder adoptie van technologie vallen mijns inziens ook de verkenning van en kennis over de innovatie; het zich bewust zijn (awareness) van de innovatie; de motivatie, houding en intentie om te adopteren; en de afweging en uiteindelijk de beslissing om de innovatie wel of niet te adopteren. Acceptatie van technologie beslaat het proces dat begint met het zich bewust worden van een nieuwe technologie en eindigt met het incorporeren van het gebruik van die technologie in zijn of haar dagelijks leven (De Graaf, Ben Allouch, & Van Dijk, accepted). Je zou kunnen zeggen dat het acceptatieproces breder is en meerdere fasen omvat dan alleen het adoptieproces. Het gaat dan niet alleen om de fasen van adoptie, maar ook om die van implementatie, het gebruik en de effecten.

12

Page 13: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Het acceptatieproces van nieuwe technologie speelt zich, net als het adoptie-proces, voor een groot deel af op cognitief niveau. In het appropriatieproces, ten slotte, komen het cognitieve en affectieve aspect vervolgens samen voor de gebruiker van nieuwe technologie. Appropriatie oftewel toe-eigening van nieuwe technologie begint met een positief adoptieproces dat resulteert in een implementatieproces waarbij (langdurig) gebruik van die technologie zorgt voor bepaalde effecten die op hun beurt impact hebben op de verschillende contexten waarin een individu zich beweegt.

2.3 Appropriatie Wanneer acceptatie van technologie heeft plaatsgevonden, kan het zijn dat mensen de technologie juist door het gebruik ervan anders gaan gebruiken dan door de ontwerpers bedoeld was. Er is dan sprake van een reconstructie van de technologie: mensen eigenen zich de techologie toe. Binnen het perspectief van mutual shaping of technology zijn er verschillende benaderingen, zoals de social construction of technology (Pinch & Bijker, 1984), semiotics (Woolgar, 1991a; Akrich 1992) en de domesticatiebenadering (Silverstone & Hirsch, 1992; Mansell & Silverstone, 1996). Deze benaderingen delen de overtuiging dat zowel de technologie als haar gebruikers invloed op elkaar hebben. Boczkowski (1999) benadrukt dat de cruciale bijdrage van het mutual shaping of technology niet is “that every user’s reconstruction should always be analytically deconstructed, but that any one could be deconstructed if necessary” (p. 92).

Nadat mensen de technologie hebben geaccepteerd en hiermee dan ook de fasen van adoptie, implementatie, gebruik en effecten hebben doorlopen, kan er nog een fase aan het acceptatieproces van technologie worden toegevoegd. Doordat mensen technologie opnemen in hun dagelijks gebruik en doordat mensen het gebruik van technologie niet alleen vormen naar hun wensen, routines en bezigheden (en dus hun gedrag), maar de technologie zich ook vormt naar haar gebruikers, ontstaat het toe-eigenen (appropriatie) van techno-logie. Bij toe-eigening van technologie neemt een gebruiker min of meer bezit van de technologie. Poole en DeSanctis beschrijven appropriatie van technologie als “the process of users altering a system as they use it” (1989, p. 150). Orlikowski (1992) gaat hierop door en geeft aan dat technologie een aantal structuren heeft waardoor technologie menselijke acties medieert. Technologie heeft invloed op menselijke acties, maar de menselijke acties ten opzichte van de technologie worden ook gestuurd, door bijvoorbeeld institutionele condities. En daardoor ontstaan er gevolgen die invloed hebben op de relatie tussen mens en techno-logie. Carroll et al. (1993) benadrukken expliciet dat technologie transformeert

1 Tijdens en na mijn promotieonderzoek, en voornamelijk samen met collega’s Jan van Dijk, Oscar Peters en later ook Maartje de Graaf en Christina Jaschinski.

13

Page 14: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

door appropriatie: technologie zoals die ontworpen is, wijzigt via het proces van appropriatie in technologie zoals die gebruikt wordt. Bovenstaande benaderingen beschrijven appropriatie voornamelijk vanuit een technologische invalshoek en letten niet op de bepalende factoren die specifiek op gebruikers gericht zijn. In de resources & appropriation theory (Van Dijk, 2005) staan juist de gebruikers centraal in het appropriatieproces van nieuwe technologie. Bepalende factoren voor gebruikers in het appropriatieproces zijn hun “resources” (hulpbronnen) en “persoonlijke en positionele” variabelen. De resources bestaan uit temporele, materiële, mentale, sociale en culturele hulpbronnen van mensen die bepalend zijn in het appropriatieproces van nieuwe technologie. Deze resources spelen naast de nieuwe technologie zelf een cruciale rol in het appropriatieproces van de technologie. De persoonlijke variabelen bestaan uit kenmerken als leeftijd, geslacht, etniciteit, intelligentie, persoonlijkheid en gezondheid van gebruikers. De positionele variabelen bestaan uit opleiding, arbeidspositie, huishoudsamen-stelling en ontwikkeld of ontwikkelingsland. Vanuit de filosofische invalshoek wordt de mediatietheorie gebruikt om duidelijk te maken dat technologie menselijke acties en percepties medieert (Ihde, 1990; Verbeek 2000, 2014). Ook hier gaat men uit van een bepaalde verwevenheid tussen technologie en mens.

De centrale boodschap uit bovenstaande theorieën is dat appropriatie ervoor zorgt dat de betekenis van technologie niet statisch is, maar dynamisch, en dat de gebruiker de betekenis van technologie definieert. Zowel gebruikers als tech-nologie spelen dus een cruciale rol in het appropriatieproces.

Tijdens het appropriatieproces van technologie kunnen allerlei effecten optreden die de gebruiker meer of minder positief vindt. Denk hierbij aan allerlei soorten participatie in de samenleving, arbeidsmarkteffecten en sociale effecten (Katz & Rice, 2002; Van Dijk, 2005). Deze effecten kunnen op individueel (micro-), organisatorisch (meso-) en/of maatschappelijk (macro-) niveau optreden, en soms kan het gebeuren dat gebruikers de geaccepteerde technologie heruitvinden of herontwerpen. Rice en Rogers (1980) beschrijven verschillende van deze heruitvindingen in het innovatieproces. Deze heruitvindingen vinden niet alleen plaats door de (inter)persoonlijke interacties van gebruikers met de technologie, maar ook door massamediale boodschappen over de innovatie. Het samengaan van zowel eigen ervaringen als mediaberichten die verbonden worden aan inno-vaties, beïnvloedt uiteindelijk de gebruikers en hun ervaringen met de innovatie (Vishwanath, 2009).

Samenvattend kan gesteld worden dat appropriation of technology gezien kan worden als het cyclische, bredere spectrum waarbinnen zowel het adoptie- als het acceptatieproces van (nieuwe) technologie zich afspeelt, waarbij de toe-

14

Page 15: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

eigening van technologie door mensen zorgt voor verwevenheid tussen mens en technologie, waardoor ook het proces van herontwerpen van de technologie mogelijk is. De fasen adoptie, implementatie, gebruik, effecten en acceptatie zijn allemaal onderdeel van het appropriatieproces (zie Figuur 1).

2.4 Gebruikers, contexten en tijdOnderzoek naar de acceptatie van nieuwe technologie vindt vaak plaats op één bepaald tijdstip binnen het acceptatieproces. Ondanks het feit dat er een lange historie is van acceptatieonderzoek naar technologie (Hartwick & Barki, 1994; Taylor & Todd, 1995), zijn er tot op heden maar weinig studies die langdurig, dus op meerdere momenten in het proces, onderzoek hebben gedaan naar de acceptatie van technologie binnen een bepaalde context. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de ervaringen van gebruikers met een nieuwe technologie hun houding ten opzichte van die technologie kunnen veranderen (Venkatesh & Davis, 2000). Daarnaast is het zo dat eerder onderzoek zich voornamelijk heeft gericht op de vraag waarom mensen technologie in eerste instantie adopteren (Davis, Bagozzi & Warshaw, 1989; Rogers, 2003; Thompson, Higgens, & Howell, 1991). Er is tot nu toe weinig aandacht geweest voor het vervolgproces; voor wat er binnen de huidige modellen van acceptatie van nieuwe technologie na de adoptiefase gebeurt (Michel-Verkerke & Hoogeboom, 2012; de Graaf, Ben Allouch & van Dijk, accepted). Ook is het zo dat veel onderzoek naar de acceptatie van technologie zich nog steeds afspeelt binnen de omgeving van organisaties. Dit is begrijpelijk, maar aangezien technologie tegenwoordig in bijna alle domeinen van ons leven is doorgedrongen, is er ook steeds meer behoefte aan onderzoek in andere contexten, zoals de privéomgeving. Specifieke contexten waarin technologie gebruikt wordt, kunnen zorgen voor andere motieven en factoren van gebruikers. Binnen de gezondheidszorg in Nederland is de afgelopen jaren een sterke roep om meer eerstelijnszorg naar de mensen thuis te brengen. Dit zorgt bij zowel professionals als patiënten voor een verschuiving in hun werk- en leefomgeving.

Figuur 1. Toe-eigeningsproces (appropriation) van nieuwe technologie

redesign

adoption implementation use effects

15

Page 16: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Patiënten worden met technologie geconfronteerd die ze voorheen niet hoefden te gebruiken, en professionals moeten soms technologie gebruiken die geschikt is binnen een ziekenhuisomgeving (denk bijvoorbeeld aan infuuspompen), maar veel minder geschikt voor gebruik binnen een thuisomgeving. Kennis over en inzicht in het adoptie- en acceptatieproces van technologie kan al in een vroeg stadium helpen om inzicht te krijgen in de verschillende factoren die hierbij een rol spelen. Kijkend naar Figuur 1 kan het gewenst zijn om terug te gaan naar de fase van redesign, waardoor bepaalde zaken van de huidige in-fuuspomptechnologie herontworpen worden voor de thuisomgeving om zo het toe-eigeningsproces van deze technologie te bevorderen voor deze specifieke context en gebruikers.

In de afgelopen twintig jaar hebben technologieën elkaar steeds sneller opgevolgd. Je zou bijna kunnen spreken van een Darwinistische strijd tussen technologieën. De survival of the fittest kan in deze context bijna letterlijk opgevat worden. Het gaat namelijk steeds vaker om de “fit” tussen de technologie en haar gebruiker in een bepaalde context. Mobiele telefoons en laptops zijn zeer goede “fits” gebleken voor ons (gebruikers) in onze steeds sneller veranderende maatschappij. Vaste telefoons en desktopcomputers worden steeds minder verkocht en zullen op termijn alleen nog in musea te zien zijn. De kwestie die zich nu echter voordoet, is dat de huidige theorieën voor het verklaren en voorspellen van acceptatie van technologie vooral uitgaan van technologie die haar intrede op de markt al in een vergevorderde bètaversie doet en dus al bij mensen onder de aandacht gebracht kan worden. Dit past niet meer helemaal bij de huidige, snelle ontwik-kelingen van hoe technologieën hun intrede doen in onze maatschappij. Alleen al via crowdfundingsites zoals kickstarter.com worden sommige ideeën al in een heel vroeg stadium bij een groot publiek gelanceerd, waardoor het bewustzijns-proces al in gang gezet wordt. Daarbij geldt de verwachting dat de factoren die de adoptie en acceptatie van technologie beïnvloeden anders zullen zijn wanneer de technologie in een ander stadium van ontwikkeling geïntroduceerd wordt.

In de afgelopen jaren hebben we in Twente (Universiteit Twente, Saxion, en Novay) een onderzoekstraditie opgebouwd waarbij veel kennis opgebouwd is rondom het user-centered perspectief (Peters & Ben Allouch, 2005; van Velsen et al., 2008; Ben Allouch, van Dijk & Peters, 2009; Gemert-Pijnen et al., 2011; Michel-Verkerke, 2012; de Graaf, Ben Allouch & van Dijk, 2014; Jaschinski & Ben Allouch, 2015). Het is van belang om te onderstrepen dat zonder het vroegtijdig betrekken van echte gebruikers bij de ontwikkeling van nieuwe technologie, er eenzijdig vanuit een technologische invalshoek naar de ontwikkeling van technologie wordt gekeken, terwijl juist de relatie tussen mens en technologie centraal zou moeten staan. Specifieker, binnen de vakgroep Informatiesamen-leving van de Universiteit Twente, onder leiding van Jan van Dijk, zijn we een

16

Page 17: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

onderzoekstraditie gestart waarin we in een vroeg stadium van technologie-ontwikkeling meer inzicht willen krijgen in de beginfasen van acceptatie van technologie door potentiële gebruikers (Peters & Ben Allouch, 2005; Ben Allouch, 2008; Ben Allouch, van Dijk & Peters, 2009; de Graaf, Ben Allouch & van Dijk, 2014; Jaschinski & Ben Allouch, 2015). Deze studies verschaffen inzichten die ontwikkelaars voortdurend kunnen meenemen in de fasen van het ontwikkelings- proces van technologie. Technologie is nooit af, maar verandert voortdurend tijdens het gebruik, ten gevolge van het gebruik en de gebruiker, zoals ik heb geprobeerd te schetsen in Figuur 1. Daarom moeten niet alleen de technologische mogelijkheden meegenomen worden, maar ook de wensen, behoeften en eisen van gebruikers. Het centraal stellen van de gebruiker is een cruciaal onderdeel van wat we gebruikersgericht ontwerpen (user-centered design) noemen. Google’s mantra is “Focus on the user and all else will follow” (google.com, 2015). Dit is geen verkeerd uitgangspunt van Google geweest: ze zijn inmiddels een van de grootste en succesvolste bedrijven ter wereld. De mens als gebruiker van technologie wordt niet alleen in de wetenschappelijke wereld erkend als zijnde een cruciale speler in de relatie tussen mens en technologie, maar ook in de publieke opinie zijn mensen hoofdrolspelers. Zo maakte TIME magazine, zoals elk jaar de gewoonte is bij dit tijdschrift, de persoon van het jaar bekend. In 2006 koos TIME voor “You”, waarmee ze refereerden aan de individuele ge-bruikers van nieuwe technologie.

Echter, alleen het erbij betrekken van gebruikers is niet voldoende voor het laten slagen van een technologie. Voorlopers en liefhebbers (innovators en early adopters) worden vaak betrokken bij onderzoek naar acceptatie van nieuwe technologie, maar doorsnee-gebruikers, voor wie de technologie uiteindelijk bedoeld is, vaak niet. Daarnaast zien we in de praktijk dat een opdrachtgever voor de ontwikkeling van een nieuwe technologie misschien wel de afnemer is, maar niet de eindgebruiker. En als gebruikers al actief worden meegenomen in de ontwikkeling van nieuwe technologie, dan gebeurt dit nog te vaak alleen in de ontwikkelingsfase, terwijl gebruikers gedurende alle fasen actief betrokken moeten worden. Ook onderzoekers die zich specifiek richten op gezondheids-technologie geven aan dat kennis over en inzicht in het gedrag van gebruikers cruciaal zijn voor de integratie van gezondheidstechnologie in de praktijk (Cain & Mittman, 2002; Thakur et al., 2012; May, 2013; Vassilev et al., 2015; Gemert-Pijnen, 2015).

Het streven van het lectoraat is om toepassingsgericht onderzoek, waarbij de relatie tussen mens en technologie centraal staat, beter voor het voetlicht te brengen. Specifiek richt het onderzoek zich op echte gebruikers van nieuwe technologie met hun behoeften, eisen en wensen in specifieke contexten en in een vroeg stadium van technologieontwikkeling. Thema’s, vallend onder

17

Page 18: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

het toe-eigeningsproces van nieuwe technologie binnen een gezondheids- en welzijnscontext staan dan ook centraal in het onderzoek van het lectoraat. Het is van belang dat we ons binnen het onderzoeksveld van acceptatie van nieuwe technologie al veel eerder richten op gebruikers van (nieuwe) technologie in een bepaalde context, met zijn of haar gedrag en routines in het dagelijks leven. Hierdoor verwerven we een beter inzicht in het proces van adoptie en acceptatie van nieuwe technologie, waardoor uiteindelijk toe-eigening (appropriatie) van technologie kan plaatsvinden.

18

Page 19: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Zowel binnen universiteiten als binnen hogescholen is er de afgelopen jaren een felle discussie gaande over welk soort onderzoek onder fundamenteel onderzoek valt, welk soort onder toegepast onderzoek, en welk soort wetenschappelijk genoemd mag worden, met alle bijbehorende financieringskwesties van dien. Binnen de universiteiten is de afgelopen jaren sterk gehamerd op valorisering van onderzoeksresultaten voor zowel het bedrijfsleven als de maatschappij. Daardoor is toegepast onderzoek steeds meer onder de aandacht gekomen. De visie binnen het hbo is dat men alleen toegepast onderzoek doet, omdat men vooral een bijdrage wil leveren aan maatschappelijke en beroepsgerichte thema’s.Het toe-eigeningsproces van nieuwe technologie waarbij men kijkt naar: a) gebruikers (doelgroepen); b) de fase waarin het acceptatieproces zich bevindt; c) de fase van (de ontwikkeling van) de technologie; en d) de context(en) waarin het proces zich afspeelt, is bij uitstek een terrein voor toegepast onderzoek.In het vorige hoofdstuk heb ik stilgestaan bij de theoretische uitgangspunten van het proces van acceptatie van nieuwe technologie. Deze uitgangspuntenzijn noodzakelijk om wetenschappelijk verantwoord, toegepast onderzoek te kunnen verrichten.

Veel vraagstukken in onze huidige samenleving hebben baat bij toegepaste kennis. Een lectoraat dat zich bezighoudt met de vraag hoe mensen technologie adopteren, accepteren en toe-eigenen in specifieke contexten en op verschillende niveaus, kan relevante, toegepaste kennis bijdragen. Deze kennis kan niet alleen toegepast worden in de praktijk, maar ook aangepast worden naargelang de context waarin de kennis gebruikt wordt. Zo weten we uit onder andere eigen onderzoek naar mobiele telefoons en social robots welke factoren op welkemomenten een rol spelen in het acceptatieproces van nieuwe technologie(Peters & Ben Allouch, 2005; Benbasat & Barki, 2007; Klamer & Ben Allouch, 2010; Graaf, Ben Allouch & van Dijk, accepted). Wanneer mensen een technologie in hun privéomgeving beginnen te gebruiken, zijn factoren als nut, sociale om-geving en gebruiksvriendelijkheid belangrijk, maar na verloop van tijd worden andere factoren belangrijk, zoals verbondenheid, gewoonten en inbedding in het dagelijks leven. Samen met organisaties en hun professionals kunnen we opgebouwde kennis in de praktijk toepassen en toetsen door niet alleen mee te denken aan het begin van het acceptatieproces (waarin het adoptieproces

3. Van theorie naar praktijk

19

Page 20: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

een grote rol speelt), maar ook daarna en over langere tijd (dus kijkend naar mogelijke veranderingen die de technologie in de praktijk teweegbrengt).

De focus van het onderzoek binnen het lectoraat is het verloop van het toe-eigeningsproces van nieuwe technologie in de praktijk. De kennis en inzichten die verschillende wetenschappelijke disciplines ons bieden, vormen de basis van onze onderzoeksprojecten. Daarnaast bekijken we hoe we deze kennis en inzichten kunnen toepassen binnen ons eigen onderzoek. Hieronder volgen korte voorbeelden van toegepast onderzoek waarbij het lectoraat een grote rol speelt. Dit is zeker geen complete lijst van het onderzoek dat binnen het lectoraat gedaan wordt (zie hiervoor saxion.nl/techc), maar de voorbeelden laten de verbinding tussen (adoptie-, acceptatie- en appropriatie-) theorie en praktijk goed zien.

SOcial Networks for Older adults to Promote an Active life (SONOPA)In het EU-onderzoek SONOPA staat de vraag centraal hoe we ”jonge ouderen” langer zelfstandig thuis kunnen laten wonen. Vergrijzing is voor heel Europa een groot probleem aan het worden en dit project richt zich niet alleen op de ontwikkeling van nieuwe technologie (in dit geval monitoring en sensor-applicatie gerelateerd aan gedragsalgoritmen die een patroon in de gebruikersactiviteiten kunnen weergeven), maar ook op de vraag welke factoren een rol spelen bij het adoptieproces door deze specifieke doelgroep, hun mantelzorgers en professionele zorgverleners (zie smartsigns.nl/en/sonopa).

Ontwikkeling van mobiele applicatie binnen de (verslavings)zorgSamen met partners (zoals een ziekenhuis en een verslavingsinstelling) verrichten we een nationaal onderzoek naar de ontwikkeling van een mobiele applicatie voor het stoppen met roken. Deze applicatie is zowel voor professionals als voor cliënten bedoeld. Het unieke aan de applicatie is dat deze geïntegreerd kan worden in een al bestaande “blended care”-behandeling. Door de doelgroepen (stakeholders) vanaf het allereerste moment te betrekken bij de ontwikkeling van deze technologie, willen we een bijdrage leveren aan het proces waardoor we straks daadwerkelijk van een geaccepteerde technologie kunnen spreken.

Social robots binnen gezondheid en welzijn Nadat in 2015 een vierjarig onderzoek is afgesloten (Graaf, Ben Allouch, & van Dijk, accepted) waarbij we keken hoe het acceptatieproces van social robots verloopt bij mensen in hun privéomgeving, zal binnenkort een nieuw onder-zoek starten waarbij we gaan kijken hoe datzelfde acceptatieproces verloopt bij professionals en cliënten in verpleeghuizen. We kijken dan niet alleen naar de verschillende factoren rondom het acceptatieproces van social robots (tussen professionals en cliënten in een verpleeghuis en gebruikers in hun privé-

20

Page 21: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

omgeving), maar ook naar de interactie tussen professionals en cliënten, en tussen de professional, de cliënt en de robot.

Online samenwerkingsplatform voor de zorgIn dit project is onderzocht wat de voorwaarden, wensen en mogelijkheden zijn om in Midden-Nederland een digitaal samenwerkingsplatform te realiseren voor de zorg. Daarbij is de focus gelegd op de groep mensen die door de veranderingen in de zorg langer thuis moeten blijven wonen. Binnen dit project is onderzoek gedaan naar de succes- en faalfactoren voor adoptie van digitale samenwerking in de zorg in deze regio. Er wordt momenteel gekeken of van dit project een langdurig project gemaakt kan worden, omdat er nog veel vraagstukken liggen rondom het acceptatieproces van het online platform door de verschillende stake- holders.

21

Page 22: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Het lectoraat Technology, Health & Care mag zich een domeinoverstijgend lectoraat noemen, wat betekent dat het zich in meerdere academies kan be-wegen. In eerste instantie zal het lectoraat vooral aansluiten bij de academies Mens en Maatschappij, en Gezondheidszorg. Echter, het lectoraat richt zich op de relatie, namelijk de relatie tussen mensen en technologie, en op de vraag hoe mensen technologie adopteren, accepteren en toe-eigenen in specifieke contexten en op verschillende niveaus, namelijk op individueel (micro-), organisatorisch (meso-) en maatschappelijk (macro-) niveau. Het onderzoek binnen het lectoraat bevindt zich op het snijvlak van de gedragswetenschappenen technische vakgebieden. De vraagstukken waar het lectoraat zich mee bezighoudt zijn dan ook van nature multidisciplinair. Daardoor is het nood-zakelijk dat dit lectoraat domeinoverstijgend werkt.

Het proces van acceptatie van nieuwe technologie kan een breed spectrum omvatten en vragen rondom de acceptatie van nieuwe technologie doen zich voor in verschillende domeinen, zoals gezondheid, welzijn, communicatie, transport, onderwijs, landbouw, wonen, werken, sport en voeding. Het lecto-raat Technology, Health & Care zal zich voornamelijk richten op het domein “gezondheid en welzijn” met daarbinnen specifieke aandacht voor het domein communicatie. Hiermee wordt duidelijk dat drones en zelfrijdende auto’s, die ook onder nieuwe technologie vallen, buiten de scope van het onderzoeksveld van dit lectoraat vallen, tenzij ze worden ingezet voor gezondheid en welzijn. Communicatie tussen mensen en tussen mensen en technologie is van belang in alle domeinen. Binnen het lectoraat zal communicatie specifiek onderzocht worden in de vorm van de relatie tussen mensen en informatie- en commu-nicatietechnologie binnen een gezondheids- en welzijnscontext. De opkomst van ICT heeft de afgelopen jaren laten zien dat zij ook binnen gezondheid en welzijn een belangrijke rol speelt en veel kansen en uitdagingen biedt. Daarbij worden praktijkrelevante onderzoeksvragen gesteld waar het lectoraat een bijdrage aan wil en kan leveren. Daarbij is het van belang om te beseffen dat binnen gezondheid en welzijn niet alleen de professional een belangrijke gebruiker is van nieuwe technologie, maar ook de patiënt en de cliënt zijn volwaardige partners in het acceptatieproces van nieuwe technologie.

4. Domeinen en onderzoeksthema’s

22

Page 23: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

In de dagelijkse praktijk binnen het gezondheids- en welzijnsdomein vraagt men zich op verschillende niveaus (micro-, meso- en macroniveau) bijvoorbeeld af hoe de relatie tussen mens en (huidige en toekomstige) technologische moge-lijkheden invloed heeft op thema’s als kwaliteit van leven, kwaliteit van zorg, (digitale) communicatie tussen zorgprofessional en patiënt/cliënt, veiligheid van zorgprofessional en patiënt/cliënt, zelfmanagement, zelfregie, vitaliteit, eigen kracht en ethiek. Al deze vragen worden gesteld in relatie tot (nieuwe) technolo-gische ontwikkelingen. Daarbij moet aangegeven worden dat technologie geen panacee is voor allerlei problemen binnen het gezondheids- en welzijnsdomein. Het domein kenmerkt zich door de onlosmakelijke verbindingen tussen factoren als mensen, technologie, organisatie, financiering en wet- en regelgeving. Juist binnen gezondheid en welzijn is het belangrijk om de relatie tussen mensen en technologie te onderzoeken, om de steeds verdergaande convergentie tussen menselijke en technologische ontwikkelingen te kunnen duiden en te kunnen leiden. Daardoor kan het lectoraat een betekenisvolle bijdrage leveren aan de ontwikkeling en innovatie van dit domein en aan de meerwaarde die deze bij-drage kan hebben voor professionals, burgers, patiënten en cliënten.

4.1 Onderzoeksthema’sBinnen het lectoraat zullen praktijkrelevante onderzoeksvragen binnen een gezondheids- en welzijnscontext aan de orde komen, waarbij de toe-eigening van nieuwe technologie door mensen in deze context centraal staat. Het lecto-raat zal zich voornamelijk gaan richten op onderzoeksvragen die betrekking heb-ben op het adoptie-, acceptatie- en toe-eigeningsproces van nieuwe technologie. Zulke vragen horen we ook steeds vaker van onze praktijkpartners. Bijvoorbeeld, op welke manier kunnen we zorgtechnologie het best adopteren binnen onze organisatie? Welke invloed hebben stakeholders op het toe-eigeningsproces? Welke factoren beïnvloeden het acceptatieproces rondom social robots in zorg-instellingen? Met welke organisatiefactoren, technologische factoren, economische factoren en gebruikersfactoren moet een zorginstelling rekening houden als zij overweegt om voor bepaalde doelgroepen nieuwe woonzorgtechnologie in te voeren? Wanneer kies je voor face-to-face-communicatie en wanneer voor online communicatie tussen zorgprofessionals en patiënten/cliënten, tussen profes-sionals onderling of tussen cliënten onderling? Moet je kiezen of is er ook een combinatie mogelijk, zoals de huidige “blended care”-behandelingen waarbij face-to-face-ontmoetingen afgewisseld worden met online consulten? In het eerste deel van deze rede heb ik beschreven dat er een theoretische basis ligt die deze praktijkrelevante vragen in hun context kan helpen beantwoorden. In ons onderzoek waarbij de relatie tussen mens en technologie binnen gezond-heid en welzijn het uitgangspunt is, zullen we ons in eerste instantie op twee hoofdthema’s richten; op connected care en op sociale technologie. Deze thema’s licht ik op de volgende pagina's kort toe.

23

Page 24: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

4.1.1 Connected careZoals in het begin van deze rede al naar voren kwam, leven wij steeds meer in netwerken. Zowel de menselijke als de digitale netwerken hebben invloed op het gezondheids- en welzijnsdomein. Om die reden zal connected care een van de thema’s binnen het lectoraat zijn. Connected care zie ik als onderdeel van het bredere begrip eHealth. Sinds de afgelopen decennia is eHealth niet meer weg te denken uit het gezondheids- en welzijnsdomein. Er zijn verschillende definities van eHealth, maar een die wat mij betreft de lading goed dekt, luidt als volgt:

. . . an emerging field in the intersection of medical informatics, public healthand business, referring to health services and information delivered or enhanced through the Internet and related technologies. In a broader sense, the term characterizes not only a technical development, but also a state of mind, a way of thinking, an attitude, and a commitment for networked, global thinking, to improve health care locally, regionally, and worldwide by using information and communication technology (Eysenbach, 2001, p. 1).

De Europese Commissie (EC) benadrukt dat adoptie van informatie- en communi-catietechnologie een doorslaggevende stap is naar een verbeterde kwaliteit van de Europese gezondheidszorg (EC, 2012). De EC heeft eHealth centraal gesteld als thema en benadrukt dat elke geïnvesteerde euro zich zal terugverdienen en dat de Europese gezondheidszorg daardoor uiteindelijk uitvoerbaar en betaalbaar zal blijven. Niet alleen het betaalbaar houden van de zorg is een belangrijke motivatie om te investeren in eHealth, maar ook vergrijzing en ontgroening van de Europese bevolking spelen daarin een grote rol. Vergrijzing leidt tot meer en oudere burgers die meer zorg verlangen, en ontgroening leidt tot een tekort aan jonge-ren en op den duur dus ook aan professionals. Het Europese onderzoeksproject SONOPA, waarin het lectoraat samen met internationale partners onderzoekt hoe we ouderen langer zelfstandig thuis kunnen laten wonen met ondersteuning van technologie, is precies zo’n voorbeeld om actief bij te dragen aan het antwoord op de vraag hoe we straks met de toenemende vergrijzing in Europa om willen en kunnen gaan. Ook het idee dat mantelzorgers een deel van de zorg voor hun directe omgeving op zich kunnen nemen, is niet altijd praktisch uitvoerbaar en haalbaar. Dit wordt veroorzaakt door factoren als te grote fysieke afstanden, tijdgebrek, en slechte contacten tussen familieleden onderling. Ook in de onder-steuning van hulpverlening door mantelzorgers zal de rol van technologie dus steeds belangrijker worden.

Bovenstaande definitie van eHealth is bijna allesomvattend en daardoor ook goed bruikbaar om het scala aan mogelijkheden van eHealth-toepassingen te duiden. Connected care zal ik definiëren als zorg waarbij professionals, cliënten, patiënten, mantelzorgers en andere relevante stakeholders verbonden zijn in

24

Page 25: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

zowel menselijke als digitale netwerken. Via en binnen deze netwerken kunnen de verschillende actoren zowel het behandelingsproces van de patiënt en cliënt als het professionele handelen zelf op hun eigen manier vormgeven en zelf de regie voeren (binnen wettelijke kaders).

Hoewel deze situatie van connected care nog (deels) in de kinderschoenen staat, is het van belang om de opkomende praktijkrelevante onderzoeksvragen te om-armen. Zo zien we in de praktijk veel samenwerking, maar die is nog weinig efficiënt en effectief. In de eerstelijnszorg en ook in de zorg voor ouderen en chronisch zieken bestaat ketenzorg wel degelijk, maar vaak is deze zorg gekop-peld aan één ziektebeeld en worden de technologische mogelijkheden niet optimaal benut. Patiënten en cliënten hebben vaak nog niet de regie over hun behandeling, terwijl dit juist een van de uitgangspunten is van de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Door deze wet die per januari 2015 in werking is getreden, zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van het beleid rondom ondersteuning bij gezondheid en welzijn.

Een belangrijke constatering is dat, alhoewel ik hier spreek over connected care, we ons moeten realiseren dat wij in het huidige, Nederlandse zorgstelsel zeker nog niet kunnen spreken over een grote mate van genetwerkte organisaties binnen de zorg. Een van de praktijkrelevante vragen waar het lectoraat zich binnen dit thema mee bezighoudt, is hoe we digitale informatiesystemen (met informatie over patiënten en cliënten) kunnen realiseren in bruikbare fysieke en digitale netwerken, om zo het zorgproces efficiënter te laten verlopen. Uit een recent onderzoeksproject van het lectoraat is gebleken dat beide netwerken, zowel de menselijke als de digitale, voor belangrijke uitdagingen kunnen zorgen waardoor connected care in de praktijk nog niet zo praktisch uitvoerbaar is. Het lectoraat kan aan deze praktijkrelevante onderzoeksvragen een waardevolle bijdrage leveren.

4.1.2 Sociale technologieOnder sociale technologie wordt verstaan het toepassen van technologie voor specifieke sociale doeleinden (Leibeseder, 2011). Het onderzoeksthema sociale technologie heeft vooral betrekking op praktijkrelevante onderzoeksvragen rondom het adoptie- en acceptatieproces van technologie binnen het welzijns-domein (social work). Vanuit historisch perspectief is dit een vakgebied waar de mens en zijn of haar omgeving centraal stond, net als traditionele vormen van communicatie (Reamer, 2013). Echter, door de komst van nieuwe technologie wordt er gesproken over een “techno-habitat” (Dyer-Witheford, 1999) en profes-sionals maken zich er zorgen over dat ze in deze technische omgeving zijn te-rechtgekomen (Garrett, 2014). Deze techno-habitat komt voornamelijk tot uiting in de verplichting om alle gegevens over het hulpverleningsproces te registreren.

25

Page 26: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Dat zorgt er, tot grote frustratie van de professionals, voor dat er minder tijd overblijft voor direct contact met de cliënten. Binnen de gezondheidszorg is dit niets nieuws, maar binnen social work is van oudsher weinig technologie in het werkproces verweven. Hulpverleningsorganisaties en hun professionals worstelen met het veranderende karakter van social work en hebben daardoor vragen rondom nieuwe technologie die ze voor hun hulpverlening willen en kunnen inzetten. Echter, er is weinig eenduidig beleid over het inzetten van deze applicaties (mogen ze bijvoorbeeld überhaupt ingezet worden vanwege de privacygevoeligheid van de informatie?) en ook de huidige privacywetgeving is een belemmerende factor bij het in een netwerk uitwisselen van domeinoverstij-gende informatie. Uit een onderzoek waar het lectoraat momenteel mee bezig is, blijkt uit de eerste reacties van professionals in dit werkveld bijvoorbeeld dat er rondom communicatie met jongeren via chat-applicaties als WhatsApp nog veel onduidelijk is. Waar sommige hulpverleners zulke applicaties zoveel mogelijk mijden, omdat ze problemen willen voorkomen, gebruiken andere hulpverleners deze bijna integraal in hun communicatie met jongeren. Ook bij de politie zien we steeds vaker dat het gebruik van social media door de politie zorgt voor een kortere afstand tussen politie en burgers. Ook al worden er steeds meer kleine politiebureaus gesloten, de politie komt wel dichterbij doordat de burger ook digitaal aangifte kan doen van bijvoorbeeld fietsdiefstal. Veel wijkagenten zitten tegenwoordig op Twitter en Facebook, waardoor er sneller ingegrepen kan worden als dat nodig lijkt te zijn. De keuzes die men overweegt en maakt om dit soort technologie wel of niet in te voeren en te gaan gebruiken, zijn duidelijke voorbeelden van praktijkrelevante onderzoeksvragen die het lectoraat graag samen met het werkveld wil onderzoeken om handvatten te kunnen bieden.

In Nederland is per 1 januari 2015 een aantal wetswijzigingen van kracht die betrekking hebben op de nieuwe Jeugdwet, de Participatiewet, de Wet langdurige zorg, en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Deze wijzigingen hebben hun oorsprong in de transitie die het sociale domein momenteel doormaakt. Het uitgangspunt van deze transitie is het versterken van de eigen kracht van de burger: mensen moeten elkaar ondersteunen bij problemen, en beroepskrachten begeleiden burgers (die het niet op eigen kracht kunnen) naar zelfstandigheid. Burgers worden dus veel meer gewezen op hun eigen verantwoordelijkheid. Dit wordt ook wel de participatiemaatschappij genoemd. Vóór de wetswijzigingen regelde en bekostigde de overheid de zorg voor burgers, maar nu zijn individuele gemeenten verantwoordelijk voor die zorg. Door de decentralisatie hoopt de overheid dat er een betere aansluiting komt tussen zorgvraag en zorgaanbod, wat zou moeten leiden tot financiële besparingen doordat dure vormen van zorg minder nodig zijn. Dit hele proces van transitie en transformatie in de zorg biedt veel mogelijkheden voor de rol van technologie bij de ondersteuning van dit complexe proces. Echter, binnen de hele transformatie is de rol van technologie

26

Page 27: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

onderbelicht geweest. In het huidige werkproces voert de professional veelal de regie over de registratie van casuïstiek en de formulering van het plan van aanpak, bijvoorbeeld door zogenaamde keukentafelgesprekken. Ondersteuning door verschillende technologische mogelijkheden wordt nog maar mondjesmaat gebruikt. De antwoorden op vragen rondom het adoptie- en acceptatieproces van technologie binnen het sociale domein zouden veel kennis en inzicht kunnenopleveren voor professionals. Het idee achter de eigen kracht van de burger zou juist ook door het gebruik van technologie ondersteund kunnen worden. Inzage in het eigen dossier van de cliënt en mogelijkheden om 24/7 toegang te hebben tot informatie over de eigen situatie, zou in bepaalde contexten tot meer eigen regie kunnen leiden.

In de Verenigde Staten waar social work een academische discipline is, geldt sinds 2005 een standaard voor social workers met daarin gedragscodes waar zij zich aan dienen te houden (NASW, 2005). Een aantal van deze gedragscodesgaat specifiek over het gebruik van technologie binnen de professie. In de standaard staan interessante zaken die ook voor de Nederlandse situatie zeer bruikbaar en relevant kunnen zijn. Zo schrijft een van de gedragscodes voor dat alle elektronische communicatie (waaronder ook e-mail, telefoongesprekken en sms’en van cliënten) die klinische of andere significante betekenis heeft, deel zou moeten uitmaken van het cliëntendossier. Dat dit besef nog geen gemeen-goed is onder professionals in het sociale domein blijkt uit de eerste bevindingen van een studie die het lectoraat momenteel uitvoert. Ook onderwerpen als toe-gankelijkheid, geschiktheid van digitale middelen voor hulpverlening, conflicte-rende interesses, privacy en controle rondom cliëntendata, en competenties van professionals worden niet alleen steeds vaker genoemd in de literatuur (Reamer, 2013; Watling & Rogers, 2012), maar zijn ook juist in de praktijk zichtbaar. Binnen het thema sociale technologie wil het lectoraat dan ook praktijkrelevant onderzoek doen waarbij door middel van technologie de eigen regie van zowel burgers als professionals in het sociale domein centraal staat.

27

Page 28: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

De vraagstukken rondom het adoptie- en acceptatieproces van nieuwe technologie binnen het domein van gezondheid en welzijn houden zich niet aan grenzen. Ik ben dan ook voorstander van het opzoeken en doorbreken van grenzen op verschillende terreinen. De grenzen tussen technologieën en tussen disciplines en professies worden steeds diffuser. Met de opkomst van het Internet of Things is het straks lastig vast te stellen waar de ene technologie nu precies start en waar de andere ophoudt. De opkomst van bredere professies in gezondheid en welzijn zullen er in de toekomst voor zorgen dat de grenzen tussen de ene functie en de andere minder duidelijk worden. Het lectoraat Technology, Health & Care omarmt deze grensvervagingen volop, omdat ze juist veel kansen bieden tot pionieren en ontplooiing.

5.1 MissieEen belangrijk speerpunt van de strategische agenda van Saxion is living technology: de wisselwerking tussen technologie en mens (Saxion, 2015). Mijn invulling aan het begrip living technology, toegepast binnen het domein gezondheid en welzijn, is “technologie die ingezet kan worden in alle domeinen van het menselijk leven met als uiteindelijk doel de kwaliteit van het menselijk leven te behouden of te verhogen” (Ben Allouch & Soer, 2014, p. 2). De vraag-stukken rondom het adoptie- en acceptatieproces van nieuwe technologie binnen het domein van gezondheid en welzijn van het lectoraat sluiten naadloos aan bij het speerpunt living technology en geven daar hun eigen, unieke invulling aan. De missie van het lectoraat is dan ook om een betekenisvolle bijdrage te leveren aan de onderzoeksagenda van living technology, door specifiek vraagstukken rondom adoptie- en acceptatieprocessen van nieuwe technologie binnen het domein van gezondheid en welzijn aan de orde te stellen in nauwe samenwerking met partners in de praktijk. Daarnaast ziet het lectoraat een belangrijke taak weggelegd om living technology als speerpunt te vertalen in verschillende curricula van de academies Mens & Maatschappij, Gezondheidszorg, en Mens & Arbeid.

Voor de uitvoering van de missie doet het lectoraat toepassingsgericht onderzoek naar de relatie tussen mensen en technologie. De vraagstukken met betrekking tot het appropriatieproces van (nieuwe) technologie binnen een gezondheids- en welzijnscontext staan daarbij centraal. Het onderzoek van

5. Grenzen verleggen

28

Page 29: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

het lectoraat richt zich op alle niveaus waarop mensen in aanraking komen met technologie in een gezondheids- en welzijnscontext, namelijk op individueel, organisatorisch en maatschappelijk niveau. Als we bijvoorbeeld kijken naar de relatie tussen mensen en technologie binnen gezondheid en welzijn, staat vooral het individuele toe-eigeningsproces rondom nieuwe technologie centraal. Hierbij kunnen we denken aan vragen rondom adoptie en gebruik, en de vraag welke effecten het gebruik van zorgtechnologie heeft op de dagelijkse werkzaamheden van professionals in de zorg. Ook komen onderzoeksvragen aan bod rondom adoptie, gebruik en effecten van (intelligente) technologie voor zorg op afstand, voor patiënten en cliënten in hun thuisomgeving. De verplaatsing van steeds meer zorg naar de thuis- en privésituatie, die bovendien steeds vaker wordt ondersteund door technologie, creëert praktijkrelevante onderzoeksvragen. Binnen een gezondheids- en welzijnscontext kijken we in eerste instantie naar het individuele niveau van de gebruiker (patiënt of cliënt), maar het mesoniveau waarop zorgorganisaties opereren moet ook in acht worden genomen om een coherent beeld te kunnen creëren van de interacties die plaatsvinden in het appropriatieproces van technologie tussen patiënt/cliënt en professional.

In het eerste deel van deze rede heb ik het gehad over het waarom en over de thema’s waarop het lectoraat zich gaat richten. Nu is de tijd aangebroken om het te hebben over hoe we dit gaan bereiken. Het lectoraat zal de missie ten uitvoer brengen door zich te richten op drie pijlers: kennisopbouw, onderwijs-vernieuwing, en ”human-tech”-minded docenten en studenten.

5.2 KennisopbouwVeel vraagstukken in onze huidige samenleving hebben baat bij toegepaste, wetenschappelijke kennis. Een lectoraat dat zich richt op het vraagstuk hoe mensen en nieuwe technologie zich tot elkaar verhouden, kan en moet mijns inziens relevante, toegepaste kennis opbouwen en delen. Deze kennis kan niet alleen in de praktijk toegepast worden, maar ook aangepast worden naargelang de context daarom vraagt. Zo weten we uit eigen onderzoek dat verschillende factoren op verschillende momenten een rol spelen bij de acceptatie van nieuwe technologie (Peters & Allouch, 2005; Klamer & Ben Allouch, 2010; Michel-Verkerke & Hoogeboom, 2012; De Graaf, Ben Allouch, & Van Dijk, accepted). Door deze kennis toe te passen in de praktijk kunnen zorg- en welzijnsorganisaties beter onderbouwde keuzes maken wanneer zij nieuwe technologie willen gaan inbedden in hun dagelijkse praktijk. Daarnaast ben ik van mening dat een lectoraat niet alleen praktijkrelevante vragen moet ophalen vanuit de praktijk, maar daar zelf ook een actieve rol in kan spelen: de praktijk moet ook gevoed en geïnspireerd worden door kennis die binnen lectoraten is opgebouwd en dagelijks verder wordt verdiept. Juist door een nauwe samen-werking tussen lectoraten en praktijk en door het opbreken van grenzen tussen

29

Page 30: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

“kennis” en “praktijk” kan kennis uitgewisseld worden, waardoor interessante en relevante, maatschappelijke vragen ontstaan. Kennisopbouw rondom het adoptie- en acceptatieproces van nieuwe technologie binnen het domein van gezondheid en welzijn vraagt daarnaast om een multidisciplinaire aanpak. De wil en de mogelijkheid om nu al onderzoekers van verschillende disciplines (zoals sociaalpsychologische, communicatiewetenschappelijke, technische en medische disciplines) samen te brengen in het lectoraat, maakt dat er een natuurlijke co-creatie ontstaat in het onderzoek zelf, in de praktijk en in het onderwijs. In de komende tijd wil het lectoraat nog meer toewerken naar het verbinden van onderzoekers en docenten met verschillende expertises, zodat de multidisciplinariteit in vraagstukken rondom de relatie tussen mensen en technologie verbreding en verdieping krijgt.

Door de inherente natuur van het vraagstuk waar het lectoraat zich mee bezig-houdt, is er vanzelfsprekend extern al de nodige intensieve samenwerking om ervoor te zorgen dat de kennisopbouw van het lectoraat ook getoetst kan worden in de praktijk. Dit zal alleen nog maar worden geïntensiveerd en uitgebreid, zowel op nationaal als internationaal niveau, zoals ook blijkt uit de aard van de projecten die wij ondernemen. Intern zijn er ook al samenwerkingen tot stand gekomen met de academie Life Science, Engineering & Design en de academie Creative Technology. Deze samenwerkingen zullen in de toekomst hopelijk nog verder worden uitgebreid.

5.3 OnderwijsvernieuwingDe scheidslijn tussen gezondheid en welzijn zal steeds meer vervagen, doordat de professies binnen deze twee gebieden in de toekomst veel nauwer met elkaar moeten samenwerken. Door de WMO zie je nu al verschuivingen ontstaan in het takenpakket van wijkverpleegkundigen, maatschappelijk werkers en “WMO-con-sulenten”. Ook in beleidsnotities wordt vaker gesproken over een zogenaamde verbreding van deze professies (HSAO, 2014; V&VN, 2012). Door de opkomst van deze bredere professies zullen toekomstige professionals nog steeds speci-alisten kunnen zijn op hun vakgebied, maar met een bredere, generalistische in-steek. Binnen deze bredere professies zal de rol van technologie ook een steeds grotere rol gaan spelen, door de maatschappelijke en technologische ontwik-kelingen in onze maatschappij. Technologische ontwikkelingen spelen sinds de jaren 40 al een belangrijke rol in de praktijk van de gezondheidszorg. Ze hebben daardoor al voor veel veranderingen gezorgd in de wijze waarop professionals technologie gebruiken in hun professioneel handelen. Echter, in het hoger sociaal agogisch onderwijs is technologiegebruik tot op heden op zeer beperkte schaal omarmd. Er zijn weinig exacte gegevens bekend over het aandeel van technologie in de huidige curricula van social work, maar in de afgelopen tijd heb ik mogen ervaren dat er nog zeer veel kansen en uitdagingen zijn.

30

Page 31: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Studenten die afgestudeerd zijn bij een opleiding social work en die nog nooit van e-coaching of online hulpverlening hebben gehoord, staan al 1-0 achter met wat het werkveld van hen verwacht. Op dit moment worden de eerste bewegingen zichtbaar om in het sociale domein actief gebruik te maken van technologie, en daarmee zou het onderwijs in het sociale domein eigenlijk voorop moeten lopen om technologie actief onder de aandacht van studenten te brengen.

Zowel internationaal (Asquith, Clark, & Waterhouse, 2005) als nationaal (HSAO, 2014) wordt erkend dat de huidige discipline van social work aan het veranderen is. Het gebruik van nieuwe technologie verandert de bestaande praktijk en machts-relaties. Ook creëert het hernieuwde verantwoordelijkheden voor professionals in het sociale domein, wat consequenties heeft voor zowel de professional zelf als zijn of haar cliënt (Asquith, Clark, & Waterhouse, 2005). Social workers zouden zich dus bewust moeten zijn van de technologische mogelijkheden binnen hun professie en van de consequenties die deze kunnen hebben op hun handelen. In het advies-rapport “Meer van Waarde” constateert de verkenningscommissie hoger sociaal agogisch onderwijs dat Nederland in de afgelopen jaren een technologisch gedreven netwerksamenleving is geworden (HSAO, 2014). Dit is natuurlijk een terechte con-statering die ook door de wetenschappelijke literatuur wordt ondersteund (Van Dijk, 2012; Rainie & Wellmann, 2014), maar deze constatering zal ook vertaald moeten worden in de curricula van het hogere sociale onderwijs. Het lectoraat zal binnen de opleiding social work onderwijs ontwikkelen waarbij de huidige technologische ontwikkelingen van het sociale domein centraal staan. Er is al een start gemaakt in het nieuwe eerstejaarscurriculum van social work, door het inbedden van relevante thema’s als adoptie en acceptatie van bijvoorbeeld online hulpverlening. In de komende tijd zal in het nieuw te ontwikkelen curriculum blijvend aandacht zijn voor de inbedding van de technologische ontwikkelingen binnen social work.

In 2015 heeft het lectoraat het initiatief genomen om een nieuw vak te ontwik-kelen voor de master Health Care & Social Work (HCSW) om de geringe aandacht die er in deze master was voor de relatie mens en technologie binnen een gezondheids- en welzijnscontext te verhogen. Ten slotte heeft het lectoraat ook een grote rol in de minor e-coaching die vanaf september 2016 aangeboden zal worden aan studenten van de academies Mens & Arbeid, Mens & Maatschappij, en Gezondheidszorg. De ambitie van het lectoraat is om uiteindelijk in samen-werking met de drie academies en met de huidige master Health Care & Social Work een brede master te ontwikkelen waarbij de relatie mens-technologie-samen-leving centraal staat. Tussen de academie Gezondheidszorg, de studieroute Gezondheid & Technologie en het lectoraat bestaan al de nodigde verbindingen. Het lectoraat wil studenten echter nog meer laten kennismaken met vraagstuk-ken over het adoptie- en acceptatieproces van nieuwe ontwikkelingen rondom medische en zorgtechnologie, zowel intra- als extramuraal. De transformatie

31

Page 32: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

die gaande is binnen de zorg, waarbij veel meer mogelijkheden tot connected care tot stand zullen komen, zorgt ervoor dat professionals zich nog meer dan nu het geval is bewust moeten worden van niet alleen de mogelijkheden van de technologische ontwikkelingen in de zorg, maar ook van de implicaties van het gebruik hiervan op hun relatie met de patiënt. Wanneer het bijvoorbeeld gaat om communicatie op afstand met patiënten zullen professionals zich moeten realiseren dat er soms andere vaardigheden noodzakelijk zijn om tot een goede diagnose te komen. Ook door de opkomst van social robots binnen de zorg ont-staan voor de huidige professionals interessante vraagstukken. Ook daar doet het lectoraat onderzoek naar. We weten uit onderzoek dat mensen zich kunnen hechten aan apparaten en ook aan social robots (Reeves & Nass, 1996; Nass & Yen, 2010; Klamer, Ben Allouch, & Heylen, 2010; Graaf & Ben Allouch, 2013), maar we weten nog heel weinig over welke factoren van invloed zijn op het acceptatieproces van social robots door zowel professionals als patiënten. Deze vraagstukken worden momenteel opgepakt en daar betrekken we studenten Gezondheid & Technologie bij, waardoor de resultaten van dit soort onderzoeken rechtstreeks kunnen terugvloeien naar het onderwijs.

5.4 Human-tech-minded docenten en studentenVraagstukken rondom de relatie tussen mensen en technologie kunnen tot nu toe alleen nog maar door mensen worden beschouwd. Alle robotics en intelligente technologie ten spijt, de kracht van aansprekend en inspirerend onderwijs ligt voor een groot deel bij aansprekende en inspirerende docenten. De thema’s van het lectoraat zijn niet de traditionele thema’s die sinds jaar en dag door docenten onderwezen worden aan studenten, noch zijn het vanzelfsprekende thema’s binnen de academies Mens & Maatschappij, en Gezondheidszorg. Van docenten en studen-ten binnen deze academies hoor ik nog vaak dat ze vooral interesse hebben in “de mens”. Hiermee wordt dan veelal de mens achter de patiënt of cliënt bedoeld. Echter, het overgrote deel van deze mensen (patiënt en cliënt) is niet meer te onderscheiden van zijn of haar relatie met technologie in het dagelijks leven.Als we toekomstige professionals zo goed mogelijk willen voorbereiden op hun toekomstige beroepspraktijk, dan moeten we er met zijn allen voor zorgen datstudenten ook kennis kunnen nemen van de relatie tussen mens en technologie binnen die professies. Docenten hebben een belangrijke rol in het voorbereiden van hun studenten op hun toekomst als professional, en zij kunnen hun studenten al tijdens hun opleiding de kans bieden om zich een beeld te vormen van de evidente rol die technologie in hun beroepspraktijk zal spelen. Dit heeft als logisch gevolg dat ook docenten zich hierbij betrokken moeten voelen en op de hoogte moeten zijn en blijven van de technologische ontwikkelingen die een rol spelen in het domein waarvoor zij opleiden. Het lectoraat bindt daarom ook graag docentonderzoekers aan zich, waardoor we human-tech-minded docenten op een natuurlijke wijze kun-nen inspireren, waardoor zij dat op hun beurt weer bij studenten kunnen doen.

32

Page 33: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Het lectoraat bestaat zowel uit onderzoekers die het merendeel van hun tijd besteden aan onderzoekstaken (en die daardoor een kleinere rol hebben in het onderwijs) als uit docenten die zowel participeren in het onderwijs als in het onderzoek. Echter, ieder kenniskringlid zorgt voor verbinding tussen onderwijs en onderzoek. Studenten blijken de actuele en innovatieve onderwerpen waar de onderzoekers en docenten zich mee bezighouden zeer interessant te vinden om bijvoorbeeld op af te studeren. Het betrekken van docent-onderzoekers bij het lectoraat zorgt ervoor dat er een natuurlijke verbinding ontstaat tussen onderzoek en onderwijs. Specifieker is het zo dat docent-onderzoekers door hun betrokkenheid bij het onderzoek van het lectoraat ook beter op de hoogte zijn van de kennisontwikkeling binnen het vakgebied “acceptatie van nieuwe techno-logie” en dat ze dit kunnen integreren in hun eigen onderwijs.

Technologische ontwikkelingen binnen elk vakgebied zullen docenten, studenten en professionals moeten inspireren om blijvend te reflecteren op hoe hun vakgebied in het verleden was, hoe het er op dit moment uitziet, en waar het naartoe gaat. Daarnaast zullen we moeten inzien dat de rol die de professional hierin inneemt en de plaats die de professional aan technologie toekent cruciaal zal zijn voor de toekomstige invulling van professies binnen gezondheid en welzijn. En hier wil het lectoraat een bijdrage aan leveren door bewustwording te creëren voor de relatie tussen mensen en technologie, waarbij we human-tech-minded docenten en studenten blijvend kunnen laten reflecteren en inspireren.

"Technologische ontwikkelingenbinnen elk vakgebied zullen docenten,

studenten en professionals moeteninspireren om blijvend te reflecteren ophoe hun vakgebied in het verleden was,

hoe het er op dit moment uitziet,en waar het naartoe gaat."

33

Page 34: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Terugkijkend naar mijn professionele reis die in 2002 begon binnen het vakge-bied waar de relatie tussen mens en technologie centraal staat, wist en weet ik soms waar ik moet zijn voor bijzondere ontdekkingen, maar soms ook helemaal niet. Technologieën kunnen disruptief werken en bestaande praktijken nieuwe wendingen geven, maar mensen kunnen zich zeer snel aanpassen aan deze nieuwe omgevingen en die technologieën voor hen laten werken, ook binnen een gezondheids- en welzijnscontext. Dat maakt de relatie tussen mensen en technologie ook zo interessant. Als lector Technology, Health & Care wil ik er dan ook voor pleiten om de aandacht te richten op vraagstukken rondom adoptie, acceptatie en toe-eigening van nieuwe technologie, om zo een betekenisvolle bijdrage te leveren aan de huidige en toekomstige maatschappelijke en digitale innovatie binnen het gezondheids- en welzijnsdomein. Ik ben er namelijk van overtuigd dat de inzet van technologie het menselijk leven positief kan beïnvloeden, niet alleen door achteruitgang in kwaliteit te minimaliseren, maar ook door de kwaliteit van leven te behouden of zelfs te verhogen.

6. Quo Vadis?

34

Page 35: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

In 2002 ging ik op pad om meer te weten te komen over de relatie tussen mens en technologie. De reis is nog in volle gang en wanneer ik kijk naar het verleden, het heden en de toekomst, denk ik dat deze reis alleen maar interessanter wordt. Bij elke stap hoorden mensen die het mede mogelijk maakten dat ik nu sta waar ik sta. Ik wil daarom graag iedereen bedanken die mij op de een of andere manier heeft geholpen met het mogelijk maken van deze reis. Een aantal van hen zou ik graag in het bijzonder willen noemen. Allereerst het College van Bestuur, Wim en Ineke, voor mijn benoeming als lector. Dank voor de inspireren-de gesprekken die we hadden toen ik net was aangesteld. Hans en Stef, jullie wil ik bedanken voor het enorme vertrouwen, de kansen en de vrijheid die jullie bieden in mijn “nieuwe” werkomgeving. Dit smaakt alleen maar naar meer. Rients en Stephan, dank voor jullie inzet om het lectoraat ook een plek te geven binnen jullie academie. Collega’s van de academies AMM en AGZ, bedankt voor een warm welkom. Hilde en Frits wil ik in het bijzonder noemen als collega-lectoren die mij hebben leren zwemmen in voor mij onbekende wateren. Dank daarvoor. Van Geraliens adviezen heb ik helaas maar kort mogen genieten, maar deze worden nog vaak ter harte genomen. Jacqueline, jou wil ik bedanken voor de geweldige gesprekken die wij hebben waardoor ik het allemaal weer net iets beter kan plaatsen. De onderzoekers van het lectoraat Technology, Health & Care; Margreet, Richard, Christina, Leon, Niek, Lutz, Ingrid, Marleen, Judith, Hans S. en Michaël. We beginnen al steeds meer een “echte” groep te worden. Ik vind jullie elk afzonderlijk ontzettend inspirerend en het samen doen van onderzoek geeft mij zoveel energie dat ik dit graag nog lange tijd met jullie blijf doen. Christina, jou wil ik in het bijzonder nog even noemen, omdat ik je wil bedanken voor het vertrouwen en de bereidheid om de bekende wereld van de universiteit achter je te laten en samen met mij de overstap te maken naar een voor ons allebei onbekend terrein. We hadden geen idee hoe we het EU-project precies moesten gaan inbedden, maar we waren wel vastbesloten om er een kernactiviteit van te maken en dat is goed gelukt.

Waar ik nu sta, heeft vooral te maken met waar ik vandaan kom. Jan en Oscar, ook nu, net als bij het schrijven van het proefschrift, wil ik jullie bedanken voor de waardevolle feedback op “dit boekje”. We hebben alweer genoeg ideeën voor een aantal nieuwe projecten. We zijn in 2002 samen een reis begonnen en die

Dankwoord

35

Page 36: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

duurt wat mij betreft nog lang voort. Ik ben dan ook erg blij dat we nog steeds samen promovendi begeleiden en dat er hopelijk in de toekomst nog vele zullen volgen. De overstap van de UT naar Saxion heeft ervoor gezorgd dat ik in ver-schillende onderzoeksprojecten met oud-collega’s kan samenwerken. Dit zorgt voor een nieuwe dynamiek, maar ook voor een goede onderlinge sfeer. Dank daarvoor en ik hoop dat we nog lang kunnen blijven samenwerken.

Margreet en Wilma, dank voor jullie feedback op de inhoud van deze rede. Mooi om te zien dat we vanuit verschillende invalshoeken samen kunnen komen. Nicole, jou wil ik als corrector van de tekst bedanken voor de precisie en snelheid waarmee je deze klus hebt geklaard.

Janet, José en Vera, jullie zijn onmisbaar in mijn “nieuwe” werkomgeving. Dank voor jullie geduld en begrip. Jullie krijgen het elke keer weer voor elkaar om alles in goede banen te leiden en daarvoor ben ik jullie zeer erkentelijk.

Nalini and Riham, although unfortunately you both decided to leave the Netherlands, I am very glad that our professional relationship turned into a very close personal relationship. We not only talk about the appropriation of techno-logy, but are also very good examples of how appropriation of technology can bring people together.

TDC Enschede, tegenwoordig met dependance Amsterdam, bij elk “boekje” dat geschreven wordt en bij elke stap in onze levens die gepaard gaat met meer of minder drama, weten we dat we er uiteindelijk ook om kunnen lachen. Hiervoor wil ik jullie enorm bedanken.

Lieve, lieve ouders, jullie kijk op het leven en het vertrouwen en de vrijheid die jullie mij gegeven hebben, zijn voor mij nog elke dag belangrijke bakens.

اركش يما و يباLieve broers en zussen, ook al wonen we tegenwoordig niet meer dicht bij elkaar in de buurt en moeten we soms hard ons best doen om samen te komen als iedereen weer op hetzelfde continent is, jullie humor blijft onbetaalbaar. Dank daarvoor!

Last but certainly not least, voor de drie belangrijkste mannen in mijn leven: dank dat ik soms aanvoerder mag zijn van dit prachtige team.

36

Page 37: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Aarts, E. (2004). Ambient Intelligence: A Multimedia Perspective. IEEE Multimedia, 11(1), 12-19.

Aarts, E., & Encarnacao, J. L. (2006). True Visions. The emergence of Ambient Intelligence. Berlin: Springer.

Abowd, G. D., & Mynatt, E. D. (2000). Charting past, present, and future research in ubiquitous computing. ACM Transactions on Computer-Human Interaction, 7(1), 29-58.

Akrich, M. (1992). The de-scription of technical objects. In W. Bijker & J. Law (Eds.), Shaping technology/building society: studies in sociotechnical change (pp. 205-224). Cambridge, MA: MIT Press.

Andriessen, J. H. T. H. (1989). ‘Nieuwe media in organisaties: gebruikt of niet?’, [New media in organizations: used or non-used?]. In H. Bouwman & N. Jankowski (Eds.), Interactieve media op komst [The rise of interactive media], (pp. 17-28). Amsterdam: Otto Cramwinckel.

Asquith, S., Clark, S., & Waterhouse, L. (2005). The role of the social worker in the 21st century. A literature review. Retrieved February 19, 2016 http://www.gov.scot/resource/doc/47121/0020821.pdf.

Ben Allouch, S. (2008). The design and anticipated adoption of Ambient Intelligence in the Home (doctoral dissertation). Enschede: University of Twente. Ben Allouch, S., van Dijk, J. A.G.M., & Peters, O. (2009). The acceptance of domestic ambient intelligence appliances by prospective users. In: Pervasive computing. Lecture notes in computer science, 5538. Springer, Berlin, Germany, pp. 77-94.

Benbasat, I., & Barki, H. (2007). Quo Vadis, TAM? Journal of the Association for Information Systems, (8)4, 212-218.

Referenties

37

Page 38: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Boczkowski, P. J. (1999). Mutual shaping of users and technologies in a national virtual community. Journal of Communication, 49(2), 86-108.

Bouwman, H., Van Dijk, J., Van den Hooff, B. J., & van de Wijngaert, L. (2002). ICT in organisties: Adoptie, implementatie, gebruik en effecten. Amsterdam: Boom.

Brown, S. A., & Venkatesh, V. (2005). A Model of Adoption of Technology in the Household: A Baseline Model Test and Extension Incorporating Household Life Cycle. MIS Quarterly, (29)4, 399-426.

Cain, M., & Mittman, R. (2002). Diffusion of Innovation in Healthcare. iHealth Reports, California Healthcare Foundation. Oakland, CA: California. Retrieved February 1, 2016http://www.chcf.org/~/media/MEDIA%20LIBRARY%20Files/PDF/PDF%20D/PDF%20DiffusionofInnovation.pdf.

Carroll, J., Howard, S., Peck, J., & Murphy, J. (2003). From Adoption to Use: The Process of Appropriating a Mobile Phone. Australian Journal of Information Systems, 10(2), 38-48.

Davis, F. D. (1989). Perceived Usefulness, Perceived Ease of Use, and User Acceptance of Information Technology. MIS Quarterly, 13(3), 319-340.

Davis, F. D., Bagozzi, R. P., & Warshaw, P. R. (1989). User acceptance of computer technology: A comparison of two theoretical models. Management Science, 35(8), 982-1003.

Dijk, J. A. G. M. van (2005). The Deeping Divide: Inequality in the Information Society. London: Sage Publications.

Dijk, J. A. G. M. van (2012). The Network Society (3rd ed.). London: Sage Publications.

Dyer-Witheford, N. (1999). Cyber-Marx: Cycles and Circuits of Struggle in High-Technology Capitalism. Chicago, USA: University of Illinois.

Eurostat (2015). The EU in the world - research and information society. Retrieved February 15, 2016 from http://ec.europa.eu/eurostat/statistics- explained/index.php/The_EU_in_the_world_-_research_and_information_society.

Eysenbach, G. (2001). What is e-Health? Journal of Medical Internet Research, 3(2), e20.

38

Page 39: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Garrett, P. M. (2014). Confronting the ‘Work Society’: New Conceptual Tools for Social Work. British Journal of Social Work, 44, 1682–1699.

Gemert-Pijnen, J. E.W.C. van, Nijland, N., Limburg, M. van, Ossebaard, H., C., Kelders, S. M., Eysenbach, G., & Seydel, E. R. (2011). A holistic framework to improve the uptake and impact of eHealth technologies. Journal of Medical Internet Research, 13(4), e111.

Giddens, A. (1979). Central Problems in Social Theory. University of California Press: Berkeley, CA.

Graaf, M.M.A. de, Ben Allouch, S., & Dijk, J.A.G.M. van (accepted). Long-term evaluation of a social robot in real homes. Interaction Studies Special Issue: New Frontiers in Human-Robot Interaction.

Hartwick, J., & Barki, H. (1994). Explaining the Role of User Participation in Information System Use. Management Science , 40(4), 440-465.

HSAO. (2014). Meer van Waarde. Rapport verkenningscommissie. Vereniging Hogescholen. Geraadpleegd op 5 februari 2016, van http://www.vereniging-hogescholen.nl/kennisbank/sociale-studies/artikelen/meer-van-waarde.

Ihde, D. (1990). Technology and the Lifeworld: From Garden to Earth. Indiana University Press.

Information Society Technologies Advisory Group (ISTAG) (2001). Scenarios for ambient intelligence in 2010. Seville, Spain: Institute for Prospective Technological Studies. Ducatel K., Bogdanowicz M., Scapolo F., Leijten J. & Burgelman J.-C. (eds.) Retrieved May 2003, from http://www.cordis.lu/ist/istag.htm.

Jaschinski, C., & Ben Allouch, S. (2015). An extended view on benefits and barriers of ambient assisted living solutions. International Journal on Advances in Life Sciences, 7 (1-2), 40 - 53.

Katz, J., & Rice, R. E. (2002). Social Consequences of Internet Use. Access, Involvement, and Interaction. Cambridge, MA: MIT Press.

Klamer, T., & Ben Allouch, S. (2010). Zoomorphic robots used by elderly people at home. Proc. of the 27th Int. Conf. on Human Factors in Computing Systems. ACM International Conference on Human Factors in Computing Systems. ACM Press, Atlanta.

39

Page 40: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Klamer, T., Ben Allouch, S., & Heylen, D. (2010). Adventures of Harvey – Use,acceptance of and relationship building with a social robot in a domestic environ-ment. In M.H. Lamers and F.J. Verbeek (Eds.): HRPR 2010, LNICST 59, pp. 74–82.

Mansell, R., & Silverstone, R. (Eds.). (1996). Communication by design. The politics of information and communication technologies. Oxford: Oxford University Press.

May, C. (2013). Agency and implementation: Understanding the embedding of healthcare innovations in practice. Social Science and Medicine, 78, 26-33.

Michel-Verkerke, M.B., & Hoogeboom, A. M. G. M. (2012). Evaluation of an Electronic Patient Record in a Nursing Home: One Size Fits All? The 45th Annual Hawaii International Conference on System Sciences. Maui, Hawaii: Conference Publishing Services, IEEE.

Nass, C., & Yen, C. (2010). The Man Who Lied to His Laptop: What Machines Teach Us About Human Relationships. Penguin Group.

NASW (National Association of Social Workers & Association of Social Work Boards) (2005). NASW & ASWB Standards for technology and social work practice. Retrieved on February 1, 2016, from http://www.socialworkers.org/practice/standards/NASWTechnologyStandards.pdf.

Orlikowski, W. J., (1992). The Duality of Technology: Rethinking the Concept of Technology in Organizations. Organization Science, 3(3), 398-427.

Oudshoorn, N.E.J., & Pinch, T. J. (Eds.) (2003). How Users Matter. The Co-construction of Users and Technology. Massachusetts: MIT Press.

Peters, O., & Ben Allouch, S. (2005). Always connected: a longitudinal field study of mobile communication. Telematics and Informatics, 22(3), 239-256.

Pinch, T. J., & Bijker, W. E. (1984). The social construction of facts and artefacts: or how the sociology of science and the sociology of technology might benefit each other. Social Studies of Science, 14(3), 399-441.

Poole, M. S., & DeSanctis, G. (1990). Understanding the use of group decision support systems: the theory of adaptive structuration. In J. Fulk & C. Steinfield (Eds.). Organizations and Communication Technology (pp. 173-193). Newsbury Park, CA: Sage.

40

Page 41: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Rainie, L., & Wellman, B. (2014). Networked. The New Social Operating System. MIT Press: Cambridge.

Reamer, F. G. (2013). Social work in a digital age: Ethical and risk management challenges. Social Work, 58(2), 163-172.

Reeves, B., & Nass, C. (1996). The Media Equation: How People Treat Computers, Television, and New Media Like Real People and Places. Cambridge University Press.

Rice, R. E., & Rogers, E. M. (1980). Re-Invention in the innovation process. Knowledge, 1, 499-514.

Rogers, E.M. (1995). Diffusion of innovations (4th edition). New York: Free PressSilverstone, R., & Hirsch, E. (Eds.). (1992). Consuming technologies. Media and information in domestic spaces. London: Routledge.

Taylor, S. A., & Todd, P. A. (1995). Understanding Information Technology Usage: A Test of Competing Models. Information Systems Research, 144 – 176.

Thakur, R., Hsu, S., & Fontenot, G. (2012). Innovation in healthcare: Issues and future trends. Journal of Business Research, 65, 562–569.

Thompson, R. L., Higgins, C. A., & Howell, J. M. (1991). Personal Computing: Toward a Conceptual Model of Utilization. MIS Quarterly, 15(1), 125-143.

UNESCO (2015). UNESCO Science Report. Towards 2030. Retrieved February 19, 2016, from http://unesdoc.unesco.org/images/0023/002354/235406e.pdf.

Valente, T. W. (1994). Network models of the diffusion of innovations. Cresskill, NJ: Hampton.

Van Velsen, L., Van der Geest, T., Klaassen, R., & Steehouder, M. (2008). User- centered evaluation of adaptive and adaptable systems: a literature review. The Knowledge Engineering Review, 23(3), 261-281.

Vassilev, I., Rowsell, A., Pope, C., Kennedy, A., O’Cathain, A., Salisbury, C., & Rogers, A. (2015). Assessing the implementability of telehealth interventions for self-management support: a realist review. Implementation Science, 10-59.

41

Page 42: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

Venkatesh, V., & Davis, F. D. (2000). A Theoretical Extension of the Technology Acceptance Model: Four Longitudinal Field Studies. Management Science, 186 – 204.

Venkatesh, V., Morris, M. G., Davis, G. B., & Davis, F. D. (2003). User Acceptance of Information Technology: Toward a Unified View. MIS Quarterly, 27, 425-478.

Venkatesh, V., Thong, J. Y. L., & Xu, X. (2012). Consumer acceptance and use of information technology: extending the unified theory of acceptance and use of technology. MIS Quarterly, 36(1), 157-178.

Verbeek, P.-P. (2000). De daadkracht der dingen: over techniek, filosofie en vormgeving. Uitgeverij Boom: Amsterdam.

Verbeek, P-P. (2014). Op de vleugels van Icarus. Hoe techniek en moraal met elkaar meebewegen. Lemniscaat: Rotterdam.

Vishwanath, A. (2009). From beliefs to intentions: The impact of framing on the adoption of innovations. Communication Monographs, 76, 177-206.

Vishwanath, A., & Barnett, G. A. (Eds). (2011). The Diffusion of Innovations. A Communication Science Perspective. Peter Lang Publishing: New York.

V & V 2020 (2012). Beroepsprofiel verpleegkundige. Geraadpleegd op 25 februari 2016, van http://www.venvn.nl/Portals/1/Nieuws/Ouder%20dan%202010/3_profiel%20verpleegkundige_def.pdf

Watling, S., & Rogers, J. (2012). Social Work in a Digital Society. London: Sage Publications.

Weiser, M. (1988). Ubiquitous Computing. Originally published at Xerox PARC. Retrieved December 2005, from http://www.ubiq.com/hypertext/weiser/UbiHome.html.

Weiser, M. (1991). The computer for the 21st century. Scientific American, 265(3), 66-75.

Woolgar, S. (1991). The turn to technology in social studies of science. Science, Technology, & Human Values, 16(1), 20-50.

42

Page 43: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

43

Page 44: Lectorale rede Somaya Ben Allouch

saxion.edu/techc