Kortrijkse woningen van architect Jan Robert Vanhoenacker

60
1 KORTRIJKSE WONINGEN Wandelen en fietsen in de stad langs de mooiste van Jan Robert Vanhoenacker (1875-1958), de architect van de Antwerpse Boerentoren

description

Het patrimonium, dat architect Jan Robert Vanhoenacker achtergelaten heeft in zijn geboortestad Kortrijk, moet met zeer veel zorg gerespecteerd en gekoesterd worden. Dit boekje is een warme uitnodiging om meer over deze illustere architect en zijn ontwerpen te ontdekken, om te voet of met de fiets de stad op een andere manier te exploreren en vooral om van dichtbij te ervaren hoeveel kwaliteiten Kortrijk als woonstad nog altijd heeft.

Transcript of Kortrijkse woningen van architect Jan Robert Vanhoenacker

11

KORTRIJKSEWONINGEN

Wandelen en fietsen in de stad langs de mooiste

van Jan Robert Vanhoenacker (1875-1958), de architect van de Antwerpse Boerentoren

22

33 3

Een stad met manieren moet zijn patrimonium respecteren en koesteren, en de beste manier om die eerbied en affectie te tonen is dat patrimonium te blijven gebruiken. Het nadeel van een gebouw, oud en kwetsbaar worden en niet meer aangepast zijn aan nieuwe tijden en behoeften, is eigenlijk ook een voordeel voor de stad: renovatie en herinrichting kunnen voor een generatielang herbruik zorgen, zodat de stad actueel en levendig blijft zonder zijn karak-ter, zijn pigment, zijn eigenheid te verliezen, noch in een te brave ophemeling van wat er was, noch in een te slopend geloof in wat zal zijn. De stad kan in een gebouw verleden, heden en toekomst verzoenen en dus zelf groeien in de tijd.

Het patrimonium, dat architect Jan Robert Vanhoenacker achtergelaten heeft in zijn geboorte-stad Kortrijk, moet met zeer veel zorg gerespecteerd en gekoesterd worden. Niet alleen als eer-betoon voor de man zelf, die later met de Antwerpse Boerentoren zijn meesterwerk aan die stad schonk, maar ook als ode voor de zeer interessante woningen, waarmee hij hielp bouwen aan het Kortrijk van honderd jaar geleden als woonstad voor vele lagen van de bevolking. Dat in veel van die huizen nog gewoond (en gewerkt) wordt kan ons alleen maar gelukkig stemmen.

Dit boekje is een warme uitnodiging om meer over deze illustere architect en zijn ontwerpen te ontdekken, om te voet of met de fiets de stad op een andere manier te exploreren en vooral om van dichtbij te ervaren hoeveel kwaliteiten Kortrijk als woonstad nog altijd heeft.

Wout MaddensSchepen van Stedenbouw, Bouwkundig erfgoed en Ruimtelijke ordening Stad Kortrijk

VOORWOORD

COLOFONConcept en teksten: Filip Canfyn

Lay-out: Yves Debaes (Team Communicatie)

Fotografie: Frédéric Guerdin

Realisatie: directie Stadsplanning

en -Ontwikkeling

54

Deze wandel- en fietsgids neemt je bij de voet of bij de pedalen door Kortrijk op zoek naar boeiende, interessante en verrassende wonin-gen van architect Jan Robert Vanhoenacker in de binnenstad.

In INTRO vind je de rode draad van de wandeling en fietstocht.

JAN ROBERT VANHOENACKER vertelt meer over het leven en het werk van deze Kortrijks-Antwerpse ontwerper.

Onder DE KORTRIJKSE PERIODE wordt de wandeling en fietstocht in het lang en het breed beschreven. De te volgen route wordt uitvoerig (in aanvulling op de informatie van de wandel- en fietskaart) uit de doeken gedaan, slimme weetjes, historische herinneringen, sappige anekdotes,… volgen ach-ter het p en de aandacht wordt getrokken op de woningen van Jan Robert Vanhoenacker met een b.

DE ANTWERPSE PERIODE verhaalt de avonturen van onze architect in (uiteraard) Antwerpen.

De MOEILIJKE WOORDENGIDS geeft op een plezante manier duiding bij de vele namen van stijlen en architecten, die in deze brochure de revue passeren.

De wandel- en fietskaart moet de voetzoekers en de wieltjes-zuigers onder ons op de goede weg helpen en houden.

Jan Robert Vanhoenacker mag vanaf nu een kuitenbijter worden!

VOETLEIDING

5

Een historische binnenstad wordt eeuwen geleden geboren, mag op het trage ritme van de geschiedenis groeien, moet stukken van zichzelf prijsgeven telkens een oorlog of een an-dere beeldenstorm voorbijraast, adopteert vele huizen als kin-deren van hun tijd en komt hijgend met zijn hele hebben en houden in de eenentwintigste eeuw aan.

Dat hebben en houden wordt, als het goed gaat, patrimonium genoemd maar meestal wordt er een neus voor opgetrokken of wordt het als het bekijken, laat staan respecteren niet waard ge(de)klasseerd.

En ja, in een binnenstad overleven heel wat vermoeide huizen, die om barmhartigheid en een harde hand vragen. Hun comfort doet huilen, hun elektriciteitsdraden lopen verloren, met eigentijdse noden wordt de vloer aangeveegd. Bovenal zijn deze uitgeleefde woningen energetisch een ramp: niet geïsoleerd, slecht geventi-leerd, middeleeuws verwarmd, goed voor koude rillingen dus.

Toch zorgen deze bejaarde woningen nu net voor de beurs-notering van die binnenstad. Ze hebben karakter, kwaliteit, kracht en koppigheid. Ze trekken het gezicht, ze staan schou-der aan schouder gevels te vormen, waarlangs het stedelijk le-ven (ver)loopt als dieprood bloed, richting een kloppend hart. Wonen in de binnenstad is inderdaad wonen met wortels, wo-nen met echo, wonen met perspectief. Als het goed wonen is in de binnenstad is dat dankzij de goede woningen van de bin-nenstad, in welke staat ze ook verkeren.

INTROODE aaN DE KaRaKTERKOppENVaN DE bINNENSTaD

76

Sinds jaren worden veel middelen geïnvesteerdin de verbetering van het aanzicht (het feitelijke voorkomen) en het aanzien (het mentale imago) van de stad.De publieke ruimte wordt heraangelegd, de verkeersleefbaarheid opgedreven, hoogwaardige architectuur in het bestaande bebouwde weefsel geïntegreerd, netheid als waarde gepromoveerd, op een wetenschappelijke manier aan plannen gewerkt, …

Dit heeft alvast een belangrijke drive pro stad geïnitieerd, tegen de negatieve spiraal in, die van de stad het symbool van verloedering, onveiligheid en gezinsonvriendelijkheid maakt.

Tevens wordt de stedelijke renaissance de laatste jaren intens verdiept. Wat vroeger beperkt werd tot een restyling wordt nu ingebed in een ruim actieplan, dat de her(be)leving van de stad stimuleert en zijn meerwaarden reveleert. Steden worden weer culturele motoren, met cultuur als brede roepnaam voor muziek en theater, film en architectuur, design en gastronomie.

Al even positief en zeker relevanter is het groeiende inzicht in de kracht van wonen als essentiële stedelijke functie.

De soms overmaatse klemtoon op retail, offices & leisure maakt terecht plaats voor het epitheton van goede woonstad, een stad waar het goed wonen is.

Op die manier wordt een stedelijke hiërarchie hervestigd, waarbij bewoners voorrang krijgen op bezoekers en gebruikers, en wordt de pro stad-visie omgezet in de concrete ambitie om van zoveel mogelijk bezoekers-gebruikers bewoners te maken. Potentiële stadsvluchters moeten overtuigd worden bewoner te blijven, nieuwe bewoners moeten aangetrokken worden en spijtoptanten teruggehaald. Aan al deze doelgroepen kan met de vruchten van de investeringspolitiekaangetoond worden dat een stad geen banaal consumptieproduct is en dat stedelijk wonen veel boeiender is dan stedelijk zappen, dan louter retail, offices & leisure verbruiken of onderwijs, diensten en cultuur nuttigen.

De woonkwaliteit van een stad is de optelsom van alle stedelijke kwaliteiten. De stad moet zijn vele troeven op tafel leggen, zijn globaal attractief aanbod als trekker, als teaser hanteren en rond dit prachtpakket een strik spannen. De strik van woonstad, die alle inspanningen bundelt om van beter en meer wonen de stedelijke toekomst te maken.

7

Er moet dringend veel liefde en nog veel meer geld geïnjec-teerd worden in onze binnenstedelijke huizen. Er mag zeker niet gewacht worden op de tand des tijds, die als een baarlijke duivel van het stedelijk gebit een slagveld van rotting en leeg-heid maakt, of godbetert op een deus ex machina, die met de hulp van nachtelijke kaboutertjes voor een mirakel zorgt.

De binnenstad moet nù gekoesterd en verpleegd worden.

In 2010 werd de loftrompet voor de Kortrijkse binnenstede-lijke rijwoningen geblazen. Drie wandelingen en een fikse bro-chure bleken zeer populair, vooral bij de Kortrijkse inwoners. Soms moet je er met je neus ingeduwd worden om het te zien en nooit meer te vergeten. ‘Het’ betekent hier ‘de ongekende woonkwaliteit van de stad, de onbetaalbare schat aan (betaal-bare) rijwoningen’.

Vandaag nodigen we je uit om goed te kijken naar andere straffe brokken uit dat patrimonium, naar panden met adel-brieven en decoraties, naar bewoonde en beleefde huizen, die aan de stad pigment, poëzie en passie schenken.

Vandaag nodigen we je uit om de honneurs te geven aan de woningen van een groot architect van Kortrijkse bodem, die wereldberoemd had kunnen worden als ontwerper van de Ant-werpse Boerentoren. De eerste wolkenkrabber in Europa. Het eerste verticale staalskelet van bijna honderd meter hoog in Europa. De tot in de jaren vijftig hoogste woontoren in Europa.

Jan Robert Vanhoenacker

Die spijtig genoeg alleen over de tongen van kenners gaat en te veel vergeten wordt door de brave burgers. En als die al eens iets weten over hem, dan weten ze meestal dat hij ook voor de Stadsschouwburg getekend heeft, één van zijn mindere werken.

Het architectenleven kan wreed zijn.

Vandaag nodigen we je uit om een boeiende wandeling of fietstocht te maken en om veel te weten te komen over huizen, een architect en een (woon)stad met een intrigerend verhaal.

98

9

Jan RobeRtVanhoenackeR

111110

Architect Jan Robert Vanhoenacker (Kortrijk, 7 maart 1875 – Antwerpen, 24 november 1958), zoon van Karel Lodewijk Van-hoenacker en Louisa De Josse, wordt 83 jaar. Hij komt in zijn loopbaan twee keer onverwacht uit de hoek. Gans in het begin (in 1905, als hij dertig jaar oud is) ontwerpt hij schitterende burgerhuizen in Kortrijk en helemaal op het einde (in 1930, terwijl hij nog maar vijfenvijftig is of dertig jaren voor zijn dood) schiet hij zijn enige echte hoofdvogel af, het ontwerp voor het Antwerpse Torengebouw alias de Boerentoren.

Dat is, zeer kort samengevat, het levensverhaal van onze hoofdfiguur, die als motto voor “werken, dienen en gelukken” kiest maar eigenlijk alleen voor de twee eerste doelen goed scoort.

Dat levensverhaal heeft natuurlijk ook een begin.

Tussen zijn veertiende en negentiende loopt Jan Robert Van-hoenacker school aan de Academie van Kortrijk, waar ook de andere beroemde Kortrijkse architect Hendrik Beyaert ge-vormd wordt maar waar Vanhoenacker zich vervolmaakt in houtsnijkunst en schrijnwerkerij. Hij wordt dan opgeroepen voor zijn legerdienst in Antwerpen maar studeert terzelfdertijd bouwkunde aan de Academie al-daar (1895-1898).Hij doet vervolgens stage bij architect Ernest Dieltiens, een naam als een klok in de metropool.

1900 wordt een belangrijk jaar voor Vanhoenacker: hij begint met een architectenbureau in Kortrijk (dat hij tot 1914 open houdt) maar verklaart zijn liefde ook aan Antwerpen, waar hij blijft wonen, en aan zijn vrouw Anne Schaloigne, met wie hij op 31 november huwt.

EEN ONVOLTOOID LEVEN

11

J A N R O B E R T V A N H O E N A c K E R

11

In 1902 zet hij ook een eigen kantoor op in Antwerpen maar zijn ontwerpwerk wordt vooral in Kortrijk op prijs gesteld, getuige de vele grote en kleine woningen in duizend-en-één-stijlen, die hij daar mag bouwen voor lokale welstellende opdrachtgevers en die we één voor één ontdekken op onze wandeling of fietstocht.

In 1913 associeert hij zich met confrater John Van Beurden, een constructieve wizzard maar hoofdzakelijk een stille ven-noot én werker.

Het is vooral zijn latere medevennoot vanaf 1918, Jos Smolde-ren, een fijnzinnige ontwerper, die de carrière van Vanhoenac-ker op de goede rails zet en hem de creatieve sprong naar de meesterlijke Boerentoren doet maken.

Eerst (net na de Eerste Wereldoorlog) werkt het trio aan weder-opbouwprojecten in de Westhoek maar ook in Waasten, waar naast een majestatische Petrus-en-Pauluskerk ook een neoby-zantijns stadhuis gebouwd wordt. Daarna wordt van Antwerpen het voornaamste actieterrein gemaakt, waar stevige architecturale prijsbeesten op het pal-mares gezet worden. Boerentoren incluis. De drie blijven zake-lijk samen tot in 1930 en gaan daarna hun eigen weg.

Voor Vanhoenacker dooft de architectuurkaars dan langzaam uit. Hij neemt nog deel aan ontwerpwedstrijden, zonder suc-ces, krijgt hier en daar wat kleine opdrachten, zonder weer-klank, overleeft nog een wereldoorlog, zonder probleem, maar de grote vlam blijft weg.Zonder wereldberoemd geworden te zijn voor en door zijn Boerentoren.

131312

De loopbaan van Jan Robert Vanhoenacker speelt zich (voor-al) in Kortrijk en Antwerpen af. Grosso modo kunnen we zelfs over twee perioden spreken: Kortrijk overspant de jaren 1900-1913, Antwerpen de jaren 1920-1932.De architecturale productie van Vanhoenacker laat zich dan ook in twee kolommen gieten: de vroege Kortrijkse avonturen links, de latere Antwerpse verhalen rechts.

EEN GESpLETEN OEuVRE

13

J A N R O B E R T V A N H O E N A c K E R

13

1889-1894Academie Kortrijk

1895-1898Academie Antwerpen

1900Kantoor Kortrijk

1902Kantoor Antwerpen

1900Burgerhuis Graaf De Smet De Naeyerlaan 711905Burgerhuizen Minister Tacklaan 21-29Hoekgebouw Dageraadplaats 18-191908Burgerhuis Minister Tacklaan 311909Burgerhuis Doorniksewijk 661910Villa ’t Wit Kasteel Doorniksesteenweg 2101911Burgerhuis Doorniksewijk 49Rijwoning Beheerstraat 731912Stadsschouwburg Schouwburgplein 14Verbouwing gevel Herberg ‘Middenstand’Lange Steenstraat 10

1913Goudsmederij met woning Bloemistenstraat 6-6AVilla Bloemistenstraat 23Klooster met kerk Beverlaai 75Woonproject Hoog Mosscher 61-76

1913Associatie met John Van Beurden

1918Associatie met Jos Smolderen

1920Beurs Diamanthandel Pelikaanstraat 78

1922Wedstrijd Chicago Tribune

Appartementen Mechelsesteenweg 1091924

Hotel Juissant Arthur Goemaerelei 281929

Century Hotel De Keyserlei 60-621929-1930

Boerentoren Eiermarkt 20Schoenmarkt 35

1930Volkswoningen Kiel Jan Davidlei

1932Wedstrijd stedenbouwkundig plan Linkeroever

1935Complex met vier woningen Meensesteenweg 110-118

151514

Jan Robert Vanhoenacker begint te leven en te werken in een tijd, waarin men nog van genres en stijlen spreekt, ontwerp-conventies, die door de Academies, de kunstscholen, worden gedicteerd aan hun volgzame leerlingen. Academische archi-tectuur dus.Het begin van de twintigste eeuw is trouwens helemaal een potpourri-periode: het eclectisme, het van-alles-wat, het ge-lijktijdig beoefenen van alle genres en stijlen door elkaar, staat sterk, naast het neotraditionalisme, de hele resem aan geloofs-belijdenissen voor één vroeger genre of één vroegere stijl (go-tisch, renaissancistisch, barok, zelfs byzantijns).

En dan komt die vernietigende oorlog en vooral het interbel-lum, het pijnlijke tijdsgewricht van maatschappelijke onzeker-heid, culturele ommekeer en artistieke revolutie.De wereld van academies, genres en stijlen, de wereld van de

negentiende eeuw wordt door de avantgarde (van art nou-veau over futurisme naar Stijl, Nieuwe Zakelijkheid en Bau-haus) voor bijna altijd in de vuilbak geworpen.

En het wordt tijd voor het modernisme.

In 1928 worden de congrès Internationaux d’Architecture Mo-derne (cIAM) gesticht om te breken met de starre academi-sche stijlen, om de esthetiek te vervangen door een grotere betrokkenheid met de maatschappelijke, sociale en economi-sche realiteit, om architectuur niet meer te gebruiken als mid-del om het leven uitwendig te verfraaien maar als instrument om dat leven kwalitatief te verbeteren. Onder leiding van de onontkoombare charles-Edouard Jean-neret alias Le corbusier, die zich in onze contreien omringd weet door andere grote namen zoals Victor Bourgeois, Huib

EEN pIJNLIJK TIJDSGEWRIchT

15

J A N R O B E R T V A N H O E N A c K E R

15

Hoste, Hendrik Petrus Berlage, Gerrit Rietveld, Walter Gropius, Renaat Braem,…, wordt vooral nagedacht over sociale wo-ningbouw en stedenbouw, wordt gewerkt aan de minimum-woning voor zoveel mogelijk mensen, wordt gediscussieerd over de constructie van nieuwe steden. Het tuinwijkmodel (eengezinswoningen in een kleinschalige parkomgeving), dat door de individugeoriënteerde Belgen gepromoot wordt, moet het hierbij afleggen tegen het collec-tivistische hoogbouwscenario (compacte bebouwing en infra-structuur, omringd door massaal veel groen), dat Le corbusier met klank verdedigt. Het cIAM-denken is enorm invloedrijk in de jaren dertig van vorige eeuw, maar blijft, ondanks de ontbinding van de denk-tank in 1959, ook nog tot vandaag wegen op de architectuur- en stedenbouwtheorie.

Vanhoenacker surft op die tijdsgeest, zijn tijdsgeest. In zijn beginperiode in Kortrijk zit hij duidelijk in de conserva-tieve neosfeer, om af en toe sterk voor de dag te komen met zijn geflirt met art nouveau of art deco.

De Eerste Wereldoorlog slaat ook kraters in zijn denken, hij kiest professioneel voor Antwerpen en zijn eerdere voorliefde voor neo en deco evolueert naar een gematigd modernisme.

Wie de Stadsschouwburg, zijn grootste werk qua omvang in Kortrijk, bekijkt, kan nauwelijks geloven dat de Boerentoren in Antwerpen door dezelfde architect ontworpen is. Waar zijn Stadsschouwburg veel weg heeft van een pronte koekendoos, een versierde bonbonnière, die meer met een stijloefening in decoratie dan met architectuur te maken heeft, dan staat de Boerentoren voor een revolutionair maar goed in de hand gehouden, genuanceerd en beheerst ontwerp van een bouw-meester, die de kracht van architectuur, van ruimte, van vo-lume zeer goed begrijpt.

Vanhoenacker is en blijft een kameleon in het bonte archi-tectuurlandschap van zijn tijd. Met wat meer persoonlijkheid, koppigheid en rechtlijnigheid zou hij mee in het rijtje staan van grootheden zoals Victor Horta, Henri Van de Velde, Léon Stynen, Renaat Braem of andere bOb Van Reeth’s.

171716

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

1717

De koRtRiJkse peRioDe

1918

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

We starten onze wandeling en fietstocht op het Schouwburgplein, tussen het station en de Grote Markt. We kijken naar de brede gevel van de Stadsschouwburg, een ontwerp van Jan Robert Vanhoenacker. Geen woning, maar toch een cultuurhuis.

b In 1912 wordt begonnen aan de Schouwburg maar de Eerste Wereldoorlog legt de werken stil en het neoneobouwsel wordt pas geopend in 1920. Vanhoenacker tapt uit het gotisch vaatje, verwerkt deskundig een vleugje Vlaamse renaissance en laat het voorfront pronken met trapgeveltjes en twee torentjes. Bij een eerste renovatie, in 1968, wordt met de grove borstel het originele interieur bijna volledig weggeveegd achter bekledin-gen. Zelfs de elegante glazen luifel boven de inkomdeuren moet eraan geloven. Deze misstap wordt tussen 1998 en 2000, bij een tweede reno-vatie, rechtgezet. Er wordt weer veelvuldig bladgoud gebruikt, in de zaal wordt de kristalluchter weggehaald en wordt het oorspronkelijk daklicht omgetoverd in een briljant lichtplafond van de Franse kunstenaar Jean-Michel Alberola, die het heelal, de sterrenbeelden en de hele schouwburg veel kleur verschaft. De klassering in 2003 geeft dit bouwsel veel eer.

WaNDELEN EN fIETSEN LaNGS DE WONINGENVaN JaN RObERT VaNhOENacKER

19

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

2120

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

We draaien achter de hoek, rechts van de schouwburg, naar links, de Doorniksestraat in, en bereiken al snel de Grote Markt.

p De Grote Markt wordt heraangelegd in 1998 (in samenwerking met Lannoo, Snoeck & Partners) door het Italiaanse architecten-duo Bernardo Secchi – Paola Viganó, die ook tekenen voor de schitterende begraafplaats op Hoog-Kortrijk, naast het recente sublieme crematorium van Pritzker Prize-winnaar Eduardo Souto de Moura (in samenwerking met SumProject). (“Ca vaut le détour” zeggen ze in ’t Frans maar eerst werken we deze wande-ling en fietstocht af.) Met de herinrichting verdwijnen de vele geparkeerde auto’s en krijgt de Belforttoren weer een prominente plaats. Deze toren is een deel van de vroegere lakenhalle, waar-van de sporen teruggaan tot zeker 1248, en wordt pas in 1899 losgemaakt van de gebouwen, die er later tegenaan gezet zijn.

De globale marktpleingevel is uiterst eclectisch als resultaat van ontelbare verbouwingen en toevoegingen door de jaren heen, zoals de meeste Vlaamse marktpleinen trouwens. Aan de meest noordelijke zijde van de Grote Markt kent het Stadhuis zijn plaats sinds 1417 en verbindt het nu verleden en heden: van de zeer mooie Schepenzaal uit 1525 tot de nieuwe kantoren, met jonge durf ingericht in 2003 door noA Architecten.

We laten het Stadhuis letterlijk links liggen als we verder noordelijk stappen of fietsen, dankzij de Leiestraat. We doen aan window shopping en gebruiken de brug over de Leie om aan de overkant te raken en om even rechts te kijken naar de Broeltorens, de iconen van deze stad.

21

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

We vervolgen onze weg in de Budastraat.

p Een voorbeeld van een geslaagde renovatie zijn de OCMW-kan-toren (Budastraat 25-33). De architecten van Luyten-Lens geven in 1995 de 18de eeuwse burgerhuizen nieuw leven en verzoe-nen twee rococogevels met een hedendaagse façade.Binnenin herhalen ze deze integratie-prestatie.Wat verder (Budastraat 37) rust het Onze-Lieve-Vrouw-hospitaal uit van zijn lange leven: zijn oudste sporen dateren van de 13de eeuw.We gluren door de poort naar binnen, zoals volleerde curieuzeneuzen.

Op één of andere manier nemen we de Budabrug over de tweede arm van de Leie, en daarna de Overleiestraat, de slagader van de gelijknamige buurt.

p Wat aandacht graag voor Overleiestraat 3, een om hulp roe-pend herenhuis zonder geboortedatum maar met achteraan een uitgebreid visitekaartje: oliefabriek sinds 1853, magazijn sinds 1905 en, surprise surprise, een koetshuis in cottage-stijl sinds 1912. Idem voor Overleiestraat 15A-17, ook een herenhuis met papie-ren uit het begin van de 19de eeuw, dat heel wat bemiddelde industriëlen versleet en meer dan voldoende plaats bood voor wonen en weven. Het grote pand is nu gesplitst in een cultuur-centrum met prettige binnenkoer en in een middenstandspaleis zonder overschot.

2322

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

23

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

We komen aan op het Sint-Amandsplein.We draaien het plein eerst rechts op en gaan dan voor zijn linkerhoek, waar de Kapelstraat begint.

p Op nummer 7 staat een rijhuis met links een doorgang naar het Sint-Annabeluik, dat dateert van 1890 en 22 huisjes telt, telkens in spiegelbeeld, rond een gezellig binnenplein.

We slaan links in, voor de Proosdijstraat, die ons, nadat we heel voorzichtig de binnenring overgestoken hebben, naar het Koningin Astridpark brengt.

p Het Koningin Astridpark wordt eerst het ‘Volkspark’ genoemd na de aanleg in 1907, waarbij 100 volkse huizen en beluiken moeten sneuvelen. Het park wordt in 2010 opgefrist en krijgt twee knalgele leeuwen om het groene gras te bewaken.

2524

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

We dwarsen deze stadsoase en komen terecht in de Graaf de Smet de Naeyerlaan, een van de mooiste lanen van Kortrijk, dankzij zijn 150 kastanjebomen én dankzij zijn woningen.We bekijken deze laan van rechts naar links,een beetje zoals de chinezen lezen.

p Deze residentiële boulevard wordt aangelegd in 1892 op een gedempte stadsgracht. De interessantste woningen worden tussen de twee wereldoorlogen gebouwd en lezen nog altijd als een omnibus voor art deco, art nouveau en modernisme. Nummer 123 (naast het ook al ravissante nummer 121) krijgt een opvallende gevelafwerking in imitatiebossage, wat een moeilijk woord is voor ‘met pleisterwerk gesuggereerde ruw gehakte natuursteen’.

Het huis op nummer 95 uit 1935 twijfelt tussen de bouwstijl van Berlage en het modernisme en boeit door een interessant spel van ramen en lijnen. Nummer 57, gebouwd in 1927, heeft duidelijk art deco-inspira-tie en een opvallende portiek. De Villa Pszczotko op nummer 25, geboren in 1933, roept ook art deco-echo’s op met zijn erker en zijn ornamenten. Nummer 7 uit 1927, dat weeral uit het art deco-potje komt, pronkt met een bow window over twee lagen en met een pro-per gedetailleerd hekje bovenaan.

b In deze laan vinden we ook het eerste huis van Vanhoenacker én zijn eerste werk in de stad. In 1900 oefent hij op nummer 71, vijf jaar voor hij aan zijn mooiste huizen in de Minister Tacklaan (dat is voor later) begint, met dit eerder sober art nouveau-burgerhuis, dat toch een geraffineerde gevel kreeg.

25

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

2726

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

We volgen de mooie laan helemaal naar links (de nummers van de huizen worden alsmaar kleiner), draaien naar links, naar de Menenpoort (zonder ‘Last Post’), steken dit gevaarlijke kruispunt over en blazen opgelucht als we alive and kicking in de Noordstraat staan.

De semiprofessionele wandelaars en fietsers kunnen opteren voor een scheve schaats en het kruispunt pas later oversteken. Zij slaan eerst rechts de Meensesteenweg in en komen, langs het voetbalstadion, grote winkels, het Sint-Janskerkhof (hier rusten ze sinds 1987 in vrede en sinds kort op merkwaardige zitbanken, gemaakt uit grafstenen) en heel wat oninteressante steenwegbouwsels, na enige honder-den meters oog in oog met onze geliefde architect.(Na een warme kennismaking nemen ze dezelfde weg terugen steken ze het kruispunt aan de Menenpoort nu wél over.)

b Vanhoenacker komt na zijn Antwerpse carrière nog één keer met succes professioneel terug naar zijn geboortestad. In 1935 wordt in de Meensesteenweg 110-118 zijn ontwerp voor een woningenensemble uitgevoerd. Met vier woningen, respectievelijk ‘Waterlisch’, ‘Beuterblomme’, ‘Melkdistel’ en ‘Sleutelkruid’, onder één dak en een losse halfbroer, die samen een gele baksteenfamilie met heel wat horizontale accenten vormen, is het dit keer de modernistische architect, die spreekt in Kortrijk. Voor één keer. De woning rechts is recentelijk verbouwd en laat blij weten dat een zwart schaap niet altijd de sukkelaar van het gezin is.

27

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

2928

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

Iedereen is ondertussen in de Noordstraat aangekomen.

p De Noordstraat wordt samen met zijn verlengde, de Be-heerstraat, meer en meer een rustige woonstraat, nu het door-gaand verkeer moet kiezen voor de wat verder liggende parallelle Westelijke Ring. De nummers 46, 44 en 42 zijn drie opmerkelijke huizen, in gele en rode baksteen, met een wellnessbehandeling achter de rug. De gevels zetten zelfs een boompje op. Achter de façades van Noordstraat 28 wordt heel wat geschiedenis verborgen. Ge-bouwd in 1913 om vlas te stockeren wordt het gebouw in de grote Oorlog even een bergplaats voor opgeëiste duiven (ja!), om vanaf 1949 in ijzerwinkel te veranderen. De laatste langdurige functie (vanaf 1979) betreft een variante op het in West-Vlaande-ren zeer populaire stock américain-thema. Binnenkort wordt de ex-Euroshop nog eens verbouwd, nu tot het nieuwe Vlasmuseum.

We bestijgen de Noordbrug en we dalen af, mits antislipmaatregelen.

p De Noordbrug is een ontwerp van het bureau van René Greisch, de in 2000 overleden Waalse ingenieur, die een wereldautoriteit werd op het vlak van bruggenbouw. Zijn opvolgers leverden het denkwerk voor het viaduct van Milau (2005) in Frankrijk onder leiding van starchitect Sir Norman Foster. De Noordbrug is wondermooi én superstedelijk als het donker is en de vele lichtjes branden.

We nemen de Beheerstraat tot op het bittere einde, richting de rotonde met de liederlijke naam Panorama, net achter het tunneltje onder de spoorweg.

29

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

p Ook in de Beheerstraat valt heel wat te bekijken. Vanaf de eerste stap of pedaalslag al. Inderdaad, nummer 75, op de hoek met de Havenkaai, is een fraai modernistisch ap-partementsgebouw (1936). Architect Charles Debels was nog directeur van de Kortrijkse Academie. Voor nummer 73 van Vanhoenacker er stond ontwierp Richard Acke eerst een trio huizen (1910), op nummers 67, 69 en 71, die nog altijd mogen gezien worden in hun gerenoveerd kleedje.Deze architect heeft trouwens heel wat merkwaardige gebou-wen geschonken aan Kortrijk: het Vlaams Huis (1912) in de Groeningestraat, de dokterswoning ’t Nest (1928) aan de Groeningepoort, de bioscoop De Gouden Lanteern (1921) in de Jan Persijnstraat, ... Ook de nummers 63 en 65 zouden tot het vroege werk (1909) van Acke mogen gerekend worden. Op nummer 49, op de hoek van de Blekerstraat, lopen we

voorbij een imposante dokterspraktijk met congiërgewoning achterom (1926), een ontwerp van opnieuw Charles Debels, die dus ook een classicistische fase moest doormaken voor hij modernistisch begon te tekenen. Nummer 28, op de hoek van de Burgemeester Nolfstraat, lijkt op een in de stad verloren gelopen, bijna zeezieke cottage met complexe dakvormen. Het terras verleidt met zijn uitzicht op … Ja, op wat? Misschien op het Gerechtsgebouw (2002) van Sté-phane Beel Architecten. Het pleintje voor dit huis van Vrouwe Justitia slaagt er na al die jaren niet in zich uitnodigend te gedragen. Interessanter maar nog depressiever zijn alleszins het woonhuis en de brouwerij (nummers 20 en 22) van de familie Vuylsteke, die duidelijk naar adem happen en hopen op een toekomst bin-nen het achterliggende scholencomplex. Meer dan een botox-behandeling dringt zich op.

3130

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

31

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

b In 1911 toont Jan Vanhoenacker dat hij ook een vriend is van zijn voornaamgenoot met de pet en hij zet in de Beheerstraat 73 een eenvoudige rijwoning neer. De symmetrie, de gele en bruine glanzende bakstenen en de fijnzinnige uitsnijdingen geven de gevel én de straat dat ietsje meer. De vandaag terneergeslagen façade roept wel om een lift-up.

Zodra we ons hoofd gebogen hebben voor de ijzeren weg (we hebben ondertussen de zogenaamde kluifrotonde rechts laten liggen en een stukje Zandstraat in de kuiten genomen) en voor we de volgende rotonde betreden, slaan we uiterst rechts in en betreden we met waardigheidde Minister Vanden Perenboomlaan.

p Tijdens de bombardementen van 1944 werd deze laan volledig verwoest. Alleen nummer 60 (1900) kon zich recht houden. Respect!

We volgen de minister tot aan de rotonde, waar we links de Burgemeester Felix de Bethunelaan onder de voeten of de banden laten lopen. We steken de gevaarlijk drukke Aalbeeksesteenweg over met hulp van de verkeerslichten en lopen of fietsen, langs de gevel van het Pottelbergrusthuis, de Condédreef in.Naast een witgeschilderde 19de eeuwse hoeve slaan we rechts de Hoog Mosscher(dreef) in.

3332

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

33

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

3534

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

p De nummers 5 tot 60 zijn huisjes, die in opdracht van het Bureel voor Weldadigheid tussen 1911 en 1930 gebouwd worden als woonst voor bejaarde vrouwen. De dakkappellen, die karakter geven aan deze eenvoudige ontwerpen, verdwijnen spijtig genoeg bij een recente renovatie. De data van giften of bouwwerken worden met grote arduin-platen vereeuwigd in de gevels.

b In 1913 neemt Vanhoenacker met klasse afscheid van zijn Kortrijk-periode. Het Bureel van Weldadigheid, de voorloper van het OCMW, geeft hem opdracht op een groot stuk grond van weldoener Constantin Van Ackere-Degeest (die schielijk overlijdt in 1914, dus een jaar later) een kapel en zestien huisjes voor weduwen en oudere alleenstaande vrouwen te ontwerpen. De architect vertrekt vanuit een scherp gestructureerd plan met

een binnenhof, waarrond hij de gebouwtjes met een aperte plattelandsignatuur schikt. De kapel achteraan bekroont de sacrale compositie. Hij maakt een tuinwijk-avant-la-lettre, geïnspireerd door godshuizen en begijnhoven. Een gemetselde ingangspoort en traliehekwerk maken duidelijk dat niet ieder-een hier zomaar binnen mag. Kortrijk krijgt zijn eerste gated community. In 1913 al. Dit residentiële juweeltje (Hoog Mosscher 61-76), geklasseerd in 2003, krijgt de naam Van Ackers Hof naar de grondeigenaar en bloeit elk jaar weer open dankzij de overal aanwezige gouden regens en meidoorns. Dit sociaal woonproject is een waardige afsluiter, een subliem orgelpunt van zijn Kortrijkse periode. Vanhoenacker ontwerpt hier zo beheerst en menselijk, zo charmant en idyllisch, dat je de god Pan op zijn fluit hoort spelen.

35

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

Na dit hoogtepunt houden we onze adem in voor een anti-climax,zetten we ons verstand op nul, schakelen we de automatische piloot in en nemen we alvast een aanloop voor een denderende finale.Achtereenvolgens kiezen we voor volgende heupbewegingen en straten:naar links, Meiweg, eventjes meedraaien naar links, rond een groen pleintje,en naar rechts, Lentedreef, naar links, Wolvendreef,aan de verkeerslichten eerst de Condédreef oversteken om vervolgens de Condédreef uiterst rechts te volgenen links met te draaien tot aan het café met dezelfde naam

3736

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

op de rechterhoek, heel eventjes naar rechts(we betreden dik twintig meter Walle,de straat van Louis Seynaeve in “Het Verdriet van België” van grootmeester Hugo claus) maar onmiddellijk weer links, Hof Te Walle, gezwind vooruit tot we de berm van de Ring kunnen volgen (naar links trouwens) en aan onze linkerzijde het all-in-restaurant met treinwagon inhalen.We zijn in de Doorniksesteenweg beland, we draaien die links in (we gaan dus niet naar Doornik) en we kunnen eindelijk onze ogen de kost weer geven.

b In 1910 komt Vanhoenacker met een echte koekendoos voor de pinnen: ‘t Wit Kasteel (of Kasteeltje), Doornikse Steenweg 210. Voor weer een bemiddelde industrieel wordt een groot pocherig poppenhuis getekend, met een vierkante hoektoren, glanzende witte naast groengrijze stenen en kruiden uit het eclectisch potje. Vandaag worden feestjes gegeven in deze stenen taart.

37

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

3938

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

p Tussen de nummers 188 en 108 treffen we Snoucksreke, een serie arbeidersrijwoningen met een café, een in 1909 blijkbaar populaire combinatie, gebouwd voor rekening van groothan-delaar De Knock, die grossiert in kledij voor mannen, jongens en militairen (een jongen kan als militair man worden en drie keer dezelfde kleren dragen). Deze compositie, uitgevoerd in gele en rode baksteen (inclusief kleurverschillen dankzij uitlaatgassen), heeft nog altijd karakter. Nu er geen grote baas meer is bewijst deze huizenrij dat elk individu graag op zijn manier zijn eigen stempel drukt op het aangezicht en het aanzien van zijn woning. We lopen langs het aangename park aan de overkant, omrand door de Blauwe Hoeve uit de 18de eeuw en een sociale woon-wijk uit 1960.

Vanaf nummer 88 begint het festival van architect Poly Scher-pereel, die hier een sober art deco-huis (1934) achterlaat. Op nummer 48 bouwt hij in 1926 een woning voor zijn vader, die wat verderop, in de Doorniksewijk, een houtschrijnwerkerij uitbaat. Dit huis is ondertussen nogal bruut gerenoveerd door een autoliefhebber.

39

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

We steken over aan café “In het Oud Kanon” (1905), waar de Doorniksesteenweg de Doorniksewijk wordt.

p Blijf een paar minuten staan voor nummer 187, een art-deco-parel uit de jaren dertig, ontworpen door onze Poly Scherpereel, die het pand waarschijnlijk als zijn eigen woning heeft gebruikt. Weet dat je de wellicht mooiste rijwoning van Kortrijk bekijkt en dank de architect voor het prettige schrijnwerk (zijn papa?). Ook de buren op 183 en 185 zijn van dezelfde hand. Omdat het niet alle dagen feest kan zijn moeten we ook vertel-len dat de twee rijwoningen met gevelnummer 172 en 172A het gevolg zijn van een verbouwing van een 19de eeuws herenhuis in 1934 en dat meneer Scherpereel hier wel op een voor hem zeer vreemde manier met de pleistermortel en de architectuur omgaat.

De Knokse architect Raymond Heyneman komt in 1934 zijn kunstjes tonen op nummer 168. Deze koning van de Norman-dische stijl, die villa’s, cottages en hotels met hopen ontwerpt voor Het Zoute, komt zich in Kortrijk succesvol amuseren met de interbellumvormen. Op nummer 166 maakt Poly Scherpereel in (weeral) 1934 veel goed met dit huis in geometrische art deco, dat uit de band springt met zijn vormen, materialen en details. Spreken van een nodige opfrissing wordt elke dag eufemistischer. Na een gewild wild parkje komen we in het deel van de Door-niksewijk, dat hoog aangeschreven staat bij de shopaholics. De andere liefhebbers moeten eerst nog wat stappen of trappen.

4140

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

b In 1911 krijgt Vanhoenacker de opdracht om een gepast huis te ontwerpen voor de eigenaar van de vandaag nog altijd bestaande brouwerij Vander Ghinste in Bellegem (bekend van Bockor Pils, Bockor Blauw en vooral het mondiaal geprezen Omer). De kantoren van de brouwerij zitten in de kelder tot 1976, de grootmoeder van de huidige brouwer woont in dit grote pand tot 1986. Doorniksewijk 49 wordt het adres van een eclectisch maar beheerst concept: classicisme, Lodewijk XVI en Vlaamse renaissance worden evenwichtig vermengd in dit herenhuis met klasse en met een loggia om u tegen te zeggen. Zeer mooi is de grote stadstuin achteraan met een sympathiek tuinhuisje uit 1877 in rode en witte baksteen. Het geheel is geklasseerd in 2003.

41

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

b We schrijven 1909 en voor een rijke eigenaar van industriële bloemmolens ontwerpt Van-hoenacker een statig herenhuis (Doorniksewijk 66), dat vele gebruikers zal kennen. De Duitse legerstaf bivakkeert hier luxueus tijdens de Eerste Wereldoorlog, de Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening houdt er kantoor en nu ontvangt een advocatenassoci-atie zijn klanten in dit sinds 2003 beschermd hôtel. Het neoclassicistische gebouw met een hoofdgevel in witte natuursteen is vooral een merkwaardige schatkamer van rijkelijke interieurs (zoals de inkom, de traphal en de zo-genaamde Vlaamse Zaal). De kenners zijn weg van de wandbekleding in Mechels leder maar niet van de architectuurprestatie.

4342

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

b Het huis (1907) op nummer 37 in de Doorniksewijk speelt aangenaam met gele en groene geglazuurde baksteen, terwijl op nummer 31 de 19de eeuwse herberg “Au Casino” in art deco wordt heringericht in 1931 door brouwerij Lust. Het café-interi-eur is zeer gaaf bewaard.

Achter een fietsenwinkel links vervoegen we de Beverlaai. p Hier staan smalle maar grote huizen van een adembenemende kwaliteit. Om Beverlaaiend enthousiast te worden! Nummer 13 is een art deco-woning (1935), die zich accentueert met metselwerkverbanden en zwartgeglazuurde tegels. De spiegelbeelden (1932) op nummer 19-21 bekennen zich ook tot de art deco-club maar zoeken het iets floraler (en bonter). Nummers 23 en 25 (1910) combineren respectievelijk witte en gele baksteen met blauwe hardsteen. Tussen 29 en 45 staat een prinsheerlijke groep woningen (1911) een superb geheel van eclectisme en art nouveau te vormen.

43

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

Na deze explosie voor de ogen happen we naar adem en slaan we rechts in: de Bloemistenstraat en die volgen we tot aan de spoorweg.

b Eclectisch (maar dit keer van classicistisch geremde rococo-ori-gine) is de uit de kluiten gewassen villa uit 1913 voor een dokter (Bloemistenstraat 23) van de hand van Vanhoenacker. De aannemer begint dit landhuis te bouwen in 1913 maar krijgt het werk door de oorlog niet helemaal af. Nogal wat beeld-houwwerk als versiering blijft op de tekentafel liggen maar nie-mand lijkt erom te treuren. Zeker de hier verblijvende belasting-ambtenaren missen deze uiterlijke tekenen van welstand niet.

4544

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

b Op nummer 6-6A van de Bloemisten-straat ontwerpt Vanhoenacker in 1913 een juwelenfabriek ofte goudsmederij met een neoclassicistische woning. In 1939 wordt een verdieping meer gezet op de garage en het bureel. Het is duidelijk dat hier alle opblink-werk naar de juwelen gaat en niet naar de gevel.

45

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

Aan de spoorweg draaien we naar rechts en blijven we veilig op het voetpad van de Minister Tacklaan.

b De jonge Vanhoenacker bouwt in 1905 voor vijf verschillende klanten vijf burgerhuizen (Minister Tacklaan 21-23-25-27-29) onder invloed van de art nouveaustroming, zoals die op dat ogenblik in België door Victor Horta, Paul Hankar en Henri Van de Velde op wereldniveau beoefend wordt, maar uiteraard ook van het toen modieuze eclectisme. Hij verwerkt beheerst en geraffineerd decora-tieve vormen en evenwichtige kleuren- en materialencombinaties in een harmonieuze totaalcompositie, die in 2003 terecht als erf-goed beschermd wordt. Elk huis heeft zijn eigen karaktertrek. Huis 21 spreekt met gele baksteen en karaktervolle ramen, huizen 23 en 25 zijn elkaars fleurig spiegelbeeld, huis 27 moet het hebben van secuur gedetailleerde dorpels en vensters, terwijl huis 29 overtuigt met lichtroze natuursteen (die nu wat meer koolstofkleur heeft).

In 1908 krijgt Vanhoenacker een fantastische opdracht: een huis bouwen op nummer 31 van de Minister Tacklaan. Hij mag dus een vervolg breien aan zijn meer dan geslaagde huizenrij. Wil hij niet, kan hij niet of mag hij niet? Hij slaat al-leszins de art nouveauweg niet meer in maar laat een neoclas-sicistisch bouwsel na, dat meer weg heeft van het viertravee-enhuis van architect Macquet uit 1897 op nummer 33 dan dat het aansluiting zoekt bij zijn eigen mooie kinderen. Een sokkel in blauwe hardsteen (met het naamplaatje van de architect), een bepleisterde lijstgevel, een mansardedak en dakkapellen à volonté zorgen voor een architecturale ratatouille, die ook wordt geklasseerd in 2003.

4746

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

47

D E K O R T R I J K S E P E R I O D E

We blijven in de Minister Tacklaan tot we weer aan de Doorniksewijk komenen we duiken resoluut linksin de spoorwegonderdoorgang (1998-2002), ontworpen door SumPoject. Langs de van kleur veranderende wandbereiken we het laagste punt en nemen we links de helling of de trap naar boven.(Naar beneden zou trouwens niet gaan …)Boven gekomen volgen we de blinde gevel naar links(we kiezen dus bewust niet voor de Doorniksestraatmaar gebruiken een stukje Spoorweglaan).We geven niet toe aan de verleiding om te opteren voor een verplaatsing richting station maar we nemen aan onze rechterzijde de Sint-Jorisstraat.

p Op de hoek van de Sint-Jorisstraat en het Schouwburgplein staat een statig pand, dat vroeger het woonhuis was van bur-gemeester Reynaert. Die geeft zijn naam postuum aan het linksliggend straatje vol drukbezochte jongerencafés.

Voor we het weten vinden we ons zelf terug op het Schouwburgplein en blazen we onze wandeling of fietstocht af.Tijd om een glas te drinken op de gezondheid van onze Jan Robert Vanhoenacker.

4948

De antweRpse peRioDe

49

TRaINEN VOOR EEN mEESTERWERK

Jan Robert Vanhoenacker werkt voor de eerste keer in Antwer-pen samen met zijn associés John Van Beurden en Jos Smolde-ren voor de Beurs voor Diamanthandel (Pelikaanstraat 78) uit 1920, een typisch academisch Beaux Arts-product uit die tijd. Twee jaar later gaat Vanhoenacker op de internationale toer en neemt hij deel aan de legendarische wolkenkrabberwed-strijd van de krant chicago Tribune in de Verenigde Staten, een vingeroefening voor de latere Boerentoren.Ook in 1922 bouwt hij met zijn vaste partners een flatgebouw van acht bouwlagen (Mechelse Steenweg 109), een uiterst so-ber werkstuk met art deco-ornamenten.Nog eens twee jaar later wordt voor een houthandelaar een meesterwoning ontworpen. De symmetrie, de art decode-coratie en de eenvoudige baksteenbouw van Hotel Juissant (Arthur Goemaerelei 28) kondigen een zoektocht naar zuiver-heid aan.

In 1928 gaat Vanhoenacker even solo. Léon Stynen start het ontwerp voor het casino van Knokke, maar de familie Nellens, de opdrachtgever, heeft weinig vertrouwen in de jonge archi-tect. Oudere rot Vanhoenacker moet de bouw begeleiden tus-sen 1929 en 1931.In 1929 begint Vanhoenacker, samen met confraters, aan zijn tweede Boerentoren-repetitie. Na zijn poging voor de chicago Tribune-hoofdzetel heeft hij nu meer succes met zijn denk- en tekenwerk voor het century Hotel (De Keyserlei 60-62), een art decokolos van veertien verdiepingen.We slaan eventjes de Boerentoren over en in 1930 begint het trio Vanhoenacker-Van Beurden-Smolderen aan zijn collectieve zwa-nenzang met volkswoningen op het Kiel. Jan Robert Vanhoenacker neemt zelfs ongewild helemaal af-scheid van de toparchitectuur. Hij zal nooit nog een hoofdrol spelen, zijn deelname aan de stedenbouwkundige wedstrijd voor Linkeroever ten spijt.

515150

De Eerste Wereldoorlog houdt lelijk huis in bepaalde delen van Antwerpen. Zo wordt in 1914 een volledig bouwblok, tus-sen de Schoen- en de Eiermarkt (vlakbij de Groenplaats en de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal, dus pal in het historische cen-trum), weggeblazen door Duitse bommen. Na de oorlog ontstaat in vele gekwetste steden een discussie over de herinvulling van lege plekken. Twee groepen mengen zich in het debat: de conservatieven opteren voor de veilige weg van het traditionalisme en van het eclectisme, de progres-sieven willen dan weer verder evolueren binnen het nieuwe ontwerpuniversum van de art deco en het modernisme.In Antwerpen willen de conservatieven de oude stad in ere herstellen, zonder dat een hedendaags gebouw de concur-rentie met de kathedraal aangaat. De progressieven vinden dat een nieuw icoon wél kan en zelfs moet om aan de buiten-wereld te tonen hoe welstellend en modern de metropool is.

Midden de jaren twintig hakt het Antwerpse stadsbestuur on-der leiding van burgemeester Frans Van cauwelaert de knoop rond de herinvulling van het bouwblok Schoen-Eiermarkt door: de belangrijkste winkelstraat, de Meir, moet een waardig sluitstuk krijgen, de stad moet tegen de Wereldtentoonstelling van 1930 een prestigieuze publiekstrekker tellen.

In 1928 koopt de Algemeene Bankvereeniging de grond. (Deze bank heeft de Boerenbond als hoofdaandeelhouder en de Antwerpenaren vinden dit laatste voldoende belangrijk om het latere gebouw voor eeuwig de Boerentoren te noemen.)Het contract van de verkoop bepaalt dat een momumentale to-ren moet gebouwd worden en verwijst naar de eerste schetsont-werpen van stadsbouwmeester Emiel Van Averbeke, die later als een architecturale schoonmoeder in het team van Vanhoenac-ker wordt opgenomen om de basisconcepten te bewaken.

ScOREN mET DE bOERENTOREN

51

D E A N T W E R P S E P E R I O D E

51

Het feitelijke ontwerp van het torengebouw alias de Boeren-toren wordt getekend door Jan Robert Vanhoenacker en die haalt zijn inspiratie in het verre Amerika.In 1922 organiseert de krant chicago Tribune een legendarisch geworden ontwerpwedstrijd voor zijn nieuwe hoofdzetel, in casu, een wolkenkrabber van 120 meter hoog. Tweehonderd-vijftig Amerikaanse en Europese architecten (inclusief grote namen als Saarinen, Gropius en Loos) doen mee en Howells & Hoods worden tot winnaar uitgeroepen. Veel belangrijker dan de uitslag is het gevolg van deze wedstrijd: het wolkenkrab-berconcept raakt over de aardbol verspreid.

Nog belangrijker is het gevolg voor Antwerpen: Vanhoenacker neemt ook deel aan de wedstrijd, brengt een bezoek aan de Verenigde Staten en wil bij zijn terugkeer de architect van de eerste wolkenkrabber in Europa worden.

535352

D E A N T W E R P S E P E R I O D E

De eerste ontwerpen van Vanhoenacker voor de Boerentoren worden verwerkt in een grote maquette, die wordt tentoonge-steld. De kritiek barst al snel los.Burgemeester Van cauwelaert voelt de bui van een onomkeer-bare negatieve stemming hangen en gebruikt een adviescom-missie (met grote meneren als Victor Horta, Henri Van de Velde en Hendrik Petrus Berlage) om de lont uit het kruitvat te trek-ken. Zij gaan voor een torengebouw van 24 verdiepingen plus een waterreservoir, met kleine broers van negen verdiepingen aan weerszijden.

Aan de aannemer wordt in februari 1929 opdracht gegeven met de graafwerken te starten. Het gebouw wordt opgeleverd in maart 1932, ruim drie jaar na de start. De Boerentoren heeft dus niet kunnen paraderen tijdens de Wereldtentoonstelling van 1930.

De Boerentoren is tot 1950 de hoogste woontoren in Eu-ropa. Inderdaad, in de eerste decennia neemt de bank maar een klein deel van de toren voor zichzelf of voor de verhuur als kantoor aan derden. Het leeuwendeel van de oppervlakte gaat naar appartementen.

De Boerentoren wordt als monument geklasseerd in 1981. Terwijl de Koninklijke commissie voor Monumenten en Land-schappen nog protesteerde bij de geboorte, worden 50 jaar later zonden vergeven of fouten toegegeven.

5353

NEOSTIJLENOp het einde van de 18de eeuw is het liedje van de barok en de rococo uitgezongen en staat het creativiteitskraantje een beetje droog. Er wordt dan maar veiligheidshalve teruggegre-pen naar de zekerheden van vroeger: de bouwkunst van de Grieken en de Romeinen. Het neoclassicisme is geboren en de kolomkapitelen vieren weer hoogtij. Rond 1830 valt men voor de neogotiek en worden er opnieuw veel kerken ge-bouwd. Vanaf 1875 wordt het tijd voor de neorenaissance (en de renaissance is eigenlijk al een neovertaling van de klassieke bouwkunst) en kan men van voren af aan herbeginnen, inclu-sief de neobarok en zelfs de neorococo.

ECLECTISMEAls men echt niet weet welke stijl men wenst te gebruiken en zelf iets verzint door in vele boeken te snuisteren, als men de stijl, die het best past bij de functie van het gebouw, vermengt met de stijl, die de opdrachtgever graag ziet, als men improvi-serend of bewust alle stijlen dooreen haspelt, dan is men ec-lectisch bezig.Einde 19de eeuw, begin 20ste eeuw wordt het eclectisme als te gebruiken stijl onderwezen op de kunstacademies. In onze streken zijn Hendrik Beyaert en vooral Joseph Poelaert, de skieven architek van het Justitiepaleis te Brussel, eminente eclectici.

MoeiLiJke wooRDen-GiDs

5554

M O E I L I J K E W O O R D E N - G I D S

ART NOuVEAu Deze Frans-Belgische tweelingbroer (1880-1914) van de Duits-Oostenrijkse Jugendstil en het catalaanse Modernismo is eerst een levenshouding (de burgerlijk-progressieve intelligentia steekt zijn denktijd in de sociale, culturele, filosofische, ja, zelfs totale bevrijding van de mens) en dan een kunststroming, die werkt met organische motieven, vrouwelijke naaktfiguren en Japanse verwijzingen. De architectuur is veel speelser, veel ongestructureerder, veel grilliger in vergelijking met broer Ju-gendstil: Victor Horta (B), Henri Van de Velde (B) en Antonio Gaudi (SP) verdienen er wereldroem mee.

ART DECODeze stijl, met een bijzondere aandacht voor decoratie en ver-siering, bepaalt tussen 1920 en 1940 niet zozeer de architec-tuurtaal maar eerder de grafiek, de beeldende kunst, de kle-

dingmode en het design. Art deco is eclectisch in zijn invloeden (expressionisme, kubisme, modernisme, Afrikaanse kunst, fau-visme, …) maar niet in zijn vormgeving: het verzamelt binnen één rechtlijnige en symmetriezoekende stijl alle reacties op de beweeglijkheid van de art nouveau of de Jugendstil.De architecten Hendrik Petrus Berlage (NL) en Frank Lloyd Wright (VS) spreken art decotaal. De Basiliek van Koekelberg in Brussel (B), het Tuschinki Theater (zoals zovele bioscopen in die periode, die al een fantasiewereld op zich zijn) in Amster-dam (NL) of de chrysler Building in New York (VS) zijn beroem-de art decogebouwen. Het beeld van christus op de berg van Rio de Janeiro (BR) is het grootste art deco-object in de wereld.

NIEuWE ZAKELIJKHEIDDit containerbegrip (Nieuwe Zakelijkheid = functionalisme, De Stijl, Bauhaus, …) wordt gebruikt voor de stilistische reactie

55

M O E I L I J K E W O O R D E N - G I D S

(1918-1933) op de stromingen van voor de Eerste Wereldoor-log. Niet alleen de neostijlen of het eclectisme krijgen klappen, ook de Jugendstil en de art nouveau moeten boeten, vooral omdat een paar misfits zich verliezen in overdreven ornamen-tiek voor pretentieuze gevels.Er wordt gekozen voor eenvoud, voor een bruikbare vorm-geving, voor moderne materialen (beton, glas, staal, …), voor licht, lucht en ruimte, voor goedkoop en efficiënt bouwen, voor een antwoord op de economische en demografische schaalvergroting, … Alleen versieren is taboe.

INTERBELLuM Na de vernietigende Eerste Wereldoorlog komt het interbel-lum (tussen de oorlogen), de periode naar de Tweede We-reldoorlog toe en vooral het troebele tijdsegment van maat-schappelijke onzekerheid, culturele ommekeer en artistieke

revolutie. Royale regimes wankelen, kerkelijke dogma’s twijfe-len aan zichzelf, het idealisme pro een nieuwe samenleving en een nieuwe mens schiet wortel.De wereld van academies, genres en stijlen, de wereld van de negentiende eeuw wordt voor altijd in de vuilbak geworpen. Het expressionisme, het dadaïsme, het kubisme, het surrealis-me floreren. De jazz wordt uitgevonden. De grootse films van chaplin, Lang en Eisenstein worden geprojecteerd. En in de architectuur steekt het modernisme de kop op.

MODERNISMEOp het draagvlak van de Nieuwe Zakelijkheid wordt het mo-dernisme (1925-nu) uitgebouwd door Le corbusier. Sobere vormen, geometrische concepten, platte daken en gewapend beton moeten de wereld veroveren. Functie heeft voorrang op vorm. “Zoals auto’s machines zijn om in te bewegen moe-

5756

M O E I L I J K E W O O R D E N - G I D S

ten huizen machines worden om in te wonen.” De ruimte in en rond de stad wordt netjes in vier verdeeld: een woonzone, een werkzone, een ontspanningszone en een circulatiezone, proper gescheiden van elkaar met groen.Het modernisme is enorm invloedrijk tijdens het interbellum maar blijft tot vandaag wegen op het doen en denken in de architectuur- en stedenbouwwereld.

HENDRIK BEyAERTHendrik Beyaert (Kortrijk, 1823 – Brussel, 1894) mag bij de ou-dere Vlamingen vooral bekend zijn van zijn hoofd op het vroe-gere bankbiljet van honderd Belgische franken maar hij heeft ook veel architectuurpijlen op zijn levensboog: de renovatie van de Hallepoort in Brussel (1861-1870), de balzalen voor de adel concert Noble in Brussel (1873), het stationgebouw van Doornik (1874-1879), de Nationale Bank in Antwerpen (1875-

1879) en het park van de Kleine Zavel (vanaf 1879). Hij is dan ook de waardige vaandeldrager van het eclectisme.

HENRI VAN DE VELDEHenri Van de Velde (Antwerpen, 1863 – Zwitserland, 1957) is de grote meneer van de Belgische en Europese architectuur tussen de twee wereldoorlogen. Na zijn eigen huis Bloemen-werf in Ukkel (1895) bouwt hij vanaf 1899 de Kunstnijverheids-school en de Kunstschool in het Duitse Weimar. Walter Gropius voegt in 1919 beide scholen samen tot het wat later wereldbe-roemd geworden Bauhaus.Van de Velde volgt in hetzelfde jaar Hendrik Petrus Berlage op, de eminente Nederlandse bouwmeester (denken we maar aan de Beurs in Amsterdam), als architect van de familie Kröller-Müller en begint hij te werken tot 1926 aan het eerste embryo van wat in 1937 het vandaag nog altijd vermaarde museum met

57

M O E I L I J K E W O O R D E N - G I D S

beeldentuin wordt. In 1935 ziet zijn meesterwerk van interna-tionaal niveau het licht: de centrale bibliotheek van de Gentse Universiteit, voor eeuwig en altijd geprezen als de Boekentoren.

EMIEL VAN AVERBEKEEmiel Van Averbeke (Antwerpen, 1876 – Antwerpen, 1946) wordt de grote voorvechter van art nouveau in Antwerpen en kiest later helemaal voor het modernisme. Hij maakt in zijn beginjaren art nouveauwoningen, duidelijk geïnspireerd door Victor Horta en Paul Hankar. In 1905 wordt hij architect bij de Stad Antwerpen. Hij bouwt tussen 1910 en 1913 een briljante brandweerkazerne (Viséstraat-Halenstraat), zijn hommage aan Hendrik Petrus Berlage. Hij wordt in 1920 bevorderd tot stadshoofdbouwmeester en wordt een zeer actieve ambtenaar. Hij start in 1926 met de restauratie van de toren van de Onze-Lieve-Vrouwkathedraal.

Hij ontwerpt de ventilatiegebouwen aan de uitgangen van de Scheldetunnels (1931-1933), vergeten parels van het bouw-patrimonium in de metropool. Hij maakt een nogal speciaal stedenbouwkundig ontwerp voor Linkeroever (1932) en het syntheseplan in 1933. Hij leidt de restauratie van het Rubens-huis (1939) en wordt er tenslotte (in zijn sterfjaar) voor korte tijd conservator.

LéON STyNENLéon Stynen (Antwerpen, 1899 – Antwerpen, 1990) is de Belgi-sche kampioen van het modernisme en misschien wel de be-langrijkste architect van de twintigste eeuw in ons land. Bijna zou hij alleen herinnerd worden als de keizer van de ca-sino’s want hij is betrokken bij de bouw van de speelzalen van Knokke, chaudfontaine, Blankenberge en Oostende, hoewel zijn ontwerpen niet altijd respectvol uitgevoerd worden.

5858

M O E I L I J K E W O O R D E N - G I D S

Hij moet wél onthouden worden voor andere ontwerpen, zo-als zijn voorstel voor de stedenbouwkundige ontwikkeling van Linkeroever, residentie Elsdonk in Wilrijk, de casablanca-woonwijk in Kessel-Lo, …De BP-building (nu met AXA als voornaam) aan de Van Rijs-wijcklaan is zijn constructief huzarenstukje (1960-1963): de volledige kantoortoren hangt aan een stalen dakskelet, dat verankerd is in een centrale betonnen koker.Tussen 1960 en 1980 werkt Stynen aan zijn opus magnum, het Internationaal Kunstcentrum en het Koninklijk Muziekconserva-torium, beter bekend als De Singel, ook al aan de Antwerpse ring.Last but not least geeft hij de Kortrijkse regio ook wat archi-tectuurles: de Sint-Ritakerk in de Zandbergwijk van Harelbeke (1962-1966) is een heerlijke sculptuur in bruut beton, die zich lekker zonevreemd gedraagt in een rustige woonbuurt maar een ongekend intieme binnenruimte biedt voor contemplatie en introspectie.

RENAAT BRAEMRenaat Braem (Antwerpen, 1910 – Essen, 2001), beroemd voor zijn controversiële uitspraak dat België het lelijkste land ter wereld is, start als stagiair van Le corbusier, de godfather van het moder-nisme en de hoogbouw. Op het Kiel in Antwerpen ontwerpt hij 800 appartementen op poten, in Leuven broertje Sint-Maartens-dal en in Boom een woontoren van 20 verdiepingen langs de A12. In 1952 krijgt hij de opdracht om een gebouw te ontwerpen voor de Antwerpse administratie. Dit wordt de Oudaan, de po-litietoren, één van de meest gehate buildings in Antwerpen. Braem, architect, ideoloog en meest toonaangevende mo-dernist na de Tweede Wereldoorlog, moet vooral herinnerd worden als de ontwerper van de mooiste bibliotheek van Vlaanderen, die in Schoten staat. En van het paviljoen in het openluchtmuseum Middelheim: hij schenkt het ontwerp gra-tis aan Antwerpen “om te verhinderen dat de stedelijke techni-sche diensten een banaal gebouw zouden oprichten”.

5959

6060