KOERANT_Editie 2

24
Vakantie. 1 omas Cantraine Lijkt me fantastisch om mee van wal te steken. Zeker nu het paasvakantie geweest zou zijn. Vroeger mocht ik dan bij mijn grootouders aan zee chocoladebruin geluk gaan sprokke- len, vers door buitenaardse klokken gedropt. Vandaag hebben we allemaal zulk kinderlijk en architecturaal onverantwoord genot uiteraard al làng achter ons gelaten, ingeruild voor het ontwerpen, boeken uitpluizen, of voor de ‘snellerikken’ onder ons: enkele vakken doorbladeren. Maar genoeg zelfmedelijden! We hebben er immers net een fantastische Jokerweek opzitten, en laat dat nu net naadloos aansluiten op het thema ‘vakantie’. Om het lichtjes overdreven te stellen, zou ik durven zeggen dat onze vakan- tie een week verschoven is. Er heerst een sfeer van rust tijdens de jokerweek, door de afwezigheid van deadlines en ander slopend werk. Ik zal hier dan ook niet teveel ‘neuten’ over collega- archies die deze uitzonderingsweek misschien wat veel invulden als een week van luilekker niksen of rondhan- gen. Ik zal kijken naar de vakgroep, die haar vakantie ook een weekje ver- legd lijkt te hebben, of dacht je dat die gebruinde teint van Professor ϕφκσσδ het resultaat was van de zonnebank? En dat Hawaïhemdje van Begeleider ζδλο? “We vragen ons op dinsdag steeds af waarom we nog een Jokerweek houden,” verkondigde Professor Lagae, waarmee hij niet meteen vrien- den maakte. Maar er zit iets essentieels in, er schijnt een bepaalde oninteresse vanuit de vakgroep door. Samen met het, zoals ik al bij wijze van praeteritio vermelde, je m’en foutisme dat vanuit onze rangen doorsijpelt, sleurt dit de kwaliteit van het onderzoek der Jokerweek stilzwijgend ten gronde. Als dit de teneur is, kan je de kans om bijvoorbeeld Junior Crimson Archi- tectural Historians te spelen inderdaad beter inruilen voor een weekje collec- tief zonnebaden op Tenerife. Op alternatieve, informelere en prak- tische manier bezig zijn met al wat onder de noemer van (A)(a)rchitec- tuur valt, is toch dé kerngedachte van de Jokerweek? De vijfdejaarstudenten zegevierden hier dit jaar met het orga- niseren van de op- en- top praktische Workshops en Werfstrijd, en de Joker- prestige waar nu iedereen aan meedoet. Helaas echter, liet de vakgroep hier en daar enkele steekjes vallen. Volledig tegen de golf smeekbedes om nieuwe begeleidingsvormen in, werd de tij- dens jokerweken anders informelere begeleiding dit jaar geliquideerd door een dagelijkse jury met uurschema! Ideaal om je acte de présence in te plannen tussen de moijito, tequila en al je andere vakantieplannen. Hoe moet het dan wel? Dat weet ik ook niet, maar het moet duidelijk van twee kanten komen. 1. Niet gebaseerd op waargebeurde feiten Re-curating the catering Maarten Liefooghe Elk feest behoeft een goede feestplek, dat bracht de jokerweek in herin- nering. In het suburbane veld rond Gent werd gespeurd naar plekken waar gefeest kan worden: droom- achtige of vooral praktische plekken, voor ordentelijke of soms voorzichtig subversieve feestjes. Voor deze locaties met potentie werd ook potentieverho- gende infrastructuur bedacht: slimme tapijten, gordijnen, lichtsnoeren en schijnwerpers, of podia die ook als berging konden dienen. Dit ontwer- pend onderzoek naar feestplekken bleek een verrassende conclusie op te leveren wanneer op het einde van de week de beloftevolle maar vaak nog wat onscherpe voorstellen voor subur- bane feestplekken en feestarchitectuur verbleekten bij de kwaliteiten van het Technicum als feest-en-werkplek. De jokerweekorganisatie had zich met andere woorden opnieuw overtroffen met de keuze voor deze locatie en met haar tijdelijke conversie ervan in een bar, lounge, black lodge, werkhal/the- aterzaal, en een keuken – niet te ver- geten. Vakgroep en studenten dromen sindsdien van een meer permanente toe-eigening van de plek. Plek en gebruik bepalen elkaar echter nooit volledig: op elke infrastructuur kunnen erg verschillende gebruiksre- gimes draaien. Daarom ligt behalve bij het Technicum als feestplek ook een grote verdienste bij de regisseurs en faciliteurs van dit geslaagde uitzon- deringsregime ‘Jokerweek’: bij Eva, Maarten en Nathan, bij de vijfdejaars en bij de Koe. Het dlk-draaiboek heeft na enkele jaren jokerorganisatie met het vijfde jaar achter de schermen alle rollen en workflows voor logistiek, fourage en infotainment duidelijk omschreven, en de organisatie loopt dan ook gesmeerd. Daarom is het wel- licht tijd om dat rollenspel opnieuw wat uitdagender te maken. Reshuffle. Wellicht wordt dat andere parallelle spel dat rond de jokerweekopgave draait dan ook uitdagender en scher- per. Ik beperk me tot twee voorstellen. Voorstel een: een jokerweek georgani- seerd door de loeiende koe samen met het derde jaar. De aanwezigheid van de laatstejaars in de projectgroepjes brengt zeker een andere dynamiek in de jokeroefening. Voorstel twee (old school model): iedereen gooit zich in de strijd in een jokerweek georgani- seerd door dlk met steun uit alle jaren. Iedereen werkt mee aan een joker- weekproject en de bar wordt bemand door shifts vrijwilligers. En de catering dan? Really, who gives a damn. De rubriek ‘Koetjes en Kales’ voorziet de Koerant van een virtueel wijwatervat waarin student en vakgroep met de nieuwste waterboardingtechnieken ondergedompeld worden. Om als duiveltjes elkaar verbaal tegen de schenen te (kunnen) schoppen, om als onslachtige engeltjes elkaar literair innig te omhelzen, of als twee oud-getrouwden volledig naast elkaar te praten. Hoe het ook moge lopen, in deze dubbelcolumn zal je steeds een vakgroepslid en een student aan het woord zien, dit keer met een overkoepelend thema: de Jokerweek. Koetjes & Kales Editoriaal Boksen en architectuur. Van een geslaagde combinatie gesproken. Tot daar, zul- len we maar zeggen. Zoals u snel zal merken, vindt u deze keer op de eerste pagina’s niet de vaste waarden van onze Koerant. Neen, deze keer snoeiden we onze eigen spitsen graag af om een uitgebreide sectie aan het hevig woedende onderwijsdebat te wijden. Iedere relevante vakgroep- en niet-vakgroepstem komt aan het woord en eist zijn stem! Dáárna natuurlijk weer een normale Koerant, wederom verrijkt met zijn on- dertussen gekende smaken en geuren. In de ‘Windhaan’ gaan we deze keer de sentimentele toer op. We loven de Rabottorens voor een laatste keer, nu het afscheid wel heel dichtbij komt. De ‘Red Light District’ kent dan weer de introductie van een nieuwe spelle- tjesronde: de letterkeer. Raad 5x juist en win wat lekkers! Ja, zo blijven we niet achter op onze vrienden van beneden met hun mooie prijzen elke week. Het ‘Beeld Om Beeld’ kan u deze keer werkelijk eens een keer omhoog hangen, gezien er nu ook gewoon een titeltje bijstaat en dus werkelijk poster-allures krijgt. Schept mogelijks ook een ganse portie gespreksstof bij het avondeten, gezien de onverklaarbare inhoud ervan. U ziet maar! Onze ‘Vitrine’ wordt deze maand gevuld met één XL-paspop en twee M’kes. Enerzijds krijgt u te horen wat het stripverhaal in feite met architectuur van doen heeft. Anderzijds, maakt u, enerzijds, beter kennis met ons toekomstige UGent-paviljoen en, anderzijds, met een onwijs interessant project van Fer- nand Pouillon. In ‘Vroeger wilde ik architect worden’ figureert deze maand Robert Wilson, u allen bekend. En, wat we altijd tot laatst houden, maar wat zichzelf deze keer wederom over- troffen heeft: de ‘Studentenpublicaties’. De bijdrage van de eerstejaars is niet minder dan schitterend deze keer. Deze worden dan ook met zoveel bravoure als mogelijk weergegeven. Daarnaast gaan we dieper in op de studio van Dirk De Meyer, dewelke momenteel handelt over Venetië maar volgend jaar mis- schien wel over iets helemaal anders. Dat leest u daar dan wel! En voor de sport worden de geselecteerde jokerweek-projecten ook nog eens gefeatured, hier weliswaar zonder diepgaande kritiek, doch met eigen ontegensprekelijke bewierokingen van de studenten zelf. Ook de ‘Achterflap’: still going strong! Tenslotte: “Potverdekke, het was weer een hele klus”. K.O. (Tot de volgende!) KOERANT KOERANT MAART 2013 - GENT JOZEF PLATEAUSTRAAT 22 www.deloeiendekoe.be schrijf mee:[email protected] Windhaan Olivier Cavens & Bert De Roo Onderwijsbijlage Stijn Baets & Joris Kerremans met artikels door: Pieter Uyttenhove, Tijl Vanmeirhaeghe, Rika Devos, Dirk De Meyer & David Schmitz, Maarten Vandendriessche, Jona Moereels De Vitrine Strips & Architectuur Jonas Apers & omas Cantraine Paviljoen UGent, Charles Vandenhove Olivier Cavens Vroeger Wilde Ik Architect Worden: Robert Wilson Nathan Wouters Climat de France, Fernand Pouillon Bert De Roo Beeld om Beeld Bram Denkens & Pieter De Walsche Red Light District Joris Kerremans & Jelmer Daelman Studentenpublicaties Maïté Martens & Bram Vandemoortel 8 2 14 12 10 18 De Achterflap grafiek: Hong Wan Chan scenario & tekst: Christophe van Gerrewey 24 Editie 2 + EXTRA ONDERWIJSBIJAGE

description

 

Transcript of KOERANT_Editie 2

Page 1: KOERANT_Editie 2

Vakantie. 1

Thomas Cantraine

Lijkt me fantastisch om mee van wal te steken. Zeker nu het paasvakantie geweest zou zijn. Vroeger mocht ik dan bij mijn grootouders aan zee chocoladebruin geluk gaan sprokke-len, vers door buitenaardse klokken gedropt. Vandaag hebben we allemaal zulk kinderlijk en architecturaal onverantwoord genot uiteraard al làng achter ons gelaten, ingeruild voor het ontwerpen, boeken uitpluizen, of voor de ‘snellerikken’ onder ons: enkele vakken doorbladeren. Maar genoeg zelfmedelijden! We hebben er immers net een fantastische Jokerweek opzitten, en laat dat nu net naadloos aansluiten op het thema ‘vakantie’. Om het lichtjes overdreven te stellen, zou ik durven zeggen dat onze vakan-tie een week verschoven is. Er heerst een sfeer van rust tijdens de jokerweek, door de afwezigheid van deadlines en ander slopend werk. Ik zal hier dan ook niet teveel ‘neuten’ over collega- archies die deze uitzonderingsweek misschien wat veel invulden als een week van luilekker niksen of rondhan-gen. Ik zal kijken naar de vakgroep, die haar vakantie ook een weekje ver-legd lijkt te hebben, of dacht je dat die gebruinde teint van Professor ϕφκσσδ het resultaat was van de zonnebank? En dat Hawaïhemdje van Begeleider ζδλο?“We vragen ons op dinsdag steeds af waarom we nog een Jokerweek houden,” verkondigde Professor Lagae, waarmee hij niet meteen vrien-den maakte. Maar er zit iets essentieels

in, er schijnt een bepaalde oninteresse vanuit de vakgroep door. Samen met het, zoals ik al bij wijze van praeteritio vermelde, je m’en foutisme dat vanuit onze rangen doorsijpelt, sleurt dit de kwaliteit van het onderzoek der Jokerweek stilzwijgend ten gronde. Als dit de teneur is, kan je de kans om bijvoorbeeld Junior Crimson Archi-tectural Historians te spelen inderdaad beter inruilen voor een weekje collec-tief zonnebaden op Tenerife.Op alternatieve, informelere en prak-tische manier bezig zijn met al wat onder de noemer van (A)(a)rchitec-tuur valt, is toch dé kerngedachte van de Jokerweek? De vijfdejaarstudenten zegevierden hier dit jaar met het orga-niseren van de op- en- top praktische Workshops en Werfstrijd, en de Joker-prestige waar nu iedereen aan meedoet. Helaas echter, liet de vakgroep hier en daar enkele steekjes vallen. Volledig tegen de golf smeekbedes om nieuwe begeleidingsvormen in, werd de tij-dens jokerweken anders informelere begeleiding dit jaar geliquideerd door een dagelijkse jury met uurschema! Ideaal om je acte de présence in te plannen tussen de moijito, tequila en al je andere vakantieplannen. Hoe moet het dan wel? Dat weet ik ook niet, maar het moet duidelijk van twee kanten komen.

1. Niet gebaseerd op waargebeurde feiten

Re-curating the cateringMaarten Liefooghe

Elk feest behoeft een goede feestplek, dat bracht de jokerweek in herin-nering. In het suburbane veld rond Gent werd gespeurd naar plekken waar gefeest kan worden: droom-achtige of vooral praktische plekken, voor ordentelijke of soms voorzichtig subversieve feestjes. Voor deze locaties met potentie werd ook potentieverho-gende infrastructuur bedacht: slimme tapijten, gordijnen, lichtsnoeren en schijnwerpers, of podia die ook als berging konden dienen. Dit ontwer-pend onderzoek naar feestplekken bleek een verrassende conclusie op te leveren wanneer op het einde van de week de beloftevolle maar vaak nog wat onscherpe voorstellen voor subur-bane feestplekken en feestarchitectuur verbleekten bij de kwaliteiten van het Technicum als feest-en-werkplek. De jokerweekorganisatie had zich met andere woorden opnieuw overtroffen met de keuze voor deze locatie en met haar tijdelijke conversie ervan in een bar, lounge, black lodge, werkhal/the-aterzaal, en een keuken – niet te ver-geten. Vakgroep en studenten dromen sindsdien van een meer permanente toe-eigening van de plek.Plek en gebruik bepalen elkaar echter nooit volledig: op elke infrastructuur kunnen erg verschillende gebruiksre-gimes draaien. Daarom ligt behalve bij het Technicum als feestplek ook een grote verdienste bij de regisseurs en faciliteurs van dit geslaagde uitzon-deringsregime ‘Jokerweek’: bij Eva, Maarten en Nathan, bij de vijfdejaars

en bij de Koe. Het dlk-draaiboek heeft na enkele jaren jokerorganisatie met het vijfde jaar achter de schermen alle rollen en workflows voor logistiek, fourage en infotainment duidelijk omschreven, en de organisatie loopt dan ook gesmeerd. Daarom is het wel-licht tijd om dat rollenspel opnieuw wat uitdagender te maken. Reshuffle. Wellicht wordt dat andere parallelle spel dat rond de jokerweekopgave draait dan ook uitdagender en scher-per. Ik beperk me tot twee voorstellen. Voorstel een: een jokerweek georgani-seerd door de loeiende koe samen met het derde jaar. De aanwezigheid van de laatstejaars in de projectgroepjes brengt zeker een andere dynamiek in de jokeroefening. Voorstel twee (old school model): iedereen gooit zich in de strijd in een jokerweek georgani-seerd door dlk met steun uit alle jaren. Iedereen werkt mee aan een joker-weekproject en de bar wordt bemand door shifts vrijwilligers. En de catering dan? Really, who gives a damn.

De

rubr

iek

‘Koe

tjes

en

Kal

fjes’

voor

ziet

de

Koe

rant

van

een

vir

tuee

l w

ijwat

erva

t w

aari

n st

uden

t en

va

kgro

ep m

et d

e ni

euw

ste

wat

erbo

ardi

ngte

chni

eken

ond

erge

dom

peld

wor

den.

Om

als

dui

velt

jes

elka

ar v

erba

al

tege

n de

sche

nen

te (k

unne

n) sc

hopp

en, o

m a

ls o

nsla

chti

ge e

ngel

tjes

elk

aar l

iter

air i

nnig

te o

mhe

lzen

, of a

ls tw

ee

oud-

getr

ouw

den

volle

dig

naas

t elk

aar t

e pr

aten

. Hoe

het

ook

mog

e lo

pen,

in d

eze

dubb

elco

lum

n za

l je

stee

ds e

en

vakg

roep

slid

en

een

stud

ent a

an h

et w

oord

zie

n, d

it k

eer

met

een

ove

rkoe

pele

nd th

ema:

de

Joke

rwee

k.

Koetjes & Kalfjes

Edit

oria

alBo

ksen

en ar

chite

ctuu

r. Va

n ee

n ge

slaag

de co

mbi

natie

ges

prok

en. T

ot d

aar,

zul-

len

we

maa

r ze

ggen

. Zoa

ls u

snel

zal

mer

ken,

vin

dt u

dez

e ke

er o

p de

eer

ste

pagi

na’s

niet

de

vaste

waa

rden

van

onz

e K

oera

nt. N

een,

dez

e ke

er sn

oeid

en w

e on

ze e

igen

spits

en g

raag

af o

m e

en u

itgeb

reid

e se

ctie

aan

het

hev

ig w

oede

nde

onde

rwijs

deba

t te

wijd

en.

Iede

re r

elev

ante

vak

groe

p- e

n ni

et-v

akgr

oeps

tem

ko

mt a

an h

et w

oord

en

eist

zijn

stem

!D

áárn

a na

tuur

lijk

wee

r ee

n no

rmal

e K

oera

nt, w

eder

om v

errij

kt m

et z

ijn o

n-de

rtus

sen

geke

nde

smak

en e

n ge

uren

. In

de ‘W

indh

aan’

gaa

n w

e de

ze k

eer d

e se

ntim

ente

le t

oer

op. W

e lo

ven

de R

abot

tore

ns v

oor

een

laat

ste k

eer,

nu h

et

afsc

heid

wel

hee

l dic

htbi

j kom

t. D

e ‘R

ed L

ight

Dist

rict’

kent

dan

wee

r de

intro

duct

ie v

an e

en n

ieuw

e sp

elle

-tje

sron

de: d

e le

tterk

eer.

Raa

d 5x

juist

en

win

wat

lekk

ers!

Ja, z

o bl

ijven

we

niet

ac

hter

op

onze

vrie

nden

van

ben

eden

met

hun

moo

ie p

rijze

n el

ke w

eek.

H

et ‘B

eeld

Om

Bee

ld’ k

an u

dez

e kee

r wer

kelij

k ee

ns ee

n ke

er o

mho

og h

ange

n,

gezie

n er

nu

ook

gew

oon

een

titel

tje b

ijsta

at e

n du

s w

erke

lijk

poste

r-al

lure

s kr

ijgt.

Sche

pt m

ogel

ijks

ook

een

gans

e po

rtie

ges

prek

ssto

f bij

het

avon

dete

n,

gezie

n de

onv

erkl

aarb

are

inho

ud e

rvan

. U zi

et m

aar!

Onz

e ‘V

itrin

e’ w

ordt

dez

e m

aand

gev

uld

met

één

XL-

pasp

op e

n tw

ee M

’kes

. En

erzij

ds k

rijgt

u t

e ho

ren

wat

het

str

ipve

rhaa

l in

feite

met

arc

hite

ctuu

r va

n do

en h

eeft.

And

erzij

ds, m

aakt

u, e

nerz

ijds,

bete

r ke

nnis

met

ons

toek

omsti

ge

UG

ent-p

avilj

oen

en, a

nder

zijds

, met

een

onw

ijs in

tere

ssan

t pr

ojec

t va

n Fe

r-na

nd P

ouill

on.

In ‘

Vroe

ger

wild

e ik

arc

hite

ct w

orde

n’ fi

gure

ert

deze

maa

nd

Robe

rt W

ilson

, u a

llen

beke

nd.

En, w

at w

e al

tijd

tot l

aatst

hou

den,

maa

r wat

zich

zelf

deze

kee

r wed

erom

ove

r-tro

ffen

heef

t: de

‘Stu

dent

enpu

blic

atie

s’. D

e bi

jdra

ge v

an d

e ee

rste

jaar

s is

niet

m

inde

r da

n sc

hitte

rend

dez

e ke

er. D

eze

wor

den

dan

ook

met

zov

eel b

ravo

ure

als m

ogel

ijk w

eerg

egev

en. D

aarn

aast

gaan

we

diep

er in

op

de st

udio

van

Dirk

D

e M

eyer

, dew

elke

mom

ente

el h

ande

lt ov

er V

enet

ië m

aar

volg

end

jaar

mis-

schi

en w

el o

ver

iets

hele

maa

l an

ders

. D

at l

eest

u da

ar d

an w

el! E

n vo

or d

e sp

ort

wor

den

de g

esel

ecte

erde

joke

rwee

k-pr

ojec

ten

ook

nog

eens

gef

eatu

red,

hi

er w

elisw

aar

zond

er d

iepg

aand

e kr

itiek

, doc

h m

et e

igen

ont

egen

spre

kelij

ke

bew

iero

king

en v

an d

e stu

dent

en ze

lf.O

ok d

e ‘A

chte

rflap

’: sti

ll go

ing

stron

g! T

enslo

tte: “

Potv

erde

kke,

het

was

wee

r ee

n he

le k

lus”

. K.O

. (To

t de

volg

ende

!)

KOER

ANT

KOER

ANT

MAAR

T 20

13 -

GEN

T

JOZE

F PL

ATEA

USTR

AAT

22

www.

delo

eien

deko

e.be

schr

ijf

mee:

dlkm

agaz

ine@

gmai

l.co

m

Win

dhaa

n O

livie

r Cav

ens &

Ber

t De

Roo

Ond

erw

ijsbi

jlage

Stijn

Bae

ts &

Joris

Ker

rem

ans

met

art

ikel

s doo

r: Pi

eter

Uyt

tenh

ove,

Tijl

Van

mei

rhae

ghe,

Rik

a D

evos

, D

irk D

e M

eyer

& D

avid

Sch

mitz

, Maa

rten

Van

dend

riess

che,

Jona

Moe

reel

s

De

Vit

rine

Stri

ps &

Arc

hite

ctuu

rJo

nas A

pers

& Th

omas

Can

trai

ne

Pavi

ljoen

UG

ent,

Cha

rles

Van

denh

ove

Oliv

ier C

aven

s

Vroe

ger

Wild

e Ik

Arc

hite

ct W

orde

n: R

ober

t Wils

onN

atha

n W

oute

rs

Clim

at d

e Fr

ance

, Fer

nand

Pou

illon

Bert

De

Roo

Bee

ld o

m B

eeld

Bram

Den

kens

& P

iete

r De W

alsc

he

Red

Lig

ht D

istr

ict

Joris

Ker

rem

ans &

Jelm

er D

aelm

an

Stud

ente

npub

licat

ies

Maï

té M

arte

ns &

Bra

m V

ande

moo

rtel

82 141210 18D

e A

chte

rflap

grafi

ek: H

ong

Wan

Cha

nsc

enar

io &

teks

t: C

hrist

ophe

van

Ger

rew

ey

24Edit

ie 2

+ EXTRA

ONDERWIJS

BIJAGE

Page 2: KOERANT_Editie 2

overonzeontwerp-opleiding!

Architectuur is van deze wereldPieter Uyttenhove

Het belang van te reflecteren en te debatteren over de plaats van het ontwerp in onze opleiding kan niet voldoende worden onderstreept. Daar zijn meerdere redenen voor.

Het ontwerp is een van de drie pijlers van de opleiding, naast de bouwtechnisch-constructieve pijler en de architectuurwe-tenschappelijke pijler. Elk van die drie pijlers bezit een zekere autonomie met eigen vakken en eigen onderzoek en zelfs eigen professionele uitstroommogelijkheden. Het is een van de sterktes van onze universitaire opleiding dat de diepgang en de breedte van elke pijler vrij kunnen ontwikkelen zonder de andere pijlers te hinderen. Tussen de pijlers onderling bestaat tegelijk echter ook een sterke band die complementair is en het fundament van de breed gevormde en multi-inzetbare ingenieur-architect uitmaakt. Die onderlinge relatie tussen de pijlers is echter niet in alle richtingen gelijk. Ontwerpen is de kern van de opleiding. Uit het ontwerp en uit de uitdagingen die daarbij horen, komen de vragen en probleemstellingen die beide andere pijlers aan-sturen. De bouwtechnisch-constructieve en de architectuurwe-tenschappelijke pijlers zijn enigszins toeleverend en dragen bij aan het ontwerp, aan zijn doorgronding, zijn onderbouwing en zijn conceptualisering. Het ontwerp maakt de synthese van ver-schillende soorten vaardigheden en domeinen van kennis. Als we dit schema als model voor de ontwerpopleiding aanhouden, dan moet de ontwerpopleiding in de toekomst op de uitbouw van de leeromgeving, de verbetering van de infrastructuur en de ontwikkeling van onderzoek inzetten.

Het ontwerp is geen puur ‘wetenschappelijke’ of conceptuele bezigheid. Het is een plek voor vernieuwende vormen van creativiteit, inventiviteit, intuïtie, studie, intellectuele verdieping en artistiek experiment kunnen gedijen, zowel individueel als in groep. Het atelier is een plek van vrijheid, experiment en studie. Vooral voor de masterstudio’s verlangen we een situatie te bieden waar de studenten een eigen werkplek kunnen scheppen en tot zelfstandigheid kunnen doorgroeien. Leren is in het atelier een vorm van spelen. In de ‘traditie’ van onze opleiding speelt vooral geschiedenis een eigen rol in het ontwerponderwijs niet alleen als een historische catalogus voor inspiratie maar als een

kritische dialoog die voorgaande ontwerpen, concepten en verwezenlijkingen permanent onderhouden met onze actuele manier van bezig zijn met ontwerp. De infrastructuur is hierbij nog een ander paar mouwen. Het atelier als ontwerpomgeving is fundamenteel belang-rijk, dat heeft het visitatierapport overigens nog eens extra benadrukt. Ongetwijfeld schept een betere en meer (aan)gepaste materiële werkomgeving ook meer zelfvertrouwen bij de student. De natuurlijke drang naar andere werkplekken – zoals recent de ‘ontdekking’ van het Technicum tijdens de jokerweek – is een gerechtvaardigde maar niet evident oplosbare vraag, maar de discussie moet worden gevoerd. Een grote academische uit-daging op middellange termijn is de uitbouw van het ontwerp tot een volwaardige pijler ondersteund met onderzoek. Dat onderzoek situeert zich vooreerst op masterproefniveau. De masterproef is een geschikte plek om in de groei naar zelfstandigheid een ontwerpend onderzoek door te voeren. Te weinig studenten voelen zich hiertoe momenteel aangetrokken. Onderzoek in de ontwerppijler vereist evenwel ook na de master fundamenteel en toegepast onderzoek op ontwerpend vlak gecombineerd met technische, historische en theoretische kennisontwikkeling. De osmose die bestond tussen de onderzoekers van de vakgroep en hun inzet in de ateliers wordt best weer nieuw leven ingeblazen. Het is in deze osmose dat de hechte relatie tussen de drie pijlers voor een belangrijk deel tot stand komt.Een laatste reden die ik hier wil aanhalen om aan te tonen waarom de aandacht voor het ontwerp zo essentieel belangrijk is ligt vervat in een opmerking van professor Alkemade tijdens het Grote Ontwerpdebat. Floris had het over ‘angst’ van de student om met zijn ideeën naar buiten te treden. Het is een dis-cussie die het ontwerp als dusdanig overstijgt. In een globaliserende wereld in het algemeen, en in deze regio in het bijzonder, waar angst een levenshouding, een cultuur en een beleid

wordt, moeten dringend nieuwe openin-gen worden gemaakt die met het atelier als pars pro toto kunnen worden verwe-zenlijkt.

Tegen de angst vormt het atelier voor-eerst een situatie voor uitwisseling met assistenten en proffen, waar de student het woord neemt om op te komen voor zijn ideeën, inzichten en keuzen. Het is een plek van confrontatie met derden, met andere meningen en visies, een plek dus waar luister- en leerbereidheid kan bestaan, een plek waar men met mensen communiceert ook als men ze niet kent. Communiceren is leren kennen. Het ate-lier is een vrijplaats, geen schuilplaats. Het kan niet de bedoeling zijn een omgeving te creëren als een dam tegen de buiten-wereld, een broednest. We moeten leren vliegen. Naar de andere toegaan, mensen ontmoeten, landen bezoeken, boeken met andere stemmen ontdekken, ander-mans beelden leren bekijken, gedachten neerschrijven, ideeën noteren en situa-ties schetsen… De internationalisering die mensen van hier naar het buitenland brengt en mensen uit het buitenland naar hier brengt, is levensnoodzakelijk voor het maatschappelijk debat. Die discussie reikt dus ver buiten de vraag welke plaats onze opleiding tussen de andere opleidingen in Vlaanderen moet innemen. Architectuur is van deze wereld, het is een onderdeel van de samenleving.

Het ontwerpdebat is amper voorbij en hier zijn we voorlopig voor de laatste keer terug bij het onderwerp. We vroegen aan de vakgroep om een uitlating te doen over onze geliefde opleiding. Conclusies kunnen we uit het debat niet trekken en dat was uiteraard niet de bedoeling. Wel zijn we allemaal weer even wakker geschoten: onze opleiding is niet vanzelfsprekend en is weldegelijk constant in verandering. Het was zeker niet het laatste debat en het kan volgens onze mening in de toekomst zeker een vaste plaats krijgen in het curriculum. Het is zo dat overal ter wereld de architectuur opleiding de laatste jaren opnieuw in vraag wordt gesteld, universiteiten passen hun programma aan, critici schrijven, denken en doen onderzoek naar het opleiden van toekomstige architecten.

Beelden van het Onderwijsdebat.

Page 3: KOERANT_Editie 2

en dat ze zich eveneens voldoende voorbe-reid voelden om andere uitdagingen aan te gaan. Ongeacht de beroepskeuze was dit een gedachte die regelmatig tussen de lijnen was te lezen. Zo ook wanneer de sterktes van de opleiding werden aangegeven: de ontwerpo-pleiding stond er “slechts” op de vijfde plaats en moest de appreciatie voor (1) de brede ori-entering, (2) het ontwikkelen van een kritische geest, (3) analytisch denkvermogen en (4) zelfstandigheid laten voorgaan.

Misschien zit de grootste kwaliteit wel pre-cies in de combinatie: brede, academische opleiding – ontwerpopleiding? De combinatie lijkt vanzelfsprekend, maar in praktijk – in het atelier en daarbuiten – is het duidelijk dat ze, binnen het stevig gevulde programma van de student burgerlijk ingenieur-architect, dage-lijks uitdagingen presenteert. Ook doorheen de curriculumhervormingen wordt die verhou-ding steeds opnieuw herdacht – niet alleen in Gent trouwens. De combinatie is tegelijk kwa-liteit en probleem. Een probleem van het type dat niet om een oplossing vraagt, maar op een evidente manier uitnodigt om de eigenheid van de opleiding blijvend te bevragen.

uitgebreid werd met stedenbouw, interieur en design, werd een significant hoger percentage bekomen. En ook de webdesigners onder de alumni zijn, natuurlijk, ontwerpers. De cijfers gaven ook duidelijk aan dat de ontwerpers in de verschillende domeinen tegelijk actief waren. Het ontwerp neemt blijkbaar niet alleen in de opleiding, maar ook in het beroepsleven van de meerderheid van de alumni een cen-trale plaats in.

En wat met de niet-ontwerpers?45% meldde van hen die meldden niet als ont-werper actief te zijn, gaf aan ook nooit eerder als ontwerper gewerkt te hebben. Deze situa-tie was opvallend dominant (80%) in de groep met de specialisatie Architectuurontwerp en Bouwtechniek, waar de beroepsomschrijvin-gen die aansluiten bij de specialisatie van de afstudeerrichting - deskundige structuren en deskundige technieken en klimatisatie - duidelijk hoger scoren dan bij de anderen. 55% van de respondenten die zichzelf op het moment van de bevraging niet in een ontwerpend beroep zagen, meldde echter wel ooit als ontwerper gewerkt te hebben. Ze lieten het ontwerpersbestaan achter zich om uiteenlopende redenen: de werkdruk en de financiële onzekerheid, de administratieve taken, het beperkte aandeel van het ontwerp in de beroepspraktijk, … De keuze om de ontwerppraktijk te verlaten werd ook vaak positief gemotiveerd – “ik heb andere kwalitei-ten” – waarbij de breedte van het beroepen-veld waar een ingenieur-architect toegang toe heeft sterk werd geapprecieerd. Zo zijn ver-schillende alumni actief in de berekening van constructies, bouwtechnische ondersteuning, wetenschappelijk onderzoek, management, etc.

…en wat vinden zij van het ontwerpen in de opleiding?Zo’n drie kwart van de afgestudeerden was tevreden tot zeer tevreden over de opleiding. Hoewel het niet expliciet zo gevraagd werd, zou, gezien de grote groep ontwerpers, hieruit afgeleid kunnen worden dat een groot deel van de alumni met een ontwerpend beroep tevre-den is over de ontwerpopleiding, wat vooral in de optie architectuur en stadsontwerp het dui-delijkst afgetekend was. De leersituatie van het architectuuratelier werd van op afstand eveneens positief beoordeeld. Het projecton-derwijs is essentieel een synthetiserend “lear-ning by doing” en impliceert (heel) veel werk, herbeginnen, werken in een evoluerend kader van richtlijnen en appreciaties, … de lastige combinatie van veel investeren en veel onze-kerheid. De jury’s maken daar deel van uit en het is duidelijk dat daar al eens frustratie komt op te zitten. Uit de studentenenquête (georga-niseerd in de jury- en examenperiode van 15 december 2009 tot en met 31 januari 2010) bleek dat de voldoening omtrent de jury’s bij de master studenten (48%) opmerkelijk hoger lag dan bij de bachelorstudenten (38% bij BA1). De alumni waren opvallend milder: afhankelijk van de groep houden twee derden tot drie vierden goede herinneringen over aan de architectuurjury’s.

Diezelfde alumni merkten echter wel op dat de opleiding weinig zicht gaf op de reële ont-werppraktijk. Dit was een opmerking die aan-knoopte bij de ontgoocheling van verschillende alumni die het ontwerpend beroep achter zich hadden geladen. In dezelfde context stelden verschillende respondenten ook dat het ont-werp slechts een deel van de opleiding omvat

Over alumni als ontwerpers: enkele cijfers uit het VA&S zelfstudierapport (2009)Rika Devos

In het najaar van 2010 kreeg de Vakgroep Architectuur & Ste-denbouw de visitatiecommissie van de VLIR (Vlaamse Interuni-versitaire Raad) op bezoek. Deze commissie kwam gedurende een intensieve week het onderwijs in de bachelor en de master ingenieur-architect evalueren. Die week was echter slechts het topje van de ijsberg: aan het bezoek van de commissie ging meer dan een jaar studie, overleg en zelfevaluatie vooraf. De hele actie vormde de aanleiding tot een brede, kritische zelfre-flectie, waarbij alle lesgevers, assistenten en studenten actief betrokken waren – getuige daarvan het nog steeds indrukwek-kende Koeboek over architectuuronderwijs (jg. 13, mei 2010). Als kersvers doctor-assistent mocht ik het hele proces mee begeleiden.

Dat de zorg en bezorgdheid om de opleiding niet alleen door de lesgevers en de studenten werden gedeeld, bewees de ruime en gedetailleerde respons op de alumni-enquête die liep van 16 oktober tot 9 november 2009. 504 oud-studenten werden uit-genodigd om online een lange lijst van 42 vragen af te werken. 217 alumni hebben deze lijst ook effectief doorworsteld en ruim van commentaar voorzien. In de evaluatie van de antwoorden zijn twee groepen te onderscheiden. De alumni die voor 2003 zijn afgestudeerd (80 respondenten) volgden een brede oplei-ding met een enkele afstudeerrichting. Van de “jongere” groep volgden 75 respondenten de richting architectuurontwerp en bouwtechniek, 62 de richting stadsontwerp en architectuur. De opdeling tussen deze groepen was noodzakelijk om de twee periodes (voor en na 2003) en de drie programma’s (algemeen, bouwtechniek en stadsontwerp) afzonderlijk te kunnen evalue-ren. Het onderscheid toonde echter ook dat de appreciatie voor de opleiding niet afnam naarmate alumni langer in het beroeps-leven staan. Tekenend was deze opmerking die bij vraag 42 – een open vraag naar suggesties – te lezen stond: “Ik heb tijdens en na de opleiding lang gedacht dat de technische vakken te eenzijdig theoretisch benaderd werden, maar dit is sinds enkele jaren gekanteld. Ik zie hoe langer hoe meer de relevantie van deze brede theoretische basis en de quasi ongelimiteerde inzet-baarheid ervan”. Breed beschouwd leek het feit dat de opleiding zich expliciet profileert als een academische opleiding die in de eerste plaats onderzoeks- en kennisgericht is en pas in de tweede plaats praktijk- of beroepsgericht, met de afstand van enkele jaren beter te gesmaakt te worden.

VA&S Alumni: wie zijn ze, wat doen ze…Een groot deel van de vragen peilde naar het beroepsleven van de alumni van de vakgroep. Zodoende geeft de enquête niet alleen een overzicht van de verschillende beroepen, maar ook van het verloop van de carrière, de aard van de beroepenvel-den, het globale en relatieve beeld dat de alumni zich hebben gevormd van de opleiding burgerlijk ingenieur-architect en de manier waarop ze de verhouding opleiding-beroep ervoeren. De resultaten brachten echter geen hobby’s of engagementen buiten het beroep om in beeld. Zo’n 30% studeerde verder of behaalde bijkomende diploma’s, waarbij dan weer wel een brede waaier aan interesses naar boven kwamen: van “evi-dente” vormingen in het kader van de beroepspraktijk zoals energiebeheer of passiefbouw en “klassiekers” als de lera-renopleidingen en voorgezette studies in de stedenbouw, de industriële bouwkunde, management en “real estate”, tot meer misschien minder voor de hand liggende wendingen als de ver-pleegopleiding, cursussen lassen en metsen, de meubelmakerij en voortgezette studies in de filosofie of de rechten.90% van de alumni vond na minder dan 1 maand na het beha-len van het diploma burgerlijk ingenieur-architect een job. Twee derden van de afgestudeerden vatten de architectuurstage aan rond die periode. Zo’n 30% van de alumni werkte uiteindelijk als zelfstandig architect. Veel meer alumni beschouwen zich-zelf echter als “ontwerper”. De helft van de respondenten gaf aan op het moment van de enquête nog steeds actief te zijn in het architectuurontwerp. Wanneer het veld van het ontwerp

Page 4: KOERANT_Editie 2

http://tiny.cc/8pfpvw

Rural Studio: Samuel Mockbee and an Architecture of DecencyEen film over Samual Mockbee en zijn project Rural Studio,een opleidingsprogramma binnen de universiteit van Auburn. Een verhaal over een opleiding dat met een ‘hands-on’ mentaliteit goedkoop bouwt voor de minder behoeden. De opleiding gaat uit van een heel bewuste sociaal-ecologische visie waarbinnen de studenten uitgedaagd worden voor oplossingen te bieden voor hedendaagse problemen.

Ontwerpen. Onzekerheid bemeesteren. spelen met mogelijkheden.De redactie van de Loeiende Koe vroeg me een reactie te geven over het voorbije grote ontwerpdebat. Dit is, althans voor mij, niet vanzelfsprekend. Zeker omdat ik in het midden van de cirkel stond en me op dit moment slechts flarden van het debat voor de geest kan halen. Toch wil ik één term uit het debat lichten. Het is een term die er niet als dus-danig werd benoemd, maar die me voor een goed begrip van het debat wel cruciaal lijkt: ‘onzekerheid’. Tijdens het debat werd ook het woord ‘angst’ in de mond genomen, maar deze notie lijkt mij te particulier, te geladen ook, te weinig precies. ‘Onzekerheid’ en haar tegenhanger ‘zekerheid’ zijn beter, helderder.

Moet een opleiding zekerheid bieden - duidelijke eindtermen vooropstellen, een redelijke termijn vastleggen waarop iemand moet afstuderen, een diploma garanderen voor eenieder die de regels volgt en zijn credits behaalt? Moet een onderwijsinstelling op een schoolse manier methodes, vaardigheden, doctrines aanleren? Uiteraard moeten studenten worden beschermd tegen willekeur. Uiteraard moeten ouders en studenten ‘waar’ krijgen voor hun geld. Uiteraard moet er in het onderwijs ‘iets’ worden meegegeven. Maar zou het ook niet kunnen dat een architectuuropleiding juist moet wapenen tegen onzekerheid, wars van alle ogenschijnlijke zekerheden die in juridische documenten worden verondersteld?

Onzekerheid lijkt me niet iets om angst voor te hebben. Zelfs integendeel. Al te zeer focus-sen op zekerheden lijkt me voor een opleiding als de onze zelfs kritiek.

Om dit punt te maken wil ik teruggrijpen naar een ervaring, een tekst, die mij als eerste-jaarsstudent sterk heeft beïnvloed. Bij de oefeningen van het eerste jaar was een reader gevoegd. Wellicht hebben heel weinig studenten toen de geboden literatuur gelezen. Je kon met het lezen immers ‘geen punten’ behalen, laat staan ermee leren ontwerpen. Ik weet nog dat er een romanfragment van Tom Lanoye bij was, waarvan me enkel de mooie titel ‘Schoon mottig is ook niet lelijk’ is bijgebleven. Ik herinner me de onvermijdelijke bij-drage van Geert Bekaert over de gemeenplaats, een manifest van Luc Deleu over het einde van de Belgische architectuur, een enigmatische tekst van Wim Cuyvers over wonen en gewenning, een artikel van Willem-Jan Neutelings en voor zover ik me herinner ook een artikel van Bart Verschaffel. Er werd bij deze reader geen noemenswaardige uitleg gegeven. Je kon met de teksten ook niets aanvangen. De reader werd gewoon bij het pakket geleverd, samen met een aantal bizarre films die eveneens zonder uitleg in een donker achterafzaaltje werden afgespeeld en waarvan ik me vandaag geenszins de inzet kan herinneren. Hoewel er bij de reeks teksten talloze kanttekeningen kunnen worden gemaakt, hebben ze stuk voor stuk mijn visie op architectuur bepaald.

De meest didactische tekst in de bundel was wellicht Neutelings’ ‘over Luiheid, Recyclage, Sculpturale Wiskunde en Vernuftigheid’. Ik heb me nooit helemaal kunnen vereenzelvigen met Neutelings’ architectuur. Tot vandaag kan ik de lichtheid en de retorische flair waarmee hij over architectuur schrijft nog steeds niet helemaal plaatsen. Toch leverde het lezen van de tekst een aantal cruciale inzichten op.

Maarten Van Den Driessche

http://tiny.cc/ei8mvwSustainable Architectural Education - White PaperMeerdere auteurs

Een onderzoekende paper over hoe een architectuur-opleiding kan bijdragen tot een ‘duurzame toekomst’. Geschreven in een cooperatie van diverse internationale universiteiten van diverse universiteiten waaronder KU leuven.

http://tiny.cc/8i7mvwthe architectural review

The Big Rethink - Rethinking Architectural Education Peter Buchanan

Peter Buchanan schreef in 1989 een heel kritische tekst met een heel duidelijke titel : “What’s wrong with architectural education? Almost everything!” (http://tiny.cc/7t7mvw). Hij her-werkte binnen de serie van essays : “THE BIG RETHINK” van het magazine ‘The Architectural Review’ het artikel. Hij schrijft over problematieken van het huidige model van de westerse archi-tectuurschool en schrijft over interessante pedagogieën om het architectuurontwerp aan te leren.

Interessante links

Page 5: KOERANT_Editie 2

Een gesprek met Wim CuyversJona Moereels

Over onderwijs, vertraging en rattenvangersOp een onbewaakt moment tijdens de Joker-week tref ik Wim Cuyvers, om te spreken over architectuuronderwijs. Dit is een selec-tieve (waar is de tijd dat De Koe nog boeken schreef in plaats van krantjes?) neerslag van ons gesprek.

Naar aanleiding van ‘Het Grote Ont-werpdebat’ kwam professor Jan Mas-schelein spreken, pedagoog en filosoof, met wie u samenwerkt aan de vakgroep pedagogie van de KUL. Hij stelde dat ‘vertraging’ misschien wel de belang-rijkste vorm van onderwijs is. Kan u zich hier in vinden?

We bevinden ons momenteel in een economi-sche tijd, waarin alles over versnelling gaat, en dan is vertraging absoluut de ‘vrije tijd’ die de basis van de school is. Het bijna stilleggen, verstillen, daar geloof ik in. Ik geloof boven-dien ook meer en meer in onderwijs waar we terug echt het grootste deel van de dag zouden zwijgen.

Een methode die u ook in uw onderzoek van steden hanteert, meestal samen met studenten.

Klopt. We gaan eenvoudigweg door de stad lopen, volgens een aantal parameters die we op voorhand hebben vastgelegd, en kijken ondertussen. We spreken enkel door de noti-ties die we gemaakt hebben. En op die wan-delingen is er nauwelijks iets sensationeels te zien. Dat zijn eigenlijk oersaaie wandelingen, maar precies daar waar geen verrassing zit, gebeurt er iets.

Is dat dan ook het wenselijke kader voor het architectuuronderwijs: de alle-daagse vervelendheid?

Ja, absoluut. Ik hanteer vaak de zin van Joyce: “het uitzonderlijke is voor de journalist, het alledaagse voor de poëet.” Of de architect.Gaat het dan nog in de eerste plaats over het opleiden van goeie ontwerpers, of eerder kriti-sche kijkers en denkers?Toen ik zelf student was, lag ik in een soort permanente strijd met de school om te mogen nadenken. Ik heb altijd gezegd: “uitvoerings-details, technieken, ... leer ik later allemaal wel. Maar als ik hier niet kan bezig zijn met het wezenlijke, conceptuele nadenken, hoe zal ik daar dan ooit in een reële bouwpraktijk, waar de tijd niet verstild is, aan toekomen?” Dus ja, ik denk inderdaad dat het over het fundamen-tele denken hoort te gaan.

Een tweede begrip dat professor Mas-schelein aanhaalde is ‘het experiment’, dat een soort doelloosheid impliceert en net hierin haar waarde krijgt. Een etiket dat misschien ook op uw metho-den van stadsonderzoek gekleefd kan worden.

Ik weet niet goed of Jan en ik hetzelfde onder dit woord verstaan. Een experiment zie ik, bij-voorbeeld, als: “we gieten stof X bij stof Y, en hetgeen daar uit voortkomt zou wel eens de oplossing voor iets kunnen zijn,” terwijl ik van dat onderzoek hoegenaamd niets verwacht. Ik

wil er enkel bij zijn. De school is eigenlijk de rattenvanger van Hamelen; die speelt muziek en er komen ineens kinderen uit de huizen gestroomd. En dat is het cadeau dat de school geeft: dat je met verschillende mensen van verschillende generaties kan bezig zijn.

Als het eenvoudigweg over het samenbrengen gaat, heeft een school dan nog nood aan een programma, of gaat het louter over een plaats bieden aan dat contact waar de rest even buiten gehouden wordt?

Ik denk dat het dat is, ja. Het is natuurlijk een platonisch idee. Sowieso zit in alles wat ik doe en zeg een zeker fatalisme. En dat heeft te maken met de dood, maar evenzeer met het het economische en het digitale. Dat zijn condities geworden zoals de sterfelijkheid.

Kan een school, als plek van vertraging, zich hier dan nog aan onttrekken?

Ik heb vaak het beeld van de ‘nis’ gebruikt. In de rug beschut, en met de ruimte om even te kijken. Een school is als een nis. Dat betekent niet dat het economische, het digitale, er ophoudt te bestaan, maar je staat er even buiten. De vraag is echter of de conditie van het digitale niet van die aard is dat de nis onmogelijk wordt. Als we hierop ‘ja’ antwoorden, dan erkennen we het einde van de architectuur.

Met deze profetische woorden (die in realiteit ergens halverwege het gesprek werden uitgesproken, maar te mooi waren om niet mee te ein-digen) en het uitschakelen van de ‘smartphone’ (“lang leve het digitale!”) waarmee ik ons gesprek opnam, wenden we ons weer tot de orde van de dag.

De kwaliteit van de ontwerpopleidingEr wordt in de wandelgangen veel gejammerd over de kwaliteit van de ontwerpopleiding. Studenten hebben geen ruimtelijk inzicht meer, kunnen niet meer tekenen, blijven hangen in theorieën en concepten. Eerlijk gezegd hecht ik daar persoonlijk niet al te veel geloof aan. Vaardigheden veranderen en verschuiven misschien, maar het lijkt me onwaarschijnlijk dat er dertig jaar geleden betekenisvol veel andere additieven in ons kraantjeswater konden worden teruggevonden dan vandaag. Studenten ontwerpen anders dan de vorige generatie zoals die dat op haar manier evengoed deed. Maar beter of relevanter? Zeer zeker niet.

Wat duidelijk lijkt, is dat er enige metaalmoeheid in de opleiding sluipt. De vakgroep is het slachtoffer van haar eigen succes en is erg groot geworden. Dit heeft geleid tot een veel uitgebreider kader en – misschien nog belangrijker – tot het uiteenvallen van onderzoek en praktijk in twee volledig afzonderlijk functionerende pijlers. Efficiënter misschien elk op zich, maar met steeds minder overzicht over het gehele plaatje. Ateliers worden door praktijkassistenten gegeven en lessen door onderzoekers. De vakgroepraad is afgeslankt tot een beperkte vertegenwoordiging waarop praktijkassistenten weliswaar welkom zijn maar weinig kunnen betekenen. Het gevolg is dat de vakgroep in hoofdzaak op haar onderzoekers is gaan draaien, en het atelier mét haar bezetting geïsoleerd is komen te staan.

De gevolgen zijn aan de oppervlakte amper te zien, maar in de grond erg ingrijpend. De betrokkenheid tussen vakgroep en praktijkmensen verwatert. Onderzoekers zijn matig geïnteresseerd in de ateliers en omgekeerd. Onbekend is onbemind weet je wel. Minder engagement leidt tot minder enthousiasme, minder enthousiasme tot minder respons. De zogeheten dalende kwaliteit van de ontwerpresultaten en de ontwerpthesissen moet dus naar mijn bescheiden mening vooral bij de vakgroep zelf worden gezocht.

De ontwerpresultaten zijn onze kanaries in de koolmijn. Slechte ontwerpen leiden niet tot een mindere opleiding, het lijkt me evident omgekeerd. Daarom een vraag naar meer engagement van alle vakgroepleden tegenover de collega’s aan de andere kant. Ontwerp en onderzoek zijn de twee benen waarop het logge lijf van de vakgroep zich beweegt.

Tot slot een oproep tot een positieve benadering van het architectuuronderwijs. De cynici onder ons, zowel onderzoekers als praktijkmensen, moeten voor de spiegel gaan staan en hun conclusies trekken. Begraaf u in één of andere bibliotheek of ga aannemers uitschelden op de werf. Maar laat de studenten met rust als u er geen plezier meer aan beleeft.

Als u deze krant leest bent u alvast op de goede weg.

tijl vanmeirhaegheex-student

Page 6: KOERANT_Editie 2

De masterstudio’s: een voorstelDirk De Meyer & David Schmitz

Een van de thema’s die de studenten met nadruk aan de orde brachten in het onderwijsdebat was de relatief beperkte mogelijkheid om in onze masteropleiding de architectuur-component centraal te plaatsen. Wij denken dat die kritiek legitiem is én dat een goed ant-woord erop cruciaal is voor de opleiding. Daarom willen we graag op dat punt ingaan. De beste manier lijkt het formule-ren van een concreet voorstel, ter discussie met studenten en staf.Het voorstel vertrekt om pragmatische redenen van de twee huidige opties (die we in wat volgt voor de bondig-heid ‘stedenbouw’ en ‘bouwtechniek’ zullen noemen); en het beperkt zich tot de studio’s. Die keuze is gemaakt om snel te kunnen ageren; een programma-hervorming en/of nieuwe optie oprichten vergt tijd, is misschien onnodig en kan zo gewenst overwogen worden in een volgende fase.Het voorstel bouwt verder op wat eerder is uitgewerkt in de vakgroep, maar voegt essentële elementen toe op vlak van diversiteit en keuzemogelijkheden van architectuurstudio’s. Zoals het nu voorligt lijkt de transformatie van het atelier-curriculum voor de master immers in de tegenovergestelde richting te gaan van wat de studenten wensen. In dat voorstel worden namelijk de architectuurstudio’s in de 1ste master radicaal gescheiden in enerzijds een steden-bouwstudio, gevolgd door een architectuurstudio met enkel stedenbouwstudenten, en anderzijds een architectuurstudio voor enkel bouwtechniekstudenten gevolgd door een studio bouwtechniek. Geen gemengde groepen meer, geen keuze tussen diverse studio’s meer. Dat is een verslechtering van de huidige situatie. En in de 2de master volgen dan ‘Bijzondere vraagstukken: Ontwerpen’. En dat alleen is onvoldoende.

Ons voorstelJe kan de basis van het huidige voorstel evenwel op een wijze uitwerken die veel meer individuele keuze toelaat omtrent de invulling van het studio-curriculum. In ons voorstel veranderen we niet zozeer de studio’s, dan wel de wijze waarop studenten een eigen traject doorheen die studio’s kunnen samenstellen, in functie van hun voorkeur van schaal (stedenbouw - architectuur - detail). Het geeft de studenten

• meer keuzemogelijkheden tussen studio’s;• de mogelijkheid om een studio op te nemen in het eerste

semester van het laatste jaar;• deel te nemen aan studio’s met een mix aan studenten

van beide opties én van beide masterjaren (‘vertikale ateliers’).

Het voorstel kan gerealiseerd worden binnen de huidige bezetting en het vergt weinig of geen programma-aanpas-singen.

De gewenste ‘volgtijdelijkheid’ (stedenbouw > architectuur; resp. architectuur > bouwtechniek) wordt gerealiseerd.

Deze structuur • behoudt de mogelijkheid van een ‘jaartraject’ binnen

elke optie; • intensiveert de wisselwerking tussen studio’s en stu-

denten van verschillende opties. Dat levert een rijkere studie-omgeving met meer uitwisseling van kennis en ideën op verschillende schaalniveaus tussen studenten onderling, én meer in-/output voor de ateliers steden-bouw en bouwtechniek.

Schema 1: huidig systeem

Schema 3: nieuw voorstel

Schema 2: systeem voor volgend academiejaar zoals het nu op tafel ligt

Naschrift - breaking newsKort voor en naar aanleiding van het ter perse gaan van deze koerant werd dit voor-stel besproken met diverse vakgroepleden (P. Uyttenhove, M. Van Den Driessche, G. Chatel, R. De Meyer, J. Lagae, M. Delbeke, B. Gellynck, B. Verschaffel en onderge-tekenden), wat geresulteerd heeft in een bordschema. Hierin werden enkele denkpis-tes uit het hierboven uiteengezette voorstel opgenomen. Met grote waarschijnlijkheid zal de studiowerking er volgend jaar dus grondig anders uitzien. De redactie van de koerant bestudeerde het schema en schetst bij wijze van voor-beeld twee mogelijke scenario’s/pistes die vanaf volgend jaar mogelijk door studenten gevolgd zouden kunnen worden:

voorbeeld 1: De die-hard stedenbouwer begint met de studio van Dirk Somers. Het volgend semes-ter glijdt deze student verplicht door naar de Studio Stedenbouw van prof Borret. In de tweede master kan de student ervoor kiezen om een studio te doen die gestroomlijnd is met de studio van Borret. Hier is er mogelijkheid om verder te bouwen op het ontwerp vanuit het eerste semester.

voorbeeld 2: De student bouwtechniek kan ervoor kiezen om de uitersten van de studio’s op te zoeken. Hij of zij is wel verplicht de studio bouwtechniek van Jan Moens te volgen in het tweede semester van de eerste master. Het is echter zo dat die studio gestroomlijnd kan verlopen met een studio uit het eerste semester, bijvoorbeeld de studio van prof Ronny De Meyer. De student kan dus kiezen voor een gestroomlijnd traject, of eerst een studio kiezen met een stedenbouwkundige inslag, om daarna pas te focussen op bouwtechniek.

Page 7: KOERANT_Editie 2

Open brief aan de studenten van Sint-LucasJona Moereels

Beste studenten van Sint-Lucas

Ik las jullie brief , verschenen in De Witte Raaf nr. 160, waarin jullie je standpunt over de academisering van het kunstonderwijs verduidelijken. Aangezien er op dit moment ook aan de vakgroep architectuur en stedenbouw van de universiteit Gent een onderwijsdebat woedt leek het nuttig om jullie argument ook eens vanuit het perspectief te bekijken van een opleiding die zich in zekere zin op de lijn bevindt tussen wat jullie omschrijven als het academische en het artistieke.

Het belangrijste onderwerp dat momenteel bij ons op tafel ligt is de vraag hoe het architectuurontwerp aangeleerd kan worden. Net doordat dit opleidingsonderdeel (momenteel gezien als de hoofdzaak van de richting) zich in dit tussengebied, de schemerzone tussen het academische en het artistieke, bevindt blijkt het ongelooflijk moeilijk om hier een geschikte onderwijsmethodiek voor te vinden. Het ontwerpatelier valt niet te reduceren tot kennisoverdracht, maar anderzijds moet het zich wel inschrijven in een academische, universitaire opleiding die de context voor dit ontwerp moet aanleveren. Op welke manier vinden begrippen als intuïtie, autonomie en auteurschap hun plaats in een schoolse omgeving die op een of andere manier toch kwantificeerbaar moet zijn?

Jullie stellen zelf, in de context van de kunstschool, dat een open debat de enige mogelijke vorm van artistiek onderwijs is. De school als een platform waar uiteenlopende meningen en intuïties kunnen botsen of convergeren. De vraag is of een dergelijk scenario ook inzetbaar is in een architecturale context. Want is er geen wezenlijk verschil tussen deze disciplines, namelijk dat architectuur altijd een soort ‘nut’, of op zijn minst doelmatigheid heeft? Een programma, een vraag waarvoor een oplossing gezocht moet worden? Anderzijds kunnen we ons de vraag stellen of er wel echt sprake is (of moet zijn) van een dergelijke kloof. Ook kunstproductie heeft haar context; de kunstenaar opereert als autonoom individu in zijn omgeving, en kan zich hier nooit aan onttrekken, evenmin als de architect. Van deze laatste wordt echter systematisch verwacht dat die ontwerpt: een operatie doorvoert om iets te bewerkstelligen. Dit is een eis die in de eerste plaats opgelegd wordt door de actuele conditie van de marktlogica: de zin van de dingen wordt getoetst door geïnvesteerde tijd en middelen naast de onmiddellijke return te leggen, en als deze balanst negatief blijkt heeft het geen bestaansrecht. Van het architectuurontwerp wordt met andere woorden verwacht dat het een oplossing biedt.

In de context van een school daarentegen, zou het mogelijk moeten zijn deze conditie even op te heffen. In tegenstelling tot wetmatigheden van productie en consumptie hoort hier de wetenschappelijke attitude te heersen. En dan bedoel ik niet de interpretatie die jullie aan het ‘academische’ lijken te geven, als een logge eendimensionale onderzoeksethos die op een gesteld probleem een eenduidig antwoord moet zien te geven. Het gaat over een acceptatie van de onzekerheid van alle denken, het durven in vraag stellen, in een context waar subjectieve, autonome gedachten kunnen botsen. Op een manier die niet zo heel hard verschilt van hoe jullie de werking van het kunstplatform omschrijven. In een dergelijke omgeving kan het ontwerpaspect van het architectuuronderwijs misschien een andere taak opnemen dan ze nu doet: niet in de eerste plaats bouwers opleiden, maar, in de gedachte van een algemeenvormende universitaire opleiding, individuën die op een kritische manier naar hun omgeving kijken vanuit een achitecturaal gevormde optiek. En of dit dan wel tot een ‘ontwerp’ leidt of iets anders is bijzaak.

Als het universitaire instituut trouw blijft aan haar oorspronkelijke wetenschappelijke agenda, op een manier waarvan het voorgaande een voorbeeld zou kunnen zijn, en niet de knieval voor de marktlogica maakt die ze dreigt te maken, dan geloof ik dat het artistieke en het academische best verenigbaar kunnen zijn. Het academische als fundering voor het artistieke, of het artistieke als katalysator van het academische. Een kruisbestuiving waarin na verloop van tijd de twee componenten, die nu misschien nog slag leveren voor hun autonomie, één geheel kunnen worden: de context par excellence voor het kritische denken.

Met vriendelijke groetenEen student architectuur aan de UGent

http://tiny.cc/8elpvwRadical Pedagogies in Architectural EducationBeatriz Colomina with Esther Choi, Ignacio Gonzalez Galan and Anna-Maria Meister

Beatriz Colomina leidt een project met doctoraatsstudenten dat onderzoek doet naar radicale pedagogische experimen-ten van de jaren 60’/70’. Ze pleit tevens voor revolitie binnen de opleiding tot architect.

Architectural Review nummer 1388 editie oktober 2012Een goed half jaar geleden pakte het magazine ‘Architectural Review’ uit met een speciale editie rond ‘architectural educa-tion’. Het magazine schreef ook een internationale wedstrijd uit voor studenten en publiceerde in deze editie de winnaars.

http://tiny.cc/ukfpvwArchicultureDavid Krantz and Ian Harris

In Archiculture, een film gemaakt door architectuurstudenten, volgt men studenten die in hun thesisjaar zitten in hun opleiding tot architectect. In een gedeeltelijk reality- tv format wordt archi-tectuur educatie in een kritisch daglicht geplaatst en geeft het inzicht in het reil en zeilen van de studio-gebasseerde opleiding. Een film met, afgaande op de trailer, een feel good einde.

Interessante links

Page 8: KOERANT_Editie 2

WINDHAAN Actualiteit & opinie op scherp van de snee. Zowel activiteiten in de Plateau als ver daarbuiten krijgen hier hun onderdak, onderworpen aan de mening van de, al dan niet, gemiddelde architectuurstudent.

PROJECT

V/D M

AAND

FAIL

V/D M

AAND

AGENDA

Olivier Cavens & Bert De Roo

“Een ode aan de Rabot-torens”

Komt allen naderbij, want een dezer wordt de eerste Rabottoren afgebroken. Niet met dynamiet, neen, een trage dood maakt het des te pijnlijker. Hierbij dus een laatste hymne aan de torens van weleer.

Het Rabot, het sluisachtige middeleeuwse monument in de wijk, werd in 1972-1974 geschou-derd door drie kloeke woontorens. Modernistische architect Jules Trenteseau ontwierp dit drieluik met elk 17 verdiepingen die samen 573 appartementen tellen. Compleet buiten schaal en ongevoelig voor de draagkracht van de buurt, maar het was het begin van een nieuwe wijk. Een wijk die veertig jaar bestaan heeft en vandaag aan de deur is gezet. De torens zijn nu leeg, een oefenterrein voor brandweer en politie, met hier en daar een verdwaalde kunstenaar. De torens zijn gemeengoed geworden en worden door enthousiastelingen voor een laatste keer bezocht en bezet. Een staat van onbepaaldheid en opportuniteit

Elke treinreiziger heeft het allicht al wel gemerkt: iemand heeft daar iets laten liggen naast het Sint-Pietersstation. Daar waar het bescheiden Maria Hendrikaplein eindigt en de zachte stationsbuurt ongeveer begint heeft iemand beslist van Gent een metropool te maken. Een toren van 90 meter hoogte die zich meteen kan scharen naast de Sint-Baafska-thedraal van 89 m en de Belforttoren van 95 m. Of zoals het winnend bureau Polo Architecten het graag verwoordt: ‘Het geheel is als een elegante dame die zorgzaam haar omgeving omhult’ (al had ik persoon-lijk meer voor een Playstation 2-metafoor gekozen). Toen de Vlaamse Regering in 1999 besloot de provinciale administraties te bundelen, investeerde elke provinciehoofdstad in een groot administratief centrum. Gent is als laatste aan de beurt en kop-pelt deze vraag aan de noodzakelijke renovatie van haar stationsbuurt. Het oude stationsgebouw, in 1913 door Louis Cloquet gebouwd naar aanleiding van de Wereldtentoonstelling, krijgt een grondige vernieuwing en wordt een modern, multimodaal complex. De bussen, die zich laten verzamelen onder

een platte schijf op palen, bewegen zich vrij over de gehele oppervlakte en veroordelen de straat tot een va-et-vient van multimodaliteit. Een wirwar aan ver-keersborden moet de situatie dan maar rechthouden!

Maar misschien is er helemaal geen reden tot kwaad-heid en zal dit ooit allemaal in elkaar passen, nu ook de Arteveldetoren reeds enige tijd zijn trots over Gent uitspreidt (ahum).

“Project Gent Sint-Pieters”JACQUES VONCKE, ALAIN MARGUERIT, POPONCINI & LOOTENS

die wordt afgelost door de sloophamer en tenslotte door het nieuwe laagbouwproject van Poponcini & Lootens Architecten en zijn 170 nieuwe woningen in ‘t groen zal worden vervangen. We vrezen dat de genialiteit van de aanvulling van de twee torentjes van het stadsomwallingspaviljoen met een derde

tegenhanger in de vorm van een kleurenvlak, dat nu op één van de zijkanten van een toren afgebeeld staat, geen alternatief zal krijgen in het dit nieuwe ontwerp. Geniet dus nog even wanneer je vanuit de Plateau in de richting van deze iconen kijkt, en neem ze mee in de eeuwigheid!

Tentoonstellingen

02/03/2013 – 30/06/2013Belgische abstracte kunst en Europa (1912-1930); MSK, Gent, €117/04/2013 – 16/06/2013 Jonge Makers Denkers Dromers. SHSH: invisible needs of life - Yuriage town renaissance; deSingel, Antwerpen, gratis01/05/2013 – 01/12/2013 100 Jaar Vooruit; STAM, Gent, €1

Lezingen & wat nog...

06/5/2013 17u30lezing Paul Vermeulen, Voorzitter Kwaliteitskamer Gent; Plateau, Gent, gratis25/4/2013 19uvoorstelling OASE #89 ‘Medium’: beelden van de middelgrote stad; STAM, Gent, gratis14/5/2013 20ulezing Paul Robbrecht en Christiane Lange - 1:1 Model Golfclubhaus, Ludwig Mies van der Rohe; deSingel, Antwerpen, gratis14/5/2013 20u30film Plateau: Last Tango In Paris; KASK, Gent, €3

Page 9: KOERANT_Editie 2

WINDHAAN

RECENSIES

VERSLAG15 masterstudenten schreven in het kader van een Bijzonder Vraagstuk een paper over een project in New York. Van klassiekers als het Rockefeller Centre en Lever House tot recente hippe projecten als het New Museum van SANAA en de High Line van Diller & Scofidio. Samen met wat extra leesvoer, werden de werken gebundeld tot een lijvige reader. Een acht uur durende vlucht werd een cultureel ver-antwoorde voorbereidingssessie.

De New York-reis onder leiding van Mil De Kooning en plotmama Inge, wiens organisatietalent ongelofe-lijk geapprecieerd werd, was een groot succes. Met geprivilegieerde bezoeken aan onder meer de exclu-sieve Harvard Club, de TWA Terminal van Saarinen, de New York Times building met het Flemish House -waar ze onze kritische vragen met veel wikken en wegen beantwoordden, want waarvoor is dat ook al weer nodig dat Vlaams Huis?- We kwamen op plek-ken waar men anders nooit zou komen. Het weer zegt u? Over het algemeen koud en helder winterweer. Fris windje wel, oplaaiend in de strakke tochtstraten van het New Yorkse grid. Sneeuwstorm Nemo zorgde op de laatste avond voor licht bezorgde gezichten, al dan niet veroorzaakt door de Amerikaanse sensatiemedia, zou de terugvlucht wel doorgaan? Sommigen lieten het niet aan hun hart komen en trokken in ware ‘kamikazestijl’ het nachtleven in. De volgende och-tend: een halve meter wit poeder en stralende zon, sneeuwpret alom op een zaterdag in de grote parken.

1200 foto’s, het resultaat van zeven dagen rond-slenteren in Amerika’s hipste stad. Dus weg met de dubbele, overbelichte, onscherpe, oninteressante, onderbelichte, lelijke, onflatterende en irritant scheve foto’s. Extreme selecteerkunsten, zonder genade: en hup 360 winnaars. Met de Nikon in de hand de Big Apple verorberen. Inclusief diepzwarte vuiltjes op de lens en natuurlijk zonder statief (wie neemt dat nu mee op een citytrip, dat is kei-zwaar en onhandig). Ja het is een hobby zoals zovelen: de AMATEURfo-tograaf, met de nadruk op de ‘eu-klank’. Een kleine selectie van al dat geklik zie je hiernaast.

Hun werk ademt socialistisch engagement uit en het atomium als locatie zet de vooruitgangsgedachte zeker kracht bij.

De poging om de tentoonstelling chronologisch op te bouwen is echter minder geslaagd. Het groter verhaal ontgaat je wat, vaak is het onduidelijk wie nu juist wat bouwde. Ongetwijfeld heeft dit te maken met de setting, de tentoonstelling speelt zich af in meerdere bollen van het atomium; terwijl je van de ene naar de andere bol rolt raak je wat gedesorienteerd. Geluk-kig kan er onderweg genoten worden van de riante lichtanimatie en de indrukwekkende roltrappen die het atomium rijk is.De presentatie van het werk is dan weer wel over-tuigend; de vrij indrukwekkende plannen, maquet-

Een gordijn dat schijnbaar achteloos opzij geschoven wordt en twee onverenigbare ruimtes bijeen duwt zoals dat enkel op een schilderscanvas kan. Links staan twee eilandbewoners die een zwaardvis van een brandend modernistisch complex lijken weg te trekken terwijl in het rechterluik eenzelfde zwaard-vis opengereten op tafel ligt in een ruimte die het midden houdt tussen slagveld en kunstgalerij. Een tamboer-majoor staat langszij en introduceert de kunstenaar die zich vergrijpt aan de zwaardvis en verschillende kwasten uit diens binnenste haalt. Neo Rauch, een van de belangrijkste voortrekkers van de hedendaagse figuratieve schilderkunst, heeft momenteel een waardevolle overzichtstentoonstel-

ling lopen in Brussel. Zes zalen tonen in omgekeerd chronologische volgorde het werk van de sur-realistische schilder en reflecteren niet enkel op de evolutie van zijn werk, maar tonen ook de strijd die een hedendaags kunstenaar levert met zijn eigen conventies en cultuur. Het zijn werken die niet te consumeren zijn, maar op een ouderwetse manier stap voor stap gelezen moeten worden; werken die vertellen over de wereld van de droom en het onbe-wuste, maar even goed ook de alledaagse rationaliteit aan de tand stellen. Rauch wordt vandaag, discussieerbaar, over één lijn geschoren met namen als Rafael, Courbet, Picasso of Warhol. Maar oordeel vooral zelf: nog tot eind mei in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel.

Brunfaut’s Progressive ArchitectureAstrid Ghyselen

Als onderdeel van een thematische cyclus rond belgische modernistische architectuur in het atomium, loopt er momenteel een tentoonstel-ling over het werk en leven van de familie Brun-faut (broers Gaston en Fernand en diens zoon Maxime). Allen overtuigd socialisten, hebben ze Brussel en België gemarkeerd met hun militante werken. Via architectuur deden ze uitspraken op urbanistisch en politiek vlak.

De Vooruit in Gent, het luchthavengebouw in Zaventem of het Centraal Station in Brussel zijn maar enkele werken uit hun indrukwekkend oeuvre.

Neo Rauch in BozarJonas Apers

NY-reisTekst & fotografie: Nick Willems

tes en axonometriën spreken tot de verbeelding. Een aangenaam pluspunt bovendien: een ticketje voor deze tentoonstelling geeft toegang tot alle negen bollen Belgische trots !

Der Vorhang, Neo RAUCH, 2005.

Page 10: KOERANT_Editie 2

Red Light District is de erfenis van het laatste koeboekje (architectuur & erotiek,

2011). De rol van deze rubriek is nog niet uitgespeeld, de nood aan een plek voor

alles wat politiek incorrect mag zijn blijft vers. Het leek ons nog steeds relevant

om een irrelevante katern in de Koerant te drukken. Koester Red Light District

dus als een veilige haven voor de beperkingen die in een constante prestatiedrang

schuilen. Room uw vat der verderf af, wij publiceren werkelijk alles, anonimiteit

gegarandeerd !

RED LIGHT DISTRICT

De lett

erkeer

Het pu

risme v

oor an

agram

.

Iedere

en w

eet w

el wat

een an

agram

is. V

oor w

ie

niet i

edere

en is

, word

t hier

het

intern

et gec

iteerd

:

“Omgek

eerde

lette

r volg

orde,

in Ned

erlan

ds Ind

was he

t gebr

uikeli

jk om

bij ee

n one

cht k

ind de

naam

van de

vade

r in an

agram

te ge

ven.”

Een vo

orrbee

ld bre

ngt

meer du

idelijk

heid.

Het

Nederl

ands-

Indisc

h on

echt

kind

van een

anti-

jeugd

bewegi

ng A

rchite

ct-Kun

stena

ar zou

zo C

um

Wiyv

ers ku

nnen

heten

.

Nu is h

et aan

jou,

ontw

ar on

derst

aande

vakg

roep-

leden

:

Versch

af Tre

fbal

Kostba

ar IR

-trein

De Deks

tierre

m

Heer Pu

ntvoet

Yeti

Haha,

geit v

erlijm

en

Stuur

de a

ntwoo

rden

naar

DLKmagazin

e@gm

ail.

com en

win een

boek

door

onze

eigen

Bart Vers

chaff

el

en M

aarten

Van D

en D

riessc

he, IS

BN 9076

7142

58.

DOE

MEE

!

DAT

IS A

RCHI

-TE

CTUU

R

of snelheidslimiet

al Segwayend kan

rondcruisen in

een

vogelneststadium

in

Bejing. Het moto van Jimi

moet zich later echter tegen

hem gekeerd hebben. In 2010

stortte Jimi te pletter in een ravijn

tijdens een van zijn wilde ritten op een

Segway-adventure, een model dat speciaal

ontworpen was voor excursies op Jimi’s domein

in West-Yorkshire. Een speling van het toeval.

Zo komt het ook dat ondergetekenden Thomas en

Joris u vandaag niet toespreken vanuit een Gentse

kroeg. Het is 13 uur wanneer we aan Thomas’ keu-

kentafel aanschuiven. Het bier wordt geruild voor

thee, de portie kaas voor boterhammen (ons lieve-

lingseten, we eten dat elke dag).

J: In de keuken, het is eens wat anders ...

T: Deze keer geen Duvels.

J: Voor mij een Duvel graag.

(hilariteit) T: Er is enkel muntthee ...

(het lachen stopt abrupt)

J: Jij bent dus bezig met een kunstproject ?

(Thomas exposeert in Brussel met een installatie, red.)

T: De opening is maandag, ik heb een werk ontwor-

pen en dat wordt nu in een fabriek door een aanne-

mer gebouwd. Er is een probleem met de fundering,

vooral met de droogtijd van beton.

J: Dat vind ik ook, die droogtijd is problematisch.

Dat Nele De Belie dàt maar eens oplost. Dus het

beton heeft zijn deadline niet gehaald?

T: ZoietsJ: Kan je onder die stress nog een tooggesprek voeren?

Aan een keukentafel nota bene!

T: We testen de uitersten van ons concept. Ik zou het

willen hebben over ... of wacht neem eerst nog een

croque monsieur.

(In de croque-machine van Thomas blijkt nog een

koude croque monsieur te zitten. Hij is al afgekoeld,

en de condensatie heeft de toast wak gemaakt. Ik doe

daar niet moeilijk over.)

T: dus ... tijdens ons vorige tooggesprek, dat we om

uiteenlopende redenen niet konden/wilden publi-

ceren, hadden we het over muziek en het grid. Het

grid als metronoom. Heel veel architectuur wilt

een soort orde opleggen. Maar wanneer muziek

enkel een metronoom is, is dat vrij saai, zelfs

minimal-techno draait om de afwijkin-

gen op de metronoom. Melodie. plus,

als je complexity & contradiciton

Vrij literair

genre, on-wetenschap-

pelijk maar

daarom niet

on-interessant, puur en on-ver-

sneden. Joris en Thomas bezoeken

voorafgaand aan elk krantje een ander

Gents café om er onder invloed van de

maatschappelijke gebeurtenissen van de

laatste weken, hun persoonlijk onderbewust-

zijn, het interieur van het café en ook een beetje

de drank, een gesprek te voeren. On-voorbereid en

on-verantwoord interessant.

Het leven is een groot feest van toevalligheden. Dat

moet Jimi Heselden ook gedacht hebben toen hij

het op z’n 35ste van mijnwerker tot miljardair

schopte. Wie had immers kunnen denken dat

zijn Segway, een twee-wieler die lopen totaal

overbodig maakt, een fortuin zou waard

zijn? Inmiddels staat de Segway sym-

bool voor een samenleving waar je

voor enkele stuivers zonder tijds-

Joris K

errem

ans &

Jelm

er Dael

man

POK-a-LIKE VAN DE MAAND

I.M. Pei

Hoothoot

Page 11: KOERANT_Editie 2

RED LIGHT DISTRICT

of snelheidslimiet

al Segwayend kan

rondcruisen in

een

vogelneststadium

in

Bejing. Het moto van Jimi

moet zich later echter tegen

hem gekeerd hebben. In 2010

stortte Jimi te pletter in een ravijn

tijdens een van zijn wilde ritten op een

Segway-adventure, een model dat speciaal

ontworpen was voor excursies op Jimi’s domein

in West-Yorkshire. Een speling van het toeval.

Zo komt het ook dat ondergetekenden Thomas en

Joris u vandaag niet toespreken vanuit een Gentse

kroeg. Het is 13 uur wanneer we aan Thomas’ keu-

kentafel aanschuiven. Het bier wordt geruild voor

thee, de portie kaas voor boterhammen (ons lieve-

lingseten, we eten dat elke dag).

J: In de keuken, het is eens wat anders ...

T: Deze keer geen Duvels.

J: Voor mij een Duvel graag.

(hilariteit) T: Er is enkel muntthee ...

(het lachen stopt abrupt)

J: Jij bent dus bezig met een kunstproject ?

(Thomas exposeert in Brussel met een installatie, red.)

T: De opening is maandag, ik heb een werk ontwor-

pen en dat wordt nu in een fabriek door een aanne-

mer gebouwd. Er is een probleem met de fundering,

vooral met de droogtijd van beton.

J: Dat vind ik ook, die droogtijd is problematisch.

Dat Nele De Belie dàt maar eens oplost. Dus het

beton heeft zijn deadline niet gehaald?

T: ZoietsJ: Kan je onder die stress nog een tooggesprek voeren?

Aan een keukentafel nota bene!

T: We testen de uitersten van ons concept. Ik zou het

willen hebben over ... of wacht neem eerst nog een

croque monsieur.

(In de croque-machine van Thomas blijkt nog een

koude croque monsieur te zitten. Hij is al afgekoeld,

en de condensatie heeft de toast wak gemaakt. Ik doe

daar niet moeilijk over.)

T: dus ... tijdens ons vorige tooggesprek, dat we om

uiteenlopende redenen niet konden/wilden publi-

ceren, hadden we het over muziek en het grid. Het

grid als metronoom. Heel veel architectuur wilt

een soort orde opleggen. Maar wanneer muziek

enkel een metronoom is, is dat vrij saai, zelfs

minimal-techno draait om de afwijkin-

gen op de metronoom. Melodie. plus,

als je complexity & contradiciton

van Venturi leest, zegt hij: goeie architec-

tuur, zelfs heel strakke, is een soort afwij-

king van de situatie waarin alles strak zou zijn.

In hoeverre is er nog een evenwicht tussen orde

en ‘disorder’, verwarring, wanorde.

J: Is er daar eigenlijk een goed nederlands woord voor?

Wanorde is nog iets anders dan disorder.

T: Wanorde is niet random, als je zegt “dit is wanordelijk”,

dan liggen alle delen op tafel om orde te hebben, ze liggen

gewoon in een bepaalde compositie die op zich misschien

ook een bepaalde orde heeft, we zien ze gewoon niet.

J: We interpreteren ze in ons hoofd niet als een orde. De

ruime definitie van orde is dat een bepaalde persoon op

een bepaald moment de elementen zo in zijn hoofd heeft

zodat die persoon er orde in herkent.

T: Wacht, nu komt het grappige ...

J: ... opletten jongens, er komt iets grappigs ...

T: ... in de natuur zit geen orde, er is geen enkel bos dat

in een grid groeit, van nature is alles wanordelijk, onze

hersenen zouden dat dus ingebakken moeten hebben.

Toch willen we, ook van nature, een soort orde opleggen

die tegen alle natuur ingaat.

J: Tenzij natuurlijk dat er in dat bos toch een soort orde

zit.T: Da’s ook zo bij wiskunde, die wilt een orde creëren,

waarmee we toch alle natuur, die wanordelijk is, willen

kunnen beschrijven. Nu vraag ik mij dus af: 1, wat is daar

interessant aan en 2, kunnen we daaruit iets leren over de

architectuur.

J: Wiskunde is een typisch menselijke oer-constructie, en

voor architectuur gaat dat ook op. We willen de ruimte

eiken door te zeggen “dit is door ons gecreëerd”.

T: Je maakt een interessante stap: het is een menselijke

reflex om ruimte aan te duiden, maar wiskunde en religie

liggen ook heel dicht op elkaar. Wiskunde zou je kunnen

zien als een wetenschapsreligie. Maar wiskunde wilt

‘bewijzen’, en alles komt uit doordat je zelf de regels van

je bewijs hebt opgesteld. In religie zit helemaal geen orde,

buiten een soort hiërarchie. God heeft de wereld gemaakt

en de wereld is pure ‘disorder’.

J: Ik denk net dat religie ook een constructie is om alle

wanorde een soort plaats te geven in onze ordelijke natuur.

Geloven is aanvaarden, draagbaar maken.

T: In de wiskunde heb je natuurlijk ook irrationele getal-

len, da’s vreemd want wiskunde wilt juist heel rationeel

zijn. In wiskunde zit een vooruitgangsgedachte, denk

maar aan de demon van laplace, die de hele geschiedenis

én toekomst kan kennen, doordat hij alle natuurwetten

kent en oneindige rekencapaciteit heeft.

J: (neemt een glas) Alle moleculen in dit glas volgen wel

een of andere natuurwet.

T: Maar de vraag is nu of architectuur die wanordelijk is

ook dat soort overgave aan een religie volgt en architec-

tuur die ordelijk is alles wilt

verklaren, zoals bij wiskunde.

En als dat zo is, of dat we dan

altijd een soort religieuze architectuur

maken. J: Even een stap terug, wat ligt er nu op tafel:

religie, wiskunde, architectuur ...

T: En muziek !

J: Wat volgens mij cruciaal is in die discussie is de manier

waarop vandaag aan architectuur wordt gedaan. Die is

namelijk heel pluralistisch. Jan de Vylder (een bekende

Vlaamse pop-zanger, red.) schept bijvoorbeeld bij elk

gebouw dat hij maakt een nieuw kader door een aantal

verhalen, of snippers, die hij vindt en die eigenlijk niets

met elkaar te maken hebben, met elkaar te verknopen tot

hij een gebouw heeft gemaakt.

T: Jan De Vylder is eigenlijk een hipster, hij plukt van alle

culturen iets.

J: Jan De Vylder definieert perfect de hipster-cultuur, maar

daar gaan we niet verder op in.

T: Inderdaad, het enige wat ik me hierbij afvraag is of archi-

tecten niet juist heel ordelijk zijn, en pas later een verhaal

verzinnen. Of iedereen niet heel hard en volgens zelfde

wetmatigheden ontwerpt. Iedereen zoekt op een of andere

manier naar iets heel strak, en omdat het nooit helemaal

heel strak geworden is, wordt er een uitleg gezocht. zoals

“Ik kan niet alles uitleggen, want niet alle elementen zitten

strak, en toch leg ik het uit”. Die uitleg is niet nodig vind

ik, zoals bij muziek, dat leg je ook niet uit.

J: Architectuur wilt eigenlijk gewoon zoals 50 cent kunnen

zeggen: “I’ll take you to the candy-shop”.

T: euhm ... ja

... wordt misschien vervolgd

Vrij literair

genre, on-wetenschap-

pelijk maar

daarom niet

on-interessant, puur en on-ver-

sneden. Joris en Thomas bezoeken

voorafgaand aan elk krantje een ander

Gents café om er onder invloed van de

maatschappelijke gebeurtenissen van de

laatste weken, hun persoonlijk onderbewust-

zijn, het interieur van het café en ook een beetje

de drank, een gesprek te voeren. On-voorbereid en

on-verantwoord interessant.

Het leven is een groot feest van toevalligheden. Dat

moet Jimi Heselden ook gedacht hebben toen hij

het op z’n 35ste van mijnwerker tot miljardair

schopte. Wie had immers kunnen denken dat

zijn Segway, een twee-wieler die lopen totaal

overbodig maakt, een fortuin zou waard

zijn? Inmiddels staat de Segway sym-

bool voor een samenleving waar je

voor enkele stuivers zonder tijds-

Joris K

errem

ans

Page 12: KOERANT_Editie 2
Page 13: KOERANT_Editie 2

The

nam

eles

s riv

erBr

odsk

y &

Utk

in

Page 14: KOERANT_Editie 2

DE VITRINE

Strips & Architectuur

Het huishouden tussen strips en architectuur is op zijn minst ambigu te noemen. Zo zijn er archi-tecten die strips gebruiken om hun project uit de doeken te doen, en er zijn strips die zich tot de architectuur wenden om de plot te verrijken of te verdiepen. Toch blijken beide disciplines strikt gescheiden en is een samenwerking de uitzondering. Laat ons deze bladspiegel aangrijpen om nader te bekijken hoe de ene discipline de andere voor haar wagen spant, hoe ze omgaan met ‘ruimte’, wat grafiek betekent en hoe een sequentie van beelden tot een narratief kan leiden.

Kamers en KadertjesThomas Cantraine

Een vrij bekende, en recente hit is het heldenepos van de relatief jonge Bjarke Ingels, en zijn bureau BIG: Yes is more. De monografie waar hij een half jaar aan geschreven had over zijn bureau, werd te dens en moeilijk leesbaar. Om het geheel toegankelijker te maken koos hij voor een ander medium: een striproman. De keuze voor een duidelijke rondleiding langsheen projecten en concepten door Bjarke himself, zorgt als rode draad doorheen de strip voor een begrijp- en behapbaar idee met een duidelijke nadruk op de persoon (held) Bjarke.. Gecombineerd met een grafiek die ontleend is aan de populaire, Amerikaanse graphic novels spreekt dit een veel breder publiek aan dan de standaard monografie.

Naast het verduidelij-kende aspect, was de verbeeldende kracht van het medium een doorslaggevende keuze voor bijvoorbeeld Jean Nouvel. Zijn ontwerp Valencia Litoral bracht hij in samenwerking met striptekenaars aan de man. Ze verbeeld-den het masterplan in de vorm van een fresco, waar dan wordt ingezoomd op bepaalde plekken van het ontwerp. Als ware raamvertellingen drukken ze de sferen en mogelijke gebeurtenissen uit. Belangrijk om op te merken is dat het team hier gebruik maakt van een soort vrijheid die voortvloeit uit het gegeven van strips: om de sfeer te vertalen is er bewust gesjoemeld met de perspectieven van de gebouwen. Dit wringt natuurlijk een beetje omdat het een vermomming van de realiteit lijkt, ook al lag de nadruk op de sfeer.

Het afstudeerproject van Tim Enthoven, Binnenskamers genaamd, gaat op een heel andere manier om met narratie. Het ruimtegevoel van architectuur wordt duidelijk uitgespeeld om de teneur en sfeer van het verhaal kracht bij te zetten. Binnenskamers gaat over een neurotische Tim (Enthoven noemt het boek slechts deels autobiografisch), die zich afsluit van de wereld in zijn controleerbare studentencel waar zijn leven streng gestruc-

tureerd kan doorgaan. Als lezer bekijk je steeds een sequentie axonometrieën van de ruimte met transparante muren. Je bent dus een echte voyeur die vanuit vogelperspectief de protagonist gadeslaat. Ondanks de transpa-rantie van de muren spreekt er een duidelijk beklijvend gevoel uit de tekeningen. Vanaf het moment dat Tims georchestreerde leventje verstoord wordt door onder meer ontmoetingen met (hoe kan het ook anders) een meisje, vertaalt dit zich op de kamer; deze wordt op hallucinante wijze vervormd, uit elkaar getrokken en uiteindelijk opgeslokt door datzelfde meisje.

Een andere stripauteur die architectuur inzet, is de geliefde Amerikaanse graficus Chris Ware. In zijn recentste bundel Building Stories krijgt een archetypisch huis een haast men-selijk gedaante, zodat het naast de andere protagonisten komt te staan. Vanuit de verschil-lende invalshoeken van de personages wordt zo een samenhangend verhaal uit de doeken gedaan. Chris is - moet het nog gezegd - een ware virtuoos en vernieuwer op vlak van lay-out, vertelstijl, beeldvorming, sfeer of grafiek... Zo houdt hij niet vast aan een kramp-achtige opeenvolging van beelden, maar slaagt hij erin om met bijvoorbeeld schematische pijltjes en paginagrote beelden een heel ander parcours af te leggen over de bladspiegel, en het ritme van het verhaal te bespelen.

Men zou dus kunnen stellen dat architectuur strips eerder op prozaïsche wijze hanteert, om uit te leggen, te verduidelijken. Strips die architectuur gebruiken daarentegen blijken meer te durven experimenteren om een extra dimensie in het verhaal te schuiven.

Page 15: KOERANT_Editie 2

DE VITRINE

Grafiek van Catrina Beevor en Robert Mull uit 1993. In elke ruimte worden andere componenten geëxpliciteerd. De ruimte maakt plaats voor een verhaal.

Verbeelding Jonas Apers

De eerste stappen die de strip in de wereld zet zijn ergens rond het eind van de 19e Eeuw te vinden, daar waar spotprenten betiteld worden en het beeld niet langer een statische scène weergeeft. Beelden naast elkaar geplaatst vormen een reeks en een reeks vormt een verhaal. Dit verhaal dat zich meestal ergens ruimtelijk ontplooit, is enerzijds de bestaansvoorwaarde en anderzijds het product van zijn respectievelijke beelden. Wat volgt is een kanttekening bij de chemie tussen beelden en verhalen, een chemie van definiëren en suggereren.

We schrijven 1920 en de Amerikaanse architect Hugh Ferriss heeft zich net in zijn nieuwe studio gevestigd als onafhankelijk kunstenaar, na jaren als graficus gewerkt te hebben voor verschillende architecten. Het is een moment van ongebreideld bouwenthousiasme, van loeiende wolken-krabbers en van een New Yorkse bouwcultuur die de belofte van een waardevolle eigen Amerikaanse architectuur in zich draagt. Ferriss’ grimmige tableaus, die een natie van macht en ondernemerschap tonen, maar even goed voor een pseu-dorealiteit waarschuwen, worden in diverse architecturale en populaire tijdschriften gepubliceerd. Er zit steeds een zekere dubbelzinnigheid in zijn werk; elke poging, geschreven of getekend, om het bewustzijn rond de wolkenkrabber te ver-groten, resulteerde evenzeer in een poging tot verduistering. Het zijn beelden met een toegeeflijke eclectische aard: beel-den die hun grimmigheid halen uit de onverhoedse combi-natie van elementen en gezichten. Maar een eclecticisme dat zich ook plots kan gaan legitimeren eens ze door het grote publiek onthaald wordt. In 1929, wanneer de bouwmarkt letterlijk op zijn gat zit, brengt Ferriss het kritische The Metropolis of Tomorrow uit. Het is een publicatie die zijn gehele oeuvre verzamelt en opdeelt in drie grote delen. Cities of Today gaat over het imperfecte verleden en is een verzame-ling van concrete projecten. Deze tekeningen die zich aan de realiteit ontlenen, proberen actief het beeld of imago rond dat gebouw te scheppen doo r er een (mythische) atmosfeer rond te creëren. Projected Trends vervolgens is een onderzoek die hij samen met andere theoretici (o.m. Raymond Hood en Harvey Wiley Corbett) voert naar de condities waarbinnen deze gebouwde hoogbouw tot stand komt. Hij gebruikt de zoneringswet van 1916 (die een maximumenveloppe voor elke toren vastlegt) als soevereine formele wet voor het bouwen, van waaruit hij concrete voorstellen distilleert. An Imaginary Metropolis tenslotte is zijn projectie op de stad. Hij heeft komaf gemaakt met een afstompende realiteit en graaft in zijn schilderijen, zoals Koolhaas in Delirious New York stelt, naar de essentie van de hoogbouw: de Ferrissiaanse leegte. “A pitch black architectural womb that gives birth to the consecutive stages of the Skyscraper in a sequence of sometimes overlapping pregnancies, and that promises to generate ever-new ones.”

Tien jaar later verschijnt in dezelfde stad voor het eerst een comic over de avonturen van een detective gehuld in een vleermuizenpak. Deze gemaskerde ridder waart rond in een New York gehuld in dampen en geregeerd door schurken dat al snel de naam Gotham City krijgt. Deze fictieve stad die strip na strip meer vorm krijgt, blijkt de strategie bij uitstek om over de werkelijke Amerikaanse stad na te denken. Verschillende Batman-(televisie)reeksen brachten evenveel stadsinterpretaties met zich mee die, gebaseerd op werkelijke architecturale periodes, elk verhaal een eigen karakter konden geven. Meerlagige, overdre-ven luchtbogen langsheen Gothische kathedralen,

gigantische art-deco en art-nouveau beeldhouwwerken en ontieglijk grote wolkenkrabbers tooien een stad die zijn climax vindt in de verfilming van 1989 door regisseur Tim Burton. De indrukwekkende, oscarwinnende set die voor deze film door Anton Furst wordt uitgewerkt, wordt vooraf gegaan door een hele reeks studies en reflecties op de fictieve stad. Dit Gotham City dat gehoorzaamt aan de regels die Hugh Ferriss een halve eeuw eerder vastlegde, krijgt een suggestief duister karakter, dat een amalgaam is van referenties en artefacten. De concepttekeningen combineren fijne wan-delpaden en decoratieve afwerking met grote, ruwe industriële structuren. In de lijn van de Carceri-reeks van Piranesi, zoekt Furst een evenwicht tussen een vage, gemoedelijke sfeer en het precieze dat noodzakelijk is om uitspraken te doen over ruimtes en gebruik. Het zijn beelden die plaats maken voor een superheld en zijn achterban, maar evenzeer de weg vrij maken voor een stad van industrieel en eclectisch opportunisme.

Daar waar Furst vertrekt vanuit een verhalentraditie en een respectievelijke ruimte probeert te verbeelden, zoekt Ferriss hefbomen en kieren in de realiteit. De tekening is niet langer de ondersteuning of context van een actie of realiteit, maar wordt een katalysator voor nieuwe lezingen en systemen. Het is de tekening die de vrijheid laat verhalen op te hangen, maar tegelijk een precisie aan de dag legt een ontwerp mogelijk te maken. Het is het beeld dat verbeeldt en het beeld dat overleeft.

Page 16: KOERANT_Editie 2

DE VITRINE

Paviljoen UGent, Charles VandenhoveOlivier Cavens

“Met het voorbijgaan aan het icoonkarakter van de architectuur hangt samen dat er in het systeem geen pro-grammatische verklaringen te vinden zijn, betreffende materiaalgebruik, vorm, ruimte, noch dat er bepaalde typologiëen in vastgelegd worden. Elk programma wordt op eenzelfde open wijze in het systeem opgenomen, of het nu om een woonhuis of een kerkgebouw gaat.”

- “Charles Vandenhove. Architectuur en architect”, Geert Bekaert

Enkele maanden geleden werd bekend dat Charles Vandenhove een belangrijk deel uit zijn na-oorlogse kunstcollectie aan de Gentse universiteit zou schenken. Daaraan gekoppeld ontwierp Vanden-hove een paviljoen voor de UGent, gedeeltelijk ten dienste van deze collectie, maar anderzijds aanleiding gevend tot een onderzoeks- en onderwijsproject, waarin de vakgroep Kunstwetenschappen en de vakgroep Architectuur en Stedenbouw hun kennis omtrent nieuwe tentoonstellingsconcepten- en opbouw kunnen delen en zodanig ook meteen testen.

rozier

Met het bouwen van huisjes in Lego of Duplo krijg je vrijwel elk kind enthousiast. En bij een deel van hen zal die fascinatie zelfs bepalend zijn voor hun studiekeuze. ‘Of waarom heeft u anders voor architectuur geko-zen..?’ Maar omdat afstuderen met het architectuurdiploma op zak niet per se een nieuwe architect oplevert, introduceert de Koerant een rubriek met een andere kijk op ‘het leven na de proclamatie’. Zonder hun archi-

tecturale passie te ontkennen, hebben veel van onze voorgangers een ander pad gekozen dan dat van de bouwer. Van performance tot schilderkunst, van scenograaf tot schrijver... In deze editie serveren wij u: ROBERT WILSON

Hoewel hij zich al aan bijna elke kunst-vorm waagde, is Robert Wilson (°1941, Texas) voornamelijk bekend als toonaan-gevend regisseur binnen het hedendaagse (postmodern) theater. Het overspel tussen al die kunstvormen leidde tot geprezen samenwerkingen met grote

namen als Philip Glass, Lou Reed, Allen Ginsberg, Tom Waits, David Bryrne, Marina Abramoviç en vele anderen.Op 22-jarige leeftijd ontsnapt Wilson uit het conservatieve Texas, om architec-tuur te gaan studeren in het Brooklyn Pratt Institute. Hoewel het hem al snel duidelijk wordt dat het keurslijf van architect hem niet past, is het wel deze opleiding die als basis van zijn verdere werk kan beschouwd worden. “Zoals met al mijn werk zijn de beelden die je op podium te zien krijgt niet decoratie, ze zijn architecturaal”. Het is binnen zijn opleiding dat Wilson voor het eerst

Vroeger wilde ik architect worden: Robert WilsonNathan Wouters

All sizes | Walking Station A with people - Robert Wilson/Baukje Schweigman/Teun Mosk | Flickr - Photo Sharing!

http://www.flickr.com/photos/49346602@N08/4591346301/sizes/l/in/photostream/[17/04/2013 12:14:23]

About Flickr

Who we are

Take the tour

Flickr blog

Jobs

Community

Community Guidelines

Report abuse

Help

Need help? Start here!

Help forum

FAQs

About Our Ads

Apps and the API

Flickr for mobile

App Garden

API documentation

Developer blog

Looking for the HTML code and photo file link? Check out this FAQ.

Page 17: KOERANT_Editie 2

DE VITRINE

Climat de France Fernand PouillonBert De Roo

Fernand Pouillon kan aanzien worden als het vergeten ‘enfant terrible’ van de Franse architectuur van midden vorige eeuw. Zijn immense oeuvre van ongeveer 350 werken gaande van villa’s & ‘grand ensembles’ tot volledige stads-reconstructies werden over een tijdsspanne van 50 jaar gerealiseerd. Het oeuvre kenmerkt zich door een totale onverschilligheid m.b.t. stijl en de tijdsgeest zonder het hier en nu uit het oog te ver-liezen. Hij was een klassieke architect-bouwer die historische bouwmethodes en culturele tradities ogenschijnlijk zonder problemen samenbracht met de moderniteit van de grote woonprojecten.

Het continue gebruik van steen en de vrije trans-formaties van historische typologieën en referenties zoals torens, pleinen, woonblokken, stadswallen, de kashba,... zijn hier exemplarisch voor. Aan de andere kant werd het bouwproces administratief en finan-cieël geoptimaliseerd met één van de eerste coördina-tie bureau’s ooit tot gevolg. Binnen Pouillon’s oeuvre spreekt ‘Climat de France’ (‘55-57), op een heuvel in de stad Algiers, het meest tot de verbeelding. Hij realiseerde het project als stadsarchitect tijdens een periode van intensieve koloniale bouw. Onder andere dit project moest de levenskwaliteiten van de

inheemse bevolking drastisch verbeteren om verdere sociale onrust, in het op burger oorlog staande Alge-rije, te vermijden.Drie wegen isoleren de site van de rest van de stad waardoor Pouillon, meer dan in zijn andere werken, de wijk als een afzonderlijke nederzetting binnen de stad ontwikkelt. Het lijkt een historisch gegroeide nederzetting bestaande uit verschillende delen elk met hun eigen karakter, straten, gebouwen en pleinen. De verschillende gebouwtypologieën hebben sterk vari-

erende formaten en creëren een evenwichtige com-positie met als centraal punt het monumentale ‘200 colonnes’-gebouw. De inplanting van het project vertoont volgens Jacques Berque sterke gelijkenissen met langzaam ontstane medina’s waarbij de geografie van de plek onlosmakelijk is verbonden met de ont-wikkeling van de nederzetting. De, aan het bestaande straatprofiel, aangepaste vorm van het Aalto-achtige gebouw is hier een mooi voorbeeld voor. Vanuit het Noord-Oosten komt het project over als een klas-sieke kashba. Vanuit het Noord-Westen roept het dan weer herinneringen op aan de omwalde steden uit de Sahara. Dit laatste hoofdzakelijk door de bijzondere vormelijkheid van het centrale monument. Pouillon kiest er bewust voor om de charmante elementen van zijn vorige projecten te verlaten voor een meer sobere, eenvoudigere vormelijkheid.

“Pouillon was een klas-sieke architect-bouwer die historische bouwmethodes en culturele tradities ogenschijnlijk zonder pro-blemen samenbracht met de moderniteit van de grote woonprojecten.”

Het gebouw ‘2OO colonnes’ vertoont niet meer de referenties naar de elegantere Arabische stijl van Algiers, maar wel naar de Mzab steden uit de Sahara zoals Timimoun en el-Goléa. Naast een overduide-lijke referentie naar de Romeinse fora vertoont de

inplanting en omslui-ting van het centrale monument sterke gelijkenissen met het Maydan-i Shah in Iran, niet onbekend bij Pouillon. Net zoals bij het Maydan is de langse-as in het ‘2OO colonnes’ gebouw de belang-rijkste as. De dwarse assen zijn bij beide decentraal en linken het binnenplein aan het omliggende stads-weefsel. Beide assen worden bij Pouillon

verder geaccentueerd d.m.v. naar buiten plooiende propyleeën. Dit vertoont sterke gelijkenissen met een plan van Vasari. De andere, minder aanwezige toegangspoorten tot het centrale plein hebben bij Pouillon geen propyleeën en nemen duidelijk een ondergeschikte rol in. Net zoals bij Vasari wordt de binnengevel met zijn immense kolommen ingezet als meest publieke gevel. Hierdoor wordt bij Pouil-lon de buitengevel van zijn representatieve functie ontheven en, mede versterkt door de kleine openin-gen, getransformeerd tot een soort stadsomwalling. De binnengevel van het complex is ontdubbeld in een publieke gevel bestaande uit de gedemateriali-seerde kolommen en een private gevel uit zichtbaar metselwerk waarin de toegang tot de winkels en

appartementen zich bevindt. Door deze ontdubbe-ling ontstaat een tussenruimte afgeschermd van het binnenplein. In deze tussenruimte spelen zich, op gelijkaardige wijze als in de kashba’s, de taferelen af van het dagelijkse leven.Het is moeilijk het project een waarde toe te kennen zonder te vervallen in lege vormelijke opmerkingen. Alberto Ferlenga zegt sprekend dat het eenvoudiger is te zeggen wat het niet is, dan te omschrijven wat het wel is. Hij schrijft dit toe aan het gebrekkige kritiserende apparaat. “This fact may be interpreted as one of the hiatus of a profession, too accustomed to read and understand history in a linear fashion and constantly embarrassed when confronted with complex figures, apparently contradictory or too close in time.” Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij eerder in zijn tekst Pouillon linkt aan de ‘analoge stad’ zoals gedefiniëerd door Rossi. Pouillon zelf zegt in een interview dat het voor hem niet mogelijk is een standpunt in te nemen omdat het te veraf is en te verschillend van wat hij nu doet. De creatie als momentopname in een continue ontwikkeling. Het enige wat hij kan concluderen is dat het een gebouw is zonder minachting, zonder oordeel en dat boven-dien het de bewoners zijn, die met enige trots, het gebouw gedoopt hebben tot het gebouw van de 200 kolommen.

Referenties:

Alberto Ferlenga – Fernand Pouillon: New foundation of the city, new foundation of a discipline.

Fernand Pouillon – Mémoires d’un architecteZeynep Çelik - Urban Forms and Colonial Confrontations

geraakt wordt door experimentele per-formances. Via het ruimtelijk onderzoek van dans en theater ontwikkelt hij een grote gevoeligheid voor het afstemmen van tijd en ruimte. Maar voor Wilson is architectuur meer dan een ruimtelijk ontwerp; het is de intieme relatie mét de tijd die voor hem de basis van de archi-tectuur vormt. Het is het theater waar de toeschouwer zich bevindt en de stoel waarop hij zit. Het is de manier waarop Mozart zijn piano bespeelde, of hoe een acteur op de scène staat. Deze enorme gevoeligheid maakte van Wilson aldus een toonaangevend scenograaf. Met een

geraffineerde belichting creëert hij een spel van architecturale ruimtelijkheid op de scène, die met decoratie niets meer te maken heeft. Of zoals hij zelf zegt: “Mijn licht brengt de voorstelling tot leven”.De invloed van de architectuur is echter het hardst te merken wanneer Wilson het theater verlaat. Deel uitmakend van de ‘Downtown theatrical movement’ in New York eind jaren ‘60 ging hij op zoek naar onconventiële locaties. Met voor-stellingen in garages, kerken en straten verbond hij de bestaande omgeving met theatrale performances. Ook in Walking (2012), een van Wilsons laatste werken,

komt deze gevoeligheid met de bestaande omgeving tot uiting. In de duinen van het Engelse Norfolk orkestreerde hij een 3 uur-durende wandeling. Met het ontwerp van 5 verschillende installa-ties, creëert hij een spanning tussen de natuurlijke omgeving, het gebouwde en de toeschouwer zelf. Het contrast tussen de geconstrueerde paviljoenen en de natuurlijke omgeving confronteert de toeschouwer met het essentiële van zijn ruimtelijke ervaring.

Met een lopende voorstelling in samen-werking met Abramovic—vorig jaar te

gast in de Singel—en een samenwerking met Cocorosie in het vooruitzicht is de 71-jarige Robert Wilson bekender dan ooit. Maar waar de kunstenaar zich ook op toelegt of welk medium hij ook aan-wendt, zijn fascinatie als architect voor ruimtelijkheid blijft een constante in zijn werk. Een uitspraak die bovendien voor elke figuur uit onze reeks geldt.

Page 18: KOERANT_Editie 2

STUDENTENPUBLICATIES En nu waar het echt om draait: de projecten van onze eigenste studenten. Niets zo goed als de Koerant om deze in al hun glorie te tonen. Er is geen grotere eer dan je bloed, zweet en tranen gepubliceerd te zien. Tevens te gebruiken als inspiratiebron om eindelijk te begrijpen wat de begeleiders juist willen met hun ‘het draait allemaal om proportie’ en ‘het moet spannend zijn’.

Maité Martens & Bram Vandemoortel

Architectuurontwerp 1: ‘Type & Schakeling’Samen met de industrialisering in de 19de eeuw is de kwestie van de volkshuisvesting op de agenda van de architectuur komen te staan. Rationalisatie van het bouw-proces door stapeling en schakeling, standaardisatie en nieuwe technologieën zouden de productie van goedkope woningen mogelijk maken. De ontwikkeling van collectieve woonvormen, en de productie van seriële, schakelbare modellen is een blijvend aandachtspunt gebleven van de architectuurpraktijk. De oefening vertrekt van een ‘stervormige’ enveloppe die vrij is afgeleid uit een tekening van Michaël Borremans’ “Design for a various rotating house of opportunist”. Hierin wordt een schakelbaar type ontworpen en dit dient te gebeuren door twee van de zes armen van de ster weg te laten en de schakelmogelijkheden die daaruit voortvloeien te onderzoeken. Op die manier wordt een gebouwencomplex van 36 eenheden ontwikkeld. Elke wooneenheid beschikt over een degelijke buitenruimte.Naast de gebruikelijke maquette wordt de axonometrie als tekentechniek voor het ontwerponderzoek én voor uiteindelijke presentatie ingezet.

EERSTE

BACH.

Gus Delvaux

De Spiraal

Bij dit ontwerp werd gezocht naar eenheid zonder saaiheid. Door 4 strengen van elk 9 woningen rond een centrale cilindervormige circulatiekoker te schakelen, krijgt dit gebouw een centraliserende en opwaartse beweging. Het maaiveld wordt afgesloten van drukte, maar is verder kaal gelaten, aangezien de beleving van de Spiraal zich volledig afspeelt in de grote patio en de dikke circulatiewand. Door de grenzen van de terrassen letterlijk de woningen binnen te trekken, ontstaat een luchtige en lichte ruimte. Het grote woningencomplex wordt zo zowel dynamisch, monumentaal, als luchtig.

Vincent Nulens

Vertrokken vanuit een koker-effect voor mijn leefruimte en keuken, zijn de units volledig aanpasbaar door schuifwanden en een kastenwand, waarin allerlei voor-zieningen verborgen worden. Zowel het interieur als het exterieur fungeren als een soort zeef waardoor de zon en de wind gefilterd word. De circulatie tussen de units gebeurt via enkele loopbruggen die op verschillende plaatsen verbonden zijn met ofwel een gemeenschappelijk terras ofwel een gemeenschappelijke tuin, plaatsen waar de buren samenkomen en elkaar kunnen ontmoeten.

Martha Meijer

De circulatie en de ontsluiting van de appartementen zijn de focus van mijn ontwerp. Ik wilde elk appartement een individuele ingang geven, maar ook een openbare ruimte creëren om de eenheid van het complex te benadrukken. Hiemee ben ik tot een soort visgraat-schakeling gekomen die het gebouw op twee niveaus organiseert, met op beide niveaus een pad/plein die als het ware de as van het ontwerp vormt.

Page 19: KOERANT_Editie 2

STUDENTENPUBLICATIES

EERSTEBACH.

Lisa Janssens

Het woningencomplex ontsluit een groot dynamisch binnenplein; een metafoor voor de open plek in het bos, verder gefundeerd door de verticaliteit van het gevelontwerp en de groene natuurlijke accenten. De overgang binnen-buiten gebeurt niet gratuit, de traditionele gang wordt hier meer dan pure circulatie; het is een plek om rond te dwalen, te interreageren en vooral te ontmoeten. Het publieke karakter vloeit via een private wintertuin over in het binnenkomen van de eigen woonst. Dezelfde verticaliteit die voorheen een poëtische aanleiding gaf, wordt hier benut om licht en zicht duidelijk te fragmenteren.

Jeroen Christiaen

Het gebouw bestaat uit triplexunits die twee aan twee geschakeld zijn, zowel zijdelings als in de hoogte. Bovenop de uitsteeksels van de units zijn privéterrassen voorzien die telkens Zuidoost of Zuidwest gericht zijn. Dit bepaald dus de oriëntatie van een ganse unit. De gestapelde woningen zijn bereikbaar via verschillende galerijen die steeds twee gezinnen bedienen.Op het maaiveld ligt een grashelling die uitmondt in een verlaagd plein, wat verschillende soorten activiteiten kan triggeren. Het binnengebied kun je langs de vier zijdes door meerdere openingen betreden, te voet of met de fiets. De woningen die op de begane grond staan, hebben beneden een fietsenberging.

Edward Mahieu

De opzet van mijn project bestond erin een verticaal gerichte woontoren te ontwerpen, geïnspireerd door Mies van der Rohes’ Seagram Building. De verti-caliteit benadrukken is een belangrijk aspect in het ontwerp, vandaar het metalen harnas. Analoog aan het Seagram, zijn de gevels van glas, wat de woon-eenheden ook zeer open maakt naar de omgeving toe. De terassen zorgen voor onderscheid tussen de wooneenheden, enerzijds appartementstypes onderaan, anderzijds villa’s-in-de-lucht bovenaan. Daarnaast zorgt de afwisseling open/gesloten dat de circulatiekoker een steeds variërend spel van lichtin-val wordt.

Page 20: KOERANT_Editie 2

STUDENTENPUBLICATIES

Computerondersteunende Ontwerptechnieken 1

EERSTE

BACH.Waarneming en Beeldende Media 1

Mathias Bonduel & Jeroen Christiaen

De opdracht bestond eruit een zitmeubel te ontwer-pen die vervaardigd kon worden in dubbel geplooid multiplex. Nadat we een vorm geschetst hadden die ons leek aan te staan, zetten we deze over in Rhino. Hierbij letten we op de maatvastheid van de curves door verschillende ingeschreven cirkels toe te voegen met welbepaalde afmetingen. Het ontwerp bestaat uit 2 door elkaar verweven plywood-onderdelen, in een donkere en lichte houtsoort. Dit wilden we ook in de 3d-print tot uiting laten komen, waardoor we hier gekozen hebben voor wit en zwart.

Thibaut Van Dousselaere & Tom van Houdt

Voor de stoel lieten we ons inspireren door een ontwerp van Zaha Hadid. Ons hoofddoel was een stoel te creëren die uit 1 doorlopend gekromd vlak bestond, waarbij alles vloeiend in elkaar overliep. Tweede punt was om de stoel zodanig te vormen dat hij ook zijdelings comfortabel te gebruiken was. And last but not least hebben we een compleet willekeu-rige structuur op de stoel afgevuurd.

TWEE

DE

BACH.

Op basis van de cultfilm ‘Blade Runner’ en een zelf-gekozen kunstwerk, werd een collage als eerste gra-fische weergave van het ontwerp opgegeven. In een tweede fase zou dergelijk twee-dimensionaal voorstel vertaald worden in maquettevorm. Hierbij werd nadruk gelegd op het feit dat een architectuuront-werp niet noodzakelijk van een programma, logica of gebruik hoeft te vertrekken en konden aldus zekere wetmatigheden overboord worden gegooid; ontwerp in de vrijheid van zijn ruimtelijkheid. Nevenstaande projecten werden gekozen om hun bijzondere omgang met de derde dimensie en hoe deze op vaak verrassende, spannende of onvoorspelbare wijze werd ingezet.

Ontwerpleer 1

EERSTE

BACH.

Benoit Busschaert, Damien Gillain, Sander Wol-lens & Loïc Tindemans

Matthias De Muer, Aiko Friant, Leendert De Vos, Vic Bogaert & Adelien Denys

De opgave van dit semester focust zich op het Cita-delpark. Het eerste deel wordt hier gedocumenteerd. De architecturale ingreep deed een uitspraak over de plek door een historische referentie in te zetten en het geheel bijzonder grafisch te documentern. Daar-bij werd aandacht besteed aan de overgang tussen perspectief en geëxpandeerd plan. In de verdere fases, die nu worden ontwikkeld, zal een landschappelijke entiteit en vervolgens een infrastructuurelement worden geïmplimenteerd om dit experiment te ver-volledigen.

Arjan Dexters, Kristof Maes, Vincent Nulens & Ruben Scheelen

Evelien Rondenboch, Kathy Kleinjans, Floor Hoef-kens & Anne-Cathérine Kempeneers

Silke Van Geeteruyen, Jana Wieme, Jona De Sutter, Lotte De Bruyne & Severine Verstraete

Page 21: KOERANT_Editie 2

STUDENTENPUBLICATIES

1 STEMASTER

Studio C: interview met Dirk De Meyer & David Schmitz

Wat speelt er bij de keuze van Venetië als site?

Dirk: Ik denk dat er daar twee belangrijke redenen toe zijn. De eerste is dat we altijd proberen om met de studio in te spelen op een reële problematiek. Hier ligt die in het feit dat de immobiliëenmarkt van Venetië op een internationaal niveau zit, en dat het voor doorsnee Venetiaanse families bijzonder moeilijk wordt om nog in de stad te wonen. Op die manier ontstaat er een enorme leegloop van de stad. We proberen in de studio naar oplossingen te zoeken voor dat probleem. Kan je betaalbare woningen realiseren in Venetië en kan je daar typologiëen voor ontwikkelen? We hebben daartoe de voorbije drie jaar telkens andere sites onderzocht, telkens gekoppeld aan bepaalde typologiëen. Kan je bijvoorbeeld voormalige industriële loodsen of chan-tier-achtige structuren behouden en deze combineren met een bepaalde woontypologie? Dit jaar concentreren we ons op de typologie van grote monastieke complexen, die ooit gebouwd en ontwikkeld zijn voor tientallen kloosterlingen maar waar vandaag nog nauwelijks tien personen aanwezig zijn. Zo komen er binnen een stad waar heel weinig ruimte lijkt te zijn, opeens complexen naar boven die grotendeels leeg staan. Concreet hebben we één site gekozen, namelijk die van de Redentore, om die typologie verder uit te testen. Die case brengt ons op het tweede aspect van de studio. Die houdt in dat we ons een dergelijke situatie willen aanmeten waarin de generische middelen van de architectuur niet zomaar kunnen ingezet worden. De context van Venetië, zowel op historisch, typologisch, als bouwfysisch vlak, is dermate specifiek dat je niet zomaar generische oplossingen kan voorstellen: je moet je altijd verhouden tot die context. Wat gebeurt er als je resoluut hedendaags wil ingrijpen in die omgeving, hoe verhoudt je je dan tot een dergelijk fra-giele, historisch gelaagde omgeving? Daarin zijn volgens ons vorm en compositie twee zeer belangrijke aspecten.

David: Daarnaast is het volgens mij essentieel dat je als ontwerper reeds een beschreven blad krijgt, zeker om je te oefenen in het ontwerpen heden ten dage. In het geval van Venetië is dat zelfs heel extreem. Op heel veel vlakken zit je omgeving al op een soort van climax, zodat je jouw keuze nooit zomaar kunt maken. Je zal steeds een zeer gestaafde keuze moeten doorvoeren, wat het des te moeilijker maakt voor een ontwerp om tot de kern door te dringen.Ten tweede maakt dat de oefening haast tot een laborato-rium. Venetië is niet zomaar een lukrake keuze. Het wordt een theoretische oefening die voor de context van Vlaande-ren of België helemaal niet opgaat. Daarin kan de afstand tot het onderzoeksgebied als een nadeel worden beschouwd, maar het heeft ook net de kwaliteit dat je niet met bepaalde argumenten, zoals bijvoorbeeld een conversatie met buurt-bewoners, kan werken hier.

Dat gegeven, van het werken met een niet-gekende con-text, is iets wat in de eerste jaren nauwelijks naar voren komt, waar bijna steeds in en rond Gent gewerkt wordt.

David: Daardoor val je wellicht sneller in een cliché, wat je hier helemaal niet kunt. Het generische antwoord klopt gewoon nooit, of bijna nooit. Dat maakt net de schok voor studenten zo groot. Ze moeten voor zichzelf een nieuwe bagage opmaken en de fundamenten van architectuur weer in vraag stellen.

Die problematiek komt na de eerste drie jaren dan ook als geroepen, wanneer je net denkt een bagage te hebben opgebouwd en een methodiek ontwikkeld te hebben?

David: Ja, ook de klassieke top-downaanpak van het ontwerpproces kan hier niet zomaar aangewend worden, waarbij je eerst op het planniveau werkt, en dan downscalet tot de detaillering. Die kwestie zie je ook terug in de twee ontwerpen die hier voorliggen: het ene pikt als het ware in op een klein detail, via een scenografische lezing van de site, nauwkeurig wandelend door het bestaande weefsel, op zoek naar sferen, assen, onaffe zaken, op die manier doordringend tot de gelaagdheid van de site. Vanuit die ooghoek nestelt het ontwerp zich in de context en bouwt eraan verder. Het andere gaat in op het proces van het klooster met behulp van een soort Scarpa-methodiek, trachtend daarmee een rechtzetting van de site te bekomen. Je leert dus eerst de site zeer gedetailleerd kennen om daar dan nieuwe lagen aan toe te voegen en zo tot een nieuwe typologie te komen.

Dirk: Wat daarbij ook een belangrijk aspect is, is dat we sterk werken op het beeld van Venetië. Voor de opdrachten zochten we telkens naar projecten die op de achterkant van Venetië zitten, zoals we nu op de zuidzijde van Giudecca werken. Dat is een fantastische plek die voorheen nooit ontwikkeld werd. Het beeld dat je dus hebt van Venetië, blijkt enkel het centrale deel ervan te beslaan. Dus ook de omgang met dat beeld van Venetië bekijken we en hoe dat gerepresenteerd wordt.

Het onderzoek zelf, zowel naar het typische weefsel als naar de architectuur en geschiedenis, is zeer belangrijk binnen de studio. Wat is de positie van het ontwerp dan exact en is het belangrijk dat het niet bij een theoretische neerslag blijft?

David: Voor de duidelijkheid, deze studio is voor ons geen ontwerpend onderzoek, maar echt puur ontwerp. Je gebruikt dan wel een onderzoek om zaken duidelijk te maken, maar uiteindelijk draait het om de autonomie van het ontwerp. We doen dan wel kleine oefeningen en we geven ook een overvloed aan input en gelaagheid, maar die is louter nodig om niet te verzanden in doodlopende pistes op het vlak van ontwerp. Die bagage is dus nodig maar de oplossing komt steeds via het ontwerp. De weg daartoe is zeker niet altijd lineair, aangezien we in veel ontwerpen zien dat er telkens opnieuw gezocht wordt naar de juiste aanpak, en daarin kan onderzoek soms verhelderend zijn, om het geheel weer juist te kunnen kaderen. Maar ontwerpen is dus zowel de insteek als de uitkomst van deze studio.

In het eerste jaar maakt de student kennis met wat archi-tectuur is en wat de hefbomen zijn. In het tweede jaar komt er nadruk te liggen op het architectuurproject en in het derde jaar wordt er gezocht naar de verhouding tussen een project en werkelijkheid. In het vierde jaar zijn er dan meerdere sporen mogelijk. Hoe stelt deze studio zich op tegenover deze ontwikkeling?

Dirk: Bij ons is die verhouding tot de werkelijkheid er zeker ook, maar op een andere schaal. We willen ons, zoals reeds in het begin aangehaald werd, steeds confronteren met een reële problematiek. Die werkelijkheid, hetzij de 19e-eeuwse gordel van Brussel, waar deze studio eerst op werkte, hetzij Venetië, formuleert steeds vanuit zichzelf een probleemstel-ling, gezien zijn historische en sociale complexiteit. Ten tweede is het belangrijk dat we het plezier van de vorm en de compositie in de opgave brengen, slaande zowel op de vorm van het project zelf als de representatie ervan. Dat zijn twee belangrijke componenten in deze studio, waar dan ook tijd en ruimte voor geschept wordt om deze te ontwikkelen.

Door de historische gelaagdheid van de context wordt er automatisch een formele gevoeligheid ontwikkeld ten opzichte van de omgeving, die meteen ook een gevoeligheid van je eigen oplossingen vraagt, in de zin van materialen, compositie en je verhouding tot die omgeving. Die fijnge-voeligheid is belangrijk om de gelaagde realiteit die zich over de tijd heen heeft opgebouwd, in zijn totaliteit aan te gaan, met alle conflicten en oneffenheden inbegrepen. Want vaak bestaat de neiging om het verleden als iets homogeens voor te stellen, maar er is echter op elk moment van de geschie-denis een confrontatie van de architect met de realiteit en zijn complexiteit. Onze studenten doen heden ten dage net hetzelfde. Het bewust worden van dat soort problematiek is van groot belang.

Stuurt de studio de studenten dan reeds vanaf het begin in een soort van richting, of worden studenten net vrij gelaten in hun aanpak van de probleemstelling?

Dirk: Ik denk dat de studenten wel zeer duidelijke rand-voorwaarden krijgen bij aanvang van de studio. We stellen bijvoorbeeld onmiddellijk dat de generische ontwerpmid-delen, die je overal kan inzetten, hier achterwege gelaten worden. Tijdens de studio trachten we daarbovenop zoveel mogelijk oeuvres aan te reiken, die precies omgaan met die complexiteit tussen moderniteit en historiciteit. Daarom raadde ik de studenten in deze studio ook aan om het BV omtrent ‘The Other Moderns’ te volgen, waarin architecten naar voren komen die een complexe relatie hebben met heden en verleden. Dat is een laag die we expliciet willen aanboren. De randvoorwaarden zijn met andere woorden vrij strikt, maar daarbinnen pleiten we wel voor zoveel mogelijk verschillende oplossingen.

David: In de masterstudio is het dan ook, zoals reeds aan-gehaald werd, belangrijker dat wij als begeleider eerder een klankbord en inspiratiebron zijn, of soms louter dwingen dat er gewerkt wordt of nagedacht wordt over een bepaalde zaak. Maar we zijn niet langer de persoon die zegt ‘wij gaan voor en jullie volgen’. Het is net omgekeerd: wij staan áchter de studenten. We proberen de studenten naar voren te stuwen en een autonomie te laten ontwikkelen in hun werkproces. Dat lijkt mij een essentieel element om te bezit-ten wanneer je afstudeert.

In de studio stellen jullie dus met andere woorden een architecturaal project voor, dat iedereen anders invult maar wel uiteindelijk komt tot een eigen afgewerkt pro-duct. Dit ligt wel helemaal anders in de internationale studio waaraan studenten aan kunnen deelnemen in Venetië zelf?

Dirk: Ik denk dat we daarover de voorbije drie jaar een duidelijke doelstelling uitgebouwd hebben, doordat je door de termijn van twee weken gewoonweg een andere aanpak nodig hebt. De begeleiders worden veel meer organisatoren van het ontwerp. In Venetië komen de studenten namelijk van verschillende achtergronden, en werken we op zeer specifieke vraagstukken met deelgroepen, waarbij we veel meer sturen en ingrijpen, veel meer op de manier van een klassieke architectuurstudio. Dit komt zeer duidelijk tot uiting in de formele uitwerking van de studio, waarin naar een coherent beeld gestreefd wordt, zowel tussen de groepen onderling als over de verschillende jaargangen heen.

Als laatste vraag: hebben jullie reeds een beslissing gemaakt omtrent de stad die volgend jaar in de studio aan bod zal komen?

Dirk: Wat de internationale studio betreft, hebben we een aanvraag ingediend om te werken op Napels, precies omdat die stad ook een ongelooflijke gelaagheid heeft, zowel histo-risch als geologisch gezien.

Zou deze keuze dan doorgetrokken worden naar de studio in Gent?

Dirk: Wellicht, hoewel dat nog niet beslist is.

Rest ons enkel nog een dankwoord voor het inzichtelijke gesprek: dankuwel!

boven: Pieterjan De Bock Sébastien Holvoet

beelden:

onder: Astrid Ghyselen Lize Nevens

Intensive Program in VenetiëPieterjan De Bock

Twee weken lang verzamelden studenten uit België, Frank-rijk, Italië en Libanon in Venetië om zich te buigen over de verschillende problematieken die de stad kent. Het Inten-sive Program, kortweg IP, vormde het kader waarbinnen deze internationale ontwerpstudio tot stand kwam. Naast een intensieve samenwerking tussen studenten en proffen liet deze workshop ook ruimte voor lezingen en georgani-seerde uitstappen. Diverse onderwerpen werden aangeraakt en lieten toe om op korte termijn een globaal beeld te vormen van de werking van Venetië, de lagune en het nabije vaste land. Tijdens de ateliers werd deze kennis ingezet in een ontwerpend en probleemoplossend onderzoek toege-past op reële sites en op de verschillende schaalniveau’s. De projecten spreidden zich uit van ontwerpen die ingrijpen op de lagune of de havens tot interventies die zich beperken tot de corte. Elke groep vatte zijn eindresultaat samen op één paneel. Het geheel trachtte oplossingen te formuleren voor de verschillende bedreigingen waarmee de stad moet afrekenen. Maar de workshop is nog veel meer dan dat; het biedt de mogelijkheid om het echte Venetiaans leven te ervaren, contacten te leggen, de stad te gaan ontdekken en te genieten.

Page 22: KOERANT_Editie 2

Jokerweekprojecten

STUDENTENPUBLICATIES

ALLE

JAREN

!

De Keuze van Stefaan Vervoort;

Ward Kromerout, Joachim Nijs, Helena De Wolf, Elize Van Aken, Yasmine Denruyter, Justine Tyth-gat, Lisse Wyckmans, Jitse Massant, Stijn Baets & Tobias Van Speybroeck

De feestzaal van de suburbane massa’s -de expohal, het festivalterrein, het evenementencomplex- is verbannen naar de schemerzone tussen stad periferie. Bij elk feest dat suburbia er houdt loopt de parking vol tot een schaalloze non-plaats die, op zijn zachtst uitgedrukt, nogal onfeestelijk is. We vragen ons af wat er gebeurt wanneer we een proto-architecturaal object (trap, tribune, podium...) op dit soort plaatsen invoegen en mensen de moge-lijkheid bieden om hierrond zelf een terrein af te bakenen. Op het moment dat de parking dan weer volstroomt ontstaan in de negatieve ruimte van de massa auto’s nieuwe plekken. Plaatsen om te hangen, te drinken, te feesten...

De Keuze van Dirk Somers;

Anna Van Krieken, Bob Van Leeuwen, Mike Stan-daert, Jasper Caenepeel & Barbara Soenen

Ons tweeluik is opgevat als een kritisch document tegen de individualistische invulling van het Vlaamse terrein. Een topografische kaart van de huidige situ-atie wordt geplaatst tegenover een toekomst versie waarbij de klassieke Belgische, suburbane plannings-strategie ondoordacht wordt doorgetrokken. In de Belgische planningsgeschiedenis wordt de focus te veel gelegd op individueel geluk in de plaats van collectieve kwalitatieve open en bebouwde ruimte. De planning wordt het slachtoffer van de ‘Vlaamse droom’: vrijstaande woning, oprit, voortuin,…De beelden aan de onderzijde van de collage zijn een representatie van deze Vlaamse droom. De posters stellen de bebouwde ruimte en toekomst van subur-bia in vraag.

Noot: De Keuze Van Guy Châtel was het project van de groep rond Wim Cuyvers. Het dynamische aspect van het beeld kwam niet tot zijn recht in een twee-dimensionale publicatie. Hiervoor onze excuses. De betrokken studenten verdienen bij deze wel een eer-volle vermelding; Jana Wieme, Laura Temmerman, Anke Verest, Jona De Sutter, Els Verminne, Clémena De Block, Jonas Van Den Bulcke, Jan Verstraete, Heinrich Altenmüller, Marlies Waeyaert, Virginie Tack, Jiska Gysels, Ian Kuppens & Diede Onzia.

Page 23: KOERANT_Editie 2

STUDENTENPUBLICATIES

ALLEJAREN!

De Keuze van Pieter Uyttenhove;

Aiko Firant, Matthias De Muer, Jens Van Eetvelde, Bas Goethals & Astrid Ghyselen

Rode gordijnen opgehangen aan staaldraden. Een tegelpatroon op de vloer. Feestelijke TL-lampen. En een idyllisch tafereel: Déjeuner sur l’herbe. Een gene-riek basispakket vol feestsymbolen. Meer was voor ons niet nodig om een speciale plek uit te zonderen. Door middel van associatie transformeren ze de grauwste plek tot een swingend feestpaleis. Daarna komt de locatie: een “bos in suburbia”. Eigenlijk treffen we een lap grond beplant met een paar bomen en wat kant-en-klare structuren. De idyllische scene van Manet is ver weg. Het theatergordijn herstelt het mystieke van het bos. De bomen vangen het licht van de TL’s en maken het plafond. Een Black Lodge in suburbia?

De Keuze van Bart Verschaffel;

Arno Van Den Heuvel, Annelies Wuyffels, Veerle Van Lysebettens, Ellen Cleemput, Derkien De Baets, Stephanie Van Laere, Estie De Boever, Elke Duvillers, Bruno Claeys, Thierry Mainil & Klaas Calle.

Suburban Gent, een hoge densiteit van kleine arbei-derswoningen met een gebrek aan ruimte.In dit ontwerp wordt de zolderruimte als opberg-ruimte omgezet naar een publieke kamer voor de buurt. Concreet worden de gedeelde zoldermuren verwijderd waardoor deze reeks zolders een nieuwe, gefragmenteerde ruimte vormen. Elke dakopbouw creëert een eigenheid voor elke deelruimte. Toch wordt met onze ingreep een uniformisering doorge-voerd aan de hand van onze rode akoestisch isole-rende vloer. Langs de wachtgevel van een hoekpand kan deze vloer veruitwendigd worden om een publieke toegang te markeren. Kortom, gebruik ver-loren ruimte als excuus om te feesten...

De Keuze van De Koe;

Vier tussentijdse projecten geven vaak beter een Jokerweek weer. Deze beelden wisten zich te onder-scheiden omwille van hun grafische ontwikkeling. Op een vaak subtiele, maar zeer duidelijke manier ondersteunde de grafiek of het medium niet enkel overtuigend het argument, maar werden ze hier bewust en terecht ook als onderzoeksmiddel benut.

Page 24: KOERANT_Editie 2