Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3:...

101
Klimaat en Droogte Achtergrondrapport 3 januari 2011

Transcript of Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3:...

Page 1: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Klimaat en Droogte

Achtergrondrapport

3 januari 2011

Page 2: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische
Page 3: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Klimaat en Droogte

Achtergrondrapport

Page 4: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische
Page 5: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

5\84

Verantwoording Titel Klimaat en Droogte

Opdrachtgever Regionaal Bestuurijk Overleg (RBO) Rijn-Oost, voor deze de Provincie

Projectleider Simon Troost

Auteur(s) Willem Capel (Tauw), Joost Delsman (Deltares), Inkie Goijer (Tauw), Jacco

Hoogewoud (Deltares), Janneke Klein (Deltares), Michiel de Koning (Tauw),

Marijn Kuijper (Deltares), Ger de Lange (Deltares) en Adrie Otte (Tauw)

Projectnummer 4705515

Aantal pagina's 84 (exclusief bijlagen)

Datum 3 januari 2011

Handtekening Ontbreekt in verband met digitale versie.

Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven.

Colofon

Tauw bv

afdeling Water

Handelskade 11

Postbus 133

7400 AC Deventer

Telefoon (0570) 69 99 11

Fax (0570) 69 96 66

Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd

met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom.

De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw

hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens:

- NEN-EN-ISO 9001

Page 6: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 6\84

Page 7: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

7\84

Inhoud

Verantwoording en colofon .......................................................................................................... 5

1 Inleiding.......................................... .............................................................................. 11

2 Beleving van de droogteproblematiek ................. ..................................................... 13 2.1 Methodiek...................................................................................................................... 13 2.2 Resultaten ..................................................................................................................... 14 2.2.1 Globaal overzicht van de resultaten .............................................................................. 14 2.2.2 Prioritering van de problemen ....................................................................................... 16 2.2.3 Beschrijving van de gesignaleerde problemen per functie............................................ 18 2.2.4 Beschrijving van de gesignaleerde problemen die onafhankelijk zijn van een functie .. 24

3 Klimaat en klimaatscenario’s ........................ ............................................................. 25 3.1 Beschrijving klimaat, jaar 2003 ten opzichte van langjarig............................................ 25 3.2 Situatie klimaatscenario W+ 2050 ................................................................................. 27 3.2.1 Beschrijving klimaatscenario W+ 2050.......................................................................... 27

4 Uitgebreide beschrijving hydrologische uitkomsten NH I........................................ 29 4.1 Huidige situatie.............................................................................................................. 29 4.1.1 Grondwaterstanden....................................................................................................... 29 4.1.2 Hydrologische situatie per balansgebied....................................................................... 32 4.1.3 Synthese huidige situatie .............................................................................................. 35 4.2 Toekomstige situatie ..................................................................................................... 36 4.2.1 Grondwaterstanden....................................................................................................... 36 4.2.2 Hydrologische situatie per balansgebied....................................................................... 38 4.2.3 Synthese toekomstige situatie....................................................................................... 42 4.3 Samenvatting ................................................................................................................ 43

5 Betrouwbaarheid NHI en consequenties.................. ................................................. 45 5.1 Oppervlaktewater .......................................................................................................... 46 5.1.1 Watervraag in vrijafwaterende gebieden met wateraanvoer te laag ............................. 46 5.1.2 Vechtafvoer te hoog ...................................................................................................... 46 5.1.3 Watervraag andere gebieden........................................................................................ 47 5.1.4 Waterbeschikbaarheid Nederland ................................................................................. 47 5.2 Grondwater.................................................................................................................... 47 5.2.1 Inspelen onverzadigde zone. ........................................................................................ 47

Page 8: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 8\84

5.2.2 Grondwaterstanden....................................................................................................... 48 5.2.3 Verschil met regionale modellen. .................................................................................. 48 5.3 Onverzadigde zone ....................................................................................................... 48 5.4 Beregening .................................................................................................................... 49 5.5 Conclusie....................................................................................................................... 49

6 Uitkomsten NHI Landbouw............................... .......................................................... 51

7 Maaivelddalingsgevoeligheid als gevolg van peilbehe er en klimaatverandering. 53 7.1 Inleiding ......................................................................................................................... 53 7.2 Werkwijze ...................................................................................................................... 53 7.3 Modellering.................................................................................................................... 54 7.4 Huidige situatie.............................................................................................................. 56 7.5 Berekening van klimaateffecten .................................................................................... 56

8 Waterkwaliteit ..................................... ......................................................................... 61 8.1 Huidige situatie.............................................................................................................. 61 8.1.1 Chemische kwaliteit....................................................................................................... 61 8.1.2 Ecologische kwaliteit ..................................................................................................... 63 8.1.3 Puntbronnen.................................................................................................................. 65 8.2 Toekomstige situatie ..................................................................................................... 67 8.2.1 Processen bij droogte die invloed hebben op de waterkwaliteit.................................... 67 8.2.2 Effect droogte op de waterkwaliteit van Rijn en IJssel .................................................. 72 8.2.3 Invloed droogte op waterkwaliteit van de Overijsselse Vecht ....................................... 72 8.2.4 Invloed droogte op waterkwaliteit van het IJsselmeer................................................... 72 8.2.5 Deelgebieden ................................................................................................................ 73

9 Waterkwaliteit van de Regge en Wieden-Weerribben.... .......................................... 77 9.1 Regge............................................................................................................................ 77 9.1.1 Het waterlichaam........................................................................................................... 77 9.1.2 Huidige situatie.............................................................................................................. 77 9.1.3 Toekomstige situatie ..................................................................................................... 78 9.2 Wieden en Weerribben.................................................................................................. 80 9.2.1 Het waterlichaam........................................................................................................... 80 9.2.2 Huidige situatie.............................................................................................................. 80 9.2.3 Toekomstige situatie ..................................................................................................... 81

10 Literatuur......................................... ............................................................................. 83

Page 9: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

9\84

Bijlage(n) 1. Waterbalansen NHI 2. KRW-informatie waterlichamen Reggesysteem en Wieden en Weerribben

Page 10: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 10\84

Page 11: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

11\84

1 Inleiding

Dit rapport bevat de (technische) achtergrondinformatie bij het rapport ‘Klimaat en Droogte’

(R002-4705515HWC-mfv-V03-NL).Het betreffen losstaande hoofdstukken die geen doorlopend

verhaal vormen.

In dit achtergronddocument de volgende onderwerpen aan de orde.

Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek

Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s.

Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische uitkomsten NHI

Hoofdstuk 5: Betrouwbaarheid NHI en consequenties

Hoofdstuk 6: Uitkomsten NHI landbouw

Hoofdstuk 7: Maaivelddalingsgevoeligheid als gevolg van peilbeheer en klimaatverandering

Hoofdstuk 8: Waterkwaliteit

Hoofdstuk 9: Waterkwaliteit van de Regge en Wieden-Weerribben

Page 12: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 12\84

Page 13: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

13\84

2 Beleving van de droogteproblematiek

Tijdens de werksessie op 2 juni 2010 is een beeld g evormd van de beleving van de

droogteproblematiek bij gebiedsdeskundigen. In dit hoofdstuk zijn methode en resultaten

van deze werksessie weergegeven.

2.1 Methodiek Voor de werksessie op 2 juni 2010 zijn leden van de projectgroep, de klankbordgroep en andere

gebiedsdeskundigen uitgenodigd (de samenstelling van projectgroep en klankbordgroep is

weergegeven in bijlage 1 bij het hoofdrapport).

Voorbereiding

Als voorbereiding op de werksessie zijn de deelnemers gevraagd om een database in de internet-

applicatie ThinkTank te vullen met de problemen die zij zien als gevolg van droogte. Hierbij is

onderscheid gemaakt in gevolgen van (categorieën):

• Lage of geen aanvoer van oppervlaktewater

• Lage waterstand of droogvallen van oppervlaktewater

• Lage grondwaterstand

• Slechte waterkwaliteit van het oppervlaktewater

• Weinig neerslag

• Overig

De invoer van de deelnemers is door Tauw bewerkt. Dubbelingen zijn eruit gehaald, op elkaar

lijkende problemen zijn bij elkaar gezet en waar nodig is de formulering aangepast.

Werksessie

Tijdens de werksessie zijn de deelnemers gevraagd om de problemen verder aan te scherpen.

Hierbij is niet alleen gekeken naar de omschrijving van het probleem, maar ook de plaats (waar?)

en de tijd (hoe vaak?). De aanscherping gebeurde in verschillende rondes door 2- of 3-tallen,

waarbij een groepje (2- of 3-tal) per ronde de problemen uit een andere categorie behandelde.

Hierdoor zijn alle problemen door minimaal twee groepjes bekeken. De resultaten van de

onderlinge discussies zijn door de deelnemers verwerkt in de database in ThinkTank. Na 3

rondes zijn de belangrijkste discussiepunten plenair besproken.

Het tweede deel van de werksessie richtte zich op een prioritering van de problemen op basis

van kosten en maatschappelijke problemen.

Page 14: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 14\84

Iedere deelnemer heeft hiervoor in ThinkTank aangegeven wat zijn of haar inschatting van de

omvang van de problemen is. Hierbij is onderstaande kwalitatieve indeling in categorieën

gehanteerd.

Tabel 2.1 Categorie-indeling prioritering

Kosten Maatschappelijke gevolgen

1 Zeer laag Zeer klein

2 Laag Klein

3 Gemiddeld Gemiddeld

4 Hoog Groot

5 Zeer hoog Zeer groot

Met ThinkTank is berekend wat de gemiddelde inschatting van de groep was. Opvallende zaken

zijn plenair besproken.

Verwerking van de data

De resultaten van de werksessie zijn verwerkt en geanalyseerd om een goed beeld te krijgen van

de beleving van de droogteproblematiek. De resultaten hiervan staan in paragraaf 2.2.

2.2 Resultaten 2.2.1 Globaal overzicht van de resultaten

In tabel 2.2 zijn de geïnventariseerde problemen gecategoriseerd naar functie en frequentie van

voorkomen.

Tabel 2.2 Aantal problemen

Functie Aantal Frequentie Aantal

Landbouw 8 Jaarlijks 16

Natuur 11 1x per 5 jaar 5

Landschap 1 1 x per 10 jaar 8

Recreatie 6 1 x per 100 jaar 2

Drinkwater 0 Onbekend 15

Stedelijk gebied 9

Scheepvaart 1

Industrie/energie 1

Page 15: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

15\84

Overig 9

Page 16: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 16\84

Functie

De meeste problemen worden genoemd voor de functies natuur (11), stedelijk gebied (9) en de

landbouw (8). Daarna volgt de functie recreatie (6). Een gering aantal problemen ontstaat in de

functie landschap, scheepvaart en industrie/energie (1). Opvallend is dat problemen met

betrekking tot drinkwater niet zijn genoemd tijdens de voorbereiding en de werksessie zelf.

Frequentie

Kijkend naar de frequenties waarop de problemen voorkomen is er sprake van een wisselend

beeld. Een groot aantal problemen is structureel van aard en komen jaarlijks voor (16). Voor 8

problemen wordt een frequentie van 1x per 10 jaar genoemd en voor 5 problemen een frequentie

van 1 x per 5 jaar. De frequentie van 1x per 100 jaar wordt niet vaak genoemd (2). Het invullen

van de frequentie van de problemen blijkt niet eenvoudig te zijn. Voor 15 problemen wordt een

onbekende frequentie gegeven.

2.2.2 Prioritering van de problemen

In tabel 2.3 staat de prioritering van de problemen weergegeven. Het probleem dat het hoogste

heeft gescoord op kosten en maatschappelijke gevolgen staat bovenaan in de tabel. De functies

zijn duidelijk van elkaar onderscheiden doordat ze ieder een eigen kleur hebben meegekregen.

Tabel 2.3 Prioritering

Functie* Probleem Score

Totaal

Stedelijk gebied Verzakking gebouwen, Lage grondwaterstand 6,31

Stedelijk gebied Hittestress, Weinig neerslag 6,31

Stedelijk gebied Gevaar voor volksgezondheid, Slechte waterkwaliteit van het oppervlaktewater 6,15

Overig Streefpeilen worden niet behaald, Lage of geen aanvoer van oppervlaktewater 6,00

Natuur Oplopende temperaturen rivieren, Lage of geen aanvoer van oppervlaktewater 5,85

Recreatie Te weinig vaardiepte en/of een vaarverbod, Lage waterstand of droogvallen

van oppervlaktewater

5,85

Recreatie Inkomstenderving recreatiesector door zwemverbod, Slechte waterkwaliteit van

het oppervlaktewater

5,85

Stedelijk gebied Toename hittestress, Slechte waterkwaliteit van het oppervlaktewater 5,85

Scheepvaart Te weinig vaardiepte en/of een vaarverbod, Lage waterstand of droogvallen

van oppervlaktewater

5,85

Landbouw Schade aan landbouw, Lage grondwaterstand 5,61

Natuur Schade aan natuurgebieden, Lage grondwaterstand 5,61

Landschap Verandering Nederlandse landschap (landgoederen), Lage grondwaterstand 5,61

Page 17: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

17\84

Functie* Probleem Score

Totaal

Stedelijk gebied Schade openbaar groen, Lage grondwaterstand 5,61

Landbouw Tekort grondwater tbv beregening, Lage of geen aanvoer van oppervlaktewater 5,46

Stedelijk gebied Afname van de luchtkwaliteit, Weinig neerslag 5,39

Recreatie Afname mogelijkheden waterrecreatie, Lage waterstand of droogvallen van

oppervlaktewater

5,24

Stedelijk gebied Hittestress, Lage waterstand of droogvallen van oppervlaktewater 5,24

Landbouw Tekort oppervlaktewater tbv beregening, Lage of geen aanvoer van

oppervlaktewater

5,21

Recreatie Gebruik als vis en recreatie water beperkt/onmogelijk, Lage waterstand of

droogvallen van oppervlaktewater

5,15

Stedelijk gebied Negatieve belevingswaarde en stank, Lage waterstand of droogvallen van

oppervlaktewater

5,15

Landbouw Droogteschade aan landbouw, Weinig neerslag 5,07

Overig Droogval opvoergemalen, Lage waterstand of droogvallen van

oppervlaktewater

5,00

Overig Inklinken veen, Lage of geen aanvoer van oppervlaktewater 4,96

Overig Extreme neerslag verhoogt kans op schade, Weinig neerslag 4,93

Landbouw Beregening niet meer mogelijk, Lage waterstand of droogvallen van

oppervlaktewater

4,85

Natuur Afname aantal vissoorten, Slechte waterkwaliteit van het oppervlaktewater 4,85

Natuur Verslechtering eco-systeem, Weinig neerslag 4,85

Recreatie Visstefte zorgt voor stankoverlast, Slechte waterkwaliteit van het

oppervlaktewater

4,85

Natuur Negatief effect op waterkwaliteit, Lage of geen aanvoer van oppervlaktewater 4,77

Natuur Afname waterkwaliteit Drentse kanalen, Slechte waterkwaliteit van het

oppervlaktewater

4,77

Stedelijk gebied Bluswater, Lage of geen aanvoer van oppervlaktewater 4,70

Natuur Slechte waterkwaliteit, Lage waterstand of droogvallen van oppervlaktewater 4,62

Natuur Schade van aquatische en droogtegevoelige natuur, Weinig neerslag 4,62

Overig Bodemdaling, Weinig neerslag 4,62

Overig Toename frequentie lage zomerpeilen in oppervlaktewater, Lage waterstand of

droogvallen van oppervlaktewater

4,34

Landbouw Hoge grondwaterstanden zijn in het voorjaar ongewenst voor landbouw, Lage

grondwaterstand

4,30

Natuur Lage grondwaterstanden zijn in het voorjaar ongewenst voor natuurwaarden.,

Lage grondwaterstand

4,30

Recreatie Nederland als aantrekkelijk vakantieland, Weinig neerslag 4,30

Landbouw Beregening landbouwgewassen moeilijker/onmogelijk, Slechte waterkwaliteit 4,00

Page 18: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 18\84

Functie* Probleem Score

Totaal

van het oppervlaktewater

Natuur Eutrofiering van voedselarme natuurgebieden, Slechte waterkwaliteit van het

oppervlaktewater

3,85

Industrie/energie Toename energiegebruik, Slechte waterkwaliteit van het oppervlaktewater 3,84

Overig Versnelde afspoeling regenwater, Weinig neerslag 3,75

Natuur Verslechtering dierenwelzijn, Weinig neerslag 3,69

Overig Aanvoer gebiedsvreemd water, Lage grondwaterstand 3,69

Landbouw Veedrenking niet mogelijk, Slechte waterkwaliteit van het oppervlaktewater 3,46

Overig Slechte waterkwaliteit van het oppervlaktewater 3,17

*Legenda functies

Stedelijk gebied

Scheepvaart

Recreatie

Overig

Natuur

Landschap

Landbouw

Industrie / energie

2.2.3 Beschrijving van de gesignaleerde problemen pe r functie

Landbouw

Schade door te lage grondwaterstanden

Bij landbouw wordt schade door een te lage grondwaterstand als belangrijkste probleem gezien.

Schade treedt op in alle gebieden met een lage grondwaterstand, vaak als eerste op hogere

zandgronden. De frequentie wordt ingeschat op 1x per 5 jaar. De grondwaterstand ten behoeve

van landbouw levert een conflict op met de functie natuur. Lage grondwaterstanden, in met name

het voorjaar, zijn ongewenst voor de natuur. In agrarische gebieden is in het voorjaar meestal een

lagere grondwaterstand gewenst om het land te kunnen berijden en de grond te laten opwarmen.

Page 19: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

19\84

Tekort aan water voor beregening

Een tekort aan grondwater en/of oppervlaktewater ten behoeve van beregening van de landbouw

wordt tevens als belangrijk probleem gezien. Oorzaak is in beide gevallen een lage aanvoer van

oppervlaktewater. Als locatie waar een tekort aan grondwater speelt worden de waterlopen

aangegeven die drooggevallen zijn. Een tekort aan grondwater en/of oppervlaktewater ten

behoeve van beregening geldt in alle zandgebieden van Rijn-Oost met uitzondering van het Oost

Nederlands Plateau (keileemafzettingen in Twente en de Achterhoek). Ook speelt dit in de

veenkoloniale gebieden in Drenthe. Daarnaast speelt dit probleem op locaties waar een

beregeningsverbod afgekondigd is. De regelgeving verschilt per gebied en is gebaseerd op de

afvoer van oppervlaktewater. Zo zijn er verschillen tussen Overijssel en Drenthe en is het in

Gelderland wel mogelijk een beregeningsverbod af te kondigen, maar is dat nog nooit gebeurd.

De frequentie van een tekort aan grondwater ten behoeve van beregening wordt geschat op 1x

per 5 jaar. De frequentie van een tekort aan oppervlaktewater is niet aangegeven.

Te weinig neerslag voor de gewassen

Een ander genoemd probleem voor de landbouw is te weinig neerslag waardoor de gewassen

slechter groeien, nutriënten slechter worden benut en er meer uit- en afspoeling plaatsvindt. Dit

speelt met name in de droogtegevoelige landbouwgebieden. De frequentie is onbekend. Wel is

duidelijk dat de frequentie afhankelijk is van de ligging en de frequentie toeneemt door

klimaatverandering.

Slechtere kwaliteit oppervlaktewater

Als laatste probleem voor de landbouw wordt een verslechtering van de kwaliteit van het

oppervlaktewater genoemd. Hierdoor wordt ten eerste beregening van landbouwgewassen

moeilijker of zelfs onmogelijk. Een specifieke locatie wordt niet aangegeven en ook de frequentie

is onbekend. Ten tweede wordt het water ongeschikt voor veedrenking. Deze verslechtering vindt

in principe overal plaats, al worden waterlopen met riooloverstorten specifiek genoemd.

Natuur

Toename watertemperatuur

Een oplopende watertemperatuur in rivieren wordt als belangrijkste probleem gezien binnen de

functie natuur. Oorzaak is lage of geen aanvoer van oppervlaktewater terwijl de koelwatervraag

gelijk blijft of zelf toeneemt. Dit speelt in alle grote rivieren met een frequentie van 1x per 10 jaar.

Page 20: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 20\84

Slechtere kwaliteit oppervlaktewater

Een lage of geen aanvoer van oppervlaktewater (als gevolg van te weinig neerslag en/of te lage

grondwaterstanden) heeft een negatief effect op de waterkwaliteit (algenbloei), natuur, ecologie,

soortensamenstelling (het verdwijnen van waterafhankelijke planten- en dierensoorten), lokale

vissterfte en stank. Ook komen de KRW doelen onder druk te staan. Als locatie worden

genoemd: in bovenloopse beeksystemen en droogvallende systeem op hoge zandgronden

(Drents plateau, Twente en Achterhoek), vennen, stedelijk water, stagnante wateren en bronnen.

De natuurgebieden met hoog-laagveen zijn extra kwetsbaar. De frequentie is jaarlijks. Veel

bovenlopen vallen elke zomer droog, voor een deel hoort dit bij het natuurlijk systeem. Voor een

deel is het ook het gevolg van inrichting, landgebruik en klimaatsverandering.

Specifiek wordt de afname van de waterkwaliteit in Drentse kanalen genoemd door slechte

waterkwaliteit van het oppervlaktewater. Zonder wateraanvoer zal de kwaliteit van de kanalen in

Drenthe snel slechter worden omdat daar alle lozingen op zitten. Dit probleem speelt bij

overstorten met industriële lozingen. Problematiek speelt jaarlijks in de hele regio.

Te weinig neerslag heeft verslechtering van het ecosysteem ten gevolg. Een groot aantal effecten

zal elkaar versterken: Minder water, toenemende concentraties, hogere temperatuur, minder

stroming, versnelling van (bio)chemische processen. Vooral meer kans op zuurstoftekort. Dit is

een jaarlijks terugkerend probleem dat in het hele gebied voorkomt, afhankelijk van de locatie en

het type water.

De afname van het aantal vissoorten door slechte kwaliteit van het oppervlaktewater scoort

behoorlijk hoog. Vissterfte zorgt tevens voor stankoverlast en afname van het recreatie potentieel.

Het probleem speelt jaarlijks in droogvallende en stagnante wateren.

Een probleem wat lager scoort is eutrofiering van voedselarme natuurgebieden door slechte

waterkwaliteit van het oppervlaktewater bij overstromingen. Dit vindt met een onbekende

frequentie plaats in beekdalen.

Conflict tussen landbouw en natuur

Zoals vermeld onder de functie landbouw levert de gewenste grondwaterstand ten behoeve van

landbouw levert een conflict op met de functie natuur. Lage grondwaterstanden zijn met name in

het voorjaar ongewenst voor natuurwaarden. Terwijl in agrarische gebieden in het voorjaar juist

een lage grondwaterstand gewenst is. Deze discussie vindt jaarlijks plaats in gebieden waar de

combinatie van akkerbouw (hoge zandgronden) en natuurgebieden voorkomt. Dit geld ook voor

de combinatie van boomteelt en natuur.

Page 21: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

21\84

Dierenwelzijn

Als laatste probleem binnen de functie natuur wordt verslechtering van het dierenwelzijn

genoemd door te weinig neerslag. Hoge temperaturen kunnen nadelig zijn voor het dierenwelzijn,

onder andere door een tekort aan drinkwater. De locatie en de frequentie zijn onbekend.

Landschap

Één probleem wordt specifiek genoemd onder de functie landschap en dat is verandering van het

Nederlandse landschap. Daarbij valt te denken aan landgoederen, laanbomen, singels et cetera.

Oorzaak ligt in een te lage grondwaterstand. Als frequentie wordt 1x per 5 jaar aangegeven

(meerder drogere zomers achter elkaar) waarbij de problematiek zich met name afspeelt op hoge

zandgronden.

Recreatie

Te weinig vaardiepte / vaarverbod

Twee problemen scoren erg hoog binnen de functie recreatie. De eerste is te weinig vaardiepte

en/of een vaarverbod (zoals in 2003). Zowel recreatievaart als de beroepsvaart kan dan niet

varen of beperkt varen met geringe laaddiepte. Geen of duurder transport moet ingezet worden.

Oorzaak ligt in een te lage waterstand of het droogvallen van oppervlaktewater. Dit treedt met

name op bij locaties met veel bagger, vooral op grotere rivieren. De frequentie wordt ingeschat op

1x per 10 jaar.

Slechte waterkwaliteit recreatiewater

Het tweede probleem dat hoog scoort binnen de functie recreatie wordt veroorzaakt door slechte

waterkwaliteit van het oppervlaktewater. Dit kan namelijk leiden tot een zwemverbod met als

gevolg inkomstenderving voor de recreatiesector. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden

tussen publiektoegankelijk en niet publiektoegankelijk terreinen van recreatiebedrijven. Dit

probleem speelt jaarlijks in het hoogseizoen.

Lage waterstanden recreatiewater

Het aantal mogelijkheden tot waterrecreatie kan bovendien afnemen door een lage waterstand of

het droogvallen van oppervlaktewater met een recreatieve functie. Hierdoor neemt de hittestress

bij burgers toe. Dit probleem speelt bij recreatiescheepvaart, bij droogvallende kanoroutes en bij

lege zwemgelegenheden. Frequentie wordt ingeschat op 1x per 100 jaar.

Page 22: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 22\84

Daarmee samenhangend worden de mogelijkheden tot het gebruik van vis- en/of recreatiewater

beperkt mogelijk door een lage waterstand of het droogvallen van oppervlaktewater. Droogvallen

van watergangen en vijvers hebben bovendien een sterke negatieve belevingswaarde.

Droogvallen van bovenlopen van beken is natuurlijk en komt ongeveer 1x in de 10 jaar voor.

Droogvallen van oevers in stedelijk gebied kent naar schatting een frequentie van 1x per 5 jaar.

Vissterfte

Naast de beperkte vismogelijkheden door een te lage waterstand kan een slechte kwaliteit van

het oppervlaktewater zorgen voor vissterfte. Gevolgen zijn stankhinder en afname van het

recreatie potentieel. Het probleem speelt jaarlijks in droogvallende- en stagnante wateren.

Nederland aantrekkelijker als vakantieland

Als laatste wordt genoemd dat Nederland een aantrekkelijker vakantieland wordt door de geringe

neerslag en hogere zomertemperatuur. Deze mogelijk jaarlijks terugkerende kans geldt voor het

hele gebied.

Stedelijk gebied

Verzakkingen als gevolg van een te lage grondwaterstand

Als belangrijkste probleem in het stedelijk gebied wordt verzakking van gebouwen door een te

lage grondwaterstand genoemd. Dit treedt zowel op als gevolg van klink (oxidatie) en zetting als

gevolg van aantasting van funderingen (paalrot). Oxidatie vindt alleen daar plaats waar veen is.

Klink alleen daar waar het klei- of veenpakket zakt. Dit gebied is sterk begrensd tot onder andere

noordwest Overijssel en in zuidoostelijk deel van Drenthe. De frequentie is bij gebieden die er last

van hebben structureel, maar wel een eindig. Bij onttrekkingen kan het incidenteel voorkomen

door droogleggen van (veen)lagen (bijvoorbeeld spoortunnel Meppel).

Hittestress

De deelnemers aan de werksessie zien als ander groot probleem in stedelijk gebied de

hittestress onder burgers door te weinig neerslag. Neerslag is belangrijk voor afkoeling van

stedelijk gebied. Minder koeling draagt bij aan het optreden van hittestress. Verhoogde

sterftekans voor kwetsbare bevolkingsgroepen en de toename van agressie zijn bekende

gevolgen. Locatie is het stedelijk gebied en dan met name gebieden met onvoldoende

beschikbaarheid van zwem- en recreatiewater of onvoldoende waterkwaliteit. Het komt ongeveer

1x per 10 jaar voor in de meer extremere situaties.

Page 23: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

23\84

Ook slechte waterkwaliteit van het oppervlaktewater kan bijdragen aan het toenemen van de

hittestress onder burgers. Het kan bijvoorbeeld leiden tot een zwemverbod (zie recreatie). Het

komt op jaarbasis voor, met name in grote steden. Daarnaast kan hittestress worden veroorzaakt

door een lage waterstand of het droogvallen van oppervlaktewater. De hittestress neemt toe door

de afname van water georiënteerde recreatiemogelijkheden.

Slechtere waterkwaliteit zorgt voor een gevaar voor de volksgezondheid

In het stedelijk gebied kan slechte kwaliteit van het oppervlaktewater bovendien leiden tot

gevaren voor de volksgezondheid. Denk aan blauwalgen, botulisme en stankoverlast. Gevolgen

zijn toenemende irritatie, ziekte en sterfte. Het probleem komt jaarlijks voor in stadswateren,

kanalen, meren en recreatieplassen met een slechte water(bodem)kwaliteit.

Schade aan openbaar groen

Ook schade aan openbaar groen in stedelijk gebied wordt als mogelijk probleem gezien. Er is op

dit moment onvoldoende inzicht in de frequentie van het probleem.

Slechtere luchtkwaliteit

Daarna wordt de afname van de luchtkwaliteit in stedelijk gebied genoemd. Oorzaak ligt in te

weinig neerslag. Frequentie is onbekend.

Negatieve belevingswaarde van stadswateren

Een ander probleem in het stedelijk gebied is een sterke negatieve belevingswaarde van

drooggevallen watergangen en vijvers. Dit geldt niet alleen voor het compleet droogvallen maar

ook voor situaties waarbij grote stroken langs de oevers droogvallen. Dit probleem komt vooral

voor in stedelijk gebied. De aantrekkelijkheid van de woonomgeving kan er door verslechteren.

Geschatte frequentie is 1x per 5 jaar.

Tekort aan bluswater

Het laatste probleem dat is genoemd voor het stedelijk gebied is een tekort aan bluswater door

lage of geen aanvoer van oppervlaktewater. Frequentie is onbekend.

Scheepvaart

Te weinig vaardiepte / vaarverbod

Voor de functie scheepvaart is een probleem genoemd en dat is te weinig vaardiepte en/of een

vaarverbod. Zowel recreatievaart als de beroepsvaart kan dan niet varen. Geen of duurder

transport moet ingezet worden. Oorzaak ligt in een te lage waterstand of het droogvallen van

oppervlaktewater. Dit treedt met name op bij locaties met veel bagger, vooral op grotere rivieren.

De frequentie wordt geschat op 1x per 10 jaar.

Page 24: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 24\84

Industrie/energie

Toename van energiegebruik

In deze categorie is één probleem genoemd en dat is een toename van het energiegebruik als

gevolg van toename van de aanvoer van water uit de IJssel ten behoeve van watervoorziening.

De frequentie van dit probleem is onbekend.

2.2.4 Beschrijving van de gesignaleerde problemen di e onafhankelijk zijn van een

functie

Naast problemen die specifiek voor functies gelden zijn ook een aantal algemeen voorkomende

problemen geconstateerd.

Streefpeilen kunnen niet worden behaald

In een droge periode kan sprake zijn van een te lage of zelfs geen aanvoer van water, dat nodig

is om het oppervlaktewater op peil te houden. Hierdoor kan het voorkomen dat de streefpeilen

niet worden gehaald. Specifiek is de toename van de frequentie van lage peilen in de zomer

genoemd.

Een bijkomend probleem dat genoemd is, is de droogval van opvoergemalen. Bij lage of geen

aanvoer van oppervlaktewater kunnen de waterstanden zo laag worden dat opvoergemalen

droog komen te staan. Dit heeft weer tot gevolg dat er geen water kan worden aangevoerd om

het gebied waar naar wordt opgevoerd op peil te houden.

Maaivelddaling

Een ander belangrijk probleem dat wordt gesignaleerd is maaivelddaling. De inklinking van veen

en daling van de bodem worden gekoppeld aan weinig neerslag en lage of geen aanvoer van

oppervlaktewater, waardoor grondwaterpeilen dalen.

Slechtere kwaliteit oppervlaktewater

De verslechtering van de kwaliteit van het oppervlaktewater wordt bij vrijwel elke functie én los

van de functies benoemd. De oorzaak is veelledig: minder neerslag, lagere of geen aanvoer van

oppervlaktewater, toenemende invloed van gebiedsvreemd water en lagere afvoeren.

Page 25: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

25\84

3 Klimaat en klimaatscenario’s

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de huidige extre me situatie (2003) in relatie tot de

gemiddelde klimaatsituatie en op de situatie bij kl imaatscenario W+. Dit hoofdstuk geeft

achtergrondinformatie bij hoofdstuk 2 van het hoofd rapport.

3.1 Beschrijving klimaat, jaar 2003 ten opzichte va n langjarig In deze studie is de periode 1996 – 2005 beschouwd als klimaatrepresentatief. Daarbinnen is het

jaar 2003 beschouwd als voorbeeld van een droog jaar met een frequentie van ongeveer 1/10 jr.

Deze keuze is gemaakt omdat 2003 een extreem droog jaar was en nog goed in het geheugen zit

bij veel mensen. Figuur 3.1 geeft het cumulatieve neerslagtekort voor het groeiseizoen, de

periode april tot oktober, voor de KNMI-stations De Bilt, Twente en Heino. Dit cumulatieve

neerslagtekort is weergegeven voor de periode 1996 – 2005, en het jaar 2003. Voor De Bilt is ook

het neerslagtekort bepaald voor de gehele periode waarover neerslag- en verdampingsgegevens

beschikbaar zijn, 1958 – 2009. Het cumulatieve neerslagtekort is de cumulatie over het

groeiseizoen (1 april – 1 oktober) van neerslag minus potentiële verdamping, waarbij opnieuw op

0 wordt gestart wanneer er sprake is geweest van een neerslagoverschot. Dit is conform de

berekening van het neerslagtekort door het KNMI.

Cumulatief neerslagtekort april - oktober

0

50

100

150

200

250

300

1-apr 21-apr 11-mei 31-mei 20-jun 10-jul 30-jul 19-aug 8-sep 28-sep

datum

neer

slag

teko

rt (

mm

)

De Bilt - 1958-2009

De Bilt - 1996-2005

De Bilt - 2003

Twenthe - 1996-2005

Twenthe - 2003

Heino - 1996-2005

Heino - 2003

Figuur 3.1 Cummulatief neerslagtekort voor verschil lende meteostations (bron: Deltares)

Page 26: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 26\84

In bovenstaande figuur is allereerst te zien dat de gekozen periode 1996 – 2005 in ieder geval

voor De Bilt een vrij goede afspiegeling is van het langjarig gemiddelde neerslagtekort. De

periode is ietwat natter, dit beperkt zich tot 12 mm cumulatief. Verder is te zien dat de stations

elkaar over de periode 1996 – 2005 qua neerslagtekort weinig ontlopen.

Dit ligt anders voor het jaar 2003. In 2003 laten de stations in Oost-Nederland een kleiner

neerslagtekort zien dan KNMI station De Bilt. Wanneer de ontwikkeling van het neerslagtekort

gemiddeld over Nederland (figuur 3.2) wordt vergeleken met figuur 3.1 is te zien dat Heino tot

medio augustus ongeveer gelijk loopt met het gemiddelde over Nederland en daarna wat droger

uitkomt, Twente is wat minder droog dan het landelijk gemiddelde. De Bilt is in 2003 droger dan

het landelijk gemiddelde.

Figuur 3.2 Ontwikkeling neerslagtekort in Nederland in 2003 (bron: www.knmi.nl)

Dit beeld komt ook naar voren in een analyse van de herhalingstijd van de droogte in

verschillende jaren (Beersma et al., 2004). Beersma et al. analyseerden de herhalingstijd van het

neerslagtekort van verschillende jaren voor Nederland en voor verschillende regio’s. Daarnaast

analyseerden zij de gezamenlijke herhalingstijd van neerslagtekort en afvoerdeficiet van de Rijn.

Beersma et al. berekenen voor het neerslagtekort in 2003 gemiddeld over Nederland een

herhalingstijd van 9,7 jaar. Gecombineerd met het afvoerdeficiet van de Rijn komen zij op een

herhalingstijd van 12 jaar. Wanneer de auteurs inzoomen op verschillende regio’s – dit doen zij

alleen voor het neerslagtekort – merken zij op dat het maximale neerslagtekort over het

algemeen “het kleinst is in noord-oost en oost Nederland”.

Page 27: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

27\84

Het neerslagtekort in 2003 heeft voor Oost-Nederland een herhalingstijd van 6,7 jaar. Een

neerslagtekort als in 2003 komt daarmee voor Oost-Nederland vaker voor dan voor de rest van

Nederland.

3.2 Situatie klimaatscenario W+ 2050 3.2.1 Beschrijving klimaatscenario W+ 2050

In deze studie is voor de verkenning van de toekomstige situatie uitgegaan van het

klimaatscenario W+ in 2050. De neerslag- en verdampingsgegevens van de KNMI stations zijn

door het KNMI getransformeerd volgens dit klimaatscenario. Figuur 3.3 geeft de kenmerken van

de vier KNMI ’06 scenario’s. Het scenario W+ is hierbij het scenario waarbij de sterkste toename

van de droogteproblematiek is te verwachten.

Figuur 3.3 Kenmerken van de vier KNMI ’06 klimaatsc enario’s voor 2050 (bron: KNMI, 2006)

In het klimaatscenario W+ 2050 neemt de neerslag sterk af en de potentiële verdamping sterk

toe. De neerslagafname bedraagt 19%, de toename van de potentiële verdamping 15 %. De

neerslag die er valt treedt daarbij heviger en onregelmatiger op dan nu het geval is.

Page 28: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 28\84

Afvoer Rijn 2003 huidig en W+ 2050

0

1000

2000

3000

4000

5000

6000

7000

8000

9000

10000

1-1-2003

31-1-2003

2-3-2003

1-4-2003

1-5-2003

31-5-2003

30-6-2003

30-7-2003

29-8-2003

28-9-2003

28-10-2003

27-11-2003

datum

afvo

er (

m3/

s)

huidig

W+ 2050

Figuur 3.4 Rijnafvoer huidig en W+2050 (bron: Delta res)

Het veranderende klimaat heeft ook een sterke invloed op de verwachte afvoer van de rivieren.

Voor de Rijn zijn toekomstverwachtingen van de afvoer beschikbaar, op basis van de KNMI ’06

scenario’s. De afvoer van de Rijn neemt volgens deze verwachting in de zomermaanden in het

W+ scenario sterk af (figuur 3.4). Een dergelijke kwantitatieve verwachting is voor de Vecht niet

beschikbaar. Het berekende scenario houdt daarom wel rekening met een veranderende

Rijn-afvoer, maar niet met een veranderende afvoer van de Vecht. In werkelijkheid is er uiteraard

wel een effect op de Vecht-afvoer te verwachten. Door de beperkte omvang van het

stroomgebied van de Vecht, en de ligging tegen Nederland aan, is te verwachten dat

klimaatveranderingen in het W+-scenario in het Vecht-stroomgebied vergelijkbaar zijn met die in

Nederland. Daaruit volgt een onregelmatiger, en ’s zomers sterk afgenomen afvoer.

Page 29: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

29\84

4 Uitgebreide beschrijving hydrologische uitkomsten NHI

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de uitkomsten van de hydrologische

berekeningen met het NHI. Het gaat in op zowel de hui dige situatie als de toekomstige

situatie, waarbij zowel de effecten op het grondwat er als het oppervlaktewater (vraag en

aanbod) aan de orde komen.

Het is bekend dat NHI op een aantal punten niet betrou wbaar is. In dit hoofdstuk zijn de

uitkomsten van het NHI, ondanks deze fouten, zonder n uancering opgeschreven.

4.1 Huidige situatie 4.1.1 Grondwaterstanden

Het jaar 2003 was een droog jaar. Dit weerspiegelt zich in de grondwaterstanden. Bij een

vergelijking van de GLG over de gehele rekenperiode (1996 – 2005) met de LG3 (gemiddelde

van de laagste 3 grondwaterstanden op de 14e en 28e van de maand) voor 2003 laat zien dat de

grondwaterstanden over het algemeen in 2003 fors dieper liggen dan het langjarige gemiddelde.

Page 30: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 30\84

Figuur 4.1 GLG voor de periode 1996-2005 (linksbove n), LG3 2003 (rechtsboven) en het verschil tussen

beide situaties (onder) (bron: Deltares)

Page 31: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

31\84

De verschillen zijn het kleinst in het noordwesten van het studiegebied, hier is het verschil minder

dan 10 cm. Het overgrote deel van de rest van het studiegebied kent in 2003 grondwaterstanden

die tussen de 25 en 50 cm lager liggen. Het zuidoosten van het studiegebied laat een daling zien

van 10 – 25 cm. De scherpe overgang van dit gebied naar de grotere verschillen aan de

noordzijde wordt veroorzaakt door een overgang tussen meteostations in het NHI. Het

meteostation Deelen laat minder verschillen zien tussen 2003 en het langjarige gemiddelde dan

de andere, noordelijkere meteostations. De verschillen binnen het studiegebied tussen neerslag

en verdamping verlopen in werkelijkheid geleidelijker. Voor deze studie heeft deze toekenning –

door de opschaling naar grotere gebieden – geen invloed.

Verder valt op dat de beekdalen in het gebied minder grondwaterstanddaling laten zien dan de

hogere gronden. Dat komt overeen met de verwachting. Het grondwater ‘hangt’ hier meer aan het

oppervlaktewater. Dit is ook de reden waarom in het noordwesten relatief weinig

grondwaterstanddaling te zien is. Het gaat hier om een gebied waar er veel contact is tussen het

grond- en oppervlaktewater.

Op een aantal locaties is de gemiddeld laagste grondwaterstand in 2003 hoger dan de langjarige

GLG. Het betreft hier zonder uitzondering locaties waar de grondwaterstand erg diep wordt

berekend. Het grondwatersysteem is in deze gebieden – ook na de gekozen twee jaar inspeeltijd

– nog niet ingespeeld. Het berekende patroon is dan ook een modelartefact, en niet conform de

werkelijkheid. Dit speelt alleen in de voornoemde gebieden met diepe grondwaterstanden. In het

overige modelgebied is de twee jaar inspeeltijd ruim voldoende om bruikbare resultaten te

genereren.

Figuur 4.2 Grondwaterstand op de stuwwal van Ootmar sum. De eerste zes jaren daalt de grondwaterstand

als gevolg van een modelartefact. Daarna stijgt dez e weer om vanaf 2001 een goede evenwichttoestand te

berekenen (bron: Deltares)

Page 32: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 32\84

4.1.2 Hydrologische situatie per balansgebied

Voor de 6 onderscheiden deelgebieden (zie figuur 4.2) zijn waterbalansen opgesteld voor de

periode juli – augustus. De balansen zijn opgesteld voor zowel de gehele rekenperiode (1996 –

2005), als voor de extreme situatie. Hierbij wordt het droge jaar 2003 afgezet tegen het langjarige

gemiddelde. De berekende waterbalansen zijn per gebied weergegeven in bijlage 1.

Gebied 1, Aanvoergebied Zwarte Meer

In de gemiddelde situatie verdampt er in het gebied ongeveer net zoveel als er neerslag valt.

Daarbij treedt er wel een kleine reductie (0,07 mm/d) op van de verdamping, doordat er lokaal

sprake is van een vochttekort. Er draineert gemiddeld in het gebied meer dan er infiltreert:

0,6 mm tegen 0,5 mm/d. Kwel en wegzijging houden elkaar redelijk in balans. De grote drainage-

en infiltratiefluxen vinden plaats in het gebied van de Wieden en de Weerribben en de

tussenliggende polders. Er vindt weinig beregening plaats in het gebied, gemiddeld over het

gebied wordt er minder dan 0,01 mm/d beregend. Op locaties waar wordt beregend bedraagt de

gemiddelde beregeningsgift in juli en augustus ongeveer 0,4 mm/d. De grondwaterstand zakt licht

uit: de bergingsverandering bedraagt 0,12 mm/d, wat overeenkomt met een

grondwaterstanddaling van ongeveer (* 62 dagen / 0,2 effectieve porositeit) 4 cm. De watervraag

aan het hoofdsysteem bedraagt iets meer dan 3 m3/s. Er treden geen oppervlaktewatertekorten

op.

In de extreme situatie is de actuele verdamping bijna een mm per dag meer dan de gevallen

neerslag. Het zijn dus drogere omstandigheden. De gewassen hebben echter nog steeds vocht

tot hun beschikking: het verschil tussen potentiële en actuele verdamping is wel iets gestegen ten

opzichte van gemiddeld, maar bedraagt slechts 0,12 mm/d. Er is met name in polder

Mastenbroek sprake van een bodemvochttekort. Het tekort op de balans dat ontstaat door het

neerslagtekort wordt met name aangevuld door een toename van de netto infiltratie (+20 %

infiltratie). Dat is in dit gebied – met veel oppervlaktewater – ook goed mogelijk. De kwel neemt

licht toe, de wegzijging neemt af. Ook het grondwaterniveau zakt verder uit (0,52 mm/d). Er wordt

ongeveer dubbel zoveel beregend (0,9 mm/d op beregende locaties). De beregeningsvraag is

wat hoger dan wat er uiteindelijk beschikbaar is: er treedt namelijk een klein tekort op. Ongeveer

10% van de beregeningsvraag kan niet worden geleverd. Dit heeft niet te maken met een tekort

aan water vanuit het hoofdsysteem. Er is sprake van geschematiseerde beregeningsvraag uit

oppervlaktewater in gebieden zonder wateraanvoer, waar te weinig water beschikbaar is. Dit

treedt op in de randen van het gebied rond Steenwijk. In werkelijkheid zullen boeren bij een lage

bedrijfszekerheid van beregening uit het oppervlaktewater niet voor deze optie kiezen, maar

eerder opteren voor grondwaterberegening. De watervraag aan het hoofdsysteem is in 2003

opgelopen tot 4,7 m3/s, er treden geen tekorten op.

Page 33: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

33\84

Gebied 2, Aanvoergebied Vecht

In de gemiddelde situatie verdampt er in het gebied wat meer dan er aan neerslag valt. Er treedt

wel een kleine reductie (0,1 mm/d) op van de verdamping, doordat er lokaal sprake is van een

vochttekort. Er draineert gemiddeld in het gebied meer dan er infiltreert: 0,29 mm tegen

0,11 mm/d, kwel en wegzijging houden elkaar redelijk in balans. Er vindt weinig beregening plaats

in het gebied, gemiddeld over het gebied wordt er ongeveer 0,02 mm/d beregend. Op locaties

waar wordt beregend bedraagt de gemiddelde beregeningsgift ongeveer 0,4 mm/d. De

grondwaterstand zakt over de zomer uit: de bergingsverandering bedraagt 0,36 mm/d, wat

overeenkomt met een grondwaterstanddaling van ongeveer (* 62 dagen / 0,2 effectieve

porositeit) 11 cm. De watervraag van 0,5 m3/s kan volledig geleverd worden, er treden geen

oppervlaktewatertekorten op.

In de extreme situatie is de actuele verdamping meer dan de gevallen neerslag (2,75 mm/d om

1,44 mm/d). De gewassen hebben minder vocht tot hun beschikking: het verschil tussen

potentiële en actuele verdamping is gestegen tot 0,37 mm/d gemiddeld over het gebied. Dit is

ongeveer 15 % reductie van de potentiële gewasverdamping. Het grondwaterniveau daalt met

zo’n (1,18 mm/d * 62 / 0,2) 36 cm. Daarnaast neemt de infiltratie met 30 % toe, en de drainage

met 40 % af. Ook de kwel neemt licht toe (+10 %), en wegzijging af (-16 %). Er wordt flink meer

beregend (0,06 mm/d over het gebied, 1,1 mm/d op beregende locaties). De beregeningsgift is

hiermee hoger dan het gemiddelde bodemvochttekort. Waarschijnlijk liggen de beregende

locaties op droger-dan-gemiddelde locaties in het gebied. De watervraag aan het hoofdsysteem

is in 2003 verdubbeld tot 1,1 m3/s, er treden geen tekorten op.

Gebied 3, Aanvoergebied IJssel

Dit gebied ontvangt over de berekeningsperiode in de maanden juli en augustus meer neerslag

dan er verdampt (2,74 om 2,70 mm/d). Op de drogere gebieden is er sprake van een vochttekort:

0,07 mm/d gemiddeld over het gebied. Daarnaast is er in het gebied sprake van meer kwel dan

wegzijging (0,43 om 0,31 mm/d). Drainage en infiltratie houden elkaar min of meer in evenwicht

(0,28 om 0,30 mm/d). Er vindt beregening uit oppervlaktewater en (meer uit) grondwater plaats

(0,03 mm/d, 0,3 mm/d op beregeningslocaties). Onder de streep is er daarmee sprake van een

daling van de grondwaterstand (0,14 mm/d). Er treden geen oppervlaktewatertekorten op, aan de

vraag van 1,3 m3/s kan volledig worden voldaan.

In een extreem jaar is de situatie duidelijk anders. De actuele verdamping bedraagt ongeveer

1,2 mm/d meer dan de neerslag. Dit heeft een toename van het bodemvochttekort tot gevolg, tot

0,23 mm/d. Daarnaast neemt de infiltratie met 40 % toe, en de drainage zelfs met 75 % af. De

grondwaterstanden dalen, de berging in het grondwater neemt af met 0,87 mm/d. Ook wordt er

meer beregend, de beregening bedraagt 0,1 mm/d (1 mm/d op beregeningslocaties). Er treden

geen oppervlaktewatertekorten op, de vragen voor peilbeheer (2,5 m3/s) en beregening (0,3 m3/s)

worden volledig voldaan.

Page 34: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 34\84

Gebied 4, Aanvoergebied Twentekanalen

In dit gebied is sprake van een klein neerslagtekort in de maanden juli – augustus in de periode

1996 – 2005. Gewassen komen weinig water tekort om volledig te kunnen verdampen, het

bodemvochttekort bedraagt 0,06 mm/d. Kwel en wegzijging houden elkaar in evenwicht

(0,38 mm/d). Er is meer drainage in het gebied dan infiltratie (0,28 om 0,13 mm/d). De

grondwaterstanden dalen in het gebied (-0,3 mm/d). Er treden geen oppervlaktewatertekorten op.

In de extreme situatie is er een neerslagtekort (1,26 mm/d). Dit vertaalt zich in een toename van

het bodemvochttekort tot 0,24 mm/d. De infiltratie neemt toe tot 0,17 mm/d (+30 %), de drainage

af tot 13 mm/d (-53 %). Het grondwaterniveau zakt duidelijk sterker uit in 2003 dan in het langjarig

gemiddelde (-1.07 mm/d, wat overeenkomt met ongeveer 30 cm grondwaterstanddaling). De

beregening neemt sterk toe (0,07 mm/d, tegen 0,02 in de periode 1996 – 2005). Er treden geen

oppervlaktewatertekorten op. De vraag is in 2003 opgelopen van 0,3 m3/s gemiddeld tot 0,8 m3/s

in 2003.

Gebied 5, Geen wateraanvoer Twente

In de maanden juli – augustus in de huidige situatie is er ook in dit gebied sprake van een

neerslagtekort. Gewassen komen wat water tekort om volledig te kunnen verdampen, het

bodemvochttekort bedraagt 0,09 mm/d. Er is duidelijk meer drainage in het gebied dan infiltratie,

infiltratie is namelijk bijna afwezig (0,30 om 0,02 mm/d). Er wordt weinig beregend, voornamelijk

uit het grondwater (0,01 mm/d). De grondwaterstanden dalen in het gebied (-0,38 mm/d). Er

wordt geen water gevraagd aan het hoofdsysteem.

In de extreme situatie krijgt het gebied te maken met een flink neerslagtekort. Er valt 1,54 mm/d

neerslag, de verdamping bedraagt 2,74 mm/d. Potentieel had er 3,01 mm/d kunnen verdampen,

maar er treedt een bodemvochttekort op van 0,35 mm/d. De drainage neemt sterk af, tot

0,19 mm/d. De infiltratie neemt toe tot 0,03 mm/d. De kwel neemt toe tot 0,4 mm/d (+18 %), de

wegzijging met 20 % af tot 0,23 mm/d. De beregening neemt toe tot 0,03 mm/d. De

grondwaterstanden dalen sterk, de berging in het grondwater neemt af met 1,21 mm/d.

Gebied 6, Geen wateraanvoer Achterhoek

In de huidige situatie is in er in de maanden juli – augustus ook in dit gebied sprake van een klein

neerslagtekort. Gewassen komen 0,12 mm/d water tekort om volledig te kunnen verdampen. Er is

meer drainage (0,25 mm/d) in het gebied dan infiltratie (0,03 mm/d). Kwel en wegzijging houden

elkaar redelijk in evenwicht (0,33 om 0,34 mm/d). Er wordt 0,03 mm/d beregend, voornamelijk uit

het grondwater (op beregeningslocaties komt dit overeen met 0,4 mm/d). De grondwaterstanden

dalen in het gebied (-0,41 mm/d). Er wordt geen water gevraagd aan het hoofdsysteem.

In 2003 krijgt het gebied te maken met een flink neerslagtekort, van 1,04 mm/d. Er valt 1,72 mm/d

neerslag, de verdamping bedraagt 2,76 mm/d. Daarbij treedt een bodemvochttekort op van

0,36 mm/d. De drainage neemt af, tot 0,2 mm/d (-20 %). De infiltratie blijft gelijk met 0,03 mm/d.

Page 35: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

35\84

De kwel neemt toe tot 0,39 mm/d, de wegzijging af tot 0,32 mm/d. De beregening neemt toe tot

0,08 mm/d (op beregeningslocaties 1,1 mm/d). De grondwaterstanden dalen, de berging in het

grondwater neemt af met 1,11 mm/d.

4.1.3 Synthese huidige situatie

In de berekende resultaten is goed terug te zien hoe de verschillende gebieden hydrologisch

reageren op een droogteperiode. Het wateraanvoergebied Zwarte Meer is een laaggelegen

gebied, veen en klei als bodemtype, met veel oppervlaktewater. Ook de extreme situatie is er

relatief veel vocht beschikbaar voor de gewassen. De grondwaterstanden zakken slechts beperkt

uit. Er vindt veel infiltratie plaats, en veel verdamping uit oppervlaktewater. De watervraag voor

het handhaven van het peil is daarmee hoog.

Wateraanvoergebied IJssel is een mix van klei/veengebied bij de monding van de IJssel, en het

Sallandse zandgebied. Er is minder oppervlaktewater, daarmee zijn de hoeveelheden drainage

en infiltratie kleiner dan in gebied Zwarte meer. Het effect van een droog jaar op het

bodemvochttekort is sterker dan in gebied Zwarte meer, het verdriedubbelt in dit gebied.

Het wateraanvoergebied Twentekanalen wijkt niet veel af van wateraanvoergebied IJssel. Het is

een gebied dat grotendeels uit zandgebied bestaat, met wat veniger delen. De mogelijkheden

voor wateraanvoer zijn goed. Het bodemvochttekort neemt ongeveer met gelijke mate toe als

wateraanvoergebied IJssel. Het aandeel oppervlaktewater is lager dan in wateraanvoergebied

IJssel. Dit is terug te zien in lagere infiltratiehoeveelheden en lagere waarden voor neerslag op en

verdamping uit oppervlaktewater. Hier speelt mee dat het NHI van een waarschijnlijk te groot deel

van de waterlopen aanneemt dat ze ’s zomers droogvallen. De berekende waarden voor de

watervraag uit dit gebied zijn daarmee waarschijnlijk een onderschatting. Dit probleem speelt ook

in wateraanvoergebied Vecht, in dit gebied wordt om gelijke redenen de watervraag waarschijnlijk

ook onderschat.

Wateraanvoergebied Vecht, en de gebieden zonder wateraanvoer Twente en Achterhoek laten

een groter bodemvochttekort, zowel langjarig als in 2003 zien. In deze gebieden zijn relatief veel

gebieden met een zeer lage grondwaterstand te vinden. Infiltratie is in de gebieden zonder

wateraanvoer vrijwel afwezig. Greppels in het gebied vallen droog, waterpeilen worden niet

kunstmatig hoog gehouden.

In de toekomstige situatie is de watervraag aan het hoofdsysteem fors hoger dan in de

gemiddelde situatie. In alle gebieden met wateraanvoer kan - ook in de extreme situatie - de

gestelde vraag volledig worden geleverd. In werkelijkheid zijn er in 2003 door verschillende

waterschappen beregeningsverboden afgekondigd. Daarnaast waren er problemen met

peilhandhaving in de Twentekanalen en de Sallandse Weteringen (Tienstra, 2004). Dit heeft

deels te maken met oorzaken waar het NHI in de modellering geen rekening mee houdt: het

uitvallen van een motor in gemaal Eefde, en peilonderschreidingen bij Gemaal Ankersmit.

Page 36: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 36\84

Toch lijkt de watervraag aan het hoofdsysteem achter te blijven bij wat er werkelijk in 2003 is

geobserveerd. Redenen kunnen liggen in een verkeerde modellering van het

oppervlaktewaterpeil, en het wel / niet droogvallen (en dus kunnen infiltreren / verdampen) van

waterlopen. Een andere reden is dat watervraag en –aanbod in het NHI op het niveau van

districten tegen elkaar worden weggestreept. Deze districten zijn soms zo groot gekozen, dat

overtollige afvoer in een district ten onrechte ten goede komt aan watervragende gebieden. Een

goed voorbeeld is de Regge. Deze beek loost in de Vecht, en kan de wateraanvoergebieden in

het district Twente-Zuid niet voorzien van water. In het NHI komt – doordat de rivier in hetzelfde

district ligt – deze afvoer wel ten goede aan de wateraanvoergebieden.

4.2 Toekomstige situatie 4.2.1 Grondwaterstanden

Figuur 4.3 geeft de GLG over de periode 1996 – 2005, waarbij de meteorologie en de Rijnafvoer

zijn getransformeerd volgens het klimaatscenario W+ 2050. De verschilkaart met de GLG in de

huidige situatie laat zien dat de GLG in 2050 tot wel 50 cm dieper kan komen te liggen. In het

grootste deel van het gebied dalen de grondwaterstanden echter tussen de 10 en 25 cm. De klei-

en veengebieden in Polder Mastenbroek en rondom de Wieden en Weerribben laten een

grondwaterstanddaling zien van minder dan 10 cm. Op de Veluwe en de Holterberg is een

grondwaterstandstijging zichtbaar. Dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat de

toegenomen winterneerslag in deze gebieden dominant is, doordat de gewassen door de te diepe

grondwaterstand niet kunnen ‘profiteren’ van de toegenomen potentiële verdamping. Dit zijn

echter gebieden waar het model niet is ingespeeld voor de bekeken periode, waardoor hier geen

conclusies aan mogen worden verbonden.

Dit verschilbeeld vergeleken met het verschil tussen de gemiddelde huidige situatie en de huidige

extreme situatie (figuur 4.1, onder) laat zien dat de gemiddelde zomerse grondwaterstand in

klimaatscenario W+ bijna evenveel daalt ten opzichte van de huidige zomerse grondwatersituatie

als in de huidige extreme situatie.

Page 37: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

37\84

Figuur 4.3 GLG voor de toekomstige situatie (W+ 205 0) en het verschil in GLG met de huidige situatie

(bron: Deltares)

Figuur 4.4 geeft links het verschil voor de GHG tussen de toekomstige situatie en huidige situatie.

Hier is een gemengd beeld zichtbaar. De lagere klei- en veengebieden laten een verhoging van

de GHG zien, door de toegenomen winterneerslag. De verhoging is niet groot, omdat bij hogere

grondwaterstanden het water minder ruimte heeft dan bij lage grondwaterstanden: de

grondwaterstand wordt veel directer bepaald door de aanwezige drainagemiddelen. In de

zandgebieden daalt de GHG juist. Hier is de toename in winterneerslag niet voldoende om de

zomerse daling van de grondwaterstanden te compenseren.

Page 38: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 38\84

Figuur 4.4 Verschil in GHG tussen de toekomstige si tuatie (W+ 2050) en de huidige situatie (links) en het

verschil tussen de GLG en LG3 in de toekomstige sit uatie (rechts) (bron: Deltares)

Figuur 4.4, rechts, laat het verschil zien tussen de GLG over de rekenperiode en de LG3 voor het

getransformeerde jaar 2003. Het patroon is vergelijkbaar met dezelfde vergelijking voor de

huidige situatie (figuur 4.1 onder), al zijn de verschillen wat kleiner dan in de huidige situatie.

4.2.2 Hydrologische situatie per balansgebied

De berekende waterbalansen per gebied zijn weergegeven in bijlage 1.

Gebied 1, Aanvoergebied Zwarte Meer

De neerslag in het gebied is conform het klimaatscenario W+ sterk afgenomen ten opzichte van

de huidige situatie, van gemiddeld 2,7 mm/d tot 2,1 mm/d. De verdamping is evenwel slechts licht

toegenomen, van 2,66 tot 2,72 mm/d. In de extreme situatie is dit nog sprekender: de neerslag

neemt af van 1,8 tot 0,8 mm/d en de actuele verdamping neemt af van 2,72 tot 2,26 mm/d. Dit

terwijl de potentiële verdamping sterk toeneemt in het klimaatscenario. De gewassen hebben

echter niet genoeg water tot hun beschikking om volledig te verdampen, er treden flinke

bodemvochttekorten op, van 0,26 mm/d gemiddeld in de gemiddelde toekomstige situatie, tot

0,84 mm/d in de extreme toekomstige situatie. Dit betekent een flinke toename van de

droogteschade voor de gewassen.

Page 39: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

39\84

Door de lagere grondwaterstanden neemt de infiltratie van water vanuit de waterlopen naar het

grondwater toe. In de gemiddelde situatie neemt de infiltratie van 0,54 mm/d toe tot 0,69 mm/d, in

de extreme situatie is dit van 0,65 tot 0,96 mm/d. Met deze infiltratie en de toegenomen open

waterverdamping neemt de totale watervraag aan het hoofdsysteem toe tot gemiddeld 4,7 m3/s,

oplopend tot 8,7 m3/s in een extreem jaar. In de gemiddelde toekomstige situatie (die in dit gebied

goed vergelijkbaar is met het huidige jaar 2003/de huidige extreme situatie) treden geen

oppervlaktewatertekorten op. Dit verandert in de toekomstige extreme situatie. Er is niet genoeg

water beschikbaar om aan de watervraag te voldoen, de voorraad in het IJsselmeer is volledig

verbruikt. Er treedt een tekort op van zo’n 1,2 m3/s.

Gebied 2, Aanvoergebied Vecht

Voor wat betreft neerslag en verdamping is in dit gebied een soortgelijke ontwikkeling te zien als

in gebied 1. De neerslag neemt sterk af, terwijl de verdamping minder toeneemt dan op grond

van de toegenomen potentiële verdamping is te verwachten. In 2003 neemt de verdamping zelfs

af in het W+ scenario ten opzichte van huidig. Het bodemvochttekort in gebied 2 neemt

gemiddeld toe van 0,09 mm/d tot 0,28 mm/d, in 2003 neemt het bodemvochttekort toe van 0,36

huidig tot 0,85 mm/d in W+ 2050. Daarbij neemt de beregening flink toe, van gemiddeld 0,01 nu

tot 0,04 in 2050, in de toekomstige extreme situatie neemt de beregening toe tot 0,11 mm/d, waar

dat in het huidige jaar 2003 0,06 mm/d is.

De infiltratie neemt in gebied 2 toe van gemiddeld 0,1 tot 0,13 mm/d, en in 2003 van 0,12 tot

0,15 mm/d. De toename van de infiltratie in de gemiddelde situatie is – hoewel absoluut gezien

kleiner – in lijn met de toename in gebied 1, een toename van ongeveer 30 %. In het droge jaar

2003 is de toename van de infiltratie veel minder uitgesproken dan in gebied 1. Dit kan te maken

hebben met het droogvallen van het gedeelte van het gebied dat geen mogelijkheden tot

wateraanvoer kent. Wellicht is ook het berekenen van te weinig infiltratie in dit gebied door het

NHI debet aan deze kleinere procentuele toename (de kleine absolute hoeveelheden hebben

sowieso te maken met beperkingen in het NHI). De watervraag van het gebied verdubbelt van

gemiddeld 0,5 m3/s tot bijna 1 m3/s, in de toekomstige extreme situatie neemt de watervraag toe

van huidig 1,2 m3/s tot 1,7 m3/s. In de toekomstige extreme situatie treedt er een klein tekort op.

Dit tekort is om twee redenen waarschijnlijk te klein berekend. Ten eerste bestaat er een sterk

vermoeden dat de door het NHI berekende watervraag achterblijft bij de werkelijk optredende

watervraag in dit gebied. Redenen hiervoor worden momenteel onderzocht, en hebben

waarschijnlijk te maken met de mogelijkheden tot infiltratie en het handhaven van het waterpeil in

vrij afwaterende gebieden met wateraanvoer. Ten tweede was er voor de berekening geen goed

scenario beschikbaar voor de toekomstige rivierafvoer van de Vecht, en is met de huidige afvoer

gerekend.

Page 40: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 40\84

Gebied 3, Aanvoergebied IJssel

De neerslag neemt in dit gebied af van gemiddeld 2,74 tot 2,12 mm/d, in 2003 van 1,53 tot

0,81 mm/d. De verdamping laat ook hier weer hetzelfde beeld zien: een belangrijk deel van de

toename van de potentiële verdamping vertaalt zich niet in toegenomen verdamping, maar in een

toename van het bodemvochttekort. Het bodemvochttekort neemt toe van gemiddeld 0,07 naar

0,22 mm/d, in 2003 van 0,23 tot 0,77 mm/d. De beregening neemt toe van 0,03 tot 0,09 mm/d

gemiddeld, in een droog jaar als 2003 van 0,1 tot 0,16 mm/d.

De infiltratie vanuit de waterlopen naar het grondwater neemt in gebied 3 in klimaatscenario W+

2050 met ongeveer een kwart toe. Dit geldt voor zowel gemiddeld als in een droog jaar. De

watervraag van gebied 3 neemt toe van gemiddeld 1,4 tot 2,2 m3/s, in de toekomstige extreme

situatie van 2,8 tot 4,2 m3/s. De drainage neemt met ongeveer een derde af. Alleen in het droge

jaar in de toekomst treden er noemenswaardige tekorten (0,3 m3/s) op. Deze ontstaan omdat er

te weinig water in de IJssel beschikbaar is om aan de verschillende vragen te voldoen.

Gebied 4, Aanvoergebied Twentekanalen

In het wateraanvoergebied Twentekanalen is wat betreft neerslag en verdamping hetzelfde

patroon zichtbaar als in de overige gebieden. Het bodemvochttekort neemt in gebied 4 in de

gemiddelde situatie toe van 0,06 tot 0,20 mm/d, in een droog jaar van 0,24 tot 0,67 mm/d.

Beregening neemt in dit gebied sterk toe, van 0,02 tot 0,06 en van 0,07 tot 0,16 in respectievelijk

de gemiddelde situatie en de toekomstige extreme situatie.

Infiltratie neemt met ongeveer een kwart toe, van 0,13 tot 0,17 mm/d gemiddeld, tot van 0,17 tot

0,21 in een droog jaar. Drainage neemt met ongeveer een derde af. De resulterende watervraag

aan het hoofdsysteem neemt toe van 0,34 tot 0,66 m3/s gemiddeld, 0,8 tot 1,3 m3/s in een droog

jaar. Er treden vrijwel geen tekorten op, in de toekomstige extreme situatie treedt een tekort op

van 0,17 m3/s. Dit tekort zou in werkelijkheid flink hoger kunnen liggen. De aggregatie van

watervraag en –aanbod in het NHI op het niveau van districten zorgt in dit gebied voor een

onderschatting van de watervraag die uiteindelijk aan het Twentekanaal wordt gesteld, en kan

daarmee leiden tot een onderschatting van de optredende tekorten. Een groot deel van dit gebied

bevindt zich in het NHI district Twente-Zuid, samen met een flink deel gebieden waarvan het

water in werkelijkheid niet ten goede kan komen aan de watervragen van het

wateraanvoergebied. Een goed voorbeeld hiervoor is de Regge. De Regge mondt in werkelijkheid

uit in de Vecht, maar komt door de ligging in het district Twente-Zuid direct ten goede aan de

watervragen uit het wateraanvoergebied Twentekanalen. Daarnaast is in een deel van het gebied

de gesimuleerde wateraanvoer waarschijnlijk lager dan in werkelijkheid.

De waterbalans betreft uitsluitend het regionale gebied dat water vraagt aan de Twentekanalen.

De watervraag in het Twentekanaal zelf is hier niet in meegenomen. Op een aantal plaatsen

langs het Twentekanaal wordt water onttrokken voor industrie en drinkwaterwinning. Verder

zorgen een neerslagtekort, wegzijging naar grondwater en schutverliezen voor een watervraag.

Page 41: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

41\84

De toegenomen verdamping en afgenomen neerslag in de toekomstige situatie zorgen voor een

toename van de watervraag in het Twentekanaal. De watervraag als gevolg van het

neerslagtekort van het Twentekanaal is in juli – augustus is in de huidige extreme situatie

ongeveer 1,9 mm/d * ongeveer 5,4 km2 = 0,12 m3/s. Het neerslagtekort neemt met zo’n 40 % toe

in de toekomstige situatie wat tot gevolg heeft dat de watervraag voor peilbeheer toeneemt tot

ongeveer 0,16 m3/s.

Gebied 5, Geen wateraanvoer Twente

In het gebied Geen wateraanvoer Twente neemt de neerslag af van 2,71 tot 2,15 mm/d in de

gemiddelde situatie, van 1,54 tot 1,08 mm/d in een droog jaar. De verdamping neemt gemiddeld

toe van 2,76 tot 2,89 mm/d, in een droog jaar neemt de verdamping juist af, van 2,74 tot

2,53 mm/d. Reden hiervoor is dat de gewassen te weinig water beschikbaar hebben om optimaal

te verdampen. Het bodemvochttekort is toegenomen van 0,09 tot 0,26 mm/d in de gemiddelde

situatie, en van 0,35 tot 0,88 mm/d in een droog jaar in 2050. De beregeningsbehoefte

(uit grondwater) neemt met name in de toekomstige extreme situatie flink toe.

In het gebied infiltreert slechts beperkt oppervlaktewater. Reden hiervoor is het feit dat sloten

droog komen te staan wanneer de grondwaterstand uitzakt, er wordt geen water aangevoerd om

de sloten op peil te houden. De veranderingen in drainage zijn gemiddeld flink, de drainage

neemt met ongeveer een kwart af van 0,3 mm/d tot 0,22 mm/d. Een dergelijke afname is in lijn

met een eerdere studie van Hendriks en Van Ek (2009). In het droge jaar zijn de veranderingen

kleiner, de drainage neemt af van 0,19 mm/d huidig tot 0,17 mm/d in W+ 2050. Dit gegeven zou

erop kunnen duiden dat de afvoer in de droge situatie is gereduceerd tot vrijwel alleen uit het

diepe grondwater puttende basisafvoer. Deze basisafvoer is minder afhankelijk is van relatief

kortdurende droogteperioden dan de afvoercomponenten die uit ondieper grondwater putten. Dit

moet verder worden geanalyseerd.

Gebied 6, Geen wateraanvoer Achterhoek

Het gebied Geen wateraanvoer Achterhoek reageert in grote lijnen gelijk als het gebied Twente.

De neerslag neemt af van gemiddeld 2,64 tot 2,15 mm/d, de verdamping neemt toe van 2,76 tot

2,89 mm/d. In een droog jaar neemt de neerslag af van 1,72 in de huidige situatie, tot 1,39 mm/d

in W+ 2050. De verdamping neemt ook in dit gebied licht af, van 2,76 tot 2,74 mm/d. Het

bodemvochttekort neemt in de gemiddelde situatie toe van 0,12 tot 0,31 mm/d, in een droog jaar

neemt het bodemvochttekort toe van 0,36 tot 0,72 mm/d. De beregeningsbehoefte neemt toe van

gemiddeld in de huidige situatie 0,03 mm/d, tot uiteindelijk 0,14 mm/d in de toekomstige extreme

situatie.

Infiltratie is in dit gebied zo goed als afwezig. De drainage neemt af van 0,25 tot 0,19 mm/d in de

gemiddelde situatie, in een droog jaar neemt de drainage af van 0,20 mm/d in de huidige situatie

tot 0,17 mm/d in de toekomstige situatie.

Page 42: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 42\84

4.2.3 Synthese toekomstige situatie

In 2050 nemen – uitgaande van het W+ klimaatscenario – de droogteproblemen flink toe. Daarbij

lijkt de gemiddelde droogtesituatie in 2050 aardig in de buurt te komen van de huidige extreme

situatie. Dit geldt voor de grondwaterstanden, de verschillende componenten van de waterbalans

en voor de uiteindelijke watervraag. Voor de verschillende gebieden lijkt de gemiddelde situatie in

2050 voor gebied 1 iets droger dan in de huidige extreme situatie, voor de overige gebieden is de

huidige extreme situatie wat droger. Het toekomstige extreme jaar laat ongeveer dezelfde

verandering zien ten opzichte van het gemiddelde als het huidige extreme jaar ten opzichte van

het huidige gemiddelde. De watervraag neemt hierbij in een droog jaar in 2050 met ongeveer 40

à 60 % toe ten opzichte van een huidig droog jaar.

In de toekomstige extreme situatie treden er flinke problemen op met de waterbeschikbaarheid.

Door de toegenomen watervraag en de afgenomen IJsselafvoer kan het IJsselmeer niet op peil

worden gehouden. Het peil zakt in de toekomstige extreme situatie uit tot het minimumniveau, en

er treden daarom tekorten op in het watervoorzieningsgebied van het IJsselmeer. Het

studiegebied Rijn-Oost betrekt deels water direct uit het IJsselmeer via het Zwarte Meer, deels

onttrekt het water uit wateren die het IJsselmeer voeden. Dit geldt voor zowel de IJssel, waaruit

direct of via de Twentekanalen wordt onttrokken, als voor de Vecht. Uitputting van het IJsselmeer

is daarmee een probleem dat Rijn-Oost sterk raakt.

De watervraag in de berekeningen voor met name de gebieden wateraanvoer Twentekanalen en

wateraanvoer Vecht wordt waarschijnlijk onderschat door het NHI. De

wateraanvoermogelijkheden vanuit de Vecht worden juist overschat, omdat de mogelijke afname

van de Vechtafvoer niet wordt meegenomen. De vragen en tekorten die in deze gebieden worden

berekend moeten daarmee niet absoluut worden bekeken. Wel blijkt uit de berekeningen een

toename van de watervraag met zo’n 40 à 60 %. Waar in de werkelijke situatie in 2003 (bijna)

capaciteitsproblemen zijn opgetreden, zijn in de toekomst dan ook een toename van de

problemen te verwachten, nog los van de problemen in de waterbeschikbaarheid.

Uit de berekeningen komt naar voren dat de werkelijke verdamping in de toekomstige situatie niet

zoveel toeneemt als de toename van de potentiële verdamping in het KNMI scenario W+ doet

vermoeden. In een droog jaar wordt zelfs een afname berekend. Dit duidt op een flink afnemen

van de waterbeschikbaarheid voor de gewassen. Er ontstaan vochttekorten in de bodem, met

toenemende droogteschade als gevolg. Dit moet uit de specifieke landbouwanalyse duidelijker

worden. Om de optredende bodemvochttekorten te bestrijden zal de beregeningsvraag flink

toenemen. De hoeveelheid beregening neemt in de berekening dan ook sterk toe, een factor vijf

tot tien tussen huidig gemiddeld en de toekomstige extreme situatie. Hierbij wordt uitgegaan van

het huidige beregeningsareaal, bij toename van het aantal beregeningsinstallaties kan dit cijfer

nog groter worden.

Page 43: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

43\84

Samenvattend blijkt uit de analyse dat de toekomstige gemiddelde zomersituatie ongeveer

vergelijkbaar is met de huidige extreme situatie. Een toekomstig droogtejaar is nog eens zo erg

ten opzichte van het toekomstig gemiddelde als de huidige extreme situatie ten opzichte van het

huidige gemiddelde. Daarbij is het wateraanbod niet toereikend om aan alle vragen in het

watervoorzieningsgebied van het IJsselmeer te voldoen en treden er tekorten op. Voor Rijn-Oost

is het – door de gedeeltelijke afhankelijkheid van het IJsselmeer en de gedeeltelijke positie

bovenstrooms van het IJsselmeer – daarom belangrijk een goede positie te bekleden in de

trajecten richting een toekomstig landelijk zoetwatervoorzieningsbeleid.

4.3 Samenvatting Deze paragraaf bevat een beknopt overzicht van de bevindingen met de NHI-berekeningen.

Grondwaterstanden

Uit de berekeningen naar de effecten van klimaat op de grondwaterstanden blijkt op hoofdlijn het

volgende:

• Lichte stijging van de GHG in de poldergebieden en lage delen van de beekdalsystemen,

grote stijging van GHG op stuwwalcomplex Nijverdal

• Daling van de GHG op de zandgronden (gehele systeem in de zomer zakt zover uit dat het in

de winter niet meer op niveau komt)

• Overal daling van de GLG met maximaal 25 – 50 cm (uitzondering van de stuwwallen) met

grootste dalingen op de hogere zandgronden

Hydrologische balans

In tabel 4.1 is een samenvatting per deelgebied ten aanzien van de berekende

oppervlaktewatertekorten opgenomen. Dit geldt alleen voor de gebieden met wateraanvoer.

Tabel 4.1 Overzicht oppervlaktewatertekorten (met t ussenhaakjes de watervraag aan het hoofdsysteem) De

m3/s izjn bij geen tekort de watervraag, bij tekort i s zowel de watervraag als het tekort in m 3/sec

weergegeven

Gebied Huidig

gem

Huidig

extreem

Toekomst

gem

Toekomst

extreem

Zwarte Meer Geen (3 m3/s) Geen (4,7 m3/s) Geen (4,7 m3/s) Tekort (9,8/-1.6 m3/s)

Vecht Geen (0,5 m3/s) Geen (1,1 m3/s) Geen (1,1 m3/s)* Tekort (1,6/-0,2 m3/s)*

IJssel Geen (1,4 m3/s) Geen (2,5 m3/s) Geen (2,8 m3/s) Tekort (4,5/-0,5 m3/s)

Twentekanaal Geen (0,3 m3/s) Geen (0,8 m3/s) Geen (0,8 m3/s) Tekort (1,3/-0.2 m3/s)*

* Tekorten onderschat.

Page 44: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 44\84

Het algemene beeld is dat de huidige extreme situatie redelijk overeenkomt met een situatie die

gemiddeld in de toekomst ontstaat. Op grond van de berekeningen kan nog aan de watervraag

worden voldaan en treden er geen tekorten op. In toekomstige extreme jaren zullen echt tekorten

gaan optreden.

Belangrijk is op te merken dat in de deelgebieden Twentekanaal en Vecht de berekende

watertekorten niet betrouwbaar zijn (zie het hoofdrapport en hoofdstuk 6).

Page 45: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

45\84

5 Betrouwbaarheid NHI en consequenties

In de studie droogte en klimaat is gebruikt gemaakt van het Nationaal Hydrologisch

Instrumentarium (NHI). Dit instrumentarium is wat betr eft haar betrouwbaarheid op een

aantal punten ter discussie te stellen. In dit hoof dstuk wordt hiervan een overzicht

gegeven.

In onderstaande figuur staat door middel van een krul of een kruisje schematisch weergegeven

hoe bruikbaar de verschillende onderdelen van de NHI-berekening zijn.

Figuur 5.1 Schematische weergave bruikbaarheid NHI- berekeningen (bron: Deltares)

Wat betreft de neerslag valt er nog wel wat op te merken. Uit de studie “Validatie NHI voor Oost

Nederland, jaren 2003 en 2006” (Ogink, 2010), welke in concept tijdens de looptijd van het project

ter beschikking is gekomen, is gebleken dat de ruimtelijke verdeling van neerslag (en ook

verdamping) in werkelijkheid grilliger is dan het NHI simuleert. Dit betekent dat er lokale

afwijkingen kunnen ontstaan in berekende vochttekorten, grondwaterstanden et cetera.

In de volgende paragraaf worden de verschillende onderdelen van NHI en hun bruikbaarheid op

hoofdlijnen beschreven.

Page 46: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 46\84

5.1 Oppervlaktewater 5.1.1 Watervraag in vrijafwaterende gebieden met wa teraanvoer te laag

In deze gebieden berekent het NHI een te kleine watervraag, of wordt zelfs een wateraanbod

berekend. Probleem is grotendeels te herleiden tot het kunnen infiltreren van een groot deel van

de waterlopen, de afwezigheid van peilopzet in het NHI en de soms te grote districten, waarin

water rondgepompt wordt.

Consequenties:

Grondwater Grondwater zakt in wateraanvoergebieden nabij sloten te ver uit

Effectberekening

grondwater

Berekende grondwaterstandsverschillen te groot bij infiltrerende sloten

Oppervlaktewater Te weinig wateraanvoerbehoefte

Watervraag Te weinig watervraag

% gebied Deelgebieden Vecht en Twentekanalen

Conclusie:

Watervraag in deelgebieden Vecht en Twentekanalen significant onderschat. De absolute

waarden zijn niet bruikbaar. Wel bruikbaar is de gelijkenis tussen 2003 huidig en gemiddeld 2050.

Ook bruikbaar is het feit dat extreem (2003) 2050 erger is dan gemiddeld 2050 en er vaker

tekorten zullen optreden omdat de situatie in 2003 tegen de grens aan zat.

5.1.2 Vechtafvoer te hoog

De afvoeren van de Vecht zijn niet gecorrigeerd voor een W+ scenario en daarmee voor dit

scenario waarschijnlijk te hoog berekend. In de zomer periode is de afvoer van de Vecht al laag.

In 2003 is de zomerafvoer c.a. 1,7 m3/s op de grens en in 2004 3,3 m3/s. Gesteld dat de afvoer

van de Vecht in een W+ scenario 25 % afneemt betekend dit voor een zomer van 2003 een 0,4

m3/s onderschatting van de watervraag in de Vecht regio.

Consequenties:

Grondwater Beperkt tot geen

Oppervlaktewater Beperkt, te weinig wateraanvoerbehoefte

Watervraag Beperkt , te weinig watervraag

% gebied Deelgebieden Vecht (en Twentekanalen voor eventueel extra wateraanvoer)

Conclusie:

Watervraag in vecht regio wordt iets onderschat.

Page 47: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

47\84

5.1.3 Watervraag andere gebieden

De watervraag in peilbeheerste (klei/veen) gebieden van Rijn-Oost is niet specifiek gevalideerd in

NHI. Wel zijn andere (vergelijkbare) klei-gebieden getoetst. Hieruit blijkt dat NHI de watervraag

redelijk goed berekent in deze gebieden. We gaan ervan uit dat in de peilbeheerste gebieden

(Zwarte Meer, IJssel) de berekende watervraag qua orde grootte plausibel is.

Voor de gebieden Twente en Achterhoek wordt geen watervraag aan het hoofdsysteem

berekend.

Conclusie:

Berekening watervraag is voor deze gebieden bruikbaar.

5.1.4 Waterbeschikbaarheid Nederland

De hoeveelheid water die beschikbaar is vanuit de IJssel en het IJsselmeer wordt door het NHI

berekend. Hierin zitten een aantal termen (verdamping, neerslag, rijnafvoer) die vast bij een

scenario horen. Daarnaast berekent het NHI de watervraag uit de verschillende regio’s. In de

Zandgebieden onderschat NHI de watervraag, in de klei gebieden is de ordegrootte goed. De

zandgebieden maken een relatief klein onderdeel uit van de totale watervraag van de IJsselmeer

regio. De ordegrootte van de door NHI berekende watervraag is daarom bruikbaar.

5.2 Grondwater 5.2.1 Inspelen onverzadigde zone.

In gebieden met een dikke onderverzadigde zone (stuwwallen) duurt het lang voordat er een

evenwicht bereikt wordt. Grondwaterstanden worden de eerste jaren van een berekening te laag

berekend. Dit speelt in gebieden waar de grondwaterstand al ver onder maaiveld ligt.

Consequenties:

Grondwater De grondwaterstand ten opzichte van maaiveld is er laag en wordt ook als laag

berekend.

De kweldruk naar de omgeving blijft op peil. Dit komt door het grote stijghoogteverschil

tussen de hoge stuwwallen en de omringende lager gelegen gebieden. De fout van een

te laag berekende grondwaterstand op de stuwwal geeft een marginale afwijking in de

kwelflux in de omringende gebieden.

Oppervlaktewater Geen

Watervraag Deze gebieden genereren geen watervraag.

% gebied Hoeveelheid gebieden met dit probleem beperkt in Rijn-Oost

Page 48: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 48\84

Conclusie:

Geen consequenties voor het project klimaat en droogte in Rijn-Oost

5.2.2 Grondwaterstanden.

LG3 en HG3 - Uit vergelijk van berekende en gemeten grondwaterstanden blijkt dat het NHI voor

Rijn-Oost op regionale schaal bruikbare grondwaterstanden berekent. Er is geen structurele

afwijking ten opzichte van de metingen, wel is er een spreiding in de berekende verschillen die

onder andere veroorzaakt worden door de schaal van het NHI. In gebieden met stuwwallen

berekent het NHI de grondwaterstanden wel structureel te laag (zie ook eerdere kopje).

Conclusie:

Berekende grondwaterstanden zijn bruikbaar.

5.2.3 Verschil met regionale modellen.

Gebied oosten van Twente en Achterhoek wordt de GLG in het NHI natter berekend dan in de

regionale modellen.

Consequenties:

Grondwater Grondwaterstand in gebieden dichter aan maaiveld dan in regionale modellen. Dit

resulteert uiteindelijk in een iets te lage grondwateraanvulling voor de huidige situatie. In

de toekomstige situatie wordt het zoveel droger dat het effect op de grondwateraanvulling

zeer gering is. Voor de grondwatereffectberekening betekent dit dat de effecten mogelijk

licht onderschat worden.

Oppervlaktewater Te veel drainage

Watervraag Geen wateraanvoermogelijkheid in deze gebieden

% gebied Deel van gebieden Twente en Achterhoek (geen wateraanvoer)

Conclusie:

Misschien berekent het NHI de absolute grondwaterstanden te hoog. De

grondwaterstandsverschillen tussen de huidige en toekomstige situatie zullen qua ordegrootte

goed berekend worden.

5.3 Onverzadigde zone De neerslag- en verdampingsgegevens zijn per hoofdstation van het KNMI gebruikt om het NHI

te parameteriseren. Binnen het NHI wordt hieruit een grondwateraanvulling en een bodemvocht

gehalte berekend met MetaSWAP. In MetaSWAP worden de laatste inzichten toegepast met

betrekking tot verdamping. Voor NHI zijn de berekende waarden vergeleken met gegevens uit de

literatuur en enkele lysimeters. De berekende verdamping en grondwateraanvulling van

MetaSWAP komen goed overeen. Verder zijn er weinig metingen waar de onverzadigde zone

direct mee gecontroleerd kan worden.

Page 49: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

49\84

In gebieden waar de grondwaterstand ten onrechte niet in de buurt van het maaiveld berekend

wordt kan de verdamping (door het missen van capillaire opstijging) onderschat worden, of vice

versa. Aangezien de grondwaterstanden regionaal gezien goed berekend worden treedt dit

probleem niet structureel op.

Conclusie:

De onverzadigde zone wordt goed (genoeg) gemodelleerd, resultaten zijn bruikbaar.

5.4 Beregening De beregeningsvraag is afhankelijk van vochttekorten in de onverzadigde zone. Er zijn geen

gegevens voor handen om deze aan te toetsen. De eerder geconstateerde problemen in het NHI

hebben geen effect op de beregeningsvraag.

Conclusie:

Berekende beregeningsgegevens zijn bruikbaar.

5.5 Conclusie Een beperkt aantal onderdelen van het NHI is niet bruikbaar voor de studie in Rijn-Oost. Het

betreft dan het onderschatten van de watervraag voor peilhandhaving in de gebieden Vecht en

Twente kanalen.

Page 50: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 50\84

Page 51: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

51\84

6 Uitkomsten NHI Landbouw

In dit hoofdstuk zijn enkele balanstermen uit het N HI die betrekking hebben op de

landbouw uitgelicht en kort beschouwd.

De balanstermen die hier worden toegelicht zijn:

• Beregeningsvraag en –aanbod uit oppervlaktewater

• Beregeningsvraag uit grondwater

• Vochttekort

In tabel 6.1 is een overzicht opgenomen van de berekende balanstermen ten aanzien van de

beregeningsvraag oppervlaktewater afkomstig van het NHI.

Tabel 6.1 Beregeningsvraag oppervlaktewater (mm/dag ), vraag en aanbod

Gebied Huidig

Gemiddeld

Vraag

Aanbod

Verschil

Huidig

extreem

Vraag

Aanbod

Verschil

Toekomst

Gem

Vraag

Aanbod

Verschil

Toekomst

extreem

Vraag

Aanbod

Verschil

Zwarte Meer 0,01 0,01 - 0,02 0,01 -0,01 0,03 0,02 -0,01 0,06 0,04 -0,02

Vecht 0,01 0,01 - 0,02 0,02 - 0,02 0,02 - 0,04 0,03 -0,01

IJssel 0,02 0,02 - 0,05 0,05 - 0,05 0,05 - 0,11 0,08 -0,03

Twentekanaal 0,00 0,00 - 0,01 0,01 - 0,01 0,01 - 0,02 0,02 -

Twente 0,00 0,00 - 0,01 0,01 - 0,00 0,00 - 0,01 0,01 -

Achterhoek 0,00 0,00 - 0,01 0,00 -0,01 0,00 0,00 - 0,01 0,01 -

Uit tabel 6.1 blijkt dat de berekeningsvraag uit oppervlaktewater in de huidige extreme situatie

ongeveer overeenkomt met de gemiddelde beregeningsvraag onder invloed van klimaat. Een

toekomstig extreem jaar laat een toename van de berekeningsvraag zien van ongeveer 40 –

60 %. Er treden dan ook tekorten op omdat het oppervlaktestelsel onvoldoende water kan

leveren. In tabel 6.2 is de berekeningsvraag uit het grondwater weergegeven. Daarin zien we een

vergelijkbaar patroon met de beregeningsvraag uit oppervlaktewater.

Page 52: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 52\84

Tabel 6.2 Beregeningsvraag grondwater (mm/dag)

Gebied Huidig

Gem

Toekomst

Gem

Verschil

Huidig

extreem

Toekomst

extreem

Verschil

Zwarte Meer 0,00 0,01 -0,01 0,00 0,02 -0,02

Vecht 0,02 0,04 -0,02 0,05 0,10 -0,05

IJssel 0,02 0,05 -0,03 0,06 0,14 -0,08

Twentekanaal 0,02 0,06 -0,04 0,07 0,14 -0.07

Twente 0,01 0,02 -0,01 0,03 0,07 -0,04

Achterhoek 0,03 0,07 -0,04 0,08 0,14 -0,06

Tabel 6.3 geeft een beeld van het optredende vochttekort. Tussen haakjes is de factor

weergegeven waarmee het vochttekort groter is dan de gemiddelde huidige situatie. Uit tabel 6.3

blijkt dat het vochttekort in de extreme situatie aanzienlijk groter is als de gemiddelde situatie. Op

hoofdlijn ligt het vochttekort voor het gemiddelde in de toekomstige situatie iets lager dan in de

huidige extreme situatie. Uitzondering hierop vormt het gebied Zwarte Meer, wat in het

toekomstige klimaatscenario een duidelijk groter vochttekort kent dan in de huidige extreme

situatie.

Tabel 6.3 Vochttekort (mm/dag)

Gebied Huidig

Gem

Toekomst

Gem

Verschil

Huidig

extreem

Toekomst

extreem

Verschil

Zwarte Meer 0,07 0,26 (fc 3.8) -0,19 0,12 (fc 1.7x) 0,84 (fc 12,0) -0,72

Vecht 0,10 0,29 (fc 2,9) -0,19 0,37 (fc 3.7x) 0,87 (fc 8,7) -0,50

IJssel 0,07 0,22 (fc 3,1) -0,15 0,23 (fc 3,3) 0,77 (fc 11,0) -0,54

Twentekanaal 0,06 0,20 (fc 3,3) -0,14 0,24 (fc 4,0) 0,67 (fc 11,2) -0,43

Twente 0,09 0,26 (fc 2,9) -0,17 0,35 (fc 3,9) 0,88 (fc 9.8) -0,53

Achterhoek 0,12 0,31 (fc 2,6) -0,19 0,36 (fc 3,0) 0,72 (fc 6,0) -0,36

Page 53: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

53\84

7 Maaivelddalingsgevoeligheid als gevolg van peilbeheer en klimaatverandering

In dit hoofdstuk worden de resultaten beschreven va n de verkenning van de gevolgen van

klimaatveranderingen op de maaivelddaling.

7.1 Inleiding In het kader van de studie naar de gevolgen van klimaatverandering op de waterhuishouding van

het gebied Rijn-Oost is een verkenning uitgevoerd naar de maaivelddaling. Daarbij is een

voorspelling gedaan van de maaivelddaling tussen heden en 2050 bij huidige

klimaatsomstandigheden, waarbij de grondwaterstand wordt gehandhaafd op het huidige peil

t.o.v. maaiveld.

Daarna is een berekening gedaan van de extra maaivelddaling die te verwachten is wanneer een

W+ scenario optreedt.

De berekeningen zijn uitgevoerd op een 3D model van de Holocene ondergrond. In het

noordoosten van Nederland komen echter ook Pleistocene veengronden aan of ondiep onder

maaiveld voor, die in onverzadigde toestand kunnen oxideren. Omdat de aanwezigheid door

oxidatie in de laatste decennia niet overal bekend is en vooral omdat de oxidatiegevoeligheid van

deze venen niet proefondervindelijk is bepaald, is een risicokaart van deze gebieden gemaakt,

waarbij de mate van gevoeligheid is geschat op basis van dezelfde rekenmethode als voor de

Holocene ondergrond.

7.2 Werkwijze Uitgangspunt is de aanname dat de maaivelddaling het directe gevolg is van het peilbeheer.

Andere oorzaken van bodemdaling, zoals tektoniek en isostasie, evenals bodemdaling door olie-

en/of gaswinning zijn in het onderhavige gebied afwezig of ondergeschikt. Om de gevoeligheid

van het gebied voor het peilbeheer eenduidig te kunnen weergeven is voor het gehele gebied de

aanname gedaan dat het peilbeheer de maaivelddaling volgt. Dit is in de berekening

geëffectueerd door de peilen iedere 10 jaar te verlagen met de in de voorafgaande 10 jaar

opgetreden maaivelddaling. De hieruit berekende maaivelddaling na 50 jaar (referentiejaar is

2000) is gebruikt om een kaartbeeld te maken van de maaivelddalingsgevoeligheid.

De maaivelddalingsberekening wordt uitgevoerd in iedere kolom van een 3D voxel (“volume

pixel”) model van de Holocene ondergrond. Dit model, bestaande uit voxels van 100 *100 * 0,5 m

(l*b*h) is een geostatistische interpretatie van alle in het ‘Data en Informatie Nederlandse

Ondergrond’ (DINO) aanwezige boringen. De grondwaterstand in iedere kolom is genomen uit

het grondwatermodel van het NHI. De maaiveldhoogte hiervan is afgeleid uit het AHN. Als basis

voor de berekening is de top van het Pleistoceen aangenomen. Het model beslaat geheel

Nederland.

Page 54: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 54\84

7.3 Modellering De bij dit onderzoek gehanteerde aanpak is schematisch weergegeven in onderstaande figuur.

Overige informatieBoorinformatie

Klei

Veen

Zand

3D-model ondergrond

Modelrepresentaties

2

3

1

Bor

ing

Zandlichaam

Veen

Klei

Klei

A B

Profiel

(Veendikte)kaart

3

1

2

3

4Gronddruk (plit)

Kweldruk ( )pkwel

1

2

3

4

t0 t1

Veenoxidatie? (ρ ↓2 2V )

p plith kwel / ↓Deklaag

WPV

3

Risicoopbarsten

Figuur 7.1 Opzet van maaivelddalingsmodellering (br on: Deltares)

Stap 1

Selectie en kwaliteitscontrole

van boorgegevens en overige

geologische informatie.

Stap 2

Vervaardigen van een voxelmo-

del (“3D-gridcellenmodellen”;

celattributen zijn gebaseerd op

geïnterpoleerde boorgegevens);

Stap 3

Indeling in geotechnische eenheden en

parametrisatie. Vervaardigen data

rasters voor de

maaivelddalingsberekening;

Stap 4

Scenariostudie naar de maaivelddaling,

waarbij de veenoxidatie, compactie of

zwel ten gevolge van het waterbeheer

als randvoorwaarden dienen

Page 55: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

55\84

De reactie van de bodem op peilveranderingen in termen van bodembeweging worden bepaald

door de verandering van de spanningen in de grond en veenweidegebieden vooral door

veenoxidatie. De spanningen veranderen als gevolg van de waterdruk in de poriën, die wordt

bepaald door de grondwaterstanden en de hydraulische weerstand van de respectievelijke lagen.

In dit rapport worden slechts de hoofdlijnen van de methodologie genoemd, voor een uitgebreide

beschrijving wordt verwezen naar Bremmer e.a. (2000).

Zetting van de bodem treedt op bij peilverlaging door afname van de waterdruk in het sediment,

waardoor dit compacteert. Bij peilverhoging zwelt het sediment weer op. Dit proces is

geprognosticeerd met de volgende formule, naar Koppejan (1948):

met: h = dikte grondlaag; ∆ht = totale samendrukking (m), ∆ht/h =

relatieve samendrukking; U = consolidatiegraad, Cp,s =

samendrukkingsconstanten, σi = initiële korrelspanning (kPa), ∆σ’ =

toename korrelspanning, ∆t = duur van de belasting (dagen), ∆td = 1

dag (referentieperiode).

Veenoxidatie is berekend met:

met: hdroog = dikte droogliggend veen (m); ∆h = dikteverandering

door veenoxidatie (m), Vox = veenoxidatiesnelheid = 15 mm per m

drooglegging per jaar, ∆t = oxidatieduur (jr).

Ten behoeve van de geotechnische berekeningen is het geologische voxelmodel

geschematiseerd in lithologische eenheden met onderscheiden samendrukkingseigenschappen.

Voor iedere voxel is de meest waarschijnlijke lithologie bepaald. De gebruikte lithologieën zijn

beperkt tot zand, klei en veen, die representatief zijn voor respectievelijk weinig, matig en sterk

samendrukbaar, waarbij alleen in veen oxidatie plaatsvindt. Binnen de lithologieën is niet

gedifferentieerd in parameters. De in de berekening gebruikte parameters zijn samengevat in

tabel 7.1. Dit zijn gemiddelde waarden afgeleid uit de NEN tabel met geotechnische parameters

(tabel 1 van NEN 6740).

∆+

∆∆+∆=∆

'

''lnlog

1)(

i

i

dsp

t

t

t

CC

tU

h

h

σσσ

)1( )( tVox

droogehh ∆⋅−−⋅=∆

Page 56: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 56\84

Tabel 7.1 Overzicht samendrukkingsparameters

Natuurlijk

volumiek gewicht

[kN/m 3]

Samendrukkingsconstanten

[-]

Consolidatiecoefficient

[mm 2/sec]

Grensspanning

[kN/m 2]

Oxidatiesnelheid

[m/m/jaar]

γnat Cp Cs Cp’ Cs’ Cv Pg vox

Zand 19 2000 500 1 100 0

Klei 14 28 320 7 80 3.00E-08 100 0

Veen 10 20 80 5 20 8.00E-08 100 0.015

7.4 Huidige situatie Om de gevoeligheid van de bodem voor maaivelddaling als gevolg van peilbeheer weer te geven

is de situatie na 50 jaar dalingsvolgende peilaanpassingen, dat wil zeggen na 5 perioden van

10 jaar met hetzelfde ingestelde peil ten opzichte van maaiveld berekend.

Grondwaterstandveranderingen in de omgeving van onttrekkingen zijn genegeerd.

De resultaten van de berekeningen zijn weergegeven als hoogteverschillen ten opzichte van de

huidige hoogte van het maaiveld (Figuur 7.4), ofwel de totale maaivelddaling. De getalswaarden

zijn sterk afhankelijk van de gebruikte parameters, de vereenvoudiging in het ondergrondmodel

en de aannames met betrekking tot het peilbeheer en kunnen daardoor sterk afwijken van de

toekomstige werkelijkheid. De resultaten zijn echter zeer bruikbaar om de relatieve gevoeligheid

voor maaivelddaling in kaart te brengen (Figuur 7.2).

Stedelijk gebied is niet aangegeven. Hier zal in het algemeen de maaivelddaling worden geremd,

doordat er minder oxidatie plaatsvindt.

7.5 Berekening van klimaateffecten Er is voor de berekening van klimaateffecten uitgegaan van 1 klimaatscenario, namelijk het W+

scenario. De klimaateffecten worden het duidelijkst weergegeven door alleen de effecten van de

veranderingen weer te geven en deze te vergelijken met de maaivelddaling bij huidig klimaat en

onder handhaving van de grondwaterstand door peilbeheer. De verandering voor het

dalingsmodel manifesteert zich in de gevolgen van de grondwaterstandverlaging en de

temperatuur. De grondwaterstandverlaging wordt gegeven door het verschil tussen GLG_huidig

en GLG_W+. Deze zorgt voor een extra compactie en grotere ontwateringsdiepte van veenlagen.

Laatstgenoemde veroorzaakt een extra oxidatie. De oxidatie wordt verder versterkt door de

temperatuursverhoging. De extra maaivelddaling is berekend voor een periode van 40 jaar (2010

tot 2050) (Figuur 7.3).

Page 57: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

57\84

De veenoxidatie neemt toe met het hoger worden van de temperatuur (WB21, 2000).

Uitgaande van een verhoging van de zomertemperatuur in 2050 ten opzichte van huidig van

2,8 graden Celsius, moet voor de hele periode huidig -2050 met een verhogingsfactor rekening

gehouden worden behorend bij de gemiddelde opwarming van 1,4 graden. Op basis van het

WB21 rapport betekent dit een vermenigvuldigingsfactor voor de oxidatie van 1,1.

Wanneer we de relaties tussen bodemtemperatuur en oxidatiesnelheid van Stephens (1984)

toepassen (Stephens, J.C., Allen, L.H. and Chew, E. 1984. Organic soil subsidence. American

Geological Society Reviews in Engineering Geology VI:107-122), komen we op eveneens op 1,1.

7000 AC Doetichem

7600 GA Almelo

7940 AC Meppel

8000 AB Zwolle

7320 AC Apeldoorn

7740 AH Coevorden

4000 AN Tiel

3830 AJ Leusden

8200 AE Lelystad

8200 AE Lelystad

8900 AA Leeuwarden 9640 AD Veendam

8900 AA Leeuwarden

200300.000000

200300.000000

250300.000000

250300.000000

4500

00.0

0000

0

4500

00.0

0000

0

5000

00.0

000

00

5000

00.0

000

00.

Legend

ahnminstep5.img(using climate change WL from Current WL)

0 - 0.005

0.005 - 0.01

0.01 - 0.1

0.1 - 0.2

0.2 - 0.3

0.3 - 0.4

0.4 - 0.5

0.5 - 1

1.000000001 - 2

2.000000001 - 5

Figuur 7.2 Maaivelddaling (m) na 50 jaar handhaving van de huidige drooglegging bij huidig klimaat (br on:

Deltares)

Page 58: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 58\84

Figuur 7.3 Extra maaivelddaling (m) in de toekomsti ge situatie, als gevolg van klimaatverandering

(verlaging GLG en hogere oxidatiesnelheid) (bron: D eltares)

Overige veengebieden

De bovenstaande berekeningen zijn uitgevoerd voor de Holocene ondergrond. De basis voor de

berekeningen van de grondspanningen, die fluctueren met de grondwaterstand wordt in het

algemeen gevormd door de Pleistocene ondergrond. In een groot deel van het gebied ligt het

Pleistoceen aan maaiveld. Hierin komen ook veenlagen voor, die boven de grondwaterspiegel

oxideren. De oxidatiesnelheid van deze oudere venen is niet proefondervindelijk bekend.

Page 59: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

59\84

Verder kan door oxidatie de tegenwoordige dikte niet meer overeenkomen met de in de

boorbeschrijvingen in DINO vermelde dikte. Om het risico op een bijdrage aan toekomstige

maaivelddaling aan te geven zijn de gebieden waar aan de basisvoorwaarden voor oxidatie wordt

voldaan voor deze oudere venen weergegeven in figuur 7.4.

Figuur 7.4 Gebieden met Pleistoceen veen boven de G LG (Risk areas). In deze gebieden is kans op

maaivelddaling (niet gekwantificeerd) (bron: Deltar es)

Page 60: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 60\84

Conclusies

Interpretatie van de kaarten levert de volgende constateringen op:

• Figuur 7.2: Voor het grootste deel komen de Holocene gronden in de rivierdalen voor en de

IJsseldelta. Een grote rest hoogveen is nog aanwezig in het Bargerveen. In het algemeen zijn

de maaivelddalingen tussen heden en 2050 beperkt tot enkele centimeters en minder.

Slechts in de veenrijke gebieden in de IJsseldelta en de op de kaarten zichtbare uitlopers van

het Friese veenweidegebied komen dalingen voor van 0,5 m of meer

• Figuur 7.3: Alleen in de gebieden waar een dikke veenlaag direct onder het maaiveld

ononderbroken voorkomt zal de maaivelddaling door klimaatverandering merkbaar

toenemen. In de westelijke veengebieden bedraagt deze extra maaivelddaling 10 cm

• Bij de kaarten en conclusies moet een belangrijke kanttekening worden geplaatst. Door de

oxidatie van veen verdwijnen dunne veenlagen geleidelijk. Uit een steekproef die in het kader

van onderzoek van Alterra (De Vries et al., 2008) is uitgevoerd in Drenthe blijkt dat inmiddels

bij 40 tot 60 % van het oppervlak als moerige en (gedeformeerde) veengronden gekarteerde

gronden geen veenlagen meer voorkomen. Veel van de in de veengronden in het

beschouwde gebied zijn dun en enige decennia geleden gekarteerd. Bij de berekening van

de maaivelddaling is gebruik gemaakt van deze gegevens die in DINO beschikbaar zijn. Het

is te verwachten dat het gebied met een lichte tot gematigde maaivelddaling (dus dunne

lagen) navenant kleiner is geworden

Page 61: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

61\84

8 Waterkwaliteit

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de waterkwalitei t. Eerst worden de huidige

waterkwaliteitsknelpunten beschreven en vervolgens wordt ingegaan op de mogelijke

effecten van droogte op de waterkwaliteit.

8.1 Huidige situatie In de huidige situatie van Rijn-Oost zijn knelpunten in de oppervlaktewaterkwaliteit aanwezig. In

deze paragraaf worden ze beschreven. De informatie in deze paragraaf is grotendeels ontleend

aan het Stroomgebiedbeheerplan Rijndelta (Projectteam stroomgebiedbeheerplannen, 2009).

De verschillende oppervlaktewaterlichamen die in Rijn-Oost voorkomen zijn weergegeven in

bijlage 8 bij het hoofdrapport. In Rijn-Oost zijn 129 waterlichamen onderscheiden, waarvan

“langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand” het meest voorkomende watertype is.

Van deze waterlichamen hebben 99 de status “sterk veranderd” en 30 “kunstmatig”. Er zijn geen

waterlichamen met de status “natuurlijk”.

In het kader van de KRW wordt voor oppervlaktewater gekeken naar de chemie en de ecologie.

Voor de chemische kwaliteit wordt de kwaliteit voor 41 stoffen en stofgroepen bepaald. Voor de

ecologische doelstellingen wordt gekeken naar:

• Biologische soortgroepen

• Hydromorfologie

• Algemeen fysisch-chemische parameters (relevant voor dit onderzoek)

• Specifieke verontreinigende stoffen (relevant voor dit onderzoek)

8.1.1 Chemische kwaliteit

In figuur 8.1 is voor de verschillende oppervlaktewaterlichamen in Rijn-Oost voor verschillende

stofgroepen (zware metalen, bestrijdingsmiddelen, industriële verontreinigende stoffen en andere

verontreinigende stoffen) weergegeven of de kwaliteit aan de norm voldoet of niet.

Uit de kaarten kan geconcludeerd worden dat normoverschrijdingen van zware metalen en

bestrijdingsmiddelen vooral in oppervlaktewaterlichamen in de deelgebieden “Wateraanvoer

Twentekanalen” en “Geen wateraanvoer Twente” voorkomen. Industriële verontreinigende stoffen

zijn in geen enkel deelgebied een probleem. Overschrijdingen van de normen van andere

verontreinigende stoffen vinden plaats in de oppervlaktewaterlichamen in de gebieden

“Wateraanvoer Twentekanalen”, “Geen wateraanvoer Twente”, “Wateraanvoer Vecht” en de

IJssel. Als de verontreinigingen met de ligging van de lozers wordt vergeleken (figuur 8.3) lijkt er

niet direct een verband te bestaan tussen de aanwezigheid van lozers en overschrijdingen van de

normen.

Page 62: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 62\84

Uit de Waterbijlage van de Omgevingsvisie Overijssel (Provincie Overijssel, 2009) kan

opgemaakt worden dat koper, zink en ammonium de grootste probleemstoffen zijn voor de

chemische toestand.

Het totaaloordeel wat betreft de chemische toestand is dat er in de deelgebieden “Wateraanvoer

Twentekanalen” en “Geen wateraanvoer Twente” oppervlaktewaterlichamen aanwezig zijn die

niet voldoen aan de goede chemische toestand. Ook de gehele IJssel voldoet niet aan de goede

chemische toestand.

Zware metalen

Bestrijdingsmiddelen

Industriële verontreinigende

stoffen

Andere verontreinigende stoffen Totaaloordeel chemie

Page 63: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

63\84

Figuur 8.1 Chemische toestand van de oppervlaktewat erlichamen op basis van verschillende stofgroepen

en het eindoordeel voor de chemische toestand (bron : Deltares)

8.1.2 Ecologische kwaliteit

Als onderdeel van de ecologische toestand wordt onder andere gekeken naar de fysische chemie

en specifieke verontreinigende stoffen. Onder de fysische chemie vallen de parameters doorzicht,

zuurgraad, zuurstof, temperatuur, chloride, totaal fosfaat en totaal stikstof. Onder specifiek

verontreinigende stoffen vallen stoffen die in significante hoeveelheden worden geloosd

(bijvoorbeeld werkzame stoffen van bestrijdingsmiddelen). Kaarten van de fysische chemie en de

specifieke verontreinigende stoffen zijn in figuur 8.2 opgenomen.

Page 64: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 64\84

Fysische chemie

Specifieke verontreinigende stoffen

Figuur 8.2 Ecologische toestand voor de verschillen de oppervlaktewaterlichamen op basis van fysische

chemie op basis van specifiek verontreinigende stof fen (bron: Deltares)

Page 65: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

65\84

De slechtste fysisch chemische toestand lijkt in het noorden van Rijn-Oost voor te komen.

Daarnaast lijkt de fysisch chemische toestand slecht in de kleine zijriviertjes in deelgebied “geen

wateraanvoer Twente”. Opvallend is dat veel zijriviertjes van de IJssel in een goede fysisch

chemische toestand verkeren. De Vecht heeft als een van de weinige waterlopen een goede

fysisch chemische toestand, op het moment dat het Ommerkanaal en de Beneden-Regge hierin

uitkomen, verslechtert de toestand echter. In het noorden van Rijn-Oost komt een aantal

oppervlaktewaterlichamen voor die fysisch-chemisch in een slechte toestand verkeren, maar voor

de specifieke verontreinigende stoffen niet de norm overschrijden. Het totaaloordeel van de

ecologische toestand is dat de oppervlaktewaterlichamen in Rijn-Oost zich in matige,

ontoereikend of slechte toestand bevinden.

Uit de Waterbijlage van de Omgevingsvisie Overijssel (Provincie Overijssel, 2009) kan

opgemaakt worden dat van de fysisch chemische parameters de nutriënten de grootste

probleemstoffen zijn. Bijna bij alle oppervlaktewaterlichamen die voor de fysische chemie in

slechte toestand verkeren (zie figuur 8.2), wordt dit veroorzaakt door een te hoge

fosfaatconcentratie. De laagveenplassen in het noordwesten van Rijn-Oost hebben in vergelijking

met de andere oppervlaktewaterlichamen voor meer parameters een ontoereikende (totaal-

stikstof, doorzicht en zuurgraad) toestand.

8.1.3 Puntbronnen

De belangrijke bron van belasting in Rijn-Oost vormen rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s).

In Rijn-Oost zijn 46 RWZI’s aanwezig met een ontwerpcapaciteit van meer dan 2000 v.e.

(vervuilingseenheden). Belasting door RWZI’s van veel voorkomende normoverschrijdende

stoffen zijn benzo(a)pyreen, som benzo(b+k)fluorantheen, som benzo(g,h,i)peryleen en

indeno(1,2,3-c,d)pyreen, kwik, cadmium, koper, zink, totaal fosfaat en stikstof. Ook

riooloverstorten dragen in Rijn-Oost bij aan de belasting, maar in mindere mate dan RWZI’s. In

Rijn-Oost zijn relatief weinig industriële en andere lozingen aanwezig.

De belangrijkste diffuse bron in Rijn-Oost is de landbouw. Uit de landbouw komen vooral

nutriënten en zware metalen (zoals koper en zink) vrij. Daarnaast zijn run-off (afstromend

regenwater en regenwaterriolen), verkeer (weg/rail) en infrastructuur en atmosferische depositie

belangrijke diffuse bronnen van voornamelijk metalen (koper en zink) aan het oppervlaktewater.

Page 66: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 66\84

Rioolwaterzuiveringen

Industriële en andere lozingen van prioritaire

en andere belangrijke (gevaarlijke) stoffen

Figuur 8.3 Ligging van rioolwaterzuiveringen (RWZI’ s) en industriële lozingen van prioritaire en ander e

belangrijke (gevaarlijke) stoffen in Rijn-Oost (bro n: Deltares)

Page 67: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

67\84

8.2 Toekomstige situatie De waterkwaliteit van rivieren is het meest kritisch tijdens hydrologische extremen en onder hoge

watertemperaturen. Uit verschillende studies naar effecten van klimaatverandering op de

waterkwaliteit in de Rijn en de Maas is gebleken dat er in het algemeen een verslechtering van de

chemische waterkwaliteit (bijvoorbeeld een toename aan chloride) wordt waargenomen tijdens

perioden van extreem lage rivierafvoeren (Zwolsman & Doomen (2005), Klopstra et al. (2005),

Van Bokhoven & Zwolsman (2007); Van Vliet & Zwolsman (2007); Zwolsman & Van Vliet (2007);

Van Vliet et al. (2008), Rijk et al. (2010)). Wat betreft de ecologische waterkwaliteit, speelt met

name de verhoging van de watertemperatuur en de daarmee samenhangende toename van

algenbloei, verschuiving van soorten (meer cyanobacterien), de opkomst van exoten en een

toenemende kans op botulisme.

Bovengenoemde onderzoeken gaan in op de effecten van droogte op de Rijn en Maas en zijn

veelal gebaseerd op een vergelijking tussen de waterkwaliteit in warme jaren (1976 en 2003) en

die in ‘normale’ jaren. Er zijn ons geen onderzoeken bekend naar het effect van droogte in

kleinere rivieren of kwelafhankelijke waterlopen. Bij de resultaten die in deze paragraaf

gepresenteerd worden moet in acht genomen worden dat dit dus een interpretatie is van de

onderzoeken die bekend zijn en dat dus alleen gespeculeerd kan worden wat de effecten van

droogte zijn op alle waterlopen in stroomgebied Rijn-Oost.

8.2.1 Processen bij droogte die invloed hebben op d e waterkwaliteit

Uit de bovengenoemde studies kunnen verschillende effecten van droogte op de waterkwaliteit

afgeleid worden voor verschillende parameters, welke hieronder toegelicht worden.

Chemische kwaliteit (zware metalen, bestrijdingsmidd elen, industriële verontreinigende

stoffen en andere verontreinigende stoffen)

Droogte kan de volgende effecten hebben op de chemische waterkwaliteit:

• Afname verdunning van puntlozingen. Stroomafwaarts van puntbronnen, zoals RWZI’s, zal

het effect van de stoffen in het effluent hoger zijn omdat tijdens lage afvoer de RWZI

effluenten een relatief groot aandeel leveren in de totale rivierafvoer. Concentraties aan

verontreinigende stoffen (chloride, sulfaat, fluoride, bromide, zink, koper, organische

verontreinigingen, maar ook medicijnen, hormoonverstorende medicijnen en glyfosfaat

(onkruidbestrijdingsmiddel)) kunnen hierdoor oplopen en mogelijke drempelwaarden

overschrijden

• Afname in concentraties zwevende stof. Door een lagere stroomsnelheid heeft de rivier

minder ‘kracht’ om sediment te transporteren. Dit heeft een afname van totaalconcentraties

van aan zwevende stof gebonden verontreinigingen tot gevolg

• Verminderde aanvoer vanuit diffuse bronnen (zoals landbouw) via ondiep grondwater en

oppervlakte-afstroming. Tijdens basisafvoer wordt het oppervlaktewater vooral gevoed uit het

diepere grondwater, wat minder verontreinigd is. Hierdoor zal er een afname in

totaalconcentraties zware metalen optreden

Page 68: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 68\84

Nutriënten

Droogte kan verschillende effecten op de nutriëntenconcentratie hebben:

• Toename nutriëntenconcentraties door afname verdunning puntlozingen, zoals RWZI’s

• Afname fosfaatconcentratie door afname zwevende stofconcentratie

• Verminderde aanvoer van nutriënten vanuit diffuse bronnen doordat er in droge

omstandigheden meer aanvoer van dieper, minder verontreinigd, grondwater is en er geen

oppervlakte-afstroming plaats zal vinden (Rozemeijer et al., 2008)

• Versnelling chemische en biologische processen. Bij hogere temperaturen verlopen

chemische reacties en biologische processen sneller. Dit betekent bijvoorbeeld een snellere

afbraak van organisch materiaal, waardoor meer nutriënten vrijkomen. Snellere groei van

primaire producenten betekent echter ook een snellere opname van nutriënten uit water en

bodem

• Droogval van watergangen, veroorzaakt door toenemende droogte, beïnvloedt chemische

processen in water en bodem. In zijn algemeenheid zullen nutriëntenconcentraties toenemen

De verschillende effecten kunnen dus zowel een toename als een afname in

nutriëntconcentraties teweeg brengen, afhankelijk van welke processen er in een bepaalde

waterloop spelen.

Temperatuur, zuurstof, pH en algenbloei

De effecten van droogte op temperatuur, zuurstof, pH en algenbloei hangen sterk samen en zijn

hieronder kort toegelicht.

• Stijging van de watertemperatuur en sterkere gevoeligheid van het riviersysteem voor

opwarming. Hierdoor zal bij droogte, samengaand met hitte, eerder de kritische norm van

25°C, die voor drinkwaterproductie en ecologie geldt, overschreden worden. De

watertemperatuur is voornamelijk afhankelijk van de luchttemperatuur en koelwaterlozingen.

Daarnaast speelt afvoer ook een indirecte rol, doordat de gevoeligheid van het watersysteem

voor hogere luchttemperaturen toeneemt bij lagere afvoer. De temperatuurverhoging door

klimaatverandering vooral ook belangrijk bij de kleinere wateren (Van der Hoek &

Verdonschot, 2001). Waterkwaliteitsparameters waarvan de concentratie afhankelijk is van

de watertemperatuur zijn zuurstof, chlorophyl-a, en nutriënten (ammonium, nitraat, nitriet en

ortho-fosfaat)

Page 69: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

69\84

• Effect op zuurstofconcentraties, pH en algenbloei. De zuurstofoplosbaarheid neemt af bij

hogere watertemperatuur. De zuurstofconcentratie en pH zullen echter ook reageren op

algenbloei. Bij een toenemende watertemperatuur en lagere stroomsnelheid zijn er

verhoogde risico’s op algenbloei. Algenbloei leidt tot afgifte van zuurstof aan de waterkolom

(oververzadiging) en onttrekking van opgelost koolzuur (pH stijging) gedurende de dag. Maar

’s nachts is de respiratie dominant, waardoor het zuurstofgehalte en de pH zullen dalen. Dit

effect kan per rivier verschillen en is onder andere afhankelijk van de mate van belasting met

organische stoffen. Bij een hogere belasting met organische stoffen is er een sterkere afname

van de zuurstofconcentratie door, naast een lagere zuurstofoplosbaarheid als gevolg van de

hogere temperatuur, een toename in afbraak van organische stoffen bij hogere

watertemperaturen. De belasting van een rivier is afhankelijk van de verdunning (hogere

afvoer, o.a. door de bijdrage van zijrivieren) en door afbraak, biotische opname of binding van

organische stoffen. Bij het ontstaan van algenbloei speelt daarnaast het debiet van een rivier

een belangrijke rol. Bij een gebrek aan doorstroming zal de watertemperatuur sneller kunnen

oplopen en zal er eerder algenbloei optreden.

De verhoogde dag-nachtfluctuaties in de pH en het zuurstofgehalte en de verhoogde

temperatuur van het water kunnen ecologische risico’s met zich meebrengen, zoals vissterfte,

maar hebben daarnaast ook gevolgen voor de gebruiksfuncties van het water (bijv.

drinkwaterproductie, recreatie en beperking koelwaterlozingen)

• (Water-)temperatuur kan de algensoortensamenstelling beïnvloeden, doordat bij bepaalde

temperaturen er verschuivingen optreden in populaties. Hierdoor kunnen bepaalde

algensoorten het watersysteem gaan domineren. Hogere temperaturen resulteren eerder in

een dominantie van blauwalgen. Een temperatuurstijging als gevolg van klimaatverandering

kan dus zorgen voor meer dominantie van blauwalgen in het watersysteem. Hierbij moet wel

de kanttekening worden geplaatst dat niet alleen temperatuur van belang is voor de mogelijke

dominantie van een soort, ook de hoeveelheid licht en de beschikbaarheid van nutriënten zijn

van belang. In de literatuur zijn verschillende voorbeelden te vinden van meren waarvan de

algensoortensamenstelling is veranderd na een verhoging van de temperatuur (door lozing

van koelwater)

• Een hogere temperatuur vergroot ook de kans op botulisme. Botulisme is een

voedselvergiftiging bij mensen of dieren, die veroorzaakt wordt door opname van voedsel

waarin zich de bacterie Clostridium Botulinum, botulinumtoxine, heeft gevormd. Er bestaan

zeven verschillende typen van deze bacterie. De mens is vooral gevoelig voor de, gelukkig

zeldzame, typen A, B, E, en F. De bacteriën vermenigvuldigen zich snel bij gunstige

omstandigheden als vuil, warm en ondiep stilstaand water. Botulisme verspreidt zich vooral

via besmette kadavers. Gezonde watervogels nemen weefseldeeltjes en vliegenlarven

(maden) op van de kadavers en worden hierdoor ziek. De bacterie kan ook rechtstreeks uit

de bodem worden opgenomen. Gunstige condities voor optreden botulisme zijn hoge

temperaturen en aanwezigheid van organisch afval (van lozingen of in sediment)

Page 70: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 70\84

Ecologische kwaliteit

Macrofauna

Een stijging van de temperatuur kan zowel een positief, negatief als neutraal effect hebben op de

soortensamenstelling en diversiteit van macrofauna. Iedere soort heeft een specifiek

temperatuurtraject waarbinnen de groei en ontwikkeling optimaal is. Een studie laat zien dat bij

een temperatuurstijging van 1-4 °C het verspreidings areaal van soorten naar het noorden

verschuift. Van den Hoek en Verdonschot onderzochten de effecten van temperatuurstijging op

de verspreiding van soorten in Nederland en concluderen dat circa 12 % van de fauna in

beekecosystemen in Nederland zal verdwijnen, 17 % nieuw zal zijn en dat voor verreweg de

meeste macrofauna in stromend water (71 %) er geen verandering is te verwachten. Nog

onbekend is in welke mate de macrofaunasoorten die in de ecologische beoordelingssystemen

zijn opgenomen temperatuurgevoelig zijn. Indien relatief veel soorten temperatuurgevoelig

zouden zijn, kan dit het behalen van de geformuleerde ecologische doelen onder druk zetten.

Ook de toename van bui-intensiteit heeft invloed op macrofauna; bij een piekafvoer die groter is

dan vier keer de basisafvoer worden met name macrofaunasoorten te sterk afgevoerd en bestaat

de kans dat de vitaliteit van een populatie afneemt of dat de populatie zelfs verdwijnt.

Vissen

Het metabolisme (stofwisseling) en de groei van vissen worden sterk beïnvloed door de

watertemperatuur. Groei vindt zelfs alleen plaats als de watertemperatuur binnen een bepaalde

bandbreedte valt. De meeste vissoorten groeien dan ook niet of amper in de winter, als de

temperaturen te laag zijn. Een lichte stijging van de watertemperatuur in de winter kan een

positief effect hebben, echter tegelijkertijd moet er ook voldoende voedsel aanwezig zijn om aan

de verhoogde energiebehoefte te voldoen en de biologische interacties mogen zich verder niet

wijzigen. Voor soorten die een lagere watertemperatuur nodig hebben om zich te kunnen

voortplanten zou een stijging van de watertemperatuur een negatief effect hebben. De effecten

van een temperatuurstijging van het water op vissen hangen af van de grootte van de

temperatuurstijging, de (thermische) eisen die de soort stelt aan het systeem en het watertype.

Aangezien het effect van temperatuursverhoging per soort erg kan verschillen, voert het te ver

om hier in detail verder op in te gaan.

Page 71: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

71\84

Macrofyten

Temperatuur is een belangrijke factor voor de ontwikkeling en reproductie, die onder andere het

tijdstip van bloei en uitkomen van zaden van (hogere) planten beïnvloedt. Net als voor de andere

biologische groepen, treedt als gevolg van de klimaatverandering een areaalverschuiving op van

flora. Nog onbekend is in welke mate de macrofytensoorten die in de ecologische

beoordelingssystemen zijn opgenomen temperatuurgevoelig zijn. Indien relatief veel soorten

temperatuurgevoelig zouden zijn, kan dit het behalen van de geformuleerde ecologische doelen

onder druk zetten.

Exoten

Een ander probleem is dat exotische “plaagsoorten” kunnen toenemen. Exoten zijn te benoemen

als soorten die een ecosysteem binnendringen die voorheen niet waargenomen werden. Dit

binnendringen kan op natuurlijke wijze of door antropogene oorzaken gebeuren. Het succes van

een invasie door exoten zal afhangen van hun adaptieve capaciteit aan de milieuomstandigheden

in de tijd en plaats. De watertemperatuur, waterbeschikbaarheid en verschillende

waterkwaliteitsparameters (onder andere zoutgehalte) zijn seizoensgebonden en de dynamiek

ervan wordt mede bepaald door het klimaat. Huidige exoten, die nabij de grenzen van hun

overlevingsucces zitten, zouden bij een klimaatverandering kunnen verdwijnen. Aan de andere

kant zullen voor nieuwe, nog niet geïntroduceerde soorten in Nederland, de overlevingskansen

kunnen stijgen. Ze kunnen inheemse soorten verdringen en ecosystemen destabiliseren. In het

Nederlandse waterbeheer worden de volgende soorten momenteel als problematisch ervaren:

In het gebied van Rijn -Oost zijn verschillende exoten waargenomen. Voorbeelden zijn de

waterteunisbloem, watersla, parelverderkruid, de rode en de gevlekte Amerikaanse rivierkreeft en

marmelgrondel. Mede als gevolg van klimaatverandering bestaat het risico dat deze soorten

sterkere plaagsoorten kunnen worden. Met name de warmere winters kunnen ertoe leiden dat

deze soorten zich gemakkelijker kunnen vestigen.

Algemeen

Tot slot heeft de toenemende droogte invloed op de soortensamenstelling. Bij langdurige droogte

en daarmee gepaard gaande droogval /stagnatie van beken, zal de ecologische kwaliteit

afnemen. Aquatische soorten verdwijnen bij langdurige droogval. In alle typen stedelijk

oppervlaktewater zal (langdurige) droogval deze soorten daarom onder druk zetten. Voor beken

geldt dat kenmerkende stromingsminnende soorten bij langdurige stagnatie zullen verdwijnen. In

het gebied van Rijn-Oost is stagnatie van beken nu al vaak een sterke beperkende factor voor de

ecologische kwaliteit, met name voor macrofauna en vissen. Verwacht kan worden dat dit

probleem groter wordt als gevolg van klimaatverandering.

Page 72: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 72\84

8.2.2 Effect droogte op de waterkwaliteit van Rijn e n IJssel

Uit verschillende studies is gebleken dat de waterkwaliteit van de Rijn negatief wordt beïnvloed

door droogte. Aangezien de IJssel gevoed wordt door Rijnwater, is de verwachting dat deze

effecten van droogte ook in de IJssel waargenomen worden.

De belangrijkste invloeden van droogte die daadwerkelijk in de Rijn zijn aangetoond zijn:

• Toename watertemperatuur

• Toename concentratie chlorophyl-a (maat voor hoeveelheid algen)

• Toename concentratie ammonium (in vergelijking met seizoenscyclus echter van beperkt

belang)

• Toename aan concentraties aan macro-ionen, zoals chloride, sulfaat, natrium, bromide en

fluoride

• Over het algemeen gelijkblijvende zuurstofconcentratie en pH met sterke dag-nachtfluctuaties

veroorzaakt door algenbloei

• Geen effect op nitraat, nitriet en fosfaat

8.2.3 Invloed droogte op waterkwaliteit van de Over ijsselse Vecht

Voor de Overijsselse Vecht zijn de effecten van droogte op de waterkwaliteit niet specifiek

onderzocht. Op basis van expert judgement zullen de effecten van droogte op het water uit de

Overijsselse Vecht beschouwd worden.

De Overijsselse Vecht is een langzaam stromend, genormaliseerd regenriviertje. De verwachting

is dat droogte een negatief effect heeft op de waterkwaliteit. Omdat de Vecht een langzaam

stromende regenrivier is, is de verwachting dat droogte een groter effect op de temperatuur en

algenbloei zal hebben in vergelijking met de Rijn. Regenrivieren, zoals de Maas en de

Overijsselse Vecht, hebben een grillige afvoerdynamiek en relatief lage afvoeren tijdens de

zomerperiode. De Rijn wordt gevoed door zowel regenwater als smeltwater en heeft daardoor

relatief hoge afvoeren tijdens de zomerperiode. In vergelijking met de Rijn zal de Overijsselse

Vecht dus snel op droogte reageren. Uit de omliggende kanalen is wel altijd een minimum debiet

gegarandeerd.

Door een verhoogde temperatuur en daarmee samenhangende toename aan algenbloei zullen in

deze rivier de zuurstofconcentratie en de pH flink kunnen fluctueren tussen dag en nacht.

Er zijn een aantal RWZI’s aanwezig die in de Overijsselse Vecht lozen. Door de afname van de

afvoer met droogte, zullen de concentraties aan verontreinigende stoffen sterk kunnen toenemen

door een afname in verdunning.

8.2.4 Invloed droogte op waterkwaliteit van het IJs selmeer

Het water uit het IJsselmeer bestaat voor ca. 70% uit Rijnwater. De kwaliteitsfluctuaties die in het

Rijnwater het gevolg van droogte kunnen zijn, zouden kunnen afvlakken door menging van

Rijnwater en IJsselmeerwater. Daarnaast speelt echter ook aanvoer vanuit andere bronnen en

verdamping in de zomer.

Page 73: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

73\84

In onderzoek van Zwolsman & Doomen (2005) blijkt droogte een verhoogd chloridegehalte in het

IJsselmeer teweeg te brengen (is onder andere in de warme periode in 2003 aangetroffen). Dit

wordt niet alleen veroorzaakt door een verhoogde chlorideconcentratie in het Rijnwater, maar

mogelijk ook door uitslagwater van aanliggende polders en boezemgebieden en brakke kwel en

verdamping. Gezien het grote wateroppervlak en de geringe waterdiepte van het IJsselmeer kan

het gevolg van verdamping voor het chloridegehalte tijdens een warme droge zomer aanzienlijk

zijn. Door kalkneerslag kan het fluoridegehalte dalen in een droge, warme periode. Kalkneerslag

is afhankelijk van de algenbloei in het meer, die met een hoge watertemperatuur verhoogd zou

kunnen zijn. Door afbraak en verdunning is de concentratie bestrijdingsmiddelen ongeacht de

droogte laag (< detectiegrens) in het IJsselmeer.

8.2.5 Deelgebieden

Verschillen in de invloed van droogte op verschillende waterlopen zal vooral afhangen van:

• De mate van belasting van de waterloop (RWZI’s, koelwaterlozingen, puntbronnen,

riooloverstorten, aanwezigheid steden)

• De mate van inlaatwater en de kwaliteit daarvan. In alle deelgebieden met inlaatwater moet in

droge perioden mogelijk meer systeemvreemd water worden ingelaten, met bijbehorende

negatieve effecten

• De grootte (debiet) van de waterloop: in kleine waterlopen is het debiet lager waardoor de

invloed van puntlozingen groter is doordat er minder water is om de concentraties te

verdunnen

• De mate waarin er stagnatie van het water kan optreden, deze kans zal groter zijn bij

waterlopen met een klein verval en een laag debiet

• De afhankelijkheid van kwel: het diepe grondwater heeft in de meeste gevallen een betere

waterkwaliteit dan het bovenste grondwater. Waterlopen die afhankelijk zijn van kwel zullen

minder invloed ondervinden van kwaliteitsverslechtering door droogte dan waterlopen die

afhankelijk zijn van inlaat van oppervlaktewater

Hieronder worden per deelgebied de mogelijke effecten van droogte op de waterkwaliteit

beschreven. Omdat er maar weinig onderzoek is gedaan naar de effecten van droogte op de

waterkwaliteit, met name op de Maas en de Rijn, is dit gebaseerd op expert judgement en geven

de teksten hieronder een grove indicatie.

Aanvoergebied Zwarte Meer

In het IJsselmeerwater wordt verwacht dat droogte mogelijk een verhoogde chloride- en

fluorideconcentratie tot gevolg kan hebben. In vergelijking met rivieren zal de kwaliteit van het

IJsselmeer minder veranderen door droogte. In waterlopen waarin IJsselmeerwater wordt

ingelaten zullen deze concentraties dus ook verhoogd worden, maar de effecten zullen kleiner

zijn dan in gebieden met wateraanvoer vanuit rivierwater.

Page 74: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 74\84

In de meren in deelgebied “Wateraanvoergebied Zwarte Meer” kunnen gemakkelijk effecten

optreden van droogte en warmte doordat dit stagnante wateren zijn. Hierdoor kan er gemakkelijk

zuurstofloosheid optreden en is er verhoogde kans op bloei van blauwalgen en botulisme en

bestaat er kans op het vrijkomen van toxines en op vissterfte.

Aanvoergebied Vecht

De waterkwaliteit van de Overijsselse Vecht zal veranderen zoals in paragraaf 8.2.3 beschreven.

Doordat het debiet van deze rivier af zal nemen en de kwaliteit zal verslechteren door de afname

in verdunning, bestaat de kans dat waterlopen met inlaat van Vechtwater minder water

ontvangen, wat ook nog van slechtere kwaliteit is. Het effect van droogte op de waterkwaliteit in

waterlopen die geen inlaat van de Vecht ontvangen is onbekend. Dit is voornamelijk afhankelijk

van de herkomst van het water in deze waterlopen en de aanwezigheid van

puntverontreinigingen. Als deze waterlopen afhankelijk zijn van kwel, zal er mogelijk geen

kwaliteitsverslechtering optreden door droogte.

Aanvoergebied IJssel

Het IJsselwater zal ongeveer dezelfde kwaliteit als het Rijnwater hebben. Dit betekent een

slechtere kwaliteit bij droogte door minder verdunning van de verontreinigingen. Tevens is er

direct na de aftakking van de IJssel een grote RWZI (>100.000 p.e.) aanwezig. Deze zal direct

invloed hebben op de kwaliteit van het IJsselwater door de verminderde verdunning bij droogte.

Aangezien deelgebied “Wateraanvoergebied IJssel” geheel van water kan worden voorzien,

zullen de waterlopen bij inlaat met water van slechtere kwaliteit tijdens droge perioden ook een

slechtere waterkwaliteit krijgen.

Aanvoergebied Twentekanalen

Het water uit de Twentekanalen wat in dit gebied wordt ingelaten is afkomstig uit de IJssel. Het

IJsselwater zal ongeveer dezelfde kwaliteit als het Rijnwater hebben. Dit betekent een slechtere

kwaliteit bij droogte door minder verdunning van de verontreinigingen. Dit wordt versterkt door de

aanwezigheid van een RWZI bij de aftakking van het Twentekanaal en enkele lozingslocaties in

het Twentekanaal (zie figuur 9.3). In waterlopen waarin water uit het Twentekanaal ingelaten

wordt, zal de kwaliteit van het water verslechteren.

“Geen wateraanvoer Twente” en “Geen wateraanvoer Ac hterhoek”

Aangezien in de gebieden “Geen wateraanvoer Twente” en “Geen wateraanvoer Achterhoek” in

droge tijden geen oppervlaktewater aangevoerd wordt en er geen specifieke informatie over deze

twee gebieden is, worden de algemene effecten van droogte op de waterkwaliteit voor beide

gebieden gelijktijdig beschreven.

Page 75: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

75\84

De kwaliteit van het water in de waterlopen in dit gebied zal vooral beïnvloed worden door de

mate van belasting (onder andere RWZI’s) en het blijven stromen dan wel stagneren van het

water. Gebieden waarin geen inlaat van water is en die afhankelijk zijn van regenwater en

kwelwater, zullen bij droogte mogelijk geen kwaliteitsverslechtering laten zien. Regenwater zal

dezelfde kwaliteit behouden en via het kwelwater komt mogelijk zelfs minder verontreinigd water

omdat er meer aanvoer vanuit het diepe dan vanuit het ondiepe grondwater is. Waterlopen die

niet door kwelwater gevoed worden maar alleen door regenwater kunnen mogelijk geheel

droogvallen.

De werkelijke effecten per waterloop in deze twee gebieden hangen af van de factoren zoals in

het begin van deze paragraaf genoemd.

Page 76: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 76\84

Page 77: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

77\84

9 Waterkwaliteit van de Regge en Wieden-Weerribben

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de waterkwalitei t van twee deelsystemen in Rijn-Oost:

de Regge en de Wieden en Weerribben.

9.1 Regge 9.1.1 Het waterlichaam

Het watersysteem Regge bestaat uit drie waterlichamen: de Boven Regge, de Midden Regge en

de Beneden Regge. De Beneden en Midden Regge zijn getypeerd als watertype R6 (Langzaam

stromend riviertje op zand) en de Boven Regge als R5 (Langzaam stromende

midden/benedenloop op zand). In tabel 9.1 staan enkele kenmerken van het Reggesysteem.

Tabel 9.1 Gegevens over het watersysteem Regge

Waterlichaam Ontstaan Watertype en status Oppervlak

afwateringsgebied (ha)

Lengte (km)

Beneden Regge Natuurlijk R6, sterk veranderd 1.471 8,6

Midden Regge Natuurlijk R6, sterk veranderd 8.411 25,1

Boven Regge natuurlijk R5, sterk veranderd 8.174 32,4

9.1.2 Huidige situatie

Scores op de KRW-maatlat

In bijlage 2 staan factsheets met alle relevante KRW-informatie over de waterlichamen van het

Reggesysteem. Deze factsheets zijn opgesteld door Waterschap Regge en Dinkel (Knol, 2009).

Een overzicht van de huidige situatie en GEP’s (doelen voor 2027) is te zien in tabel 9.2.

Page 78: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 78\84

Tabel 9.2 Huidige concentraties en scores op de maa tlatten en GEP’s

Huidig GEP Huidig GEP Huidig GEPMacrofauna 4,2 5,0 3,7 4,3 5,0 5,6Vissen 3,6 5,0 4,6 5,0 4,6 5,0Waterflora 4,7 5,3 5,0 5,3 5,0 5,3

Temperatuur 18,5 25 21,3 25 20,6 25Zuurgraad 7,5 5,5 - 8,5 7,5 5,5 - 8,5 7,5 5,5 - 8,5Zuurstof 76,3 70 - 120 81,2 70 - 120 90,8 70 - 120Zout 52,1 150 75,3 150 67,3 150Totaal stikstof 4,2 4,0 3,70 4,0 3,60 4,0Totaal fosfor 0,13 0,14 0,40 0,14 0,29 0,14Ammonium 0,319 0,304 0,367 0,304

Boven Regge Midden Regge Beneden Regge

9.1.3 Toekomstige situatie

Veranderingen in hydrologie en waterkwaliteit als g evolg van klimaatverandering

We gaan ervan uit dat in 2027 de GEP wordt gehaald voor alle kwaliteitselementen en ecologie-

ondersteunende parameters. In de studie van Klein (2010) is aangegeven dat er voor de

waterkwaliteit op de Regge en andere beken in het gebied weinig veranderingen in de

waterkwaliteit te verwachten zijn, tenzij er op die beken rwzi’s lozen. Op de Regge lozen twee

rwzi’s, namelijk die van Goor en van Nijverdal. Een gevolg van klimaatverandering op de Regge

zal zijn dat deze met name in de zomer minder water afvoert. Hierdoor wordt het aandeel rwzi-

water relatief groter. Zonder aanvullende aanpassingen op de rwzi zullen de concentraties van

nutriënten in het water in de Midden en Beneden Regge stijgen.

De watertemperatuur zal hoger worden en de concentraties zuurstof lager. Hierdoor wordt

mogelijk de minimale zuurstofverzadiging van 70 % niet altijd meer gehaald, vooral in de Boven

Regge.

Effecten op de biologische maatlatten

De belangrijkste effecten op de biota worden veroorzaakt door:

• Lagere afvoeren in de zomer

• Grotere afvoerdynamiek

• Hogere concentraties nutriënten

• Hogere primaire productie

• Hogere temperaturen

• Veranderende kwaliteit invallend blad

Page 79: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

79\84

Als de stroomsnelheid in de zomer lager wordt dan 10 à 20 cm/s, dan stroomt het water te

langzaam voor de watertypen R5 en R6. Dit kan tot gevolg hebben dat soorten die afhankelijk zijn

van stromend water in de zomer verdwijnen ten gunste van soorten die niet van stromend water

houden. Een grotere afvoerdynamiek daarentegen is ongunstig voor soorten van niet- tot zeer

langzaam stromende wateren. Komt de stroomsnelheid van het water boven de 50 cm/s, dan

stroomt het water te snel voor het type. Zowel een lagere afvoer in de zomer als een hogere

afvoerdynamiek heeft dus een negatief effect op de scores op de biologische deelmaatlatten.

Droogval van de beek zal een grote invloed hebben op het voorkomen van soorten. De

kenmerkende soorten van R5 en R6 kunnen over het algemeen niet tegen droogval.

Het effect van eutrofiëring hangt sterk af van de mate van eutrofiëring. Worden de rwzi’s zodanig

aangepast dat zij veel minder nutriënten lozen, dan hoeft er geen negatief effect te zijn op de

maatlatscores. De watertypen R5 en R6 kunnen immers mesotroof tot matig eutroof zijn. Ook de

saprobiegraad verandert, omdat de primaire productie en de hoeveelheid organisch materiaal

toenemen.

Hogere temperaturen zorgen voor veranderingen in de groei, reproductie en ontwikkeling van

soorten. Omdat de huidige kennis van temperatuurgevoeligheid van de maatlatsoorten van

macrofauna, macrofyten en fytobenthos zeer beperkt is, is de mate van doorwerking op de KRW

maatlatten niet met zekerheid te voorspellen (Besse-Lototska et al., 2007). Temperatuureffecten

voor vissen zijn alleen significant voor een selectie van taxa, waarbij de voortplanting alleen

onder lage temperatuuromstandigheden kan plaatsvinden, zoals de serpeling. De mate waarin

temperatuurstijging doorwerkt in de KRW-maatlatten voor vissen is nog niet met zekerheid te

voorspellen (Besse-Lototska et al., 2007).

De hoeveelheid invallend blad zal groter worden door een hogere primaire productie van bomen

en struiken, maar de kwaliteit van dat blad zal minder zijn door een hogere C:N verhouding

(Verdonschot et al., 2007). Dit kan sommige soorten macrofauna kwetsbaarder maken.

Behalve de genoemde effecten, zal het aandeel exoten waarschijnlijk toenemen en zullen nu

inheemse soorten uitsterven. Met het warmer worden zal het verspreidingsgebied van soorten

naar het noorden opschuiven. De concurrentieverhouding tussen soorten verandert. Sommige

soorten groeien bijvoorbeeld sneller, maar blijven uiteindelijk kleiner en krijgen minder

nakomelingen. Hierdoor kan de soortsamenstelling verschuiven. Het verschijnen en verdwijnen

van soorten kan een klein of een groot effect hebben op het gehele ecosysteem. De effecten

hiervan op hele levensgemeenschappen is nog onvoldoende onderzocht (Verdonschot et al.,

2007). Als een of meer soorten verdwijnen die essentieel zijn voor het functioneren van het

huidige ecosysteem, kan dit hele systeem veranderen. Omgekeerd kan een exoot dominant

worden waardoor de soortsamenstelling van het gehele ecosysteem drastisch kan veranderen.

Page 80: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 80\84

Het verschijnen en verdwijnen van soorten en het effect daarvan op het ecosysteem is niet te

voorspellen.

9.2 Wieden en Weerribben 9.2.1 Het waterlichaam

Het watersysteem Wieden en Weerribben valt binnen het waterlichaam Boezem. De Boezem is

getypeerd als watertype M27: matig grote ondiepe laagveenplassen en heeft als status

Kunstmatig.

Tabel 9.3 Gegevens over het watersysteem Wieden en Weerribben

Waterlichaam Ontstaan Watertype en status Rwzi’s

Boezem Gegraven M27, kunstmatig -

9.2.2 Huidige situatie

Scores op de KRW-maatlat

In bijlage 2 staan factsheets met alle relevante KRW-informatie over de waterlichamen van het

Boezemsysteem. Deze factsheets zijn opgesteld door Waterschap Reest en Wieden (2009). Een

overzicht van de huidige situatie en GEP’s (doelen voor 2027) is te zien in tabel 9.4.

Tabel 9.4 Huidige concentraties en scores op de maa tlatten en GEP’s

Huidig GEPMacrofauna 0,43 0,6Vissen 0,52 0,6Waterflora 0,40 0,6Fytoplankton 0,35 0,6

Temperatuur 21,3 25Zuurgraad 8,56 5,5 - 7,5Zuurstof 99,3 60 - 120Zout 36,4 200Totaal stikstof 2,32 1,3Totaal fosfor 0,07 0,09Doorzicht 0,47 0,9

Boezem

Page 81: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

81\84

9.2.3 Toekomstige situatie

Veranderingen in hydrologie en waterkwaliteit als g evolg van klimaatverandering

We gaan ervan uit dat in 2027 de GEP wordt gehaald voor alle kwaliteitselementen en ecologie-

ondersteunende parameters. In de studie van Klein (2010) is aangegeven dat er in ondiepe

meren problemen kunnen optreden door warmte. Door een hogere temperatuur is er verhoogde

mineralisatie van organisch materiaal (meer interne eutrofiëring), treedt er eerder blauwalgenbloei

op en zal er eerder zuurstofloosheid zijn. Ook de kans op botulisme neemt toe. Toename in

neerslag zorgt voor meer nutriëntenuitspoeling uit de landbouw, maar ook voor een hogere

denitrificatie. Het netto effect op de stikstofconcentraties in het water is dus onzeker (Loeve et al.,

2006). Zuurstofloosheid kan zorgen voor vissterfte. Meer verdamping zal inlaat van meer

gebiedsvreemd water noodzakelijk maken. Dit water zal van slechtere kwaliteit zijn dan nu en dan

de huidige waterkwaliteit in de meren. Verlagen van de waterstand zorgt echter voor versnelde

mineralisatie van veen en een nog grotere opwarming van het water en is dus geen optie.

Effecten op de biologische maatlatten

De belangrijkste effecten op de biota worden veroorzaakt door:

• Hogere concentraties nutriënten

• Hogere temperaturen

• Hogere primaire productie

• Hogere belasting met organisch materiaal

• Lagere zuurstofconcentraties

Deze veranderingen vertalen zich in het ecosysteem door een verschuiving naar soorten die

minder gevoelig zijn voor lage zuurstofconcentraties en soorten die kenmerkend zijn voor

eutrofiëring en saprobiëring. Daarnaast zal het doorzicht lager worden en de concentratie

chlorofyl-a hoger (Verdonschot et al., 2007). De kans op blauwalgenbloei en botulisme neemt toe.

De effecten op waterplantengroei zullen over het algemeen positief zijn (meer groei, grotere

plantendichtheid) (Verdonschot et al., 2007). Wel kunnen er verschuivingen in soortsamenstelling

optreden.

De temperatuur van het water in ondiepe meren kan 5°C stijgen bij een verdubbeld CO2 gehalte

in de atmosfeer (Verdonschot et al., 2007). Dit heeft tot gevolg dat soorten verdwijnen en andere

verschijnen. De levenscycli van soorten zullen veranderen en dit zal een soortverschuiving tot

gevolg hebben. Hogere temperaturen hebben ook een verandering van opgelost organisch

koolstof (DOC) tot gevolg. DOC neemt 20 tot 60 % toe als gevolg van een hogere bacteriële

activiteit in het poriewater (Verdonschot et al., 2007). Meer DOC heeft een positief gevolg op de

bacteriepolulatie in het water en beschermt onderwaterorganismen tegen schadelijke UV-straling.

Page 82: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 82\84

Over het algemeen betekent dit een lagere score op alle biologische deelmaatlatten.

Behalve de genoemde effecten, zal het aandeel exoten waarschijnlijk toenemen en zullen nu

inheemse soorten uitsterven. Met het warmer worden zal het verspreidingsgebied van soorten

naar het noorden opschuiven. Het verschijnen en verdwijnen van soorten kan een klein of een

groot effect hebben op het gehele ecosysteem. Als een of meer soorten verdwijnen die essentieel

zijn voor het functioneren van het huidige ecosysteem, kan dit hele systeem veranderen.

Omgekeerd kan een exoot dominant worden waardoor de soortsamenstelling van het gehele

ecosysteem drastisch kan veranderen. Het verschijnen en verdwijnen van soorten en het effect

daarvan op het ecosysteem is niet te voorspellen.

Page 83: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport

83\84

10 Literatuur

• Beersma, J.J., T.A. Buishand en H. Buiteveld (2004). Droog, droger, droogst – KNMI/RIZA

bijdrage aan de tweede fase van de Droogtestudie Nederland. KNMI publicatie 199-II, De Bilt

• Besse-Lototska, A., R.C.M. Verdonschot, P.F.M. Verdonschot & J. Klostermann (2007).

Doorwerking klimaatverandering in KRW-keuzen: casus beken en beekdalen.

Literatuurstudie. Alterra-rapport 1536

• Deltaprogramma (2010). Deelprogramma Zoetwater van het Deltaprogramma. Plan van

Aanpak, eindversie

• De Rijk, S., O. de Keizer, M. de Wit, F.H.M. van de Ven (2010). Invloed van steden en

klimaatverandering op de Rijn en de Maas. Deltares rapport 1201196-000-ZWS-0001.

• Heinis, F., Evers, C.H.M. (2007).Toelichting op ecologische doelen voor nutriënten in

oppervlaktewateren. STOWA rapportnr. 2007-18.

• Hendriks, D. en R. van Ek (2010). Naar een (KRW-)methodiek voor het bepalen van de

kwantitatieve interactie tussen grondwater en oppervlaktewater – Case studie ‘t Merkske.

Deltares rapport 0906-0107, Utrecht

• Klein, J. (2010, in prep). Literatuurstudie invloed droogte op waterkwaliteit. Deltares.

• Klopstra, D., Versteeg, R., Kroon, T. (2005). Droogtestudie Nederland. Aard, ernst en

omvang van watertekorten in Nederland. Eindrapport. RIZA-rapport 2005.016

• KNMI (2006). Klimaat in de 21e eeuw – vier scenario’s voor Nederland. De Bilt

• Knol, B.W. (2009). Ecologische doelen en verantwoording status waterlichamen waterschap

Regge en Dinkel

• Loeve, R., P. Droogers & J. Veraart (2006). Klimaatverandering en waterkwaliteit.

FutureWater in opdracht van Wetterskip Fryslân

• Molen, D. van der & R. Pot (red.) (2007). Referenties en maatlatten voor natuurlijke

watertypen voor de Kaderrichtlijn Water. STOWA rapport 2007-32

• H.J.M. Ogink (2010) Validatie NHI voor Oost Nederland. Jaren 2003 en 2006. STOWA .

Voorlopige rapportage oktober 2010

• Projectteam stroomgebiedbeheerplannen (2009). Stroomgebiedbeheerplan Rijndelta 2009-

2015

• Provincie Overijssel, 2009. Omgevingsvisie Overijssel. Waterbijlage. Herziene versie

• Rozemeijer, J.C., H.P. Broers, H. Passier (2008). Een quickscan inventarisatie van de

bijdrage van het grondwater aan de oppervlaktewaterkwaliteit in Noord-Brabant. Eindrapport,

Deelrapport I van het Aquaterra/STROMON project. TNO-rapport 2008-U-R0406/A

• Tienstra, H. (2004). Hoe warm en hoe droog het was… - De waterhuishouding tijdens de

droge zomer van 2003. Provincie Overijssel

• Van Bokhoven, A., en G. Zwolsman (2007). Klimaatverandering en waterkwaliteit. H2O nr. 9,

pag. 34-37

Page 84: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Kenmerk R003-4705515HWC-evp-V03-NL

Klimaat en Droogte - achtergrondrapport 84\84

• Van den Hoek, Tj.H., Verdonschot, P.F.M. (2001). De invloed van veranderingen in

temperatuur op beekmacrofauna. Alterra-rapport 228, ISSN 1566-7197

• Van Vliet, M. en G. Zwolsman (2007). Klimaatverandering en de waterkwaliteit van de Maas.

H2O nr. 9, pag. 29-33

• Van Vliet, M., G. Zwolsman en J. Joziasse (2008). Effecten van klimaatverandering op de

Waterkwaliteit in de Rijn en Maas. Deltares-rapport 2008-U-R0629/A

• Verdonschot, R.C.M., H.J. de Lange, P.F.M. Verdonschot & A. Besse (2007).

Klimaatverandering en aquatische biodiversiteit. 1. Literatuurstudie naar temperatuur. Alterra-

rapport 1451

• Waterschap Reest en Wieden (2009). Waterbeheerplan 2010 > 2015. Waterschap Reest en

Wieden

• Zwolsman, G. en A. Doomen (2005). Waterkwaliteit van de Rijn en de Maas bij (extreme)

lage afvoeren

• Zwolsman, G. en M. van Vliet (2007) Effect van een hittegolf op de waterkwaliteit van de Rijn

en de Maas, H2O nr. 22, p. 41-44

Page 85: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Bijlage

1

Waterbalansen NHI

Page 86: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische
Page 87: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Korte duiding van de posten in de waterbalans

Alle posten in mm/d, tenzij anders vermeld

Land

Neerslag Neerslag op landoppervlak

Verdamping Actuele evapotranspiratie op landoppervlak, sommatie van gewasverdamping,

interceptieverdamping, kale grondverdamping

Kwel Flux van diep naar freatisch grondwater (over eerste scheidende laag)

Wegzijging Flux van freatisch grondwater naar diep grondwater (over eerste scheidende laag)

Infiltratie Flux van oppervlaktewater naar grondwater

Drainage Flux van grondwater naar oppervlaktewater

H,P,S,T Waterloopklassen: hoofdwaterlopen, primaire waterlopen, secundaire waterlopen,

tertiaire waterlopen

Drainage B Flux uit drainagebuizen naar oppervlaktewater

Beregening ow / gw Beregening uit oppervlaktewater / grondwater

Opp. afstroming Afstroming over maaiveld

Stedelijk gebied Afstroming stedelijk gebied

Berging grondwater Verschil in berging freatisch grondwater, door dalen/stijgen grondwaterstanden

Bodemvochttekort Verschil tussen potentiële gewasverdamping en actuele gewasverdamping

Water

Neerslag ow Neerslag op oppervlaktewater

Verdamping ow Verdamping van oppervlaktewater

Drainage Verzamelde flux naar oppervlaktewater vanuit grondwater

Infiltratie Verzamelde flux naar grondwater vanuit oppervlaktewater

Beregening uit opp.water Beregening uit oppervlaktewater

Aanvoer over randen Afvoer van gebieden buiten deelgebied die gebied instroomt

Aanvoer uit

hoofdsysteem

Aanvoer van water uit hoofdwatersysteem

Afvoer over randen Afvoer van deelgebied naar gebieden buiten deelgebiedgrenzen

Page 88: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Afvoer naar

hoofdsysteem

Afvoer van water naar hoofdwatersysteem

Berging oppervlaktewater Verschil in berging oppervlaktewater, door uitzakken waterpeil

Vraag beregening Vraag die aan hoofdwatersysteem gesteld wordt voor beregening

NB: deze post klopt niet helemaal: in vrij afwaterende gebieden zonder aanvoer wordt

deze vraag feitelijk niet aan het hoofdwatersysteem gesteld, wordt hier wel

meegenomen

Vraag doorspoeling Vraag voor doorspoeling van het oppervlaktewater

Vraag peilbeheer Vraag voor aanvullen waterpeil tot streefpeil

Totale wateraanvoer Totaal vanuit hoofdwatersysteem aangevoerd water

Totaal tekort Totaal van optredende oppervlaktewatertekorten (aanvoer < vraag)

Page 89: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Waterbalans periode juli - augustus 1996 - 2005, kl imaat huidig

Gebied 1

Neerslag 2.65 Verdamping -2.66 Neerslag ow 0.22 Verdamping ow -0.30 mm/d m3/s

Kwel 0.50 Wegzijging -0.54 Drainage 0.61 Infiltratie -0.54 Vraag beregening 0.01 0.08Infiltratie H 0.01 Drainage H -0.03 Beregening uit opp. water -0.01 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.22 Drainage P -0.14 Vraag peilbeheer 0.40 3.02Infiltratie S 0.30 Drainage S -0.22 Totale watervraag 0.41 3.11Infiltratie T 0.01 Drainage T -0.01Beregening ow 0.00 Drainage B -0.12 Totale wateraanvoer 0.41 3.09Beregening gw 0.00 Opp. afstroming -0.03 Aanvoer over randen 0.08 Afvoer over randen 0.00 Totaal tekort 0.00 0.01

Sted. gebied -0.06 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.41 Afvoer naar hoofdsysteem -0.473.69 -3.81 1.31 -1.31

Berging grondwater -0.12 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.07

Gebied 2

Neerslag 2.67 Verdamping -2.80 Neerslag ow 0.02 Verdamping ow -0.02 mm/d m3/s

Kwel 0.34 Wegzijging -0.35 Drainage 0.35 Infiltratie -0.11 Vraag beregening 0.01 0.06Infiltratie H 0.01 Drainage H -0.04 Beregening uit opp. water -0.01 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.04 Drainage P -0.11 Vraag peilbeheer 0.06 0.45Infiltratie S 0.04 Drainage S -0.06 Totale watervraag 0.07 0.51Infiltratie T 0.02 Drainage T -0.02Beregening ow 0.00 Drainage B -0.06 Totale wateraanvoer 0.07 0.50Beregening gw 0.02 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.31 Afvoer over randen 0.00 Totaal tekort 0.00 0.01

Sted. gebied -0.06 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.06 Afvoer naar hoofdsysteem -0.613.14 -3.50 0.74 -0.75

Berging grondwater -0.36 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.10

Gebied 3

Neerslag 2.74 Verdamping -2.70 Neerslag ow 0.09 Verdamping ow -0.12 mm/d m3/s

Kwel 0.31 Wegzijging -0.43 Drainage 0.39 Infiltratie -0.30 Vraag beregening 0.02 0.13Infiltratie H 0.02 Drainage H -0.02 Beregening uit opp. water -0.02 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.15 Drainage P -0.11 Vraag peilbeheer 0.20 1.25Infiltratie S 0.11 Drainage S -0.07 Totale watervraag 0.22 1.37Infiltratie T 0.02 Drainage T -0.02Beregening ow 0.01 Drainage B -0.05 Totale wateraanvoer 0.22 1.37Beregening gw 0.02 Opp. afstroming -0.01 Aanvoer over randen 0.02 Afvoer over randen 0.00 Totaal tekort 0.00 0.00

Sted. gebied -0.11 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.22 Afvoer naar hoofdsysteem -0.283.38 -3.52 0.73 -0.73

Berging grondwater -0.14 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.07

Gebied 4

Neerslag 2.71 Verdamping -2.79 Neerslag ow 0.02 Verdamping ow -0.03 mm/d m3/s

Kwel 0.38 Wegzijging -0.38 Drainage 0.37 Infiltratie -0.13 Vraag beregening 0.00 0.02Infiltratie H 0.02 Drainage H -0.04 Beregening uit opp. water 0.00 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.05 Drainage P -0.13 Vraag peilbeheer 0.05 0.32Infiltratie S 0.03 Drainage S -0.05 Totale watervraag 0.05 0.34Infiltratie T 0.03 Drainage T -0.04Beregening ow 0.00 Drainage B -0.02 Totale wateraanvoer 0.05 0.34Beregening gw 0.02 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.00 Afvoer over randen -0.12 Totaal tekort 0.00 0.00

Sted. gebied -0.09 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.05 Afvoer naar hoofdsysteem -0.173.24 -3.54 0.45 -0.45

Berging grondwater -0.30 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.06

Gebied 5

Neerslag 2.71 Verdamping -2.76 Neerslag ow 0.00 Verdamping ow -0.01 mm/d m3/s

Kwel 0.34 Wegzijging -0.29 Drainage 0.41 Infiltratie -0.02 Vraag beregening 0.00 0.03Infiltratie H 0.01 Drainage H -0.05 Beregening uit opp. water 0.00 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.01 Drainage P -0.13 Vraag peilbeheer 0.00 0.00Infiltratie S 0.00 Drainage S -0.06 Totale watervraag 0.00 0.03Infiltratie T 0.00 Drainage T -0.04Beregening ow 0.00 Drainage B -0.02 Totale wateraanvoer 0.00 0.02Beregening gw 0.01 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.00 Afvoer over randen -0.10 Totaal tekort 0.00 0.00

Sted. gebied -0.11 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.00 Afvoer naar hoofdsysteem -0.283.08 -3.46 0.41 -0.42

Berging grondwater -0.38 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.09

Gebied 6

Neerslag 2.64 Verdamping -2.76 Neerslag ow 0.01 Verdamping ow -0.01 mm/d m3/s

Kwel 0.33 Wegzijging -0.34 Drainage 0.34 Infiltratie -0.03 Vraag beregening 0.00 0.04Infiltratie H 0.01 Drainage H -0.04 Beregening uit opp. water 0.00 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.01 Drainage P -0.12 Vraag peilbeheer 0.00 0.00Infiltratie S 0.01 Drainage S -0.05 Totale watervraag 0.00 0.04Infiltratie T 0.00 Drainage T -0.02Beregening ow 0.00 Drainage B -0.02 Totale wateraanvoer 0.00 0.03Beregening gw 0.03 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.00 Afvoer over randen -0.04 Totaal tekort 0.00 0.01

Sted. gebied -0.09 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.00 Afvoer naar hoofdsysteem -0.283.03 -3.44 0.35 -0.35

Berging grondwater -0.41 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.12

Land Water

LandIN UIT

WaterIN UIT

IN UIT IN UIT

Land WaterIN UIT IN UIT

Land WaterIN UIT IN UIT

Land WaterIN UIT IN UIT

Land WaterIN UIT IN UIT

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Page 90: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Waterbalans periode juli - augustus 2003, klimaat h uidig

Gebied 1

Neerslag 1.82 Verdamping -2.72 Neerslag ow 0.15 Verdamping ow -0.33 mm/d m3/s

Kwel 0.51 Wegzijging -0.44 Drainage 0.35 Infiltratie -0.65 Vraag beregening 0.02 0.12Infiltratie H 0.01 Drainage H -0.03 Beregening uit opp. water -0.01 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.26 Drainage P -0.09 Vraag peilbeheer 0.61 4.63Infiltratie S 0.36 Drainage S -0.14 Totale watervraag 0.62 4.75Infiltratie T 0.02 Drainage T 0.00Beregening ow 0.01 Drainage B -0.05 Totale wateraanvoer 0.62 4.74Beregening gw 0.00 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.04 Afvoer over randen 0.00 Totaal tekort 0.00 0.01

Sted. gebied -0.04 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.62 Afvoer naar hoofdsysteem -0.172.99 -3.51 1.16 -1.17

Berging grondwater -0.52 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.12

Gebied 2

Neerslag 1.44 Verdamping -2.75 Neerslag ow 0.01 Verdamping ow -0.02 mm/d m3/s

Kwel 0.38 Wegzijging -0.28 Drainage 0.19 Infiltratie -0.16 Vraag beregening 0.02 0.18Infiltratie H 0.02 Drainage H -0.04 Beregening uit opp. water -0.02 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.06 Drainage P -0.07 Vraag peilbeheer 0.13 0.97Infiltratie S 0.06 Drainage S -0.04 Totale watervraag 0.15 1.15Infiltratie T 0.02 Drainage T 0.00Beregening ow 0.01 Drainage B -0.01 Totale wateraanvoer 0.15 1.13Beregening gw 0.05 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.16 Afvoer over randen 0.00 Totaal tekort 0.00 0.02

Sted. gebied -0.03 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.14 Afvoer naar hoofdsysteem -0.302.04 -3.22 0.50 -0.50

Berging grondwater -1.18 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.37

Gebied 3

Neerslag 1.53 Verdamping -2.71 Neerslag ow 0.05 Verdamping ow -0.14 mm/d m3/s

Kwel 0.28 Wegzijging -0.36 Drainage 0.13 Infiltratie -0.42 Vraag beregening 0.05 0.31Infiltratie H 0.02 Drainage H -0.02 Beregening uit opp. water -0.05 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.21 Drainage P -0.04 Vraag peilbeheer 0.40 2.49Infiltratie S 0.16 Drainage S -0.01 Totale watervraag 0.45 2.80Infiltratie T 0.03 Drainage T 0.00Beregening ow 0.04 Drainage B 0.00 Totale wateraanvoer 0.45 2.80Beregening gw 0.06 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.00 Afvoer over randen 0.00 Totaal tekort 0.00 0.00

Sted. gebied -0.06 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.45 Afvoer naar hoofdsysteem -0.022.33 -3.20 0.63 -0.63

Berging grondwater -0.87 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.23

Gebied 4

Neerslag 1.57 Verdamping -2.83 Neerslag ow 0.02 Verdamping ow -0.04 mm/d m3/s

Kwel 0.42 Wegzijging -0.30 Drainage 0.17 Infiltratie -0.17 Vraag beregening 0.01 0.07Infiltratie H 0.01 Drainage H -0.04 Beregening uit opp. water -0.01 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.07 Drainage P -0.07 Vraag peilbeheer 0.11 0.73Infiltratie S 0.05 Drainage S -0.02 Totale watervraag 0.12 0.80Infiltratie T 0.04 Drainage T 0.00Beregening ow 0.00 Drainage B 0.00 Totale wateraanvoer 0.12 0.80Beregening gw 0.07 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.00 Afvoer over randen -0.04 Totaal tekort 0.00 0.00

Sted. gebied -0.04 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.12 Afvoer naar hoofdsysteem -0.062.23 -3.30 0.31 -0.31

Berging grondwater -1.07 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.24

Gebied 5

Neerslag 1.54 Verdamping -2.74 Neerslag ow 0.00 Verdamping ow -0.01 mm/d m3/s

Kwel 0.40 Wegzijging -0.23 Drainage 0.24 Infiltratie -0.03 Vraag beregening 0.01 0.11Infiltratie H 0.01 Drainage H -0.04 Beregening uit opp. water -0.01 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.01 Drainage P -0.10 Vraag peilbeheer 0.00 0.00Infiltratie S 0.01 Drainage S -0.04 Totale watervraag 0.01 0.11Infiltratie T 0.00 Drainage T -0.01Beregening ow 0.00 Drainage B 0.00 Totale wateraanvoer 0.01 0.09Beregening gw 0.03 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.00 Afvoer over randen -0.05 Totaal tekort 0.00 0.02

Sted. gebied -0.05 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.00 Afvoer naar hoofdsysteem -0.152.00 -3.21 0.24 -0.24

Berging grondwater -1.21 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.35

Gebied 6

Neerslag 1.72 Verdamping -2.76 Neerslag ow 0.00 Verdamping ow -0.01 mm/d m3/s

Kwel 0.39 Wegzijging -0.32 Drainage 0.25 Infiltratie -0.03 Vraag beregening 0.01 0.09Infiltratie H 0.01 Drainage H -0.04 Beregening uit opp. water 0.00 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.01 Drainage P -0.10 Vraag peilbeheer 0.00 0.00Infiltratie S 0.01 Drainage S -0.04 Totale watervraag 0.01 0.09Infiltratie T 0.00 Drainage T -0.01Beregening ow 0.00 Drainage B -0.01 Totale wateraanvoer 0.00 0.07Beregening gw 0.08 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.00 Afvoer over randen -0.02 Totaal tekort 0.00 0.02

Sted. gebied -0.05 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.00 Afvoer naar hoofdsysteem -0.192.22 -3.33 0.25 -0.26

Berging grondwater -1.11 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.36

Land WaterIN UIT IN UIT

Land WaterIN UIT IN UIT

Land WaterIN UIT IN UIT

IN UIT IN UITLand Water

Land WaterIN UIT IN UIT

WaterIN UIT

LandIN UIT

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Page 91: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Waterbalans periode juli - augustus 1996 - 2005, kl imaat W+

Gebied 1

Neerslag 2.08 Verdamping -2.72 Neerslag ow 0.17 Verdamping ow -0.34 mm/d m3/s

Kwel 0.51 Wegzijging -0.50 Drainage 0.44 Infiltratie -0.69 Vraag beregening 0.03 0.19Infiltratie H 0.02 Drainage H -0.04 Beregening uit opp. water -0.02 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.27 Drainage P -0.10 Vraag peilbeheer 0.67 5.09Infiltratie S 0.39 Drainage S -0.16 Totale watervraag 0.69 5.28Infiltratie T 0.01 Drainage T 0.00Beregening ow 0.02 Drainage B -0.08 Totale wateraanvoer 0.67 5.10Beregening gw 0.01 Opp. afstroming -0.02 Aanvoer over randen 0.05 Afvoer over randen 0.00 Totaal tekort 0.02 0.18

Sted. gebied -0.04 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.67 Afvoer naar hoofdsysteem -0.303.31 -3.66 1.33 -1.35

Berging grondwater -0.36 Berging oppervlaktewater -0.01Bodemvochttekort 0.26

Gebied 2

Neerslag 2.05 Verdamping -2.91 Neerslag ow 0.01 Verdamping ow -0.02 mm/d m3/s

Kwel 0.37 Wegzijging -0.32 Drainage 0.24 Infiltratie -0.14 Vraag beregening 0.02 0.13Infiltratie H 0.02 Drainage H -0.03 Beregening uit opp. water -0.02 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.05 Drainage P -0.08 Vraag peilbeheer 0.10 0.76Infiltratie S 0.05 Drainage S -0.05 Totale watervraag 0.12 0.89Infiltratie T 0.02 Drainage T -0.01Beregening ow 0.01 Drainage B -0.03 Totale wateraanvoer 0.12 0.86Beregening gw 0.04 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.21 Afvoer over randen 0.00 Totaal tekort 0.00 0.03

Sted. gebied -0.04 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.11 Afvoer naar hoofdsysteem -0.402.61 -3.47 0.58 -0.58

Berging grondwater -0.86 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.29

Gebied 3

Neerslag 2.12 Verdamping -2.82 Neerslag ow 0.07 Verdamping ow -0.14 mm/d m3/s

Kwel 0.31 Wegzijging -0.41 Drainage 0.25 Infiltratie -0.38 Vraag beregening 0.05 0.30Infiltratie H 0.01 Drainage H -0.03 Beregening uit opp. water -0.05 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.19 Drainage P -0.07 Vraag peilbeheer 0.34 2.10Infiltratie S 0.15 Drainage S -0.04 Totale watervraag 0.39 2.40Infiltratie T 0.03 Drainage T -0.01Beregening ow 0.04 Drainage B -0.02 Totale wateraanvoer 0.38 2.34Beregening gw 0.05 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.01 Afvoer over randen 0.00 Totaal tekort 0.01 0.06

Sted. gebied -0.08 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.38 Afvoer naar hoofdsysteem -0.142.90 -3.48 0.70 -0.71

Berging grondwater -0.57 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.22

Gebied 4

Neerslag 2.15 Verdamping -2.95 Neerslag ow 0.02 Verdamping ow -0.04 mm/d m3/s

Kwel 0.39 Wegzijging -0.34 Drainage 0.24 Infiltratie -0.17 Vraag beregening 0.01 0.06Infiltratie H 0.01 Drainage H -0.03 Beregening uit opp. water -0.01 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.07 Drainage P -0.08 Vraag peilbeheer 0.10 0.65Infiltratie S 0.05 Drainage S -0.03 Totale watervraag 0.11 0.70Infiltratie T 0.04 Drainage T -0.02Beregening ow 0.00 Drainage B -0.01 Totale wateraanvoer 0.11 0.68Beregening gw 0.06 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.00 Afvoer over randen -0.07 Totaal tekort 0.00 0.02

Sted. gebied -0.07 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.10 Afvoer naar hoofdsysteem -0.092.77 -3.53 0.36 -0.37

Berging grondwater -0.76 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.20

Gebied 5

Neerslag 2.18 Verdamping -2.89 Neerslag ow 0.00 Verdamping ow -0.01 mm/d m3/s

Kwel 0.36 Wegzijging -0.24 Drainage 0.30 Infiltratie -0.03 Vraag beregening 0.00 0.07Infiltratie H 0.00 Drainage H -0.05 Beregening uit opp. water 0.00 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.02 Drainage P -0.10 Vraag peilbeheer 0.00 0.00Infiltratie S 0.01 Drainage S -0.04 Totale watervraag 0.00 0.07Infiltratie T 0.00 Drainage T -0.02Beregening ow 0.00 Drainage B -0.01 Totale wateraanvoer 0.00 0.06Beregening gw 0.02 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.00 Afvoer over randen -0.07 Totaal tekort 0.00 0.01

Sted. gebied -0.08 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.00 Afvoer naar hoofdsysteem -0.192.59 -3.43 0.30 -0.30

Berging grondwater -0.84 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.26

Gebied 6

Neerslag 2.15 Verdamping -2.89 Neerslag ow 0.00 Verdamping ow -0.01 mm/d m3/s

Kwel 0.35 Wegzijging -0.31 Drainage 0.26 Infiltratie -0.04 Vraag beregening 0.00 0.08Infiltratie H 0.01 Drainage H -0.03 Beregening uit opp. water 0.00 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.02 Drainage P -0.10 Vraag peilbeheer 0.00 0.00Infiltratie S 0.01 Drainage S -0.04 Totale watervraag 0.00 0.08Infiltratie T 0.00 Drainage T -0.01Beregening ow 0.00 Drainage B -0.01 Totale wateraanvoer 0.00 0.06Beregening gw 0.07 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.00 Afvoer over randen -0.03 Totaal tekort 0.00 0.01

Sted. gebied -0.07 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.00 Afvoer naar hoofdsysteem -0.202.61 -3.46 0.27 -0.27

Berging grondwater -0.86 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.31

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Land Water

LandIN UIT

WaterIN UIT

IN UIT IN UIT

Land WaterIN UIT IN UIT

Land WaterIN UIT IN UIT

Land WaterIN UIT IN UIT

Land WaterIN UIT IN UIT

Page 92: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische
Page 93: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Waterbalans periode juli - augustus 2003, klimaat W +

Gebied 1

Neerslag 0.80 Verdamping -2.26 Neerslag ow 0.07 Verdamping ow -0.38 mm/d m3/s

Kwel 0.51 Wegzijging -0.43 Drainage 0.18 Infiltratie -0.96 Vraag beregening 0.06 0.43Infiltratie H 0.00 Drainage H -0.02 Beregening uit opp. water -0.04 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.38 Drainage P -0.05 Vraag peilbeheer 1.24 9.39Infiltratie S 0.56 Drainage S -0.08 Totale watervraag 1.29 9.81Infiltratie T 0.02 Drainage T 0.00Beregening ow 0.04 Drainage B -0.02 Totale wateraanvoer 1.09 8.25Beregening gw 0.02 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.02 Afvoer over randen 0.00 Totaal tekort 0.21 1.56

Sted. gebied -0.01 Aanvoer uit hoofdsysteem 1.08 Afvoer naar hoofdsysteem -0.072.33 -2.87 1.34 -1.45

Berging grondwater -0.54 Berging oppervlaktewater -0.10Bodemvochttekort 0.84

Gebied 2

Neerslag 0.98 Verdamping -2.60 Neerslag ow 0.01 Verdamping ow -0.03 mm/d m3/s

Kwel 0.41 Wegzijging -0.32 Drainage 0.16 Infiltratie -0.19 Vraag beregening 0.04 0.30Infiltratie H 0.01 Drainage H -0.03 Beregening uit opp. water -0.03 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.08 Drainage P -0.06 Vraag peilbeheer 0.18 1.32Infiltratie S 0.08 Drainage S -0.04 Totale watervraag 0.22 1.62Infiltratie T 0.02 Drainage T 0.00Beregening ow 0.03 Drainage B -0.01 Totale wateraanvoer 0.19 1.40Beregening gw 0.10 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.10 Afvoer over randen 0.00 Totaal tekort 0.03 0.22

Sted. gebied -0.02 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.17 Afvoer naar hoofdsysteem -0.211.71 -3.08 0.43 -0.45

Berging grondwater -1.37 Berging oppervlaktewater -0.01Bodemvochttekort 0.87

Gebied 3

Neerslag 0.81 Verdamping -2.48 Neerslag ow 0.03 Verdamping ow -0.16 mm/d m3/s

Kwel 0.32 Wegzijging -0.43 Drainage 0.07 Infiltratie -0.53 Vraag beregening 0.11 0.67Infiltratie H 0.02 Drainage H -0.02 Beregening uit opp. water -0.08 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.25 Drainage P -0.03 Vraag peilbeheer 0.62 3.81Infiltratie S 0.23 Drainage S 0.00 Totale watervraag 0.72 4.48Infiltratie T 0.03 Drainage T 0.00Beregening ow 0.10 Drainage B 0.00 Totale wateraanvoer 0.65 4.00Beregening gw 0.14 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.00 Afvoer over randen 0.00 Totaal tekort 0.08 0.48

Sted. gebied -0.02 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.64 Afvoer naar hoofdsysteem 0.001.90 -2.98 0.74 -0.77

Berging grondwater -1.09 Berging oppervlaktewater -0.03Bodemvochttekort 0.77

Gebied 4

Neerslag 1.05 Verdamping -2.73 Neerslag ow 0.01 Verdamping ow -0.04 mm/d m3/s

Kwel 0.45 Wegzijging -0.36 Drainage 0.12 Infiltratie -0.21 Vraag beregening 0.02 0.14Infiltratie H 0.02 Drainage H -0.03 Beregening uit opp. water -0.02 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.09 Drainage P -0.05 Vraag peilbeheer 0.18 1.17Infiltratie S 0.06 Drainage S -0.01 Totale watervraag 0.21 1.32Infiltratie T 0.04 Drainage T 0.00Beregening ow 0.02 Drainage B 0.00 Totale wateraanvoer 0.18 1.12Beregening gw 0.14 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.00 Afvoer over randen -0.02 Totaal tekort 0.03 0.19

Sted. gebied -0.03 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.17 Afvoer naar hoofdsysteem -0.031.87 -3.21 0.30 -0.32

Berging grondwater -1.34 Berging oppervlaktewater -0.01Bodemvochttekort 0.67

Gebied 5

Neerslag 1.08 Verdamping -2.53 Neerslag ow 0.00 Verdamping ow -0.01 mm/d m3/s

Kwel 0.42 Wegzijging -0.24 Drainage 0.20 Infiltratie -0.04 Vraag beregening 0.01 0.20Infiltratie H 0.01 Drainage H -0.05 Beregening uit opp. water -0.01 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.02 Drainage P -0.08 Vraag peilbeheer 0.00 0.00Infiltratie S 0.01 Drainage S -0.04 Totale watervraag 0.01 0.20Infiltratie T 0.00 Drainage T 0.00Beregening ow 0.00 Drainage B 0.00 Totale wateraanvoer 0.01 0.16Beregening gw 0.07 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.00 Afvoer over randen -0.04 Totaal tekort 0.00 0.04

Sted. gebied -0.03 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.00 Afvoer naar hoofdsysteem -0.111.61 -2.97 0.20 -0.20

Berging grondwater -1.36 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.88

Gebied 6

Neerslag 1.39 Verdamping -2.74 Neerslag ow 0.00 Verdamping ow -0.01 mm/d m3/s

Kwel 0.41 Wegzijging -0.34 Drainage 0.22 Infiltratie -0.04 Vraag beregening 0.01 0.15Infiltratie H 0.01 Drainage H -0.05 Beregening uit opp. water -0.01 Vraag doorspoeling 0.00 0.00Infiltratie P 0.02 Drainage P -0.09 Vraag peilbeheer 0.00 0.00Infiltratie S 0.01 Drainage S -0.03 Totale watervraag 0.01 0.15Infiltratie T 0.00 Drainage T 0.00Beregening ow 0.00 Drainage B 0.00 Totale wateraanvoer 0.01 0.12Beregening gw 0.14 Opp. afstroming 0.00 Aanvoer over randen 0.00 Afvoer over randen -0.02 Totaal tekort 0.00 0.03

Sted. gebied -0.05 Aanvoer uit hoofdsysteem 0.00 Afvoer naar hoofdsysteem -0.151.98 -3.30 0.22 -0.23

Berging grondwater -1.32 Berging oppervlaktewater 0.00Bodemvochttekort 0.72

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

Vraag / Aanbod Hoofdsysteem

WaterIN UIT

LandIN UIT

Land Water

Land WaterIN UIT IN UIT

IN UIT IN UIT

Land WaterIN UIT IN UIT

Land WaterIN UIT IN UIT

Land WaterIN UIT IN UIT

Page 94: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische
Page 95: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische

Bijlage

2

KRW-informatie waterlichamen Reggesysteem en Wieden

en Weerribben

Page 96: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische
Page 97: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische
Page 98: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische
Page 99: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische
Page 100: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische
Page 101: Klimaat en Droogte - Helpdesk water...Hoofdstuk 2: beleving van de droogteproblematiek Hoofdstuk 3: Klimaat en Klimaatscenario’s. Hoofdstuk 4: Uitgebreide beschrijving hydrologische