Kei in Taal

3

Click here to load reader

Transcript of Kei in Taal

Page 1: Kei in Taal

3.1 Bastaardwoorden c/k De spelling van oktober 2005 is de enige officiële vorm. Er bestaat geen toegelaten spelling meer. Je kunt niet meer kiezen tussen kwasi en quasi; het is quasi. Voor de c/k bestaan geen regels. Het is verstandig een woordenboek of het Groene Boekje te raadplegen als je twijfelt aan de c of k. 3.2 Tussenletters Tussenletters komen alleen voor in samenstellingen. Een samenstelling is een woord dat uit twee zelfstandig voorkomende woorden is gevormd, bijvoorbeeld keukendeur (keuken+deur). Soms is daartussenin nog een klank te horen, de /e/ (de klank van de) en de /s/: maneschijn (maan+schijn), heldendaad (held+daad), stadskantoor (stad+kantoor), dorpsplein (dorp+plein). Voor de tussenklank -e(n) geldt voortaan het volgende: je schrijft -en als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is dat alleen een meervoud heeft op -e(n). Het is dus: boekensteun, paardenstal, bessensap, kippensoep. Maar het is: - aspergepan, want 'asperge' heeft alleen een meervoud op -s. - groentesoep, want 'groente' heeft een meervoud op -s en -n. - rijstebrij en gerstenat, want 'rijst' en 'gerst' hebben geen meervoud. - rodekool, want het eerste deel, 'rood', is een bijvoeglijk naamwoord. - spinnewiel, want het eerste deel is afgeleid van het werkwoord 'spinnen'. Verder zijn er de volgende uitzonderingen: - Het eerste deel van de samenstelling verwijst naar iets of iemand die in de context enig is

in zijn soort: Koninginnedag, zonneschijn. - Het eerste deel van de samenstelling heeft een versterkende betekenis en het geheel is een

bijvoeglijk naamwoord: reuzeleuk, beresterk. - Het eerste deel van de samenstelling is een lichaamsdeel en het geheel is een versteende

samenstelling: ruggespraak, kinnebak. - Een van de delen is niet meer herkenbaar als afzonderlijk woord in de oorspronkelijke

betekenis: bolleboos, klerelijer. In de regels voor de tussenklank -s is niets veranderd. Als je een -s hoort, schrijf je die ook. Dat kan betekenen dat een samenstelling op twee manieren kan worden geschreven. Sommige mensen zeggen geluidhinder, of spellingcommissie. Anderen zeggen geluidshinder of spellingscommissie. Als het gaat om uitspraakverschillen, zijn beide spellingen toegelaten.

Page 2: Kei in Taal

3.3 Accenten en trema's Accenten - Accenttekens worden alleen nog gebruikt in woorden van Franse herkomst op de e: é - è -

ê: comité, scène, crêpe. De accenten op de a - o - u zijn vervallen: paté, compote, ragout.

- In woorden en uitdrukkingen die als zuiver Frans worden aangevoeld, blijven de

accenttekens staan: acte de présence coûte que coûte maitre d'hotel.

- Het accentteken vervalt in de vrouwelijke vormen van woorden op -e:

logee, attachee. - Het accent aigu (é) wordt als klemtoonteken gebruikt:

Je moet niet dénken, je moet het dóén.

In een enkel geval kan het accent grave (è) geplaatst worden om het uitspraakverschil aan te duiden: hè <-> hé.

Trema's - Trema's worden geplaatst in niet-samengestelde woorden als twee opeenvolgende klinkers

als één klank uitgesproken kunnen worden. Het gaat hierbij om lettercombinaties als: aa, ae, ai, au, ee, ei, eu, ie, oe, oi, oo, ou, ui en uu: naïviteit, geëist, coöperatie.

- Bij meer dan twee klinkers wordt geen trema geplaatst direct na de i en krijgt alleen de e

of de i een trema: aaien, buien, glooiing, financiën, knieën.

De regels voor het trema gelden niet voor afleidingen op -achtig. Deze woorden krijgen een streepje als twee klinkers naast elkaar als één klank kunnen worden gelezen:

zebra-achtig, lila-achtig, maar: rozeachtig, olieachtig. Het trema wordt niet gebruikt tussen delen van een samenstelling.

Het was meeëten; in de nieuwe spelling is het mee-eten. Het was naäpen; in de nieuwe spelling is het na-apen. Het was toeëigenen; in de nieuwe spelling is het toe-eigenen.

Page 3: Kei in Taal

Werkwoordspelling

Vul de juiste werkwoordsvorm in. Tegenwoordige tijd 1. Hij (aanraden) mij aan, wél te gaan. 2. Het (gebeuren) maar al te vaak. 3. De hoogte van het bedrag (worden) vastgesteld. 4. (Wenden) jij je maar morgen tot je manager. 5. Hij (spelden) zijn moeder iets op de mouw. Verleden tijd 1. De bouwvakkers (verbreden) de hoofdweg in het dorp. 2. De reis (kosten) die oudere mensen handenvol geld. 3. De leiding van het kamp (tobben) erg over de veiligheid van de kinderen. 4. Op het personeelsfeestje (bereiden) de koks de heerlijkste gerechten. 5. De grote schepen (lossen) hun lading in de haven. Voltooide tijd 1. Voor je het weet, is er een ongeluk (gebeuren). 2. Het poesje was (versuffen) door de val. 3. De oude stoelen zijn prachtig (bekleden). 4. De fabriek heeft de giftige stoffen in de rivier (lozen). 5. De oude vrouw heeft zelf haar kamer (stofzuigen). Bijvoeglijke naamwoorden 1. de (inlijsten) diploma’s 2. de (verlichten) kamer 3. de (bekleden) banken