Jg3nr1 hubeau

17
Recht en rechtvaardigheid: is er een verschil? J’ai choisi la justice … pour rester fidèle à la terre ”, zo schreef Albert Camus. Recht en rechtvaardigheid zijn (uiteraard) niet identiek. Rechtvaardigheid wordt vaak gezien als een streefdoel dat het recht moet trachten na te streven. Recht (en de creatie van rechten) is dus een middel om het doel, rechtvaardigheid, te bereiken. Opvallend is ook dat wij in het Nederlands aparte begrippen nodig hebben om recht, rechtssysteem en rechtvaardigheid te duiden, terwijl in het Frans ‘ la justice ’ zowel verwijst naar rechtvaardigheid als naar het recht en het rechtssysteem (Hubeau, 2007, p. 47). Bernard Hubeau Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht De kernvraag van deze bijdrage vertrekt vanuit een algemene vraagstelling, met name of er een verband is tussen recht en rechtvaardigheid en hoe dat verband vorm krijgt. We definiëren dan rechten en gaan even dieper in op de bijzonder belangrijke categorie van de (sociale) grondrechten. We willen ook iets zeggen over de zogenaamde ‘juridisering’ van de samenleving. Daarna gaan we echter na wat er eventueel aan de hand is in die relatie en hoe het komt dat het geldende recht en het bestaande rechtssysteem niet per se beantwoorden aan de eisen die de rechtvaardigheid stelt. We hebben het dan over de afdwingbaarheid van rechten, over de relatie tussen wettenrecht (wetgeving) en rechtersrecht (rechtspraak), over de drempels ten aanzien van het recht. Tot slot gaan we in op een aantal pistes om de band tussen recht en rechtvaardigheid te versterken en de toegankelijkheid en afdwingbaarheid van het recht te verhogen. “Le plus haut des tourments humains est d’être jugé sans loi” (Albert Camus, La Chute) “Il s’agit de servir la dignité de l’homme par des moyens qui restent dignes au milieu d’une histoire que ne l’est pas” (Albert Camus, Ecrits politiques) “We live in and by the law. It is sword, shield and menace” (Ronald Dworkin, The Law’s Empire) 25 Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

description

 

Transcript of Jg3nr1 hubeau

Recht en rechtvaardigheid: is er een verschil?

“J’ai choisi la justice … pour rester fidèle à la terre”, zo schreef Albert Camus. Recht en

rechtvaardigheid zijn (uiteraard) niet identiek. Rechtvaardigheid wordt vaak gezien

als een streefdoel dat het recht moet trachten na te streven. Recht (en de creatie van

rechten) is dus een middel om het doel, rechtvaardigheid, te bereiken. Opvallend is

ook dat wij in het Nederlands aparte begrippen nodig hebben om recht, rechtssysteem

en rechtvaardigheid te duiden, terwijl in het Frans ‘la justice’ zowel verwijst naar

rechtvaardigheid als naar het recht en het rechtssysteem (Hubeau, 2007, p. 47).

Bernard Hubeau

Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

De kernvraag van deze bijdrage vertrekt vanuit een algemene vraagstelling, met name of er een verband is tussen recht en rechtvaardigheid en hoe dat verband vorm krijgt. We definiëren dan rechten en gaan even dieper in op de bijzonder belangrijke categorie van de (sociale) grondrechten. We willen ook iets zeggen over de zogenaamde ‘juridisering’ van de samenleving. Daarna gaan we echter na wat er eventueel aan de hand is in die relatie en hoe het komt dat het geldende recht en het bestaande rechtssysteem niet per se beantwoorden aan de eisen die de rechtvaardigheid stelt. We hebben het dan over de afdwingbaarheid van rechten, over de relatie tussen wettenrecht (wetgeving) en rechtersrecht (rechtspraak), over de drempels ten aanzien van het recht. Tot slot gaan we in op een aantal pistes om de band tussen recht en rechtvaardigheid te versterken en de toegankelijkheid en afdwingbaarheid van het recht te verhogen.

“Le plus haut des tourments humains est d’être jugé sans loi” (Albert Camus, La Chute)“Il s’agit de servir la dignité de l’homme par des moyens qui restent dignes au milieu d’une

histoire que ne l’est pas” (Albert Camus, Ecrits politiques)“We live in and by the law. It is sword, shield and menace” (Ronald Dworkin, The Law’s Empire)

25Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

Over het begrip ‘rechtvaardigheid’ bestaat al sinds eeuwen uitgebreide literatuur.

Wat we onthouden is wat Scholten zei: “We kunnen niet uitdrukken wat uiteindelijk

rechtvaardigheid is, wel wat onrechtvaardig is.” Ricoeur noemde het “le sentiment

d’ injustice”, en dit gevoel is “plus vif que le sens de justice”. Van belang is ook dat volgens

het gezond verstand het rechtvaardigheidsidee eenvoudigweg kan neerkomen op

‘ieder het zijne geven’ en dat in sociale rechtvaardigheid steeds de idee van solidariteit

vooropstaat.

Het is opvallend hoe weinig aandacht het concept rechtvaardigheid

krijgt in de juridische wereld. Dat heeft vooral te maken met wat we hierna het

‘rechtsinstrumentalisme’ zullen noemen, namelijk dat het recht vaak wordt gezien als

een instrument om bepaalde doelen te bereiken, die dan politiek of maatschappelijk

van aard zijn. Daarom hebben (‘instrumentele’) juristen dan niet de neiging om het

rechtvaardigheidsgehalte van die regelingen na te gaan.

Sommigen gaan er daarentegen van uit dat het positieve en technisch recht een

veruiterlijking is van het rechtvaardigheidsideaal. Dat is een onjuiste stelling. Ook al

zou er een natuurlijke band moeten zijn tussen recht en moraal/rechtvaardigheid, dit is

zeker niet het geval. Bovendien bestaat er geen consensus meer, noch in de samenleving,

noch onder juristen, over wat het rechtvaardigheidsideaal inhoudt (Evers, 2009; Van

Mourik, 2008; Lancksweerdt, 2014). Kinneging schrijft: “(…) het recht verwordt,

zonder de bezieling door de rechtvaardigheid, tot niet veel meer dan een geheel

van willekeurige, onderdrukkende en uitbuitende regels. Het is in wezen onrecht”

(Kinneging, 2005, p. 111). Het rechtvaardigheidsconcept kent ook vele invullingen

volgens de dimensie die men kiest. Dan kan er sprake zijn van distributieve, politieke,

maatschappelijke, wettelijke rechtvaardigheid, en zo meer (we komen nog terug op

het onderscheid tussen materiële en procedurele rechtvaardigheid). Ook kunnen

de verschillende rechtvaardigheidsidealen bogen op een verschillende filosofische

onderbouwing, naar gelang het gaat om de utilitaristen, de liberale denkers, de

libertairen, de marxisten en de communitarians (zie vooral Kymlicka, 1990; zie ook

Sandel, 2009).

Lancksweerdt stelt voor een onderscheid te maken tussen rechtvaardigheid

op het niveau van het rechtssysteem en de rechtsregels enerzijds en rechtvaardigheid

op het niveau van de toepassing van de rechtsregels en de dagelijkse rechtspraktijk

anderzijds (Lancksweerdt, 2014). Hij stelt ook dat rechtvaardigheid als een onvoltooid

project kan worden beschouwd, waarbij het recht evolutionair moet zijn en steeds het

ideaal moet nastreven. Rechtvaardigheid is ook een kwestie van ervaring en beleving

en is bovendien casusgebonden. Het werk van ombudslieden op diverse niveaus komt

er vaak op neer dat men tracht naast een wettigheidscontrole ook een billijkheids- of

zorgvuldigheidscontrole uit te voeren op het optreden van overheden of bedrijven.

26 Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

Rechten en (sociale) grondrechten: waarover hebben we het?

Rechten zijn in grote lijnen aanspraken die de burger kan maken ten aanzien van andere

particulieren of de overheid en die afdwingbaar zijn. Daaraan zijn vaak impliciet of ex-

pliciet ook verplichtingen gekoppeld. Een bijzondere, maar zeer belangrijke soort van

recht zijn de grondrechten. In onze democratieën geven zij op een ingrijpende manier

vorm aan de ideeën van de sociale rechtsstaat. Of, dat zouden ze toch moeten doen. Zij

worden algemeen omschreven als rechten die te maken hebben met basisbehoeften en

die in beginsel voor iedereen gelden, omdat ze fundamenteel zijn. Sociaaleconomische

of sociale grondrechten zijn grondrechten die meestal te maken hebben met de (her)

verdeling van schaarse goederen. Vaak worden deze laatste grondrechten gekoppeld aan

de ambitie om de mogelijkheid te realiseren een leven te leiden dat overeenstemt met de

menselijke waardigheid. Kortom: aan het recht op een menswaardig bestaan (Golde-

wijk, Baspiniero & Carbonari, 2002).

De laatste decennia heeft het beroep op de mensenrechten een belangrijke plaats

veroverd in het publieke debat en in de publieke interventies en hulpverlening die

kenmerkend zijn voor onze verzorgingsstaat. De redenen daarvoor zijn een verdergaande

juridisering en regulering in een mondiale context en het teruggrijpen naar individuele

rechten bij gebrek aan een uniform levensbeschouwelijk kader als inhoudelijke invulling

of fundering voor de samenleving. Rechten formuleren de minimale basisvoorwaarden

voor individuele zelf beschikking en leggen de basisrichtsnoeren voor het sociale

verkeer vast, zonder evenwel concreet te bepalen hoe het sociale leven eruit moet zien.

Ze bieden ook het kader en de basisvoorwaarden dat de maatschappelijke zorg voor

anderen buiten de eigen, spontane kring van solidariteit mogelijk maakt. In die zin zijn

individuele rechten een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde voor gelijk

burgerschap (Verschraegen, 2009).

De erkenning van sociale grondrechten kan worden gezien als een kernelement

van het actief burgerschap dat zich afspeelt in de driehoek burger, overheid en markt.

In de verzorgingsstaat treedt de overheid corrigerend op in de maatschappelijke

ongelijkheid die het gevolg is van de zuivere marktwerking. Deze rechten omvatten

immers “een door de overheid gegarandeerde inspanningsverbintenis om een grotere

gelijkheid te realiseren in de mogelijkheidsvoorwaarden om een menswaardig bestaan

uit te bouwen” (Bouverne-De Bie en van Ewijk, 2008, 38). Mensenrechten werken ook

vooral als een moreel appèl aan het “publieke geweten” (Verschraegen, 2009).

Voor ons land is vooral artikel 23 van de Grondwet van belang. In die bepaling

worden de sociale grondrechten gekoppeld aan het recht op een menswaardig bestaan.

Het gaat onder meer om het recht op arbeid, het recht op een gezond leefmilieu, het recht

27Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

op sociale, medische en juridische bijstand. Er zijn heel wat internationale bronnen,

maar die hebben niet allemaal afdwingbare werking. Ook al zijn er bronnen genoeg, het

zijn de respectievelijke regelgevers die er vorm aan moeten geven.

Een aantal vragen komt steeds terug bij de internationale erkenning en de

implementatie van grondrechten. In het kader van het recht op behoorlijke huisvesting

gelden bijvoorbeeld de volgende vragen (Bernard & Hubeau, 2013). Hoe zit het met de

budgetallocatie voor huisvesting, in het bijzonder in tijden van economische crisis? Zijn

regressieve maatregelen verdedigbaar? Is prioriteitsstelling voor kwetsbare groepen

toegelaten of zelfs verplicht? En wat is de inhoudelijke betekenis van het recht: is er een

minimale vereiste of harde kern die ten allen tijde en voor iedereen moet gewaarborgd

worden?

Hoe komt het dat we soms te veel verwachten van het recht? Over de zogenaamde ‘juridisering’ van onze samenleving.

Men kan niet ontkennen dat er sprake is van een ‘juridiseringsproces’. Wat bedoelen

we daarmee? Het betekent dat het belang van het recht als regulerende factor van het

maatschappelijk leven onbetwistbaar toeneemt en dat steeds meer domeinen van het

maatschappelijk leven door het recht worden bepaald. Er is bijgevolg een steeds sterkere

greep van de overheid op de samenleving: werk, gezondheidszorg, onderwijs, liefde,

media… (Van Aeken, 2010). Wat zijn daarvan de zichtbare tekenen? We noemen er een

paar: het aantal juridische actoren, het aantal afgestudeerde juristen, het aantal bij de

rechter aanhangig gemaakte zaken, het aantal wettelijke regels (nationaal, regionaal en

internationaal), de regeldruk en de administratieve lasten (Van Aeken, 2010; Huyse,

1986).

Een vraag is wat de determinanten van juridisering zijn, alsook hoe de

oorzaak ervan kan worden geduid. Determinanten zijn volgens Van Aeken (2010)

de modernisering van de samenleving en de daaruit voortvloeiende behoefte aan

regulering (bv. de voedselketen) (a), de emancipatie van achtergestelde groepen (b), de

mondigheid van de burgers (c) en het groeiend rechtsaanbod (d).

Maar dit is niet de hoofdoorzaak. Die moet worden gevonden in het zogenaamde

‘rechtsinstrumentalisme’ (Van Aeken, 2010; Huyse, 1999). In deze visie dicht men aan

het recht de capaciteit toe om een gewenste situatie tot stand te brengen: “law is a desired

situation into the future” (Griffiths, 1986). Men ziet het recht vooral als instrument en

niet als een eigen stelsel met een intrinsieke waarde. Soms is er ook sprake van het recht

28 Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

als ‘social engineering’ of ‘socio-technics’. Dit steunt echter op een foute veronderstelling

over een causale relatie tussen regel en gedrag: het is niet omdat er een (rechts)regel wordt

geformuleerd dat de samenleving zich daar meteen naar gedraagt. Andere (informele)

normen en gedragspatronen spelen immers een rol.

Juridisering heeft duidelijk een aantal nadelen, maar ook een aantal voordelen.

De negatieve gevolgen zijn vooral de ineffectiviteit van regelgeving, de gijzeling van de

leden van de samenleving door het recht, de creatie van een overspannen rechtssysteem,

het bestaan van conflicterende systemen en de kiemen van een claimcultuur. Dit remt

innovatie af, zorgt voor anonimisering en verzuring van de menselijke relaties, en ten

slotte voor een administratieve overlast.

Maar er zijn ook positieve gevolgen. Via rechtsregels kan men vorm geven

aan de wenselijke samenlevingsvorm. Voorbeelden zijn de schoolplicht, de gelijke

behandeling, een rechtvaardige herverdeling van inkomsten. Voorts faciliteert men de

afdwingbaarheid van rechtsstatelijke waarden als vrijheid en gelijkheid, wordt gezorgd

voor een verankering van kwaliteitswaarborgen en -procedures en geeft men betekenis

aan idealen, waarvan het karakter door het recht wordt versterkt (rechtvaardigheid,

rechtszekerheid, bescherming van de mensenrechten) (Raes, 1999). Ten slotte is het

recht een ‘baken’ en ‘houvast’. Het recht is dus én een instrument én een waarborg.

Bij de realisatie van bijvoorbeeld het grond(recht) op wonen kan het recht dus

ook een dubbele rol spelen. Rechten kunnen worden gecreëerd, bijvoorbeeld rond

woningkwaliteit, maar ze moeten ook afdwingbaar zijn en de dragers ervan moeten

erop kunnen rekenen dat ze worden gerespecteerd.

Zijn rechten (voldoende) afdwingbaar?

We komen toe aan een aantal vragen die ten aanzien van het recht worden gesteld en

die meteen raken aan de kern van het rechtvaardigheidsvraagstuk. Er kunnen met name

heel wat rechten worden gecreëerd, maar als de burger ‘er niets mee is”, als ze niet af-

dwingbaar zijn of wanneer er te hoge drempels zijn om ze effectief waar te maken, dan

is er een probleem. En meteen ook een ‘onrechtvaardigheid’ ten aanzien van de betrok-

kenen. Tenzij het uiteraard de bedoeling zou zijn om fictieve rechten te scheppen. Maar

van die laatste hypothese gaan we (uiteraard) niet uit.

De vraag rijst vaker en vaker of rechten wel voldoende toegankelijk en afdwingbaar

zijn. In de zeventiger jaren van de vorige eeuw zijn heel wat studies daarover verschenen

die de vinger op de wonde legden. Beroemd is het boek van Schuyt en co. over “de weg

29Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

naar het recht” (Schuyt, Groenendijk & Sloot, 1976). Wie de vraag laat bezinken – zeker

als een niet-jurist dit doet – zou zich terecht kunnen afvragen: zit daarin geen driedubbel

pleonasme verscholen? (a) Is het niet evident dat rechten toegankelijk zijn voor de

burger? (b) Zijn rechten niet sowieso afdwingbaar? (c) En hoe kan het dat rechten nog

via het recht moeten worden afgedwongen?

Toch is het een relevante vraagstelling. (Grond)rechten zijn ingeschreven

in de Grondwet, wetten, codes, enzovoort. Maar zijn ze ook juridisch afdwingbaar

op het terrein? Eigenlijk is dit de vraag naar de effectiviteit van (grond)rechten, een

zeer belangrijke en relevante vraag (Hubeau, 2013; Bernard & Hubeau, 2013). De

denkoefening gebeurt de laatste tijd bijvoorbeeld inzake het recht op wonen. Sommigen

stellen dat het recht op huisvesting voor velen “niet meer dan een lege huls (is), omdat de

Belgische overheid in het verleden verzuimd heeft voldoende sociale woningen te bouwen”

(Verschraegen, 2009, 173). Door ineffectiviteit van rechten kan er een vervreemding

ontstaan van de bevolking. Dit tast de legitimiteit van het recht aan. Volgens Raes leidt

dat dan tot uitspraken als “uw rechtsstaat is de onze niet” (Raes, 1999). Er heerst dus

vaak een frustratie over de manke realisatie en beperkte effecten op het terrein.

Effectiviteit houdt in grote lijnen een drietal dimensies in: is er een (goede)

wettelijke regeling? (a) Kan je (vlot) naar de rechter? (b) En werkt de regeling (effectief )

op het terrein? (c). Eigenlijk komt het neer op deze kernvraag: kunnen (grond)rechten

het verschil maken voor burgers, en in het bijzonder voor de meer kwetsbare burgers,

waarvoor heel wat rechten worden gecreëerd?

‘Law in action’ of ‘living law’ en het verband tussen wet-tenrecht en rechtersrecht.

Aanvankelijk had men veel aandacht voor vragen naar juridische afdwingbaarheid

(via rechtbanken), maar dit evolueert meer en meer naar vragen over effectieve

afdwingbaarheid, in die zin dat de praktijk op het terrein belangrijker wordt geacht dan

de juridische context. In de rechtssociologie wordt dit de ‘sociale werking van het recht’

genoemd. “Law in the books” moet “law in action” of “living law” worden (Griffiths,

1986; Schwitters, 2000; Hertogh & Weyers, 2012).

Nu zijn er twee mogelijke benaderingen om te kijken naar de realisatie van (grond)

rechten. Er is enerzijds de individuele conflictbeslechting via de rechter. Men heeft het

dan – om het met Engelse termen te stellen – over ‘ justiciability’. Anderzijds kan men er

eerder van uitgaan dat meer of alle heil moet worden verwacht van de wetgeving die de

grondrechten moet waarmaken. Dan is sprake van ‘invokability’.

30 Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

Kortom, de vraag luidt of de afdwingbaarheid van grondrechten over de

jurisprudentiële dan wel de legistieke weg gaat. Beide benaderingen, het wettenrecht of

de legistieke benadering enerzijds en het rechtersrecht of de jurisprudentiële benadering

anderzijds, hebben duidelijk een aantal voordelen en een aantal nadelen (Hubeau, 2013).

Wellicht is het ideaal dus eerder een combinatie van beide benaderingen.

Wanneer de regelgeving onduidelijk of niet sluitend is, gebeurt het dat een rechter

kan overgaan tot een interpretatie van de regel in een richting die ‘grondrechtconform’

of ‘rechtvaardig’ is. Hij heeft daartoe een zekere marge. Men kan dus specifiek maatwerk

in elke casus vervaardigen. Lukt dit echter niet, dan kan het nodig zijn wetgevend en dus

structureel in te grijpen. Deze benadering is dan ook proactief en geldt in het algemeen

voor alle situaties.

Er zijn uiteraard ook nadelen. Een zwakte van de jurisprudentiële benadering

is dat de betrokkenen het recht moeten ‘mobiliseren’ om de rechter de toetsing te laten

uitvoeren. Dit kan problematisch zijn voor zwakkere maatschappelijke groepen die over

onvoldoende ‘bureaucratische competentie’ beschikken. Ook hangt in de jurisprudentiële

benadering de interpretatie van een grondrecht af van het rechterlijk oordeel. Rechters

hebben een zekere autonomie in de rechtsvinding, wanneer een bindende tekst of

algemene beginselen tot verschillende interpretaties kunnen leiden.

Een beroep op het recht: het probleem van de drem-pels.

Is er dan eigenlijk sprake van belemmeringen om op het (ge)recht een beroep te

doen (Schuyt, Groenendijk & Sloot, 1976)? Doorgaans onderscheidt men financiële

drempels (kostprijs advocaat en procedures) (a), sociale en psychologische drempels

(eigen taal en ingewikkelde procedures) (b), een kennisdrempel (c), het Matteüs-effect

(men heeft bureaucratische competenties nodig om naar de rechtbank te stappen) (d).

Voorts is er de realiteit van de ongelijke verhouding tussen de ‘repeat-players’, sterke

geroutineerde procespartijen, zoals bedrijven of instellingen, en de ‘one-shotters’, de

zwakke eenmalige procespartijen, zoals particulieren (e) (Galanter, 1974). Vaak is bij de

zwakkere procespartijen ook sprake van een ‘multiproblematiek’, een vicieuze cirkel van

zich opstapelende juridische en andere problemen (f ) (Westerveld, 2014). Ergens schuilt

er ook vaak een soort paradox bij het beroep op het (ge)recht: wie gebruik maakt van het

recht, voelt zich ofwel heel zwak, ofwel heel sterk (Hubeau, 2013).

Belangrijk is te begrijpen wat er gebeurt als men naar de rechtbank stapt met een

(virtueel) juridisch geschil. Wanneer je een ervaring als juridisch probleem benoemt ben

je aan het ‘thematiseren’. Wanneer een beroep gedaan wordt op de justitiële organen om

31Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

er een oplossing voor te zoeken is men het recht aan het ‘mobiliseren’ (Blankenburg). Er

grijpt met andere woorden een transformatieproces plaats van een kwetsende ervaring

naar een juridisch geschil, dat bestaat uit ‘naming’ (een ervaring juridisch benoemen),

‘blaming’ (een tegenpartij zoeken en aanwijzen) en ‘claiming’ (een al dan niet financiële

compensatie eisen) (Felstiner, Abel & Sarat, 1980).

De ‘rechtenbenadering’ als uitgangspunt om de (grond-)rechten toegankelijker te maken.

Bij de denkoefening om pistes aan te geven voor de verhoging van de toegankelijkheid

van (grond)rechten nemen wij als uitgangspunt de zogenaamde ‘rechtenbenadering’.

We stellen vast dat juridische problemen of virtuele juridische vragen zich manifesteren

in een sociale context. Toch blijft het zinvol om tijdig een beroep doen op het recht

om maatschappelijk ongewenste situaties aan te pakken. Deze ‘rights-approach’ of

rechtenbenadering kent een wisselende aandacht en succes (zie vooral vanuit een

Europees perspectief de publicaties van Room, bijvoorbeeld voor personen met een

handicap; Clark, 2002). Uiteraard moeten de rechtsregels zich er ook toe lenen. In die

zin is dan sprake van ‘legal empowerment’, met de bedoeling mensen in staat te stellen

om op eigen kracht problemen met een juridische geladenheid aan te pakken en tot een

oplossing te brengen (Galowitz, 1999).

Specifiek hierbij is dat vooral gekeken wordt naar internationale verdragen

en andere teksten om vooral vanuit de mensenrechten en de (sociale) grondrechten

oplossingen te zoeken voor sociale problemen. De rechtenbenadering begrijpt de

sociale grondrechten vaak als ‘welfare rights’ of ‘welzijnsrechten’, die het recht op

maatschappelijke dienstverlening omvatten en de rechten van ‘gebruikers’ van

welzijnsvoorzieningen, waaronder het recht op huisvesting (Bouverne-De Bie en van

Ewijk, 2008, 38).

Volgens Raes en Coene voorzien sociale grondrechten in de mogelijkheid van

een persoonsgerichte emancipatie op maat die het puur juridische overstijgt (Raes

& Coene, 2009). Anderzijds zien we dat in een recentere periode de internationale

mensenrechtenbenadering vaak plaats maakt voor een eerder wantrouwige houding ten

aanzien van het internationale en in het bijzonder het Europese niveau, omdat daar vooral

plaats is voor een economische en globaliserende benadering die vaak ten koste gaat van

de zwakste sociaaleconomische groepen in de samenleving (Hubeau, 2009). Ook de

‘voor wat hoort wat’-benadering die besloten zit in heel wat welzijnsregelingen (Janssens,

2011) legt een grote verantwoordelijkheid en tal van verplichtingen bij de zwakkeren. De

vraag rijst dan ook of hierbij de ‘menselijke waardigheid’, en dus ook de grondrechten, niet

worden aangetast (Hubeau, 2009).

32 Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

Manieren om de (grond)rechten toegankelijker te maken.

Hierna volgen een aantal gedachten over de wijze waarop de (sociale grond)rechten toe-

gankelijker kunnen worden gemaakt en wat de rol van het sociaal werk daarbij kan zijn.

Wij spitsen de aandacht opnieuw vooral toe op het recht op wonen.

Investeren in goede rechtshulpverlening en erkenning van het maatschappelijk mid-denveld en het sociaal ‘activisme’.

De toegang tot het recht wordt grotendeels bepaald door het rechtshulpaanbod. Rechts-

hulp is het op georganiseerde en deskundige wijze verlenen van diensten voor de voor-

koming of de oplossing van problemen die met behulp van het recht, al dan niet door

het procederen, kunnen worden behandeld. Dit gebeurt zowel door advocaten als door

sociale en andere organisaties, zowel in de eerste lijn (informatie en advies) als in de

tweede lijn (procesbijstand) (Schuyt, 1976; Hubeau, Goorden & Mertens, 2012; Drie-

sen, Franssen, Gibens & Van Houtte, 2006).

Aan de ene kant zijn er mogelijkheden om collectieve vorderingen

meer kansen te geven. Er bestaan reeds domeinen waarin dit wordt erkend (bv.

milieuschendingen). Een recente wet heeft de mogelijkheden uitgebreid. Op die manier

wordt de positie van (zwakke) ‘one-shotters’ omgebogen naar de (sterke) positie van

‘repeat-players’ in procesconfiguraties, onder meer door de creatie van ‘juridische

coöperaties’ of samenwerkingsverbanden om de ‘one-shotters’ te verenigen, zoals

consumentenverenigingen (de term is van Donald Black; zie Galanter, 1974). Er zou

vanuit het sociaal werk en in samenwerking met juristen kunnen worden bekeken of

deze techniek kan worden aangewend met betrekking tot aspecten van het grondrecht

op wonen (zie ook Bernard & Hubeau, 2013).

De rol van de sociale dimensie in de (eerstelijns)rechtshulp is van groot belang

en de samenwerking met het sociaal werk dient te worden bevorderd, ofwel via

interdisciplinariteit (samenwerking tussen juristen en sociale werkers), ofwel via

intradisciplinariteit (het betrekken van de sociale dimensie in het juridisch beroep). Het

is immers – zoals eerder gesteld – evident dat (virtuele) juridische problemen rijzen in

een sociale context. Omwille van dit gegeven, samen met het feit dat onze samenleving

steeds complexer wordt, is een multidisciplinaire benadering noodzakelijk. Een door

de (al dan niet juridische) professies bepaalde deterministische benadering moet plaats

maken voor een ‘maatschappelijk verantwoorde rechtshulpverlening’. Dit veronderstelt

dat diverse disciplines mekaar voeden en beïnvloeden. Daarom zouden juristen en sociale

33Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

werkers niet naast elkaar mogen werken, maar zouden ze ook moeten samenwerken

en elkaars benadering en methodieken bevorderen en aanvullen in de richting van een

sociaaljuridische professionalisering (Gibens & Hubeau, 2013).

We stellen immers vast dat de rechtshulpbeweging in de jaren zeventig van

de vorige eeuw geïnitieerd werd in het kader van sociale actie om een democratisering

van recht en rechtshulp na te streven. Toch blijkt rechtshulp tot op vandaag een sterk

‘gecommodificeerd’ product te zijn. Het is een product onderhevig aan de marktwerking

via de (commerciële) advocatuur. Het terrein waarin dit wordt verleend, wordt blijvend

gedomineerd door juristen en advocaten. De kritische dimensie, die (noodzakelijkerwijze)

aanwezig is in het sociaal werk (Adams, Dominelli & Payne, 2009), zou ook moeten

doordringen in het kader van de rechtshulpbeweging. Dit zou een verrijking betekenen

van een louter juridische (juridiserende?) benadering van problemen en geschillen, zeker

bij meer kwetsbare bevolkingscategorieën.

Resultaatsverbintenissen in plaats van inspannings- of middelenverbintenissen.

In het denken over de verhoging van de effectiviteit van het grondrecht op wonen wordt

meer en meer gedacht aan het ombuigen van verplichtingen van de overheden naar re-

sultaatsverbintenissen in plaats van de vele inspannings- of middelenverbintenissen.

Op die manier zou men kunnen nagaan of het resultaat bereikt is (ja of neen?) en of het

doel van de regel(ing) is bereikt. Zo kan men het rechtvaardigheidsgehalte toetsen.

Een voorbeeld uit de woonsector kan dit illustreren. In plaats van de woonactoren

op te leggen inspanningen te leveren om ingeval van een uithuiszetting een alternatieve

huisvesting te vinden voor de betrokken bewoners, zou het zinvoller zijn hen te verplichten

effectieve herhuisvesting aan te bieden. Dan pas is de regeling effectief afdwingbaar.

Het rechtvaardigheidsgehalte zal ook stijgen, omdat het niet gaat om een puur formele

benadering, maar men kijkt naar de effecten op het terrein. De inspiratie hiervoor wordt

geput uit buitenlandse ervaringen, onder meer in Frankrijk en Schotland. Men kijkt dan

ook na of rechten effectief worden opgenomen en of de situatie van de doelgroep effectief

verbetert (Bernard & Hubeau, 2013; Vlaamse Woonraad, 2013).

De verwachtingen mogen niet te hoog gespannen zijn. Een resultaatsverbintenis

betekent niet automatisch recht op bv. een woning. Er dienen uiteraard altijd wel een aantal

voorwaarden te worden vervuld. Men kijkt bijvoorbeeld naar de ernst van de woonnood

of beperkt tot de laagste inkomenscategorieën.

34 Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

Investeren in alternatieve geschilbeslechting in procedurele rechtvaardigheid.

Zijn er manieren om de eerder genoemde ‘thematisering en mobilisering’

van juridische problemen te beperken? Uit onderzoek blijkt dat de aanwezigheid

van ‘juridische infrastructuur’ rechtstreekse gevolgen heeft voor het gebruik van

het recht en de stap naar de rechtbank. Wanneer bemiddelings- en mediatieorganen

aanwezig zijn op een toegankelijke manier worden die ook meer gebruikt. Kan men

denken aan methodieken van ‘Alternative Dispute Resolution’ of de creatie van

bemiddelingsorganen om ook rond (sociale) grondrechten conflicten op te lossen?

Een voorbeeld is de oprichting van paritaire organen, samengesteld uit verhuurders en

huurders, in de sector van het wonen (Bernard, Dawance & Goossens, 2010).

Men maakt al eens het onderscheid tussen de materiële rechtvaardigheid, dit wil

zeggen rechtvaardigheid bij de toekenning van (inhoudelijke) rechten, bijvoorbeeld bij het

recht op wonen (recht op vrije keuze, recht op woningkwaliteit, recht op woonzekerheid)

en procedurele of formele rechtvaardigheid (zijn de procedures wel nageleefd die

afgesproken zijn in de samenleving en zijn die correct en behoorlijk?). Investeren in

de kwaliteit van procedures leidt tot een groter gevoel van “procedurele of formele

rechtvaardigheid ” (Lind & Tyler, 1988). Maar daar mag het niet bij blijven. Wanneer er

enkel goede procedures zijn, maar geen rechten die men kan afdwingen, hebben deze

procedures weinig zin of geen zin

Kwaliteitsbewaking en verbetering van wetgeving.

Een ‘evergreen’ is zeker de kwaliteitsbewaking bij wetgeving door middel van ex ante-

en ex post-evaluatie, consultatie van stakeholders, aandacht voor handhaaf baarheid en

uitvoerbaarheid van regelgeving, aandacht voor communicatie (en communicatieve

wetgeving) en allerhande systemen van wetgevingsevaluatie en monitoring. Ja, zelfs

van experimentele wetgeving (Bernard, 2006; Popelier, 2010). Betere, afdwingbare,

uitvoerbare, handhaaf bare regels zullen, eerder dan regels die dat niet zijn, beantwoor-

den aan het rechtvaardigheidsideaal.

Tot slot: naar een recht van de mensen via de mensen van het recht.

Kan men in een snel evoluerende samenleving rekenen op een voorspelbaar recht?

Daarbij zal een optimale combinatie van het rechtersrecht (rol van de rechter) en het

wettenrecht (rol van de wetgever) cruciaal zijn. Wetgeving wil rechtszekerheid bieden,

maar deze mag niet zo verstikkend werken dat geen enkel maatwerk meer mogelijk is.

35Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

Daarom moet er ook een zekere flexibiliteit zijn, alsook kan er worden gewerkt met

‘open’ begrippen die een pragmatische en casusgebonden invulling moeten krijgen.

Is een ‘eenvoudig’ recht mogelijk in een complexe samenleving? Het recht zou

wereldvreemd zijn, mocht het eenvoudig zijn. Dit is echter geen vrijgeleide voor een

ontoegankelijk recht. Veel hangt af van de ‘vertaling’ van dat recht naar de gebruikers toe.

Daarbij kan een zekere digitalisering helpen (zie evoluties in Nederland en Angelsaksische

landen), maar daarbij mag dan weer de digitale kloof niet uit het oog worden verloren.

Het recht mag dus een zekere mate van complexiteit hebben om iedereen ‘recht

te doen’ en om het algemeen en particulier belang met mekaar te verzoeken. Maar

waar geen concessies mogen worden gedaan is de toegankelijkheid van het recht en het

rechtssysteem. Om hieraan te verhelpen is reeds vaak vermeld dat vijf voorwaarden

zouden moeten vervuld zijn om de toegankelijkheid van recht en rechtshulp te realiseren,

de zogenaamde 5 B’s: beschikbaarheid, bruikbaarheid, betaalbaarheid, begrijpbaarheid

en bereikbaarheid (Hubeau en Parmentier, 1991). Later zijn in het kader van de verdere

verfijning van deze begrippen nog twee B’s aan toegevoegd, met name bekendheid

en betrokkenheid. Op die manier komt men tot een zogenaamde “maatschappelijk

verantwoorde rechtshulpverlening” (Gibens en Hubeau, 2013). Een verder debat over het

streven van een intensere band tussen recht en rechtvaardigheid, die wij vooral vertalen

in termen van meer effectiviteit, is sowieso aangewezen. Dit debat over grondrechten is

ruimer dan een louter juridisch debat (Raes & Coene).

“Chaque génération, sans doute, est vouée à refaire le monde”, verklaart Albert

Camus in zijn befaamde Discours de Suède, wanneer hij in 1957 de Nobelprijs voor de

literatuur in ontvangst neemt. Hij onderstreept hierbij de verantwoordelijkheid van

kunstenaars en van een hele generatie. Elke generatie moet – vooral vanuit het feit dat

ze nieuw is – zich verwonderen over onrechtvaardigheden en voor verandering zorgen.

Maar de eerlijkheid gebiedt ons dit citaat even te situeren. De tekst luidt verder: “La mienne

sait pourtant qu’elle ne le refera pas. Mais sa tâche est peut-être plus grande. Elle consiste à

empêcher que le monde ne se défasse”.

[Bernard Hubeau is gewoon hoogleraar rechtssociologie aan de faculteit Rechten van de

Universiteit Antwerpen. Hij is onder meer voormalig ombudsman van de Stad Antwerpen

en de Vlaamse overheid.]

[email protected]

36 Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

Literatuurlijst:

Adams, R., Dominelli, L. & Payne, M. (2009), Critical Practice in Social Work, New

York, Palgrave/Macmillan.

Aiken, J. & Wizner, S. (2003), ‘Law as Social Work’, Journal of Law and Policy, 11, 63-

82.

Bernard, N. (ed.) (2011), Expulsion de logement/Uithuiszettingen, Brussel, La Charte/

Die Keure.

Bernard, N. (2006), Repenser le droit au logement en fonction des plus démunis,

Brussel, Larcier.

Bernard, N. & Hubeau, B. (2010), ‘De armoede en de sociaal-economische grondrechten

: over de effectiviteit van het recht op behoorlijke huisvesting’, in Dierckx, D., Van Herck,

N. & Vranken, J. (ed.), Leuven/Den Haag, Acco, 199-210.

Bernard, N. & Hubeau, B. (2013), Recht op wonen: naar een resultaatsverbintenis?

Droit au logement: vers une obligation de résultat?, Brugge/Brussel, Die Keure/La

Charte, 2013.

Bernard, N., Dawance, T. & Goossens, L. (2010), Les commissions paritaires locatives :

chronique et enseignements d’une expérience-pilote fondatrice, Brussel, Bruylant.

Blankenburg, E. (1995), Mobilisierung des Rechts, Berlijn, Springer.

Billiet, C., Deben, L. & Van Aeken, K. (2008), ‘De herziening van de voorstelling van de

nalevingsfactoren uit de tafel van Elf ’, in Popelier, P. (ed.), Heldere handhaving. Naar

een sterker handhavingsbeleid door betere regelgeving en reglementering, Brussel,

Politeia, 145-211.

Bouverne-De Bie, M. en van Ewijk, H., Sociaal werk in Vlaanderen en Nederland: een

begrippenkader, Mechelen, Kluwer, 2008.

Clark, C. (2009), ‘Identity, Individual Rights and Social Justice’, in Adams, R.,

Dominelli, L. & Payne, M., Critical Practice in Social Work, New York, Palgrave/

Macmillan, 31-42

Driesen, C., Franssen, G., Gibens, S. & Van Houtte, J. (2006), Naar een meer

performante rechtshulp, Gent, Larcier.

37Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

Evers, F. (2009), ”Het hoofd en het hart van de rechter”, in F. Evers en P. Lefranc (ed.),

Kiezen tussen recht en rechtvaardigheid, Brugge, Die Keure, 2009.

Felstiner, W., Abel, R. & Sarat, A. (1980), ‘The Emergence and Transformation of

Disputes: Naming, Blaming and Claiming’, Law and Society, 15, 631-654.

Galanter, M. (1974), ‘Why the “Haves”Come Out Ahead: Speculations on the Limits

of Legal Change’, Law and Society Review, 9(1), 95-160.

Galowitz,P. (1999), ‘Collaboration between Lawyers and Social Workers: Re-

examining the Nature and the Potential of the Relationship’, Fordham Law Review 67,

2.23-2.154.

Gibens, S. (2013), ‘Recht in het sociaal werk. Hoe sociaal werk tot zijn recht kan

komen’, Alert 2013/1, 29-36

Gibens, S. & Hubeau, B. (2013), ‘Naar een maatschappelijk verantwoorde

rechtshulpverlening: juridische bijstand in België aan een grondige herziening toe?’,

Panopticon, 3, 162-181.

Goldewijk, B.K., Baspiniero, A.C. & Carbonari, P.C. (2002) (ed.), Dignity and Human

Rights. The Implementation of Economic, Social and Cultural Rights, Antwerp/

Oxford/New York, Intersentia.

Griffiths, J. (1986), De sociale werking van het recht, Nijmegen, Ars Aequi.

Hertogh, M. en Weyers, H. (2012), Het recht van onderop. Antwoorden uit de

rechtssociologie, Nijmegen, Ars Aequi.

Hubeau, B. (2007), “’Le premier homme’. Over de vier gezichten van armoede en

sociale uitsluiting in het ombudswerk met Albert Camus als ervaringsdeskundige ”, in

K. Lemmens en F. Jongen (ed.), Recht & Literatuur, Louivain-La-Neuve/Die Keure,

Anthemis/Die Keure, 31-52.

Hubeau, B. (2009) ‘Op welk welzijnswerk hebben burgers recht? Tien megatrends

in de (juridische invulling van) het welzijnswerk en hun gevolgen voor

welzijnsgebruikers’, in Naar het middelpunt van de marge, Leuven, Acco, 93-104.

Hubeau, B. (2013), ‘Recht op wonen als resultaatsverbintenis. Over de effectiviteit van

sociale grondrechten’, Alert 2013/3, 21-26.

38 Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

Hubeau, B., Goorden, J. & Mertens, J. (ed.) (2012), Recht op recht. Sociale rechtshulp en

sociaaljuridische dienstverlening in Vlaanderen, Mechelen, Kluwer.

Hubeau, B. & Gibens, S. (2013b), ‘Socially Responsible Legal Aid: Time for a Thorough

Rethink?’, International Journal of Legal Profession, 1-20.

Hubeau, B. & Van de Wiel, A. (2013c), ‘Recht op wonen als resultaatsverbintenis.

Over de effectiviteit van sociale grondrechten’, Tijdschrift voor Mensenrechten afl. 3,

11-14.

Hubeau, B. & Parmentier, S. (1991), ‘Preadvies rechtshulp’, in Aanbevelingen voor het

Armoedebestrijdingsbeleid, Brussel, Staatssecretariaat Maatschappelijke Emancipatie.

Huyse, L., ‘Deregulering als maatschappijhervorming: een rechtssociologische

probleemstelling’, Rechtskundig Weekblad 1986-87, 2.673-2.692.

Janssens, P. (2011), Voor wat hoort wat. Naar een nieuw sociaal contract, Antwerpen,

De Bezige Bij.

Kinneging, A. (2005), Geografie van goed en kwaad. Filosofische essays, Utrecht,

Spectrum.

Kymlicka, W. (1990), Les théories de la justice: une introduction, Parijs, La Découverte/

Poche.

Lancksweerdt, E. (2014), Menselijke kracht in het recht. Een ontwikkelingsgerichte visie

op het recht en de rechtspraktijk, Gent, Larcier.

Lind, E.A. & Tyler, T.R. (1988), The Social Psychology of Procedural Justice, New

York/London, Plenum Press.

Lipsky, M. (1980), Street-Level Bureaucracy. Dilemmas of the Individual in Public

Services, New York, Russell Sage Foundation.

Maes, G. (2003), De afdwingbaarheid van sociale grondrechten, Antwerpen/

Cambridge, Intersentia.

Popelier, P. (2010), Heldere handhaving. Naar een sterker handhavingsbeleid door betere

regelgeving en reglementering, Antwerpen, Sigma.

39Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

Raes, K. (1999), Het recht van de samenleving, Brussel, VUBPress.

Raes, K. & Coene, G., ‘Sociale grondrechten als voorwaarden voor een gelijke

handelingsvrijheid’, X., Welzijnsgids, Mechelen, Kluwer, losbl.

Room, G., e.a. (1990), New Poverty in the European Community, Londen, Macmillan.

Room, G., e.a. (1991), National Policies to Combat Exclusion, European Community

Observatory, Brussel.

Rimanque, K. (1995), ‘Algemene situering van de grondrechten in de Belgische

rechtsorde’, in B. Hubeau & R. de Lange (ed.), Het grondrecht op wonen. De

grondwettelijke erkenning van het recht op huisvesting in Nederland en België,

Antwerpen, Maklu, 37-48.

Sandel, M.J. (2009), Justice. What’s the right thing to do?, New York, Farar, Straus &

Giroux.

Schuyt, K., Groenendijk, K. & Sloot, B. (1976), De weg naar het recht. Een

rechtssociologisch onderzoek naar de samenhangen tussen maatschappelijke

ongelijkheid en juridische hulpverlening, Deventer, Kluwer.

Schwitters, R.J.S. (2000), Recht en Samenleving in verandering, Heerlen, Open School.

Tholomé, L. (2007), ‘Le droit au logement opposable : gadget ou véritable protection

sociale ?’, Echos du Logement, afl. 2, 17-24.

Van Aeken, K. (2010), ‘Een rechtssociologische analyse van de juridisering van de

samenleving’, in Meesters over meester ? Een probleemverkenning over juridisering en

onderwijs, Leuven/Den Haag, Acco, 13-29.

Vandenhole, W. (2010), ‘Twee decennia Kinderrechtenverdrag: hoe moet het nu

verder met de kinderrechten?’, X., Welzijngids, Mechelen, Kluwer, losbl.

Vandenhole, W. (2006), ‘Over het grondrecht op toereikende energie: over wat het is en

zou kunnen zijn’, in B. Hubeau & P. Jadoul (ed.), Naar een grondrecht op energie/Vers un

droiut fondamental à l’énergie, Brussel, Die Keure, 11-36.

Van Mourik, M. (2008), Recht, rechtvaardigheid en ethiek, in het bijzonder in de

notariële praktijk, Deventer, Kluwer.

40 Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht

Verschraegen,G., De taal van de mensenrechten. Macht en onmacht van een

rechtenbenadering in het sociaal werk, in Brodala, J., Cuyvers, G., Devillé A. en Van

Den Eeckhaut (ed.), Met een dubbele lus. Prikkelend nadenken over sociaal werk,

Antwerpen/Apeldoorn, Garant, 2009, 165-178.

Vlaamse Woonraad (2013), Naar een versterkt recht op wonen? Aanbevelingen van de

Vlaamse Woonraad, met pleidooi voor een Vlaamse woonrechtcommissaris.

Vlemminx, F. (1994), Het profiel van sociale grondrechten, Zwolle, Tjeenk Willink.

Westerveld, M. (2014), ‘Every Little Helps? Approaches to Multiple Claimants as Part of

the Legal Aid Dilemma’, in Hubeau, B. & Terlouw, A. (ed.), Legal Aid in the Lowlands,

Antwerpen/Cambridge, Intersentia.

41Recht & rechtvaardigheid: naar een recht van de mensen door de mensen van het recht