jaarverslag 2014 - Bpf AVHJaarverslag 2014 BPF AVH 4 Opmerking: - De dekkingsgraad 2013 is bepaald...

110
STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL jaarverslag 2014 Op de toekomst voorbereid

Transcript of jaarverslag 2014 - Bpf AVHJaarverslag 2014 BPF AVH 4 Opmerking: - De dekkingsgraad 2013 is bepaald...

  • ST ICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL

    Bpf AVHVerrijn Stuartlaan 1e

    2288 EK RijswijkPostbus 31442280 GC RijswijkTel.: 070 - 338 10 20Fax: 070 - 350 35 [email protected]

    jaarverslag 2014

    Op de toekomst voorbereid

  • 1

    INHOUDSOPGAVE

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 1

    Inhoudsopgave

    Kengetallen en kerncijfers 3

    Voorwoord 5

    Verslag van het Bestuur 6 1. Algemene informatie 6

    1.1 Een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds 6 1.2 Doelstelling, Missie en Visie, Kernwaarden, Strategie en Uitvoering 6 1.3 Samenwerkingsverbanden en deelnemingen 7 1.4 Aangesloten ondernemingen 8

    2. Bestuur en uitvoering 9 2.1 Het bestuur 9 2.2 Het dagelijks bestuur 10 2.3 De portefeuille beleggingsbeleid 10 2.4 De portefeuille risicomanagement 11 2.5 De portefeuille communicatie 11 2.6 Het verantwoordingsorgaan (nieuwe stijl) 12 2.7 Raad van toezicht 12 2.8 Bestuurscommissie Partikulier Kaaspakhuisbedrijf 13 2.9 Commissie van Beroep en klachtencommissie 13 2.10 Overige commissies ingesteld door het bestuur 14 2.11 Uitvoeringsorganisatie 14 2.12 Adviseurs 14 2.13 Vergaderingen 14

    3. Financiële informatie en ontwikkelingen 16 4. Risicoparagraaf ten aanzien van doelstellingen, beleid en gebruik van financiële instrumenten 27

    4.1 Reflecteren en analyseren 27 4.2 Risico’s en balansmanagement 27 4.3 Financiële sturingsmiddelen 30

    5. Informatie over de verwachte gang van zaken 32 5.1 Pensioenregelingen en Statuten 32 5.2 ABTN 32 5.3 Premie en parameters 2015 32 5.4 Beleggingen 32 5.5 Ontwikkeling dekkingsgraad 33 5.6 Risicomanagement 33 5.7 Verantwoord beleggen 33 5.8 Ontwikkelingen in de uitvoering 34

    6. Bestuursaangelegenheden 35 6.1 Jaarverslag 2013 35 6.2 Deskundigheid, opleiding en vergoedingen 36 6.3 Deskundigheidsbevordering 36 6.4 Zelfevaluatie 36 6.5 Studiecommissie (nieuwe) pensioenregeling 37 6.6 Beleggingsbeleid 37 6.7 Risicobeheer 38 6.8 Naleving wet- en regelgeving 38

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 2

    INHOUDSOPGAVE

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 2

    6.9 Uitbesteding 38 6.10 Toezicht 39 6.11 Compliance 39 6.12 Communicatie 40 6.13 Code Pensioenfondsen 41

    7. Pensioenparagraaf 43 7.1 De pensioenregelingen 43 7.2 Samenvattend overzicht van de verplichtgestelde basispensioenregeling 2015 44 7.3 Bijzonder partnerpensioen bij overlijden van de ex-partner 45 7.4 Indexatiebeleid en indexatiematrix 45 7.5 Premies 46 7.6 Toegekende indexaties 46

    8. Beleggingenparagraaf 47 8.1 Economische ontwikkelingen 47 8.2 Beleggingen van Bpf AVH 47

    9. Actuariële paragraaf 49 9.1 Actuariële analyse * € 1.000 49 9.2 Beleid ten aanzien van toeslagverlening/indexatie 49 9.3 Premie * € 1.000 49 9.4 Uitkomsten van de solvabiliteitstoets 50 9.5 Oordeel van de certificerend actuaris over de financiële positie 50

    10. Rapportage over goed pensioenfondsbestuur 51 10.1 Algemeen 51 10.2 Intern toezicht 51 10.3 Compliance officer 51 10.4 Verantwoordingsorgaan 51

    11. Toekomst 53

    Verantwoording en toezicht 54 Verslag van het verantwoordingsorgaan 55 Reactie van het bestuur op het verslag van het verantwoordingsorgaan 58 Het verslag van de raad van toezicht 59 Reactie van het bestuur op het verslag van de raad van toezicht 63

    Jaarrekening 64 Balans per 31 december * € 1.000 65 Staat van baten en lasten * € 1.000 66 Kasstroomoverzicht * € 1.000 67 Actuariële analyse * € 1.000 68 Toelichting op de grondslagen 69 Toelichting op de balans 77 Toelichting op de staat van baten en lasten 92

    Overige gegevens 97 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 97 Gebeurtenissen na balans datum 97 Actuariële verklaring 98 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 100

    Bijlagen 102 Afkortingen en begrippen 103 Nevenfuncties van bestuur 105

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 3

    KENGETALLEN EN KERNCIJFERS

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 3

    Kengetallen en kerncijfers 2014 2013 2012 2011 2010

    Aantal werkgevers 855 858 850 863 855

    Aantal verzekerden Actieve deelnemers 18.236 18.575 17.993 17.511 17.540 - waarvan arbeidsongeschikten 193 219 240 269 313 Gewezen deelnemers (‘slapers’) 40.294 39.265 36.027 35.179 42.691 Pensioengerechtigden 9.345 8.855 8.656 8.378 8.075

    Pensioenen * € 1.000 Kostendekkende premie 51.481 55.524 65.334 56.071 47.377 Gedempte premie 52.882 53.201 48.819 48.985 45.819 Feitelijke premie 62.230 65.478 52.442 48.985 45.819 Uitvoeringskosten 2.739 2.497 2.566 2.341 2.531 Uitkeringen 17.434 17.326 16.807 21.309 14.731

    Toeslagverlening per 1 januari Actieve deelnemers 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 1,95% Inactieve deelnemers 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00%

    Vermogen en solvabiliteit * € 1.000 Aanwezig vermogen 1.061.090 842.275 818.773 718.559 633.727 Minimaal vereist eigen vermogen (PW art. 131)

    47.259 36.997 37.050 34.889 29.266

    Vereist eigen vermogen (PW art. 132) 119.193 117.193 113.200 108.403 80.806 Pensioenverplichtingen 1.040.471 803.042 805.969 758.066 626.821 Dekkingsgraad 102,0% 104,9% 102 95 101

    Duration Alle verzekerden 22,2 20,1 20,6 21,6 20,7 Actieve deelnemers (+ arb.ongeschikten)

    26,8 24,6 25,1 26,3 25,7

    Gewezen deelnemers 23,5 21,6 22,0 23,0 22,0 Pensioengerechtigden 10,2 9,5 9,8 9,8 9,3

    Beleggingsportefeuille * € 1.000 Vastgoedbeleggingen 25.528 26.464 27.652 28.492 28.593 Aandelen 240.783 133.230 119.808 101.478 103.310 Vastrentende waarden 626.213 558.032 559.515 466.198 428.627 Derivaten 61.174 9.758 21.286 31.697 14.893 Overige beleggingen 120.240 123.896 74.138 77.819 49.994

    1.073.937 851.380 802.399 705.684 625.417

    Beleggingsopbrengsten * € 1.000 178.161 -23.486 70.176 67.194 35.213

    Beleggingsrendement Totale portefeuille 22,41% -2,98% 10,39% 11,10% 6,52% Benchmarkrendement portefeuille 21,81% -3,28% 9,52% 10,21% 6,08% Z-score 0,57 0,43 0,96 0,93 0,55 Performancetoets 1,54 0,32 -0,32 -0,96 -0,86 Performancetoets +1,28 2,82 1,60 0,96 0,32 0,42

    Gemiddeld rendement Afgelopen 5 jaar 9,49% 5,92% 0,00% 6,51% 5,02% Afgelopen 10 jaar 7,37% 5,82% 0,00% 5,32% 4,17%

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 4

    KENGETALLEN EN KERNCIJFERS

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 4

    Opmerking: - De dekkingsgraad 2013 is bepaald na toepassing van de 0,5% korting per 1 april 2014 op de pensioenaanspraken en -rechten. - De feitelijke premie is inclusief de bijdrage VPL van 1.350 (2013: 3.786) . De kostendekkende premie en de gedempte premie zijn exclusief de premie voor de inkoop van pensioenaanspraken uit hoofde van de overgangsregeling VPL.

    Uitvoeringskosten per deelnemer / pensioengerechtigde

    Totaal waarvan AGH

    Aantal verzekerden aantal wegings- factor

    Actieve deelnemers 18.236 1,0 18.236 Einde deelname 3.911 0,5 1.956 Afkopen 113 0,5 57 Gewezen deelnemers (slapers) 40.294 0,0 - Pensioengerechtigden 9.345 1,0 9.345 Totaal 29.594

    Pensioenbeheer Totale kosten pensioenbeheer 2.739 1.914 Kosten per deelnemer (× € 1,00) 93 65

    Kosten vermogensbeheer Het pensioenfonds volgt de adviezen van de Pensioenfederatie bij het transparant maken van de kosten voor vermogensbeheer- en transactiekosten. Indien beschikbaar en tegen redelijke inspanning te verkrijgen, wordt gebruikgemaakt van de werkelijke kosten en anders worden schattingen gebruikt op basis van ervaringscijfers of adviezen van de Pensioenfederatie. Er wordt een uitsplitsing gemaakt naar de verschillende beleggingscategorieën zoals voorgeschreven door DNB. Voor 2014 bedroegen de vermogensbeheer, de beleggingsportefeuilles (beheerkosten) 0,40% (2013: 0,39%) en de directe en indirecte transactiekosten 0,20% (2013: 0,29%) van het gemiddeld belegd vermogen. In onderstaande tabel zijn de kosten over 2014 verder uitgesplitst naar de verschillende beleggingscategorieën en overige kosten. Vermogensbeheer-categorie

    Beheerfee Transactiekosten Beheerfee en transactiekosten

    2014 2013 2014 2013 2014 2013 Vastgoed 64 bps 63 bps 0 bps 0 bps 64 bps 63 bps Vastrentende waarden 20 bps 20 bps 22 bps 25 bps 42 bps 45 bps Aandelen 21 bps 30 bps 8 bps 2 bps 29 bps 32 bps Grondstoffen 0 bps 40 bps 0 bps 61 bps 0 bps 101 bps Private equity 423 bps 212 bps 0 bps 0 bps 423 bps 212 bps Overige kosten 45 bps 11 bps 20 bps 7 bps 65 bps 18 bps

    In 2014 had Bpf AVH geen grondstofbeleggingen meer. De toename van de kosten voor private equity worden veroorzaakt door de betaalde performancefee. De post overige kosten bestaat o.a. uit de kosten voor (fiduciair) advies, currency overlay en duratie overlay.

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 5

    VOORWOORD

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 5

    Voorwoord

    Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel (Bpf AVH) verzorgt al meer dan 50 jaar een verplichtgestelde bedrijfstakpensioenregeling voor de werkgevers en werknemers die werkzaam zijn in de sector groothandel in aardappelen, groenten, fruit, kaas en eieren. Met dit verslag leggen wij verantwoording af aan alle belanghebbenden van Bpf AVH. Het jaarverslag is onderverdeeld in een verslag van het bestuur, een verslag van de raad van toezicht, het verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur, een jaarrekening en overige gegevens. In het bestuursverslag worden het profiel van Bpf AVH weergegeven, de organisatie en de beleidsmatige zaken die in 2014 hebben gespeeld, zowel op het gebied van pensioenen als op het gebied van beleggingen. In de jaarrekening presenteren wij het fondsvermogen en de mutaties daarin gedurende 2014 alsmede een toelichting op de grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling en de mutaties in de beleggingsportefeuille. In overige gegevens geven wij de actuariële verklaring, de controleverklaring van de onafhankelijke accountant evenals gebeurtenissen na balansdatum met belangrijke financiële gevolgen voor het fonds weer. Ook in 2014 was er sprake van voortzetting van een voorzichtig economisch herstel, waarin de centrale banken FED en ECB een invloedrijke rol hadden. Van de hoogontwikkelde economieën was vooral in het VK en de VS de groei hoog. In Japan en China vertraagde de groei. Het eurogebied volgde qua groei aarzelend. De economische groei elders in de wereld bleef zwak. Een groot risico van invloed op de economische groei waren en zijn nog steeds de geopolitieke spanningen op diverse plekken in de wereld. De tot een historisch dieptepunt gedaalde rente bemoeilijkte een verder herstel van de pensioensector, dit heeft ingrijpende consequenties voor onze verplichtingen en onze dekkingsgraad. In 2014 heeft een aantal pensioenfondsen toch een korting van de pensioenen doorgevoerd om weer op het herstelpad te komen. Ook het bestuur van Bpf AVH heeft moeten besluiten om een vervolgkorting van 0,5% (2% in 2013) door te voeren. Zelfs onder de nieuwe regels van het FTK (in de volksmond: nFTK) waarbij naar de gemiddelde dekkingsgraad over de laatste 12 maanden moet worden gekeken, blijft het voor de sector een uitdaging om uit herstel te komen. Op de bestuurs- en cao-tafel wordt in 2015 de blauwdruk van de pensioenregeling vervaardigd volgens deze nieuwe FTK-regels. In 2014 heeft de Nederlandse regering besloten om de zogenaamde BTW-koepelvrijstelling voor pensioenadministratie te laten vervallen per 1 januari 2015. Dit is een kostenverhogende maatregel voor Bpf AVH, omdat Bpf AVH deze BTW niet kan aftrekken door het verdwijnen van deze BTW-vrijstelling. Bpf AVH is in voorbereiding op de implementatie van de Wet pensioencommunicatie, die per 1 juli 2015 van kracht zal zijn. Deze wet biedt tevens meer mogelijkheden voor pensioenfondsen tot digitale informatievoorziening. De informatievoorziening zal daarnaast beter moeten aansluiten op de informatiebehoefte van de deelnemers. Rijswijk, 29 juni 2015 Het bestuur van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel Mevrouw J.A.M. Bergervoet, voorzitter De heer drs. L.A.M. Welschen, vice-voorzitter

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 6

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 6

    Verslag van het Bestuur

    Overeenkomstig artikel 29 van de statuten van de Stichting brengen wij hiermee verslag uit over het boekjaar 2014, alsmede voor zover van toepassing over de ontwikkelingen in 2015.

    1. Algemene informatie

    1.1 Een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds Bpf AVH is een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds voor ondernemingen in de groothandel in aardappelen, groenten, fruit, eieren en kaas. Bpf AVH is opgericht op 1 januari 1963 en is statutair gevestigd te Rijswijk. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41152268. Bij brief van 4 april 2013 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn oordeel kenbaar gemaakt dat Bpf AVH afdoende heeft aangetoond dat het georganiseerde bedrijfsleven, dat voortzetting van de verplichtstelling wenst, een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt. Toetsing vindt één keer in de vijf jaar plaats. In 2015 is de verplichtstelling aangepast met een uitbreiding voor de Groenten en Fruit Groothandel voor wat betreft het wassen en snijden van verse groenten en fruit. De verplichtgestelde pensioenregeling betreft de zogenoemde basispensioenregeling, waarin voor elke deelnemer, op basis van middelloon, ouderdomspensioen kan worden opgebouwd in maximaal 46 jaar. In deze basispensioenregeling is voor bepaalde werknemers uit de sector groothandel in aardappelen, groenten en fruit en uit het partikulier kaaspakhuisbedrijf een 55-minregeling getroffen. Met deze regeling konden werknemers, die op 1 januari 2005 jonger dan 55 jaar waren en aan de voorwaarden voldoen, voorwaardelijk extra pensioen opbouwen over verstreken dienstjaren tot 2006. Daarnaast kent Bpf AVH een aantal vrijwillige (aanvullende) pensioenregelingen, te weten: een vaste bedragenregeling, waarbij de deelnemers wekelijks een vast bedrag aan pensioen

    opbouwen; een aanvullende middelloonregeling. Daarmee kan een ouderdomspensioen gebaseerd op de

    gemiddelde pensioengrondslag boven de verplichte basisregeling worden verworven; een aanvullende middelloon-plusregeling. Daarmee kan in aanvulling op het verplichtgestelde

    basispensioen een maximum fiscaal toelaatbaar ouderdomspensioen worden opgebouwd; een regeling tijdelijk nabestaandenpensioen ter dekking van het zogenaamde Anw-hiaat. De inhoud van de verplichtgestelde pensioenregelingen is het resultaat van het overleg tussen Cao-partijen. Bpf AVH draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenregelingen voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. 1.2 Doelstelling, Missie en Visie, Kernwaarden, Strategie en Uitvoering Doelstelling Bpf AVH stelt zich ten doel het, binnen de grenzen van zijn middelen, statuten en reglementen ter beoordeling van het bestuur, verlenen of doen verlenen van (pensioen)aanspraken en (pensioen)rechten aan (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden alsmede aan hun nabestaanden, die daarvoor in aanmerking komen krachtens de bepalingen van de statuten en reglementen van Bpf AVH.

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 7

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 7

    Missie en Visie De actueel bijgestelde missie van het bestuur is: Bpf AVH verzorgt pensioenen. Bpf AVH zorgt voor een collectief en solidair pensioen dat aansluit bij de wensen van werkgevers

    en werknemers in de sector. Bpf AVH zorgt dat de uitvoering van de pensioenregeling kostenefficiënt is en de communicatie begrijpelijk en helder. Bij al zijn besluiten zet Bpf AVH het belang van de deelnemer voorop en houdt het rekening met de maatschappelijke gevolgen.

    Bpf AVH streeft daarbij naar een optimale verhouding tussen lage kosten en maximale opbrengsten. Hierbij bewaakt Bpf AVH proactief het behoud van voldoende schaalgrootte en draagvlak om die optimale verhouding ook op termijn te kunnen blijven realiseren.

    Kernwaarden Belang van de deelnemers staat voorop; Kostenefficiëncy; Collectief en solidair; Eenvoud en begrijpelijkheid; Gekend in de sector waar we voor werken; Maatschappelijk betrokkenheid. Strategie Bpf AVH onderzoekt de huidige marktpositie en beziet of naar de toekomst toe er voldoende draagvlak is om zelfstandig of in samenwerking met andere pensioenfondsen door te gaan. De uitkomsten van dit onderzoek zullen in een plan van aanpak worden omgezet. Uitvoering Bpf AVH tracht zijn doel te bereiken door het bijeenbrengen en beheren van de daarvoor benodigde middelen. De wijze waarop zij hieraan uitvoering geeft is vastgelegd in een uitvoeringsreglement voor de verplichtgestelde basispensioenregeling en in uitvoeringsovereenkomsten voor de vrijwillige (aanvullende) pensioenregelingen. Bpf AVH heeft een paritair samengesteld bestuur dat zich terzijde laat staan door een adviserende en een certificerende actuaris, een externe accountant, enkele commissies, een deelnemersraad (tot 1 juli 2014), een raad van toezicht (ingericht vanaf 1 juli 2014) en dat verantwoording aflegt aan een verantwoordingsorgaan. Op 22 december 2009 hebben Bpf AVH en Servicekantoor AGH – inmiddels Administratie Groep Holland (AGH) - een dienstverleningsovereenkomst getekend, op grond waarvan AGH met ingang van 1 januari 2010 het pensioenbeheer voor Bpf AVH verzorgt. Het contract is voor een periode van 10 jaar aangegaan en loopt dus af op 1 januari 2020. 1.3 Samenwerkingsverbanden en deelnemingen De sector AGF-groothandel heeft een 55-plusregeling ondergebracht in de Stichting VUGaard, welke stichting eveneens in beheer is bij AGH. Bpf AVH betaalt de 55-plusuitkeringen uit in opdracht van de Stichting VUGaard. De Stichting VUGaard is ingaande 31 maart 2015 in liquidatie gegaan. Daaraan voorafgaande heeft deze Stichting een batig saldo van ca. € 8,8 miljoen aan Bpf AVH overgedragen ten behoeve van de financiering van de 55-minregeling. De Stichting VUT-ei is eveneens ingaande 31 maart 2015 in liquidatie gegaan. Een bedrag van ca. 0,4 miljoen is bestemd voor ophoging van de aanspraken opgebouwd bij Bpf AVH eierengroothandel.

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 8

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 8

    Bpf AVH heeft het recht om samen met Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Drankindustrie de raad van toezicht van AGH te benoemen c.q. te ontslaan en het recht om twee leden voor benoeming voor te dragen in het bestuur van AGH. 1.4 Aangesloten ondernemingen Bpf AVH is, met inachtneming van de verplichtstellingsbeschikking, van toepassing op ondernemingen: waarin wordt uitgeoefend de groothandel, het bedrijf van commissionair, of het bedrijf van

    tussenpersoon in aardappelen, groenten of fruit; waarin verse groenten en fruit worden gekocht en vervolgens worden gesneden, schoongemaakt

    en al of niet gemengd in kleinverpakking worden geleverd aan de detailhandel, distributiecentrales, groothandel, horeca, grootverbruik en instellingen in binnen- en buitenland;

    waarin wordt uitgeoefend de groothandel, respectievelijk het bedrijf van tussenpersoon in eieren in de zin van artikel 2 van het Instellingsbesluit Bedrijfschap Groothandel in Eieren, zoals dit artikel luidt op 1 maart 1965, met dien verstande, dat onder bedoelde groothandel en bedoeld bedrijf van tussenpersoon mede wordt verstaan de eiproductenfabricage;

    waaronder niet wordt verstaan coöperatieve ondernemingen en waarin wordt uitgeoefend uitsluitend of in hoofdzaak de groothandel in kaas;

    waarvan de werknemers werkzaam zijn in fustcentrales en transportploegen ten behoeve van de groothandel in aardappelen, groenten en fruit.

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 9

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 9

    2. Bestuur en uitvoering

    2.1 Het bestuur

    Ingaande 1 juli 2014 heeft het bestuur van Bpf AVH zijn governance structuur paritair ingericht conform de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen. Dit heeft tot gevolg gehad dat de deelnemersraad, het verantwoordingsorgaan en de visitatiecommissie per genoemde datum opgeheven zijn. Hiervoor in de plaats zijn er een raad van toezicht en een verantwoordingsorgaan nieuwe stijl ingericht. Daarnaast zijn er twee bestuursleden namens pensioengerechtigden benoemd. Hiervoor hebben FNV en CNV Dienstenbond ieder een zetel beschikbaar gesteld. Het bestuur heeft besloten om per 1 juli 2014 het aantal bestuurszetels van twaalf terug te brengen naar tien en geen plaatsvervangende bestuursleden meer aan te stellen. Alleen het dagelijks bestuur kent nog plaatsvervangende leden, maar deze worden benoemd vanuit het bestuur zelf. De Nederlandse Aardappel Organisatie en FNV hebben beiden één zetel afgestaan. Tevens heeft het bestuur, in overleg met de sociale partners, besloten om per 1 juli 2014 de zittingstermijn van een bestuurslid met een jaar te verlengen naar vier jaar. Per 1 juli 2014 bestaat het bestuur van Bpf AVH uit tien leden. Vijf leden worden benoemd door de werkgeversorganisaties, drie leden door de werknemersorganisaties en twee leden door organisaties voor pensioengerechtigden, allen voor een periode van vier jaar met de mogelijkheid twee keer herbenoemd te worden. Het bestuur heeft ook besloten zijn werkwijze aan te passen. Het doel van de wijziging is om het bestuurlijke besluitvormingsproces meer integraal te laten plaatsvinden, in plaats van trapsgewijs met commissies. Als gevolg hiervan zijn alle commissies opgeheven en worden alle onderwerpen in het bestuur voorbereid en besproken. Om de werkdruk evenredig te verdelen zijn er op specifieke onderwerpen portefeuilles ingericht waarvoor aangewezen bestuursleden verantwoordelijk zijn, de zogenoemde portefeuillehouders. De portefeuillehouders zijn verantwoordelijk om onderwerpen op zodanige wijze in de bestuursvergadering aan de orde te stellen dat het voltallige bestuur volledig betrokken is bij de bespreking ervan teneinde tot een goede besluitvorming te komen. Ieder bestuurslid is tenminste verantwoordelijk voor twee portefeuilles. Samenstelling bestuur op 29 juni 2015 Leden Namens Vertegenwoordigend L.A.M. Welschen Werkgevers Frugi Venta R.C.R.M. Peeters Werkgevers Frugi Venta T.J.C van den Brekel Werkgevers Nederlandse Aardappel Organisatie mevrouw C.L. Hagen Werkgevers Algemene Nederlandse Vereniging van

    Eierhandelaren A.M. Hess Werkgevers Gemzu mevrouw J.A.M. Bergervoet Werknemers Federatie Nederlandse Vakbeweging D.H.M. Muusers Werknemers Federatie Nederlandse Vakbeweging mevrouw Y. Folkers Pensioengerechtigden Federatie Nederlandse Vakbeweging C. Lonsain Werknemers CNV Dienstenbond G.F. Dekkers Pensioengerechtigden CNV Dienstenbond

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 10

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 10

    Omdat besloten is om de zittingstermijnen met een jaar te verlengen zijn er in 2014 geen bestuursleden afgetreden. Wel zijn mevrouw P.M.B. Wilson, de heer M.R. Klunder en de heer N. Meijer teruggetreden. Mevrouw Y. Folkers en de heer G.F Dekkers zijn op 1 juli 2014 namens pensioengerechtigden tot het bestuur toegetreden. Per 1 november 2014 is de heer D.H.M. Muusers door FNV benoemd tot bestuurslid in opvolging van de heer N. Meijer. Het bestuur vertegenwoordigt het pensioenfonds en draagt de (eind)verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de pensioenregelingen en het daartoe behorende pensioen- en begeleidingsbeleid. Hij oefent deze bevoegdheden uit conform de statuten en reglementen van Bpf AVH, alsmede overeenkomstig de vastlegging in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Het bestuur vergadert één keer in de drie weken, met dien verstande dat in de zomermaanden in principe niet wordt vergaderd. Besluitvorming vereist een volstrekte meerderheid van geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering waarbij ten minste zes bestuursleden (minimaal drie werkgevers- en drie werknemersleden, waarvan tenminste één namens werknemers en één namens pensioengerechtigden) aanwezig dan wel vertegenwoordigd moeten zijn. Als bijlage is een overzicht opgenomen van de nevenactiviteiten van bestuursleden.

    2.2 Het dagelijks bestuur

    De voorzitter en vice-voorzitter van het bestuur zijn belast met het dagelijks bestuur van Bpf AVH. Hun bevoegdheden zijn vastgelegd in een delegatiebesluit van 14 juni 2011, dat 22 januari 2015 in lijn gebracht is met de nieuwe werkwijze van het bestuur. De invulling van de functies van voorzitter en vice-voorzitter wisselt elk jaar. Het ene jaar is de voorzitter uit de werkgeversorganisaties afkomstig, het andere jaar uit de werknemersorganisaties. Voor de vice-voorzitter geldt een zelfde wisselschema. Beide functionarissen hebben plaatsvervangers. De voorzitter geeft leiding aan de bestuursvergadering. Het dagelijks bestuur komt minimaal vier keer per jaar bijeen om samen met de directie van AGH en het hoofd actuariële zaken en pensioenbeleid van AGH de dagelijkse gang van zaken te bespreken. Samenstelling dagelijks bestuur op 29 juni 2015 Leden Plv. leden mevrouw J.A.M. Bergervoet (voorzitter) D.H.M. Muusers L.A.M. Welschen (vice-voorzitter) A.M Hess

    2.3 De portefeuille beleggingsbeleid

    De verantwoordelijkheid van de portefeuille beleggingsbeleid is om in het bestuur de onderwerpen voorhanden voor te bereiden en te adviseren over beleggingsaangelegenheden in brede zin. Samenstelling portefeuille beleggingsbeleid op 29 juni 2015 Portefeuillehouders D.H.M. Muusers Woordvoerder A.M. Hess Lid R.C.R.M. Peeters Lid vacature

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 11

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 11

    De portefeuillehouders hebben, bij mandaat vastgesteld, de volgende taken: het adviseren van het bestuur over het (meerjaren) strategisch beleggingsbeleid; het vastleggen van dit beleid in een beleggingsplan en in een normportefeuille; het monitoren van de activiteiten van de vermogensbeheerders; het monitoren van de financiële risico’s; het voeren van een optimaal beleggingsbeleid ten opzichte van de strategische benchmark. De

    strategische benchmark vertaalt de beleidsuitgangspunten naar concrete beleggingsdoelstellingen en vergelijkingsmaatstaven voor het rendement;

    het selecteren van vermogensbeheerders, custodian en beleggingsproducten. Voor het beleggingsbeleid zijn er jaarlijks tenminste vijf aparte bestuursvergaderingen vastgesteld waarbij de adviseurs beleggingsbeleid en het voltallige bestuur aanwezig zijn. Voor de lopende zaken zijn de portefeuillehouders beleggingsbeleid het eerste aanspreekpunt namens het bestuur. Het bestuur en de portefeuillehouders laten zich hierbij ondersteunen door Oyens&Van Eeghen en AGH.

    2.4 De portefeuille risicomanagement

    De primaire doelstelling van de portefeuille risicomanagement is het adviseren van het bestuur en zijn commissies met de focus op het integrale risicomanagement. Op hoofdlijnen kan de doelstelling van de portefeuille risicomanagement worden omschreven als: het ondersteunen van de deskundigheid van en het realiseren van de betrokkenheid van bestuur

    en commissies bij integraal risicomanagement, zodat Bpf AVH een beheerste en integere bedrijfsvoering heeft;

    het creëren van een maximale mate van comfort met betrekking tot uitvoering van het integrale risicomanagementbeleid (zie art. 14 Besluit Uitvoering PW);

    het zorg dragen voor een goede compliance, zodat Bpf AVH aan relevante wet- en regelgeving voldoet.

    Samenstelling portefeuille risicomanagement op 29 juni 2015 Leden A.M. Hess Woordvoerder T.J.C. van den Brekel Lid C. Lonsain Lid D.H.M. Muusers Lid Het bestuur en de portefeuillehouders laten zich hierbij ondersteunen door Montae en AGH.

    2.5 De portefeuille communicatie

    De communicatiecommissie heeft in 2014 invulling gegeven aan het strategisch communicatiebeleid. Samenstelling portefeuille communicatie op 29 juni 2015 Leden C. Lonsain Woordvoerder mevrouw Y. Folkers Lid A.M Hess Lid T.J.C. van den Brekel Lid

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 12

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 12

    2.6 Het verantwoordingsorgaan (nieuwe stijl)

    Het verantwoordingsorgaan zoals dat tot 1 juli 2014 gefunctioneerd heeft, is als gevolg van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen, opgeheven. Als gevolg van dezelfde wet is er wederom een verantwoordingsorgaan ingericht, met een iets andere focus dan het oude verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit vier zetels, te weten twee zetels namens werknemers, één zetel namens pensioengerechtigden en één zetel namens werkgevers. Het bestuur van Bpf AVH legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het intern toezicht, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag opgenomen. Hiernaast heeft het verantwoordingsorgaan nog enkele adviesrechten die in de wet zijn vastgelegd. De zittingstermijn van de leden van het verantwoordingsorgaan is drie jaar, waarna zij terstond herbenoemd kunnen worden. Er is geen beperking gesteld aan het aantal keren dat een lid van het verantwoordingsorgaan herbenoemd kan worden. Samenstelling verantwoordingsorgaan op 29 juni 2015 Leden Zetel H. Vugs (voorzitter) Werknemers J. Voorn Werknemers R. Weststrate Pensioengerechtigden A. Fakkert Werkgevers

    2.7 Raad van toezicht Als gevolg van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft het bestuur de verplichting een raad van toezicht in te richten. De raad van toezicht heeft drie zetels. Op alle zetels zijn externen benoemd die geen rechtstreekse binding hebben met Bpf AVH. De leden van de raad van toezicht hebben een zittingstermijn van vier jaar en kunnen eenmalig door het bestuur herbenoemd worden. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de stichting. De raad van toezicht is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan en de werkgevers en in het jaarverslag. De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde. Artikel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (bestuurlijke verantwoordelijkheid) is van overeenkomstige toepassing op de leden van de raad van toezicht. Hiernaast heeft de raad van toezicht nog enkele goedkeuringsrechten. Samenstelling raad van toezicht 29 juni 2015 Leden mevrouw W.A.P.J. Caderius van Veen (voorzitter) H.J.P. Strang H. Mens

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 13

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 13

    2.8 Bestuurscommissie Partikulier Kaaspakhuisbedrijf

    De bestuurscommissie (pre)pensioen partikulier kaaspakhuisbedrijf is bij delegatiebesluit d.d. 5 december 2002 vanaf 1 januari 2003 bevoegd om toezicht te houden op en begeleiding te geven bij de uitvoering van de prepensioenregeling voor het Partikulier Kaaspakhuisbedrijf (PKP). Deze prepensioenregeling is per 1 januari 2006 voor verdere deelneming beëindigd. Per genoemde datum is er een zogenaamde 55-plusregeling voor het PKP ingevoerd. De commissie houdt toezicht op de uitvoering van het voorwaardelijk indexatiebeleid m.b.t. prepensioenaanspraken en -uitkeringen en 55-plusuitkeringen en adviseert het bestuur m.b.t. de uitvoering van de 55-plusregeling. De commissie legt periodiek verantwoording af aan het bestuur voor de uitvoering van zijn taken. De PKP-commissie heeft geconstateerd dat er ten aanzien van de 55-plusregeling een gezond financieel beleid is gevoerd, dat aan alle verplichtingen is voldaan en dat er per 1 december 2014 er geen deelnemers meer zijn in de 55-plusregeling. De PKP-commissie heeft vastgesteld dat de commissie aan alle formaliteiten heeft voldaan en dat de verantwoordelijkheid over de financiële afhandeling van de 55-plusregeling bij het bestuur van Bpf AVH ligt. De PKP-commissie houdt eind 2014, conform het bestuursbesluit, op te bestaan. Het bestuur van Bpf AVH bedankt de leden van de PKP-commissie voor de getoonde inzet.

    2.9 Commissie van Beroep en klachtencommissie

    Belanghebbenden die van oordeel zijn dat hun belangen zijn geschonden door een beslissing van het bestuur kunnen, op grond van het reglement inzake de behandeling van geschillen, tegen deze beslissing beroep instellen bij de Commissie van Beroep. Deze commissie bestaat uit een werkgevers- en een werknemersvertegenwoordiger (niet zijnde bestuursleden) en een onafhankelijk voorzitter. De commissie wordt bijgestaan door een griffier. De commissie is in het verslagjaar niet bijeengekomen voor een beroepszaak. Samenstelling commissie van Beroep op 29 juni 2015 Leden Plv. leden Zetel P.J. Poot J. van de Brink Onafhankelijk voorzitter M. van Engelen Vacature Werkgeverslid J. Verhey Vacature Werknemerslid De klachtencommissie Bpf AVH is in 2008 ingesteld. Deze commissie beoordeelt klachten over de uitvoering van de pensioenregeling. De klachtencommissie bestaat uit twee bestuursleden, waarvan één namens pensioengerechtigden, en een externe onafhankelijke voorzitter. De klachtencommissie is in het verslagjaar niet bijeengekomen. Samenstelling klachtencommisie op 29 juni 2015 Leden Zetel N. Ruiter Onafhankelijk voorzitter mevrouw Y. Folkers Bestuurslid namens pensioengerechtigden R.C.R.M. Peeters Bestuurslid namens werkgevers

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 14

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 14

    2.10 Overige commissies ingesteld door het bestuur

    In de eerste helft van 2014 heeft er een deelnemersraad, verantwoordingsorgaan oude stijl, een werkgroep governance en een werkgroep tender actuaris gefunctioneerd. Het bestuur van Bpf AVH heeft een klankbordgroep communicatie ingesteld, met als opdracht de communicatiemiddelen op leesbaarheid en begrijpelijkheid te beoordelen. Het bestuur kan een aantal ad hoc commissies instellen, met de opdracht om een actueel onderwerp te onderzoeken.

    2.11 Uitvoeringsorganisatie Bpf AVH heeft het pensioenbeheer uitbesteed aan AGH te Rijswijk.

    2.12 Adviseurs Het pensioenfonds wordt voor actuariaat en risicobeheersing op lange termijn ondersteund door AGH en door een externe adviserende actuaris. In samenwerking met KAS BANK N.V. wordt per kwartaal ten behoeve van de beleggingscommissie een IRM-monitor vervaardigd waarin de effecten van balansmanagement inzichtelijk worden gemaakt. Het bestuur ontvangt hiervan per kwartaal een samenvatting (het zogenoemde dashboard). Interest en Currency Consultants te Utrecht verstrekt informatie over mogelijke rente- en valutaontwikkelingen. De Stichting Performance te Amsterdam adviseert over de customized benchmark voor de onderhandse leningen en over de z-score en de performancetoets. De compliance officers worden in hun werk ondersteund door GBA – accountants en adviseurs te Den Haag. Begin 2014 was Aon Consulting Nederland de externe adviserend actuaris en vanaf 1 juli 2014 is dat bureau Sprenkels & Verschuren geworden. Daarnaast zijn er de volgende certificeerders: Naam Vertegenwoordigend drs. M. van de Velde AAG Certificerend actuaris Aon Consulting Nederland cv Rotterdam drs. F.J. van Groenestein RA Accountant PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Rotterdam

    2.13 Vergaderingen In het onderstaande overzicht is vermeld het aantal vergaderingen per bestuursorgaan. Bestuursorgaan Aantal dagdelen in vergadering bijeen 2014 Bestuur 14 (waarvan 1met de DR en het VO,1 met het VO, 3 met de DR en 3 met deRvT) Dagelijks bestuur 8 (waarvan 1 met RvT en 1 met het VO ) Beleggingsbeleid 12 Commissie risicomanagement 5 (waarvan twee keer als portefeuillehouder) Communicatiecommissie 3 Deelnemersraad 4 (waarvan 3 keer met bestuur) Verantwoordingsorgaan 5 (waarvan 1 met het bestuur en DR, 1 met bestuur en 1 met

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 15

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 15

    de raad van toezicht ) Raad van toezicht 9 (waarvan 3 met bestuur, 1 met VO) Bestuurscommissie (pre)pensioen partikulier kaaspakhuisbedrijf 2 Werkgroep tender actuariaat 2 Werkgroep governance 4 Studiecommissie 1 De Commissie van beroep, de klachtencommissie en de visitatiecommissie kwamen in het verslagjaar niet bijeen. Per 1 juli 2014 zijn de deelnemersraad en de visitatiecommissie opgeheven.

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 16

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 16

    3. Financiële informatie en ontwikkelingen

    Beleggingen In 2014 werd door Bpf AVH een totaal rendement behaald van 22,41% (benchmark: 21,81%). De oorzaak van het positieve rendement is gelegen in het feit dat zowel zakelijke waarden (met name aandelen) als vastrentende waarden (als gevolg van de dalende rente) een goede performance hebben laten zien. Daarnaast heeft Bpf AVH een renteafdekking. Deze renteafdekking heeft een grote bijdrage geleverd aan het totale rendement. Het portefeuille rendement (inclusief valuta-afdekking) bedroeg 9,15%. Het totale rendement inclusief renteafdekking bedroeg zelfs 22,41%. Door deze ontwikkelingen nam de beleggingsportefeuille in het verslagjaar van zo’n € 851 miljoen naar zo’n € 1 miljard in waarde toe. De z-score 2014 is 0,57 en de performancetoets 2010-2014 is 2,82. Bij brief d.d. 27 februari 2014 berichtte DNB desgevraagd dat het korte termijn herstelplan op 31 december 2013 is beëindigd, omdat Bpf AVH mede door de korting op de pensioenen van 0,5% uit dekkingstekort was. Helaas is de dekkingsgraad van Bpf AVH in het boekjaar ondanks het forse rendement gedaald naar 102%, als gevolg van de uitzonderlijke lage rente. Dit betekent dat Bpf AVH voor 1 juli 2015 een herstelplan aan DNB moet aanbieden. Ontwikkelingen Het bestuur van Bpf AVH volgt de ontwikkelingen in de pensioensector en financiële sector. In deze paragraaf komen de sociaal-economische en financiële ontwikkelingen en de pensioenontwikkelingen aan de orde. Sociaal-economische en financiële ontwikkelingen De wereldeconomie De geopolitieke spanningen op diverse plekken in de wereld vormen een risico voor de wereld- economie. Bij het uitblijven van verdere escalatie kan de wereldeconomie uit het dal klimmen, zij het met horten en stoten. Van de hoogontwikkelde economieën is vooral in het VK en de VS de groei hoog. In Japan en China vertraagt de groei. Met uitzondering van de FED voert het merendeel van de Centrale Banken een ruimer monetair beleid eind 2014 en begin 2015. Het eurogebied volgt qua groei aarzelend. In veel landen in het eurogebied is het begrotingsbeleid nog steeds restrictief om aan de Europese begrotingsregels te voldoen. Ook in 2014 bleef de inflatie in het eurogebied dalen en het is de verwachting dat die in 2015 ook nog laag zal zijn. De ECB probeert deflatie te voorkomen door middel van een opkoopprogramma van staatsobligaties. Het ruime monetaire beleid heeft vooralsnog niet tot toenemende inflatie geleid, maar in een aantal landen wel tot een waardestijging van financiële titels en onroerend goed. Lichtpunten zijn dat de kredietverlening aan bedrijven en huishoudens voorzichtig op gang lijkt te komen en dat de euro in waarde is gedaald ten opzichte van de United States Dollar (USD). Meer geldcreatie is positief voor de aandelenkoersen en betekent mogelijk een neerwaartse druk op de korte termijn rente. Op de langere termijn rentes kan het daarentegen iets opwaartse druk uitoefenen in verband met minder angst voor deflatie. De stemming op de financiële markten is verder verbeterd. In Griekenland is een nieuwe regering aangetreden en het heeft er even om gespannen of Griekenland zijn noodkrediet

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 17

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 17

    wel of niet zou verlengen. De Griekse overheidsschuld bestaat voornamelijk uit leningen van Europese landen. Begin 2015 kwamen Griekenland en de eurozone overeen dat de noodsteun met vier maanden wordt verlengd, in ruil voor hervormingen. Levensverwachting Het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG) heeft op 9 september 2014 de nieuwe verwachting van de overlevingskansen voor de Nederlandse bevolking gepresenteerd. De nieuwe waarnemingen en voorspellingen, gepubliceerd in de Prognosetafel AG 2014, zijn in lijn met de in september 2012 afgegeven prognose. Het AG verwacht daarom geen grote aanpassingen in de technische voorzieningen van de meeste pensioenfondsen en verzekeraars. Uit de nieuwe prognose blijkt dat de sterftekansen nog steeds dalen en dat de levensverwachting blijft stijgen. Algemeen kan worden gesteld dat bij pensioenfondsen en pensioenportefeuilles met relatief veel ouderen en relatief veel mannen, de technische voorzieningen licht dalen. Bij pensioenfondsen en pensioenportefeuilles met relatief veel jongeren en relatief veel vrouwen stijgen de technische voorzieningen licht. De nieuwe prognose levensverwachting heeft per saldo weinig impact op Bpf AVH. De doorsneepremie een (on)gewenste solidariteit tussen jongeren en ouderen De toename van de levensverwachting leidt niet alleen tot een verdere vergrijzing van de Nederlandse bevolking, maar brengt ook de tegenstelling tussen jong en oud nadrukkelijker in beeld voor wat betreft de solidariteit. De financiering van de Nederlandse pensioenfondsen is onder meer gebaseerd op de solidariteit tussen jongeren en ouderen in de vorm van een doorsneepremie. De doorsneepremie houdt in dat iedere deelnemer, ongeacht de leeftijd, hetzelfde pensioen krijgt voor zijn premie-inleg. Maar de inleg van een jonge deelnemer is voor een pensioenfonds natuurlijk veel meer waard dan de inleg van een 55-plusser. Het pensioenfonds kan met de inleg van de jonge deelnemer meer verdienen met beleggen. Toch krijgen beiden hetzelfde pensioen. In 2014 is ook de doorsneepremie weer regelmatig onderwerp van gesprek geweest. De AFM heeft aangegeven dat de pensioensector hierover eerlijk moet communiceren. De Pensioenfederatie stelt niet bij voorbaat dat de huidige doorsneepremie onwenselijk is. De doorsneesystematiek is van invloed op deelnemers, werkgevers en de arbeidsmarkt. Eenzijdige subsidiestromen moeten worden voorkomen. Op punten waar de doorsneepremie wringt met een eerlijke verdeling van lasten en lusten (bijvoorbeeld tussen laag- en hoogopgeleiden), kunnen oplossingen ook buiten de doorsneepremie worden gezocht. Bijvoorbeeld in de uitkeringsfase. De Pensioenfederatie betrekt de huidige doorsneesystematiek en alternatieven daarvoor bij zijn toekomstvisie op het pensioenstelsel. DNB, CPB en de SER stellen momenteel de doorsneepremie ter discussie. Dekkingsgraden van de pensioenfondsen In 2014 ontwikkelde de langetermijnrente zich naar een substantieel lager niveau dan in 2013. Renteontwikkeling

    10 jaars 20 jaars 30 jaars Eind 2009 3,61% 4,14% 3,96% Eind 2010 2,95% 3,53% 3,43% Eind 2011 2,38% 2,47% 2,53% Eind 2012 1,56% 2,06% 2,22% Eind 2013 2,14% 2,70% 2,71% Eind 2014 0,82% 1,36% 1,52%

    Bron: ICC (10 en 30 jaars) en Thomson Reuters (20 jaars)

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 18

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 18

    De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen bedroeg eind december 2014 108%. Dit percentage is vastgesteld onder het oude Financieel Toetsingskader (FTK). Per 1 januari 2015 is het nieuwe FTK van kracht geworden. Onder dit nieuwe FTK worden de pensioenverplichtingen vastgesteld met een rentetermijnstructuur die iets anders is. Het verschil is dat de driemaandsmiddeling van de rente geen rol meer speelt bij de vaststelling van de rentetermijnstructuur. Het vervallen van de driemaandsmiddeling resulteert per 1 januari 2015 in hogere pensioenverplichtingen en daardoor lagere dekkingsgraden. Gemiddeld genomen daalde de dekkingsgraad van Nederlandse pensioenfondsen per 1 januari 2015 met circa 5%, tot een gemiddelde van circa 102%. Een ander onderdeel van het nieuwe FTK is dat voortaan moet worden gekeken naar de zogenoemde beleidsdekkingsgraad, het gemiddelde van de dekkingsgraden over de laatste twaalf maanden. Deze beleidsdekkingsgraad staat voor de pensioenfondsen in Nederland per eind december 2014 op gemiddeld 110 %. Het nieuwe FTK schrijft verder voor dat pensioenfondsen een hoger vereist eigen vermogen (VEV) moeten gaan aanhouden, teneinde de financiële positie van de pensioenfondsen op termijn meer robuust te maken. Gemiddeld genomen stijgt het VEV met circa 5%-punt. Dit betekent dus dat pensioenfondsen moeten streven naar een dekkingsgraad die gemiddeld circa 5%-punt hoger ligt. Verderop in dit verslag wordt ingegaan op de effecten van het nieuwe FTK voor Bpf AVH. De belangrijkste pensioendossiers Zowel de Europese- als de nationale beleidsbepalers zijn bezig met de hervorming van het pensioenstelsel. De Code Pensioenfondsen Op 1 januari 2014 is de Code Pensioenfondsen in werking getreden. De Code komt voor pensioenfondsen in de plaats van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur en maakt deel uit van het volledige stelsel van bestaande wet- en regelgeving. Daarnaast geven de aanbevelingen, convenanten en Code Pensioenfondsen van de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid richting aan de governance. De Code bestaat uit 83 normen die een aanvulling vormen op wet- en regelgeving. Deze normen zijn weliswaar leidend, maar de Code laat ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid van het pensioenfondsbestuur in de beleidskeuzes die men maakt. Pensioenfondsen mogen de normen naleven volgens het ‘pas toe of leg uit’-beginsel. Dit betekent dat een pensioenfonds de normen toepast of in het jaarverslag motiveert waarom het een norm niet (volledig) toepast. De Code is erop gericht om het bewustzijn van goed pensioenfondsbestuur te stimuleren bij bestuurders, leden van intern toezicht, verantwoordingsorgaan en belanghebbendenorgaan.

    De Monitoringcommissie Code Pensioenfondsen monitort jaarlijks de naleving van de Code. Kort na zijn aantreden heeft deze commissie onderzoek laten doen aan de hand van ruim 200 jaarverslagen over het jaar 2013 met als vraag of deze in overeenstemming zijn met de normen zoals die zijn vastgelegd in de nieuwe Code. Hiervoor is een (pragmatische) selectie gemaakt van 34 uit het totaal van 83 in de Code opgenomen normen. Veel van de 34 geselecteerde normen sluiten goed aan bij de rapportagepraktijk van de meerderheid van de, en in een aantal gevallen ook de meeste, pensioenfondsen. Uit het onderzoek blijkt ook dat het voor een aantal van de getoetste normen gemakkelijk zal zijn de gevraagde informatie in het jaarverslag 2014 op te nemen. Soms zal dit ook duidelijk extra werk betekenen. Het onderzoeksverslag over de jaarverslagen 2013 bevat geen informatie of oordeel over de afzonderlijke pensioenfondsen. In de nabije toekomst zal opnieuw een onderzoek gedaan worden om de naleving over 2014 te toetsen. Bij dat onderzoek zal de Commissie een eigen oordeel toevoegen; bij deze nul-toets is het daar nog te vroeg voor.

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 19

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 19

    Implementatie Wet versterking bestuur pensioenfondsen De op 1 juli 2014 in werking getreden Wet versterking bestuur pensioenfondsen geeft een herziening van de wettelijke regels voor de governance en medezeggenschap voor pensioenfondsen. Er zijn drie aanleidingen voor deze herziening: versterking van deskundigheid en intern toezicht (Commissie Frijns); adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers (Commissie Goudswaard); stroomlijning van taken en organen. De Wet versterking bestuur pensioenfondsen is erop gericht dat het pensioenfondsbestuur meer ‘in control’ kan zijn, zodat het bestuur zijn beleid goed kan bijsturen en corrigeren indien nodig.

    De bestuursorganen van een pensioenfonds gaan nog meer als een systeem van checks and balances functioneren, met een duidelijke verdeling van de verschillende bestuurlijke taken (zeggenschap, medezeggenschap, toezicht en verantwoording) over de verschillende organen.

    De Wet versterking bestuur pensioenfondsen introduceert – naast het bekende paritaire bestuur - een viertal nieuwe bestuursmodellen, namelijk: paritair gemengd bestuur, onafhankelijk bestuur, onafhankelijk gemengd bestuur en omgekeerd gemengd bestuur. Welke organen een pensioenfonds moet hebben is afhankelijk van het gekozen bestuursmodel. Ook worden er verdergaande eisen gesteld inzake geschiktheid, betrouwbaarheid en beschikbaarheid van bestuurders. Pensioenfondsen dienden uiterlijk 1 juli 2014 te voldoen aan de in deze wet opgenomen bepalingen.

    Wet nieuw financieel toetsingskader Op 1 januari 2015 is de Wet aanpassing financieel toetsingskader pensioenfondsen in werking getreden. Door deze wet zijn de financieringsregels voor pensioenfondsen ingrijpend veranderd. In tegenstelling tot eerdere voorstellen is volgens deze wet maar één pensioencontract mogelijk. Kernpunten van de wet zijn: Beleidsdekkingsgraad Om minder afhankelijk te zijn van dagkoersen wordt een beleidsdekkingsgraad ingevoerd. De beleidsdekkingsgraad is het 12-maands gemiddelde van de dekkingsgraad. Alle beleidsmaatregelen moeten gebaseerd worden op deze beleidsdekkingsgraad. De 3-maandsmiddeling van de RTS is hiermee komen te vervallen. Herstelsystematiek In plaats van een lange en korte termijn herstelplan komt er één herstelplan van maximaal tien jaar. Jaarlijks wordt dit geëvalueerd. Het resterende tekort ten opzichte van de vereist dekkinggsraad mag dan weer in maximaal tien jaar worden weggewerkt. Tijdens herstel mag het risicoprofiel niet worden vergroot. Dat kan ertoe leiden dat pensioenfondsen hun risicoprofiel niet in lijn kunnen brengen met de risicohouding van de belanghebbenden. De premie hoeft in een situatie van dekkingstekort niet meer bij te dragen aan herstel. Korten Er moet gekort worden als de beleidsdekkingsgraad en de actuele dekkingsgraad vijf jaar lang lager zijn dan de minimaal vereiste dekkingsgraad of als er onvoldoende herstelkracht is om binnen tien jaar te herstellen tot de vereiste dekkingsgraad. Dit kan ineens of evenredig, gedurende maximaal tien jaar. Indexatie Indexatie is pas toegestaan vanaf een dekkingsgraad van 110% en indien dezelfde mate van indexeren ook in de toekomst gefinancierd kan worden uit het eigen vermogen boven 110%, rekening houdend met het maximale aandelenrendement. Inhaalindexatie kan pas als de reguliere indexatie in de toekomst naar verwachting volledig kan worden verleend uit het aanwezige vermogen en de beleidsdekkingsgraad boven de vereiste dekkingsgraad blijft. Van het beschikbare

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 20

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 20

    vermogen mag dan jaarlijks 1/10 deel gebruikt worden voor inhaalindexatie. Voor het ongedaan maken van kortingen gelden dezelfde voorwaarden. Fondsen mogen de gemiste toeslagen en toegepaste kortingen in halen. Dit betekent dat deze per individu moeten worden bijgehouden. Kostendekkende premie De kostendekkende premie mag nog steeds gedempt worden op basis van het verwachte fondsrendement of op basis van de 10-jaarsgemiddelde rente. De premie mag niet stijgen ten gevolge van een toename van de voorziening door toegenomen levensverwachting. De levensverwachting moet worden meegenomen in het herstelplan of in een verlaging van de indexatie. Haalbaarheidstoets Er komt een jaarlijkse haalbaarheidstoets, waarvan de continuïteitsanalyse deel uitmaakt. Fondsen moeten zelf een bandbreedte vaststellen voor de toegestane afwijking van het verwachte pensioenresultaat bij een slecht weer scenario. Deze bandbreedte moet passen bij de risicohouding van de deelnemers in het fonds. Jaarlijks wordt bekeken of het verwachte pensioenresultaat nog aansluit bij de gewekte verwachtingen. Voor de toets wordt een uniforme aanpak voorgeschreven. Beleggingsbeleid Het risicoprofiel van de beleggingen moet aansluiten bij de risicohouding van de deelnemers. Dit moet ook in de communicatie naar voren komen. Daarnaast zullen fondsen kwantitatieve limieten moeten stellen. Door de inwerkingtreding van het nieuwe financieel toetsingskader worden beleidsbeslissingen per 1 januari 2015 gebaseerd op de 12-maands dekkingsgraadmiddeling. Aan de eisen van de nieuwe haalbaarheidstoets, het beleggingsbeleid, het indexatiebeleid en het financieel crisisplan hoeft pas per 1 juli 2015 voldaan te worden. Voor de premie 2015 mocht nog worden uitgegaan van het oude FTK, mits deze premie vóór 31 december 2014 werd vastgesteld. DNB zal de wijziging van de Ultimate Forward Rate (UFR) in de actuele rentetermijnstructuur voor pensioenfondsen vooralsnog niet doorvoeren. Besloten is eerst een onderzoek af te wachten naar de wenselijkheid om de UFR voor pensioenfondsen te stroomlijnen met de UFR voor verzekeraars die de Europese toezichthouder EIOPA in 2015 zal publiceren. De bestaande herstelplannen vervallen op 1 januari 2015. Eind 2014 was er sprake van een tekort en moet Bpf AVH een nieuw herstelplan opstellen. Wetsvoorstel Pensioencommunicatie Het is de verwachting dat het wetsvoorstel pensioencommunicatie per 1 juli 2015 van kracht zal worden en op onderdelen gefaseerd zal worden ingevoerd. Doel van het wetsvoorstel pensioencommunicatie is om de communicatie beter aan te laten sluiten op de wensen van de deelnemers en eerlijker te communiceren over onzekerheden. Een van de belangrijkste voorstellen in de Wet pensioencommunicatie is de uitbreiding van de website www.mijnpensioenoverzicht.nl. Dit register gaat inzicht bieden in de toereikendheid van het pensioen en keuze- en actiemogelijkheden. Ook geeft het register inzicht in de gevolgen van belangrijke gebeurtenissen zoals een scheiding of het overlijden van de partner en biedt het de deelnemer handelingsperspectief. Het geeft de verwachtingen weer van het toekomstige pensioen, inclusief de risico’s. Hierdoor wordt men zich meer bewust van risico’s en de koopkracht op het moment van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Daarnaast komen er meer mogelijkheden voor pensioenfondsen tot digitale informatievoorziening. De informatie moet meer gelaagd worden aangeboden en zal daardoor beter aansluiten op de informatiebehoefte van de deelnemers.

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 21

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 21

    BTW-koepelvrijstelling Het kabinet heeft besloten de zogenaamde BTW-koepelvrijstelling voor pensioenfondsen te laten vervallen per 1 januari 2015. Volgens het kabinet kan op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 (en de EU BTW-richtlijn 2006) de BTW-koepelvrijstelling niet worden toegepast als sprake is van (ernstige) verstoring van concurrentieverhoudingen. In de praktijk zou zijn gebleken dat de BTW-koepelvrijstelling marktverstorend werkt, doordat bepaalde (commerciële) aanbieders van pensioenadministratiediensten niet kunnen delen in de BTW-koepelvrijstelling, omdat zij geen deel kunnen uitmaken van een samenwerkingsverband. Hierdoor moeten deze aanbieders BTW in rekening brengen over de verleende pensioenadministratiediensten, BTW die niet in vooraftrek kan worden genomen en daardoor het kostenniveau van de afnemer verhoogt. Dit zou betekenen dat pensioenuitvoerders BTW moeten gaan rekenen over de diensten die zij voor pensioenfondsen verrichten. Het voorstel is door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer aangenomen. Inmiddels ligt er echter een uitspraak van het Europese Hof van Justitie waarin een pensioenfonds dat een DC-regeling uitvoert wordt aangemerkt als een gemeenschappelijk beleggingsfonds (de zogenaamde ATP-zaak). Omdat beheer van een gemeenschappelijk beleggingsfonds BTW-vrijgesteld is, betekent dit dat door dergelijke fondsen uitbestede diensten vrijgesteld van BTW zijn. De voornaamste overweging van het Hof is dat de risico’s bij een dergelijke regeling geheel bij de deelnemer liggen. Vooralsnog heeft de ATP-zaak alleen relevantie voor pensioenfondsen die een zuivere DC-regeling uitvoeren. Op 5 december jl. heeft het Gerechtshof Den Haag een uitspraak gedaan over de vraag of het bedrijfstakpensioenfonds in de sector zorg en welzijn (PFZW) in aanmerking komt voor een BTW-vrijstelling over de vermogensbeheerdiensten die aan het pensioenfonds worden geleverd. Het gaat daar om een DB-regeling met voorwaardelijke indexatie, de mogelijkheid tot korten en geen bijstortingsverplichting voor de werkgevers. De uitspraak van het Hof is dat, om BTW-vrijstelling te krijgen, een pensioenfonds een beleggingsfonds moet zijn. De rechter oordeelt dat het pensioenfonds geen beleggingsfonds is en dus niet voor BTW-vrijstelling in aanmerking komt. De hoop was dat het Hof met de uitspraak in algemene zin duidelijkheid zou creëren over onder welke voorwaarden een pensioenfonds geen BTW hoeft te betalen over verrichte diensten aan het fonds. Die duidelijkheid is er niet gekomen. Wetsvoorstel versnelde verhoging AOW-leeftijd Het wetsvoorstel over de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd is op 17 november 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd en op 26 maart 2015 door deze Kamer aangenomen. Ten tijde van het verschijnen van dit jaarverslag werd het wetsvoorstel besproken in de Eerste Kamer. Met dit wetsvoorstel wordt de AOW-leeftijd vanaf 2016 in stappen van 3 maanden verhoogd en vanaf 2019 in stappen van 4 maanden. Daarmee wordt de AOW-leeftijd 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Vanaf 2022 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting.. Wetsvoorstel Werken na de AOW-gerechtigde leeftijd Met het onderhavige wetsvoorstel worden maatregelen getroffen die het (door)werken na de AOW-gerechtigde leeftijd op basis van een ‘reguliere’ arbeidsovereenkomst vergemakkelijken en worden tegelijkertijd maatregelen getroffen om verdringing van nog niet AOW-gerechtigden tegen te gaan. De belangrijkste aanleiding voor dit wetsvoorstel is het feit dat werkgevers en werknemers belemmeringen ervaren bij hun wens om te (laten) werken na de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarom vindt de regering het van belang het werken na de AOW-leeftijd te faciliteren voor werknemers die dat willen.

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 22

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 22

    Pensioendialoog Staatssecretaris Klijnsma (SZW) heeft een brief aan de Tweede Kamer gestuurd met een tussenrapportage over de Pensioendialoog. Ook is een analyse van de uitkomsten gepubliceerd. Samenvattend blijkt uit de pensioendialoog het volgende: veel deelnemers zien het huidige stelsel als een – in de basis – goed functionerend stelsel. Het

    zou wel minder complex moeten worden en ook minder beleidswijzigingen en stelselherzieningen zouden het stelsel en de begrijpelijkheid daarvan ten goede komen;

    een groot deel van de deelnemers ziet voor de overheid in de tweede pijler alleen een faciliterende rol weggelegd; de overheid zou in die pijler met name kaders moeten stellen en slechts verantwoordelijk zijn voor de AOW in de eerste pijler. Het vertrouwen in de overheid is niet groot;

    in de tweede pijler zou wel een belangrijke rol weggelegd moeten zijn voor pensioenfondsen. Men wil echter wel minder pensioenfondsen (dit zou ook de overzichtelijkheid van het stelsel bevorderen), meer autonomie voor die fondsen en meer medezeggenschap voor deelnemers en gepensioneerden;

    het hervatten van indexatie wordt als zeer belangrijk gezien. Het idee leeft dat de huidige gepensioneerden door het uitblijven van die indexatie benadeeld worden ten opzichte van toekomstige gepensioneerden;

    deelnemers pleiten voor meer keuzevrijheid tussen pensioenfondsen en meer vrijheid in het zelf kunnen kiezen op welke manier pensioenfondsen omgaan met de afdrachten van individuele premiebetalers;

    collectiviteit wordt over het algemeen gezien als een voorwaarde voor het goed functioneren van het huidige systeem;

    solidariteit wordt nog steeds belangrijk geacht, maar beperkt zich voor veel deelnemers tot een bepaald deel van de samenleving, met name het deel waarmee men zichzelf identificeert. Men is eerder solidair met de eigen generatie of beroepsgroep.

    De Sociaal-Economische Raad (SER) heeft op verzoek van de staatssecretaris op 20 februari 2015 unaniem het advies Toekomst Pensioenstelsel vastgesteld. Dit advies richt zich zoals gevraagd primair op de aanvullende pensioenen en de vragen die daarover zijn gesteld. De SER is van mening, dat het Nederlandse pensioenstelsel tot de beste van de wereld behoort. Het stelsel moet blijven passen bij een steeds veranderende wereld. In dit advies gaat de SER in op de sterke punten van ons stelsel en de uitdagingen waar het voor staat. Het onderzoekt ook varianten om het stelsel sterk te houden en beoordeelt deze varianten – die erop gericht zijn ons pensioenstelsel te ontwikkelen en te versterken – op basis van een aantal belangrijke criteria. Verder bevat het advies een technische verkenning van een aantal transitieproblemen (zoals de doorsneesystematiek) en analyses in antwoord op vragen van de staatsecretaris op het gebied van keuzevrijheid en maatwerk, de verbinding tussen pensioen, wonen, zorg en zzp. De nadruk in dit advies en in deze fase van de pensioendialoog ligt op de analyse van de varianten, nog niet op een keuze hiertussen. De SER merkt daarbij op dat de variant ‘persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling’ een interessante maar nog onbekende variant kan zijn voor de toekomst en gaat de nadere invulling van deze variant en de vraag hoe daar eventueel te komen, verder verkennen. De opbrengst van de pensioendialoog vormt - samen met het advies dat de SER binnenkort zal uitbrengen - de opmaat voor de Hoofdlijnennotitie over de toekomst van het pensioenstelsel die de staatssecretaris voor de zomer van 2015 aan de Tweede Kamer wil sturen.

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 23

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 23

    Wijziging Witteveenkader De Eerste Kamer heeft op 27 mei 2014 ingestemd met het wetsvoorstel verlaging maximum opbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (inclusief de zogenaamde novelle waarin het maximale opbouwpercentage van 1,875% voor middelloonregelingen is opgenomen). Op grond van deze wet zal het maximale opbouwpercentage voor middelloonregelingen vanaf 1 januari 2015 1,875% bedragen en voor eindloonregelingen 1,657%. Over salaris boven € 100.000 kan niet langer fiscaal gefaciliteerd pensioen worden opgebouwd. Over het deel van het inkomen boven de aftoppingsgrens van € 100.000 wordt een nieuwe spaarmogelijkheid op vrijwillige basis geïntroduceerd. Daarbij is het mogelijk om als groep deelnemers een collectiviteitskorting te regelen (al dan niet bij een door de groep deelnemers zelf opgerichte aanbieder van netto lijfrenten). Voor inkomen vanaf € 100.000 kan via een netto lijfrente een oudedagsvoorziening worden opgebouwd die grosso modo overeenkomt met een jaarlijkse bruto pensioenopbouw van 1,875% van het gemiddeld verdiende arbeidsinkomen. De premie of inleg wordt betaald uit het netto-inkomen. Hierover is reeds belasting geheven. De waarde van een aanspraak op een nettolijfrente vormt vrijgesteld vermogen in box 3. Ook wordt de uit die aanspraak voortvloeiende uitkering niet belast in box 1. In de Verzamelwet Pensioenen 2014 is geregeld dat de netto regelingen als vrijwillige modules aangeboden mogen worden binnen verplichtgestelde regelingen. DNB heeft in zijn nieuwsbrief van juli 2014 aangekondigd een onderzoek te verrichten naar de evenwichtige premievaststelling voor 2015. Aanleiding hiervoor is de inperking van het Witteveenkader. De verwachting is dat door de lagere opbouw ook de premie lager zal zijn. DNB heeft tijdens de behandeling van het wetsvoorstel aangekondigd bij alle pensioenfondsen een onderzoek te verrichten naar evenwichtige premievaststelling voor 2015. Verder zal DNB vragen stellen over het besluitvormingsproces en de manier waarop het fonds evenwichtige belangenafweging vorm heeft gegeven bij deze wijzigingen. Portability-richtlijn Op 27 november 2013 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie overeenstemming bereikt over de richtlijn voor minimumvereisten voor de verbetering van de mobiliteit van werknemers en de opbouw en het behoud van aanvullende pensioenen, de vroeger zogenaamde Portability-richtlijn. De richtlijn regelt de rechten voor behoud van opgebouwde tweede pijler pensioen en de harmonisatie van voorwaarden om deze op te kunnen bouwen. Het Europees Parlement heeft in het verslagjaar plenair ingestemd met deze richtlijn. De richtlijn richt zich uitsluitend op mobiliteit tussen Europese lidstaten, niet op de binnenlandse mobiliteit. Er is echter wel een verklaring toegevoegd waarin lidstaten wordt opgeroepen binnen- en buitenlandse werknemers gelijk te behandelen. De richtlijn geldt ook voor “outgoing workers”, die worden gedefinieerd als actieve deelnemers aan een pensioenfonds waarvan de huidige arbeidsrelatie eindigt om redenen anders dan het feit dat zij voor een aanvullend pensioen in aanmerking komen, en die mobiel zijn tussen lidstaten. Vestiging-perioden en/of wachttijden zijn (in totaal) beperkt tot een maximum van drie jaar, met een minimumleeftijd van 21 jaar of minder. De lidstaten hebben vier jaar de tijd om de nieuwe regels te implementeren. Daarbij voorziet de richtlijn ook een mogelijke rol voor sociale partners. IORP-richtlijn De Tweede Kamer start een gele kaartprocedure over het voorstel voor een nieuwe IORP-richtlijn. Met die gele kaart geeft de Tweede Kamer het duidelijke signaal aan de Europese Commissie af dat zij de Europese invloed op het Nederlandse pensioenstelsel te ver vindt gaan. Hierover zal de Kamer samenwerking zoeken met parlementen in andere lidstaten. Met deze gele kaartprocedure kan een coalitie van meerdere nationale parlementen na een zogenoemde subsidiariteitstoets bezwaar maken tegen Europese voorstellen, met als doel die aan te laten passen of terug te laten

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 24

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 24

    trekken. De voorgestelde IORP-richtlijn bevat nieuwe regels voor governance en transparantie en dus geen kwantitatieve eisen voor pensioenfondsen meer. Het kabinet concludeert in zijn eerste analyse van het nieuwe IORP-voorstel, het zogenoemde BNC-fiche, dat hij positief staat ten opzichte van het voorstel. Op een aantal terreinen wenst het kabinet meer duidelijkheid en ziet hij ruimte voor verbetering. Een belangrijk aandachtspunt is onder andere dat het voorstel voor de richtlijnherziening nog te weinig rekening houdt met de Nederlandse ontwikkelingen ten aanzien van pensioencommunicatie, namelijk het traject dat is ingezet richting gelaagde, vraaggestuurde deelnemerscommunicatie. Het Europese voorstel neigt naar communicatievoorschriften die leiden tot ongerichte informatie voor de deelnemer. Het reguliere Europese wetgevingstraject zal waarschijnlijk nog een half jaar tot een jaar duren. In reactie op de gele kaartprocedure heeft het kabinet aangegeven de aarzelingen van de Tweede Kamer ten aanzien van enkele onderdelen van het voorstel te delen. Hij wijst er echter wel op dat het richtlijnvoorstel, zoals dit nu voorligt, beoogt te bevorderen dat in de lidstaten aan pensioendeelnemers bescherming wordt gegeven die in grote mate overeenstemt met de reeds bestaande Nederlandse praktijk. Het zal in Europa dan ook als bevreemdend worden ervaren als daar gedurende het Europese regelgevende proces vanuit Nederland grote bezwaren tegen zouden worden aandragen. De door de Kamer aangedragen punten worden meegenomen in de onderhandelingen over de IORP-richtlijn. Landenspecifieker aanbevelingen Europese Commissie De Europese Commissie (EC) heeft medio 2014 zijn jaarlijkse landenspecifieke aanbevelingen gepubliceerd. Wat betreft het Nederlandse pensioenstelsel is de EC overwegend positief, al erkent zij dat er nog uitdagingen zijn. De EC geeft aan dat de houdbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel op lange termijn verbeterd is door de geleidelijke verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar. De EC constateert dat Nederland ingrijpende hervormingen in gang heeft gezet in onder meer de publiek en privaat gefinancierde pijlers van het pensioenstelsel. De EC beveelt aan dat Nederland in de periode 2014-2015 de hervorming van de tweede pijler van het pensioenstelsel doorvoert. Daarbij moet Nederland zorgen voor een passende verdeling van de kosten en risico’s tussen én binnen generaties. De geleidelijke verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd moet worden ondersteund met maatregelen om de inzetbaarheid van oudere werknemers te verbeteren.

    Wat betekenen de bovenstaande ontwikkelingen voor Bpf AVH Het Nederlandse pensioenstelsel is nog steeds aan wijzigingen onderhevig. Werknemers zullen langer moeten doorwerken. In wetgeving wordt hierop voorgesorteerd, zelfs gedurende de periode na het intreden van de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit vergt passende maatregelen om de inzetbaarheid van oudere werknemers te verbeteren. Bpf AVH monitort alle ontwikkelingen, teneinde te bezien welke impact deze hebben op de bedrijfsvoering en de pensioenregeling van het pensioenfonds. De impact van Witteveen 2015 is niet groot, omdat het merendeel van de pensioenregelingen van Bpf AVH binnen dat nieuwe kader blijven. De aanvullende MiddelloonPlusregeling is per 1 januari 2014 en 1 januari 2015 aan het gewijzigde fiscale kader aangepast. Voor de bespreking en besluitvorming aan de bestuurs- en cao-tafel zullen medio 2015 de blauwdrukken van de pensioenregeling volgens de nieuwe FTK-regels vervaardigd moeten worden. Bpf AVH is in voorbereiding op de implementatie van de Wet pensioencommunicatie, die per 1 juli 2015 ingevoerd zal worden. Deze wet biedt meer mogelijkheden tot digitale informatievoorziening. De informatie zal gelaagd aangeboden moeten worden en daardoor goed aansluiten op de informatiebehoefte van de deelnemers. Het wegvallen van de BTW-vrijstelling zal een kostenverhogend effect hebben omdat dan 21% over de beheersvergoeding aan de Belastingdienst moet worden afgedragen. Op 23 maart 2015 heeft Bpf AVH zich door AGH laten

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 25

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 25

    informeren over het instellen van een deelnemersvergadering als basis voor de koepelvrijstelling. Deze koepelvrijstelling vervangt de eerder afgegeven BTW-vrijstelling aan AGH en waarborgt een BTW-vrijstelling voor niet pensioenadministratiediensten. Bpf AVH heeft besloten om in deze deelnemersvergadering te participeren en kan zodoende invloed op de strategie van AGH uitoefenen. Daarnaast is besloten om aan te sluiten bij de BTW-lobby van de Pensioenfederatie. De Code Pensioenfondsen en de Wet versterking bestuur pensioenfondsen zijn voor de Bpf AVH aanleiding geweest om het bestuursmodel en de beloningsstructuur aan te passen. Gekozen is voor het paritaire model met een bij de deskundigheid en beschikbaarheid passende beloning.

    Dekkingsgraad De ontwikkeling van de dekkingsgraad van Bpf AVH per jaareinde is als volgt:

    2014 2013 Dekkingsgraad 102,0% 104,9% Vereiste dekkingsgraad 111,5% 114,6%

    Volgens de ABTN van Bpf AVH wordt de beoogde minimale omvang van het eigen vermogen en de solvabiliteitsopslag in de kostendekkende premie vastgesteld op basis van het vereiste eigen vermogen onder het FTK volgens het standaardmodel van DNB.

    De ABTN schrijft een dekkingsgraad voor met een vereist vermogen van 111,5%. Het minimaal vereist eigen vermogen einde 2014 is gelijk aan 4,5%, zodat de minimaal vereiste dekkingsgraad 104,5% is. De feitelijke dekkingsgraad van Bpf AVH ligt hieronder, waardoor er onder het oude FTK sprake is van een dekkingstekort. Zoals eerder vermeld in dit verslag, gaat er onder het nieuwe FTK dat per 1 januari 2015 is ingevoerd, het nodige veranderen. Voor Bpf AVH betekent het nieuwe FTK het volgende voor de pensioenverplichtingen, de dekkingsgraad en het vereist eigen vermogen:

    Oud FTK Nieuw FTK Aanwezig vermogen 1.061.090 1.060.911 Pensioenverplichtingen 1.040.471 1.096.895 Dekkingsgraad 102,0% 96,7% Beleidsdekkingsgraad - 104,6%

    Vereist eigen vermogen 119.193 167.258 Vereist eigen vermogen in % van de pensioenverplichtingen 11,5% 15,3%

    Onder het nieuwe FTK geldt dat pensioenfondsen voor hun beleidsbeslissingen moeten uitgaan van de zogenoemde beleidsdekkingsgraad, het gemiddelde van de dekkingsgraden over de laatste twaalf maanden. De beleidsdekkingsgraad van Bpf AVH is per 31 december 2014 gelijk aan 104,6%. Toeslagverlening Indien de middelen van Bpf AVH toereikend zijn, wordt op de opgebouwde pensioenaanspraken van de deelnemers, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers jaarlijks per 1 januari een indexatie toegepast. De hoogte van de toeslagverlening is afhankelijk van de overrendementen. Bij de jaarlijkse bestuursbeslissing inzake de aanpassing dient de afgesproken staffel tot leidraad (zie voorwaarden indexatiebeleid in paragraaf 7). Bpf AVH heeft

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 26

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 26

    geen geld gereserveerd om het opgebouwde pensioen in de toekomst te verhogen, maar zal de toekomstige verhoging betalen uit overrendementen. Er is een ambitie om te indexeren, maar de indexatie is nadrukkelijk voorwaardelijk. Begin 2013 is de toeslagambitie verlaagd naar: 55% van de maatstaf (loonindex) voor actieve deelnemers; 45% van de maatstaf (consumentenprijsindex) voor de niet-actieve deelnemers. Per 1 januari 2014 en 1 januari 2015 zijn de (premievrije) pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen niet geïndexeerd. Ontwikkeling aantal werkgevers en deelnemers Bpf AVH Het aantal aangesloten werkgevers is met 3 teruggelopen in 2014 naar 855 (2013: 858). Het aantal deelnemers is tevens teruggelopen met 339 in 2014 naar 18.236 (2013: 18.575).

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 27

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 27

    4. Risicoparagraaf ten aanzien van doelstellingen, beleid en gebruik van financiële instrumenten

    Het pensioen- en vermogensbeheer is in belangrijke mate uitbesteed, evenals de interne actuariële aangelegenheden. Hierna volgt een beschrijving van de risico’s die voortkomen uit de aangegane verplichtingen in eigen beheer en wordt ingegaan op beleid dienaangaande van Bpf AVH en het daarmee samenhangende gebruik van financiële instrumenten.

    4.1 Reflecteren en analyseren Voor de beleggingsportefeuille van 2014 is wederom gekeken naar verbetering van de rendementsmogelijkheden, maar met behoud van het totale risicoprofiel. Het gewicht naar aandelen is in 2014 verhoogd van 12,5% naar 20%. Daarnaast is de regioverdeling binnen de aandelen meer in lijn gebracht met de MSCI all country index. De verhoging van aandelen is ten laste van staatsobligaties, bedrijfsobligaties en grondstoffen gegaan. De duration overlay is verhoogd, waardoor het totale risicoprofiel gelijk is gebleven. Begin 2015 heeft het bestuur het resultaat van deze wijziging ten opzichte van de normportefeuille 2013 geanalyseerd. Uit deze analyse blijkt dat de aanpassing voor 2014 een positieve bijdrage heeft gehad op de portefeuille. De nieuwe normportefeuille behaalde een extra rendement van ongeveer 1,4% ten opzichte van de “oude normportefeuille”.

    4.2 Risico’s en balansmanagement

    Vanaf 2007 wordt de beoordeling van de solvabiliteit van Bpf AVH gedaan aan de hand van de richtlijnen van het FTK. De solvabiliteitstoets wordt verricht volgens het standaardmodel van DNB. Het standaardmodel bepaalt per risicofactor de gewenste solvabiliteit. De solvabiliteit per risicofactor wordt aan de hand van een wortelformule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Het standaardmodel onderscheidt de volgende risicocategorieën: renterisico; het aandelen- en vastgoedrisico; valutarisico; grondstoffenrisico; kredietrisico; verzekeringstechnisch risico; liquiditeitsrisico; concentratierisico; operationeel risico. Renterisico Het renterisico is het risico dat de dekkingsgraad zal fluctueren als gevolg van rente(curve)bewegingen. Bpf AVH is gevoelig voor een wijziging van de rentetermijnstructuur als gevolg van het verschil tussen de verplichtingen en de vastrentende waarden (22,20 versus 21,38 (inclusief derivaten) (2013: 20,10 versus 14,93 (inclusief derivaten))).

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 28

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 28

    Beheersing van het renterisico Het renterisico wordt beheerst door een consistente toepassing van de ALM-principes (continuïteitstoets). Het bestuur van Bpf AVH heeft in 2014 opnieuw naar het rentebeleid gekeken. Besloten is dat de strategische renteafdekking 48% blijft, waarbij binnen de vastrentende waarden de volgende categorieën meetellen voor het berekenen van het niveau van de renteafdekking: Type vastrentende waarden % dat meetelt voor het renteafdekkingsbeleid Duitse en Nederlandse staatsobligaties 100% Duitse inflation linked bonds 50% Particuliere Nederlandse hypotheken 50% Bedrijfsobligaties 50%

    Het niveau van de renteafdekking wordt vastgesteld op de nominale rentetermijn structuur. Het bestuur stuurt dus op de marktrente en niet op de DNB-curve (waar de UFR in zit). Naast de genoemde vastrentende waarden wordt gebruik gemaakt van LDI-pools en renteswaps en swaptions. Het bestuur heeft besloten dat swaptions niet meer passen in de vastgestelde beleggingsovertuigingen, omdat dit een complex product is waarbij niet alleen de renteontwikkeling bepaalt wat de waarde is. Daarom zijn de swaptions in 2015 verkocht en worden er geen nieuwe swaptions meer aangekocht. Tevens heeft het bestuur besloten dat de renteafdekking zoveel mogelijk over de gehele curve verdeeld moet worden om zo het curverisico te beperken. Renteswaps worden aangegaan tot het 40-jaarspunt.

    De impact van een parallelle wijziging van de rentecurve (nominale RTS) met -1% zou een daling van de dekkingsgraad (op de nominale RTS) met ongeveer 7%-punt tot gevolg hebben. Een stijging van de rente met 1% zou een stijging van de dekkingsgraad met ongeveer 13%-punt tot gevolg hebben.

    Het aandelen- en vastgoedrisico Dit is het risico dat samenhangt met het beleggen in aandelen en vastgoed. Het gaat daarbij om wijzigingen (dalingen) in de koersen van deze zakelijke waarden die tot een ongewenste aantasting van de financiële positie van Bpf AVH kunnen leiden. Deze beleggingen, met een op de lange termijn hoger verwacht rendement dan vastrentende waarden, worden nodig geacht om een zodanig extra rendement te kunnen realiseren dat daarmee onder meer ruimte ontstaat voor toeslagverlening. Voor het aandelen- en vastgoedrisico wordt een buffer, berekend met de volgende bufferpercentages, aangehouden: aandelen ontwikkelde markets met bufferpercentage van 25; private equity & hedge funds met bufferpercentage van 30; aandelen opkomende markten met bufferpercentage van 35; vastgoed direct met een bufferpercentage van 15; vastgoed indirect met een bufferpercentage van 25. Het valutarisico Het valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen zal fluctueren als gevolg van veranderingen in de valutawisselkoersen. Het valutarisico dat Bpf AVH loopt wordt beperkt doordat de koers van het merendeel van de beleggingen in euro genoteerd is. Voor de Global Credits en de

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 29

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 29

    High Yield portefeuille geldt dat het valutarisico volledig is afgedekt. Daarnaast heeft Bpf AVH het valutarisico op de aandelenportefeuille in de ontwikkelde markten beperkt door de US Dollar, het Britse Pond strategisch en de Japanse Yen voor 100% af te dekken. Met ingang van februari 2015 wordt het USD-risico op de aandelenportefeuille voor 50% afgedekt. Het grondstoffenrisico Voor de grondstoffenbeleggingen is het gehanteerde bufferpercentage van 30%. Het fonds heeft tot 6 december 2013 in indexmatige commodity-producten belegd. In de beleggingsportefeuille van 2014 zijn grondstoffen niet meer opgenomen als een beleggingscategorie. Het kredietrisico Kredietrisico is het risico dat voortvloeit uit het feit dat een specifieke tegenpartij tegenover Bpf AVH niet in staat is aan zijn verplichtingen jegens Bpf AVH te voldoen. Bpf AVH beperkt het kredietrisico door, voor wat betreft onderhandse leningen, zoveel mogelijk contracten aan te gaan met instellingen, waarbij beperkt tot gering tegenpartijrisico is, zoals: Bank Nederlandse Gemeenten, Bouwfonds Nederlandse Gemeenten en diverse Nutsbedrijven. Het pensioenfonds investeert voorts in Duitse en Nederlandse staatsobligaties en in Duitse inflation linked bonds. Deze obligaties kennen een AAA-rating. Naast staatsobligaties investeert Bpf AVH ook in wereldwijde bedrijfsobligaties. De kredietwaardigheid van deze bedrijfsobligaties is voor het overgrootste deel investmentgrade. De manager mag binnen het mandaat voor 15% investeren in high yield (minimale rating binnen die mandaat is B-). In 2013 is de vastrentende portefeuille uitgebreid met global high yield bonds (rating BB tot en met C) en Emerging Market Debt (gemiddelde rating BBB+). Het gewicht van global high yield en EMD bedroeg in 2014 voor beide beleggingsfondsen 4,5% van de vastrentende waarden. Het verzekeringstechnisch risico Het verzekeringstechnisch risico omvat de risico’s van negatieve resultaten op de actuariële grondslagen die worden gebruikt bij de vaststelling van de hoogte van de premie en de technische voorzieningen. Het belangrijkste risico in dit kader is de ontwikkeling van de levensverwachting. Ouderdoms- en partnerpensioenen worden levenslang uitgekeerd. Daarom houdt Bpf AVH rekening met de levensverwachting van de populatie van deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. De levensverwachting is gebaseerd op de ervaringssterfte van Bpf AVH. De voorziening pensioenverplichtingen wordt gebaseerd op de grondslagen geldend voor Bpf AVH. Deze grondslagen moeten voldoende basis bieden om een prudente voorziening te kunnen vaststellen. Aanpassing van deze grondslagen (bijvoorbeeld het overgaan op nieuwe sterftetafels) is altijd aandachtspunt bij de vaststelling van de voorziening. Eind 2014 is Bpf AVH overgegaan naar de meest recente overlevingstafel zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap, te weten de Prognostetafel AG 2014. Het liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is het risico dat Bpf AVH niet de mogelijkheid heeft om de financiële middelen te verkrijgen die benodigd zijn om aan haar verplichtingen te kunnen voldoen. Het liquiditeitsrisico is beperkt, omdat nagenoeg uitsluitend in liquide effecten is belegd. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen worden het liquiditeitsrisico conform het standaardmodel op 0% gezet. Het concentratierisico Onder het FTK wordt er vanuit gegaan dat zich in de portefeuille geen concentratierisico bevindt.

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 30

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 30

    Voor aanwezigheid van concentratierisico’s moet Bpf AVH een passende solvabiliteit aanhouden. Er zijn posities in de portefeuille welke een gewicht hebben van meer dan 5% gemeten in marktwaarde, maar dit zijn posities in beleggingsfondsen, dus die hebben indirecte exposures welke kleiner zullen zijn dan 5%. Er is een aantal posities met een exposure groter dan 5% van de marktwaarde. Hierbij kan gedacht worden aan forwardcontracten ter afdekking van valutarisico en renteswaps. Het operationeel risico AGH is verantwoordelijk voor het pensioenbeheer van Bpf AVH conform de dienstverleningsovereenkomst. De directie van AGH, ondersteund door zijn medewerkers, geeft uitvoering aan deze dienstverleningsovereenkomst en aan het door het bestuur vastgestelde uitvoeringsreglement en de vastgestelde uitvoeringsovereenkomsten. AGH is vanaf 1 april 2014 gehuisvest in een pand aan de Verrijn Stuartlaan 1e te Rijswijk. Dit pand biedt ook een goede beveiliging van het secretariaat en de administratie van Bpf AVH. De administratieve organisatie van AGH is beschreven in Mavim (softwarepakket). Bij calamiteiten kan uitgeweken worden. De uitwijkserver wordt maandelijks met behulp van back-ups geactualiseerd en dient voor continuering van de administratie ingeval er calamiteiten zijn op het AGH-kantoor. In 2010 heeft AGH alle primaire processen laten beoordelen in het kader van SAS 70 type I. Geconcludeerd is dat de interne beheersing goed is geborgd. Dit blijkt ook uit de ISAE 3402 type 2 verantwoording over 2014. Het vermogensbeheer wordt door Candriam (voorheen Dexia Asset Management), PIMCO, F&C Netherlands B.V., Kempen Capital Management, Akina Partners (voorheen LODH Private Equity) Partners Group, Ardian (voorheen AXA Private Equity), Robeco, Pictet, CBRE (voorheen ING Real Estate) en Altera Vastgoed uitgevoerd. De portefeuille onderhandse geldleningen is in eigen beheer. Maandelijks en per kwartaal rapporteren de externe managers aan Bpf AVH over de samenstelling van de portefeuille, de performancecijfers en de marktwaarde van het onder beheer zijnde vermogen alsmede de aan de klant in rekening gebrachte respectievelijk te brengen kosten van beheer en overige kosten. In de beleggingsportefeuille voor 2015 zijn Europese small caps niet meer opgenomen en zijn Nederlandse Particuliere Hypotheken toegevoegd. Als manager voor de particuliere Nederlandse hypotheken is Aegon Asset Management aangesteld. De beleggingsadministratie is ondergebracht bij KAS BANK N.V. KAS BANK N.V. rapporteert eveneens maandelijks en per kwartaal over de performance van de genoemde vermogensbeheerders. Daarnaast monitort KAS BANK N.V. de compliance en rapporteert daarover. Verder verzorgt KAS BANK N.V. de rapportages aan DNB, het currency overlay management, duration overlay management en voor zover aan de orde custody, settlement en securities lending. Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt het operationeel risico conform het standaardmodel op 0% gezet. 4.3 Financiële sturingsmiddelen Binnen het kader van de financiële opzet heeft Bpf AVH de volgende financiële sturingsmiddelen, te weten aanpassing van: de premie; de beleggingsportefeuille; de indexatie; de korting.

    AVH JAARVERSLAG 2014

  • 31

    VERSLAG VAN HET BESTUUR

    Jaarverslag 2014 BPF AVH 31

    Aanpassen van de beleggingsportefeuille De financiële positie zou aanleiding kunnen geven om de premie aan te passen. Dit zou een premieverhoging of verlaging kunnen zijn. De verhoging of verlaging van de premie wordt vastgesteld op basis van het premiebeleid. Aanpassen van de indexatie Op het moment dat de middelen van Bpf AVH het niet toelaten de wenselijke indexaties toe te passen, kan besloten worden minder te indexeren of niet te indexeren. Eerst wordt bekeken of over de gehele linie (deelnemers, gewezen deelnemers en pensioentrekkenden) nog wel geïndexee