Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

281
Vereniging Oud Monnickendam j a a r b o e k 2 0 0 8 vereniging oud monnickendam jaarboek 2008

description

Elk jaar publiceert de vereniging Oud Monnickendam een jaarboek met daarin de jaarverslagen van de vereniging zelf maar ook die van de gelieerde substichtingen en werkgroepen. Bovendien bevat het jaarboek artikelen van verschillende schrijvers die een stukje historie van de stad Monnickendam beschrijven.

Transcript of Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Page 1: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Vereniging Oud Monnickendam

j a a r b o e k 2 0 0 8

ve

re

ni

gi

ng

o

ud

m

on

ni

ck

en

da

m

ja

ar

bo

ek

2

00

8

VOM_jaarboek08_omslag:M'damboek 12-05-2008 16:04 Pagina 1

Page 2: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Vereniging Oud Monnickendam

j a a r b o e k 2 0 0 8

VOM_jaarboek08_TITEL/COL/INH:M'damboek 12-05-2008 15:47 Pagina 1

Page 3: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Vereniging Oud Monnickendam

voorzitter

Jan Konijn

vice voorzitter

Koert Kraak

secretaris

Vincent Keesmaat

Wendelmoet Claesdochterlaan 15

1141 ja Monnickendam

telefoon 0299 6551 67

v.keesmaatAwxs.nl

penningmeester

Jaap Balvers

Rielant 63

1141 re Monnickendam

telefoon 0299 651938

leden

Garrelt Bont

Klaas Roos

Lise Schokking

Ed Willms

Ton Meijer

2

VOM_jaarboek08_TITEL/COL/INH:M'damboek 12-05-2008 15:47 Pagina 2

Page 4: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Inhoud

Voorwoord 4

Jaarverslag Vereniging Oud Monnickendam 2007 6

Verslag algemene ledenvergadering 26 juni 2007 9

Warm om het hart Wil Schackmann 15

De herkomst van Houtzaagmolen ‘De Vriendschap’ J. de Haan/ V. P. Keesmaat 28

Vragen aan de Faam Henk Verhoef 36

Monnickendamse zeehelden Jaap Haag 66

Troeters Siem Koerse 111

Jaartalstenen Siem Koerse 116

Achter een schijnbaar eenvoudige gevel Anne van Rooij - van Wijngaarden 120

Reis naar Zweden, winter 2007 Ton Meijer 130

Drie eeuwen straatverlichting in Monnickendam Ds. C.A. E. Groot 135

Verslag van de penningmeester over het jaar 2007 266

Jaarverslag 2007 van de Stadsgidsen 270

Stichting Museum de Speeltoren – jaarverslag 2007 272

3

VOM_jaarboek08_TITEL/COL/INH:M'damboek 12-05-2008 17:49 Pagina 3

Page 5: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

4

Voorwoord

Het doet ons een genoegen u het Jaarboek 2008 van de Vereniging Oud Monnic-

kendam aan te bieden.

Het is ons dit jaar gelukt het jaarboek op tijd en voor de jaarvergadering uit te

brengen. Tot onze vreugde zijn er vele nieuwe en vooral verrassende artikelen

ingebracht door voor velen nog onbekende schrijvers en onderzoekers. Na het

wegvallen van de heer Leen Appel had iedereen grote zorgen. Hoe moet het nu

verder? Zijn er nog wel mensen die belangstelling hebben om onderzoek te

doen en artikelen te schrijven over de rijke historie van Monnickendam? Wel, u

zult ervaren met het lezen van de vele artikelen, dat zeer interessante onderwer-

pen met enthousiasme en toewijding op papier zijn gezet.

De vereniging heeft zich met name het afgelopen jaar ingezet voor een nieuw

en voor de oude binnenstad zo belangrijk onderwerp als het verkeerscirculatie-

plan. Onze voorstellen zijn over het algemeen positief ontvangen door de diver-

se belanghebbenden en zullen in de komende tijd verder besproken worden.

Ook over de plannen voor een nieuw museum zal in 2008 een doorbraak moe-

ten komen. Na een periode van meer dan 10 jaar zal de gemeente Waterland

kleur moeten bekennen en zullen er besluiten genomen moeten worden. De

Stichting Museum de Speeltoren is met diverse werkgroepen druk bezig struc-

tuur en invulling te geven aan de plannen voor nieuwbouw.

De vereniging gaat een nieuw tijdperk in waarbij ruimte is voor nieuwe ideeën

en initiatieven welkom zijn, maar tegelijkertijd de historische rijkdom en de

passie voor onderzoek gekoesterd moeten worden. In de komende jaren zullen

wij trachten jongeren meer te betrekken bij de diversen onderwerpen die voor

onze vereniging belangrijk zijn. Wij roepen leden, die belangstelling hebben

voor historie en de doelstellingen van de vereniging, onze website te bezoeken

en contact op te nemen met één van de bestuursleden.

VOM_jaarboek08_VOORWOORD:M'damboek 12-05-2008 16:13 Pagina 4

Page 6: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Ik wil nog graag vermelden, dat de redactie van dit prachtige Jaarboek dit jaar

onder de bezielende leiding stond van Vincent Keesmaat, daarbij daadkrachtig

terzijde gestaan door Lise Schokking. Wij danken hen bijzonder voor de gele-

verde inspanningen.

Wij hopen dat u dit Jaarboek met veel plezier en genoegen zult lezen en dat het

naast alle andere Jaarboeken in uw boekenkast te vinden zal zijn.

Met vriendelijke groet,

Namens het bestuur van de Vereniging Oud Monnickendam

Jan Konijn, voorzitter

Monnickendam, maart 2008

5

VOM_jaarboek08_VOORWOORD:M'damboek 12-05-2008 16:13 Pagina 5

Page 7: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

6

Jaarverslag Vereniging Oud Monnickendam 2007

Ontwikkelingen website VOM

Communicatie en informatie naar leden van de vereniging en naar belangstel-

lenden voor Monnickendam in het algemeen is verder ontwikkeld in de vorm

van onze website www.oudmonnickendam.nl. Op de website zijn in de archief-

rubriek bijna alle artikelen uit de jaarboeken opgenomen. Ook is de beeldbank

verder uitgebreid met foto’s van de stadsfeesten en met foto’s afkomstig uit de

verzameling van Museum De Speeltoren. In samenwerking met enkele leden

van de vereniging zijn de meeste foto’s voorzien van een onderschrift. Een agen-

da geeft informatie over activiteiten die zijn gepland en zullen gaan plaatsvin-

den vanuit de vereniging. Bovendien kunnen de actuele nieuwsfeiten die de

vereniging aangaan worden geraadpleegd in de rubriek ‘actueel’. Een nieuwe

rubriek is het klokkenspel van de speeltoren waarbij u diverse volksliedjes, ge-

speeld op het klokkenspel, kunt horen.

De website is in juni officieel in gebruik genomen en wordt onderhouden door

onze secretaris.

Nog lang niet alle leden hebben hun e-mailadres doorgegeven aan de secretaris

waarvoor bij deze alsnog de oproep om dit te doen.

Het verkeerscirculatieplan/parkeerproblematiek in de binnenstad van

Monnickendam

Uitgangspunt van de VOM om over deze problematiek na te denken en er een

plan over te schrijven is de zorg over de toenemende overlast van auto’s in de

oude stad. Deze zorg wordt volgens de VOM gedeeld voor veel bewoners van de

binnenstad. De vele geparkeerde auto’s ontsieren het straatbeeld en de rijdende

auto’s zijn vaak een gevaar voor fietsers en voetgangers. De VOM wil de stad, en

met name het oude centrum, mooi/netjes houden en de leefbaarheid voor de be-

woners en bezoekers verhogen. Net zoals dat reeds in veel andere oude stadjes

in Nederland gebeurt! De Stadsfeesten in 2005 hebben aangetoond dat een au-

tovrij/-luw Monnickendam wel degelijk mogelijk is. Op grond van dit uit-

VOM_jaarboek08_JVersl+verg VOM:M'damboek 12-05-2008 16:25 Pagina 6

Page 8: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

j a a r v e r s l a g v e r e n i g i n g o u d m o n n i c k e n d a m 2 0 0 7

7

gangspunt heeft het bestuur van de VOM een aantal ideeën ontwikkeld en vast-

gelegd in een VerkeersCirculatiePlan(VCP).

Het verkeerscirculatieplan (VCP) is voorgelegd aan de leden van de vereniging

op 24 januari om te polsen of en zo ja welke ideeën/opvattingen bij hen over dit

onderwerp leven. Deze zijn vervolgens door de VOM meegenomen in het uit-

eindelijke conceptplan. Vervolgens heeft de vereniging de plannen gepresen-

teerd op 2 oktober in het gebouw Samuel waarna de definitieve plannen zijn

aangeboden aan de gemeente Waterland. In november heeft er een gesprek met

de gemeente Waterland plaatsgevonden en naar aanleiding daarvan is het plan

op de politieke agenda gezet. U wordt over de verdere ontwikkelingen via de

website en middels onze mailings geïnformeerd.

Lezingen

In samenwerking met Areopagus heeft er op 19 maart een lezing plaatsgevon-

den door Klaas Tolman over de Monnickendamse rokerijen. Hierin werd ver-

teld over de geschiedenis van de rokerijen en rokers in Monnickendam. Door

middel van een presentatie met foto’s en tekeningen werd het een en ander dui-

delijk in beeld gebracht en riep het nostalgische herinneringen op bij de vele be-

langstellenden. Deze lezing was voor ons aanleiding om op onze jaarvergade-

ring van 12 juni een groep rokers namelijk Piet de Boer, Ton Miedema, Jan Jon-

ker en Siem Dekker uit te nodigen om te vertellen over het leven in en om de

rokerij. Onder de bezielende leiding van Martin Horjus werden verhalen ver-

teld over hoe het in de rokerijen van vroeger en nu toeging en wat een impact

het had op de gezinnen.

Op 1 November is door Jaap Haag een lezing verzorgd over Monnickendamse

zeehelden – o.a. over de min of meer vergeten Pieter Florisz. – uit met name de

17e eeuw. Jaap Haag is medewerker bij het Waterlands archief en ook bekend

door zij interessante historische artikelen in het Noord Hollands Dagblad.

Najaarsexcursie

De najaarsexcursie vond het afgelopen jaar plaats naar ’s-Hertogenbosch op

22 september.

De excursie was uitermate geslaagd: mooi weer, goede rondleiding, geen over-

vol programma, gezellige stad. Iedereen was zeer tevreden.

In totaal waren er 67 deelnemers aan de excursie wat veel minder was dan de

laatste jaren. Wellicht dat de korte voorbereiding daaraan debet was.

VOM_jaarboek08_JVersl+verg VOM:M'damboek 12-05-2008 16:25 Pagina 7

Page 9: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Waterlandse CANON

In navolging van de landelijke canon, die is opgesteld door de commissie van

Oostrom is er vanuit de regiobijeenkomst aan de historische verenigingen in

Waterland verzocht na te denken over welke personen en gebeurtenissen thuis

zouden horen in een Waterlandse Canon.

Spontaan kwamen gebeurtenissen naar voren als:

Afsluiting Purmer Ee

Slag op de Zuiderzee

Wendelmoet Claesdochter

Jan van Nieuwenhuyzen

Overige activiteiten

De vereniging is met de gemeente Waterland in gesprek over het toezicht op

misstanden en handhaving van (ver)bouwactiviteiten in Monnickendam.

Verplaatsing bedrijventerrein. In het plan van 2 ha. bedrijvenerf bij de Texaco

en 2 ha. in Katwoude kan het VOM-bestuur zich vinden. Verdere ontwikkelin-

gen zullen door de vereniging op de voet worden gevolgd.

Jan Konijn, voorzitter

maart 2008

8

VOM_jaarboek08_JVersl+verg VOM:M'damboek 12-05-2008 16:26 Pagina 8

Page 10: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Verslag algemene ledenvergadering 26 juni 2007

Locatie: het Oude Weeshuis

Aanwezig: 8 bestuursleden en 47 leden;

Afwezig met bericht: mw. H. Slauerhoff, dhr. B. Bosch, fam. Stoffels, mw. Wolf/Buis,

dhr. H.A. Schaaij

1. Opening

De voorzitter, Jan Konijn, heet allen hartelijk welkom op de jaarvergadering.

Hij verontschuldigt zich voor het feit dat het jaarboek niet met de uitnodiging

is meegestuurd. De productie van het jaarboek is vertraagd door het plotselinge

overlijden van de vader van de grafisch ontwerper van het jaarboek. De progno-

se is dat het jaarboek nu eind juli gedrukt zal zijn. En dan wordt het vanzelf-

sprekend z.s.m. aan de leden opgestuurd.

2. Notulen jaarvergadering d.d. 26 september 2006

Naar aanleiding van de notulen van de vorige vergadering worden de volgende

opmerkingen geplaatst en vragen gesteld:

– Wat is de stand van zaken betreffende de uitbreiding/verbouwing van het

Museum de Speeltoren?

Antwoord Klaas Roos: Er is nog geen groen licht gegeven door de gemeente

voor de uitbreidingsplannen van het Museum de Speeltoren. Vanwege de com-

plexiteit van het hele verhaal, wordt er slechts stapje voor stapje vooruitgang

geboekt. Maar de realisering van de plannen komen op deze manier toch steeds

dichterbij. De verwachting is dat de besluitvorming in de tweede helft van dit

jaar z’n beslag krijgt. En de kans is groot dat dit goed gaat uitpakken. Er is dus

geen reden voor pessimisme.

– Welk bedrag is, op basis van de verkoop van het boek van Harry Voogel over de

Grote Kerk, afgedragen aan de Stichting Vrienden van de Grote en Lutherse

Kerk, t.b.v. de renovatie?

Koert Kraak antwoordt dat dit in het financieel jaarverslag te lezen valt.

Er is H 398,- afgedragen.

9

VOM_jaarboek08_JVersl+verg VOM:M'damboek 12-05-2008 16:26 Pagina 9

Page 11: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

– N.a.v. de door de kascommissie op orde bevonden kas en boeken op 26 septem-

ber 2006 moet worden vermeld dat aan de penningmeester vervolgens décharge

is verleend.

– In 2005 was dhr. Regeling reservelid van de kascommissie en dit jaar maakte

hij deel uit van de kascommissie. Dhr. Dekkers was in 2006 reservelid.

– Wat is de stand van zaken m.b.t. de paaltjes in de Kerkstraat?

Antwoord Ton Meijer: Er is vorig najaar door het bestuur een brief gestuurd aan

de gemeente met het verzoek te reageren op een aantal geconstateerde misstan-

den in de oude binnenstad m.b.t. handhaving van (ver)bouwregels en aanver-

wante zaken, zoals de paaltjes in de Kerkstraat. De gemeente had toegezegd

hier in februari 2007 op te reageren. Toen dat niet gebeurde, heeft het bestuur

wederom een brief doen uitgaan in april jl. Hierop zou voor 6 juli worden ge-

reageerd. Dit wordt vooralsnog afgewacht.

Naar aanleiding van dit antwoord wordt vanuit de zaal de vraag gesteld of het

niet verstandiger zou zijn wat betreft de paaltjes rechtstreeks contact op te

nemen met de dienstdoend politiecommandant. Jan antwoordt dat B&W de

aangewezen instantie is om deze problematiek me te bespreken. Jan benadrukt

nog eens dat het grote probleem in Monnickendam is, dat er te weinig wordt

toegezien op de handhaving van allerlei regels.

Bovendien wordt de Commissie Stads- en Dorpsbeheer, waar de VOM ook een

vertegenwoordiger in heeft, als adviescommissie, te vaak door de gemeente

‘overruled’. Bovendien wordt niet alles wat wordt uitgevoerd aan verbouwin-

gen, in die commissie besproken. Het VOM-bestuur houdt de misstanden

scherp in de gaten en trekt aan de bel, als dit nodig wordt geacht. Maar voorals-

nog wordt dit dus niet goed door de gemeente opgepakt.

– Is er verantwoording afgelegd aan de leden van de VOM over de ontwikkelin-

gen rond de mogelijke herbouw van Molen de Vriendschap?

Jan antwoordt dat dit niet nodig is, aangezien het een aparte stichting is die

zich hiermee bezig houdt.

3. Mededelingen van het bestuur

Er blijft reden tot bezorgdheid betreffende de terugloop van het aantal leden

van de Vereniging Oud Monnickendam. Het aanbieden van een gecombineerd

lidmaatschap met de zusterverenigingen Vereniging IJsschuiten Monnicken-

10

VOM_jaarboek08_JVersl+verg VOM:M'damboek 12-05-2008 16:26 Pagina 10

Page 12: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

dam, Gidsen Historische Binnenstad Monnickendam en Museum de Speelto-

ren, moet dan ook binnenkort z’n beslag krijgen. Via het museum komt bin-

nenkort ook een combikaart beschikbaar met het Marker museum.

Het bestuur roept leden op die zich zouden willen/kunnen inzetten om de

Monnickendamse jeugd meer te betrekken bij het verenigingsleven en de histo-

rie van Monnickendam.

4. Jaarverslag van de Vereniging over de activiteiten in 2006

Naar aanleiding van het jaarverslag over de activiteiten in 2006 worden door de

leden een aantal vragen gesteld:

– Wat is de stand van zaken inzake het vernieuwde Verkeerscirculatieplan?

Jan antwoordt dat na intensieve besprekingen in de betreffende werkgroep het

plan in concept klaar is en dat nu de volgende route zal worden gelopen:

1. Het concept-VCP inclusief bijlagen zal op korte termijn op de website worden

geplaatst, zodat het door iedereen ingezien kan worden. (juli 2007)

2. Er worden aparte avond(en) georganiseerd met betrokkenen (bewoners en

ondernemers) om draagvlak voor het plan te peilen. (augustus/september 2007)

3. Ledenraadpleging vereniging Oud Monnickendam (september/oktober 2007)

4. Presentatie VCP aan de politiek (oktober 2007)

Het is de bedoeling dat het een goed uitgebalanceerd plan wordt, voor zowel de

korte als de lange termijn, dat door het merendeel van de inwoners van de oude

binnenstad en andere belanghebbenden wordt gedragen. Met een zo breed mo-

gelijk draagvlak voor het plan wil het bestuur dan uiteindelijk de gemeente be-

naderen, die dan met goed fatsoen niet meer om het plan heen zal kunnen.

– Hoe is het gesteld met het ledenaantal en de samenstelling van het bestuur?

Antwoord: Dit staat in het Jaarboek vermeld.

5. Financieel verslag van de penningmeester over kalenderjaar 2006 en

goedkeuring van het budget

Koert Kraak licht één en ander toe:

Er is een nadelig saldo t.o.v. de begroting van H 1648 (1853),- Begroot was een na-

11

v e r s l a g a l g e m e n e l e d e n v e r g a d e r i n g 2 6 j u n i 2 0 0 7

VOM_jaarboek08_JVersl+verg VOM:M'damboek 12-05-2008 16:26 Pagina 11

Page 13: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

delig saldo van H 877,- Dit komt hoofdzakelijk door de terugloop van de ont-

vangen contributie, de afdracht aan de Stichting Vrienden van de Grote en Lu-

therse Kerk (deze was niet begroot) en de hoger uitgevallen kosten van de pro-

ductie van het Jaarboek 2006. Dit kwam voornamelijk doordat de omvang van

deze jaargang groter was dan gebruikelijk.

Dick Oosterveld vraagt of de door de VOM aangekochte schilderijen van W. B.

Thoolen niet twee keer hetzelfde onderwerp hebben. Klaas antwoordt dat dit

niet het geval is.

6. Verslag van de commissie van onderzoek van de rekening en

verantwoording (kascommissie)

Dhr. Karmelk en dhr. Regeling hebben op 25 juni 2007 de boeken en bescheiden

op secure en deskundige wijze bij de penningmeester gecontroleerd en deze

volledig in orde bevonden. De penningmeester wordt hartelijk bedankt voor

zijn uitmuntende werk en décharge verleend.

Het bestuur dankt bij monde van Jan Konijn de kascommissie voor hun controle.

7. Benoeming nieuwe kascommissie

Dhr. Karmelk treedt nu af als lid van de kascommissie. De kascommissie zal vol-

gend jaar bestaan uit dhr. Regeling en dhr. Dekkers (die dit jaar reservelid was).

Voor komend jaar stelt dhr. P. Stegeman zich beschikbaar als reservelid.

8. Verkiezing/samenstelling bestuur

Van de bestuursleden zijn dit jaar aftredend: Jan Konijn, Klaas Roos en Garrelt

Bont. Allen stellen zich bij deze herkiesbaar. De ledenvergadering maakt geen

bezwaar tegen de herbenoeming van genoemde personen.

9. Presentatie website Vereniging Oud Monnickendam

Middels een beamerprojectie op de muur presenteert Vincent Keesmaat de web-

site van de Vereniging Oud Monnickendam. De website is vanaf maart 2007 ‘in

de lucht’ en heeft tot nu toe bijna 900 bezoekers (uit binnen- en buitenland) ge-

trokken. Het adres van de site is: www.oudmonnickendam.nl (met introfilm-

pje) en www.oudmonnickendam.nl/VOM.html (zonder introfilmpje). Natuur-

lijk wijst de site zich vanzelf maar Vincent toont toch hoe de fotoverzameling

met historische foto’s via de beeldbank benaderd moet worden. Ook de moge-

12

VOM_jaarboek08_JVersl+verg VOM:M'damboek 12-05-2008 16:26 Pagina 12

Page 14: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

lijkheden van het archief met daarin opgenomen alle jaarboekartikelen vanaf

1974 wordt door hem toegelicht. Deze artikelen zijn door Cees Lagrand in

Word-documenten omgezet, zodat ze nu als zodanig opgevraagd kunnen wor-

den. Vincent verzoekt de leden om, wanneer zij ideeën/suggesties hebben om

de site nog meer ‘aan te kleden’, deze aan hem door te geven. Het bestuur is blij

dat de vereniging nu een eigen website heeft en daarmee een belangrijk middel

om zich naar buiten toe te presenteren.

10. Rondvraag

– Museum de Speeltoren verloot twee deelnamebewijzen aan de najaarsexcur-

sie. De gelukkigen zijn: S. Hammond, Noordeinde 18, 1141 AR Monnickendam

en mw. T. Meenks- Zandstra, Kerkstraat 20, 1141 BH Monnickendam.

– Hoe staat het met de activiteiten van de werkgroep die zich bezighoudt met

het van de grond tillen van bootreistochten vanuit Amsterdam richting Mon-

nickendam?

Antwoord Lise: Er zal komende maand een gesprek plaatsvinden met rederij

Smidtje met de bedoeling te komen tot een rondvaartboottocht vanaf de passagiers-

terminal in Amsterdam, via Broek in Waterland naar Monnickendam. Er zal wor-

den gepeild of de rederij hier brood in ziet en of zij zelf hieromtrent ook ideeën

hebben. Het bevindt zich nog allemaal in de onderzoeksfase en het gesprek wordt

open ingegaan. Een rondvaart met bv. fluisterbootjes door de binnenstad van Mon-

nickendam samen met een stadsgids, lijkt vooralsnog geen haalbare kaart.

– Wat is de reden van het feit dat het bestuur van de VOM een bezwaarschrift

heeft ingediend tegen het terras van Café 1614 en wat is de stand van zaken nu?

Koert antwoordt dat het duidelijk moet zijn dat het VOM-bestuur niet tegen

terrassen in het algemeen is. Integendeel. De vergunning voor het terras van

Café 1614 zou echter, vanwege de langdurige aanvraagprocedure, mogen afwij-

ken van de kort geleden ingestelde algemene terrassenverordening van de ge-

meente Waterland. Hiertegen heeft het bestuur bezwaar gemaakt middels een

bezwaarschrift bij de Commissie Beroeps- en Bezwaarschriften. Uitgangspunt

van het bestuur was hierbij: Gelijke monniken, gelijke kappen. Jan voegt hier-

aan toe dat de kwestie in principe heel gemakkelijk afgehandeld had kunnen

worden als de partijen zich wat inschikkelijker hadden getoond. Het schijnt dat

er op 19 juni een besluit is genomen door genoemde commissie. Hiervan is het

bestuur echter nog niet op de hoogte gesteld.

13

v e r s l a g a l g e m e n e l e d e n v e r g a d e r i n g 2 6 j u n i 2 0 0 7

VOM_jaarboek08_JVersl+verg VOM:M'damboek 12-05-2008 16:26 Pagina 13

Page 15: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

– Siem Koerse geeft het bestuur een aantal aandachtspunten mee aangaande het

stedenschoon dat beschermd dient te worden: De gang van zaken bij het uitbag-

geren van de grachten; de verdwijning van het schelpenpad bij de Grote Kerk;

het fietsenrek bij de Grote kerk dat detoneert met de omgeving. Het bestuur

zegt toe deze punten mee te nemen in haar contacten met de gemeente en roept

de andere leden op geconstateerde misstanden uit het oogpunt van het steden-

schoon aan Ton Meijer door te geven.

– Dhr. Karmelk adviseert het bestuur het vaste vermogen van de stichting niet

op een spaarrekening te laten staan maar te beleggen in staatsobligaties. Hier-

over wordt meer rente uitbetaald. De suggestie wordt door het bestuur ter ken-

nisneming aangenomen.

– pauze –

Het tweede, informele gedeelte van de vergadering, werd gewijd aan de ge-

schiedenis van de Monnickendamse visrokers. De presentatie gebeurde middels

een forum waarbij Marten Horjus als gespreksleider de visrokers Jan Jonker,

Siem Dekker, Piet de Boer en Ton Miedema, ondervroeg en hen herinneringen

liet ophalen. Allen komen uit een rokersfamilie en zijn actief of actief geweest

in het rokersvak. Het werd een buitengewoon boeiend verhaal met veel anekdo-

tes waaruit naar voren kwam dat de kwaliteit van de in Monnickendam gerook-

te vis zeer hoog was (en is!) maar dat het leven van de visrokers en de visrookfa-

milies bepaald niet gemakkelijk was. Het was keihard werken onder moeilijke

en zware omstandigheden. Toch werd er met trots teruggezien op dit leven.

Vanwege de terugloop in de visstand in het IJsselmeer, door o.a. het schoner

worden van het water en ook door de strengere Europese regelgeving, zijn er in-

middels niet veel visrokers meer actief in Monnickendam. Dit zou een reden

kunnen zijn om eens serieus na te gaan denken over het gedetailleerd vastleg-

gen van dit belangrijke stuk geschiedenis van Monnickendam!

14

VOM_jaarboek08_JVersl+verg VOM:M'damboek 12-05-2008 16:26 Pagina 14

Page 16: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

15

Warm om het hartMonnickendam en de landbouwkoloniën

Wil Schackmann

In de jaarboeken 2001 en 2002 heeft ds. C.A. E. Groot een rijk gedocumenteerd overzicht gege-

ven van de Monnickendammers die naar de koloniën van de Maatschappij van Weldadig-

heid gingen. Hier ter aanvulling gegevens uit het Drents archief over enkele ‘hoogte punten’

in de relatie tussen Monnickendam en de Maatschappij:

Monnickendammers zijn geen grote eters, ze ‘komen twee dagen toe’ met de voor één dag be-

doelde aardappels, het raadsel van de ‘uitgeperste haring’, een ‘van zijne zuster afge scheiden

meisje’, zodanige verhalen ‘dat het den onderzoeker warm om het hart begon te worden’ en

een geval van overspel.

De armoede in het koninkrijk der Nederlanden is anno 1818 intens. Enkele eeu-

wen eerder waren we – de Gouden Eeuw – verreweg het rijkste land van de hele

wereld. Maar nu is het niks meer. De beter gesitueerden in de steden moeten de

armenkassen van diaconieën en parochies spekken om regelmatige soepbede-

Gezicht op de proefkolonie Frederiksoord vanaf de Vledderweg, circa 1825, getekend door

H. P. Oosterhuis, gegraveerd door D. Sluijter.

VOM_jaarboek08_KOLONIEN:M'damboek 12-05-2008 16:32 Pagina 15

Page 17: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

lingen te laten plaatsvinden en dan nog worden ze de hele tijd lastig gevallen

door paupers die vragen om een betaald karweitje of om een aalmoes. Op het

platteland zwerven groepen ‘nachtbidders’ die half bedelend, half dreigend, de

afgelegen boerderijen afgaan. Er moet wat gebeuren.

De Maatschappij van Weldadigheid vraagt de burgers een stuiver per week

opzij te leggen. Met het zo gevormde kapitaal kunnen arme gezinnen worden

overgebracht naar het nog onontgonnen Drenthe om daar te leren de eigen kost

te verdienen. Het initiatief slaat geweldig aan, wat de Maatschappij ook wel

verwacht had gezien het ‘algemeen erkend weldadig karakter onzer natie’. Alle

kranten maken juichend melding van deze ‘verbroedering’, vanaf kansels wor-

den oproepen gedaan, sympathiserende notabelen laten plakkaten versprei-

den, in de betere buurten gaat men van deur tot deur, heel Nederland wil dat dit

dorp geopend wordt.

Er wordt besloten nog dit jaar ‘over te gaan tot het nemen eener proeve’. In elke

stad of dorp moet een subcommissie van weldadigheid worden opgericht om

de contributies te innen en alvast armen te selecteren die naar Drenthe ge-

stuurd kunnen worden. Na korte tijd meldt ook de subcommissie van weldadigheid

Monnickendam dat zij haar werkzaamheden is begonnen. Zij kan roemen op zo’n

80 contribuanten ter stede. De Maatschappij wil niet met elke subcommissie in

elk gehucht of elke vlek afzonderlijk corresponderen – niet onterecht, want

binnen twee jaar zijn er over de 700 (!) subcommissies van weldadigheid – en

daarom moet Monnickendam ook de contacten tussen de dorpscommissies in

haar regio en de landelijke leiding onderhouden.

Daardoor kan er toch een gezin uit de regio naar de eerste ‘proeve’ van 52 hoe-

ves. Binnen de stad kan men nog geen gegadigden vinden, maar begin juli had

de burgemeester van Monnickendam een briefje ontvangen uit Broek in Water-

land.

‘Nugter en bekwaam’

‘Geachte Neef!’ luidt de aanhef. ‘Volgens afspraak kan ik UE berichten dat Jan

Westerveld gene gen is om met vrouw en kinderen naar de colonie te gaan, alzoo

hij in die provincien is geboren en opgevoed en met de ge steldheid der gronden

is be kend.’ Met dat ‘in de provincien geboren’ wordt gedoeld op de herkomst

van de kandidaat. Jan Westerveld kwam ooit in Oost-Groningen ter wereld

onder de naam Jan Krijns van Slochteren. Toen iedereen in 1811 – hij was inmid-

dels naar Noord-Holland verkast – van Napoleon verplicht een achternaam

moest voeren, werd er moeilijk gedaan over plaatsnamen. Wellicht daarom gaat

hij sindsdien als Jan Cornelis Westerveld door het leven.

16

VOM_jaarboek08_KOLONIEN:M'damboek 12-05-2008 16:32 Pagina 16

Page 18: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

De brief vervolgt met een be-

schrijving van hem en zijn

gezin: ‘Hij is oud 53 jaaren, nug-

ter en be kwaam, verstaat de

bouwe en boerderij, en zijn

vrouw het spinnen; heeft vijf

kinderen waar van de oudste is

14 en de jongste 2 jaaren.’ Hele-

maal op de hoogte van de bedoe-

lingen is men nog niet en men

hoopt dat Monnickendam meer

weet: ‘Zoo UE mij van het een en

ander be treffende deze colonie

nog iets nader weet te berichten,

zul ge hem verplichten.’ En on-

dertekend wordt met: ‘Die de

eer heeft te zijn, UWEdW neef,

Klaas Bakker Harmensz.’

Met de briefdatum van 5 juli

1818 is Jan Westerveld de eerste

in Nederland die als proefkolo-

nist wordt voorgedragen. Het

gezin wordt maandag 26 okto-

ber in Amsterdam opgevangen

in een kazerne ‘aan de Utrecht-

sepoort’. De volgende avond nemen ze gelijk met de kolonistengezinnen uit

Amersfoort, Gorinchem, Leiden en Zaandam het ‘beurtschip’, dat de geregelde

nachtelijke verbinding onderhoudt tussen Amsterdam en het aan de andere

kant van de Zuiderzee gelegen Blokzijl. Daar stappen ze over op een plat vaar-

tuig dat hen door het Steenwijker Diep naar Steenwijk voert. Na overnachting

daar is het nog twee uur op ossewagens over een ongelijk zandpad voor ze als de

eerste vijf kolonistengezinnen op donderdag 29 oktober bij de kolonie zijn. Die

heeft inmiddels een naam: Frederiks-oord, naar de jongste zoon van koning

Willem I.

‘Ik ben nimmer besluiteloos’

Het leuke is dat de Maatschappij van Weldadigheid vanaf de eerste dagen van

haar bestaan een geweldig goed archief heeft bijgehouden. Dankzij dat archief

zijn de gebeurtenissen op en rond de kolonie bijna van dag tot dag te volgen en

17

w a r m o m h e t h a r t

Lijst met in Amsterdam opgevangen kolonisten.

Westerveld is de tweede op de lijst.

VOM_jaarboek08_KOLONIEN:M'damboek 12-05-2008 16:32 Pagina 17

Page 19: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

dat is ook wat ik heb geprobeerd

te doen in mijn boek De proef -

kolonie. Ook op basis van dat ar-

chief heeft de Onstwedder land-

schapsschilder Geert Schreuder

een schildering van de proefko-

lonie gemaakt, zie illustratie.

Het archief berust, met inventa-

risnummer 0186, bij het Drents

Archief in Assen.

Westerveld en alle latere kolo-

nistengezinnen worden bij aan-

komst meteen in de kleren ge-

stoken. Alle kolonisten lopen in

blauwe, uniforme kleding. Daar

zitten twee gedachten achter.

Als mensen nette spulletjes heb-

ben, zullen ze zich automatisch

netjes gaan gedragen. Maar ook:

‘De desertie wordt door eene

herkenbaare soort van kleding moeijelijk gemaakt.’

Alle gezinnen krijgen een hoeve, onder van steen, boven van riet, met een hou-

ten schuur erachter. Eenvoudige huisjes, niet groot, maar onvergelijkbaar beter

dan de armenhuisvesting in de steden. Wie heden ten dage door Frederiksoord

loopt kan nog een boel van die huisjes in hun oorspronkelijke staat zien. Nou ja,

als je het dubbelglas wegdenkt en de centrale verwarming...

De werkweek beslaat zes dagen. Mannen en oudere jongens werken op het land,

vrouwen en de andere kinderen

spinnen wol en vlas. De bedoe-

ling is dat iedereen met zijn

werk niet alleen de eigen kost bij

elkaar scharrelt maar ook de ge-

dane investeringen terugver-

dient, zodat met dat oorspron-

kelijke geld een volgende kolo-

nie gesticht kan worden en nog

een en nog een.

De man achter die ambitieuze

plannen is generaal-majoor Jo-

hannes van den Bosch. Achten-

18

Impressie van Frederiksoord door Geert Schreuder.

Generaal-majoor Johannes van den Bosch.

VOM_jaarboek08_KOLONIEN:M'damboek 12-05-2008 16:32 Pagina 18

Page 20: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

dertig jaar, een self-made man, een charmeur, maar vooral een doener, een aan-

pakker, een wervelwind: ‘Ik ben nimmer besluiteloos en draal nog minder’.

Een lezeres noemt hem op haar website ‘een negentiende-eeuwse variant op wat

we tegenwoordig een ADHD-er zouden noemen’. Dat is misschien wel een beet-

je waar. Maar de Volkskrant schreef: ‘Op de keper beschouwd verdient die man

een monument’. En daar ben ik het ook mee eens, het ging niet altijd fijntjes

maar Johannes van den Bosch probeerde tenminste wat tegen de armoede te

doen.

‘Minder groote eeters’

Typerend voor zijn haast is dat de proefneming al na drie maanden als geslaagd

wordt beoordeeld. De Maatschappij van Weldadigheid wil uitbreiden. Ze heeft

haar begerig oog laten vallen op de budgetten voor de opvang van vondelingen

en weeskinderen, en halverwege 1819 komt zij met een aanbieding die je zou

kunnen omschrijven als drie halen, één betalen. Als een subcommissie zes

wezen op een hoeve zet en zestien jaar 60 gulden per wees betaalt, dan mag zij

gratis twee aangrenzende hoeves vullen met gewone kolonisten. Ook de oude-

19

w a r m o m h e t h a r t

Koloniale kleding vrouwen en kinderen.Koloniale kleding mannen.

VOM_jaarboek08_KOLONIEN:M'damboek 12-05-2008 16:32 Pagina 19

Page 21: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

re mensen die bij de wezen in huis komen om op ze te passen – huisverzorgers

genaamd – kunnen gratis geplaatst worden. En... na zestien jaar zijn die hoeves

eigendom van de subcommissie.

Zestig gulden per wees per jaar is heel wat minder dan de verzorging in een ste-

delijke omgeving kost en Monnickendam hapt toe. Er wordt een contract afge-

sloten voor zes hoeves, dus vier gewone armengezinnen, twee stel huisverzor-

gers en twaalf weeskinderen, wat dus een jaarlijkse betaling van twaalf maal 60

= 720 gulden vergt.

In de eerste maanden van 1820 stampt Johannes van den Bosch op het Steenwij-

kerwouder-Heideveld, in de provincie Overijssel, de nieuwe kolonie Willems-

oord uit de grond. Na voorbereidende ontginningen wordt begin maart de eer-

ste steen gelegd en begin juni is de nederzetting bijna klaar; een van de voorde-

len van die tijd is dat er niet op bouwvergunningen of bestemmingsplannen

gewacht hoeft te worden.

Het maandblad van de Maatschappij meldt: ‘De kolonie no. 3, op het Steenwij-

kerwouder-Heideveld gelegen, grooter dan de twee voorgaande zamen geno-

men, onderscheidt zich, door hare schoone ligging, op eene zeer verhevene

vlakte; een leemachtige zandgrond belooft met den tijd eene goede vermenging

van aarde te zullen opleveren, ten uiterste voor den landbouw geschikt. Hier

was vóór den tienden maart niets gedaan; en thans ziet men langs den weleer

eenzamen hoefweg van Overijssel naar Vriesland, ongeveer ? uur ver, eene dub-

belde rij van zindelijke woningen verrijzen, aan het bovenste einde door een

ruim plein afgebroken, ingesloten door het Direkteurs-huis, en den grond, voor

de spinzaal, school- en onderopzieners-woningen bestemd, welke laatste mede

eerlang voltooid zullen zijn.’

Op 4 juni 1820 meldt Johannes van den Bosch vanuit Steenwijk de aankomst

van de afvaardiging uit Monnickendam (zie voor de namen van de weeskinde-

ren en gezinnen de aan het begin van dit artikel genoemde jaarboeken): ‘De toe-

gezonden huisgezinnen van Kam pen en Monnickedam voldoen wat het phy -

sieke betreft, ook dat der weeskinderen zeer wel. Veele der hoofden zijn met den

veldar beid bekend. Hunne zedelijke geaardheid laat zig zo vroeg niet beoorde-

len. Zij onderschei den zich reeds daarin voornamentlijk van de eerste kolonis-

ten, dat zij minder groote ee ters zijn. Ver scheijdene komen twee dagen toe met

de aardappelen die hun volgens het reglement verstrekt worden.’

‘Met een flesje waarin jenever’

Bij huisverzorgers had de Maatschappij gedacht aan ‘bejaarde echte lieden zon-

der kinderen of brave huismoeders, of bejaarde jonge dochters’. Strikte voor-

waarde is dat ze een bewijs van goed gedrag overleggen. Zulke mensen kan

20

VOM_jaarboek08_KOLONIEN:M'damboek 12-05-2008 16:32 Pagina 20

Page 22: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Monnickendam in de eigen stad niet vinden. Gelukkig heeft de Maatschappij

goede contacten met het Ministerie van Oorlog en kan zij regelmatig beschik-

ken over afgezwaaide militairen. In december 1819 meldt het besluitenlijstje

van de landelijke leiding: ‘Besloten den Heer Direkteur der kol. aanteschrijven,

dat de sergeant Koppens benoemd tot huisverzorger bij de kinderen van

Monni kendam, naar de kol. is opgezonden.’ Enkele dagen later meldt de direc-

teur vam de kolonie ’s mans aankomst, al heeft hij de naam nog niet helder voor

ogen: ‘Ook zijn heden aangekomen de huisverzorgers A. Kock van Wolve ga en

den gepensioneerde sergeant – ik meen Kopping – beide van geene papieren

voorzien.’

Dat was een half jaar voor de Monnickendamse wezen arriveerden, maar blijk-

baar is de ongeveer 43-jarige Jacobus Koppens er even niet als de kinderen aan-

komen, want die 4de juni schrijft Johannes: ‘Bij de wezen van Monnickedam

waren geen huisverzorgers. Ik heb die derhalve bij Ruschman en Egberts inge-

deeld.’ Met ‘Egberts’ bedoelt hij waarschijnlijk ‘Ebert’, het ging toen niet altijd

even nauwkeurig met naamspellingen.

Een week later meldt hij: ‘Harlot en Koppen zijn aangekomen. Zij doen zich

beiden goed voor.’ Voormalig sergeant Koppens krijgt dan inderdaad een aantal

Monnickendamse wezen in huis, maar niet zo heel erg lang. Hij zal een jaar

later van de kolonie weggestuurd worden, want hij ‘heeft zich meermalen

schuldig gemaakt aan het misbruik van sterke drank’ en er zijn berichten dat hij

‘op deze te vrijer wet zoude leven, met de vrouw van den kolonist Olij’. Naar

aanleiding van dat laatste wordt hij in de gaten gehouden en betrapt met ‘de

verdagte vrouw te zamen met een flesje waarin jenever en een glaasje tusschen

bijde’, Of er verder nu zo veel aan de hand was is onbekend, maar je kunt je wel

afvragen of hij de meest geschikte persoon was om weeskinderen op te voeden.

‘Schrijende bij mij gekomen ‘

Met haar twaalf wezen is Monnickendam nog heilig in vergelijking tot het hier-

voor door Johannes van den Bosch genoemde Dordrecht. Dat leegt haar totale

weeshuis en rond deze tijd komt de eerste lading aan. Johannes telt er negenen-

vijftig.Vergezeld van zegge en schrijve één huisverzorger. En alsof dat niet ge-

noeg is, krijgt hij ook nog een briefje uit Amsterdam: ‘Zo even meld mij Ames-

hof dat hij dins dag 120 zielen van Dordrecht mij nog zal toezenden.’ Johannes

heeft de grootst mogelijke problemen met al die loslopende wezen. ‘De duvel is

niet in staat order te houden onder zulk een boel.’

Hij ontdekt dat Monnickendam meer kinderen heeft gezonden dan afgespro-

ken. De stad heeft ook bij de gewone gezinnen ‘twee vreemde kinderen’ inge-

deeld. Hij vindt dat ‘onconstitutioneel’ en als hij er op terugkomt noemt hij het

21

w a r m o m h e t h a r t

VOM_jaarboek08_KOLONIEN:M'damboek 12-05-2008 16:32 Pagina 21

Page 23: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

gedrag van subcommissies ‘reprochabel’, laakbaar. ‘Monnicke dam bijvoorbeeld

heeft aan deszelfs huisgezinnen bestedelingen toegevoegd waar van in een

huisgezin twee dier beide nog te jong zijn voor eenige arbeid. Op deze wijze

heeft zij ons (...) tien wezen aan de hals ge hangen en be taald slechts voor zes.’

Al snel krijgt Johannes greep op de situatie. Hij zet ze aan het werk: ‘Ik heb da-

delijk alle jongens met schop-spaden doen manoeuvreren, in zo verre zij daar

toe groot genoeg waren.’ Volgens hem gaat dat ‘uitnemend’ en een week later

meldt hij tevreden: ‘De jongens werken dat het een liefhebberij is.’

Hij zoekt huisverzorgers uit de directe omgeving, ‘daar er veel menschen zijn in

den omtrek die gaarne in de kolonie worden opgenomen. Ik heb dat lie ver dan

menschen uit Holland gezon den die in het algemeen veel pretentien heb ben en

weinig voor de beschikking van huis verzor gers geschikt zijn.’ Hij wil de wezen

volgens zijn eigen inzichten over de huisverzorgers en de hoeves verspreiden,

maar moet daarbij af en toe pas op de plaats maken. ‘Bij de jongste indeeling

zijn de mees te kinderen schrijende bij mij gekomen, heb ben verzocht te mogen

blijven waar zij zaten. Ik heb hun hier in zo veel mogelijk genoegen gegeven.’

Toch lukt het hem met veel geschuif en geïmproviseer de Monnickendamse

wezen zo in te delen dat ‘in ieder huisgezin ten minste twee personen gevonden

wierden, in staat om op het veld te arbeiden en twee om te spinnen’. Zelf is hij

tevreden: ‘Er zullen weinig huishoudingen gevonden worden, die met het

einde der maand niet hun hemd verdienen.’ Maar met al dat herindelen schept

hij wel problemen voor de toekomst.Welke hoeve is nu van welke subcommis-

sie? Monnickendam zal er nog op terugkomen.

‘Uitgeperste haring’

In het begin van 1822 doet de subcommissie Monnickendam een schenking aan

de koloniën, een ‘lading uitgeperste haring.’ De verantwoordelijke voor trans-

port binnen de Maatschappij vraagt zich af of hij die tegelijk met andere pro-

ducten kan verschepen: ‘Aangaande de verzending der door de subk. geschon-

kene uitgeperste haring, zoude de vraag zijn of dezelve op paardenmest mag

leggen, in welk geval ik een mestschip ge deeltelijk mede kan beladen, en de on-

kosten niet veel meer als 30 st. per last zullen zijn.’ Het is onbekend hoe hij het

oplost, maar wat later meldt de directeur van de kolonie ‘dat de uitgeperste ha-

ring van Monnikendam (...) hier is aangeko men, zullende daar van een doelma-

tig ge bruik worden gemaakt.’

Er zijn van die dingen waar je zo ont-zet-tend nieuwsgierig van kan worden.

Wat in hemelsnaam is uitgeperste haring?? En op welke manier zou je dat ‘doel-

matig’ gebruiken?? Als mest op het land? Door de soep? Je zou denken dat het

22

VOM_jaarboek08_KOLONIEN:M'damboek 12-05-2008 16:32 Pagina 22

Page 24: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

misschien ingewanden van vis zijn, maar dat werd in die tijd meestal ‘visgrom’

genoemd.

De uitgever van De proefkolonie lag er ook wakker van en benaderde het Visse-

rijmuseum in Vlaardingen. Daar trof men een mevrouw die net aan een enorm

dik boek over haring bezig was en die dacht het daarin wel te kunnen vinden.

Dat bleek niet het geval, de archivaris werd er bij gehaald en tenslotte waren

daar diverse mensen door hun uitgebreide documentatie aan het zoeken. Tever-

geefs, uiteindelijk bleek de uitdrukking ‘uitgeperste haring’ nooit eerder of el-

ders gebruikt te zijn. In het boek heb ik er maar van gemaakt: ‘Zo schenkt de

subcommissie van weldadigheid Monnickendam de kolonie iets onbestemds

dat wordt aangeduid als een ‘lading uitgeperste haring’,’ maar de nieuwsgierig-

heid is gebleven.

Inmiddels zijn de subcommissie af en toe minder positieve geluiden uit de ko-

loniën ter ore gekomen. Ze vragen zich af hoe het de Monnickendammers daar

vergaat.

‘Bevooroordeelden’

Mensen die kritiek hebben op haar landbouwkoloniën worden door de Maat-

schappij afgedaan als hetzij ‘onverschilligen’ hetzij ‘partijzuchtigen’ hetzij ‘vol-

strekt-onkundigen’ hetzij ‘bevooroordeelden’. Die laatste groep is volgens haar

het grootst, maar die vooroordelen zullen vanzelf verdwijnen als de mensen die

ze koesteren zelf een kijkje gaan nemen in het welvarende Frederiksoord. En dus

nodigt de Maatschappij onophoudelijk armbestuurders en subcommissieleden

uit om persoonlijk de stand van zaken op de kolonie te onderzoeken. Op die uit-

nodiging komt de secretaris van de subcommissie Monnickendam, pastoor Ber-

nardus Josephus Gerving, terug in een brief dd. 25 juni 1822 aan de landelijke lei-

ding. Die laatste heet de permanente commissie, bestaat uit twee jonge honden

en een eminente grijsaard, respectievelijk Johannes van den Bosch, Jeremias

Faber van Riemsdijk en Paulus van Hemert, en die krijgt te lezen:

‘Komt en ziet! Dit was meermalen de uitnodi gingsleuze der Perm. Kommissie

van Welda digheid, waardoor zij al degenen, ‘die op het bestuur van hare kolonien

iets hadden aante merken of klagten in te leveren wegens een ige daar geplaatste

kolonisten, opriep en uitnoodigde, om zelven te komen zien en onderzoek te

doen naar alles, wat daar plaats heeft. Dit heeft ook ons aangespoord om naar den

staat der van hier daar ge plaatste kolonisten, en inzonderheid naar den toestand

der van hier bij kontrakt derwaarts gezonde ne kinderen met eigen oogen en van

nabij onderzoek te doen. Een namelijk uit ons midden heeft zich derwaarts bege-

ven, en op den 19den dezer al de kolonien van buiten en ook eenige huizen van

binnen vrij nauwkeurig bezien. Voorts heeft hij alle Monnickedam sche kolonis-

23

w a r m o m h e t h a r t

VOM_jaarboek08_KOLONIEN:M'damboek 12-05-2008 16:32 Pagina 23

Page 25: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

ten, die iets te zeggen mogten hebben, tegen den avond bij zich laten ont bieden.’

Die ‘een uit ons midden’ is Gerving zelf en die avondzitting met alle Monnic-

kendammers is hem bepaald niet meegevallen. Integendeel: ‘Hun verhaal lever-

de waarlijk geen schoon tafereel op van den toestand, waarin zij zich bevonden:

het was zoodanig, dat het den onderzoeker warm om het hart begon te worden.’

Er volgt een waslijst van klachten.

Een weesmeisje ‘durft zich naau welijks buiten vertoonen uit hoofde van hare

slechte kleeding’, ook de kleding van een andere wees is ‘niet prijswaardig’, ze

kregen geen ‘bedeeling’ (bijstand) meer maar moesten alles zelf verdienen, wat

niet meeviel omdat zelfs een van de grootste jongens ‘met het kruijen van ’s mor -

gens vroeg tot ’s avonds toe maar 5 stuivers verdienen kan’. De secretaris snapt

het niet: ‘Of krijgen dan de weezen voor de betaald wordende 60 gl. niet anders,

dan dat zij in de kolonien maar wonen en leven mo gen van hetgeen zij bij ande-

ren verdienen kunnen?’

Bij de volwassen kolonisten, die volgens Gerving ‘insgelijks geene geringe klag-

ten hadden intebrengen’, speelt vooral verontwaardiging dat de Maatschappij

voor de ontginning van nieuwe gronden liever arbeiders van buiten inhuurt

dan het aan kolonisten te gunnen. Dat klopt, maar is een gevolg van het hande-

len van subcommissies, incluis Monnickendam. De jongere, sterkere en arbeid-

zamere armen houden ze liever in de stad, als een soort arbeidsreserve voorge-

val de economie weer aantrekt, en naar Drenthe sturen ze vooral die mensen die

ze het liefst uit het straatbeeld zien verdwijnen. De schoen zou Gerving dus pas-

sen, maar hij trekt hem niet aan.

‘Wedervereeniging’

Eén ding raakt de pastoor-secretaris heel in het bijzonder. ‘Hij hoorde onder an-

deren, niet uit éénen, maar uit alle mon den, en hij stond verbaasd, als hij het

hoor de, dat men reeds langer dan een jaar gele den het eene zestal onzer wees-

kinderen uit elkanderen heeft doen gaan, en bij andere kolonisten verdeeld.’

Daardoor werden ze afhankelijk van de ‘genade dier kolonisten die met zich

zelven genoeg te doen hebben’. De hoeve valt blijkbaar helemaal niet meer

onder Monnickendam. ‘Men heeft nog daarenboven, het huis waarin die kinde -

ren voorheen onder het opzigt van huisver zorgers woonden, aan een anderen

kolonist ingeruimd.’

Ook met het ‘ander zestal weezen’ is gerommeld. Daar heeft men ‘een meisje,

Sijtje of Geertje Zwarteveen geheeten, weggeno men, aan een anderen kolonist

overgegeven en in derzelfde plaats een weeskind van elders gekomen, doen op-

volgen.’ De verwarring over de voornaam is begrijpelijk want er zitten twee

meisjes Zwarteveen op de kolonie, Sijtje (nu 13 jaar) en Geertje (nu 8 jaar). Het is

24

VOM_jaarboek08_KOLONIEN:M'damboek 12-05-2008 16:32 Pagina 24

Page 26: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

onduidelijk welk van de twee is verplaatst en door Gerving wordt bedoeld met

‘het aldus van zijne medewee zen en zelfs van zijne zuster afge scheiden meisje’.

Volgens de secretaris is dit allemaal in strijd met het afgesloten contract. ‘Of

blijven den Heeren Regenten van het weeshuis volgens het kontrakt geene

vruchtgebruikers van alle koloniale gronden en huizen, waarvan in het kon -

trakt gesproken wordt, en mag men die dus maar zoo aan anderen inruimen?

En mogen zij, die toch vaders der weeskinderen blijven, niet eens weten, dat

men zulke schikkingen maakt met kinderen, over welke zij nog altoos onder

zeker bepalingen een vrij opzigt behouden?’ Hij verlangt maatregelen.

Standaard is dat zulke brieven van subcommissies door de permanente com-

missie worden doorgestuurd naar de directeur van de kolonie om de klachten te

onderzoeken. Die levert nooit half werk, bijvoorbeeld bij kledingonderzoek:

‘Niet te vreden met het uitwendige heb ik de kleding tot op het bloote ligchaam

nagezien, en zelfs het hemd schoon en zonder de minste verzuiming hersteld

gevonden.’ Even standaard is dat hij daarna rapporteert dat de klachten onte-

recht zijn, wat de permanente commissie dan weer overbrieft aan de subcom-

missie. Zo ook nu, alleen kan dat verhaal over de verplaatste wezen niet ont-

kend worden en daarom neemt Johannes van den Bosch zelf op zich een con-

cept-antwoord te schrijven waarin hij uitlegt waarom die verplaatsingen nodig

waren.

Gerving is heel verbaasd dat de klachten over ontoereikende kleding, geringe

verdienste en arbeiders van buiten allemaal niet zouden kloppen. Hij herhaalt

ze in een volgende brief, maar maakt ook duidelijk dat het eigenlijk niet zo heel

belangrijk is en het hem vooral om één ding gaat. Of zoals het brievenboek van

de permanente commissie het formuleert: ‘met verzoek deze zaak nu niet meer

te vervolgen, en om de 7 bij diversen ingedeelde bestede lingen, tot één huisge-

zin onder huisverzor gers te brengen.’

Het is wederom Johannes van den Bosch die vanuit de kolonie ‘nogmaals heeft

op zich gelieven te ne men, het beantwoorden van den brief des Heeren Sekreta-

ris der subkommissie te Mon nickedam’. De Maatschappij zwicht: ‘terwijl ik het

verlan gen der gedagte subkommissie, om hunnen wezen tot een huisgezin te

herenigen billijk vindende, tragten zal huisverzorgers tot dat einde te beko-

men.’ Voor dat laatste doet Johannes eerst nog een beroep op Monnickendam.

Maar 6 september 1822 maakt die duidelijk dat de Maatschappij het zelf maar

moet oplossen: ‘Op Uwe missive van den 7den aug. moeten wij aan UE berigten

dat wij in deze gemeente geene huisverzorgers voor onze in de kolo nien ver-

deelde weeskinderen vinden kunnen, en laten deze zorg ook nu, als in den

begin ne, aan de Perm. Kommissie over, met drin gend verzoek, dat de weder -

vereeni ging dier kinderen toch zoodra mogelijk plaats moge hebben.’

25

w a r m o m h e t h a r t

VOM_jaarboek08_KOLONIEN:M'damboek 12-05-2008 16:32 Pagina 25

Page 27: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

‘Touw met knopen’

Ook na de ‘wedervereeniging’ van de kinderen zal er nog een hoop gecorrespon-

deerd worden over huisverzorgers tussen Monnickendam en de Maatschappij.

Het is leuk bedacht, maar het systeem blijkt in de praktijk zelden te voldoen.

Achteraf zal de Maatschappij toegeven dat ‘kinderen ingedeelt bij liederlijke

huisgezinnen, in plaats van beter, slechter wierden’. Een Monnickendamse,

Lijsbet of Lijsje Karres, heeft als huisverzorger ‘een verlopen schoolmeester’. In

oktober 1822 wordt hij weggestuurd, want hij had ‘een der bij hem ingedeelde

weesmeisjes met een touw met knopen zodanig geslagen dat rug en armen daar

van geheel blauw waren’. Het valt niet te achterhalen of Lijsbet het slachtoffer

was of een ander meisje.

Het kan ook goed gaan. Over de huisverzorger bij wie de meeste Monnicken-

damse wezen zitten, Johannes Ebert uit Den Haag, is nooit een kwaad woord

vernomen. In 1824 krijgt hij een onderscheiding voor zijn werk, in zijn eigen

woorden ‘ter belooning van iver en vlijt’. En de Monnickendamse wees Hendrik

Meijer schrijft: ‘bevinden mij thans nog ten huize van Jan Ebert, alwaar ik de

minste klagten niet heb in te brengen’.

De door Monnickendam in de begindagen opgezonden gezinnen bevalt het

toch wel zo goed op de kolonie dat ze zich vaak door hun kinderen laten opvol-

gen. De zoon van Jan Jansz Meij heet ook Jan en wordt kolonist als zijn vader er

te oud voor geworden is. De hoeve van Arie van Galen wordt voortgezet door

zoon Johannes Lambertus. Bij de families Vreeling en Groenewoud ligt het iets

ingewikkelder en daarmee wil ik dit artikel besluiten. Ook om te laten zien dat

er op sommige terreinen niets nieuws onder de zon is.

Overspel

Uit akten van de burgerlijke stand waarbij zij over en weer als getuigen optre-

den, blijkt dat de Vreelings en Groenewouds elkaar in Monnickendam al goed

kenden. Ze gaan tegelijk naar Drenthe en wonen vanaf juni 1820 bij elkaar in de

buurt op de kolonie. In 1830 overlijdt vader Groenewoud en in oktober 1839

wendt zijn weduwe zich tot de subcommissie Monnickendam. Ze meldt dat

haar enigste dochter van plan is het huwelijk te treden met een zoon van de ko-

lonist Vreeling en ze vraagt of dat jonge stel in haar plaats kolonist kan worden.

Daar heeft niemand iets tegen. In april 1840 trouwen de 26-jarige Jan Willems

Vreeling en de 30-jarige Neeltje Groenewoud, die gezien het tijdstip waarop

hun kind geboren wordt tijdens de trouwerij al een maandje of drie zwanger is.

De hoeve wordt op hun naam overgeschreven. Maar dan... meldt zich een ander

buurmeisje.

26

VOM_jaarboek08_KOLONIEN:M'damboek 12-05-2008 16:32 Pagina 26

Page 28: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Geertje Atsma is 23 jaar en omdat zij ‘door onzedelijke omgang met den kolo-

nist Jan Vreelink, zich reeds sedert January ll in eenen zwangeren toestand be-

vindt’ komt zij september 1840 voor de koloniale tuchtcolleges. ‘G. Atsma bin-

nen geroepen zijnde, bekent zij haar misdrijf, daarbij te kennen gevende, dat

hij haar, na alvorens haar in die toestand te hebben gebragt, had verlaten, zich

vervolgens had opgehouden met zijne tegenwoordige vrouw Neeltje Groene-

woud, waarmede hij in april jl is gehuwd, en welke zich ook reeds voor het hu-

welijk in eenen zwangeren toestand bevond.’

Natuurlijk moet dan ook Jan Willems Vreeling verschijnen en uit de verslagen

blijkt dat hij vooral staat te schutteren en weinig talent heeft om zich hier uit te

kletsen. Bij de onderzoekscommissie: ‘Daarna komt J. Vreelink binnen, hem de

verklaring van G. Atsma mede deelende ontkend alles, doch het blijkt uit zijne

verwarde antwoorden; en zijn geheel uiterlijk getuigt genoegzaam dat hij zich

wel schuldig gemaakt heeft aan een onzedelijke verkeering.’

En bij het college dat de straffen uitdeelt, vergaat het hem niet beter. ‘J. Vreelink

binnengeroepen zijnde, wil zich verontschuldigen, ofschoon op eene wijze,

waaruit zijne schuld genoeg blijkt.’

Tegen dergelijke escapades treedt de Maatschappij rigoureus op. Jan Willems

Vreeling wordt voor drie jaar ondergebracht in een ‘strafkolonie’, mét Neeltje

Groenewoud en een zoontje dat drie dagen na de tuchtzitting is geboren. Ook

Geertje Atsma wordt daar gedetineerd en bevalt kort daarop van een dochtertje.

En hoewel iedereen wel beter weet, wordt die bij de burgerlijke stand inge-

schreven met de melding ‘vader onbekend’.

Wil Schackmann is schrijver van het boek De proefkolonie, vlijt, vaderlijke tucht en het algemeen

erkend weldadig karakter onzer natie, over de begindagen van de Maatschappij van Weldadigheid,

uitgeverij Mouria, 2006. Net als het boek is ook dit artikel gebaseerd op het archief van de

Maatschappij van Weldadigheid bij het Drents Archief, toegang 0186. Voor dit artikel is met

name de ingekomen post van de permanente commissie gebruikt, de invoernummers 48–73.

Bij het gedeelte over de families Vreeling en Groenewoud is mede gebruik gemaakt van de

gegevens van genealogisch onderzoeker Jan Vreeling en van de verslagen van de Raad van

Politie en Tucht, Drents Archief 0186-1616..

Voor meer informatie: er bestaat een museum gewijd aan de landbouwkoloniën, de Koloniehof

te Frederiksoord.

Enkele nuttige internetadressen: www.drentsarchief.nl – www.mvwfrederiksoord.nl –

www.dekoloniehof.nl – www.deproefkolonie.nl.

27

w a r m o m h e t h a r t

VOM_jaarboek08_KOLONIEN:M'damboek 12-05-2008 16:32 Pagina 27

Page 29: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

28

VOM_jaarboek08_ZAAGMOLEN:M'damboek 12-05-2008 16:38 Pagina 28

Page 30: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

29

De herkomst van Houtzaagmolen ‘De Vriendschap’

J. de Haan/ V. P. Keesmaat

In het jaarboek van de vereniging Oud Monnickendam van 2003 staat een uitge-

breid artikel van de hand van L. Appel met de titel De geschiedenis van houtzaagmo-

len ‘De Vriendschap’.1 Hierin geeft hij aan dat de vroegste aanduiding van de

molen, die toen nog ‘De Bonsem’ heette, voorkomt in een oud belastingboek

van Monnickendam. Vanaf het jaar 1766 moest door Albert van Wallendal belas-

ting worden betaald voor de houtzaagmolen aan de Kloosterdijk. Gegevens

over de herkomst of het bouwjaar van de molen waren verder niet bekend.

Dhr. J. de Haan uit Ilpendam heeft zo’n 20 jaar geleden archiefonderzoek in de

Ilpendamse belastingboeken gedaan. Hierin vond hij destijds gegevens betref-

fende een zeskante houtzaagmolen die in Ilpendam ‘bij de brug aan de Jaag-

weg’ stond. Toen hij kortgeleden het artikel van L. Appel las, ging bij hem een

belletje rinkelen, met name toen zijn oog viel op het jaartal 1766. Hij haalde zijn

oude aantekeningen erbij. Hieruit kwam naar voren dat de zeskante houtzaag-

molen die ooit in Ilpendam stond, op 20 december 1765 aan Albertus Wallendal

was verkocht en vervolgens naar Monnickendam was vervoerd. Afgaande op het

artikel van L. Appel kon het niet anders dan om molen ‘De Vriendschap’ gaan.

Deze bleek voordat hij in Monnickendam terecht kwam dus in Ilpendam te

hebben gestaan!

Deze ontdekking wilde dhr. de Haan niet onthouden aan allen die geïnteres-

seerd zijn in de geschiedenis van houtzaagmolen ‘De Vriendschap’ en daarom

volgen hieronder een aantal letterlijke aantekeningen uit de Ilpendamse belas-

tingboeken. De aantekeningen laten zien hoe de molen eind 17e en begin 18e

eeuw al een aantal keren van eigenaar wisselde. De vroegste datum waarin de

molen wordt genoemd is 1648.

In het boek ‘ Rekeninge van 1647 tot 1648’ wordt vermeld dat ‘Hendrik Jeronimus in

Manelingh d.d. 28 April 1648, verkrijgt een saagmeulen en erf te Ilpendam.’

VOM_jaarboek08_ZAAGMOLEN:M'damboek 12-05-2008 16:38 Pagina 29

Page 31: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

In 1693 wordt de molen door Trijntje Coels aan Gerrit Claesz. Gruijs verkocht.

24-10-1693 Taxatie van de roerende goederen van een Saagmolen tot Ilpendam.

Folio 222-V Taxatie: Op verzoek van Trijntje Coels, weduwe en boedelhoudster van

wijlen Pieter Coel, te Ilpendam en Gerrit Claesz Gruijs te Oostzaan.

Transactie: de roerende goederen van een zaagmolen te Ilpendam; bij de

brug aan de Jaagweg met desselfs schuijt daartoe behorende. f375,-

24-10-1693 Opdracht van de voorschreeven Saagmolen.

Folio 222-V Verkoper: Trijntie Coels, weduwe en boedelhoudster van wijlen Pieter Coel,

te Ilpendam

Koper: Gerrit Claesz Gruijs te Oostzaan.

Transactie: Een Saagmolen met zijn erven en loodsen, schuit, en wat er ver-

der bij is. bij Ilpendam bij de brug aan de Jaagweg. f 800,-

1693 Saagmolen te Ilpendam.

’t Oirconde hebben wij, Schout en Schepenen voort ten versoecke van de

Compt, elck onse zegelen hier beneden aengehangen desen 29 October 1693

Op de Kant der acte staat: Coop contant f 800,-

Gaat af voor roerende goederen volgens de hiervooren staande

Taxatie contant f 375,-

blijft contant f 425,-

In de Oud Rechtelijke Archieven, inventaris nr. 3643 (1686-1694), vinden we ook het

een en ander terug over de verkoop van de molen in 1693 door Trijntje Coels aan

Gerrit Claesz. Gruijs:

Taxatie van de roerende goederen van een zaagmolen te Ilpendam

Wij ondergesz, Schout, Schepenen en Secretaris van de vrije Heerlijkheid van Purmerend

ende Ilpendam, hebben ten versoecke van Trijntie Coels, wed en boedelhoudster van wijlen

Pieter Coel, woonende tot Ilpendam en Gerrit Claesz Gruijs woonende tot Oostzaan, ge-

taxeert de roerende goederen van een Saagmolen staande tot Ilpendam bij de brugh aan de

Jaagweg met desselfs schuijt daartoe behorende, na dat nauw reguard van den inventaris

30

VOM_jaarboek08_ZAAGMOLEN:M'damboek 12-05-2008 16:38 Pagina 30

Page 32: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

derselver goederen hebbende genomen na de juiste waarde op f 375,- enz.

Gedaan 29 October 1693.

Opdraght van de voorz saagmolen.

Wij Olphert Spaniën Schout, Claas Jansz ende Cornelis Claesz Beste Schepenen van Pur-

merlant en de Ilpendam, doen condt dat voor ons compareerde Trijntie Coels, weduwe en

boedelhoudster van wijlen Pieter Coel, woonende tot Ilpendam, de welcke geliede en beken-

de voor haar ende haar erven ofte nacomers vercocht, opgedragen en in vrijen eijgendomme

getransporteerd te hebben, gelijk sij doet mits desen aen Gerrit Claesz Gruijs, woonende tot

Oostzaan. een saagmolen met sijn erve, loodsen, schuijt en verders wat daarbij is, staande

en leggende tot Ilpendam bij de brugh aen de Jaaghweg en de dat voor de somme van

aghthondert Car (Carolus) guldens daarvan sij compt ook bekende als voldaan en wel be-

taald te wesen den laatsten met de eersten penninck, scheldende daeromme de voors molen

ende erven in voegen als vooren mits desen Guijt aen handen voornt belovende deselve te

vrijen ende waaren voor alle nameningen, actiën, opseggen en de oude brieven naar sistan-

tie ende costume onser voors dorpen, onder verbant van haar Compt persoon ende alle haare

goedere ende sonder argh ofte liste.

31

d e h e r k o m s t v a n h o u t z a a g m o l e n ‘ d e v r i e n d s c h a p ’

Detail kaart houtzaagmolen te Ilpendam

VOM_jaarboek08_ZAAGMOLEN:M'damboek 12-05-2008 16:38 Pagina 31

Page 33: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

In 1722 wordt de molen door de weduwe van Gerrit Claesz. Gruijs verkocht aan

Albert Booker en Claesz. Bon uit Oostzaan.

Verkoop van de Zaagmolen te Ilpendam. Inventaris. No 3646

12-09-1722

Folio 25. v. Verkoper: Jan van Keeren uit Oostzaan in opdracht van Wumpje Jans

Weduwe van Gerrit Claesz Gruijs en Guertje Huijgens, weduwe van Claas

Gerritsz Gruijs, beiden te Ilpendam.

Kopers: Albert Booker en Claesz Bon, beide uit Oostzaan

Transactie I: Een zeskante zaagmolen met een woon en zomerhuisje

en haar erven, de houtloodsen, schuur, schuijten huijs,

en alle verdere gereedschappen.

bewesten de Trekweg bij Ilpendam.

Burgemeester Dirk Goud zijn land ten Zuiden

Wouter Ariaensz van der Meer ten Noorden.

Transactie II Een erf met daarop staand wagenhuis in het dorp

Ilpendam.

Cornelis Rinkel ten Zuiden – Adam Thijsz Gorter ten

Noorden

Samen f6200,-

12-09-1722 Hijpotheek op de zaagmolen te Ilpendam. Inventaris no 3646.

Folio 26-R. Hijpotheek: f3100,- ten laste van Albert Booker en

Claesz Bon. Beide uit Oostzaan.

Geldschieter: Wumpje Jans, weduwe van Gerrit Claesz Gruijs en Guurtje Huijgens, we-

duwe van Claas Gerritsz Gruijs beide te Ilpendam.

Onderpand: Een zeskante zaagmolen met een woon en zomerhuisje en haar erven de

houtloodsen, schuur en schuijtenhuis en alle verdere gereedschappen, be-

westen de Trekweg.

Burgemeester Dirk Gout zijn land ten Zuiden

Wouter Ariaensz van der meer ten Noorden.

Bij akte van 12 September 1722 Kochten Claes Bon en Albert Booker, beide

32

VOM_jaarboek08_ZAAGMOLEN:M'damboek 12-05-2008 16:38 Pagina 32

Page 34: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

wonende te Oostzaan de zeskante houtzaagmolen, houtloodsen en erve, als

mede de gereedschappen, volgens inventaris van Wumpje Jans, weduwe

van Gerrit Claes Gruijs en Geurtje Huijgens, weduwe van Claes Gerritsz

Gruijs, beide wonende te Ilpendam

De Koop van dit huis en erf met de molen enz f 6200,-

of de roerende goederen f 1500,-

blijft voorhuis, erf en molen f 4700,-

De inventarislijst vermeldt:

de As, de Kruk, de ramen, de raderen en 11 zeilen, enige Krui en voortouwen

6 zagen Lang 5 1/2 voet

23 zagen Lang 4 1/2 voet geklust.

26 zagen Lang 4 voet

2 nieuwe zagen Lang 4 1/2 voet, ongeklust

2 nieuwe zagen Lang 4 voet.

1 trekzaag, 1 handzaag, 36 hangelse, 4 zetijzers, 8 balkijzers

4 mokers, 1 koevoet, 1 dommekracht, 3 kettinghaken, 1 stropketting

4 kunste, 2 bijlen, 1 dissel, 1 gootdissel, 1 nijptang, 1 beitel, 1 avegaars,

6 balkrammen, 4 tasthaken, 6 lange balkhaken, 1 lange boom, 1 sleij,

2 Houtschuiten met een zeil en hetgeen er bijhoort, 2 jaaglijnen, 1 jeijn,

voorts touwen, vijlen, klossen, wiggen, schotels en houtjes.

33

d e h e r k o m s t v a n h o u t z a a g m o l e n ‘ d e v r i e n d s c h a p ’

Zeskante Houtzaagmolen te Ilpendam 1753

VOM_jaarboek08_ZAAGMOLEN:M'damboek 12-05-2008 16:38 Pagina 33

Page 35: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

In 1731 wordt de molen door Krijn Maartensz Louw gekocht van Albert Bookers

en Jacob Bon. In 1728 had de gemeente Ilpendam verboden dat er op het erf of in

de houtzaagmolen werd gerookt. De molen wordt in 1731 ‘de Jonge Boom’ ge-

noemd. Het lijkt voor de hand te liggen dat de naam ‘De Bonsem’2 hier zijn oor-

sprong vindt. Ook lijkt de naam van de eigenaar Jacob Bon (of Boon) hiermee te

maken te hebben.

13-3-1728 Marijtje Boon bezat 1/4 deel in de Houtzaagmolen tot een bedrag van

f 1000,- blijkens de taxatie van 3 Maart 1728

16-4-1728 In de Vergadering van Bailliuw, schout en Burgemeesteren schepenen en

Vroetschappen van Purmerland en Ilpendam op het Raedhuijs te Purmer-

land gehouden op 16 April 1728 de willekeur aangevuld met een artikel dat

het een ieder verboden werd op het erf of in de Houtzaagmolen te roken.

02-06-1731 2 Juni 1731 kocht Krijn Maartensz Louw de Houtzaagmolen voor f 5850,-

van Albert Bookers en Jacob Bon (of Boon).

2-7-1731 Blijkens taxatie akte van 2 Juli 1731 Liet Gerrit Claesz Bon (of Boon) na de

helft in de zeskantige Houtzaagmolen genaamd ‘de Jonge Boom’

toen de Zoon van B(o)on +/- 1730 op de molen kwam.

02-06-1731 Verkoop van een zaagmolen te Ilpendam. inventaris no 3646

Folio 281-V Verkoper: Albert Booker en Jacob Bon. beide uit Oostzaan.

Koper: Krijn Maartensz Louw. uit Ilpendam

Transactie: Een zeskante zaagmolen bewesten de Trekweg te Ilpendam.

Het land van Burgemeester Dirk Gout ten Zuiden f 5850,-

de Wed van Jan Woutersz van der Meer ten Noorden.

Hijpotheek op een Zaagmolen te Ilpendam.

02-06-1731

Hijpotheek: f 4000,- ten laste van Krijn Maartensz Louw uit Ilpendam.

Folio 282 R

Geldschieter: Mevr: Joanna Hooft vrouwe der Heerlijkheid Purmerland –

Ilpendam.

Onderpand: Een zeskante zaagmolen bewesten de Trekweg bij Ilpendam

34

VOM_jaarboek08_ZAAGMOLEN:M'damboek 12-05-2008 16:38 Pagina 34

Page 36: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Het land van Burgemeester Dirk Gout ten Zuiden

de Wed van Jan Woutersz van der Meer ten Noorden.

In 1765 wordt de molen verkocht door Krijn Louw aan Albertus Wallendal, rege-

rend burgemeester te Monnickendam. De molen wordt vervolgens naar Mon-

nickendam vervoerd.

Verkoop van een Zaagmolen te Ilpendam inverntaris no 3679

20-12-1765

Verkoper: Crijn Louw, uit Ilpendam.

Koper: Albertus Wallendal, (regerend Burgemeester te Monnickendam.)

Transactie: Een zeskante zaagmolen met al zijn gereedschappen alsmede

Loodsen en stalling staande op de molenwerf, de houtschuit, en de hout -

wagen met haar toebehoren en een chais (sjees)

Gelegen tot Ilpendam aan de Jaagweg.

Het land van Willem Gout ten Zuiden

en het huis van de verkoper ten Noorden. f 4000,-

Clausule: De koper zal met toestemming van de Heeren gecommitteer-

de raden, de staten van Holland en West-Friesland, en het Noorder-

Kwartier, de Molen met toebehoren mogen vervoeren van Ilpendam

naar Monnickendam.

Misschien vraagt u zich af hoe zo’n molen vervoerd kon worden? Volgens dhr.

de Haan konden de molens uit die tijd binnen een week tijd gedemonteerd en

daarna dus goed vervoerd worden. Zo werd de Monnickendamse zaagmolen ‘de

Noordstar’, gelegen aan de Noordercingel, in 1799 verkocht door Jacob Teengs

en vervoerd naar Oude Pekela!3

Noten

1 Vereniging Oud Monnickendam, Jaarboek 2003, blz. 92 t/m 992 Zie Jaarboek 1999, blz. 110 en Jaarboek 2003 blz. 93 en 993 Vereniging Oud Monnickendam, Jaarboek 1999, blz. 110/111.

35

d e h e r k o m s t v a n h o u t z a a g m o l e n ‘ d e v r i e n d s c h a p ’

VOM_jaarboek08_ZAAGMOLEN:M'damboek 12-05-2008 16:38 Pagina 35

Page 37: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

36

1. De Faam van de Speeltoren, zoals ze maar door een enkeling wordt gezien.

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 36

Page 38: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

37

Vragen aan de Faam de Speeltoren en zijn geschiedenis tot 1600

i

Henk Verhoef

In 1624 schrijft Constantijn Huygens een aantal lofdichten op de steden en dor-

pen van Holland, die later zullen worden gepubliceerd als Stede-stemmen en Dor-

pen. Het is een prachtige verzameling door de klassieken geïnspireerde, hoogge-

stemde poëzie, die eerder werd beschreven in het Jaarboek 2006.ii Huygens laat

Monnickendam over zichzelf zeggen:

’t Zuyd-Ooste Purmer-end besett ick met den Dam

Die van een Monick-Meer wel eer sijn Doopsel nam.

Meer eertijds, nu niet meer, hoe sien ick uwe baeren

Van baeren ingeslockt? als minder Visschen vaeren

Van die haer meerder zijn? En, vraegh ick ’t oock de faem,

’k En leere geen bescheid van d’ouder baeren naem.

Al vult ghy dan mijn’ Schild, staet buyten halve-Paepen:

Om blijven dat ick ben, behoev’ ick meer als ’t gaepen,

Mijn’ Borgers moeten bey Godsdienstigh zijn en koen;

Hun wel-zijn hanght gelijck aen ‘t Bidden en aen ’t doen.iii

Het gedicht is, zoals de traditie van het stededicht het voorschrijft, een ingewik-

keld spel met woorden, waarin een aantal regels is gewijd aan de naam van de

stad. Hoe het daarmee zat blijft onduidelijk, want de stad komt er niet achter

hoe het Monnikenmeer vroeger heette, ook al vraagt ze het de faam. Dat laatste

is opvallend. De faam wordt nergens anders in de Steden-stemmen en Dorpen ge-

noemd, en heeft hier zelfs een zekere nadruk. Nu hoeven we bij Huygens niet

aan toeval te denken. Kan hij de Faam bedoeld hebben die op de Speeltoren

ieder uur op haar trompet blaast? Mij lijkt zoiets zeker niet onmogelijk: het

beeldje was, toen Huygens het gedicht schreef, nog geen dertig jaar oud, en het

was een opvallend onderdeel van het uur- en speelwerk van de stadstoren, een

modern en prestigieus ensemble in het hart van de stad.

Fama is in de klassieke mythologie de godin van de roem, het gerucht en de ver-

spreider van het nieuws. Als iemand op de hoogte zou moeten zijn, dan was zij

het wel. Maar helaas, de Monnickendammer Faam spreekt niet, en dus komt

Huygens niet verder. Ook wij zouden wel het een en ander aan de Faam te vra-

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 37

Page 39: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

gen hebben, want grote delen van de geschiedenis van de Speeltoren zijn in

duister gehuld. Zou het mogelijk zijn daarin wat meer licht te laten schijnen?

Onderstaand wil ik een bescheiden poging doen. Daarbij wil ik steeds de gege-

vens die we uit de archieven kennen, in verband brengen met de toren en de

klokken zelf. Ik vraag het als het ware de Faam. Maar anders dan Huygens doe

ik dat als beiaardier, bespeler van het wonderlijke instrument dat de Speeltoren

zijn naam gaf, en daarmee vaste bezoeker van haar verblijfplaats – wie weet wil

zij mij toch iets onthullen.

De Beiaard of het carillon, uitvinding van de Lage Landen

Het idee om melodieën op klokken te spelen is al heel oud. Al meer dan 1000

jaar v. Chr. werden voor dat doel in China bellen in reeksen gemaakt. Maar de

beiaard – een instrument dat bestaat uit in een toren opgehangen klokken, die

worden bespeeld door een automatisch speelwerk of met de hand door middel

van een klavier – is een uitvinding van de lage landen. Hier komt de beiaard in

de veertiende en vijftiende eeuw tot ontwikkeling. Daarbij zijn er twee belang-

rijke lijnen.iv

De eerste is die van het zgn. automatisch spel. Nadat aan het eind van de dertiende

eeuw het mechanische uurwerk wordt uitgevonden, maakt de uurwerktech-

niek een snelle ontwikkeling door, en rond 1380 hebben de meeste Nederlandse

steden een uurwerk, dat de of-

ficiële tijd aangeeft. Het is ge-

plaatst in een toren, om de hele

stad te kunnen ‘bestrijken’. Er

zijn nog geen zichtbare wij-

zers; het uursignaal wordt ge-

geven op een klok.v Een mooi

voorbeeld van zo’n klok is de

uurklok van het stadhuis in ’s-

Hertogenbosch, waarvan het

randschrift luidt: ‘Ic heit Maria

d’oercloc [uurklok] / die lude

staen na mi op / ic werd ghes-

claghen van desen werck [= het

uurwerk] / daerom ben ic groet

ende sterc.’ Al in diezelfde tijd

werden hier en daar aan het

uurwerk een paar kleine klok-

jes toegevoegd, om vooraf-

38

2. Illustratie uit een vijtiende-eeuwse Franse be wer -

king van het ‘Horologium Sapientiae’ van Hen ricus

Suso. Het hier getekende uurwerk heeft naast de

uurklok twee kleine klokjes voor de voorslag.

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 38

Page 40: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

gaand aan de uurslag enkele tonen te laten horen. Zo’n signaal – de ‘voorslag’ –

waarschuwde de stadsbewoners dat het uur zou gaan slaan; iets waarvan we de

zin nog altijd goed kunnen begrijpen, want ook wij kunnen nog de ervaring

hebben dat we verrast worden door een slaande klok, zodat we te laat zijn om

het aantal slagen te tellen. In de Nederlanden werden voorslagen vanaf onge-

veer 1450 algemeen. [afbeelding 2] Dikwijls vinden we een getal van vier klok-

jes, een quadrille of quadrillon, de oorsprong van het woord carillon. (Een modern,

en zeker het beroemdste voorbeeld van zo’n quadrillon is natuurlijk de Londense

Big Ben!) In de tweede helft van de vijftiende eeuw werd het aantal klokken van

de voorslag geleidelijk groter, en de toonhoogte kon nauwkeuriger worden be-

paald zodat ze in plaats van een min of meer willekeurig signaal, een melodie

konden laten horen. Rond 1500 is het aantal tonen gegroeid tot zes, en dertig

jaar later hebben veel voorslagen twaalf tot vijftien klokken. Tegen die tijd is

ook het mechanisme waarmee de melodieën worden gespeeld, verfijnd. Er is

een grote metalen cilinder (een ton of trommel) met pennetjes, die via hefbomen

en draden een aantal aan de buitenkant van de klokken aangebrachte hamers in

beweging brengen – ongeveer zoals een moderne speeldoos. De pennetjes van

de trommel zijn verstelbaar, zodat de beiaard van tijd tot tijd een andere melo-

die kan laten horen (beiaardiers spreken over het ‘versteken’ van de trommel; de

melodie heet een ‘versteek’). Hoeveel indruk een dergelijk mechaniek maakte,

blijkt uit een bericht uit 1532, toen in Hoorn ‘het Nieuwe Uyrwerk eerst [begon]

te slaen, ook met sijn halfuyren en quartieren: zijnde ’t selve ... seer constelijck

gewrocht en soo gemaekt, dat men daer alderley Voysen op stellen mogt’.vi En

geen wonder; de speeltrommel is een prachtig systeem, verfijnd en robuust te-

gelijk, dat in de eeuwen erna nog wel werd uitgebreid en vervolmaakt, maar in

wezen tot aan de komst van de computer onveranderd bleef. Naast die van Mon-

nickendam zijn in Nederland nog tientallen oude speeltrommels bewaard en in

gebruik, zoals de beroemde zeventiende-eeuwse trommel op het Koninklijk Pa-

leis te Amsterdam, of die uit de achttiende eeuw in Nijkerk.

De tweede lijn is die van het handspel. In de middeleeuwen werden klokken niet

alleen geluid of aangeslagen, er werd ook op gebeierd. Beieren wil zoveel zeggen

als het tot klinken brengen van een aantal klokken door met een touw de kle-

pels naar de klokkenwand te trekken. Talloze miniaturen laten zien hoe een bei-

erman met touwen aan handen en voeten een aantal klepels bedient, om een rit-

misch spel te laten horen op de klokken. Het luisterrijke effect kwam van pas bij

grote feesten, of intochten en processies.vii In de Oosterse kerk bleef het beieren

de normale manier van klokkenluiden, en wie vandaag de dag in Rusland rond-

reist, kan virtuoos beierwerk tegenkomen. Maar ook in Scandinavië, in Italië of

Portugal wordt hier en daar nog gebeierd.viii Parallel aan de ontwikkeling van

de voorslag zien we dat in onze streken op een zeker moment de beiermannen

39

v r a g e n a a n d e f a a m

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 39

Page 41: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

herkenbare melodieën laten horen. Zo schrijft

de Excellente cronike van Vlaenderen (1531) bij het

jaar 1478:

In desen tijd woonde een Jonckman te Duynkercke, ende

was daer clockluydere, ghenaemt Jan van Bevere, dye

welcke op syne clocken speilde alle maniere van ghestel-

de liedekins, ende alle hymnen, ende sequencien, Kyrie-

leison, ende alle kerckelicke sanghen. Twelcke men daer

te voren noeyt gheoort en hadde, ende was een grote ny-

euwicheyt, ter eeren van Gode.ix

De nieuwigheid kan er heel goed in gelegen

hebben, dat Jan van Bevere een mechaniek had

bedacht om de klokken te bespelen, oftewel een

klavier. Het lijkt er sterk op dat inderdaad in die

tijd in de Zuidelijke Nederlanden de eerste bei-

aardklavieren weren gemaakt. Zekerheid heb-

ben we pas in 1510, toen in Oudenaarde negen

‘weckerkins’ (kleine klokjes) werden voorzien

van een ‘clavier in torrekin om te beyaerden’x –

een klavier dus, en we mogen aannemen dat het

vergelijkbaar is geweest met het nog altijd

gangbare stokkenklavier.

Zo waren rond 1500 het automatisch spel en het

handspel bij elkaar gekomen, waarmee de bei-

aard een echt muziekinstrument was gewor-

den. Een instrument dat, zoals uit het boven-

staande blijkt, zowel carillon, beiaard of klokkenspel mag heten. Ontwikkeld

in het zuiden – het toenmalige culturele zwaartepunt van de Nederlanden –

verspreidde het zich snel in alle delen van de Lage Landen. We hebben nog gege-

vens van een dertigtal beiaarden die tussen 1520 en 1600 voor Noord-Neder-

landse steden zijn gegoten. Naast het al genoemde Hoorn zijn dat bijvoorbeeld

Enkhuizen (1524), Haarlem (1526, 11 klokken), Alkmaar (1536 Kapelkerk, 9; 1541

H. Geesthuis, 11; 1543 Grote Kerk, 9), Zierikzee (1554, 14), Edam (1561, 16), Am-

sterdam (1563 Stadhuis, 13; 1566 Oude Kerk, 13) en Leiden (1585, 14). Zonder twij-

fel zijn er meer beiaarden geweest dan we nog kunnen achterhalen, en het is aan

te nemen er in de Noordelijke Nederlanden rond 1600 een kleine honderd

waren.xi Aan de jaartallen is te zien hoe de beiaard in de zestiende eeuw geleide-

40

3. ‘Recherche de plusieurs singu -

larités’ van Jacques Cellier (1583).

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 40

Page 42: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

lijk aan was gegroeid naar een omvang van veertien tot zestien klokken. Daarbij

is het opvallend dat juist enkele belangrijke steden relatief laat in de rij ver-

schijnen. De reden is dat daar dikwijls voorslagen uit de vijftiende eeuw aanwe-

zig waren, die natuurlijk niet onmiddellijk werden vervangen; een voorbeeld

van de wet van de remmende voorsprong!xii Anderzijds waren er nogal wat

plaatsen waar men het niet bij een enkele beiaard liet. Zo voorzag Middelburg

in 1594 de Abdijtoren van een ‘zeeker accordt van clocken, zoo de geheele ure,

half ure end voorts omme te baeyeren’. Het was ten minste het derde spel dat

Middelburg aanschafte, en het tweede in die stad dat een ‘steekspel’ kreeg, be-

staande uit ‘mannekens ende peerden’.xiii

Het is in deze context dat in de jaren 1590 ook Monnickendam een nieuw caril-

lon kreeg. Een wat uitvoerige schets van die context leek me van belang, om het

Monnickendammer spel beter te kunnen plaatsen. En misschien kunnen we,

door het te vergelijken met andere, een antwoord formuleren op enkele van de

vragen die rond dit spel en de toren waarin het hangt, leven.

De oudste geschiedenis van de

Monnickendammer Speeltoren

Vanaf 1586 spreekt het stadsbe-

stuur van Monnickendam over een

nieuw uurwerk en een nieuwe bei-

aard, op te hangen in de toren van

het stadhuis.xiv Om het spel te kun-

nen ophangen, wordt er in 1591 een

nieuwe houten bekroning op de

bestaande torenromp gezet. [af-

beelding 4] Hoe de toren er tot die

tijd uitzag, wanneer hij eigenlijk

werd gebouwd, en hoe het zat met

dat stadhuis, is even intrigerend als

duister, want er zijn nauwelijks of

geen geschreven bronnen, en het

stadhuis is in 1814 gesloopt. Alge-

meen wordt aangenomen dat het

de oude parochiekerk was, die na

de bouw van de Grote Kerk overbo-

dig werd, en op enig moment in ge-

bruik werd genomen als raadhuis.

41

v r a g e n a a n d e f a a m

4. De Speeltoren vanaf de Middendam, ca. 1990.

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 41

Page 43: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Dat dat vóór de Reformatie moet zijn geweest, blijkt uit de kaarten van Jacob

van Deventer, die het gebouw op de driesprong van Kerkstraat, Noord- en Zui-

deinde rond 1560 aanduidt als ‘Civita domus’.xv Omdat we weten dat met de

bouw van de Grote Kerk kort na 1400 is begonnen, zou de oude kerk, en daar-

mee ook de toren, dateren uit de veertiende eeuw. Appel neemt vervolgens voor

de ingebruikname als stadhuis het jaar 1425 aan.xvi

Vanzelfsprekend moet het veertiende-eeuwse Monnickendam een parochie-

kerk hebben gehad, en het ligt voor de hand dat het een stenen gebouw is ge-

weest, midden in de stad. Zo’n kerk zal georiënteerd zijn geweest, en inderdaad

was het stadhuis een langgerekt gebouw dat in de richting oost-west stond, met

de toren aan de westkant.xvii Dat een stadhuis werd gevestigd in een bestaand

gebouw was in de vijftiende of zestiende eeuw niet ongebruikelijk, zie bijvoor-

beeld de situatie in Hoorn, Amsterdam of Beverwijk.xviii De toren zou al voor die

tijd als stadstoren in gebruik kunnen zijn geweest: er zijn talloze gevallen waar-

in het stadsuurwerk met zijn slagklokken in een centraal gelegen kerktoren

werd geplaatst.

Toch blijven er ook veel vragen onbeantwoord. Voor een parochiekerk, ook van

een klein stadje, was het eenbeukige gebouwtje dat het stadhuis was, wel bij-

42

5. Het middeleeuwse raadhuis van Beverwijk (gesloopt in 1868) was vermoedelijk als gasthuis

gebouwd. Aquarel van De la Chambre, uit 1775.

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 42

Page 44: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

zonder klein. Het was wel langer, maar niet breder dan een gewoon woonhuis.

Het gebouw paste keurig in het regelmatige verkavelingspatroon en aan de

strakke rooilijn van het Noordeinde, en de kaart van Jacob van Deventer sugge-

reert dat dat halverwege de zestiende eeuw ook al zo was. Maar middeleeuwse

kerken stonden vrij, en het is in allerlei gevallen juist opvallend hoe het straten-

en verkavelingspatroon van een stad zich als het ware om zo’n gebouw plooi-

de.xix Hier lijkt het gebouw in een bestaande verkaveling te zijn ingepast. Dat

geldt nog sterker voor de toren, die terzijde van de westgevel is geplaatst, wat

hoe dan ook voor een middeleeuws kerkgebouw ongebruikelijk is. Vreemd is

ook de plaats van de kerk ten oosten van het Noordeinde, dat in de Middeleeu-

wen een zeedijk was.xx Men zou een kerkgebouw verwachten op enige afstand

van die dijk, en in het westen, de landzijde. Dat is dan nog los van de vraag of

het centrum van het veertiende-eeuwse Monnickendam hier eigenlijk wel

lag.xxi Dan is er de verbouwing tot stadhuis. Zoals gezegd weten we dat stadhui-

zen nogal eens in bestaande gebouwen werden ondergebracht, bijvoorbeeld een

groot woonhuis, zoals het Raithuijs van Hoorn, of een gasthuis. Dat laatste ge-

beurde zelfs opvallend vaak: zowel in Amsterdam, Beverwijk [afbeelding 5] als

in Edam.xxii Maar mij is uit de tijd vóór de Reformatie geen geval bekend waarin

er een kerk voor werd gebruikt. Als er al een kerkelijke ruimte werd gebruikt,

was er toch van ontwijding geen sprake, zoals de geschiedenis van het Amster-

damse stadhuis laat zien. Dat werd in 1492 uitgebreid door het naastgelegen St.-

Elisabethgasthuis erbij te trekken. Hoewel de kapel van het gasthuis in gebruik

kwam als vergaderzaal, werd er tot aan de alteratie van 1578 dagelijks een mis

gelezen.xxiii Een kerk in het centrum van Monnickendam zal dus evenmin zijn

ontwijd, maar zo’n dubbelfunctie valt voor het gebouw dat we op de vogel-

vluchtkaart van Blaeu zien – in feite niet meer dan een ruim woonhuis – nauwe-

lijks aan te nemen.xxiv

De moeilijkheid is dat de theorie dat de Speeltoren ooit deel uitmaakte van de

eerste kerk van Monnickendam, steunt op niet meer dan één enkele bron, na-

melijk het rapport uit 1813 over de toestand van het oude raadhuis. Daarin

schrijven de opstellers, Jan Schaap en Pieter Mooij, dat het gebouw ‘ogenschijn-

lijk van de 14e of 15e Eeuw [is] en wel eer tot een Capel of kerk ingerigt.’ Ook

heeft het gebouw ‘oude glazen aan weerzijden, die daerin zijn na kerksgewij-

zen’.xxv Dat is natuurlijk erg vaag; waaraan zagen Schaap en Mooij dat het ge-

bouw ooit een kerk was? En wat betekent het dat de glazen ‘na kerksgewijzen’

zijn? De middeleeuwse ziekenzaal van het Amersfoortse St.-Pietersgasthuis

lijkt ook op een kapel of een kerk, en als met ‘na kerksgewijzen’ wordt bedoeld

dat de ramen spitsbogen of stenen harnassen hadden, dan waren ze niet anders

dan de vensters van De Moriaan in Den Bosch of het raadhuis van Gouda.

43

v r a g e n a a n d e f a a m

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 43

Page 45: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Mij lijkt dat een aantal vragen kan worden opgelost door er eenvoudigweg van

uit te gaan dat het stenen gebouw waarin tot 1814 het stadhuis was gevestigd,

nooit een kerk is geweest. De noodzaak van een vroege datering vervalt dan, en

de eigenaardigheden van de plattegrond, de inpassing in het verkavelingspa-

troon, de aanwezigheid van een toren en zijn plaats terzijde van het huis, laten

zich soepel verklaren. Al die gegevens passen immers niet of nauwelijks bij een

kerkgebouw, maar wel heel goed bij een gemiddeld raad- of stedehuis. Zulke

gebouwen zijn in de Hollandse steden

aan te wijzen vanaf ongeveer 1400, en

rond 1460 hadden ook de kleinste stad-

jes een raadhuis, in de meeste gevallen

een stenen gebouw.xxvi Het Monnicken-

dammer stadhuis voldoet moeiteloos

aan het beeld: een stenen huis met een

langgerekte plattegrond, in lijn met de

overige bebouwing, in het handelscen-

trum van de stad. [afbeelding 6] We

zouden kunnen veronderstellen dat

het uit 1450 dateerde. De toren zal tege-

lijkertijd zijn gebouwd, of, als het huis

al ouder was, zijn toegevoegd op het

moment dat het als stadhuis ging die-

nen. Een toren in de nabijheid van het

stadhuis was immers noodzakelijk om

het officiële uurwerk te kunnen plaat-

sen. En waar geen kerktoren in de

buurt was, werd een stadhuistoren ge-

bouwd. Als de Speeltoren inderdaad als stadstoren is gebouwd, valt niet alleen

de plaatsing naast de voorgevel van het stadhuis, maar ook de positie in het stra-

tenpatroon veel beter te begrijpen: zichtbaar vanuit de drie hoofdstraten van de

stad, op een restruimte in de verkaveling. De parallel met het Amsterdamse

stadhuis is te opvallend om hier niet te noemen. Het is een parallel die nog

terug zal komen.

Met dit alles ligt natuurlijk wel de vraag naar de oudste parochiekerk weer

open. Maar waarom zou die niet op de plaats van de Grote Kerk hebben kunnen

staan? Die kerk staat weliswaar aan de rand van het zestiende-eeuwse Monnic-

kendam, maar het begin van de nederzetting wordt op goede gronden in de

buurt van de Grote Kerk vermoed, en Addy van Overbeeke noemt de Zarken als

mogelijke plaats voor de veertiende-eeuwse voorganger van de sluis in de Mid-

44

6. De Speeltoren en het raadhuis van

Monnickendam, op de vogelvluchtkaart

van Joan Blaeu, na 1660.

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 44

Page 46: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

dendam.xxvii Een eerste parochiekerk kan dus ook wel in die buurt hebben ge-

staan. Maar als het een houten gebouw was, zal het niet eenvoudig zijn er iets

van terug te vinden.

De zestiende eeuw

Wellicht komen er in de toekomst nog gegevens boven water die meer duide-

lijkheid bieden over de geschiedenis van de Speeltoren tot 1500. Tot die tijd

moeten we het doen met veronderstellingen en gissingen. Vastere grond krij-

gen we in de zestiende eeuw. Het het de moeite ook voor die periode de gege-

vens die we hebben nog eens tegen het licht te houden. Zo is er de halfuurklok

van Geert van Wou en Johannes Schonenborch, gegoten in 1513. Het ligt voor de

hand een verband te leggen met de grote stadsbrand, die in dat jaar woedde.xxviii

De Speeltoren, temidden van de houten huizen, kan zwaar beschadigd zijn en

de klokken verwoest. Na de brand zal het opbouwen van de toren, met uurwerk

en klokken, prioriteit hebben gehad. En kennelijk hadden de bestuurders van

Monnickendam kennis van zaken; ze wendden zich tot de beroemdste klokken-

gieter van zijn generatie. De klok verraadt in het randschrift niets over zijn be-

stemming. Het is zelfs een vrij algemeen randschrift, dat past bij een slagklok,

maar ook bij luidklok. De klok zal dus niet specifiek voor Monnickendam gego-

ten zijn, en kan uit voorraad gekocht zijn. xxix Maar zou men het bij een enkele

klok hebben gelaten? Van Wou goot allerlei klokken, en maakte ook een heel

aantal voorslagen, in een tijd dat iedere Hollandse stad wel zo’n serie klokken

in de toren had hangen. Zou het niet denkbaar zijn, of zelfs waarschijnlijk, dat

de Van Wou-klok er oorspronkelijk een was van een serie, laten we zeggen twee

slagklokken en een voorslag van zes kleinere klokken, do-re-mi-fa-sol-la?

De gewone plaats voor een voorslag is bovenin de toren, in een bekroning of een

spits met een opengewerkt gedeelte. Het is een type architectuur dat vooral in

de Noordelijke Nederlanden een rijke ontwikkeling heeft gekend. Al in 1929

bracht Ter Kuile die in verband met de grote verspreiding van voorslagen en

beiaarden, in een studie die nog altijd zijn geldigheid niet heeft verloren.xxx Ter

Kuile ziet het begin van de ontwikkeling in de eerste decennia van de zestiende

eeuw, bij de eenvoudige opengewerkte spitsen van de raadhuistorens in Am-

sterdam, Rotterdam en Schoonhoven. [afbeelding 7] Zulke spitsen zijn tamelijk

algemeen geweest. Een frappant voorbeeld staat trouwens op een steenworp af-

stand van de Speeltoren, in Broek in Waterland. Hoewel niet ouder dan de ze-

ventiende eeuw, suggereert de stijl dat men bij de bouw het model aanhield van

de in 1573 verwoeste toren. Mij lijkt dat ook de Speeltoren tussen 1513 en 1591

zo’n eenvoudige lantaarnspits had. Ik meen zelfs een afbeelding te hebben ge-

45

v r a g e n a a n d e f a a m

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 45

Page 47: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

46

7. Het oude stadhuis van Amsterdam, op een gravure van Claes Jansz. Visscher,

1610. Zowel de toren als de opengewerkte spits dateerden vermoedelijk uit het

midden van de vijftiende eeuw. In de spits zijn de speel- en slagklokken te zien.

De klokken waren uit 1563, maar al voor die tijd zijn er betalingen aan

‘beiermannen’ bekend, zodat wel vaststaat dat er al eerder een beiaard of

voorslag hing.

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 46

Page 48: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

vonden, namelijk op de kaart van de Munnekedammer Ban Binnen Waterlant, gete-

kend door Bartelmieus de Vijl in 1589.xxxi Hoewel schematisch, tekent De Vijl

duidelijk een spits op de Speeltoren, en dat kan niet de huidige zijn, want die

werd pas eind 1590 aanbesteed. [afbeelding 8]

Als in de spits van de Speeltoren inderdaad een voorslag van Van Wou heeft ge-

hangen, dan waren de klokken er al uitgehaald toen Bartelmieus de Vijl hem te-

kende. In 1573 besloot het stadsbestuur namelijk, door de oorlogsomstandighe-

den gedwongen, ‘alle de clocken’ te verkopen. Van het geld legde men ‘twee

hondert gulden’ opzij, en de rest werd ‘van stonden aen [gegeven] om cruyt.’xxxii

Al met al moet er zeker vijfhonderd kilo brons zijn omgesmolten.xxxiii De al ge-

noemde halfuurklok bleef gespaard. Ze heeft de namen IHSUS MARIA IOHAN-

NES, namen die horen bij de grootste klok in een toren, of de laagst klinkende

klok van een serie. Oorspronkelijk zal ze dus als uurklok hebben gefunctio-

neerd. Het ligt ook voor de hand dat juist die klok werd gespaard; men zal de

tijd toch zo duidelijk mogelijk hebben willen blijven aangeven. Ze zal ook als

brandklok hebben gediend, en kon dus niet worden gemist. Ook de luidklok in

de toren van de Grote Kerk moet aan de smeltkroes zijn ontsnapt, ten minste tot

1590, wanneer men besluit om ‘de groote Clock’ door Thomas Both in Utrecht te

laten ‘vergieten’. Dat het gaat om de klok voor de Grote kerk, blijkt uit het feit

dat de kerkmeesters eraan meebetalen, en uit latere gegevens kunnen we aflei-

den dat het werkelijk een grote klok was, van bijna 3.000 kilo. xxxiv

47

v r a g e n a a n d e f a a m

8. Uitsnede uit de kaart van de Monnickendammer ban, getekend door Bartelmieus de Vijl (1589).

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 47

Page 49: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Al met al lijkt het er op dat in 1573

de twee grootste klokken van de

stad werden uitgezonderd, en dat

een aantal kleinere zijn omge-

smolten. Zo gebeurde het trou-

wens in diezelfde tijd op allerlei

plaatsen in het Noorderkwartier;

de klokken werden verkocht, of

gebruikt om geschut te maken,

maar steeds bleef er ten minste

één in de toren hangen.xxxv Het is

een gegeven waaruit niet recht-

streeks de aanwezigheid van een

voorslag in de Speeltoren valt af

te leiden, maar dat er in ieder

geval niet mee in tegenspraak is.

Is er dus ten aanzien van de spits

en de klokken weinig zekerheid,

wat betreft het stadsuurwerk

mogen we veilig aannemen dat

het vanaf 1513 in de Speeltoren

stond. Via een kleine omweg le-

vert de klok van Van Wou daar-

voor een aanwijzing. Ze heeft namelijk wel ooit een klepeloog gehad, maar het

ontbreken van sporen aan de slagring bewijst dat er nooit een klepel in heeft ge-

hangen. De klok is, kortom, altijd slagklok geweest, en dus onderdeel van een

uur- of speelwerk. Omdat we ervan mogen uitgaan dat de klok vanaf het begin

in de Speeltoren heeft gehangen, valt daaruit ook de aanwezigheid van een uur-

werk af te leiden.

Ten slotte is er nog een bouwkundig spoor dat ik in verband zou willen brengen

met deze periode in het bestaan van de Speeltoren. Daarvoor moeten we kijken

naar de blindnissen van de romp. Die zijn aangebracht aan drie kanten, terwijl

de noordkant helemaal vlak is. Dat is goed te begrijpen, want de zuid- en oost-

kant zijn zichtbaar vanaf de Haven en de Middendam, terwijl de noordkant al-

tijd schuilging achter een hoog dak. Maar waarom is de meest zichtbare gevel

van de toren, de westkant, bovenaan vlak? We zouden kunnen denken aan een

verbouwing, want Cornelis Pronk tekent in 1726 wel degelijk een nis op deze

plaats. [afbeelding 9] Maar niets in het muurwerk wijst erop dat hier in de acht-

tiende of negentiende eeuw een nis is uitgevuld, en het is ook niet goed te be-

denken waarom dat dan zou zijn gebeurd. Mij lijkt dat dit vlakke stuk muur

48

9. De bekende prent van Cornelis Pronk, 1726.

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 48

Page 50: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

een spoor kan zijn van het oude uurwerk, dat in 1591 werd vervangen. Als we de

nieuwe torenbekroning uit dat jaar wegdenken, en er een eenvoudige lantaarn-

spits voor in de plaats stellen, is het vlakke stuk gevel aan de westkant namelijk

een uitgelezen plaats voor een wijzerplaat. Zulke wijzerplaten aan buitengevels

zijn in ons land aan te wijzen vanaf het einde van de vijftiende eeuw, en een tijd

lang werd er niet meer dan één aangebracht, op de romp van de toren aan de

kant die het best zichtbaar was.xxxvi [afbeelding 10] Daarbij is interessant dat bij

bestaande torens de wijzerplaat dikwijls gedeelten van blindnissen of vensters

bedekte – zie bijvoorbeeld het Amsterdamse stadhuisxxxvii – terwijl er bij nieu-

we torens in de architectuur rekening mee werd gehouden. Zo bezien kan de

vlakke westkant van de Monnickendammer Speeltoren niet veel ouder zijn dan

de eerste decennia van de zestiende eeuw. Maar moeten we dan het stenen ge-

deelte als geheel ook in die

periode dateren? Dat hoeft

niet, als we in aanmerking

nemen dat, zoals bij de res-

tauratie van 1976 is ontdekt,

het bakstenen gedeelte van

de Speeltoren een buiten-

mantel heeft ter dikte van een

halve steen.xxxviii Zou de toren

na de stadsbrand van 1513

kunnen zijn gerepareerd

door er een mantel omheen te

zetten, en dat men bij die ge-

legenheid het bovendeel van

de westkant vlak heeft ge-

maakt, om een ondergrond te

hebben voor de eerste wijzer-

plaat in de Monnickendam-

mer buitenlucht?

Al met al kom ik op een sce-

nario waarin de Speeltoren,

gebouwd als stadstoren in de

vijftiende eeuw, tijdens de

grote brand van 1513 zwaar

beschadigd raakte. Bij de her-

bouw werd de romp omman-

teld, waarbij rekening ge-

49

v r a g e n a a n d e f a a m

10. Op een schilderij uit 1490 van de Meester van de

Lucialegende heeft de stadstoren van Brugge, het

Belfort, een prominente wijzerplaat. Het is een van de

vroegste afbeeldingen van zo’n buitenwijzerplaat.

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 49

Page 51: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

houden werd met de komst van een

wijzerplaat. Er kwam een nieuw

uurwerk, met twee slagklokken en

een voorslag, gegoten door Geert

van Wou en diens compagnon Jo-

hannes Schonenborch. De voorslag

kwam in een lantaarnspits te han-

gen, vergelijkbaar met die van het

Amsterdamse stadhuis. In 1573 ver-

kocht men noodgedwongen alle

klokken op één na, en tot de komst

van de nieuwe torenbekroning en de

beiaard van Van den Ghein, hing al-

leen de uurklok nog in de spits.

De nieuwe torenbekroning,

het uurwerk en de klokken

De houten torenbekroning en de

klokken van Van den Ghein zijn al

eerder besproken in het jaarverslag

van de Vereniging Oud Monnicken-

dam.xxxix Hier wil ik me beperken tot wat losse zaken, die het beeld kunnen ver-

volledigen. Allereerst is er de bekroning zelf. De al genoemde Ter Kuile heeft op

de verwantschap met de in 1566 gebouwde spits van de Amsterdamse Oude-

kerkstoren gewezen.xl Die zal in Monnickendam inderdaad wel als voorbeeld

hebben gediend, iets wat zichtbaar is aan de manier waarop de lantaarns, de

tussenverdiepinkjes en de bekronende ui zijn vormgegeven. [afbeelding 11] Een

van de opzienbarende vernieuwingen in de Amsterdamse bekroning zijn de

50

11. De torenbekroning van de Amsterdamse

Oude Kerk, het meester werk van Joost

Jansz. Bilhamer uit 1566. Bilhamer slaagde

erin het traditionele gegeven van de

lantaarnspits en de moderne vormentaal

van de Renaissance op een overtuigende

manier samen te brengen. De toren werd

het voorbeeld voor een reeks andere; van de

na volgingen is de Monnickendammer

Speeltoren wel de sierlijkste.

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 50

Page 52: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

vier wijzerplaten, die, in aediculae geplaatst, hier voor het eerst prachtig zijn

geïntegreerd in de architectuur van de spits. Ook dat is in Monnickendam nage-

volgd, vanzelfsprekend op kleinere schaal. Zoals gezegd was het aanbrengen

van 0wijzerplaten aan vier kanten een betrekkelijke nieuwigheid aan het eind

van de zestiende eeuw. En zoals vaker gingen nieuw en oud hand in hand. Want

hoe revolutionair de plaats van de wijzerplaten in het ontwerp voor de Oude

Kerk in dit opzicht ook was, de beschildering ervan bleef tot ver in de zeventien-

de eeuw traditioneel: in het midden een zon met afwisselend rechte en golven-

de stralen, en eromheen een cijferring met gotische cijfers.xli Niet eerder dan het

midden van de zeventiende eeuw komen cijferringen met Romeinse cijfers in

de mode, en dan verdwijnt ook de zon. Maar de kleurigheid blijft, en talloze

schilderijen uit de zeventiende en achttiende eeuw laten zien hoe wijzerplaten

eruit zagen: een zwarte ring, afgebiesd met goud en met gouden cijfers, op een

gekleurde achtergrond. De egaal zwarte platen komen pas in de allerlaatste

jaren van de negentiende eeuw in de mode. Toen dan ook in 2003 de Speeltoren

werd geschilderd, zijn op mijn voorstel de platen kleurig beschilderd. Op grond

van afbeeldingen van torens in Amsterdam en Noord-Holland meende ik dat

voor de achtergrond rood de meest waarschijnlijke kleur was. Pas nadat de wij-

zerplaten waren geschilderd vond ik een schilderij van Cornelis Springer, die de

Speeltoren inderdaad met rode wijzerplaten afbeeldt.xlii [afbeelding 12] Het

schilderij, uit 1882 laat trouwens ook zien dat de houten balustrade en een deel

van het loodwerk van de bekroning waren geschilderd in een zandsteenkleur.

De nieuwe bekroning werd gebouwd in de loop van 1591. Nog diezelfde zomer

gingen de burgemeesters kijken naar een uurwerk dat in Schoonhoven te koop

was, maar ze gingen niet op het aanbod in en bestelden in Delft een nieuw uur-

werk. Een jaar later bleek de uurwerkmaker te zijn overleden. De overeenkomst

werd ontbonden, en de burgemeesters sloten op 4 september 1592 een nieuwe,

met Roeloff Othszn. te Amsterdam.xliii Uit de tekst van de overeenkomst blijkt

dat er al wat onderdelen klaar waren, die mr. Roeloff overnam. Mooi is ook te

zien hoe men rekening hield met de krappe ruimte van de Speeltoren; meteen

na de inleidende zinnen wordt ‘expresselyk geconditioneert dattet werck sal

staen aen twee parthijen, het een bouen t’ander’. Zo kwamen het gaande werk en

de speeltrommel op de tweede verdieping van de toren te staan, en de twee slag-

werken op de verdieping erboven – een unieke oplossing, die ik nog nooit er-

gens anders ben tegengekomen. Mr. Roeloff leverde verder ‘alle appendentien

ende ancleuen’, zoals de hamers voor de klokken en ‘t’clauier voor aende ton

leggende’, dat wil zeggen de rij stalen hefboompjes bij de speeltrommel, die

door de op de trommel gezette stiften in beweging worden gebracht. ‘Ende be-

looffde mr Roeloff dattet heel uijr, ende halff uijr perfectelijck sal slaen voor Al-

derheijligen [1 november] xv c, drie en tnegentich toecomende, ende het Voor-

v r a g e n a a n d e f a a m

51

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 51

Page 53: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

slach sal gemaect wesen int voor Jaere Anno xv c vier en tnegentich’. Opmerke-

lijk is nog dat het contract kennelijk ook buiten Monnickendam bekend was. In

1596 bestelde de stad Utrecht namelijk een nieuw uurwerk voor de Dom bij

Joris Lievensz. in Schoonhoven. Waarschijnlijk was het diezelfde uurwerkma-

ker waar de Monnickendammer burgemeesters in 1591 waren wezen kijken. Lie-

vensz. moest het uurwerk maken ‘in conformite vant besteck tusschen die van

Munnickendam ende den meester [= Roeloff Othsz.]’xliv

De klokken voor de voorslag of beiaard waren besteld bij Thomas Both in

Utrecht, en bleven buiten de opdracht aan mr. Roeloff. De burgemeesters belo-

ven de uurwerkmaker namelijk dat hij niet op de klokken zal hoeven wachten.

52

12. ‘De Waag en de Oude Stadhuistoren te Monnikendam bij zomer’,

schilderij van Cornelis Springer, gedateerd 1882.

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 52

Page 54: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Mochten die onverhoopt toch te laat komen, dan krijgt mr. Roeloff evengoed op

tijd zijn eerste termijn betaald.xlv De clausule bleek niet vergeefs te zijn opgeno-

men, want begin 1595 was er nog geen klok te bekennen. Inmiddels was de klok-

kengieter – l’histoire se repète – al sinds 1593 niet meer in leven. In de zomer van

1595 schrijft zijn zoon Hendrik, die de zaak had overgenomen, een brief waarin

hij erop wees dat hij ‘nu geleden twe Jaere’ bezoek had gehad van ‘eenighe hee-

ren’ uit Monnickendam. xlvi Ze hadden beloofd hem te schrijven en het geld te

betalen dat hij nog van de kerk tegoed had. Sindsdien had hij niets meer ge-

hoord, en nu wilde hij het contract dat destijds met zijn vader was gesloten wel

uitvoeren, maar alleen als Monnickendam ‘hondert daelder’ extra zou betalen,

vanwege de gestegen materiaalprijzen. De burgemeesters doen nog een voor-

stel om eruit te komen, maar uiteindelijk besluit men de overeenkomst te ont-

binden.xlvii

Hendrik Both wilde dus de afspraak die met zijn vader was gemaakt niet zonder

meer nakomen, omdat het materiaal duurder was geworden. Dat is op zich niet

onbegrijpelijk, want de bronsprijs steeg in die jaren inderdaad fors.xlviii Maar

wat had dat bezoek van die ‘heeren’ ermee te maken, en hoe zat het met dat geld

van de kerk? Het is interessant dat we uit de archieven weten dat zo’n bezoek in-

derdaad eind 1592 of begin 1593 kan hebben plaatsgehad. Zoals eerder ter spra-

ke kwam, had Thomas Both in 1590 opdracht gekregen de luidklok van de Grote

Kerk te hergieten. Die was pas in 1592 klaar, en in de vergadering van 21 juli be-

sloot het stadsbestuur de klok te laten halen.xlix De kerkmeesters, die liever he-

lemaal niet hadden willen meebetalen, hebben maar weinig geld in kas; ze ‘sul-

len opbrengen tgeene zij hebben’ en de burgemeesters schieten de rest voor.

Kennelijk is daarmee naderhand toch iets mis gegaan, zodat de klok in 1595 nog

altijd niet volledig was betaald. Intussen liep de bestelling voor de speelklok-

ken toch ook al sinds 1591, want we mogen ervan uitgaan dat de klokken min of

meer tegelijk met het uurwerk werden besteld. Maar terwijl in de vergadering

van 21 juli wel over het uurwerk werd gesproken, kwamen de speelklokken niet

aan de orde. Dat is ook niet onlogisch; de burgemeesters zullen eerst een oplos-

sing hebben willen zoeken voor de levering van het uurwerk, voordat er eventu-

eel nieuwe afspraken over de speelklokken zouden worden gemaakt. Die oplos-

sing was er al enkele weken later, toen op 4 september een nieuw contract met

mr. Roeloff werd gesloten. Op dat moment was het zinnig een nieuwe termijn

te gaan vastleggen voor de levering van de klokken. Het ligt dan ook voor de

hand dat ook daarover tijdens het bezoek aan Hendrik Both is gesproken, en dat

de brief waar hij vervolgens twee jaar vergeefs op wachtte, ermee te maken had.

Terwijl de geschiedenis met de grote luidklok in feite los stond van de opdracht

voor de speelklokken, bracht de gieter ze, niet onbegrijpelijk, met elkaar in ver-

band, en hij gaf de opdracht terug.

53

v r a g e n a a n d e f a a m

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 53

Page 55: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Maar hoe zit het dan met de uurklok in de Speeltoren, ook van Thomas Both?

Minder zwaar dan de klok van de Grote Kerk, is het toch ook een forse verschij-

ning, om en nabij de 2.000 kg. Hoewel daarvan geen archiefstukken bewaard

zijn, meen ik dat die klok in 1591, tegelijkertijd met de nieuwe bekroning in op-

dracht is gegeven, en nog hetzelfde jaar gegoten en afgeleverd. De logica daar-

van is dat de twee grootste klokken, half- en heeluurklok, niet anders dan tege-

lijk met de bouw van de houten constructie kunnen zijn opgehangen – ze kun-

nen immers met geen mogelijkheid tussen de stijlen van de lantaarn door. De

halfuurklok was voorhanden, en de heeluurklok moest dus klaar zijn vóór de

bekroning kon worden opgebouwd. Pas nadat Thomas Both de uurklok had ge-

maakt, begon hij aan de klok van de Grote Kerk, en mede door de moeilijkheden

die daarbij optraden, ging de levering van speelklokken uiteindelijk niet meer

door.

De uurklok van de Speeltoren is de op een na grootste klok die van Thomas Both

bewaard bleef; een prachtige klok met een sonoor geluid. Het lijkt erop dat de

gieter de klok heeft willen aanpassen aan de oude uurklok van Van Wou en

Schonenborch, die nu halfuurklok werd. De diameter van de nieuwe klok is na-

melijk anderhalf keer die van de oude, wat erop wijst dat het interval tussen de

twee klokken een kwint had moeten worden. Maar door het zware ‘profiel’ van

de uurklok is de toon wat hoger. De slagtoon van de uurklok is d1 (bij a1=440

Hz), terwijl de slagtoon van de Van Wou-klok iets boven gis1 ligt. Het mooie

randschrift – O PASSI GRAVIORA DABIT DEUS HIS QUOQUE FINEMl – had

Both eerder gebruikt, bij de beiaard die hij in 1588 voor de stad Vlissingen had

gegoten. Het stadsbestuur van Vlissingen had bepaald dat die regel op iedere

klok moest komen. De Hoornse beiaardier Jurriaan Spruyt vertaalde het in 1750

als: ‘O gij die veel swarigheeden geleden hebt. God zal van deze Uwe elende ook

een eijnde maken’.li Net als de halfuurklok heeft de uurklok wel sporen van een

klepeloog, maar geen sporen aan de slagring, zodat vaststaat dat ook in deze

klok nooit een klepel heeft gehangen. lii

Uiteindelijk werden de speelklokken in Mechelen gegoten door Peter [Peeter]

van den Ghein, telg uit een trots geslacht van klokkengieters en een van de be-

langrijkste vertegenwoordigers van de grote Mechelse traditie. Van den Ghein

levert 15 klokken, met als (klavier-)tonen c (slagtoon a1, 440 Hz), d, e, f, g, a, bes,

b, c1, d1, e1, f1, fis1, g1 en a1.liii Ze zijn, zoals gebruikelijk bij Van den Ghein,

prachtig gedecoreerd met bladmotieven, engelenkopjes, cartouches en medail-

lons. En natuurlijk is er de traditionele letterrand aan de kop van de klok, het

randschrift. Die randschriften zijn de enige bron waaruit we de naam van de

gieter kennen; in de archieven is er niets over te vinden. Maar er is nog meer in

te lezen. Allereerst is het opvallend dat de klokken drie verschillende jaartallen

54

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 54

Page 56: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

hebben: er is een klok uit 1595 (klaviertoon d), een uit 1597 (klaviertoon a1), de

overige zijn uit 1596. De klok uit 1595 heeft naast het randschrift, met de naam

van de gieter en het jaartal, op de flank een variant van een van de meest gang-

bare klok-opschriften: VIVOS VOCO DEFUNCTOS PLANGO FULGURA FRAN-

GO VOX MEA VOX VITE VOCO VOS AD SACRA VENITE. Dat het opschrift zo

algemeen is, maakt het waarschijnlijk dat deze klok, de oudste van de reeks,

niet speciaal voor Monnickendam is gemaakt, maar bij de gieter in voorraad

was op het moment dat het spel werd besteld. Zo niet de grootste klok van de

reeks, klaviertoon c. Die klok heeft op de flank de namen IAN DIRRICK SOEN ·

SIMON HAIT · PIETER CLAESSOEN · IAN SIMON SOEN, een opschrift dat

natuurlijk duidt op een in opdracht gegoten klok. Deze klok is uit 1596, net als

de klokken e tot en met g1. Het lijkt er dus op dat een enkele maanden tevoren

gegoten klok tot uitgangspunt is genomen, die vervolgens werd beschouwd als

tweede klok van de reeks, de d. Er werd een c aan toegevoegd met de namen van

de burgemeesters die de opdracht hadden gegeven, en een aantal kleinere klok-

ken voor de overige tonen. In de reeks die zo tot stand kwam, is de vijfde klok

(met klaviertoon g) een bijzonderheid. Deze heeft als enige een naam gekregen:

PEETER BEN IC VAN PEETER VANDEN GHEIN GHEGOTEN INT IAER ONS

HEEREN MCCCCCLXXXXVI. Bij het begin van het opschrift is onder de rand

een borstbeeld van St. Petrus aangebracht. [afbeelding 13] Een eerbetoon van de

55

v r a g e n a a n d e f a a m

13. Begin van het opschrift van de klok met klaviertoon g, met onder de tekstrand het

borstbeeld van Sint Pieter.

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 55

Page 57: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

gieter aan zijn patroonheilige? De burgemeesters zullen er niet mee hebben ge-

zeten, net zo min als het medaillon op de klok met klaviertoon e, waar de afge-

beelde vorst nauwelijks een ander kan zijn dan Philips II. Dan is er de klok a1,

die uit 1597 is. Ik zou geneigd zijn te denken aan een hergieting. In die tijd was

men wel in staat klokken op toon te gieten, dan wel na het gieten enigszins in

toon te corrigeren, maar de kunst van het klokkenstemmen stond nog in de kin-

derschoenen.liv Het kwam dus dikwijls voor dat een of meer klokken niet goed

in de reeks pasten, en opnieuw moesten worden gegoten. Dat zou met de a1 heel

goed het geval geweest kunnen zijn, zeker omdat bij speelklokken de kleine

klokjes eerder moeilijkheden gaven dan de grote. Ik zou dus geneigd zijn 1596

aan te houden als jaar waarin de beiaard werd voltooid.

Het ruiterspel en de Faam

De Monnickendammer Speeltoren kreeg niet alleen een nieuw uurwerk en een

beiaard, er werd ook een ruiterspel gemaakt. Zulke automatisch bewegende fi-

guren waren in die tijd niet ongewoon. De al genoemde Middelburgse Abdijto-

ren had net een jaar eerder een ruiterspel gekregen, en ze zijn ook te zien in Alk-

maar,’s-Hertogenbosch, Heusden en Zaltbommel. In Middelburg spreken de

archieven over een ‘steekspel’,lv en inderdaad is het de verbeelding van een zo’n

56

14. Een van de ruiters, gezien van binnen uit de toren. Links op de vloer ligt de orgelpijp die het

trompetgeluid geeft.

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 56

Page 58: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

wedstrijd, waarbij twee ridders proberen elkaar uit het zadel te wippen. [afbeel-

ding 14] Maar steekspelen bestonden aan het eind van de zestiende eeuw niet

meer. Misschien moeten we de ruiterspelen dan ook zien als herinnering aan de

kleurrijke wereld van het toernooi, in een tijd dat het oorlogsbedrijf een heel

wat grimmiger gezicht had gekregen.

Veel zeldzamer, en van een wel heel andere afkomst, is de Faam, die al aan het

begin van dit artikel stond. De opvallende verschijning wordt door veel Mon-

nickendammers de ‘engel’ genoemd. Ieder uur blaast ze op haar trompet, om

het aantal uren aan te geven.lvi

Dat de gevleugelde figuur inder-

daad vrouwe Fama voorstelt, is te

zien aan haar onmiskenbaar

vrouwelijke trekken. Het geluid

van de trompet komt van een or-

gelpijp op de bodem van het huis-

je waarin de ruitertjes draaien,

die lucht krijgt uit een kleine

blaasbalg met een ingenieus me-

chaniek. De huidige Faam is ge-

sneden door Klaas Roos in 1984,

als kopie van het beeldje dat

tegen het eind van de negentien-

de eeuw gemaakt moet zijn door

Chris Boerlage, en dat op zijn

beurt wel weer een kopie zal zijn

geweest van een nog ouder exem-

plaar. lvii De Faam van Chris Boer-

lage kreeg bij de restauratie van

de beiaard in 1976 wel een nieuwe

laag verf, maar was in 1983 al in zo slechte staat dat ze van de toren werd gehaald

en geconserveerd. Ze staat nu opgesteld in Museum De Speeltoren, na haar

trompet ten minste vier en een half miljoen maal te hebben opgetild...

Vrouwe Fama is van hoge geboorte, een dochter van Jupiter. [afbeelding 15] Haar

naam betekent in het Latijn roep, gerucht of ook wel reputatie. Ze woont op

hoge plaatsen en torens. Vergilius benadrukt haar twijfelachtige kanten:

Fama, de snelste van alle plagen ter wereld. Bewegelijkheid is haar kracht, die door het

voortgaan vermeerdert. Aanvankelijk klein door vrees, verheft zij zich snel in de lucht en

gaande over de grond bergt zij het hoofd tussen de wolken. Haar heeft eens, zo vertelt men,

57

v r a g e n a a n d e f a a m

15. Vrouwe Fama, getekend door Virgil Solis

(1514-1562).

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 57

Page 59: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Moeder Aarde, in woede ontstoken tegen de goden, als laatste kind gebaard, een zuster van

Coeus en Enceladus; snel zijn haar voeten, vlug haar vleugels, een groot en gruwelijk mon-

ster. Zoveel veren er zijn op haar lijf, zoveel wakende ogen (een wonder om te verhalen)

schuilen daaronder, zoveel tongen en monden praten, zoveel oren spitst zij. ’s Nachts vliegt

zij krijsend door het donker tussen hemel en aarde, niet sluit zij haar ogen in zoete slaap.

Overdag zit zij op wacht op de nok van een dak of op hoge torens; zij verschrikt grote steden,

even verzot op laster en leugen als bereid tot het vertellen van waarheid.lviii

Ook bij Ovidius is haar paleis een plaats waar het niet per se goed toeven is:

Er is een plek die in het midden ligt van zee en aarde

en hemelbanen - een grenspunt van een driegedeeld heelal.

Vandaar wordt alles opgemerkt, hoe ver, hoe afgelegen

dan ook, en holle oorgewelven vangen elk geluid.

Vrouw Fama heerst er in een woonkasteel, dat zij liet bouwen

op ’t hoogste punt, met talloos vele openingen en

duizenden poortingangen, nooit met deuren afgesloten:

het huis is dag en nacht geopend en geheel van brons

dat echoot; alom klinkt het en weerklinkt het en verklankt het

wat het maar hoort. Nooit is er stilte binnen, en nergens rust.

Toch heerst er geen lawaai, ’t is meer geruis van fluisterstemmen,

zoals een golvenzee kan klinken, als je die van ver

beluistert, of zoals de nagalm van een verre donder

wanneer door Jupiter met donkere wolken wordt gedreund.

Binnen zijn volle zalen, schimmig volk, dat in- en uitloopt,

overal rondhangt, duizenden geruchten door elkaar,

valse en ware, die een stroom aan praatjes rond doen waaien.

Een deel van hen vult holle oren met gefluisterd nieuws,

dat dan weer snel wordt doorgegeven met een groeiend aantal

verzinsels; elke nieuwe bron breidt de geruchten uit.

Daar wonen Lichtgelovigheid, het blinde Misverstand,

ijdele Blijdschap en door angst ontketende Paniek,

spontaan Protest en Fluisterpraat van dubieuze afkomst

en dus Vrouw Fama zelf, die al wat zich in lucht, op zee

of aarde afspeelt ziet en nieuws vergaart door heel de wereld. lix

In de Renaissance krijgt vrouwe Fama een wat andere rol. Ze is nog altijd een in-

drukwekkende figuur, maar de nadruk komt meer te liggen op haar functie als

neutrale brenger van het nieuws, zowel het slechte als het goede. In afbeeldin-

gen is ze altijd gevleugeld, en dikwijls heeft ze twee bazuinen bij zich, als aan-

58

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 58

Page 60: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

duiding van het goede en het slechte nieuws. Ze komt vliegend aangesneld, of

staat met een voet op een wereldbol. Prachtige voorbeelden van zulke afbeel-

dingen zijn bijvoorbeeld te vinden in de uitgaven van Sigmund Feyerabend,

een drukker uit het Frankfurt van de late zestiende eeuw, die de Faam – een pas-

send symbool voor een uitgever – had gekozen als merk. [afbeelding 16] Het

spreekt vanzelf dat Fama ook een hoofdstuk kreeg in Cesare Ripa’s De Iconologia,

de beroemde gids waarin kunstenaars konden vinden hoe bepaalde zaken

moesten worden afgebeeld. Het werk verscheen in 1593, en had in heel Europa

tot ver in de achttiende eeuw groot gezag. Volgens Ripa wordt ‘Fama of Ge-

rucht’ afgebeeld als:

Een Vrouwe met een dun kleed, dwars over, tottet midden van de beenen opgeschort, als of zy

luchtigh wilde loopen, hebbende twee groote vleugels, en over al sullen pluymen en oogen,

monden en ooren zijn. Zy hout in de rechter hand een Trompet, gelijckse Virgilius

beschrijft.lx

59

v r a g e n a a n d e f a a m

16. Drukkersmerk van Sigmund Feyerabend, gesneden door Jost Amman, ca. 1580.

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 59

Page 61: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

De trompet, die zien we ook in Monnickendam. Maar de Monnickendammer

Faam heeft bovendien in de linker hand een gebladerde tak, die ook op enkele

van Feyerabends drukkersmerken te zien is. Om de verklaring van dat attribuut

te vinden moeten we Ripa nog wat verder volgen. Nadat hij dezelfde verzen uit

Vergilius’ Aeneis heeft geciteerd die ook boven zijn aangehaald, beschrijft hij

een aantal meer gespecialiseerde gedaanten van de godin, waaronder ‘Fama

Buona, een goed Gerucht of Naem’ en ‘Fama cattiva, de snoode Faeme’. De eerste

wordt afgebeeld als:

Een vrouwe met een Trompet in de rechter hand, en in de slincker een Olijftack, hebbende

aen den hals een goude keeten, alwaer een Hart aenhanght, hebbende witte vleugels aen de

schouderen. Het Trompet bediet het gemeen geroep dat door de ooren van de Menschen ge-

spreyt wort. De Olijftack bediet de goedheyt van ‘t Geruchte, en d’oprechtigheyt van een ver-

maert Man, door treffelijcke wercken: want de Olijftack mette vruchten wort altijd ten

goede genomen. Want de H. Schriftuyre spreeckende van de Olijf, verstaende Christum,

seght, u Naem is als uytgestorte Oly . En David seght van de Olijven, zy is als een vruchtba-

ere Wijnstock in ‘t huys des Heeren: en door dese oorsaecke plachten oock de Oude haeren Iu-

piter met Olijftacken te kroonen, versierende dat hy de aldergoedste en aldervolmaeckste

was. Het hangende Hart aen den hals, bediet gelijck Orus Apollo seght het Gerucht of goede

Naem van een vroom Man. De witte vleugels bedieden de suyverheyd en snelligheyd van een

goede faeme.lxi

Zo begrijpen we dat de tak een olijftak moet zijn, maar ook dat we in Monnic-

kendam te maken hebben met een goedaardig wezen. Geen schrikgodin, maar

een trouwe bode van het uur, en een verkondigster van de goede naam van de

stad en haar bestuurders. Dat mochten we ook eigenlijk wel verwachten – de

Monnickendammer burgemeesters zullen hun klassieken te goed hebben ge-

kend om zich op zo’n belangrijk punt te vergissen.

Het is jammer dat de oorspronkelijke Faam niet is bewaard. We zouden kunnen

vermoeden dat het verfijnder gesneden is geweest dan het sympathieke, maar

eenvoudige beeldje in het museum. Het snijwerk zou geleken kunnen hebben

op dat van de ruitertjes, die voor het grootste gedeelte oud lijken te zijn. Ook

moeten we nu gissen hoe de Faam beschilderd was. Zouden bijvoorbeeld de

vleugels ogen hebben gehad, of waren ze wit geschilderd? Bij de laatste schil-

derbeurt zijn de aangetroffen kleuren gehandhaafd. Het is een voor de hand lig-

gende kleurstelling, die heel goed terug kan gaan tot de oorspronkelijke. Wel-

licht dat het beeldje in het museum nog eens precies kan worden onderzocht.

60

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 60

Page 62: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

De oudste beiaard ter wereld

In Huygens’ lange leven maakte hij mee hoe de kunst van het klokkenstemmen

door de gebroeders Hemony werd geperfectioneerd. Was de beiaard van Mon-

nickendam toen hij zijn Stede-stemmen en Dorpen schreef nog een modern instru-

ment, aan het eind van zijn leven hadden de Hemony’s een nieuwe standaard

gezet. Hun klokken waren van een ongekende zuiverheid, en van een kwaliteit

die sindsdien wel is benaderd, maar nooit overtroffen. Het was dus niet meer

dan een vanzelfsprekende vooruitgang toen tientallen steden hun klokken

ruilden voor nieuwe. Ook in Monnickendam zijn er plannen geweest voor een

nieuw spel, maar er was uiteindelijk geen geld voor.lxii Zo bleef op meer plaat-

sen een carillon uit de zestiende of het begin van de zeventiende eeuw bewaard,

en aan het begin van de twintigste eeuw waren er nog een achttal over, waaron-

der Zierikzee, Edam, Heusden en Oudewater. In het licht van de latere ontwik-

kelingen in de beiaardkunst hadden ze dan misschien wel wat van hun glans

verloren, maar het waren toch getuigen van een periode van anderhalve eeuw,

waarin die kunst tot ontwikkeling kwam en een eerste grote bloei doormaakte.

Het is dan ook niet goed te begrijpen waarom ze in de twintigste eeuw alsnog

het veld moesten ruimen, St. Maartensdijk nog in 1981!lxiii Alleen in Monnicken-

dam bleef het ensemble volledig intact: het uurwerk met de speeltrommel en de

slagwerken, de klokken, die behalve door de trommel ook met de hand kunnen

worden bespeeld, alles op de oorspronkelijke plaats, in de toren die vanaf de

zestiende eeuw nooit is gewijzigd. Weliswaar is er van tijd tot tijd gerepareerd,

en af en toe werd een enkel onderdeel van het uurwerk vervangen. Bij een res-

tauratie in 1927 voegde men twee klokjes toe met klaviertonen b1 en c2 (M. de

Haze, 1687).lxiv Al eerder was de poortklok, afkomstig van het oude stadhuis,

aan de noordmuur van de toren gehangen. Maar verdwenen is er niets, en zo is

Monnickendam de enige stad waar we ons nog een idee kunnen vormen over de

eerste bloeiperiode van de beiaardkunst. Over de oorsprong van de naam Mon-

nickendam mag de Faam dan zwijgzaam zijn gebleven, ze verkondigt met

reden de roem van haar Speeltoren, de toren met de oudste beiaard ter wereld.

noten

i Dit artikel is een vervolg op een lezing die ik in januari 2008 voor de Vereniging Oud Monnic-

kendam hield.ii A. VAN OVERBEEKE ‘Monnickendam in de Stedenatlas, gerijmd en ongerijmd’ in Jaarboek

van de Vereniging Oud Monnickendam 2006, p. 67-78.iii Geciteerd naar de uitgave door C.W. DE KRUYTER (Zutphen 1981).iv Over de ontwikkeling van de beiaardkunst A. LEHR, Van paardebel tot speelklok, de geschiedenis

61

v r a g e n a a n d e f a a m

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 61

Page 63: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

van de klokgietkunst in de Lage Landen (Zaltbommel 1981); A. LEHR e.a., Beiaardkunst in de Lage Lan-

den (Tielt 1991); en G. HUYBENS e.a., Beiaarden en torens in België (Gent 1994).v Zie voor de geschiedenis van uurwerken en stadstorens G. DOHRN-VAN ROSSUM, Die Ge-

schichte der Stunde, Uhren und moderne Zeitordnungen (Wien 1992).vi Geciteerd naar C. J. STINS, Geschiedenis van Hoorns klokken en beiaarden (Hoorn 1946), p. 9.vii Onder andere beschreven door Commelin en Velius, geciteerd in Stins [n. 6], p. 10.viii Lehr 1991 [n. 4] , p. 90 e.v.ix Geciteerd naar Lehr 1991 [n. 4] , p. 94.x Door alle schrijvers over de beiaard geciteerd, o.a. Lehr 1981 [n. 4], p. 163.xi Lehr 1981 [n. 4], p. 167.xii Zie bijvoorbeeld Amsterdam, waar vanaf het begin van de zestiende eeuw van een ‘beyer-

man’ sprake is. B. BIJTELAAR, De Zingende Torens van Amsterdam (Amsterdam 1947), p. 56-57.

Overigens is in de periode erna lang niet altijd duidelijk of er nu wel of geen klavier is, omdat

in beide gevallen de naam ‘beyerman’ kon worden gebruikt. Pas het zeventiende-eeuwse ‘kloc-

kenist’ is ondubbelzinnig. Zie bijvoorbeeld de stukken uit Hoorn in C. VLAM en A. VENTE

(ed.) Bouwstenen voor een geschiedenis der toonkunst in de Nederlanden (Utrecht 1965), p. 115 e.v.xiii A. LOOSJES, De torenmuziek in de Nederlanden (Amsterdam z.j. [1916]), p. 130.xiv Zie ook ‘Restauratie Speeltoren’ in Jaarverslag Vereniging Oud Monnickendam 1976, p. 30-32; L.

APPEL, ‘De geschiedenis van de raadhuizen en de speeltoren in Monnickendam’ in Jaarverslag

Vereniging Oud Monnickendam 1987, p. 23-67; P. STOFFELS, ‘Het carillon’ in Jaarboek Vereniging Oud

Monnickendam 2001, p. 196-199. Waardevol, en onmisbaar vanwege de nauwgezette transcripties

van de relevante stukken zijn G. VERLOOP, Rondom het grote orgel van Monnickendam I (Schagen

2002) en G. VERLOOP, Rondom het grote orgel van Monnickendam II (Schagen 2003).xv Appel 1987 [n. 14], p. 30.xvi Appel 1987 [n. 14], p. 23-65.xvii Appel 1987 [n. 14], p. 30 lijkt dit tegen te spreken, maar in de passage over de oriëntering

wordt niet duidelijk wat hij precies bedoelt.xviii C. BOSCHMA-AARNOUDSE, Renaissance-raadhuizen boven het IJ (Zutphen 1992).xix Zie bijvoorbeeld de Amsterdamse Oude Kerk; significant is ook de Nieuwezijds Kapel, die

juist begon als een niet-vrijstaand woonhuis, en duidelijk laat zien hoe in de veertiende en vijf-

tiende eeuw een stratenpatroon zich aanpaste aan een kerk, in plaats van omgekeerd. xx A. VAN OVERBEEKE, Monnickendam in Waterland, landschap en stadsbeeld vanaf de Middeleeuwen

(Utrecht 2005), p. 41. xxi De sluis waarvan in 1316 sprake is lag in ieder geval niet op de plaats van de Middendam, zie

Van Overbeeke 2005 [n. 20], p. 42-43.xxii Boschma-Aarnoudse [n. 18].xxiii W. F. H. OLDEWELT, ‘Amsterdams oudste raadhuis’ in Jaarboek Amstelodamum 28 (1931), p.

13-28.xxiv Een zekere gelijkenis met het Monnickendammer raadhuis had wel de St.-Jacobskapel in

Amsterdam, met name na de verbouwing tot woonhuis, toen de koorpartij was vervangen door

62

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 62

Page 64: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

een rechte achtergevel, maar de dakruiter was blijven staan. In die toestand is de kapel onder

andere op de vogelvluchtkaart van Balthasar Florisz. van Berckenrode (1625) te zien. Het feit

dat het gebouw in de huizenrij was opgenomen en aan de zeezijde van de Nieuwendijk stond

(en niet was georienteerd!), moet m.i. worden gezien als consequentie van de relatief late aan-

leg (1435) en de bescheiden positie van deze min of meer particuliere stichting in het kerkelijk

leven van de stad; zie M. CARASSO-KOK (red.), Geschiedenis van Amsterdam I, tot 1578, een stad uit

het niets (Nijmegen 2004). Die gegevens maken de St.-Jacobskapel fundamenteel verschillend

van de veronderstelde Monnickendammer ‘Kleine Kerk’, zodat de gelijkenis tussen de beide

gebouwen niet voldoende is om ook voor het raadhuis een kerkelijk verleden aannemelijk te

maken.xxv L. APPEL, ‘Iets voor de opgravingscommissie?’ in Jaarverslag Vereniging Oud Monnickendam

1978. De door Appel van een apart blaadje overgenomen maten van het gebouw – ‘130 voet

breedtje van voren en agteren 250 voet diepte van voren tot agteren’ – zijn niet te begrijpen.xxvi Boschma-Aarnoudse [n. 18].xxvii Van Overbeeke 2005 [n. 20], p. 42-43; en Van Overbeeke 2006 [n. 2], p. 76.xxviii Verloop 2002 [n. 14] noemt dit verband, zonder er consequenties aan te verbinden. Over

het jaar van de brand bestaat trouwens geen overeenstemming. Van Overbeeke 2005 [n. 20], p.

55 geeft 1514, maar in de eerste versie, A. VAN OVERBEEKE Monnickendam in Waterland (Utrecht

1988), p. 49, is dat nog 1513. Voor ons doel is het onderscheid niet wezenlijk, en hier is 1513 aan-

gehouden, het jaar van de halfuurklok.xxix Zie voor dit randschrift Stoffels 2001 [n. 14].xxx E. H. TER KUILE, De houten torenbekroningen in de Noordelijke Nederlanden (Leiden 1929).xxxi Afgebeeld in Van Overbeeke 1988 [n. 28], p. 16. Dezelfde afbeelding in de heruitgave, Van

Overbeeke 2005 [n. 20], p. 17 in kleur. xxxii Verloop 2002 [n. 14], p. 80-81 n. 46.xxxiii De prijs van brons steeg in de tweede helft van de zestiende eeuw fors. In Hoorn kreeg

men in 1569 ƒ 15,- voor honderd pond klokkenbrons, maar in 1594 rekende Hendrik Both voor

een nieuwe klok al ƒ 46,-, terwijl hij klokken innam voor ƒ 30,- per honderd pond. Vlam en

Vente [n. 12], p. 117 en 204; en A. LEHR, De prijs door de eeuwen heen van klokken, geschut en bronzen

beelden (Beiaardmuseum Asten, z.j.). Als we voor 1573 ƒ 20,- aannemen, staat ƒ 200,- voor 1.000

pond ingenomen brons.xxxiv De klok werd, nadat ze was gebarsten, in 1636 hergoten door de Enkhuizer gieter Evert

Splinter. Verloop 2002 [n. 14], p. 28 en p. 66-70.xxxv Alkmaar al in 1572, zie C.W. BRUINVIS, Hoe de Alkmaarsche Waagtoren zijn Klokkenspel bekomen

heeft (Alkmaar 1889), p. 22; andere plaatsen in Noord-Holland in 1573, zie Stins [n. 6], p. 12-13.xxxvi G. ROOSEGAARDE BISSCHOP, ‘Wijzerplaten aan oude gebouwen’ in Bulletin K. N.O. B. 64

(1965), p. 142-158.xxxvii Zie de vele afbeeldingen van dit gebouw; een vergelijkbare oversnijding is te zien bij de

behuizing van het Monnickendammer ruiterspel, dat de top van de blindnis aan de zuidkant

van de Speeltoren bedekt, waaruit kan worden afgeleid dat de nis ouder is dan 1591.

63

v r a g e n a a n d e f a a m

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 63

Page 65: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

xxxviii Volgens een aantekening in het Jaarverslag 1976 [n. 14], p. 32 is de mantel in 1928 aange-

bracht, als vervanger van een mantel die rond 1860 in een ‘niet passende steensoort’ zou zijn

aangebracht. Maar waarop dit is gebaseerd, blijft onduidelijk. Foto’s uit de eerste jaren van de

twintigste eeuw laten zien dat de stenen buitenkant van de toren tot in de kleinste details ge-

lijk is aan de huidige, zo bijvoorbeeld in Loosjes [n. 13]. De buitenste laag kan dus niet uit 1928

dateren, en van een ‘niet passende steensoort’ is al helemaal geen sprake.xxxix Zie noot 14.xl Ter Kuile [n. 30].xli Te zien bij Claes Jansz. Visscher (ca. 1612), maar ook nog bij Pieter Hendrik Schut (ca. 1660);

beide afgebeeld in H. JANSE, De Oude Kerk te Amsterdam, Bouwgeschiedenis en restauratie (Zwolle

2004).xlii Afgebeeld in W. LAANSTRA, Cornelis Springer, Geschilderde Steden (Amsterdam 1994), p. 90.xliii Zie voor transcripties van de stukken Verloop 2002 [n. 14], p. 28 e.v. Overigens is, anders dan

Verloop meent, de uurwerkmaker die in de op p. 31 geciteerde overeenkomst van 17 augustus

1592 wordt genoemd, natuurlijk niet Roelof Othsz. De ‘questie’ die men wil ‘slechten ende aff

maecken’ kan immers geen andere zijn dan de overeenkomst met de inmiddels overleden

meester. Pas nadat dat is gebeurd, komt er een nieuwe aanbesteding, waartoe op 29 augustus

wordt besloten. Er is dus ook geen reden om, zoals Verloop doet (p. 81 n. 5), de juistheid van de

eerstgenoemde datum in twijfel te trekken.xliv D. VAN DEN HUL, Klokkenkunst te Utrecht tot 1700 (Utrecht 1982), p. 114.xlv Verloop 2002 [n. 14], p. 32 leest het omgekeerde in het contract, dat m.i. toch duidelijk ge-

noeg is. Ook kunnen de klokken niet, zoals Verloop meent, bij de 8.000 pond zijn inbegrepen.

Het gewicht van brons werd nooit zomaar bij dat van ijzer opgeteld, omdat de prijs van brons

niet dezelfde was al die van ijzer. Bovendien is het gewicht van 8.000 pond (nog geen 4.000 kg)

niet voldoende voor het uurwerk én de vijftien speelklokken, die op zich al ruim 2.100 kg

wegen.xlvi Verloop 2002 [n. 14], p. 31-32. Anders dan Verloop lees ik in de brief niets over ernstige finan-

ciële problemen.xlvii Ook hier lees ik iets anders dan Verloop 2002 [n. 14], p. 32. De burgemeesters besluiten hele-

maal niet ‘tot een resoluut einde van de relatie’. Eerst bieden ze Hendrik Both de 100 daalders,

met daarbij de voorwaarde dat ze de nog uitstaande vordering mogen beschouwen als borg

voor de levering van de speelklokken. Gezien het vervolg heeft Both dat aanbod afgewezen.xlviii Zie noot 33.xlix Verloop 2002 [n. 14], p. 28 e.v.l Zie Stoffels 2001 [n. 14].li J. SPRUYT, Opschriften der klokken in Noordt-Hollandt (manuscript ca. 1750, Gemeente-archief

Hoorn) geeft dit opschrift bij de beschrijving van Kwadijk, waar een klok uit de Vlissingse bei-

aard was terechtgekomen. Zie ook Klokken en Klokkengieters, bijdragen tot de Campanologie (Culem-

borg 1963, Historische Commissie van de Nederlandse Klokkenspel-Vereniging), p. 274.lii Verloop 2003 [n. 14], p. 42 noemt een resolutie uit 1717, waaruit zou blijken dat de klok kon

64

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 64

Page 66: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

worden geluid, iets wat om allerlei redenen ondenkbaar is en alleen al op grond van de beperk-

te ruimte in het torentje kan worden uitgesloten. ‘Luijden’ moet hier vanzelfsprekend in de

oude betekenis van ‘klinken’ worden begrepen; de ‘tongh’ is de slaghamer.liii Er is geen standaardgrootte voor beiaardklokken. In de zestiende en zeventiende eeuw

wordt de grootste speelklok aan de laagste c van het klavier gekoppeld. Die c kan dus op ver-

schillende toonhoogtes klinken, vandaar de gewoonte om bij beschrijvingen van beiaarden de

‘absolute’ toon van de laagste klok toe te voegen. Voor het muzikale gebruik van een klok heeft

de absolute toon minder betekenis dan de toets waaraan ze is gekoppeld, en daarom is hier

steeds uitgegaan van de ‘klaviertonen’.liv Het stemmen van klokken is een complex onderwerp, en het zou te ver voeren het hier te be-

handelen. In het algemeen houden de handboeken het erop dat de kunst van het klokkenstem-

men zo ongeveer vanuit het niets is uitgevonden door de gebroeders Hemony. Doordat er nau-

welijks (speel-)klokken van vóór de Hemony’s zijn bewaard, is ook bijna niet meer na te gaan

hoe er in die tijd werd gestemd, en in hoeverre dat succesvol was. De stemsporen aan de klok-

ken van Monnickendam zijn dus wel bijzonder belangrijk; een buitengewoon interessante ma-

terie, die een apart artikel verdient. lv Zie noot 13.lvi De Alkmaarse Waagtoren heeft een trompetter. Het is daar een soldaat, en hij blaast niet een

enkele toon, maar een melodietje. Voor het geluid is in de toren, achter zijn rug, een klein or-

geltje aangebracht. Een Faam als onderdeel van een automatisch spel is, voor zover ik weet, al-

leen in Monnickendam te vinden.lvii Mededeling van mevr. Bart-Boerlage, geciteerd in een brief van de Technische Dienst Kring

Monnickendam aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te Zeist dd. 18-11-1983.lviii VERGILIUS, Aeneis IV: 173-188; vertaling M.A. Schwartz.lix OVIDIUS, Metamorphosen XII: 39-63; vertaling M. d’Hane-Scheltema.lx C. RIPA, De Iconologia (Rome 1593); Nederlandse vertaling door D. P. Pers (Amsterdam 1644).lxi Zie noot 60.lxii Verloop 2003 [n. 14], p. 37 e.v.lxiii Ouder dan Monnickendam waren alleen Zierikzee en Edam. In beide gevallen is de band

met de geschiedenis doorgesneden. De klokken van Zierikzee (1550-1554) hangen niet meer op

de oorspronkelijke locatie, en bovendien zijn ze uitsluitend nog automatisch bespeelbaar; men

kan dan ook niet langer spreken van een beiaard, omdat dat woord de mogelijkheid van hand-

spel veronderstelt. In de Speeltoren van Edam hangen nog vier (volgens andere berichten nog

één) van de zestien klokken uit 1561, zij het omgestemd; de overige van de in totaal 37(!) klok-

ken van de beiaard zijn uit 1970. Zie H. VERHOEF.

65

v r a g e n a a n d e f a a m

VOM_jaarboek08_SPEELTOREN:M'damboek 12-05-2008 16:47 Pagina 65

Page 67: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

66

Portret van Pieter Florisz.

Afbeelding opgenomen in Geeraerd

Brandts Historie der vermaerde Zee- en

Koopstadt Enkhuisen, tweede druk 1747

(collectie Waterlands Archief).

In 1973 werd de slag op de Zuiderzee nagespeeld op de rede van Monnickendam

(foto Theo Kampa).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 66

Page 68: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

67

Monnickendamse zeeheldenCornelis Dirksz., Pieter Florisz., Jan Mauw en Hermanus Reijntjes

Jaap Haag

Op 8 november 1658 sneuvelde de in Monnickendam geboren admiraal Pieter

Florisz. in de zeeslag in de Sont, bij het Deense Helsingør. Dat is op 8 november

2008 precies 350 jaar geleden. Pieter Florisz. zag rond het jaar 1600 of kort daar-

na het levenslicht en woonde tot begin 1654 in Monnickendam. Vanwege zijn

benoeming tot vice-admiraal bij de Admiraliteit van West-Friesland en het

Noorderkwartier moest hij in dat jaar naar Hoorn verhuizen. Maar gezien de

vrij korte periode, dat hij daar gewoond heeft, was hij in feite veel méér een

Monnickendammer dan zijn beroemde leeftijdsgenoot Michiel de Ruyter een

Vlissinger was.

Roem en onbekendheid

Anders dan in Vlissingen staat er echter geen standbeeld van Pieter Florisz. aan

de Monnickendamse haven. Er is zelfs geen straat of laan naar hem vernoemd.

Waarom Pieter Florisz. juist in zijn geboorteplaats Monnickendam in de verge-

telheid raakte, is niet helemaal duidelijk. Op andere zeehelden is Monnicken-

dam - terecht - trots. Dan gaat het in de eerste plaats om Cornelis Dirksz. Als ad-

miraal van een geuzenvloot versloeg deze Monnickendamse burgemeester in

1573 een Spaans-Amsterdamse vloot op de Zuiderzee. Een overwinning, die van

grote betekenis was voor de Nederlandse onafhankelijkheidsstrijd. De zeeslag

is 35 jaar geleden groots herdacht, waarbij het gevecht werd nagespeeld met

schepen, die tot 16e eeuwse oorlogsbodems waren omgebouwd.

Naar de geuzenadmiraal is ook een straat vernoemd, de Cornelis Dirkszlaan.

Die eer viel ook de wat minder bekende zeehelden Jan Mauw en Hermanus

Reijntjes te beurti. Net als Cornelis Dirksz. liggen ook zij begraven in de Grote

Kerk en wie daar wordt rondgeleid door een Monnickendamse stadsgids zal

hun grafstenen zeker te zien krijgen. Die van Cornelis Dirksz. is eenvoudig,

maar op die van Jan Mauw en Hermanus Reijntjes zijn fraaie lofdichten op hun

heldendaden gegraveerd. Bij Jan Mauw wordt daarbij zijn heldendood in de

slag bij Solebay in 1672 bezongen en bij Hermanus Reijntjes zijn moedige op-

treden in de slag bij Kamperduin in 1797. Aan de daar opgelopen verwondingen

zou hij korte tijd later overlijden.

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 67

Page 69: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Maar al zijn er dan straten naar hen

vernoemd, Jan Mauw en Hermanus

Reijntjes hebben tot nu toe veel min-

der in de historische belangstelling

gestaan dan Cornelis Dirksz. En dat is

jammer, omdat het om zeelieden gaat,

die de geschiedenis van Monnicken-

dam niet alleen extra kleur hebben

gegeven, maar die ook laten zien, hoe

sterk de maritieme oriëntatie van

Monnickendam vroeger geweest is.

Want naast deze zeehelden van naam

waren er nog tal van andere Monnic-

kendammers die naar zee gingen, die

gevaren trotseerden en die in oorlogs-

situaties evengoed hun leven waag-

den. Van de meesten van hen zullen

we de namen echter niet in de geschie-

denisboeken terugvinden. Om hen uit

de anonimiteit te halen is nader on-

derzoek nodig maar dat viel buiten

het bestek van deze bijdrage. Hier

richten we ons op de uit Monnicken-

dam afkomstige zeehelden, die naam

hebben gemaakt.

Het verhaal van Cornelis Dirksz. zal

menige lezer van het Jaarboek wel be-

kend zijn, maar wilde ik toch niet in

deze portrettengalerij laten ontbreken. Ik heb daarbij dankbaar gebruik ge-

maakt van eerder onderzoek, onder andere dat van Leendert Appelii. Aan Pieter

Florisz. werd vorig jaar in het Westfries Museum in Hoorn een expositie ge-

wijd. Zijn levensverhaal is daarbij beschreven door John Broziusiii en daaraan

kon ik de nodige biografische gegevens ontlenen. Voor het verloop van de zee-

slagen, waaraan Pieter Florisz. heeft deelgenomen, heb ik echter ook uit andere

bronnen geput. Wat het krijgsbedrijf op zee betreft bevond Pieter Florisz. zich

namelijk in een overgangsfase. Daarbij maakte het enteren van tegenstanders

in schip tegen schip gevechten, zoals Cornelis Dirksz. dat in de slag op de Zui-

derzee had gedaan, geleidelijk plaats voor artillerieduels tussen tactisch ma-

noeuvrerende, grotere vlootverbanden (eskaders of smaldelen). En waar Pieter

68

Gewone matrozen kregen meestal minder

aandacht dan hun bevelhebbers. Maar al zijn

zij vaak anoniem gebleven, zij betoonden

evengoed dapperheid en liepen grote risico’s.

Het lot van in de strijd invalide geraakte zee-

lieden was niet te benijden (illustratie uit:

Leuftink, A. E., Chirurgijns Zee-Compas,

Baarn 1963).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 68

Page 70: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Florisz. nog vertrouwd was met de oude strijdwijze, zo werd Jan Mauw als jong

kapitein geoefend in de nieuwe strategische concepten en tactieken. Zijn leer-

meester was niemand minder dan Michiel Adriaansz. de Ruyter.

Over Jan Mauw viel overigens nauwelijks iets terug te vinden in de bestaande

maritiem- historische literatuur. Nieuw onderzoek leverde een aantal nieuwe

gegevens op, maar zijn levensverhaal is nog allerminst volledig. Over de meer

dan een eeuw later naar voren tredende Hermanus Reijntjes is iets meer be-

kend. Zij het, dat de voor handen zijnde informatie grotendeels is toegespitst

op zijn optreden in de slag bij Kamperduin in 1797. Ook hier was aanvullend on-

derzoek nodig. En het moet gezegd: blijft nodig. Want met deze bijdrage aan

het Jaarboek van de Vereniging Oud Monnickendam zijn geen uitputtende biogra-

fieën geschreven. Het zijn slechts schetsen, die hopelijk uitnodigen tot nader

onderzoek.

CORNELIS DIRKSZ.

‘1573. Haarlem door de Spanjaarden in-

genomen. Ontzet van Alkmaar en de

vloot van Bossu door de geuzen versla-

gen in de slag op de Zuiderzee. De hertog

van Alva als landvoogd vervangen door

Requesens’.

Aldus stampte ik nog anno 1963 mijn

jaartallen vaderlandse geschiedenis in

mijn kop. Voor de opstand tegen koning

Filips II was 1573 een dramatisch jaar, dat

voor de opstandelingen echter hoopvol

eindigde. Alkmaar vormde het keerpunt

(‘van Alkmaar begint de victorie’), maar

de slag op de Zuiderzee was van nauwe-

lijks minder betekenis, omdat de op-

stand gedoemd was te mislukken als de

Spanjaarden het overwicht op zee zou-

den herwinnen. In die zin was de over-

winning van Cornelis Dirksz. op Bossu

essentieel.

Cornelis Dirkszoon werd geboren in of

rond 1542. Of zijn wieg in Monnicken-

dam stond is niet zekeriv. En ook over

69

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

Portret van Cornelis Dirksz. Het is geen

eigen tijds portret en er is zelfs aan getwijfeld

of het bij de afgebeelde persoon wel om

Cornelis Dirksz. gaat en of het niet zijn klein-

zoon betreft. Een recente beoordeling door

mw. Anne van Wijngaarden heeft echter uit-

gewezen, dat het bij dit 18e eeuwse schilderij

wel degelijk om een portret van Cornelis

Dirksz. gaat, dat wellicht geschilderd is naar

een niet meer bestaand ouder portret.

De scheepspasser in zijn hand wijst op zijn

admiraalsschap.

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 69

Page 71: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

zijn eerste levensjaren is niets be-

kend. Maar wat hij in zijn jonge

jaren vrijwel zeker bewust moet

hebben meegemaakt is de beroe-

ring, die in de Nederlanden ont-

stond door het tirannieke bewind

van de Spaanse koning Filips II, die

tevens landsheer van de Nederlan-

den was. Die beroering had een

reeks van oorzaken, waarbij poli-

tiek, duurte en religie echter de bo-

ventoon voerden. In politiek op-

zicht was er de onvrede over het

centralistische beleid, dat de rege-

ring van Filips II en zijn plaatsver-

vangers of landvoogden in Brussel

voerden. Dat gaf de lokale overhe-

den steeds minder speelruimte, tot

ongenoegen van veel burgers in de

steden en de adel op het platteland.

Wat de religie betreft was er de

hardhandige onderdrukking van

elke geloofsopvatting die in strijd was met de leer van de gevestigde rooms ka-

tholieke kerk. Dat zette niet alleen kwaad bloed bij de aanhangers van de diver-

se reformatorische stromingen, maar riep ook bij veel katholieken de nodige

weerstand op. De onvrede in de samenleving werd nog versterkt door de invoe-

ring van nieuwe belastingen én door de stijgende graanprijzen, die de mensen

met een smalle beurs natuurlijk het zwaarste troffen. Het verzet tegen de ‘ko-

ning van Hispanje’ werd daardoor steeds breder en zou tenslotte uitmonden in

de Nederlandse opstand. Ook in Monnickendam, waar in de jaren ’20 en ’30 van

de 16e eeuw al veel Lutheranen en doopsgezinden woonden, heerste een geest

van verzet.

Wat we wél van Cornelis Dirkszoon weten is, dat hij in 1561, toen hij dus een jaar

of negentien was, in Monnickendam woonde. In een huurhuis aan de noord-

westzijde van de Grote Noord. Het moet het zevende huis vanaf de hoek van de

haven (de Gooise kaai), geweest zijn. Het huis bestaat al lang niet meer. Ook in

1572, 1580 en 1588 werd hij ingeschreven als bewoner van een huis aan de Grote

Noord, maar nu twee huizen dichter bij de haven. Al moet het bij de bewoners

in 1588 om zijn nabestaanden zijn gegaan, want Cornelis Dirksz. overleed in

1583v.

70

De Grote Noord in Monnickendam. Op twee

percelen van de huizen links moeten de opeen-

volgende woonhuizen van Cornelis Dirkszoon

hebben gestaan (foto J. Haag).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 70

Page 72: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Verder mogen we aannemen, dat Cornelis Dirkszoon op zijn minst sympathiek

stond ten opzichte van de reformatie. Dat valt af te leiden uit zijn latere aanstel-

ling als admiraal op de geuzenvloot. Want dat werd je niet zonder protestantse

‘geloofsbrieven’. De geuzen waren voor het merendeel felle protestanten, eens-

gezind in hun haat tegen de Spanjaarden en hun aanhangers. Gevlucht voor de

geloofsvervolgingen, die onder de Spaanse landvoogd Alva een nieuwe impuls

hadden gekregen, waren de geuzen in 1568 vanuit zee een soort guerilla oorlog

begonnen. Als vrijheidsstrijders riepen zij overigens gemengde gevoelens op,

want hun acties ontaardden nogal eens in ordinaire plundertochten (z.g. land-

gangen), waarbij niet alleen uit kloosters en kerken geroofd werd, maar ook uit

de huizen van burgers.

Zijn aanstelling als admiraal in 1573 doet vermoeden, dat Cornelis Dirkszoon

zich al eerder bij de watergeuzen had aangesloten. Want die hadden natuurlijk

graag een ervaren en hen vertrouwde persoon als bevelhebber. Een wel heel

sterke aanwijzing hiervoor vond Leendert Appel in de zogenaamde kaperbrief,

die op 23 mei 1572 door geuzenadmiraal Willem van der Marck, baron van

Lumey aan een zekere Cornelis Dircxsoen was afgegeven. Dit in naam van Prins

Willem van Oranje, de leider van de opstand tegen Filips II en diens gehate

landvoogd. Dat was kort na de verovering van Den Briel op 1 april 1572. Met zo’n

kaperbrief was deze Cornelis Dircxsoen gemachtigd om Spaanse schepen aan te

vallen, te veroveren en behalve het schip ook de lading in beslag te nemen. Maar

een naam als Cornelis Dircxsoen (of Cornelis Dirkszoon; men kende geen uni-

forme spelling in die tijd) kwam natuurlijk wel vaker voor en dat het hier inder-

daad om de latere geuzenadmiraal uit Monnickendam ging, viel niet honderd

procent te bewijzen. Maar het is zeer aannemelijkvi. Wat we in ieder geval wél

met zekerheid weten, is dat Cornelis Dirksz. in de jaren vóór 1572 ‘eenige jaren

voor Schipper ter zee gevaren (had), ende sich daer in altyt wel gedragen en

mannelyk gequeten hadde’vii. En als Cornelis Dirksz. in 1572 inderdaad een ka-

perbrief kreeg uitgereikt dan kan het haast niet anders of hij was toen reeds een

watergeus met een staat van dienst. Mogelijk was hij zelfs betrokken bij de

nachtelijke overval op Monnickendam in maart 1571, waarbij de watergeuzen

niet alleen kostbaarheden uit de kerk roofden maar ook een aantal huizen van

burgers plunderden. Want voor dat soort ‘raids’ deden de geuzen graag een be-

roep op mensen, die de situatie ter plekke goed kenden.

Opstand in West-Friesland en het Noorderkwartier

Wanneer Cornelis Dirksz. inderdaad op 23 mei 1572 in Den Briel een kaperbrief

ontvangen heeft dan moet hij vervolgens ijlings naar het noorden zijn gezeild.

Daar was op 21 mei de stad Enkhuizen namelijk overgegaan naar de zijde van

Willem van Oranje. Voor de kust van Enkhuizen raakten de watergeuzen op 30

71

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 71

Page 73: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

mei slaags met een Spaansgezinde vloot, maar of Cornelis Dirksz. daarbij be-

trokken was weten we niet. Het gevecht moet in het voordeel van de geuzen zijn

geëindigd, want die blokkeerden sindsdien de Zuiderzee, waardoor de scheep-

vaart van het nog tot 1578 Spaansgezinde Amsterdam zo goed als stil kwam te

liggen. Op 8 juni werd een poging ondernomen Monnickendam voor Oranje te

winnen. Daarbij gingen vier geuzen aan land, gewapend met de door Willem

van Lumey aan Cornelis Dircxsoen uitgereikte kaperbrief. In de hoop dat die

voldoende indruk zou maken om de stad de kant van de opstand te laten kie-

zen. Maar zo makkelijk bleek dat niet te gaan. De vier geuzen werden gevangen

genomen en vervolgens naar Amsterdam overgebracht.

Op 18 juni koos Hoorn echter, na een week aarzelen, de zijde van Oranje. Die

stond er overigens op dat in de steden, die zich bij hem aansloten, niet zou wor-

den geduld, dat de gelovigen ‘van de Roomsche Kercke eenich overlast ghedaen

(zou) worde’viii. Hij was een voorstander van verdraagzaamheid en wilde polari-

satie tussen de uiteenlopende godsdienstige stromingen in de Nederlanden

juist voorkomen. De bestuurders van een stad als Hoorn dachten daar net zo

over en voor het gros van de bevolking lag het niet anders. Vanuit Hoorn rukte

een geuzeneenheid vervolgens op naar Edam en Monnickendam. Dit machts-

vertoon maakte kennelijk meer indruk dan het sturen van vier ordonnansen

met een kaperbrief, ruim veertien dagen eerder. Want op 24 juni sloot Monnic-

kendam zich aan bij de opstand, twee dagen later gevolgd door Edam. Amster-

dam bleef Filips II echter trouw. Kort daarop wordt in de Monnickendamse

stadsrekeningen voor het eerst de naam Cornelis Dircxz. vermeld. Als ‘equippa-

gyemeester’ was hij belast met de uitrusting van een nieuwe galei voor de geu-

zenvloot van de Noordhollandse steden. Die telde op dat moment 9 schepen,

waarvan 3 uit Hoorn, 3 uit Enkhuizen en uit Medemblik, Edam en Monnicken-

dam ieder éénix. Uit Monnickendam kwam daar nu dus nog een galei bij en in

1573 zouden daar nog enkele schepen aan worden toegevoegdx. Op 10 augustus

moet Cornelis Dircxz. vervolgens tot burgemeester zijn benoemd, samen met

Claes Gerretsz Coolman (het burgemeestersambt lag qua functie toen dichter

bij het huidige wethoudersschap)xi.

Al zijn aandacht zal echter zijn uitgegaan naar de strijd tegen de Spaanse over-

heersing, die in het najaar van 1572 steeds heviger vormen aannam toen een

Spaans leger, na een succesvolle veldtocht door oostelijk Nederland, het beleg

voor Haarlem had geslagen. In het voorjaar van 1573 werden meerdere pogin-

gen ondernomen de stad te ontzetten. Onder meer door de toevoerweg over de

Diemerzeedijk te bezetten en zo de bevoorrading van het Spaanse leger te be-

moeilijken. Volgens de geschiedschrijver G. van Zeggelaar heeft Cornelis

Dirksz. zelf deelgenomen aan de gevechten om de schans, die de geuzen op de

dijk hadden opgeworpen en die voortdurend door de Spanjaarden (en de Am-

72

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 72

Page 74: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

sterdammers) belaagd werd. Aan zijn moedige optreden op de Diemerzeedijk

heeft hij mogelijk zelfs zijn aanstelling als admiraal te danken gehadxii.

De pogingen om Haarlem te ontzetten waren echter tevergeefs. De stad moest

zich, door de honger gedwongen, op 13 juli 1573 overgeven en ruim een maand

later begon het Spaanse leger aan het beleg van Alkmaar. En daar bleef het niet

bij, want in Amsterdam werd tevens een vloot uitgerust, waarmee de Spanjaar-

den de blokkade van de Zuiderzee wilden breken en de heerschappij op zee wil-

den herwinnen op de geuzen. Voor het Noorderkwartier en West-Friesland was

het nu er op of er onder.

Eerste treffen bij Marken

Op 12 september 1573 lag de Spaansgezinde vloot gereed aan de Amsterdamse

Schreiershoek. Maximiliaan van Hennin, graaf van Bossu, de Spaansgezinde

stadhouder van Holland, voerde zelf het commando. Zijn vlaggenschip was ‘de

Inquisitie’, vernoemd naar de rechterlijke instantie die aanhangers van de refor-

matie vervolgde. Met 32 stukken geschut en een bemanning van 150 matrozen

en 250 soldaten was dit voor die tijd een indrukwekkend oorlogsschip. Bossu’s

vice-admiraal, Frans van Boshuizen, voerde het commando over ‘de Heilige

Geest’ (115 koppen) en daarnaast telde de vloot nog 10 andere oorlogsschepen

met een bemanning die in grootte varieerde van 100 tot 48 koppen (meevarende

soldaten niet meegerekend) en daarnaast nog 6 jachten met ieder 30 man. Allen

overigens gecommandeerd door Nederlandse kapiteins, wat nog eens aantoont

hoezeer de opstand tegen de Spaanse koning tegelijk ook een burgeroorlog was.

Later gemaakte afbeeldingen laten indrukwekkende schepen zien van een om-

vang, die doet vermoeden dat de tekenaar of schilder zich iets teveel door zijn

fantasie heeft laten leiden. Maar het aantal bemanningsleden wijst er op dat het

bij de Slag op de Zuiderzee toch om vrij grote schepen moet zijn gegaan.

De vloot van de geuzen lag voor Schellingwoude en Durgerdam op het Buiten

IJ. Admiraal was de toen 31 jarige Cornelis Dirksz. van Monnickendam, ‘een

kloeckmoedich en dapper man’xiii. Zijn vlaggenschip ‘de Eendracht’ telde 200

koppen. Toen het Bossu op 13 september lukte om met zijn vloot de wrakken te

passeren, die de Noord-Hollanders in het IJ bij Nieuwendam als versperring tot

zinken hadden gebracht, besloot Cornelis Dirksz., na overleg met zijn kapi-

teins, de strijd niet op het buiten IJ aan te gaan, maar zich terug te trekken rich-

ting Pampus. Wellicht omdat men de strijd liever op meer open water aanging,

maar mogelijk ook om tijd te winnen. Dit omdat versterkingen op komst

waren. Bossu bleef met zijn schepen echter nog zo’n twee weken bij Durgerdam

liggen, volgens eigen zeggen omdat het water van de Zuiderzee te laag stond

om met zijn grote schepen over Pampus heen te kunnen komen. In die tijd

groeide de geuzenvloot aan tot 24 schepen, waarvan sommige echter onderbe-

73

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 73

Page 75: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

mand en onderbewapend. Of ook Monnickendam nog extra schepen geleverd

had vertelt het verhaal niet. Kwantitatief hadden de geuzen niettemin een over-

wicht. Maar of deze schepen ieder afzonderlijk waren opgewassen tegen de

meestal grotere en met beter geschut uitgeruste schepen van Bossu was zeer de

vraag.

De geuzenvloot lag inmiddels iets ten oosten van Marken, toen op 5 oktober

Bossu opnieuw onder zeil ging. In de middag kwam het hier tot een eerste tref-

fen, dat tot laat in de avond voortduurde zonder dat dat een van de partijen veel

opleverde. De strijd werd de volgende dag in alle hevigheid voortgezet. De ‘ge-

heelen dach deur scoten (beide vloten) seer vreselijck en liepen met de scepen

dwars deur malcander henen’, aldus de Hoornse geschiedschrijver Theodorus

Velius in zijn Chronijck van de Stadt van Hoorn. De tactiek van de geuzen was er

daarbij op gericht om hun tegenstanders ‘te enteren en haer aen des vyants sce-

pen vast te maecken’ om vervolgens bij de vijand aan boord te springen en het in

een gevecht van man tegen man uit te vechten. Terwijl de Spaansgezinden

‘beter met gescut versien en beseylder scepen hebbende socht niet te boorden

maer meende d’onse sonder klampen genoeg met zijn gescut scadeloos te maec-

kenxiv. Anders gezegd: het met hun grotere en beter bewapende schepen liever

bij een artillerieduel hielden. Door de harde wind lukte het Cornelis Dirksz in-

derdaad niet om bij ‘de Inquisitie’ aan boord te komen en bleef het bij een be-

schieting over en weer. Hij werd daarbij getroffen in zijn rechterarm. De Me-

demblikse kapitein Taems Frederiksz. Geldzak wist wél een vijandelijk schip te

enteren, maar moest weer losmaken toen hij ingesloten dreigde te worden.

Jacob Til uit Enkhuizen had iets meer succes en wist een van de vijandelijke

schepen van zijn geschut te ontdoen en zijn bemanning gevangen te nemen of

over boord te gooien. Het schip zelf moest hij echter achterlaten. Aan het eind

van de dag dreven de vloten uiteen, de geuzen tot dicht onder Hoorn, waar ze

voor anker gingen. De Spaansgezinden kozen een zuidelijker ankerplaats. De

dagen daarop bleef de wind uit het zuidoosten waaien en dat maakte het voor

beide partijen niet goed mogelijk de strijd te hervattenxv. Het gevaar aan lager

wal te raken was te groot. Maar op 11 oktober draaide de wind, ik vermoed naar

het zuidwesten of westen, al wordt dat nergens goed uitgelegd. Gezien de lig-

ging van beide vloten op dat moment en hun manoeuvres daarna kan het haast

niet anders dan dat de wind naar een meer westelijke richting geruimd wasxvi.

Zoals trouwens ook te zien is op de oudste afbeeldingen van de op deze dag

plaats vindende Slag op de Zuiderzee. Hoe ook, voor de geuzenvloot was de

wind gunstig voor een aanval en Cornelis Dirksz. liet aan het eind van de och-

tend dan ook de bloedvlag hijsen. Met ‘ruyme wint’, zo schrijft Velius, zeilde hij

de vijand tegemoet. Nadat hij eerst nog gauw een brief van gouverneur Sonoy

(de geuzenaanvoerder die belast was met het bestuur van Noord-Holland boven

74

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 74

Page 76: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

het IJ) had verbrand, omdat hem in dat schrijven werd opgedragen om nog en-

kele dagen met een aanval te wachten. Nog altijd gehinderd door de verwondin-

gen, die hij in het vorige gevecht had opgelopen werd Cornelis Dirksz. bijge-

staan door de Hoornse kapiteins Jan Floor en Claes Wijbrantszoon.

Slag op de Zuiderzee

De strijd ontbrandde rond het middaguur. Cornelis Dirksz. voer met de Een-

dracht recht op ‘de Inquisitie’ aan. En hoewel Bossu zich verrast wist (achteraf

bleek dat hij juist de middagtafel had laten dekken) zeilde hij op zijn beurt op

de Eendracht aanxvii. Vanaf de Inquisitie werd het vlaggenschip van de geuzen zo

hevig beschoten, dat de stuurman van de Eendrach’ het verstandiger leek om het

roer om te gooien. Maar Jan Floor duwde hem weg van het roer en wist het schip

recht voor de Inquisitie te manoeuvreren. Kort daarop zag Bossu zich aan weers-

zijden ook nog geënterd door de schepen van Pieter Bak uit Hoorn en Jacob

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

Slag op de Zuiderzee. Afbeelding in Pieter Bor’s Nederlantsche oorloghen, 1621 (deel VI, f. 336).

Links de Westfriese kust met in de verte Enkhuizen. In het midden de Inquisiti’, het vlaggen-

schip van Alva’s admiraal Bossu met dwars daarvoor de Eendracht van Cornelis Dirksz., de admi-

raal van de prins van Oranje. De windrichting op deze afbeelding is onmiskenbaar westelijk.

75

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 75

Page 77: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Trijntjes uit Enkhuizen. Terwijl kapitein De Boer uit Schellinkhout aan de ach-

tersteven probeerde aan te klampen, maar zijn schip bleek daarvoor te klein.

Al vechtende dreven de vier schepen af en achter Nek, niet ver van Wijdenes,

liep Bossu’s schip vast op een zandplaat. Slechts twee schepen uit zijn vloot had-

den tevergeefs geprobeerd hem te hulp te komen, waarvan er één in de grond

geschoten werd. De geuzen wisten inmiddels bij Bossu aan boord te komen,

waarbij Jan Haring naar de top van de mast van ‘de Inquisitie’ klom, Bossu’s ad-

miraalsvlag lossneed en een prinsenvlag hees. Toen hij met de buitgemaakte

vlag weer naar beneden klom werd hij echter door een kogel in zijn borst getrof-

fen en viel dood in zee. Zijn moedige daad zorgde echter voor de nodige verwar-

ring op de Spaansgezinde vloot. En in plaats van hun zwaar belaagde admiraal

bij te staan sloeg nu de ene kapitein na de andere op de vlucht. Hun geschut

soms over boord werpende om snelheid te winnen. Op de Inquisitie duurde het

gevecht tot de volgende dag voort. Bossu en de zijnen hadden zich onderdeks

76

Slag op de Zuiderzee. Ook hier zien we in het midden de door geuzenschepen van alle kanten

aangevallen en geënterde Inquisitie, het vlaggenschip van Bossu. Op deze tekening is de wind-

richting eveneens (zuid-) westelijk. Net als op de vorige afbeelding wordt ook hier zichtbaar

hoe een zeeslag toen gevoerd werd als een schip tegen schip gevecht, waarbij in dit geval Bossu

door meerdere schepen belaagd werd. Afbeelding uit: Th. Velius, Chronyk van Hoorn, IIIe

boek, p. 394 (collectie Waterlands Archief).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 76

Page 78: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

teruggetrokken en verdedigden zich zeer moedig. Maar moe gestreden en al-

leen gelaten door de rest van zijn vloot had hij uiteindelijk geen keus meer dan

zich over te geven. Hij werd nog diezelfde 12e oktober naar Hoorn overgebracht

en zou daar nog drie jaar in gevangenschap worden gehouden. Om zich daarna

bij de Prins van Oranje aan te sluiten. Van de Spaansgezinde vloot was tijdens

het gevecht dus één schip tot zinken gebracht en waren verder twee jachten

overmeesterdxviii. De rest had een veilig heenkomen gezocht. De slag op de Zui-

derzee was daarmee in een duidelijke overwinning van de geuzen geëindigd.

Die hadden zich de heerschappij op zee niet laten ontnemen.

77

De slag op de Zuiderzee voor de rede van Hoorn tegen Bossu is de titel van het in 1666 voltooide schilde-

rij dat Jan Theunisz. Blanckerhoff (ook genoemd Jan Maat of Jan Maet) in opdracht van de ste-

den van West-Friesland en het Noorderkwartier (Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Medemblik,

Edam, Monnikendam en Purmerend) vervaardigde. In het midden de Inquisitie, het vlaggen-

schip van de Spaansgezinde admiraal Bossu, met daarvóór de Eendracht van geuzenadmiraal

Cornelis Dirksz. Aan bakboord (links) en aan stuurboord (rechts) wordt de Inquisitie aangevallen

door de schepen van de kapiteins Pieter Back en Jacob Trijntjes. Langs de achterzijde vaart het

kleine schip van kapitein De Boer. Het schilderij hangt in het Statenlogement te Hoorn (foto

Westfries Museum).

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 77

Page 79: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Bedreven en vertrouwd

Die heerschappij op zee moest overigens nog wel voortdurend gehandhaafd

worden en het is dan ook niet verwonderlijk dat we Cornelis Dirksz. ook na de

slag op de Zuiderzee nog regelmatig op zee vinden. Zo wist hij eind mei 1574

een door Amsterdamse kapers op de rede van Hoorn buitgemaakt korenschip

terug te veroverenxix. In de zomer van dat jaar moet hij in Vlissingen geweest

zijn. Twee jaar later bevond hij zich in het Vlie en bracht hij krijgsvolk van de

Waddeneilanden naar Enkhuizen. Ook leidde hij een aanval op Muiden. En in

het najaar van 1576 escorteerde hij de vrijgelaten Bossu naar Middelburg. In

1578 sloeg Cornelis Dirksz. een benoeming (promotie?) tot vice-admiraal van

Holland af. Waarschijnlijk omdat hij daardoor dan niet meer direct het bevel

kon blijven voeren over ‘het gemeene volck ende zeevarenden man in desen

quartieren’ (West-Friesland en het Noorderkwartier). Want die zeevarende man

legde zijn lijf en koopwaar liever in de waagschaal bij ‘de admiraal, die hij kent

ende opte zee bedreven is, dan bij anderen’. Van Cornelis Dirksz. werd namelijk

gezegd, dat die ‘de humeuren van de Waterlanders ende tscheepsvolck alhier

seer wel kent ende hem daerna weet te accomoderen’, waardoor men ‘hem be-

trouwt ende oick lief heeft’, zoals de ervaring geleerd had. Aldus verwoordden

de gedeputeerden van het Noorderkwartier hun bezwaren (en die van Cornelis

Dirksz.) tegen deze benoeming bij Prins Willem van Oranje. Het is bijna alsof je

een modern managementboek leest, zoveel oog men toen al had voor de vereis-

te subtiliteit in de omgang met het scheepsvolk. In 1582 werd Cornelis Dirksz.

lid van de Monnickendamse vroedschap (een voorloper van de gemeenteraad)

en gezien zijn aanwezigheid bij de vergaderingen in de periode september 1582

tot mei 1583 zal hij toen dus niet op zee geweest zijn. Hij stierf in juli 1583 en

zijn grafsteen in de Grote Kerk is het bewijs dat hij daar begraven ligt. Jammer

genoeg ontbreekt een schriftelijke vermelding daarvan.

78

Grafsteen van Cornelis Dirksz. in de Grote Kerk van Monnickendam (foto H. Voogel).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 78

Page 80: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

PIETER FLORISZ. (16.. – 1658)

In zijn geboortestad is hij dan misschien enigszins vergeten, toch weten we van

alle uit Monnickendam afkomstige zeehelden het meeste over Pieter Florisz.

Zijn naam komen we immers vaak tegen in de verslagen van de grote zeeslagen,

waaraan hij tussen 1641 en 1658 als kapitein of eskadercommandant heeft deel-

genomen. Van Pieter Florisz. zijn we bovendien een biografische studie rijk, ge-

schreven door John R. Brozius. Terwijl er vorig jaar in het Westfries Museum in

Hoorn ook nog een interessante expositie aan hem gewijd werdxx. Hoorn was

immers de plaats, waarheen Pieter Florisz. moest verhuizen, toen hij in het na-

jaar van 1653 bevorderd werd tot vice-admiraal bij de admiraliteit van West-

friesland en het Noorderkwartier. Deze admiraliteit had daar - in toerbeurt met

Enkhuizen - namelijk zijn bestuurlijke zetelxxi.

Overigens heeft het meeste van

wat over Pieter Florisz. bekend is

betrekking op de jaren na 1640.

Over het eerste deel van zijn

leven weten we maar heel weinig.

Dat heeft wellicht te maken met

zijn tamelijk eenvoudige komaf.

Pieter Florisz. werd geboren in

Monnickendam rond of kort na

het jaar 1600. Op een na zijn dood

vervaardigd portret staat 1606 als

geboortejaar genoemd, maar aan

dat jaartal wordt getwijfeldxxii.

Zijn vader was Floris Florisz

Houtcooper, een houthandelaar,

die ook als scheepstimmerman

werkte en op een gegeven mo-

ment ook een eigen werf begon-

nen moet zijn. Zijn moeder heet-

te Geertje Cornelis en zij hadden

samen minstens vijf zonen en

twee dochters. Wellicht dat wan-

neer de notariële archieven van Monnickendam eenmaal beter ontsloten zijn er

nog wat meer gegevens over die eerste levensjaren boven water komen.

We mogen aannemen dat Pieter Florisz. al op vrij jonge leeftijd naar zee is ge-

gaan. Hij maakte in ieder geval, net als zijn Vlissingse generatiegenoot Michiel

79

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

Portret van Pieter Florisz.

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 79

Page 81: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Adriaenszoon de Ruyter, carrière op de koopvaardij. We zullen zien dat hun

loopbanen ook verder opvallende gelijkenissen vertonen. Mogelijk was Pieter

Florisz. als schipper in dienst voor een Amsterdamse rederij, die op West-Indië

voer. En niet onwaarschijnlijk is, dat hij in de Zuid-Amerikaanse en Caraïbische

wateren óók als kaper voer. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden

was op dat moment nog in oorlog met Spanje en de kaapvaart was een lucratie-

ve aangelegenheid. Vrijwel zeker ontmoette hij daar in 1640 Michiel de Ruyter,

die voor de Vlissingse rederij van de gebroeders Lampsins voerxxiii.

Zeeslag bij kaap St. Vincent

In 1641 zien we Pieter Florisz., evenals

Michiel de Ruyter, als kapitein op een

van de oorlogsschepen van de vloot,

die was uitgerust om Portugal bij te

staan in zijn strijd tegen Spanje. Portu-

gal wist zich namelijk in 1640 aan een

jarenlange overheersing door zijn

grote buur te ontworstelen en kreeg

daarbij steun vanuit Nederland, want

de vijand van mijn vijand is al gauw

mijn vriend. De vloot onder het bevel

van luitenant-admiraal Artus Gijsels

van Lier bestond uit 20 schepen, voor

een groot deel goed bewapende koop-

vaarders. Die waren ingehuurd, omdat

de admiraliteitscolleges zelf over on-

voldoende echte oorlogsschepen beschikten. Pieter Florisz. voerde het bevel

over het fregat De Gouden Leeuw, dat over 24 stukken geschut beschikte en een

bemanning van 74 koppen telde. John Brozius vermoedt dat het om hetzelfde

schip ging, waar hij in de jaren daarvoor al op voerxxiv. Ook de toen 34 jaar oude

Michiel de Ruyter commandeerde een koopvaarder: de door de Zeeuwse admi-

raliteit bij zijn Vlissingse reders, de gebroeders Lampsins, ingehuurde De Haze.

Het was van een vergelijkbare grootte als het schip van Pieter Florisz.

Op 10 september 1641 bereikte de Nederlandse vloot de Portugese wateren, en

na een week in de monding van de Taag te hebben gelegen werd op 18 septem-

ber weer zee gekozen. Tot de beoogde vereniging met de Portugese vloot en een

Franse vlooteenheid kwam het echter niet. Die hadden zich na een hevig treffen

met de Spanjaarden juist weer in de haven van Lissabon teruggetrokken. Zodat

de schepen, die op 3 november na een maand kruisen voor de Portugese kust bij

Kaap St. Vincent werden waargenomen, geen bondgenoten maar vijanden ble-

80

Koopvaardijschip voor de vaart op West-

Indië. Het schip, waarop Pieter Florisz.

kapitein was, zal hiermee de nodige gelijke-

nis hebben vertoond. Ets van Reinier

Zeeman (afbeelding uit P. L. Muller, Onze

Gouden Eeuw, deel I, p. 289).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 80

Page 82: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

ken te zijn. De volgende dag zetten de Spanjaarden, die met 23 schepen in de

meerderheid waren, onmiddellijk de aanval in. Maar het verband in hun vloot

ging daarbij verloren, waardoor het de Nederlanders lukte een aantal Spaanse

schepen van twee kanten aan te vallen met de bedoeling ze te enterenxxv. Geheel

volgens de beproefde tactiek en net zoals Cornelis Dirksz. in de slag op de Zui-

derzee het schip van Bossu had aangevallen. Maar de Spanjaarden verweerden

zich sterk, waarbij hun geschut verwoestingen aanrichtte in de tuigage van een

aantal Nederlandse schepen en sommige met treffers onder de waterlijn zelfs

lek schoot. Over de uitslag van deze zeeslag bestaat geen eenstemmigheid, maar

een Nederlands succes kon het moeilijk genoemd worden. Zowel de Nederlan-

ders als de Spanjaarden verloren elk twee schepen en aan beide kanten hadden

heel wat bemanningsleden het leven gelaten of waren gewond geraakt. Beide

vloten trokken zich na de gevechten terug, de Nederlanders naar de monding

van de Taag, de Spanjaarden naar Cadiz. Tot een nieuw treffen zou het niet

meer komen en begin 1642 besloot de Nederlandse vloot huiswaarts te keren.

Naar de Sont

In 1644 zien we Pieter Florisz. opnieuw op de oorlogsvloot, nu als extra-ordina-

ris kapitein onder het commando van luitenant-admiraal Witte Cornelisz de

With. Extra-ordinaris kapiteins waren door de admiraliteiten tijdelijk aange-

trokken schippers en in die hoedanigheid kreeg Pieter Florisz. het bevel over

een Amsterdams schip van 24 stukken, mogelijk weer De Gouden Leeuw. Met een

vloot van 50 schepen moest Witte de With 900 Nederlandse koopvaarders escor-

teren door de Sont, het vaarwater tussen Denemarken en Zweden, dat de Denen

en de Zweden elkaar betwistten. In verband met de tolheffing was het voor Ne-

derland van groot belang, dat geen van beide landen zich aan deze toegangs-

poort tot de Oostzee een al te dominante positie zou verwerven. Witte de With

slaagde er in de Nederlandse handelsschepen door de Sont te loodsen, zonder

dat van Deense zijde getracht werd dat te verhinderen. Het jaar daarop werd

deze actie door Witte de With herhaald, waarna een gunstig tolverdrag kon

worden afgesloten. Dertien jaar later zou Pieter Florisz. opnieuw naar de Sont

gaan, nu om een dreigend Zweeds overwicht te verhinderen. Hij zou het niet

overleven.

In dat zelfde jaar 1645 werd Pieter Florisz. benoemd tot ordinaris kapitein van

de Admiraliteit van het Noorderkwartier. Zijn schoonvader Pieter Teding van

Berckhout had hem bij de Monnickendamse stadsbestuurders aanbevolen, wat

er ongetwijfeld toe heeft bijgedragen dat hij deze aanstelling verwierf. Als kapi-

tein in vaste dienst kreeg Pieter Florisz. nu het commando over het in 1640 ge-

bouwde fregat Stad Monnickendam. Met een lengte van ongeveer 33 meter, een be-

wapening van 28 tot 32 stukken geschut en een bemanning van zo’n 140 koppen

81

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 81

Page 83: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

was het geen al te groot schip. Maar de Stad Monnickendam zou Pieter Florisz. in

menige zeeslag dienen. Pas in 1654 zou hij een beduidend groter schip krijgen,

de toen net in de vaart gebrachte Josua.

Persoonlijk leven

In zijn persoonlijk leven beleefde Pieter Florisz. vele tegenslagen. Hij is drie-

maal getrouwd geweest en twee maal weduwnaar geworden. Zijn eerste vrouw

was Luijdewe (Lidwina) Pieters Teding van Berckhout, met wie hij vóór 5 sep-

tember 1642 (de dag waarop ze samen een testament lieten opmaken) in het hu-

welijk was getreden. Pieter Teding van Berckhout, zijn schoonvader, was in

Monnickendam hoofdofficier en tevens baljuw en dijkgraaf van Waterland. De

Teding van Berckhout’s vormden een vooraanstaande familie, al stond de Wa-

terlandse tak minder hoog in aanzien dan de Teding van Berckhout’s uit Hoorn.

Niettemin wijst dit huwelijk er op, dat Pieter Florisz. in Monnickendam een

hoge sport op de maatschappelijke ladder had weten te bereiken. Niet onbe-

langrijk was bovendien dat hij door dit huwelijk aangetrouwde familie werd

van de opperbevelhebber van de Nederlandse vloot, luitenant-admiraal Maar-

ten Harpertsz. Trompxxvi. Dit via diens derde vrouw. Pieter Florisz. en zijn gezin

woonden in een huis aan het Zuideindexxvii. Twee kinderen kregen Luijdewe en

Pieter, maar een lang leven waren ze niet beschoren. Het tweede stierf in 1646 in

het kraambed, waarschijnlijk mét zijn ‘sieckelijck int kinderbedde liggende’

moeder, terwijl de oudste een aantal jaren later moet zijn overleden.

In 1649 trad Pieter Florisz. opnieuw in het huwelijk, nu met de Monnickendam-

se scheepstimmermansdochter Grietje Pieters Lakeman. Drie jaar later zou de

eerste Engelse zeeoorlog uitbreken, waarmee voor Pieter Florisz. twee roemrij-

ke jaren zouden aanbreken. Maar op het persoonlijke vlak was er opnieuw droe-

fenis. Het enige kind van Grietje en Pieter stierf in 1652. Een jaar later overleed

ook Grietje Pieters Lakeman. Dat was in december 1653, kort na de bevordering

van haar man tot vice-admiraal.

Kort daarop verhuisde Pieter Florisz. naar Hoorn, waar hij in 1654 hertrouwde

met de rijke Immetje Jans Groot, een dochter van Jan Jansz. Groot, oud-burge-

meester van Hoorn. Hun in april 1655 geboren dochter Meinoutje stierf al na

een maand. Meer kinderen kwamen er niet, zodat Pieter Florisz. bij zijn sneuve-

len in 1658 nog altijd kinderloos was.

Oorlog met Engeland

In het voorjaar van 1652 liepen de spanningen tussen Engeland en de Republiek

hoog op. Dit vanwege het Engelse handels- en scheepvaartbeleid, vastgelegd in

de z.g. ‘Act of Navigation’. Via invoerbeperkingen en andere maatregelen werd

de eigen Engelse koopvaardij bevoordeeld ten koste van andere zeevarende na-

82

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 82

Page 84: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

ties. Bovendien werden volgens die zelfde Akte van Navigatie schepen van an-

dere landen verplicht om op zee Engelse schepen als eerste te groeten door het

strijken van de vlag. Dat riep natuurlijk irritaties op, die gemakkelijk tot con-

flicten konden leiden, en in die situatie kreeg de Nederlandse vloot de opdracht

om tussen het Nauw van Calais en Texel te gaan patrouilleren. Opperbevelheb-

ber was Maarten Harpertsz. Tromp en de Zeeuwse vice-admiraal Johan Evert-

sen was zijn plaatsvervanger. Terwijl Pieter Florisz. als schout-bij-nacht zijn

derde man was. Door stormschade, die de Stad Monnickendam had opgelopen,

was Pieter Florisz. echter gedwongen naar Texel terug te keren. Daardoor was

hij er niet bij toen het op 29 mei, na eerdere vlagincidenten, tot een ernstig tref-

fen kwam tussen de vloot van Tromp en die van de Engelse admiraal Robert

Blake. Omdat Tromp zijn vlag niet streek vuurde Blake een waarschuwings-

schot af, dat door Tromp met een waarschuwingsschot beantwoord werd. Waar-

na Blake een gericht salvo afvuurde. Tromp schoot terug en er volgde een tame-

lijk rommelig gevecht, dat tegen de avond beëindigd werd. Het vlagincident

was voor de Engelse regering aanleiding de Republiek der Zeven Verenigde Ne-

derlanden de oorlog te verklaren.

Kentish Knock en Dungeness

Nadat Tromp in de zomer van 1652 vergeefs geprobeerd had met de Engelse

vloot slaags te raken en zich daarbij met zijn vloot van liefst 100 schepen (te) ver

van huis had begeven, namelijk tot bij de Shetland eilanden, werd hij als opper-

bevelhebber vervangen door Witte Cornelisz. de With. Een eveneens zeer erva-

ren, bekwame en moedige zeeman. Maar als bevelvoerder moeilijk in de om-

gang en bij de matrozen niet bepaald populair. Anders dan Tromp, die van het

scheepsvolk de koosnaam Bestevaer (goede vader) had gekregen. Op de door

Witte de With aangevoerde vloot voeren Michiel de Ruyter (voorhoede) en Gide-

on de Wildt (achterhoede) als onderbevelhebbers, terwijl hij zelf het bevel voer-

de over het middeneskader. Over de positie van Pieter Florisz. heb ik geen dui-

delijkheid kunnen krijgen, maar vermoedelijk diende hij als Noord-Hollander

in het eskader van Gideon de Wildt. Op 8 oktober 1652 raakte de Nederlandse

vloot (62 schepen) slaags met de Engelse (72 schepen) bij Kentish Knock, in het

zeegebied ten oosten van North Foreland, de oostpunt van Kent. De strijd ein-

digde op 9 oktober in een Nederlandse aftocht, die overigens bekwaam werd

uitgevoerd.

Voor de Staten-Generaal was deze nederlaag echter aanleiding om Witte de

With als opperbevelhebber weer door Maarten Tromp te vervangen. Die leidde

de Nederlandse vloot op 10 december 1652 naar de overwinning in de slag bij

Dungeness. Tromp had zijn vloot in vier eskaders verdeeld, waarbij hij zelf de

voorhoede aanvoerde en de andere eskaders onder het bevel stonden van Mi-

83

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 83

Page 85: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

chiel de Ruyter, Jan Evertsen en Pieter Florisz. Toen de Nederlanders de Engel-

sen bij Dungeness, iets westelijk van Dover, in het zicht kregen werd met alle

zeilen bij op de Engelsen aangestuurd. Er stond een harde wind en aan boord

van de Stad Monnickendam vroeg de schipper van Pieter Florisz. zich af of de mas-

ten en stengen het met zoveel druk op de zeilen wel zouden houden. Maar Pie-

ter Florisz. zei hem, dat hij die ‘liever over boord’ wilde zeilen, dan deze kans

om de Engelsen te verrassen te moeten missen.

En die kans werd inderdaad niet gemist. Er ontstond een gebruikelijk schip

tegen schip gevecht, waarbij Tromp en Evertsen elk een tegenstander verover-

den. De Engelsen, die in de minderheid waren, leden een gevoelige nederlaag

en zochten na het invallen van de duisternis een veilig heenkomen. Het verhaal

gaat, dat Tromp na afloop van deze zeeslag bij Dungeness, ook wel de slag bij de

Singels genoemd, een bezem in de mast liet hijsen, als teken, dat hij de zee had

schoongeveegd. Pieter Florisz. werd met een aantal oorlogsschepen naar de

westkust van Frankrijk gestuurd om koopvaarders door het Kanaal naar huis te

begeleidenxxviii.

Driedaagse Zeeslag

Erg lang zou aan een ‘Holland beheers de golven’ echter geen gevolg kunnen

worden gegeven. Toen Tromps vloot, die uit 80 oorlogsschepen bestond, met

84

Slag bij Dungeness, 1652. Lithografie door Petrus Johannes Schotel, gemaakt voor J.C. de

Jonge’s Geschiedenis van het Nederlands Zeewezen, 1833-1848 (collectie Marinemuseum

Den Helder).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 84

Page 86: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

daarop 2450 stukken geschut en een bemanning van in totaal 8600 koppen, in

februari 1653 een groot konvooi koopvaarders door het Kanaal huiswaarts bege-

leidde werd hij bij Portland ten westen van het eiland Wight opgewacht door

Blake. Diens vloot bestond eveneens uit 80 oorlogsschepen. Maar met 2800

stukken geschut en een totale bemanning van 12.000 man. De getallen laten

zien, dat de Engelse oorlogsschepen over het algemeen groter waren dan de Ne-

derlandse.

Tromp had zijn vloot in vier eskaders verdeeld, waarbij hij zelf de voorhoede

aanvoerde, De Ruyter en Evertsen de rechter en linker flank van het centrum,

terwijl Pieter Florisz. op de Stad Monnickendam het bevel over de achterhoede

hadxxix. De Engelse vloot telde drie eskaders, waarvan dat van Blake de meest

noordelijke positie in nam. De strijd ontbrandde op 28 februari 1653. Tromp be-

sloot tot een geconcentreerde aanval op dat eskader, want door de noord-weste-

lijke windrichting konden de zuidelijker varende Engelse eskaders dat van hun

opperbevelhebber in eerste instantie geen hulp biedenxxx. Dankzij Tromps stra-

tegie konden de Nederlanders hun aanvankelijke overwicht uitbuiten en de

schepen van Robert Blake kregen er behoorlijk van langs. Pieter Florisz. was

daarbij naar voren gevaren en had zich moedig tussen de eskaders van Blake en

William Penn gemanoeuvreerd om vereniging van beide Engelse eskaders te

85

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

In de driedaagse zeeslag, ook wel de slag bij Portland genoemd, wisten de Nederlanders hun

formatie goed te handhaven en daardoor een zware nederlaag af te wenden. Lithografie door

Petrus Johannes Schotel, gemaakt voor J.C. de Jonge’s Geschiedenis van het Nederlands

Zeewezen, 1833-1848 (collectie Marinemuseum Den Helder).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 85

Page 87: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

voorkomen. Maar hij was te ver vooruit geraakt en kreeg het vervolgens zwaar

te verduren. Schade aan zijn tuigage dwong hem zich enige tijd uit de strijd

terug te trekkenxxxi.

Het aanvankelijke Nederlandse overwicht ging in de loop van de dag verloren

en nog voor het vallen van de avond had ook de Nederlandse vloot stevige klap-

pen moeten incasseren. Acht schepen waren verloren gegaan. De volgende dag

werd de strijd hervat. De Nederlanders waren de Engelse vloot inmiddels ge-

passeerd en hun oorlogsschepen voeren nu oostwaarts in een beschermende

halve maan-formatie om het konvooi vrachtvaarders. Ze werden voortdurend

aangevallen door de Engelsen en liepen veel schade op. Maar Tromp en zijn

mannen wisten hun formatie te handhaven en de aanvallen telkens af te slaan.

Ook op de derde dag hielden ze op die manier stand, hoewel gebrek aan munitie

hen steeds meer parten speelde en steeds minder Nederlandse schepen nog in

staat waren het Engelse vuur te beantwoorden. Het strijdtoneel had zich op die

2e maart inmiddels veel verder oostwaarts verplaatst, tot vlak bij het Nauw van

Calais. Tromp, die de zandbanken en de stromingen van het Kanaal als zijn

broekzak kende, besloot om in de daaropvolgende nacht gebruik te maken van

het tij om te ontsnappen. In het nachtelijk duister en met zo’n groot aantal

schepen getuigde dat van bewonderenswaardig zeemanschap. Eenmaal achter

de zandbanken van de Vlaamse en Zeeuwse kust wisten de Nederlanders zich

veilig. Pieter Florisz. moest zijn gehavende schip naar Texel op sleeptouw laten

nemen. Dat er een nederlaag was geleden kon niet ontkend worden. Maar door

de behouden thuiskomst van de meeste koopvaarders en door de bekwaamheid

en de moed waarvan blijk gegeven was, werd niettemin gesproken van een

‘roemrijke nederlaag’. De bevelhebbers werden rijkelijk beloond, waarbij Pieter

Florisz. als dank voor zijn ‘loffelijk gedrag’ een bedrag van 1200 gulden werd

toegekend.

Zeeslag bij Nieuwpoort

De driedaagse zeeslag, ook wel de slag bij Portland genoemd, had aangetoond

hoe belangrijk het handhaven van een formatie was. De Engelsen hadden die les

haast nog beter begrepen dan de Nederlanders. In een nieuwe Engelse instruc-

tie werd het varen in kiellinie voorgeschreven, omdat dan maximaal nuttig ge-

bruik gemaakt kon worden van het scheepsgeschut, dat bij zeilende oorlogs-

schepen nu eenmaal hoofdzakelijk in de zijkanten van een schip stond opge-

steld. Voor de Engelsen woog dit voordeel nog zwaarder, gezien hun overwicht

in kanons. Op 12 juni kwam het tot een nieuw treffen, nu bij de Gabbard banken

ten westen van het Belgische Nieuwpoort. Pieter Forisz. had thans de rang van

waarnemend vice-admiraal, voerde het bevel over een eskader van 16 schepen

86

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 86

Page 88: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

maar moest zich nog altijd behelpen met de Stad Monnickendam als vlaggen-

schip. Ondanks dat Tromp dit schip van te ‘weinig force’ en daarom een vlagof-

ficier onwaardig had bevonden. Maar een ‘bequaemer’ schip was vooralsnog

niet voor handen. Er is overigens óók informatie, dat hij zijn vlag op de enkele

kanons meer tellende het Wapen van Monnickendam zou hebben gevoerd.xxxii

Opnieuw gingen twee enorme vloten van elk meer dan 100 schepen met elkaar

de strijd aan. De Engelsen handhaafden hun linieformatie beter terwijl de Ne-

derlanders probeerden de Engelse schepen zo dicht mogelijk te naderen en zo

mogelijk te enterenxxxiii. Een tactiek die vooral op de volgende dag desastreus

dreigde te worden toen windstilte de Nederlanders in de problemen bracht.

Want in artillerieduels waren de Engelsen in het voordeel. Hun schepen telden

nu eenmaal meer stukken geschut. Na zware verliezen te hebben geleden wis-

ten de Nederlanders zich met moeite achter de Zeeuwse zandbanken terug te

trekken. De Engelsen hadden een grote overwinning behaald en gingen nu over

tot een blokkade van de Nederlandse kust. Vergeleken met een half jaar eerder

waren de rollen nu geheel omgekeerd en nu was het aan de Engelsen om de gol-

ven te beheersen, al dateert de versregel ‘Britannia rule the waves’ overigens pas

van 1740, bijna een eeuw later dus. De nederlaag was voor de Nederlandse vlag-

officieren Maarten Tromp, Michiel de Ruyter, Witte de With, Johan Evertsen en

87

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

In de slag bij Nieuwpoort (1653), ook wel de slag op de Gabbardbanken genoemd, leed de

Nederlandse vloot een nederlaag. Lithografie door Petrus Johannes Schotel, gemaakt voor

J.C. de Jonge’s Geschiedenis van het Nederlands Zeewezen, 1833-1848 (collectie Marine -

museum Den Helder).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 87

Page 89: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Pieter Florisz. aanleiding om zich in een brandbrief tot de Staten Generaal te

richten en hun beklag te doen over de gebrekkige uitrusting en de onvoldoende

bevoorrading van de vloot. Tromp had daar na de Slag bij Portland ook al op

aangedrongen en inderdaad werd besloten tot een grootschalig aanbouwpro-

gramma. Al zouden de eerste nieuwe schepen pas in het najaar van 1653 gereed

komen.

Terheide

Om de blokkade door de Engelse vloot te breken voer Tromp begin augustus

1653 met een vloot van 70 schepen de Maasmond uit. De Engelsen reageerden

onmiddellijk en zetten koers in zijn richting, wat Tromps bedoeling ook was,

want daardoor kon Witte de With met zijn eskader ongehinderd van de rede van

Texel uit varen. Zij slaagden er vervolgens in hun vlootonderdelen met elkaar te

verenigen en op 10 augustus 1653 bevonden de Nederlandse en de Engelse vloot

zich ter hoogte van Scheveningen, waar zij slaags raakten.

De Nederlandse vloot was in vijf eskaders verdeeld. Daarbij voerde Tromp zelf

de rechtervleugel van de voorhoede aan, terwijl Michiel de Ruyter de linker-

vleugel onder zich had. Johan Evertsen voerde het centrum aan en Witte de

With en Pieter Florisz. de linker en rechtervleugel van de achterhoede. Pieter

Florisz. opnieuw op de Stad Monnickendam. De beide vloten strekten zich uit

over een afstand van zo’n 25 kilometer en het op de duinen samengestroomde

publiek kon de strijd goed volgen. Tactisch opereerden de Engelsen beter en de

Nederlanders kwamen in de problemen toen hun opperbevelhebber, Maarten

88

Nieuw gereedgekomen oorlogsschepen, ca 1653. Het nieuwe schip van Pieter Florisz., de Josua,

was van een min of meer vergelijkbaar type. Ets van Reinier Nooms.

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 88

Page 90: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Tromp, dodelijk door een musketkogel getroffen was. Pieter Florisz. had kort

daarvoor een tweegevecht met de Engelse Andrew afgebroken om zijn in moei-

lijkheden geraakte opperbevelhebber te hulp te komen. Tromps dood werd

aanvankelijk geheim gehouden om paniek te voorkomen, maar daardoor wist

zijn plaatsvervanger, Witte de With aanvankelijk niet dat hij nu in feite het op-

perbevel voerde. Steeds meer Nederlandse schepen raakten zo zwaar bescha-

digd, dat ze niet meer aan de strijd konden deelnemen, waaronder die van De

Ruyter en Evertsen. Anderen gingen geheel verloren en aan het eind van de dag

waren het vooral Witte de With en Pieter Florisz., die de aftocht van de vloot

naar Texel wisten te dekken. De nederlaag was onmiskenbaar, al was er waarde-

ring voor de moed waarmee gestreden was. De Engelsen waren na afloop van de

strijd echter niet meer in staat de blokkade te handhaven en in die zin was hun

overwinning slechts betrekkelijk. In september kon dan ook een groot aantal

koopvaarders onder escorte van Michiel de Ruyter en Pieter Florisz. uit de Oost-

zee terugkeren.xxxiv Het zou in de maanden daarna niet meer tot gevechtshan-

delingen komen en moegestreden sloten Engeland en de Republiek in april

1654 vrede.

Naar Hoorn

In het najaar van 1653, toen de staat van oorlog in feite nog voortduurde, werd

Pieter Florisz. door het stadsbestuur van Monnickendam voorgedragen voor de

functie van vice-admiraal van de admiraliteit van West-Friesland en het Noor-

89

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

Zeeslag bij Terheide, 1653. In het midden de Brederode van Tromp. Schilderij van

J.A. Beerstraten (collectie Rijksmuseum Amsterdam).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 89

Page 91: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

derkwartier. En hoewel Enkhuizen en Medemblik de voorkeur gaven aan Jacob

de Boer uit Enkhuizen en Hoorn aan Andries Sijbrandts was het toch Pieter Flo-

risz. die benoemd werd. Ongetwijfeld was dat dank zij de grote indruk, die zijn

optreden in de afgelopen zeeslagen met Engeland gemaakt had, want als stad

legde Monnickendam minder gewicht in de schaal dan Hoorn en Enkhuizen.

Zijn bevordering tot vice-admiraal bracht echter met zich mee dat hij van Mon-

nickendam naar Hoorn moest verhuizen. Dit omdat de admiraliteit daar (overi-

gens in toerbeurt met Enkhuizen) zetelde. Pieter Florisz. deed het met tegen-

zin, omdat hem ter ore was gekomen dat het Hoornse stadsbestuur aan een an-

dere kandidaat de voorkeur had gegeven. Misschien dat ook persoonlijke

omstandigheden een rol speelden. Pieter Florisz. zou immers in december we-

duwnaar worden en mogelijk was zijn vrouw Grietje Pieters Lakeman toen al

ziek. De Hoornse burgemeester kwam eind december persoonlijk naar Pieter

Florisz. toe om hem te verzekeren dat zijn verhuizing naar Hoorn door het ge-

hele stadsbestuur ‘voor aengenaem’ werd gehouden.xxxv In januari 1654 vestig-

de de uit Monnickendam afkomstige vice-admiraal zich inderdaad in Hoorn.

Aan de Luyendyck, nu Binnenluiendijk. Het huwelijk van Pieter Florisz. met

90

Model van de Josua, met op de achtergrond een afbeelding van de Slag in de Sont, 1658 (foto

Westfries Museum, Hoorn). De Josua ging ten onder in de zeeslag bij Solebay in 1672.

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 90

Page 92: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Immetje Jans Groot, een dochter

van Jan Jansz. Groot, oud-bur-

gemeester van Hoorn, lijkt bijna

symbolisch voor zijn verzoe-

ning met zijn nieuwe woon-

plaats. Niet, dat hij niets meer

had aan te merken op de Hoorn-

se bestuurders. Hij kreeg in zijn

nieuwe functie weinig te doen

en ook de in gebruikstelling van

zijn nieuwe vlaggenschip, de

Josua, liet op zich wachten. Nog

altijd voerde hij zijn vlag op de

Stad Monnickendam. In april 1655

lichtte hij zijn klachten toe in

een brief aan het stadsbestuur.

Maar dat had eerder al te ken-

nen gegeven dat de bodem van

de schatkist bereikt was en dat

dientengevolge ook de admirali-

teit met een tekort aan financië-

le middelen kampte. Het verlies van zijn één maand oude dochtertje Meinoutje

in de maand daarop zal hem nog treuriger hebben gestemd. Maar niet lang

daarna moet dan toch eindelijk de Josua gereed zijn gekomen. Een prachtig

schip, zoals iedereen kan bevestigen, die in het Westfries Museum het scheeps-

model ervan gaat bewonderen.

Opnieuw naar de Oostzee

Maar in 1656 kon hij weer het zeegat uit. Op 31 mei van dat jaar vertrok een Ne-

derlandse vloot naar de Oostzee om de stad Dantzig (Gdansk) tegen de Zweden

bij te staan. Luitenant-admiraal Jacob van Wassenaer-Obdam had het opperbe-

vel en Witte de With, Michiel de Ruyter en Pieter Florisz. waren zijn vice-admi-

raals. De laatste op zijn nieuwe vlaggenschip Josua. De expeditie had het ge-

wenste effect, want de Zweedse koning sloot vrede met Dantzig. Twee jaar later

voer de Nederlandse vloot opnieuw naar de Oostzee, nu om de Denen bij te

staan in hun strijd tegen de Zweden. Nederland wenste immers niet dat één van

beide landen zich een overheersende positie aan de Sont zou verwerven en be-

sloot daarom het in de verdediging gedrongen Denemarken te helpen. Opper-

bevelhebber van de 41 oorlogsschepen tellende vloot was opnieuw Jacob van

Wassenaer-Obdam, die tevens het middelste eskader commandeerde. Witte de

91

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

Oorlogsschepen van het Noorderkwartier:

van links naar rechts: De Maeght van Enckhuysen,

de Star en de Edam, geschilderd door Willem van

de Velde de Oude.

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 91

Page 93: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

With voerde de voorhoede aan

en Pieter Florisz. op de Josua de

achterhoede. Die bestond uit 11

schepen, waaronder ook de Stad

Monnickendam met de Monnic-

kendammer kapitein Jan Sam-

pelon (of Samson?) en het Wapen

van Monnickendam, met de even-

eens uit Monnickendam afkom-

stige kapitein Claes Arentsz.

Sloot.

Op 3 november bereikten de Ne-

derlanders de ingang van de Sont,

waar het bij Helsingør gelegen

slot Kronborg in Zweedse han-

den was gevallen. De wind maak-

te het echter pas op 8 november

mogelijk de zeeëngte binnen te

zeilen. De als altijd onstuimige

Witte de With voer direct op het

schip van de Zweedse admiraal

92

Zeeslag in de Sont, 1658. Rechts boven kasteel Kronborg bij Helsingør, links de Zweedse kust

(de situatie is vanuit het noorden gezien). Kopergravure, opgenomen in P. L. Muller, Onze

Gouden Eeuw, deel II, p. 363)

Zeeslag in de Sont, 1658. Met op de voorgrond het

zinkende Zweedse schip Pelikaan en daarachter

De Eendragt van admiraal Van Wassenaer in gevecht

met het Zweedse schip Morgenster. Schilderij door

Willem van de Velde de Oude, Rijksmuseum

Amsterdam.

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 92

Page 94: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Karel Gustaaf Wrangel aan, dat weldra ook door Van Wassenaer werd aangevallen.

Het Zweedse vlaggenschip werd door dit overwicht spoedig buiten gevecht ge-

steld, maar omgekeerd gebeurde kort daarop hetzelfde met de Brederode, het

schip van Witte de With, dat uiteindelijk zou zinken. De dodelijk gewond ge-

raakte Witte de With was toen al van boord gehaald. Op de Eendracht weerstond

Van Wassenaer diverse Zweedse aanvallen.

De Josua van Pieter Florisz. werd tot twee maal toe geënterd, maar beide aanval-

len werden afgeslagen. Daarbij moet Pieter Florisz. echter door een musketko-

gel zijn getroffen, wat hem het leven kostte. Maar uiteindelijk kregen de Neder-

landers toch de overhand en na zes uur strijd trokken de Zweden zich terug. De

Nederlanders mochten zich overwin-

naars noemen, want de Zweedse Sont-

blokkade was gebroken en Kopenha-

gen kon nu worden ontzet. Maar de

prijs was hoog geweest. Behalve dat

Witte de With en Pieter Florisz. (en

nog tal van anonieme zeelieden)

waren gesneuveld, was er ook het ver-

lies van twee schepen. De gezonken

Brederode en de Stad Monnickendam, die

door de Zweden veroverd was en die

tot haar afdanking in 1676 in Zweedse

dienst zou blijven.

In herinnering

Pas een klein jaar later keerde het li-

chaam van Pieter Florisz. in een met

zwart fluweel en met zilver beslagen

kist terug naar Nederland. Op 7 no-

vember 1659 volgde zijn plechtige be-

grafenis in de Grote Kerk van Hoorn.

Onder vijfeneenhalf uur klokgelui be-

geleidde een lange, door de schutterij

aangevoerde rouwstoet Pieter Florisz.

naar zijn laatste rustplaats. Daar werd

door de Vlaamse beeldhouwer Van

Campfoort een indrukwekkend praal-

graf opgericht, dat bij de brand van de

Grote Kerk in 1878 echter grotendeels

93

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

Praalgraf van Pieter Florisz. in de Grote Kerk

van Hoorn, vóór de brand van 1878. Uit: Ab-

bing, C.A., Geschiedenis der stad Hoorn (vervolg

op Velius Chronyk) beginnende met het jaar 1630,

Hoorn 1841 (Collectie Waterlands Archief).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 93

Page 95: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

verloren ging. Alleen het reliëf, waarop de slag in de Sont staat afgebeeld bleef

behouden. Het is te zien in het Westfries Museum. Zijn nagedachtenis werd te-

vens levend gehouden door de vernoeming van een aantal oorlogsschepen. En

hopelijk is zijn 350e sterfdag voor Monnickendam aanleiding om zijn stadsge-

noot te eren.

JAN MAUW (.. – 1672)

Hier rust die grote Mauw

Die Brit en Frans deed vluchten

Doort donderen van cartouw

En andere krygsgeruchten,

Maer wert toen, laas, ontsielt

Doch echter leeft syn naam,

Die hy by ons behield

Door gunste van de Faam

Aldus staat te lezen op de grafsteen van kapitein Jan Mauw: ‘Capitain Jan Mauw

is gequetst den 7 juni, gerust den 14 dito 1672’, zoals rond zijn wapen staat ge-

graveerdxxxvi. Onder het lofdicht staat de naam van zijn vrouw, die ongetwijfeld

bij hem begraven werd: ‘Nelletien Claas Cortes syn Huysvrou’.

Het gevecht, waarin Jan Mauw gewond raakte, was de zeeslag bij Solebay, die op

7 juni 1672 woedde aan de Engelse oostkust. Dat was de eerste van de vier grote

zeeslagen in de derde Engelse zeeorlog, waarin de Nederlandse vloot onder Mi-

chiel Adriaenszoon de Ruyter de gecombineerde Engels-Franse vloot telkens

weer wist de overtroeven. Voor Jan Mauw was het echter zijn laatste strijd.

Monnickendams zeeofficier

Jan Mauw was in 1672 reeds een vlootkapitein met ervaring. De eerste maal, dat

hij in die functie deelnam aan een zeeslag was vermoedelijk in 1666. Dan vinden

we hem onder de kapiteins van de vloot, die op 4 en 5 augustus 1666 met de En-

gelsen slag leverde in de tweedaagse zeeslag.xxxvii Dat betekent dat hij eerder al

in lagere rangen gediend moet hebben en dus hoogst waarschijnlijk ook aan de

vierdaagse zeeslag heeft deelgenomen, maar informatie daarover ontbreekt

vooralsnog. Zoals we ook verder niets weten over zijn jeugd. Het oudste gege-

ven dat over hem was terug te vinden betrof de inschrijving van zijn huwelijk

met Nelletje Klaes Karstes op 6 april 1664 (ongetwijfeld gaat het bij Cortes en

Karstes om dezelfde persoon). Beiden waren ‘van Monnickendam’ staat er bij

geschreven, maar de namen van hun ouders staan er niet bij vermeld. Zijn vader

had echter als voornaam Jan, want we komen Jan Mauw in 1667 ook tegen als

94

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 94

Page 96: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Jan Jansz. Maauw. In de doopboe-

ken vinden we verder de geboorten

van de kinderen van Nelletje en Jan

terug. Die kregen de namen Eefje

en Jan.

Kapitein

Over welk schip Jan Mauw in de

tweedaagse zeeslag het commando

voerde viel vooralsnog niet te ach-

terhalen. Daardoor weten we ook

niet tot welk vlootonderdeel hij be-

hoorde, maar vermoedelijk diende

hij in die zeeslag in het eskader van

de Amsterdamse vice-admiraal Cornelis Maartensz. Tromp, de zoon van Maar-

ten Harpertsz. Tromp. Die moet namelijk ook de schepen van West-Friesland en

het Noorderkwartier onder zijn bevel hebben gehad.xxxviii

De tweedaagse zeeslag vond amper twee maanden na de roemrijke vierdaagse

zeeslag plaats. Het zou kunnen zijn, dat Jan Mauw een in die zeeslag gesneuvel-

de kapitein is opgevolgd. Hopelijk kan nader onderzoek daarover meer duide-

lijkheid verschaffen. In ieder geval moet Jan Mauw als jong zeeofficier en ver-

volgens als kapitein goed geïnstrueerd zijn in de nieuwe strategieën en tactie-

ken, waarin Michiel de Ruyter en Cornelis Tromp juist in die tijd de vloot

begonnen te oefenen. Daarbij maakten de entergevechten van afzonderlijke

schepen steeds meer plaats voor artillerieduels tussen in kiellinie met elkaar ge-

lijk op varende vlooteenheden. Dat is weliswaar een tamelijk eenvoudige voor-

95

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

Huwelijksinschrijving van Jan Jansen Mau en

Nelletje Klaes Karstes in het Trouwboek van

Monnickendam, 1664.

De beginfase van de Tweedaagse zeeslag in 1666. De eerste zeeslag, waaraan Jan Mauw als

kapitein deelnam. Op misschien wat overdreven wijze wordt op deze afbeelding goed de

nieuwe linietactiek zichtbaar gemaakt. Gravure door Wenceslaus Hollar (National Maritime

Museum, Greenwich).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 95

Page 97: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

stelling van zaken, maar toch wel de meest verhelderende voor ons 20e en 21e

eeuwers, voor wie het moeilijk is zich een voorstelling te maken van vlootma-

noeuvres met grote aantallen zeilende oorlogsschepen. De tweedaagse zeeslag

was, zeker in de beginfase, een schoolvoorbeeld van een liniegevecht ‘nieuwe

stijl’.

Hoe Jan Mauw het er in die tweedaagse zeeslag vanaf heeft gebracht weten we

niet. De slag eindigde in een Nederlandse nederlaag, maar dat zegt natuurlijk

niets over het individuele optreden van een afzonderlijke kapitein. We mogen

eigenlijk wel aannemen dat hij het als kapitein goed gedaan heeft, want het jaar

daarop zien we Jan Mauw als kapitein van het fregat Kaleb deelnemen aan de

spectaculaire tocht naar Chatham. Kaleb (letterlijk: hond) is in het Oude Testa-

ment één van de verspieders, die de Israëlieten na hun tocht door de woes tijn het

land Kanaän hadden laten verkennen. Samen met Josua sprak hij hen moed in.

Naar Chatham

Bij die tocht naar Chatham in juni 1667 werd de Engelse vloot in zijn thuisbasis

aangevallen. Onderzoek in het Instituut voor Militaire Historie wees uit, dat

Jan Mauw zich met zijn Kaleb in de voorhoede van de Nederlandse vloot bevond.

Het was deze voorhoede die het aan de monding van de Medway (een zijrivier

van de Theems) gelegen fort Sheerness aanvielxxxix.

96

Panoramaschilderij van de tocht naar Chatham in 1667 door W. Schellinks. Links het fort

Sheerness (collectie Rijksmuseum Amsterdam).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 96

Page 98: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

De inname van dit fort op 20 juni door een groep van 800 aan land gezette mari-

niers was essentieel voor de aanval op het stroomopwaarts gelegen Chatham,

waar een aantal kapitale Engelse oorlogsschepen opgelegd lagen. Omdat hun

bemanning voor het merendeel was afgedankt waren deze schepen in feite zo

goed als weerloos. Om te voorkomen dat de Nederlanders die schepen konden

bereiken probeerden de Engelsen de Medway echter ijlings met zinkschepen te

versperren. Bovendien werd nog wat verder stroomopwaarts getracht de door-

gang te blokkeren door het spannen van een zware ketting over de rivier.

Het zou niet baten. Bij hoog water zeilde de voorhoede onder Van Ghent verder

stroomopwaarts. De zinkschepen werden gepasseerd. En bij de ketting aange-

komen enterde kapitein Jan van Brakel het vóór de ketting liggende Engelse

fregat ‘Unity’, terwijl kapitein Jan Daniëls van Rijn met zijn ‘Pro Patria’ de ket-

ting overvoer en de daar achter liggende ‘Matthias’ in brand stak en een andere

oorlogsbodem veroverde. Vervolgens werd met een aantal sloepen naar het nog

iets verder stroomopwaarts gelegen Engelse vlaggenschip ‘Royal Charles’ ge-

roeid. Het handjevol bemanningsleden, dat nog op het schip aanwezig was,

sprong in paniek over boord en het kapitale oorlogsschip, de trots van de Engel-

se vloot, werd zonder slag of stoot genomen. Dat was op 22 juni. Het schip werd

in triomf naar Nederland gebracht en het wapen op de achterspiegel is nog al-

97

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

Het Engelse vlaggenschip Royal Charles, door de Nederlanders veroverd en met de Nederlandse

vlag aan de achtersteven. Lithografie door Petrus Johannes Schotel, gemaakt voor J.C. de

Jonge’s Geschiedenis van het Nederlands Zeewezen, 1833-1848 (collectie Marinemuseum

Den Helder).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 97

Page 99: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

tijd te bewonderen in het Rijksmuseum te Amsterdam. Tenslotte werden op 23

juni bij Chatham nog drie grote Engelse oorlogsschepen, de ‘Royal Oak’, de ‘Loyal

London’ en de ‘Royal James’ aangevallen met branders. Branders waren kleinere

schepen vol brandbaar materiaal, die aan een vijandelijk schip vast klampten en

dit in vuur en vlam probeerden te zetten door de op het eigen schip ontstoken

brand te laten over slaan. Inderdaad lukte het de genoemde Engelse schepen te

verbranden. Het was het sluitstuk van deze voor de Engelsen nogal vernederen-

de tocht naar Chatham. Over de verdere rol van Jan Mauw en zijn Kaleb bij de ac-

ties op de Medway zijn we vooralsnog niet geïnformeerd, maar hopelijk kan

nieuw bronnenonderzoek daarover meer gegevens boven water brengen. Wat

de tweede Engelse zeeoorlog betreft: deze werd kort na de tocht naar Chatham

beëindigd met de vrede van Breda. Vijf jaar later was het echter weer oorlog.

Zeeslag bij Solebay: Jan Mauws laatste strijd

‘1672. Rampjaar. De Republiek wordt de oorlog verklaard door Engeland,

Frankrijk en de bisdommen Keulen en Münster. De regering leek radeloos, het

volk redeloos en het land reddeloos. Het Franse leger wordt met moeite voor de

Hollandse waterlinie tegengehouden. Raadpensionaris Jan de Wit en zijn broer

Cornelis worden in Den Haag door een menigte vermoord. Willem III wordt

stadhouder.’

Aldus herinner ik me het jaartal 1672 van de geschiedenislessen op de lagere

school. Maar terwijl de militaire situatie op land dus desastreus leek, wist de

vloot goed van zich af te slaan. Onder het bevel van luitenant-admiraal Michiel

Adriaensz de Ruyter waren de Nederlanders zowel in 1672 als het jaar daarop de

gecombineerde Engels-Franse vloot steeds te sterk af. Hoewel qua aantallen

schepen, stukken geschut en opvarenden steeds in het nadeel slaagden De Ruy-

ter en zijn mannen er in om door de juiste strategische keuzes en door goed tac-

tisch optreden van de verschillende vlooteenheden telkens weer een overwicht

te krijgen op hun tegenstanders. Nederland werd daardoor voor een invasie

vanuit zee behoed en het optreden van de vloot laat zich in dat opzicht vergelij-

ken met dat van de Britse Royal Air Force in de Slag om Engeland in de nazomer

van 1940. Het was hun ‘finest hour’. De Monnickendamse kapitein Jan Mauw

mocht delen in de roem, zoals uit de tekst op zijn grafsteen blijkt. Maar hij heeft

er de prijs van zijn leven voor moeten betalen. Bij het uitbreken van de derde

Engelse zeeoorlog was Jan Mauw commandant van het linieschip ’t Noorderk-

wartierxl. Met 60 stukken geschut was dit een beduidend groter schip dan de 46

kanons tellende Kaleb, waarover hij tijdens de tocht naar Chatham het bevel

voerde. Zo dat al niet met een promotie in rang samen hing, dan toch in ieder

geval met een groot vertrouwen in hem als oorlogskapitein.

98

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 98

Page 100: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Het eerste grote treffen was in de slag bij Solebay, op de Engelse oostkust. De

vloot van De Ruyter telde 75 linieschepen en fregatten, 54 kleinere vaartuigen,

20.700 manschappen en 4500 kanons en was daarmee kleiner dan de Engels-

Franse vloot, die begin juni 1672 voor anker lag in de baai van Solebay. De Engel-

se en Franse opperbevelhebbers, de hertog van York, Edward Montagu (Lord

Sandwich) en Jean d’Estrées, verkeerden in de veronderstelling dat de Neder-

landse vloot voor de eigen kust voer. Zij werden dan ook volkomen verrast, toen

de Nederlanders hen in de vroege ochtend van 7 juni 1672 in slagorde tegemoet

zeilden. Tot hun geluk kregen ze enig respijt, want vanwege de westelijke wind

moest de Nederlandse vloot eerst nog een overstagmanoeuvre uitvoeren. In

grote haast werden ankerlijnen gekapt en lukte het de Engelsen en Fransen om

tijdig de baai uit te varen, zij het in wanorde.

De Nederlandse voorhoede onder admiraal Joseph van Ghent raakte in gevecht

met de Engelse voorhoede onder Lord Sandwich. Omdat ook David Vlugh,

schout-bij-nacht van de admiraliteit van West-Friesland en het Noorderkwar-

tier onder admiraal Van Ghent voer, mogen we aannemen dat kapitein Jan

Mauw zich met zijn ’t Noorderkwartier eveneens in dit eskader bevond. Hij raakte

99

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

Branderaanval op het Engelse admiraalsschip Royal James in de slag bij Solebay in 1672. Schilde-

rij van Willem van de Velde de Jonge (collectie Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 99

Page 101: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

zwaar gewond. Van Ghent zou in deze zeeslag sneuvelen, evenals zijn tegen-

stander Lord Sandwich, die omkwam toen zijn vlaggenschip, de ‘Royal James’,

door een brander in vuur en vlam werd gezet en uiteindelijk zonk. En terwijl de

Nederlandse achterhoede onder de Zeeuwse admiraal Adriaan Bankcert de ach-

terhoede van de Franse admiraal d’Estrées bezig hield, ontwikkelde zich een

hevige strijd tussen de beide hoofdmachten. Daarbij werd een fel vuurgevecht

geleverd tussen De Ruyter op zijn vlaggenschip De Zeven Provinciën (80 stukken)

en de hertog van York op de Royal Prince (100 stukken). De wind zwakte echter

steeds verder af waardoor manoeuvreren moeilijker werd. Toen de avond viel en

het donker begon te worden kwam er een einde aan de strijd en keerden beide

vloten terug naar hun thuishavens. De Nederlanders mochten van een overwin-

ning spreken, omdat de vloot van hun tegenstanders het dusdanig zwaar te ver-

duren had gehad, dat die de rest van het jaar geen nieuwe invasiepoging meer

zou ondernemen. Maar ook aan Nederlandse zijde waren er de nodige verlie-

zen, zowel aan mensen als aan schepen. Zo ging onder meer de Josua, het vroege-

re vlaggenschip van Pieter Florisz. verloren.

De ‘gequetste’ Jan Mauw was

intussen overgebracht naar

het schip Pacificatie, dat onder

bevel stond van vice-admiraal

Volkert Schram, de hoogste

vlagofficier van de admirali-

teit van West-Friesland en het

Noorderkwartier. Aan boord

van dit schip kwam Jan Mauw

op 14 juni 1672 te overlijden.

Op 22 juni werd ‘kappiteijn

Mauw’ in de grote kerk van

Monnickendam ‘in een eijgen

graf’ begravenxli. De begrafe-

nisplechtigheid werd bege-

leid door het luiden van de

kerkklok, één uur lang.

100

Grafsteen van Jan Mauw in de Grote Kerk in Monnic-

kendam (foto Harry Voogel).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 100

Page 102: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

HERMANUS REIJNTJES (1744 – 1797)

‘29 maart 1788. Den Heer Harmanus Rijntjes Capiteyn ter Zee in dienst bij de

Admiraliteyt van Amsterdam versogt hebbende zijn inwooning in deze stad,

hetgeenen van zijn wel Ed: gunstig is geaccordeert en heeft als doen in handen

van den heer President Burgemeester den nieuwe Eed gedaan en afgelegt’xlii.

Zeeofficier

Hermanus Reijntjes, naar wie in Monnickendam eveneens een straat is ver-

noemd, is geen geboren Monnickendammer. Zijn wieg stond in Edam, waar hij

op 4 oktober 1744 werd gedoopt als zoon van burgemeester Frans Reyntjes en

Klaasje Stapert. Eerst in 1788 verhuisde hij naar Monnickendam, zoals we in het

memoriaal van de Monnickendamse burgemeesters kunnen lezen. Maar het

was in zijn Monnickendamse jaren, dat hij roem verwierf.

Over zijn jongste jaren is verder nooit iets uitgezocht, maar in de Edamse ar-

chieven is daarover ongetwijfeld nog wel iets terug te vinden. Hermanus Reijnt-

jes moet in ieder geval al op vrij jonge leeftijd naar zee zijn gegaan, want op 9

juni 1761 werd hij, 17 jaar oud, luitenant ter zee. Officier dus. Zestien jaar later,

op 17 november 1777, was hij opgeklommen tot kapitein ter zee (extra-ordina-

ris)xliii en in de jaren 1782 – 1785 komen we Hermanus Reijntjes tegen als kapi-

tein van de Argoxliv. Met dit fregat maakte hij in de jaren 1783 – 1785 een reis naar

Guinee en West Indië. In het bewaard gebleven archiefgedeelte van de Admira-

liteitscolleges bevindt zich zijn rapport over die reisxlv. Toen hij uit Nederland

vertrok was de vierde Engelse zeeoorlog (1780-1784) nog niet beëindigd, hoewel

de gevechtshandelingen grotendeels geluwd waren. Of hij vóór deze reis, dus

tussen 1780 en 1782, zelf nog bij gevechtshandelingen betrokken is geweest

moet nog worden nagegaanxlvi.

Van Edam naar Monnickendam

Sinds april (eind maart) 1788 woonde Hermanus Reijntjes in Monnickendam,

zoals blijkt uit zijn verzoek om inwoning en de aflegging van de eed. Zijn wo-

ning stond aan het Noordeinde, maar heeft in de 19e eeuw plaats moeten maken

voor de St. Nicolaas en St. Antoniuskerk en het daarvóór aangelegde plein. Dat

Reijntjes van Edam naar het vrijere Monnickendam verhuisde heeft ongetwij-

feld te maken met de moeilijke positie waarin de familie Reijntjes was komen te

verkeren door de betrokkenheid van zijn broer Jan bij de patriotse oppositie

tegen het conservatieve stadsbestuur van Edam. Toen de prinsgezinde regenten

in deze stad hun machtspositie hadden weten te consolideren werd Jan Reijnt-

jes uit de vroedschap verwijderdxlvii. Hermanus Reijntjes zal op zijn minst ge-

sympathiseerd hebben met de ideeën van zijn broer. Dat mag namelijk worden

101

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 101

Page 103: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

afgeleid uit zijn opstelling in 1795 en de jaren daarna, toen hij zich duidelijk op-

stelde achter de in Nederland nieuw gevormde Bataafse Republiek, die de de-

mocratische idealen van de Franse revolutie hoog in het vaandel had geschre-

ven. Maar hij zal ook weer niet al te uitgesproken zijn geweest in zijn politieke

opvattingen, want anders was zijn carrière op de vloot in de jaren tussen 1788 en

1795 in moeilijkheden gekomen. En het lijkt er op, dat hij wat dat betreft weinig

problemen heeft ondervonden. Hij was kennelijk een loyaal officier. Van 1788 –

1790 diende hij als kapitein op de Amazoonxlviii. En op 23 oktober 1789 werd Her-

manus Reijntjes bevorderd tot kapitein ter zeexlix. In 1794, als de oorlog met het

revolutionaire Frankrijk uitbreekt, zie we hem als kapitein van het linieschip

Admiraal Piet Heijnl. Maar hopelijk kan nader onderzoek nog wat meer informa-

tie opleveren over zijn loopbaan in deze jaren. En over zijn politieke en levens-

beschouwelijke opvattingen, want daarin zouden we deze interessante Mon-

nickendammer graag nog beter willen leren kennen.

Bataafse omwenteling

Ook 1795 was een van de jaartallen, die kinderen vroeger op school leerden: een

Frans leger onder Pichegru viel Holland binnen, na over de bevroren rivieren te

zijn getrokken. Stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland en in Nederland

voltrok zich de Bataafse omwenteling. Het volk danste om de overal opgerichte

vrijheidsbomen en er kwamen democratische verkiezingen, eerst voor de ge-

meentes en in 1796 voor de Nationale Vergadering van de nieuwe Bataafse Re-

publiek.

Hermanus Reijntjes zal de omwenteling hebben toegejuicht, in ieder geval in

zijn hart. Bij de Bataafse omwenteling had hij als officier zijn politieke sympa-

thieën overigens niet hoeven te verloochenen. Want op 21 januari 1795, drie

dagen na het vertrek van Stadhouder Willem V, had de regering in Den Haag de

verschillende vlootcommandanten opdracht gegeven om de Fransen niets in de

weg te leggen en de Franse legereenheden vriendschappelijk tegemoet te tre-

den. Deze opdracht was bekrachtigd door de alom gerespecteerde opperbevel-

hebber luitenant-admiraal Van Kinsbergenli. Op 23 januari bereikten Franse

troepen zowel Hellevoetsluis als Den Helder. Bij de laatste plaats bevond zich

het grootste deel van de oorlogsvloot. De schepen, die onder het bevel stonden

van Hermanus Reijntjes, lagen ingevroren in het Nieuwediep. Het eskader be-

stond uit vijftien grote schepen, waarvan elf bewapend en bemand. Op die win-

terse januaridag reden Franse huzaren te paard over het ijs naar het schip van

Reijntjes, de Admiraal Piet Heyn. Reijntjes zal hun commandant hebben ontvan-

gen en hem zijn instructies hebben toegelicht. In Vlissingen had schout-bij-

nacht Haringman op vergelijkbare, vreedzame wijze zijn vlooteenheid onder

het gezag van het nieuwe bewind gesteld.

102

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 102

Page 104: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Admiraal

Op de vanouds nogal orangistische vloot leidde de omwenteling overigens tot

de nodige onrust. Onder het meestal sterk prinsgezinde scheepsvolk waren er

velen, die niets van de Bataafse omwenteling moesten hebben. Van hen eisten er

heel wat ontslag en uitbetaling van hun gage. Ontslag konden ze krijgen, maar

voor het uitbetalen van de gages ontbrak vaak het geld. Dat leidde soms tot de-

sertie. De officieren waren verdeeld. Er waren prinsgezinden onder, die zich op

geen enkele manier wensten te schikken, maar die vormden een minderheid. Er

was ook een groep, die positief stond ten opzichte van de nieuwe Bataafse Repu-

bliek, maar de meerderheid van de officieren kan gekenschetst worden als af-

wachtend. Gezien die verdeeldheid besloot de jonge republiek tot een politieke

zuivering van het officierskorps. Op 3 maart kregen de marineofficieren in het

Nieuwe Diep van kapitein Reijntjes te horen, dat zij door het nieuwe Bataafse

bewind en het daardoor ingestelde Comité van Marine waren afgedanktlii. Na

deze z.g. cassatie konden zij opnieuw in dienst treden bij de Bataafse marine,

maar alleen bij voldoende politieke betrouwbaarheid. Voor Hermanus Reijntjes

was dit geen probleem. Zijn trouw aan het nieuwe bewind stond buiten kijf, zo-

zeer zelfs, dat hij op 26 juni werd aangesteld als vice-admiraal. Naast Jan Sels,

Adriaan Braak, Cornelis Hermanus Mulder en Jan Ernst van Raders, en met

Johan Willem de Winter als opperbevelhebberliii. Als vice-admiraal van de blau-

we vlag werd Hermanus Reijntjes opnieuw commandant van het eskader in het

Nieuwediep. Daar had hij ook zitting in de nieuw samengestelde zeekrijgsraad,

waarin voor het eerst in de geschiedenis ook onderofficieren en matrozen zit-

ting haddenliv. Een opmerkelijk experiment.

Door het bondgenootschap met Frankrijk raakte de Bataafse Republiek in de

loop van 1795 in oorlog met Groot-Brittannië. Van de vloot werd een actief op-

treden verwacht, maar gezien de reorganisatie van het officierskorps kwam

daar voorlopig weinig van terecht. Het lukte niet de vloot spoedig gevechtsge-

reed te krijgen en het gevolg was dat de Britten de Nederlandse kust konden

blokkeren en dat koopvaardijschepen geen of onvoldoende konvooi kon wor-

den geboden. In februari 1796 zeilden eindelijk twee eskaders uit om de Neder-

landse koopvaardij in de oost en in de west te beschermen. Maar voor het overi-

ge kwam de Bataafse marine nog nauwelijks in actie. Het vergde tijd om de or-

ganisatorische problemen de baas te worden, meer tijd dan gedacht. Mogelijk is

Hermanus Reijntjes in deze periode door het Comité van Marine bekritiseerd

wegens ‘eigendunkelijkheid’ en mede tengevolge daarvan een tijdlang over-

spannen geweestlv. Van de uitgezonden eskaders zou er trouwens één zich in

het najaar van 1796 bij Kaap de Goede Hoop aan een Britse vlooteenheid moeten

overgeven, wat als zeer vernederend werd ervaren. Eerst in de zomer van 1797

was de vloot voor actie gereed. Tegenwind belette enige tijd nog het uitvaren en

103

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 103

Page 105: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

van een gezamenlijk met de Franse marine te ondernemen landingspoging op

de Ierse kust kwam niets terecht. Al lag dat laatste óók aan de onvoldoende

voorbereiding door de Fransen zelf. Maar op 7 oktober koos admiraal De Winter

dan toch zee. Op uitdrukkelijk bevel van Den Haag. Zestien linieschepen, drie

fregatten, twee korvetten vier brikken en een adviesjacht telde zijn vloot. Zelf

voerde hij zijn vlag op De Vrijheid, terwijl zijn vice-admiraal Hermanus Reijntjes

de Jupiter als vlaggenschip hadlvi. Op de Noordzee kruiste een Britse vloot onder

vice-admiraal Adam Duncan. Getalsmatig van min of meer gelijke sterkte, maar

in geoefendheid en ervaring onmiskenbaar de meerdere van de Bataafse vloot.

Zeeslag bij Kamperduin (1797)

Na vier dagen op zee kreeg de vloot van De Winter in de ochtend van 11 oktober

de Britse vloot in zicht. De Nederlanders voeren met halve wind in noordooste-

lijke richting en bevonden zich op dat moment dwars van Kamperduin. De Brit-

ten kwamen voor de wind aan gezeild vanuit het noord-westen. Onmiddellijk

gaf De Winter zijn kapiteins het bevel om in ‘lijn der bataille’ (linie) te gaan

varen, maar gebrek aan ervaring en het slecht bezeild zijn van sommige schepen

maakte dat dit veel te lang duurdelvii. De Britten zouden daar handig gebruik

van maken. Zij kozen er voor om niet met hun gehele vloot in een evenwijdige

koers met de tegenstander een liniegevecht aan te gaan maar om een aantal

schepen direct de Nederlandse linie te laten doorbreken, wat gezien de gaten

104

Slag bij Kamperduin op 11 oktober 1797. In het midden het door twee Britse schepen ingesloten

vlaggenschip van admiraal De Winter. Kopergravure door R. Vinkeles en G. Groenewegen

(collectie Marine Museum, Den Helder).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 104

Page 106: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

daarin ook niet zo moeilijk was. Deze schepen draaiden vervolgens bij waardoor

de Britten een aantal Nederlandse schepen van weerskanten onder vuur kon

nemen (doubleren). De Nederlanders hadden geen afdoende antwoord op deze

tactiek of slaagden er in ieder geval onvoldoende in om de van twee zijden aan-

gevallen schepen te hulp te komen en te ontzetten. Zodra een Nederlands schip

was uitgeschakeld konden de Britten een volgende tegenstander onder handen

nemen.

Maar al schoot de Bataafse vloot als geheel in tactisch opzicht tekort, de afzon-

derlijke schepen verdedigden zich fel en moedig. Het Nederlandse linieschip

Hercules wist zijn Engelse tegenstander, het linieschip Triumph, zelfs dusdanig

onder vuur te nemen dat het niet veel scheelde of de Triumph had zich moeten

over geven. Door een brand, die aan boord van de Hercules was uitgebroken, ont-

liep het Britse schip dit lot. Admiraal De Winter zag zich intussen op zijn De

Vrijheid ingesloten worden door twee Britten, waaronder de Venerable van zijn

tegenstander, admiraal Adam Duncan.

Er volgde een hevig, drie uur durend gevecht, waarin De Vrijheid al zijn masten

verloor. Niet meer tot enige manoeuvre in staat hadden de Britten vrij schieten

en had De Winter uiteindelijk geen andere keus meer dan zich over te geven.

Een vergelijkbare strijd werd door de Jupiter van vice-admiraal Hermanus

Reijntjes geleverd. Een van zijn tegenstanders was de Monarch van de Britse

vice-admiraal Richard Onslow. Ook op de Jupiter raakte de tuigage volkomen in

het ongerede. Reijntjes zelf raakte gewond door een schampschot. En nadat de

105

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

Slag bij Kamperduin in 1797. In het midden het Britse vlaggenschip Venerable en daarnaast

De Vrijheid van admiraal De Winter, dat al zijn masten heeft verloren. Schilderij door R. Dodd.

(collectie Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 105

Page 107: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

meeste kanons buiten gevecht waren gesteld en 61 matrozen het leven hadden

gelaten restte ook Reijntjes niets anders dan de overgave. De gewonde Reijntjes

werd per sloep naar de Monarch overgebracht en na afloop van de zeeslag naar

Londen vervoerd, waar hij op 9 november 1797 op 53 jarige leeftijd aan zijn ver-

wondingen zou overlijden. In de achterhoede werden ook de linie schepen

Delft, Alkmaar en Haarlem gedoubleerd en overmeesterd. Het fregat Monnic -

kendam trof het zelfde lot. Maar noch aan de Delft, noch aan de Monnickendam be-

leefden de Britten veel vreugde. Deze schepen waren in de strijd zo zwaar be-

schadigd, dat ze op weg naar een Britse haven zijn vergaan.

De strijd was hevig geweest en in een Britse overwinning geëindigd. Dat blijkt

ook uit de slachtofferlijsten of ‘butcher’s bill’. In totaal lieten 540 Nederlandse

opvarenden het leven en raakten er 620 gewond. Daar stonden 203 gesneuvelde

en 622 gewonde Britten tegenover. Maar bovendien waren 3775 Nederlanders

krijgsgevangen gemaakt en hadden de Britten in totaal 9 Bataafse linieschepen

en een fregat veroverd. Daarvan gingen de Delft en de Monnickendam door de op-

gelopen schade dus alsnog verloren.

De volgende dag vielen de resterende Nederlandse schepen binnen bij Texel en

Hellevoetsluis. De nederlaag kwam hard aan in de Bataafse republiek. Maar

toen duidelijk werd hoe zwaar er gevochten was en hoe moedig er door de Ne-

derlandse vloot gestreden was, vervulde dat de harten van veel Nederlanders

106

Het mastloos geschoten linieschip De Vrijheid (midden), ingesloten door vier Britse liniesche-

pen. Lithografie door Petrus Johannes Schotel, gemaakt voor J.C. de Jonge’s Geschiedenis van

het Nederlands Zeewezen, 1833-1848 (collectie Marinemuseum Den Helder).

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 106

Page 108: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

toch met trots. Die trots lezen we ook in het grafschrift van Hermanus Reijntjes,

wiens stoffelijk overschot naar Nederland was overgebracht en op 22 december

1797 in de Grote Kerk van Monnickendam werd begraven:

Hier rust held Reyntjes,

hy, getrouw aant Vaderland

bood Britlands overmagt den stoutsten tegenstand.

Gewond, moest hy zyn kiel, gansch redloos, overgeven.

Die wond ontrukte hem, in Londen,

t dierbaar levenlviii.

Hermanus Reijntjes was een zeeheld, zoals ook Jan Mauw, Pieter Florisz. en

Cornelis Dirksz. dat waren. Moedig stortten zij zich in zeegevechten om het

dreigende onheil van vreemde overheersing van ons land af te wenden. Voor

Hermanus Reijntjes ging het daarbij óók om de verdediging van democratische

beginselen, zoals die in de nog jonge Bataafse Republiek gehuldigd werden. In

die zin was hij óók een held van de democratische lente, die ons land aan het

eind van de 18e eeuw beleefde.

Noten

i Onder de andere grootheden, waar een straat naar vernoemd werd, bevonden zich:

Tedingh van Berkhout, Officier van de stad in 1672 en vriend van de prins van Oranje.

N. B. Er waren in een eerdere generatie ook Tedingh van Berkhouts vlootkapitein.

Pieter Adriaansz. Appel, Directeur van de Groenlandse en Straat Davidse Compagnie 1712;

Hendrik Meyer, Kapitein der schutterij en stadshistorieschrijver; ii Appel, L. De Slag op de Zuiderzee, Zutphen 1973.iii Brozius, John R., Het leven en bedrijf van Pieter Florisz, in: De Ruyter, themanummer Levend Verleden,

uitg. Helderse Historische Vereniging , 19e jrg, nr 3, maart 2007.iv Volledige zekerheid over zijn geboortejaar is er overigens niet. Zie: Appel, L. De Slag op de

Zuiderzee, Zutphen 1973, p. 77. Door C. J.W. van Waning wordt – op gezag van J. Oosterveld sr. -

in zijn brochure Ter meerdere glorie van Monnickendam (1966), verondersteld, dat Cornelis

Dirksz in Poppendam, ten noorden van Ransdorp geboren is, maar volgens Appel is dit on-

waarschijnlijk. v Appel, L. De Slag op de Zuiderzee, Zutphen 1973, p. 79 en 80.vi Ibidem, p. 17 en 18.vii Meyer, H. korte beschryvinge der Stadt Monnickendam (tweede druk), Monnickendam 1757,

p. 22.viii Appel, L. De Slag op de Zuiderzee, Zutphen 1973, p. 19.ix Ibidem, p. 34.

107

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 107

Page 109: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

x Ibidem, p. 53 en 57. Het ging om vier, vermoedelijk wat kleinere schepen ter oorloge, die ook

op de binnenwateren konden opereren, en daarnaast nog enkele kustvaartuigen. xi Ibidem. Cornelis Dirksz vinden we pas in februari 1573 voor het eerst als burgemeester ver-

meld, maar we mogen aannemen dat hij reeds op de verkiezingsdag van alle ambten (10 augus-

tus) verkozen werd.xii Ibidem, p. 47.xiii Velius, Theodorus, Chronijck van de Stadt van Hoorn, 1979 (reprint van de uitgave van 1604), p. 184.xiv Ibidem, p. 184.xv Zeggelaar, Gerrit van, xvi Volgens Velius was de wind op de 11e oktober naar het zuidoosten gedraaid, waardoor de

geuzen de loef zouden hebben gekregen. Maar als de geuzen inderdaad het dichtst onder

Hoorn lagen en de Spaansgezinden meer zuidwaarts, zoals Velius zelf schrijft, konden ze on-

mogelijk de loef hebben gehad. Die kregen de geuzen juist door het draaien van de wind naar

een meer (zuid-)westelijke richting.xvii Zeggelaar, Gerrit van, De opstand en de reformatie, in: Stichting Historisch Centrum Amster-

dam-Noord, Terugblikken op Waterland, Hoofdstukken uit de geschiedenis van Amsterdam-Noord, Am-

sterdam 2000, p. 23.xviii Gerrit van Zeggelaar heeft het over vijf schepen, die op de Spanjaarden veroverd werden,

Leendert Appel, die zich baseert op het ooggetuigenverslag van kapitein Ruijchaver, over twee

buit gemaakte schepen.xix Appel, L. De Slag op de Zuiderzee, Zutphen 1973, p. 81. Cornelis Dirksz. voerde zijn vlag op

dat moment op de veroverde ‘Inquisitie’, al zal die een andere naam hebben gekregen. xx Brozius, John R., Strijd voor het vaderland, Pieter Florisz, vice-admiraal van West-Friesland en het No-

orderkwartier, Hoorn 2007.xxi Het uitrusten van de oorlogsvloot van ons land (het woord marine kwam pas later in zwang)

was de verantwoordelijkheid van vijf admiraliteitscolleges, te weten de admiraliteiten van Rot-

terdam, Zeeland, Amsterdam, Westfriesland en het Noorderkwartier en tenslotte Friesland. De

laatste twee waren de kleinste en hadden ook de meeste moeite hun eskaders of smaldelen uit-

gerust te krijgen. Op zee dienden hun smaldelen vaak onder het commando van de admiraal

van de vloot van de Amsterdamse admiraliteit. Want tijdens de Engelse zeeoorlogen was er

steeds vaker sprake van een driedeling, waarbij de voorhoede, de middentocht (of centrum) en

de achterhoede geleverd werden door de grootste drie admiraliteiten: Rotterdam, Amsterdam

en Zeeland.xxii www.mijnwoordenboek.nl/encyclopedie/NL/Pieter_Florissexxiii xxiv Brozius, John R., Het leven en bedrijf van Pieter Florisz, in: De Ruyter, themanummer Levend

Verleden, uitg. Helderse Historische Vereniging , 19e jrg, nr 3, maart 2007, p. 12 en 13.xxv Brozius, John R., Het leven en bedrijf van Pieter Florisz, in: De Ruyter, themanummer Levend

Verleden, uitg. Helderse Historische Vereniging , 19e jrg, nr 3, maart 2007, p. 13.xxvi Prud’homme van Reine, rechterhand van Nederland, Biografie van Michiel Adriaenszoon

de Ruyter, Amsterdam/Antwerpen 1996, p. 39.

108

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 108

Page 110: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

xxvii Wikipedia (Website), Pieter Florisse. Zie ook. Doedens, Anne en Like Mulder, Tromp, het

verhaal van een zeeheld, Baarn 1989, p. 107. xxviii Brozius, John R., Strijd voor het vaderland, p. 3.xxix Hainsworth, Roger and Christine Churches, The Anglo-Dutch Naval Wars 1652-1674, Glouces-

tershire 1998, p. 56.xxx Volgens Brozius op het schip De Eendracht (Brozius, J. R., Het leven en bedrijf van Pieter Florisz,

p. 17), maar volgens Roger Hainsworth en Christine Churches op de Monnikendam (The Anglo-

Dutch Naval Wars 1652-1674, p, 62).xxxi Hainsworth, Roger and Christine Churches, The Anglo-Dutch Naval Wars 1652-1674, Glouces-

tershire 1998, p. 62.xxxii Ibidem, p. 63-64.xxxiii Wikipedia (Website), Zeeslag bij Nieuwpoort. Volgens Brozius voer Pieter Florisz. echter op

de Stad Monnickendam (Brozius, J. R., Het leven en bedrijf van Pieter Florisz, p. 18).xxxiv Tunstall, Brian, Naval Warfare in the Age of Sail, the evolution of fighting tactics 1650-1815 (ed. By

Nicholas Tracy), London 1990, p. 20.xxxv Brozius, p.18.xxxvi Brozius, p.20.xxxvii Voogel, Harry, De Grote Kerk van Monnickendam, Monnickendam 2007 (?), p. 52.xxxviii Abbing, C.A., Geschiedenis der stad Hoorn (vervolg op Velius Chronyk) beginnende met

het jaar 1630, Hoorn 1841, p. 96 en 97.xxxix Nispen, Wim van, De Teems in brant: een verzameling teksten en afbeeldingen rond de

Tweede Engelse Zeeoorlog (1665-1667), Hilversum 1991, p. 69. xl Het verslag van de tocht naar Chatham is grotendeels gebaseerd op Prud’homme van Reine,

Rechterhand van Nederland, Biografie van Michiel Adriaenszoon de Ruyter, Amsterdam/Ant-

werpen 1996 en op Dirk J. Barreveld, Michiel Adriaenszoon de Ruyter, de Schrik van de Grote Oceaan,

Tilburg 2007.xli Abbing, C.A., Geschiedenis der stad Hoorn (vervolg op Velius Chronyk) beginnende met het jaar 1630,

Hoorn 1841, p. 111 en 112.xlii DTB 1672 Monnickendam. xliii Oud archief Monnickendam, nr. 38: Memoriaal van burgemeesters.xliv Eekhout, Luc, Het admiralenboek. De vlagofficieren van de Nederlandse marine 1382-1991,

Amsterdam 1992, p. 84.xlv Nationaal Archief, inventaris van het archief van de Admiraliteitscolleges 1586 – 1795, inv.

nr. 2172.xlvi Ibidem, inv. nr. 2419.xlvii In ieder geval behoorde hij niet tot een van de kapiteins in de zeeslag bij de Doggersbank

in 1781.xlviii Smit, P., Edam in de Patriottentijd, p. 71.xlix Nationaal Archief, inventaris van het archief van de Admiraliteitscolleges 1586 – 1795, inv.

nr. 2216.

109

m o n n i c k e n d a m s e z e e h e l d e n

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 109

Page 111: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

l Eekhout, Luc, Het admiralenboek. De vlagofficieren van de Nederlandse marine 1382-1991, Amsterdam

1992, p. 84.li Nationaal Archief, inventaris van het archief van de Admiraliteitscolleges 1586 – 1795, inv. nr.

2258.lii Roodhuyzen, T., In woelig vaarwater, Marineofficieren in de jaren 1779-1802, p. 120 en 121liii Ibidem, p. 122. liv Ibidem, p. 200, noot 67.lv Ibidem, p. 202, noot 114. Op 30 augustus 1796 diende a/b van de Jupiter de zaak Monnicken-

dam.lvi Zie een artikel van P. Huurdeman over Reyntjes in de Nieuwe Noordhollandsche Courant

van 12 december 1962. lvii Roodhuyzen, T., p. 149 en 150 en F. J.A. Broeze, J. R. Bruijn en F.S. Gaastra (red.): Maritieme

geschiedenis der Nederlanden, deel 3, Bussum 1977, p. 383.lviii Het verslag van de zeeslag bij Kamperduin is (mede) ontleend aan de tekst daarover op de

website van het Marinemuseum te Den Helder:

wwww.marine.nl/historie/marinemuseum/Webspecials/Heldendaden/Napoleontischeoorlo-

gen/kamperduin/

110

VOM_jaarboek08_ZEEHELDEN:M'damboek 12-05-2008 16:59 Pagina 110

Page 112: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

111

Troeters

Siem Koerse

Een Troeter van Monnickendam wie wil dat niet zijn! Wat het woord ‘Troeter’

precies inhoudt daar zijn de meningen over verdeeld. Er is één uitleg dat het

woord komt uit de tijd van armoede in Monnickendam, toen werd aan het aller

armste deel van de bevolking Troetpap uitgedeeld onder de Beurs. (Aanbouw

naast het Waeggebouw.)

Een tweede versie is de Engel/Faam op de speeltoren. Als het carillon (Het oud-

ste van Europa en er gaan zelfs stemmen op dat ‘van de wereld’, ja, ja!) was uitge-

speeld bracht de Engel/Faam met zijn bazuin een geluid voort dat lijkt op het

geluid dat kan worden uitgelegd als ‘Troet’.

Waarom deze intro? Ongeveer zestig jaar geleden is er op de toenmalige Open-

bare School op de Beestenmarkt een wondertje gebeurd.

Hoofd van de school was meester Kuikinga. Hij kwam op het idee om een lied te

componeren en te schrijven over Monnickendam. Het moet zijn gemaakt voor

een uitvoering, met de kinderen, in de voormalige Botterzaal van hotel De Post-

hoorn. De ruimte achter Hotel Posthoorn is nog steeds aanwezig, maar is niet

meer in gebruik als openbare ruimte. De Botterzaal werd ook gebruikt voor to-

neel, filmvoorstellingen en feestavonden.

Op die uitvoeringsavond moest het gebeuren en voerden de kinderen verschil-

lende stukjes op. Zo ook het lied ‘Een troeter van Monnickendam’.

Het was geen makkelijke weg naar de uitvoering van het lied. In de klas werd

stevig geoefend om het onder de knie te krijgen. Meester Kuikinga bespeelde

namelijk een viool, een instrument dat nou niet zo bekend was in Monnicken-

dam. Voor zover ik mij kan herinneren was er maar een man, die wel eens met

een vioolkoffer door Monnickendam liep, n.l. de heer Leguit Sr., die aan de Zar-

ken woonde.

En zo had onze klas ook het ‘genoegen’ om een meester met een viool te hebben.

We moeten er vanuit gaan dat hij de muziek zelf had gecomponeerd.

De coupletten zaten wel snor, die zongen lekker weg.

Het probleem was het refrein, daar kwam nl. vier keer in voor: ‘Aan de Gouw-

zee’.

VOM_jaarboek08_LIEDJES:M'damboek 12-05-2008 17:06 Pagina 111

Page 113: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

De eerste drie keer was het geen probleem. In de vierde en laatste keer moest het

woord Gouwzee langer worden aangehouden. En dat gebeurde niet! De hele

klas zong vier keer Gouwzee hetzelfde. Dat zinde meester Kuikinga niet en hij

tikte dan ook af met de strijkstok op de zijkant van zijn viool. Het geluid van af-

tikken aan zijn viool en het volhouden van Kuikinga om het er bij de klas in te

heien, heeft naar mijn bescheiden mening ertoe geleid dat dit lied na zestig jaar

nog steeds levendig is.

Het tweede lied ‘Monnickendam’, geheel van de hand van de heer Moorman, is

meer in de vergetelheid geraakt. Toch heeft het historische waarde, het is name-

lijk gemaakt toen Monnickendam zijn eerste nieuw te bouwen wijken kreeg. In

de tekst komt naar voren om tot elkaar te komen. Toen was dat de vraag, anno

2008 kunnen we constateren dat het allemaal goed is gekomen.

Een troeter van Monnickendam

Geschreven voor feestavond van de Openbare Lagere School

in de Botterzaal van Hotel de Posthoorn, 1950.

1 Aan de oever van het IJsselmeer

daar heeft mijn wieg gestaan

Daar ga ik heen, daar keer ik weer

daar ga ik nooit vandaan

Refrein:

Aan de Gouwzee, aan de Gouwzee,

daar is het leven goed

Aan de Gouwzee, aan de Gouwzee,

krijg ik steeds nieuwe moed

Waar de speeltoren klingelt zijn oude lied

Waar het IJsselmeer golft langs het Galgenriet

Daar leef ik als kind van mijn stam,

een troeter van Monnickendam

Refrein:

2 Ik heb veel vreugd en leed gezien

In het stadje aan de Gouw

112

VOM_jaarboek08_LIEDJES:M'damboek 12-05-2008 17:06 Pagina 112

Page 114: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Maar wat er ook gebeuren mag

Ik blijf het altijd trouw

Refrein:

3 Nog staan er vele huizen hier

uit een heel oud verle-een

De eeuwen gleden langzaam heen

veel schoonheid ging toen heen

Refrein:

4 Als ik nu aan de Gouwzee sta

luister ik naar de wind

Die mij verteld hoe het eens was

dan huil ik als een kind

Refrein:

5 Dan hoor ik weer die haringbel

en krimp stil in elkaar

En fluister met vertrokken mond

was er die tijd nog maar

Refrein:

Muziek: Kuikinga, hoofd Openbare Lagere School, Beestenmarkt te Monnickendam

Coupletten: 1 en 2: Kuikinga (1948) — 3, 4 en 5: Dhr J. H. Moorman

Refrein: Kuikinga (1948)

Muzikale bewerking voor het fanfarecorps ‘Olympia’: L. Van der Blonk, organist

Monnickendam

Geschreven voor feestavond van het fanfarecorps ‘Olympia’

Tekst: J. H. Moorman

1 Wij wonen in een stad,

omringd door groene dreven.

Die stad heet Monnickendam,

113

t r o e t e r s

VOM_jaarboek08_LIEDJES:M'damboek 12-05-2008 17:06 Pagina 113

Page 115: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Waarin wij allen leven.

Het was voorheen hier klein,

Ik moet daar vaak aan denken.

Zoals het hier toen was,

Dat kan mij vreugde schenken.

Refrein:

En waar ter wereld men ooit ook kwam,

geen plaats is te vinden als Monnickendam.

Deez stad is gezellig al is ze ook klein,

En om hier te wonen vindt iedereen fijn.

2 Maar ja de tijd schrijdt voort,

Daardoor is het gekomen.

Dat hier flink werd gebouwd,

wie had dat kunnen dromen.

Wij vonden het eerst vreemd,

met al die nieuwe mensen.

Maar al gauw toch zeiden wij,

men kon niet beter wensen.

Refrein:

3 Men groeit naar elkander toe,

dat kan niemand verhinderen.

En eens komt er de tijd,

dat enkel nog de kinderen

die hier geboren zijn,

in de schaduw van de toren

van onze oude stad,

leven als ooit te voren.

Refrein:

4 En daarom laten wij,

elkaar de handen reiken.

Wij wonen allen hier,

laat dit door vriendschap blijken.

Laat dit fanfare-feest,

ons ware vriendschap geven.

114

VOM_jaarboek08_LIEDJES:M'damboek 12-05-2008 17:06 Pagina 114

Page 116: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Waardoor wij met elkaar,

als Monnickendammers leven.

En waar ter wereld men ooit ook kwam,

geen plaats is te vinden als Monnickendam.

Deez stad is gezellig al is ze ook klein,

En om hier te wonen vindt iedereen fijn.

115

t r o e t e r s

VOM_jaarboek08_LIEDJES:M'damboek 12-05-2008 17:06 Pagina 115

Page 117: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

116

Zarken 23

Middendam 6

Kerkstraat 24

Noordeinde 3

Kerkstraat 32

Kerskstraat 7

Page 118: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

117

Jaartalstenen

Siem Koerse

Op enkele gevels zijn in oud Monnickendam jaartalstenen te zien. Deze jaartal-

len geven de ouderdom aan van de panden waarin ze zijn aangebracht.

Het is soms niet zeker of het jaartal ook bij het betreffende huis of gebouw past.

In de loop der eeuwen kan er met deze jaartalstenen zijn geschoven waardoor ze

niet de juiste plaats meer hebben in de gevelwanden van Monnickendam.

Het voorgaande is moeilijk te bewijzen en we gaan er soms ‘gemakshalve’ van-

uit dat ze op de juiste plaats zitten of staan. Met staan wordt uitgegaan van ge-

schilderde jaartallen op gevels.

Op de Zarken 23 hebben we te maken met een mooi verzorgde trapgevel met als

jaartal 1908. Het is duidelijk dat we hier te maken hebben met een replica. Een

oude wapensteen uit de binnenkant van de voormalige Noordeinderpoort is

aangebracht in deze ‘moderne gevel’. Er werd veel gesloopt, maar een wapen-

steen werd niet zomaar weggegooid.

Kerkstraat 24 onze eerste echte jaartalsteen (1638). Een beetje grof en verweerd.

Uit overlevering komt hij van de top van de gevel om daar omgekeerd dienst te

doen als afdeksteen. Bij restauratie van de gevel werd hij gevonden en in de

voorgevel aangebracht. Of het huis inderdaad zo oud is als op de steen staat aan-

geven valt nog te bezien. Deze jaartalsteen kan overal vandaan komen.

Kerkstraat 32 geeft zijn ouderdom in een keer prijs (1620), met dien verstande

dat het in dit geval alleen voor de bovenkant van deze gevel telt. De onderkant

van deze gevel is in de 18e eeuw vervangen. Aan de rechterzijde van deze gevel,

op de grens 17e/18e eeuw, is de kop van de originele puibalk van de bovenkant

van deze gevel nog waar te nemen.

Voor café 1614, op de Middendam 6, geldt het zelfde verhaal als Kerkstraat 32.

Deze trapgevel is echter weer in ere hersteld en daardoor hoger uitgekomen.

Kijkt men langs de gevel naar de nok van het nu lagere dak dan zie je de oude

aansluiting hoogte tegen de hoger gerestaureerde voorgevel.

Page 119: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

118

Page 120: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Noordeinde 3, (MDCCXLVI) het voormalige Raadhuis van de Stad Monnicken-

dam. Het jaartal staat geschilderd boven de voordeur. Een geschilderd jaartal in

Romeinse cijfers. Bij de volgende schilderbeurt kan dat al problemen geven, een

fout is zo gemaakt. Het pand is nu van Hendrik de Keyzer dus we moeten er van

uitgaan dat het juist is!

Havenstraat 1, woning op de uiterste rand van de 16e eeuw. Met een ingemet-

seld jaartal 1592 in de top van deze prachtige gevel. Van de topgevel is in de loop

van de tijd metselwerk verloren gegaan. Ook hier weer een onderkant van latere

datum. Volgens overlevering stond de top van deze gevel 80 cm uit het lood.

Maar er is ook zekerheid, dat bewijst een ansichtkaart uit 1930.

Al deze jaartallen zijn duidelijk waarneembaar, er is echter ook één waar je werk

van moet maken om het te vinden. Neem bijvoorbeeld de jaartalsteen met daar-

in gehakt 1846. Hij zit ten oosten van de binnenhaven, alleen de vraag is waar?

Niet alle jaartalstenen zijn genoemd, maar dat was ook niet de bedoeling. Zelf zoeken naar

andere jaartallen is een optie. Een is het vermelden waard n.l. Zuideinde 3, deze steen, in de

gevel van de toenmalige sigarenzaak van J. Groenewoud, was niet bij iedereen bekend in Mon-

nickendam. Door het aanbrengen van een plaat aan de gevel, voor reclame doeleinden, was hij

aan het zicht ontrokken. In het boek ‘Honderd jaar nering en ambacht in Monnickendam’ uit-

gave van de Ver. Oud M’dam (1998) is de gevelsteen nog zichtbaar op pagina 179 maar op pagi-

na 185, tweede pand van links, niet meer. Omdat de winkel een andere bestemming kreeg,

kwam de gevelsteen met het jaartal (1567), tot veler verrassing, weer te voorschijn!

119

j a a r t a l s t e n e n

Page 121: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

120

1

VOM_jaarboek08_KERKSTRAAT12:M'damboek 12-05-2008 17:12 Pagina 120

Page 122: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Achter een schijnbaar eenvoudige gevel Kerkstraat 12 te Monnickendam

Anne van Rooij - van Wijngaarden

Vanaf de straat gezien is Kerkstraat 12 ogenschijnlijk een eenvoudig huis. Het

heeft een sobere bakstenen tuitgevel met een weinig opvallende winkelpui (afb.

1). Wie het pand beter bekijkt zal echter rijke details ontdekken. Zo is boven de

deur een fijn geprofileerd deurkalf te zien en wordt de entree geflankeerd door

pilasters op geprofileerde basementen. Deze onderdelen moeten behoord heb-

ben tot een vermoedelijk laatachttiende-eeuwse entreepartij. Deze entreepartij

is nog te zien op een bouwtekening van mei 1944 (afb. 2a) van de architect Jan

Plas uit Purmerend. Op de tekening zijn rechts van de ingang twee vensters

onder een strek getekend. Deze vensters moeten gelijktijdig met de klassieke

entree zijn geplaatst, zij het dat de ramen toen een andere roedenverdeling

moeten hebben gehad. De architect Plas heeft op de tekening duidelijk aangege-

ven dat deze twee vensters verzakt en zeer slecht waren. Ook de toestand van de

kroonlijst boven het bovenlicht van de entree liet te wensen over. Het is daarom

begrijpelijk dat de eigenaar, Leo Hordijk, destijds een nieuwe onderpui wilde.

De groentehandelaar Hordijk woonde sinds 1935 met zijn gezin in Kerkstraat 12

en had op de begane grond zijn groentewinkel.

121

2a 2b

VOM_jaarboek08_KERKSTRAAT12:M'damboek 12-05-2008 17:12 Pagina 121

Page 123: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Op 27 juni 1946 kreeg Leo Hordijk

toestemming van de gemeente Mon-

nickendam om zijn onderpui te ver-

nieuwen, naar ontwerp van de reeds

genoemde architect Jan Plas (afb. 2b).1

Plas maakte gebruik van een reeds be-

staand winkelvenster uit het tweede

kwart van de twintigste eeuw. Boven

dit grote winkelvenster kwam in giet-

ijzeren letters de tekst ‘GROENTEN &

FRUIT’, als verwijzing naar de handel

van Leo Hordijk (afb. 2c). Onder en aan

weerszijden van het winkelvenster

wer den natuurstenen banden aan ge -

bracht. Verder werd de ingang gewij -

zigd. Hierbij verdween de vervallen

kroonlijst, werden de pilasters inge-

kort en kreeg de entree een gebogen

bekroning van kunststeen en een minder hoog bovenlicht. De verbouwing van

de onderpui in opdracht van Leo Hordijk is nu nog grotendeels terug te vinden

in de voorgevel van Kerkstraat 12.

Aardig detail is dat in het ontwerp van Plas uit 1944 reeds een gevelsteen is gete-

kend. De tekst is nog niet te lezen, maar kennelijk was Leo Hordijk toen al van

plan om na de oorlog een gevelsteen te plaatsen, als blijvende herinnering aan

122

3

2c

VOM_jaarboek08_KERKSTRAAT12:M'damboek 12-05-2008 17:12 Pagina 122

Page 124: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

de vijf Joodse landgenoten, aan wie hij tijdens de oorlog een veilig onderkomen

verschafte in Kerkstraat 12 (afb. 3). Door deze moedige daad van Leo Hordijk

neemt Kerkstraat 12 een bijzondere plaats in de geschiedenis van Monnicken-

dam in.

Na de verbouwing bleef het negenruits schuifvenster in de topgevel gehand-

haafd. Later in de twintigste eeuw is dit venster, dat vermoedelijk ook uit de late

achttiende eeuw stamt, vervangen. Rond het huidige topgevelvenster bevinden

zich nog steeds, net als op de bouwtekening, muurankers. Enkele muurankers

hebben fraaie bloemmotieven. Vermoedelijk duiden deze op een houten kap uit

de zeventiende eeuw. Is er daadwerkelijk een kap uit de zeventiende eeuw in

Kerkstraat 12? En zijn er nog andere interessante bouwsporen uit voorgaande

eeuwen aan te treffen in dit pand?

Achter de winkelpui: de begane grond

Vanaf de late negentiende eeuw tot in 2005 heeft Kerkstraat 12 een winkelfunc-

tie gehad.2 De laatste winkel was de textielhandel van Karmelk, die vanaf 1965

in Kerkstraat 12 gevestigd was. In de zomer van 2005 stopte Karmelk met de

winkel. De hierop volgende verbouwing van winkel tot woonhuis bood vervol-

gens een uitstekende kans om het interieur van Kerkstraat 12 nader te kunnen

bestuderen. Bij de verwijdering van het verlaagde plafond op de begane grond,

kwam meteen de eerste verrassing in zicht: een bijzonder balkenplafond met af-

wisselend brede en smalle balken die rusten op de bakstenen zijmuren van het

pand. Onder de balken zitten versierde sleutelstukken. De smalle balken hebben

123

a c h t e r e e n s c h i j n b a a r e e n v o u d i g e g e v e l

4 5

VOM_jaarboek08_KERKSTRAAT12:M'damboek 12-05-2008 17:12 Pagina 123

Page 125: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

sleutelstukken met een acanthusblad en een halve rozet (afb. 4). De sleutelstuk-

ken van de brede balken zijn eveneens gesierd met een gesneden acanthusblad,

maar deze hebben onderaan een zogenaamd kwabornament, met oorschelpach-

tige vormen en in het midden een soort roggekop (afb. 5). De kwab stijl kenmerkt

zich door plooiende, opzwellende massa’s en maakt veelal gebruik van bekken-

en oorschelpachtige vormen.3 Deze opmerkelijke stijl was in de zeventiende

eeuw bijzonder geliefd. Het balkenplafond van Kerkstraat 12, met afwisselend

smalle en brede balken en dit type sleutelstukken, dateert vermoedelijk van het

begin van de zeventiende eeuw.4

De rijk versierde sleutelstukken met acanthusbladen zijn voor Monnickendam

zeldzaam. De enige andere plaats waar een sleutelstuk met acanthusbladmotief –

voor zover bekend – is aan te treffen is het rijksmonument Kerkstraat 9 (afb. 6).

Een belangrijk verschil is dat de balk met dit sleutelstuk in Kerkstraat 9 op hou-

ten stijlen rust – en niet op de bouwmuren – en dat onder het sleutelstuk een

zwanenhalskorbeel is aangebracht. Het balkenplafond van Kerkstraat 9 dateert

uit dezelfde periode als die van Kerkstraat 12.

Het balkenplafond met de fijn gesneden sleutelstukken was niet de enige ver-

rassende vondst in het pand Kerkstraat 12, die tijdens de verbouwing in 2005

werd gedaan. Na het weghalen van voorzetwanden op de begane grond kwam

een houten constructie tevoorschijn halverwege het huis. Bij nadere beschou-

wing bleek het om een achterpuikozijn te gaan, met mooie vlakke profielen, dat

evenals het balkenplafond vermoedelijk uit het begin van de zeventiende eeuw

stamt. De positie van het achterpuikozijn en bouwsporen op het balkenplafond

wijzen erop dat het huis in de bouwtijd op de begane grond enkel een voor- en

een achterkamer heeft gehad. Later, ver-

moedelijk aan het eind van de zeventien-

de eeuw, werd Kerkstraat 12 naar achte-

ren toe uitgebreid met een achterhuis.

Tussen voor- en achterhuis werd een

kleine ruimte, een lichthofje, opengela-

ten. Dit lichthofje is later, vermoedelijk

rond 1700, dichtgezet door het doortrek-

ken van de kap van het voorhuis tot over

het achterhuis.

Op afb. 7 is een reconstructietekening

van het achterpuikozijn te zien. Vanuit

het achtererf gezien heeft rechts een

deur gezeten, die vermoedelijk be-

kroond werd door een toogje. Boven de

deur was een bovenlicht met twee glas-

124

5

VOM_jaarboek08_KERKSTRAAT12:M'damboek 12-05-2008 17:12 Pagina 124

Page 126: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

in-loodpanelen. Links van de deur

was een vierlicht, dat eveneens

glas-in-loodramen heeft gehad. Ui-

terst links was een bakstenen

muur.

De reconstructietekening van het

achterpuikozijn roept meteen de

vraag op hoe de voorpui eruit ge-

zien zou kunnen hebben in het

begin van de zeventiende eeuw. Ge-

lukkig bleek de oorspronkelijke

puibalk nog achter de latere voor-

gevel aanwezig te zijn. Deze ver-

toont onderaan sporen van de inde-

ling van de zeventiende-eeuwse

onderpui. Aan de hand van deze

sporen is de reconstructietekening

op afb. 8 gemaakt, waarbij gemeld

moet worden dat de invulling van

de onderpui niet meer exact te ach-

terhalen is en dat de reconstructie-

tekening deels is gebaseerd op de

indeling van het achterpuikozijn,

waarmee het voorpuikozijn vaak in

evenwichtige verhouding stond. Op afb. 8 is te zien dat de voordeur in het mid-

den van de pui is gesitueerd, tussen twee stijlen, waarvan de sporen nog te zien

waren op de puibalk. Links van de deur heeft vermoedelijk een kruiskozijn ge-

zeten, rechts van de deur een drielicht. De bovenlichten van de deur en de kozij-

nen zullen glas-in-loodramen hebben gehad, de openingen onderin het kozijn

werden ofwel afgesloten door luiken ofwel opgevuld door glas-in-loodramen.

Achter het drielicht aan de rechterzijde van de voordeur was waarschijnlijk een

zijkamertje, een vast onderdeel van een voorhuis in de zeventiende eeuw. Op

basis van sporen op het balkenplafond, de puibalk uit de voorgevel en het ach-

terpuikozijn kon tevens een reconstructie gemaakt worden van de begane

grond in de zeventiende eeuw (afb. 9). Deze toont voorin de voorkamer met

rechts het genoemde zijkamertje en links achter een deur naar een lange gang

die naar de achterkamer en het achterhuis liep. In het eigenlijke woonvertrek,

de achterkamer, was een schouw. Dicht bij deze warmtebron moeten de bedste-

den hebben gezeten. Vermoedelijk bevonden deze zich tegen de wand die voor-

en achterkamer van elkaar scheidde. Links van deze bedsteden was vermoede-

125

a c h t e r e e n s c h i j n b a a r e e n v o u d i g e g e v e l

7

8

VOM_jaarboek08_KERKSTRAAT12:M'damboek 12-05-2008 17:12 Pagina 125

Page 127: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

lijk een steektrapje naar de verdieping. De achterkamer werd achterin afgeslo-

ten door het reeds genoemde zeventiende-eeuwse achterpuikozijn.

Zoals reeds genoemd kreeg Kerkstraat 12 vermoedelijk aan het eind van de ze-

ventiende eeuw een achterhuis. Op de kaart van F. de Wit uit circa 1680 is dit ach-

terhuis te zien (afb. 10). De voorste balk van het achterhuis heeft aan de linker

zijde een breed sleutelstuk met acanthusbladmotief (afb. 11) en moet een pui-

balk zijn geweest van een reeds gesloopt huis uit het begin van de zeventiende

eeuw. Omdat onderaan de buibalk geen sporen zijn aangetroffen van een ko-

zijnverdeling, was de voorgevel van het achter-

huis vermoedelijk in baksteen opgetrokken.

Achter deze voormalige puibalk is een plafond

met ongeveer even brede balken. In het achter-

huis was eveneens een schouw.

Precies ter plaatse van de lichthof tussen voor-

en achterhuis is een trap naar een kelder. De kel-

der kan hier pas zijn aangelegd op het moment

dat de kap van het voorhuis werd doorgetrok-

ken over het achterhuis, waardoor het lichthof-

je werd overdekt. Vermoedelijk geschiedde dit

rond 1700. Het bestaan van de kelder was reeds

voor de verbouwing in 2005 bekend. De meeste

wanden van de kelder zijn bedekt met Delfts-

126

9 10

VOM_jaarboek08_KERKSTRAAT12:M'damboek 12-05-2008 17:12 Pagina 126

Page 128: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

blauwe tegeltjes, die onder meer dieren, landschappen en bloemenvazen tonen

(afb. 12). De vloer van de kelder is evenals een deel van de wanden bedekt met

oranje en groene plavuizen.

De kapverdieping

Na bestudering van de begane grond die nog veel onderdelen blijkt te hebben

uit de zeventiende eeuw, doet meteen de vraag zich voor hoe de kapverdieping

er uit ziet. Heeft deze, zoals de voorgevel met muurankers doet vermoeden, nog

steeds een zeventiende-eeuwse kap? Jazeker en deze blijkt nog in zeer goede

staat te zijn! Tijdens de verbouwing in 2005-2006, is de kapverdieping ontdaan

van voorzetwanden en kon deze mooi bestudeerd worden. De kapconstructie

van het voorhuis bestaat uit een

aantal eiken en grenen spanten en

vierkant gehakte sporen die samen

het pannen dak dragen (afb. 13).

Het achterhuis heeft duidelijk een

jongere kap die vermoedelijk rond

1700 is opgetrokken, gezien de

vorm van de spanten (afb. 14).

Aan de hand van de bouwsporen in

de kap van Kerkstraat 12 kan de

bouwgeschiedenis van dit onder-

127

a c h t e r e e n s c h i j n b a a r e e n v o u d i g e g e v e l

11 12

13

VOM_jaarboek08_KERKSTRAAT12:M'damboek 12-05-2008 17:12 Pagina 127

Page 129: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

deel herleid worden. In eerste instan-

tie was er enkel het voorhuis met een

zadeldak. Later, vermoedelijk aan het

eind van de zeventiende eeuw, kwam

achter het voorhuis een achterhuis

met hiertussen een lichthof. Om te

zorgen dat er nog voldoende licht

door de ramen van het achterpuiko-

zijn kon schijnen, kreeg het achter-

huis aan de voorzijde een schuin dak-

vlak, een afgewolfd dak. Een paar

schuine ribben in het achterhuis wij-

zen op deze constructie (afb. 15). Hier-

na, vermoedelijk rond 1700, moet de

kap van het voorhuis zijn doorgetrok-

ken over het achterhuis. Hierdoor

kreeg Kerkstraat 12 een groot zadel-

dak met achterin een schuin dak-

schild.

Kerkstraat 12 moet met zijn zeventiende-eeuwse balkenplafond en zijn goed be-

waarde zeventiende-eeuwse kap een andere topgevel hebben gehad. De huidige

topgevel met tuit is vermoedelijk een versobering uit de negentiende eeuw. Het

is goed mogelijk dat het woonhuis tijdens de bouw in de vroege zeventiende

eeuw werd voorzien van een trapgevel, in de destijds modieuze stijl van het

Maniërisme. Een voorbeeld van zo’n trapgevel is te zien bij het woonhuis

Noordeinde 10 (afb. 16). De natuurstenen dekplaten op de huidige tuitgevel van

Kerkstraat 12 zijn vermoedelijk overblijfselen van een trapgevel. Alhoewel dit

natuurlijk geen garantie is, is Kerkstraat 12 op de plattegrond van F. de Wit uit

circa 1680 (afb. 10) ook voorzien van een trapgevel.

In ieder geval heeft het huis net als Noordeinde 10 een gevelsteen uit de zeven-

tiende eeuw gehad. In 1693 wordt in een verkoopakte namelijk melding ge-

maakt van een ‘Kadt in de gevel’.5 In dat jaar verkocht Liewtje Jans het huis aan

Jan Jansz. van Neck. Liewtje was de weduwe van Jan Jacobsz. Kat, die raad van de

stad Monnickendam was geweest. De afgebeelde kat verwees derhalve naar de

bewoners van het pand, wat een gebruikelijke functie voor een gevelsteen was.

Het is niet bekend vanaf wanneer het echtpaar Kat in het huis heeft gewoond en

vanaf wanneer derhalve de gevelsteen de voorgevel van het vroeg-zeventiende-

eeuwse huis kan hebben gesierd.

Heden heeft Kerkstraat 12, zoals reeds vermeld, weer een markante gevelsteen,

nu als verwijzing naar de vijf Joodse onderduikers, die dankzij de moedige Leo

128

14

15

VOM_jaarboek08_KERKSTRAAT12:M'damboek 12-05-2008 17:12 Pagina 128

Page 130: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Hordijk een veilig onderkomen in het pand kregen en zo de oorlog konden

overleven. Vanwege haar bijzondere geschiedenis en haar zeldzame onderdelen

is Kerkstraat 12 op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst. Zo kan dit be-

langrijke pand voor het nageslacht bewaard blijven.

Tekst en reconstructietekeningen: Anne van Rooij-van Wijngaarden, maart 2008

Noten

1 Archief gemeente Monnickendam, bouwvergunning voor het vernieuwen van de onderpui,

Kerkstraat 12 te Monnickendam, 46/23 en bouwvergunning voor het herstellen van de onder-

pui, Kerkstraat 12 te Monnickendam, 47/2. Beide bouwvergunningen betreffen dezelfde in-

greep. De in 1947 afgegeven bouwvergunning is reeds op 7 mei 1944 aangevraagd. Vermoede-

lijk is door het verloop van de Tweede Wereldoorlog geen verder vervolg gegeven aan deze aan-

vraag en heeft Leo Hordijk daarom op 25 mei 1946 opnieuw een bouwvergunning aangevraagd

voor dezelfde werkzaamheden. Voor deze laatste aanvraag kreeg hij op 27 juni 1946 een bouw-

vergunning. Vervolgens werd aan hem op 21 februari 1947 toch ook nog een bouwvergunning

verleend naar aanleiding van zijn eerdere verzoek van 7 mei 1944. Vermoedelijk is dit gebeurd

om het bouwdossier, dat kennelijk na de oorlog weer is opgedoken, af te kunnen sluiten. 2 L. Appel, Joden in Monnickendam, in: Jaarverslag 1996 Vereniging Oud Monnickendam, p. 94.

3 F. van Burkom, K. Gaillard,

E. Koldeweij, T. Schulte en

J. Willink, Leven in Toen, Zwolle

2001, p. 294.4 H. J. Zantkuijl, Bouwen in

Amsterdam, Amsterdam 1997,

p. 39. 5 L. Appel, Waar woonde toch

ds. F. J. Domela Nieuwenhuis?,

in: Jaarverslag 1995 Vereniging

Oud Monnickendam, p. 105.

Met dank aan de heer dr.ing.

H. J. Zantkuijl en de heer S.

Koerse.

129

a c h t e r e e n s c h i j n b a a r e e n v o u d i g e g e v e l

16

VOM_jaarboek08_KERKSTRAAT12:M'damboek 12-05-2008 17:12 Pagina 129

Page 131: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

130

1

2

VOM_jaarboek08_ZWEDEN:M'damboek 12-05-2008 17:15 Pagina 130

Page 132: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

131

Reis naar Zweden, winter 2007

Ton Meijer

De winter van 2007 bracht opnieuw geen enkele ijsdag op. Dus werd weer het

idee opgepakt om maar weer eens het ijs op te gaan zoeken in het buitenland.

Tijdens een maritiem evenement in oktober 2006 in Medemblik kwamen we in

contact met een man woonachtig in Rostock, Oost Duitsland. Hij vertelde ons

dat op het meer iets boven Rostock altijd wel gezeild kon worden. In eerste in-

stantie leek het ons het beste om daar maar eens naar toe te gaan. Omdat dit

meer ongeveer 900 km van Monnickendam af ligt en dus in één dag is te rijden

en veel minder geld kost. De faciliteiten zijn daar perfect.

Maar na enig navraag bleek ook op dat meer geen ijs te zijn.

Dus toch dan maar weer richting Zweden. Met ijszeilers uit Roelofarendsveen

en omstreken zijn afspraken gemaakt wanneer we zullen gaan en waar naar toe.

Het werd weer Fiskeboda waar we in 2001 ook al zijn geweest en zouden ver-

trekken op 23 februari. Daar ligt een prachtig groot meer en de faciliteiten zijn

daar voor een grote groep personen perfect.

Nu is het vervoer van de ijsschuiten altijd onze grootste hobbel. Maar Mart Leek

is al twee keer onze redder wat dat betreft geweest, dus ook nu maar weer Mart

gaan polsen.

Nadat de plannen aan Mart waren voorgelegd, was hij meteen weer enthousiast

en konden zijn Skania Vabis, van weet ik hoe oud, met dichte trailer van 14

meter lang inclusief touringcar van hem mee krijgen.

Op zaterdag 16 februari werd de Scania met trailer opgehaald om de constructie

in de trailer te bouwen voor het vervoeren van de ijsschuiten. Maar tot onze ver-

rassing moest er alleen nog even 3 ton r.v.s.-pijpen uit gehaald worden en 100

meter verderop naar een zolder worden verplaatst!!! Ook moesten op het laatste

moment een paar zaken nog worden gedaan, zoals de laadklep moest gerepa-

reerd worden, er moesten nog sneeuwkettingen worden geregeld en het defect

aan het achterlicht moest worden opgelost (afb. 1).

In de aanloop naar de 23e februari werden de Fram, Hudson I, Poolster, Prins

Hendrik, Willem Barentsz II, IJspegel, Geshe en de Oranje in de trailer geladen

(afb. 2).

De ploeg die naar Zweden afreisde bestond in totaal uit 12 man.

Op vrijdag 23 februari werd vertrokken. Maar omdat de trailer vooruit het

VOM_jaarboek08_ZWEDEN:M'damboek 12-05-2008 17:15 Pagina 131

Page 133: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Prooyen in was gereden moest hij nu achteruit het Prooyen af gereden worden.

Toen bleek dat er een probleem was met de oplooprem o.i.d. want na een paar

meter achteruit moest eerst weer even vooruit worden gereden. Al met al duur-

de het zo’n anderhalf uur voordat het Prooyen was verlaten.

Hans Visser en Henk Kalshoven waren de chauffeurs voor deze rit.

René Beckman reed de touringcar en Marcel Visser reed met zijn eigen auto.

Vervolgens ging de reis via de afsluitdijk naar Groningen, Odenburg, Ham-

burg, Flensburg en Odense naar Kopenhagen waar de ploeg om ca 22.45 uur bij

het onderkomen aankwam. Helaas was er niemand meer aanwezig en na wat

telefoontjes en steekpenningen kon er toch uiteindelijk lekker worden gesla-

pen. Na een prima ontbijt en extra broodjes en koffie mee- genomen te hebben,

ging de reis verder richting ons doel. De Skania startte in één keer, alleen moest

er nog even een probleem met de remmen worden opgelost. Er zat een ijsprop

in de luchtbediening van de trailerremmen en met wat gebeuk met een grote

hamer werd dit weer opgelost. Op de grote Beltbrug stond een koude storm

recht op de kop van de truck. In de cabine van de Skania werkte de verwarming

slecht en dus werd er door Hans en Henk met dikke truien en jassen aan gere-

den. Na de brug stak er een sneeuwstorm op met als gevolg veel stuifsneeuw-

banken en kon er niet harder dan 50 km/h worden gereden. Diverse auto’s

waren links en rechts van de weg geschoven tegen de vangrail. De temperatuur

in de cabine van de Skania zakte gestaag en de chauffeurs barstten van de kou.

Bij een pompstation werden de luchtgaten zo veel mogelijk gedicht.

132

3

VOM_jaarboek08_ZWEDEN:M'damboek 12-05-2008 17:15 Pagina 132

Page 134: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Tijdens het ijsvrij maken van de rechter ruitenwisser door het zijraam werd de af-

slag naar Helsingborg gemist. Via via toch weer het goede spoor naar Jonköping

gevonden. Vervolgens via Linköping, Norrköping naar het einddoel Fiskeboda.

Het weggetje naar het terrein waar het 5-sterren barak ligt, gaat zo’n 40 meter

schuin naar beneden wat in het donker niet eenvoudig is om te ‘nemen’.

Bij aankomst nog even gauw een dot gas gegeven om onze aankomst te melden

aan de al aanwezige ijszeilers uit Roelofarendsveen.

Zondag 25 februari alle schuiten gelost en naar het ijs vervoerd met een apart

meegenomen karretje wat wel zo handig was. Alleen bleek tijdens het opbou-

wen van de schuiten de Prins Hendrik van Jaap Mulder geen gaffel bij zich te

hebben!! Foutje bedankt, maar Hans Visser had gelukkig een reserve gaffel mee

zodat dit probleem opgelost kon worden. Nadat alle schuiten erop stonden kon

er laat in de middag toch nog worden gezeild. Er stond een behoorlijke harde

wind en alleen de Fram ging van start (afb. 3). Hans Visser en Maarten Hui-

bregtse gingen zeilen. Al snel bleek dat de wind veel te hard was voor twee man

in de schuit en vloog hij een paar keer flink in de rondte. Op het ijs lag een laag-

je sneeuw met her en der wat sneeuwbanken. Vervolgens werd Ed Gerritsen en

Ger Wesdorp opgehaald om zo wat meer gewicht in de schuit te hebben. Diver-

se keren vloog de Fram door de sneeuwbanken en moest telkens weer worden

leeggeschept door de hoeveelheid sneeuw en stukken ijs in de schuit. Maandag-

ochtend was er al veel minder wind. De Fram en de IJspegel hebben gezeild en ’s

middags begon het te sneeuwen. Omdat de Fram vast was komen te zitten in

een sneeuwbank, werd door zes man de Fram uit gegraven en teruggetrokken

naar de thuisbasis.

Er was inmiddels zoveel sneeuw gevallen dat zeilen niet meer kon en ook de

wind was volledig gaan liggen. Heel jammer (afb. 4). Ook de dagen erna was er

steeds wel weer wat sneeuw bij gevallen. Dus werd er van de nood een deugd ge-

maakt door met z’n allen leuke dingen te doen. Marcel Visser had z’n langlauf

ski’s meegenomen en ging skiën op het meer. Ook werden de voorbereidingen

op de reis terug naar Nederland gedaan. Door de hoeveelheid sneeuw die in-

middels was gevallen moesten de sneeuwkettingen worden aangebracht. Wat

bleek nu, de kettingen waren zo’n halve meter te kort. Maar zo als zo vaak op

deze reis zijn de mannen niet voor één gat te vangen en met behulp van een 22

harpsluitingen werden de kettingen op lengte gebracht.

Met behulp van een meegebrachte dommekracht, je moet er maar aan denken

om dat mee nemen, werden de wielen van de Skania ongeveer 3 cm vrij getakeld

en konden de kettingen worden aangebracht.

133

r e i s n a a r z w e d e n , w i n t e r 2 0 0 7

VOM_jaarboek08_ZWEDEN:M'damboek 12-05-2008 17:15 Pagina 133

Page 135: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Op woensdag 28 februari werden alle schuiten van het ijs gehaald en in de trai-

ler geladen.

Donderdag werd er weer afgereisd naar Kopenhagen voor de overnachting. De

reis verliep prima en de wegen waren sneeuwvrij. In Kopenhagen ’s avonds ge-

geten bij de Turk en daarna lekker op tijd de kooi in. Alleen was Ed Gerritsen

even de tijd volledig kwijt. Nadat hij had was gaan douchen ging hij daarna bui-

ten staan zingen. Hij dacht dat het zeven uur was, maar de klok wees nog maar

vier uur aan!! Markers, je neemt ze mee, maar...

Na een prima ontbijt werd de reis naar Monnickendam aangevat. Behoudens

een kleine file voor de Elbetunnel ging alles heel voorspoedig en kwam de ploeg

’s avonds weer in Monnickendam aan.

Ondanks weer een reis met veel te weinig ijszeiluren heeft de Stichting IJsschui-

ten Gouwzee er weer een enorme ervaring bij.

Deze reis is weer mogelijk geworden door de medewerking van: Mart Leek, familie Leguit en

Roos, familie Z. van der Lingen en familie Lof.

De ploeg ijszeilers bestond uit: Hans Visser, Henk Kalshoven, Jan Schilder, Martien Verbeek,

Martin Visser, Jan Meijer, Jaap Mulder, Maarten Huibregtse, Marcel Visser, Ger Wesdorp,

Ed Gerritsen en René Beckman.

134

4

VOM_jaarboek08_ZWEDEN:M'damboek 12-05-2008 17:15 Pagina 134

Page 136: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

135

Drie eeuwen straatverlichting in MonnickendamKaarsen, olie-, gaslantaarns en gloeilampen in historisch perspectief (1)

Ds. C.A. E. Groot

‘Dat historisch besef van groot belang is, valt moeilijk te bewijzen, maar het kan wel plezierig

zijn om je te verdiepen in het verleden’ (2).

Licht en donker

Als het donker wordt, flitst in onze steden en dorpen en langs de buiten wegen

de openbare verlichting aan. Komen we thuis, dan is het omzetten van een scha-

kelaar vol doende om één of meerdere kamers van licht te voorzien. Kortom,

kunstlicht hoort bij ons dage lijkse leven.

Hoe anders was dat enkele eeuwen geleden, toen Europa in duis ternis was ge-

huld en de steden van ons continent nauwelijks lichtpuntjes kenden. De nacht

was daardoor niet alleen donker maar ook bedrei gend, onheil spellend en be-

angstigend (3).

Straatverlichting; flitsen uit de geschiedenis

De vraag hoe oud straatverlichting is, valt niet te beantwoorden. Daarvoor

weten we onvoldoende van de geschiedenis in andere werelddelen. Als we het

echter over ons eigen continent hebben, dan blijkt dat in een stad als Pompeï,

verwoest door een uitbarsting van de Vesuvius in 79 na Chr., straatverlichting

niet onbekend was. Bij opgravingen zijn veel lampjes en bronzen kandelabers

(4) tevoorschijn gekomen, hetgeen betekent dat, tegen of voor de huizen, in het

centrum van dit Italiaanse provinciestadje, honderden, op olijfolie brandende,

lampen moeten hebben gestaan.

Rome, de hoofdstad van het Romeinse Imperium, deed daar niet voor onder. Bij

een tempel voor Apollo bijvoorbeeld, stond zeer waarschijnlijk een kandelaber

in de vorm van een boom, behangen met lichtende appels.

Ook Antiochië in het huidige Syrië, uitvalsbasis van de apostel Paulus voor zijn

zendingsreizen, kende een schitterende straatverlichting. De in deze stad gebo-

ren geschiedschrijver Marcellinus (ca. 330-392 na Chr.), noemt het in zijn Histo-

riën ‘de stad waar de glinstering van nachtelijke lampen de zon des daags eve-

naart’.

Middeleeuwen

Als in 476 na Chr. de laatste keizer van het West-Romeinse Rijk, Romulus Au-

gustulus, wordt afgezet, breekt het tijdperk aan dat de donkere (Middel)eeu-

wen wordt genoemd. Donker zeker ook in de letterlijke betekenis van het

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 135

Page 137: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

woord. Over die periode, ruwweg 500 – 1500 na Chr. is, als het om verlichting

gaat, weinig bekend. In kloosters, kapellen en kerken van het ‘Avondland’ (5)

brandden weliswaar kleine olie- of vetlampjes, maar door de smalle vensters

van deze godshuizen werd de omgeving niet verlicht.

Binnen de muren van kastelen en

burchten werden feesten gehouden

waarbij fakkels en toortsen voor de

verlichting zorgden, maar dat licht

was afgeschermd voor de buiten-

wereld.

Steden en stadsleven

In de zomer van 2006 is op grootse

wijze gevierd, dat Monnicken dam

in 1356 het stadsrecht heeft verkre-

gen. Hoe oud de stad werkelijk is,

blijft echter in de nevelen van de

geschiedenis verbor gen (6). Wat we

wel weten is dat ‘Monckedamme’

in 1297 al wordt ge noemd en vol-

gens het handvest van Monnicken-

dam zelfs al in 1273 (7).

Het ontstaan van steden in Europa

kwam vooral in de late Middel eeu -

wen (1000-1500 na Chr.) goed op

gang. Steeds meer mensen gingen in ommuurde plaatsen wonen om be schermd

te zijn tegen vijan delijke legers of andere gevaren. Veel steden ontstonden langs

belang rij ke handelsrou tes, bij een door waad ba re plaats in een rivier, bij een

kruis punt van wegen of aan een rivier mon ding of zee. Meer in het binnen land

gelegen steden ontstonden in de omge ving van een kasteel, kerk, kapel of

kloos ter.

Steden vervul den een centrale rol in de directe of wijdere omgeving. Naast

bestuurlij ke bezigheden werden er ook economi sche (jaar markt), juridische

(rechtspraak) en religieuze (kerkbe zoek) activiteiten binnen de stads muren

ontwik keld, later gevolgd door onderwijs (scholing) en vermaak (kermis).

Steden in het donker

’s Avonds en ’s nachts waren de steden in een diepe duister nis gehuld, zeker als

de maan door een dik wolken dek werd afge schermd en in de herfst en winter de

136

Monnickendam aan de monding van drie

veenstromen

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 136

Page 138: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

steden, vooral bij waterrijk gebied,

omgeven waren door een dikke

mist. Rook, als gevolg van de vele

turfvu ren, maakte elk straaltje

licht vrijwel on doordring baar.

Evenals de andere steden van Hol-

land (8), was ook Monnickendam

eeuwen lang ’s avonds en ’s nachts

in diepe duisternis gehuld. Soms

probeerde het stadsbe stuur daar

wat aan te doen. Op 10 augus tus

1572 werd door de magi straat be-

paald, dat er na het slaan van de

klok ‘oock geen wijfven ende kin-

deren haer op straete en sullen laeten vinden naer clockge slach, maer dat sij

eenen lanteerne met (kaars)licht sullen uijt han gen’.

Gevaren

Een stad bood lang niet altijd de gewenste veiligheid. Veel steden bestonden uit

een kronkelige wirwar van nauwe, donkere straatjes en steegjes. Er was geen

straatverlichting, waardoor het ’s avonds en ’s nachts even donker was als in de

natuur buiten de stad. Wie in het donker te dicht langs de huizen wandelde,

liep de kans om in een keldergat te vallen, terwijl men zich gemakkelijk aan

laag han gende uithangborden kon stoten. Ook kon er zo maar een po boven je

hoofd geleegd worden!

Gevaren binnenshuis

De ‘gewone man’ had ’s avonds of ’s nachts weinig of geen behoef te aan verlich -

ting. Hij ging met zonson der gang naar bed en stond bij zonsopgang weer op.

Het enige ‘licht’ waarover hij beschik te was afkomstig van het (smeulend)

haardvuur, waarbo ven zijn dage lijkse maal werd bereid of een klein olielampje.

Wie midden in de nacht naar het ‘toilet’ (buiten!) moest, deed dat, vaak slaap -

dron ken, op de tast. Lang niet iedereen had een kaars op het nacht kastje staan.

Daarom liep hij/zij grote kans om door een luik van de trap of in de haard te val-

len, vooral als er flink gedronken was. Alcohol, het smeer middel van het

vroegmoder ne leven, was een niet onbelangrijke factor in deze huiselijke

onveilig heid. Immers op alle uren van de dag werd er bier geschon ken, zowel in

drank lo ka litei ten als in privé-huizen.

137

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

lantaarns uit 1600

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 137

Page 139: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Gevaren buitenshuis

Er is veel criminaliteit, maar in het pre-industriële

Europa was sprake van vijf tot tien keer zoveel ge-

weldsmisdrijven, moorden, inbraken, diefstallen

en zakkenrollerij dan vandaag. Vooral arme sloe-

bers namen, om te kunnen overleven, hun toe-

vlucht tot zulke praktijken. Dieven stalen vruchten

uit boomgaarden, jatten lood van de daken, pikten

wijnvaten van erven, kleding van bleekveldjes en

vee uit de weilanden. Er waren struikrovers die met

de legendarische woorden ‘je geld of je leven’ niets-

vermoedende burgers overvielen.

Moest iemand ’s nachts toch over straat, bv. een

vroedvrouw, dan droeg zij een lantaarn met daarin

een kaars. En als ze buiten de stad moest zijn, deed

ze er goed aan om vooral niet alleen op pad te gaan.

Er was alle reden om deuren en ramen te vergrende-

len en af te sluiten. ‘De nacht is niemands vriend’,

was dan ook een bekend gezeg de.

I. KAARSEN

Lichtbronnen

Voordat het gebruik van kaarsen in zwang kwam, waren er andere lichtbronnen

zoals fakkels, toortsen en vooral olielampjes. Daarvan zijn er bij opgravingen

heel wat tevoorschijn gekomen, gemaakt van keramiek, aardewerk, messing of

brons. Zo’n olielampje was een soort kruikje met daarin vloeibare brandstof en

een pit voor verlichting. Er bestonden hang- en tafelmodellen in allerlei soorten

en maten, maar velen

waren peervormig. In

Griekenland en Rome

gebruikte men olijfolie

(9) als brandstof, terwijl

in het oude Perzië petro-

leum werd gebruikt, dat

daar als vanzelf uit de

bodem omhoog kwam.

Een andere belangrijke

lichtbron in huizen en

gebouwen was eeuwen-

138

man met lantaarn

olielampjes uit de oudheid

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 138

Page 140: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

lang de kaars. De Etruriërs, een ontwik keld volk dat in het huidige Tosca ne (Ita-

lië) woonde, wordt wel gezien als ‘uitvin ders’ ervan. Zij gebruik ten honderden

jaren voor de geboorte van Christus al touw gedrenkt in pek, olie of vet. Er zijn

echter ook aanwijzingen dat de farao’s van Egypte, zo rond 1350 v Chr. al kaar-

sen en zelfs kaarsluchters gebruikten.

Kaarsen

De Romeinse wijsgee r en schrijver Lucius Apuleius (123-180 na Chr.) kende in

zijn tijd, zo blijkt uit zijn geschriften, twee soorten kaarsen: sebacei (vet -

kaarsen) en cerei (waskaar sen).

Constantijn (ca. 280-337 na Chr.), de eerste keizer die het christelijk geloof om-

helsde, gebruikte waskaarsen bij o.a. paasplechtigheden.

Koning Alfred de Grote (849-899 na Chr.) liet uit bijenwas tijdmetingskaarsen

vervaardigen. Zes van zulke kaarsen brandden in 24 uur op.

Rond de 12e eeuw na Chr. kregen kaarsen op het altaar in de kerk een vaste

plaats. Paus Pius V (1566-1572 na Chr.) bepaalde dat er tijdens de mis altijd kaar -

sen moesten branden. Twee rijm dicht jes illustreren dat:

‘Het waslicht in Uw slotkapel, met d’ ochtendglans vereend,

blink’ weergekaatst van de altaarpracht, op ’t grijze muurgesteent’! (10)

’t Waslicht brandt, de belle klinkt en ieder werpt zich neer

en met ’t hoofd in stof gebukt, aanbidt hij onze Heer’ – Tarcisius (11).

Omdat de ramen van de kerken, kloos ters en kapelle tjes van het zich gesta dig

versprei dende christen dom hele smalle ven sters hadden, viel er nauwe lijks

enig licht op straat. Hoe anders was dat in kerkgebouwen van de eerste vijf eeu-

wen van onze jaartelling. Tijdens de Middeleeuwen werd het licht in gewijde

gebouwen echter gedempt, omdat het mysterieuze en het sacramentele steeds

meer in de belangstelling kwamen te staan.

Talg- en waskaarsen

In de 13e eeuw werd in West-Europa de talg- en waskaars geïntrodu ceerd. Kaar-

sen die in de kerk werden gebruikt, brandden op bijen was. Ze brandden mooier

dan de vetkaar sen. Een vetkaars was zacht, gaf roet, walm de, droop meest al en

gaf een onaangena me geur. De pit was gemaakt van getwijn de katoen dra den,

waarvan het verkoolde uitein de regelmatig afge knipt moest worden. Snuiten

werd dat genoemd. Een snuitschaar en een pittenbak je waren dan ook onmis -

baar.

139

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 139

Page 141: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Smeerkaars

Aan het einde van de 17e eeuw waren zeelieden in staat

potvis sen te vangen. Vanaf die tijd werden veel kaarsen

gemaakt van de vettige stof uit de kop van deze vis, sper-

maceti genoemd. Zo ont stond de smeerkaars.

Kaarsenmakers (zie bijlage 1)

Voor gebruik in het maatschappelijke leven waren tot ver

in de 18e eeuw heel wat kaarsen nodig. In de kerken, op

straat, in openbare gebouwen en in de huizen van de bur-

gers. Vermoedelijk werden in de vroege Middeleeuwen

(500-1000 v Chr.) de kaarsen in kloosters door monniken vervaardigd. In de late

Middeleeuwen lezen we over kaarsenmakers die in de wat grotere steden ver-

enigd waren in een kaar senmakersgilde. Ook Monnicken dam had zulke

ambachtslie den, maar een kaarsenmakersgilde ben ik in de bronnen niet tegen-

gekomen (12). De kaarsenmakers werden in de 18e eeuw door het stadsbestuur

aangesteld. Een jaar lang leverde die persoon (man of vrouw) kaarsen voor ge-

bruik in lokaliteiten van de stad, waaronder de kerken. Omdat er meer gegadig-

den waren, was er een soort rouleersysteem, waardoor je om de twee á drie jaar

stadsleverancier was. In de Memorialen van de burgemeesters worden hun

namen genoemd.

‘Straatverlichting’ in Europa

Vanaf de 13e, 14e eeuw was er in Europa sprake van enig licht op straat. In nissen

van kerkge bouwen en op hoeken van straten brandden kaarsen voor bescherm-

heiligen, de zogeheten offerkaarsen. De pitjes waren echter zo klein dat een

voorbijganger er geen profijt van had. ‘Welk een hinderlijken duisternis op de

straat. Gelukkig, dat nog hier en daar een kaarsken brandt, door een dankbaren

of devoten geloovige, een erkentelijk of ook een heiligen dag vierend gilde, of

door gezamendlijke bijdragen eener buurt ontstoken’ (13).

Omdat duisternis in de grote steden van Europa in toenemende mate onveilig-

heid op straat betekende, werd in 1300 na Chr. te Londen door koning Edward I

een bevel uitgevaardigd dat niemand zich ’s nachts gewa pend op straat mocht

bevinden, edellieden, vergezeld van een lan taarnknecht, uitge zonderd.

In 1505 verplichtte het stadsbestuur van Amsterdam mensen die zich na negen

uur ’s avonds op straat begaven, een lantaarntje mee te dragen. Wie geen lan-

taarn droeg werd geacht onbetrouwbaar te zijn en kon door de nachtwacht wor-

den opgepakt en vastgezet. Andere steden, zoals Keulen, volgden. Parijzenaars

moesten vanaf 1524 lampen voor hun ramen hangen.

140

snuitschaar

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 140

Page 142: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Straatverlichting van enige betekenis moest echter nog komen. Parijs, in de 20e

eeuw wel ‘la ville lumière’ genoemd, deed z’n naam eer aan. In 1558 had deze

stad voor het eerst openbare straatverlichting waarbij olielantaarns werden ge-

bruikt.

Echter, gemeten naar de huidige normen, was de stadsverlichting in de Europe-

se steden vóor het midden van de 17e eeuw uiterst sober en ondoelmatig.

‘Straatverlichting’ in Holland

De tot op heden oudste bekende straatverlichting in ons land dateert van 1544.

In Amsterdam, op de Zeedijk bij de Molensteeg, stond een lantaarn met

kaarsver lichting, weldra gevolgd door andere lantaarns op centrale punten in

de stad. Vermoedelijk ging het om posten van de nachtwacht.

Den Haag, in die tijd een stad van circa 1000 huizen, begon op 14 december 1570

met het aanbrengen van 33 straatlantaarns in de binnenstad.

In 1579 kwam Amsterdam met een verordening dat, zodra het donker werd, alle

lan taarns bij bruggen ontstoken moesten worden. Herber giers en tappers kre-

gen opdracht om tot tien uur s’ avonds in hun voorhuizen een lamp te laten

141

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

olieslager kaarsenmaker

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 141

Page 143: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

branden, zodat er enig licht op de straten en grachten

zou vallen. Maar de meesten volgden dit bevel niet op.

In 1595 zag de Amsterdamse overheid zich daarom

genood zaakt te bevelen, dat aan ieder twaalfde huis in

een straat een lantaarn of bran dende kaars buiten moest

worden gehangen. Maar de burgers sloegen ook dit

bevel massaal in de wind, met als gevolg dat de vroed-

schap in 1597 lantaarnop stekers aanstelde en daarvoor

een belas ting van de burgerij hief, het zogehe ten ‘lan -

taarn geld’. Dat was het begin van de openba re verlich -

ting waar we ons maar niet te veel van moe ten voor -

stellen. Kaarsen waren onvoldoende om in de winter

het duister van de nacht te verdrij ven en bovendien

kostbaar in de aanschaf. Dat laatste zal dan ook wel de

reden zijn geweest om de zojuist genoemde sommatie

van het stadsbestuur massaal te negeren.

II. OLIE

Veranderingen op komst

Tot aan het midden van de 17e eeuw was het in de steden van Holland dus be-

droevend slecht gesteld met de verlichting op straat. Veel te weinig lichtpun ten

en lantaarns met hoornen ruiten, waarvan het licht door roet vaak niet of

nauwe lijks te zien was. Dat moest beter, al was het alleen al om de mis daad

terug te drin gen, de veiligheid te vergroten en te voorkomen dat dronkaards in

de grachten vielen en onopgemerkt verdronken.

Jan van der Heijden (1637-1712)

Uit mijn schooltijd herinner ik me zijn naam: Jan van der Heijden, de uitvinder

van de brandspuit. Hij werd op 5 maart 1637 in Gorin chem geboren, was niet al-

leen werk tuigkundi ge, maar ook een goed land schaps schil der, etser, tekenaar,

schrijver, glazenier, spiegelfabrikant. Een uitblinker in tekenen, techniek en

zaken doen.

Belang rijk echter voor ons verhaal, hij constru eerde in 1663 de eerste straatlan-

taarns die, omdat hij mallen had gemaakt, in seriepro ductie genomen konden

worden in zijn eigen lampenfa briek. Zijn uitvinding betekende een geweldi ge

vooruitgang op het terrein van de straatverlichting. Van der Heijden maakte

lantaarns van glas en metaal, waarin afge schermde luchtgaten zaten. Daaruit

kon rook ontsnappen, maar zonder dat er wind inkwam.

Tot dan toe brandden er talg- of waskaarsen in de lan taarns, maar van der Heij-

142

lantaarn

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 142

Page 144: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

den gebruikte raapolielampen met

pitten, lemmetten genoemd, van Cy-

priotisch katoen. Raapolie, door

windmolens geslagen uit koolzaad,

brandde veel langer dan kaarsen en

had bovendien een veel betere licht-

opbrengst. De nagenoeg vierkante

lantaarns, twee voet hoog, waren aan

of op eikenhouten palen van twaalf

voet lang en zes duim dik, maar ook

wel op houten muurarmen bevestigd.

Van der Heijdens uitvin ding sloeg

aan. Daarom besloot het stads bestuur

van Amsterdam tot aanschaf op grote

schaal van deze nieuwe lichtbron.

Toen Rembrandt in 1669 stierf, was de

stad geheel voor zien van dit type lan-

taarn, 1800 stuks op palen of aan de

muren van openbare gebouwen be-

vestigd. In 1690 was dat getal opgelo-

pen tot 2400. Het schoonhouden van

de lampen, het aansteken ervan, de

kosten van katoen en raapolie etc.

kostte de stad zo’n 24.000 gulden per

jaar. Een deel daarvan werd geïnd via

het eerder genoemde lantaarngeld.

Organisatie

Die straatverlichting vereiste een

goede organi satie. Daarom schreef

van der Heijden een handleiding, met

als titel: ‘De dienst der Straatlan taar -

nen’. Een aanhaling uit deze handlei-

ding laat zien wat er van de lantaarn-

opstekers verwacht werd:

‘De Bedienden der Stads Lantaarnen, die allen door de Heeren

Thesaurieren (14) worden aangesteld, zijn een Opziender, een

Onder-Opziender, een Oliemeester, zeventien Vullers of Bezor-

gers der Lampen, welke vijf noodhelpers zijn toegevoegd, hon-

143

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

Van der Heijden paal en

armatuur

portret Jan van der Heijden

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 143

Page 145: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

derd vier en dertig Aanstekers en Blusschers, die zeventien Noodhelpers heb-

ben. Zes Nagtronden zien toe of alle lampen wel branden. De Lampbezorgers

voorzien de lampen van Lemmetten (pitten dus, caeg) en van olie, naar de maat

van het Dagregister, dat hun door de Opziender ter hand is gesteld, het nieuwe

Lemmet onder het vullen doorvochtigende met Olie, en als het reeds gebrand

heeft, het zwart met een schaar wegsnijdende. Zij geven van de gebreken, die zij

aan de olie, aan het katoen of aan de lantaarnpalen ontdekken, kennis aan de

Opziender en van ’t gene aan ’t blik der Lantaarnen of Lampen of aan de glazen

ontbreekt, aan den Stadsblikslager of Glazenmaaker, die zorg moet dragen dat

alles hersteld worde. Zij reinigen van tijd tot tijd de glazen en bij ligten maan-

tijd de snuiters en rook- en lugtgaten. In May, July, Augustus, September en Ok-

tober bijzonderlijk zorgdraagende dat de laatsten van spjnnewebben gezuiverd

blijven.

Wanneer zij jagtsneeuw tegemoet zien, moeten zij de lampen niet van nieuwe

Lemmetten verzorgen, dan op dezelfden dag, dat dezelven des avonds zullen

moeten worden aangestoken.

De aansteekers zijn gehouden de Lampen voorzigtelijk te ontsteken, de ladder

zagtelijk tegen de paal te zetten, de kleine deur der Lantaarn alleenlijk openen-

de en de kaars behendiglijk aan ’t lemmet brengende opdat het niet verzet

worde, hetwelk de lampen kwalijk zou doen branden. De vullers moeten hun

144

nieuwjaarswens lantaarnopsteker

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 144

Page 146: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

eigen gereedschap bekostigen, uitgenomen de Oliekruiken en Oliemaaten die

hun van stadswege gegeven worden. Iedere lantaarnopsteker steekt gemeenlijk

twintig lantaarnen aan, welk meesten tegenwoordig maat agt of tien huizen

van elkaar staan, zodat de Stad in een vierendeels uurs alomme verlicht kan

zijn’.

Elders, waaronder Monnickendam, zal men van de aanwijzingen in deze hand-

leiding vast geprofiteerd hebben.

Er kwam heel wat voor kijken om verzekerd te zijn van een goede straatverlich-

ting. Lantaarnvullers, lampbezorgers en aanstekers stonden onder scherp toe-

zicht van de overheid. Er moest, met name door de vullers, een ambtseed wor-

den afgelegd. De lampbezorgers kregen een uitvoerige instructie van 21 artike-

len mee. Wie in gebreke bleef bij het uitoefenen van zijn taak moest een boete

betalen die behoorlijk kon oplopen. Nee, het waren geen lucratieve baantjes,

ook omdat de lantaarnaanstekers hun eigen ladder en kaarsen moesten gebrui-

ken. Geen wonder dat zij op 1 januari een gedrukte en soms fraai geïllustreerde

‘Nieuwjaars-Wensch’ lieten maken die hen bij persoonlijke aanbieding een ex-

traatje opleverde van de kooplieden, burgers en andere inwoners van de stad.

Later gebeurde dat ook wel ten tijde van de jaarlijkse kermisweek die meestal in

augustus gehouden werd. Tot ongeveer het begin van de eerste wereldoorlog

hebben de lantaarnopstekers hun onderdanige ‘poësie’ onder de burgerij uitge-

dragen. Hiernaast staat een voorbeeld uit Den Haag in 1680.

‘De nare duisternis van Avondstond of nacht, begunstigde teveel ’t geboeft in ’t

stelen, moorden.’ (...)

Tot vrijing van den Haag van deze droeve rampen, deed zij door gansche stad

langs ieder Kaai en Straat,

Lantarenen voorzien met sierlijk’ olielampen, veel honderd in getal oprechten,

die bij dag met olie gevuld, als Phoebus is gedoken weer onder zijne kim, zo

spoedig men vermag, in allerijl door ons dan werden aangestoken.

Dan zijn dees’lichten straks den dieven een verraad, ontdekkers van geweld, be-

veiligers de wegen, leidsmannen door de li’en waar dat men henen gaat. Geen

jonge meijt staat om ontmoeting nu verlegen.

Zo iemand door de wijn, door ’t Rijns’of Franse vocht te veel beladen is, geen

rechte pas kan houden,

Wien’t hoofd begint rontsom te draven in de loch, dien droncken slingervoet

verstreckens’ tot flambouwen.

Des winters als de straat is glibberig en glad en ieder is beducht voor ’t struike-

len van voeten, dan toonens zeer het meest begane pad.

145

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 145

Page 147: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

In nat en slorsig weer, wanneer men steeds moet wroeten door vuiligheid, door

slik, tenminste enklauw hoog, als ieder wordt beklad en kiest de droogste plek-

ken, zo wijst dit Lampen-licht die aanstonds in het oog, zo ziet mens’ overal tot

veel geriefs verstrekken.

Haar voordeel is zeer groot voor ieder in den Haag. Zij doen veel fakkels en on-

telb’re kaarsen sparen.

De Klerk- en Martgang is bij avond als bij daag. Dit dient de dienstmeyt wel in ’t

schuren der Lantaren, om kort te zijn, de Heer en Vader van het Licht’.

Bij de instelling van de ‘dienst’ (we hebben het nog steeds over Amster dam) had

elke wijk 160 lan taarns. Iedere lantaarnopste ker had de verantwoording voor

ongeveer 20 lantaarns die om de ca. 8-10 huizen waren aange bracht. (De instruc-

tie spreekt over een afstand van 125 tot 150 voet). Zo kon de stad in korte tijd ver-

licht worden, met als gevolg, een veel betere veilig heid op straat. De lan taarns

brandden van 8 augustus tot 8 mei, dus niet in de zomermaanden.

Hoe dat nieuwe licht op straat werd ontvangen, vertelt ons een klein versje:

‘Als het zonlicht is gegaan, steken we de lampen aan;

men kan daardoor bovendien, zelfs nog in het donker zien’.

De ‘Jan van der Heijdenpaal’ werd een begrip in binnen- en buiten land. Andere

steden volgden Amsterdam. Op 23 januari 1673 kreeg de uitvinder 93 gulden

voor het maken van een ontwerp voor de

Haagse straatlantaarn, maar pas in 1679

stonden er 300, op olie brandende lantaarns,

in de stad.

Een eeuw later, toen vader Leopold Mozart

met zijn twee uiterst begaafde kinderen,

onder wie Wolfgang Amadeus, in september

1765 op concerttournee, in Den Haag logeer-

de, schreef zijn dochter van elf in haar dag-

boek dat, naast het zien van een zeehond en

het strand van ‘Chevelingen’, de mooie

straatverlichting haar aandacht had getrok-

ken.

Dordrecht volgde in 1674, Hoorn in 1682,

Den Bosch in 1684. Ook in enkele steden van

Engeland kregen van der Heij dens lan taarns

een plaats, terwijl in 1682 de Duitse steden

Berlijn en Keulen er toe overgingen. Ham-

burg in 1675 en Wenen in 1687.

146

Van der Heijden lantaarn close-up

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 146

Page 148: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

(In het Berlijn van vandaag staan 5600 gaslantaarns die nog op gas branden, een

kwart van de gehele straatverlichting, zo las ik op een site).

Van der Heijden, op 75-jarige leeftijd in Amsterdam overleden (28 maart of 28

september 1712), heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan zowel de brandbe-

strijding als de lichtvoorziening op straat. Zijn uitvinding gaf bovendien werk

aan timmerlieden, blikslagers, glazen-

makers en lantaarnopstekers etc.

Het Vaderlandsch Woordenboek van

1788 beschrijft van der Heijden als

volgt: “Jan van der Heijden gebooren

te Gorinchem, in den jaare 1637 ver-

dient, bij de nakomelingschap, in er-

kentenisse gedagt te worden, van

wegen twee zijner zeer heilzame uit-

vindingen, om ’t menschdom, in de

ongevallen aan welke het blootstaat

eenig redmiddel of behoeding te bren-

gen. Ik heb het oog op zijne verbete-

ring aan de Brandspuiten en zijne uit-

vinding van Lantaarnen om, bij nacht,

de Straaten te verlichten...’.

In de Koestraat nr. 5 te Amsterdam waar hij van 1681 tot zijn dood in 1712 woon-

de en werkte is in de gevel een gedenksteen aangebracht, met daarop een olie-

lamp en de slangbrandspuit.

Straatverlichting in Monnickendam (17e eeuw)

De ontwikkeling van de straatverlichting elders, was de Vroedschap van Mon-

nickendam niet ontgaan. Het onderwerp kwam voor het eerst aan de orde tij-

dens de vroed schaps ver ga dering van 15 februari 1686: ‘Is in propositie (voorstel,

caeg) gebraght, of niet goedt ende dien stig sijn soude, binnen dese Stadt, naer

soo veel exempelen in de andere steden alreeds gebruijckt, mede te plaetsen

Lanteerns tot het lighten bij avondt ende naghten op de Straaten ende Burgwal -

len...’

Er werd over gedelibereert (de voor- en nadelen besproken, caeg) met als uit-

komst, dat de heren burge mees ters en de commissarissen Ketel, Thamis en van

der Poel dit ‘propo sel’ (voorstel, caeg) zullen bestuderen en hun ondervindin-

gen ende considera tien (overwegingen, caeg) aen de agtbare vergadering be-

kend zullen maken’.

In de resoluties (besluiten, caeg) van de Vroedschap kwam dit onderwerp de

eerstvol gende zes jaar niet meer ter sprake. De heren hielden zich vooral bezig

147

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

beeld aan het huis van Van der Heijden in

Amsterdam

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 147

Page 149: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

met de plaatselijke belastin gen en de nationa le en interna tionale politieke

ontwikkelin gen. Ook de verdeling van de (vaak lucratieve) baan tjes had hun

aandacht.

Ik vermoed dat, zoals in de 18e eeuw regelmatig gebeurde, de uitvoer van be-

paalde besluiten in handen van de burgemees ters werd gelegd (15). Wat dat in

eerste instantie heeft opgeleverd, valt niet te achterhalen, omdat de Memo -

rialen van de burge mees ters van vóor 1692 niet be waard zijn geble ven. Maar

Monnickendam heeft straatverlichting gekregen! De vroedschapsresolutie van

2 november 1692 bevestigt dat.

In het Monnickendam van de 17e eeuw was een vuilnisman werkzaam. Die was

hard nodig, want ondanks een reeks verorde ningen tegen ‘het werpen van aller -

hande vuijlnis in de graghten en op de straten’ waardoor de stad er ‘heel vuijl en

slordigh komt te leggen’, was het een zootje op de straten en in de stegen. Na

een lang verhaal hoe dat verhol pen zou moeten wor den, volgt dan een opmer-

king of het niet goed zou zijn om de vuilnis man, in plaats van losse arbeider, tot

stads arbeider aan te stellen, zodat hij zich de hele week bezig kan houden met

het schoon houden van de stra ten, brug gen, grachten, haven’...(en dan komt

het) ‘alsmede de lan teerns ’s avonds aan te steeken, schoonma ken en hou den en

daer om trent mede verder alles te doen dat tot dien Lanteern dienst sal werden

gerequi reert’ (ver eist, caeg).

Jasper Carstens Colder

Het Memoriaal van de burgemees ters d.d. 4 novem ber 1692 noemt de naam van

de vuilnis man, annex lantaarnopste ker:Jasper Cars tens Colder, die te horen

heeft gekregen dat hij als stadsar beider was aangesteld en dat ook de verzor -

ging van de lantaarns tot zijn taak zou gaan behoren. Hij ging er financiëel op

148

eerste melding van straatverlichting in Monnickendam

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 148

Page 150: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

vooruit, want in plaats van 12 kreeg hij nu 16 stuivers per dag. Jasper was blij

met zijn nieuwe job en bedankte de heren ‘hertelijck voor zijn begunstiging’.

Jasper (16) was al geruime tijd vuilnisman, in ieder geval vanaf 1683. Ver moe -

delijk is hij de opvolger geworden van Dirk de vuilnis man, die op 14 juni 1678 is

begraven.

In 1692 stonden er dus lantaarns in de stad. Hoeveel en waar wordt niet ver-

meld, maar het zal wel op strategische plaatsen zijn ge weest. Verderop krijgen

we een paar aanwijzingen.

De lantaarns moesten bij zonsondergang worden aange stoken en tegen mid-

dernacht worden ge doofd. Nog best een hele klus.

Jasper heeft zijn nieuwe taak niet lang uitgevoerd. Op 1 mei 1693 meldt het Me-

moriaal dat hij ‘zijn dienst heeft gequitteert (afzien van, caeg) met het opsteec -

ken van de lanteerns’. Ver moedelijk was het werk te zwaar, naast zijn dagelijkse

werk als vuilnisman. Hij moest immers tegen midder nacht de lantaarns nog

weer doven! Zijn opvol ger kreeg dan ook, zoals we nog zullen zien, een helper

en gaandeweg de 18e eeuw zien we twee lantaarnopste kers tegelijk aan het

werk.

149

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

lantaarnopsteker met ladder

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 149

Page 151: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Krijn Cornelis Modderwercker

Jaspers opvolger heette Krijn Corne lis Modderwercker. Hij ontving ‘het selve

daghgelt’ als zijn voor ganger heeft geno ten, mits ‘dat hij hem in sijn voorseide

dienst getrouwelijck sal hebben te dragen, stads beste en menagie (voorzichtig

en met maat, caeg) daer ’t behoort waer te nemen op poene van cassatie’

(ontslag, caeg).

Deze Krijn was in april 1663 al weduwnaar en dus

vermoedelijk zo rond 1635/1640 geboren. Niet

meer zo jong dus. Gelet op de uitgaven van de

stad, is hij een jaar of vier lantaarnopsteker ge-

weest en heeft zijn zoon deze taak overgenomen.

Maar Krijn heeft, voordat hij op 20 april 1713 werd

begra ven, volgens het uitgavenboek van de magi -

straat nog wel een aantal jaren verschillende klus-

jes voor de stad gedaan.

Cornelis Krijnsz (van Slingerland)

Krijns taak als stadsarbeider en lantaarnopsteker

werd overgenomen door zijn oudste zoon Corne -

lis, waarschijnlijk in het tweede deel van 1697,

want toen kreeg hij voor het eerst salaris uitbe-

taald.

In 1707 en ook in 1714 was deze Cornelis Krijnsz

nog steeds verantwoor delijk voor het verzor gen

en opste ken van de lan taarns. Een notitie in de Memo rialen van de burgemees-

ters d.d. 15 oktober 1707 beves tigt dat: ‘Cornelis Krijnsz. met ’t opsteeken van de

lan taarns voort te gaan als voor desen, de olij uijt de seepsie derij te halen’. Die

olie kwam zeer waarschijnlijk uit zeepziederij ‘De Buijnvis’ van Arent Bruijn op

de Nieuwezijds Burgwal (17).

Helpers

Omdat het ‘opsteken van de lantaarns’ voor éen per soon te veel bleek te zijn,

kreeg Cornelis hulp van blikslager Willem Alberts Vreling, zo blijkt uit de

betalin gen. De laatste was ook verant woorde lijk voor het schoon maken van de

lantaarns en de lampen en deed de benodig de repara ties. Nadat Willem Alberts

op 30 oktober 1700 is begraven, kreeg Cornelis assistentie van Jan Appel.

Ook dat was maar van korte duur, want Jan Appel werd een paar maanden later

al, 7 februari 1701 begraven.

150

oliekan

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 150

Page 152: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Jan Michiels Mobron is de volgende die een aantal jaren achtereen assistentie

verleende. Bij de betalin gen wordt zijn naam tot 1715 genoemd. Hij overleed in

1722 en werd de 6e september van dat jaar begraven.

Andere werkzaamheden

Cornelis Krijnsz. stak niet alleen de lantaarns aan, maar deed ook allerlei klus-

sen voor de stad. Puin ruimen aan de Kloosterdijk bijvoorbeeld, modder bagge-

ren uit de grachten en het lossen van sche pen met zand in de haven. En elk jaar

maakte hij de rommel pot in of bij de stads school van meester Claas Ilp schoon.

Wat we ons bij die ‘rommelpot’ moeten voorstellen, heb ik niet kunnen achter-

halen. Het zal niet gaan om een soort ‘muziekinstrument’, zoals verschillende

woordenboeken bij ‘rommelpot’ aangeven. Ik denk meer aan een soort grote

‘vuilnisbak’ of vergaarbak.

In oktober 1707 kregen Cornelis Krijns en een zekere Sijmon Buijs allebei drie

gulden, omdat ze ‘de lijcken in de kisten en van ’t schavot hebben geholpen, die

laatst geëxecu teert zijn’(18).

Beperkte straatverlichting

De lantaarns brandden niet elke avond. Dat blijkt uit de betalingen van de the-

saurier. De opstekers van de lantaarns kregen namelijk uitbetaald voor zestien

of zeven tien dagen per maand. En dan ook nog alleen in de ‘donkere’ maan den

okto ber tot april.

Onderhoud en opslag

Van mei tot augustus werden de lantaarns opgesla gen. Dat blijkt uit de notule-

ring van de burgemees ters d.d. 22 september 1708, waar Corne lis Krijnsz. vraagt

‘of hij de lan teerns in de aen staen de maent niet weder soude opstee eken en die

dan weder wel diende te werden gerepa reert en tegens dien tijt opgeset, is ’t

selve gecon senteert deselve door Dirk Inses (de koper- en blik slager, caeg) en Jan

Brandtz. (smid, caeg) ijder half en half laten repare ren’.

De houten lantaarnpalen stonden in weer en wind en hadden dus veel te lijden

van de wisselende weersomstandigheden. Dat betekende het nodige onder-

houd. Zo kreeg op 3 augus tus 1709 Jan Sem f 28.17.- voor het verven van de

lantaarn palen en bruggen. Op 1 augustus 1711 ont ving kopersla ger Dirk Inses

f 23.16.- voor ‘verstellen der lan taarns en lampen binnen de stad’ en in 1714 en

f 28.8.- voor dezelfde bezighe den over de periode sep tember 1713 tot augus tus

1714. Op 28 juni 1713 kreeg Jan Bolman zijn rekening betaald ‘voor ’t maken van

een nieuwe lantaarn en lampen alsmede voor ’t verstel len van de oude als an -

ders, ten behoeve van de stad’. Een jaar later is er nog zo’n betaling aan Bolman.

151

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 151

Page 153: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Glasemaker Pieter Teerhuijs ontving in augus tus 1714 f 11.12.4 ‘voor ’t maken en

stoppen der glazen in de lantaarns en lampen binnen deze stad’ tussen novem-

ber 1713 en augustus 1714. En de kooplieden Sijmon Muus en Klaas Bruijn kre-

gen f 225,- voor gelever de olie ten behoeve van de stadslantaarns voor de por-

tiers tussen oktober 1708 en augustus 1709.

De straatverlichting was een kostbare aangele genheid. Daarom betaalden de in-

woners van Monnickendam lan taarngeld en bleef de verlichting tot een be-

paald aantal dagen en avonduren beperkt.

De stad zonder verlichting?

In de stadsuitgaven werden alle betalingen genoteerd, gedaan aan mensen die

een dienstverband met de magistraat hadden. Maar hoewel Krijnsz. dan nog

niet is overleden, worden er vanaf 1715 geen uitgaven aan een lantaarnopsteker

meer genoemd. Wel meldt het Memoriaal van 29 juni 1715 dat Klaas Sijmons

Oossa nen en Mighiel Verstij len ‘voor het opsteeken van de lanteerns en vullen

van de lampen met olij omtrent de poorten bij de jaegschui ten in de voorlede

winter gedaen, werden toegele ijt ijder vijf gul dens’. Klaas was portier, Michiel

boomsluiter, de laatste oorspronkelijk afkom stig uit Antwer pen.

Nieuwe start?

Het is 1727 als Melis Pieters Kojer op 1 maart van dat jaar f 7.16 ont vangt voor ’t

schoon maken van 16 lantaarns en 18 lampen. Het heeft er alle schijn van dat de

straatverlichting een jaar of twaalf niet heeft gebrand, misschien veroorzaakt

door een krappe stadskas. Ook de grote kerstvloed van 1717, waarbij Waterland-

se dorpen geheel of gedeelte lijk onder water kwamen te staan, kan een rol heb-

ben gespeeld..

Overlijden Cornelis Krijnsz.

De man die lange tijd verantwoordelijk was voor het opsteken van de lantaarns,

Cornelis Krijnsz, werd op 29 december 1728 begraven. Zijn schoonzoon Jan

Nan nings, die op 20 augustus 1718 ondertrouwde met Cornelis’ dochter Eegje,

betaalde de impost.

Drie lantaarns gelokaliseerd

Eerder merkte ik op, dat het onduidelijk is, waar in de stad de (ver plaats bare)

lantaarns ston den. Maar via de Memorialen van de Burgemeesters krijgen we af

en toe een aanwijzing. Op 17 novem ber 1707 vroeg lijnbaanei ge naar Willem

Klaasz Baan ‘dat de lanteern weder bij zijn baan mag werden geset, dewijl an-

ders van geen lanteern ligt kan hebben’. Zijn verzoek werd ‘in nota genomen’.

Die lijnbaan stond op stadsgrond bij de Zuideinderpoort (19).

152

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 152

Page 154: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Op 4 oktober 1749 noteert het Memoriaal: ‘Jasper Carstens is op zijn ver zoek ge-

consenteerd een lantaarn bij sijn huijs, mits dat hij deselve sal moeten opste-

ken’. Deze Jasper, geboren in 1720, was een klein zoon van de eerder genoemde

eerste lantaarnopsteker Jasper Cars tens Colder. In 1748 woonde deze Jasper nog

in bij Hendrik Brands op de Gooijsche Kaaij, maar het jaar daarop bewoonde hij

een huis in de Moordsteeg. Zijn echtgenote, Lijsbet Jacobs Meeuwis, was vroed-

vrouw (20)

Op 25 juni 1768 vroeg Ernst Nahuijs of de lantaarn paal op de hoek van de

Niessenoord steeg weggehaald kon worden. Hij kon anders zijn hooi niet op

zijn berg krijgen. Dat werd goed gevonden. Ook daar stond dus een lantaarn.

Lantaarn op de lange brug

Een belangrijk punt voor vaartuigen was de Lange brug bij de Haven. Op 29 ok-

tober 1752 vroegen de schippers van het oude veer ‘dat de heren burgemeesters

een lantaren op de Langebrugh geliefde te laten stellen om tot dienst van diege-

ne welke des avonds met haare vaartuijgen uijt zee komen te werden aangesto-

ken en te branden, presente rende jaarlijks wel iets daar toe te willen contribu -

eeren’. In dat laatste werd niet ‘geconsenteerd’ (toegestemd, caeg), maar de lan-

taarn kwam er. Om het financiëel mogelijk te maken, werd gesproken om ‘na

het voorbeelt van andere steden een vuur en havengelt te intro duceeren’.

Havenmeester en visafslager Cornelis Blauw werd belast met het opsteken van

deze lantaarn op de Lange brug, zo blijkt uit een instruc tie van 18 novem ber

1752. Hij moest zijn post getrouwelijk waarne men en met betrek king tot de lan-

taarn stond in zijn instructie: ‘De opsteker van de lantaren op de Langebrug sal

gehouden zijn geduren de den tijd van agt maan den, te weten van primo sep-

153

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

Monnickendam sfeerbeeld

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 153

Page 155: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

tember tot ultimo april alle avonden met ’t 6 uur luijden der poortklok deselve

aan te steken en ook wel van olij en cattoen te besorgen en schoon te maken

opdat deselfe behoorlijk kan branden’.

Lantaarns bij de poorten

Ook bij de stadspoorten en de aanlegplaats van de jaagschuiten, stonden of hin-

gen lantaarns. Die werden aangestoken en ge doofd door de portier en/of de

boomsluiter, zoals we eerder zagen

Dat de portiers zelf verantwoordelijk waren voor de lantaarns, blijkt ook uit een

notitie in het Memoriaal d.d. 27 augus tus 1740, waar Cornelis Wijnands Groot

(geen familie, caeg), portier van de Nieuwe Poort sinds 1737, voor een kwart jaar

twintig liter olie, vier pond kaarsen en 1/4 pond ‘catoen (de pit) krijgt om de lan -

taarns aan de poort op te steken’. Dat was blijkbaar een jaarlijkse voorziening,

want op 26 augus tus 1741 ontving hij op nieuw twintig liter olie en vier pond

kaarsen.

Twee lantaarnopstekers aangesteld

Wie de in 1728 overleden Cornelis Krijnsz. als lantaarnopsteker is opgevolgd,

heb ik niet kunnen vinden. Ik denk niemand, want de aanstelling van een op-

volger zou ongetwijfeld in de Memorialen vermeld zijn. Ook de stadsrekenin-

gen hebben vanaf 1728 een reeks jaren geen uitgaven post voor een lantaarn -

opste ker. Het feit dat de eerder genoemde Jasper Carstens de lantaarn bij zijn

154

lamp bij Noorderpoort

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 154

Page 156: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

huis zelf moet aansteken en

doven, lijkt deze veronderstelling

te ondersteunen. Ook een notitie

in de Vroedschapsresoluties wijst

in die richting. In de resolutie

d.d. 16 oktober 1756 blijkt de

stads kas er weer wat beter uit te

zien. Daarom kwam de vraag aan

de orde of, als vanouds, de lan-

taarns kunnen worden ge brand

ten behoeve van de burge rij’. De

kwestie werd doorge scho ven naar

de burgemeesters ‘om soveel

nieuwe lantaarns te laten maken

en die op sodanige plaatsen te

stellen en laten bran den als tot

nut van de burgerij vernemens

sullen te beho ren’. De burge -

meesters heb ben er meteen werk

van ge maakt, want al op 28 okto-

ber werden er twee nieuwe ‘stads lan taarns vulders en opstekers aange stelt:

Adriaan Jansz Decker en Jan van Praagh( alias Jan Grouw), elk op een tractement

van 40 gulden per jaar, ‘mits deselve lantaarns te vullen en aanste ken volgens

instruc tie, haar ter hand te stellen’. Het stadsbestuur was er inmid dels wel ach-

ter gekomen, dat er voor het aansteken en doven van de lantaarns twee mensen

nodig waren.

De instructie is niet bewaard gebleven maar het zal de nadruk hebben gelegd op

een goede verzorging. Scheve palen rechtzetten, op tijd de pitten vervangen, de

luchtgaten met een ‘ragebol’ reinigen van spinnewebben en/of andere verstop-

pingen. Kortom, een voorzichtige en secure omgang met palen, lantaarns, olie

en pitten.

Loonsverhoging

Op 12 mei 1759 vroegen Adriaan Decker en Jan van Praagh ‘vermeerderingh van

tractement voor ’t opsteken der lantaarns buijten de Poorten, is goet gevonden

voor een douceur (extraatje, fooitje, caeg) voor dese tijt en ook eens voor al te

geven drie gulden’. Het aansteken en doven van die lantaarns, eerder verzorgd

door de portiers en boomsluiters, was dus ook tot hun taak gaan behoren.

155

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

twee lantaarnopstekers

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 155

Page 157: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Lantaarn op de Lange brug in slechte staat

De lantaarn die in 1752 op de Lange Brug was neergezet, bleek er op 23 juni 1764

niet best aan toe te zijn. Cornelis Blauw, de visaf slager en verant woor delijk

heeft ‘ter kamer van de heeren burgemees teren kennisse gegeven dat de Lan-

taarn op de Langebrug seer oud en slegt is soodat moet ver nieuwd worden’.

Wie daarvoor gezorgd heeft? Mogelijk Simon Meet.

Hij krijgt op 28 juli 1764 f 19.7.- voor ’t verstellen der lantaarn en het stoppen

van de glazen. Maar het kan ook zijn dat de opzichter van de stads werken, Pie-

ter Bleus met zijn knechten, de klus geklaard heeft.

Vijftien december van dat jaar kreeg ene Gillis Pieters f 65.10.- voor geleverde

lantaarns aan de stad. Of het ging om vervanging van oude lantaarns of uitbrei-

ding met nieuwe lantaarns staat er niet bij.

Zo rond 1760 worden lantaarns ‘met fijn glas beglasen’ waar voorheen de ruitjes

van hoorn waren gemaakt.

Reprimande

Op 26 oktober 1765 kregen Adriaan

Decker en Jan van Praagh een uitbran -

der. ‘De lantaren opsteekers sijn gelast

nauwkeu rig op haar lantaarns te pas-

sen en sorge te dragen dat se haar tijt

uijt branden of dat burghe meesters an-

ders sodanige maatregelen sullen

nemen die haar niet aangenaam soude

sijn’.

Dat dreigen met straf, kom je in de

Memoria len regelma tig tegen. Je hoef-

de in die tijd maar weinig fout te doen,

of je werd voor enkele weken uit je

functie gezet, met verlies van inko men!

Pieter Klaasz Mooij

Op 24 december 1762 werd Pieter

Klaasz Mooij als lantaarnopste ker aan-

gesteld. Hij volgde de overleden Adri-

aan Jansz Decker op, die op de 21e de-

cember van dat jaar was begraven. Op

24 september 1768 verzocht de toen 60-

jarige Pieter Mooij het stadsbe stuur, ie-

156

lantaarnopsteker (ludiek)

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 156

Page 158: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

mand te mogen vragen ‘om hem in ’t opsteeken van de Lanta rens de te helpen, is

hem sulks geaccordeert (toegestaan, caeg), mits daar altoos selfs bij present te

sijn en ook die voor sijn eigen rekeningh te betalen en verder gerecom mandeert

(opgedragen, caeg) sijn pligt behoorlijk waar te neemen’.

Nieuwjaarswensen

De stadsvuilnisman had sinds oude tijden een soort privilege. Hij mocht met

oud en nieuw de stadsbewoners huis aan huis, al of niet schriftelijk, een geluk-

kig nieuwjaar wensen. Daarvoor maakte hij soms een afbeelding van zijn be-

roep, met daar op een nieuwjaarswens, meestal in kreupelrijm. (In andere ste-

den was dit een gebruik rond de kermisweek, die meestal in augustus werd ge-

houden).

Op 21 december 1765 probeerden de heren lantaarnopstekers of zij ook niet een

graantje konden meepikken. ‘De Lantaarn opsteekers hebben versogt om tegen

nieuwe jaar de lieden aan de huijsen Nieuwjaar te mogen wenschen, is sulks aan

haare, als een nieuwigheijd sijnde, afgesla gen’. Hun bedoeling was uiteraard

om fooitjes binnen te halen, te vergelijken met wat onze krantenbezorgers

rondom kerst en nieuw jaar doen. Maar nee, van zulke ‘nieuwigheden’ moest

het stadsbestuur niets hebben.

157

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

nieuwjaarswens kaarsenmaker

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 157

Page 159: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Trijntje Alewijns (Postma)

Het is 17 oktober 1767 als de notulen van het Memoriaal vermelden dat

lantaarnopste ker Jan van Praagh (Jan Grouw) is overle den. Op 8 oktober 1767

was hij begraven. Zijn vrouw Trijntje Alewijns mocht zijn taak overne men,

waarmee ze verzekerd bleef van het bijbehoren de inko men. Dus hoefde ze niet

haar hand op te houden bij de diaconie of bij de huiszittende armenvoog den. Of

ze het (zware) werk zelf heeft gedaan, wordt niet vermeld.

Anne Willems

Op 31 decem ber 1773 werd door

burgemeester Bruijn gemeld dat

lantaarnopste ker Pieter Mooij de

dag daarvoor is begra ven. In zijn

plaats werd Anne Willems aange-

steld, getrouwd met Grietje

Thuijn. Op 17 september 1768

had de vader van deze Grietje,

Jan Thuijn, voor zijn doch ter in-

woning aangevraagd. Dat was

eerst geweigerd, maar later volg-

de toch toestem ming. Grietje

was daarna met deze nieuwe

lantaarnop steker getrouwd.

Jacob Keleman

Op 26 juni 1775 is de weduwe van

Jan Grouw (= Jan van Praag),

Trijntje Alewijns, de vrouwelijke

lantaarnopsteekster dus, begraven. Jacob Kele man kreeg deze job, zo melden de

notu len van de burge mees ters op 29 juli 1775.

Stadsverlichting in tijd van nood

Op 1 augustus 1778 kwam het stadsbestuur met een keur, wat te doen in tijden

van nood. Wel, als er sprake was van hoog water of brand dan moest iedere bur-

ger een lantaarn aan zijn huis hangen met daarin een brandende kaars ‘om so in

een ogenblik des tijds de geheel Stadt te verligten’, zodat de mensen die aan de

schoeing (stadswal) werken of de brandspuit bedienen hun werk goed kunnen

doen. Wie in gebreke bleef, kreeg een boete van 30 stuivers. Was er sprake van

een calamiteit in de nacht dan zou de poortklok kleppen.

158

lantaarnopsteker

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 158

Page 160: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Jacob Thuijn

Op 17 augustus 1776 bedankte Anne Willems voor zijn post als lantaar nop -

steker. Zijn schoonvader, Jacob Thuijn, nam het werk een aantal jaren over,

maar stopte daar mee op 25 mei 1782. Een week later, 2 juni, werd de baan gege-

ven aan Adriaan Jansz Groot, die daartoe de eed aflegt ‘in handen van de heeren

Burgemeeste ren’. Deze Adriaan Groot is een zoon van een voorva der van de

schrijver van dit verhaal.

Twee lantaarnopstekers

Zo waren er in 1782 dus twee jonge lantaarnopstekers, de 26-jarige Jacob Kele -

man en de 27-jarige Adriaan Jansz Groot. Hun salaris bedroeg in 1782 twintig

gulden voor een half jaar. Bepaald geen vetpot.

Op 19 september 1785 ging het salaris van de heren omhoog van 40 naar 50 gul-

den per jaar ieder, plus een ‘somma van tien gulden, soo als bevorens genooten

hebben voor ’t poetsen der lantarens als die sullen zijn afgeno men’. De lan-

taarns werden dus nog steeds in het zomersei zoen opgeborgen, na eerst te zijn

gepoetst.

Nieuwe eed

De jaren 1787 en1788 waren bijzonder onrustig vanwege spanningen tussen de

patriot ten en de prinsgezinden (21). Daarom moesten op 5 april 1788 Jacob en

Adriaan, samen met een aantal andere ‘bedienden van de stad’ (22) een nieuwe

eed afleg gen in handen van de burgemeesters om daar mee hun loyaliteit aan de

prinsgezinde magistraat te bevestigen. Monnic ken dam had vertegenwoordi-

gers van beide partijen en je baantje was sterk afhankelijk van loyaliteit aan de

partij die het op dat moment voor het zeggen had.

Varia

Op 2 oktober 1790 werd besloten om binnendijks nog een lantaarn paal ‘te stel-

len’ en de paal voor de stal van mej. Claus wat te ver plaatsen.

20 augustus 1791 werden ‘de bazen gelast dezen avond te beginnen met het Lan-

taarn opsteeken’. Het donkere seizoen kwam er aan en dus moeten de lichtpun-

ten in de stad weer worden geplaatst en elke avond aangesto ken. De lantaarn-

opstekers zullen waarschijnlijk onder toezicht en/of verantwoordelijkheid van

de stadsbaas hun werk hebben gedaan. Hun salaris was dat jaar en het jaar daar-

op nog steeds vijftig gulden elk.

Op het matje

Ook Jacob en Adriaan deden hun werk niet altijd naar behoren. Op 12 mei 1792

lezen we in de notulen van de burgemees ters dat ‘de lantaarnopste kers zijn

159

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 159

Page 161: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

gereprimen deerd over de slegte behandeling der lantaarnslampen en hebben

deze lui beterschap beloofd’.

Meer lantaarns

Een klein jaar later is er sprake van een bescheiden salarisver hoging. Op 2 fe-

bruari 1793 ‘aan de twee Lantaarn Opstekers is op derzelver ver zoek geaccor -

deert een verhooging van tractement van drie gulden eens in ’t jaar voor het

schoonmaken van de lantaarns en het meer de re werk door de vermeerdering

van ’t getal der lantaarns in de stad’. Er waren dus lantaarns bijgekomen. De

heren kregen nu samen 116 gulden per jaar. Het jaar daarop werd dat verhoogd

tot 120 gulden, zestig gulden elk.

Invoerverbod van kaarsen

Op 2 november 1793 vaardigde het stadsbestuur een keur uit om de werkers in

de smeersmelterijen en de kaarsenmakerijen te beschermen. Voor kaarsen die

van buiten de stad werden aangevoerd moest ‘belasting’ betaald worden: 50

stuivers voor 100 pond kaarsen. Maar toen twee jaar later het bestuur van de

stad in handen van de patriotten kwam, werd op 5 juli 1795 deze bepaling ‘ strij-

dig geacht met de rechten van de mens en burger’. Op verzoek van enkele bur-

gers werd de protectie-maatregel dan ook teruggedraaid, waardoor vrije invoer

van kaarsen in de stad weer mogelijk was.

160

inval Fransen 1795

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 160

Page 162: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Franse revolutie

De komst van de Fransen in 1795 zorgde voor heel wat maatschap pelijke en be-

stuurlijke veranderingen. De armoede nam sterk toe en daarom moest er op al-

lerlei manieren worden bezuinigd. Belangrijke uitgavenpost was de inkwartie -

ring van Franse soldaten, die de stad handen vol geld koste. Ook de stadsver-

lichting moest er aan geloven. Op 31 juli 1797 kregen de lantaarnopstekers

Keleman en Groot nog hun tractement van 120 gulden over de periode 1 augus-

tus 1796 tot 31 juli 1797. Maar op 1 november 1797 nog slechts een 1/6 van hun

trac tement, dat wil zeggen, samen f 20,-. Eenzelfde bedrag ontvingen de heren

ook op 17 maart 1798, maar daarna waren ze zonder werk. De lan taarns in de

stad zouden een aantal jaren niet meer bran den. De lantaarn aan de Nieuwe

Poort bleef wel in gebruik. Portier Jan Meij kreeg op 30 juni 1798 f 5.5.- voor ’t

opste ken van deze lantaarn. Dat zal waarschijnlijk ook wel het geval zijn ge-

weest bij de portiers van de andere poorten, hoewel ik daar geen informatie over

ben tegengekomen.

Monnickendam zonder verlichting

Dat de lantaarns vanaf 1798 niet meer brandden, werd duidelijk toen pastoor

van Munnik ree de (23) op 18 januari 1799 aan het stadsbestuur een brief schreef

(24) waarin hij vermeldt dat de ‘lantaarns op de straten al twee winters niet ge-

brand hebben en alzoo binnen als buijten burgers aan alle ongeluk ken worden

blootge steld’. Oorzaak: de slechte situatie van de gemeente kas’. Het gaat om de

jaren 1798 en 1799, maar het heeft er alle schijn van dat de straatlantaarns tot

1808 niet meer hebben gebrand.

Feestdag

Een uitzonde ring was 19 december 1799. Op deze nationale vierdag waren er om

acht uur, twaalf uur en vier uur telkens 21 schoten met het kanon. De nationale

vlag waaide vanaf de torens en publieke gebouwen als het stadhuis, de Waag, de

scholen en de stadsdoelen. ’s Avonds werden de lantaarns! aangestoken om

mede de speeltoren, de vrijheidsboom en het stadhuis te ‘illumineren’. Ik ver-

moed dat het om een vierdag van de revolutie gaat, het vijfde jaar van de Bataaf-

se vrijheid. Het feest werd uitbundig gevierd en dat terwijl er een groot kaste-

kort was!Tja.

Lantaarns bij de poorten branden wel

Op 27 februari 1802 werd in de Raad voorgesteld om ’s avonds de lan taarns aan

de poorten te laten opsteken’. Niet lantaarnopstekers maar de portiers van de

verschillende poorten waren daar (weer) verantwoor delijk voor. Zo kregen de

portiers van de Noorderpoort (Jan Meij, in 1804 Arie Lakemond) en de Nieuwe -

161

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 161

Page 163: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

poort (Jan Besem) aan het begin van de 19e eeuw een aantal jaren f 5.5.- uitbe-

taald voor het aanste ken van de lan taarn bij hun poort.

Lantaarnopstekers weer in functie

In de Franse periode kwam er steeds meer overheidsbemoeienis en werd het

plaatselijk bestuur onder controle gesteld van regionaal en landelijk bestuur.

Een briefwisseling tussen de Raad en het Departementaal bestuur van Holland

gaat over de belastingen. Op 12 juni 1806 kwam het lantaarngeld aan de orde:

‘Het Lamptaarngeld zal worden betaald door de bewooners of gebruijkers van

huijzen en gebouwen. Volgens de begroting berekent tot 3 Percent, welk belas-

tingen door den thesaurier dezer stad ingevorderd zullen worden door rondge-

zonden biljetten, op welk ieders aanslag zal worden uitgedrukt’.

Als je lantaarngeld betaalt, dan behoren die lantaarns ook te branden en dat ge-

beurde dan ook. Op 12 september 1807 besloot de municipaliteit ‘de vulders en

aanstekers van de lantaarns bij hun aanstelling een gepaste zuinig heid voor te

houden en ook de lantaarns buiten de stadspoorten te laten vullen’. Daarmee

verviel het ‘douceurtje’ dat de portiers/poort wach ters tot dan voor hun werk-

zaamheden kregen. Met deze boodschap van zuinigheid werden in 1808 de

voormalige lantaar nopste kers Adriaan Groot en Jacob Keleman weer in dienst

genomen. Beiden kregen in dat jaar, evenals een jaar of tien eerder, zestig gul-

den per jaar. Dat bleef zo tot 1811, terwijl hun salaris ‘voor het vullen en aanste-

ken van de lamptaarns’ over het jaar 1812 in franse francs werd uitbetaald. Die

uitbetaling van 252 francs vindt plaats op ‘le 5e Octobre 1813’.

Verandering in 1813

Wat er precies gebeurd is heb ik niet kunnen achterhalen, omdat er over het jaar

1813 geen notulen van de stadsregering be waard zijn gebleven. Maar uit een

pakket brieven en stukken, ingeko men bij het stadsbe stuur en gelet op de

stadsrekenin gen van 1813, wordt duidelijk dat het werk van de door de gemeen-

te betaalde lantaarnopsteker voorbij is.

Wel is er in dat jaar nog sprake van levering van vuur en licht aan de nacht wach -

ten, waarbij de aanvraagbrief jes ondertekend worden door wacht meester Pieter

van Hoorn. Maar voor de lichtvoorziening in de stad is vanaf 1813 éen man ver-

antwoordelijk: Tijmon Cornelisz Kater. We zullen nog veel van hem horen.

Overlijden van de laatste lantaarnopstekers in dienst van het stadsbestuur

Hoe de ontsla gen lantaarnopstekers finan cieel het hoofd boven water hebben

kunnen houden weet ik niet. Jacob Keleman had als turfdra ger nog wel wat in-

komen, maar Adriaan niet. De laatste is 65 jaar als hij op 25 juli 1821 in het huis

op de Zarken, wijk 1 nr. 132 ’s mor gens om zes uur overlijdt. Hij wordt begra ven

162

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 162

Page 164: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

in de kerk, grafrij 28, graf 7, hetzelfde graf waarin zijn vrouw Saartje Pont man

op 10 decem ber 1825 zal worden begraven.

Jacob Keleman overlijdt op 30 september 1830 en wordt 4 oktober 1830 in de

kerk begraven, het laatste jaar dat dat wettelijk nog was toegestaan (25).

The Old lamplighter

Tot ver in de 20e eeuw zijn er in ons land

lantaarnopstekers werkzaam geweest.

Maar omdat, zoals we straks zullen

zien, in steeds meer plaatsen werd

overgegaan op elektrische straat-

verlichting, is het beroep gelei-

delijk aan uitgestorven. De laat-

ste lantaarnopsteker van Haar-

lem ging in 1957 met pensioen

(26).

De ouderen onder ons herinneren

zich misschien nog die country-hit

uit 1960, toen het trio ‘The Browns’

het door hen zeer bekend gewor den lied

‘The old lamp lighter’ zong, met als refrein:

He made the night a little brighter, wherever he would go,

the old lamplighter of long, long ago.

His snowy hair was so much whiter, beneath the candle glow,

the old lamplighter of long, long ago (27).

We sluiten de eerste periode van de straatverlichting van Monnickendam af.

Voor we verder gaan, kijken we eerst kort naar ontwikkelingen bij de buurge-

meenten Edam en Broek in Waterland.

Straatverlichting in Edam (28).

In een artikel over ‘Edams straatmeubilair’ vertelt Corrie Boschma dat er voor

het eerst over straatverlichting in Edam wordt geschreven in een keur van 4 mei

1764. Het vernielen van de ‘nieuwgesette Lantarens’ is verboden. De boete voor

de overtreder bedraagt f 20, - Mevr. Boschma voegt er aan toe: ‘Of de nieuwe

lantaarns een vervanging waren van oudere modellen, valt te betwijfelen. In de

oudere keuren wordt nergens over straatverlichting gesproken’.

Met alle respect, ik heb daar m’n twijfels over. Als Monnickendam al in 1692 lan-

taarns heeft aangeschaft, zal Edam vast niet achtergebleven zijn. Ik adviseer

163

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 163

Page 165: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

leden van Oud-Edam de vroedschapsresoluties en/of de notulen van hun stads-

bestuur er eens op na te slaan. Wellicht komt er dan meer duidelijkheid over het

jaar wanneer in Edam de straatverlichting een feit is geworden.

Straatverlichting in Broek in Waterland (29)

In 1785 krijgt het dorpsbestuur van Broek in Waterland een legaat van

f 40.000. De gulle geefster is Geertje Claas Pols (1726-1785), in 1764 getrouwd

met Jacob Cornelisz. Ploeger, lid van de vroedschap en meerdere keren burge-

meester tussen 1765 en 1780. Van dat bedrag worden zeventig hardstenen palen

met olielantaarns bekostigd, de eerste straatverlichting van Broek. Ook in Zui-

derwoude en Uitdam die onder Broeks bestuur vallen, worden zulke lantaarns

geplaatst. Evenals in Monnickendam branden de lantaarns alleen in de donkere

maanden, van eind september tot eind maart. Jacob Poolman, tevens omroeper

en later ook nachtwacht, is de eerste lantaarnopsteker.

De karakteristieke vierkante (koperen) armatuur is in de loop van de tijden

meerdere keren vervangen, maar de robuuste vierkante lantaarnpalen van

‘Naamse steen’ vormden anderhalve eeuw de basis voor straatverlichting, zoals

uit talloze foto’s en prentbriefkaarten blijkt (30).

Helaas heeft de gemeente rond 1920 besloten om deze oude, originele lantaarn-

palen niet te vervangen door exemplaren van dezelfde soort, maar door goedko-

pere, moderne lichtmasten, met een afgeplatte bolle kop, in Broek wel aange-

duid als ‘ufo‘s’. De oude lantaarnpalen werden gebruikt als ophoogmateriaal,

straatmarkering en drempels. Gelukkig zijn er nog enkele palen bewaard geble-

ven, o.a. in het Openluchtmuseum bij Arnhem en het Zuiderzeemuseum in

164

lantaarn Broek in Waterland

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 164

Page 166: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Enkhuizen. Jammer, want bij het vaststellen van de verlichtingsinstallatie mag

nooit uit het oog worden verloren dat het aanzien van het dorp op het spel staat.

Maar er is goed nieuws. In 2007 heeft zich een particulier gemeld die, ter ver-

fraaiing van het dorp,150.000 euro uittrekt om de huidige 40 lichtmasten te

vervangen door replica’s van de ‘oorspronkelijke’ hardstenen lantaarns.. Dat

ziet er dus goed uit voor wie het zo karakteristieke Broek in Waterland van

harte liefhebben. De gulle gever(s) zijn de heer (Dirk) en mevrouw (Letty) Broe-

der, inwoners van Broek. De bedoeling is om een aantal palen in het voorjaar

2008 te plaatsen en die bij het Havenrak begin 2009. De vereniging ‘Oud Broek’

is bijzonder dankbaar voor dit geweldige geschenk. Op 7 april jl. is op ludieke

wijze de eerste paal feestelijk onthuld op een locatie halverwege de Erven. Daar-

bij was ook een lantaarnopsteker uit’1786’ aanwezig.

Nog een notitie over de verlichting in Broek in Waterland. Mevr. N.C. Rümke-

Bakker, dochter van dr. Bakker, huisarts in Broek in Waterland aan het begin

van de vorige eeuw, schrijft: ‘Als Piet de Wit, gemeentewerkman ’s avonds de

lantaarns kwam opsteken en met zijn laddertje voorbijkwam, mocht de lamp

op en deden we spelletjes. Die lantaarns waren olielampjes en brandden niet

met volle maan, behalve éen bij ons en bij de burgemeester (31).

Monnickendam. Tijmon Cornelisz Kater

Terug naar Monnickendam. Het beheer over de straatverlichting is meer dan

honderd jaar in handen van het stadsbestuur geweest. Maar, in navolging van

andere steden, werd in de Franse periode de zorg voor de lantaarns uitbesteed

aan particulieren. In Amsterdam was dat vanaf 1809 een particuliere maat-

schappij, opgezet door Fréderic Louis Behr, in Monnickendam werd de zorg

165

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

lantaarn Broek in Waterland

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 165

Page 167: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

voor de straatverlichting toevertrouwd aan één man: Tijmon Cornelisz. Kater,

telg uit een Monnickendamse familie, waarvan de oudste generaties teruggaan

tot circa 1600 (32).

Tijmon Kater, bijgenaamd ‘de

jonge’,ter onderscheiding van

zijn oudere oom, werd op zon-

dag 15 april 1787 geboren en

donderdag de 19e april in de Ge-

reformeerde gemeente van

Monnickendam ge doopt. Hij

was een zoon van scheepstim-

mermansbaas Cornelis Klaasz

Kater, die op 16 februari 1783 trouwde met Sijbrich Corne lis Hoen. Het trieste

einde van Cornelis Klaasz. Kater is elders beschreven (33).

In december 1806 werd Tijmon als lidmaat van Gereformeerde gemeente, de la-

tere Nederlands Her vorm de Kerk, aangenomen. Hij was eerst timmerman,

maar werd later aanne mer van rijks werken, aannemer van publieke werken en

in 1839 ingenieur genoemd. Op 12 februari 1809 trouwde hij met Annetje Dirks

Slot, geboren in Edam op 18 mei 1783 en daar de 21e gedoopt, doch ter van Dirk

Jansz. Slot, in 1779 te Edam getrouwd met Marie Francoise Cailliau. Annetje

Slot werd in december 1809 als lidmaat van de Hervormde gemeente van Mon-

nickendam ingeschreven. Volgens het lidmatenboek kwam ze toen uit Broek in

Waterland.

Tijmon en Annetje kregen twaalf kinderen waar van er tenminste drie jong zijn

overleden. Bij de geboorte van het laatste kind, op 21 mei 1829, was moeder Slot

46 jaar (34).

Het gezin Kater woonde jarenlang in een groot huis met tuin en vijver op de

Nieuwezijds Burgwal 4/178.

Op maandag 5 maart 1821 lieten beiden, met waagmeester Jan Bloem, chirurgijn

Lodewijk Paulus Schmidt, apotheker Cornelis Westplate en kuiper Johan Hart-

wigsen als getuigen, bij notaris Age Volkerse een testament opmaken. Tijmen

benoemde Annetje als zijn enige erfgename, maar wel met een deel voor de kin-

deren, zoals de wet dat voorschreef. Annetje noemde in haar testament, naast

Tijmon, ook haar ouders Dirk Slot en Anna Maria Caillou uit Edam, als die bij

haar overlijden nog zouden leven.

166

doopinschrijving Tijmon Kater

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 166

Page 168: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Tijdsbeeld begin 19e eeuw

Tijmon Kater begon met zijn werkzaamheden voor de stad in een moeilijke tijd.

Vanaf het midden van de 18e eeuw kreeg West-Europa te maken met een om-

vangrijke armoede, die tot ver in de 19e eeuw heeft geduurd. Verschillende fac-

toren hebben aan deze armoede bijgedragen: een sterk toenemende populatie

in Europa, mechani satie van de landbouw, opkomende industrialisatie, oorlo-

gen met Engeland met als gevolg bezetting van de koloniën, de opheffing van

de VOC op 31 december 1799 met daarbij kapitaalverlies en (aan het eind van de

18e eeuw) een zware belastingdruk vanwege de ‘broe derschap’ met de Fransen.

Frankrijk eiste een ‘schade ver goe ding’ van 100 miljoen gulden en daarnaast

diende de Republiek ook nog eens 25.000 franse soldaten te onderhou den. Dat

alles als dank voor vrijheid, gelijkheid en broederschap!

Om Engeland klein te krijgen werd in 1806, via het zogeheten Conti nentale

stelsel, alle handel met dat land verboden, hetgeen zeer nadelig was voor de

Noordelijke Nederlanden.

Tijdens het koningschap van Lodewijk Napoleon (1806-1810) zou de staats-

schuld onrustba rend stijgen, waar door de rente niet meer betaald kon worden.

De staatsschuld die in 1805 1 miljard gulden bedroeg, zou in 1815 oplopen tot

1.25 mil jard. Hoewel Lodewijk Napoleon het goede voor ons land zocht, heeft

hij vanwege zijn verspilzucht (bv. het enkele keren van residentie veranderen

met grote uitgaven wegens verbouwing en inrichting) de staatskas meer belast

dan nodig was.

Maar vooral de zogeheten tiërcering zorgde voor grote problemen. Keizer Na-

poleon gaf zijn broer vanuit Frankrijk de raad om nog slechts een derde van de

rente op de staatsschuld uit te keren. Lodewijk Napoleon was daar allesbehalve

blij mee en reageerde: ‘wat voor een voorbeeld zou de staat aan de burgers geven

als zij haar financi ële verplichtingen niet meer nakwam’? Van die maatregel

167

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

armoede Lodewijk Napoleon

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 167

Page 169: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

zouden bovendien vooral de kleine spaarders de dupe zijn die vol vertrouwen

hun centjes aan de staat hadden toevertrouwd.

Echter, toen Lodewijk Napoleon in 1810 moest vertrekken, kwam het er toch

van. Van de staatsschuld werd nog maar een derde deel van de rente uitbetaald.

En aangezien de steden overal geld hadden uitstaan, kwam er nog maar een

derde binnen van wat men al die jaren daarvoor had ontvangen aan interest.

Al deze negatieve ontwikkelingen hadden ook ernstige gevolgen voor Monnic-

kendam. Met name de handel, de visserij en de daarbij beho rende nijver heid als

visverwerking, zeilmakerijen, scheeps bouw en onderhoud kregen rake klappen

(35).

Réverbères (lantaarns)

In verband met de straatverlichting komen we Tijmen voor het eerst tegen bij

betalingen van het stadsbe stuur vanwege ‘respect (aandacht of zorg voor, caeg)

réverbères’ (36).Tijmon bleek in 1813 verantwoordelijk te zijn voor 102 straat-

lantaarns. Omdat de Fransen het in ons land nog voor het zeggen hadden, werd

hij in franse francs uitbetaald: deux cent vingt francs et cinquante centimes, of-

tewel 220 en een halve franc per maand gedurende het winterseizoen dat zes

maanden duurde.

168

réverbère

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 168

Page 170: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

De réverbère, een uitvinding uit 1745! van de Fransen Matherot de Preigney en

Bourgeois de Chataublance, was een nieuw soort lantaarn. Een olielamp in een

glazen kastje, met in plaats van éen, vier pitten aan de zijden van een centraal

reservoir. Een reflector zorgde voor grote lichtopbrengst, terwijl het olie ver -

bruik drie keer minder was dan dat van de oude lantaarns. Zo ‘n réverbère hing

dikwijls aan een touw tussen huizen boven de straat. Als de lamp bijgevuld

moest worden, werd het touw gevierd, zodat deze naar beneden kwam. De ré-

verbère werd in het begin van de 19e eeuw een concurrent, later vervanger van

de tot dan toe gebruikte straatverlichting.

De olie voor de lantaarns kwam uit de zeepziederij. In 1813 kocht Tijmen 9 aam

raapolie en 1 aam lijnolie. Een aam is ongeveer 145,5 liter, dus reken maar uit.

Protest op Overleek

Tot nu toe ging het steeds over de verlichting binnen de stadsmuren, maar hoe

zat dat met de buitengebieden?

Alle inwoners van Monnickendam, ook de mensen buiten de stad, betaalden lan-

taarngeld. Overleek bijvoorbeeld viel onder de jurisdictie (rechtelijke bevoegd-

heid, caeg) van Monnickendam. Er was sprake van kerkelijke betrokkenheid; er

moest stedelijke belasting betaald worden en de justitiële regels golden er.

Op 3 augustus 1816 schreven een aantal bewoners van Groot- en Klein Overleek

een brief aan koning Willem I. Jan Plaggenburg, Jaap Smit, Jacob Kroon, Jan

Pietersz. Esselman, Klaas Zinger, Gerrit Oud, Jan Bart, Reijer Oud, Hendrik de

Haas, Dirk Laan, Jan Oderkerk, Bart Wiedemeijer, Pieter Kout, Frederik Spring-

veld en Klaas Pronk deelden de koning mee dat de meeste van hun huizen een

half uur en sommigen zelfs een uur gaans van Monnickendam lagen. Zij klaag-

den dat zij lantaarnbelasting moeten betalen, terwijl alleen de bewoners van de

stad het voordeel van de straatverlichting hadden. Daartegenover zou moeten

staan, dat de weg naar hun buurtschap goed onderhouden zou moeten worden,

maar het tegendeel was het geval. De weg was zelfs enkele maanden per jaar ab-

soluut onbruikbaar en door het onderlopen van de landerijen was er geen gele-

genheid voor de brandspuit om, bij calamiteiten, in actie te komen. Maar zij be-

taalden wel ieder jaar het brandspuitengeld! Blijkbaar, zo is de conclusie van de

heren, zag de stadsregering op tegen de kosten, die de reparatie van de weg zal

vragen. De magistraat hield hen graag onder hun gezag, omdat zij ‘meestal re-

delijk welgestelde lieden zijn’, zo laten zij de koning weten.

Zij vragen de koning of Overleek niet van Monnickendam kan wordt ‘afgeno-

men’ en bij Broek in Waterland gevoegd, temeer daar de meeste landerijen

dichter bij Broek dan bij Monnickendam liggen’. Hun argumenten zijn:

169

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 169

Page 171: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

a. het dorp Broek in Waterland zal voordeel van hun betrokkenheid hebben;

b. ze zijn niet zo groot in aantal zijn, dat is dus geen bezwaar voor een gemeente;

c. ze in dat geval het onderhoud van de weg voor eigen rekening nemen, zodat

Broek in Waterland niet voor deze kosten behoeft op te draaien.

Maar – het viel te verwachten – het verzoek van de Overlekers maakte geen

schijn van kans. Zij bleven onder bestuur van Monnickendam en dus meebeta-

len aan de lichtvoorziening waar ze, het zij gezegd, geen enkel voordeel van on-

dervonden. Hun bezwaar met betrekking tot het te betalen lantaarngeld was

wel te billijken.

Een eenjarig contract voor Tijmon Kater

Terug naar de straatverlichting in de stad. Op 6 september 1817 notuleert de se-

cretaris van de burgemeesters: ‘Uit hoofde van de behandeling omtrent de ver-

ligting van deze stad gedurende het aanstaande saisoen geheel door den Raad

aan Burge meesteren is overgelaten, zijn hun edelacht baren ten gevolge daarvan

met Tijmen Cornelisz Kater overeengeko men, om de verligting van deze stad

bedragende uit 105 lantaarns op de oude conditie te besteden voor f 750,- alzo

voor f 125 per maand (zes maanden winterseizoen). De thesauriër zal van deze

resolutie een afschrift ontvangen’. Tijmen Kater heeft dus blijkbaar al enige tijd

een jaarcontract. Omdat er een paar lantaarns zijn bijgekomen, is de vergoeding

voor onderhoud en verzorging wat verhoogd.

Een meerjarig contract

Een jaar later, op 19 september 1818, lezen we in de notulen van de gemeente-

raad: ‘Is goedgevonden aan Tijmon Kater de jonge het verligten der lantaarns

op den ouden voet te prolongeren tot ultimo december, terwijl in de maand oc-

tober zal worden overge gaan tot de aanbeste ding voor de tijd van drie jaren.

Deze drie jaar zijn niet lang daarna vijftien jaar geworden, want op 3 april 1819

wordt de volgende overeenkomst opgemaakt tussen het stadsbestuur en Tij-

mon Ka ter:

‘Compareerde Tijmon Kater de jonge aan wie als nu finaal is aanbe steed het le-

veren van het benodigde aantal réverbères tot verlichting van de gehele stad op

de volgende condities:

1. De aannemer zal vijftien jaren achter den anderen de verligting van de stad

doen voor een somma van 1000 gulden ’s jaars.

2. Dezelve zal 15 jaren achter elkanderen moeten zorgen dat alles in een behoor-

lijke order blijft, zoowel de réverbères, verlichting derzel ver, lantaarnpalen etc.

in een (..?) dat de stad geene kosten van wat dan ook heeft dan alleen de jaarlijk-

se uitkering van f 1000,- waaron der begrepen is de aankoop der réverbères en

alle verdere benodigdhe den.

170

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 170

Page 172: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

3. De tegenwoordige conditie van aanbesteding zal voor zoverre met alteratie

(verandering, caeg) van deze twee artikelen in zijn geheel van kragt blijven, be-

houdens zoodanige wijzigingen als uit den aard der zaak mogt voorkomen.

4. De registratiekosten bij het maken van het contract, zegels etc. komen alleen

voor rekening van de aannemer.

5. Burgemeesteren geven aan den aannemer de verzekering van onder welke

tijd en regeringen, als anderszinds, deze conditiën in zijn volle kracht zullen

blijven tot expiratie (afloop, caeg) van de termijn van 15 jaren.

En zal van deze bepalingen contract worden opgemaakt, door den aannemer en

burgemeesteren getekend en aan dezelve worden ter hand gesteld en een bij het

archief op de secretarie worden gedepo neerd.

Het verhaal is duidelijk. Tijmen was tot 1834 verantwoordelijk voor de ruim

honderd straatlantaarns die er in de stad stonden.

Straatverlichting in Purmerend (37)

Als Tijmon met het gemeentebestuur van Monnickendam het verlichtingscon-

tract heeft afgesloten, richt hij zijn blik op Purmerend. In deze stad was in 1816

een hoedenmaker uit Zaandam, Hendrik Liwijn (38) (A’dam 1788 – Zaandam

1874), verantwoordelijk voor ‘het onderhouden van alle gewone en buitengewo-

ne StadsLamptaarnen (...) met alles wat er toe behoort alsmede de leverantie van

de benodigde olij en katoen’. Voor het vullen, opsteken, schoonmaken en be-

werken kreeg hij f 755,- per jaar. De gemeente had in 1816 een uitgebreid bestek

(reglement, caeg) gemaakt, waaraan Liwijn, die van 1809 tot 1816 in Monnicken-

dam woonde, zich diende te houden.

Een nieuw bestek volgde op 30 januari 1820 ten behoeve van de publieke aanbe-

steding die op 1 maart van dat jaar zou plaatsvinden ‘wegens het plaatsen van

réverbères en het verlichten van dezelve voor de tijd van vijftien jaren, met in-

gang van 1 oktober van dat jaar en eindigend 30 april 1835. Misschien heeft Li-

wijn uit Zaandam afgehaakt, of deed hij zijn werk niet naar behoren.

Er waren drie inschrijvers, twee uit Alkmaar en, jawel, Tijmon Kater. Het zegt

iets over de ambities van deze man. Krijn van der Kaaij, aannemer in Alkmaar

zet in op f 2075, Wijnand Hofdijk, eveneens aannemer in Alkmaar op f 2165 en

Tijmon op f 2200,- Je zou zeggen van der Kaaij, met de laagste inschrijving,

kreeg de job. Maar nee, de besteding werd bij opbod geveild, ‘wierd hetzelve op

eene somma van Een Duizen Gulden ingesteld in ’t Jaar en gebleeken zijnde,

dat dezelve door Tijmon Kater, aannemer te Monnickendam, Duizend Zeven

Honderd Gulden in ’t Jaar en dus over de vijftien jaren voor de somma van Vijf

en Twintig Duizend en Vijf Honderd Gulden is gemeind, hebben burgemeeste-

171

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 171

Page 173: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

ren gedeclareerd (verklaard, caeg) dat gemelde Tijmon Kater, na bekomen ap-

probatie (toestemming, caeg) van de heren Gedeputeerde Staten (in het vervolg

G.S.) dezer Provincie zal wezen aannemer dezer besteding voor de totale

somma als genoemd’. Getekend door de burgemeesters en Tijmon Kater.

Tijmon had het voor elkaar, zou je denken, maar helaas, het plan werd van ho-

gerhand ‘geïmprobeerd’, (afgewezen, caeg). Het jaarlijkse verschil in kosten (f

800,- eerst, nu f 1700,) vonden G.S. te groot.

Hoe men in Purmerend verder te werk is gegaan moeten de leden van Oud-Pur-

merend maar eens napluizen. G. van Sandwijk schrijft in zijn kroniek, ‘dat per 1

oktober 1821 de verlichting der Stad zeer is verbeterd, alzo de eerste model lan-

taarn zijn geplaatst’.

Tijmon lid van de gemeenteraad

Terug naar Monnickendam. Vanaf 11 oktober 1826 maakte Tijmon Kater deel uit

van het gemeentebestuur. Het was wel handig om ‘de man van het licht’ tijdens

de gemeenteraadsvergaderingen direct te kunnen aanspreken. In april 1838

bleek Kater ook (nog steeds?) lid te zijn van de commissie Financiën Stedelijke

Werken. Verderop in de tijd zou die ‘dubbelfunctie’ voor problemen zorgen,

maar vooralsnog was daar geen sprake van.

172

grondgebied familie Kater

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 172

Page 174: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Klachten

Het is 1831 als er klachten zijn over de straatverlichting. Daarom gaat er op 21 ja-

nuari een brief naar dhr. Kater met de volgen de inhoud: ‘De menigvuldige klach-

ten welke er tegenwoordig bestaan wegens de ondoelmatige verlichting binnen

deze stad heeft ons, hoe ongaarne ook, doen besluiten Uw edele onze gegronde

ontevreden heid dienaangaande bekend te maken met instantie om ter verminde-

ring van onaange naamheden hier in te voorzien, hetgeen wij zeker, in overwe -

ging nemende uw bijzondere ambitie, met grond dit mogen ver wach ten’.

Een nieuw contract

Omdat het vijftienjarige contract tussen de gemeente en Tijmen Kater in 1834

afloopt, komt in de Raadsvergade ring van 20 de cember 1834 de stadver lichting

ter sprake. ‘Is gelezen een missieve van de com missie tot de Stadswer ken en fi-

nanciën d.d. 8 december jl. houdende het doen van een voordragt om voor de

tijd van 10 jaren, uit hoofde de tegenwoordige aanbeste ding verschenen is, de

stedelij ke verlich ting te besteden en zulks op zodanige wijze als bij een daarbij

ge voegd consept reglement wordt aangeduid’.

Dat concept reglement is vrijwel gelijk aan het contract dat in 1836 zal worden

opgemaakt. Een verschil is, dat in december 1834 ook wordt gesproken over ‘elf

lampen bij de tekenschool’ die allen op patentolie zullen branden en de aanne-

mer moet zorgen voor de nodige gereedschappen en personen die voor het aan-

steken en doven van de lantaarns verantwoordelijk zijn.

Vóor dat dit punt in deliberatie (bespreking, caeg) wordt gebracht, stapt de heer

H. J. van Marle naar voren en overhandigt de vergade ring een schrif telijk rap-

port, met daarin zijn gevoelens ‘omtrent de stads verlich ting, als ten aanzien

van het behouden van de oude réverbères, ‘of daar tegen de noodzakelijkheid

tot het aanschaf fen van nieuwe lantaarns en verder als daarbij in het brede

wordt vermeld’.

Is goedgevonden, alvorens over dit punt van beschrijving te delibere ren en te

besluiten, dit rapport te stellen in handen van voornoemde commis sie, met ver-

zoek daar op te dienen van berigt consideratie (er kennis van nemen, caeg) en

advies’.

Proeflantaarn

Dhr. Kater heeft de commissie, belast met de verbetering van de stadsverlich-

ting, in augustus 1835 toegezegd met een nieuwe proeflantaarn te komen. Maar

op 7 september blijkt de levering van die lantaarn aan dhr. Kater en via hem aan

de gemeente, te zijn uitgesteld. Daar kan Kater niets aan doen, het probleem

ligt bij de maker van de nieuwe lantaarn.

173

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 173

Page 175: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Op 12 september 1835 ontvangt de Raad een brief van de stadswer ken ‘houdende

kennis geving wegens de teleurstelling van het zenden van een proeflantaarn

tot verbetering der stedelijke verlichting, dat even wel deselve dage lijks wordt

tegemoet gezien en alzo in overwe ging geeft daar de tijd reeds te ver verschenen

is om de besteding te doen het oude con tract nog dit jaar te laten doorlo pen’.

Het stuk is ondertekend door notaris Age Volkerse, secretaris van de commissie

der stadswerken.

Materiaal

Waren de van der Heijdenpalen nog van eikenhout, latere ontwikkelingen spre-

ken over gietijzeren palen, met daarop koperen lantaarns die, in verband met

diefstal, zijn geverfd. Het gietijzer zou op den duur worden vervangen door ge-

trokken staal en of aluminium, het glas door een slagvaste kunststof.

Verlenging van het contract met een jaar

Op 28 september 1835 besloot het gemeentebestuur om het contract met dhr.

Kater, dat inmiddels verlopen was, nog een winter periode te continue ren, te

weten van 1 oktober 1835 tot 31 maart 1836. Voor een bedrag van f 1000,- zal Tij-

mon opnieuw de straat verlich ting verzorgen. Ook de lantaarns van de Lange

brug en aan het haringhuisje, alsmede de benodigde olie in het wachthuis van

de nachtwachten vallen onder zijn zorg.

Nieuw langdurig contract

Was er in september nog teleurstelling over de vertraagde leve ring van een

nieuwe réverbère, op 7 december meldt de commissie, dat de beloofde proeflan-

taarn ontvangen is. Hij hangt aan de speeltoren en ‘zal aldaar, te beginnen

woensdag aanstaande, een week ’s avonds bran den en daarna nog een week, met

bij te voegen verandering’.

In dat schrijven wordt ook melding gemaakt van een lantaarn voor het huis van

dhr. Esveldt. Doctor van Beveren Esveld woonde aan het Noordeinde nr. 24-26

(dubbel huis) (39).

Beide lantaarns zullen door de leden van de gemeente goed bekeken worden

‘ten einde nader bij een raadsvergadering, voor de straatverlichting in volgende

jaren te kunnen besluiten.’

De proef met de nieuwe lantaarn is goed bevallen. Daarom wordt op 12 decem-

ber 1835 besloten om de stadsverlichting opnieuw aan de heer Kater uit te be-

steden voor de duur van 15 jaar en voor de somma van

f 1000,- per jaar. De oude lantaarns zijn nu eigendom van de stad en worden op-

geslagen op de zolder van het stadhuis. Dat blijkt uit een lijst van goederen, be-

174

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 174

Page 176: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

horende aan de stad, die op 17 december 1840 wordt opgemaakt. Op die zolder

liggen o.a. de spullen van de schutterij en ‘70 tot 80 lamptaarnen’.

Kater zal voor nieuwe lantaarns zorgen. De commissie van de stadswerken

wordt verzocht om een concept contract op te maken.

Op 16 september 1836 wordt het concept contract door de Raad goedgekeurd en

worden B&W geautoriseerd om met dhr. Kater de verbintenis te sluiten.

Op 31 december 1836 wordt de definitie ve overeenkomst tussen het stadsbe-

stuur en dhr. Kater getekend. De volgende bepalingen zijn van kracht:

art.1. Door de aannemer of van zijnentwegen zullen er gedurende de tijd van de

eerstvolgende vijftien jaren ter stedelijke algemene verlichting geleverd, ge-

vuld, gereinigd en opgestoken worden de volgende objecten: 38 réverbères, die

van de Lange brug daar onder geteld; de lantaarn bij het haringhuisje; een lamp

bij de wagt.

art.2. De aannemer zal voor dit alles genieten duizend guldens in het jaar en

alzo voor vijftien jaar vijftien duizend guldens.

art.3. De réverbères zullen branden vanaf het laatste kwar tiermaan welke ’t

naast aan de eerste october is, tot den eenendertigste maart, telkens gedurende

de tijd tussen het laatste en eerste kwartier maan, beide dagen incluis van een

uur na zonsondergang af tot midder nacht twaalf ure.

art.4. De lantaarn op de Lange brug zal daarenboven, bij elke mane schijn nog

drie dagen eerder en drie dagen later branden dan de andere en telkens tot een

uur voor zonsopgang moeten blijven branden. De lantaarn bij het haringhuisje

en de Lamp bij de Wagt zullen moeten branden als het nodig is.

art.5. De brandstof zal zijn patentolij.

art.6. De wachtronde van elf uur zal nachtelijks aantekenen welke réverbères

door hen brandende en niet brandende zijn bevonden.

art.7. Dit rapport zal dagelijks aan de Policie worden ingezonden.

art.8. Alle reparatie en onderhoud aan al het hier voorengemelde met de daartoe

behorende palen, touwen, katrollen en wat dies meer zij is voor rekening van de

aannemer.

art.9. De nieuwe réverbères worden terstond bij de levering het eigendom van

de stad, zullende de aannemer na expiratie (afloop, caeg) van deze aanbesteding

verpligt zijn de réverbères heel en in goede staat, met alles wat daartoe behoort,

aan de stad over te leve ren.

art.10. De aannemer zal ten zijnen kosten moeten zorgen voor de tot executie

dezes, nodige gereedschappen en personen

art.11. De betaling zal geschieden bij zes termijnen, te beginnen met oktober tot

ultimo maart van ieder jaar.

175

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 175

Page 177: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

art.12. Heeren aanbesteders reserveren aan zich de uitlegging dezer artikelen,

voor zoo verre daar in eenige duisternisse of verkeerde begrip pen mogten voort

komen.

De ondertekening namens het

stadsbestuur wordt gedaan door

burge meester D. Arbman en wet-

houder J. Wijndels de Jong. Ook de

aanne mer onderte kent de overeen-

komst.

Tot 1851 is de lichtvoorziening op

de straten van de stad dus opnieuw in handen van dhr. Kater. Dat niet altijd alles

naar wens verliep, wordt in het volgende stukje duidelijk.

Klacht van Valentijn over het (te) vroeg doven van de lantaarns

Op 23 december 1837 ontvangt de Raad een brief van Willem Valentijn, een paar

dagen eerder 36 jaar geworden, zoon van deur waarder Klaas Valen tijn, inwoner

alhier. Hij klaagt dat de réverbères ’s nachts om twaalf uur al worden gedoofd

en schrijft: ‘Ik neem de vrijheid bij deze ter kennisse van Uwedelachtba ren te

brengen dat ik heden nacht ten Een ure met mijne hoogbejaarde moeder (Eva

Houting, bijna 70 jaar, caeg) van een partijtje komende, naar huis willende

gaan, het onaangename heb moeten ondervinden, dat op de straat alle de Lan-

taarns uit waren, zoo dat ik met haar, dan hier dan daar tegen aan lopende en

door dik en dun heen badende, want het regende ook, eindelijk braaf bemorst

ben thuisgekomen. Toen wij ons nog onderweg bevonden hoorden wij aan

voetstappen dat ons iemand naderde; ik riep: ‘zijt gij het Wagt’? en het ant-

woord was: ‘Ja’.(Ik hoorde aan de stem dat het Hendrik Meijer was). Ik vroeg

hem of het waarheid was dat zijlieden order hadden om des nachts de lantaarns

uit te doen en op welk uur? Zijn antwoord was: ‘ja, om twaalf uur’.

Ik behoef Uwlieden dus niet te zeggen dat met betrekking der Lan taarns ter

deze stede, het ware doel uit het oog verloren wordt, daar men des nachts, even

als des ’s avonds het licht derzelven wel degelijk noodig heeft en daar ook voor-

heen de lantaarns den gehelen nacht door tot de aanko mende dageraad ge-

brand hebben, zo neem ik de vrijheid Uwedelen te verzoeken dat het daarhenen

mag worden gedirigeerd, dat zulks in het vervolg wederom zal mogen plaats

hebben. Uw dienaar, J. Valentijn’.

De brief wordt bij de griffier gedeponeerd en zal ‘bij een raads ver gadering,

wanneer de betere verlich ting dezer stad een onder werp van deliberatie is

176

handtekening Tijmon Kater

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 176

Page 178: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

zoude uitmaken, voor te lezen’. Helaas, Valentijns brief heeft, zeker op korte

termijn niet het gewenste effect gehad, zoals nog zal blijken.

Kater actief

Dhr. Kater was een belangrijk figuur in de Monnickendamse gemeenschap.

Samen met o.a. notaris Age Volkerse schrijft hij op 19 maart 1836 een brief aan

B&W. Zij zijn leden van de Gereformeerde kerk die overigens al geruime tijd

Nederlands Hervormde kerk heet. Zij achten het plicht de heren op het vriende-

lijkst te verzoeken het collegie van heeren Regenten van het Gereformeerd

Weeshuis aan te willen vullen of te doen aanvullen’. Dhr. T. Hondius is recente-

lijk overleden en dhr. A.T. Tinne is wethouder geworden. Het kan, aldus deze

heren, niet zo zijn dat er maar éen regent van het weeshuis is. Ze ondertekenen

met ‘Uw achtbare medeleeden en vrienden’.

Op 20 juni 1836 ontvangen B&W een brief van G.S. Noord-Holland dat Tijmon

Kater benoemd is tot dammeester van de Nieuwendam tussen de Katwouder

zeedijk en Monnickendam. Hij volgt de heer H. J. van Marle op.

Kater is ook rentmeester van de huiszittende armenkas. In die positie vraagt hij

op 13 mei 1837 of de gewone Pinkxter Collecte aan de huizen van de inwoners

van de stad gehouden mag worden. Een dag later meldt hij dat deze collecte f

59,10 heeft opgebracht.

Overal kwam trouwens wel geld vandaan. Op 26 augustus 1837 schrijft Tijmon

dat de inzameling van gelden aan het hek van het land, waar een harddraverij is

gehouden, f 35,05 heeft opgebracht.

Meer dagen en/of uren licht

Dat de gemeenteraad nog niet helemaal tevreden is over de lichtvoorziening op

straat, blijkt op 16 januari 1838. Er ligt een voorstel ter tafel ‘hoe wen schelijk het

zoude zijn, wanneer een langere tijd van verlichting bij den avond plaats had,

zoo, dat in plaats van 16 nu 20 dagen en een maand langer in het voorjaar de ré-

verbères konden bran den. Kater wordt gevraagd wat de meerprijs is. Een ant-

woord volgt schriftelijk op 22 november van dat jaar: Voor zeven lantaarns meer

dan het aangenomen getal en het extra aantal uren komt hij uit op een jaarbe-

drag van f 1634,-

Twee dagen later schrijft de gemeentearchitect, Cornelis Tijmensz. Kater (in-

derdaad de zoon van) aan B&W. Hij heeft een plan tot betere verlichting van de

stad. Er ontbreken zeven ‘lamptarens’:

1. in het Noordeinde

2. voor de Damsluis over het Zand

177

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 177

Page 179: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

3. in de Smidssteeg

4. op de Zarken

5. op het Padje keer weder

6. in het Beemsterste

7. op het Nieuweland

‘De verlichting zou vier avonden, in iedere donkere maand meerder moeten ge-

schieden, evenwel niet langer dan tot middernacht. Thans branden de 35 Lamp-

tarens in een winter 19440 uur; met 43 lamptarens en 24 avonden meer zal dat

getal tot 29412 uren vermeerderen’. Het geheel zou dan f 1513, moeten kosten.

Gelet op wat volgt, zal het stadsbestuur dat echter te duur hebben gevonden.

Elf december 1841 wordt besloten om een voorstel van de heer J. Nooij, waarne -

mend commissaris van politie, te honoreren. Tijdens de langste winternachten

zal de réverbère voor het wacht huis van de ‘wachts des nachts’ moeten

doorbran den. De lampen zullen door de ‘nacht wachts’ worden uitgedaan.

Aanne mer T. Kater zal worden kennisgegeven om zich daarnaar te gedra gen.

Lantaarn en baken in de Gouwzee

Een apart verhaal is de lantaarn en het baken in de Gouwzee.

Tijdens de watersnood van 1825 stonden grote delen van Waterland onder

water. Daarom gaf koning Willem I, nadat in 1824 het Noord-Hollands Kanaal

was klaargekomen, in april 1825 opdracht tot afdamming van het IJ en de aanleg

van het zogeheten Goudriaan-kanaal. De inspecteur-generaal van Waterstaat,

Adrianus Francois Goudriaan maakte tekeningen voor een kanaal van ca. 150

meter breedte door Waterland, van IJdoorn (Durgerdam) via de af te dammen

178

kribdam in de Gouwzee

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 178

Page 180: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Gouwzee naar de oostkant van Marken. In 1826 werd met de werkzaamheden

begonnen, maar in 1828 gestaakt (40).

Belangrijk voor ons verhaal is, dat, in verband met deze werkzaamheden, er een

kribdam werd gelegd tussen de noordpunt van het eiland Marken en de vaste

oever bij Katwoude, de Noord genoemd. Die kribdam, gemaakt van samenge-

vlochten rijshout en daarom een rijzendam genoemd, had in het midden een

doorgang. Voor de veiligheid van de schepen was op het uiteinde een baken met

lantaarn geplaatst.

Op 12 december 1826 stuurt de Gouverneur van Noord-Holland een brief aan

B&W waarin hij zegt ‘dat door mij eene voordragt aan het Gouvernement ge-

daan is tot het plaatsen van eenen lantaarn op het rijswerk ter afsluitjng van de

Goudzee, mij vleijende dat daaraan spoedig gevolg zal gegeven worden’. (Ter-

zijde, in allerlei stukken wordt de Gouwzee vaak Goudzee of Goutzee ge-

noemd).

Twee jaar later, op 3 november 1828 schrijven B&W een brief aan de Gouverneur

met een contract ‘wegens het branden van eene lamptaarn en het onderhouden

van een baken op den gelegden dam in de Goudzee, ten behoeve van de scheep-

vaart’. De werkzaamheden aan het eerder genoemde Goudriaankanaal waren

inmiddels gestaakt. B&W zien ‘de noodzakelijkheid van de opgelegde dam in

de Goudzee ter vereeniging van het Eiland Marken met den vaste wal, eene lan-

taarn en een baken te onderhouden, ter aanwijzing der opening die in gelegden

dam voor de scheepvaart behouden is’. De kosten worden bepaald op f 800,- per

jaar. Als de dam er na drie jaar nog ligt, zal een nieuw contract worden opge-

maakt.

Dat laatste gebeurt op 3 november 1831. Het gaat om een nieuw, door de koning

goedgekeurd, contract ‘wegens het branden van een lantaarn en het onderhou-

den van een baken op de kribdammen in de Goudzee’. Het stadsbestuur ver-

bindt zich om van 1 september 1831 tot 1 september 1834 de lantaarn en het

baken te onderhouden ‘op de uiterste einde van den dam bij de daar gelaten

opening’. Drie jaar later volgt opnieuw zo’n contract voor drie jaar, lopend tot 1

september 1837.

Deze dam heeft er gelegen tot na 1850, want op de kadasterkaart van dat jaar

staat hij nog aangegeven, zoals de illustratie laat zien. Maar op een kaart van

1865/1870 is geen dam meer getekend.

Tijmon verantwoordelijk

Uit een brief van 10 december 1832 blijkt dat Tijmon Kater verantwoordelijk is

voor de lantaarn en het baken. Hij maakt B&W er op attent dat de betalingster-

179

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 179

Page 181: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

mijn al lang is overschreden en heeft een bedrag van f 1400,- tegoed. Dat geld

heeft hij hard nodig in verband met andere projecten.

Tijmen Kater heeft ruim tien jaar de zorg voor lantaarn en baken gehad. In 1838

en 1841 wordt een nieuw driejarig contract opgemaakt. Op 29 januari 1841

schrijft Tijmon Kater ‘dat het Hoofd op de Rijzendam in de Goudzee door zware

steenen, betreizeringen met palen en planken samengesteld, door de ijsschui-

ving geheel is weggeschoven in de avond van den 27 dezer’. Of B&W dat de

hoofdingenieur van de provincie willen laten weten.

Twee jaar later, op 1 september 1843, schrijft het stadsbestuur een brief aan de

Staatsraad van de provincie met het verzoek om ontslagen te worden van het

steeds weer een contract met Kater te moeten sluiten, met betrekking tot dat

baken en die lantaarn. Kater zou bereid zijn om dat werk in plaats van 800,-

voor 600 gulden te doen. Het provinciebestuur vraagt twee weken later om de

beweegredenen van dit verzoek en ook of er bij het stadsbestuur de zekerheid

bestaat of het werk voor het verminderd bedrag evengoed als voorheen zal wor-

den gedaan.

Over het functioneren van de werkzaamheden aan baken en lantaarn zijn regel-

matig klachten, aldus dhr. de Kruijf, hoofdingenieur van Waterstaat in de pro-

vincie Noord-Holland. Op 11 december 1843 schrijft hij een brief aan Zijne Ex-

cellentie den Heere Staatsraad Gouverneurs etc.

‘Daar nu de regering van Monnickendam verlangt van die zorg te worden ont-

heven en dhr. T. Kater als de persoon aanwijst met wie tegen een verminderde

jaarlijksche prijs van f 600,- (was f 800,-) zoude kunnen worden gecontracteerd,

doch daar die heer als nu achterlijk in het voldoen aan zijn verpligtingen was

gebleven, heb ik enige informatie genomen of er niet directelijk met een der in-

woners van het eiland Marken, van waar het licht dagelijks moet worden ont-

stoken en waar vandaan de baak ook het best kan worden onderhouden, dien-

aangaande een overeenkomst te sluiten zoude zijn’.

De brief van de dhr. de Kruijf zegt verder dat er een vertrouwd persoon is, die

‘bij aldien het licht gebrand wordt van den 1e Augustus tot eind maart – zoo als

tot nu toe vanwege Monnickendam heeft plaatsgehad – zich tegen f 400 a f

500,- jaarlijks met de zorg en tevens die van de baak zou willen belasten’.

Het voorstel van de ingenieur is:

dat B&W dhr. Kater verzoeken om de lantaarn tot 31 december te doen branden

dhr. Kater voor die vier maanden (1.9.-31.12) f 300,- krijgt

dhr. de Kruijf permissie krijgt om met de door hem geschikte persoon op Mar-

ken een contract te sluiten voor een jaar (1844). Daarna kan er met dezelfde per-

soon of een ander een nieuw contract gesloten worden, naar gelang of deze per-

180

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 180

Page 182: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

soon al of niet behoorlijk aan zijn verplichtingen zal hebben voldaan. De Staats-

raad Gouverneur van de provincie Noord-Holland die de brief van dhr. de Kruijf

meestuurt met een eigen schrijven, is het met de inhoud eens. Belangrijk is wel

dat dhr. Kater genegen zal zijn om voor het branden van die lantaarn tot 31 de-

cember zorg te dragen, tegen de voorgestelde vergoeding.

Op 26 januari meldt de Staatsraad Gouverneur dat die persoon op het eiland

Marken een contract zal worden aangeboden voor onderhoud van het licht en

de baak. Kater krijgt een schadeloosstelling van f 300,-

Straat

Dat Kater ook oog had voor andere zaken dan de verlichting, blijkt uit een brief-

wisseling over de straat voor zijn huis. Die zou vernieuwd en gerepareerd wor-

den maar dat is nog steeds niet gebeurd. Kater vraagt of een aannemer de zaak

gaat verhelpen of hij toestemming krijgt om dat, voor eigen kosten, zelf te

doen. Het probleem is dat de straat veel lager ligt dan de stoep en dat wil Kater

graag veranderd zien.

De straat is gemaakt, maar niet overeenkomstig de bepalingen van het bestek,

zo moet Kater in juni van dat jaar helaas constateren, Hij is zelfs over de hele

lengte 30 duimen minder breed geworden als in dat bestek is bepaald. Met klem

vraagt hij dan ook dat de straat voor zijn woning op het Nieuweland gemaakt

mag worden zoals het behoord.

Een nieuwe ontwikkeling: gasverlichting

De straatlantaarns van Monnickendam brandden op (dure) raapolie, maar er

was verandering op komst: gasverlichting. Het zou echter nog een aantal jaren

duren voordat de lantaarns de binnenstad van Monnickendam zouden verlich-

ten op ‘pijpgaz’. Een factor van belang om te zoeken naar nieuwe vormen van

verlichting was, vanwege de oorlogen van Napoleon met Rusland, dat land voor

een groot deel uitviel als talgleverancier, de belangrijkste grondstof voor het

maken van kaarsen voor alledaags gebruik

III. GAS

Al in 1659 deed de Engelsman Chirley proeven met gas, verkregen uit steenkool.

In ons land was de in Maastricht geboren apotheker, later leraar in natuur- en

scheikunde, Jan Pieters Minckelers (1748-1824) de eerste die onderzoek deed

naar het winnen van gas. Minckelers ontdekte o.a. het lichtgevend vermogen

van steenkoolgas. In 1785 zag hij kans om zijn ‘çollegezaal’ in Leuven, waar hij

professor was, met gas te verlichten. Het licht van de nieuwe gasvlam zorgde er

voor dat de belangstelling voor dit fenomeen snel groeide.

181

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 181

Page 183: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Ook de Nederlandse predikant Bernardus Koning (1778-1828) (41), in 1807 domi-

nee in Akersloot, maakte zich verdienstelijk voor de gasverlichting. In zijn ‘Ver-

handeling’ schrijft hij dat de nevenproducten van steenkoolverlichting zeer

waardevol zijn. Cokes is een prima brandstof voor ijzer-, glas- en steenbakkerij-

en. Steenkolenteer was een middel om de beruchte paalworm te doden (42).

Het stadje Freiburg in Saksen/Duitsland was het eerste met openbare gasver-

lichting. Londen (Pall Mall) volgde in 1812, Parijs in 1819 en Berlijn in 1826. Elf

jaar later stonden er in Londen al een kleine 40.000 van deze gaslantaarns.

Voor gasverlichting was heel veel steenkool nodig. In 1840 werd voor de stads-

verlichting van Londen 180.000 ton steenkool gebruikt. Maar Groot-Brittannië

had voldoende kolen ter beschikking.

De nieuwe lichtvoorziening zorgde voor heel wat werkgelegenheid. Er moesten

gasleidingbuizen worden aangelegd en gazometers (gashouders) aangesloten,

werk dus voor de metaalnijverheid. Honderden mijnwerkers waren nodig voor

de winning van de benodigde steenkool. Ook de chemische industrie profiteer-

de, omdat steenkoolgas gezuiverd moest worden. Het gebruik van gas uit olie

stimuleerde de landbouw omdat oliegas o.a. uit koolzaad werd gewonnen.

Daarnaast was er behoefte aan meteropnemers, administratief personeel en an-

dere hulpdiensten.

182

J. P. Minckeler verhandeling Ds. Koning

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 182

Page 184: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Verzet

Nieuwe ontwikkelingen worden meestal met argusogen bekeken. De kerken

bijvoorbeeld, zagen hun stemmige illuminatie met kaarslicht veranderen in

verlichting ‘nieuwe stijl.’ Veelzeggend is het volgende vers: (43)

‘Och arme gemeente, och dwaze predikant,

uw woord is enkel gas, uw zinnen zijn verduistert,

geheel de kerkenraad is van haar eer ontluistert,

die vrijheid gave om gas in ’t Heiligdom te planten,

de eer van God is weg, dat blijkt van alle kanten’.

Maar niet alleen vanuit de kerk klonk kritiek. De gasverlichting zou de gezond-

heid ernstig schaden, zo schreef in 1819 een Keulse krant. Wandelen in de

avondlucht werd daarom ten sterkste afgeraden. Ook zou het licht paarden

schuw maken. En toen er in 1836 een onbekende iepenziekte ontdekt werd, ver-

oorzaakt door een soort wormen, werd dat ‘kwaad’ aan het gas toegeschreven.

Gas uit Engeland

Een grote Britse maatschappij, de Imperial Continental Gas Association

(I.C.G.A.) sloot overal in Europa contracten af voor de levering van kolengas. In

1834 kreeg deze Maatschappij toestemming om ook in ons land gas uit steen-

kool en hars te stoken. Maar van openbare verlichting middels gas was voorlo-

pig nog geen sprake. Veranderingen kosten nu eenmaal tijd.

Nadeel van deze Engelse Maatschappij was, dat er veel geld naar het buitenland

verdween en dat de gasbuizen, lantaarns, kandelabers en lampen uitsluitend

door Engelse fabrieken werd geleverd, waar Nederlandse bedrijven ook zeker in

183

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

licht en donker naast elkaar

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 183

Page 185: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

staat waren die te fabriceren. Vandaar dat er gaandeweg de 19e eeuw overal

eigen gasfabrieken werden opgericht.

De op olie brandende lantaarns verspreidden een mooi licht, hoewel, het zij

herhaald, raapolie duur was.

In 1840 nam Amsterdam een proef met gasverlichting op straat. Daar was men

zo enthousiast over dat er een netwerk van buizen de grond in ging en het aan-

tal lantaarns gestadig toenam. In 1849 werd de hele binnenstad van Amsterdam

door gaslampen verlicht. De ontwikkeling van op gas brandende verlichting

was niet meer te stuiten. Ook Monnickendam zou er kennis mee maken. Maar

niet iedereen was even enthousiast zoals blijkt uit een rijmpje:

‘Toen het licht stond op de palen, kon iedereen het nog betalen,

toen het licht hing aan de touwen, was het nog goed uit te houwen,

maar nu het komt uit de grond, is het allemaal str...’.

Gas in Monnickendam

In 1844 draagt dhr. Kater nog steeds de verantwoording voor 38 lan taarns, die 16

dagen in de maand tot middernacht branden. Zijn contract loopt tot oktober

1851. In een request d.d. 4 juli 1844 merkt hij op ‘dat dikwerf voorkomt het getal

van 16 dagen ver lich ting te kort is en wenschelijk zoude zijn dat zulks op 20

dagen wierd ge bragt’. De heer Kater doet vervolgens de stadsregering een voor -

stel ‘om met hem in overleg te komen om voortaan de stadsver lichting in plaats

van olij en lampen met GAS te doen, door ijzeren pijpen in de straten te leggen’.

Kater ziet, met hulp van de regering, daartoe alle mogelijk heid. Hij stelt voor:

a. te helpen regelen aan welke huizen de te maken fraije ijzeren armen gemaakt

zullen worden in de straten, voor zover dit niet door palen geschieden kan, om

een goede verdeling te krijgen, terwijl op de gragten in een geregelde orde

palen gesteld worden.

b. Zal het getal lichten op 38 blijven of dit getal op 40 brengen en zal men 16 of

184

gasfabriek Amsterdam rond 1840

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 184

Page 186: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

20 dagen in de maand de stad verlichten’. Mochten die twee extra lantaarns er

komen en er vier dagen verlichting bijkomen dan zal dat hoogstens 200 gulden

per jaar meer kosten, boven de gebruikelijke 1000 gulden.

c. ‘Alle kosten van de ijzeren buizen, armen, lantaarns en palen, alsook het

maken van een locaal waarin de gas, gasmeter en verdere toestellen benodigd

zijn, zullen door hem betaald worden, zonder dat de stad hoegenaamd in gene

kosten zal behoeven te dragen, doch het contract dient voor twintig jaren aan-

gegaan te worden om de aanzienlijke kosten te overwinnen’.

Als Kater, nog steeds lid van het gemeentebestuur, de vergadering heeft verla-

ten ‘delibereert’ de Raad uitge breid over het voorstel en komt tot het besluit om

het verzoek bij alle Raadsle den ter bestudering rond te sturen en bij een volgen-

de vergadering een besluit te nemen.

Op 3 augustus 1844 hebben de leden van de raad de tijd gehad om het voorstel te

bestuderen.

‘Brengt de heer Kater in het midden, dat aangezien zedert het door hem

gepresen teerde request tot heden de tijd van ruim een maand is verlopen, hij

zich alzo buiten de mogelijk heid bevindt de gasverlich ting, indien zulks aange-

nomen mogt wor den, op den eerste october in gereedheid te hebben, doch daar-

mede zo veel spoed zal maken als het in zijn vermogen is’.

Kater geeft verder aan dat, als het plan van de gasverlichting niet aange nomen

mocht worden, de stad op de oude voet, met olie dus, zal verlicht worden maar

‘dat hij echter in gemoede en in het belang van de ingezetenen de vergadering

in overweging geeft om bij deliberatie over dit onderwerp in aanmerking te

nemen dat de verlen ging van de dagen en uren van de verlichting met gas, de

stadskas jaarlijks de geringe som van tweehonderd guldens zal kosten, een som

zo gering, naarmate daar van een algemeen genot wordt verkre gen’.

Opnieuw verlaat Kater de vergadering waarna er druk wordt over legd. Zorgvul-

dig wordt alles afgewogen met als conclusie ‘dat de stad voor het vervolg, indien

zulks aan het oogmerk voldoende wordt bevonden, met gas zal worden verlicht

en de heer T. Kater Cz op de oude voet aannemer zal worden, dat echter geen

verlenging van de dag noch ure als mede vermeer dering van réverbères zal

plaats hebben en hij alzo, gelijk als voorheen, daarvoor jaarlijks duizend gul-

dens zal ontvangen, terwijl, wanneer hij met de verlichting en desselfs toestel-

len in gereedheid zal zijn, als dan daarvan een con tract in forma zal worden op-

gemaakt en behoorlijk geregistreerd aan partijen zal worden ter hand gesteld’.

185

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 185

Page 187: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Nieuw voorstel van Kater: Hallogas

Ondanks het feit dat het stadsbestuur, zo lijkt het toch, akkoord is met het ver-

lichten van de stad door gas, komt Tijmon Kater een jaar later, op 24 juli 1845,

met een nieuw voorstel, nl. om de stad te verlichten met een nieuw soort lam-

pen: hallogaslampen (44). Dat zal een grote verbe tering van de stadsver lichting

betekenen, zoals een proef heeft uitge wezen. Zijn voorstel betekent een meer-

prijs van ongeveer 65 gulden.

Dhr. Kater vraagt of zijn eerdere voorstel van 3 augustus 1844 ‘buiten effect ge-

steld mag worden’. Dat laatste gebeurt en aannemer Kater mag, met ingang van

october 1845, voor eigen rekening, drie maanden een proef doen met een hallo-

gaslantaarn aan de toren. Als dat tot ieders tevredenheid is, dan zal de hele stad

met dit soort gas en bijbehoren de lantaarns verlicht worden, maar wel voor het

eerder overeengeko men bedrag van f 1000,- per jaar.

Als de proef met hallogas echter niet slaagt, dan zal Kater verplicht zijn het con-

tract van 1836 tot 1851 op de destijds afgesproken manier na te komen en per 1

oktober 1851 alle réverbères heel en in goede staat met de olielampen en alles

wat daarbij hoort aan de stad moeten overdragen.

186

hallogaslantaarns

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 186

Page 188: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

De hallogasverlichting, hoe goed ook, gaat niet door. Op 23 augustus 1845 haakt

Kater af. Het was hem, volgens zeggen, niet bekend dat de extra kosten van f

65,18 niet zouden worden uitbetaald, waarvan de Raad zegt dat ze hem uitdruk-

kelijk zijn meegedeeld. Kortom, alles blijft bij het oude.

Nee, het stadsbestuur liep niet voorop als het om nieuwe ontwikkelingen ging.

Ze hield de hand, al of niet gedwongen door de economische omstandigheden,

stevig op de knip.

Vakkennis

Dhr. Kater was goed op de hoogte van de ontwikkelingen op zijn vakgebied,

want pas een jaar later kreeg het stadsbestuur van van Gelder & Comp. uit Am-

sterdam een aanbieding om de stad te gaan verlichten met hallogas. Proeven in

Vlaardingen en Woerden waren uitstekend geslaagd en er waren al verschillen-

de aanvragen bij hen binnengekomen. Een gedrukte brochure + drie voorbeel-

den van een model hallogas-lantaarn werd meegestuurd. Artis bijvoorbeeld,

toen nog Natura Artis Magistra geheten, had zulke lampen aangebracht in de

tuin bij de hoofdingang.

‘De gaskaars geeft van alle kaarsen het goedkoopste en beste licht voor de ogen.

Het Hallo-Gas is op den duur goedkoper dan olie, kaarsen of ander gas; geeft

hoegenaamd geen gemors of vlekken, zoals de olie en het schoonmaken der

Hallo-Gaslampen is eenvoudiger en minder kostbaar dan die van olielampen’,

aldus de brochure.

Dubbele functie

Al eerder schreef ik dat Tijmon Kater lid was van het stadsbestuur. Hij zat daar

dus met ‘twee petten’ op. Dat had zowel voor- als nadelen. Voordeel was dat hij

ter plekke in de Raad een monde linge toelichting kan geven en vragen van col-

lega’s kon beantwoorden. Zo bijvoorbeeld op de vraag dat, als de nieuw aan te

schaffen gaslan taarns i.p.v. 16 nu, 20 dagen gaan branden, tot welk uur dat dan

zal zijn. Het ant woord van Kater: 1 uur in de nacht, een uur langer dus dan tot

heden het geval is. De jaarlijks kosten zouden in dat geval van f 1000,- nu naar f

1200, - gaan.

In de Raad ontstond echter meer en meer verzet tegen de dubbelfunctie van dhr.

Kater. Een nieuw reglement steunde hen daarin (45). Een aannemer van de stad

kon niet tegelijk lid van de Raad zijn.

Contractoverdracht?

Op 20 januari 1847 horen we opnieuw van Tijmen Kater. Hij vraagt de Raad of

het contract met betrekking tot de verlichting overge schreven mag worden op

zijn zoon Cornelis Tijmonsz. Kater. Dat kan, maar dan moet er een nieuw con-

tract worden opge maakt. De overschrijving is niet doorge gaan. Wel wordt de

187

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 187

Page 189: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

overeenkomst op 24 oktober 1847 aangepast omdat er een lantaarn is bijgeko-

men. Ook het aantal branduren wordt iets uitgebreid. Kater krijgt hiervoor 100

gulden extra, die elk jaar op 31 maart wordt uitgekeerd.

Kaarsenmaker

In 1847 heeft Monnickendam nog steeds een kaarsenmaker. Op 30 december

van dat jaar schrijft Pieter de Wit, commies bij de Stedelijke Accijns en belasting

alhier een brief aan B&W. Hij heeft zich in de morgen van den dertigste decem-

ber 1847 ‘des morgens sirka zes uren op een suveljanse begeven naar de buiten-

boom langs de Haven en zag daar eene kruiwagen afkome van het locaal of kaar-

senmakerij van Joh. W. Hartwigsen, staande op de Gooische Kaaij nr. 15, dewel-

ke door mij werd vervolgd en gearresteerd nabij de Damsluis, De voornoemde

wagen werd vervoerd door de twee zoons van voornoemde Hartwigsen, ge-

naamd Daniel en Andries en was beladen met bijna 150 lange turven met het

voornemen om dezelve naar hunne woning te brengen, hetwelk ik hun aanzeg-

de, zij fraudeleus handelden, waar over ik hen bekeurde. Uit hoofde mij beken-

de heeft de voornoemde J.W. Hartwigsen een vrijdom van vier of vijfduizend

lange turven ten behoeve van zijn kaarsenmakerij en deze turf niet te mogen

vervoeren zonder aangifte na zijn woning. De wagen met de turf heb ik ten mij-

nen woning geborgen, tot nadere orders van UwEd.Achtbaren Heeren Burge-

meesters en Wethouders.’

Onderaan staat vermeld dat Hartwigsen zich schuldig heeft gemaakt aan de stede-

lijke wet nr. 99, waarop een boete staat van minimum f 50, en maximum f 200,-

Voorstel voor pijpgasverlichting

Vier jaar later, op 11 januari 1851, schrijft dhr. Kater een brief aan de gemeente-

raad: ‘Sedert jaren is de ondergetekende Tijmon Kater Czn werkzaam geweest,

om te weten te komen of ook onze stad met pijp- gaz verlicht kan worden en of

de kosten ook te groot zouden zijn van een gazfabriek, het leggen der pijpen

onder de straten, het stellen van Lantaarnpalen en al dat geen wat tot een goede

en duurzame verlichting nodig is. Ik heb naar veel moeite en kosten gedaan te

hebben, de nodige kennis van een en ander verkregen en ben in staat U die in-

lichtingen te geven die tot die zaak nodig zijn. Mocht u mijnen arbeid in over-

weging nemen en aan mij de noodige hulp verleenen kunnen, zo als die in bij-

gaand stuk (Memorie van Toelichting) verzocht en voorgesteld wordt, dan be-

staat er groote kans dat onze stad en ingezetenen van het pijp gaz te gebruiken,

dat nut en voordeel betekenen, wat in veele plaatsen reeds met goed gevolg ge-

nooten wordt. Met hoogachting teken ik mij Uwachtbare onderd; dienaar’.

188

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 188

Page 190: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Uit de Memorie van toelichting blijkt dat zijn voorstel is: een vooruitbetaling

gedurende vier jaar tot een totaal bedrag van f 5800,-, wat er op neer komt dat de

verlichting met pijpgas de stad jaarlijks zo’n f 1450,- zal kosten.

Op 30 januari wordt zijn brief en de Memorie van toelichting in de Raad bespro-

ken. Nadat dhr. Kater de vergadering heeft verlaten, bekijkt de Raad het plan

zorgvuldig met het oog op de doelmatigheid van de stadsverlichting, de stadsfi-

nanciën en het belang van de ingezetenen en konkludeert ‘dat, hoezeer men

ook mogt erkennen dat het pijpgas een buitengewoon helder licht geeft, nog -

thans de behoefte hieraan minder noodzakelijk voor de bevolking van deze ge-

meente geacht wierd, aangezien een goede aangebragte verligting met patento-

lij lampen toerijkend was bevonden om des avonds de stad te verlichten, daarbij

den avond geen koopmanschap pen of andere bedrijven alhier worden uitgeoe-

fend, waarbij een zoodanig buitengewoon licht gevorderd word’.

De conclusie is simpel: alles blijft bij het oude, waarbij de hogere uitgaven voor

dit afwijzende besluit ongetwijfeld een belangrijke factor zijn.

Kater wordt van het besluit in kennis gesteld ‘echter onder dankzeg ging voor

de moeite welke hij tot het ontwerp dezes heeft gehad’. Opnieuw dus een be-

leefd ‘neen’.

1851 Het contract loopt af

Omdat het lopende contract (van 1836) bijna ten einde is, vraagt Kater op 22 mei

1851 aan de Raad ‘dat met hem opnieuw een contract van die verlichting voor

een of meerdere jaren mag worden aangegaan, op voor waarde nader met elkan-

der overeen te komen’.

Het antwoord van de Raad is ‘dat door de adressant niets bepaaldelijks is uitge-

drukt, voor hoe veel minder hij zulks zoude willen aannemen en dat alzoo om

nader op dit verzoek terug te kunnen komen, door den adressant zal behooren

opgegeven te worden voor welke som hij als nog aannemer van deze verlichting

wil worden’.

Nee, het boterde niet meer tussen de Gemeenteraad en Tijmon Kater. Het lijkt

er op dat de raad wel graag van Kater af wilde. Het zou inderdaad op een breuk

uitlopen.

Op 13 juni 1851 stuurt Kater een brief waarin hij meedeelt bereid te zijn om de

verlichting van de stadstraten weer voor 1000 gulden per jaar uit te voeren, in

plaats van de in 1847 overeengekomen f 1100,-. Het aantal jaren is aan de Raad,

maar niet langer dan vijf graag.

Maar de Raad, die op 17 juni over het voorstel vergadert, is met dat verschil van f

100,- niet tevreden, mede ook, omdat de aannemer zich verplicht heeft, bij beë-

indiging van het contract, de réverbères nieuw op te leveren, hetgeen volgens

zijn eigen verklaring een aanzienlijke som zou hebben gekost.

189

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 189

Page 191: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Enfin, het komt er op neer dat geen nieuwe overeenkomst met dhr. Kater wordt

afgesloten, waardoor er een einde komt aan 38 jaar dienstverlening van Tijmon

aan de stad, voor wat betreft de lichtvoorziening op straat.

Aanbesteding

Op 23 augustus 1851, om 12 uur, gaan B&W over tot aanbe steding van het onder-

houd en de verlichting van de straatlan taarns in de stad gedurende drie jaar:

van 1 september 1851 tot 30 augustus 1854. De inschrijvers moeten aan een groot

aantal voor waarden voldoen. Daartoe wordt een contract met veertien artikelen

opgesteld, dat door de laagste inschrijver moet worden ondertekend. Een paar

notities uit deze voorwaarden:

* Er zijn 41 lantaarns te verzorgen, in clusief die bij de lange brug, een lamp bij

het haringhuisje en bij het wachthuis.

* Het gaat om de periode 1 september – 30 april.

* De lantaarns moeten tot één uur ’s nachts branden op patentolie en zijn voor-

zien van een katoe nen pit.

* Bij vorst moet patent lijnolie worden gebruikt.

* Als een lantaarn, om welke reden ook, een bepaalde tijd niet brandt, dan kost

dat de aannemer 25 cent. * De nieuwe aannemer zal de lantaarns en toebehoren

overnemen in de staat zoals ze zich nu bevinden. Wat herstelt moet worden,

komt voor zijn rekening.

* De betaling zal in drie gedeelten plaats vinden: in december, februari en in

mei. De aannemer moet voor twee borgen zorgen.

Er wordt ook een nauwkeurige omschrijving gegeven van de palen waarop de

lantaarns moeten worden geplaatst. Ze moeten zijn van eikevezelsche roeden,

vierkant beslagen met vellingkant van 4 duim lang. De palen moeten gemid-

deld acht el lang zijn en behoorlijk geschaafd. Elke paal dient twee steunpalen

te hebben.

U ziet, de gemeente had z’n zaakje goed voorbereid, misschien wel ook een en

ander geleerd van de voorgaande jaren. Er zijn zes inschrijvers:

Aris Middelbeek - f 3591,-

Joost de Moes - f 3450,-

Jan van der Linden f 3408,60

Cornelis Blankevoort f 3405,-

Cornelis Tijmonsz. Kater (de zoon van) 3132,-

Cornelis Gras - 3089,-

190

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 190

Page 192: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Cornelis Gras (46)

Cornelis Gras krijgt, als laagste inschrijver, het onderhoud van de stadsver -

lichting toegewezen. Hij heeft twee borgen: zeepzieder Pieter Leonard Thie-

rens en koopman Aris Middelbeek, die beiden door het stadsbestuur worden

geaccepteerd.

Blijkbaar heeft Gras z’n werk goed gedaan, want ik ben geen melding tegenge-

komen van enig falen.

Rijmpje

Een aardig rijmpje uit deze tijd:

‘Lantaarnopsteker, het helderste waslicht, of dat van een lamp

moet wijken voor ’t gaslicht,uit steenkolendamp,

men bezigt dit in huis en op straat

en ik ga het ontsteken, als ’t avonduur slaat’.

Nieuwe aanbesteding

Op 11 augustus 1854 notuleert de secretaris van de Raad: ‘In overweging geno-

men hebbende dat met 1e sep tember de tijd van aanbesteding der stadsverlich -

ting expireert (vervalt, caeg), is na deliberatie goedgevonden B&W machtiging

te verstrek ken deze besteding bij vernieuwing te doen plaats hebben voor de

tijd van drie jaren en zulks op dezelfde condi tiën en voorwaarden als bij de vori-

ge besteding heeft plaats gehad’. Er zijn dit keer drie inschrijvers:

Cornelis Blankevoort - f 3177,-

Klaas Klaver - f 2985,-

Cornelis Gras - 2978,-

Opnieuw is Cornelis Gras de laagste inschrijver. Hij krijgt de job weer voor drie

jaar, met dezelfde twee borgen als tevo ren. Hoewel er geen wijzigingen zijn,

wordt er een nieuw contract opgesteld. Het zal de laatste periode zijn dat de

straatlantaarns van Monnickendam op olie branden.

Gasfabriek in Monnickendam

Was in 1844 een voorstel van Tijmon Kater, om de stad met op gas brandende

lantaarns te verlichten, nog verworpen, in 1857 doet zich een geheel nieuwe ont-

wikkeling voor. Het driejarige contract met Cornelis Gras loopt op 31 augustus

1857 af en zal niet verlengd worden.

Begin 1856 ontvangt het stadsbestuur namelijk een verzoek van dhr. Pieter

Schellinger (47), ondernemer uit Nieu wendam, of hij in de stad een gasfabriek

mag bouwen.

191

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 191

Page 193: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Schellinger heeft op zeventien oktober 1855 een stuk grond gekocht dat in het

kadaster bekend staat onder nummer A18 (bos) en A 19 (huis en erf). Het is een

terrein op het Binnencingeltje (Nieuwe Zijds Burgwal), later meer bekend

onder de naam ‘de Krim’. De koop wordt namens de heer Schellinger gesloten

door mr. timmerman Johannes Nicolaas Arnoldi. Het terrein wordt gekocht van

de Lutherse predikant Johan Philip Wagner. Daarvoor was het eigendom van de

Amsterdamse kaarsenmakers Gerrit Brass en Gerrit Graas die deze grond voor f

750,- kochten. Het gaat om een terrein binnen de stadsmuren op de Westerves-

ting waarop ook de lijnbaan ‘Amsterdam’ van de familie Arbman stond. (48).

Schellinger betaalt op tien november f 200,- voor het ‘erf met de gronden en de

overblijfselen van de daar op gestaan hebbende gebouwen en getimmerten en

het bos’ aan dhr. Arnoldi.

‘De koper zal zijn gekochte dadelijk kunnen aanvaarden en daarvan voortaan

alle belastingen moeten betalen’.

Dat verzoek van Schellinger heeft heel wat op gang gebracht. Voor het gemeen-

tebestuur was een gasfabriek binnen de muren een onbekend fenomeen. Daar-

om vroeg men op 5 mei 1856 allereerst advies bij B&W van Amsterdam. Na wat

inleidende zinnen lezen we: ‘Alvorens deze consessie (toestemming, caeg) te

verlenen zijn wij uitgenodigd op te geven de voorwaarden, welke het gemeente-

192

lijnbaan naast de gasfabriek

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 192

Page 194: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

bestuur verplicht is zich voor te behouden met het toestaan van het leggen der

gaspijpen in de stadstraten (...) Daar nu zodanige fabriek bij ons een nieuwe en

enigszins onbekende zaak is, nemen wij de vrijheid U met de meeste beschei-

denheid uit te nodigen ons medewerking te willen geven op welke voorwaar-

den uwerzijds zodanige fabrieken in Amsterdam zijn of worden gebouwd’.

Amsterdam heeft direct gereageerd, al bleef de vraag over de voorwaarden

waarop de vergunningen tot het leggen van gasbuizen in stadsgronden mag

plaatsvinden, op 13 mei nog onbeantwoord.

Omdat de gemeente toestemming nodig heeft van G.S. gaat er op 26 mei een

brief naar Haarlem, waarin wordt vermeld welke eisen er aan dhr. Schellinger

zijn gesteld bij de bouw van de gasfabriek. De gebouwen en de gaskuipen moe-

ten op een behoorlijk geheide fundering staan; de rompmuren moeten van

minstens 1,5 mopsteen worden gebouwd, de daken met pannen afgedekt, door-

gaande ankers gebruikt en de fornuizen moeten minstens 1,5 palm vrij van

muur of houtwerk staan.

Het retortenhuis mag niet hoger dan 12 el zijn, de gashouders niet hoger dan 7 en

de overige gebouwen mogen niet hoger dan 9 ellen boven de grond opgetrokken

worden. De schoorsteen mag niet meer dan 2 el boven de nok van de gebouwen

uitsteken. Ook moeten alle stedelijke verordeningen in acht genomen worden

en de bouw zal plaatsvinden onder toezicht van de opzichter van de stad.

Blijkbaar is dat schrijven niet voldoende duidelijk geweest, want op 4 juni 1856

lezen we: ‘Onbekend met de plaats waar men de bedoelde fabriek wenscht op te

rigten geven wij ons de eer U nogmaals te verzoeken ons onder overlegging

eener schetstekening van terrein en fabriek, te willen melden of bij de oprigting

der fabriek de zekerheid en veiligheid van eenig werk, onder beheer en toezigt

van het Rijk of der provincie in aanmerking kunnen komen’.

Deze tekening is op 11 juni verzonden. ‘Uit deze schets zal blijken dat bij de op-

rigting der fabriek de zekerheid en veiligheid van enig werk onder beheer en

toezigt van Rijk en der Provincie in geene aanmerking komen kan, die trou-

wens hier ter stede niet bestaan’. Toegevoegd wordt dat ‘geen andere gebouwen

in de omtrek der voorgenomen stigting bestaan dan die de aanvrager toebeho-

ren, met uitzondering van de opstand eener lijnbaan’.

Op 24 juli ontvangen B&W een brief van G.S. dat volgens een afschrift van het

Koninklijk Besluit d.d. 14 juli 1856 nr.84 P. Schellinger vergunning wordt ver-

leend tot het oprigten van een gasfabriek te Monnickendam, kadaster A nr. 18

(49). Hij mag ‘buizen in de stad leggen voor desselfs gazfabriek gedurende de

tijd van 33 jaar met uitsluiting van alle anderen’.

U merkt, men ging niet of éen nacht ijs.

193

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 193

Page 195: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

194

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 194

Page 196: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

De 25e december 1856 krijgt Schellinger de gevraagde vergunning, uiteraard

voorzien van een aantal bepalingen, waarbij het risico en de kosten vooral op

zijn bordje worden geschoven. Ook de eventuele schade, die het leggen van bui-

zen in de grond aan bomen, kelders, riolen, bruggen etc. veroorzaakt, komt

voor zijn rekening. De gemeente heeft zich goed ingedekt. De stadsarchitect zal

er op toezien dat alles correct verloopt.

De gasfabriek is er vlot gekomen, heeft een lengte van 30 ellen, breedte 20 ellen

195

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

(links en boven:) gasleiding in de grond

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 195

Page 197: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

en hoog 12 ellen. De schoorsteen heeft een hoogte van 8 ellen boven de nok van

de fabriek. Er volgt een overeenkomst met het stadsbestuur. Zoals een luchtfoto

uit 1905 laat zien, was de fabriek omgeven door bomen, in het kadaster ‘bos’ ge-

noemd.

Maar dan doet zich de volgende vraag voor: Wat moet er in een contract staan?

Opnieuw wordt raad gevraagd aan Amsterdam. Op 12 februari 1857 schrijven

B&W: ‘Vermits genoemde fabriek gereed is en de ondernemer zich geadresseerd

heeft tot het verlichten der stadsstraten in plaats van de tegenwoordige stads-

verlichting, nemen wij andermaal de vrijheid Uw tussenkomst in te roepen en

ons de inlichtingen te verstrekken, welke nodig zijn tot het opmaken van een

contract en wel bepaaldelijk omtrent de daarin op te nemen verpligtingen van

de contractant leverancier’. Opnieuw reageert Amsterdam vlot waardoor de

B&W van Monnickendam op 2 maart reageren erkentelijk te zijn voor het af-

schrift van het bestek en de voorwaarden van de onderhandsche aanbesteding’.

De heren bedanken in een overvloed van vriendelijke woorden B&W van Am-

sterdam en sluiten af met ‘mogt het kunnen gebeuren dat wij met ons gering

vermogen U van eenige dienst zouden kunnen zijn, zal het ons aangenaam zijn,

zulks ten uitvoer te mogen brengen’.

Op 16 maart 1857 leest notaris Merens de door hem gemaakte concept-

voorwaar de voor ‘in verband met de onderhandse aanbesteding van de openba-

re verlichting van de openbare straten der stad Monnicken dam d.m.v. uit steen-

kolen gestookt pijpgas gedurende de tijd van 33 achter eenvolgende jaren, aan-

vangende 1 september 1857 tot 30 april 1890 en zulks met de heer P. Schellinger,

notaris te Nieuwendam als eigenaar van de gazfabriek binnen deze stad opge-

rigt’.

196

de gasfabriek in 1905

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 196

Page 198: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Met Schellinger wordt het contract doorgenomen, waarna onderteke ning

volgt. Schellin ger zal de komende 33 jaar, dat wil zeggen tot 30 april 1890, pijp-

gas leveren voor de openba re straatver lichting van Monni cken dam. En dat voor

f 1000,- per jaar! Je zou zeggen, een koopje voor B&W. G.S. wordt een week later

van de overeenkomst op de hoogte gesteld. Het contract bevat de volgende be-

palingen:

1. Dat met het leggen der buizen of pijpen binnen de stad geen aanvang mag

worden gemaakt, voor en aleer met de oprigting der gazfabriek, ten genoegen

van B&W een aanvang is gemaakt.

2. Dat het leggen der buizen, zoo wel wat eerste aanleg als onder houd betreft,

zonder uitzondering zal komen ten laste en risico van de consessio naris (aan-

vrager, caeg) zonder dat bij het eindigen der consessie daarvoor eenige vergoe -

ding van het stedelijk bestuur zal kunnen worden gevorderd.

3. Dat daardoor niet worden benadeeld de eigendommen der stad of van der-

den; dat dan ook de buizen nimmer door riolen onder huizen, door kelders of

gewelven of kort langs bomen zullen mogen worden gelegd, en de adressant zal

zijn aansprakelijkheid voor alle schaden, die op enigerlei wijze uit verzuim of

contrarie handeling zoude kunnen ontstaan.

4. Dat de pijpen worden gelegd door de gehele stad, zoodra en waar B&W zulks

mogten verlangen, doch achter een volgende, onder nadere goedkeu ring van

B&Wen met kennisgeving aan de stedelijke architect.

5. Dat bij het leggen van buizen over vaste houten bruggen de buizen zullen

moeten worden gelegd en vastgemaakt worden aan en tusschen twee leggers,

zonder de breedte van de doorvaart te vernauwen.

Dat bij vernieuwing of verandering van bruggen, het wegnemen, verleggen en

197

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

woonhuis gasfabriek Heerengracht met de fabriek op de achtergrond

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 197

Page 199: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

opnieuw weder leggen der pijpen, indien dit vereischt wordt, door en ten koste

van de consessionares moet geschieden.

6. Dit artikel geeft aan dat er toestemming van B&W nodig is als de bouw of ex-

ploitatie in andere handen overgaat.

7. Deze consessie zal moeten worden beschouwd te zijn verval len bij aldien

a. binnen een jaar na het verkrijgen van de Koninklijke vergunning tot oprig-

ting der gazfabriek deze niet zal zijn volbouwd en in exploitatie gebracht

b. de consessionaris zijne bij deze verkregen consessies geheel of gedeeltelijk

mogt hebben verkocht, verpand of overgedragen, zonder daarbij in acht te

nemen, hetgeen hierboven onder zes is bepaald.

Monnickendam is daarbij de eerste gemeente in de regio die op gasverlichting

overgaat. Purmerend volgt in 1859, Edam in 1863.

Kolenaanvoer

Het gas werd gewonnen uit kolen, die over het water werden aangevoerd, im-

mers de gasfabriek lag dicht bij water. Als zo’n schip met kolen arriveerde,

waren er altijd wel van die losse arbeiders die, tegen betaling uiteraard, bereid

waren om een handje te helpen. Het is uiteraard ook mogelijk dat de directeur

van de gasfabriek daar zelf mensen voor had of inhuurde.

Gasfabriek gekocht door Tijmon Kater

Schellinger heeft de levering van gas slecht een maand of vier volge houden. Een

goed notaris is niet automatisch een goed fabrikant, technicus of directeur van

een gasfabriek. Op 28 maart 1857 is hij genoodzaakt om de gasfabriek, nabij de

touwslagerij, onder goedkeuring van het stadsbestuur, met het bijbeho rende

woonhuis, de bergplaats, smederij, grote stenen loods en gashouder te verko-

pen. Koper is, jawel, de dan 70-jarige Tijmo n Corne lisz. Kater, die de gasfabriek

op 1 april voor f 18.000,- ten eigendom krijgt.

Notities uit het contract: ‘De koper zal het recht hebben tot het vrije gebruik en

genot der regenbak, staande bij het

woonhuis, ten deele op de bij deze

acte verkochte grond en ten deele op

de grond welke eijgendom van den

verkoper is gebleven’.

‘Onder de verkoop zijn mede begre-

pen de aanwezige voorraad steenko-

len, de gazometers die in het maga-

zijn’ voorhanden en bij de verschil-

lende particulieren in gebruik zijn’

198

kolen

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 198

Page 200: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

‘Het moet Tijmon, ondanks zijn leeftijd, een oneindige vreugde hebben gege-

ven (...) toch zijn doel bereikt te hebben tegenover het zo krenterige en weinig

meewerkende stadsbestuur. Werd de rijk geworden aannemer wel zo geaccep-

teerd in de kring van notabelen en academici van de stad’? (50).

Voor de heer Schellinger kreeg zijn betrokkenheid als voormalige eigenaar van

de gasfabriek twee jaar later nog een staartje. Het stadsbestuur deed in 1859

moeilijk over een stukje grond van de stadsvesting dat, volgens hen ten onrech-

te, bij het terrein van de gasfabriek zou zijn getrokken. Echter, bij de start van

de gasfabriek was dat niet aan de orde geweest en ook de stadsarchitect had er

nooit aanmerkingen over gemaakt (51).

Gasverlichting in Monnickendam

Dacht men in 1851 van de heer Kater af te zijn, nu moet de Raad opnieuw met de

ingenieur om de tafel gaan zitten. Op 15 augustus 1857 wordt er een contract op-

gemaakt, bestaande uit 14 artikelen, dat op 1 september zal ingaan en een loop-

tijd kent van 33 jaar. Dat contract omvat de verlichting met gas van 41 lantaarns

binnen de stadsmuren, met inbegrip van de lantaarn op de lange brug. Daar -

naast de lantaarn bij het haring huisje en een goede gaslamp in het lokaal van de

nachtwacht. Ook voor het onderhoud is dhr. Kater geheel verantwoordelijk. Er

is ook een nieuw model lantaarn die niet meer op houten, maar op ijzeren palen

staat. Op het Weezenland heeft er één proefgedraaid, met goed resultaat.

Evenals dhr. Schellinger krijgt ook Tijmon Kater jaarlijks f 1000,- voor zijn

werkzaamheden betaald.

Het werk zelf wordt uitbesteed aan lantaarnopstekers. Zij moeten overdag de

ruitjes van de lantaarns poetsen, de gasbranders reinigen, gaskousjes verwisse-

len en gebroken lantaarnruiten vervangen (baldadigheid). Om hun handen te

beschermen, dragen de heren polsmoffen.

Ondanks verzoek geen dubbelfunctie

U las het al eerder, de heer Kater had jarenlang twee petten op. Hij was lid van de

Raad geweest en tegelijk aanne mer met werk voor de stad. Volgens de nieuwe

wet der Gemeente besturen was het echter niet langer mogelijk, vanwege belan-

genverstrengeling, die twee functies te verenigen. Op 1 september 1857 vraagt

Kater aan G.S. om dispensatie van art. 24 van deze Gemeentewet, maar het ver-

zoek wordt afgewezen. Het wetsartikel kent geen uitzonderingen. Kater wordt

dus niet (opnieuw) toegelaten tot de Raad.

199

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 199

Page 201: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Vernieuwingen in en aan de gasfabriek

In juli 1858 stuurt de Heer Kater een brief naar B&W waarin hij aangeeft dat de

door hem overgenomen fabriek ‘gebrekkig’ was. ‘Thans zijn alle gebreken her-

steld en door de Engelsche Ingenieur John Brijcan geheel gereconstrueerd’. Er is

een nieuw zuiveringstoestel geplaatst, de teerleiding is veranderd, er is een

nieuwe condenser en pijpen gesteld. Dat alles is zodanig ingericht dat alle toe-

voerpijpen gemakkelijk schoongemaakt kunnen worden’. Dhr. Kater nodigt

B&W uit om de fabriek (na een afspraak) te komen bezichtigen.

Gas in het weeshuis

Zo is Monnickendam dus in 1857 het ‘gastijdperk’ binnengegaan. Zowel buiten-

als binnenshuis werd gasverlichting gebruikt. Dhr. Kater zorgde er bijvoor-

beeld ook voor, dat het weeshuis door ‘pijpgaz’ werd verlicht. Op 17 augustus

1857 hadden de regenten daartoe besloten.

Varia

De veertien bepalingen bij de overeenkomst met dhr. Kater leren ons hoe de

stadsverlichting er destijds bij stond. Gesproken wordt over verlichting met uit

steenkolen verkregen pijpgas. De gaslantaarns hebben ‘zogenaamde vleermuis

vleugels’ en staan op ijzeren palen of kandelabers. De, op het moment van het

afsluiten van het contract, nog gebruikte réverbères met houten palen en ijze-

ren armen worden het eigendom van de heer Kater.

De nieuwe gaslantaarns moeten om het jaar worden geschilderd met goede

olieverf in een kleur die het stadsbestuur zal bepalen. Alle palen hebben een

duidelijk zichtbaar nummer. Een en ander dient goed onderhouden te worden.

Werkzaamheden van Kater in mei 1858, ten behoeve van de verlichting van het

haringhuisje en de daarop gevolgde rekening zorgen ook voor heen en weer ge-

schrijf. Het gaat zover dat B&W op 22 maart 1859 Kater er aan herinneren ‘wan-

neer de afrekening op 1 juni e.k. niet heeft plaatsgehad, die rekening overeen-

komstig de wet vervallen is. Nog steeds zijn de goede verhoudingen blijkbaar

200

overzicht openbare straatverlichting door gas

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 200

Page 202: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

ver te zoeken tussen het stadsbestuur en dhr. Kater.

Op 19 april 1858 verzoekt Tijmon Kater om de stads straten ook in de maanden

mei en augustus geheel of gedeeltelijk met gas te verlich ten. Dat gaat op jaarba-

sis f 78,- meer kosten, maar B&W wijzen het voorstel af.

Stadsburgerschool

Dhr. Kater heeft er ook voor gezorgd dat de StadsBurgerschool gaslicht heeft ge-

kregen. Op 15 december 1859 wordt aan hoofdonderwijzer Andries Lodewijk

Schmidt geschreven ‘dat het gaslicht niet langer zal mogen branden dan de

schooltijd duurt, in geen geval later dan 61/4 uur des avonds van die dagen wan-

neer er school gehouden wordt.

Ontevredenheid

In januari van dat jaar was Kater door het gemeentebestuur op de vingers ge-

tikt. ‘Bij een nauwkeurige aanschouwing van de door u aangenomen straatver-

lichting door middel van gas, moeten wij, bij de uitvoering daarvan, u onze on-

tevredenheid kenbaar maken daar overeenkomstig art. 5 van onze voorwaarden

geenszins gevolg wordt gegeven. Immers de vlammen welke tien duimen breed

moeten zijn en zeven duimen hoog hebben over het algemeen dat caliber niet

en zijn veel kleiner, terwijl de rode gloed van de vlammen ook in strijd is met ge-

noemd artikel daar deselve wordt geschreven te moeten zijn zuiver wit zonder

schakering. Aangenaam zal het ons zij te mogen ondervinden dat deze kennis-

geving de strekking zal hebben dat dergelijke aanmerkingen geen plaats meer

zullen hebben, daar wij ongaarne de daar op staande boeten van toepassing

zouden willen brengen’.

Verkoop van de gasfabriek

In 1860 vraagt Tijmon Kater, inmiddels de 70 ruim gepasseerd, of hij het ver-

lichtingscontract mag overdoen aan zijn zoon Cornelis. Maar de Raad geeft

geen toestemming, met als gevolg dat Tijmon op 30 oktober de gasfabriek aan

de Heerengracht met bijhorend woonhuis, bergplaats, smederij en gashouder

voor f 21.500,- verkoopt aan architect Pieter Hendrik Peletier (52). De Raad had

daar op 25 september toestemming voor gegeven.

Peletier krijgt in diezelfde maand van het stadsbestuur toestemming om de

taak van Kater als aannemer van de straatverlichting over te nemen. Ook zijn

verzoek om ‘vrijgesteld te mogen worden van de verpligting om borgen te stel-

len in betrekking als aannemer der straatverlichting dezer stad’ wordt gehono-

reerd.

Op 29 december 1860 ondertekenen Kater en Peletier het contract dat de overna-

me van de straatverlichting regelt. Op diezelfde dag wordt ook het contract ge-

201

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 201

Page 203: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

tekend tussen B&W en de heer Peletier. Tot 1867 is hij de nieuwe man voor de

stadsverlichting.

De jaren Peletier

Op 19 maart 1861 stuurt de stadsarchitect, de heer Jan van Leeuwen Azn een

brief met aandachtspunten. Peletier moet de straat in het Zuideinde en de

Haven boven de gaspijp aan het profiel brengen. Hij krijgt daarvoor acht dagen

de tijd. Vermoedelijk gaat het om het om een verzakking in de weg.

Een lantaarn aan een van de huizen van de Nieuwezijds Burgwal heeft al enige

tijd niet gebrand.

Volgens de overeenkomst moet de vlam in de lantaarns te allen tijde een breed-

te van tien en een hoogte van zeven duimen hebben. Dat is de laatste tijd niet

het geval geweest (een duim is ongeveer 2,5 cm). Er is dus sprake van een be-

hoorlijk vlam!

Peletier wordt ook verzocht ‘de gaz zoodanig en zoodikwijls te zuiveren, dat zij

zonder dwaling, rook en stank is en een helder wit licht verspreidt’.

Als laatste moet Peletier, gelet op de overeenkomst, de lantaarns schilderen en

nummeren. Dat moet klaar zijn voor 1 mei 1861.

OverlijdenTijmon Kater

Op 1 augustus 1863 stuurt Tijmon Kater een brief naar B&W waarin hij, vanwege

zijn hoge leeftijd, vraagt ontslagen te worden als commissaris van de Stadste-

kenschool. Tegelijk schuift hij dhr. Peletier als opvolger naar voren, maar hij

heeft daar niet tevoren met de gasfabrikant over gesproken, noch hem ge-

vraagd. Volgens Tijmon is Peletier echter een uitmuntend tekenaar.

Op 12 februari 1864 viert het echt-

paar Kater/Slot hun 55-jarig hu we -

lijksverbintenis. De foto is op die

heugelijke dag gemaakt. Het is de

laatste grote gebeurtenis in het

leven van Tijmon en zijn vrouw,

want veertien dagen later, 26 febru-

ari 1864 ’s avonds om half tien, over-

lijdt de 76-jarige Kater op de

Nieuwezijds Burgwal wijk 4 nr. 178.

Drie dagen later maakt vrouw An-

netje bij notaris Merens een (nieuw)

testament op, met Klaas Houtman

en Andries Strubbe als getuigen.

202

echtpaar Kater/Slot tijdens hun 55-jarig

huwelijksfeest

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 202

Page 204: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Het gereformeerd weeshuis krijgt duizend gulden, vrij van kosten en haar zoon

Jan in Zwolle (53) wordt aangesteld als executeur van de boedel.

Annetje Slot is dusdanig verzwakt dat ze, hoewel ze heeft leren schrijven, niet

in staat is om de acte te ondertekenen. Op diezelfde dag! 29 februari (1864 was

een schrikkeljaar) overlijdt ‘des namiddags tien uur’ de 80-jarige Annetje. Haar

laatste woorden zijn: ‘ik ga vader na...’

Daarmee komt er een einde aan ongeveer vijftig jaar straatverlichting in Mon-

nickendam waar Tijmon Kater verantwoordelijk voor is geweest. Een bekwaam

man met visie en ambitie, zo mag je deze telg uit de Kater-familie toch wel type-

ren, was niet meer.

Verbetering van de lichtvoorziening

De stadsarchitect zat ook niet stil. Op 20 januari 1865 doet hij een aantal aanbe-

velingen om de straatverlichting uit te breiden en te verbeteren. Hij schrijft:

‘Het zou beter zijn als de lantaarns tot vijf uur ’s morgens zouden branden. Het

blussen kan dan nog door de nachtwacht plaatsvinden. Hij vestigt de aandacht

ook op weinig verlichte plaatsen. Op de Binnendijk is de afstand tussen de lan-

taarns te groot. Er zouden er twee bij moeten komen. Op de Heerengracht, in

het Zuideinde bij het dijkmagazijn en in de Roozendaalstraat (Beemstertje) kan

volslagen duisternis heersen. De verlichting op de laatstgenoemde plaats is van

nut bij het bezoeken van de kerk, terwijl een verlichting op de beide laatstge-

noemde plaatsen wenselijk is, wanneer gedurende de kermisweek, de passage

met rijtuigen langs deze weg is’.

Of een en ander verwezenlijkt is ben ik niet nagegaan, maar dat het stadsbe-

stuur over de financiële consequenties heeft gesproken, blijkt uit een brief van

de stadsarchitect van 29 november van dat jaar.

Belasting voor onderhoud lantaarns

Elk jaar stelde het gemeentebestuur de hoogte van het te betalen lantaarngeld

en dat voor de nachtwacht vast. Je moest wel een bepaalde ondergrens als inko-

men hebben om die belasting te hoeven betalen. Op 27 september 1865 lag die

grens op f 31,- ‘Zij van wier woning de huurwaarde volgens de Personele Belas-

ting minder dan f 31,- bedroeg zijn vrij van deze belasting’. Zo werden dus de al-

lerarmsten ontzien.

Onrust wegens diefstallen

Op 13 maart 1866 klimmen drie notabelen in de pen, P. L. Thierens, N. Costerus

en J. Boerlage. Wat is het geval? Er worden ‘bij herhaling diefstallen gepleegd’

en dat vraagt om maatregelen. De drie heren doen verschillende aanbevelingen:

203

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 203

Page 205: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Meer ‘blauw op straat, d.w.z. een verdubbeling van de plaatselijke nachtwacht;

vier patrouilles tegelijk door de stad tussen zonsondergang tot zonsopgang;

verdachte personen nauwkeurig in de gaten houden; een geldelijke beloning

‘voor ‘wie een dief of dieven, zelfs poging tot diefstal, weet aan te wijzen of te

ontdekken. Daartoe zal langdurige straatverlichting behulpzaam zijn’. Als B&W niet

met spoed maatregelen nemen, zullen de heren zich ‘direct met de bevolking

verstaan omtrent de noodige maatregelen ter herkrijging van veiligheid en rust

onzer inwoners’.

B&W hebben van zich laten horen en ‘nemen tijdelijke maatregelen ter verbete-

ring van de policie’. De door de drie voorgestelde maatregelen worden echter

niet gehonoreerd ‘uit hoofde dat de financiële toestand van de gemeentekas de

vereischte uitgaven niet toelaten’.

Maar de drie mannen hebben ‘zich verpligt geacht, niet lijdelijk in dit besluit

van den Raad te berusten’. Op de 18e is een adres de inwoners ter tekening aan-

geboden, waarin uitdrukkelijk op het nemen van betere voorzorgsmaatregelen

bij de Policie alhier aangedrongen wordt’. Een handtekeningen-actie dus. Hoe

het afliep?

Nieuwe eigenaar van de gasfabriek

Op 16 april 1867 vertrekt het echtpaar Peletier naar Hilversum. Zes weken eer-

der, op 28 februari 1867, had Pieter Peletier de gasfa briek voor f 22.000,- ver-

kocht aan Willem Carel Ross-Vosmaer (54), die niet lang daarvoor was terugge-

komen uit Nederlands Indië, waar hij geruime tijd heeft gewoond. Vosmaer is

op 1 mei 1867 in Monnickendam inge-

schreven op adres Nieuwezijds Burg-

wal.

Pieter Hendrik Peletier was een vermo-

gend man. Dat bleek toen er op 6 de-

cember 1869, door notaris Merens, een

openbare verkoping plaatsvond van

negen percelen onroerend goed ‘in de

Krim’, te weten zeven huizen, een stuk

moesgrond en een strook grond langs

de touwbaan van de gebr. Jacobus en

Cornelis Groenewoud. Peletier heeft

deze percelen op 25 oktober 1867 ge-

kocht, hetgeen het aardige sommetje

opleverde van f 3982,- . Daarbij zijn de

panden 6 en 7 niet inbegrepen.

204

terrein gasfabriek, plattegrond

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 204

Page 206: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Waarnemers

Het werk gaat echter door. Er komen twee waarnemend pijpgasfabrikanten, die

verantwoordelijk zijn voor het runnen van de gasfabriek: apotheker Adrianus

Franciscus Pieter van Son (55) en notaris Dirk Coste rus (56). Samen met een zus

van Vosmaer, Guillomine Caroline Vosmaer als erfgename, zijn zij verantwoor-

delijk voor de gaslevering.

Overlijden Adrianus van Son

Dhr. van Son is echter maar korte tijd medeverantwoordelijk voor de gasvoor-

ziening. Hij overlijdt op 5 juni 1874, 41 jaar oud. Zijn vrouw is dan net in ver-

wachting van hun derde kind, William Hendrik, dat op 23 februari 1875 gebo-

ren zal worden.

Op 20 november 1874 schrijft mevrouw van Son een briefje aan de controleur en

het ‘collegie van Zetters der gemeente Monnickendam’ en zegt: ‘geeft bij deze te

kennen dat, tengevolge van het overlijden van haar echtgenoot, het door dezen

uitgeoefende bedrijf van Pijpgasfabrikant is overgegaan op den mede onderge-

tekende Dirk Costerus, candidaat notaris mede te Monnickendam woonachtig’.

Beiden verzoeken dat ‘het patent van genoemde heer van Son, voor zover be-

treft het bedrijf van Pijpgasfabrikant, word overgeschreven ten name van voor-

noemde Dirk Costerus’. Met de drie, nog jonge, kinderen Wilhelmina Elisabeth,

Adrianus François Pieter en William Hendrik vertrekt Elisabeth naar Haarlem.

Poging tot verkoop van de gasfabriek

In dat zelfde jaar, op 15 october 1874, is notaris Arnout Vosmaer uit Zeist in

Monnickendam, in zijn hoedanigheid als schriftelijk gevolmachtigde van de

zus van wijlen de heer Vosmaer, Guillelmine Jacoline Vosmaer. Hij is gekomen

om de gasfabriek te verkopen met alles wat er toe behoort. Een reeks artikelen

stellen de voorwaarden van de koop vast. De prijs is bepaald op f 1625,-

Het woonhuis is tot 1 mei 1875 verhuurd aan dhr. J.C. Kremer, daarna kan het

vrij bewoond worden.

Maar de verkoop lukt niet. ‘En is het genoemde perceel na opbod en afslag afge-

houden’, zo moet notaris Vosmaer, zijn collega Cramer uit Edam Merens uit

Monnickendam, in gezelschap van logementhouder Dirk Klaver constateren.

Tien jaar later zal dat anders blijken te zijn.

IJken

Op 21 november 1879 stuurt de Raad de chef van het ijkbureau in Hoorn een

(antwoord)brief ‘dat blijkens informatie bij de directeur der gasfabriek, er kort

na het in werking treden der wet, een aanvang is gemaakt met de in gebruik

zijnde gasmeters aan de ijk te onderwerpen; dat op heden 59 dier gasmeters ge-

205

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 205

Page 207: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

ijkt zijn en nog 34 stuks geijkt moeten worden en dat de gasfabriek in deze ge-

meente gedurende het hele jaar werkzaam is’.

Wat is het geval? In 1869 is er, bij het in werking treden van de nieuwe ijkwet,

een verplichte keuring van alle toestellen. Het toezicht op de ijkwet is overge-

nomen door landelijke in plaats van stedelijke ijkers. In 1882 is die verplichting

overigens alweer afgeschaft en dat is zo gebleven tot 1937.

Verlichting laat te wensen over.

Op 30 oktober 1880 ligt er een rapport van de stadsar chitect met de mededeling

‘dat de gazlan taarns vuil, het gazlicht niet zuiver en niet wit is en de vlam niet

voldoet aan de bestaande voorschriften’. De Raad zal den Directeur der gazfa-

briek aan de bepalingen uit het betreffende con tract herinneren, met het ver-

zoek tot verbetering.

Op 18 december antwoordt Dirk Costerus, directeur der gazfabriek, ‘dat inge-

volge ontvangen schrijven d.d. 13 december het opste ken der straatlantaarns

thans meer geregeld gaat dan vroeger en voor de grootte der gazvlam en de hel-

derheid reeds is gezorgd’.

Onderhandeling over de verkoop van de gasfabriek

Op 1 april 1881 overlijdt in Leiden Guillemine Caroline Vosmaer, de eerder ge-

noemde zus en erfgename van Willem Carel, weduwe van mr. Lambert van

Meerten (57).

De erfgenamen, over wie verderop meer, vragen aan het gemeentebestuur of er

onderhandeld kan worden over de verkoop van de gasfabriek. De Raad is daar-

toe wel genegen, zo blijkt op de 24e november 1881. Maar er is geen overeen-

stemming bereikt. Ik vraag me wel af wat we ons bij die onderhandelingen

moeten voorstellen, immers de fabriek was particulier eigendom!

Gas in de Grote kerk

We gaan nog even terug naar het jaar 1857. Niet alleen het weeshuis, ook de Ni-

colaaskerk is door Tijmon Kater van gaslicht voorzien. Niet zo eenvoudig om

een zo grote hallenkerk als die van Monnickendam goed verlicht te krijgen. Er

waren voor de diensten jarenlang tientallen kaarsen nodig in de kroonluchters,

op de banken en de preekstoel.

Op 21 april 1857 schrijft Tijmon Kater een brief aan de kerkvoogden, waarin hij

voorstelt om de kerk, middels zestig branders, met pijpgas te verlichten. Een

commissie van zes leden buigt zich over het plan en het wordt metterdaad uit-

gevoerd. Op 2 oktober 1857 vermelden de notulen van de Kerkvoogden dat de

gasverlichting in de kerk voor 1253 gulden zal worden aangelegd. Deze zal be-

206

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 206

Page 208: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

staan uit hoofdbuizen en pijpen,

zeven kronen met kandelabers,

waarvan ieder met 32 lichten zul-

len hangen in het schip van de

kerk. De noord- en zuidzijde zul-

len verlicht worden door in ieder

twee kronen, elk van 24 lichten, te

plaatsen. Boven de kap van de

preekstoel zal een gasvlam worden

aangebracht.

Er is vlot gewerkt want op 27 no-

vember van dat jaar blijkt dat de

nieuwe verlichting al een paar keer

gebrand heeft. Een eerste voordeel

is, dat er nu ook weer kerkdiensten

op donderdagavond gehouden kunnen worden. Die hadden, vanwege een te

hoog kostenplaatje, geruime tijd stil gelegen.

Niet alles gaat meteen goed. In de laatste maand van dat jaar vinden de kerk-

voogden de verlichting onvoldoende. Dat wordt in februari 1858 verholpen,

doordat men, in plaats van ijzeren, porseleinen branders gaat gebruiken.

Met dhr. Kater wordt een verlichtings- en onderhoudscontract aangegaan voor

tien jaar. De overeenkomst eindigt op 31 december 1867, maar dan is er, zoals we

zagen een andere verantwoordelijke gasleverancier.

Voordat de heer Ross-Vosmaer een nieuw contract met de kerkvoogdij aan wil

gaan, moet eerst de hoofdgasleiding vanuit de toren naar de kronen vernieuwd

worden, want die is in slechte staat. Dat gebeurt en een nieuw tienjarig, vrijwel

ongewijzigd, contract wordt op 1 januari 1868 van kracht.

Als de Heer van Son, na het overlijden van de heer Ross-Vosmaer, de nieuwe ver-

antwoordelijke man voor het gas is, krijgt hij begin 1874 een brief van de kerk-

voogden dat de verlichting behoorlijk te wensen overlaat omdat de kranen niet

voldoende gas aangevoerd krijgen. Dat wordt verbeterd.

Het volgende contract, gesloten met de heer Costerus, wordt 1 juli 1878 van

kracht. Het gaat nu om zes, in plaats van tien jaar, maar met de mogelijkheid

van verlenging. Dat laatste gebeurt ook (58).

Tot 1895 wordt alleen de kerk met pijpgas verlicht. De bijruimten en de woning

van de koster worden echter dat jaar ook voorzien van gas.

207

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

kroonluchter kerk

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 207

Page 209: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Inmiddels had het gas- of gloeikousje (59) z’n intrede gedaan en dat gaf een veel

beter licht dan wat men tot dusver gewend was. Kortom, er komt gasgloeilicht

in de kerk dat bovendien minder zal gaan kosten.

Weer een klacht over de verlichting

Dat het met de straatverlichting niet altijd naar wens ging blijkt ook op 14 ja-

nuari 1883. De gemeentearchitect heeft een lijst van gebreken opgesteld en

daarom stuurt de Raad de heer Costerus een brief met een klacht over de slechte

verlichting en de manier waarop deze lantaarns onderhouden worden. Alle

klachten hebben tot dusver echter niet tot een gewijzigd beleid omtrent het on-

derhoud van de lantaarns geleid. Er zitten in een aantal lantaarns gebroken rui-

ten en in sommigen ontbreken ruitjes. De vlam heeft zelden de vereiste hoogte

vanwege te weinig gasdruk, er is sprake van oxydatie, vervuiling van de op-

staande pijpjes, de bran ders en de kraanopeningen. Ook een lekkende pijp

wordt gemeld. Kortom, een en ander beantwoordt niet aan wat er destijds in het

con tract (1857) is afgesproken.

Costerus krijgt te horen dat de bepalingen van het contract ‘stiptelijk moeten

worden opgevolgd en dat wat de veiligheid aangaat, door te nemen maatrege-

len, het gevaar moet worden afgewend’.

Het rapport van de gemeentearchitect liegt er niet om.

Het blijkt nodig om dhr. Costerus op 2 februari nog eens te herinne ren aan de

brief van 14 januari. Hem wordt gevraagd ‘om met enige spoed te willen berich-

ten welke maatregelen door u genomen zijn of genomen zullen worden en in

het laatste geval, wanneer tot ophef fing van het gevaar, welke de gashouder of

stolp van de gasfabriek alhier voor de openbare veiligheid oplevert en waarop

gedoeld wordt in het slot van bovengenoemde missieve’.

Uit een schrijven van de Commissaris van de Koning in Noord-Holland

d.d.19.1.1883 blijkt dat men advies heeft gevraagd, hoe te handelen in verband

met de veiligheid van de fabriek. Het antwoord daarop is:

‘dat het doen instellen door een bevoegd deskundige, van een onderzoek naar

de toestand van de verschillende toestellen, tot de gasfabriek behorende, dus

ook van de gashouder, staat aan het gemeentebestuur, aan hetwelk de wet van 2

juni 1875 het toezigt op inrigtingen welke gevaar, schade of hinder kunnen ver-

oorzaken, is opgedragen’. Mocht de oplegging van nieuwe voorwaarden nodig

zijn, dan kan dat op grond van de laatste wijzigingen van dat voornoemd be-

sluit, d.d. 3 augustus 1876.

208

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 208

Page 210: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Antwoord van Costerus

Op 6 februari schrijft Costerus een brief met vier kantjes tekst om de klachten te

ontzenuwen. Omdat deze brief een goed inzicht geeft hoe de gasfabriek en de

straatverlichting in de praktijk functioneerde, zal ik er enkele belangrijke ge-

deelten uit citeren.

Costerus begint met de opmerking dat de geuite klachten niet geheel onge-

grond zijn, maar noemt vervolgens een aantal redenen die de problemen ver-

oorzaken. ‘Het stormachtige weer in de laatste maanden zo dikwijls voorgeko-

men, heeft werkelijk vele lantaarnruiten doen breken, doch tot mijn genoegen

kan ik u melden, dat reeds op 11 en 12 januari jl. op mijne orders, alle gebroken

lantaarnruiten door gave waren vervangen, terwijl ook voor het vervolg om-

trent dit punt aan mijn ondergeschikten de kansen op vervuiling der branders,

door het inwaaien van stof de strengste bevelen heb gegeven’.

Over de vlam zegt Costerus het volgende: ‘Het zij verre van mij te willen bewe-

ren, dat alle lantaarns te allen tijde branden met een vlam ter hoogte van zeven

en ter lengte tusschen de uiteinden van tien centimeters; plotselinge verstop-

ping van een brander, het breken van een ruit, waardoor de wind vrij spel krijgt

met de vlam enz. zijn oorzaken dat werkelijk niet iedere lantaarn altijd aan dat

voorschrift voldoet, ja zelfs voldoen kan. Het verschil in mening betreft dus niet

het feit zelf, hetwelk ik erken, als wel de veelvuldigheid daarvan. De buitenge-

woon hooge drukking toch, die reeds sinds geruime tijd wordt gegeven wan-

neer de lantaarns branden is oorzaak dat, gemiddeld genomen, meer lantaarn-

vlammen boven de vereischte maat branden dan daar beneden’.

Een derde klacht gaat over de helderheid en kleur van de vlam. Costerus zegt

daarover dat de bepaling in het contract geen andere kan zijn dan dat de aanne-

mer zich verplicht tot het leveren van zo zuiver mogelijk goed lichtgevend gas.

Hij voegt daar aan toe dat ‘geen steenkolen-gasvlam zuiver wit kan zijn, daar

een blauwachtige kern een kenmerkende eigenschap is, terwijl evenmin het

steenkolen-gas, in de praktijk, zó zuiver kan worden geleverd, dat alle aanslag

vermeden wordt’. Er worden prima Engelse gaskolen gebruikt en ook op de zui-

vering van het gas wordt nauwkeurig toegezien.

Belangrijk punt van kritiek was ook de veiligheid. ‘Tegen de grief omtrent een

lek in de gasleiding zij het mij vergund in te brengen 1. dat mij nimmer van lek-

kage of storing in den gas-omloop is gebleken, of ik heb zo spoedig mogelijk

door opgravingen naar de oorzaken gezocht en de bevonden gebreken doen

herstellen; 2. dat mij uit de in November of December jl. gedane opgraving en

herstelling, door niets het vermoeden is gegeven dat hier of daar lekkage be-

staat’.

De Raad heeft in hun schrijven ook opmerkingen gemaakt over ‘het veronder-

209

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 209

Page 211: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

stelde gevaar, dat de toestand van den gasfabriek oplevert’. Costerus schrijft: ‘In

’t algemeen genomen zal wel elke gasfabriek gevaren opleveren; althans de mo-

gelijkheid van ontploffingen bestaat, hoewel ik vermeen dat dergelijke onge-

lukken aan de gasfabriek zelve, slechts zeer zelden voorkomen. Hoe nu echter

de bij het rapport beweerde slechte toestand van den gashouder alhier het gevaar

voor de bewoners in de nabijheid zou kunnen vermeerderen, begrijp ik niet. Dit

gevaar bestaat toch bij een ouden gashouder in geen meerdere mate dan bij een

nieuwen en ijzersterke het geval zou zijn. Immers tegen ontploffing, waarop

het rapport dan toch zeker doelt, is niets bestand. De onjuiste onderstelling dat

een gashouder, lek wordend, daardoor ontploffing zou veroorzaken, kan m.i. al-

leen tot deze vrees voor gevaren geleid hebben. Ik noem deze onderstelling on-

juist, daar zij alle grond mist. Zodra toch een gashouder, oud of nieuw, lek

wordt, stroomt het gas naar buiten en stijgt onmiddellijk naar de bovenste

luchtlagen. Ontploffing kan daardoor, zonder invloeden van buiten af, niet ont-

staan (...). De reden waarom ik mijn principalen steeds heb gewezen op de nood-

zakelijkheid der bijbouwing van een tweede gashouder was dan ook niet de zorg

210

gashouder

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 210

Page 212: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

voor de publieke veiligheid, doch de zorg voor het bestaan der aan mijn admini-

stratie toevertrouwde fabriek die met geheelen financieelen ondergang be-

dreigd wordt, indien de ene gashouder, te eeniger tijd de levering van gas, bij

gebrek aan een tweede gashouder, onmogelijk zou zijn’. Alle pogingen van Cos-

terus om gelden te verkrijgen voor een tweede gashouder, waarbij de eerste ge-

woon door zou functioneren, zijn mislukt ‘evenzoo alle pogingen tot verkoop

van de fabriek, publiek en uit de hand, tot zelfs voor uiterst lage prijs. In het be-

lang van de eigenaresse (zie bij de verkoop van de fabriek verderop) zal ik echter

nogmaals de aandacht op dit voor haar zo gewichtige punt vestigen’.

Als laatste tekent Costerus protest aan tegen de beschuldiging dat hij ‘alle waar-

schuwingen of verzoeken, klachten, officieus en zoo welwillend mogelijk ter

kennis gebracht’ in de wind zou hebben geslagen. Het stadsbestuur mag hem

‘op gebreken wijzen, opmerkingen maken, verzoeken of waarschuwingen

doen’. Maar de gasfabrikant verklaart ‘dat geen opmerking, klacht, waarschu-

wing of verzoek betreffende de stadsverlichting te mijner kennis is gebracht na

de opmerkingen, mij dienaangaande in het verlichtings-saizoen van 1881/82 ge-

maakt’.

Costerus sluit af met de verzekering ‘dat ik naar een eerlijke uitvoering van het

contract zal blijven streven, terwijl ik voor de Gasfabriek dezelfde welwillend-

heid inroep die het Gemeentebestuur daaraan tot heden heeft bewezen’.

Lantaarns bij de Noorderpoort

We zijn twee jaar verder als er op 12 maart 1885 een schrijven van de directie van

de zes steden (60) wordt gelezen, waarin bezwaar wordt gemaakt ‘omtrent de

verplaatsing der lantaarns buiten de gewezen Nieuwe Poort; dat evenwel met

de verplaatsing van de lantaarns buiten de Noorder poort genoegen wordt geno-

men, voor rekening van de gemeente Monnickendam en dat van deze verande-

ring een begro ting van kosten zal worden ontvangen’.

3 juli 1885. Brief van de stadsarchitect d.d. 30.6. inhoudende een vergelij kende

begroting voor het onderhouden en branden van ‘gazlan taarns’ en petroleum-

lantaarns buiten de Noorderpoort en buiten de voormalige Nieuwe Poort.

Na voorlezing van deze begroting adviseert de voorzitter van de Raad namens

B&W voor te stellen, ‘om zich te blijven bepalen bij gazver lichting vanwege het

betrekkelijke geringe verschil in kosten’. Daar komt bij dat de direc teur van de

gasfabriek te kennen heeft gegeven een som van f 10,- te willen laten vallen op

de post arbeidsloon, hetgeen dan zou neer ko men, op 86,80 in plaats van 96,80.

Aldus wordt besloten.

Ook wordt voorgelezen een opgaaf van kosten van gasverlichting voor de ge-

meente Monnickendam gedurende de maanden mei, juni, juli en augustus,

211

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 211

Page 213: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

waaruit blijkt dat de prijs der verlichting met inbe grip der kosten van opsteken

en blussen is als volgt: Indien er min stens 8 en hoogstens 16 lantaarns branden -

3,1/4 ct per uur; van 17-30 lantaarns 3,1/8 ct per uur en meer dan 30 lantaarns 3 ct

per uur.

Langer verlichting tijdens de kermis

Op 14 augustus 1885 wordt besloten vanaf zaterdag 15 augustus t/m donder dag

20 augustus de ‘gazlantaarns’ buitengewoon te doen branden en in geval zulks

blijken zal noodzakelijk te zijn, ook de volgende dagen, gedurende de kermis.

De gasfabriek krijgt een nieuwe eigenaar: N. Blankevoort

Op 19 maart 1886 wordt door het stadsbestuur een schrijven van de heer D. Cos-

terus besproken, ‘houdende ver zoek om goedkeuring van de overdracht van het

con tract der straat verlichting door

middel van pijpgaz, wegens verkoop

der gazfabriek aan de heer N. Blanke-

voort’ (61).Tijdens diezelfde vergade-

ring wordt ook de brief van de heer

Blankevoort besproken, inhoudende

verzoek als boven en verlenging of con-

tinuering van het bestaande contract

met een termijn van 20 jaar.

Het gemeentebestuur gaat accoord met

de overdracht. Gewacht wordt op de

acte van overna me tussen de verkoper

en de koper. De Raad is dus akkoord

met een nieuwe eigenaar als leverancier

van het benodigde gas.

Blankevoort is verplicht alle eerder ge-

maakte afspraken met betrekking tot

het leveren gas na te komen. Daaronder

uiteraard het gemeentebestuur, maar ook de Directie over de wegen en vaarten

tussen de Zes Noord-Hollandse steden; met de heren kerkvoogden van de Gere-

formeerde gemeente en, dat hadden we nog niet gehoord, met de Doopsgezinde

gemeente van Monnickendam.

Kop van de fabriek

Op 1 juni 1886 wordt de gasfabriek verkocht. De enige erfgename van Willem

212

Willem en Nico (re) Blankevoort

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 212

Page 214: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Carel Ros Vosmaer, te weten zijn zuster Guillemine Caroline Vosmaer, weduwe

van Lambert van Meerten, was op 1 april 1881 in Leiden overleden, Haar vijf on-

gehuwde dochters zijn de enige erfgenamen: Dionisia Catharina (Leiden); Jaco-

ba Maria (Velp); Hubertine Elise (Utrecht), Guillemine Caroline (Leiden) en An-

tonette Mara (Doorn). Via Arnout Vosmaer, notaris in Zeist, die door de vijf

dames in maart van dat jaar gemachtigd is, wordt de fabriek, met woonhuis,

tuin, bergplaatsen en gashouder voor f 8000,- verkocht aan Nicolaas Blanke-

voort (62). Notaris Dirk Costerus en de stadsbode Pieter Aafinus Werndly zijn de

getuigen. Een koopje lijkt me, want de overleden oom van deze dames, Willem

Carel Vosmaer, had destijds f 22.000,- voor de gasfabriek betaald!

In het woonhuis van de gasfabriek aan de Heerengracht woont rijksontvanger,

dhr. P. Altena, die zich op 1 maart 1882 in Monnickendan vestigde. Hij huurt het

huis voor f 200,- per jaar en mag er blijven wonen omdat het echtpaar Blank-

voort het huis van schilder Arie Oosterveld aan het Zand betrekt, in 1889 een

huis aan de Nieuwezijds Burgwal en pas in 1895 het huis van de fabriek aan de

Heerengracht.

Lening

Om de gasfabriek te kunnen kopen moet de

25-jarige Blankevoort een lening afsluiten.

Op 8 juli 1886 tekent hij bij notaris Merens

een schuld bekentenis vanwege zo’n lening,

gedaan door fabrikant Jacob Johannes Kort-

hals (63), in 1814 te Amsterdam geboren.

Deze geldschieter woont in 1886 te Schoten

onder Haarlem in huize ‘het Klooster’. Het gaat om een bedrag van f 8000, tegen

een rente van 5% per jaar. De gasfa briek met woon huis, tuin, berg plaatsen,

gashou der etc. dient als onderpand.

Huwelijk

Het jaar daarop, 12 juni 1887, trouwt Nicolaas met 23-jarige Elisabeth Klomp,

geboren in Katwoude op 26 januari 1864, dochter van Dirk Klomp en Neeltje

Brommersma.

Op 1 mei 1886 vraagt dhr. Blankevoort ‘of de acht lan taarns die het vorige jaar,

gedurende de zomermaanden, buitengewoon hebben gebrand, ook in het a.s.

zomersaison zoo nodig zullen moeten worden verlicht’. Dat is akkoord.

213

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

handtekening Nico Blankevoort

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 213

Page 215: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Personeel van de gasfabriek: Hendrik Klaver, Andries de Wijs

In de gasfabriek werkten twee gasfitters, twee stokers en een lantaarnopsteker

(64). Eén van die gasfitters was Hendrik Klaver, geboren op 8 januari 1840 (65).

Hij was ook klokopwinder van de stad. Een andere Monnickendammer, Andries

de Wijs (66), alias ‘koppie de weerlicht’ werd op 21 februari 1868 geboren, zoon

van Christoffel de Wijs en Maria Booij. Hij haalde elke maand de muntjes op,

die in de gasmeter ge draaid moes ten worden. Het gas werd voor meer doelein-

den gebruikt dan alleen de straatverlichting, zoals voor kooktoe stellen en ver-

lichting binnens huis. Andries was gasmeter maar had bijna geen reukvermo-

gen. Hij is in 1942 overleden.

Gas- of gloeikousjes

Rond 1885 kwam de Oostenrijkse scheikundige dr. Auer von Welsbach met een

uitvinding die gas- of gloeikousjes zouden gaan heten (zie noot 55). Die kousjes

214

A. von Welsbach

kantoor gasfabriek uiterst links

gloeikousjes

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 214

Page 216: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

waren erg kwetsbaar. Bij het minste of geringste braken ze en moesten dus ver-

vangen worden. Een nogal prijzige aange le genheid. Maar ze gaven wel een

mooi en helder wit licht. In 1891 werden ze op grote schaal gebruikt.

Toen in 1896 de Nederlandse Gasgloeilicht Maatschappij werd opgericht, met

het hoofdkantoor in Amsterdam, kreeg deze Mij de opdracht om alle gevange-

nissen en belangrijke treinstations van de Staat van dit licht te voorzien.

De uitvinding van deze gloeikousjes heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat

gasvoorziening tot ver in het elektriciteitstijdperk gehandhaafd bleef.

Petroleum of gas

Op 23 september 1887 spreekt de Raad over de aanbesteding van het schoonhou-

den van verschillende schoollokalen. Met name gaat het over de school aan de

voormalige Waterlandsche werf. In de begroting wordt ook gekeken naar de

verlichting. Verlichting met petroleum kost f 64,- Maar Blankevoort kan die

verlichting, inclusief gasleiding, verzorgen voor f 60,- De keus is niet moeilijk,

immers elke financiële meevaller was welkom.

Contract loopt af

Het contract dat in 1857, met betrekking tot de gasverlichting van de stad was

gesloten, liep op 30 april 1890 af.

Op 19 februari 1889 ‘compareert ter vergadering dhr. N. Blankevoort, directeur

der gazfabriek, met wie een voorlopige bespreking wordt gehou den over het

kontrakt der gazverlichting dat met 30 april 1890 expireert (afloopt, caeg). Na

enige gedachtewisseling wordt goedge vonden weder zijds de voorwaarden op

te maken, die bij eventuele vernieuwing van het contract wenschelijk zullen

worden geacht, en waar later op terug zal worden gekomen.

Op 9 april wordt een en ander verder uitgewerkt. De Raad besluit om advies in te

winnen bij de heer D. Costerus, als vroegere admin istrateur der alhier bestaande

gazfabriek. Ook in naburige gemeenten, waar een dergelijke fabriek in ge -

meente-exploitatie is, gaat men te rade. Twee maanden later wordt bovendien

besloten informatie in te winnen met betrekking tot de toestand en de werking

van gazfabrie ken’ in plaatsen die met de gemeente Monnicken dam ove r -

eenkomen zoals Bodegraven, Bever wijk en Oude-

water. Burgemeester Jacobus M. Lamaison, stelt

zich daarvoor beschikbaar.

Blijkbaar heeft men ook gezocht naar een nieuwe

gasleverancier, want op 9 juli 1889 wordt in de Raad

gerapporteerd dat er zich, ondanks een advertentie,

nog geen nieuwe gasleve rancier gemeld heeft.

215

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

beeldmerk gasfabriek

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 215

Page 217: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Besloten wordt om in Krommenie te gaan kijken hoe daar de gasexploitatie van

gemeentewege plaats vindt.

In diezelfde periode wordt er ook informa tie ingewonnen bij de maat schappij

Electra te Amster dam, omtrent een eventuele elektrische verlichting in Mon-

nickendam. Het tijdperk van de elektriciteit kwam er aan.

Op 8 oktober 1889 is dhr. van der Horst, directeur van de gasfabriek in Leiden, te

gast, wiens bemiddeling is gevraagd ter zake de regeling van gasverlichting in

de gemeente, waarvan, zoals gezegd, het contract eind april 1890 afloopt. Na in-

zage van bedoeld contract en na een inspectie betreffende de toestand van de fa-

briek, rappor teert dhr. v.d. Horst dat een en ander zich in goede toe stand be-

vindt en er voor de ge meente drie mogelijkheden zijn:

1. gemeentelijke exploitatie, ’t zij door het stichten van een nieuwe fabriek, of

overname van de bestaande

2. contractverlenging voor een korte termijn

3. openbare inschrijving of aanbesteding der verlichting

Dhr. v.d. Horst heeft wel enkele vragen over o.a. de kredietwaardig heid van de

eigenaar en de brandveiligheid.

Uiteindelijk neemt de Raad het besluit om verder te gaan met dhr. Blankevoort.

Op 25 maart 1890 wordt in de Raad de conceptovereenkomst voorgelezen die

aan de directeur/eigenaar van de gasfabriek zal worden voorgelegd. Het nieuwe

contract moet op 1 mei 1890 ingaan. Men heeft dus nog een week of vijf om

eventuele wijzi gingen aan te brengen.

Op 1 april maakt Nicolaas Blankevoort kenbaar, na enige aanmerkin gen op art.

5, 8 en 10 van de aangeboden gewijzigde overeen komst inzake de gazverlich-

ting gemaakt te hebben, dat hij bereid is een contract te sluiten:

* voor een jaar - f 1900,-

* voor vijf jaar – 1700,-

* voor 25 jaar - f 1600,-

terwijl bovendien het daarstellen van meerdere lantaarns, palen etc. voor de ge-

meenterekening komen en in ieder geval voor verlichting f 25,- per lantaarn-

paal zal moeten worden betaald.

Een beslissing over dit voorstel volgt in de volgende vergadering.

Op 22 april 1890 krijgt dhr. Blankevoort te horen dat B&W gemachtigd zijn tot

het sluiten van een overeenkomst voor de straatverlichting geduren de twee

216

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 216

Page 218: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

achtereenvolgende jaren tegen een vergoeding van f 1100,- per jaar, volgens de

bepalingen en voorwaarden, neerge legd in het voorlopig opgemaakte contract,

voor 50 lantaarns, terwijl voor de lantaarns die boven dit getal voor rekening

van de gemeente komen f 20,- per lantaarn in rekening zal worden gebracht. De

prijs van het te leveren gas aan particulieren wordt aan de directeur overgelaten

tot een maximum van f 15,- per 100 m3

Dhr. Blankevoort vraagt een week bedenktijd, maar laat vervolgens het ge-

meentebestuur weten niet akkoord te gaan met het gedane voorstel. Hij neemt

echter een aanbod van f 1300,- per jaar voor twee achtereen volgende jaren aan,

op de vroeger gemaakte voorwaarden. De drie meerdere lantaarns komen voor

rekening van de gemeente. Een paar maanden later, 28 oktober 1890, wordt be-

sloten om drie ontbre kende lantaarns te plaatsen. Blankevoort wordt gevraagd

om op te geven wat de uitgaven zijn voor elk van de drie lantaarns afzonderlijk

a. op de Binnendijk bij de steeg van J. Boerlage

b. in de Oudemanshuissteeg oftewel het ‘Beemstertje’

c. aan de Buitendijk in de nabijheid van de korenmolen

Het contract

U merkt hoe moeizaam deze besprekingen verliepen. Beide partijen wilden een

zo gunstig mogelijk accoord sluiten. Het ging natuurlijk wel om een belangrij-

ke zaak. Maar men heeft elkaar gevonden. Op 6 mei 1890 zal het definitieve con-

tract worden opgemaakt voor de periode 15 mei 1890 tot 15 mei 1892. Het con-

tract, getekend op 1 juni 1890, bevat 15 bepalingen. De kosten van de registratie

van het contract komen voor rekening van de gasfabrikant.

Problemen door strenge winter

Op 13 januari 1891 blijkt bij een onderzoek dat de straatlantaarns, 32 in getal,

onlangs niet hebben gebrand. De directeur wordt daarover onderhou den. Dat

de lantaarns enige tijd niet hebben gebrand heeft als oorzaak de strenge en

aanhou dende vorst. Hij is echter dagelijks met zijn personeel aan het werk om

verberingen aan te brengen. Er zijn al enkele lantaarns hersteld. Hij zal zijn

best doen, als de omstan digheden het toelaten, alle lantaarns zo mogelijk weer

in orde te brengen.

IV. ELEKTRICITEIT

Het vierde en laatste deel van het verhaal over de straatverlichting van Monnic-

kendam. Let er op dat vanaf nu het verhaal over gas en elektriciteit door elkaar

heen loopt.

217

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 217

Page 219: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Gaslicht en elektrisch licht bestaan in het eerste kwart van de 20e eeuw lange

tijd naast elkaar. Ondanks de uitvinding van de gloeilamp bleven straatlan-

taarns nog jarenlang op gasverlichting branden. In Amsterdam bijvoorbeeld

stonden in 1910 nog 9500 gaslantaarns. Uiteindelijk zou echter elektriciteit de

‘strijd’ winnen.‘Prometheus (67) heeft ons mensen het vuur geschonken; aan

Faraday danken wij de elektriciteit’, aldus sir William Bragg, winnaar van de

Nobelprijs voor natuurkunde in 1915. Michael Faraday, geboren in Londen in

1791, moest al vroeg werken om het bescheiden gezinsinkomen aan te vullen.

Hij was boekbinder maar het was een ommekeer in z’n leven, toen hij de schei-

kundige sir Humphry Davy een lezing hoorde geven over ‘natuurfilosofie’.

Davy had in 1807 de mijnwerkerslamp uitgevonden. Faraday werd zijn assistent

en tijdens gezamenlijke reizen ontmoette Faraday mensen als de fransman

Andre Marie Ampère (1775-1836).

In oktober 1831 lukte het Faraday om een inductiestroom op te wekken. Daarbij

maakte hij gebruik van de door Allessandro Volta (1745-1827) uitgevonden elek-

trische batterij, de zogeheten Voltazuil. Hij liet een staafmagneet bewegen bin-

nen een strak gewonden spoel (denk aan zoiets als een grote klos garen). Een

galvanometer, verbonden met de uiteinden van de draad, sloeg uit, telkens als

hij de magneet bewoog, maar gaf geen uitslag als de magneet ophield. Faraday

had elektriciteit opgewekt uit magnetisme: de eerste dynamo. Zijn naam zou

bekend blijven in de ‘farad’ de eenheid voor elektrische capaciteit.

Het was in 1861 de Engelse ingenieur Joseph Swan die in de Noordengelse ha-

venstad Newcastle een elektrische lamp liet zien. Zonder dat de toeschouwers

zich dat bewust waren, waren zij getuige van het begin van een nieuw tijdperk.

218

A. Volta zuil van VoltaM. Faraday

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 218

Page 220: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

De uitvinding van Joseph Swan ontwikkelde zich tot een echte kooldraadlamp

die in 1878 in massaproductie kon worden genomen.

Kort daarna was het de beurt aan de Amerikaan Thomas Alva Edison (1847-1931),

uitvinder van o.a. de grammofoon en de film. Hij gaf op oudejaarsavond 1879

een demonstratie van de eerste bruikbare elektrische kooldraadlamp. Gewoon,

gelijkmatig licht, zonder geknetter, vlammen, roet of rook. New York liep mas-

saal uit om dit ‘wereldwonder’ te bewonderen. In Parijs 1881 werd tijdens de

Elektriciteitstentoonstelling de eerste gloeilamp geïntroduceerd.

In 1884 was Timisoara, destijds Oostenrijks, nu Roemeens, de eerste Europese

stad met elektrische straatverlichting.

In ons land werd op 29 april 1886 de eerste openbare elektriciteitscentrale in be-

drijf gesteld, de N.V. Elektrische Verlichting Kinderdijk. De installatie werd ver-

zorgd door de fa. Willem Smit & Co te Slikkerveer. Willem Benjamin Smit wordt

wel gezien als de belangrijkste pionier op het gebied van elektriciteit in Neder-

land. Hij was het ook die in 1883 het Rotterdamse Grand Hotel Coomans groots

verlichtte met 130 gloeilampen en een

koolbooglamp op straat. Ook zorgde hij

voor de eerste elektrische straatverlich-

ting in Nijmegen. Hoge booglampen die,

om onderhoud mogelijk te maken, voor-

zien waren van een tuimelmechaniek.

Een meer algemeen gebruik zou nog wel

een aantal jaren op zich laten wachten.

In 1892 begon Philips & Co met de pro-

ductie van gloeilampen. In 1910 was het

bedrijf één van de grootste lampenpro-

ducenten van de wereld. Met de titel van

een boek: ‘Gloeilamp grote overwinnaar

van de duisternis’.

In 1914 verwachtte de staatscommmissie

van IJsselsteijn een grote toename van de behoefte aan elektriciteit. Deze Com-

missie was voorstander van regionale centrales met een beslissende rol voor de

provincies. In dat jaar telde Nederland 82 centrales, waarvan er 24 door gemeen-

ten werden geëxploiteerd en 44 door particulieren. Ongeveer 1400 bedrijven

zorgden voor hun eigen elektriciteit.

De commissie meende dat de grote centrales, die tegen lage kosten elektriciteit

konden aanbieden, de concurrentie met de stoommachines wel aankonden In

de kleinere bedrijven zou de elektromotor de dieselmotor, die zeven keer zo

duur was, gaan vervangen. Ook voor de tractie van treinen en trams werd elek-

219

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

J. Swan

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 219

Page 221: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

triciteit een grote toekomst voorspeld, aldus een krantenbericht in 1914. (De

eerste tram reed op 1 juli 1899 van Haarlem naar Zandvoort).

Het was waar, in hoog tempo werden de walmende olie- en gaslampen vervan-

gen door helder elektrisch licht, dat gemakkelijk te bedienen was en alle hoeken

van het huis kon bereiken. De kolenschaarste aan het eind van de eerste Wereld-

oorlog betekende ook een stimulans om van gas op elektriciteit over te gaan.

In 1930 bleken 1011 van de 1079 Nederlandse gemeenten (zo’,n 90%) voorzien

van centrales en behoorde Nederland tot de meest geëlektrificeerde landen van

Europa. Allerlei elektrische apparaten zoals strijkijzers, theelichtjes en stofzui-

gers vonden een plek in menig huishouden, terwijl ook de binnen- en buiten-

verlichting aan een geweldige opmars begon.

Een nieuwe ontwikkeling was de fabricage van natriumlampen in 1932. In dat

zelfde jaar werd de eerste weg ter wereld met deze lichtbron verlicht. Limburg

had deze primeur op 1 juli: Beek – Geleen.

De ontwikkelingen stonden sindsdien niet stil. De kwikdamplamp kwam.

In Ede is in 2005 een proef gestart met lantaarnpalen die voorzien zijn van leds

(68) als lichtbron. Het is echter nog een vrij nieuwe ontwikkeling. Het grootste

voordeel ten opzichte van natriumlampen is de levensduur en de kleur. Enfin,

de zoektocht naar vooral energiezuinige verlichting zal vast nog wel een tijdje

doorgaan.

220

T.A. Edison een led

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 220

Page 222: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

De Raad van Monnickendam denkt na over elektriciteitsvoorziening

De landelijke ontwikkelingen waren ook B&W van Monnickendam niet ont-

gaan. In 1889, zo zagen we eerder, vroegen zij de maatschappij ‘Electra’ in Am-

sterdam of men genegen was de gemeente elektrisch te verlichten en zo ja,

onder welke voorwaarden. Op 7 november 1891 wordt dat verzoek nog eens her-

haald.

Twee weken later laat deze maatschappij weten, dat zij bereid is te onder -

handelen over het verzoek tot elektrische verlichting. Zij vragen een platte -

grond van de gemeente met daarop aanduiding van plaat sen waar de straatlan-

taarns staan en een opgave hoe lang deze lantaarns jaarlijks branden. De stads-

architect van Monnickendam zal hen de gevraagde informatie verschaffen.

Omdat de tijd ging dringen wordt op 2 februari 1892 de maatschappij in Am-

sterdam nog eens gevraagd om een reactie. Het tweejarig contract met de heer

Blankevoort loopt eind mei af.

De gasfabriek in de verkoop

Op 15 maart 1892 laat dhr. Blankevoort de Raad weten dat hij terugkomt op zijn

verzoek om het contract met twintig jaar te verlengen omdat hij van plan is de

fabriek van de hand te doen. Op de vraag van de Raad wat de fabriek moet kos-

ten, zal hij nog terugkomen.

Een week later deelt de Raad aan Blankevoort mee dat zij de fabriek niet zal

overnemen of die in eigen exploitatie zal nemen. Blankevoort verklaart echter

bij zijn plan tot liquidatie te blijven. Daarom besluit de Raad om een adverten-

tie te zetten in het Algemeen Handels blad, de Nieuwe Rotterdammer en de Ne-

derlandse Industrie, om gegadigden op te roepen die genegen zijn bij het einde

van het contract op 1 juni a.s. de gemeente van gaslicht te voorzien. Ondertussen

zullen er (nood)maatregelen worden genomen om in de straatverlichting te

voorzien met behulp van petroleumlampen.

Op de advertentie komt een reactie uit Maassluis. Een zeker heer C. Klaver

vraagt op 24 maart inlichtingen over de gasfabriek. De heer Blankevoort, die

zijn hulp heeft aangeboden, zal de brief beantwoorden.

‘Niets veranderlijker dan de mens’, is een bekend gezegde. Op 29 maart deelt de

heer Blankevoort de vergadering mee, dat hij bereid is om een contract met de

gemeente af te sluiten voor 25 jaar tegen een vergoeding van f 1500,- per jaar.

Maar daar gaat de Raad niet mee akkoord.

Het is net een schaakspel en wie zal als winnaar uit de bus komen?

Op 5 april 1892 blijkt dat ook een gasfabrikant uit Steenbergen informatie heeft

gevraagd omtrent de exploitatie van de fabriek. Ook deze brief gaat voor beant-

woording naar Blankevoort.

221

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 221

Page 223: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Op 12 april komt de directeur van ‘Electra’ te Amsterdam, de heer Boeiing in de

vergade ring. Hij legt, naar aanleiding van de ontvangen gegevens, een uitge-

werkt plan voor aangaande de exploitatie en begroting voor elektrische verlich-

ting van de stad en geeft daar een toelichting op. De kosten van aanleg en ex-

ploitatie bedragen ca. f 20.000,- De gasprijs is 10 cent per kubieke meter, 2,5

cent per uur voor de lantaarns. De Raad gaat het plan bestuderen.

Ondertussen herhaalt Blankevoort op 26 april zijn aanbod van f 1500,- met een

contract van 25 jaar. Maar de vraagprijs ligt te hoog. De Raad laat doorscheme-

ren dat een bedrag van f 1300,- per jaar vermoedelijk wel door B&W zal worden

geaccepteerd. Na wat heen en weer gepraat verklaart de directeur genoegen te

nemen met dat lagere bedrag.

Op 3 mei 1892 verschijnt de heer Blankevoort in de Raad en vraagt of zijn aan-

bod van f 1300,- gedurende 25 jaar is goedgekeurd. Maar het antwoord van de

Raad is opnieuw nee. Men wil een contract voor 20 jaar tegen een vergoeding

van f 1000,- per jaar! Dus is Blankevoort weer aan zet.

Tien dagen later is Blankevoort bereid een contract aan te gaan voor 25 achter-

eenvolgende jaren ad f 1250, - per jaar. De door B&W gestelde voorwaarden zijn,

wat hem betreft, akkoord. Die voorwaarden zijn o.a. dat ‘in de wijze van verlich-

ting verandering wordt gebracht, nl. gedurende de winter 20 lantaarns nader

aan te wijzen, blijven door branden tot des morgens, de overigen ’s nachts om

twaalf uur worden gebluscht; de zomerverlichting in plaats van met 12 met 20

lantaarns moet geschieden, waarvan er tien op voormeld tijdstip worden uitge-

daan, de overige tien moeten blijven doorbranden tot een uur voor zonsop-

gang, de laatste blussching zal vanwege de gemeente geschieden’.

Blankevoort kan bovendien nog toezeggen dat, als de steenkolenprijs 60 ct. per

hl bedraagt hij dan f 50,- op de aanne mingssom zal laten vallen. Bedraagt de

prijs 56 per hl dan gaat hij akkoord met een aannemingssom van f 1100,-. Die

prijzen zullen worden geconsta teerd, bij ’t elkenjare door directeur bij publieke

inschrijving te houden aanbesteding van de benodigde hoeveelheid steenkolen

gedurende een jaar’.

De aannemer stelt zich voor bij meerder gasverbruik, de prijs van het gas voor

particulieren op 10 cent per kubieke meter en voor fabrikanten en instellingen

van weldadigheid op 6 cent per kubieke meter te brengen.

Maar de Raad is nog niet tevreden. Tot dinsdag 17 mei heeft Blankevoort de tijd

om zich te beraden over een contract met een jaarprijs van f 1200,-

222

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 222

Page 224: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Nieuw contract

Na lang onderhandelen is er dan eindelijk op 19 mei 1892 een nieuw contract dat

in de Raad wordt besproken en goedgekeurd. Blankevoort krijgt de gas-straat-

verlichting gedurende 25 jaar tegen f 1200,- per jaar. Een lijst waar de lantaarns

staan is bijgevoegd.

Vijf dagen later vraagt Blankevoort de Raad of hij ontheven kan worden van de

betaling van de registratierechten, maar hij krijgt nul op het request. Dat soort

kosten komen altijd voor rekening van de aanne mer, is het antwoord. En inder-

daad, bij voorgaande contracten was dat het geval.

Het concept-contract wordt op 19 juli met Blankevoort doorgenomen. Behou -

dens enkele kleine wijzigingen wordt het goedgekeurd.

Op 26 juli maakt de heer Blankevoort in de vergadering bezwaar ‘betreffen de de

plaatsing voor zijn rekening van nog twee gazlan taarns en palen, terwijl die

vroeger voor rekening van de gemeente waren’. Besloten wordt om die bepaling

uit het contract weg te laten en de plaatsing van die twee lantaarns pro memorie

te houden.

Op 16 augustus wordt in de Raad meegedeeld dat de 2e blussching van de gas-

lantaarns (’s morgens vroeg) gedurende de maanden april t/m september aan de

nachtwacht is opgedragen, Die nacht wacht, Willem Kwakman, heeft geen be-

zwaar gemaakt en krijgt voor zijn extra werk een tegemoetko ming van

f 25,- Dat blijft zo tot 1 juli 1907. Op die datum krijgt hij het door gevraagde ont-

slag, met een pensioen van de gemeente van f 4,- per week.

48 lantaarns

Een overzicht van de lichtpunten in de stad per 1 juli 1892: (de wijknum mers

geven de belendende percelen aan).

1. Aan de steenwal buiten de Broekerpoort

2. Op het stationsplein bij de aanlegsteiger, wijk 1/1

3. Op het stationsplein bij de kerktoren, wijk 1/2

4. Doelenplein, wijk 1/27

5. Kerkstraatbrug, wijk 4/1

6. Kerkstraat, hoek Schoolsteeg, wijk 2/89

7. Kerkstraat, hoek Wagenpad, wijk 4/22

8. Speeltoren, wijk 3/4

9. Noordeinde bij de RK-kerk, wijk 4/42

10.Noordeinde, hoek Wijdesteeg, wijk 4/48

11.Noordeinde, wijk 4/29

223

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 223

Page 225: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

12.Noordeinde, wijk 4/69

13.Noordeinde, wijk 3/57

14.Noordeinde bij voormalige Noorderpoort, wijk 3/73

15. Bij de Grafelijkheidssluis, wijk 5/62

16.N.Z. Burgwal, wijk 4/176

17.N.Z. Burgwal, wijk 4/171

18.N.Z. Burgwal bij de Tuinstraat, wijk 4/157

19.N.Z. Burgwal (Krim), wijk 4/141

20.O.Z. Burgwal bij de Heerengracht, wijk 4/2

21. Rosendaal, wijk 1/45

22. Rosendaal, wijk 1/58

23. Bloemendaal, wijk 1/67

24. Bloemendaal bij de voormalige brug, wijk 1/73

25.Niessenoordburgwal bij de Isr. begraafplaats

26.Zuideinde, wijk 1/115

224

lantaarn bij de Waag

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 224

Page 226: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

27.Zuideinde, wijk 1/124

28. Buitendijk bij de bokkingsteiger, wijk 1/121

30. Damsluis

31. Haven, wijk 3/126

32. Havenstraat hoek Lange Brugsteeg, wijk 3/105

33. Havenstraat bij de scheepswerf, wijk 3/91

34. Drilveld, wijk 3/82

35. Drilveld, wijk 3/83

36.O.Z. Burgwal, wijk 4/96

37.O.Z. Burgwal, hoek 3e Molensteeg, wijk 4/107

38.O.Z. Burgwal, hoek Wijdesteeg

39.O.Z. Burgwal bij ’t Wagenpad, wijk 4/117

40.Wezenland, wijk 2/49

41.Wezenland bij Doopsgezinde kerk, wijk 2/37

42.Niessenoortsteeg hoek, ged. Niessenoort Burgwal, wijk 1/87

43.Groote Noord, wijk 3/142

44.Gooische Kade, wijk 3/146

45. Langebrug

46.’t Zand, hoek Kalversteeg, wijk 2/55

47. Fluwelen Burgwal, hoek Smidsteeg, wijk 2/63

48. Lindengracht (Zonnepad), wijk 2/77

Op 6 september geeft de Raad aan welke lantaarns ’s nachts moeten blijven

doorbran den in de maanden mei tot augustus: de lantaarn bij de toren van de

Grote Kerk, bij de Kerkstraatbrug, de Speeltoren, Noordeinde bij Bakker, voor-

225

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

lantaarn Kerkstraat/Smidsteeg lantaarn Noordeinde

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 225

Page 227: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

malige Noorderpoort, Stal van C. Nienhuis, einde Bloemendaal, Zuid einde/

GrooteNoord, Haven bij Glandorf, Binnendijk, hoek Wijdesteeg, Niessenoord-

steeg bij de wed. W. Visser.

Daar komen nog bij voor de maanden september-april: de lantaarn midden in

de Krim, Zuideinde bij de Lutherse kerk, Havenstraat bij Heijnis, op het Dril-

veld, bij Jan Boerlage op de Binnendijk, Binnendijk hoek Wagen pad, op het

Wezen land, op de Langebrug en het Zand, hoek Kalver steeg.

Onvoldoende verlichting bij de haven

Zo is dan eindelijk in 1892 de straatverlichting weer geregeld, maar niet tot ie-

ders tevredenheid. Op 8 december 1893 schrijven een kleine twintig inwoners

een brief aan B&W met de volgende inhoud:

‘Geven te kennen, de ondergetekenden, allen burgers dezer gemeente en voor

hunne zaken het eiland Marken bezoekende. Dat zij reeds meermalen des

avonds naar huis komende, de steg (aanlegsteiger) geheel met vaartuigen bezet

vonden, waardoor zij, om de wal te bereiken, genoodzaakt waren, bij een onvol-

doende verlichting, over die vaartuigen te moeten klouteren, op ’t gevaar af, armen

of benen te breken of te water te vallen. Dat nog dezer dagen van de eerste on-

dergetekende (P. Witmond, caeg), toen de steg weder door vaartuigen ingeslo-

ten lag, een zak met manifacturen te water is geraakt, waardoor hij belangrijke

schade heeft geleden. Dat wat nu met kopwaar gebeurd is, ook hunnen perso-

nen kan overkomen en zij niet wenschen, tegen hun wil, in den winter een koud

bad te nemen. Weshalve zij u verzoeken zoodanige maatregelen te willen

226

lantaarn Fluwelen burgwal

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 226

Page 228: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

nemen dat er steeds een plaats aan de steg openblijve, waar de Marker veerlie-

den hunnen passagiers en goederen kunnen laden en lossen, zonder hen aan ge-

vaar bloot te stellen en tevens dat de steg bij hun aankomst des avonds voldoen-

de verlicht worde’. Volgt ondertekening.

Varia

Op 23 juli 1895 vraagt Cornelis Bootsman aan de Raad of de lantaarn aan het

einde van de Binnendijk, voor zijn rekening, tien meter verder mag worden ge-

plaatst. Er zal een onderzoek worden ingesteld. Eind juli komen Jacob Klaver

en Hendrik Winkel met een dringend verzoek een lantaarn te willen doen plaat-

sen op het midden gedeelte van ’t Zand. Het zal worden onderzocht. Op 20 au-

gustus is er weer een verzoek om meer licht. Dirk Voogd en Pieter Klaver, bewo-

ners van Bloemendaal, vragen om een lantaarn aan het einde van genoemde

gracht.

Nieuwe buizen

2 juni 1896 meldt de heer Blankevoort dat er in de Kerkstraat vanaf de School-

steeg tot aan de Speeltoren nieuwe gasbuizen in de grond moeten worden ge-

legd, hetgeen op enkele plaatsen langs en onder de tram weg moeilijkheden kan

veroorzaken. Hij moet contact opnemen met de gemeenteopzichter en ook

overleg plegen met de directie van de tramwegmaat schappij.

227

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

lantaarn op de lange brug

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 227

Page 229: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Lantaarns met gloeilicht

U las het al eerder, de gloeikousjes hadden hun intrede gedaan. De gasfabriek-

directeur is bereid, zo blijkt op 20 december 1896 om twintig straatlantaarns

van zulk gasgloeilicht te voorzien. De aanlegkosten daarvan bedragen f 7,50 per

lantaarn, waarvan f 2,50 voor rekening voor de aannemer. Het kost de gemeente

dus f 100,-

Nog voor 10 januari 1897 zullen de lantaarns met de nummers 3 ,4, 7, 10, 11, 14,

19, 37, 38 en 39 (de nummers corresponderen met de bovengenoemde lijst van

1892) van zo’n gloeikousje voorzien zijn. Na tien januari komen de lantaarns

nummers 22, 24, 27, 29, 31, 32, 34, 40,

42 en 46 aan de beurt.

Varia

30 november 1897 wordt besloten om

de lantaarn op de vesting voor het kof-

fiehuis van Brinkkemper te verplaat-

sen naar het einde van Bloemendaal,

tegenover de woning van J. Lakeman.

Op 4 oktober 1898 worden opnieuw

tien lantaarns van gloeilicht voorzien.

Het gaat om lantaarns op de Binnen-

dijk achter Harmen Kool, de Krim bij

F. Karmelk, de Burgwal bij J. Maas, de

Lindegracht bij J.N. Steur, de Fluwe-

len burgwal bij G. Lenior, ’t Zandt bij H. Winkel, de Damsluis, Zuideinde, bocht

Lutherse kerk,’t Weezenland tussen Doopsgezinde kerk en H. L. Borgman.

3 april 1900 meldt de heer Blankevoort dat hij, vanwege de hoge steenko -

lenprijzen, genoodzaakt is om vanaf 1 april tot nader bericht de verschil lende

gasprijzen met een cent te verhogen.

Op 16 december 1901 ontvangen B&W een brief van commissie van onderzoek

uit Hillegom. Deze Commissie onderzoekt in hun eigen plaats de verbetering

van de verlichting door gas. Om die reden vragen zij informatie aan Monnic-

kendam, wat hun bevindingen zijn. De leden van de Commissie zouden ook

graag de gasfabriek eens komen bekijken.

228

lantaarn op het Zand

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 228

Page 230: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Kwajongensstreek

Op 12 januari 1904 worden de gasrekeningen over 1903 bekeken. De voorzitter

van de Raad merkt op dat volgens het meterbriefje in de Openbare School over

de maand augustus ruim 90 kubieke meter gas is verbruikt. Onderzoek heeft

aangetoond dat de leiding was doorgesneden, waardoor er een hoeveelheid gas

is ontsnapt. Een kwajongensstreek, maar niet ongevaarlijk, lijkt me zo.

In de vergadering van 6 september 1904 krijgt dhr. Blankevoort de door hem ge-

vraagde vergunning om een nieuw retortenhuis (69 te bouwen op het door hem

genoemde perceel. Voorwaarde is wel ‘dat de inrichting voltooid en in werking

gebracht moet zijn voor 1 januari 1905’.

Blankevoort verlaat

Monnickendam

Twee maanden later, op 15 november, krijgt Nicolaas Blankevoort eervol ont-

slag als gemeente-architect ‘wegens verandering van werkkring en dientenge-

volge vertrek naar elders’. Blankevoort had die job op 1 januari 1899 gekregen,

als opvolger van dhr. J. van Leeuwen Azn tegen een salaris van f 300,- per jaar.

Zijn opvolger is de heer Martens (70)

Op diezelfde dag vraagt Blankevoort ook om ontheven te worden van zijn post

als brandmeester 1 van Spuit 1. Hij was ook secretaris van het college van brand-

meesters, maar aan al die ne-

venfuncties kwam nu een eind.

Hoewel Nicolaas Blankevoort

eigenaar van de gasfabriek

blijft, vertrekt hij op 12 novem-

ber met zijn vrouw en vijf kin-

deren de Frans Halsstraat in

Haarlem.

Zijn zwager Pieter van Zalin-

ge, neemt de leiding van de fa-

briek over en gaat wonen in het

directiewoonhuis aan de Heer-

engracht, wijk 4 nr. 138. Hij

vervult die functie totdat de

gemeente in 1917 de gasfabriek

overneemt.

229

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

familie Blankevoort, vlnr Willem, Nico en Pieter en

moeder Grietje Blankevoort

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 229

Page 231: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Van Hattum en Blankevoort

Nicolaas had een oudere broer, Willem, geboren op 24 februari 1859 en een jon-

gere broer Pieter, geboren op 9 februari 1862, beiden in Monnickendam.

Willem en zijn broer Piet, beiden aannemers, raakten betrokken bij een groot

waterleidingproject. Het plan was zo groots dat de broeders contact zochten

met de fa. van Hattum in Beverwijk om elkaar te steunen. Er werden degelijke

afspraken gemaakt.

Grote projecten volgden, zoals bijvoorbeeld de uitbreiding van station Haarlem

in 1903 en in dat zelfde jaar een tweede schutsluis in het Merwedekanaal bij

Utrecht. Al die werkzaamheden vroegen om meer kader. Daarom trad ook broer

Nicolaas in 1904 tot het bedrijf toe. In 1905 volgde de verbintenis met het aanne-

mersbedrijf van Hattum. Ze gingen samen verder onder de naam van Hattum

en Blankevoort.(71).

In 1919 trokken Nicolaas en zijn broer Pieter zich terug uit het samenwerkings-

verband. Wat Nicolaas betreft, had dat zeer waarschijnlijk te maken met ge-

zondheidsproblemen. In mei 1910 had hij een ernstige operatie ondergaan, die

echter goed was verlopen. Maar zijn lichaam had wel zeer te lijden gehad.

Overlijden van Nicolaas Blankevoort en

zijn broers Willem en Pieter

In 1919 sterft op 7 oktober te Haarlem

Willem Blankevoort. Zijn vrouw, Jo-

hanna de Moes heeft hem 18 jaar over-

leeft, als ze op 27 augustus 1937, even-

eens in Haarlem overlijdt.

Pieter, sinds november 1937, weduw-

naar van Grietje Klaver waarmee hij in

1889 getrouwd was, overlijdt op 16 fe-

bruari1946 in Bloemendaal.

Nicolaas woont vanaf 1922 nog enige

tijd in Heemstede, maar is weer naar

Haarlem teruggekeerd.

In 1937 lijdt hij aan een hartzwakte en

heeft last van een behoorlijke bron-

chitis. De omstandigheden zijn wisse-

lend, dan is hij weer wat beter, dan

weer verslechterd zijn toestand. Op 24

januari 1939 is zijn gezondheid van

230

overlijdensadvertentie N. Blankevoort

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 230

Page 232: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

dien aard, dat hij per auto op felicitatiebezoek bij zijn kinderen kan. Later in het

jaar gaat het echter niet meer zo goed. Nicolaas is bijna 78 jaar als hij op 26 juli

1939 op de Zonnekade 15 in Haarlem overlijdt en op de 29e onder grote belang-

stelling begraven wordt. Zijn vrouw, Elisabeth Klomp, was hem op 31 mei 1934

voorgegaan.

Varia

Op 28 mei 1907 vraagt de heer P. van Zalinge Jzn, om, met overlegging van de

vereiste tekeningen, op het terrein van de gasfabriek een houten loods te mogen

oprichten. Dat is akkoord, met inachtne ming van de bepalingen der verorde-

ning op het bouwen en bewonen van woningen.’

31 oktober 1912 sturen een aantal bewoners van de Nieuwezijds Burgwal een

briefje naar B&W met het verzoek ‘wegens de aanbouw van zestien woningen

op genoemde Burgwal het noodzakelijk is geworden dat dier plaatse een gas-

lantaarn worde geplaatst. Dat adressanten vermeenen dat zulks gevoeglijk kan

geschieden door lantaarn nr. 27, staande aan het einde van de Molensteeg, te

verplaatsen’.

De gaskraan dicht

Begin 1916 werd Waterland getroffen door een grote overstroming. In de nacht

van 13 op 14 januari steeg het water van de Zuiderzee zo snel, dat dijkdoorbra-

ken het gevolg waren. Vanwege het water in de straten van de stad was de ga-

stoevoer afgesloten, zodat Monnickendam wekenlang zonder gasverlichting

zat. Na een nieuwe storm, halverwege februari, kon de gaskraan pas op 7 maart

weer open.

Opnieuw elektriciteit in beeld

Het kwam al eerder aan de orde, de elektriciteitsvoorziening had de aandacht

van het stadsbestuur. Op 23 november 1914 schrijft de Raad aan Gedeputeer de

Staten van Noord-Holland:

‘Door onze inlichtingen daartoe in staat gesteld, heeft de Kennemer Elektri -

citeits Maatschappij (K. E.M.) een rapport opgemaakt inzake elektrifice ring

onzer gemeente. Door die elektrificering is het volgens de maat schappij moge-

lijk een uitbreiding van de gasfabriek, waarvan de concessie in 1917 vervalt, en

het buizennet, tegen te gaan, welke anders noodzakelijk zou zijn.

Het gasdebet zal zich dan bepalen tot de straatverlichting, de kook- en verwar-

mingstoestellen en dat deel der particuliere verlich ting, welke zich niet bij het

elektrische net aansluit.

De maatschappij meent dat het voordeliger zal zijn daarvoor het benodigde gas

van een grote fabriek te betrekken, dan het zelf te fabriceren, waardoor de ge-

231

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 231

Page 233: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

meente uit de gas- en elektriciteitsvoorziening een, steeds toenemende bron

van inkomsten kan verkrijgen. Uit het rapport blijkt dat de gemeente, om in de

gasbehoefte van haar inwoners te blijven voorzien

1. of het gas zelf zal moeten fabriceren, hetzij het betrekken van een naburige

gasfabriek

2. of zal moeten zorg dragen voor distribu tie van de elektrische stroom door de

Maatschappij en gros aan de gemeente geleverd.

Voor dat het gemeentebestuur zaken zal doen met de K. E.M. zal er eerst een

deskundige commissie naar kijken.

Gasverordening

Terwijl er nagedacht wordt over het gaan gebruiken van elektrici teit in de stad,

wordt er op 21 december 1916 nog een verordening be kendgemaakt tot beper-

king van het gebruikt van gas in de ge meen te Monnickendam.

Elektrische verlichting in de stad

Op 28 april 1917 komt het er dan toch van. De Raad besluit: ‘Overwegende, dat

het wenschelijk is over te gaan tot de elektrifica tie van deze gemeente door aan-

sluiting aan het hoogspan ningsnet

van het Prov. Elektriciteitsbedrijf

van Noord-Holland (de P.E.N.) (72);

overwegende dat de gelegenheid

bestaat om dit net van koperdraad

gebouwd te krijgen;

gezien de door de heer Directeur

van het Provinciaal Elektriciteits -

be drijf van Noord-Holland over-

legde begroting van kosten van bo -

ven grondsch net;

gelet op de bepalingen der Ge-

meentewet en in het bijzonder op

art. 194 dier wet

BESLUIT

a. op te richten een gemeentelijk

elektriciteitsbedrijf door aanslui-

ting aan het hoogspanningsnet van

het Prov. Elektriciteitsbedrijf van

Noord-Holland

b. B&W te machtigen met het Pro-

vinciaal Elektriciteitsbedrijf een

232

verordening gas

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 232

Page 234: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

stroomleve ringscontract overeenkomstig het in 1914 door de K. E.M. ingedien-

de concept af te sluiten voor de tijd van vijf en twintig achtereenvolgende jaren;

c. B&W te machtigen met hetzelfde Provinciale bedrijf een exploita tiecontract

af te sluiten, voorlopig voor den tijd van twee jaren;

d. de straatverlichting in de bebouwde kom der gemeente te doen plaats vinden

door middel van elektrisch licht;

e. het Gemeentelijk Bedrijf in werking te doen stellen voor of op 1 Januari 1918

en

f. het bouwen van het plaatselijk net op te dragen aan het Provinciaal Elektrici-

teitsbedrijf van Noord-Holland voor f 17.400,-, het leveren der elektriciteitsme-

ters der gewone lichtaansluitingen tegen f 15,- grootere meters tegen kostprijs

plus tien procent en het maken der huisaansluitin gen (van koperdraad) tegen f

10,- per gewone aanslui ting’.

Uiteraard moet er een goede overeenkomst worden opgemaakt die er, na wat

‘gesprek’ op onderdelen al snel komt.

Gratis lichtpunten

Om het gebruik te stimuleren wordt besloten dat alle ingezetenen die zich voor

1 juli 1917 voor aansluiting aan het plaatselijk electriciteitsnet aanmelden, drie

gratis lichtpunten of twee gratis lichtpunten, geheel compleet zullen krijgen.

Tijdens een openbare aanbesteding is het leveren van deze gratis lichtpunten

gegund aan de NV Electrotechnische Installatie Maatschappij, voorheen ’van

Vrede en Bais’ te IJmuiden. Een gewoon lichtpunt kost f 9,25 en twee lichtpun-

233

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

gebouw P. E.N.

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 233

Page 235: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

ten geheel compleet f 24,25. Waar bij het nemen van het leveringsbesluit nog

niet precies kon worden opgegeven hoeveel percelen er zouden worden aange-

sloten, blijken dat er op 9 augustus 477 te zijn. Dat heeft de verwachting ver

overtroffen en daarom wordt er besloten een lening aan te gaan van f 40.50,-.

Elke aansluiting kost de gemeente f 25,- waar nog eenzelfde bedrag bijkomt

voor de tariefmeters en de huisaansluitingen.

Het bedrijf komt op gang

De overeenkomst tussen de gemeente en de P. E.N, van 23 november 1917 is door

G.S. van Holland op 12 december goedgekeurd. De bijbehorende ‘Verordening

op de inrichting en het beheer van het elektriciteitsbedrijf der gemeente Mon-

nickendam’ bestaat uit vijftien artikelen die het bedrijf in goede banen moeten

leiden. In die artikelen is er o.a. aan-

dacht voor wie welke verantwoorde-

lijkheden heeft en het te volgen finan-

ciële beheer. Als het bedrijf winst

maakt, wordt dat bedrag gereser-

veerd. Is er verlies dan wordt het ver-

lies door de gemeente aangevuld.

Op 21 november 1917 ontvangt de

Raad een briefje van de P. E.N: ‘Inge-

volge de met u afgesloten stroomleve-

ringsovereenkomst hebben wij de eer

U beleefd mede te deelen dat de

stroomlevering aan uw gemeente op

15 november jl. een aanvang heeft ge-

nomen en verzoeken wij U beleefd

ons deze datum per aangetekend

schrijven te willen bevestigen. Onder-

tekend door de directeur van de

P. E.N., ingénieur électricien F.A.

Smit-Kleine. Die bevestiging volgt op

21 november. Zo gaat Monnickendam,

net als talloze andere gemeenten, een

nieuw tijdvak in.

Stroomstoring

Dat er ook toen al wel eens stroomstoringen waren, blijkt uit het notulenboek

van het weeshuis. Op 22 maart 1918 zal de installatie plaatsvinden van een

234

muntgasmeter en

gasmuntje

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 234

Page 236: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

nieuw benoemde regent en regentes. Regent Oosterbaan, inmiddels op hoge

leeftijd, neemt na 21 jaar afscheid. Klaas Strubbe is zijn opvolger, terwijl regen-

tes van der Zwaal wordt opgevolgd door mej. Lakeman-Klomp. Als het officiële

gedeelte voorbij is ‘worden er enige versnaperingen rondgedeeld en nuttige ge-

sprekken gevoerd. Maar geheel onverwacht valt het licht uit en bevonden wij

ons in een zwarte duisternis. Na tevergeefsch op terugkeer van licht te hebben

gewacht, moesten we ’t verdere van de avond met een paar kaarsjes tevreden

zijn. In weerwil van het weinige licht werd toch nog eenige tijd gezellig gepraat

en werd tenslotte de vergadering met dankgebed besloten’. Leuk toch?

Het contract met Blankevoort loopt af

Hoe ging het ondertussen met de gasvoorziening? Op 1 juli 1917 loopt de

overeen komst met dhr. Blankevoort af. De Raad staat voor een moeilijke keus:

de fabriek overnemen of verlenging van de concessie. En dat in het licht van de

elektrificatie van de stad.

Besloten wordt een adviseur in de arm te nemen. Het wordt voor een jaar de

heer J. H. Boeseman (73), directeur van de gemeentelijke gasfabriek in Enkhui-

zen aan de Oosterhaven en oud-directeur van de gasfabriek te Edam aan het

Oorgat. Hij krijgt voor zijn adviezen een honorarium van f 250,- zo wordt op 3

augustus 1917 genotuleerd.

De gasfabriek aangekocht door de gemeente

Op 29 juni 1917 blijkt echter, aldus de voorzitter, dat de Raad, reeds vroeger, in

een geheime zitting, in beginsel besloten had om, afgaande op een rapport dat

de heer Bakhuis, directeur van de gasfabriek in Den Haag destijds had uitge-

bracht, de gasfa briek van Blankevoort zo mogelijk over te nemen. Dat laatste

gebeurt. De gemeente koopt van dhr. Blankevoort de gasfabriek met loodsen en

toebehoren, benevens de woning met erf, het buizennet en alle roerende goede-

ren, met uitzondering van de kolenvoorraad, cokes en ammonia, voor 20.000

gulden. Een lening van f 21.000 op 21 juni 1917 maakte de betaling mogelijk.

Afgesproken wordt dat Blankevoort de fabriek tot eind van het jaar 1917 zal blij-

ven exploi teren onder de in 1892 afgesproken voorwaarden. Per 1 januari 1918

zal de fabriek dan definitief overgaan naar de gemeente.

Personeel voor de gasfabriek

De gemeente moet nu de gasfabriek runnen. Om de fabriek draaiende te hou-

den is bekwaam personeel nodig. De Raad zet daarom een advertentie voor een

gasmeester die de techni sche leiding van de fabriek zal krijgen. Het wordt de

heer Johannes Zweers te Heusden (74), die op 23 november door de Raad wordt

benoemd als gasmeester van de gasfabriek. Hij begint zijn werk op 1 januari

235

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 235

Page 237: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

1918 en krijgt f 1100,- per jaar salaris met vrij wonen in de dienstwoning aan de

Herengracht (75), met een pensioengrondslag van f 1250,-. Een jaar later wordt

zijn salaris met f 100, - verhoogd.

Er werd nog meer personeel aangetrokken. Dhr. Andries de Wijs, ook werkzaam

tijdens de periode Blankevoort, wordt, samen met twee andere stokers, A. Borst

(76) en F. Verhagen (77), per 1 januari 1918 aangenomen, zo heeft de Raad op 29

december 1917 beslist.

De heren De Wijs, Borst en Verhagen hadden kort daarvoor gezamenlijk een

brief aan B&W geschreven:

‘daar de overgang van de Gasfabriek van de heer N. Blankevoort aan de Gemeen-

te Monnickendam eerdaags zal plaats

hebben, en wij met 1 januari 1918 bui-

ten betrekking geraken, wenden on-

dergetekenden zich hiermede tot het

Gemeentebestuur, met het beleefd

verzoek, om ons, in onze bestaande

functiën aan de gasfabriek te willen

handhaven. Informatie over ons wil

236

5e van links de heer Zweers

handtekeningen werkers in de fabriek

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 236

Page 238: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

den tegenwoordigen beheerder U

gaarne verstrekken. In de hoop op een

gunstig antwoord van U te mogen

ontvangen’, volgt

ondertekening. Hun verzoek is geho-

noreerd. Het waren ervaren mensen

en dat was, denk ik, belangrijk voor

de gemeente.

Op 11 december 1918 schrijft de heer

Zweers een briefje aan het gemeente-

bestuur: ‘Door de tijdsomstandighe-

den gedwongen kom ik namens het

Personeel der Gemeente Gasfabriek

met een beleefd verzoek tot u om

loonsverhoging. Hopend op een gun-

stig antwoord’

Zijn briefje heeft geholpen want de

personeelsleden krijgen, zoals u hier-

onder leest, het jaar daarop allemaal

een loonsverhoging van f 100,-

Andries de Wijs ( u las zijn naam al

eerder) had in 1918 een salaris van f 850,- gulden. Een jaar later is daar f 100,- bij

gekomen. Van dat salaris betaalde hij jaarlijks 8% pensioenbijdrage.

Personeel voor het Gemeentelijk Elektriciteits Bedrijf (G. E. B.)

Ook het gemeentelijk elektriciteitsbedrijf had mensen nodig. Op 20 december

1919 wordt Jacob Bakker (78) tot lijnwerker benoemd.

Als administrateur van het G. E. B. wordt Jan Bootsman aangesteld, geboren op

29 oktober 1892. Op 1 januari 1924 krijgt hij eervol ontslag en gedurende ander-

half jaar, dus tot 1 mei 1925 wachtgeld.

Elektrisch licht in de kerk

Eerder in dit verhaal las u, hoe de grote kerk zondags en op doordeweekse avon-

den door gas en gasgloeilicht werd verlicht.

Het is Ds. J. H. Vaandrager, sinds 1922 Hervormd predikant in Monnickendam,

die in september 1922 tijdens een vergadering van kerkvoogden en notabelen

vraagt, of het niet goed zou zijn het kerkgebouw elektrisch te gaan verlichten.

Maar hij vindt geen gehoor. Pas zeven jaar later, op 27 september 1929, wordt

het besluit genomen om de grote kerk van elektrisch licht te voorzien. Jacob

237

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

werkbriefje A. Borst

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 237

Page 239: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Stam deelt mee dat de aanleg ervan ongeveer 350 gulden zal bedragen. Het was

een hele vooruitgang, zeker ook vanwege het gemak dat er bij kwam kijken. Dat

een en ander door de jaren die volgden verbeterd is, moge duidelijk zijn.

Pieter van Zalinge

Belangrijk voor de energie-voorzie-

ning is ook Pieter van Zalinge (79). In

een briefje d.d. 10 januari 1918 schrijft

hij: ‘Hiermede hen ik de eer U mede te

mogen delen dat ik de benoeming

voor het beheer van Gas en Elektrici-

teit volgens Uw Raadsbesluit van 29

december gaarne aanvaarden wil,

dankzeggend voor het vertrouwen in

mij gesteld’. Hij heeft de aanstelling

maar drie maanden volgehouden,

want op 18 februari volgt een tweede

brief: ‘Hoewel nog onder de indruk

van het vertrouwen door U in mij ge-

steld, kom ik thans tot U met het be-

leefd verzoek, mij met 1 maart a.s. van

de functie als administrateur van het

gas en elektrisch bedrijf te willen ont-

heffen. Daar het Elektriciteitsbedrijf

in wording is, eischt dit naar mijn mening een flinke kracht voor dit beheren en

voel ik mij, op mijn leeftijd, daar niet meer toe geschikt. Tot mijn leedwezen

richt ik dit verzoek tot u, maar meen het in het belang der goede zaak te moeten

doen’.

Overeenkomstig een besluit van de gemeenteraad krijgt hij op 1 april 1918 eer-

vol ontslag als administrateur van zowel de gasfabriek als het gemeentelijk

electriciteitsbedrijf.

Pieter van Zalinge was ook secretaris/boekhouder van het Burgerlijk Armbe-

stuur. Hij vertrekt naar Apeldoorn, woont in bij zijn dochter Grietje van Zalin-

ge, in 1910 in Monnickendam getrouwd met notaris Cornelis Knook uit Fijnaart

en overlijdt aldaar op 25 november 1937, 85 jaar oud. Pieter wordt begraven in

het familiegraf op de begraafplaats van de Hervormde gemeente, waarin ook

zijn vrouw in 1917 en een twaalfjarige dochter in 1892 een plekje hadden gekre-

gen.

Hoe de gasfabriek de eerste jaren heeft gedraaid is niet duidelijk. De 1e Wereld-

238

Pieter Jansz van Zalinge

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 238

Page 240: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

oorlog was gaande en hoewel Neder-

land neutraal bleef, zullen economi-

sche gevolgen niet uitgebleven zijn.

Een verzoek uit Den Haag van het be-

stuur der verenigde gasfabrikanten in

Nederland ‘tot het verlenen van een

jaarlijkse subsidie ter bestrijding van

koolen, van werkzaamheden en be-

moeingen welke strekken ten bate

van de gasbedrijven’ wordt afgewe-

zen.

Het gaat niet goed met de gasfabriek

De exploitatie van gasfabriek na de 1e

Wereldoorlog staat sterk onder druk,

omdat het verbruik te wensen over-

laat. Nee, het gaat niet goed met de

gasfabriek. Als in 1922 de winst- en

verliesrekening van zowel het elektri-

citeitsbedrijf als het gasbedrijf worden opgemaakt, blijkt de eerste een winst

gemaakt te hebben van f 1816,43 maar kent het gasbedrijf een verlies van f

3057,50. Daarom treedt het stadsbestuur in overleg met Edam over leverantie

van gas door de gasfabriek aldaar. Allerlei voorstellen passeren de revue.

Het Provinciaal Bestuur bericht op 2 januari 1924 dat een overeenkomst met

Edam geen verlaging van de kosten met zich meebrengt en dat een overeen-

komst wordt afgeraden, tenzij op een bepaald moment de eigen Monnicken-

damse capaciteit te laag zou zijn. In dat geval zou Edam het tekort kunnen aan-

vullen.

De gasfabriek in Edam (80)

De Edamse gasfabriek lag aan het Oorgat, een goed bevaarbaar water, belangrijk

voor de aanvoer van steenkool. De fabriek is in 1863 gebouwd door de Hilver-

sumse civiel ingenieur Jan Hendrik van Kooten. In 1868 werd voor het eerst gas

geleverd. Het zal aan het Oorgat een klein fabriekje zijn geweest, waar de men-

sen hard gewerkt hebben om de kolen met handkracht uit de schepen te lossen.

Met lorries en/of kruiwagens werden de kolen naar de ovens gebracht. Opslag

van het verkregen gas was nauwelijks aanwezig en het verbruik van de gaslan-

taarns, zowel van de straatverlichting als van de openbare gebouwen en wonin-

gen was voor onze begrippen laag.

De gemeenteraad van Edam was er niet zo gelukkig mee, dat de gasproductie in

239

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

grafsteen fam. Van Zalinge

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 239

Page 241: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

handen was van particulieren. Er werden besprekingen gevoerd om daar op ter-

mijn veranderingen in aan te brengen. In 1887 werd de gasfabriek door de ge-

meente aangekocht voor f 10.000,- waardoor deze vanaf 1 januari 1888 eigenaar

was van de rechten, de grond en de gebouwen. Twee jaar eerder had de gemeen-

te de straatverlichting uitbesteed aan de gasfabriek, die tot 1952 heeft bestaan.

In augustus 1952 besloot de gemeenteraad toe te treden tot het gasbedrijf Zaan-

streek-Waterland, waarna niet lang daarna de fabriek aan het Oorgat werd afge-

broken.

Terug naar Monnickendam

De administratie van de gasfabriek werd op 1 januari 1924 overge dragen aan de

gemeente-ontvanger, Jan Mol (81), tegen een jaarwedde van f 300, -

Maar ondanks de inzet van deze ongetwijfeld bekwame gemeenteontvanger,

werd het verlies van de gasfabriek elk jaar groter. In 1926 verloor het bedrijf op

elke kubieke meter gas 8 cent. Dat werd mede veroorzaakt door een staking in

Engeland, waardoor men gedwongen was om dure Duitse kolen te kopen, maar

waaruit men maar weinig gas kon produceren.

Het stadsbestuur keek rond of er gegadigden waren die de gasfabriek over zou-

den willen nemen. Maar noch de Ned. Continental Gas Mij, de Mabeg in Urecht,

de Ned. Indische Gasmij te Rotterdam of de Noorse Gas Mij te Den Haag zagen

240

gasfabriek Edam

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 240

Page 242: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

iets in het noodlij dende bedrijf van Monnickendam. Ook contact met de gasfa-

briek van Amsterdam haalde niets uit. Daarom werden er opnieuw onderhan-

delingen met Edam gevoerd.

Moeilijke positie

Hoe moeilijk de gemeentegasfabriek van Monnickendam het had, blijkt bv. op

21 juni 1927. In een vergadering van de lichtcommissie wordt de toestand van de

fabriek besproken. ‘Eene blijvende expoita tie der bestaande fabriek wordt on-

doenlijk gevonden, de kosten van interest en afschrijving voor ovenbouw, ver-

bouwing, nieuwe gaske tel, buizennet etc, gevoegd bij de bestaande kosten,

moeten een groot verlies blijven opleveren’. De directie van de gasfabriek dringt

daarom aan op een overeen komst met Edam.

De Raad stuurt opnieuw een brief naar Edam met het verzoek om ‘billijker

voorwaarden dan destijds (verwezen wordt naar de concept overeenkomst d.d.

22 mei 1923) werden aangeboden. Met het oog op de toestand van de Monnic-

kendamse gasfabriek, wordt aangedrongen op een spoedig antwoord.

Op 10 oktober 1927 komen verte genwoordigers van Edam en Monnickendam in

het stadhuis bijeen voor een nieuw, intensief overleg. Gespro ken wordt over een

looptijd van 25 jaar, de levering, de prijzen. Ook leverantie aan Katwoude komt

aan bod. Edam is bereid het buizennet over te nemen en ook de meters, maar

niet het perso neel van de Monnickendam mer gasfa briek.

Geen doorbraak

Ook dit gesprek levert echter geen echte doorbraak op in de ontstane impasse.

Ondertussen heeft het Gemeentebestuur op 10 maart 1928 de Vereni ging van

Neder landsche Gemeenten (advies- en organisatiebureau voor gemeentebe -

drijven) om advies gevraagd. Een antwoord volgt op 29 maart dat echter voor

het gemeentebestuur niet echt soelaas biedt. Er zijn wel wat wijzigin gen in het

Edamse voorstel aangebracht, maar het leidt nog steeds niet tot een werkbare

overeenkomst.

Op 23 april gaat er een ‘brandbrief’ naar G.S. van Noord-Holland: ‘Herhaaldelijk

wordt door ons bij Edam op spoed aangedron gen tot het sluiten van een overeen-

komst te geraken, temeer ook daar onze fabriek in zodanige toestand komt te

verkeren, dat plotse ling stopzetten van gasleve rantie niet uitgesloten is’.

U ziet, de nood was hoog. Het is niet ondenkbaar dat Edam opzettelijk lang

wachtte met een nieuw voorstel, om een zo gunstig mogelijke onderhande-

lingspositie te verkrij gen. Maar een spreekwoord zegt: wie het onderste uit de

kan wil hebben krijgt het lid op de neus. Het lijkt me toe dat dat van toepassing

is op de besprekingen tussen Monnickendam en Edam. Wel waren er op 8 mei

241

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 241

Page 243: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

1928 door het gemeentebestuur van Edam een aantal veranderingen aange-

bracht in een soort concept-overeenkomst, verband houdend met opmerkingen

en voorgestelde wijzigingen die door Monnickendam waren geuit, maar tot de-

finitieve afspraken was het nog steeds niet gekomen.

Gas uit Purmerend

Plotseling is er een nieuwe ontwikkeling. Op 20 juli 1928 komt er een brief van

de gemeente Purmerend over gaslevering door het hoog ovenbedrijf te Velsen,

waar zij gas van betrekken.

Met het gemeentebestuur van Purmerend wordt geheim overleg gevoerd, om te

zien, of er via die weg een voordeliger aanbod is. Dat blijkt inderdaad het geval

op 14 september, gevolgd door een verdere uitwerking op 8 en 17 oktober, doet

Purmerend een aanbieding die in Monnickendam met twee handen wordt aan-

gegrepen. Op 23 oktober gaat er een brief naar Purmerend met de volgende in-

houd: ‘In een donderdag jl. gehouden geheime vergade ring van de gemeente-

raad is in behande ling genomen uw aanbieding tot het leveren van gas aan deze

gemeente op basis van distributie, vervat in uw brieven van 8 en 17 oktober jl.

Met algemene stemmen besloot de Raad in principe bereid te zijn op uw aanbod

in te gaan’.

Dat besluit wordt, dezelfde dag nog, meegedeeld aan het stadsbestuur van

Edam, waar dat wel met gemengde gevoelens zal zijn ontvangen, zo is mijn in-

schatting.

Maar het Stadsbestuur van Monnickendam ziet plotseling een weg om uit de

slechte economische omstandigheden te geraken.

Purmer

De volgende stap is het overleg met het dagelijks bestuur van het Waterschap

‘de Purmer’ vanwege de noodzaak om een gasleiding vanuit Purmerend, via de

Purmer, naar Monnickendam te leggen. Het Waterschap geeft toestemming

voor een persleiding, mits de bewoners van de wegen waarlangs de leiding zal

worden gelegd in de gelegenheid worden gesteld hiervan ook gas te betrekken

op dezelfde voorwaarde als de bewoners van Monnickendam, aldus een brief

van 15 maart 1829.

Voor er een definitief besluit is genomen om met Purmerend in zee te gaan,

komt er een verzoek binnen van de directie van de NV Nederlandsche Continen-

tal Gasmij te Oosterbeek betref fende overname van de gasfabriek van Monnic-

kendam als de onder handelingen met Edam niet door zouden gaan. Maar Oos-

terbeek is te laat, de onderhandelin gen met Purmerend zijn al in een ver gevor-

derd stadium.

242

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 242

Page 244: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Laatste poging van Edam

Op 23 juli 1929 doet Edam nog een laatste poging om met Monnickendam ver-

bonden te raken. In een eerder gesprek hadden zij gemeend aangetoond te heb-

ben, goedkoper te zijn dan Purme rend. En, niet onbelangrijk, de fabrieksbaas

van Edam heeft om zijn ontslag gevraagd, waardoor de weg vrij zou komen, om

de gasmeester van Monnic kendam aan te nemen als zijn vervanger.

Maar het is te laat. Op 12 augustus 1929 schrijft de Raad aan het bestuur van

Edam dat Monnickendam definitief met Purmerend in zee gaat. Men had wei-

nig keus. De kolen werden alsmaar duurder, terwijl de inkomsten sterk achter

bleven. Bovendien was het in februari 1929 bar koud en moesten er extra kosten

gemaakt worden om kolen te krijgen. De opbrengt uit gaslevering bedroeg in

1929 f 2800, - minder dan in 1928.

Gasfabriek gesloten; personeel ontslagen

Vier dagen later wordt aan Edam ge schreven dat het overleg definitief wordt ge-

stopt. Op dezelfde datum, 16 augustus worden beide beslissingen meege deeld

aan G.S. van Noordholland.

Op 29 augustus 1929 is de overeenkomst (19 artikelen) met Purme rend rond en

wordt de overeenkomst door beide partijen onderte kend.

Een en ander loopt zo voorspoedig, dat de gemeenteraad op 16 mei 1930 kan be-

sluiten om de gasfabriek van Monnickendam per 1 juni van dat jaar te sluiten.

Alle bezittingen van de gasfabriek worden verkocht.

Het voltallige personeel wordt ontslagen. Gasmeester J. Zweers wordt met

f 6000,- afge kocht en krijgt op 1 juni 1930 eervol ontslag. Bovendien krijgt hij over

een periode van 6 jaar en 8 maanden wachtgeld. Dat is eerst f 2170 per jaar, maar

zal terugvallen tot f 1726 per jaar. Hij vertrekt op 14 juni 1930 naar Amsterdam.

Fitter Andries de Wijs wordt eveneens afgekocht. Op 13 november schrijft hij

een briefje waarin hij het gemeentebestuur vraagt de toegezegde f 2500,- bij af-

keuring en f 3000,- bij goedkeuring. Hij wordt ongeschikt verklaard voor zijn

baan met de aantekening dat zijn ziekte niet het rechtstreeks gevolg is van de

uitoefening van zijn dienst. Bij zijn eervol ontslag op 15 mei 1930 krijgt hij der-

halve het lagere bedrag f 2500,-

Stoker Borst schijft op 13 november 1929 een soortgelijk briefje: ‘Volgens ons

onderhoud over de wachtgeld regeling, zou ik gaarne de afkoopsom ineens

hebben en wel bij afkeuring f 3000,-, zo ik goed gekeurd mag worden f 4000,-

Op 13 februari 1930 krijgt hij te horen dat ‘de Raad hem voor verdere waarne-

ming van zijn betrekking ongeschikt acht maar dat zijn ziekte niet het recht-

streeks gevolg is van het uitoefenen van zijn dienst. Als hij per 15 mei 1930 eer-

vol ontslagen wordt krijgt hij geen 4000, maar f 3000,- gulden mee.

243

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 243

Page 245: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Dhr. J. Mol wordt op wachtgeld ge steld en P. Hogetoorn krijgt een plek bij de

gemeente-reiniging.

De elektriciteitsvoorziening

Eindelijk was het gemeentebestuur van het verlieslijdende gasbedrijf af. Maar

hoe zat met de elektriciteitsvoorziening van de stad?

Het gemeenteverslag over 1930 meldt dat de politie elke avond de straatverlich-

ting controleert om te voorkomen dat zich, door onvoldoende verlichting, on-

gelukken zouden kunnen voordoen. Dat zal de volgende jaren zo blijven. Maar

er gaat wel wat veranderen.

Op 7 mei 1931 wordt het overnamecontract getekend waarbij de gemeente het

complete laagspanningsdistributie net, met inbegrip van het straatverlich-

tingsnet, armatu ren, aansluitin gen, elektriciteitsmeters, gereedschappen, het

kassaldo, banksaldo, vorderingen etc. aan de Directie van het Provinciaal Elek-

triciteitsbedrijf Noord-Holland, de P. E.N. Zij zullen in het vervolg de stadsver-

lichting gaan verzorgen. Hier volgen een paar belangrijke bepalingen uit de

overeen komst:

244

overnamelijst van de gemeentelijke electr. bedrijven

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 244

Page 246: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

art. 1. De Provincie (de PEN dus) neemt de zorg op zich voor de elektrische

straatverlichting binnen de gemeente, waaronder verstaan wordt het onder-

houd van het bestaande straatverlichtingsnet en de aansluitingen der lantaarns

en eventueel het onderhoud van de op het straatverlichtingsnet aangesloten

lantaarns en lichtpunten, benevens de levering van de voor de openbare straat-

verlichting benodigde elektrische energie, op de in deze overeenkomst vervatte

voorwaar den

art. 2. De Provincie heeft het recht tot het leggen, maken, hebben, herstel len,

verwijderen van leidingen en andere voor de straatverlichting nodige werken

op, over, in, van en uit de aan de gemeente toebehorende wegen, straten, wate-

ren en andere eigen dommen.

De richting en de plaats dezer leidingen en werken worden door de Directie in

gemeen overleg met B&W van de gemeente vastgesteld

De artikelen 3 en 4 gaan over het onderhoud, met onder art. 4 de bepaling dat

defecte lampen en smeltzekeringen door de gemeente worden uitgewis seld; de

kosten daarvan, waaronder de aanschaf van nieuwe lampen en zekeringen

komt voor rekening van de gemeente.

Art. 5 gaat over de tarieven. De gemeente betaalt ieder jaar voor elk boven-

gronds aangesloten lichtpunt

f 6,50 en voor een ondergronds f 9,- Deze vergoedingen vervallen als de lan-

taarns het eigendom zijn van de gemeente.

Om de elektriciteit op te wekken zijn kolen nodig. Ook daarover worden afspra-

ken gemaakt. Die kolen komen van de staatsmijnen Wilhelmina, Hendrik en

Emma in Limburg.

Volgen er nog wat artikelen over schade, storingen etc. waarbij wordt genoemd

dat de gemeente regelmatig controle zal uitoefenen op de straat verlichting.

Alle lantaarns zullen vanwege de provincie genum merd worden om een even-

tuele storing gemakkelijk te kunnen doorgeven.

In de Gemeentelijke Elektriciteits Bedrijf werkte al heel wat jaren assistent-

lijnwerker J. Stam. Vanwege overdracht van het G. E. B. aan de gemeente Noord-

Holland krijgt hij op 1 augustus 1931 eervol ontslag.

Het buitengebied

Ook buiten de stad komt, zij het nog op bescheiden schaal, een ‘netwerk’. Op 4

februari 1931 wordt gesproken over een bovengronds laagspan ningsnet langs

de Purmerenderweg voor de stroomlevering aan twee percelen en idem in de

Monnickemeerpolder voor de aansluiting van vijf percelen. Elke aansluiting

krijgt twee lichtpunten en een stopcontact.

245

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 245

Page 247: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Het bovengrondse net langs de Kloosterdijk zal worden vervangen door een on-

dergronds net, in plaats van het verbeteren van het bovengrondse.

Ook komt er een lantaarn voor de verlichting van de Kloosterbrug en aan de

Purmerenderweg bij de viersprong.

Gedeeltelijke sloop gasfabriek

Ondertussen heeft de sloop van een deel van de oude gasfabriek plaats, met

name de voormalige stokerij en loodsen. De directeur der Technische Gemeen-

tebedrijven Purmerend, belast met gas en elektriciteit, vraagt op 6 november

1931 of het mogelijk is ‘om de toegang naar het meter- en regulateurgebouwtje

te doen verbeteren door het aanbrengen van een bestrating’. De gasfabriek zelf

vindt z’n einde in 1950.

Nieuwe contracten

Als een en ander een jaar of vijf gedraaid heeft, volgt er op 20 februari 1936 een

nieuw straatverlichtingscontract tussen de PEN en de gemeente Monnicken-

dam, dat voor het stadsbestuur ca. f 400,- voordeli ger uitpakt. Wel is de kolen-

prijs behoorlijk gestegen. Die ligt boven f 8,50 per ton

Op 5 april 1940, net voordat de tweede Wereldoorlog uitbreekt, wordt een ver-

nieuwd contract met de P. E.N. in Bloemendaal afgesloten.

Over de straatverlichting (want daar gaat het in dit artikel immers vooral om)

wordt gezegd dat de provincie die zorg op zich neemt. Het gaat om aanleg, on-

derhoud, van de aansluitleidingen naar en van de lichtpunten, benevens de le-

vering voor de straatverlichting benodigde elektrische energie. Onder licht-

punten worden verstaan: lantaarns op paal, wandarmen, overhanglam pen.

Het zijn de ‘lichtpunten’ in de stad tot op vandaag, zij het dat er geduren de de

voorbije 65 jaar de nodige modernisering heeft plaats gevonden. En of straatver-

lichting in de huidige vorm zo blijft, zal de tijd leren. De ontwikke ling van de

(verlichtings)techniek gaat zo snel dat er vast nog heel wat veranderingen op

komst zijn.

Ik vermeld voor de volledigheid de oprichting van het gasbedrijf Zaanstreek-

Waterland in 1951, een samenwerkingsverband tussen een groot aantal Noord-

Hollandse gemeenten, waaronder ook Monnickendam. Gas werd ingekocht bij

Hoogovens IJmuiden. Het gasbedrijf is in 1973 opgeheven.

Aardgas

Op het gebied van gas was er een ontwikkeling die een aantal van ons zich nog

wel herinneren.

Op 17 juni 1948 was er bij Coevorden op 2785 meter diepte een aardgas vondst,

geëxploiteerd door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (N.A.M.). Maar meer

246

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 246

Page 248: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

in de herinnering is wellicht de ontdekking van de grote aardgasbel bij Slochte-

ren. In 1963 werd de Nederlandse Gasunie opgericht.

Laatste notities

Wat betreft de ontwikkelingen met de P. EN. Op 22 oktober 1955 komt de straat-

verlichting op de agenda van de Gemeenteraad. Opgemerkt wordt dat op ver-

schillende plaatsen binnen de bebouwde kom verbetering van de straatverlich-

ting dringend nodig is. Gedacht wordt om de 99 lichtpunten in de bebouwde

kom te vervangen door 199! lichtpunten met TL-buizen. De P. E.N. kan nog geen

bedrag noemen dat daar mee gemoeid is, maar heeft wel een opgaaf van de ge-

middelde kosten per lantaarn bij gebruik van TL-buizen. De gemeente berekent

dat dan de jaarlijkse lasten, tot dusver ongeveer f 5800,- dan ongeveer f 7200,-

zullen bedragen. Maar, zo redeneert men, voor de gemeente Monnickendam,

met haar vele grachten en kaden en met haar bedrijvigheid – ook bij avond en

nacht – in de visrokerijen, vereist de openbare veiligheid een belangrijke verbe-

tering van de straatverlichting. U merkt, een heel ander geluid dan halverwege

de 19e eeuw!

‘Uit de demonstratie van het P. E.N. op 21 oktober j.l. is u wel gebleken dat de

TL-verlichting een zeer goede oplossing zal betekenen’.

Mei 1956 is er een kostenraming van de P. E.N. voor 190 lantaarns, waarvan 104

binnen de bebouwde kom en 51 in het ‘buitengebied’ waaronder de Purmer,

Oosterweg, Oudelandsdijkje, Monnickenmeer en Overleek. Totaal gaat het om

een bedrag van ruim f 5100,-

In 1958 komt er ook aandacht voor de veiligheid op de provinciale weg Broek in

Waterland – Edam. Er is veel gevaar voor de wielrijders vanwege het ontbreken

van verlichting bij oversteek gelegenheden. In 1959 wordt een en ander verbe-

terd.

Permanente verlichting op de Langebrug komt 16 maart 1967 aan de orde. Op de

begroting van dat jaar wordt bovendien geld uitgetrokken voor feestverlichting

ter bevordering van het toerisme.

Daarmee sluit ik het verhaal over de straatverlichting af. Lang niet alles wat over

dit onderwerp na 1811 is opgeschreven, heb ik in dit verhaal kunnen verwerken.

Maar wat U las geeft een indruk van wat door de eeuwen heen gedaan is om

Monnickendam tot een ‘verlichte’ stad te maken. De huidige bewoners kunnen

zelf beoordelen of de lichtvoorziening in hun stad voldoet aan de eisen van deze

tijd.

247

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 247

Page 249: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Besluit

Het was een lange weg van de 17e naar de 20e eeuw. Via kaarslicht, olielampen,

gaslantaarns en gloeilampen kwamen we in het ‘heden’. Vergelijken wij ons

leven met dat van onze verre voorouders, die met kaars en olielamp hun weg

door de duisternis moesten zoeken, dan is de conclusie zeker gewettigd, dat de

gunstige ontwikkeling van het economische leven voor een belangrijk deel

mede te danken is aan de moderne lichttechniek. Was de wereld eeuwenlang in

het donker gehuld, vandaag laten satellietfo to’s gebieden zien (Noord-Ameri-

ka, West-Europa) waar het altijd licht is’. Zoveel licht zelfs dat er gesproken

wordt over lichtvervui ling! Regeringspartijen dringen aan op duurzamer

straatverlichting die op een aantal plaatsen eerder uitgaan. Zonder dat dat ove-

rigens ten koste mag gaan van de verkeersveiligheid. Maar onze voorouders

hadden daar geen weet van.

Het moet gezegd, het stadsbe stuur van Monnickendam liep meestal niet voor-

op als het ging om veranderingen. Dat zal dikwijls veroorzaakt zijn door gemis

aan financiële armslag (de 19e eeuw staat bekend als een eeuw van armoede)

maar m.i. soms ook wel eens door gebrek aan visie en durf en misschien wel van-

wege persoonlijke controverses.

Tijdsomstandigheden echter ‘dwingen’ soms tot het maken van keuzes, waar je

op een later tijdstip alleen maar dankbaar voor kunt zijn.

Het gaat in dit artikel over ‘licht in de duisternis’ Dat heeft in mijn denk- en be-

levingswereld normaliter een geestelijke dimensie, maar mag het verhaal in dit

jaarboekje op een andere manier ‘lichtgevend’ zijn.

Reacties en aanvullingen kunt u mailen naar: cae-grootAzonnet.nl

Actualiteit

Tijdens het schrijven van dit verhaal kreeg ik artikelen uit het Noord-Hollands

Dagblad onder ogen met het verhaal dat het terrein, waar voorheen de gasfa-

briek van Monnickendam heeft gestaan, sterk is verontreinigd. Ruwweg de

grond tussen de huidige Tuinstraat, de Burg. Versteegstraat en de Nieuwezijds

Burgwal. Na de sloop van de fabriek, zo rond 1950, zijn er op het terrein huizen

gebouwd, zonder dat de grond is gesaneerd. Bodemonderzoek heeft sterke ver-

ontreiniging van de grond en het grondwater aangetoond. Dat stemt overeen

met de bevindingen in Enkhuizen. In 2002 werd daar begonnen met de sloop

van de gasfabriek, waarna in 2003 de grondsanering een aanvang nam, zo lees ik

248

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 248

Page 250: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

op de site van Oud-Enkhuizen. Er werden teerputten aangetroffen die in de

loop van dat jaar zijn geruimd. Men ging diep, zeer diep, zelfs tot zo’n acht

meter. De erfenis van het verleden werd per schuit afgevoerd.

Ook Purmerend heeft een paar jaar geleden zo’n sanering van haar gasfabriek

gekend, zo leren sommige internetsites.

Midden vorige eeuw was men, zo kort na de 2e Wereldoorlog, volop bezig met

de wederopbouw van ons land. Milieugroepen waren een onbekend fenomeen

en de kennis omtrent vervuilde grond had op geen stukken na het niveau als

vandaag.

Gelukkig heeft het ministerie van V. R.O.M. de sanering van voormalige gas -

fabriekterreinen hoog op de agenda staan. Mogelijk kan ook Monnickendam

daarvan profiteren.

Bronvermelding

Algemeen:

* Geschiedenis der gasverlichting in Nederland, 1809-1850, Dr. Ir. J. Mac Lean, Walburg Pers,

Zutfen, 1977

* Van toen naar nu, D. Kerssens, Zaandam

* Een halve eeuw PEN, 1917-1967

* Nederland, honderd jaar geleden. L.A. van Heiningen, Elmar, Rijswijk.

* Het licht der Lamp-Lantaren, Kleine geschiedenis van de straatverlichting, H. Besselaar,

Eindhoven, Eidor 1969

249

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 249

Page 251: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

* Het oude licht, Antoinet van de Linde, Bura boeken, Eindhoven 1980

* Monnickendam in Waterland, Addy van Overbeeke, stichting Matrijs,Utrecht 2005.

* Van Monnikenwerk naar Parochiekerk, eigen

uitgave van de Antoniusparochie, 2000.

* Herinneringen aan Oud-Monnickendam, J.

Veltrop, 1975

* Rondom het grote orgel van Monnickendam,

dl. 1-8, G. Verloop, Schagen

* Internetpagina’s op trefwoord.

Bronnen Monnickendam voor 1814:

* Vroedschapresoluties 1623-1795

* Memorialen van de burgemeesters, 1692-1795

* Resoluties van de Representanten van het

volk, van de Municipaliteit en de Raad, 1795-

1811

* Stadsrekeningen 1674-1813

* Inkomsten en uitgaven van de kerkvoogdij

van de Gereformeerde gemeente 1607-1811.

Bronnen Monnickendam na 1814:

* Notulen van de vergaderingen van de Gemeenteraad Monnickendam en B&W 1814-1943

* Ingekomen en uitgaande brieven van het gemeentebestuur

* Gemeenteverslagen Monnickendam 1889-1935

* Rekeningen van inkomsten en uitgaven van de gemeente Monnickendam

* Instructies voor de ambtenaren, in dienst van de gemeente Monnickendam

* Persoonsdossiers van gemeentepersoneel1892-1943

Dank aan:

de medewerkers van het Waterlands archief, Purmerend

mevr. J.S. D. Blankevoort – van der Lem

dhr. G. J. Kater

dhr. A. van Zalinge

dhr. E.C. de Vries van Oud-Enkhuizen

informanten van de diverse genealogische groepen op Internet

250

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 250

Page 252: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Noten

1. * Deze bijdrage aan het jaarboekje 2008 gaat over de straatverlichting van Monnickendam

vanaf ca. 1690 tot halverwege de 20e eeuw. Het verhaal is over vier (energie)perioden verdeeld:

I. Kaarsen, II. Olie, III. Gas en IV. Elektriciteit. Elk deel begint met een stukje geschiedenis,

waardoor de ontwikkelingen van de lichtvoorziening in Monnickendam deel uitmaakt van de

Europese geschiedenis.

* Er zijn twee bijlagen:

de namen van kaarsenmakers uit de 17e en 18e eeuw

personalia van de lantaarnopstekers uit diezelfde periode.

* Van de historische verenigingen van Broek in Waterland, Edam en Purmerend heb ik infor-

matie uit hun periodieken toegestuurd gekregen. Daarvan is een gedeelte in dit verhaal ver-

werkt.

* De betekenis van vreemde woorden staan tussen haakjes, gevolgd door mijn initialen caeg.

2. Erfgoed, de Nederlandsche geschiedenis in 100 documen ten, Else vier.

3. Nacht en ontij. Geschiedenis van het duister, blz. 41vv. Roger Ekirch. Uitg. De Bezige Bij,

2006. Oorspronkelijke titel: At Day’s Close: Night in Times Past. Ekirch is Amerikaans histori-

cus en hoogleraar aan de Virginia Tech Universiteit, VS.

4. Het woord kandelaber is afgeleid van het

latijnse candela dat kaars betekent. Een kan-

delaber is een bouwelement in de vorm van

een kandelaar met meerdere armen, dra-

gend, maar vaak ook decoratief bedoeld en

soms uitgewerkt als zuil (zie afbeelding hier-

naast).

5. Met het ‘Avondland’ wordt het continent

Europa bedoeld. Het woord ‘Europa’ is ver-

moedelijk afgeleid van het Fenicische ‘ereb’

dat zonsondergang betekent. Vanuit Fenicië

gezien gaat de zon boven Europa onder. Van-

daar dus de naam ‘Avondland’ (Bron: Wiki-

pedia).

6. Zie Monnickendam in Waterland, Addy

van Overbeeke, blz. 35vv.

7 ‘De eerste vermelding van Monnickendam

dateert uit de tijd toen deze plaats al decennia lang was bewoond. Dan wordt Monnickend am

genoemd in een kroniek, geschreven door Melis Stoke, een laat-13e eeuws historie schrijver van

Holland. Als ambtenaar op de grafe lijke kanselarij van Floris V en Willem III schreef hij een

rijmkroniek die de geschiedenis van Holland behandelde tot 1305. In het zesde boek van deze

kroniek staat vermeld dat de Friezen de bisschop van Utrecht, Willem van Mechelen, te hulp

251

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 251

Page 253: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

wilden komen in zijn strijd tegen Jan, de graaf van Holland. Met hun leger kwamen ze over zee

en landden in 1297 bij Monnickendam, waar ze door de Waterlanders verslagen werden’. Uit:

‘Van Monnikenwerk naar Parochiekerk’,uitgave van het Parochie bestuur van de H. H. Nico-

laas- en Antoniusparochie, Monnickendam 2000, blz. 20. Zie ook ‘Bijdragen voor de geschiede-

nis van het bisdom Haarlem, deel 28 uit 1904., blz. 129.

8. Holland (het woord wordt voor het eerst in 1064 gebruikt) staat hier voor latere de Noordelij-

ke Nederlan den die via de Republiek der zeven verenigde Nederlanden en de Bataafse Repu-

bliek zijn geworden tot het Koninkrijk der Nederlanden van vandaag. De provincie Holland

werd in 1840 verdeeld in Noord- en Zuid-Holland.

9 Olijfolie, al zo’n 4000 jaar v. Chr. gebruikt, is een plantaardige olie, geperst uit olijven, de

vrucht van de olijfboom. Het is niet alleen een voedingsmiddel, maar ook, toen er nog geen

elektriciteitscentrales en gasleidingen bestonden, ook een energiebron voor warmte en licht.

De olijfboom werd in 1200 v Chr. door de Feniciërs naar Italië gebracht.

10. Een gedeelte uit een gedicht van A.C.W. Staring ter gele genheid van het huwelijk van Rei-

noud den Tweeden, hertog van Gelre, die in het Valkhof te Nijmegen trouwt met Eleonora van

Enge land. Verzamelde gedichten, 1981, herdruk van een volksuitgave in 1869 door A. P. ten

Bosch, uitgever te Zutphen.

11 Tarcisius is een jongen uit Rome die in de 3e eeuw na Chr. stierf vanwe ge zijn geloof. Hij is de

patroon van de misdienaars en wordt in de RK –kerk op 15 augustus als heilige geëerd.

12. Volgens het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, uitgegeven tussen 1839 en

1851 door A. J. van der Aa, had Edam in die tijd een smeersmelterij en een kaarsenfabriek.

13. Uit: Ons voorgeslacht, W. J. Hofdijk, dl. 5, 1875 blz. 202

14. De Thesaurier is de man die voor 1811 de stadsfinanciën beheerde. Zeg maar de penning-

meester van het stadsbestuur.

15. Monnickendam werd tot het eind van de 18e eeuw bestuurd door vier burgemeesters, waar

van er éen als president-burgemeester fungeerde. De burgemeesters werden elk jaar op 9 au-

gustus (St. Laurensdag) gekozen. Hoe dat gebeurde kunt u lezen in het jaarboekje 1981 blz. 29;

1993 blz. 70; 2005 blz. 84-86. In juni 1795 is de kiesdatum verschoven naar 31 juli, zie jaarboek-

je 1999 blz. 92.

16. De persoonsgegevens van de lantaarnopstekers vind u in bijlage 2.

17. Meer over de zeepziederij in OM 1985 blz. 38vv.

18. Het betrof de executie van een oma en haar nichtje in 1707. Zie mijn verhaal over de vroed-

vrouwen van Monnickendam in het jaarboekje 2006 blz. 105, 106.

19. OM 94 blz. 125vv

20. Ik heb over haar geschreven in het jaarboekje 2006 blz. 116.

21. Dhr. Appel heeft uitgebreid over de Franse tijd geschreven in de jaarboekjes 1999, 2001 en

2002

22. Voorbeelden: hooistekers, schuitschippers, orgeltreders, portiers, nacht wachten, turf- en

bierdragers, varkensschouwer, vuilnisslepers, stadswer kers, lantaarnopstekers.

23. Pastoor Paulus van Munnikreede is in Leiden geboren. Hij was pastoor in Monnickendam

252

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 252

Page 254: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

van 1795 tot 1802 en maakt tijdens de Bataafse Republiek de scheiding mee tussen kerk en

staat. Hij kwam krachtdadig op voor het recht van de katholieken in de stad en stelde de ijdel-

heid van de adel aan de kaak. Van Munnikreede zat in het bestuur en de schoolcommissie van

de Mij tot Nut van het Algemeen en gaf lezingen over de noodzaak en het nut van de christelij-

ke godsdienst. Hij is op 31 mei 1826 in Haarlem overleden

24 Van Monnikenwerk naar Parochiekerk ,blz. 74

25. Zie het artikel over graven en begraven in OM 1999

26. Wie nog wat meer wil weten over het beroep en de werkzaamheden van de lantaarnsopste-

ker verwijs

ik naar het boek ‘The Lamplighter uit 1854 van Maria Susannah Cummins. De Nederlandse

vertaling heet, hoe kan het ook naders, ‘De Lantaarnopsteker’, uitg. C. Misset, Doetinchem.

Wist u trouwens, dat de stichter van de tweedehands boekenzaak ‘De Slegte’ vanouds lantaarn-

opsteker was?

27. Als u via Google de woorden ‘Old lamplighter’ intikt, kunt u de tekst en de melodie van

deze song niet alleen lezen maar ook beluisteren.

28. Oud-Edam jaargang 24 nr. 1: ‘Edamse gasfabriek startte in 1868 met productie’, J. Molenaar.

Idem: ‘De historische glans van straat lantaarns’, C. Bosch ma.

29. Broeker bijdragen blz. 184 en 449; Noordhollands Dagblad d.d. 29.10.2007 en 3.12.2007.

Mailverkeer met dhr. W. Husslage van Oud Broek.

In het tekst- en prentenboek van Cornelis Schoon (A. P. Bruigom, Canaletto 1979 Alphen aan

den Rijn) wordt op blz. 182 een bedrag van f 20.000,- genoemd als legaat van Geertje Claas Pols!

Ook valt het op dat er op al de prenten van Schoon nergens iets van externe verlichting is gete-

kend.

30. De schrijver van dit artikel is een afstammeling van de familie Groot die begin 1900 op de

Dorpsstraat naast Stöve woonde. Dat huis (zie foto) wordt in de boekjes meestal aangeduid als

het kroegje van Wum (Wiebrecht, zij staat in de deuropening) van Daan (Daniël Groot). Het

huis heeft in 1938 plaats moeten maken voor de provinciale weg. Op de foto een voorbeeld van

zo’n mooie hardstenen lantaarn.

31. Mijn jeugd in Broek in Waterland, 1890-1916, N.C. Rümke-Bakker, bew. A. P. Bruigom.

Repro-Holland, Alphen aan de Rijn, 1991.

32. In het jaarboekje 1989 heeft dhr. Appel een bijdrage geschreven over Tijmon Cornelisz.

Kater. In dat artikel komt ook de straatverlichting aan de orde (blz. 18-24). Daarin wordt echter

niet vermeld dat dhr. Kater al vanaf 1813 belast is geweest met de verlichting van de stad en niet

pas vanaf de dertiger jaren.

In mijn verhaal ga ik niet op Katers andere waterbouwkundige activiteiten, waarover dhr.

Appel in het zojuist genoemde artikel de nodige aandacht schenkt.

33. Zie het verhaal van de prinsgezinde man in jaarboekje OM 1975 blz. 23vv en 1976 blz. 53vv.

In ORA 3569 (Examinatiën (verhoren, caeg) van 12 en 14 november 1795 kunt u lezen wat er pre-

cies is gebeurd, inculsief het vonnis (d.d. 21.november) dat over deze Kater-telg is uitgespro-

ken).

253

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 253

Page 255: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Zie voor Tijmon Kater ook OM 1988 blz. 66 vv en OM 84 blz. 95, waar hij wordt genoemd als

voorzitter van de ‘Maatschappij tot nut van ’t algemeen’.

34. Een dochter van Tijmen en Annetje, Sybrich Kater, trouwt in 1837 met de onderwijzer

Adolph Frederik Meijer. Zij zijn de grootouders van een bekend musicus, de componist, pia-

nist en publicist over muziek Bernhard van den Sigtenhorst Meijer (1888-1953).

Een andere dochter, Klaziena, wordt in het boek ‘Klop op de deur’ , geschreven door Ina Bou-

dier-Bakker, beschreven als Fransje Stevensen die trouwt met Sijtse Goldeweijn (in werkelijk-

heid de heel- en vroedmeester Sijtse Holm). Zie ees OM 1988 blz. 71-74.

35. Hoe rampzalig de situatie in de eerste 10 jaar van de 19e eeuw in Monnickendam was heeft

de heer Appel beschreven in het jaarboekje 2002, blz.. 87vv. Zie ook de inleiding van mijn arti-

kel over de Kolonie van Weldadigheid in het jaarboekje 2001 blz. 127vv.

36. Data van de betalingen: 1.3.1813; 31.10.1813; 7.12.1813; 31.12.18 13.

37. Oud-Purmerend, september 1998 ‘Verlichting van straten in de Purmerendse binnenstad’,

B. de Lange. Zie ook het dossier ‘Openbare Verlichting gemeente Purmerend’,archief-invoer-

nummer 61/5 en 61/6.

38. Hendrik Liwijn is, samen met zijn vrouw Catharina Offenberg, in juni 1809 vanuit West-

zaandam naar Monnickendam gekomen. Zij wonen in de Kerkstraat 120, waar tussen 1809 en

1816 vier kinderen worden geboren. Hendrik is dan stadsomroeper. In 1816 vertrekt hij met zijn

gezin naar Zaandam.

Het is heel goed mogelijk dat Tijmon Kater en Hendrik Liwijn elkaar kenden. Als de oom van

Tijmon (ter onderscheiding meestal Tijmon Kater de Oude genoemd), in mei 1913 een huis op de

Haven koopt, is Hendrik Liwijn nl. een van de getuigen tijdens het opmaken van de koopacte.

39. Zie voor dr. van Beveren Esveld OM 1990 blz. 68-70.

40. Meer hierover in het jaarboekje 1989 blz. 24vv.

41. Meer over Ds. Koning in ‘Geschiedenis der gasverlichting’, blz. 8-15. Zie Bronvermelding.

42. De paalworm is een weekdier dat in de 18e eeuw door de scheepvaart met Oost-Azie in Eu-

ropa terecht is gekomen. Het is een worm die enkele tientallen centimeters lang kan worden en

een bedreiging vormt voor houten dijkbeschoeiingen, sluisdeuren en houten schepen. Rond

1730 zorgden deze paalwormen voor veel overlast.

43. Het licht der lamplantaren, blz. 23

44. Hallogas is een vinding van dhr. Franciscus Johann Hallo, geboren te Amsterdam in 1808,

overleden te Coburg (Duitsland) in 1879. De productie ervan vindt plaats door een firma in Am-

sterdam, Nederlandse nijverheid dus. Het gas is ook in de winter prima van kwaliteit, gemak-

kelijk in gebruik, zowel voor straatlantaarns als binnenshuis. De lantaarns hebben bijna geen

onderhoud nodig en zijn op de duur goedkoper dan de tot dan toe gebruikte lantaarns. De fa.

van Gelder en Comp. kan lantaarns leveren aan kerken, grote lokalen, schouwburgen, magazij-

nen etc. De productie betreft kandelabres, gaskronen en consoles, maar ook biljartlampen,

ganglantaarns, scheeps- en rijtuiglantaarns en een groot assortiment gaslampen en gaskaarsen

van metaal, brons of kristal.

45. Het gaat om de wet die op 29 juni 1851 was aangenomen onder de titel: ‘Wet Regelende de

254

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 254

Page 256: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

zamenstelling, inrigting en bevoegdheid der Gemeentebesturen’, artikel 65 in het bijzonder.

46. Cornelis Gras is timmerman, later aannemer, geboren in Ransdorp op 14 april 1821 waar

zijn vader Pieter Gras, schippersknecht op de jaagschuit, in 1815 trouwt met Lea Tromp, die, in-

middels weduwe, op 29 december 1869 overlijdt.

Kort na de geboorte van Cornelis is het gezin Gras in Monnickendam komen wonen. Het lid-

matenboek van de Hervormde Kerk meldt de attestatie van Lea Tromp, afgegeven door de ge-

meente Holysloot in september 1822. Cornelis Gras was geen lid van een kerk. In Monnicken-

dam worden nog enkele kinderen geboren.

Cornelis heeft drie echtgenotes overleefd. Op 16 juli 1843 trouwt hij met Hendrikje van Meer-

beek, dochter van Arie van Meerbeek en Neeltje Karmelk. Maar Hendrikje overlijdt kort na

haar huwelijk op 9 november 1843, 23 jaar oud.

Cornelis trouwt vervolgens op 16 augustus 1846 met de uit Edam afkom stige Maritje van der

Poorte. Er zijn vier kinderen geboren als ook Maritje op 22 september 1853 overlijdt. Als Cor-

nelis in september 1851 de nieuwe man van het licht wordt, wordt in diezelfde maand een zoon

geboren, Pieter. Het jongetje overlijdt echter twee weken later.

Het derde huwelijk vindt plaats op 12 maart 1854 met de uit de Rijp afkomsti ge Jansje de Rui-

ter, overleden in Monnickendam op 7 maart 1890. Cornelis zelf overlijdt op 20 novem ber 1900,

79 jaar oud.

47. Fabriekseigenaar dhr. Schellinger was notaris, eerst in Broek in Waterland, later in Nieu-

wendam. Hij is geboren in Hoorn op 1 maart 1795 en op 6 juni 1886 in Nieuwendam overleden.

Op 22 februari 1824 trouwt hij in Broek in Waterland met Maretje Bakker, geboren 5 februari

1803 aldaar, overleden in Nieuwendam op 13 maart 1858, dochter van Jan Harmensz Bakker en

Grietje Com paan, notabelen in Broek in Waterland.

48. Jaarboekje OM 1994 blz. 85vv.

49. De oude kadasternummers zijn vervangen. Het perceel van de gasfabriek staat op een later

tijdstip bekend onder 1001 (directie en woonhuis), 1002 (bergplaats), 1003 (smederij), 1004 (gas-

fabriek), 1005 (bergplaats als erf), 1006 (timmerschuur en bergplaats), 1007 (erf). Die nummers

blijven ook bij een volgende verkoop staan.

Als later de gasfabriek wordt overgenomen door dhr. Blankevoort is 1001 nog steeds het huis

met de tuin en 1331 de gasfabriek + het erf er omheen. Het laatste nummer 1331 wordt in 1906

nr. 1877.

50. Jaarboekje OM 1989 blz. 23

51. De (lange) brief van Schellinger, waarbij allerlei aantijgingen ontzenuwt worden,is te vin-

den in het gemeentearchief (ingekomen stukken) d.d. 18 maart 1859.

52. Koopacte d.d. 30.10.1860, nr. 5208 not. Merens

Pieter Hendriks Peletier is een telg uit een Hugenoten familie waarvan de oudste bekende ge-

gevens teruggaan tot de 16e eeuw. De familie kwam uit het zuiden van Frankrijk, Montpellier.

Hij is op 9 november 1828 geboren in Strijen en op 17 januari 1889 in Vreeswijk overleden. Is

het tweede kind (van vijf) van Hendrik Peletier, geboren in Haaften en Everdina Boonzaayer,

geboren in Arnhem. Pieter, nog ongetrouwd, komt vanuit Amersfoort naar Monnickendam. In

255

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 255

Page 257: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

het register van de Ned. Herv. Gemeente wordt hij op 14 september 1860 ingeschreven, met at-

testatie van Amersfoort. Hij trouwt op 27 februari 1862 in Utrecht met Janna Adriana Venis, op

27 augustus 1821 in Sliedrecht geboren. Het echtpaar gaat wonen op de Nieuwezijds Burgwal

1/125. In Monnickendam wordt op 12 oktober 1866 een doodgeboren kindje begraven.

53. Deze Jan Tijmensz. Kater was een knappe kop. Dhr. Appel heeft daar in het jaarboekje 1988,

blz. 74 een en ander over geschreven.

54. Koopacte d.d. 28.02.1867, nr. 6486 not. Merens.

Willem Carel Vosmaer is op 11 maart 1821 in Utrecht geboren, zoon van medicinaal doctor Jacob

Vosmaer, geboren in 1783 te Den Haag, overleden Utrecht 1824, die op 22 februari 1916 in Zut-

fen trouwt met Carolina Johanna Pauline Ross, de laatste geboren te Batavia in 1792. Willem

Carel Vosmaer is vernoemd naar zijn grootvader, president van het Hooggerechtshof van Fi-

nanciën. Hij kwam dus uit een gegoede, tevens bekende familie. Willems broer, Carel Vosmaer

(1826-1888), is de bekend geworden dichter, schrijver, kunsthistoricus en vertaler van Homerus.

(Op internet veel informatie over deze familie).

Willem Vosmaer, niet getrouwd, heeft helaas maar enkele jaren zijn functie als directeur van de

gasfabriek kunnen uitoefenen. Hij is vijftig jaar als hij op 17 november 1871, op het adres

Noordeinde 44, overlijdt. Zijn zus, Guillemine Caroline Vosmaer, geboren in 1797 in den Haag

is de enige erfgename en daarmee eigenaresse van de gasfabriek.

55. Adrianus F. P. van Son is op 15 december 1832 geboren in O

verzande, een plaatsje in Zeeland, zoon van Pieter Nicolaas Alexander van Son en Frederika

Louisa Wilhelmina ’t Hooft. Van Son is op 2 juni 1865 vanuit Harderwijk naar Monnickendam

gekomen. Op 28 juli 1870 trouwt hij met Elisabeth Burck, in Monnickendam geboren op 28

april 1840, dochter van Pieter Jan Burck en Wilhelmina Elisabeth Costerus. Zij krijgen drie kin-

deren in het gehuurde huis van de vader van zijn vrouw, Pieter Jan Burck die in juni 1865 naar

Haarlem vertrekt. Dat huis stond op het Noordeinde nr. 24 (naast ‘De Bonte Os’).

56. Dirk Costerus is op 4 november 1849 in Monnickendam geboren, zoon van Nicolaas Coste-

rus en Anna Geertuida Frederica Merens, een dochter van notaris Meijnard Cornelis Merens, de

laatste werkzaam in Monnickendam van 1837-1886. Notaris Dirk Costerus overlijdt op 28 april

1908 in Monnickendam in een huis op het Noordeinde.

57. Lambert van Meerten, geboren in 1792 is op 8 april 1847 in Jutphaas overleden. Een zoon,

tevens naamgenoot Lambertus Anthony, 1842-1904, is de stichter van het van Meertens Muse-

um aan de Oude Delft 199 in Leiden. (Voorheen heette dat herenhuis ‘Oud Holland’). Het heeft

een tegelcollectie, Delfts aardewerk, oosters porselein, glas, meubels, houtsnijwerk en schilde-

rijen. De fam. van Meerten had ook een distilleerderij, gist- en spiritusfabriek. Die werd ge-

rund door een ander familielid.

58. Rondom het grote orgel van Monnickendam, G. Verloop, Schagen, dl. 1 t/m 8. Eigen uitgave.

59. Een gloeikousje is een netje, gemaakt van materiaal dat bij verhitting helder wit oplicht.

Daardoor wordt het licht van een gaslamp, dat normaliter geel is, witter. Gloeikousjes nog ge-

bruikt in kampeerlampen.

60. Purmerend, Edam, Monnickendam, Hoorn, Enkhuizen, Medemblik

256

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 256

Page 258: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

61. Nicolaas is een zoon van Cornelis Reijersz Blanke voort, die op 6 november 1856 trouwt Jan-

netje Kater, een zus van zijn eerste vrouw Grietje Kater, die op 31 juli 1855 was overleden. Hij

had aanleg voor muziek maar een leermeester zei tegen zijn vader: ‘Meneer Blankevoort, laat

uw zoon niet doorgaan in de muziek, een meester zal hij niet kunnen worden en voor een mid-

delmatige is de toekomst armoede lijden’. Nicolaas’ vader nam deze opmerking serieus en

daardoor ging leerde zijn zoon timmeren en tekenen.

Dhr. Veltrop vertelt op blz. 12 dat hij als jongen met Nicolaas Blankevoort speelde die toen in

de Kerkstraat woonde.

Nicolaas wordt op 10 april 1881 als lidmaat van de Hervormde gemeente bevestigd, Elisabeth

op 18 maart 1883. Nicolaas trouwt op 12 juni 1887 met Elisabeth Klomp, geboren te Katwoude

op 26 januari 1864. Zij krijgen tussen 1888 en 1902 vijf kinderen, twee meisjes en drie jongens.

Vanaf 1886 is Nicolaas ook nog een aantal jaren opzichter van de polder Katwoude.

62. Acte 2385 Albertus Hendrik Cramer, notaris in Edam, opgemaakt 1.6.1886 in het bijzijn van

een neef van de fam. Vosmaer, notaris Arnout Vosmaer en met getuigen notaris Dirk Costerus

en dhr. Pieter Aafinus Werndly.

63. Korthals is een vermogend man die, als makelaar en grondeigenaar, op 22 december 1839

in Broek in Waterland trouwt met Jannetje Ditmarsch Muller, in 1821 aldaar geboren. Na haar

overlijden trouwt Korthals op 11 december 1863 in Schoten (Haarlem) met de 32-jarige Duitse

Anna Maria Gross uit Hanau. Hij is dan kassier van de bank van lening.

Jacob Johannes Korthals is voor 1900 overleden want op 22 september van dat jaar wordt zijn

tweede vrouw in een notarieel stuk ‘weduwe’ genoemd en woont in Amsterdam

64. Herinneringen aan Monnickendam, Veltrop blz. 82v

65. Hendrik Klaver is geboren op 8 januari 1840, zoon van Adam Klaver en Lijsbet Keesmaat.

Hij woont op de Nieuwezijds Burgwal en is op 18 november 1866 getrouwd met Neeltje Koe-

dijk, geboren op 30 september 1842, dochter van Joost Koedijk en Annetje Slot. Als Neeltje op 4

mei 1873 is overleden, trouwt Hendrik Klaver een jaar later, op 24 mei 1874, met Jannetje

Groot, dochter van Jan Groot en Trijntje Fortuin.

Op 14 juni 1873 vraagt Hendrik, gepatenteerd hersteller van uurwerken, aan B&W, of hij ook

benoemd mag worden tot gemeen teklo kopwin der. Hij krijgt te horen dat hij als sollicitant

voor deze post is aange merkt; de Raad zal later beslissen. Dat hij de functie heeft gekregen

blijkt in 1905, als hij op 1 oktober van dat jaar eervol ontslag krijgt als klokkenist. Daar was wel

wat aan voorafgegaan. In augustus 1905 stuurt hij een briefje met de volgende inhoud: ‘De on-

dergetekende H. Klaver geeft bij dezen kennis dat hij door een ongeval hem op 15 mei jl. in de

gasfabriek overkomen, genoodzaakt is, deze gemeente te moeten verlaten, verzoekt beleefd

hem van de betrekking als klokopwinder, die hem bij raadsbesluit van november 1873 is ver-

leend, tegen 1 october 1905 wel te willen ontslaan. Dat gebeurt. Horlogemaker en goudsmid

Cornelis Michiel Kroone, geboren in Schagen en getrouwd met vroedvrouw Alida Roeper,

neemt op 22 september zijn functie over.

66. Andries de Wijs trouwde op 7 juni 1894 met Johanna Hendrika Kasper uit Barneveld,n ge-

boren 10 juni 1869, in Monnickendam overleden op 21 maart 1899.

257

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 257

Page 259: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Andries trouwt dan opnieuw, op 29 oktober 1903 met Catharina Johanna Cobelens, geboren in

Monnickendam op 10 mei 1865. Zij woonden eerst in de Kerkstraat, wijk 4 nr. 12, daarna op de

Oudezijds Burgwal wijk 4/131. Andries is in 1942 overleden. Testament d.d. 4.5.1909 nr. 83, no-

taris de Koe, M’dam.

67. Volgens de Griekse mythologie stal Prometheus, een broer van Atlas, het vuur van de Olym-

pische goden om het aan de mensen te geven. Die leerden zo metaal te bewerken en een techni-

sche beschaving te ontwikkelen. Zijn daad riep echter de wraak van Zeus op. Voor straf werd hij

opgehangen aan een rots, Kaukasus en elke avond kwam er ene vogel zijn lever uit zijn lichaam

eten, die echter elke ochtend weer aangroeide. Prometheus werd later bevrijd door Herakles.

68. Een led (light emitting didde) is een elektrische component, een diode (een soort elektrisch

ventiel) die licht uitzendt, als er een stroom in doorlaatrichting doorheen wordt gestuurd.

69. Volgens van Dale’s woordenboek gaat het om een toestel voor droge distillatie, bv. de ijze-

ren of stenen buizen in een gasfabriek, waarin men de steenkool uitgloeit om het gas er uit af

te zonderen.

Misschien is een retortoven bedoeld, opnieuw volgens van Dale, een oven waarin de retorten

ingemetseld zijn en verhit worden. Dhr. Veltrop vertelt op blz. 48 dat, als de jongens van de

stad ’s winters wel eens door het ijs waren gezakt, de arbeiders van de gasfabriek hun kleren

droogden door deze op de retort te leggen.

70. Cornelis Martens, geboren 22 december 1863, tot dan opzichter van het Hoogheemraad-

schap van Waterland, wordt per 1 januari 1905 de nieuwe gemeentearchitect, eveneens tegen

een vergoeding van f 300,- In 1910 wordt hij ook ‘schatter van onroerende goederen’, makelaar

dus. Beide werkzaamheden heeft Martens tot 1 januari 1929, als hij eervol ontslag krijgt, ver-

richt.

71. Meer daar over in: ‘Bewoonbaar voor de mens.150 jaar van Hattum en Blankevoort in ‘natte

en ‘droge aannemerij, K. Stiksma, Beverwijk 1982. Dhr. Appel heeft in OM 1986 blz. 122 en 123

gewezen op enkele genealogische fouten in het boek.

72. De P. E.N. - het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf van Noord-Holland - werd op 1 januari 1917

door particulieren gesticht met het doel het gehele vasteland van de provincie Noord-Holland -

met uitzondering van Amsterdam en enkele randgemeen ten - van elektrische energie te voor-

zien.

De P. E.N. had enkele voorlopers (E.N. E.M. en K. E.M.) maar voorzag gaandeweg steeds meer

Noordhollandse gemeenten van elektriciteit. , waaronder in 1931 Monnickendam en Broek in

Waterland.

73. Jan Hendrik Boeseman werd op 5 november 1874 in Zwolle geboren en doorliep daar de

HBS met 5-jarige cursus. Hij werd opzichter bij het gasbedrijf van Leeuwarden en had daarna

dezelfde functie in den Haag. Hij trouwde op 27 november 1902 in Leeuwarden met Sijtska Be-

rendina Bartholda Beijl, geboren in Alkmaar op 20 juni 1878.

In datzelfde jaar 1902 wordt hij benoemd tot directeur van de gasfabriek te Edam, waar hij op

25 september werd 1902 ingeschreven, gekomen van Den Haag. Zijn vrouw volgde op 4 decem-

ber 1902, gekomen van Leeuwarden. Op 5 oktober 1912 wordt hij uitgeschreven wegens vertrek

258

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 258

Page 260: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

naar Enkhuizen. Daar was hij op 20 september 1912 aangesteld tot directeur van de nieuwe ge-

meentelijke gasfabriek. Tragische bijzonderheid is, dat een zoontje verdronk in het bassin van

een in aanbouw zijnde gashouder.

Dhr. Boeseman was een bekend publicist voor het vaktijdschrift ‘Ons Gas’. Hij overleed

op 24 maart 1924 aan de gevolgen van longontsteking, slechts 49 jaar oud en is in Enkhuizen

begraven. Bronnen: Bev. Reg. Enkhuizen 1910-1920; Enkhuizer Courant 24 maart 1924. Bev. Re-

gister Edam.

74. Johannes Zweers, zoon van Gerrit Zweers en Willemina Paarhuijs, is op 27 maart 1886 in

Hardenberg geboren. Hij trouwt op 19 juni 1914 in Heusden met Jacoba Cornelia de Bruijn, ge-

boren op 7 augustus 1888 aldaar. Het echtpaar komt op 29 december 1917 vanuit Heusden naar

Monnickendam

75. Zie ook blz. 22 van ‘Honderd jaar nering en ambacht in Monnickendam, H. Voogel, die

schrijft dat Jan Pottegieter de laatste bewoner van deze woning was, bij wie je o.a. terecht kon

voor gasmuntjes en gaskousjes. De woning werd in 1955 gesloopt.

76. Adrianus Borst, geboren op 16 januari 1875 in Monnickendam, is de zoon van bakker Wil-

lem Borst en Niesje Hammes. Hij was niet getrouwd maar woonde in bij zijn zusters Antje en

Hendrika Margaretha, Zuideinde 52. Hij is op 11.3.1908 in M’dam komen wonen, kwam van

toen van Marken. Borst was lid van de Lutherse gemeente. In 1918 is zijn salaris f 850 per jaar,

in 1919 is f 950,-

77. Franciscus Hubertus Verhagen is op 17 februari 1886 in Middelburg geboren. Hij was ge-

trouwd met Jacoba Margaretha Camper, geboren in Baarn op 27 maart 1883. Franciscus kwam

op 30 september 1916 vanuit Amsterdam naar Monnickendam, Jacoba op 24 augustus 1817 van-

uit Baarn.

Ze hebben maar kort in Monnickendam gewoond, want op 20 november 1819 worden ze uitge-

schreven, wegens vertrek naar Baarn, ndat Verhagen op 13 december eervol ontslag had gekre-

ben wegens vertrek naar elders. Hendrik Prins zal Verhagen tijdelijk als gasstoker opvolgen.

Maar op 6 maart 1919 al vraagt Hendrik Prins om hem op 22 maart van dat jaar ontslag te wil-

len verlenen. P. Hogetoorn, alias Piet de Brode, wordt per 1 januari 1920 de nieuwe stoker in de

gasfabriek.

78. Jacob Bakker, elektriciën van beroep, is op 14 juni 1894 in Kwadijk geboren. Op 2 augustus

1917 trouwt hij met Neeltje Raggers, in Monnickendam geboren op 4 januari 1892.

Jacob verdient het eerste jaar f 1250, een jaar later f 1350,-. Op 1 januari 1931 zal hij eervol ontsla-

gen worden.

79. Pieter van Zalinge is op 19 mei 1852 in M’dam geboren, zoon van Jan Pieters van Zalinge en

Alida van der Molen. Op 27 juli 1879 trouwt hij in Monnickendam met Grietje Cornelis Blanke-

voort, geboren op 14 oktober 1854 en overleden te Monnickendam op 8 januari 1917. Hij was

dus een zwager van Cornelis Blankevoort. Het echtpaar had drie kinderen.

Pieter was oorspronkelijk broodbakker en woonde in de Kalversteeg (1879), maar moest dat

werk om gezondheidsredenen opgeven. Op 1 januari 1890 wordt hij in het Bev. Register nog

kruidenier genoemd, maar kort daarna gaat aan de slag bij de firma Boerlage. Vervolgens

259

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 259

Page 261: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

neemt hij het directeursschap van de gasfabriek op zich, een post die hij vervult tot de gemeen-

te de gasfabriek van Blankevoort koopt.

Op 6 juli 1912 is Pieter gemachtigd door Jan Roelof Boerlage, koopman te Haarlem, om voor f

1000,- een pakhuis, koetshuis en erf te verkopen aan vishandelaar Jacobus Pieters Neijzen.

Hij is al 65 wanneer hij op 1 januari 1918 wordt benoemd tot administrateur van de gasfabriek

tegen een salaris van f 150,- per jaar. Op diezelfde datum wordt hij ook bedrijfshoofd van het

Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf. Hij volgt de heer ter Cock op als administrateur en beheer-

der van de financiën. Het levert hem een jaarsalaris van f 250,- op. Maar na een paar weken al

vraagt hij en krijgt hij ontslag van beide functies.

Volgens een dagoek van Pieter Blankevoort, de jongere broer van Nico, was van Zalinge admi-

nistratief zeer goed onderlegd. Hij is jarenlang werkzaam geweest op het kantoor van de han-

delsfirma F. F. Boerlage, was ook heel wat jaren penningmeester van het armbestuur (opvolger

van Tijmon Kater) en bovendien bestuurslid van verschillende liefdadige- en andere colleges.

Een zeer geacht burger, door iedereen vertrouwd en gewaardeerd. ‘Had de tobberij met huis-

houdsters en pensions (na de dood van zijn vrouw in januari 1917) hem er niet toe genood-

zaakt, dan was hij nimmer uit Monnickendam vertrokken. Het Bev. Reg. geeft aan dat hij, voor

hij op 17 februari 1933 naar Apeldoorn vertrekt, woonde op de Middendam, wijk 2 nr. 144 bij

W. J. de Wit en daarna Noordeinde, wijk 3 nr. 9 bij J v Geijtenbeek.

Financiële zorgen zijn hem gelukkig gespaard gebleven. Met een pensioen van Nico, de familie

Boerlage en het Burgerlijk Armbestuur kon hij fatsoenlijk rondkomen’, aldus Pieter Blanke-

voort. Een testament bij notaris de Koe op 4.7.1912, nr. 561.

Pieters naam staat op een tableau in de hal van het weeshuis, zo liet dhr. A. van Zalinge mij

weten.

80. Gegevens voor een deel ontleend aan informatie van de vereniging Oud-Edam

81. Jan Mol, geboren 6 maart 1891 te Monnickendam, eerst boekhandelaar, later gemeente-ont-

vanger, trouwt op 3 augustus 1916 met Guurtje Scheel, geboren op 14 maart 1894 te Warder.

260

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 260

Page 262: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

261

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

Bijlage 1. Kaarsenmakers

Een overzicht van de mannen en vrouwen die verantwoordelijk waren voor het leveren van

kaarsen in Monnickendam, zowel voor de stad als voor de kerk, te beginnen in de 17e eeuw.

Sommigen worden een enkele keer genoemd, anderen kom je vaker tegen.

Kaarsenmakers in de 17e eeuw

Voor de invoering van de burgerlijke stand hadden veel mensen nog geen achternaam. Ze ston-

den bekend onder een patroniem, bv. Jan Klaasz, d.w.z. Jan, de zoon van Klaas die op zijn beurt

bv. weer Klaas Pietersz. heette. Vooral in de 17e eeuw zie je achter zo’n patroniem een beroep

genoemd: slotemaker, kistemaker, besemaker, glasemaker, schui temaker, gravenmaker, stoele-

maker en ook keersemaker.

Jan Claesz. keersemaker (begin 17e eeuw)

Hij is de oudst bekende kaarsenmaker van Monnickendam die ik heb gevonden. Daarom wat

meer gegevens over deze man.

Jan Klaasz. Keersemaker, lid van de Vroedschap van Monnic ken dam van 1 augustus 1610 tot

8 augustus 1623, was getrouwd met een zekere Neeltje, maar over het huwe lijk valt verder niets

te mel den wegens gebrek aan gegevens.

Bij de laatste datum gaat het om zijn opvolger want Jan was in december 1622 al overle den.

Misschien op dezelfde dag of heel kort daarvoor is ook een zoon begra ven, 23 december 1622.

De be graafkosten voor vader en zoon zijn 2.10.-, waarschijnlijk be taald door echtgenote Neel-

tje. Wanneer zij een jaar later op 25 december 1623 wordt begraven heet ze ‘keerssemakers

wedu we’. Haar begraafkosten bedragen 6 gulden. Bij het overlijden van Jan en Neeltje wonen

zij in de Kerckstraat.

Jan Klaasz. keersemaker is ouderling van 1606-1622 en kerk mees ter in 1613/1614,1614/1615 en

1622/1623.

Naamloze kaarsenmakers

Kijken we naar de betalingen van de kerkmeesters en de thesaurier, dan komen we in de 17e

eeuw lange tijd geen namen meer tegen. Alleen de aanduidingen ‘op rekening’ of volgens

‘kwi tantie’ kom je dan tegen. Kaarsenmakers zijn er al die jaren onge twijfeld geweest, maar

pas in het laatste kwart van de 17e eeuw worden er een aantal met naam en toenaam genoemd.

De volgende kaarsenmakers komen voor de in de betalingen van de kerkmeesters of in de reke-

ningen van de stadsthesaurier, vaak ook in beide. Van de meesten is nog wel wat meer te vertel-

len dan hier wordt aangegeven.

Mannen en vrouwen, meestal echtgenotes

1671 Trijntje Pieters

1673 Trijntje Dirks

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 261

Page 263: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

1677 Pieter, de Keersemaker

1679 Dirck Sijmonsz Visser (= Dirck Sijmonsz Buijs, zie onder),

1680, 1686, 1690 Lobberig Pieters

1681 Grietje Hendriks

1682 Dirck Sijmonsz Buijs.

1683 Pieter Willems Oossanen

1684 - 1708 Pieter Frederiks Bakker

1685 Joosje Cornelis Cliemers, wed. Dirk Sijmonsz Buijs

1687 Jannetje Jans

1689-1709 Jan Jansz Bakker. In het lidmatenboek van de geref. Gemeente wordt hij in 1688 in-

geschreven, is dan kaarsenmaker.

1691 Dirk Pont

1692 Jannetje Geerlofs, 1693, 1698

1695 Jan Carsten Bruijn

1688-1708 Pieter Frederiks backer

Kaarsenmakers in de 18e eeuw

1704-1727 Gerrit van Thiel, in 1710 kaarsenmaker genoemd

1729 wed. G. van Thiel = Geertje Geerlofs Gruijs, 1731 Ook de zus van Geertje, Jannetje, maakte

kaarsen.

1712-1732 Klaas Dirksz Mooij,

1733-1738 wed. Klaas Dirks Mooij = Trijntje Pieters Bakker

1742, 1744, 1746 Dirk Klaas Mooij (zoon)

1732 Jan Everts Pelt of Spelt, 1735. 1738, 1741

1734 Cornelis van der Wart, 1737, 1740, 1743, 1745

1749 Jan van (der) Holk. Hij had een kaarsenmakerij op het Noordeinde, buitendijkszijde.

1762, 1763 Dirk Deugt

1764-1776 Jan Bulthof uit Hookziel

1767 Cornelis van Holk, in het lidmatenregister van de Geref. gemeente in 1767 kaarsenmaker

genoemd.

1780, 1781 Mens Schaap

1781-1790 Lijsbet Modeus (weduwe van Jan Bulthof)

Kaarsenmakers in de 19e eeuw

1804 Cornelis v Holk, hij zal z’n vader Cornelis opgevolgd zijn.

1805-1820 Willem Pieters Makkes. De Makkessen zaten helemaal in het kaarsenmakersbedrijf,

want ook Willems vader (Pieter Jacobsz Makkes, getrouwd met Susanna Swart) en twee jongere

broers, Cornelis en Jan waren kaarsenmaker in Purmerend. Willem Makkes was diaken in de

Doopsgezinde gemeente.

Op 30 juli 1808 wordt in het overzicht van bedrijven en beroepen gemeld dat er in Monnicken-

262

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 262

Page 264: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

263

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

dam een kaarsenmakerij is. Dat zal die van Makkes zijn. Op de staat der fabrieken en trafieken

van diezelfde periode wordt gesproken over een smeersmelterij., vermoedelijk een andere

naam voor de kaarsenmakerij. De mensen hadden voorheen een goed bestaan, maar dat is ver-

anderd in een middelmatig bestaan. Men ondervindt veel nadeel van kaarsen die van buiten de

stad worden binnengebracht. Het tegengaan daarvan zal de smelterij ten goede komen.

1809 G. de Melleville, de organist, 1811

1816 juffr. Horst, de echtgenote van de weeshuisvader

1817 Trijntje Brand

1820 de weduwe Makkes = Trijntje Vels. Ze wordt na de dood van haar man winkelierster ge-

noemd.

1847 Johan W Hartwigsen, kuiper), maakte ook kaarsen in een ‘kaarsenfabriekje’. Hij kwam uit

Braderup, Duitsland, geboren 12 december 1788, overleden Monnickendam op 19 maart 1868.

Hij trouwde op 10 december 1816 met Mietje Tieman, geboren 11 janauri 1798, overleden in

1856, dochter van Daniel Tieman en Hilletje Keijzer. Zij woonden op de Middendam, maar het

‘kaarsenfabriekje’ stond op de Gooijsche Kaaij 15.

Bijlage 2: Lantaarnopstekers

17e eeuw

Jasper Carstens Colder

Jasper Carstens Colder wordt vóor 1665 geboren, zeer waar schijn lijk als zoon van weduwnaar

Carsten Jaspers die op 4 januari 1660 trouwt met Lijsbet Jacobs uit Edam. Het gezin woont aan

het Zuid ein de.

Jasper trouwt rond 1682 met ene Jannetje Corne lis. Als Jannetje op 25 oktober 1693 wordt

begra ven, een week na de geboorte van haar laatste kind, is er van de acht kinderen nog maar

één in leven, zoon Kar sten.

Op 15 mei 1694 trouwt Jasper Colder voor de tweede keer, nu met Trijntje Karstens. Uit dat

tweede huwelijk worden nog eens zes kinderen geboren, waarvan ook de meesten vroegtij dig

overlijden. Jasper zelf wordt op 14 april 1716 begraven als ‘Jasper de vuilnis man’.

Krijn Cornelisz. Modderwercker

Modderwercker is een ‘bijnaam’ want Krijn heeft later als achternaam ‘van Slinger land’. Hij

komt uit Nieuwveen en is al weduwnaar als hij op 8 april 1663 in Mon nic ken dam trouwt met

Nantje Jacobs. Het paar krijgt vijf kinderen.

Cornelis Krijnsz. van Slingerland

Cornelis Krijnsz, zoon van de zojuist genoemde Krijn Cornelis, is op 31 mei 1668 in M’dam ge-

doopt en op 5 mei 1691 getrouwd met Trijntje Frans. Samen met zijn echtgenote wordt hij in

1692 als lidmaat van de Gereformeerde gemeente ingeschreven.

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 263

Page 265: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Wanneer Cornelis zijn vader als lantaarnopsteker is opgevolgd, wordt in de Memorialen niet

vermeld. Het zal ergens in de tweede helft van 1697 zal zijn geweest, want op 16 november van

dat jaar krijgt hij voor het eerst als opste ker van de lantaarns en vuller van de lampen met olie f

14.8.- door de stadsthesaurier uitbe taald

18e eeuw

Adriaan Jansz. Decker

Adriaan Jansz Dekker, RK gedoopt op 30 juli 1691, begraven 21 december 1762 onder trouwt op 1

juli 1713 met Neeltje Jans Groot. Zij krijgen negen kinderen.

Adriaan is een zoon van Jan Klaasz Decker, op 29 december 1686 onder trouwt met Grietje Adri-

aans.

Jan Juriaans Grouw, alias Jan van Praag

Jan van Praag is niet zijn officiële naam. Deze lantaarnopsteker heet officiëel Jan Juri aans

Grouw, op 8 oktober 1767 begra ven. Als hij op 23 april 1746 in onder trouw gaat met Trijntje

Ale wijns (Post ma) uit Drach ten, begraven op 26 juni 1775, wordt Jan ‘jonge man van Praag’ ge -

noemd. Hij kwam dus waarschijnlijk uit het toenmalige Bohe men.

Jan en Trijntje krijgen zeven kinderen, waarvan de eerste in de Gere formeerde kerk wordt ge-

doopt en de volgende zes in de RK-kerk.

Pieter Klaasz. Mooij

Pieter Mooij, op 18 december 1708 gedoopt, is gereformeerd lid maat in 1732 en wordt op 30

decem ber 1773 begraven. Hij is een zoon van Klaas Dirks Mooij en Trijntje Pieters Bakker. Pie-

ter gaat op 18 mei 1737 in ondertrouw met Niesje Klaas Schut, gedoopt op 12 januari 1713, gere-

formeerd lidmate in 1739 en begraven op 6 maart 1766, dochter van Klaas Lowijs Schut en Jan-

netje Dirks Pont.

Anne Willems

Anne Willems was getrouwd met Grietje Thuijn, dp. 30 augustus 1742. Op 17 september 1768

had de vader van Grietje, Jan Thuijn, voor zijn doch ter inwoning aangevraagd. Dat was eerst

geweigerd, maar later volgde toch toestem ming. Grietje is daarna met deze nieuwe

lantaarnop steker getrouwd

Trijntje Alewijns Post (wed. van Jan Juriaans Grouw). Zie boven.

Jacob Keleman

Jacob Keleman, op 29 januari 1756 gedoopt, zoon van IJsbrand Jansz. Keleman, die op 28 mei

1746 ondertrouwt met Geertje Jacobs Meet.

264

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 264

Page 266: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

265

d r i e e e u w e n s t r a a t v e r l i c h t i n g i n m o n n i c k e n d a m

Jacob Tuijn

Jacob Tuijn, doop 8 november 1744, begraven 10 april 1797, zoon Van Jan Jacobs Tuijn en Griet-

je Klaas Boot, ondertrouwt. 7 juni 1771 Jannetje Veen.

Adriaan Jansz Groot

Adriaan Jansz. Groot wordt op 16 november 1755 gedoopt en aangenomen als gerefor meerd

lidmaat in 1789. Hij ondertrouwt op 3 juni 1786 met dienstbode Saartje Cornelis Pont man, ge-

boren in Durgerdam op 16 mei 1754, op 19 mei van dat jaar in Ransdorp gedoopt, dochter van

Cornelis Bartels Pont man en Dingenom Houtingh. Saartje wordt in 1777 als gereformeerd lid-

mate van Monnickendam inge schre ven. Ze overlijdt op 7 december 1825 in Monnicken dam en

wordt op de tiende in de kerk begra ven.

VOM_jaarboek08_STRAATVERLICHTING:M'damboek 12-05-2008 17:34 Pagina 265

Page 267: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Verslag van de penningmeester over het jaar 2007

Rekening van baten en lasten over 2007

2007 begroting 2006

2007

H H H

Baten

Contributies 12.478,58 12.500,00 12.414,80

Subsidie Gemeente Waterland – – –

Giften 105,00 – 338,08

Interest 2.020,52 1.700,00 1.655,03

Winst op verkopen 2.120,02 1.000,00 2.580,01 -

Totaal baten 16.724,12 15.200,00 11.827,90

Lasten

Algemene kosten, zoals drukwerk,

portikosten, ledenvergaderingen

en lezingen 4.143,88 4.000,00 4.085,97

Drukkosten jaarboek 4.278,90 5.500,00 5.334,42

Assurantie 481,50 500,00 481,50

Donatie Stichting Museum

de Speeltoren 3.177,00 3.177,00 3.177,00

St. Vrienden van de Grote en

Lutherse Kerk 32,00 398,00 398,00

Ontwikkelkosten Website 349,36 1.000,00 –

Kosten Verkeerscirculatie en parkeren 545,65 1.500,00 –

Totaal lasten 13.008,29 16.075,00 13.476,89

De baten bedroegen 16.724,12 15.200,00 11.827,90

De lasten bedroegen 13.008,29 16.075,00 13.476,89

Voordelig saldo 3.715,83 875,00 - 1.648,99 -

266

VOM_jaarboek08_PENNINGM:M'damboek 12-05-2008 17:38 Pagina 266

Page 268: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Toelichting

De winst op verkopen is in 2006 nadelig uitgekomen wegens de uitgave van het

boek ‘De Grote Kerk van Monnickendam’. Het merendeel van de aangeschafte

boeken was eind 2007 nog niet verkocht.

De bijdrage aan de Stichting Vrienden van de Grote en Lutherse Kerk betreft een

gift van H 1,00 per verkocht boek.

Balans per 31 december

31-12-2007 31-12-2006

H H

Voorraden 1,00 1,00

Vorderingen 3.501,24 3.313,33

Kas en Bank 106.890,54 103.858,19

110.392,78 107.172,52

Vermogen 69.162,31 65.446,48

Fonds ‘Museum de Speeltoren’ 20.874,92 20.880,29

Fonds ‘Gouwzeewerf’ 10.602,37 10.284,85

Schulden 9.753,18 10.560,90

110.392,78 107.172,52

Toelichting op de balans per 31 december 2007

Vorderingen

Interest 2.982,67 2.557,72

Verkopen 518,57 755,61

3.501,24 3.313,33

Kas en bank

Kas 79,27 117,68

Postbank 3.513,29 3.277,99

Rabobank 684,96 407,22

Rabobank rendementrekening 102.613,02 100.055,30

106.890,54 103.858,19

267

v e r s l a g v a n d e p e n n i n g m e e s t e r o v e r h e t j a a r 2 0 0 7

VOM_jaarboek08_PENNINGM:M'damboek 12-05-2008 17:38 Pagina 267

Page 269: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

› 31-12-2007 31-12-2006

H H

Vermogen

Per 31 december 2006/2005 bedroeg het vermogen 65.446,48 67.095,47

Bijgeboekt het voordelig/nadelig saldo 2007/2006 3.715,83 1.648,99 -

Het vermogen per 31 december 2007/2006 69.162,31 65.446,48

Fonds aankopen ‘Museum de Speeltoren’

Per 31 december 2006/2005 bedroeg dit fonds 20.880,29 26.558,08

Aankoop schilderij W. B. Tholen, ‘Twee botters op

helling te Monnickendam’ 6.332,89 –

Zwarte krijttekening voorstellende Speeltoren van

Monnickendam door A. Colnot 650,00 –

Bijgeboekt aan rente 644,63 655,10

Per 31 december 2007/2006 bedroeg dit fonds 20.874,92 20.880,29

Fonds ‘Gouwzeewerf’

Per 31 december 2006/2005 bedroeg dit fonds 10.284,85 10.037,26

Bijgeboekt aan rente 317,52 247,59

Per 31 december 2007/2006 bedroeg dit fonds 10.602,37 10.284,85

Schulden

Ontvangen in 2007/2006 aan contributie 2008/2007 3.236,58 2.811,08

Overschot excursies 1985 t/m 2007 1.859,60 2.020,40

Algemene onkosten 1.000,00 1.000,00

Stichting ‘Museum de Speeltoren’ 3.177,00 3.177,00

Te betalen vergaderkosten 450,00

Stichting Vrienden van de Grote en Lutherse Kerk 30,00 398,00

Te betalen drukkosten jaarboek 2006 1.154,42

9.753,18 10.560,90

268

VOM_jaarboek08_PENNINGM:M'damboek 12-05-2008 17:38 Pagina 268

Page 270: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Begroting 2008

2008 2007

H H

Rekening van baten en lasten

Baten

Contributies 12.000,00 12.500,00

Interest 1.500,00 1.700,00

Winst op verkopen 1.500,00 1.000,00

Totaal baten 15.000,00 15.200,00

Lasten

Algemene kosten, zoals drukwerk,

porti, kosten ledenvergadering,

lezingen enz. 4.500,00 4.000,00

Drukwerk jaarboek 4.500,00 5.500,00

Stichting restauratie Grote Kerk 100,00 398,00

Verzekering premies 500,00 500,00

Kosten website 300,00 1.000,00

Kosten Verkeerscirculatie en parkeren 500,00 1.500,00

Bijdrage in exploitatie ‘Museum de Speeltoren’ 3.177,00 3.177,00

Totaal lasten 13.577,00 16.075,00

De baten worden begroot op 15.000,00 15.200,00

De lasten worden begroot op 13.577,00 16.075,00

Begroot nadelig/voordelig saldo 1.423,00 875,00 -

Toelichting

Voor 2008 verwachten we geen nieuwe boeken uit te geven. Vandaar dat een po-

sitief resultaat wordt begroot.

De kosten ‘website’ betreft het onderhoud van de website van de vereniging.

De kosten verkeerscirculatie en parkeren betreft te maken kosten voor het ont-

wikkelen van een alternatief plan voor een aantrekkelijk, veilig en bereikbaar

Monnickendam.

269

v e r s l a g v a n d e p e n n i n g m e e s t e r o v e r h e t j a a r 2 0 0 7

VOM_jaarboek08_PENNINGM:M'damboek 12-05-2008 17:38 Pagina 269

Page 271: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Jaarverslag 2007 van de Stadsgidsen

Het jaar begon met de overdracht van het voorzitterschap door Harry Voogel

aan Greetje de Haan. Samen met Joop Klaver als penningmeester behartigde zij

dit jaar de belangen van de stadsgidsen.

In de wintermaanden zijn er een aantal bijspijkeravonden gehouden in de kos-

terij van de Grote Kerk waarvoor steeds twee mensen 30 vragen maakten. De

the ma’s kerken en kerkelijk leven (Marten en Wim), bestuur en handel (Pieternel en

Greetje) en oorlogszaken en schutterij (Ed en Luit) kwamen aan de orde. Niet een-

voudig maar wel heel nuttig en ook gezellig. We zijn van plan om de eerste

maan den van 2008 weer een drietal avonden te organiseren.

Op 14 april brachten we een bezoek aan het Waterlands Archief, waar we van

Jaap Haag een uitgebreide lezing en rondleiding kregen.

Voor 8 december staat een bezoek aan het Amsterdams Historisch Museum op

het programma waar Peter Wagemakers ons een rondleiding zal geven over het

ontstaan en de geschiedenis van Amsterdam.

Luit ontwierp een nieuwe folder die op verschillende plaatsen verspreid werd,

o.m. het nieuwe gezondheidscentrum, de bibliotheek, de camping Uitdam, de

VVV Amsterdam en die ook op aanvraag gestuurd werd. Verder hebben we re-

gelmatig gepubliceerd in de huis- aan huisbladen en hadden we een interview

met het Witte Weekblad.

Voor de website van de Vereniging Oud Monnickendam hebben we een stukje

geleverd (zie www.oudmonnickendam.nl). Het is de bedoeling dat aanmeldin-

gen die via deze site binnenkomen naar ons doorgestuurd worden en men kan

via de site ook contact opnemen per e-mail:

rondleidingenAoudmonnickendam.nl

Voor publiciteit missen we overigens beslist een VVV in Monnickendam en we

moeten erover nadenken hoe we aan publiciteit meer vorm kunnen geven.

270

VOM_jaarboek08_JV STADSGIDSEN:M'damboek 12-05-2008 17:42 Pagina 270

Page 272: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

De meeste aanvragen voor een rondleiding waren in de maanden april en mei en

vanaf half augustus tot eind september. Er waren in verhouding veel aanvragen

in combinatie met een boottochtje wat er toe leidde dat er in september in ver-

band met slecht weer ook een aantal afzeggingen waren.

In totaal hebben we, tot eind oktober 955 mensen rondgeleid. Er zijn nog een

paar aanvragen voor november en december.

De vrijdagavonden zijn redelijk goed bezocht met in totaal 44 bezoekers.

Er hebben zich een paar mensen aangemeld die in de toekomst graag stadsgids

willen worden.

Greetje de Haan

9 november 2007

271

j a a r v e r s l a g 2 0 0 7 v a n d e s t a d s g i d s e n

VOM_jaarboek08_JV STADSGIDSEN:M'damboek 12-05-2008 17:42 Pagina 271

Page 273: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Werk van Lies van der Sluis (foto Thijs Quispel)

272

Page 274: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

273

Stichting Museum de Speeltoren – jaarverslag 2007

Tentoonstellingen in 2007

Historie en hedendaagse kunst in Museum de Speeltoren

Op de inspraakavond in de Lutherse Kerk over de nieuwe behuizing in septem-

ber 2005 gaf een groot deel van de aanwezigen aan dat zij graag ook hedendaag-

se kunst in het nieuwe museum wilden zien. Het bestuur geeft daar graag in-

vulling aan en om eens de proef op de som te nemen hadden we besloten dit als

experiment op te pakken. Wij hebben samenwerking gezocht met Stichting

Kunst Kijken Monnickendam, bekend van de tweejaarlijkse Kunst Kijk-dagen.

Door kunstenaars de gelegenheid te bieden hun werk te tonen, hebben wij gast-

vrij onze deuren opengezet voor een nieuwe tijd en nieuwe bezoekers. De bo-

venverdieping bleef exclusief voor de historie gereserveerd en ook beneden zijn

verschillende stukken historie blijven staan. We hadden één affiche en allesom-

vattende titel voor het hele seizoen Historie en hedendaagse kunst in Museum de

Speeltoren. Dit om aan te geven dat er dit seizoen iets geheel nieuws stond te ge-

beuren in het museum.

Traditioneel openden we in het museumweekend (14/15 april). De aftrap van het

experiment werd gedaan door twee Waterlandse kunstenaars: Lies van der Sluis

en Theo Koeten.

Lies van der Sluis toonde monumentale beelden, weliswaar abstract maar geïn-

spireerd door de natuur. Van Theo Koeten, prijswinnaar van de Kodak Camera

d’Or prijs hingen enkele straatfoto’s op groot formaat in de benedenzaal.

In de tweede periode vulden de grote kleurrijke landschappen van Marie-José

Robben de benedenzaal.

Medio september, tijdens Kunst Kijken Monnickendam, was de bekende Broe-

ker fotograaf Olaf Klijn onze gast. Het thema van KKM was dit jaar architec-

tuur, Olaf Klijn exposeerde dan ook architectuurfoto’s. Deze foto’s waren niet

allemaal gemaakt in Waterland. Wel werd in deze tijd het nieuwe fotoboek van

Olaf Klijn over Waterland gepresenteerd. Het museum heeft in dit (gratis)

Page 275: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

weekend erg veel bezoekers getrokken. Dit werk is tot de sluiting van het muse-

um op 14 oktober blijven hangen. Mede door deze grote interesse – zie ook de

bezoekcijfers - hebben we toch een succesvol museumseizoen achter de rug.

Onbekend maakt onbemind en iets nieuws introduceren is niet altijd gemakke-

lijk. Naast enthousiaste reacties hebben we veel kritische opmerkingen ontvan-

gen. In de bijeenkomst met suppoosten van 20 november 2007 hebben we de

tentoonstellingen en de reacties geëvalueerd. Uitkomst was dat in een nieuwe

behuizing hedendaagse kunst zeker in De Speeltoren geëxposeerd moet wor-

den, maar dat in de huidige opzet het te overheersend is. Het museum is er nu

eenvoudigweg te klein voor. Bezoekers verwachten historische kunst en schrik-

ken als zij dan geconfronteerd worden met een beperkt aantal moderne kunst-

werken op de benedenetage. De foto’s van Olaf Klijn zijn toegankelijker en heb-

ben een link met Waterland. Zij konden op bijval rekenen.

Nieuwbouw Museum de Speeltoren: de stand tot nu toe

Voor de trouwe volgers van ons nieuwbouwnieuws eindelijk eens geen klaag-

zang hoe traag het loopt en hoe we wachten op ambtelijke beslissingen. Als be-

stuur hebben we ons in 2007 rekenschap gegeven van de procesgang tot dan toe

en van de obstakels die ons nog wachten. We hebben ons het nieuwbouwproject

van Museum In ’t Houten Huis in de Rijp tot voorbeeld gesteld. Dat leverde het

inzicht op dat we als bestuur te klein zijn en daardoor te weinig slagvaardig

kunnen opereren. In de Rijp werd het project gedragen door een brede groep uit

de bevolking die in allerlei werkgroepen hun tanden zetten in de diverse aspec-

ten van een museaal nieuwbouwproject. Er waren in de Rijp professionals bij op

juridisch en financieel gebied, gemotiveerde vrijwilligers en er was een sterke

betrokkenheid vanuit de gemeentelijke en provinciale overheid. Met die erva-

ringen zijn een aantal bestuursleden van Oud-Monnickendam en de Speeltoren

nieuwe vrijwilligers gaan werven. Dat heeft in november geleid tot een drukbe-

zochte bijeenkomst waaraan behalve de leden van beide besturen een vijftiental

enthousiaste Monnickendammers heeft deelgenomen. Later hebben zich nog

enkele enthousiaste mensen gemeld. Er zijn een aantal werkgroepen opgericht

met elk een ‘voorzitter’. Deze voorzitters vormen de Stuurgroep welke in 2008

regelmatig bijeen zal komen. Dit brede maatschappelijke draagvlak en daarmee

de toevloed aan deskundigheid op juridisch, bouwkundig, financieel en com-

municatief gebied hebben bij het bestuur van De Speeltoren het vuur opnieuw

doen opvlammen, onze motivatie is weer terug op het oude niveau. De eerste

sessies met de stuurgroep hebben inmiddels plaatsgevonden en begin 2008

wordt er eerst gewerkt aan een goed stappenplan, gefundeerde begrotingen,

exploitatieberekeningen en een communicatieplan. Dan volgt de eerste zeer be-

274

Page 276: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

langrijke fase: een heldere overlegstructuur met de gemeente en daaruit vol-

gend besluitvorming over gemeentelijke participatie op financieel gebied en

over de eigendom- cq. beheersvormen van het nieuwe pand. Want alleen na

overeenstemming over die fundamentele zaken kunnen de werkgroepen de

wijde wereld van sponsors, subsidiënten, museumdeskundigen en aanbeve-

lingscomités intrekken. En, nieuwe deelnemers aan dit proces zijn nog steeds

welkom: aanmelden bij Frans Fontaine infoAdespeeltoren.nl.

Wat ons betreft moet 2008 het jaar van de waarheid worden, het is nu of nooit

meer!

Aanwinsten

Door de Vereniging Oud-Monnickendam is een kunstwerk aangekocht, ver-

vaardigd door de schilder A. Colnot. Het is een afbeelding van de Waag en Speel-

toren.

De heer J Lambalk gaf ons een drietal flesjes en twee kruikjes die waren opge-

baggerd uit de gracht langs de Zuidervesting ter hoogte van het Schapenweitje.

Mevrouw S. Duif schonk een fragment van een pijpaarden beeldje dat was ge-

vonden achter de Grote Kerk.

En van de heer D. Oud uit Barendrecht kregen we een in 1901 uit Meppel verzon-

den ansichtkaart met daarop een foto van de toenmalige draaibrug aan de zui-

delijke ingang van Monnickendam. Dit was de voorloper van de in 1903 ge-

bouwde draaibrug die oudere Monnickendammers nog kennen als de ‘brug van

Reijer Oud’.

Uit de nalatenschap van Jan Groot kregen wij een doos met krantenknipsels en

enkele documenten waaronder een weegregister (Monnickendam, 1896-1899)

en kiezerslijsten (Monnickendam, 1905 en 1914).

Schenkers hartelijk dank.

Bezoekers

Het totaal museumbezoek in 2007 was in vergelijk met voorgaande jaren vrij

hoog. Het aantal bezoekers gedurende het seizoen viel wat tegen maar tijdens het

weekend van ‘Kunst Kijken Monnickendam’ mochten we ruim 800 bezoekers be-

groeten en ook tijdens het naseizoen werd ons museum redelijk goed bezocht.

De aantallen bezoekers die wij dit jaar en in voorgaande jaren mochten verwel-

komen zijn:

Jaar 2007 2006 2005 2004 2003 2002 2001

Bezoekers 2249 1464 1689 1279 1488 1127 1501

275

s t i c h t i n g m u s e u m d e s p e e l t o r e n – j a a r v e r s l a g 2 0 0 7

Page 277: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Stichting Museum de Speeltoren – financieel verslag 2007

Balans 31-12-07 31-12-06

H H

Activa

Inventaris 1 1

Voorraden 1 1

Vorderingen 3.651 3.476

Subtotaal 3.653 3.478

Liquide middelen 43.070 38.481

Totaal activa 46.724 41.959

Passiva

Vermogen 13.653 13.514

Voorzieningen

Gebouw en inventaris 19.097 16.197

Collectie 13.931 12.131

Totaal voorzieningen 33.028 28.328

Kortlopende schulden 43 117

Totaal passiva 46.724 41.959

276

Page 278: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Exploitatierekening 2007 2006

Baten H H

Entreegelden 958 1.028

Subsidie gemeente Waterland 250 250

Bijdragen Vrienden van het museum 6.050 6.407

Donaties en bijdragen 3.716 3.632

Verkoop artikelen 383 555

Rentebaten 835 617

Diverse baten 84 66

Totaal baten 12.276 12.554

Lasten

Presentatiekosten 1.652 741

Bureaukosten 317 585

Collectie 1.800 2.460

Gebouw en inventaris 2.960 3.779

Aankoop artikelen 59 0

Vaste lasten 5.349 4.791

Diversen 0 57

Totaal lasten 12.137 12.412

Exploitatiesaldo 139 143

Toelichting algemeen

De grondslagen voor de waardering van de activa en de passiva en de bepaling

van het exploitatieresultaat zijn gebaseerd op historische kosten.

Voor zover niet anders is vermeld, worden de activa en de passiva opgenomen

tegen nominale waarde. De baten en lasten zijn zoveel mogelijk toegerekend

aan het jaar waarop zij betrekking hebben.

Inventaris en voorraad

De inventaris en de voorraad zijn gewaardeerd op het symbolische bedrag van

H 1,-. De baten worden verantwoord op het moment van verkoop. De kosten zijn

ten laste van het resultaat gebracht op het moment van inkoop.

277

s t i c h t i n g m u s e u m d e s p e e l t o r e n – j a a r v e r s l a g 2 0 0 7

Page 279: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Toelichting op de balans

H

Vorderingen

Vereniging Oud Monnickendam 2.658

Te vorderen BTW 158

Overige vorderingen w.o. rente 835

3.651

Liquide middelen

Kas 197

Rabobank 41.479

Postbank 1.395

43.070

Vermogen

1 januari 2007 13.514

Dotatie exploitatieresultaat 2007 139

31 december 2007 13.653

Voorzieningen voor gebouw en inventaris

1 januari 2007 16.197

Dotatie 2007 2.900

31 december 2007 19.097

Voorzieningen voor collectie

1 januari 2007 12.131

Dotatie 2007 1.800

31 december 2007 13.931

Bij de gedane dotaties is, in verband met onze plannen voor het bouwen en in-

richten van een nieuw museum, sterk de nadruk gelegd dat zij gebruikt worden

voor voorzieningen voor gebouw en inventaris.

Toelichting op de exploitatierekening

Entreegelden

Van de 2249 bezoekers die het museum gedurende het jaar 2007 hebben bezocht

is een bedrag ad H 958 aan entreegelden geïnd.

De toegangsprijzen bedroegen gedurende 2006 H 1,50 voor volwassenen en

H 0,50 voor kinderen. De toegang is gratis voor houders van een museumkaart

278

Page 280: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

en voor de Vrienden van Stichting Museum De Speeltoren met hun introducés

(zie voor informatie elders in dit jaarboek). Ook is dit jaar aan een groot aantal

bezoekers gratis toegang verleend door onze deelname aan de manifestatie

‘Kunst Kijken Monnickendam’.

Subsidie

Van de gemeente Waterland heeft de Stichting in 2007 een bijdrage van ontvan-

gen van H 250. Deze subsidie is door de gemeente vastgesteld als een ‘waarde-

ringssubsidie’ die jaarlijks wordt verstrekt mits aan een aantal voorwaarden

wordt voldaan.

Donaties en bijdragen H

Vrienden van het museum (zie apart hoofdstuk) 6.050

Vereniging Oud Monnickendam 3.177

Stichting Museumkaart 339

Gift 200

Totaal 9.766

De vriend van ons museum Jan Meijer, die ons ook regelmatig als suppoost be-

hulpzaam is, heeft ter gelegenheid van zijn 50e verjaardag een geldinzameling

gehouden. De opbrengst had hij deels bestemd voor de Grote Kerk en deels voor

ons museum. Wij mochten een gift van H 200 in ontvangst nemen. Nog heel

hartelijk bedankt Jan, we vinden het een idee dat navolging verdiend. Het be-

drag is toegevoegd aan de voorziening voor gebouw en inventaris.

Verkopen

De verkopen via de museumwinkel hebben gedurende 2007 geleid tot een bate

van H 383.

Presentatiekosten H

Suppoosten 376

Publicatie, presentatie en website 478

Diversen 798

Totaal 1.652

Bureaukosten

Telefoonkosten 248

Diversen 69

Totaal 317

279

s t i c h t i n g m u s e u m d e s p e e l t o r e n – j a a r v e r s l a g 2 0 0 7

Page 281: Jaarboek vereniging Oud Monnickendam

Vaste lasten H

Gas, water en elektra 1.618

Huur 2.568

OZB, rioolrecht, verontreinigingsheffing 399

Diversen 764

Totaal 5.349

Vrienden van Museum De Speeltoren

Dit jaar mochten we van 595 Vrienden van Stichting Museum de Speeltoren een

bijdrage ontvangen, in de jaren’06, ‘05 en ‘04 waren dit er resp. 709, 757 en 669.

Het totaal van de ontvangen bijdragen was H 6.050 (’06 H 6.407, ‘05 H 6.618 en

‘04 H 5.562).

Vrienden hartelijk dank. Helaas hebben we moeten constateren dat het aantal

vrienden iets is verminderd t.o.v. de voorgaande jaren. Uw bijdragen zijn heel

hard nodig voor behoud en uitbreiding van de collectie en de exploitatie van

het museum.

Men kan vriend van Museum De Speeltoren worden door minimaal H 5,00 over

te maken op giro 4461088 t.n.v. Vrienden van Museum De Speeltoren te Mon-

nickendam, of door middel van de acceptgirokaart die de Vereniging Oud Mon-

nickendam bij de rondzending toevoegt.

Men krijgt dan voor het volgende jaar een vriendenkaart die een jaar lang gratis

toegang geeft tot ons museum voor de vriend en zijn/haar introducés.

280