Italiaanse - Napels zien en ... · die jaren gratis woont. Ze betalen alleen water, gas en licht,...

4
Bijna dertig jaar geleden werd de Zuid-Italiaanse streek Irpinia zwaar getroffen door een aardbeving. Nog steeds wonen er mensen in noodwoningen. De slachtoffers voelen zich – terecht – in de steek gelaten. Maar ze hebben inmiddels gezelschap gekregen van ‘spookslachtoffers’ die óók gratis huizen eisen. door Ralf Groothuizen, foto’s Allard de Witte Italiaanse toestanden Giovanni en zijn dochter in het dorpje Sant’Angelo dei Lombardi

Transcript of Italiaanse - Napels zien en ... · die jaren gratis woont. Ze betalen alleen water, gas en licht,...

Page 1: Italiaanse - Napels zien en ... · die jaren gratis woont. Ze betalen alleen water, gas en licht, een paar honderd euro per maand. Toch is het gek dat ze er nog steeds wonen. Op de

Bijna dertig jaar geleden werd de Zuid-Italiaanse

streek Irpinia zwaar getroffen door

een aardbeving. Nog steeds wonen

er mensen in noodwoningen. De slachtoffers voelen

zich – terecht – in de steek gelaten. Maar

ze hebben inmiddels gezelschap gekregen

van ‘spookslachtoffers’ die óók gratis huizen eisen.

door Ralf Groothuizen,foto’s Allard de Witte

Italiaansetoestanden

Giovanni en zijn dochter in het dorpje Sant’Angelo dei Lombardi

Page 2: Italiaanse - Napels zien en ... · die jaren gratis woont. Ze betalen alleen water, gas en licht, een paar honderd euro per maand. Toch is het gek dat ze er nog steeds wonen. Op de

28 25 september 2009 HP | de tijd

b u i t e n l a n d

Giuseppe Capace heeft niet naar de televisie gekeken toen Silvio Berlusconi vorige week de eer-ste sleutels overhandigde aan

mensen die door de aardbeving van april in L’Aquila dakloos waren geworden. De pre-mier had hun voor de winter nieuwe huis-vesting beloofd. Giuseppe wilde niet zien hoe Berlusconi de blits maakte, hoe hij met zijn tandpastaglimlach in de camera keek en de wereld toonde hoe voortvarend ze te werk waren gegaan, daar in de Abruz-zen. Hoe snel ze de regio die in april werd getroffen door een aardbeving met een kracht van 6,3 op de schaal van Richter weer overeind hielpen. “Fijn voor die men-sen in L’Aquila, maar ons zijn ze vergeten!”

Capace woont met zijn vrouw en kin-deren in Montella, een dorp in de Zuid-Ita-liaanse streek Irpinia, die in 1980 door een nog krachtiger aardbeving werd getroffen dan die in L’Aquila: 6,9 op de schaal van Richter. Er vielen bijna drieduizend doden en tienduizend gewonden; zo’n driehon-derdduizend mensen raakten dakloos.

De familie Capace woont in een hou-ten huisje, in een buurtje waar alleen maar houten huisjes staan. Bijna ieder plaatsje in Irpinia heeft zulke wijkjes aan de rand van de gemeente, met sobere huisjes die ooit bedoeld waren als noodopvang, maar die nu, 29 jaar later, nog steeds worden be-woond. Terremotati, noemen ze de bewo-ners in Italië, aardbevingsslachtoffers.

Irpinia is mooi. Groene heuvels, blauwe stroompjes en veel vogels. Maar wie beter kijkt, ziet tussen het groen allemaal half afgebouwde huizen, nooit gebruikte indu-strieterreinen en ingestorte woningen.

In het plaatsje Sant’Angelo dei Lom-bardi komen we langs een kerkje. Ooit was het een mooi kerkje, nu een bouwval. Er zijn miljoenen lires uitgetrokken voor de restauratie. Maar de verantwoordelijken incasseerden het geld en deden vervolgens niets. Van voren lijkt het nog wat, maar de achterkant is ingestort, met dak en al. Er liggen gebruikte condooms op de grond.

Verder, richting Montella, zien we ver-laten industrieterreinen. Een gloednieuwe koeienslachterij, maar die staat leeg. Het gras tussen de schuren is kniehoog. De slachterij is nooit gebruikt; de aannemers die hem hebben gebouwd hebben er dik aan verdiend, en nu staat het gebouw al-leen het landschap te bederven.

In Irpinia vind je honderden van dit soort voorbeelden van ‘wederopbouw’. Er is zelfs

een woord voor: Irpinia-gate, een van de grofste corruptieschandalen van Italië. De afgelopen 29 jaar is van de bijna twintig mil-jard euro die de staat heeft geïnvesteerd in de wederopbouw van het getroffen gebied, een groot deel verdwenen in de handen van louche ambtenaren en de maffia.

Terug naar Montella, naar het huis-je van Giuseppe Capace en zijn vrouw Raphaella, die net terug is van het bood-schappen doen. Want noodwoning of niet, er moeten gewoon boodschappen worden gedaan. Op het eerste gezicht hebben de Capaces het helemaal niet zo slecht, in dat houten huisje. Het ziet er heel bewoonbaar uit. Er zit een dak op. Er is een voordeur, met een bel. Er ligt een mat met Welcome Home erop. Er staan meubels in de woon-kamer, inclusief een breedbeeldtelevisie van een goed merk, en de vrouw des huizes vraagt of we koffie willen, die ze gewoon op haar gasfornuis kan zetten. “Na dertig jaar wachten ga je op een gegeven moment maar verder met je leven,” zegt mevrouw Capace eufemistisch. “Je koopt meubels. Je lakt het hout om de paar jaar. Je hangt wat

leuks aan de muren, en het gaat er allemaal best fatsoenlijk uitzien.” Toch zou Raphael-la liever in een huis van steen wonen.

Haar man Giuseppe kwam als jongen in zo’n houten huisje te wonen. Zijn moeder raakte haar huis kwijt bij de aardbeving en kreeg een noodwoning. Ze zou binnen een paar jaar een nieuw huis krijgen, werd haar beloofd. “Ze zijn dat huis nog steeds aan het bouwen – als het al bestaat.”

Giuseppe wijst naar een bouwterrein, verderop. “Die huizen krijgen ze nooit af. Daar moeten een stuk of tien nieuwe huizen komen. In een gewoon land zijn er

dan een man of dertig op de bouwplaats aan het werk. Hier drie. En alleen maar zo nu en dan. Al vanaf de geboorte van mijn oudste dochter zijn ze daar bezig, en die is nu achttien.” Dan eist Giuseppe dat we even rond het huisje lopen om wat detail-foto’s van de houtrot te maken. “Heb je dat er goed op staan? Deze huizen zijn veel te oud om nog bewoond te worden.” In de zomer barst het er van de muggen, mieren, wormen en wespen en in de winter is het er steenkoud. “We stoken ons rot hier.”

Een voordeel is wel dat de familie er al die jaren gratis woont. Ze betalen alleen water, gas en licht, een paar honderd euro per maand. Toch is het gek dat ze er nog steeds wonen. Op de particuliere markt, ook in Montella, zijn genoeg huizen te koop en te huur. Sterker nog: er is behoor-lijk veel leegstand in Irpinia. In het nabijge-legen Sant’Angelo dei Lombardi is de helft van de huizen onbewoond. Als het leven in een noodwoning echt zo verschrikke-lijk is, waarom huurt de familie Capace dan niet gewoon wat? “Omdat ik werkloos ben.” Giuseppe is bouwvakker van beroep. Dat maakt het nog wat wranger. “En ook Ω

Giuseppe Capace voor zijn woning

Davide de Stefano met zijn dochter Nicoletta

Dorpsstraat in Montello

‘Die huizen moeten af – in een gewoon

land zie je wel een man of dertig op de bouwplaats;

hier drie’

Page 3: Italiaanse - Napels zien en ... · die jaren gratis woont. Ze betalen alleen water, gas en licht, een paar honderd euro per maand. Toch is het gek dat ze er nog steeds wonen. Op de

30 31HP | de tijd 25 september 200925 september 2009 HP | de tijd

mijn vrouw is werkloos. Iedereen hier is werkloos. We hebben te weinig geld om iets te huren. En er is ons een nieuw huis beloofd. Daar wachten we op.” Bovendien, zeggen ze, móeten ze wel in hun noodwo-ning blijven, anders vervalt hun recht op een gratis nieuw huis.

Het is maandagochtend en in bijna ieder huisje is wel iemand thuis. Lees: werkloos. Tegenover de familie Capace woont Davi-de de Stefano, een bonkige Italiaan met een zeeroversbaard. Hij staat de struiken die zijn houten huisje aan het zicht onttrekken te snoeien. “Vergogna, vergogna, vergogna. Schande, schande, schande,” mompelt hij. “Het is een schande dat ik nog in dit huis moet wonen. Op dit kamp. Ze hebben ons in de steek gelaten.”

Davides dochter Nicoletta (20) heeft een opleiding informatica gedaan. Ook zij kan geen werk vinden. Ze vreest dat ze straks het houten huisje erft van haar ou-ders, en dat ze haar toekomstige kinderen later moet opvoeden in hetzelfde houten huisje waar zij geboren is.

Wat Davide extra boos maakt, is dat de ‘bobo’s’, de lokale politici, een paar weken geleden weer langskwamen, zoals iedere keer als er verkiezingen zijn. “Dan komen ze aan de deur en zeggen ze dat hun par-tij kan regelen dat ik een nieuw huis krijg. Maar ik heb dit nu al zo vaak meegemaakt. Ik geloof het niet meer.”

Davide liet het woord het eerste val-len. Kamp. En inderdaad, de wijkjes met houten huisjes doen aan woonwagenkam-pen denken. Voor de huisjes staan auto’s, type verroeste witte Opel Kadett. Kinde-ren hangen rond op een pleintje. Meisjes van hooguit tien jaar passen op hun klei-ne broertjes. De ouders zijn niet thuis. De oudere kinderen voetballen. Nicolla is de oudste. Hij is vijftien. Hij gaat niet meer naar school. “School en ik, dat is geen goe-de combinatie.” Hij heeft stevige handen, die aanvoelen als schuurpapier. Nicolla werkt in de sloop. Zwart. Hij sloopt hui-zen. Ook weer zo wrang, want zijn ou-ders wachten al jaren op een nieuw huis.

“Maar door die klote-Camorra komt hier niets af,” klaagt hij, verwijzend naar de Napolitaanse maffia. De kinderen zeggen dat ze nooit vriendjes en vriendinnetjes uitnodigen op het plein. Vanessa, een mooi meisje van veertien in een zuurstokroze vest, zit op een muurtje. “Ik schaam me voor ons huis. Ik ga altijd naar mijn vrien-

dinnen toe, ik nodig ze nooit hier uit.”Dan doet een omaatje haar raam open

en vraagt op luide toon wat dat vreemde volk moet. We zijn hier voor de aardbe-ving, roepen we terug. Ze heet Nenella Rota, zegt ze. Ze pakt twee grote kazen uit haar huisje. Opengebarsten kazen. “Gebar-sten door de hitte en aangevreten door de mieren. Zie je?” In haar huisje maakt ze ka-zen, die ze later op de markt verkoopt. “Als mijn nieuwe huis klaar is, ben ik hier weg. Maar ja...” Feilloos switcht ze van onder-werp, en ze begint over buitenlanders. “In de huizen die leegstaan, stopt de gemeente zigeuners en Marokkanen.” Nenella moet er niets van hebben. Ze is bang voor ze, zegt ze. Toevallig loopt er net eentje langs. Een Marokkaanse jongeman van een jaar of twintig. “Hallo mevrouw,” zegt de jon-gen netjes. “Hallo,” zegt Nenella op haar alleraardigst terug. De jongen blijft even staan voor een babbeltje met Nenella. Als hij doorloopt, zegt Nenella: “Dag!” Maar als hij echt weg is, begint ze weer. “Weet je wat het ergste is? Die buitenlanders krij-gen nog eerder een nieuw huis dan wij, de echte terremotati. Toen wij hier die aardbe-

ving hadden, liepen zij in Marokko achter geiten aan.”

Kortom, de mensen in Montella heb-ben het gevoel dat ze in het spreekwoor-delijke afvoerputje terecht zijn gekomen. Gevraagd naar hun politieke voorkeur zeggen de meesten op Berlusconi te heb-ben gestemd. Een oude man begint zelfs over Mussolini. Dat die weer moet terug-komen, omdat hij wel raad zou weten met al die buitenlanders.

Zoals elke kleine gemeenschap heeft ook Montella een stel dat gepest wordt.

Dat zijn Mario en zijn zoon Genarro. “Die eten wel twaalf keer per dag,” lachen de kinderen van het pleintje. “Kom mee, dan gaan we kijken! Wel foto’s maken, hè!” En inderdaad, als we binnenkomen zitten va-der en zoon aan een klein tafeltje in het kleine keukentje te eten. Een grote homp brood ligt op tafel, met een mozzarella di bufala ernaast. Genarro is een tikje aan de grote kant voor het tafeltje. Ook voor het stoeltje trouwens. Als ik hem vraag zijn naam voor me op te schrijven, lukt dat niet. Althans, het is niet leesbaar. Ik heb sterk de indruk dat hij niet kan schrijven. Het interview gaat in plat Montelliaans, en die taal ben ik niet vaardig. Maar ik begrijp dat Mario’s vrouw twee maanden geleden is overleden. Aan de muur hang haar por-tret, met een bidprentje. Ernaast hangt een oorkonde van de gemeente Montella. “Gefeliciteerd met het veertigjarig huwe-lijk,” staat erop. “Maar ik zou liever een nieuw huis krijgen,” moppert Mario. “Ma quando, quando, quando, quando!? Wanneer, wanneer, wanneer!?”

Genarro geeft buiten de hond Bobby te eten. Pasta met tomatensaus.

Ω

Ω

Nenella Rota

Mario

Genarro

‘Het is een schande dat ik nog in dit

huis moet wonen, op dit kamp;

ze hebben ons in de steek gelaten’

Page 4: Italiaanse - Napels zien en ... · die jaren gratis woont. Ze betalen alleen water, gas en licht, een paar honderd euro per maand. Toch is het gek dat ze er nog steeds wonen. Op de

32 25 september 2009 HP | de tijd

Als ik Mario goed verstaan heb, huurde hij op het moment van de aardbeving een goedkoop huis van een welgestelde familie. Toen die familie haar huis kwijtraakte, ging de familie zelf in dat huurhuis wonen. Ma-rio kon inpakken. En nu kan hij niks goed-koops meer vinden en wacht hij maar af in het houten huisje. Zulke verhalen hoor ik vaker in Irpinia. Hebben deze mensen überhaupt recht op een nieuw huis, vraag je je dan af. Ze zeggen natuurlijk allemaal van wel. Maar mogen ze zich eigenlijk niet gewoon in hun handjes wrijven met hun noodwoning waar ze alleen gas, water en licht hoeven te betalen? Kortom, wie van de bewoners in de houten huisjes zijn ech-te terremotati en wie doet maar alsof?

Op de terugweg komen we door het stadje Sant’Angelo dei Lombardi. Hier ontmoeten we Carmella Fellela, het lief-ste vrouwtje van Italië. Ze is begin tachtig. Ons bezoekje duurt hooguit twintig mi-nuten, maar als we weggaan komt ze ons achterna om ons te zoenen. “Mijn zonen! Mijn zonen! Mijn zonen!” roept ze. In haar huisje, een vierkante betonnen bak, heeft de tijd stilgestaan. Haar zonen zijn al jaren geleden vertrokken, haar man is al tiental-len jaren dood, maar aan de muren hangen nog steeds posters van Formule 1-coureurs uit de jaren negentig. Damon Hill, Nigel Mansell en Jacques Villeneuve. Bij de in-gang een Baywatch-poster, David Hassel-hoff op het strand. Carmella is zo gewend aan haar huisje dat ze er niet meer weg wil. Voor geen goud krijgen ze haar er uit, ver-telt ze aan een tafeltje met een bos verse rozen in een vaas. Maar Carmella moet juist weg van de gemeente. Haar nieuwe huis is klaar, na bijna dertig jaar. Boven-dien zit er asbest in haar betonnen bak. Maar dat neemt ze op de koop toe. “Ik ben al tachtig.. Laat mij maar lekker hier.”

Als we Sant’Angelo dei Lombardi ver-laten, stuiten we op nog een kampje. De houten huisjes worden bewoond. Maar gevraagd naar de aardbeving beginnen de bewoners te lachen. Het blijkt een stel te zijn uit Napels. “We betalen maar zes-honderd euro per jaar aan de gemeente, en zo hebben we in de weekenden een mooi vakantiehuisje in een rustig ge-bied waar de lucht nog schoon is,” vertelt Antonio Antonelli. We kunnen er wel een weekje logeren, zegt hij; dan moeten we hem maar een mailtje sturen. Antonelli verhuurt zijn houten huisje namelijk ook aan toeristen. |

Ω

Carmella Fellela is heel tevreden met haar kleine containerwoning

Antonio Antonelli en zijn vrouw uit Napels voor hun vakantiehuisje

Mario speelt buiten met zijn zusjes