it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de...

14
XXXe Vlaamsch N atuur- en G eneeskundig C ongres . L euven 22-24 A pril 1938. Eutelie, door Lucien A. P. D e CONINCK. Instïtud voor «riwo* it ifc »¿s®** Frinses LÎisebeihla&n 69 8401 Bredene - Belgium - ïel. 059 / 80 37 15 (Ooergedrukt uit het Natuurwetenschappelijk Tijdschrift, XX, 1938, Congres-nummer, blz. 226-234). GENT Uitgevers- en Boekdrukkershuis v/h Ad. Hoste, N. V. Galgenberg, 21-23.

Transcript of it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de...

Page 1: it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de volledige celconstantie zooals we die aantreffen bíj bepaalde Nematoden, Rotatoriën,

X X X e V l a a m s c h N a tu u r - e n G e n e e s k u n d ig C o n g r e s . L e u v e n 2 2 -2 4 A p r il 1938 .

Eutelie,

door Lucien A . P . D e CONINCK.

I n s t ï t u d voor « r i w o *

i t if c » ¿ s® * *F rinses LÎisebeihla& n 69

8401 B redene - B elg ium - ïe l . 059 / 80 37 15

(O oergedrukt u it h e t N atuurw etenschappelijk T ijd schrift, X X , 1938, Congres-nummer,b lz . 226-234).

G E N TUitgevers- en Boekdrukkershuis v /h A d . Hoste, N . V .

Galgenberg, 21-23 .

Page 2: it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de volledige celconstantie zooals we die aantreffen bíj bepaalde Nematoden, Rotatoriën,
Page 3: it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de volledige celconstantie zooals we die aantreffen bíj bepaalde Nematoden, Rotatoriën,
Page 4: it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de volledige celconstantie zooals we die aantreffen bíj bepaalde Nematoden, Rotatoriën,

Eutelíe,

door Lucien A . P . De C oNINCK.

A a n het verschijnsel dei celconstantie , w aarbij organismen of onderdeelen van organismen op gebouw d zijn uit een b epaa ld , m eestal beperkt aantal cellen gaf MARTINI de naam « E u t e 1 i e » . In dien naam vertolkte hij zijne opvatting a is zou dit verschijnsel voor bedoelde organismen he t voordeel bijbrengen van een vlug bereiken van den eindvorm door practischer, eenvoudiger inrichting, gepaard m et energie- en tijdsbesparing.

A fgezien van die teleo logische beschouw ingen van MARTINI ís het verschijnsel der celconstantie belangw ekkend door zijn voor­kom en in zeer verschillende groepen, voor w a t aangaat de ce l­constantie bij de opbouw van b ep aa ld e organen of onderdeelen van organen bvb . de opbouw der om m atidiën bij insecten.

V an die partieele celconstantie, die het eerst schijnt op te treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de volledige celconstantie zooals we die aantreffen bíj bepaalde Nematoden, Rotatoriën, Acanthocephalen, e. a. waarbij die con­stantie zich uitstrekt niet alleen tot het aantal, maar zelfs tot de relatieve grootte, tot den vorm en to t de verdeeling der cellen. G e ­brek aan regeneratievermogen gaat daarmede gepaard.

GOLDSCHMIDT en M a r t i n i waren het die op dit gebied ais de baanbrekers mogen worden beschouwd, de eerste voornamelijk door zijne onderzoekingen over het zenuwstelsel van Ascaris, de tweede door zijne onderzoekingen op Oxyuris curvula (Nematodes), Fritillaria pellucida en Oikopleura longicauda (Urochordata appen­dicularia) en op H ydatina senta (Rotatoria) en door verschillende samenvattende artikelen op dit gebied.

Door verschillende auteurs werden deze baanbrekende werken nagevolgd en aangevuld,- voor de Rotatoria voornamelijk door N a c h t w e y , S e e h a u s , P e t e r s en H e r m e s , voor de Nematodes o. a. door R . G . en M . B . CHITWOOD.

V oor de ROTATORIA, waarvan het cellenaantal der onder­zochte individuën schommelt om de 9 0 0 , kwamen MARTINI en de andere onderzoekers tot het besluit dat alle of bijna alle samen­stellende deelen van het lichaam gekenmerkt zijn door strenge cel­constantie en dat elke kern op de hem aangewezen plaats ligt en elke cel haar typische vorm heeft, en bouw en functie. V erw ante soorten, met hetzelfde of bijna hetzelfde cellenaantal wijken enkel van elkander af door de verschillende vorm van homologe cellen,

GOLDSCHMIDT w as he t die he t eerst bij de Nematodes (Ascarisj in de slokdarm ring (zenuwcentrum) 162 gangliencellen

— 226 —

Page 5: it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de volledige celconstantie zooals we die aantreffen bíj bepaalde Nematoden, Rotatoriën,

— 227 —

vond, noch één meer noch één minder. D ie constantie strekte zich verder uit tot de relatieve grootte en tot de celvorm. D aarna volgde het onderzoek van MARTIN! op Oxyuris curvula waarbij eene verre­gaande constantie van het cellenaantal van alle organen en weefsels werd vastgesteld, waaraan alleen het m iddendarm -epitheel, het syn­cytiale lichaams-epitheel en de gonaden, door hun groot cellenaantal schijnen te ontsnappen, althans bij de volwassen dieren, want bij de larven bestaan ook deze drie deelen uit een constant aantal cellen: in totaal voor het geheeïe larvale lichaam 478 cellen, dat is : het resultaat van negen opeenvolgende klievingen waarvan een of meer celgroepen (o. a. de gonaden) zich vroegtijdig onthielden.

B. G . C h i tw o o d en M . B. C h i tw o o d wijdden verschillende publicaties aan de structuur van den slokdarm van vertegenwoor­digers der verschillende systematische groepen en vonden elke soort gekenmerkt door een beperkt en bepaald aantal en eene bepaalde verspreiding van de kernen der spier-, zenuw- en klier el ementen die de slokdarm opbouwen.

M a r t i n i onderzocht ook typen van Urochordata appen­dicularia ( = Tunicata Copelata), nam elijk Oikopleura longi­cauda en Fritillaria pellucida w aarbij ook hier voor talrijke organen eutelie w erd vastgesteld.

Eutelie is bij de Gastrotricha nog niet aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen geweest. D aartoe is het beschikbare m ate­riaal slecht geeigend. D e meest primitieve Gastrotricha, namelijk de Macrodasyoidea bestaan niettegenstaande hunne kleine lichaams­vorm uit een groot aantal uiterst kleine cellen, w at voor eene studie over aantal en verspreiding der cellen niet bevorderlijk is. D e Chaetonotoidea daarentegen leenen zich daartoe gemakkelijker door geringer aantal en grootere afmetingen der cellen. Daarbij werd door D e BEAUCHAMP vastcresteld dat in drie verschillende familiën het aantal darmcellen 30-32 bedraagt, terwijl ook in andere organen de kernen duidelijk symmetrisch verdeeld liggen, hetgeen voor eene verregaande constantie spreekt.

Bii de Acanthocephala stelde V a n CLEAVE in het g e­slacht Eorhynchus eene verregaande celconstantie vast in bijna alle deelen van het lichaam die met dat doei konden worden onderzocht.

V o lg en d e tafel geeft de resultaten w eer van VAN CLEAVE.

Page 6: it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de volledige celconstantie zooals we die aantreffen bíj bepaalde Nematoden, Rotatoriën,

— 228 —

Orgaan of weefsel

E O R H Y N C H U S

gracili-sentis longirostris emydis cylindratus tenellus

S u b c u t ic u la 6 6 6 6 6K e rn r in g a a n s lurfeinde 12E in d o rg a a n v a n slurf 5 5 4 4 4L em nisc i 3 3 3 3 3H a a k -re t ra c to re n 4 4 4 4W a n d d e r s lu rfscheed e 6 2 + ? 6 6 6S lu r f - in s tu lp in ssp ie r 4 4 4 4 4R e f ra c to re n v. i d o rsaa l 2 2 2 2 2s lu r fs c h e e d e ' v en traa l 2 2 2 2 2C em en tk l ie r 8 16 8 8 8C irrus 4V as de fe re n s 2S p ie rzak 2 + 2

ach te re in d e : Inge-[s tu lp t deel 15

V agina 8 8 8 8 8U te ru s 2 2 2 2 2V ag in aa l sp h in c te r 2 2 2 2S e le c t ie - a p p a ra a t 8 + ? 12 12S te u n s p ie r e n id. 2 2 2 2V u lv a : l igam en t 2H e rse n g a n g l io n 10 8? 9 4 ?G enitaa l » 18L ic h a a m sp ie r e n 30

N iet alleen is het aantal cellen constant bij alle individuën eener bepaalde soort, maar zooals uit de tabel blijkt kunnen ook verschillende soorten hetzelfde cellenaantal bezitten.

De g ro ep d e r Archiannelida is een verzam elgroep die onder­ling sterk verschillende vormen vereenigt. W oLTERECK kon bij de jonge larve van Polygordius (verw ant m et de po lychaete C haeto- poda) a lle ce llen bepalen naar p laa ts en aan ta l, terw ijl ReISINGER getroffen w erd door de opvallende regelm atigheid der epitheel- ce llen , der cellen van h e t zenuw stelsel en van d e slokdarm m uskula- tuur bij Parergodrilus heideri, een vorm die verw antschap vertoont met de streng cel constante R o ta to ria .

Ook de Tardigrada zijn dieren wier organen waarschijnlijk bestaan uit een bij elke soort nauwkeurig bepaald aantal cellen. De slokdarm bestaat bij Macrobiotus hufelandi volgens BAUMANN uit 30 cellen, waarvan 6 epitheelcellen, 15 spiercellen en 3 + 6 cellen wier functie nog niet met zekerheid werd uitgemaakt. Bij Echiniscus is het aantal cellen in de slokdarm even groot ais bij Macrobiotus. Bij M ilnesium echter blijkt dat aantal merkelijk grooter te zijn.

Page 7: it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de volledige celconstantie zooals we die aantreffen bíj bepaalde Nematoden, Rotatoriën,

— 229 —

Bij de H ir u d in e a was het A p a t h y (M itt. Z oo l. S tat. N eapel, 1897) díe het eerst de standvastigheid aantoonde van aan­ta l, vorm en ligging van een groot deel der gangliencellen. SuKAT- SCHOFF (ibid., 20) wees op de stereotypie der 8 groote speeksel - kliercellen terwijl onlangs P r e u , na onderzoekingen over de kern- vormen en over de afmetingen van spiercellen en hunne kernen bij verschillend groote individuën van Glossiphonia complanata L . tot het besluit kwam dat bij deze soort de zeer aanmerkelijke groei van het spierstelsel, dat een belangrijk deel uitmaakt van de totale lichaamsmassa, vanaf het jonge, slechts weinige dagen oude, tot het volwassen en geslachtsrijpe individu, niet te wijten is aan cel- deeling maar aan celvergrooting.

Ook de Turbellaria Temnocephalida, parasitaire zoetwater- vorm en die nauw verwant zijn m et de Turbellaria Rhabdocoela, blijken gekenm erkt te zijn door celconstantie. Inderdaad heeft M e r t o n (cf. M a r t i n i 1924) gezien dat bij Temnocephala rouxii de parenchymcellen, de nephridiaalcellen, de zenuwvezels, enz. niet alleen nauwkeurig symmetrisch geordend zijn maar ook bij de verschillende individuën op bepaalde plaatsen terug te vinden zijn.

O nbetw istbare gegevens over celconstantie bij andere Turbel- lariën zijn niet aanwezig, maar wel kan men tot mindere of meerdere celconstantie besluiten bij de Turbellaria Rhabdocoela (onder- orde Lecithophora) op grond van regeneratie-proeven bij deze dieren. Inderdaad beperken de reparatie-verschijnselen bij deze groep zich tot het heel en der wonde door materiaalverschuiving, zonder dat de verloren gegane deelen hersteld worden zooals dat bij de andere Turbellariën gebeurt, met uitzondering van enkele vormen der Acoela die eveneens weinig of niet regenereeren.

Belangwekkend is het hierbij vast te stellen d a t de Turbel­laria Acoela kunnen worden beschouwd ais een groep van w aar­uit zich verschillende andere groepen zouden ontwikkeld hebben volgens een schema dat ik ontleen aan ReisiNGER en er eenigszins gewijzigd aldus uitziet :

P l r T H E L M I R T H E 5 ! N E E t / 7 T H E l ' E t / /Y T /i ES

/Yemerhrti lupiathelminthes Rotatoria OasiroincAa. Ichinoderida Hematodes

Chaetonotoideatlacrodasi/oidea Hcantfto-

^Turbcßarta 7êmno cephala. \ y / ” CC^pAct/d

f Prorhyn chopsis), / T urbellaria R habdocoela

T u rb ella ria Rec e la d

Behalve bij de Echinoderida w aar celconstantie nog niet w erd vastgesteld, zijn alle Nemathelminthes (s. 1.) gekenmerkt door een sterk uitgesproken celconstantie díe reeds zou wortelen bij

Page 8: it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de volledige celconstantie zooals we die aantreffen bíj bepaalde Nematoden, Rotatoriën,

— 230 —

die Turbellaria Acoela die alover de Turbellaria Rhabdocoela aan­leiding zouden gegeven hébben to t de geheele groep.

Partieele celconstantie, bij andere groepen, is wellicht meer verspreid dan tot nog toe aangegeven omdat over het algemeen geen aandacht werd geschonken aan het verschijnsel.

MARTINI vermeldt het bij bepaalde zintuigen van Trematoda, bij de smaakcellen van Salpa (Thaliacea), bij de speekselklieren van verschillende insekten, bij de opbouw der ommatidiën (2 pig- mentcellen, 4 kristalkegelcellen en 7 tot 8 lichtgevoelige cellen), bij bouw, aantal en verspreiding der haren bij insecten. V ooral het zenuwstelsel vertoont neiging tot eutelie en ook bij de mensch zijn er aanwijzingen voor te vinden : het orgaan van CORTI, het eigen­lijke gehoorzintuig, met zijn ingewikkeld steunapparaat, is daar gewis een voorbeeld van.

Reeds zeer vroeg werd er een parallélisme ontdekt tusschen het verschijnsel van eutelie en het ontbreken van regeneratiever- mogen. Theoretisch is het natuurlijk heel w el mogelijk dat cel- constante dieren in hun lichaam een groep onontwikkelde, omni­potente cellen bezitten, ofwel dat de eenmaal gedifferentieerde cellen, in geval van nood zich zouden dedifferentieeren om dan opnieuw te differentieeren in verschillende richtingen al naar gelang de noodwendigheden, m. a. w . eene spiercel of een darmcel zou opnieuw door dedifferentiatie omnipotent worden en zenuwcel, epitheliaalcel worden, of gelijk w at anders.

KoRSCHELT blijk t overtuigd te zijn van d e m ogelijkheid eener dergelijke dedifferentiatie gepaard gaande m et herw innen der omni- potentie ín m indere of m eerdere m ate.

D e voorbeelden die hi] daarvan geeft, zooals regeneratie tot een geheel individu van H ydra-tentakels,- van kleine stukken van polypen, plananën, anneliden, ascidiën, enz. znn echter allerminst overtuigend, want zij bewijzen geenszins dat de effectieve dedif­ferentiatie gevolgd wordt door herdifferentiatie, noch het ontbreken van een of meer embryonaal gebleven omnipotente cellen. Inderdaad kunnen de gededifferentieerde cellen heel goed door een klein groepje embryonale cellen gebruikt worden ais voedselvoorraad voor het nieuw op te bouwen individu.

Theoretisch is het natuurlijk van zeer groot belang daarover nauwkeurig ineelicht te zijn, w ant eene dedifferentiatie met daarop­volgende herdifferentiatie, hoezeer theoretisch ook mogelijk, is in tegenspraak met een beginsel dat in de vergelijkende ontleedkunde en in de naleontologie gekend is ais de regel der irreversibiïiteit of de recrel van D o L L O betreffende de organen, w elk beginsel ook toepasselijk kan worden geacht op de constitueerende deelen dier organen, t. t. z. de gediffentieerde cellen.

Page 9: it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de volledige celconstantie zooals we die aantreffen bíj bepaalde Nematoden, Rotatoriën,

— 231 —

W a t er ook van zij : geen organisme dat gekenmerkt is door verregaande celconstantie is in staat al w as het maar één verloren gegane cel te regenereeren. Hoogstens kan eene eenvoudige wonde geheeld worden zonder dat het verlorene deel, zelfs al is het maar een kernloos celstuk, terug aangroeit.

Celconstantie brengt dus geen oplossing aan bovenstaand pro­bleem, m aar dít is op zichzelve belangrijk genoeg om in dit verband de aandacht erop te vestigen.

V oor w at de feiten betreft : BAUMANN geeft aan dat T a rd i­grada niet in staat zijn de geringste weefselverwonding te herstellen.

D e R habdocoele turbellariën, die door de verdeeling en het aantal hunner cellen eutelie laten vermoeden, regenereeren niet (zie hooger).

U it eigen ervaring weten wij dat bíj de Nematoden soms indi­viduën voorkomen, van soorten die gekenmerkt zijn door een lange staart, waarbij min of meer groote stukken van die staart zijn afge­broken. W e l kan de wonde geheeld worden, maar niets van het verlorene regenereert.

Bij de H irudinea werd een herstellingsvermogen vastgesteld dat voornamelijk berust op verschuivingen en verplaatsingen van cel- groepen of -individuën. Z ulke verschuivingen kunnen leiden tot volledige wondheeling, maar nooit werd to t nu toe eene regeneratie van ringen waargenomen, ook niet bij de jongste stadia.

PrE U heeft zijne aandach t geschonken aan dit probleem en te lde de celdeelingsfiguren in de reparatie-zone en in de rest van het lichaam bij geopereerde, tw ee dagen oude individuën van Glossi­phonia complanata. A ld u s verkreeg hij d e volgende tabel :

V o l g n u m m e r v a n d i e r O u d e r d o mM i t o s e n i n h et

g e h e e l e d ie rM i t o s e n in d e r e p a r a t i e z o n e

1 5 d a g e n 616 922 5 » 550 585 9 » 333 377 12 » l i i 119 15 » 18 0

14 18 » 10 0

Deze tabel toont aan dat het aantal der celdeelingen in de verwondingszone in den loop van enkele dagen met het ouder worden der dieren in dezelfde m ate afneemt ais in de rest van het lichaam. Daaruit trekt PREU w ellicht terecht het besluit dat de celdeelingen die bij de slechts 5 tot 12 dagen oude dieren in de reparatie-zone gevonden werden niet te beschouwen zijn ais het gevolg der ver­wonding en dus ook niet ais het gevolg eener regeneratie door cel-

Page 10: it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de volledige celconstantie zooals we die aantreffen bíj bepaalde Nematoden, Rotatoriën,

— 232 —

deeling, maar wel moeten beschouwd worden ais normale cel­deelingen der embryonale ontwikkeling of organogenese in een weefsel dat bij deze jonge wormpjes, op het oogenblik der operatie, nog niet w as uitgedifferentieerd.

Bij de H irudinea is er dus geen regeneratie van verloren gegane deelen. D e reparatie verschijnselen bij de zeer jong geopereerde wormpjes beperken zich tot cel verschuivingen en to t gebruik van het nog niet uitgedifferentieerde m ateriaal.

Celconstantie schijnt dus to t nu toe regeneratie uit te sluiten.

D oor verschillende auteurs w erd eutelie ten onrechte ín verband gebracht met verschijnselen ais neotenie en paedogenesis, vooral bij gelegenheid van phylogenetische beschouwingen. D at ligt ten eerste aan een verkeerde interpretatie van het begrip « neotenie » dat in wezen te w ijten is aan een hormonale deficiëntie, te weten eene bepaalde atrophie van de schildklier, ten tw eede aan het ontbreken eener voldoende verklaring voor het begrip eutelie.

O o k MARTINI w as het reeds opgevallen d a t typisch celcon- stante dieren alle gekenmerkt w aren door eene streng gedeterm i­neerde ontw ikkeling. M aar voor he t verschijnsel der partieele ce l­constantie, ook bij vormen zonder m ozaïëk-ontw ikkeling, w ist hij geen verklaring te vinden.

M aar ongeveer terzelfdertijd ontwikkelde W EISS zijne be­schouwingen over de ontwikkeling, waarin hij zích keerde tegen het bijna klassieke onderscheid tusschen mozaïek- en regulatie-ontwik- keling of tusschen gedetermineerde en ongedetermineerde ontwik­keling. D aarin toonde hij aan hoe verschillende faktoren de ont­wikkeling beinvloeden, namelijk een min of meer snel uiteenvallen der potenties, een vroeger of later klievingsbegin, een tragere of vluggere klievingssnelheid. D it zijn drie veranderlijke faktoren die door hunne samenwerking het ontwikkelingstype kenmerken, en door hunne wisselwerking alle overgangen kunnen te voorschijn roepen tusschen extreme mozaïek- en typische regulatie-ontwikkeling.

H e t is duidelijk dat celconstantie te wijten is aan een zeer vlug uiteenvallen van alle verschillende potenties in het ongekliefde of zich reeds klievende ei. A is zoodanig zijn cel constante dieren het produkt van eene extreme mozaïek-ontwikkeling.

M aar evenals tusschen extreme mozaïek- en typische regulatie- ontwikkeling alle mogelijke overgangen bestaan, zoo bestaan ook talrijke overgangen tusschen extreme celconstantie en inconstantie.

Laboratorium Voor Z oologie, A f d . System atiek en Vergelijkende A n a ­

tomie (Bestuurder : P ro f. D r. P . VAN O y e ) . Unioersiteit te Gent.

Page 11: it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de volledige celconstantie zooals we die aantreffen bíj bepaalde Nematoden, Rotatoriën,

— 233 —

S U M M A R Y .

Eutely is the name given to the phenomenon of cell constancy by MARTINI. This cell constancy affects either the whole organism or only certain organs. From this partial eutely, which is widespread in the animal kingdom, especially in parts of the nervous system, all possible transitions lead to the typical eutelic forms such as wheel - animalcules, nematodes, acanthocephala, a . o. w here this constancy governs not only the number, but also th e relative size, form and distribution of cells. Loss of regenerating pow er is coupled with cell constancy. By several authors eutely w as wrongly identified with neoteny and paedogenesis,- especially in phylogenetical discussions, whereas neoteny is the result of hormonal deficiency, while eutely is the result of the very rapid segregation of all potenties in the egg. Eutelic animals develop after the m osaic-type, but just as all possible transitions exist between mosaic and regulative development, so exist also numerous transitions between extreme cell constancy and incon­stancy.

V O O R N A A M S T E B IB L IO G R A P H IE .

BAUMANN, H ., 1920. — Mitteilungen zur feineren Bau Ser Tardigraden, Zool. A nz., 52 : 56-66, 5 A bb.

C h it w o o d B. G . & C h it w o o d M. B ., 1934-1937. — T he histology of nemic esophagi l - V î l l , Ztschr. f. Zellforschung & mikroskop. A nat., 22 & Jl. W ash. A cad. Sciences, 24-27.

D e CoN IN C K , L ., 1933. — Neotenie, Botanisch Jaarboek, 24 : 27-29. G o l d s c h m id t , R ., 1908-1910. — Das Nerüemystem von Ascaris lumbri­

coides und megalocephala, I , Ztschr. f. wissensch. Z ool., 90 : 73-136, 22 A bb. & 3 T a f .; I I , Ibidem, 92 : 306-357, 21 A bb. & 3 T a f.; III, Festschr. R ichard Hertw igs, 2 : 253-354, 29 A bb & 7 T af.

HERM ES Gertrud, 1932. — Studien über die Konstanz histologischer E le ­mente I V . D ie Männchen üon Hydatina senta E h r e n b e r g , Rhinops citrea H U DSON und Asplanchna priodonta G O S S E , Ztschr. f . wissensch. Zool. 141 : 581-725, 52 A bb .

K o RSCHELT, E . — Regeneration, Handwörterbuch der Naturwissenschaften, 2e A ufl., 8 : 269-306, 44 A bb.

M a r t in i , E ., 1909-1912. — Studien über die Konstanz histologischer E le­mente. I. Oikopleura longicauda, Z tschr. f. wissensch. Zool. 92; II. Fritillaria pellucida, Ibidem, 94; III . Hydatina senta, Ibidem. 102 : 425-645 , 24 A bb. & 10 T af.

MARTINI, E . 1923. —• D ie Zellkonstanz und ihre Beziehungen zu anderenzoologischen Vorwürfen, Ztschr. f. A nat. & Rntwicklungsgesch.,70 : 179-259.

NACHTWEY, R ., 1925. — Untersuchungen über die Keimbahn, Organoge­nese und Anatomie üon Asplanchna priodonta G o s s e , Ztschr. f.wissensch. Z ool., 126 : 239-492, 43 A bb . & 9 T af.

Page 12: it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de volledige celconstantie zooals we die aantreffen bíj bepaalde Nematoden, Rotatoriën,

— 234 —

PET ER S, F r., 1931. — Untersuchungen über Anatomie und Zellkonstanz m n Synchaeta {S. grimpei REM ANE, S. baltica EHRENBERG, S. taüina H o o d und S . triophthalma LAUTERBORN). E in Beitrag zur Frage der Artunterschiede bei kpnstantzelligen Tieren, Ibid. 139 : 1-119, 69 Abb,

PREU, T heo, 1935. — Untersuchungen zur Frage der Zellkonstanz bei den Rüsselegeln, Ibid., 146 : 517-546, 12 A bb.

R e i s iNGER, E., 1 9 2 5 . — Ein land b eWohnend er Archiannelide (zugleich ein Beitrag zur Systematik der Archianneliden), Ztschr. f. Morphol. & Oekol. d. Tiere, 3 : 197-254.

REISINGER, E., 1 9 2 5 . — Allgem eine Einleitung zur Naturgeschichte der Vermes Amera, :n W . Kükenthal & T h . Krumbach : H dbuch d. Z ool., 2 , Ie H . : (1) 1 9 -3 3 .

S E E H A U S , W ., 1930. — Z ur Morphologie der Rädertiergattung Testudinella B o r y d e S t. V in c e n t ( = Pterodina E h r e n b e r g ) , Ztschr. f. wissensch. Z ool., 137 : 175-273, 81 A bb.

V an C l e a v e , H . J., 1914. — Studies on cell constancy in the Germs EorhynchuS, Jl. of M orphol., 25 : 253-299, 46 Fig.

W E IS S , P . , 1 9 3 0 . — Entwicklungsphysiologie der Tiere, Wissensch. For- schungsber., X X II ; I-IX & 1-138, Steinkopff, Dresden.

Page 13: it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de volledige celconstantie zooals we die aantreffen bíj bepaalde Nematoden, Rotatoriën,
Page 14: it ifc »¿s®** · treden bij zenuwstelsel en excretiestelsel, bestaan talrijke overgangen naar de volledige celconstantie zooals we die aantreffen bíj bepaalde Nematoden, Rotatoriën,