Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

31
Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst? Nota Student: M. Dumont #3421406 Casuscursus ‘Modernisme’ Docent: H. Anten

description

Nota in het kader van de cursus 'Modernisme' onder leiding van Hans Anten

Transcript of Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Page 1: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota Student: M. Dumont #3421406

Casuscursus ‘Modernisme’ Docent: H. Anten

Page 2: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

InhoudInleiding..................................................................................................................................................3

Waarom dit onderwerp?....................................................................................................................3

Ergocentrische beschouwing van de tekst.............................................................................................4

Nauwkeurige analyse van Het Uur U..................................................................................................4

Een poging tot interpretatie van Het Uur U........................................................................................8

Beschouwing van de tekst in het kader van het modernisme..............................................................10

Wat is modernisme?.........................................................................................................................10

Nijhoff als Modernist........................................................................................................................12

Het Uur U als modernistische tekst..................................................................................................13

Conclusies.............................................................................................................................................18

Modernistische kenmerken..............................................................................................................18

Awater en Het Uur U........................................................................................................................19

Tenslotte..............................................................................................................................................20

Bronvermelding....................................................................................................................................21

Bijlage: Analyse Het Uur U

2

Page 3: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

Inleiding

Waarom dit onderwerp? Awater (1934) van Martinus Nijhoff vind ik een prachtig gedicht, dankzij de voor Nijhoff typische combinatie van intellectualiteit en alledaagsheid, complexiteit en eenvoud. Het besef van een hogere orde, zonder dat het religieus is. Nadat ik het gedicht in het kader van deze cursus nogmaals goed bestudeerd had, nu ook expliciet in het kader van het modernisme en de tijdsgeest waarin het ontstond, is mijn waardering nog groter geworden.

Het Uur U (1936) wist mij totnogtoe nooit zo te bekoren. Opvallend zijn de korte regels, waardoor het rijm veel meer op de voorgrond treedt dan in Awater. Echter, dit gepaard rijm roept bij mij de associatie met Sinterklaasgedichten en andere goedkope poëzie op.

Geen dief overtrof, geen spion,hetgeen hij moeiteloos kon;

Daarnaast zit een duidelijke maar onbevredigende spanningsopbouw in het gedicht: uit alles blijkt dat iets bijzonders gaat gebeuren: of beter gezegd: lijkt het of er iets bijzonders gaat gebeuren “het onheilspellende, maar onhoorbare gerucht”, “het uur u, nu gaat het beginnen.” Ook wordt er iets aangekondigd dat “dat alle beschrijving tart”. Echter, zodra de geheimzinnige man de hoek omslaat, is er - op het oog - niks bijzonders gebeurd: de soep is klaar en het leven gaat weer verder. Ook de korte laatste strofe gaf weinig voldoening:

Hoe mooi anders, ach, hoe mooizijn bloesems en bladertooi. -

Hoe mooi? De hemel weet hoe.Maar dat is tot daaraantoe.

Dan is er nog het nogal tegenstrijdige middenstuk, waarin eerst wordt gesuggereerd dat mensen vooral hun dromen moeten navolgen - immers: de daad die men naliet heeft meer kwaad dan de daad gedaan – waarna vervolgens blijkt dat dit dromen ook geen heil brengt – immers: de geest komt terug onder de zerk van vast werk en dagelijks brood [en] was dankbaar dat deze dood hem bevrijdde van ruimtevrees. Ook dit vind ik nogal onbevredigend.

Het Uur U wordt in diverse beschouwingen in een adem genoemd met Awater. Het zijn beide lange, epische gedichten. Bovendien voltooide Nijhoff in de periode na 1934 buiten Het Uur U weinig ander eigen werk. De twee gedichten zijn samen in een bundeltje uitgebracht door Uitgeverij Bert Bakker in 2005. Aangezien Awater als toonbeeld kan worden gezien van het modernisme zoals dat is gedefinieerd door Fokkema en Ibsch, is het zeer wel mogelijk dat ook Het Uur U kenmerken van deze stroming zal bevatten.

Mijn hoop is nu dat ik door een grondige analyse van Het Uur U te maken en daarbij vooral ook te letten op de literaire en historische omstandigheden waarin het is ontstaan, meer inzicht in en meer waardering voor het gedicht krijg.

3

Page 4: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

Ergocentrische beschouwing van de tekst

Nauwkeurige analyse van Het Uur UDe poëzie van Nijhoff valt als hermetisch te beschouwen. Zij geeft haar geheimen niet zomaar prijs. Daarom heb ik het gedicht eerst systematisch bestudeerd op vorm, stijl en inhoud. Een uitgebreide analyse met behulp van het handboek Literair Mechaniek van Van Boven en Dorleijn is als bijlage bijgevoegd. De belangrijkste conclusies neem ik hieronder over.

Motto:Het motto luidt: “Voor St. Storm”. Ik vermoed hier geen associatie met een heilige of een ander persoon, maar een woordspeling is op de uitdrukking ‘stilte voor de storm’, die ook letterlijk in het gedicht voorkomt en die in verband te brengen is met de titel, die verwijst naar een groot moment dat aanstaande is en waarvan een zekere dreiging uit gaat.

Metrum en ritme: In Het Uur U is sprake van ‘heffingsvers’, dat veel voorkomt in Middelnederlandse ridderromans. Hierbij wisselt het aantal lettergrepen per versregel sterk, maar het aantal beklemtoonde lettergrepen (heffingen) is vrij regelmatig. Ook Awater is gebaseerd op een Middelnederlandse versvorm.

Rijm:Vrijwel het gehele gedicht door zien we gepaard, mannelijk volrijm, met een heel enkele keer mannelijk halfrijm. Soms is er sprake van schrikkelrijm (waarop/bergtop, vijand/want, opgewekt/aantrekt. De veelvuldige alliteratie dient ogenschijnlijk alleen ter versiering. Assonantie is minder opvallend, doordat er sprake is van gepaard volrijm in relatief korte regels. Al met al lijkt het rijm in Het Uur U slechts een kwestie van vorm en compositie zonder betekeniselementen.

Vertelsituatie:We kunnen spreken van een auctoriale verteller. De verteltrant is monologisch. De verteller geeft de verhaalhandeling weer en geeft beschouwend vertellerscommentaar: dat commentaar staat vaak in bijzinnen en is soms ironisch en in opvallend alledaagse bewoordingen. De ironie geldt vooral de verontruste straatbewoners.

Hij was, terug in het vlees, / moe, weliswaar, zeer moe, / maar was, platgezegd, blij toe. Gaf, behalve de rechter dan, / geheel de straat den man / - sit verbo venia - / het heilig

kruis achterna. Maar voor de zoveelste keer / prees men de dag aleer / de avond was gedaald. / Men

heeft leergeld betaald, Alleen in de bomen niet. / Neen, niet in de bomen, want / die waren nog niet geplant. De hemel weet hoe. / Maar dat is tot daaraantoe

Tijd / Ruimte:Het noemen van auto’s, de tram, gas, water en licht duidt aan dat dit gedicht zich afspeelt rond de tijd dat het geschreven werd, in de jaren 30 van de 20e eeuw. De ruimte is niet zo gemarkeerd als in bijv. Awater, waar met een beetje kennis van de stad Utrecht de route in het gedicht te lokaliseren

4

Page 5: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

valt. Wel kunnen we – op grond van de tram en de wat ironische kijk op de bewoners – aannemen dat het gedicht zich in een (volks)wijk van een grote stad afspeelt. De wijk lijkt nog betrekkelijk nieuw, aangezien er nog groenvoorzieningen in aanleg zijn.

Gebeurtenissen:De gebeurtenissen verlopen chronologisch en zijn als volgt samen te vatten:

Er loopt een onbekende man door de straat. Het is opmerkelijk stil, omdat de tram vertraagd is en omdat enkele vaste passanten om onduidelijke redenen vandaag wegblijven (de student, de dame die niemand kent, de leraar met pensioen en de werkman van de plantsoenendienst). Hierdoor valt het des te meer op hoe geruisloos de man door de straat loopt. Bovendien trekken nu geluiden de aandacht, waar men normaal, in de drukte van alledag geen acht meer op slaat: de geluiden van de moderne stad - het gas in de buizen onder het huis, het gesuis van water onder de straat en in de elektrische draad naar radio en telefoon - , en later ook geluiden uit het binnenste van de mens, letterlijk en figuurlijk - hartklop, en droom, en geeuw, en bloedsomloop, en wanhoop, en stille hoop, kortom al wat nooit stem werd. Er gaat een dreiging uit van deze onbekende passant, alsof hij een grote verandering met zich meebrengt, die alles op zijn kop kan zetten. Hierdoor beginnen enkelen de balans van hun leven op te maken en herdenken gemaakte keuzes en gefnuikte ambities. Men hoopt dat deze ongemakkelijke situatie snel voorbij is, dat de vreemdeling snel de hoek omslaat en men weer verder kan met de orde van de dag. Dan komt de man bij het groepje spelende kinderen aan, dat hem ‘schaduwtrappend’ achtervolgt, tot grote schrik van de van achter de vitrage toeschouwende ouders. De man houdt halt en werpt de kinderen een vermanende blik toe, alvorens de straat uit te lopen en de hoek om te slaan. Ouders roepen nu hun kinderen aan tafel, waar de soep klaar staat. De vertraagde, stampvolle tram rijdt door de straat. De rust, het vertrouwde patroon keert terug.

Spanning: De spanning ontstaat door suggestieve vooruitwijzingen. Er hangt iets in de lucht, iets groots en onbestemds, dat blijkbaar samenhangt met de gang van de man door de straat.

langs heel de vuurlinie heenweet men: dit meldt het uur u,

nu gaat het beginnen, nuverdwijnt de onzekerheidvan de mij gegunde tijd,

nu is het voor alles te laat.

Ook de aanzwellende muziek, bestaande uit geluiden uit het innerlijk van de stad (gas, water, stroom) en het innerlijk van de mens (hartklop, bloedsomloop) zorgt voor opbouwende spanning. Verder zijn er nog de misleidende, wellicht ironisch bedoelde regels:

Toen heeft zich iets voorgedaandat alle beschrijving tart.

De schrik sloeg de straat om het hart.Kokend van woede, doodsbleek,

de vuisten gebald, bekeekmen het ontzettende datbeneden voortgang had.

5

Page 6: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

Regels die toch doen vermoeden dat het groepje kinderen de confrontatie met de man niet heelhuids gaat doorstaan. Als de man de hoek om is, en er feitelijk niets bijzonders gebeurt, lijkt het gedicht vooral te draaien om wat er in de tussentijd in de hoofden en harten van (enkele van) de aanschouwers van deze gebeurtenissen heeft plaatsgevonden.

Motieven:Opvallende leidmotieven zijn: stilte, stille, stil (14x): de onverwachte stilte zorgt voor innerlijke onrust; de mensen in de straat

staan in hun hectische leven even stil; muziek (6x), voortkomend uit de geluiden van de moderne stad - het gas in de buizen onder het

huis, het gesuis van water onder de straat en in de elektrische draad naar radio en telefoon - , en later ook uit het binnenste van de mens, letterlijk en figuurlijk - hartklop, en droom, en geeuw, en bloedsomloop, en wanhoop, en stille hoop, kortom al wat nooit stem werd;

wolkje (3x): de betekenis van het wolkje vind ik moeilijk te interpreteren, maar het komt op mij over als een onschuldige observant.

In het gedicht zijn een aantal abstracte motieven te herkennen. Ik probeer deze hieronder in betekenisvolle paren te zetten. geest vlees hemel, zon, (maan?) aarde (hels, infernaal?) natuur cultuur / stad stilte, rust muziek, onrust spijt over nagelaten daden, onderdrukte verlangens en ambities spijt over gedane zaken eigen verdriet leed van een ander levend levenloos jeugd volwassenheid onbevangenheid angst, voorzichtigheid, preutsheid, berekening mijmerij, vergezichten ontreddering, ruimtevrees

IntertekstualiteitIn het gedicht komen de volgende literaire verwijzingen voor:

In Het Uur U wordt de god Hermes genoemd vanwege de vederlichte tred van de passerende man. Hermes wordt immers vaak afgebeeld met vleugels. Ook andere mogelijke overeenkomsten dringen zich echter op, aangezien hij met vele eigenschappen wordt geassocieerd. In de eerste plaats is Hermes een boodschapper van de goden. In het gedicht lijkt het ook alsof de straatbewoners een boodschapper verwachten, die het Uur U aankondigt. Ironisch genoeg wordt Hermes ook gezien als ‘de goddelijke bedrieger’. Ook is hij de beschermheilige van reizigers. Een link met de ‘reisgenoot’ uit het motto van Awater is daardoor te leggen. Verder wordt hij gezien als de god van verkeer en handel, twee belangrijke thema’s in de tijd waarin dit gedicht werd geschreven. De handel komt in Het Uur U niet aan bod (wel in Awater; Awater is immers werkzaam bij een handelskantoor). Het verkeer speelt, zij het op de achtergrond, wél een rol, in de vorm van de vertraagde tram en de auto’s waarover het groepje kinderen spreekt. Een laatste mogelijke verwijzing zou kunnen zijn dat Hermes gezien wordt als

6

Page 7: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

de zielenbegeleider die de zielen naar de onderwereld begeleid. Het feit dat enkelen in het gedicht hun leven tot nu toe overzien, zou hiermee in verband gebracht kunnen worden. Hermes speelt ook in het later verschenen Een Idylle 1deze rol. “Naast hoeder van het vee en bode / ben ik leidsman van de doden.”

De mythe van Actaeon en Diana (ook wel Artemis): in deze mythe stuit de jagende Actaeon per ongeluk op de ontklede, badende Diana, die wat preuts is aangelegd en in haar schrik en daaropvolgende verontwaardiging Actaeon in een hert verandert. Vervolgens wordt Actaeon door zijn eigen jachthonden verscheurd. De dame die niemand kent – blijkbaar is zij eveneens nogal preuts en terughoudend – ziet zichzelf in een visioen als Diana en het hert komt haar tegemoet / en toen zij zag hoe hij / knielde, knielde ook zij / haar hand beefde, haar oog blonk / nu zij levend water dronk. In plaats van hysterisch te worden, als Diana, en ook zijzelf voorheen, zoekt zij nu blijkbaar toenadering. Het levende water staat dan symbool voor toegeven aan het leven, waartoe ook de fysieke liefde behoort.

In Nijhoffs gedicht Het Veer2 speelt de overgang van leven naar dood een rol. In dat gedicht wordt dit gesymboliseerd door een rivier waar men met een veerpont wordt overgezet. (In Een Idylle brengt ook de god Hermes overigens de doden naar het dodenrijk met behulp van een veer.) In Het Uur U is sprake van het ravijn des doods. Wee hem die / als in dubbele agonie / levens- en stervenspijn / tegelijk voelt: hij moet het ravijn / des doods over zonder brug. Er is nog een verband te leggen, want de tegenstelling geest vlees speelt in beide gedichten een rol. Sebastiaan ziet in dat hij zich in het leven te zeer op het hoge, geestelijke heeft gericht en te weinig op het aardse, fysieke – hij heeft geen nageslacht voortgebracht. In Het Uur U lijkt het tegenovergestelde het geval te zijn. De mensen in de straat lijken te veel bezig te zijn met hun aardse, dagelijkse beslommeringen – waaronder hun op straat spelende kroost –, waardoor ze hun oude idealen en ambities vergeten zijn. Echter, ook de geest in Het Uur U, toen hij nederstreek / uit het ledige zwerk (d.i. de hemel) / en thuiskwam onder de zerk / van vast werk en dagelijks brood, / was dankbaar dat deze dood / hem bevrijdde van ruimtevrees. Dus ook hier heeft het hogere ons weinig te bieden.

De dichtregel: een vonkende zoemertoon / als waren er bijen in de buurt roept het gedicht Het Lied Der Dwaze Bijen3, ook van Nijhoff, in herinnering. De bijen zoeken in dat gedicht naar het hogere, in plaats van zich te houden aan de routine van de dag, de aardse plicht. Dit komt ze duur te staan, want uiteindelijk komen ze als sneeuw ‘huiswaarts omlaag gedwereld’.

De vogels, die in de laatste twee strofen opeens weer opduiken, in een straat waar nog geen bomen staan, doen denken aan Nijhoffs gedicht De Twee Nablijvers4: - Stil! Hoor! De nachtegaal hervat / zijn lied in ’t hartje van de stad. / - Men heeft er woningen gebouwd / van nieuwe steen en blinkend hout. Van den Akker (1994) wees op de interpretatie van deze regels als “blijkbaar is de stad zodanig van karakter veranderd dat ook dit vogeltje zich er thuis voelt. Maar tevens kan het betekenen dat de nachtegaal zèlf van karakter is veranderd.”

1 in: Het uur u gevolgd door Een idylle; twee gedichten (1942)2 in: Nieuwe Gedichten (1934)3 in: Nieuwe Gedichten (1934)4 in: Nieuwe Gedichten (1934)

7

Page 8: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

Een poging tot interpretatie van Het Uur U

Hieronder doe ik een poging om de elementen van mijn analyse samen te smeden tot een geheel, aan de hand van een gedetailleerde lezing van de tekst. De alinea-indeling weerspiegelt de strofen van het gedicht.

Titel en motto geven aan dat we ons in de stilte voor de storm bevinden. Er staat iets groots en bedreigends te gebeuren, dat mogelijk voor schade zorgt, maar vrij zeker een en ander overhoop zal gooien.

1) Het is een zomerdag en een man slaat een verlaten straat in. Het is opmerkelijk dat de straat verlaten is, aangezien hier normaal veel voetgangers zijn en de tram regelmatig voorbij komt. Ook wordt er aan de inrichting van de blijkbaar vrij nieuwe straat gewerkt. Echter: de werkman die bomen zou planten is niet aanwezig vandaag. De man heeft een opvallend lichte tred. Haast onhoorbaar loopt hij door de straat. Is hij net als de god Hermes een boodschapper? Komt hij ons halen voor de tocht naar het dodenrijk?

2) De stilte in de straat maakt dat de achtergrondgeluiden van de moderne stad, het gezoem van gas-, stroom- en waterleidingen hoorbaar worden en de aandacht afleiden van de dagelijkse routine en de aandacht des te meer vestigen op de onbekende man in de opmerkelijk lege straat. Wat doet deze man in deze straat? Wat is er anders dan anders? Is het zover? Gaat de storm zo losbreken? Breekt de langverwachte strijd uit? Is deze man het geheime teken, zoals het vliegerbericht dat het uur u aankondigt? Is de man vriend of vijand? Moeten we hem volgen of moeten we ons verstoppen? Hoewel de zon blakert, lijkt een klein wolkje de eerste stap van een dichttrekkende lucht, de opmaat naar de storm. In plaats van opzichtig te gluren, kijken de bewoners van de straat voorzichtig van achter de vitrage en de paniek begint toe te slaan. Het hart begint harder te kloppen, adrenaline en bloed gaan door het lichaam. Hartstochten krijgen de overmacht over het verstand. Onderdrukte hartstochten, waarvoor zo weinig plek is in de alledaagse routine van het huidige leven. Onverwacht komt het kind in ieder van ons hierdoor weer tot leven, het kind met zijn verlangens en ambities, waar later niks van terecht blijkt te zijn gekomen. Je kunt beter spijt te hebben van iets wat je wel gedaan hebt dan van iets dat je niet gedaan hebt, want wie onvoldaan op zijn sterfbed ligt, voelt stervens- én levenspijn.

3) In plaats van het eigen verdriet, de eigen hartstochten onder ogen te komen, richt men zich immers liever op het verdriet van een ander. Het is dan ook niet verwonderlijk dat men zich vanachter het raam fel verzet tegen wat deze passant losmaakt, maar de ‘muziek’ doet haar werk: eenieder ziet zijn leven aan zich voorbij trekken.

4) De dokter verlangt terug naar het avontuurlijke, maar onzekere laboratoriumwerk dat hij heeft ingewisseld voor de routinematige, maar goedbetaalde huisartsenpraktijk. De rechter moet bekennen dat hij al lang niet meer zo idealistisch is als vroeger en inmiddels ook routinematig zijn ambt bekleedt. De dame die niemand ‘echt’ kent, en bekend staat als een kreng, betreurt dat zij altijd zo afstandelijk en wraakzuchtig is geweest, zich verheven heeft gevoeld en droomt van intiem contact.

5) Men voelt de dreiging die van deze verlangens uitgaat. Het zou het dagelijkse leven overboord gooien, de grond onder de voeten wegnemen. Snel dus weer over tot de orde van de dag, die redding moet brengen. Het geloof gebiedt: aanpassen, concessies doen (olie op de golven). Echter: dit biedt slechts heel kort troost. Het geloof biedt geen bescherming meer in deze tijd (een zinkend schip) en de ontreddering slaat toe.

8

Page 9: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

6) In deze ontreddering gaat men op zoek naar een nieuw onderdak. De zon (energiebron) die men zoekt, lijkt eerder een maan te zijn (weerkaatst slechts). Wanneer het bloed weer stroomt, verlaat men deze dromen en komt met beide benen op de grond. Na de spijt over de gemiste kansen en het inzicht dat geloof geen redding biedt, waardeert men opnieuw de beschermende dagelijkse routine, hoe beperkt en afmattend een dergelijk leven ook kan zijn. Je bent niet op persoonlijke titel verantwoordelijk voor het systeem, je bent immers niet meer dan een radertje in dat systeem. Wél ben je verantwoordelijk voor je medemens, je naasten. Zonder hen ben je aan jezelf overgeleverd.

7) Langzaam komt iedereen weer bij zinnen. De man nadert het einde van de straat en dat zorgt voor opluchting. Het is voorbij en de hele straat slaat een kruisteken, met uitzondering van de rechter, (die onafhankelijk, en dus niet vanuit een geloofsovertuiging oordeelt).

8) Men heeft echter te vroeg gejuicht. De man nadert nu de kinderen en de schrik slaat menigeen om het hart.

9) De kinderen spelen hun impulsieve, onschuldige spel op straat, van geen kwaad bewust. Er is nog nauwelijks verschil tussen de jongens en de meisjes, nog geen seksebewustzijn. Eén van hen fantaseert dat zijn autoped bijna een auto is, maar de anderen gaan niet mee in zijn spel.

10) Niet gehinderd door enige angst hobbelt het groepje kinderen de man speels ‘schaduwlopend’ achterna. De ouders krijgen de schrik om het hart en tikken driftig tegen het raam dat de kinderen de man niet moeten provoceren, het gevaar niet moeten uitlokken, zonder overigens achter hun veilige ramen uit te komen. Als de man stilhoudt, kijken de kinderen nieuwsgierig op om de reactie van de man af te wachten. De ernst waarmee hij hen aankijkt, doet hen echter de ogen – in schaamte - neerslaan. Ze staan daar samen, hand en hand en laten elkaar dus niet in de steek. Er gebeurt niets. De man loopt na een minuut door en slaat eindelijk de hoek om.

11) De ramen gaan open, men zet de soep op tafel en roept de kinderen naar binnen. Langzaam keert alles terug naar het oude. Vogels fladderen en fluiten en de stampvolle vertraagde tram rijdt de straat in. De kinderen treuzelen met naar huis gaan. De vogels brengen het leven terug in de straat, ondanks dat er (nog) geen bomen in de straat staan.

12) De stad is zo erg nog niet. De natuur wordt te hoog geacht, evenals het geloof, dat afgedaan heeft.

9

Page 10: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

Beschouwing van de tekst in het kader van het modernisme

Wat is modernisme?Om het modernistische gehalte van Het Uur U te toetsen, heb ik een lijst van modernistische kenmerken nodig. ‘modernisme’ is een term met een roerige geschiedenis. Ik zal in deze paragraaf proberen enkele duidelijke kenmerken te destilleren uit secundaire literatuur.

In een artikel van Francis Bulhof, ‘Contrast en realiteit: het debat over het modernisme in de Nederlandse literatuurwetenschap’ (1995), gepubliceerd in Forum der Letteren, wordt de geschiedenis van de term modernisme in kaart gebracht. Hieronder geef ik een beknopte en selectieve weergave van dit artikel. Uiteraard let ik speciaal op de plaats die men Nijhoff toekent.

- De term modernisme wordt in de jaren 20 en 30 amper gebruikt, en wordt dan vooral met de Nieuwe Zakelijkheid gelijkgesteld.

- Een datum in de geschiedenis van het woord ‘modernisme’ is de verschijning van Malcolm Bradbury en James McFarlane's invloedrijke Modernism (1976). Bij hen domineert de wereldbeschouwelijke, historiserende verklaring van het moderne levensgevoel. Nederland komt in dit werk niet voor. Historisch gezien plaatsen zij de oorsprong van het modernisme aan het einde van de negentiende eeuw.

- Brandt Corstius (1973) bestempelt Nijhoff als constructivist; het belangrijkste kenmerk van deze vorm van modernisme is: de essentie der dingen staat centraal, uitgedrukt in een streven naar het objectieve, naar synthese, structuur en vormwaarde.

- Sötemann (1973) noemt Nijhoffs modernisme gematigd vanwege de nadruk op het normale, het traditionele. Nijhoffs poëzie wordt gezien als in klassieke vormen gegoten modernistische doodsangst. Het rationele heeft net zoals het religieuze afgedaan. Dit leidt tot algemene crisis en doemdenken. Alleen de kunst blijft over.

- Fokkema (1976) stelt algemeen: de modernist zoekt niet naar een algemene verklaring, hij generaliseert niet, maar hij houdt zich aan zijn eigen bijzondere ervaringen en de gebeurtenissen die hij meemaakt. De modernist is een toeschouwer, een waarnemer. Zijn zintuigen, vooral zijn gezichtsvermogen en zijn gehoor, spelen een belangrijke rol. Hij stelt zich in op de oppervlakte. Epistemologische twijfel staat centraal. Deze visie wijkt dus af van Brandt Corstius' opvatting dat de modernist zoekt naar het wezen der dingen. De werkelijkheid van de tekst en die daarbuiten is niet dezelfde, ook al is er wel een gelijkenis.

- De definitie van Fokkema & Ibsch(1984) lijkt de standaard te zijn geworden om het modernistisch gehalte van een tekst vast te stellen. Deze zal hieronder als uitgangspunt nemen en dieper uitwerken.

De kenmerken van het modernisme zijn dus onderwerp van discussie. Er zijn derhalve niet echt eenduidige en scherpe definities voorhanden. Om tot een voor deze nota werkbare lijst kenmerken te komen, probeer ik de in de geraadpleegde literatuur gevonden kenmerken te ordenen, door kenmerken die in elkaars verlengde liggen bij elkaar te zetten en onder één noemer onder te brengen.

10

Page 11: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

De kenmerken van Fokkema en Ibsch neem ik als eerste uitgangspunt. Ik heb ze hieronder geparafraseerd weergegeven en genummerd. Vervolgens breng ik de kenmerken uit de overige literatuur steeds daarbij onder. Lukt dat niet, dan creëer ik een nieuwe noemer.

Hieronder dus als eerste de kenmerken volgens Fokkema en Ibsch, afgeleid uit het inleidende hoofdstuk van hun studie Het modernisme in de Europese letterkunde (1984):

1) De modernistische auteur betwijfelt de betrouwbaarheid van zijn geheugen en dat van zijn romanfiguren. Het vertelperspectief is dus niet betrouwbaar of alwetend/volledig. De modernistische interpretatie van de wereld is een voorlopige, een fragmentarische. Een ironische verteller geeft zijn verhaal voor wat het waard is. De roman is nooit af.

2) Centraal staat de argumentatie van de naar vrijheid strevende persoonlijkheid (verteller of personage), die vanuit zijn individuele bewustzijn zijn voortdurend veranderende hypotheses lanceert. In de techniek van de ‘stream of consciousness’ wordt het individualisme geradicaliseerd. Daarmee staat de eindeloze zelfreflectie in verband die de roman overwoekert.

3) De Modernist engageert zich niet, althans niet sociaal-politiek. Hij overweegt en is kritisch. Het geloof in definitieve verklaringen of een hogere, absolute waarheid ontbreekt. Hij verafschuwt iedere vorm van dogmatisme en stelt er voorzichtige hypotheses voor in de plaats. Drie centrale semantische velden zijn: bewustzijn, onthechting en observatie.

4) Mythologische motieven, die op zichzelf nog een intersubjectieve waarde zouden kunnen hebben, worden veel gebruikt, maar worden dikwijls geïroniseerd of hebben althans hun absolute geldigheid verloren.

5) Romans staan vol intellectuele discussie, zodat de grens tussen roman en essay wordt vervaagd. De Modernist schrijft voor een ontwikkeld lezerspubliek, dat, net als de schrijver, ‘intellectuele mobiliteit’ nastreeft. Er is een neiging tot abstractie en zelfreflectie. De tekst bevat beschouwende elementen.

De modernistische kenmerken van Fokkema en Ibsch, zo blijkt ook wel uit het vijfde kenmerk, zijn vooral gericht op proza. Van Halsema wijst hierop in zijn artikel ‘Martinus Nijhoff in het licht van het modernisme’ (1991). Hij verwijst naar de Engelse versie van het boek van Fokkema en Ibsch, waarin een hoofdstuk over T.S. Eliot is opgenomen, waarin diens gedicht The Waste Land wordt behandeld en noemt enkele van de kenmerken die in het betreffende hoofdstuk worden genoemd. Ik probeer deze onder te brengen bij de indeling die ik hierboven maakte.

1) De twijfel aan de mogelijkheid om echt te zeggen wat je bedoelt dringt in allerlei formuleringen naar voren. De tekst streeft niet naar interne eenheid, maar kent een open structuur, opgebouwd uit heterogene fragmenten. De wereld wordt voorgesteld als in voortdurende beweging, zonder houvast. Het ‘lyrisch subject’ is onzeker ten aanzien van de wereld en de gestalten die hij ten tonele voert.

4) De verwijzingen naar teksten uit de literaire traditie hebben een ironische inslag.

Van den Akker maakt in Dichter in het grensgebied (1994) ten behoeve van zijn analyse van Awater een inventarisatie van modernistische kenmerken en baseert zich deels op Fokkema en Ibsch, maar daarnaast ook op Bradbury en McFarlane, Calinescu, Levie en Quinones.

11

Page 12: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

Kenmerken die corresponderen met de lijst van Fokkema en Ibsch, zijn:

1) Manipulatie van het vertelperspectief. Poëzie is in hoge mate gefragmenteerd. Traditioneel unificerende middelen als rijm, metrum en strofebouw worden herijkt of opnieuw gedefinieerd.

2) Veel modernistische gedichten gaan (mede) over het dichten zelf, en nogal eens over de twijfel aan de zin van het dichterlijk streven.

3) Poëzie is principieel géén uitdrukking van of voertuig voor emoties meer, maar kent een zekere intellectuele koelheid, een emotionele onthechtheid. Hierbij past een sterk observerende karakter, het gevoel van vervreemding, het begrip ‘dupe’ of de notie van de onthechting en zelfverdubbeling.

4) Een mythische ondertoon. Het verwerken van literatuur in literatuur (intertekstualiteit)5.5) De ambigue betekenisstructuur, het hermetisme achter een schijnbare eenvoud; de teksten

worden hermetisch en ambigu en doen een niet gering beroep op de intellectuele vermogens van de lezer.

Een kenmerk dat Van den Akker daaraan nog toevoegt:

6) Het besef van een radicale verandering. De moderne techniek als metafoorvoorraad. De stad als onderwerp of als setting.

Dit kenmerk is te koppelen aan het moderne levensgevoel van Bradbury en McFarlane.

Om Sötemanns standpunt helderder te krijgen, gebruik ik zijn artikel ‘Twee modernistische tradities in de Europese poëzie – Enige suggesties’ (1978). Hierin geeft hij enkele kenmerken om met name modernistische poëzie te herkennen. Ook deze zijn in zekere mate te koppelen aan de kenmerken van Fokkema en Ibsch.

1) Het gedicht zelf staat centraal en niet de persoon van de dichter. De poëzie creëert een eigen werkelijkheid.

2) Een gevoel van frustratie, het gebrek aan een metafysisch dak boven zijn hoofd, en derhalve de noodzaak zelf een poëtische metafysica te scheppen, is een algemeen aspect van de moderne dichter.

3) Het gedicht dient als instrument ter verkenning van de onbekende essentie van het leven.

Nijhoff als ModernistIs Nijhoff een modernistische dichter? Uit het artikel van Bulhof bleek al dat de positie van Nijhoff een opvallende rol speelt in het komen tot een definitie van het modernisme. In de studie van Fokkema en Ibsch wordt geen hoofdstuk aan Nijhoff gewijd. Wel wordt zijn naam in het inleidende hoofdstuk genoemd in een rijtje “auteur met ‘modernistische procedés’”. Van Halsema koppelt hem via T.S. Eliot aan de theorie van Fokkema en Ibsch. W.J. van den Akker wijdt in Dichter in het

5 De bij kenmerk 4 genoemde intertekstualiteit kan ik niet zo goed plaatsen in een bepaalde definitie van het modernisme. Het is mogelijk dat Van den Akker hiermee refereert aan het feit dat het modernisme als internationale stroming een groep schrijvers was die elkaar niet kenden, maar wel elkaars werk, en in hun werk naar werk (impliciet of expliciet) van andere modernistische literatuur verwees.

12

Page 13: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

grensgebied (1994) een hoofdstuk aan Nijhoff als modernistische dichter. Dit hoofdstuk zal ik hier nader beschouwen om te zien of daarin al enkele kenmerken zijn te herkennen.

Kenmerk 3, met name – uiteraard – in de omschrijving van Van den Akker zelf, is te herkennen in:

“Nijhoff wil geen gedichten schrijven die als emotionele ontboezemingen van een dichterlijke natuur gelezen kunnen worden. Hij staat een onpersoonlijk, kritisch en afstandelijk dichterschap voor dat door middel van een hoge graad van technisch raffinement een appel doet op de creativiteit en de emotionaliteit van de lezer.”

Kenmerk 3, maar dan vooral in de formulering van Sötemann, herkennen we bijvoorbeeld in Van den Akkers commentaar bij Nijhoffs gedicht De twee nablijvers:

“Anders dan bij de gedichten van Bloem en Roland Holst, waar een toestand wordt geschetst, een momentopname waarin iets gebeurt en de conclusie die daaruit te trekken valt, geeft Nijhoff hier alleen het uitzicht op de conclusie, niet de conclusie zelf. […] Vaak fungeert het heden juist als een moment van discontinuïteit, van overgang, van breuk. De lyrische personages beseffen, veelal plotseling, dat de vertrouwde toestand uit het verleden een wending neemt, een wending die meestal onomkeerbaar is.”

Uitgebreid gaat Van den Akker in op Awater. Ik vat een en ander kort samen:

Kenmerk 5: Ambiguïteit is een wezenskenmerk van Nijhoffs poëzie. In de contemporaine kritieken wordt Awater o.a. paradoxaal, meerduidig, modern en klassiek tegelijk, virtuoos en geleerd, visionair en realistisch genoemd.

Kenmerk 1: Onbetrouwbaar perspectief, manipulatie van de lezer. Onpersoonlijke relatie tussen maker en product. Sterke verankering van literatuur in een literaire, papieren werkelijkheid. Esthetiserende kijk op de werkelijkheid.

Kenmerk 3: Awater zoekt steun in een metafysische richting (de heilssoldate), maar de verteller wil daar niets van weten.

Kenmerk 6, 4, 3 (resp.): Fundamentele vervreemding van de mens in de moderne wereld. De enige manier om zin aan het bestaan te geven is illusies te scheppen en vervolgens te projecteren door de werkelijkheid te mythologiseren. Maar ook dat faalt: de poging om de existentiële eenzaamheid op te heffen en de breuk met het verleden op te heffen, vindt niet genoeg draagvlak in de werkelijkheid.

Kenmerk: 3, 5 (resp.): De lezer verwacht een conclusie, een uitgestoken hand, maar die komt niet, althans die is volkomen ambigu.

Het Uur U als modernistische tekstOp grond van het voorgaande valt eens te meer te verwachten dat Het Uur U modernistische kenmerken bevat. Hieronder zal ik bij elk kenmerk toelichten of ik het meen te herkennen in het gedicht.

13

Page 14: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

1) De modernistische auteur betwijfelt de betrouwbaarheid van zijn geheugen en dat van zijn romanfiguren. Het vertelperspectief is dus niet betrouwbaar of alwetend/volledig. De modernistische interpretatie van de wereld is een voorlopige, een fragmentarische. Een ironische verteller geeft zijn verhaal voor wat het waard is. De roman is nooit af.

De twijfel aan de mogelijkheid om echt te zeggen wat je bedoelt dringt in allerlei formuleringen naar voren. De tekst streeft niet naar interne eenheid, maar kent een open structuur, opgebouwd uit heterogene fragmenten. De wereld wordt voorgesteld als in voortdurende beweging, zonder houvast. Het ‘lyrisch subject’ is onzeker ten aanzien van de wereld en de gestalten die hij ten tonele voert.

Manipulatie van het vertelperspectief. Poëzie is in hoge mate gefragmenteerd. Traditioneel unificerende middelen als rijm, metrum en strofebouw worden herijkt of opnieuw gedefinieerd.

Het gedicht zelf staat centraal en niet de persoon van de dichter. De poëzie creëert een eigen werkelijkheid.

- Het perspectief is fragmentarisch: alleen de straat wordt enigszins realistisch (mimetisch), zij het slechts zeer algemeen, beschreven; de passerende man en de ‘buitenwereld’ ( en ook de kennelijke dreiging die ervan uitgaat) blijven onwezenlijk; de straat bestaat binnen een ‘eigen werkelijkheid’.

- De verteller is alwetend, in die zin dat hij in de hoofden van personages kan kijken; over wat zich in deze hoofden afspeelt drukt hij zich echter nogal metaforisch uit. De verteller is op bepaalde plekken ironisch, met name als hij de om hun kroost verontruste straatbewoners beschrijft; de soms wat wringende combinatie van verheven poëtische taal en alledaags taalgebruik (“plat gezegd, blij toe” / “maar dat is tot daaraantoe”) versterkt de ironie. Deze verteller lijkt echter weinig onzeker over wat hij zegt: het zijn eerder de personages in het gedicht die houvast ontberen. De verteller trekt stellige conclusies als “O, die olie verspeeld / was geenszins verspild geweest!” Aan het einde vinden we geen echte conclusie of overweging. De slotregels komen op mij ironisch over, als een soort dooddoener.

- Er is sprake van zeer regelmatig rijm (gepaard mannelijk volrijm) en metrum (heffingsvers); de lengte van de strofen is onregelmatig.

2) Centraal staat de argumentatie van de naar vrijheid strevende persoonlijkheid (verteller of personage), die vanuit zijn individuele bewustzijn zijn voortdurend veranderende hypotheses lanceert. In de techniek van de ‘stream of consciousness’ wordt het individualisme geradicaliseerd. Daarmee staat de eindeloze zelfreflectie in verband die de roman overwoekert.

Veel modernistische gedichten gaan (mede) over het dichten zelf, en nogal eens over de twijfel aan de zin van het dichterlijk streven.

Een gevoel van frustratie, het gebrek aan een metafysisch dak boven zijn hoofd, en derhalve de noodzaak zelf een poëtische metafysica te scheppen, is een algemeen aspect van de moderne dichter.

14

Page 15: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

- Het streven naar vrijheid lijkt het belangrijkste thema van dit gedicht: immers, het verlangen dat wordt doodgekneld, vermoord, de daad die men naliet leidt tot levenspijn; met als voorbeeld de dokter en de dame die niemand kent; echter, men moet ook geen slaaf worden van zijn verlangens, of andere hogere doelen, en leven in de realiteit, ook al is dat een zerk van vast werk en dagelijks brood; dáárbinnen moet men de vrijheid zoeken, en dat is vooral een leven zonder angst (voor bijvoorbeeld het onbekende).

- Van een echte ‘stream of consciousness’ is niet echt sprake, maar de monologische verteltrant van de verteller vertoont toch wel enige gelijkenis daarmee: een parlando stijl met allerlei tussenwerpsels, bijzinnen, een voortdurende afwisseling tussen metaforiek en alledaags taalgebruik.

- Er zijn geen directe aanwijzingen van metalinguale of epistemologische twijfel; de losse stijl van het gedicht wijst zelfs eerder op het tegendeel. Ook frustratie over het gebrek aan een metafysisch dak boven het hoofd ontbreekt; het thema lijkt juist te zijn dat wij ons met die dakloosheid, en dus met de realiteit, moeten verzoenen. Het verlost zijn van metafysische ketenen biedt ons juist de zo gewenste vrijheid en wij moeten dus geen surrogaat voor de oude metafysica zoeken.

3) De Modernist engageert zich niet, althans niet sociaal-politiek. Hij overweegt en is kritisch. Het geloof in definitieve verklaringen of een hogere, absolute waarheid ontbreekt. Hij verafschuwt iedere vorm van dogmatisme en stelt er voorzichtige hypotheses voor in de plaats. Drie centrale semantische velden zijn: bewustzijn, onthechting en observatie.

Poëzie is principieel géén uitdrukking van of voertuig voor emoties meer, maar kent een zekere intellectuele koelheid, een emotionele onthechtheid. Hierbij past een sterk observerende karakter, het gevoel van vervreemding, het begrip ‘dupe’ of de notie van de onthechting en zelfverdubbeling.

Het gedicht dient als instrument ter verkenning van de onbekende essentie van het leven.

- Zoals hierboven al gezegd, wijst de verteller het hogere af - vandaar ook de verwijzingen naar Het Lied Der Dwaze Bijen en Het Veer: de hypothese omtrent de onbekende essentie van het leven luidt dan: men dient het leven te nemen zoals het zich voordoet en zich te onthechten van zijn (metafysieke) preoccupaties. Het observeren speelt in die zin een rol dat de verteller een (wat ironische) observator is, en dat de bewoners achter de vitrage ook passieve observatoren zijn bij wat zich voor hun ogen voltrekt. De ironie van de verteller zorgt ook voor intellectuele koelheid: zowel de verteller als de personages lenen zich niet echt voor identificatie/inleving door de lezer.

4) Mythologische motieven, die op zichzelf nog een intersubjectieve waarde zouden kunnen hebben, worden veel gebruikt, maar worden dikwijls geïroniseerd of hebben althans hun absolute geldigheid verloren.

De verwijzingen naar teksten uit de literaire traditie hebben een ironische inslag.

- In het gedicht wordt verwezen naar de god Hermes, een god met vele eigenschappen; op het eerste gezicht heeft deze verwijzing weinig betekenis, aangezien er slechts mee wordt

15

Page 16: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

aangeduid dat de tred van de passant bijzonder licht is. Zijn veelzijdigheid (tegengesteld aan eenduidigheid en absolute geldigheid) past uiteraard in een modernistisch gedicht. Het is verleidelijk om tussen de vele eigenschappen die men deze god toedicht (o.a. beschermheilige van reizigers, verkeer en handel, maar ook goddelijke bedrieger) te zoeken naar sleutels tot de interpretatie van Het Uur U.

- Ook wordt er verwezen naar de mythe van Actaeon en Diana (ook wel Artemis), hetgeen een metaforische (dus intersubjectieve) functie heeft; wie de mythe kent, begrijpt het visioen van de dame die niemand kent; de betreffende passage krijgt zo ook iets droomachtigs.

- Het gedicht bevat ook enkele verwijzingen naar eigen gedichten van Nijhoff (zie hierboven). Deze verwijzen naar abstracte motieven uit die gedichten (de bijen, de vogels, het veer), die zo worden overgeplaatst naar dit gedicht, en derhalve intersubjectief te noemen zijn.

5) Romans staan vol intellectuele discussie, zodat de grens tussen roman en essay wordt vervaagd. De Modernist schrijft voor een ontwikkeld lezerspubliek, dat, net als de schrijver, ‘intellectuele mobiliteit’ nastreeft. Er is een neiging tot abstractie en zelfreflectie. De tekst bevat beschouwende elementen.

De ambigue betekenisstructuur, het hermetisme achter een schijnbare eenvoud; de teksten worden hermetisch en ambigu en doen een niet gering beroep op de intellectuele vermogens van de lezer.

- Op handelingsniveau maakt het gedicht een bedrieglijk eenvoudige indruk, maar het gedicht is zonder meer hermetisch te noemen. Er wordt vaak en snel overgeschakeld tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik. De beeldspraak is complex: diverse metaforen lopen door elkaar, er is sprake van nogal wat abstracte motieven (vaak als metonymia), waaraan niet al te gemakkelijk of met zekerheid de juiste connotatie is toe te kennen. De betekenis van de motieven in het gedicht lijkt vaak dus ook ambigu. Eerder noemde ik al de motieven die door middel van verwijzingen, aan andere gedichten van de schrijver worden ontleend.

- Ook het feit dat zowel het alledaagse (in de vorm van de vastgeroeste bewoners van de straat) als het hogere (de geest die in vergezichten dwaalt) wordt bespot, is ambigu. Aan het eind lijkt het of zelfs de natuur overboord wordt gegooid, aangezien deze wordt gekoppeld aan de hemel.

6) Het besef van een radicale verandering. De moderne techniek als metafoorvoorraad. De stad als onderwerp of als setting.

- Het besef van radicale verandering spreekt duidelijk uit de titel, Het Uur U, waarmee doorgaans wordt verwezen naar een groot moment, waarop ‘het’ gaat gebeuren. Het motto, dat zich laat lezen als ‘Stilte voor de storm’ versterkt dit. De man die de straat inkomt, lijkt de voorbode, hij wordt immers gekoppeld aan het hoog in de lucht verschoten vliegerbericht. Tot die tijd is er onzekerheid.

- Dit vliegerbericht is uiteraard meteen een voorbeeld van ‘de moderne techniek als metafoorvoorraad’. De elektrische draad naar radio en telefoon heeft eenzelfde functie. In de dialoog tussen de kinderen gaat het over auto’s; niet direct een metafoor, maar wel een illustratie van hoe de techniek als abstract motief een rol speelt. De auto lijkt, als zo vaak,

16

Page 17: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

een statussymbool te zijn. Tot slot is er de tram, waarvan eerst opvalt dat hij er niet is; aan het eind van het gedicht, als alles weer ‘normaal’ is, komt de tram alsnog door de straat gedenderd.

- De stad is uiteraard het decor van dit gedicht, en tevens een belangrijk motief: het dicht op elkaar wonen (collectiviteit), het vooralsnog ontbreken van natuur (al duiken er op het laatst wel vogels op) en de hierboven reeds genoemde infrastructurele aspecten.

17

Page 18: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

Conclusies

Modernistische kenmerken Zoals uit het vorige hoofdstuk moge blijken, laat Het Uur U een keur aan modernistische kenmerken zien. Kort samengevat:

- een beperkt, fragmentarisch perspectief,- het streven naar vrijheid is een belangrijk thema,- bewustzijn, onthechting van het metafysieke wordt als levenshouding gepresenteerd, - de verteller observeert kritisch, met enige afstand en ironie,- verwijzingen naar andere literaire werken, waaronder mythologische verhalen, zonder dat

deze absolute waarden symboliseren,- hermetisch, met name vanwege de complexe metaforiek; ambigu, met name door het

ironiseren van zowel het metafysieke als het alledaagse,- een besef van radicale verandering staat centraal, de stad en de moderne techniek dienen als

decor en als metaforische beelden.

Een aantal aspecten van het gedicht zijn niet zo goed met het modernisme te rijmen:

- De verteller is alwetend en lijkt weinig onzeker over wat hij observeert en beweert. Dit valt te meer op daar de personages in de straat juist wél onzeker, twijfelend, zoekend zijn. De antwoorden geeft hij niet expliciet, maar de boodschap lijkt te zijn dat deze in onszelf liggen en niet in religie of andere kosmische vergezichten.

- Metalinguale en epistemologische twijfel zijn in het gedicht moeilijk te herkennen. De vorm en het taalgebruik zijn speels en rijk en komen trefzeker over. Het fragmentarische van het gedicht lijkt niet een gevolg van twijfel aan de mogelijkheid om de wereld te kennen. De straat en zijn bewoners lijken eerder doelbewust ingezette metaforen te zijn, waarmee de moderne mens wordt aangeduid.

Gezien het hermetische en ambigue karakter van de tekst, is de interpretatie van deze conclusies moeilijk los te zien van de interpretatie van het gedicht an sich. Hieronder doe ik een poging tot synthese van beide. Hierin betrek ik ook het verwante gedicht Awater, vanwege de plaats van beide gedichten in het oeuvre van Nijhoff, zowel qua vorm als qua datum van verschijning.

Van den Akker bespreekt in Dichter in het grensgebied (1994) de ontwikkeling van Nijhoff vanaf zijn debuut De Wandelaar (1916) tot aan de bundel Nieuwe Gedichten (1934), waarvan ook Awater deel uitmaakt. Nijhoff maakt in die periode een ontwikkeling door die parallellen vertoont met de ontwikkeling van het modernisme, zoals Van den Akker aantoont met een uiteenzetting over de 4 fasen die door Quinones zijn beschreven in Mapping Literary Modernism; Time and Development (1985). Gelijk hieraan volgt er in zijn werk na een autonomistische (2e) fase en een op het verleden gerichte (3e) fase een (4e) fase waar de actuele werkelijkheid binnendringt. Zowel Awater als Het Uur U kunnen ergens tussen de 3e en 4e fase geplaatst zou kunnen worden: de koppeling tussen verleden (mythologie) en actualiteit speelt in beide gedichten een rol.

18

Page 19: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

Awater en Het Uur UIn Awater staat centraal de zoektocht, de reis naar het onbekende, de (existentiële) eenzaamheid van de naar betekenis zoekende mens in de moderne maatschappij. De tekst roept levensbeschouwelijke vragen op.

In Awater is grotendeels sprake van een beperkt (niet-alwetend) perspectief, doordat we met een personage meekijken en meedenken. Deze ik-verteller heeft een beperkte en gekleurde blik, waarmee ook duidelijk gespeeld wordt: hij projecteert zijn verlangens op de nietsvermoedende Awater. De ik uit Awater kiest er min of meer bewust voor om ‘Awater’ te volgen, hij is bewust op zoek en probeert bewust diens gedrag te interpreteren.

Doordat deze ik de belangrijkste focalisator is, gaat de lezer zich automatisch met hem identificeren. Wanneer de queeste van deze ik aan het eind mislukt, nemen we afscheid van hem en neemt een externe focalisator het over, die de moderne techniek, verbeeld in de Oriënt Express, enigszins bewonderend beschouwt, en zo dus een positieve duiding aan dit moderne toekent. Het moderne wordt bijna geromantiseerd, als iets exotisch voorgesteld. Dit is het voorland van de ik, die hier op dit moment echter nog niet aan toe is.

In Het Uur U is van begin tot einde de alwetende verteller aan het woord. De lezer krijgt weinig kans om zich met de personages te identificeren (hooguit slechts oppervlakkig met de dokter, de rechter, de dame die niemand kent). De straatbewoners worden nogal ironisch bekeken en daarbij nogal passief voorgesteld. Zij worden overvallen door het passeren van de man en lijken haast verlamd van schrik. De aanleiding tot hun gedachten en projecties op de man lijkt ook eerder het gevolg van het feit dat het toevallig eens rustig is in de straat dan dat de man daar zelf aanleiding toe geeft.

Dit verschil in perspectief in beide gedichten leidt ertoe dat de visie die uit Het Uur U blijkt, stelliger, dwingender, en door de ironie misschien zelfs enigszins cynisch overkomt: er is geen keus, noch het geloof in het metafysieke, noch het lijdzame aanvaarden vormt een aantrekkelijk perspectief. Anders dan Awater biedt het einde van het gedicht ook geen alternatief. Aanvankelijk lijkt het er nog op dat de verteller pleit voor een leven in vrijheid, zonder angst voor de toekomst, te midden van je naasten. Echter, aan het eind van het gedicht lijkt alles, met name de bewoners van de straat, hetzelfde gebleven, ondanks het gebeurde. Een (cultuur)pessimistische conclusie, die slechts gerelativeerd wordt doordat er vogeltjes in de (nog boomloze) straat opduiken.

Waar in Awater aan het eind de acceptatie van de actuele realiteit, het hier en nu van de moderne stad, nog als oplossing wordt gepresenteerd tegen de moderne eenzaamheid en verlorenheid, wordt in Het Uur U deze acceptatie, althans een lijdzame acceptatie, bekritiseerd. De mensen in de straat lijken echter niet tot iets anders in staat te zijn. Blijkbaar is dit het doemdenken dat Sötemann (1973) in het werk van Nijhoff zag.

Met Het Uur U lijkt bovendien het modernisme in de poëzie van Nijhoff ten einde te zijn. Het in 1942 verschenen, korte gedicht Een Idylle, dat vaak in één adem met Het Uur U wordt genoemd, is slechts thematisch verwant. In veel literatuurgeschiedenissen wordt zijn latere werk niet besproken. Dit omvat dan ook vooral toneelwerk en vertalingen.

19

Page 20: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

Tenslotte

Dankzij het schrijven van deze nota heb ik meer inzicht gekregen in het modernisme, met name hoe moeilijk het is om kenmerken van deze stroming te definiëren. De vraag of een tekst modernistisch is kan beter vervangen worden door de vraag hoe modernistisch de tekst is, of binnen welke fase van het modernisme hij past. Ook in mijn nota is deze verschuiving te zien. Misschien zou het de moeite waard zijn om het onderzoek te herhalen met een aangepaste vraag of uit te breiden met een nadere beschouwing van de plaats van het gedicht binnen de verschillende fases van het modernisme. Daar ontbreekt nu echter de tijd voor.

Het schrijven van deze nota was daarnaast een uitdagende en plezierige duik in de complexe poëzie van Nijhoff; dieper dan ik ooit eerder gedaan heb, soms zelfs duizelingwekkend diep, waarbij ik leek te verdwalen in het scala van mogelijke interpretaties. Ik heb dan ook bewust nog maar geen kennis genomen van het dikke boek Dit meldt het uur u (1985) van Dirk Kroon. Dat komt na het afronden van deze nota wel.

Wat betreft mijn in het inleidende hoofdstuk uitgesproken scepsis ten aanzien van Het Uur U, kan ik zeggen dat ik het gedicht meer ben gaan waarderen, met name vanwege de bijzonder knappe metaforiek en de vele subtiele, doch betekenisvolle literaire verwijzingen, vooral naar zijn eigen werk. Mijn bezwaren heb ik evenwel niet kunnen loslaten: wat de vorm betreft, met name rijm en metrum, prefereer ik nog steeds Awater. Awater roept bovendien, door de mogelijkheid tot identificatie en de meer verhulde ironie, meer emoties op. Het moderne, de stad, de eenzaamheid krijgt zo nog iets aantrekkelijks, om niet te zeggen: romantisch. Een optimistische interpretatie van het einde van Het Uur U is een stuk moeilijker, en dit terwijl halverwege het gedicht na een reeks prachtige metaforen nog wordt beweerd dat de verspeelde olie geenszins verspild was.

Ik voel mij in mijn scepsis wel enigszins gesteund door onderstaand citaat van Cola Debrot, uit ‘Ontmoetingen met M. Nijhoff’ (1953), een artikel dat hij schreef naar aanleiding van Nijhoffs overlijden.

“Ik heb van het begin af in een eigenaardige verhouding tot dit straatepos gestaan. Wanneer ik het lees, word ik er zonder meer door bekoord. Maar het werkt niet na in mijn geest, het roept in de diepten geen echo's op. In wezen is het een repliek van Awater maar op een lager niveau. In Awater wordt de ‘werkelijkheid’ geheiligd, in Het uur U wordt zij ten hoogste als aantrekkelijk of beminnelijk voorgesteld. De metafysische ondergrond van dit gedicht kan ook moeilijk als bijzonder oorspronkelijk worden beschouwd. In Awater gaat het om de keuze tussen aardse en buitenwereldse bezieling, in Het uur U daarentegen om de keuze tussen aardse bezieling en aardse ontgoocheling.”

20

Page 21: Is Het Uur U van Martinus Nijhoff een modernistische tekst?

Nota ‘Modernisme’ M.Dumont

Bronvermelding

Primaire literatuur:

Nijhoff, M., Verzameld Werk Dl. 1. Den Haag/Amsterdam: Daamen N.V.- G.A. Van Oorschot 1954

Nijhoff, M., Awater - Het Uur U Amsterdam: Bert Bakker 2005.

Secundaire literatuur:

Akker, W.J. van den, Dichter in het grensgebied. Over de poëzie van M. Nijhoff in de jaren dertig. Amsterdam 1994.

Boven, E. van, Dorleijn, G., Literair mechaniek, Inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten. Bussum 20082.

Debrot, C., ‘Ontmoetingen met M. Nijhoff’ In: Debrot, C., Verzameld werk 5. Over literatuur. Ed. J.J. Oversteegen. Amsterdam 1987, p. 164-177.*

Fokkema, D., Ibsch, E., ‘Wat is modernisme?’ In: Fokkema, D., Ibsch, E., Het modernisme in de Europese letterkunde. Amsterdam 1984 p. 9-49.

Halsema, J.D.F., ‘Martinus Nijhoff in het licht van het modernisme’. In: J.B. Weenink (red.), modernisme in de literatuur; James Joyce – Italo Svevo – Marcel Proust – Martinus Nijhoff. Amsterdam 1991, p. 99-132.

Bulhof, F., ‘Contrast en realiteit: het debat over het modernisme in de Nederlandse literatuurwetenschap.’ In: Forum der letteren 36 (1995), p. 236-246.*

Sötemann, A.L., ‘Twee modernistische tradities in de Europese poëzie; enige suggesties’. (1973) In: Sötemann, A.L., Over poëtica en poëzie. Groningen 1985, p. 19-37.

* via DBNL geraadpleegd

21