INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige...

46
INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE INDUSTRIE Den Haag, 2 april 1993

Transcript of INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige...

Page 1: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

INTENTIEVERKLARING

UITVOERING

MILIEUBELEID

CHEMISCHE

INDUSTRIE

Den Haag,2 april 1993

Page 2: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

Intentieverklaring uitvoering milieubeleid chemische industrie

1. Partijen

Van de zijde van de overheid:• De Staat der Nederlanden, ten deze vertegenwoordigd door de minister van Volkshuisves-

ting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de minister van Economische Zaken en deminister van Verkeer en Waterstaat;

• De provincies, ten deze vertegenwoordigd door het Interprovinciaal Overleg, zoals blijkt uitde aan dit convenant gehechte volmachten;

• De Vereniging van Nederlandse Gemeenten;• De Unie van Waterschappen;gezamenlijk te noemen de Overheid.en,van de zijde van het bedrijfsleven:• De Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI), statutair in en buiten

rechte vertegenwoordigd door ÈÈn bestuurslid en haar secretaris;• De bedrijven, die door middel van de aan dit convenant gehechte verklaringen blijk hebben

gegeven tot dit convenant toe te treden;gezamenlijk te noemen de Chemische Industrie.

2. Considerans

In het Nationaal Milieubeleidsplan (Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21137, nrs. 1-2)en het Nationaal Milieubeleidsplan Plus (Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21137, nrs.20-21) is aangegeven dat de Rijksoverheid beoogt doelstellingen van het in deze documentenomschreven milieubeleid in overleg met de doelgroepen uit te werken en te verwezenlijken. Ditwordt omschreven als het doelgroepenbeleid. Hiertoe wordt het doelgroepenoverleg geïnstituti-onaliseerd. Volgens deze documenten is de chemische industrie één van de geselecteerdebedrijfstakken binnen de doelgroep industrie.Ter verwezenlijking van dit doelgroepenbeleid wordt dit convenant aangegaan.

Van de zijde van de Overheid wordt dit convenant aangegaan vanuit haar verantwoordelijkheidvoor de uitvoering van het milieubeleid zoals in bovengenoemde documenten is omschreven,waarbij ook met bedrijfseconomische aspecten rekening wordt gehouden.De Overheid beoogt daarbij een consistent milieubeleid te voeren, dat aan individuele bedrijvenzekerheid biedt over langere perioden. Teneinde doorkruising te voorkomen van onderwerpenof maatregelen, die in belangrijke mate de uitvoering van dit convenant beïnvloeden, zijn in ditconvenant, in het bijzonder in bijlage I, inspanningen van partijen geformuleerd met betrekkingtot de consistentie van het beleid.

Vanuit de Chemische Industrie wordt dit convenant aangegaan vanuit haar erkenning van hetbelang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij tedragen aan de verwezenlijking van het nationale milieubeleid en daarbij zoveel als mogelijk aante sluiten op het bestaande overheidsbeleid en vanuit de erkenning dat verwezenlijking van de indit beleid omschreven doelstellingen een doeltreffende en doelmatige aanpak vereisen doormiddel van integrale en op lange termijn consistente maatregelen. Een heroverweging vanbepaalde aspecten van dat beleid op basis van nieuwe inzichten is niet uitgesloten, een en anderovereenkomstig hetgeen in dit convenant is omschreven.

Page 3: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

3

Het Bestuur van de VNCI fungeert namens de Chemische Industrie als gesprekspartner van deoverheid bij het overleg op bedrijfstakniveau en heeft uit dien hoofde een eigen verantwoorde-lijkheid om bij te dragen aan de verwezenlijking van het nationale milieubeleid.Het Bestuur van de VNCI neemt richting haar leden hiermede tevens de taak op zich haar ledenbij voortduring te attenderen op de noodzaak om, op de wijze als omschreven in dit convenant,bij te dragen aan het nationale milieubeleid en zal daartoe de nodige activiteiten ontplooien.Ondertekening van dit convenant door de VNCI houdt evenwel geen verplichtingen voor deleden van de VNCI in.Vanuit de toetredende bedrijven wordt dit convenant aangegaan om vanuit eigen verantwoorde-lijkheid bij te dragen aan het nationale milieubeleid.

Dit convenant sluit aan op hetgeen ter zake in de notitie "Aanpak doelgroepenbeleid voor deindustrie" (Tweede Kamer, vergaderjaar 1989-1990, 21137, nr. 27) en in de notitie "Implemen-tatie milieubeleid doelgroep industrie" (Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 21137, nr.103) is vastgelegd. Een nadere verduidelijking van het doelgroepenbeleid is neergelegd in debrief van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening Milieubeheer aan deVoorzitter van de Vaste Commissie voor Milieubeheer van de Tweede Kamer der StatenGeneraal d.d. 21 januari 1992.

3. Bedrijfstakoverleg

Voor de ontwikkeling en uitvoering van het bedrijfstakoverleg tussen Overheid en VNCI inverband met de uitvoering van dit convenant zijn separaat procedure-afspraken opgesteld, diezijn opgenomen in de bij dit convenant behorende bijlage I.

4. Aanhef van het convenant

a. Op basis van het NMP, het NMP-plus, en andere ten tijde van de ondertekening van dezeverklaring gepubliceerde relevante overheidsplannen, zoals de 3e Nota Waterhuishouding,het Noordzee Actie Plan (NAP), het Rijn actie programma (RAP) en de Nota Energiebe-sparing, is door de Rijksoverheid voor de bedrijfstak chemische industrie een IntegraleMilieu Taakstelling (nader te noemen IMT) geformuleerd, die betrekking heeft op de mili-eubelasting ten gevolge van de bedrijfsvoering van de bedrijfstak chemische industrie inNederland en die is opgenomen in de bij dit convenant behorende bijlage II. De IMT isgeformuleerd voor de jaren 1994/ 1995, 2000 en 2010, waarbij de IMT voor 2010 op ditmoment een meer richtinggevend karakter heeft. Het onderdeel van de IMT met betrekkingtot energiebesparing, dat elders in verklaringen en implementatieplannen werd of wordtvastgelegd, maakt tevens deel uit van dit convenant.In bijlage II is voor elk onderdeel van de IMT aangegeven op welk document dit onderdeelis gebaseerd.

b. De tot de bedrijfstak chemische industrie behorende bedrijven, waarop de IMT betrekkingheeft, zijn vermeld in de bij dit convenant behorende bijlage III.In verband met de mogelijk latere vestiging van nieuwe bedrijven wordt deze bijlage doorde in artikel 6.a. genoemde Overleggroep geactualiseerd.

c. Het milieubeleid van partijen is erop gericht de IMT voor de bedrijfstak chemischeindustrie te realiseren.Daarbij kan ook een bijstelling van de IMT voor de bedrijfstak aan de orde zijn, ondermeer indien zich knelpunten van algemene aard voordoen ten gevolge van omstandighe-den, die in belangrijke mate afwijken van hetgeen ten tijde van het verschijnen van het

Page 4: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

4

NMP is verondersteld. Knelpunten die in het bijzonder tot bijstelling van de IMT aanle i-ding kunnen geven, liggen op het gebied van:1. de economische ontwikkeling van de bedrijfstak chemische industrie en de daarin te

onderscheiden sectoren;2. het afwijken van het milieubeleid binnen de EG van hetgeen op nationaal niveau is ge-

formuleerd;3. het ontbreken van technische mogelijkheden om de milieubelasting te reduceren.De realisatie van de IMT voor de bedrijfstak zal zichtbaar worden gemaakt door middelvan bedrijfsmilieuplannen, die door bedrijven worden opgesteld, en zal voor zover noodza-kelijk en mogelijk mede op basis van deze plannen worden bijgestuurd.De IMT en de in bijlage II gegeven toelichting daarop is bepalend voor de richting van hetintegrale milieubeleid van de in artikel 1 genoemde bedrijven.Bij het opstellen van bedrijfsmilieuplannen gaat het bedrijf uit van de stand der techniek enhanteert het bedrijf, naast de IMT, tevens economische randvoorwaarden gericht op decontinuïteit van het bedrijf of onderdelen daarvan op basis van een redelijke winstgevend-heid.

d. In de IMT is voor bepaalde onderdelen aangegeven waar de realisatie op de genoemdetijdstippen naar huidige op basis van de stand der techniek inzichten niet haalbaar wordtgeacht. Dit betekent evenwel niet, dat daar waar geen annotaties zijn gemaakt, realiseringvan dat onderdeel van de IMT zonder meer volledig haalbaar kan worden geacht. Dit geldtook voor de IMT voor het jaar 2010, ten aanzien waarvan in artikel 4.a. is gesteld dat dezeop dit moment een meer richtinggevend karakter heeft.

e. Dit convenant heeft kracht van overeenkomst naar burgerlijk recht.

5. Uitvoering van de IMT door de bedrijfstak chemische industrie.

a. Bij de opstelling van de IMT is uitgegaan van het zogenaamde emissieprofiel, dat isgebaseerd op de meest betrouwbare gegevens betreffende de milieubelasting veroorzaaktdoor de bedrijfstak in een bepaald basisjaar, veelal 1985.Indien te zijner tijd andere, meer betrouwbare gegevens ter zake beschikbaar komen, kandat aanleiding zijn tot overleg in de in artikel 6.a. genoemde Overleggroep omtrent eenbijste lling van dit emissieprofiel.

b. Het doelgroepenbeleid en de in dit convenant omschreven uitvoering daarvan, krijgt vormbinnen de vergunningverlenende taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van hetRijk, de provincies, de gemeenten en de waterschappen ten aanzien van de bedrijfstakchemische industrie als directe bron van milieubelasting. Het beoogt hieraan een toege-voegde waarde te geven door een gecoördineerde en gestructureerde aanpak van de milieu-problemen en een fasering van maatregelen, zodanig dat aan individuele bedrijven zeker-heden wordt gegeven over een langere periode.

c. De daadwerkelijke integratie van het milieubeleid zal moeten plaatsvinden op het niveauvan de individuele bedrijven, gezien de onderlinge verscheidenheid van die bedrijven, deverantwoordelijkheid die de leiding van deze bedrijven ter zake heeft en de daarbij ge-wenste rechtszekerheid. Dit convenant en de uitwerking daarvan in het bedrijfstakoverlegheeft mede tot doel de hiervoor noodzakelijke voorwaarden te scheppen.

d. Op onderdelen van de IMT kan regionale specificatie plaatsvinden, met inachtneming vande in bijlage IV genoemde criteria en daarop gebaseerde richtlijnen, die een inschattingnaar huidige inzichten van bovenstaande criteria geven.

Page 5: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

5

e. De IMT legt voor een groot aantal aspecten vast wat de rest-milieubelasting van de totalebedrijfstak ten opzichte van een bepaald basisjaar dient te zijn. Bij het bepalen van de fei-telijke inspanningen van bedrijven gezamenlijk (vast te leggen in bedrijfsmilieuplannen)zal onder meer rekening moeten worden gehouden met de extra milieubelasting ten gevol-ge van een groei van de economische bedrijvigheid.Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat de in het convenant vastgelegde werkwijzen endaarbij te hanteren uitgangspunten een voldoende waarborg vormen om een dergelijkeontwikkeling te verdisconteren. Mocht op basis van het volgen van de voortgang van derealisatie van de IMT dit niet het geval blijken te zijn, dan zal in het kader van het onder-zoek genoemd in artikel 6.b. door de Overleggroep worden bezien op welke wijze dient teworden geadviseerd tot bijsturing door de Rijksoverheid. Daarbij zal rekening worden ge-houden met specifieke omstandigheden binnen de bedrijfstak, alsmede met in het NMPgehanteerde aannamen betreffende de verwachte groei van de totale nationale bedrijvigheidbinnen de industrie. Voor een groei van de bedrijvigheid binnen de bedrijfstak, die in be-langrijke mate en structureel afwijkt van hetgeen ten tijde van het NMP is aangenomen,kan dit ook een bijstelling van de IMT door de Rijksoverheid inhouden, een en ander metinachtneming van het gestelde in artikel 6.

f. Indien op bedrijfstakniveau blijkt dat (onderdelen van) de IMT niet word(t)(en) gereali-seerd door toepassing van richtlijnen, die zijn gebaseerd op de stand der techniek, dan kanop bedrijfstakniveau naar aanleiding hiervan worden onderzocht of het mogelijk is aanvul-lende technieken te ontwikkelen of te beschrijven; het gaat hierbij vaak om verder gaandeprocesgeïntegreerde oplossingen.

6. Verdere uitwerking en bijstellingen IMT op bedrijfstakniveau

a. Met het oog op de uitvoering van dit convenant wordt een Overleggroep gevormd uitvertegenwoordigers van de Overheid en de VNCI. De Overleggroep heeft de taak en werktvolgens de procedure, zoals is vastgesteld in de in artikel 3 genoemde procedure-afspraken.De Overleggroep heeft geen taak bij de beoordeling van de onder artikel 8.a. genoemdeindividuele bedrijfsmilieuplannen en rapportages daarover.

b. De Overleggroep gaat mede op basis van de onder artikel 8.a. genoemde definitievebedrijfsmilieuplannen na of de IMT voor de chemische industrie zal worden gerealiseerden welke knelpunten zich daarbij voordoen.Met het oog op de in 1997 en volgende jaren op te stellen bedrijfsmilieuplannen zal metbetrekking tot de geconstateerde knelpunten ten behoeve van de Overleggroep zo spoedigmogelijk een onderzoek naar de technische en economische realisatiemogelijkheden van deIMT of onderdelen daarvan, in het bijzonder voor de jaren 2000 en 2010, worden uitge-voerd.

c. Het onder artikel 6.b. genoemde onderzoek kan voor de Overleggroep aanleiding zijn omin het kader van het bedrijfstakoverleg onderdelen van de IMT uit te werken in voorstellenvoor specifieke handreikingen, richtlijnen en programma's, in het bijzonder met het oog opde in 1997 en volgende jaren op te stellen bedrijfsmilieuplannen.

d. Op basis van knelpunten van algemene aard, gewijzigde inzichten, waaronder beleidsin-zichten, op milieu en milieutechnologisch gebied en op basis van inzichten als bedoeld inartikel 5.a. kan de Overleggroep voorstellen doen tot bijstelling van de IMT voor de be-drijfstak door de Rijksoverheid, zowel in benedenwaartse als in bovenwaartse zin. Daarbijwordt het resultaat van onderzoeken als bedoeld in artikel 6.b. meegenomen.

Page 6: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

6

Wordt de IMT voor de bedrijfstak door de Rijksoverheid bijgesteld, dan zal dit zoveelmogelijk geschieden in samenhang met een volgend NMP. Bij de beoordeling van de mo-gelijkheid tot bijstelling van een onderdeel van de IMT wordt mede betrokken de relatievebijdrage van dit onderdeel aan de totale milieubelasting door de industrie.Bij een bijstelling van de IMT zal rekening worden gehouden met bij bedrijven lopende enreeds uitgevoerde investeringsprogramma's ter realisering van de IMT en bijbehorendeafschrijvingstermijnen.

e. Mocht de IMT voor de bedrijfstak op basis van voorstellen van de Overleggroep oponderdelen moeten worden bijgesteld, dan zal dit primair gebeuren door een verdere fase-ring van dit onderdeel.Indien op deze wijze de realisatie van een onderdeel van de IMT verder weg komt teliggen, dan zal door de Overleggroep worden bezien of de realisatie van een ander onder-deel van de IMT in redelijkheid kan worden versneld.

f. Elk voorstel tot bijstelling van de IMT (met uitzondering van het gestelde onder artikel6.e., voor zover de fasering een termijn van vier jaar niet overschrijdt) zal ter goedkeuringworden voorgelegd aan de partijen, die zijn betrokken bij dit convenant. Voor bijstellingenop grond van bedrijfseconomische overwegingen zal de NMP-BegeleidingscommissieIndustrie (NBI) voorafgaand hieraan om advies worden gevraagd.

7. Doorwerking IMT op bedrijfsniveau

Indien reeds uitgevoerd of vastgelegd beleid leidt tot verder gaande reducties in milieube-lasting dan opgenomen in de IMT, blijft dit uitgevoerde of vastgelegde beleid onvermin-derd van toepassing.Voor de integratie binnen de doelgroepaanpak van het uitgangspunt dat onnodige vervui-ling moet worden voorkomen en daarop gebaseerde richtlijnen geldt het volgende;

1. bij bestaande bedrijven dient te worden uitgegaan, behoudens in het geval als bedoeld inpunt 4, van de stand der techniek1 en dus van de laatste versie van richtlijnen, die de standder techniek beschrijven, zoals de NER en de CUWVO-richtlijnen;

2. cumulatie van maatregelen voor één of meerdere compartimenten tegelijkertijd kunnen vaneen zodanige omvang zijn, dat het handhaven van saneringstermijnen uit bijvoorbeeld deNER of CUWVO-richtlijnen uit financiäle overwegingen onhaalbaar is of op grond vanoverwegingen van kosteneffectiviteit op dit moment ondoelmatig is; in dat geval kan inoverleg met de betrokken overheden gemotiveerd van de saneringstermijnen, zoals in dezerichtlijnen opgenomen, worden afgeweken; afwijking van deze saneringstermijnen zalechter dusdanig moeten zijn dat de IMT op bedrijfstakniveau wordt gerealiseerd;

3. indien blijkens het in artikel 6.b. genoemde onderzoek met het toepassen bij de bedrijvenvan de stand der techniek de IMT op bedrijfstakniveau niet wordt gehaald, dan moeten opbedrijfsniveau in het kader van de in 1997 en volgende jaren op te stellen bedrijfsmilieu-plannen de mogelijkheden van verder gaande maatregelen en de toepassing daarvan wor-den aangegeven, tenzij de Overleggroep in het kader van artikel 6 andere voorstellen doet;bij het toepassen van deze verder gaande maatregelen zal rekening worden gehouden metlopende en reeds uitgevoerde investeringsprogramma's ter realisering van de IMT en bijbe-horende afschrijvingstermijnen;

4. indien door de verdere ontwikkeling van de stand der techniek (bijvoorbeeld het beschik-baar komen van nieuwe technieken, die worden vastgelegd in een toekomstige aanpassing

1 Voor de omschrijving van het begrip “stand der techniek” wordt verwezen naar de NER, hoofdstuk 0.1 Termen

en definities.

Page 7: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

7

van de in punt 1 bedoelde richtlijnen) in de toekomst voor bepaalde onderdelen van de IMTeen verder gaand resultaat kan worden behaald dan opgenomen in de IMT, kunnen dezeverder gaande mogelijkheden leiden tot een bijstelling van dat onderdeel van de IMT; bijeen zodanige bijstelling zal rekening worden gehouden met de totale inspanning van debedrijfstak om de IMT te realiseren en de terzake te stellen prioriteiten; pas na deze bijstel-ling moet bij bestaande bedrijven van deze nieuwe technieken worden uitgegaan;

5. bij nieuwe (onderdelen van) bedrijven, waaronder tevens begrepen het vervangen vanbestaande (productie)installaties door nieuwe, zal met het oog op het tegengaan van onno-dige vervuiling, conform de algemene uitgangspunten van het milieubeleid, steeds moetenworden uitgegaan van ten minste de stand der techniek en dus van de op dat moment laatsteversie van richtlijnen als de NER en de CUWVO-richtlijnen.

Partijen gaan ervan uit dat de bovenstaande punten in overeenstemming zijn met het bij devergunningverlening te hanteren beginsel, dat aan de vergunning die voorschriften wordenverbonden, die de grootst mogelijke bescherming van het milieu bieden, tenzij dit redelijkerwijsniet kan worden gevergd.

8. Bedrijfsmilieuplannen

a. Ter implementatie van het milieubeleid op bedrijfsniveau en ter explicitering van debijdrage van het bedrijf aan de realisatie van de IMT voor de bedrijfstak stellen de in artikel1 bedoelde bedrijven als resultaatsverbintenis bedrijfsmilieuplannen op, waarvan de uitvoe-ring een taakstellend karakter heeft. Deze plannen beschrijven de voorgenomen activiteitenen inspanningen van het bedrijf op milieugebied. Zij worden steeds na vier jaar geactuali-seerd respectievelijk naar inzichten van het bedrijf met een korter interval opnieuw opge-steld. Daarbij wordt voortgebouwd op voorgaande bedrijfsmilieuplannen. Het bedrijfsmili-euplan zal een periode van ten minste 4 jaar beslaan en voorts een projectie geven vanvoorgenomen activiteiten voor een daarop volgende periode van ten minste vier jaar, inclu-sief eventueel te verrichten nader onderzoek.

b. Terzake van deze bedrijfsmilieuplannen zal tussen bedrijf en de betrokken overhedenvooroverleg plaatsvinden, waarbij van beide zijden de te realiseren reducties in milieube-lasting, prioriteitstellingen en faseringen ter sprake kunnen worden gebracht.

c. Bij het opstellen van het bedrijfsmilieuplan wordt door het bedrijf mede in beschouwinggenomen zijn totale investerings-/desinvesteringsplan van het bedrijf.De bedrijfsmilieuplannen zullen worden afgestemd op eerdere convenanten of andereafspraken met betrekking tot het te voeren milieubeleid, die het bedrijf met de betrokkenoverheden heeft gemaakt. Daarnaast zullen aspecten van fysieke realisatiemogelijkhedenvan voorgenomen milieumaatregelen in de planning worden betrokken.In het kader van de in artikel 8.a. genoemde actualisering van de bedrijfsmilieuplannenhoudt het bedrijf ook rekening met de resultaten van het in artikel 6.b. genoemde onder-zoek en de in artikel 6.c. genoemde handreikingen, richtlijnen en programma's.Bij de opstelling van het eerste bedrijfsmilieuplan wordt vertraging van reeds in ganggezette acties ter uitvoering van het milieubeleid voorkomen, tenzij het bedrijf en betrok-ken overheden overeenstemming bereiken over deze vertraging.

d. Het bedrijfsmilieuplan moet ten minste voldoen aan de vereisten, zoals genoemd in bijlageV. Als leidraad voor het opstellen van een bedrijfsmilieuplan zullen de Overheid en deVNCI gezamenlijk een model ontwikkelen, dat zo spoedig mogelijk, doch naar verwach-ting uiterlijk 1 april 1993 beschikbaar komt. Dit model moet het tevens mogelijk maken devoortgang van de realisatie van de IMT binnen de gehele bedrijfstak te volgen, alsmede op

Page 8: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

8

bedrijfstakniveau inzicht te krijgen in de knelpunten van algemene aard die zich daarbijvoordoen.

e. Bedrijven zullen het ontwerp-bedrijfsmilieuplan aan de betrokken overheden voorleggen,opdat zij hun oordeel hierover kenbaar kunnen maken aan het bedrijf.De betrokken overheden maken binnen drie maanden na ontvangst schriftelijk hun oordeelover het bedrijfsmilieuplan aan het bedrijf kenbaar. Bedrijven kunnen vervolgens hun planhierop aanpassen. Het bedrijf en de betrokken overheden streven ernaar terzake overeen-stemming te bereiken.

f. Bedrijven zullen als resultaatsverbintenis voor de eerste maal het ontwerp-bedrijfsmilieuplan, zoals bedoeld in lid e., uiterlijk 8 maanden na de datum van publicatievan de in lid d. genoemde leidraad gereed hebben. De bedrijven spannen zich er voor in hetdefinitieve bedrijfsmilieuplan uiterlijk binnen 2 maanden nadat de betrokken overhedenhun oordeel kenbaar hebben gemaakt te finaliseren. Zo mogelijk worden de voorgenomenmaatregelen reeds tijdens deze fase van de procedure geformaliseerd in het kader van devan toepassing zijnde vergunningen en vervolgens in uitvoering genomen.Bedrijven leggen het definitieve bedrijfsmilieuplan voor aan de betrokken overheden. Debetrokken overheden maken zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee maanden naontvangst schriftelijk hun oordeel over het plan kenbaar aan het bedrijf.Indien een efficiënte taakuitvoering dit noodzakelijk maakt, kunnen de betrokken overhe-den en het bedrijf een andere datum voor het gereed hebben van het ontwerp-bedrijfsmilieuplan overeenkomen. Deze datum ligt niet verder dan 14 maanden na de da-tum van publicatie van eerder genoemde leidraad. De overleggroep wordt door de betrok-ken overheden over de overeengekomen gewijzigde datum geïnformeerd.

g. Nadat de betrokken overheden hun oordeel over het definitieve plan kenbaar hebbengemaakt aan het bedrijf is het bedrijfsmilieuplan openbaar, behoudens eventuele als zoda-nig aangemerkte bedrijfsvertrouwelijke onderdelen of gegevens, onder vermelding van hetoordeel van de betrokken overheden over het plan.

h. Het bedrijf stelt de Overleggroep zo snel mogelijk in het bezit van het definitieve bedrijfs-milieuplan met uitzondering van de als zodanig aangemerkte bedrijfsvertrouwelijke onder-delen of gegevens daarvan, en stelt de Overleggroep in kennis van het feit dat over het planmet de betrokken overheden al dan niet overeenstemming is bereikt.

i. Door het bedrijf wordt als resultaatsverbintenis jaarlijks aan de betrokken overhedengerapporteerd over de uitvoering van het bedrijfsmilieuplan en over de verwezenlijktevoortgang. Daarbij wordt met betrekking tot de onderdelen van de IMT een overzicht ge-geven van de feitelijke milieubelasting van het bedrijf over het afgelopen jaar, over demaatregelen en voorzieningen die het komende jaar worden uitgevoerd, alsmede over dereducties van de milieubelasting die daarvan het gevolg zijn.Tevens wordt gerapporteerd over de resultaten van in het bedrijfsmilieuplan genoemdonderzoek en de op basis van deze resultaten te treffen maatregelen om de milieubelastingte reduceren. In de jaarlijkse rapportage kan het bedrijf eventuele bijstellingen van het be-drijfsmilieuplan, die nog niet zijn geformaliseerd in de van toepassing zijnde vergunningen,vermelden. Hiervan wordt met reden omkleed melding gemaakt.

j. De betrokken overheden maken binnen twee maanden na ontvangst hun oordeel over derapportage aan het bedrijf kenbaar. Deze rapportage is openbaar, behoudens eventuele alszodanig bedrijfsvertrouwelijke gegevens en onderdelen. De rapportage moet zodanig vanopzet zijn dat het mogelijk is de voortgang van de realisatie van de IMT binnen de gehelebedrijfstak te kunnen volgen. In de Overleggroep zal worden bezien of het zinvol is met het

Page 9: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

9

oog hierop gezamenlijk als leidraad een model voor deze rapportage te ontwikkelen. Debetrokken overheden stellen deze rapportage voorzien van hun oordeel terzake, zo spoedigmogelijk in het bezit van de Overleggroep respectievelijk het daarvoor werkzame project-bureau.

9. Toetsende rol betrokken overheden ten aanzien van bedrijfsmilieuplannen

a. De betrokken overheden hebben de volgende toetsende rol ten aanzien van de doorbedrijven, genoemd in artikel 4.b., op te stellen bedrijfsmilieuplannen. De betrokken over-heden verrichten deze toetsing binnen de uitoefening van hun vergunningverlenende taken,verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De overheden dienen te beoordelen of de in hetplan vermelde feitelijke gegevens juist zijn. Voorts moeten de overheden erop toezien dathet bedrijf over de in het plan beschreven periode, gelet op de stand der techniek, een vol-doende inspanning levert om de milieubelasting te reduceren een en ander tegen de achter-grond van de IMT. Deze toetsing geschiedt los van de vraag in welke volgorde het bedrijfde milieuproblemen wil gaan aanpakken, behoudens wanneer regionale of locale milieu-problemen daartoe aanleiding geven of wanneer wettelijk voorgeschreven maatregelendaartoe nopen.Bij deze toetsing zien de betrokken overheden in ieder geval toe op het volgende:1. zijn door het bedrijf voor de verschillende onderdelen van de IMT de redelijkerwijs

bekende technieken, waarmee de meest vergaande vermindering van de milieubelastingkan worden bereikt, voldoende nagegaan;

2. geeft het bedrijf in het bedrijfsmilieuplan uitvoering aan reeds bestaand of vastgelegdbeleid en aan programma's en richtlijnen die dienen ter uitvoering van de in artikel 4bedoelde overheidsplannen, zoals KWS-2000, NER, het IPO-plan van aanpak, een enander tegen de achtergrond van de IMT.

De betrokken overheden zullen hun meningsvorming over het plan onderling afstemmen.Bij de toetsing van het plan door de betrokken overheden heeft de betreffende provincie(voor zover het provinciale inrichtingen betreft) een coördinerende taak. Deze taak houdtonder meer in dat de provincie zich inzet om een eensluidend oordeel van de betrokkenoverheden over het bedrijfsmilieuplan te bewerkstelligen.

b. Indien de betrokken overheden kunnen instemmen met het bedrijfsmilieuplan maken zijkenbaar aan het bedrijf dat zij zich in zullen zetten om bij de vergunningverlening voor hetbedrijf het geaccordeerde plan in acht te nemen. Ook wordt in dat geval na overleg met hetbedrijf aangegeven op welke wijze de formalisering van de voornemens uit het plan zalplaatsvinden in het kader van de van toepassing zijnde vergunningen. Van de voornemensuit het plan die zich niet lenen voor formalisering in het kader van de vergunningen, zal inoverleg met het bedrijf worden bezien hoe bindende afspraken terzake kunnen wordenvastgelegd.Bij de formalisering van de voornemens uit het plan zal in beginsel de beleidslijn geldendat dit zal plaatsvinden op het moment dat zekerheid bestaat over de termijn van de feite-lijke realiseerbaarheid van de voornemens uit het plan of onderdelen daarvan. Ook verdergaande onderzoeksverplichtingen, die genoemd zijn in het bedrijfsmilieuplan, kunnen in devergunning worden verlangd.Een en ander laat de positie van een ieder ten aanzien van inspraak en beroep in het kadervan de van toepassing zijnde vergunningprocedures onverlet, hetgeen als consequentie kanhebben dat de in het bedrijfsmilieuplan opgenomen voornemens niet ongewijzigd blijven.

c. De partijen van de zijde van overheid komen overeen dat de betrokken overheden, voorzover hun bevoegdheden daartoe de mogelijkheid bieden, het hun ter beschikking staandevergunningverlenende instrumentarium zodanig zullen toepassen dat dit is afgestemd op de

Page 10: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

10

van bedrijven verwachte initiatieven, zoals deze zijn vermeld in dit convenant, waaronderbegrepen het opstellen en uitvoeren van bedrijfsmilieuplannen.Indien evenwel de betrokken overheden van oordeel zijn dat een bedrijf onvoldoendeinvulling geeft aan de uitvoering van dit convenant, zullen zij, voor zover hun bevoegdhe-den daartoe de mogelijkheid bieden, zich inzetten om door middel van een eenzijdige actieover te gaan tot aanscherping van de op de in artikel 5.b. genoemde bedrijven van toepas-sing zijnde vergunningen. Hierbij moet met name worden gedacht aan de volgende situa-ties:1. een bedrijf laat na een bedrijfsmilieuplan op te stellen overeenkomstig de bovenstaande

procedure of een bedrijf laat na over de uitvoering van het bedrijfsmilieuplan te rap-porteren overeenkomstig artikel 8.i.;

2. een bedrijf laat blijkens het bedrijfsmilieuplan na een voldoende inspanning, waaronderuit te voeren onderzoek, aan de realisatie van de IMT te leveren, een en ander getoetstaan de criteria van de milieuwetgeving;

3. een bedrijf voert bijvoorbeeld blijkens de jaarlijkse rapportage de onderdelen van hetbedrijfsmilieuplan, die nog niet geformaliseerd zijn in de van toepassing zijnde vergun-ningen, niet uit als voorgenomen en het bedrijf weet daarvoor geen overtuigende argu-menten aan te dragen;

4. een bedrijf vertraagt de invoering van reeds in gang gezette acties ter uitvoering van hetmilieubeleid onnodig.

d. Indien zich bij de opstelling van bedrijfsmilieuplannen en de beoordeling van deze plannendoor de betrokken overheden bij meerdere bedrijven vergelijkbare knelpunten voordoen,kan dit onderwerp van overleg zijn in de Overleggroep.

e. Dit convenant doet geen afbreuk aan formele wettelijke rechten en plichten van partijen,zoals bijvoorbeeld de uitvoering van algemene verbindende voorschriften en of beroeps-mogelijkheden, alsmede aan de uitkomst van wettelijke procedures met betrekking tot vantoepassing zijnde vergunningen.

10. Internationale afstemming

De Rijksoverheid en de VNCI zullen zich inspannen om op internationaal niveau, in hetbijzonder binnen de Europese Gemeenschap, een vergelijkbaar milieubeleid tot stand tedoen brengen. Indien het internationale milieubeleid, in het bijzonder het milieubeleid,binnen de Europese Gemeenschap, in belangrijke mate en bij voortduring afwijkt van het-geen op het nationale niveau is geformuleerd, kan zulks aanleiding zijn tot overleg in deOverleggroep omtrent heroverweging van de IMT, een en ander met inachtneming van hetgestelde in artikel 6.

11. Communicatiestrategie richting bedrijven en andere overheden

De Overleggroep stelt een communicatieplan op. De communicatie-activiteiten zullen zichrichten op de bedrijven, die deel uitmaken van de chemische industrie en op de betrokkenoverheden.

12. Financiering organisatorisch kader en te verrichten onderzoek

De kosten van de Overleggroep, het projectbureau en de ad-hoc werkgroepen wordengedragen door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieube-

Page 11: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

11

heer. De deelnemende partijen nemen de personeelskosten en de reis- en verblijfskostenvan hun vertegenwoordigers voor hun rekening. De kosten van eventueel door de Overleg-groep opgedragen onderzoek worden door de Overheid en de VNCI gezamenlijk gedragen.In de Overleggroep zullen op basis hiervan nadere afspraken over de bekostiging van on-derzoek worden gemaakt.

13. Toetredingsregeling

Teneinde bedrijven in de betrokken chemische industrie in zo ruim mogelijk mate te doenparticiperen in deze overeenkomst, staat ondertekening als partij ook open na de datum vanondertekening van dit convenant.

14. Wijziging en beäindiging

a. Indien zich belangrijke, onvoorziene ontwikkelingen, zoals met betrekking tot milieu enmilieutechnologische inzichten, waaronder beleidsinzichten, het generieke milieubeleid, dewetgeving en de jurisprudentie, de economische situatie of internationale omstandighedenvoordoen, die wezenlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van dit convenant, treden deOverheid en de VNCI met elkaar in overleg om te bezien in hoeverre de inhoud van ditconvenant aanpassing behoeft.

b. Indien de uitvoering van dit convenant leidt tot ernstige, ongewenste sociaaleconomischegevolgen voor de chemische industrie, zullen de Overheid en de VNCI over de uitvoeringvan de in dit convenant neergelegde verplichtingen overleggen.

c. Elke vier jaar, waarvan de eerste keer uiterlijk 1 juli 1996, wordt de uitvoering van ditconvenant geëvalueerd door de Overleggroep, in het bijzonder ten aanzien van de op testellen bedrijfsmilieuplannen, de toetsing van deze plannen door de betrokken overhedenen de doorwerking van deze plannen in de vergunning. Op basis van deze evaluaties tredende Overheid en de VNCI met elkaar in overleg om te bezien of, en zo ja in hoeverre, deinhoud van dit convenant aanpassing behoeft. De Overheid en de VNCI zetten zich in diteventuele overleg uiterlijk voor het einde van het evaluatiejaar af te ronden.

d. Dit convenant wordt aangegaan voor de periode tot en met 31 december van het jaar 2010.

e. Indien het overleg in de Overleggroep als bedoeld in de artikelen 6.d., 10, 14.a., 14.b. en14.c. niet binnen 6 maanden tot overeenstemming leidt, dan wel indien goedkeuring aaneen bijstelling van de IMT als bedoeld in artikel 6.f. door één der partijen wordt onthouden,kan elk van de in artikel 1 genoemde partijen deze overeenkomst opzeggen. Bovenge-noemde termijnen worden geacht te zijn ingegaan op het moment dat één der partijen deandere per aangetekende brief hiervan in kennis stelt.De overeenkomst kan door elk der partijen gemotiveerd worden opgezegd op basis van deresultaten van de in 1996 te houden evaluatie als bedoeld in artikel 14.c.

Page 12: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

12

Aldus overeengekomen en getekend te Den Haag op 2 april 1993.

- het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,de heer J.G.M. Alders

- het Ministerie van Economische Zaken,

de Minister van Economische Zaken, de heer dr. J.E. Andriessen

- het Ministerie van Verkeer en Waterstaat,

de Minister van Verkeer en Waterstaat, mevrouw J.R.H. Maij-Weggen

- het Interprovinciaal Overleg,

de voorzitter, namens deze het lid van het dagelijks bestuur,de heer D. Sonneveld

- de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,

de voorzitter, namens deze de directeur sector ordening,de heer drs. P.Ph. Dordregter

- de Unie van Waterschappen,

de vice-voorzitter,de heer K.J.A. Baron Collot d’Escury

de secretaris,de heer mr. C.Th. Smit

Page 13: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

13

- de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie,

de voorzitter,de heer ir. R.E. Selman

de secretaris,de heer W.C.J. Quik

Mocht blijken dat de Raad van State het convenant en de inhoud van de daaruit voortvloeiendegeaccordeerde Bedrijfsmilieuplannen niet in haar overwegingen bij de totstandkoming enbeoordeling van milieuvergunningen betrekt, dan kunnen de VNCI en de bij haar aangeslotenbedrijven de intentieverklaring met inachtname van artikel 14.a. opzeggen.

Page 14: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

BIJLAGE 1: PROCEDURE-AFSPRAKEN VOOR HET BEDRIJFSTAKOVERLEG

1. Bedrijfstakoverleg

De overleggroep, als bedoeld in punt 6.a. van dit convenant, wordt gevormd uitvertegenwoordi-gers van:a. het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;b. het Ministerie van Economische Zaken;c. het Ministerie van Verkeer en Waterstaat;d. het IPO;e. de VNG;f. de Unie van Waterschappen;g. de VNCI.

1.1 De Overleggroep is belast met:a. de coördinatie en afstemming van werkzaamheden en aktiviteiten op bedrijfs-

takniveau, die dienen tot uitvoering van dit convenant, een en ander tegen de achter-grond van de totale inspanning van de chemische industrie op milieugebied, zoals on-der andere de inspanningen ten behoeve van het productenbeleid.

b. de bespreking van knelpunten van algemene aard, die zich bij de implementatie vanhet beleid in de praktijk voordoen en het bespreken van oplossingen hiervoor.

c. het in aanvulling op dit convenant aangeven via welk organisatorisch kader uitwerkingvan de IMT plaatsvindt, waarbij zoveel mogelijk gebruik gemaakt zal worden vanreeds bestaande organisatorische kaders.

d. de controle op de voortgang van de uitwerking en uitvoering van de IMT.e. het doen van voorstellen tot wijziging van de IMT en andere in dit convenant ge-

maakte afspraken, een en ander tegen de achtergrond van de totale inspanning van dechemische industrie op milieugebied en zodoende inhoud gevend aan de uitwerkingvan het bedrijfstakoverleg.

1.2 De Overleggroep brengt jaarlijks verslag uit van haar aktiviteiten aan de minister vanVROM. Deze verslagen zijn openbaar. Zij worden ter kennisname aan de NMP-Begeleidingscommissie Industrie voorgelegd, opdat deze zich daarmee een oordeel kanvormen over de uitvoering van dit convenant.

1.3 De Overleggroep kan, met het oog op het organisatorische kader, genoemd onder punt1.1c., projectgroepen dan wel taakgroepen instellen voor deelaspecten van het integralemilieubeleid, voor zover van belang voor uitvoering van dit convenant. Bij de instellingstelt zij de opdracht, de samenstelling, de werkwijze en bepalingen inzake rapportage vast.De Overleggroep maakt jaarlijks een schatting van de benodigde financiële middelen vooronderzoek.

1.4 De Overleggroep kan deskundigen advies vragen over onder meer:− de noodzaak om onderzoek uit te voeren;− wetenschappelijke feiten, aangedragen door onder meer de projectgroepen;− het vaststellen van prioriteiten in beleid en onderzoek;− uitgevoerde onderzoeken (evaluatie).

1.5 De Overleggroep streeft er bij haar werkzaamheden naar om gerezen knelpunten ingezamenlijk overleg tot een oplossing te brengen. Zij doet geen voorstel in geval vanoverwegende bezwaren van een der partijen.

Page 15: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

15

2. Uitvoering overlegstructuur

2.1 De Overleggroep stelt in voorkomende gevallen voor of, en zo ja, welke maatregelen tenaanzien van een bepaald onderwerp voor de bedrijfstak gewenst zijn, voor zover dit nietreeds is vermeld in dit convenant. Daarbij geeft zij ook aan in welke vorm zo'n maatregelbij voorkeur vastgelegd moet worden en adviseert zij omtrent de evaluatie. Deze voorstel-len worden zo spoedig mogelijk voorgelegd aan de partijen die betrokken zijn bij de uit-voering van die maatregel.

2.2 Met het oog op de beoordeling door de Overleggroep van de totale inspanning van dechemische industrie op milieugebied en de consequenties, die dit op de uitvoering van ditconvenant kan hebben, wordt de Overleggroep door de Rijksoverheid geïnformeerd overconcrete voornemens met betrekking tot de ontwikkeling en uitvoering in generieke maat-regelen van elk onderdeel van milieubeleid, dat voor de chemische industrie specifiek vanbelang is. IPO, VNG en de UvW zullen de hun beschikbare informatie, die voor de Over-leggroep van belang kan zijn, in de Overleggroep brengen. De VNCI informeert de Over-leggroep over ontwikkelingen in de bedrijfstak, die van invloed kunnen zijn op het te voe-ren milieubeleid voor de chemische industrie.

2.3 Indien een der partijen voor een onderwerp haar achterban wil raadplegen, wordt de nodigetijd gereserveerd voor inspraak en overleg. Partijen zullen zich inspannen dit in tijd zoveelmogelijk te beperken.Zonodig maakt de Overleggroep hierover afspraken.

2.4 De desbetreffende partijen beslissen zo spoedig mogelijk, voor zover hun bevoegdhedendaartoe de mogelijkheid bieden, of de voorstellen, genoemd in punt 2.1 worden overgeno-men. De Overleggroep wordt over de beslissing zo spoedig mogelijk geïnformeerd. Indientot overneming wordt besloten, zullen betrokken partijen zich inspannen de voorstellenreeds na te leven in afwachting van de eventuele formele vastlegging van de voorstellen,waarbij bij de snelheid van invoering mede een economische afweging zal plaatsvinden.

2.5 Voor zover ter realisering van onderdelen van de IMT algemene regelgeving wordt ingezet,wordt hierover overleg in de Overleggroep gevoerd. Bij het vaststellen van algemene re-gelgeving wordt er naar gestreefd de voorwaarden te handhaven, die behoren bij de reedsin de Overleggroep gemaakte afspraken.

2.6 Indien een situatie ontstaat, waarin door de partijen een besluit wordt genomen, datbelangrijk afwijkt van hetgeen door de Overleggroep is voorgesteld, kan de Overleggroepnaar aanleiding hiervan voorstellen de IMT of andere in dit convenant gemaakte afsprakente wijzigen, een en ander mede tegen de achtergrond van de totale inspanning van de che-mische industrie op milieugebied.

2.7 Onderwerpen of maatregelen, die niet zijn opgenomen in dit convenant, maar die wel directgericht zijn op de chemische industrie of die de chemische industrie in het bijzonder raken,kunnen door partijen in de Overleggroep aan de orde worden gesteld.Partijen zullen zich inspannen om doorkruising te voorkomen van onderwerpen ofmaatregelen die in belangrijke mate mede de realisering van de IMT beïnvloeden.Tevens zullen partijen zich inspannen om doorkruising van activiteiten dan wel het overlegter realisering van de IMT te voorkomen. Mocht zulks niet te voorkomen zijn, dan zal re-kening gehouden worden met de stand van zaken ter zake van die activiteiten dan wel hetoverleg.

Page 16: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

16

3. Informatie en geheimhouding

3.1 De deelnemers aan het overleg zullen elkaar informeren over de hun ter beschikkingstaande gegevens, voor zover dat in het belang van het onderzoek en/of de beleidsvormingnoodzakelijk is.De deelnemers aan het overleg zullen zorgvuldig omgaan met het naar buiten brengen vaninformatie en gegevens over onderwerpen van overleg.In de Overleggroep kan worden afgesproken, dat over zaken, die nog in beraad zijn, geeninformatie aan derden wordt verstrekt, met inachtneming van de wettelijke bepalingenhieromtrent.De bij het overleg betrokken partijen zijn, behoudens voor zover wettelijke bepalingen totmededeling verplichten, verplicht tot geheimhouding ten aanzien van door de deelnemersverstrekte, als vertrouwelijk aangemerkte, informatie. Het verbreken van afspraken inzakegeheimhouding in het kader van te formuleren voorstellen voor maatregelen kan tot hero-verweging van die voorstellen leiden.

Page 17: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

BIJLAGE 2: INTEGRALE MILIEUTAAKSTELLING CHEMISCHE INDUSTRIE

Inhoudsopgave Pagina

1. Inleiding 2

2. Thema verandering van klimaat 4

3. Thema verzuring 6

4. Thema verspreiding 8

5. Thema vermesting 11

6. Thema verwijdering (waaronder bodem) 12

7. Thema verstoring 19

8. Thema verdroging 23

9. Thema verspilling 23

10. Milieuzorg 23

Page 18: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

2

1. Inleiding

In deze bijlage is de integrale milieutaakstelling (IMT) voor de bedrijfstak chemische industrievermeld. De taakstelling is gebaseerd op een integrale milieutaakstelling voor de geheleindustrie, die op haar beurt is ontleend aan het NMP, het NMP-plus en andere overheidsplannenzoals de 3e nota Waterhuishouding en de Nota Energiebesparing. In voorliggende integralemilieutaakstelling zijn voor de chemische industrie (bedrijven behorend tot SBI 29 en 30,exclusief SBI codes 295 [verf-, lak- en vernisfabrieken] en 296 [genees- en verbandmiddelenin-dustrie]), als direkte bron van milieubelasting, de beleidsvoornemens uit bedoelde plannensamengevat. Hierbij zijn de afwegingen en de voorwaarden voor de uitvoering van het beleidniet altijd integraal uit de oorspronkelijke beleidsdocumenten overgenomen. Uiteraard blijvendeze onverminderd van kracht. Deze inleiding bevat ook samenvattingen van en toelichtingenop de tekst van de intentieverklaring. Uiteraard geldt ook hier dat de tekst van de intentieverkla-ring de voor partijen bindende tekst is. Bovengenoemde plannen behoeven op onderdelen in eenaantal gevallen een nadere uitwerking. Nadat deze uitwerking heeft plaatsgevonden en deparlementaire besluitvorming hierover is afgerond dient dit in de IMT te worden verwerktteneinde hiervan onderdeel te worden, zoals ook voor andere voornemens met betrekking totnog niet geconcretiseerde taakstellingen geldt. Hieromtrent zijn in de intentieverklaringprocedures opgenomen met betrekking tot de benodigde instemming van partijen.In de IMT zijn taakstellingen geformuleerd voor de thema's verandering van klimaat, verzuring,verspreiding, vermesting, verwijdering en verstoring. Deze taakstellingen hebben vaakbetrekking op emissiereducties voor binnen deze thema's vallende prioritaire stoffen en -afvalstromen. Dit betekent dat niet voor alle stoffen en afvalstromen, die door de chemischeindustrie in het milieu worden gebracht, taakstellingen zijn geformuleerd. Voor het tegengaanvan emissies van deze niet genoemde stoffen blijven de uitgangspunten onverkort van krachtwelke zijn vermeld in het NMP en de 3e Nota Waterhuishouding, hetgeen betekent datonnodige vervuiling moet worden voorkomen en dat de verontreiniging van het oppervlakte-water moet worden verminderd.

Het emissieprofiel, dat onderdeel uitmaakt van deze bijlage, is gebaseerd op de thans bij deoverheid beschikbare, gegevens zoals die van de landelijke emissieregistratie. Het valt teverwachten dat door de op te stellen bedrijfsmilieuplannen (zie artikel 8) een nauwkeurigeremissieprofiel wordt verkregen, bijvoorbeeld door een beter inzicht in diffuse emissies, op basiswaarvan tot een bijstelling kan worden gekomen (zie artikel 5.a.).Wordt tot een bijstelling besloten dan heeft dit in beginsel geen consequenties voor de reductie-percentages uit de IMT. Deze geven immers aan in welke mate de milieubelasting moet wordenteruggedrongen.

Voor wat betreft de wijze waarop de IMT voor de bedrijfstak richting geeft aan door individuelebedrijven op te stellen bedrijfsmilieuplannen zij het volgende opgemerkt.Bij het opstellen van het bedrijfsmilieuplan dient het bedrijf voor de verschillende onderdelenvan de IMT in eerste instantie de redelijkerwijs bekende technieken, waarmee de meestvergaande vermindering van de milieubelasting kan worden bereikt, zonder zich rekenschap tegeven van reductiepercentages uit de IMT voor de bedrijfstak. Daarbij dienen ook reeds in ganggezette acties ter uitvoering van het milieubeleid te worden meegenomen, alsmede de in artikel7 bedoelde richtlijnen.Is dit geïnventariseerd dan dient het bedrijf, mede gelet op de economische randvoorwaardengericht op de continuïteit van het bedrijf en de kosten-effectiviteit van de maatregelen, zijntotale bijdrage aan de realisatie van de IMT vast te stellen. Bovenbedoelde economischerandvoorwaarden kunnen door het bedrijf overigens worden gerelateerd aan bedrijfsonderdelen,die ook als zelfstandige, enkelvoudige inrichtingen kunnen voorkomen. Bij deze prioriteitste l-ling kan de IMT richtinggevend werken. Indien bijvoorbeeld een emissie in het geding is, waarhet bedrijf in verhouding tot de emissie van de bedrijfstak als geheel in zeer geringe mate aan

Page 19: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

3

bijdraagt, terwijl bestrijding van deze emissie onevenredig hoge kosten met zich meebrengt, kandeze omstandigheid bij de prioriteitstelling een overweging vormen. Op deze wijze zal op basisvan de mogelijkheden van het individuele bedrijf in het bedrijfsmilieuplan een inspanningworden vastgelegd om de milieubelasting te reduceren. Omdat voor de onderdelen van de IMT,waarvoor door het bedrijf een inspanning wordt vastgesteld, primair wordt uitgegaan van destand der techniek2, zal het te bereiken reductiepercentage op het niveau van het individuelebedrijf in principe los staan van het reductiepercentage uit de IMT voor de bedrijfstak. Dit geldtook indien één bedrijf alleen of in hoofdzaak verantwoordelijk is voor de milieubelasting vaneen bepaald onderdeel van de IMT voor de bedrijfstak.Op bedrijfstakniveau wordt aan de hand van de definitieve bedrijfsmilieuplannen nagegaan ofde IMT door de bedrijfstak wordt gerealiseerd. Dan kan blijken dat in bijvoorbeeld 1995 reedsonderdelen van de IMT worden gerealiseerd, die zijn geformuleerd voor het jaar 2000 of 2010.De Overleggroep kan op basis hiervan met het oog op het in 1996 op te stellen bedrijfsmilieu-plan vervolgens aangeven dat dit onderdeel van de IMT geen overwegende aandacht meerverdient. Andersom kan op bedrijfstakniveau blijken dat bepaalde onderdelen van de IMT teweinig aandacht krijgen in de bedrijfsmilieuplannen. Ook dan kan vanuit de Overleggroepworden bijgestuurd.De IMT, die op bedrijfstakniveau is geformuleerd, is dus met name een toetsingskader voor debeoordeling van de totaalinspanning van de bedrijfstak om de milieubelasting te reduceren. Opbasis hiervan vindt daarna bijsturing plaats van de in latere jaren op te stellen bedrijfsmilieu-plannen.Voor de in 1993 op te stellen bedrijfsmilieuplannen is de IMT voor de bedrijfstak dus beperktbruikbaar om daaruit inspanningen van individuele bedrijven af te kunnen leiden.Binnen de cyclus van periodiek op te stellen bedrijfsmilieuplannen vormt de IMT, gelet op detoetsing van deze plannen aan de IMT op bedrijfstakniveau en de op basis daarvan plaatsvin-dende bijsturing, wel een sturend en richtinggevend kader voor de van individuele bedrijvenverwachte bijdrage aan de realisatie van de IMT.

In artikel 8.a. van het convenant is aangegeven dat de op te stellen bedrijfsmilieuplannen eentaakstellend karakter moeten hebben. De vraag is wat onder dit taakstellend karakter moetworden verstaan.De in het bedrijfsmilieuplan opgenomen maatregelen en de daaruit voortvloeiende reductieskunnen een verschillende status hebben. Hierbij kan worden aangesloten bij het onderscheid datin het project KWS 2000 wordt gemaakt tussen zekere, voorwaardelijke en onzekere reducties.Zekere reducties zijn gekoppeld aan maatregelen die zonder meer kunnen worden getroffen. Demaatregelen zijn bekend en er zijn geen belemmeringen om tot invoering over te gaan.Voorwaardelijke reducties kunnen plaatsvinden indien aan één of meer expliciet omschrevenvoorwaarden wordt voldaan. De voorwaarden kunnen betrekking hebben op technische,milieuhygiënische of economische (internationale) haalbaarheid.Onzekere reducties zijn gekoppeld aan onzekerheden die moeten worden weggenomen alvorenseen definitieve uitspraak over de toepasbaarheid van de maatregelen kan worden gedaan.Hiervoor dient in het algemeen eerst onderzoek te worden gedaan. Op het moment dat onzeker-heden zijn weggenomen en aan voorwaarden is voldaan, kan de maatregel worden uitgevoerd.

In het bedrijfsmilieuplan opgenomen zekere maatregelen zijn zeker voor wat betreft de termijnvan feitelijke realiseerbaarheid. Het zijn juist deze maatregelen die zich lenen voor formalise-ring in de van toepassing zijnde vergunningen (zie ook artikel 9.b. van het convenant).Gestreefd zou moeten worden om het aantal maatregelen met de status "zeker" zo grootmogelijk te doen zijn. Voor onzekere maatregelen bestaat het taakstellende karakter van hetbedrijfsmilieuplan hieruit, dat in het plan het onderzoek, dat nodig is om van onzekere naar

2 Voor de omschrijving van het begrip “stand der techniek” wordt verwezen naar de NER, hoofdstuk 0.1 Termen

en definities.

Page 20: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

4

zekere maatregelen te komen, concreet en helder is beschreven, inclusief de termijnen en de opbasis van het onderzoek eventueel door het bedrijf te nemen besluiten.

In de jaarlijkse rapportages over de uitvoering van het bedrijfsmilieuplan kan hierover wordengerapporteerd, zodat een volgend bedrijfsmilieuplan niet het moment behoeft te zijn, waaroponzekere maatregelen pas worden omgezet in zekere.Ook ten aanzien van voorwaardelijk gestelde maatregelen zou in het plan concreet moetenworden aangegeven hoe het bedrijf in zijn besluitvorming denkt om te gaan met deze voorwaar-den, in het bijzonder in de tijd gezien. Zoals uit het voorgaande blijkt betreft het taakstellendekarakter vooral de voorgenomen maatregelen (onderzoek, procesaanpassingen, investeringen endergelijke). Van de voorgenomen maatregelen kunnen de te verwachten reducties in milieube-lasting in bepaalde situaties nog een onzekerheidsmarge hebben, ook indien aan deze maatre-gelen zelf de status "zeker" kan worden toegekend. In het bedrijfsmilieuplan moet dezeonzekerheidsmarge worden aangegeven.

De voorgestane aanpak met betrekking tot de realisatie van de IMT beoogt dus een gestructu-reerde en gecoördineerde aanpak van de milieuproblemen binnen de chemische industriemogelijk te maken, waarbij zowel op het individuele bedrijfsniveau als op het bedrijfstakniveaumet bedrijfseconomische en technologische aspecten rekening kan worden gehouden.

2. Thema verandering van klimaat

CFK's, Halonen, 1,1,1-trichloorethaan en Tetrachloorkoolstof

Voor CFK's, Halonen, Tetrachloorkoolstof en 1,1,1-trichloorethaan zijn in het protocol vanMontreal en EG-verordeningen ter zake einddata neergelegd, waarop de productie dient teworden gestopt. Ter voorbereiding van deze productiestop zijn voor de Nederlandse situatie inhet CFK-aktieprogramma afspraken met het bedrijfsleven gemaakt, om het verbruik vanbovengenoemde stoffen in Nederland gefaseerd te verminderen en eerder te doen stoppen dande wettelijke einddata. Onder verbruik wordt in dit kader verstaan: productie plus import minusexport. In dit zelfde kader is productie de fabricage minus vernietiging.Onderstaande taakstellingen dienen te worden bezien in het licht van de komende aanscherpingvan het protocol van Montreal welke naar verwachting in november 1992 haar beslag zalkrijgen. Naar verwachting zullen ook voor HCFK's reductiedoelstellingen worden opgenomen.

Voor volledig gehalogeneerde CFK's moet, op basis van het protocol van Montreal en de EGverordeningen ter zake, vanaf 1 juli 1997 de productie in Nederland zijn gestopt.Op basis van het CFK-aktieprogramma is een versnelde afbouw afgesproken, welke ertoe zalleiden dat reeds vanaf 1995 een 100% reductie van het gebruik zal zijn bewerkstelligd (mitsvervangers of andere technieken beschikbaar zijn). In 1992 moet reeds een reductie van meerdan 60% zijn bereikt. Deze doelstelling gaat uit van het basisjaar 1986, waarin het landelijkeCFK-verbruik 13.260 ton bedroeg.

Voor halonen geldt dat op basis van het protocol van Montreal en EG-verordeningen ter zakedat het verbruik en de productie per 1 januari 2000 dient te zijn gestaakt.Het CFK-aktieprogramma gaat uit van een vrijwillige reductie van het gebruik met circa 75% in1992 en 100% in 1995. Deze doelstelling gaat uit van het basisjaar 1986, waarin het landelijkverbruik 445 ton bedroeg.

Voor 1,1,1-trichloorethaan moet uiterlijk per 1 januari 2005 een reductie van 100% zijngerealiseerd van het verbruik (er vindt geen productie van deze stof in Nederland plaats). In1986 bedroeg het verbruik van deze stof 7.564 ton.

Page 21: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

5

Overleg binnen de CFK-commissie moet nog aangeven welke fasering van de doelstellingen inNederland kan worden afgesproken (CFK-jaarrapportage 1990).

Op basis van de EG-verordening moet het verbruik en de productie van tetrachloorkoolstof per1 januari 1998 zijn beëindigd.De productie en het verbruik van tetrachloorkoolstof (tetra) vindt vrijwel geheel binnen dechemische industrie plaats. Het is daar deels grondstof en wordt als zodanig omgezet in anderestoffen, hetgeen in dit kader overeenkomt met vernietiging. Een ander deel wordt na gebruikdirect vernietigd. Het verschil is het Nederlandse verbruik. In 1990 was dit 771 ton.In het kader van het CFK-aktieprogramma is afgesproken dat bij de latex-productie het gebruikvan tetra in 1992 zal worden beëindigd (CFK-jaarrapportage 1990). Daarnaast is afgesprokendat er door de producenten van antibiotica naar zal worden gestreefd om in 1995 een vervangervoor tetra als reactiemedium te hebben gevonden. Voor het gebruik in andere productieproces-sen geldt dat tetra als medium of als katalysator-reiniger fungeert. In het laatste geval wordttetrachloorkoolstof volledig omgezet in andere stoffen, hetgeen ook vernietiging betekent en alszodanig niet meetelt voor productie. Deze vernietigingsmethode moet nog een UNEP-certificaatverkrijgen teneinde als erkende vernietigingstechnologie te kunnen worden beschouwd. Bijgebruik als medium, ook als de stof aan het eind van het gebruik wordt vernietigd, zullen voor 1januari 1998 andere technische oplossingen moet worden gevonden.

Bron:Protocol van Montreal, EG-verordeningen, CFK-aktieprogramma, CFK-jaarrapportage 1990 enontwerp-besluit inzake stoffen die de ozonlaag aantasten

Kooldioxide

In het NMP-plus is de volgende algemene doelstelling geformuleerd:- stabilisatie in 1994/1995 op het niveau van 1989/1990 zijnde 182 miljoen ton;- reductie van 3-5% in 2000 eveneens ten opzicht van het niveau 1989/1990.

In de Nota energiebesparing wordt een uitwerking gegeven van de bovenstaande NMP-plusdoelstelling voor de verschillende sectoren. Om deze CO2 doelstelling te bereiken moet door deindustrie bij de huidige projectie van de economische groei een efficiencyverbetering van 2%per jaar worden gerealiseerd van het energetisch gebruik van energiedragers (dat wil zeggenexclusief het grondstoffelijk gebruik van energie). Voor de emissie van CO2 als procesgas isgeen doelstelling geformuleerd.In het NMP-plus wordt voor 2005 geformuleerd dat de strategie gericht is op onderzoek naar enop basis van de bevindingen stimuleren van mogelijkheden van een reductie van de CO2-emissie met 20% (ten opzichte van het niveau 1989/1990) in de geïndustrialiseerde landen. Devoorwaarden voor uitvoering van het beleid zoals verwoord in het NMP-plus blijven van krachtop deze doelstelling.Als onderdeel van deze IMT geldt voor de chemische industrie een energie-efficiency-doelstelling van 20% voor het jaar 2000 ten opzichte van 1989. Dit is in lijn met de verklaringvan 6 februari 1991 die de VNCI en het Ministerie van Economische Zaken hebben uitgebracht.In de meerjarenafspraak tussen de VNCI en een aantal van haar leden en het Ministerie vanEconomische Zaken, die naar verwachting op deze verklaring zal volgen, kan deze doelstellingworden bijgesteld. Dit is mede afhankelijk van de uitkomst van de reeds uitgevoerde inventari-satie van de energiebesparingsmogelijkheden bij de chemische industrie.De energiebesparende maatregelen, welke voortkomen uit de meerjarenafspraken vormen voorde bedrijven die partij zijn in deze meerjarenafspraak, de bijdrage aan de IMT. Overeenkomstigde raamtekst voor de met bedrijven te maken meerjarenafspraken zullen, teneinde de noodzake-lijke integratie van het energiebesparingsbeleid op het niveau van individuele bedrijven

Page 22: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

6

mogelijk te maken, deze bedrijven de hoofdlijnen van hun energiebesparingsactiviteiten in hunbedrijfsmilieuplan integreren. Eenmaal per vier jaar zal in het kader van deze meerjarenafspra-ken binnen de chemische industrie de gerealiseerde energie-efficiency worden geävalueerd,tegen de achtergrond van de Nota Energiebesparing, het NMP en NMP-plus. Voor de overigechemische bedrijven zullen de energiebesparende maatregelen in beginsel onderdeel uitmakenvan de door bedrijven op te stellen bedrijfsmilieuplannen ter realisering van de IMT.

De in het kader van de meerjarenafspraken overeen te komen energie-efficiency doelstelling zalin overleg met de Overleggroep worden vertaald in een feitelijk CO2-emissie-effect ten opzichtevan 1989 (inclusief de berekende CO2-uitworp ten gevolge van het elektriciteitsverbruik), eenen ander gebaseerd op in goed overleg geraamde aannames met betrekking tot structureleontwikkelingen in de bedrijfstak. In dit kader zal worden bezien op welke wijze rekening zalworden gehouden met de CO2-uitworp ten gevolge van ge�nstalleerde warmtekrachtkoppeling,gelet op de hierdoor verminderde CO2-uitworp elders.

Bron:NMP, NMP-plus en Nota energiebesparing

3. Thema verzuring

Algemeen

Voor SO2 en NOx zijn de taakstellingen voor 1994 en 2000 - oorspronkelijk uitgaand van hetbasisjaar 1980 - herberekend naar het (nieuwe) basisjaar 1985. Reden is het feit dat pas vanafcirca 1985 redelijk betrouwbare emissiegegevens beschikbaar zijn gekomen. Mocht bij deevaluatie van de doelstellingen en het bestrijdingsbeleid blijken dat met het geformuleerdebestrijdingsbeleid de tussendoelstelling voor 1994 niet wordt gehaald, dan zullen aanvullendemaatregelen worden overwogen.

Voor 2010 is vooralsnog de algemene doelstelling van het verzuringsbeleid overgenomen voorde stoffen SO2 en NOx.

SO2

De emissie van de chemische industrie bedroeg in 1985 totaal 31,7 kton SO2.De volgende fasering voor de reductie van emissies is vastgelegd.

emissie (kton) emissiereductiepercentages t.o.v. emissie 19851985 1994 2000 2010

verbrandingsemissies 12,7 35% 80% 90%procesemissies 19 35% 75% 90%

Voor verbrandingsemissies voor inrichtingen die vallen onder de WLV is het Besluit emissie-eisen stookinstallaties van toepassing. Voor verbrandingsemissies in inrichtingen vallend onderde Hinderwet is sinds 1 augustus 1990 een overeenkomstige amvb op grond van de Hinderwetvan toepassing.In samenwerking met provincies en bedrijfsleven wordt een plan van aanpak opgesteld omreductie van procesemissies te bewerkstelligen.

Page 23: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

7

Bron:Bestrijdingsplan verzuring, NMP en NMP-plus

NOx

De chemische industrie veroorzaakte in 1985 een emissie van 43,5 kton.De volgende fasering voor de reductie is vastgelegd.

emissie (kton) emissiereductiepercentages t.o.v. emissie 19851985 1994 2000 2010

verbrandingsemissies 23,5 25% 55%* 90%procesemissies 20 65% 65% 90%

* Implementatie van het huidige BEES zal voor NOx-verbrandingsemissies van de chemischeindustrie naar verwachting leiden tot een emissiereductie in het jaar 2000 die lager ligt dan55%. Hoewel de ontwikkeling van de techniek in beginsel uitzicht biedt op een emissiere-ductie, zodanig dat de doelstelling wordt gehaald, is het onder andere door het trage ver-vangen van fornuizen en branders, op ruimere schaal inzetten van warmtekrachtkoppelingen het in toenemende mate inzetten van waterstofrijke afgassen, onzeker of onder de huidi-ge omstandigheden de taakstelling zal worden gerealiseerd.Voor wat betreft de NOx-uitworp ten gevolge van warmtekrachtkoppeling zij verwezennaar de opmerking onder het thema verandering van klimaat met betrekking tot de CO2-uitworp ten gevolge van warmtekrachtkoppeling.

Voor verbrandingsemissies voor inrichtingen die vallen onder de WLV is het Besluit emissie-eisen stookinstallaties van toepassing. Voor verbrandingsemissies in inrichtingen vallend onderde Hinderwet is sinds 1 augustus 1990 een overeenkomstige amvb op grond van de Hinderwetvan toepassing.

In samenwerking met provincies en bedrijfsleven wordt een plan van aanpak opgesteld omreductie van procesemissies te bewerkstelligen.

Bron:Bestrijdingsplan verzuring, NMP en NMP-plus

NH3

Reductie van een emissie in de chemische industrie van 4,9 kton NH3 in 1985 met 50% in 2000ten opzichte van 1985. In 2010 moet verdere reductie tot een totaal van 83% ten opzichte vanhet niveau van 1985 zijn bewerkstelligd.

Bron:Bestrijdingsplan verzuring en NMP

VOS

Reductie van 28 kton VOS in 1985 in de chemische industrie met 58% in het jaar 2000. In deze28 kton is begrepen de emissie van 8,6 kton prioritaire stoffen, die ook onder het themaverspreiding aan bod komt. Het realiseren van de taakstelling voor het thema verspreiding van

Page 24: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

8

deze stoffen zal voor deze 8,6 kton alleen leiden tot een emissiereductie van 65% in het jaar2000. Op grond van de algemene doelstelling van emissiereductie voor koolwaterstoffen van80% uit het NMP wordt voor VOS voor de industrie een doelstelling voor 2010 van 80%reductie ten opzichte van 1985 voorgesteld.

De doelstellingen zijn in het kader van het project KWS 2000 uitgewerkt naar maatregelen voorde bedrijfstak.

Bron:KWS-2000 en NMP

4. Thema verspreiding

Met het oog op het vaststellen van de reductiepercentages voor de bedrijfstak voor prioritairestoffen is de NMP-doelstelling gehanteerd waarbij voor het jaar 2000 geen overschrijding vanhet maximaal toelaatbare risico mag plaatsvinden en moet worden gestreefd naar verwaarloos-bare risico-niveaus in 2010.De integrale milieutaakstelling is bedoeld om aan te geven met welk percentage de emissies,volgens de huidige inzichten, moeten worden gereduceerd om de bovengenoemde doelstellingte realiseren. Dit impliceert dat als de reductiedoelstellingen niet via de bestaande richtlijnen eninstrumenten kunnen worden gehaald, andere maatregelen zullen worden overwogen.

In het navolgende overzicht is een samenvatting gegeven van de reductiedoelstellingen, die voorde verspreiding van milieugevaarlijke stoffen zijn gegeven in het NMP (plus), derde NotaWaterhuishouding, Eindverklaring Noordzee-ministerconferentie (NAP), Rijnactieprogramma(RAP) en het Meerjarenplan Gewasbescherming.De algemene reductiepercentages uit RAP en NAP zijn op basis van een analyse van RIZA(Progress-reports on the reduction of inputs of dangerous substances and nutrients to the NorthSea) uitgewerkt in reductiepercentages voor de industrie.

Voor prioritaire stoffen (zie voor de definitie het MPV 1988-1991, pagina 31) geldt in hetalgemeen volgens het NMP voor het jaar 2000 een reductie van 50%. In aanvulling op dezeintegrale milieutaakstelling is waar mogelijk een reductiepercentage afgeleid uit (ont-werp)grens- en streefwaarden. Voor prioritaire stoffen waarbij dit (nog) niet mogelijk was,wordt de 50% uit het NMP aangehouden, zowel voor lucht als voor water. Voor stoffenwaarvoor een verbod van kracht of in voorbereiding is, is een reductiepercentage van 99%aangehouden.Voor het jaar 2010 zijn globale emissiereductiedoelstellingen geformuleerd. Volgens het NMPmoeten voor zware metalen en koolwaterstoffen een reductie van respectievelijk 80% en 80-90% zijn bereikt.

Voor het bereiken van de streefbeelden uit de 3e Nota Waterhuishouding moet voor zwaremetalen een reductie van 50-90% en voor organische microverontreinigingen een reductie in deorde van 90% worden gerealiseerd.De percentages gelden ten opzichte van het basisjaar 1985. Indien blijkt dat een ander percenta-ge noodzakelijk is, wordt dit in een volgend NMP opgenomen. Andere reductiepercentages ineen volgend NMP kunnen nodig zijn, vanwege het alsnog beschikbaar komen of bijstellen vangrens- en streefwaarden voor bepaalde stoffen. Binnen het kader van de algemene doelstellinguit het NMP kan bijstelling van de reductiepercentages in een volgend NMP ook nodig zijnonder invloed van verdergaande technologische mogelijkheden.In deze IMT zijn slechts reductiepercentages opgenomen voor stoffen die zijn vermeld in RAP,NAP, 3e Nota Waterhuishouding en de lijst van prioritaire stoffen.

Page 25: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

9

Voor vluchtige organische stoffen zal het reductiepercentage uit de IMT in een aantal gevallenkunnen worden bereikt door uitvoering van het KWS 2000-programma.Indien de bedrijfstak voor een bepaalde stof minder dan 1 % bijdraagt aan de totale industriäleemissie van die stof, is in deze IMT het algemene reductiepercentage uit de IMT voor deindustrie als geheel overgenomen.

Lucht emissie 1985 reductiepercentages(in ton tenzij anders vermeld) 1995 2000 2010

Etheen 2153 - 50 90Acroleine 0,4 - 50 90Acrylonitril 142 - 50 97Formaldehyde 16 - 50 90Ethyleenoxide 123 - 50 95Benzeen 602 - 75 97,5Tolueen 1439 - 50 90Styreen 507 - 50 60Fenol en fenolaten 18 - 50 50Vinylchloride 323 - 90 90Dichloormethaan 1259 - 80 90Trichloormethaan 159 - 50 901,2-dichloorethaan 1463 - 90 90Trichlooretheen 14 50 50 50Tetrachlooretheen 136 50 90 99Chloorbenzenen 111 50 70** 90Koolmonoxide (kton) 20,1 - 50 90Zwavelwaterstof 521 - 50 90Fluoriden 130 - 95* 99Stof (fijn) 5900 - 75 95Nikkel 1,1 50 50 80Zink 16 50 50 80Lood 7 70 70 70Cadmium 0,7 70 70 80Chroom 0,1 50 50 90Kwik 1 70*** 70*** 70Koper 0,5 50 50 80PCDD’s en PCDF’s p.m. 70 70 90

* Voor wat betreft de fluoruitworp door de chemische industrie is op basis van thans bekendetechnische mogelijkheden een reductie realiseerbaar van maximaal 60% in 2000 ten op-zichte van 1985.

** Voor wat betreft de chloorbenzenenuitworp (voornamelijk monochloorbenzeen) door dechemische industrie is op basis van thans bekende technische mogelijkheden een reductierealiseerbaar van maximaal 50% in 2000 ten opzichte van 1985.

*** Voor wat betreft de kwikuitworp door de chemische industrie is op basis van thans bekendetechnische mogelijkheden een reductie realiseerbaar van maximaal 60% in 2000 ten op-zichte van 1985. In de periode 2000-2010 zal op basis van PARCOM-afspraken een af-bouw van emissies plaatsvinden, waarmee de reductie voor 2010 zal worden gerealiseerd.

Stoffen waarvan de emissie van de chemische industrie kleiner is dan 1% van de totaleindustriële emissie.PAK's 0,2 - 80 99

Page 26: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

10

Water emissie 1985 reductiepercentages(in ton tenzij anders vermeld) 1995 2000 2010

Acrylonitril 3 - 50 90Formaldehyde 122 - 50 90Tolueen 32 - 50 90Benzeen 42 60 75 90Styreen 13 - 50 90Fenol en fenolaten 107 - 50 90Ftalaatesters 0,02 - 50 90Dichloormethaan 60 - 50 50Trichloormethaan 4 60 60 901,2-dichloorethaan 29 55 55 901,1,1-Trichlooretheen 0,6 50 70 99Tetrachloormethaan 4,6 85 99 99Trichlooretheen 1,5 75 75 95Tetrachlooretheen 0,4 85 85 98Trichloorbenzenen 0,13 50 50 90Hexachloorbenzeen 0,032 85 85 90Hexachloorbutadieen 0,015 99 99 99Chloorfenolen:-pentachloorfenol 0,035 99 99 99Olie 245 60 60 90PAK’s 0,4 35 50 90PCDD’s en PCDF’s (gram) 0,75 30 50 90Zink 65 65 65 80Lood 15 65 65 70Nikkel 12 50 50 80Kwik 0,54 25 50* 70Koper 17 50 50 80Chroom 76 85 85 85Cadmium 15 90 90 90Arseen 14 50 50 50Asbest 0,24 - 50 90Drins (kg) 32 90 99 99Organo-tin verbindingen 0,16 90 90 90Dithiocarbamaten 2,5 99 99 99

* Voor wat betreft de kwikuitworp door de chemische industrie is op basis van thans bekendetechnische mogelijkheden een reductie van 50% in 2000 ten opzichte van 1985 niet reali-seerbaar. In de periode 2000-2010 zal op basis van PARCOM-afspraken een afbouw vanemissies plaatsvinden waarmee de reductie voor 2010 zal worden gerealiseerd.

Voor het realiseren van de emissiereductie voor zware metalen in de kunstmestindustrie zijverwezen naar de opmerking onder het thema verwijdering met betrekking tot de prioritaireafvalstroom fosforzuurgips.

Indien stoffen op het water worden geloosd als gevolg van een bestrijdingstechniek voor lucht-emissies zal een nadere afweging van de reductiebeperking moeten plaatsvinden.

In het kader van regionale specificatie van doelstellingen kunnen voor specifieke bedrijfstakkenin bepaalde regio's andere reductiepercentages voor emissies naar de lucht en het water gelden.De reductiepercentages naar het water zijn gebaseerd op rechtstreekse emissies op het opper-

Page 27: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

11

vlaktewater. Hierbij kan in het kader van regionale specificatie een verschil worden gemaakttussen lozingen op oppervlaktewater met wel of geen bijzondere functie. Voor emissies die viaeen RWZI worden gezuiverd, kunnen andere emissie-eisen worden gesteld.

Bron:NMP, RAP, NAP, Basisdokumenten, 3e Nota Waterhuishouding (3NW) en MeerjarenplanGewasbescherming

Straling

Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (ten aanzien van overlijden mens) waaraan het individumag worden blootgesteld, zijnde 10-6 per jaar per activiteit, dient zo snel mogelijk bereikt teworden. Voor bestaande activiteiten moet uiterlijk in 2000 aan dit Maximaal ToelaatbaarRisico-niveau te zijn voldaan, of zoveel eerder als redelijkerwijs mogelijk is.De streefwaarde 10-8 per jaar per activiteit dient waar mogelijk in 2010 voor bestaandeactiviteiten bereikt te zijn, dan wel zo veel eerder als redelijkerwijs mogelijk is.Nieuwe (onderdelen van) activiteiten, die zijn gebaseerd op bestaande technologieän met eenrisiconiveau groter dan 10-6 per jaar per activiteit worden niet toegestaan.De terugdringing van het risico van activiteiten welke zich tussen de 10-6 en 10-8 bevinden zalverlopen op basis van het ALARA-principe (As Low As Reasonably Achievable).

Aan de hand van de besluitvorming rond de aan het parlement toegezegde vervolgnotitie op"Omgaan met risico's van straling" zal door de Overleggroep een nadere uitwerking van ditonderdeel van de IMT plaatsvinden.

Bron:Nota "Omgaan met risico's van straling" en onderzoek "Schatting van de radiologischeconsequenties van lozingen veroorzaakt door niet-nucleaire industriële processen in Nederland"

5. Thema vermesting

Ten opzichte van het basisjaar 1985 een reductie van 70% voor stikstof (totaal N) en 75% voorfosfor (totaal P) in het jaar 2000. Als tussendoel voor 1995 is een vermindering van de fosfor-en stikstofemissies naar water met 50% respectievelijk 40% ten opzichte van 1985 geformu-leerd.

emissie emissiereductiepercentages t.o.v. 19851985 1995 2000 2010

(ton/jaar)

Stikstof 8.000 50% 70% 75%Fosfor 12.300 50% 75%* 90%* Voor het realiseren van de emissiereductie voor fosfor in de kunstmestindustrie zij

verwezen naar de opmerking onder het thema verwijdering met betrekking tot de priorita i-re afvalstroom fosforzuurgips.

De emissiereductie voor 2010 is gebaseerd op de "Streefbeelden" uit de 3e Nota Waterhuishou-ding.

Page 28: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

12

Een belangrijk aspect bij het reduceren van de stikstofemissies is dat denox-activiteiten vanluchtemissies mogelijk kunnen leiden tot een verschuiving van de stikstofvracht van lucht naarwater.

In 1985 werd door de chemische industrie 12.300 ton fosfor (totaal P) geloosd. Binnen dezebedrijfsgroep is met name de kunstmestindustrie verantwoordelijk voor de fosforemissie. In deverleende WVO-vergunningen is vastgelegd dat reducties van 37 en 46% in 1994 moetenworden gerealiseerd.Met betrekking tot de stikstoflozingen in de chemische industrie is geen verdere uitsplitsinggemaakt naar bedrijven of bedrijfsgroepen.

Bron:3e Nota Waterhuishouding, NMP en Noordzee Actieplan (NAP)

6. Thema verwijdering

Algemeen

Voor de verwerking van bedrijfsafvalstoffen welke binnen de chemische industrie vrijkomen iseen globaal inzicht aanwezig op grond van in het verleden door het RIVM verrichte Vogel-vluchtverkenningen. De overleggroep kan op basis van de evaluatie van de eerste bedrijfsmili-euplannen voorstellen doen voor verbetering van de categorie-indeling van bedrijfsafvalstoffen.De taakstelling voor afval is voor de chemische industrie ge�nterpreteerd als een doelstellingom te komen tot verdere vermindering van de afvalstromen en een verschuiving van storten naarverbranden.

Op grond van de gegevens uit de Vogelvluchtverkenningen, een inschatting van de groei van deafvalstromen en een inschatting van de mogelijkheden voor reductie en voor een verschuivingvan storten naar verbranden zijn de volgende richtinggevende taakstellingen geformuleerd(terminologie conform de notitie Preventie en Hergebruik), waarbij is uitgegaan van een groei-percentage van 1,8% per jaar voor de periode 1986-2010.

1986 (kton) 2000 (kton) 2010 (kton)

Omvang afvalstromen 4.004 (100%) 5.155 (100%) 6.091 (100%)Herg./nutt. toep. 1.583 (40%) - -Prev./Herg./Nutt. toep. - 4.584 (89%) 5.407 (89%)Te verwijderen 5.421 (60%) 571 (11%) 684 (11%)

In de tabellen hieronder is een uitsplitsing van de verschillende afvalstromen gegeven. Er zij opgewezen dat met de hier aangeduide afvalstromen niet wordt beoogd een uitspraak te doen overde vraag of het hier afvalstoffen betreft in de zin van de wet.

Page 29: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

13

Tabel I1986

te verwijderen

SBI Afvalstroom

totaal(kton)

reductie*)(kton) (kton) verbranden

(%)storten

(%)

29.1 Fosforzuurgips (PRIAF) 2100 - 2100 0 100

29.2 Kunststofafval (PRIAF) 15 8 7 33 67

29.2 Rubberafval 3 - 3 33 67

29.3 Afval TiO2 produktie 19 - 19 0 100

29.4 Ertsresten/slakken 1500 1470 30 0 100

29.4 Afgekeurd produkt 12 2 10 50 50

29.4 Katalysatoren 37 26 11 9 91

29.4 Actief kool 10 1 9 33 67

29.4 Puin/zand 30 - 30 0 100

29.6 Resten natuurlijk materiaal 30 30 - - -

29.8 Mengzouten/zuren/oplosmiddelen 15 - 15 20 80

29.9 Afval van grond/hulpstoffen en bijprodukten 48 3 45 11 89

29/30 Slib 78 11 67 15 85

29/30 Overig (niet chemisch) 38 10 28 36 64

29/30 HKW houdend afval **) (PRIAF) 49 20 29 92 8

29/30 Kantoor- en kantineafval 18 - 18 17 83

30.0 Garenafval 2 2 - - -

Totaal 4004 1583 2421 3 97

* Reductie is totaal van preventie, hergebruik en nuttige toepassing** Basisjaar 1988

Page 30: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

14

Tabel II2000

te verwijderen

SBI Afvalstroom

totaal(kton)

reductie*)(kton) (kton) verbranden

(%)storten

(%)

29.1 Fosforzuurgips (PRIAF) 2400 2160 240 0 100

29.2 Kunststofafval (PRIAF) 25 19 6 100 0

29.2 Rubberafval 5 - 5 100 0

29.3 Afval TiO2 produktie 19 - 19 0 100

29.4 Ertsresten/slakken 2189 2189 - - -

29.4 Afgekeurd produkt 18 4 14 50 50

29.4 Katalysatoren 54 37 17 12 88

29.4 Actief kool 15 2 13 100 0

29.4 Puin/zand 44 15 29 0 100

29.6 Resten natuurlijk materiaal 44 44 - - -

29.8 Mengzouten/zuren/oplosmiddelen 15 - 15 27 73

29.9 Afval van grond/hulpstoffen en bijprodukten 70 14 56 46 54

29/30 Slib 115 17 98 16 84

29/30 Overig (niet chemisch) 56 18 38 60 40

29/30 HKW houdend afval **) (PRIAF) 49 45 4 100 0

29/30 Kantoor- en kantineafval 34 17 17 100 0

30.0 Garenafval 3 3 - - -

Totaal 5155 4584 571 21 79

* Reductie is totaal van preventie, hergebruik en nuttige toepassing

Page 31: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

15

Tabel III2010

te verwijderen

SBI Afvalstroom

totaal(kton)

reductie*)(kton) (kton) verbranden

(%)storten

(%)

29.1 Fosforzuurgips (PRIAF) 2400 2160 240 0 100

29.2 Kunststofafval (PRIAF) 30 23 7 100 0

29.2 Rubberafval 6 1 5 100 0

29.3 Afval TiO2 produktie 19 - 19 0 100

29.4 Ertsresten/slakken 2950 2950 - - -

29.4 Afgekeurd produkt 24 4 20 50 50

29.4 Katalysatoren 73 49 24 17 83

29.4 Actief kool 20 2 18 100 0

29.4 Puin/zand 59 20 39 0 100

29.6 Resten natuurlijk materiaal 59 59 - - -

29.8 Mengzouten/zuren/oplosmiddelen 20 - 20 24 76

29.9 Afval van grond/hulpstoffen en bijprodukten 94 18 76 46 54

29/30 Slib 156 22 134 16 84

29/30 Overig (niet chemisch) 76 24 52 58 42

29/30 HKW houdend afval **) (PRIAF) 49 45 4 100 0

29/30 Kantoor- en kantineafval 52 26 26 100 0

30.0 Garenafval 4 4 - - -

Totaal 6091 5407 684 24 76

* Reductie is totaal van preventie, hergebruik en nuttige toepassing

Op grond van de gewenste verschuiving van storten naar verbranden is de volgende taakstellingvoor de te verwijderen hoeveelheid bedrijfsafval geformuleerd op basis van de bovenvermeldeanalyse:Hoeveelheid te verwijderen bedrijfsafval in de chemische industrie en de procentuele verdelingvan de verwerkingswijze:

1986 2000 2010

totaal 2.421 kton 571 kton 684 kton

storten 97% 71% 76%verbranden 3% 29% 24%

Prioritaire afvalstromen

Voor 29 prioritaire afvalstromen zijn doelstellingen geformuleerd. Voor de chemische industrieals directe bron van milieubelasting zijn hiervan drie stromen in het bijzonder van belang, teweten HKW-houdend afval, fosforzuurgips en kunststofafval.

HKW-houdend afval:Binnen de kunstmatige en synthetische garen- en vezel- en chemische industrie kwam in 198649 kton HKW-houdend afval vrij.Van deze stroom werd 31 kton binnen de bedrijven zelf verwerkt. Dit gedeelte wordt in ditkader beschouwd als onderdeel van reductie. Voor de resterende 18 kton is de volgenderichtinggevende taakstelling geformuleerd.

Page 32: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

16

80% reductie (preventie, hergebruik en nuttige toepassing)20% verbranden

Fosforzuurgips:Binnen de kunstmestindustrie werd in de periode 1986-1990 jaarlijks 2100 kton fosforzuurgipsgeloosd. Per 1-1-1991 is deze hoeveelheid verhoogd tot 2400 kton.In de notitie Preventie en Hergebruik is aan deze afvalstroom de richtinggevende taakstellingverbonden van een reductie met 90% in 2000. Bij de uitwerking van deze richtinggevendetaakstelling komen ook de huidige technologische onzekerheden aan de orde.

Kunststofafval:Binnen de chemische industrie werd in 1986 15 kton kunststofafval als procesafval gegenereerd.In het STRAF-project kunststofafval is als taakstelling voor deze deelstroom gesteld dat van hetgedeelte te verwijderen afval in beginsel 100% moet worden verbrand. Het reductiepercentagemoet stijgen van 55% in 1986 tot 75% in 2000. Het is echter denkbaar dat niet al het kunststof-afval kan worden verbrand en dat het om die reden moet worden gestort. Dit is van toepassingop die deelstromen waarbij preventie en hergebruik niet mogelijk is Ön verbranden nietmogelijk is of een lager milieurendement heeft dan storten. Deze nuancering is ook vantoepassing op de afvalstromen rubberafval, garenafval en kleine stromen HKW-houdend afval.

Chemisch afval

Naast een indeling in stromen die is gebaseerd op de specifieke samenstelling van afvalstromenof op de processen die leiden tot de afvalstromen, is de categorie chemisch afval van belang.Onder chemisch afval wordt in dit kader verstaan de afvalstromen die enkel gezien hunsamenstelling krachtens de Wet chemische afvalstoffen (zouden) moeten worden aangemerktals chemisch afval, dus inclusief afvalstoffen die het bedrijfsterrein niet verlaten. Binnen dechemische industrie betrof het in het basisjaar 1986 in ieder geval 55 Kton, afkomstig van deproductie van TiO2 en als HKW-houdend afval. Voor deze laatste stroom is reeds een taakstel-ling in het kader van het PRIAF-project vastgesteld.Aangenomen moet worden dat deze 55 kton slechts een klein gedeelte betreft van de hoeveel-heid chemisch afval die jaarlijks binnen de chemische industrie vrijkomt. Op dit momentontbreekt echter voldoende inzicht om een kwantitatieve taakstelling te formuleren.

Aangenomen kan worden dat de verwachte verhoging van de afvalverwijderingskosten zalleiden tot meer afvalpreventie en hergebruik. Dit laat echter onverlet dat nadrukkelijk gekekenzal moeten worden of verdergaande reductie van deze afvalstroom mogelijk is.

Hiervoor is het noodzakelijk meer inzicht te krijgen in de herkomst van de stromen, zodat voorde verschillende stromen chemisch afval taakstellingen voor de reductie en verwijdering kunnenworden geformuleerd, naast het afval dat al aandacht krijgt in het kader van het PRIAF-project.

Bron:NMP, NMP-plus, Vogelvluchtverkenningen, Notitie Preventie en Hergebruik en hieruitafgeleide actieprogramma's

Bodem

Bodempreventie

Voor verspreiding naar de bodem, als gevolg van rechtstreekse emissie in de bodem, geldt een"nulemissie" als doelstelling. Binnen 5 jaar zal deze doelstelling voor de belangrijkste activitei-

Page 33: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

17

ten, waarbij bodembedreigende stoffen op of in de bodem worden gebracht, worden verwoordin een aantal deels nog tot stand te brengen amvb's.

Vòòr eind 1993 zijn dat:• Besluit opslaan in ondergrondse tank (het zogenaamde BOOT-besluit; in principe zal deze

amvb betrekking hebben op alle bedrijfstakken);• Stortbesluit (meerdere bedrijfstakken bezitten eigen stort);• Opslagbesluit (eveneens in principe bestemd voor alle bedrijfstakken);• Besluit verplicht preventief bodemonderzoek (zal uitsluitsel over "nulsituatiebeschrijving"

moeten geven en duidelijkheid over koppeling/afbakening met het inrichtingenregime);• Lozingenbesluit (voor bedrijfsmatige lozingen van koelwater en afvalwater in de bodem);• Bouwstoffenbesluit.

In de op de Wet bodembescherming (WBB) gebaseerde amvb's kan de plicht worden opgeno-men tot het stellen van financiële zekerheid voor het naleven van krachtens de maatregelgeldende regels, dan wel ter dekking van aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uitbodemverontreiniging (art. 17 WBB). Dit instrument vindt reeds toepassing in het BOOT-besluit en het Stortbesluit. Voorts bevat het Wetsvoorstel Vergunningen en Algemene Regels(VAR) ter uitbreiding en wijziging van de WABM een aantal artikelen, die toepassing van hetinstrument van verplichte financiële zekerheidsstelling in de toekomst mogelijk zullen makenten aanzien van inrichtingen, die ernstige nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorza-ken.

Na 1993 zullen voor andere activiteiten met een hoog bodemrisico algemene regels ingevolgede Wet bodembescherming worden gesteld. De programmering daarvan zal in de komende jarenzijn beslag krijgen.

De doelstelling voor 2000 is dat voor de overige bodembedreigende activiteiten door middelvan algemene regels een vergelijkbaar beschermingsniveau is gerealiseerd.Bedrijven moeten vòòr 1996 en in ieder geval niet later dan het ogenblik waarop in het kadervan de BSB-operatie saneringsonderzoek naar bodemverontreiniging van het bedrijfsterrein isverricht, een analyse te hebben opgesteld van de risico's op bodemverontreiniging van deverschillende bedrijfsinstallaties. In het kader van het BMP en de jaarlijkse voortgangsrapporta-ges hierover zullen de individuele bedrijven de uitkomsten van deze analyse melden aan hetbevoegd gezag, de daaruit voortvloeiende bodempreventieve maatregelen vaststellen en uiterlijkin 2000, doch in geval van eerdere bodemsanering gelijktijdig daarmee, implementeren.Indien als gevolg van de bedrijfsmatige activiteiten of ten gevolge van een ongewoon voorvalnieuwe bodemverontreiniging optreedt, dient het bedrijf onverwijld maatregelen te nemen omde verontreiniging zoveel mogelijk ongedaan te maken.

Bodemsanering en preventie zullen in zekere zin op elkaar afgestemd moeten worden. Bijbedrijven die (bijvoorbeeld als gevolg van de eerste fase van de BSB-operatie) binnen afzienba-re tijd met een bodemsanering worden geconfronteerd, ligt het in beginsel voor de hand dattegelijk met het uitvoeren van de sanering het pakket bodembeschermende vergunningvoor-schriften wordt geactualiseerd.

Bij bedrijven echter die vòòr de aanvang van hun sanering een uitsteltermijn krijgen en voorbedrijven die pas op langere termijn in de BSB-operatie worden betrokken, zal bezinning op depreventieve voorschriften niet voor (thans nog) onbepaalde tijd moeten worden uitgesteld (zieook Tien-jaren scenario bodemsanering en kabinetsstandpunt ter zake: Tweede Kamer,vergaderjaar 1989-1990, 21557, nr. 2).In deze gevallen biedt rapportage van de uitkomsten van de analyse van de risico's op bodem-verontreiniging aan het vergunningverlenend gezag de mogelijkheid om daarna over te gaan tot

Page 34: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

18

actualisering van de bodembeschermende voorschriften in de vergunning. Dat gezag kan dan,aan de hand van enerzijds de programmering van de BSB-operatie zoals die er dan uitziet enanderzijds de milieutechnische levensduur die voor bodembeschermende constructies geldt,bezien of wellicht aanleiding is tijdelijke bodembeschermende constructies voor te schrijven;ingeval de sanering zeer aanstaande is, kan worden bezien of er aanleiding is te volstaan metenig uitstel van de inwerkingtreding van (een deel van) de preventieve voorschriften.

Bron:Project Algemene Regels Hinderwet en ontwerp-amvb's Wet bodembescherming

Bodemsanering

Bedrijven en overheden zullen de bodemsanering uitvoeren op basis van het eindrapport van deCommissie Bodemsanering in gebruik zijnde bedrijfsterreinen (Commissie Oele), zoals naderbegeleid door de landelijke BSB stuurgroep.

De Commissie Bodemsanering in gebruik zijnde bedrijfsterreinen (BSB) heeft een plan vanaanpak voor vrijwillige bodemsanering in eigen beheer door bedrijven gepresenteerd. Het is debedoeling dat van dit plan een stimulerende werking richting bedrijven zal uitgaan om bodem-sanering in de komende decennia te laten slagen; het plan is vrijwillig doch niet vrijblijvend.Het plan is gebaseerd op de door bedrijfsleven en overheid uitgesproken voorkeur voor eenaanpak in eigen beheer boven een afgedwongen aanpak via het wettelijk instrumentarium. Hetbevat de uitgangspunten en spelregels voor de vrijwillige aanpak. De centrale organisaties vanhet bedrijfsleven nemen op zich om de individuele bedrijven te stimuleren aan de uitwerkingvan het plan van aanpak mee te werken en zo per provincie een organisatiestructuur in te richtendie in afstemming met de provinciale overheid de prioriteitsvolgorde bepaalt. Voor bedrijvendie niet aan de uitvoering van het plan wensen mee te werken, zal de overheid als vangnet hetwettelijk instrumentarium voor een gedwongen aanpak ter beschikking blijven staan.Uitgangspunt bij de aanpak is de "multifunctionaliteit" van de bodem. In de praktijk zullenechter situaties worden tegengekomen waarbij deze inzet niet haalbaar is, in welke gevallen eeneindsituatie die voldoet aan de reeds bestaande IBC-criteria moet worden gerealiseerd.In de gevallen waarbij sanering niet urgent is kan via fasering van uitvoering een optimumtussen plannen van overheden en bedrijven gezocht worden. Kosten van onderzoek en saneringkomen in principe ten laste van de bedrijven. Indien bij het onderzoek een verontreiniging wordtgeconstateerd, die als gevaarlijk voor mens of milieu kan gelden, zal het bedrijf zodanige(tijdelijke) beveiliging treffen dat dit gevaar wordt weggenomen.Uitvoering van de BSB-operatie geschiedt decentraal, gezien de verantwoordelijkheden vanprovinciale overheden (en de 4 grote gemeenten) zowel als gezien het grote aantal bedrijven. Erzullen speciale BSB-stichtingen in het leven worden geroepen waarin Kamers van Koophandelen bedrijven zitting zullen nemen en waarin de provincies/VNG-afdeling als waarnemer een rolzullen krijgen.

Begin 1992 zullen de prioritaire (reeds bepaald) bedrijven met inventariserend onderzoekbeginnen. In 5 jaar zullen circa 30.000 inventariserende onderzoeken worden verricht.

De selectie van bedrijven zal zodanig zijn dat na 5 jaar circa 80 % (in financiäle zin) van detotale BSB-problematiek in beeld zal zijn gebracht. Bedrijven worden na het inventariserendonderzoek opnieuw ingedeeld in urgentieklassen (een 10-punts schaal).Per urgentieklasse wordt een maximale uitstelperiode vastgesteld waarbinnen het naderonderzoek moet worden uitgevoerd; bedrijven in de hoogste urgentieklassen (1 t/m 3) zullen hetnader onderzoek echter direct aansluitend moeten verrichten.

Page 35: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

19

Bedrijven waarvoor uit het nader onderzoek blijkt dat saneringsmaatregelen nodig zijn, wordenopnieuw ingedeeld in urgentieklassen voor het uitvoeren van de sanering. Per urgentieklassegeldt een maximale uitsteltermijn waarbinnen de eindsanering moet zijn voltooid. Dezetermijnen kunnen niet vanwege financiäle argumenten worden overschreden. Voorafgaand aande sanering moet een saneringsonderzoek zijn uitgevoerd en een saneringsplan zijn opgestelddat goedkeuring van de provincie behoeft. De maximale realisatietermijnen voor de verschillen-de acties per urgentieklasse zijn taakstellend overgenomen in het kabinetsstandpunt naaraanleiding van het eindrapport. Voor bedrijven in de hoogste urgentieklassen (1 t/m 3) geldtgÈÈn uitstelperiode tussen de verschillende fasen: saneringsonderzoek, saneringsplan ensanering volgen hier direct aansluitend op het nader onderzoek. De lagere urgentieklassen zullenhet gebruik van hun uitstelperiode met de provincie moeten afstemmen, door tezamen met hetnader onderzoek een plan van aanpak voor het verdere traject te overleggen. Indien de eindsane-ring wordt uitgesteld, zal een bedrijf wel zonodig direct tijdelijke beveiligingsmaatregelenmoeten treffen. Ditzelfde geldt bij een eventueel stapsgewijs uitgevoerde sanering.De kosten die hiermee gemoeid gaan zullen een vertwee- tot verdrievoudiging van de huidigeinspanning (fl. 100 - fl. 150 miljoen per jaar) voor het bedrijfsleven inhouden.

Met betrekking tot lokatie-specifieke omstandigheden is een beleidsstandpunt "Uniformeringvan beoordeling en aanpak van gevallen van bodemverontreiniging/lokatie-specifieke omstan-digheden" in het Parlement besproken. Zoals in dit beleidsstandpunt vermeld zal met betrekkingtot de saneringsdoelstelling rekening worden gehouden met lokatie specifieke omstandigheden.In de brief van 19 augustus 1992 van de minister van VROM aan de Tweede Kamer is eenbeleidsnotitie aangekondigd waarin de numerieke invulling van de interventiewaarden (nieuweC-toetsingswaarden) zal worden opgenomen.Voorzover daartoe aanleiding bestaat zal aan de hand van de besluitvorming in het Parlementinzake deze notitie en het wetsvoorstel inzake uitbreiding van de Wet bodembescherming meteen regeling inzake de sanering van de bodem door de Overleggroep een nadere uitwerking vandit onderdeel van de IMT plaatsvinden.

Bron:Rapport Commissie BSB

7. Thema verstoring

Geluid

Voor wat betreft "geluid" wordt het reeds jaren bestaande beleid ingevolge de Wet Geluidhin-der, de Hinderwet c.q. de circulaire industrielawaai onverkort voortgezet. Voor de industriebetekent dit dat de voorkeursgrenswaarden voor het equivalente geluidsniveau als etmaalwaar-den steeds worden getoetst. Binnen de geluidzones bedraagt de maximale gevelbelasting 50dB(A). Voor hinderwetplichtige bedrijven vindt toetsing plaats aan de streefwaarden, dieafhankelijk zijn van de aard van de woonomgeving en gemaximeerd op eveneens 50 dB(A). Opgrond van zorgvuldige bestuurlijke afweging kan ontheffing tot een hogere waarde wordengegeven. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe bedrijven.Verhogingen worden alleen toegestaan na toepassing van de "best practicable means". Wanneerop gevels van geluidgevoelige bestemmingen hoge geluidniveaus inwerken die afkomstig zijnvan niet-industriële bronnen, kan op basis hiervan een hogere (zonerings-)grenswaarde wordengehanteerd. Hier is sprake van het zogenaamde "referentieniveau van het omgevingsgeluid".Voorts dient te worden gestreefd naar het voorkómen van incidentele verhogingen van hetgeluid groter dan 10 dB(A) voor tonaal en impulsvormig geluid in de periode waarin dit typegeluid optreedt. Piekniveaus zijn gemaximeerd op respectievelijk 70, 65 en 60 dB(A) gedurende

Page 36: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

20

de dag-, avond- en nachtperiode. In bepaalde in de vergunning aangegeven situaties kan demaximale dagwaarde 75 dB(A) bedragen.In het geluidbestrijdingsbeleid wordt prioriteit gegeven aan herkenbare geluiden of boven hetequivalente geluidniveau uitstijgende pieken.

De sanering binnen geluidzones start officieel na de afronding van de zonering (volgensplanning uiterlijk 1 januari 1992) en is aan twee taakstellende randvoorwaarden gebonden:• de saneringen zullen, in lijn met een door GS op te stellen fasering, uiterlijk in 2002 zijn

voltooid;• de kosten mogen maximaal fl. 560 miljoen (prijsniveau 1984) bedragen (industrie totaal).

Bij bestaande, niet op te zoneren industrieterreinen gevestigde hinderwetplichtige bedrijven, zalde geluidsbelasting op de gevels van woningen, of andere geluidsgevoelige bestemmingen, alsgevolg van het toepassen van het ALARA-principe in de Wet milieubeheer, verminderen.Hierbij wordt gestreefd naar een etmaalwaarde van 55 dB(A), dan wel het referentieniveau, alsdat lager is, te bereiken in het jaar 2000.Binnen de geluidzones gelden de in de zonebesluiten, respectievelijk door de minister vanVROM in het saneringsprogramma, vastgestelde grenswaarden.Bij nieuwe hinderwetplichtige bedrijven geldt als maximaal geluidbelastingsniveau 50 dB(A) ofhet referentieniveau bij die gevel.

Bron:NMP, Circulaire Industrielawaai, Wet Geluidhinder en Milieuprogramma 1990-1993

Geur

Het beleid ten aanzien van geurhinder is vastgelegd in de Nota Stankbeleid waarmee dedoelstelling uit het NMP is uitgewerkt. Voor stank geldt voor Nederland als geheel alsdoelstelling voor het jaar 2000: maximaal 12% gehinderden. Deze doelstelling, die de status vangrenswaarde heeft, valt echter niet zonder meer om te rekenen naar "inspanningen" perbedrijfsklasse/-groep.

Daarom wordt in de praktijk gewerkt met de geurconcentratienorm als rekengrenswaarde:

Voor bestaande inrichtingen* continue bronnen

1 [ge/m3], als 98-percentiel;* discontinue of fluctuerende bronnen bovendien

10 [ge/m3], als 99,99-percentiel.

Voor nieuwe logistieke eenheden (als bedoeld in de NER) en uitbreiding of wijzigingen vanindividuele, bestaande bronnen* continue bronnen

1 [ge/m3], 99,5-percentiel;* discontinue of fluctuerende bronnen bovendien

10 [ge/m3], als 99,99-percentiel.Waarbij daarnaast voor uitbreiding of wijziging van bestaande bronnen, of de gehele logistiekeeenheid (d.w.z. bestaand en nieuw) de rekengrenswaarde voor bestaande situaties van toepas-sing blijft.

In de Nederlandse Emissierichtlijnen (NER) is een paragraaf aan bestrijdingsmethoden (vantoepassing bij overschrijding van de geurconcentratienormen) gewijd. Ook is in de NER

Page 37: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

21

aangegeven hoe met afwijkingen in de geurconcentratienorm moet worden omgegaan. Nieuwebedrijven moeten aangeven of geurhinder kan optreden, en zo ja welke maatregelen wordengetroffen om dit te voorkomen. Bestaande bedrijven dienen, indien van geurhinder sprake is,een plan van aanpak als onderdeel van het bedrijfsmilieuplan op te stellen, waarin de maatrege-len waarmee deze hinder verminderd kan worden, staan aangegeven.In ieder geval moet in 2000 een redelijke luchtkwaliteit worden gewaarborgd.

Bron:NMP, Nota stankbeleid en Nederlandse Emissie Richtlijnen

Externe veiligheid

Nieuwe situaties

Zoals vermeld in de notitie "Omgaan met risico's" gelden als normen voor het individueel risico(kans op overlijden), waarbij blootstelling aan één agens uit één bedrijf plaatsvindt, in nieuwesituaties (nieuwe woonbebouwing of nieuwe bedrijfsinstallaties) de volgende risicogrenzen:Het maximaal toelaatbaar niveau = 10-6/jaarHet verwaarloosbaar niveau = 10-8/jaarErvan uitgaande dat voor het desbetreffende bedrijf de best uitvoerbare technieken reeds zijntoegepast, zal voor het gebied tussen de 10-6- en 10-8-risicogrenzen dienen te worden bekeken ofer additionele risicoreducerende maatregelen (in principe bij de bron) moeten worden genomen.

Het individueel risico wordt berekend voor een individu dat zich op een bepaalde plaats bevindt.In de praktijk betekent dat meestal een individu dat zich 24 uur per dag op die bepaalde plaats(woning en ander qua kwetsbaarheid vergelijkbaar object) in de omgeving van een bedrijfbevindt. De grenzen worden in nieuwe situaties toegepast op bestaande en toekomstigewoonbebouwing en andere qua kwetsbaarheid vergelijkbare objecten in de omgeving vanbestaande bedrijven.

De grenzen die met betrekking tot het groepsrisico in acht moeten worden genomen zijn:het maximaal toelaatbaar niveau bij calamiteiten is 10-5/jaar bij n = 10 of meer doden en10-7/jaar bij n = 100 of meer doden, enzovoort.

Het verwaarloosbaar niveau is 10-7/jaar bij n = 10 of meer doden en 10-9/jaar bij n = 100 of meerdoden, enzovoort (voor beide niveaus geldt dat bij een toename met een faktor n van het aantaldoden de kans een faktor n - kwadraat kleiner moet zijn).

Voor bestaande installaties kunnen bij uitbreiding van de installatie(s) de volgende situaties zichvoordoen:a. het individueel en het groepsrisico van de bestaande installatie overschrijden de normen

voor nieuwe installaties vòòrdat de uitbreiding van de installatie wordt gerealiseerd. In datgeval mag zowel het individueel als het groepsrisico niet toenemen;

b. Het individueel risico van de bestaande installatie overschrijdt de normen voor nieuweinstallaties vòòrdat de uitbreiding van de installaties wordt gerealiseerd. Het groepsrisicovan de bestaande installatie overschrijdt de normen voor nieuwe installaties niet. Alleen hetindividueel risico mag niet toenemen. Het groepsrisico mag ten gevolge van de uitbreidingvan de bestaande installatie de normen voor het groepsrisico in nieuwe situaties niet over-schrijden;

c. Het groepsrisico van de bestaande installatie overschrijdt de normen voor nieuwe installa-ties vòòrdat de uitbreiding van de installatie wordt gerealiseerd. Het individueel risico vande bestaande installatie overschrijdt de normen voor nieuwe installaties niet.

Page 38: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

22

d. Alleen het groepsrisico mag ten gevolge van de uitbreiding niet toenemen. Het individueelrisico mag ten gevolge van de uitbreiding van de bestaande installatie de normen voor hetindividueel risico in nieuwe situaties niet overschrijden;

e. Het individueel en het groepsrisico van de bestaande installatie overschrijden de normenvoor nieuwe installaties niet. Na uitbreiding van de bestaande installatie moet de installatievoldoen aan de normen voor nieuwe installaties.

Bestaande situaties

Er wordt naar gestreefd dat in 2000 voor zoveel mogelijk bestaande situaties het maximaaltoelaatbaar individueel risiconiveau 10-6/jaar bedraagt.

Voor het groepsrisico geldt dat in 2000 voor bestaande situaties het maximaal toelaatbaarniveau 10-5/jaar bij n = 10 of meer doden en 10-7/jaar bij n = 100 of meer doden, enzovoort zoumoeten bedragen.De grenzen worden ook in bestaande situaties toegepast op bestaande woonbebouwing enandere qua kwetsbaarheid vergelijkbare objecten.

Algemeen

In de toelichting op het Besluit risico's zware ongevallen en het NMP zijn evaluaties metbetrekking tot (onderdelen van) het risico-beleid vermeld. Voorts is naar aanleiding van debegrotingsbehandeling van VROM voor het jaar 1992-1993 een discussie gaande over de in hetrisico-beleid gehanteerde maximaal toelaatbare en verwaarloosbare risiconiveaus. Aan de handvan de besluitvorming in het Parlement over deze materie zal door de Overleggroep een nadereuitwerking van dit onderdeel van de IMT plaatsvinden.

Bron:NMP en notitie "Omgaan met risico's"

Post-Sandoz

Uiterlijk in 1995 moeten bedrijven de opslagwijze van gevaarlijke stoffen en bestrijdingsmid-delen, alsmede van chemisch afval verbeteren. Belangrijkste reden is het voorkomen vangrootschalige verontreiniging van oppervlaktewater ten gevolge van de inzet van overvloedigbluswater.

Afhankelijk van stofeigenschappen en hoeveelheden, alsmede afhankelijk van de bedrijfstak,moeten maatregelen worden getroffen overeenkomstig de hiertoe ontwikkelde richtlijnen van deCommissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen (CPR 15-1, CPR 15-2 of CPR 15-3).De betrokken bedrijven moeten uiterlijk 1 januari 1993 een plan aan het bevoegd gezagoverleggen waarin is aangegeven op welke wijze een opslagplaats overeenkomstig ÈÈn derrichtlijnen zal worden aangepast.Uiterlijk in 1995 dienen bedrijven tevens andere in IRC-kader overeen te komen maatregelen tehebben ingevoerd.

Voor opslagplaatsen vanaf 10 ton (CPR 15-2) zijn maatregelen noodzakelijk in de chemischeindustrie (VNCI), in synthese- en formuleringsbedrijven van bestrijdingsmiddelen (Nefyto), bij

Page 39: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

23

handelaren in chemische producten (VHCP), bij verwerkers van chemisch afval (NVCA) en bijverf- en drukinktfabrikanten (VVVF).Totale kosten bedragen circa fl. 400 miljoen.

Bron:RAP, NMP, Aanpassing opslagplaatsen van bestrijdingsmiddelen (circulaire 16 augustus 1990),CPR 15-1, CPR 15-2 en circulaire van 31 augustus 1992 met betrekking tot CPR 15-2.

8. Thema verdroging

Voor het thema verdroging zijn nog geen doelstellingen voor de industrie geformuleerd. In detoekomst volgen nog doelstellingen voor de industrie afgeleid uit de doelstelling dat hetwaterverbruik in evenwicht dient te zijn met de draagkracht van de bronnen. Deze doelstellin-gen kunnen in een volgend NMP worden verwacht.

9. Thema verspilling

Voor het thema verspilling zijn nog geen doelstellingen geformuleerd.

10. Milieuzorg

In 1995 moeten alle bedrijven binnen de chemische industrie beschikken over een integraalmilieuzorgsysteem.

ToelichtingElementen van dit systeem zijn de externe milieurapportage en het bedrijfsinterne milieupro-gramma. Ook het bedrijfsmilieuplan en de rapportage hierover moet hierin een plaats hebben.Het plan heeft een externe functie in de richting van de vergunningverlenende overheden en deomgeving. Door milieuzorg te integreren in de bedrijfsvoering ontstaat een beheerssysteem,waarbij het plan kan worden uitgevoerd binnen het bedrijf. Het plan moet daarvoor wordenvertaald naar het bedrijfsinterne milieuprogramma.

Bron:Notitie Bedrijfsinterne Milieuzorg

Page 40: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

BIJLAGE 3: OVERZICHT BEDRIJVEN

* = Provinciale inrichting

NAAM ADRES PLAATS POSTCODE

GRONINGEN

Acheson Productie b.v. Haven N.Z. 6 Scheemda 9679 TC*Akzo P.Q. Silica Int. P. van Dijkstraat 9 Winschoten 9672 AJ*Akzo Salt and Basic Chemicals b.v. Oosterhorn 4 - 6 Delfzijl 9930 AC*Aramide Mij. v.o.f. Oosterhorn 4 - 6 Delfzijl 9930 AC*Billiton Refractories Billitonweg 1 Veendam 9641 KZ*Delamine b.v. Oosterhorn 8 Delfzijl 9936 HD*Dow Benelux n.v. Heemskerkweg 45 Delfzijl 9936 HE*Elektroschmelzwerk b.v. Kloosterlaan 13 Farnsum 9930 AC*Methanor v.o.f. Oosterhorn 10 Delfzijl 9930 AC*Morton International Valgenweg 7 Delfzijl 9936 HV*Neste Resins Oosterhorn 10 Delfzijl 9930 AC*Resina Chemie b.v. K. Groningerweg 1a Foxhol 9607 PS*

FRIESLAND

Cornu v.o.f. Achter de hoven 116 Leeuwarden 8933 CR

DRENTHE

Akzo Fibers b.v. 1e Bokslootweg 17 Emmen 7821 AT*DSM Resins Benelux b.v. nw. A'damseweg 31a Schoonebeek 7761 PC*Gist brocades b.v. Stationsweg 39/41 Meppel 7941 HCNorit n.v. Mr. Ovingkanaal OZ 3 Klazinaveen 7891 EV*

OVERIJSSEL

Akzo Chemicals b.v. Zutphenseweg 10 Deventer 7418 AJ*Akzo Salt and Basic Chemicals b.v. Boortorenweg 27 Hengelo 7554 RS*J.T. Baker b.v. Rijstenborgherweg 20 Deventer 7412 VASolvay-Duphar b.v. Veerweg 12 Olst 8121 AAOtares Rembrandtlaan 414 Enschede 7545 ZWPolaroid (Europa) b.v. Markt 24 Enschede 7511 GBServo Delden b.v. Langestraat 167 Delden 7491 AE*

GELDERLAND

Akzo Fibers b.v. Westervoortsedijk 73 Arnhem 6827 AV*Akzo Fibers b.v. Dr. Hartogsweg 58 Ede 6717 LT*BASF Polymeren b.v. Kadestraat 1 Arnhem 6811 CA*Chemische Fabriek Zaltbommel b.v. Koxkampseweg 14-20 Zaltbommel 5301 KK*Diosynth b.v. Vlijtseweg 130 Apeldoorn 7317 AK

Page 41: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

Laboratorium Bihorma Industriestaat 5 -19 Elburg 8081 HHLuxan b.v. Industrieweg 2a Elst 6662 NEKoninklijke Talens b.v. Sofialaan 46 Apeldoorn 7311 PDKortman Nederland b.v. De Ruyterstraat 112 Nijmegen 6512 GGMetsä-Serla Nederland b.v. Winselinseweg 12 Nijmegen 6541 AKNational Starch &Chemical b.v. Hoornwerk 45 Zutphen 7201 GSTastemaker Nijverheidsweg 60 Barneveld 3771 ME*SABA Dinxperlo b.v. Industriestraat 3 Dinxperlo 7091 DCSybron Chemie Nederland b.v. Einsteinstraat 7 Ede 6716 ACVerdugt b.v. Papesteeg 91 Tiel 4006 WC

UTRECHT

DSM Andeno Maarssen b.v. Straatweg 2 Maarssen 3604 BB*Du Pont-Howson b.v. Koningsweg 24 Soest 3762 ECChemco b.v. De Beaufortlaan 28 Soest 3768 MJHenkel Nederland b.v. Brugwal 11 Nieuwegein 3432 NZJohnson Wax Europlant b.v. Rondweg 1 Mijdrecht 3641 SCKortman-Intradal b.v. Laan der Techniek 22 Veenendaal 3903 ATOrphahell Industrieweg 23 Mijdrecht 3641 RKPembroek b.v. Industrieweg 3 - 22 Nw-Loosdrecht 1231 KHSolvay-Duphar b.v. Nieuweweg 2 - 2a Veenendaal 3901 BEEngelhard b.v. Stijkviertel 67 De Meern 3454 PKMorton International b.v. Kl. Koppel 31-39-40 Amersfoort 3812 PG*

NOORD-HOLLAND

AGA Gas b.v. Distelweg 90 Amsterdam 1031 HHAkzo Chemicals b.v. Nieuwendammerk. 1-3 Amsterdam 1022 AB*Amsterdam Fertilisers b.v. Fosfaatweg 48 Amsterdam 1013 BM*Byk Nederland b.v. Weerenweg 29 Zwanenburg 1161 AGCindu International Amsteldijk Noord 35 Uithoorn 1422 XX*Dagra Pharma b.v. Van Stuartweg 60 Diemen 1112 AXDSM Meststoffen b.v. Postbus 463 IJmuiden 1970 ALGE Plastics ABS b.v. Cyprusweg 2 Amsterdam 1044 AA*Kon. Unterm�len Molukkenstraat 200 Amsterdam 1098 TWKores Nordic Ned. b.v. Schaafstraat 21 Amsterdam 1021 KDMedicofarma Badhuisweg 1 Zaandam 1506 PAMeijpro b.v. Oostzijde 155 Zaandam 1502 BCMerck, Sharpe & Dohme Waarderweg 39 Haarlem 2031 BSNorit n.v. P. Ghijsenlaan 42 Zaandam 1506 PWSigma Coatings b.v. Amsteldijk 72 Amsterdam 1074 HZSolvay-Duphar b.v. C.J. v. Houtenlaan 36 Weesp 1381 CPSolvay-Duphar b.v. Ankerweg 16 Amsterdam 1041 AT*Vetira-Romance Aerosols b.v. Sluispolderweg 9 Zaandam 1505 HJWitco Chemical b.v. Mainhavenweg 6 Amsterdam 1043 ALWitco Chemical b.v. Spaarndamseweg 466 Haarlem 2022 ECQuaker Chemical b.v. Industrieweg 1-13 Uithoorn 1422 AHQuest International Ned. b.v. Huizerstraatweg 28 Naarden 1411 GP*

Page 42: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

ZUID-HOLLAND

Air Products Nederland BV Merseyweg 8 Rotterdam 3197 KG*Akzo Chemicals BV Achterhaven 18 Rotterdam 3024 RCAkzo Coatings BV Rijksstraatweg 31 Sassenheim 2171 AJAkzo Salt & Basic Chemicals BV Welplaat 12 Rotterdam 3197 KS*Akzo Salt & Basic Chemicals BV Merwedeweg 21 Rotterdam 3181 LH*Alcoa Chemie Nederland BV Theemsweg 60 Rotterdam 3197 KM*Aluminium Chemie Rotterdam BV Oude Maasweg 80 Rotterdam 3197 KJ*Archer Daniel Europoort BV Midland Elbeweg 125 Europoort 3198 LC*Arco Chemie Nederland Ltd. Theemsweg 14 Rotterdam 3197 KM*Asepta Cyclotronweg 1 Delft 2629 HNAqualon BV Noordweg 9 Zwijndrecht 3336 LH*Cabot BV Botlekstraat 2 Rotterdam 3197 KC*Caldic Chemie Moezelweg Rotterdam 3011 TA*Carbon Black Nederland BV Welplaatweg 30 Rotterdam 3197 KS*Cimcool Industrial Prod. BV Schiedamsedijk 20 Vlaardingen 3134 KKChemische Industrie Katwijk BV Steenbakkerstraat 25 Katwijk aan Zee 2222 ATCyanamid BV Botlekweg 175 Rotterdam 3197 KA*Dow Benelux n.v. Oude Maasweg 4 Rotterdam 3197 KJ*DSM Chemicals Rotterdam BV Montrealweg 195 Rotterdam 3197 KH*DSM Resins Benelux BV(incl Synres-Almoco) Slachthuisweg 30 Hoek v. Holland 3151 XN*Du Pont de Nemours (Ned.) BV Baanhoekweg 22 Dordrecht 3313 LADu Pont de Nemours BV Merseyweg 10 (voorlopig) Rotterdam 3197 KG*Elf-Atochem Rotterdam BV Tankhoofd 10 Rotterdam 3196 KE*Exxon Chemical Holl. Inc. (ROP) Merwedeweg 21 Rozenburg 3181 LH*Exxon Chemical Holl. Inc. (RAP) Botlekweg 121 Rotterdam 3197 KA*Exxon Chemical Holl. Inc. (RPP) Welplaatweg 2 Rotterdam 3197 KS*Ferro V. Helmontstraat 20 Rotterdam 3029 AB*Ferro Industrieweg 120 Rotterdam 3044 ATHondorff Block & Braet BV Havenstraat 152 Schoonhoven 2871 ECSwift Adhesives BV Energieweg 2 Naaldwijk 2671 ECHydro Agri Rotterdam BV Maassluissedijk 103 Vlaardingen 3133 KA*ICI Holland BV Merseyweg 10 Rotterdam 3197 KG*Kemira BV Moezelweg 151 Rotterdam 3181 LS*Kemira Pernis BV Vondelingenplaat 17 Rotterdam 3196 KL*Koninklijke Gist brocades n.v. Wateringseweg 1,. Delft 2600 MA*Neste Resins BV Merwedeweg 21 Rozenburg 3181 LH*PURAC biochem BV Arkelsedijk 46 Gorinchem 4206 ACShell Nederland Chemie BV Vondelingenweg 601 Rotterdam 3000 HA*TDF Tiofine BV Prof. Gerbrandyweg 2 Rotterdam 3197 KK*Unichema Chemie BV Buurtje 1 Gouda 2802 BE*Unimills Lindtsedijk 8 Zwijndrecht 3336 LE*

ZEELAND

Atochem Vlissingen BV Europaweg zuid 2 Vlissingen 4389 PD*Broomchemie BV Frankrijkweg 6 Terneuzen 4538 BJ*Dow Benelux n.v. Herbert H. Dowweg 5 Terneuzen 4542 NM*Engelhard BV Finlandweg 21 Terneuzen 4538 BLHercules BV Herculesweg 35 Middelburg 4338 PL*

Page 43: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

Hoechst Holland n.v. Europaweg zuid 4 Vlissingen 4389 PD*Hydro Agri BV Industrieweg 10 Sluiskil 4541 HJ*Perfecta chemie BV Van Doornestr. 10 Goes 4462 EXZuid-Chemie BV Westkade 38a Sas van Gent 4551 BV*

NOORD-BRABANT

Akzo Resins BV Ringersweg 5 Bergen op Zoom 4612 PR*Brabant BV Zeedijk 25 Etten-Leur 4871 NM*Bredase Polystyreen mij. BV Lijndonk 25 Breda 4825 BG*Caldic Chemie Prod. BV Schansdijk 12 Zevenbergen 4761 RHDiosynth BV Kloosterstraat 6 Oss 5349 AB*Dr. W. Kolb Nederland BV W. Randweg 5 Klundert 4790 AA*Fuji Oudenstraat 1 Tilburg 5047 TK*GE Plastics Europe BV Plasticslaan 1 Bergen op Zoom 4612 PX*ICI Resins BV Sluisweg 12 Waalwijk 5145 PE*IFF Nederland BV Zevenheuvelenweg 60 Tilburg 5048 AN*Shell Nederland Chemie BV Buitendijk oost 25 Klundert 4791 RK*Unipol Holland BV Rijnstraat 15a Oss 5347 KL*

LIMBURG

Akrosil Europe BV Imstenraderweg 15 Heerlen 6422 PMAkzo Chemicals BV Lispinweg 6 Melick 6075 CEAkzo Chemicals BV Kempenweg 90 Weert 6002 SX*DSM-Andeno BV Grubbenvorsterweg 8 Venlo 5928 NX*Johnson-Mattey BV Fregatweg 38 Maastricht 6222 NZCiba-Geigy Maastricht BV Sortieweg 39 Maastricht 6219 NTCrosfield BV Ir. Rocourstraat 28 Eijsden 6245 AD*DSM (lokatie Geleen) Mijnweg 1 Geleen 6160 AP*Eka Nobel PaperChemicals & Resins BV Ankerkade 81 Maastricht 6222 NLHacros Chemie BV Molenweg 10 Roermond 6041 KVOcé-van der Grinten St. Urbanusweg 43 Venlo 5914 CARank Xerox Manufacturing BV Maasheseweg 89 Venray 5804 ABSierra Chemical Europe BV Nijverheidsweg 5 Heerlen 6422 PDSolvay Chemie BV Schepersweg 1 Roermond 6045 GG*Vinanul BV De Asselen Kuilen 20 Geleen 6161 RD*

Page 44: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

BIJLAGE 4: REGIONALE SPECIFICATIE VAN DE IMT

De IMT betreft een landelijk te realiseren taakstelling. Bij voorkeur moet een algemene aanpakworden gevolgd. In een aantal gevallen echter biedt regionale specificatie de mogelijkheid om,met handhaving van de landelijke overeengekomen IMT, daar waar noodzakelijk de taakstellin-gen voor een bepaalde regio aan te scherpen om redenen van de regionale milieukwaliteit.Hierbij gelden twee criteria.Allereerst moet er in de regio, waarvoor regionale specificatie geldt, sprake zijn van eenoverschrijding van de betreffende milieukwaliteitsdoelstelling voor bepaalde stoffen of vanspecifiek te beschermen waarden, zoals natuurgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden. Indit verband kan onder meer worden verwezen naar de voor het jaar 2000 geldende grenswaar-den en de voor 2010 geldende streefwaarden voor de Algemene Milieukwaliteit, dan wel devoor de betrokken regio geldende waarden van de Bijzondere Milieukwaliteit.Is van een dergelijke overschrijding of van specifieke te beschermen waarden geen sprake, danverdient de algemene aanpak de voorkeur.Ten tweede moet een extra emissiereductie-inspanning voor de betreffende stof in een bepaalderegio leiden tot een merkbare verbetering van de regionale milieukwaliteit, mede in relatie totandere emissiereducerende maatregelen in de regio.Zou de extra inspanning in de regio hier niet toe leiden, dan moet ook worden geconcludeerddat afwijking van de algemene lijn weinig zinvol is.Daarbij zij er op gewezen, dat indien regionale specificatie wordt toegepast, deze in beginselniet aan provincie- of gemeentegrenzen is gebonden.Voor de thema's die onderdeel uitmaken van de IMT voor de chemische industrie is hieronderals richtlijn een inschatting naar huidige inzichten van bovenstaande criteria gegeven. Daarbij isook aangegeven voor welke thema's een locale aanpak, binnen landelijke doelstelling, moetworden gevolgd.

I KlimaatCFK's: geen regionale specificatie;CO2: geen regionale specificatie;

II VerzuringSO2: geen regionale specificatie;NOx: geen regionale specificatie;NH3: geen regionale specificatie;VOS: geen regionale specificatie;

III Verspreidingprioritaire stoffen lucht: regionale specificatie in bepaalde gebieden bij blijvende over-

schrijding grenswaarde dan wel streefwaarde, afhankelijk vantaakstelling algemeen reductiepercentage;

overige stoffen lucht: geen regionale specificatie, behoudens bij luchthindersituaties;

prioritaire stoffen water: a. geen regionale specificatie bij lozing op grote rijkswaterenzonder specifieke functies in het kader van de waterkwali-teit, zoals de Waal, havengebied Rotterdam, Noordzeeka-naal en Westerschelde, behoudens in verband met de pro-blematiek van verontreinigde waterbodems;

b. wel is regionale specificatie mogelijk bij lozingen opoppervlaktewateren met een specifieke functie zoals de

Page 45: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

Maas, diverse meren en bij lozing op kleine en/of gevoeli-ge wateren, zoals de Waddenzee, havens, plassen, beken,sloten etcetera;

c. geen regionale specificatie bij lozing op een rioolstelsel datis aangesloten op een rioolwaterzuiveringsinstallatie, be-houdens in die gevallen dat de werking van de rwzi nega-tief kan worden beïnvloed, dan wel de slibverwerkingen/of functie van het ontvangende oppervlaktewater hiertoeaanleiding geeft;

overige stoffen water: zie prioritaire stoffen water;

preventief bodembeleid: geen regionale specificatie behoudens bij grond-waterbeschermingsgebieden en bodembeschermingsgebieden;

bodemsanering: zie preventief bodembeleid;

IV Verstoringgeluid: locale aanpak binnen landelijke doelstelling;stank: locale aanpak binnen landelijke doelstelling;externe veiligheid: locale aanpak binnen landelijke doelstelling;grof stof: locale aanpak binnen landelijke doelstelling;

V Verwijdering: geen regionale specificatie, wel afstemming op provincialeafvalverwijderingsstructuur;

VI Vermesting: zie prioritaire stoffen water;

VII Verdroging: locale aanpak binnen landelijke doelstelling.

Page 46: INTENTIEVERKLARING UITVOERING MILIEUBELEID CHEMISCHE … · belang van de huidige milieuproblematiek, haar beleid om in eigen verantwoordelijkheid bij te dragen aan de verwezenlijking

BIJLAGE 5: INHOUD BEDRIJFSMILIEUPLAN

Het door het bedrijf op te stellen bedrijfsmilieuplan bevat ten minste de volgende onderdelen:1. een beschrijving van de nulsituatie, dat wil zeggen de milieubelasting van het bedrijf in het

desbetreffende basisjaar, waaraan de reducties van de IMT zijn gerelateerd, alsmede van demilieubelasting ten tijde van het uitbrengen van het plan;

2. een overzicht van de reducties van de milieubelasting, die ten opzichte van het betreffendebasisjaar in het verleden reeds zijn gerealiseerd of die het gevolg zullen zijn van in vergun-ningen en andere overeenkomsten met de overheid uitgevoerd of reeds vastgelegd beleid;

3. een overzicht van de voorgenomen extra reducties van de milieubelasting van het bedrijf omde bijdrage aan de realisering van de IMT te leveren, alsmede de daarbij gehanteerde fase-ring;

4. de ten aanzien van de punt 3. en voor zover van toepassing punt 2. getroffen en te treffenmaatregelen en voorzieningen;

5. een omschrijving van relevant door het bedrijf uit te voeren onderzoek naar de mogelijkhe-den van reducties van de milieubelasting van het bedrijf en de op basis van dit onderzoek tetreffen uitgestelde maatregelen;

6. een opgave van de eventuele knelpunten van algemene aard, die het bedrijf op zijn weg zietom de bijdrage aan de realisering van de IMT te leveren; deze knelpunten kunnen liggen ophet gebied van de financiering van maatregelen, de achteruitgang van de concurrentieposi-tie, het totale rendement van het geïnvesteerde vermogen, de continuïteit van de onderne-ming op basis van winstgevendheid en de technologische kennis; terzake hiervan kan doorhet bedrijf vertrouwelijkheid worden verlangd;

7. de eventueel van de betrokken overheden verwachte uitspraken respectievelijk toezeggingenmet het oog op de tijdsplanning van de uitvoering van het bedrijfsmilieuplan.

Het bedrijfsmilieuplan bevat tevens de nodige toelichting en onderbouwing ten aanzien van hetvermelde onder de punten 1. tot en met 7., alsmede een overzicht van onderzoek naar alternatie-ven en de motivering van de hieruit voorgestelde keuze van reductiemaatregelen. Hierbij wordtook ingegaan op de kosten-effectiviteit van voorgenomen reducties.Van het bovenstaande kan naar aanleiding van specifieke omstandigheden bij het bedrijf wordenafgeweken, indien het bedrijf en de betrokken overheden hierover overeenstemming bereiken.