Integraal beleidskader Sociaal Domein 2019 - 2022 definitief · 2020. 7. 24. · 6 2. Karakter van...

38
1 Integraal Beleidskader Sociaal Domein 2019 – 2022 Gemeente Bunschoten

Transcript of Integraal beleidskader Sociaal Domein 2019 - 2022 definitief · 2020. 7. 24. · 6 2. Karakter van...

  • 1

    Integraal Beleidskader Sociaal Domein 2019 – 2022

    Gemeente Bunschoten

  • 2

    1 Inhoud Voorwoord ................................................................................................................................. 4

    1. Aanleiding ........................................................................................................................... 5

    2. Karakter van dit beleidskader ............................................................................................. 6

    3. Algemeen: Visie, missie en doelen .................................................................................... 8

    Inleiding .................................................................................................................................. 8

    3.1. Visie en missie ........................................................................................................... 8

    3.2. Maatschappelijke doelen ........................................................................................... 9

    3.2.1. Inwoners zijn duurzaam aan het werk ............................................................... 9

    3.2.2. Inwoners functioneren zelfstandig ..................................................................... 9

    3.2.3. Inwoners krijgen passende zorg en ondersteuning ........................................... 9

    3.2.4. Inwoners en bedrijven zetten zich in voor dorp of buurt en helpen elkaar .... 10

    3.2.5. Inwoners hebben een goede mentale gezondheid ......................................... 10

    3.2.6. Inwoners hebben een gezonde leefstijl ........................................................... 10

    3.2.7. Jeugdigen ontwikkelen zich optimaal .............................................................. 10

    4. Indicatoren ........................................................................................................................ 11

    Inleiding ................................................................................................................................ 11

    4.1. Indicatoren maatschappelijk effect .......................................................................... 13

    4.1.1. Daling van het aantal laaggeletterden ............................................................. 13

    4.1.2. Daling van het aantal inwoners in uitkering ..................................................... 14

    4.1.3. Daling aantal inwoners met problematische schulden .................................... 14

    4.1.4. Inwoners blijven langer thuis wonen ................................................................ 14

    4.1.5. Inwoners participeren zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving ................... 15

    4.1.6. Voldoende passend aanbod van (basis)zorginfrastructuur ............................. 15

    4.1.7. Inwoners worden tijdig geholpen ..................................................................... 16

    4.1.8. Kracht van de samenleving wordt optimaal benut ........................................... 16

    4.1.9. Eenzaamheid onder inwoners neemt af .......................................................... 17

    4.1.10. Daling percentage kwetsbare jongeren ........................................................... 18

    4.1.11. Daling overbelaste mantelzorgers ................................................................... 18

    4.1.12. Daling inwoners met overgewicht .................................................................... 18

    4.1.13. Daling percentage problematisch middelengebruik ........................................ 19

    4.1.14. Meer jeugdigen krijgen lokaal passend onderwijs ........................................... 20

    4.1.15. Ouders/verzorgers voelen zich beter toegerust in hun ouderschap ................ 20

    4.1.16. Meer kinderen zo thuis mogelijk laten opgroeien ............................................ 21

    4.2. Prestatie indicatoren ................................................................................................ 22

    5. Financiering, sturing, bekostiging en inkoop .................................................................... 23

    Bijlage 1 ................................................................................................................................... 25

    1. Aanleiding ........................................................................................................................ 25

    2. Kracht van de samenleving .............................................................................................. 26

    2.2. Jeugd ......................................................................................................................... 26

  • 3

    2.3. Maatschappelijke Ondersteuning .............................................................................. 26

    2.4. Werk & Inkomen (participatie) ................................................................................... 26

    3. Basis(zorg)infrastructuur .................................................................................................. 27

    3.1. Jeugd & Onderwijs .................................................................................................... 27

    3.2. Maatschappelijke ondersteuning ............................................................................... 28

    3.3. Werk & Inkomen (Participatie) .................................................................................. 29

    3.4. Sport .......................................................................................................................... 29

    4. Eén huishouden, één plan, één regisseur. ...................................................................... 30

    5. Specialistische zorg ......................................................................................................... 31

    5.1. Jeugd ......................................................................................................................... 31

    5.2. Maatschappelijke ondersteuning ............................................................................... 31

    5.3. Werk & Inkomen (Participatie) .................................................................................. 32

    6. Volksgezondheid .............................................................................................................. 33

    7. Conclusie ......................................................................................................................... 35

    Bijlage 2 Achtergrond informatie Volksgezondheid ................................................................. 36

    Bijlage 3 Begrippenlijst ............................................................................................................ 38

  • 4

    Voorwoord Voor u ligt het beleidskader Sociaal Domein. Deze nota is een vervolg op de beleidsnota’s die de afgelopen vier jaar door u als raad zijn vastgesteld om vorm te geven aan de transitie in het Sociaal Domein. Zorgtaken die de gemeente in 2015 overgedragen kreeg van het Rijk. Nu, bijna vier jaar later, kunnen we als gemeente dankbaar terugkijken op de wijze waarin we de zorg voor onze inwoners op een kwalitatief hoog en passend niveau hebben gehouden. Dit nieuwe integrale beleidskader is van groot belang. Het geeft in grote lijnen weer waaraan we de komende jaren gaan werken. Met dit beleidskader kunnen we met elkaar inspelen op actuele zorgvragen en thema’s. Er is ruimte voor ideeën en suggesties van inwoners en maatschappelijke partners. De komende vier jaar gaan we verder op de ingeslagen weg. Daarbij willen we meer nadruk leggen op het voorkomen van problemen, sneller passende zorg bieden, eigen kracht en zelfredzaamheid van inwoners stimuleren en het sociaal netwerk aanspreken en inzetten. Door deze aanpak hoeven we minder snel door te verwijzen naar dure specialistische zorg. Zo houden we op de lange termijn de kosten van de zorg betaalbaar en krijgen de mensen die passende zorg nodig hebben, de juiste hulp. We zien dat er vaak sprake is van een meerdere zorgvragen in één gezin. Reden om door te ontwikkelen en te investeren in de basis. Dit houdt in dat de hulpvragen integraal worden opgepakt. Ons doel: in gezamenlijkheid te ondersteunen waar nodig! Samenwerken met inwoners, scholen, kerken en bedrijven, ofwel de kracht van de Bunschotense samenleving optimaal inzetten. Met elkaar gaan we zorgen voor het welzijn van onze inwoners, zodat iedereen gelijke kansen heeft om mee te doen. Wij hebben alle vertrouwen in de kracht van onze Bunschotense samenleving! Alice Kok – van de Geest, Wethouder Sociaal Domein

  • 5

    1. Aanleiding De aanleiding voor dit beleidskader Sociaal Domein 2019 – 2022 is het aflopen van de beleidsperiode 2015 - 2018. Daarnaast zijn er bij de gemeente Bunschoten - maar ook landelijk - ontwikkelingen die streven naar meer integraliteit, zowel in beleidsontwikkeling als in beleidsuitvoering. Dit om verkokering tegen te gaan en de inwoners vanuit een totaal plaatje van dienst te kunnen zijn. Bij de gemeente Bunschoten betreft het de kanteling naar meer dienstverlenend werken vanuit zelfsturende teams. Maar ook vanuit de principes om inwoners zoveel mogelijk zelf verantwoordelijk te laten zijn, in plaats van de verantwoordelijkheid bij de overheid te leggen. Daarnaast worden de ontwikkelingen van een verzorgingsstaat naar een participatieve samenleving - zowel lokaal als landelijk - meer en meer vorm gegeven. Eind 2017 heeft de eerste evaluatie van de Jeugdwet plaatsgevonden1. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de transitie is geslaagd, maar de transformatie pas net op gang komt. We zien dat ook lokaal en regionaal en niet alleen vanuit het kader van de Jeugdwet. De transformatie vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Wet Passend Onderwijs en de Participatiewet vraagt eveneens om aandacht. De vorige beleidskaders hadden vooral een informerend en richtinggevend karakter. De verschillende transities brachten zoveel nieuwe en onbekende taken naar de gemeente dat er eerst gevoel gecreëerd moest worden bij al die nieuwe onderwerpen. Heldere maatschappelijke doelen, effecten en prestatie indicatoren konden nog nauwelijks geformuleerd worden. Bovendien werd landelijk en regionaal een nieuwe manier van monitoring in het Sociaal Domein ontwikkeld. Dat maakte dat de eerste jaren de sturingsinformatie niet accuraat was. Ondertussen is daarin veel verbeterd en worden cijfers steeds nauwkeuriger. Dit nieuwe beleidskader bouwt uitdrukkelijk voort op de vorige beleidskaders (zie hoofdstuk 2 Karakter van dit beleidskader). Er is veel in gang gezet, maar waar het de transformatie betreft is nog veel werk te verzetten. Leeswijzer In het volgende hoofdstuk (2) wordt het karakter van dit beleidskader uiteengezet en hoe het zich verhoudt tot de vorige beleidsperiode. In hoofdstuk 3 en 4 worden missies en maatschappelijke doelen beschreven. In hoofdstuk 5 worden de maatschappelijke effecten die we willen zien beschreven en in hoofdstuk 6 de bijhorende prestatie indicatoren. De missies, maatschappelijke doelen, maatschappelijke effecten en prestatie indicatoren worden schematisch weergegeven, zodat de verbinding goed inzichtelijk is. In hoofdstuk 7 wordt de verbinding met de meerjarenprogrammabegroting gelegd in de beschrijving van financiering, sturing, bekostiging en inkoop. Tenslotte wordt in de bijlagen de evaluatie van de vorige beleidskaders beschreven.

    1 Eerste evaluatie Jeugdwet, Na de Transitie nu de Transformatie, ZonMw, januari 2018 https://vng.nl/files/vng/20180131_eerste_evaluatie_jeugdwet_webversie.pdf

    https://vng.nl/files/vng/20180131_eerste_evaluatie_jeugdwet_webversie.pdf

  • 6

    2. Karakter van dit beleidskader In 2014 en 2015 zijn de Kadernota Transities gemeente Bunschoten en aanvullende nota’s2 vastgesteld door de gemeenteraad. Met dit nieuwe beleidskader Sociaal Domein 2019 – 2022 wordt een volgende stap gezet richting meer continuïteit en integraliteit in beleidsontwikkeling en - uitvoering. De term ‘sociaal domein’ omvat alle inspanningen die de gemeente verricht rond jeugd, zorg, werk en inkomen, gebaseerd op de Wmo 2015, de Participatiewet en de Jeugdwet. In de ruime zin van het woord vallen onder ‘sociaal domein’ ook alle aanverwante taken; handhaving leerplicht; het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten; passend onderwijs; onderwijsachterstanden; leerlingenvervoer, schuldhulpverlening, (jeugd)gezondheidzorg en preventie. Dit beleidskader Sociaal Domein 2019 – 2022 beslaat dan ook verschillende beleidsterreinen: Jeugd, Wmo, Werk & Inkomen, Volksgezondheid, Onderwijs en Sport3. Hoewel de beleidsperiode 2015 -2018 is afgelopen zetten we het toen vastgestelde beleid voort. Het betreft dan vooral de voortzetting op de thema’s:

    Thema 1: Kracht van de Samenleving Inwoners ondersteunen elkaar en zetten zich actief in voor elkaar en hun omgeving. De kracht van de samenleving wordt benut en versterkt waar nodig. Inwoners nemen zelf initiatieven om elkaar te ondersteunen en zij zetten zich actief in voor hun omgeving. Inwoners worden daarbij ondersteund indien de inwoners dit wensen of de gemeente dit gewenst vindt.

    Thema 2: Lokale basis(zorg)infrastructuur Inwoners participeren naar vermogen aan de samenleving en worden daarbij ondersteund als dat nodig is. De algemene voorzieningen in de basis(zorg)infrastructuur zijn toereikend (passend bij de vraag van inwoners) en laagdrempelig vrij toegankelijk. Betrokken maatschappelijke partners werken samen om dichtbij passende ondersteuning te bieden en vroegtijdig te signaleren. Maatschappelijke partners zijn verbonden met de kracht van de samenleving en met het Sociaal Team en Zorgloket en Werk & Inkomen.

    2 Jeugdnota 2015 – 2018 gemeente Bunschoten, Samen kunnen we meer! Zorg voor Jeugd; Wmo nota 2015 – 2018 gemeente Bunschoten, Samen kunnen we meer! Zorg voor Volwassenen; Beleidsplan Mantelzorg en vrijwilligerszorg 2016-2019 gemeente Bunschoten, Nota lokaal gezondheidsbeleid Gezond is Beter! 2015 – 2018, Beleidsplan schuldhulpverlening 2016-2019 gemeente Bunschoten, Beleidsplan hoogwaardig handhaven Wet werk en bijstand, Ankerpunten Minimabeleid 2017 e.v.; Nota Laaggeletterdheid 2017 – 2021 gemeente Bunschoten.

    3 Hier wordt sport als middel bedoeld en niet het sport accommodatiebeleid.

  • 7

    Thema 3: Eén huishouden, één plan, één regisseur Inwoners krijgen laagdrempelig hulp en ondersteuning. Het Sociaal Team/Zorgloket/W&I functioneert als een spin in het web. Zij bieden laagdrempelig hulp in complexe situaties en zijn de toegang tot specialistische zorg. Zij hebben verbinding met de maatschappelijke partners in de basis(zorg)infrastructuur en met de aanbieders van specialistische zorg.

    Thema 4: Specialistische zorg Inwoners kunnen rekenen op specialistische zorg en ondersteuning indien nodig. Specialistische zorg is in voldoende mate en dichtbij beschikbaar. Specialistische zorg wordt regionaal ingekocht met aandacht voor identiteit gebonden zorg. Wat lokaal kan, doen we lokaal. Deze basisthema’s worden aangevuld met een aantal leidende principes die we regionaal met elkaar hebben afgesproken.

    Gezamenlijk vertrekpunt

    Lokaal wat lokaal moet of kan.

    Regionaal wat lokaal niet kan.

    Bovenregionaal wat lokaal en regionaal niet kan.

    Leidende principes regio Amersfoort

    Preventie is basis

    Inwoners staan centraal

    Zelfredzaamheid – eigen kracht

    “eigen kracht” in netwerken

    Wederkerigheid

    Iedereen kan mee doen

    1 huishouden – 1 plan – 1 regisseur

    Communicatie

    De “piramide”

    Vanuit deze vier basisthema’s en de regionale gezamenlijke vertrekpunten wordt in dit beleidskader het accent verschoven van transitie naar transformatie. Daarmee vervangt dit beleidskader de Kadernota Transities gemeente Bunschoten “Gemeente Bunschoten zijn we samen”,14-01-2014. Het formuleren van de verschillende speerpunten in dit nieuwe beleidskader is een herijking van de nota’s (zie voetnoot 2) die onverminderd richtinggevend blijven. Deze nota’s worden dus niet ingetrokken. Een uitzondering daarop vormt de Nota lokaal gezondheidsbeleid 2015 – 2018. Deze wordt wel ingetrokken. Deze nota is gebaseerd op de gezondheidsontwikkeling uit 2014 en is niet meer actueel.

  • 8

    3. Algemeen: Visie, missie en doelen

    Inleiding In dit hoofdstuk gaan we in op de visie, missies en onze doelen in het Sociaal Domein. De missies zijn gerelateerd aan de vier thema’s zoals deze eerder zijn geformuleerd:

    3.1. Visie en missie Een visie is een ideaalbeeld waarnaar we streven in de gemeente. Het is niet SMART4, maar een stip op de horizon. De visie voor de gemeente Bunschoten luidt: Alle inwoners van de gemeente Bunschoten hebben gelijke kansen om mee te doen. Daarvoor werken overheid, maatschappelijke partners en inwoners samen om de maatschappelijke doelen te realiseren. Daarbij wordt de eigen identiteit en mogelijke beperkingen van inwoners in acht genomen.

    Daaruit volgen vier missies:

    1. Alle inwoners5 kunnen volwaardig meedoen en krijgen daarbij – waar nodig – ondersteuning Vanuit het Sociaal Domein is dit een van de belangrijkste opdrachten. We bevorderen de participatie van personen en ondersteunen zelfredzaamheid. Dit doen we zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving. Participatie betekent dat iedereen kan meedoen in de samenleving. Wanneer mensen dat (nog) niet kunnen, ondersteunen we ze zo lang als nodig is, terwijl we samen werken aan het verbeteren van hun zelfredzaamheid. Wanneer mensen dreigen hun zelfredzaamheid te verliezen, ondersteunen we ze om zo lang mogelijk zelfredzaam te blijven.

    2. Alle inwoners ondersteunen elkaar en zetten zich actief in voor hun omgeving. Door sociale samenhang te bevorderen wonen inwoners graag in de gemeente Bunschoten. Mensen letten op elkaar, helpen elkaar en voelen zich veilig bij elkaar. Hierin hebben ook (sport)verenigingen, bedrijven en geloofsgemeenschappen een belangrijke rol. Om de sociale samenhang te bevorderen, ondersteunen we onze inwoners, maatschappelijke partners en bedrijven en bieden we passende zorg aan waar nodig.

    3. Alle inwoners hebben een optimale gezondheid

    Gezondheid is geen doel op zich maar een middel om volwaardig mee te doen. Het hebben van een ziekte of aandoening, betekent niet dat mensen ongezond zijn. In de vorige nota lokaal gezondheidsbeleid is het concept positieve gezondheid (Machteld Huber, 2012) al als uitgangspunt genomen. Dit houdt in dat we gezondheid niet zien als afwezigheid van ziekte, maar als het vermogen van mensen om zich aan te passen en zelf regie te voeren in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven. In bijlage 2 wordt het begrip positieve gezondheid visueel weergegeven en verder toegelicht. We bevorderen optimale gezondheid door inwoners preventief te wijzen op gezondheidsrisico’s en voorzieningen aan te bieden. Daarnaast willen we inzetten om inwoners te bereiken en te betrekken die de grootste gezondheidsachterstanden hebben: mensen met een lage opleiding en een laag inkomen (lage sociaaleconomische status).

    4. De jeugd kan zich optimaal ontwikkelen en groeit veilig op

    Tenslotte is een missie speciaal aan de jeugd gewijd. Deze groep verdient extra aandacht, hoewel ook de vorige missies betrekking hebben op de jeugd. Jeugdigen moeten zich optimaal kunnen ontwikkelen en in een veilige omgeving opgroeien. We bevorderen dit door preventief jeugdigen en hun ouders voor te lichten en te ondersteunen in specifieke situaties. Daarnaast bieden we jeugdigen voldoende voorzieningen zoals onderwijs en sport en bevorderen we hun deelname hieraan.

    4 SMART = specifiek, meetbaar, acceptabel of aanvaardbaar, realistisch en tijdgebonden 5 Jeugdigen zijn ook inwoners, slechts daar waar missies en maatschappelijke doelen heel specifiek betrekking hebben op minderjarigen wordt de term jeugdigen gebruikt.

  • 9

    Tenslotte begeleiden we jeugdigen, die zich niet optimaal kunnen ontwikkelen of in onveilige situaties terecht zijn gekomen tot ze zelfredzaam zijn.

    3.2. Maatschappelijke doelen Een maatschappelijk doel zegt iets over hoe mensen met elkaar omgaan, over deelname aan de maatschappij of over het maatschappelijk verkeer. Alle maatschappelijke doelen dragen bij aan de vier thema’s. Er zijn 7 maatschappelijke doelen geformuleerd. Deze 7 maatschappelijke doelen zijn als speerpunten voor de beleidsperiode 2019 – 2022 geformuleerd. Dat laat onverlet dat lopende interventies ten behoeve van de thema’s voortgang vinden. 1) Inwoners zijn duurzaam aan het werk 2) Inwoners functioneren zelfstandig 3) Inwoners krijgen passende zorg en ondersteuning 4) Inwoners en bedrijven zetten zich in voor dorp of buurt en helpen elkaar 5) Inwoners hebben een goede mentale gezondheid 6) Inwoners hebben een gezonde leefstijl 7) Jeugdigen ontwikkelen zich optimaal

    3.2.1. Inwoners zijn duurzaam aan het werk Door het hebben van duurzaam werk kunnen mensen volwaardig meedoen aan de samenleving. Duurzaam werk zorgt niet alleen voor een inkomen voor de inwoners, maar door duurzaam werk hebben inwoners ook sociale contacten, kunnen inwoners zich ontwikkelen en heeft het een positieve invloed op de gezondheid.

    3.2.2. Inwoners functioneren zelfstandig Met dit maatschappelijk doel bouwen we verder op een van de basisprincipes/ uitgangspunten zoals eerder al beschreven, waarin we uitgaan van de eigen verantwoordelijkheid van inwoners. De kracht van de samenleving kan hierbij helpend zijn. Inwoners zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor hun leven. Wie hulp nodig heeft, organiseert dat zoveel mogelijk zelf. In eerste instantie met hulp vanuit hun sociaal netwerk, vervolgens met hulp en ondersteuning vanuit de gemeente. Dienstverlening van de gemeente draagt eraan bij dat inwoners zo lang als mogelijk zelfredzaam blijven, hun huishouden kunnen doen, zich in huis kunnen verplaatsen, zich lokaal kunnen verplaatsen, mensen kunnen ontmoeten, sociale verbanden kunnen aangaan, regie kunnen voeren.

    3.2.3. Inwoners krijgen passende zorg en ondersteuning Het totale aanbod aan (zorg)voorzieningen in onze gemeente draagt eraan bij dat inwoners gezond en veilig kunnen leven. Een stevige basiszorginfrastructuur zorgt ervoor dat de kracht van de samenleving optimaal wordt benut en versterkt de zelfredzaamheid en participatie. Als

  • 10

    gemeente willen we dat zorg het liefst zo snel mogelijk, dichter bij huis (lokaal als het kan, (boven)regionaal als het moet) wordt geboden, met minder doorverwijzen en aandacht voor preventie. Verder werken we vanuit het principe één huishouden, één plan, één regisseur.

    3.2.4. Inwoners en bedrijven zetten zich in voor dorp of buurt en helpen elkaar

    De Bunschotense samenleving is een hechte gemeenschap waar omzien naar elkaar erg belangrijk is. Inwoners nemen graag zelf hun verantwoordelijkheid, familiebanden zijn over het algemeen sterk, er wordt veel opgelost binnen het eigen sociale netwerk. Kerken, sportverenigingen en ook het bedrijfsleven nemen hierin ook een rol. Dat is een groot goed en dat willen we als gemeente graag behouden en liefst versterken (zie ook thema 1 en 2). Bij informele hulp, zoals dat wordt genoemd, spelen mantelzorgers en vrijwilligers een belangrijke rol. Hulp die mensen elkaar geven vanwege een onderlinge band (mantelzorg) en vrijwilligerswerk op het gebied van zorg en ondersteuning (vrijwilligerszorg) wordt gewaardeerd en gestimuleerd. Daarnaast is er het “gewone” vrijwilligerswerk, waarbij mensen zich vrijwillig maar niet vrijblijvend, inzetten voor sport of verenigingswerk of kerk. In onze gemeenschap zijn er veel lokale initiatieven. In dit doel wordt expliciet “bedrijven” genoemd, omdat het een speerpunt is om hier extra aandacht aan te besteden.

    3.2.5. Inwoners hebben een goede mentale gezondheid Mentale gezondheid en weerbaarheid bepalen in hoeverre inwoners zich in staat voelen om de regie over hun eigen leven te voeren. Van de zes dimensies van positieve gezondheid6, gaan er vijf over mentaal welbevinden of hebben er een sterk raakvlak mee. Als positieve gezondheid het uitgangspunt is van preventief gezondheidsbeleid, dan kan de mentale gezondheid niet buiten beeld blijven. Bij mentale gezondheid gaat het bijvoorbeeld over positief denken en een toekomstperspectief hebben, het voorkomen van stress, slaap- en piekproblemen, even tot jezelf komen, je veerkrachtig voelen zodat je om kunt gaan met tegenslag, depressieve klachten signaleren en aanpakken. Eenzaamheid is een belangrijk thema binnen mentale gezondheid. Een goede mentale gezondheid draagt bij aan een zinvol en productief leven. Daarom willen we als gemeente een goede mentale gezondheid van onze inwoners stimuleren.

    3.2.6. Inwoners hebben een gezonde leefstijl Een gezonde leefstijl zorgt ervoor dat je als persoon goed in je vel komt te zitten, zowel geestelijk als lichamelijk, en kan (chronische) ziekten helpen voorkomen. De eerste dimensie van positieve gezondheid gaat over lichaamsfuncties (je gezond voelen, fitheid, klachten en pijn, eten, conditie en bewegen). Daarmee gaat het vooral ook over een gezonde leefstijl. Bij een gezonde leefstijl hoort een gezond gewicht, voldoende beweging en geen tot een beperkt gebruik van genotsmiddelen. Uitgangspunt is dat inwoners zelf in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor hun eigen (lichamelijke) gezondheid en leefgewoonten en daarbij zelf keuzes maken, maar dat die keuzes worden gemaakt in een omgeving waarin de gezonde keuze gemakkelijk is. Aan die omgeving dragen verschillende beleidsterreinen bij, zoals sport, ruimtelijke ontwikkeling, sociaal domein, e.d. Dit biedt kansen om verbindingen te leggen. Daarnaast willen we de gezonde keuze bevorderen door goede informatie, mensen te verleiden en/ of te faciliteren.

    3.2.7. Jeugdigen ontwikkelen zich optimaal Jeugdigen kunnen gezond en veilig opgroeien, leren wat hun talenten zijn, kunnen plezier maken en leren bij te dragen aan de maatschappij en worden voorbereid op hun toekomst. Er komt veel bij kijken om kinderen optimaal te laten opgroeien. Daarin hebben ouders / verzorgers in het gezin de belangrijkste rol. Maar ook scholen, sportverenigingen, kerken en buurten. Vanuit de kracht van de samenleving, de basis(zorg)infrastructuur en vanuit de hulpverlening is daarvoor al veel in gang gezet. Een goed voorbeeld daarvan is de gezamenlijke activiteiten rondom Voor- en Vroegschoolse Educatie. Deze activiteiten lopen gewoon door.

    6 Zie bijlage 2

  • 11

    4. Indicatoren

    Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan wat we doen om de doelen uit het vorige hoofdstuk te bereiken en hoe we dit gaan meten. Een maatschappelijke effect zegt iets over waar we in deze beleidsperiode onze focus op willen leggen om de maatschappelijke doelen te bereiken. We hebben ons hierbij beperkt in het aantal indicatoren voor maatschappelijk effect per maatschappelijk doel. Dit betekent dat er nog andere activiteiten zijn om de maatschappelijke doelen te bereiken. Dit zijn echter de meest belangrijke speerpunten die we willen bereiken. Voorbeeld: Wat willen we bereiken (effect): 1. Een daling van het aantal inwoners met een uitkering. 2. Een daling van het aantal laaggeletterde inwoners. Door aan deze twee indicatoren de komende beleidsperiode te werken, dragen we actief bij aan ons doel om inwoners duurzaam aan het werk te krijgen. Echter daarnaast blijven we onder meer jongeren rechtstreeks vanuit school naar werk begeleiden en mensen een stapje dichter bij duurzaam werk brengen door een tegenprestatie als vrijwilligerswerk. Een prestatie indicator laat zien of een effect bereikt wordt. Meestal moeten meerdere dingen gedaan worden om een effect te bereiken. De prestatie indicator is dus ook niet één op één te vertalen naar de indicator van het maatschappelijke effect. Ook hierin hebben wij onszelf beperkt in het aantal prestatie indicatoren tot de belangrijkste. Deze prestatie indicatoren zijn te vinden in de landelijke monitor Sociaal Domein, in waarstaatjegemeente.nl en de GGD monitor, maar ook in de lokale en regionale monitors zoals Datawarehouse, waarmee de inkoop van specialistische zorg wordt gemonitord, en rapportages vanuit dienstverleningsovereenkomsten met externe partijen. In een schema in paragraaf 4.2. is aangegeven wat de bron van de gegevens bij de prestatie indicator is. Meten via een prestatie indicator is niet de enige manier om zicht te krijgen of het effect wordt bereikt. Ook het verhaal erachter is belangrijk. In monitoring wordt daarom aandacht besteed aan “tellen en vertellen”. Afhankelijk van de activiteit wordt ook gekeken naar het verhaal achter het getal in de vorm van bereik, tevredenheid en doelrealisatie (outcome criteria).

  • 13

    4.1. Indicatoren maatschappelijk effect De indicatoren maatschappelijk effect die in deze paragraaf achtereenvolgens aan bod komen, zijn: 1) Daling van het aantal laaggeletterden 2) Daling van het aantal inwoners in uitkering 3) Daling aantal inwoners met problematische schulden 4) Inwoners blijven langer thuis wonen 5) Inwoners participeren zoveel mogelijk is de eigen leefomgeving 6) Voldoende passend aanbod van (basis)zorginfrastructuur 7) Inwoners worden tijdig geholpen 8) Kracht van de samenleving wordt optimaal benut 9) Eenzaamheid onder inwoners neemt af 10) Daling percentage kwetsbare jongeren 11) Daling overbelaste mantelzorgers 12) Daling inwoners met overgewicht 13) Daling percentage problematisch middelengebruik jeugdigen 14) Meer jeugdigen krijgen lokaal passend onderwijs 15) Ouders voelen zich beter toegerust in hun ouderschap 16) Meer kinderen zo thuis mogelijk laten opgroeien

    4.1.1. Daling van het aantal laaggeletterden Laaggeletterden zijn mensen die moeite hebben met luisteren, spreken, schrijven, gecijferdheid en het gebruiken van alledaagse digitale vaardigheden. Wanneer zij dit (beter) beheersen, dan kunnen zij beter/volwaardig meedoen in de samenleving. Naast dat we werken aan het voorkomen en terugdringen van laaggeletterdheid, willen we deze inwoners beter bereiken. Laaggeletterdheid is, naast armoede, een achterliggende oorzaak van gezondheidsachterstanden. Door extra aandacht te besteden aan laaggeletterdheid, werken we ook aan het terugdringen van gezondheidsachterstanden. Wanneer deze kwetsbare inwoners worden toegeleid naar een passend aanbod (Taalhuis), dan bevordert dit een duurzame inzet op de arbeidsmarkt, participatie en zelfredzaamheid van onze inwoners. Er is echter ook een groep inwoners dat verplicht is in te burgeren. Deze inwoners volgen een inburgeringscursus. In de vorige beleidsperiode is een pilot gestart om deze groep die daarnaast een bijstandsuitkering heeft, meer te bieden om het taalniveau te verhogen, door vrijwilligerswerk, scholing of regulier werk. Deze beleidsperiode wordt de pilot voortgezet en de resultaten meegenomen in mogelijke aanpassing van processen. Details van de activiteiten die gedaan worden om dit effect te bereiken zijn vastgelegd in de nota laaggeletterden. De inzet op dit maatschappelijk effect zien we terug in de prestatie indicatoren:

    Het aantal laaggeletterden dat gebruik maakt van het passend aanbod.

  • 14

    4.1.2. Daling van het aantal inwoners in uitkering Iedereen die een uitkering of inkomensondersteuning nodig heeft en daar ook recht op heeft, krijgt deze tijdig, netjes en efficiënt. We zijn duidelijk over de spelregels, coulant voor diegenen die moeite hebben om de spelregels te volgen en streng voor diegenen die de spelregels niet na willen komen. Onze focus ligt op de rechtmatigheid van de verstrekkingen, met het doel het maatschappelijk draagvlak voor onze sociale voorzieningen te behouden. Rechtmatigheid is van belang en maakt steeds deel uit van ons handelen. Daarom blijven we investeren in handhaving, maar wel vanuit het principe vertrouwen boven wantrouwen. Door handhaving in te bedden in onze werkwijze, reageren we snel en weten klanten dat fraude niet loont. De afgelopen jaren is het steeds moeilijker gebleken om bedragen terug te vorderen en te verhalen. De economische recessie is daarvan een oorzaak. Meer mensen moeten rondkomen met minder geld, waardoor meer klanten in aanraking zijn gekomen met schuldhulpverlening. De bijstand is een vangnet voor onze klanten, van waaruit we ze zo snel mogelijk weer willen laten uitstromen of in elk geval eigen parttime-inkomsten willen laten genereren. Wij ondersteunen klanten om hun zelfredzaamheid te vergroten, hun eigen kracht te herpakken of te herstellen, zodat ze gericht werk kunnen maken om in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Mensen die dat echt nodig hebben, krijgen de middelen die nodig zijn om in hun bestaan te voorzien, maar we begeleiden hen ook vanuit het principe: Meedoen Werkt! naar sociale activering of vrijwilligerswerk. De inzet op dit maatschappelijk effect zien we terug in de prestatie indicatoren, conform onze dienstverleningsovereenkomst met de uitvoeringsorganisatie BBS:

    In totaal in de komende 4 jaar minimaal 100 gezinnen uit bijstand door duurzame arbeid

    Bijstandsgerechtigden die geïndiceerd zijn op trede 1 (geïsoleerd) van de landelijk geldende participatieladder stijgen binnen een jaar naar trede 2 (sociaal contact)

    4.1.3. Daling aantal inwoners met problematische schulden Recent onderzoek laat zien dat mensen met schulden zodanig in beslag genomen worden door het aan elkaar knopen van de eindjes dat ze geen denkruimte overhouden voor allerlei andere aspecten van het leven. Schulden leiden tot een tunnelvisie. Schaarste laat mensen automatisch, onweerstaanbaar en obsessief focussen op het directe gebrek. Al het andere verdwijnt naar de achtergrond. Geldgebrek neemt het denkvermogen in beslag, zodat het niet meer beschikbaar is voor andere zaken die mentale energie kosten. De sterke focus op waar gebrek aan is – geld – maakt dat andere aspecten van het leven minder belangrijk en verwaarloosd worden: de gezondheid, de kinderen, de opleiding, het werk enzovoort. Schulden hebben als geniepig effect dat ze mensen beroven van het vermogen zich aan de schulden te ontworstelen. Dus ook aspecten die de situatie zouden kunnen verbeteren verdwijnen naar de achtergrond, zoals het zoeken naar werk, het volgen van een (avond)opleiding, het efficiënt indelen van de tijd. Wij willen dat inwoners van de gemeente Bunschoten weten hoe zij problematische schulden kunnen voorkomen, dat zij op tijd hun weg naar de hulpverlening vinden en dat inwoners die in staat zijn hun schuldenproblematiek zelf op te lossen, worden begeleid dit zelf te doen. De inzet op dit maatschappelijk effect zien we terug in de prestatie indicatoren:

    Het percentage mensen dat uitvalt tussen het moment van vragen om hulp en sluiting van het dossier is maximaal 10%

    Het aantal inwoners met een schuldhoogte van meer dan € 50.000 daalt.

    4.1.4. Inwoners blijven langer thuis wonen Trend en wens van de Rijksoverheid is dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen en niet of later naar een zorginstelling verhuizen. Veel ouderen willen zelf ook graag zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Daarvoor wordt in onze gemeente al nauw samengewerkt in een netwerk van preventieve ouderenzorg met POH-ers, thuiszorg, wijkverpleging, casemanagers ouderenzorg, fysiotherapeuten en zorgloket om zorg op maat te leveren. Voor de gemeente is hierbij een belangrijke rol weggelegd in het bieden van advies en ondersteuning. Vanuit de Wmo bieden we allerlei mogelijkheden om inwoners te ondersteunen in de vorm van dagbesteding, hulp bij het huishouden of het zorgen voor aanpassingen in de woning.

  • 15

    Maar we kunnen inwoners ook adviseren hoe zij zelf aan de slag kunnen met de wens langer in hun bestaande huis te kunnen blijven, door te informeren over de mogelijkheden van het aanpassen van de huidige woning of deze comfortabeler maken met behulp van nieuwe technologieën. Tijdig verhuizen naar een woning die past bij een volgende levensfase, kan daarbij ook een optie zijn. Verder is het belangrijk dat we de komende jaren kijken naar het aanbod van levensloopbestendige woningen, en daarin mogelijk in samenwerking met woningcorporaties of andere partijen optrekken zodat er voldoende geschikte woningen voor deze doelgroep zijn. Parallel hieraan is het ook goed om ook andere doelgroepen, zoals mensen met een lichamelijk of verstandelijke beperkingen of psychiatrische problemen, bij de inventarisatie van toekomstige woonbehoeftes mee te nemen. De inzet op dit maatschappelijk effect zien we terug in de prestatie indicatoren:

    Percentage inwoners van 75 jaar en ouder dat nog zelfstandig woont, neemt toe

    4.1.5. Inwoners participeren zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving Uitgangspunt is dat iedereen volwaardig mee moet kunnen doen. Belangrijke begrippen daarbij zijn non-discriminatie, participatie, gelijke kansen, toegankelijkheid en respect voor de waardigheid en autonomie. Waar we naar streven is om onze gemeenschap zo in te richten dat iedereen, met of zonder beperking, mee kan doen. Ook mensen met psychische kwetsbaarheid horen er gewoon bij. Dat kan door het wegnemen van sociale en fysieke drempels dicht bij de inwoners. Kinderen met een beperking en/of de behoefte aan extra leerondersteuning in het kader van passend onderwijs, moeten naar (liefst lokaal)school kunnen gaan. Mensen in een rolstoel moeten zich bijvoorbeeld veilig kunnen verplaatsen, mensen met een beperking moeten nog meer mee kunnen doen aan (sport)activiteiten. Het verder lokaal versterken van (basis)zorginfrastructuur kan helpen om mensen in de eigen leefomgeving een plek te geven om (dag)activiteiten te bezoeken en mee te doen. Hierin zie je tevens een verbinding met onze maatschappelijk doelen om mensen hun zelfstandigheid zoveel mogelijk te laten behouden en het streven om passende zorg en ondersteuning te bieden. De inzet op dit maatschappelijk effect zien we terug in de prestatie indicatoren:

    Participatie van mensen met een beperking of met chronische, psychiatrische of psychosociale problemen in de eigen leefomgeving neemt toe

    4.1.6. Voldoende passend aanbod van (basis)zorginfrastructuur De gemeente werkt aan een goed en passend aanbod van (zorg)voorzieningen samen met veel lokale partners. Soms is dat in de vorm van een subsidierelatie, zoals met de Stichting De Boei Sociaal Werk, en soms in de vorm van samenwerking met bijvoorbeeld eerstelijnszorg zoals huisartsen, jeugdgezondheidszorg en wijkverpleegkundigen en jeugdhulpaanbieders. Hierbij is (aandacht voor) preventie erg belangrijk waardoor problemen worden voorkomen of beginnende problemen tijdig worden gesignaleerd en opgepakt en er actief op zoek gegaan wordt naar kwetsbare inwoners om hen tijdig te ondersteunen en grotere problemen te voorkomen. Bij preventieve activiteiten is ook goed de koppeling te maken met een aantal andere maatschappelijke doelen die we hebben benoemd. We streven er namelijk naar dat inwoners zoveel mogelijk een goede mentale gezondheid en een gezonde leefstijl hebben en jeugdigen zich optimaal kunnen ontwikkelen. Door te investeren in opvoedondersteuning, gezonder leven, voorkoming van verslaving, vroegtijdige herkenning van huiselijk geweld en/of kindermishandeling, maar ook in vormen van collectieve GGZ preventie kunnen we proberen te voorkomen dat mensen (psychische) gezondheidsproblemen of opvoed- en opgroeiproblemen ontwikkelen.

  • 16

    Als gemeente hebben we het laatste jaar een inventarisatie gedaan van het algemene voorzieningenaanbod voor jeugd en senioren. Vandaaruit zijn we een aantal pilots gestart om het aanbod van algemene (zorg)voorzieningen te verbeteren. Mogelijk dat daaruit voor de komende jaren ook nog nieuwe behoeften ontstaan die met een algemeen aanbod zijn te realiseren. Door een ruim en gevarieerd aanbod van algemene voorzieningen zijn inwoners zelf in staat de regie over hun leven te behouden en komen ze sneller in contact met anderen, waardoor bijvoorbeeld de kans op eenzaamheid of depressie afneemt. Het past ook in de gedachte van de transformatie om mensen zo lang mogelijk zelfredzaam te laten zijn en te voorkomen dat specialistische zorg voor volwassenen en jeugdigen nodig is. Door instandhouding van een digitale sociale kaart van de gemeente Bunschoten zijn door iedere inwoner de beschikbare voorzieningen in de gemeente eenvoudig te vinden. De inzet op dit maatschappelijk effect zien we terug in de prestatie indicatoren:

    Inwoners zijn tevreden over het verloop en resultaat (rapportcijfer eindevaluatie). Per aanbieder wordt dit door middel van (subsidie)afspraken gemonitord.

    4.1.7. Inwoners worden tijdig geholpen Wanneer het sociale netwerk onvoldoende is; algemene voorzieningen niet (meer) toereikend zijn; en inwoners (tijdelijk) niet of niet voldoende in staat zijn de regie over hun eigen leven te voeren; kunnen inwoners een beroep doen op passende zorg en ondersteuning binnen de gemeente. Wat passend is, is voor iedere inwoner anders. Wanneer inwoners een beroep doen op het Sociaal Team (inclusief Zorgloket) zal dan ook in goed overleg met de zorgvrager(s) passende zorg worden geregeld met medeneming van de mogelijkheden die familie en sociaal netwerk biedt. De combinatie van toegankelijkheid van het team (laagdrempelig), signalering en een integrale aanpak kan helpen om eerder zorg in te zetten waardoor zwaardere, specialistische hulp (mogelijk) kan worden voorkomen. Hiervoor werkt het Sociaal Team nauw samen met andere zorgpartners in de gemeente, zoals huisartsen, jeugdgezondheidszorg, wijkverpleegkundigen en het sociaal werk van De Boei, maar ook met het onderwijs, woningcorporaties, boa’s en politie. Door de nauwe contacten worden zorgen eerder gesignaleerd en meer in samenhang opgepakt, waardoor de gedachte van één huishouden, één plan, één regisseur steeds beter kan worden gerealiseerd. In feite bedoelen we met “tijdig helpen” dus twee dingen. Mensen komen tijdig in beeld, waardoor de behoefte aan ondersteuning liefst zo vroeg mogelijk zichtbaar wordt en erger wordt voorkomen, en tevens mag “tijdig” letterlijk worden genomen en is het streven inwoners zo snel mogelijk te helpen en wachtlijsten proberen tegen te gaan. De inzet op dit maatschappelijk effect zien we terug in de prestatie indicatoren:

    Het percentage inwoners dat specialistische zorg ontvangt is conform het landelijk percentage. Het betreft hier zowel volwassenen als jeugdigen. De veronderstelling is dat (duurdere) specialistische zorg minder nodig is als we vroegtijdig basiszorgvoorzieningen in kunnen zetten.

    Tijd tussen aanmelding en feitelijke hulpverlening ligt binnen de norm. De norm is zes weken. In die zes weken moet ook onderzoek plaatsvinden om vast te stellen welke zorg nodig is en hoe en door wie de hulpverlening wordt uitgevoerd.

    4.1.8. Kracht van de samenleving wordt optimaal benut We willen de huidige kracht van vrijwilligers versterken, door ondersteuning vanuit De Boei blijvend in stand te houden. Vanuit het vrijwilligerssteunpunt hebben zij een centrale rol in de ondersteuning van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. Belangrijk is dat zij het netwerk verstevigen en vrijwilligers vinden, matchen en training geven. Ook is er voor De Boei een rol weggelegd bij het versterken van de kracht van buurten (Buurtcafé, Mamacafé). Het versterkt de sociale samenhang van de buurt, voorkomt sociaal isolement van buurtbewoners en signaleert tijdig eenzaamheid en/of problemen bij buurtbewoners. In principe heeft de gemeente geen bemoeienis met de kracht van de samenleving. We zijn per definitie beperkt in onze rol. Wel kunnen we enthousiasmeren, verbinden, faciliteren, stimuleren en zorgen voor goede randvoorwaarden. We erkennen dat inzet van vrijwilligers een belangrijke bijdrage levert aan de lokale samenleving en daarom willen we daar ook

  • 17

    blijvend aandacht voor hebben. We onderzoeken de mogelijkheid om jaarlijks een of meerdere initiatieven van burgers in de start te subsidiëren en daarmee inwoners stimuleren in hun buurt of gemeenschap te investeren. In het coalitieakkoord is de wens uitgesproken de VOG voor vrijwilligers gratis te maken. We zullen onderzoeken in hoeverre dit al niet landelijk is geregeld is voor verschillende vormen van vrijwilligerswerk (sportclubs aangesloten bij NOC*NSF en vrijwilligers die met jeugdigen en verstandelijk beperkten werken) en waar dit nog aanpassing van beleid vraagt. We zien dit terug in de prestatie indicatoren

    aantal vrijwilligers dat zich inzet voor buurt of gemeenschap stijgt.

    Ondersteuning (middels subsidie) van twee initiatieven per jaar, om daarmee actief de kracht in de samenleving aan te moedigen.

    4.1.9. Eenzaamheid onder inwoners neemt af Eenzaamheid heeft een negatieve invloed op de gezondheid en de kwaliteit van leven. Eenzaamheid hangt sterk samen met lichamelijke en psychische klachten, zoals depressie, slaapproblemen, angststoornissen, verminderde afweer en hart- en vaatziekten. Eenzame mensen doen bovendien, vanwege hun gezondheidsklachten, vaker een beroep op de gezondheidszorg. Een groot deel van de mensen die problematisch eenzaam zijn, valt niet op, leeft teruggetrokken en vraagt niet zelf om hulp. Daarmee is eenzaamheid soms een onzichtbaar probleem: het signaleren ervan gaat bepaald niet vanzelf. In lijn met het onlangs gelanceerde landelijk actieprogramma “Een tegen eenzaamheid” zetten we in op het vroegtijdig signaleren en bespreekbaar maken van eenzaamheid en door het doorbreken en duurzaam aanpakken van eenzaamheid. Dit doen we door verdere uitbouw van initiatieven zoals het Buurtcafé, door instandhouding van het bezoekproject 75+, door goede samenwerking met de eerstelijnszorg (bv signalen thuiszorg), maar ook door het oppakken van signalen van boa en wijkagent. Tevens biedt dit actieprogramma nog voldoende andere aanknopingspunten om nog meer in te zetten op het voorkomen van eenzaamheid.

    De inzet op dit maatschappelijk effect zien we terug in de prestatie indicatoren:

    Het percentage eenzame senioren is lager dan in 2017. Uit de gezondheidsmonitor van de GGD blijkt dat 38,6% van de senioren in onze gemeente zich eenzaam voelt tegenover 37% regionaal. Het percentage ernstige eenzame senioren is 5,9% en daarmee lager dan regionaal (9,3%).

  • 18

    4.1.10. Daling percentage kwetsbare jongeren Een goede start is niet voor alle jongeren vanzelfsprekend. Veruit de meeste jongeren slagen erin op eigen kracht, met steun van ouders en hun omgeving, hun plek in de maatschappij te vinden. Er zijn echter jongeren tussen de 16 en 27 jaar die niet naar school gaan of werken. Ook zijn er jongeren in deze levensfase met een of meerdere vormen van jeugdhulp, jeugdreclassering of jeugdbescherming. Vaak spelen meerdere problemen tegelijk: fysieke of mentale beperkingen, schulden, problemen thuis, alcoholmisbruik, matige sociale vaardigheden, negatieve beeldvorming, problemen met huisvesting of met justitie. Voor hen is het afronden van een opleiding, het vinden van werk of het op eigen benen staan extra lastig. Kwetsbare jongeren zoeken we op en bieden we ondersteuning. Daarnaast proberen we vanuit een preventieve aanpak te voorkomen dat deze situatie voor jongeren ontstaat. We beginnen al op de peuterleeftijd o.a. met Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) en alle kinderen een passende plek te bieden. De inzet op dit maatschappelijk effect zien we terug in de prestatie indicatoren:

    Alle kinderen van 2,5 tot 4 jaar een passende plek in de kinderopvang.

    Daling % voortijdig schoolverlaters In 2016 lag het percentage voortijdig schoolverlaters op 1,6%. Iedere daling is gewenst omdat het om een erg moeilijke doelgroep gaat.

    4.1.11. Daling overbelaste mantelzorgers Mantelzorg overkomt je, je kiest er niet bewust voor. Centraal staat hierbij dat we willen voorkomen dat mantelzorgers overvraagd worden en overbelast raken. Het verlenen van mantelzorg heeft invloed op de tijdsbesteding van de mantelzorger en op zijn/haar eigen sociale leven. Ook fysiek en psychisch kan mantelzorg zwaar zijn. Daardoor kan mantelzorg geven van invloed zijn op de eigen gezondheid. Het geeft weliswaar vaak veel voldoening, maar zeker als de zorg langdurig en intensief is, verminderen ook gevoelens van welbevinden en onafhankelijkheid. Dit lijkt vooral op te gaan voor mantelzorgers van personen die dichtbij staan, zoals directe familie of vrienden. Dit zou ook kunnen liggen aan het feit dat juist deze mensen vaak veel uren hulp geven. Er ligt een relatie tussen eenzaamheid en mantelzorg. Vooral bij 75-plussers trekken slecht ervaren gezondheid, afnemende participatie en toenemende eenzaamheid vaak samen op. Daarnaast hebben mantelzorgers die te zwaar belast worden, een verhoogd risico op angststoornis en depressie. Het Steunpunt Mantelzorg in onze gemeente heeft al een groot aantal mantelzorgers in beeld en biedt hen o.a. trainingen en lotgenotencontact aan. Ook is er inmiddels oog voor een groep jonge mantelzorgers, die elkaar vooral veel steun biedt. Het Sociaal Team en het Zorgloket heeft bij hulpvragen veel aandacht voor de rol van mantelzorgers en probeert door haar inzet in nauwe samenwerking met huisarts, thuiszorg wijkverpleging, etc. mogelijke overbelasting te voorkomen. Zeker daar waar (beginnende) dementie een rol speelt is er veel aandacht voor een integrale aanpak rondom de cliënt/gezin. Als gemeente willen we daarin, in nauwe samenwerking met De Boei, een stimulerende rol spelen door een dementievriendelijke gemeente voor te staan. Uit diverse onderzoeken blijkt dat mantelzorgers van mensen met dementie tot de zwaarst belaste mantelzorgers behoren en dat een aanzienlijk deel van hen (90%) overbelast is of groot risico hierop loopt. De inzet op dit maatschappelijk effect zien we terug in de prestatie indicatoren:

    Het percentage mantelzorgers dat zich overbelast voelt daalt (volwassenen en senioren). In onze gemeente biedt 19% van de senioren mantelzorg, waarvan bijna 14% zich overbelast voelt. Onder volwassenen biedt 12% mantelzorg. Ook hiervan voelt 14,5% zich overbelast. Zowel bij senioren als bij volwassenen is het percentage mantelzorgers dat zich overbelast voelt toegenomen ten opzichte van 2012 (resp. 11,8% en 11,7%).

    4.1.12. Daling inwoners met overgewicht Op basis van de gezondheidsontwikkeling van de bevolking zetten we in op een daling van inwoners met overgewicht en problematisch alcoholgebruik onder jongeren (zie 4.1.13). Dit zijn twee thema’s die significant afwijken ten opzichte van regio Utrecht. In de vorige nota waren deze speerpunten ook al benoemd. Dit is niet verwonderlijk, want gedragsverandering vraagt een lange adem en herhaling van de boodschap is nodig, aldus het RIVM.

  • 19

    Sport en bewegen zullen ingezet worden als middel voor een gezondere leefstijl. Door sport- en beweeggedrag bij jeugdigen te bevorderen, wordt de kans op een gezonde leefstijl op volwassen leeftijd vergroot, en wordt overgewicht bij kinderen en jongeren voorkomen. Dit is iets van de lange adem. Daarnaast zullen we nu ook inzetten op sport en bewegen bij volwassenen en senioren. Bewegen is niet alleen sporten in verenigingsverband, maar ook de alledaagse beweging. Bij bewegen moet ook gedacht worden aan een goede infrastructuur die bewegen in de buurt en daarbuiten aantrekkelijk maakt. We willen de gezonde keuze gemakkelijker maken. De nieuwe Omgevingswet en de samenwerking met Ruimtelijke Ontwikkeling biedt kansen om het gezondheidsaspect erbij te betrekken. Naast sport en bewegen willen we ook meer inzetten op gezonde voeding, zoals het drinken van water, ontbijten, groente en fruit. Om een gezonde leefstijl bij jeugdigen te stimuleren, ondersteunen we het programma Gezonde School7. De inzet op dit maatschappelijk effect zien we terug in de volgende prestatie indicatoren:

    - % kinderen (10-11 jr) met overgewicht blijft dalen t.o.v. 2017; - % volwassenen en senioren met overgewicht neemt niet toe t.o.v. 2016. - % jeugdigen dat aan beweegnorm8 voldoet is gestegen. Bij deze indicator staat er

    niet bij tot welk percentage we willen dat het stijgt. Dit heeft ermee te maken dat de vragenlijst en methode voor de Jeugdgezondheidszorg is gewijzigd. Deze vraag is wel grotendeels hetzelfde, maar soms hebben kleine wijzigingen ook effect.

    - % volwassenen en senioren dat aan de beweegnorm voldoet is gestegen - 75% van de scholen heeft het vignet ‘Gezonde School’ waaronder bijvoorbeeld

    Welbevinden of Roken en Alcohol”.

    4.1.13. Daling percentage problematisch middelengebruik De aanpak van problematisch middelengebruik (alcohol, drugs) wordt integraal aangepakt. Als het gaat om alcohol dan hanteren we het preventiemodel van Reynolds (2003). Dit model kent drie beleidspijlers: regelgeving, handhaving en educatie en maakt duidelijk dat alcoholgebruik altijd een resultaat is van een combinatie van factoren. De persoon, zijn sociale omgeving, het aanbod van drank en het overheidsbeleid vormen samen een systeem dat uiteindelijk de keuze van de gebruiker bepaalt. Vanuit preventie willen we dat jongeren weerbaar zijn en dus zelfs onder druk van de groep ‘nee’ durven zeggen tegen dingen die niet goed voor hen zijn. Dit geldt voor zowel alcohol als drugs. We kijken daarom vanuit de context van weerbaarheid naar het alcohol- en drugsgebruik. De interventies die we inzetten zijn gericht op het versterken van de weerbaarheid. Bij alcohol zetten we daarnaast in op de sociale omgeving door bewustwording bij ouders, het stimuleren van positief rolgedrag en de betrokkenheid verhogen van kerken en sportverenigingen. De beleidspijlers regelgeving en handhaving worden geïntegreerd in het Integraal Veiligheidsplan en het handhavingsprogramma behorend bij de nota Handhaving Fysiek Domein. Nu de drie beleidspijlers al in beleid zijn opgenomen, zal dit het afzonderlijke preventie- en handhavingsplan uit 2014 vervangen. We willen inwoners door middel van bewustwording en advisering ondersteunen om op eigen kracht gezond om te gaan met middelen. Via de GGD Monitor en de werkafspraken met de GGD en Jellinek worden deze ontwikkelingen gevolgd. De inzet op dit maatschappelijk effect zien we terug in de prestatie indicatoren:

    % jeugdigen dat de afgelopen maand alcohol heeft gedronken daalt t.o.v. 2017

    7 Een gezonde school is een school die effectief aandacht aan gezondheid besteedt. Dit doen ze aan de hand van de vier Gezonde School-pijlers: gezondheidseducatie, fysieke en sociale omgeving, signaleren en beleid. Het vignet Gezonde School is een kwaliteitskeurmerk voor scholen die werken aan het verbeteren van de gezondheid van hun leerlingen. Na het behalen van minimaal één themacertificaat mag een school zich drie jaar een Gezonde School noemen. 8 De beweegnorm voor volwassenen en senioren is: op tenminste 5 dagen minimaal 30 minuten matig intensief bewegen. Voor jeugdigen: dagelijks 1 uur bewegen.

  • 20

    75% van de scholen heeft het vignet ‘Gezonde School’ waaronder bijvoorbeeld Welbevinden of Roken en Alcohol”.

    % drugsgebruik wiet/ hasj 18- daalt

    % harddrugsgebruik 19+ daalt

    4.1.14. Meer jeugdigen krijgen lokaal passend onderwijs De klemtoon ligt op lokaal. Het recht op passend onderwijs is vastgelegd in de Wet op Passend Onderwijs (augustus 2014). Hieraan wordt uitvoering gegeven door scholen en samenwerkingsverbanden. Vanuit de principes van inclusieve samenleving is het wenselijk deze jeugdigen zoveel als mogelijk toegankelijk thuis nabij naar school te laten gaan. Ze zijn dan ook beter in staat lokaal een sociaal netwerk op te bouwen en gebruik te maken van andere lokale voorzieningen. Vanuit de Lokale Educatieve Agenda worden jaarlijks thema’s vastgesteld die bijdragen aan het versterken van de basis(zorg)infrastructuur. Een sterke basis(zorg)infrastructuur maakt het mogelijk om meer lokaal passend onderwijs te bieden. Bijvoorbeeld: Voor- en Vroegschoolse Educatie en Zorg. Per thema zijn in de werkplannen evaluatiecriteria opgenomen. De thema’s vanuit de Lokale Educatieve Agenda dragen ook bij aan het versterken van de kracht van de samenleving. In bijna alle thema’s wordt ook aandacht besteed aan ouderbetrokkenheid. De inzet op dit maatschappelijke effect zien we terug in:

    Daling van het aantal kinderen in het leerlingenvervoer. Uiteraard blijft de mogelijkheid om gebruik te maken van leerlingenvervoer bestaan. Maar als meer kinderen lokaal (passend) onderwijs krijgen volgt daaruit dat minder kinderen gebruik van leerlingenvervoer maken.

    4.1.15. Ouders/verzorgers voelen zich beter toegerust in hun ouderschap Opvoeden is geen sinecure en je gaat er niet voor naar school, maar leert het “werkende weg”. Er ligt veel druk op jonge gezinnen. Vaak wordt gebalanceerd tussen werk en opvoeding. Als zich relatie- of opvoed- en opgroeiproblemen voordoen kan die druk nog toenemen. We willen daarom (groot)ouders in hun (groot)ouderschap ondersteunen. Huidige interventies worden voortgezet en indien nodig uitgebreid:

    Opvoeden en Opgroeien blijft een belangrijk thema in preventie activiteiten van o.a. De Boei en de GGDrU in samenwerking met lokale maatschappelijke partners. Ook daar staat het betrekken van ouders hoog in het vaandel.

    De pilot dagactiviteiten voor kwetsbare jeugdigen en kwetsbare ouderen, wordt voortgezet en mogelijk uitgebreid. Omdat het hier over een pilot gaat zijn nog geen prestatie indicatoren opgenomen. In het pilotplan zijn evaluatie criteria opgenomen aan de hand waarvan de pilot wordt geëvalueerd. Het betreft de criteria bereik, doelrealisatie en tevredenheid.

    De inzet op dit maatschappelijke effect zien we terug in de volgende prestatie indicatoren:

    Het % ouders/verzorgers dat het ouderschap als een zware belasting ervaart daalt. Percentage ouders dat het ouderschap als zwaar belastend ervaart: Bunschoten 6% Regio Utrecht 12%. Percentage ouders dat het ouderschap als matig-zwaar belastend ervaart: Bunschoten 25% Regio Utrecht 27%.

    Het % ouders/verzorgers dat vaak/(bijna)altijd zorgen heeft over de opvoeding, gedrag en ontwikkeling van het kind blijft daalt. In Bunschoten is dit 7,4%, in Eemland 7,1%

  • 21

    4.1.16. Meer kinderen zo thuis mogelijk laten opgroeien Kinderen horen zo veel als mogelijk thuis op te groeien. Soms is dat niet mogelijk of niet veilig en moet er een andere gezinssituatie gevonden worden. Het streven daarbij is om de band met het oorspronkelijke gezin zo goed mogelijk te behouden. Daarom is het belangrijk om kinderen in kleinschalige (gezinsgerichte)voorzieningen zoals pleeggezinnen en gezinshuizen te laten opgroeien. Vanuit het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd wordt hier landelijk, regionaal en lokaal invulling aangegeven. Uitgangspunt is dat jeugdigen zo goed mogelijk thuis kunnen wonen en ouders versterkt worden in hun opvoedvaardigheden als dit nodig is. Huidige lokale interventies die dit bewerkstelligen worden voortgezet:

    De pilot Vroeg Signaleren in kinderopvang organisaties krijgt een structureel karakter.

    De inzet van de SO JGGZ (specialistische ondersteuner Jeugd Geestelijke Gezondheidszorg wordt verder ontwikkeld en geëvalueerd.

    De Regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling wordt onverminderd uitgevoerd.

    De inzet op dit maatschappelijke effect zien we terug in de volgende prestatie indicatoren:

    Het % jongeren met jeugdbescherming is kleiner of gelijk aan landelijk %

    Het # lokale pleeggezinnen en gezinshuizen neemt toe

    Het % jongeren me jeugdhulp met verblijf daalt.

  • 22

    4.2. Prestatie indicatoren Indicator Bron Werkelijk 2017 Streefwaarde 2022

    Aantal gezinnen uit bijstand duurzaam aan het werk Jaarverslag BBS 37 100

    Laaggeletterden met passend aanbod Taalhuis Bunschoten 32 (start 2de helft) 75

    Uitval schuldhulpverlening max 10% Jaarverslag uitvoerder

    6 10

    Daling aantal inwoners met schuldhoogte meer dan € 50.000

    Jaarverslag uitvoerder

    28 25

    Stijging aantal inwoners vanaf 75 jaar die nog zelfstandig wonen

    wsjg 906 1000

    Alle bijstandsgerechtigden trede 1 (sociaal isolement) naar 2 (sociale contacten) in één jaar

    Jaarverslag BBS 3 0

    Toename participatie inwoners met een beperking of chronische, psychiatrische of psychosociale problemen (waarderingscijfer eigen kracht)

    wsjg/burger- peiling

    8,43 >8,43

    Cijfer tevredenheid inwoners over verloop en resultaat voorzieningen (pilot)

    jaarverslag de Boei (nog) onbekend 7

    % inwoners dat specialistische zorg ontvangt is conform landelijk %

    wsjg 18,9 18,5

    Tijd tussen aanmelding en feitelijke hulpverlening is binnen de norm

    DWH onbekend 6 weken

    Ondersteunen 2 burgerinitiatieven jaarverslag subsidies

    geen 8

    Stijging aantal vrijwilligers dat zich inzet voor buurt of gemeenschap

    jaarverslag De Boei 160 200

    % Eenzame senioren is lager dan in 2017 wsjg 32,2 30

    Alle kinderen van 2,5 tot 4 jaar een plek in de peuter of kinderopvang

    Min SZW/VNG non bereik 113 non bereik 0

    Daling % voortijdig schoolverlaters wsjg 1,6 1,5

    Daling % mantelzorgers dat zich overbelast voelt GGD Monitor Volwassenen:

  • 23

    5. Financiering, sturing, bekostiging en inkoop In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële ontwikkelingen in het Sociaal Domein. De middelen voor het Sociaal Domein die voorheen nog via een integratie uitkering binnen de algemene uitkering zichtbaar waren worden overgeheveld naar de algemene uitkering. Dit nieuwe beleidskader Sociaal Domein 2019-2022 is daarom ook belangrijk, omdat hier in wordt aangegeven welke middelen nodig zijn voor een goede uitvoering van de taken in het Sociaal Domein.

    Het beleidskader Sociaal Domein 2019 - 2022 wordt aan de raad aangeboden met herijking van het beleid. Eén van de belangrijkste onderdelen is de vraag om investeringen in de basiszorginfrastructuur waardoor er meer ingezet kan worden op preventie en vroeg signalering zodat voorkomen wordt dat problemen ontstaan of erger worden. Zowel in 2016 als in 2017 waren er tekorten op de budgetten in het Sociaal Domein, die voornamelijk veroorzaakt werd door niet-beïnvloedbare factoren op het gebied van de jeugdzorg en dagbesteding. De inkoop voor 2018 kwam ook hoger (€ 0,5 miljoen) uit dan geraamd. Deze zijn voorlopig gedekt door herschikking van budgetten in Sociaal Domein en anderzijds voor een deel uit de stijging van het accres voor 2018. De prognose op basis van de bestedingen in 2018 laat opnieuw een stijging zien van zo’n 10%. De Commissie Samenleving is daarover geïnformeerd9. Als kader voor de inkoop 2019 is uitgegaan van de cijfers voor 2017 die worden gecorrigeerd met groei en inflatie. Het totaalbudget voor de inkoop ligt rond de € 4,2 mln. In meerjarenperspectief worden extra middelen gereserveerd voor volumeontwikkeling en loon- en prijsaanpassing sociaal domein. Die bedragen worden in eerste instantie toegevoegd aan de egalisatiereserve Sociaal Domein (oplopend van € 200.000,- in 2020 tot € 600.000,- in 2022). Dit is besloten bij de vaststelling van de kadernota begroting 2019. De raming van de eigen bijdrage wordt verder naar beneden bijgesteld tot € 50.000,-, omdat de regelgeving door het Rijk is aangepast waardoor het vragen van een eigen bijdrage is beperkt. Hiervoor wordt door het Rijk 50% gecompenseerd via de algemene uitkering. Ook is rekening gehouden met de aanpassing van de tarieven huishoudelijke hulp en met een toenemend beroep door het beperken van de eigen bijdrage. Om de tekorten te beperken is investeren in de basiszorginfrastructuur nodig. Uitgegaan wordt van een extra investering van € 150.000,- die er aan bij moet dragen dat de kosten op termijn (binnen de meerjarenbegroting) worden beperkt. In de regio wordt gewerkt aan een business case waarin ook voorstellen worden gedaan om de kosten verder terug te dringen. Die ontwikkeling wordt vanuit inkoopbureau Amersfoort gevolgd. Bovenstaande geeft de grote contouren weer. Actuele ontwikkelingen worden meegedeeld via Nieuwsbrief Sociaal Domein, memo’s of presentaties in de Commissie Samenleving. Hierdoor is het mogelijk om financiële ontwikkelingen actief te volgen. Tijdens de vaststelling van de kadernota en begroting kan jaarlijks op de financiën worden gestuurd. Inkoop: De samenwerkende gemeenten in de regio Amersfoort hebben met het vaststellen van de inkoopstrategie 2018 besloten om de jeugdhulp en Wmo vanaf 2019 opnieuw aan te besteden. Namens de regiogemeenten wordt de inkoop uitgevoerd door het Regionaal Inkoop-en Subsidiebureau (RISB). De regio Amersfoort heeft in samenwerking met de zorgaanbieders, sociale (wijk)teams en cliënten een nieuwe eenduidige productstructuur gerealiseerd die volgens eenvoudiger en beter werkbaar is voor onder andere verwijzers en sociale (wijk)teams. Daarnaast geeft de nieuwe productstructuur een beter inzicht in de geleverde zorg en geeft het meer ruimte aan de professionals om samen met de klant de gewenste resultaten te realiseren. Het aantal

    9 Memo 31 oktober 2017, presentatie 14 juni 2018, memo 4 augustus 2018

  • 24

    producten is in de nieuwe productstructuur sterk gereduceerd. De nieuwe productstructuur kent “bouwblokken” in plaats van producten. Een bouwblok is breed geformuleerd en kan een reeks van huidige producten omvatten. De resultaatgebieden De resultaatgebieden omschrijven drie varianten waarin de vraag van de cliënt te herleiden is. De resultaatgebieden geven een ordening en focus aan in de vraag en problematiek van de cliënt, waarbij het resultaat telt.

    Bij Meedoen en zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheid om actief deel te nemen aan de samenleving. Dit resultaatgebied geldt voor jeugd en Wmo.

    Bij Gezond Opgroeien staat het gezin centraal, of de vervangende gezinssituatie waarin de jeugdige opgroeit. De inzet focust zich op herstel van de opvoedingssituatie waarbij het gedrag van de jeugdige in de gezinssituatie kan worden hersteld. Dit resultaatgebied geldt voor jeugd.

    Bij Gezond Zijn gaat het om het (dis)functioneren van de jeugdige. Hierbij gaat het veelal om de inzet van individuele behandelingen van de jeugdige, waarbij de ouders en het netwerk van de cliënt actief betrokken worden. Dit resultaatgebied geldt voor jeugd.

    Op basis van de gewenste resultaten kan de verwijzer bepalen welke resultaatgebieden ingezet kunnen worden. Bij de afweging heeft altijd het meest dominante resultaatgebied voorrang, en waar nodig een combinatie.

    Schema: de resultaatgebieden en korte omschrijving

    Resultaatgebied Korte omschrijving Voor wie

    Meedoen en zelfredzaamheid In staat te stellen voldoende zelfredzaam te zijn om mee te doen in de maatschappij.

    Het gaat hier om de mogelijkheid om de jeugdige/volwassene te begeleiden om actief te laten deelnemen aan de samenleving.

    Jeugd en volwassenen

    Gezond opgroeien In staat te stellen gezond en veilig op te groeien binnen een gezinssituatie.

    Het gezin of de vervangende gezinssituatie waar de jeugdigen in opgroeit staat centraal.

    Jeugd

    Gezond zijn In staat te stellen op te groeien naar zelfstandigheid.

    Het gaat hier om het (dis) functioneren van de jeugdige. Er wordt behandeling op het individu ingezet waarbij netwerk wordt betrokken.

    De bouwblokken Gemeenten hanteren binnen de resultaatgebieden ´bouwblokken´, waardoor hulp en ondersteuning op maat kan worden samengesteld. Hierbij sluiten de gemeenten aan bij de wens tot flexibiliteit in inzet van zorg en ondersteuning. Schema: de resultaatgebieden en bijbehorende bouwblokken

    Resultaatsgebied Bouwblokken Ambulante zorg en ondersteuning

    Bouwblokken Verblijf

    Meedoen en zelfredzaamheid 1. Ambulante begeleiding 4. Respijtverblijf/ time out volwassenen 5. Logeren jeugd/ dagactiviteit 6. Begeleid wonen met toezicht jeugd

    Gezond opgroeien

    2. Ambulante behandeling 3. Ambulante dagbehandeling

    7. Logeren jeugd 8. Pleegzorg 9. Wonen in gezinsvormen

    Gezond zijn

    10. Wonen in behandelsetting 11. Opname met behandeling besloten 12. Opname met behandeling gesloten 13. Opname met behandeling psychiatrie

    Monitoring van zorgkosten: De zorgadministratie is belegd bij de GR BBS. Per kwartaal wordt een zorgmonitor opgesteld op basis waarvan de ontwikkeling van de zorgkosten kan worden gevolgd. De doorontwikkeling van de zorgmonitor is onderwerp van bespreking met de betrokken beleidsambtenaren.

  • 25

    Bijlage 1 Evaluatie Sociaal Domein beleidsperiode 2015 – 2018

    1. Aanleiding In 2014 en 2015 zijn verschillende beleidsnotitie vastgesteld die betrekking hebben op het sociaal domein, in de breedste zin van het woord. Het betreft de volgende beleidsnota’s:

    Kadernota Transities gemeente Bunschoten, “Gemeente Bunschoten zijn wij samen”, 14-01-2014

    Jeugdnota 2015 – 2018 gemeente Bunschoten, Samen kunnen we meer! Zorg voor jeugd

    Wmo nota 2015 – 2018 gemeente Bunschoten, Samen kunnen we meer! Zorg voor volwassenen

    Deze drie nota’s zijn sterk met elkaar verbonden. De samenhang wordt duidelijk in de verwijzing naar hoofdstukken die gelijkluidend zijn dan wel met elkaar samenhangen. Gemeenten zijn verplicht om iedere vier jaar een aantal nota’s te laten vaststellen door de gemeenteraad. Dit betreft:

    De Nota Lokaal gezondheidsbeleid: De Nota ‘Gezond is beter’ 2015 – 2018 is in 2014 vastgesteld met daarin de ambities en keuzes op het gebied van volksgezondheid en preventie;

    Beleidsplan Schuldhulpverlening: Het beleidsplan Schuldhulpverlening Bunschoten 2016-2019 is in 2015 vastgesteld met daarin de ambities en keuzes op het gebied van schuldhulpverlening inclusief preventie en vroegsignalering;

    Beleidsplan Handhaving: Het beleidsplan Hoogwaardig Handhaven is in 2005 vastgesteld met daarin de keuzes en activiteiten op het gebied van handhaving en preventie van de Participatiewet (IOAZ en IOAW).

    Naast deze verplichte nota’s, zijn de volgende nota’s vastgesteld door de gemeenteraad:

    In 2016 zijn keuzes gemaakt met betrekking tot Minimabeleid. In de Ankerpunten Minimabeleid en de uitwerking van deze ankerpunten staan ambities en keuzes op het gebied van armoedebestrijding;

    In 2017 is in de Nota Laaggeletterdheid 2017-2021 een aantal keuzes gemaakt voor deze doelgroep.

    In deze evaluatie wordt integraal teruggeblikt op de voorgaande beleidsperiode. In lijn met het nieuwe beleidskader Sociaal Domein doen we dat aan de hand van de vier thema’s:

    Kracht van de Samenleving

    Lokale basis(zorg)infrastructuur

    Eén huishouden, één plan, één regisseur (Sociaal Team Bunschoten)

    Specialistische zorg Het gaat vooral om de verbinding van de beleidsterreinen Jeugd, Wmo, Werk & Inkomen (Participatie), Onderwijs en Sport op deze thema’s. De verschillende nota’s worden niet afzonderlijk geëvalueerd omdat dat geen recht doet aan de integraliteit en de samenwerking tussen de verschillende beleidsterreinen. Een uitzondering hierop is de Nota Gezondheidsbeleid die vanwege de specifieke regionale rapportage wel apart wordt geëvalueerd. Deze specifieke rapportage vindt u in hoofdstuk 6 en bij de conclusies in hoofdstuk 7. Gedurende de beleidsperiode 2015 – 2018 is het college van Burgemeester en Wethouders en de gemeenteraad geïnformeerd over de voortgang via de programmarekeningen en meer inhoudelijk, via de Transformatie Nieuwsbrieven. Daarom wordt in deze evaluatie vooral in grote lijnen teruggeblikt op wat is gerealiseerd of wat (nog) niet is gerealiseerd en waarom. Wat (nog)niet gerealiseerd is wordt in de komende jaren onverminderd voortgezet vanuit het nieuwe beleidskader Sociaal Domein. Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden de ontwikkelingen op het thema Kracht van de Samenleving integraal beschreven en vanuit de specifieke beleidsterreinen als dat aan de orde is. Dat zelfde geldt

  • 26

    voor hoofdstuk 3 waar de ontwikkelingen in de Basis(zorg)infrastructuur worden beschreven. In hoofdstuk 4 wordt teruggeblikt op het thema Sociaal Team (één huishouden, één plan, één regisseur) en in hoofdstuk 5 op de specialistische zorg. De scheidslijn tussen de verschillende thema’s is soms vaag. Vanwege de leesbaarheid wordt dan gekozen om de ontwikkelingen om één of meer thema’s bij elkaar te brengen binnen het thema waarop de meeste activiteit heeft plaatsgevonden. De nota Volksgezondheid wordt geëvalueerd in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt de conclusie getrokken

    2. Kracht van de samenleving De lokale overheid heeft per definitie niet rechtstreeks invloed op de kracht van de samenleving. De kracht van de samenleving, de civil society, wordt vormgeven door inwoners die daarvoor verantwoordelijkheid nemen. De lokale overheid kan wel stimuleren, enthousiasmeren en faciliteren. In de afgelopen vier jaar is expliciet aandacht besteed aan het versterken van de Kracht van de Samenleving en is deze is dan ook veel beter zichtbaar geworden.

    2.2. Jeugd Stichting De Boei Sociaal Werk heeft meer verbindingen met andere lokale partijen zoals

    de kerken en andere geloofsgemeenschappen. Er is bijvoorbeeld een uitdrukkelijke verbinding tussen het jongerenwerk van De Boei en dat van kinder- en jeugdmentoraat van de kerken tot stand gekomen.

    Stichting De Boei Sociaal Werk en de Jeugdgezondheidszorg van de GGDrU werken gezamenlijk via het thema Opvoeden en Opgroeien aan de verbinding tussen ouders zodat zij elkaar kunnen ondersteunen. In 2018 wordt een onderzoek uitgevoerd naar de resultaten die op dit thema zijn behaald.

    Stichting De Boei Sociaal Werk heeft een groot netwerk van vrijwilligers die volwassenen en jeugdigen ondersteunen.

    2.3. Maatschappelijke Ondersteuning Burgerinitiatieven als Genadebank, Waypoint, Hoekstraat 11 en AndersOm. Zij zijn

    ontstaan vanuit de kracht die in onze gemeente bestaat om oplossingen te zoeken voor problemen die inwoners aan het hart gaan en die passen bij deze gemeenschap.

    De totstandkoming van Bunschoten United. Een initiatief o.a. gestart vanuit de wens om een netwerk van betrokken inwoners vanuit verschillende culturele achtergronden te verbinden met vertegenwoordigers vanuit de gemeente, de politie, IKOB, Cultuurplatform en het sociaal werk van De Boei. In die verbinding stimuleren we inwoners van de gemeente elkaar om elkaar te ontmoeten, beter te leren kennen en elkaars achtergrond en cultuur te begrijpen.

    Vanuit haar verbinding in de kerkelijke gemeenschappen draagt IKOB bij aan het versterken van de onderlinge kracht, die aanwezig is in de verschillende activiteiten georganiseerd in de kerken.

    In bovenstaande initiatieven heeft vooral sociaal werk van De Boei steeds een verbindende rol gespeeld om deze initiatieven ook een plaats te geven in de (in)formele hulp aan inwoners.

    De rol van de gemeente hierin is vooral geweest om de verbinding te leggen en mee te denken bij initiatieven waaraan lokaal behoefte bestaat en dit een plek te laten hebben binnen het geheel van de (zorg)infrastructuur.

    2.4. Werk & Inkomen (participatie) Vrijwilligers functioneren als maatjes voor onder andere het invullen van formulieren,

    tegengaan van schulden, taalbevordering, integratie, juridisch advies, sociale contacten en zoeken naar (vrijwilligers)werk. Deze vrijwilligers worden vanuit verschillende organisaties begeleid, zoals De Boei en de Genadebron. Het grote aanbod aan vrijwilligers is ontstaan vanuit de kracht die in onze gemeente bestaat om oplossingen te zoeken voor problemen die inwoners aan het hart gaan en die passen bij deze gemeenschap. In de professionalisering van de vrijwilligers en de beeldvorming wie nu waarvan is, kunnen nog slagen gemaakt worden;

  • 27

    De rol van de gemeente hierin is vooral geweest om de verbinding te leggen, waarbij de verbinding met uitvoeringsorganisatie BBS en PLANgroep verstevigd is, maar nog wel de nodige aandacht vraagt.

    3. Basis(zorg)infrastructuur Met verschillende maatschappelijk partners in de gemeente, de regio Eemland en de arbeidsmarktregio Amersfoort heeft de gemeente relaties, die ervoor zorgen dat de basiszorginfrastructuur goed en stevig is geregeld. Door het bevorderen van preventieve activiteiten en/of ze te subsidiëren, proberen we stappen te maken die de inzet van zwaardere zorg mogelijk kunnen voorkomen. We hebben geïnvesteerd in de preventie door activiteiten te ondersteunen die daar een rol in kunnen spelen zoals bijvoorbeeld het bezoekproject 75+. Ook is ingezet op het versterken van contacten met huisartsen en andere eerste lijnorganisaties, zodat problemen eerder en integraler worden aangepakt. De maatschappelijke partners zijn de afgelopen periode meer betrokken bij de vorming van beleid. Zo is er een co-creatie Vrijwilligers- en Mantelzorg geweest en zijn de nota’s Minimabeleid en Laaggeletterdheid tot stand gekomen in co-creatie met de maatschappelijke partners. Om alle maatschappelijke partners, lokaal en regionaal, van kerken tot specialistische zorgaanbieders, breed met elkaar kennis te laten maken is in het najaar van 2016 een Marktplein Sociaal Domein gehouden in het gemeentehuis. Er waren marktstands om te netwerken en er werden zes workshops gegeven om de maatschappelijke partners te trainen, van ze te leren of samen te brainstormen. Deelnemers vonden het een groot succes. In het najaar van 2018 wordt dit herhaald.

    3.1. Jeugd & Onderwijs Met de basisscholen en de voorschoolse voorzieningen en De Boei is gezamenlijk ingezet op vroeg signaleren van opvoed- en opgroeiproblemen. Dit heeft bijvoorbeeld geresulteerd in eerder en meer registreren in de Verwijsindex Risicojongeren (VIR) (van 2,7% naar 3,7%). Maar ook de pilot Vroeg Signalering op de peuterspeelzalen laat positieve resultaten zien: kinderen en ouders met opvoed- en opgroeivragen (of problemen) worden gesignaleerd en laagdrempelig ondersteund. In 2017 is gestart met de Pilot Dagactiviteiten. Voor jeugdigen is deze pilot gericht op een passend aanbod in vrije tijdsbesteding voor jeugdigen die via het speciaal onderwijs buiten Bunschoten naar school gaan en veelal ook geen gebruik maken van lokale vrije tijdsaanbod. In december 2017 is gestart met een sportclubje onder begeleiding van de buurtsportcoach. En in het voorjaar van 2018 is gestart met een zaterdagclubje met leuke activiteiten ter ontlasting van mantelzorgers/ouders van deze kwetsbare kinderen. Sinds eind 2015 hebben we een Lokale Educatieve Agenda (LEA). Elk jaar wordt op bestuurlijk niveau de thema’s voor het komend jaar vastgesteld. Tevens vindt dan een terugblik (verantwoording) plaats van het afgelopen jaar. Het is een gezamenlijke agenda en de partners zijn gelijkwaardig. Alle betrokken instellingen zijn vertegenwoordigd en zij denken actief mee op de LEA. Per thema is een werkgroep ingesteld waarin zowel de gemeente als betrokken maatschappelijke partners zijn vertegenwoordigd. Lokaal heeft dit geresulteerd in goede samenwerking tussen de kinderopvangorganisaties, basisscholen, het voortgezet onderwijs en het Sociaal Team. Iedere organisatie heeft een eigen contactpersoon bij het Sociaal Team. De samenwerkingsverbanden en de gemeenten in de regio Eemland werken gezamenlijk aan de uitvoering van de Samenwerkingsagenda Passend Onderwijs en Zorg voor de jeugd. Gezamenlijk wordt constructief gewerkt aan verschillende thema’s. Op 1 augustus 2014 is de Wet passend onderwijs ingegaan. Na een opstartperiode zou er resultaat verwacht mogen worden. Uit landelijke evaluaties blijkt dat er nog weinig resultaat is. In onze regio blijkt - ondanks veel inzet – eveneens dat het passend onderwijs nog onvoldoende is door vertaald naar onze eigen gemeente. Dit blijkt ook uit dat het leerlingenvervoer niet is afgenomen door thuisnabij onderwijs te volgen. Lokaal wordt meer integrale samenwerking waar het onderwijs en zorg betreft stapsgewijs vorm gegeven.

  • 28

    De Poortwachtersfunctie dyslexie wordt sinds 1 april 2018 door het Samenwerkingsverband de Eem uitgevoerd. De reden hiervoor is dat de aantallen geïndiceerde dyslexie(zorg) aanzienlijk hoger was dan het landelijke beeld wat flinke overschrijdingen teweeg bracht. Het is nog te vroeg om iets over de resultaten te kunnen zeggen. Het thuiszitterspact regio Amersfoort verloopt naar verwachting. Geen enkel kind langer dan drie maanden thuis zonder passend aanbod van onderwijs en/of zorg blijft de doelstelling. Onlangs heeft het MBO zich eveneens hierbij aangesloten waarmee regio Amersfoort voorop loopt. De regionale aanpak rondom voortijdig schoolverlaters is geïntensiveerd met een nieuwe inrichting van de Regionaal Meld- en Coördinatie (RMC) -functie. Er wordt volop uitvoering gegeven aan de ‘Nota Laaggeletterdheid 2017 – 2021’. De acties verlopen vooralsnog conform het ‘Uitvoeringsplan Voorkomen en terugdringen laaggeletterdheid 2017 – 2018’. Wel blijft het lastig om meer zicht te krijgen op de aantallen. De preventieve aanpak blijkt steeds bekender te worden bij de maatschappelijke partners.

    3.2. Maatschappelijke ondersteuning De gemeente heeft zelf natuurlijk ook een rol in het op peil houden van en het versterken van algemene voorzieningen.

    Onafhankelijke cliëntondersteuning heeft vorm gekregen en wordt door De Boei verzorgd. Wel zien we nog steeds een voorkeur bij cliënten om familie of bekende als ondersteuning in te roepen.

    Sensoor en de digitale Sociale kaart zijn beschikbaar.

    Het organiseren van de zorg van het Sociaal Team en het Zorgloket als vrij toegankelijke gemeentelijke voorziening in het kader van de Jeugdwet en de Wmo. Door Schuldhulpverlening, Werk en inkomen en ook de leerplichtambtenaar er (fysiek) naast te organiseren worden hulpvragen van inwoners zo integraal mogelijk opgepakt.

    Instandhouding van welzijnsvoorzieningen. Sociaal werk, jongerenwerk, ouderenwerk, CLIP van De Boei ondersteunen activiteiten die zelfredzaamheid en participatie vergroten en geven tevens zelf zorg. In 2016 is er specifiek mantelzorg- en vrijwilligersbeleid ontwikkeld met als doel om de mantelzorgers en vrijwilligers te vinden, te versterken, te verlichten en te verbinden. Door de steunpunten voor mantelzorgers en vrijwilligers zijn deze belangrijke groepen in onze samenleving nu beter en eerder in beeld. Het mantelzorgcompliment biedt daarbij erkenning voor de taak van mantelzorgers.

    Andere ontwikkelingsopgaven die we ons zelf hadden gesteld, bijvoorbeeld om huishoudelijke hulp in de vorm van een algemene voorziening mogelijk te maken, en ook om dit voor mantelzorgers als voorziening aan te bieden, hebben we gerealiseerd. Verder hebben we geïnventariseerd wat er aan algemene voorzieningen in deze gemeente beschikbaar is en onderzocht waar er nog behoefte lag en voor welke groepen dat gold. Dit heeft o.a.in 2018 geleid tot de pilot dagactiviteiten voor kwetsbare volwassenen/ ouderen georganiseerd door De Boei. De bedoeling is om hiermee een voorziening te creëren, met begeleiding van vrijwilligers, voor inwoners die het moeilijk vinden om nog sociaal contact te leggen of te onderhouden, maar daar wel behoefte aan hebben. Dit om een zinvolle dag invulling te bevorderen en/of overbelasting van de mantelzorger te voorkomen. Ook is nieuw beleid geschreven om doelgroepenvervoer kwalitatief te borgen voor de komende jaren. Vooralsnog zijn er geen wijzigingen ten aanzien van de beleid over het leerlingenvervoer. In het voorkomen van uithuiszettingen zijn grote stappen gemaakt. De uithuiszettingen wordt niet alleen feitelijk benaderd vanuit de huisraad op straat, maar ook maatschappelijk. Door samenwerking van politie, handhaving, Sociaal Team en schuldhulpverlening wordt 90% van de uithuiszettingen voorkomen. De overige 10% is een gecontroleerde uithuiszetting. Niemand komt op straat te staan. Naast het voorkomen van uithuiszettingen is ook gestart met een pilot voor vroegsignalering. In een samenwerking van de gemeente met onder andere de wooncorporatie Gooi- en Omstreken, worden signalen opgepakt om achterstallige betalingen op te lossen en nieuwe te

  • 29

    voorkomen. Veelal gaat het hierbij om anders omgaan met geld en om informeren hoe mensen aan meer geld kunnen komen. Zelfredzaamheid en participatie vragen ook om een omgeving die zo min mogelijk drempels opwerpt, ook hiervoor is blijvend aandacht in de openbare omgeving. Instandhouding van sportvoorzieningen, cultuur en voldoende mogelijkheden voor recreatie etc. bieden inwoners eveneens de mogelijkheid om mee te doen.

    3.3. Werk & Inkomen (Participatie) We hebben geïnvesteerd in de vroegsignalering en preventie door activiteiten te ondersteunen die daar een rol in kunnen spelen, bijvoorbeeld De Geldkrant. We hebben geïnvesteerd in de kennis van maatschappelijke partners door middel van co-creaties, bijeenkomsten als het Marktplein Sociaal Domein en door voorlichtingsbijeenkomsten. Daarnaast is geïnvesteerd in veralgemeniseren van individuele minimavoorzieningen. Een voorbeeld hiervan is de voorziening voor sport- en cultuur voor minima. Daarvoor was eerst een beschikking vanuit de uitvoeringsorganisatie BBS nodig. Sinds 2017 is dit een algemene voorziening vanuit het Jeugdfonds Sport en Cultuur.

    3.4. Sport De raad heeft tijdens de vergadering van oktober 2017 het college de vraag gesteld of Sport ook in het beleid Sociaal Domein zou passen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de raakvlakken met het beleid Sociaal Domein. Sport als middel Hoewel er geen expliciet beleidskader sport bestaat, zijn er diverse verbindingen tussen sport en het beleid in het sociaal domein gelegd. Sport als middel is bij uitstek een instrument om bijvoorbeeld de gezondheid te bevorderen en participatie te stimuleren, waarbij de sportvereniging veelal als ontmoetingsplek fungeert. Afgelopen jaren is hier voornamelijk via de inzet van buurtsportcoaches invulling aan gegeven, en zijn er ook daadwerkelijk verbindingen tot stand gekomen door de uitvoering van een drietal projecten. Sport en onderwijs

    De buurtsportcoaches hebben in het werkplan ‘sport en onderwijs’ de opdracht gekregen om kwalitatieve gymlessen te verzorgen in het primair onderwijs. Het geven van kwalitatieve gymlessen door vakleerkrachten zorgt ervoor dat kinderen zich motorisch blijven ontwikkelen en zij derhalve minder snel zullen afhaken op het gebied van sport. De gymlessen door de buurtsportcoaches (allen met een ALO-diploma en 1e graad lesbevoegdheid) zijn afgelopen schooljaren gegeven aan de groepen 4, 5 en 6 van de De Vlucht, De Ark, De Wegwijzer, De Grondtoon en de Van Amerongenschool. Sport en Sociaal Team Vanuit het werkplan ‘sport en Sociaal Team’ werd ingezet op het activeren van jongeren via sportinstuif, waar gemiddeld 20 deelnemers per instuif aan deelgenomen hebben. Daarnaast zijn de buurtsportcoaches begonnen met het zogeheten ‘sportclubje’ (zie 3.1.), en treden de buurtsportcoaches op als aanspreekpunt voor het jeugdfonds sport en cultuur (zie 3.3.). Sportstimulering Het werkplan sportstimulering had de afgelopen jaren het bevorderen van een gezonde (actieve) leefstijl als voornaamste doelstelling. Hier werd voornamelijk invulling aan gegeven via sportkeuzetesten en MRT-lessen, trainers voor de klas, kies je sport en sportdagen. De sportkeuzetesten werden op alle basisscholen in groep 4 aangeboden. De buurtsportcoaches namen een test af waarna de kinderen een rapportje kregen met een advies om een bepaalde sport te gaan beoefenen waarin zij de hoogste succesbeleving zullen ervaren. In afgelopen 3 schooljaren hebben in totaal ruim 750 kinderen deelgenomen. Op basis van de sportkeuzetesten werden bovendien jaarlijks 30 kinderen uitgenodigd om deel te nemen aan MRT-lessen. Het doel van de MRT-lessen is om kinderen die wat moeilijker bewegen extra lessen te geven, zodat zij motorisch weer mee kunnen met de