Inspectierapport - KDV Mijn Kleine · PDF fileVeldinstrument observatie kindercentrum 0-4 jaar...
Click here to load reader
Transcript of Inspectierapport - KDV Mijn Kleine · PDF fileVeldinstrument observatie kindercentrum 0-4 jaar...
Inspectierapport Mijn Kleine Ster (KDV)
Vondellaan 29 1942LE BEVERWIJK
Registratienummer 157981629
Toezichthouder: GGD Kennemerland
In opdracht van gemeente: Beverwijk Datum inspectie: 11-11-2015
Type onderzoek: Jaarlijks onderzoek Status: Afgesloten
2 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
Inhoudsopgave
Het onderzoek .............................................................................................................................. 3
Observaties en bevindingen .......................................................................................................... 4
Pedagogisch klimaat ................................................................................................................. 4
Personeel en groepen ............................................................................................................... 6
Veiligheid en gezondheid .......................................................................................................... 7
Accommodatie en inrichting ...................................................................................................... 8
Ouderrecht ............................................................................................................................... 9
Inspectie-items .......................................................................................................................... 10
Gegevens voorziening................................................................................................................. 17
Gegevens toezicht ...................................................................................................................... 17
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum ................................................................................... 18
3 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
Het onderzoek
Onderzoeksopzet
Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek.
Beschouwing
Op 11 november 2015 heeft GGD Kennemerland, in opdracht van gemeente Beverwijk een onaangekondigde inspectie uitgevoerd bij KDV Mijn Kleine Ster te Beverwijk.
Tijdens dit jaarlijkse inspectiebezoek zijn de voorwaarden (die verder zijn uitgewerkt in dit rapport) uit de Wet Kinderopvang getoetst. Deze beschouwing beschrijft de resultaten bij de uitgevoerde
inspectie.
Kinderdagverblijf 'Mijn Kleine Ster' is een kleinschalige particuliere kinderopvang. De locatie is
gevestigd in een herenhuis aan de Vondellaan in Beverwijk. Er is één groep met kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. Het kinderdagverblijf is geopend van maandag tot en met vrijdag van 7.45
tot 18.15 uur. Er werkt een vast team van vier beroepskrachten en er wordt gebruik gemaakt van twee stagiaires. De houder is dagelijks aanwezig. In geval van ziekte of afwezigheid vallen de vaste
beroepskrachten voor elkaar in.
Op dit moment voldoet KDV Mijn Kleine Ster aan de tijdens deze inspectie getoetste voorwaarden
uit de Wet Kinderopvang.
De houder gaat akkoord met de inhoud van het inspectierapport en heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.
Advies aan College van B&W Geen handhaving.
4 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
Observaties en bevindingen
Pedagogisch klimaat
Tijdens dit jaarlijkse onderzoek is het pedagogisch beleid en de pedagogische praktijk getoetst.
Pedagogisch beleid
Er is een pedagogisch beleidsplan opgesteld voor kinderdagverblijf Mijn Kleine Ster. Het beleidsplan voldoet aan de gestelde eisen.
Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan.
De beroepskrachten handelen volgens de uitgangspunten en werkinstructies in het pedagogisch
beleids- en werkplan van KDV Mijn Kleine Ster.
Het oordeel van de toezichthouder ten aanzien van de pedagogische praktijk is tot stand gekomen door een veelheid aan waarnemingen tijdens de observatie van de pedagogische praktijk. Voor
deze observatie van de pedagogische praktijk maakt de toezichthouder gebruik van het
Veldinstrument observatie kindercentrum 0-4 jaar (opgesteld door GGD GHOR Nederland, versie januari 2015). De beschrijvingen, die na het onderstreepte sleutelwoord zijn weergegeven, zijn aan
dit instrument ontleend en tijdens het onderzoek op locatie geconstateerd.
Bij het beoordelen van de observaties is uitgegaan van 4 basiscompetenties vanuit de Wet Kinderopvang, waaraan de pedagogische praktijk minimaal moet voldoen, namelijk:
emotionele veiligheid;
persoonlijke competentie; sociale competentie;
overdracht van normen en waarden. De observatie van de pedagogische praktijk heeft plaatsgevonden tijdens het vrij spelen binnen en
buiten en tijdens een eetmoment.
Op KDV Mijn Kleine Ster worden de emotionele veiligheid, de persoonlijke competentie, de sociale
competentie en de overdracht van normen en waarden voldoende gewaarborgd. Hieronder volgen voorbeelden waaruit dit blijkt.
Emotionele veiligheid
Respectvol contact
De beroepskrachten gedragen zich sensitief en responsief naar de kinderen. Zij laten actief merken dat zij het kind begrijpen en reageren daar adequaat op. Wanneer één van de baby’s moet huilen,
benoemt de beroepskracht dat zij ziet dat het kind honger heeft. Ze zegt: ‘Ik snap het hoor, ik hoor jou, ik ga eten voor jou maken’.
Sfeer De sfeer is ontspannen. De baby’s zijn hoorbaar en zichtbaar ‘bezig’: geluidjes, kirren, met handje
ergens op slaan, kruipen. In de buitenruimte is een afgescheiden gedeelte voor de baby’s. Hier ligt zacht kunstgras en los speelmateriaal voor de kinderen. Een van de beroepskrachten zit buiten met
een paar baby’s. De kinderen zijn rustig aan het spelen en genieten zichtbaar.
Persoonlijke competentie
Wederkerigheid De beroepskrachten en de kinderen waarderen elkaars aanwezigheid door samen te praten, naar
elkaar te luisteren, plezier te maken, ervaringen te delen. Ieders inbreng draagt bij aan de wederzijdse relatie en interactie. Wanneer de peuters uit bed gehaald worden krijgt ieder kind
persoonlijke aandacht van de beroepskracht. Hun haren worden mooi gekamd en verzorgd en de
beroepskracht gaat een gesprekje aan met de kinderen.
5 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
Taalverrijking In het dagprogramma zijn altijd activiteiten opgenomen die gericht zijn op en/of aanzetten tot
taalverrijking (voorlezen, taalspelletjes, liedjes, rijm, verwoorden van ervaringen). Gedurende de middag spreken de beroepskrachten veel met de kinderen. Zij verwoorden naar baby’s toe welke
handelingen zij verrichten, er worden diverse boekjes aangeboden aan de oudere kinderen en er wordt veel met en voor de kinderen gezongen.
Sociale competentie Stimulerend contact
De beroepskrachten moedigen gesprekjes tussen henzelf en de kinderen, en tussen kinderen onderling aan, door zowel luisteren als praten. Beroepskracht en kind dragen beiden bij aan de
inhoud en voortgang van het gesprek. Als er iets gebeurt, is dit aanleiding voor een gesprek met
individuele kinderen, in een klein groepje of met de hele groep. Tijdens het eetmoment heeft de beroepskracht het met de kinderen over St. Maarten. Samen met de kinderen worden er liedjes
gezongen die zij in de avond kunnen zingen als zij langs de deuren gaan. De kinderen mogen om de beurt kiezen welk liedje zij willen zingen. De beroepskracht draagt er zorg voor dat alle kinderen
betrokken worden bij het groepsmoment.
Aanmoedigen onderling contact
De beroepskrachten moedigen interactie tussen leeftijds- en/of groepsgenootjes aan. Zij helpen de kinderen om contact met elkaar te maken. Zij bieden spel aan dat aanzet tot overleg, afstemmen,
elkaar helpen, emoties delen. Als de peuters uit bed gehaald worden gaan zij aan tafel zitten. De beroepskracht legt verschillende boekjes neer op tafel en de kinderen mogen zelf kiezen welk boek
zij willen lezen. Wanneer een kind aangeeft dat het een boek van zijn buurvrouw wil lezen geeft de
beroepskracht aan dat het kind kan vragen aan zijn buurvrouw of dit mag. En het werkt. Andere kinderen volgen het voorbeeld ook en de beroepskracht zegt: ‘Wat lief, iedereen gaat delen.’
Overdracht van normen en waarden
Sociaal babygedrag De beroepskrachten stimuleren contact van baby’s met oudere kinderen. Baby’s worden bij elkaar
gezet zodat zij onderling (oog)contact kunnen maken en op elkaar kunnen reageren.
Beroepskrachten benoemen wat er gebeurt in het contact tussen baby en anderen. De baby’s worden bij elkaar op een kleed op de grond gelegd zodat zij naast elkaar kunnen spelen. Twee
kinderen trekken aan hun sokken en de beroepskracht zegt: ‘Vinden jullie het leuk om jullie sokken uit te trekken? Dat is ook leuk he?!’ Wanneer een baby hard begint te huilen en een ander kind
hiervan schrikt legt de beroepskracht aan het betreffende kind uit waarom de baby moet huilen, de
baby heeft honger, ze benoemt dat ze ziet dat het kind hiervan schrikt.
Inbreng, meebeslissen, meedoen De beroepskrachten geven ruimte aan kinderen om bij (sommige) activiteiten aan te geven waar
hun voorkeur naar uitgaat. Zij krijgen taken en inbreng om programmaonderdelen uit te voeren. Ieder kind krijgt naar eigen vermogen de kans om hierin te delen. Tijdens het eetmoment mogen
de kinderen mee helpen met het tellen van de bekers, ook mogen ze zelf kiezen uit welke beker ze
willen drinken. Hierna mogen de kinderen aangeven of zij buiten willen gaan spelen en worden zij gestimuleerd om zelf hun schoenen en jas aan te trekken.
Gebruikte bronnen:
Vragenlijst oudercommissie
Interview houder Interview anderen (de beroepskrachten die op de dag van het inspectiebezoek aanwezig zijn)
Observaties Website (www.mijnkleinester.com)
Pedagogisch beleidsplan, versie: december 2015
6 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
Personeel en groepen
KDV Mijn Kleine Ster heeft één stamgroep voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar en staat
met twaalf kindplaatsen geregistreerd in het LRKP.
De beroepskrachten werken volgens een vast personeelsrooster. Er wordt gebruik gemaakt van twee stagiaires. In geval van ziekte of afwezigheid vallen de vaste beroepskrachten voor elkaar in.
Verklaring omtrent het gedrag Alle medewerkers beschikken over een verklaring omtrent het gedrag die voldoet aan de gestelde
voorwaarden.
Passende beroepskwalificatie Alle medewerkers beschikken over een passende beroepskwalificatie.
Opvang in groepen De opvang vindt plaats in één stamgroep met maximaal twaalf kinderen in de leeftijd van 0 tot 4
jaar oud.
Beroepskracht-kindratio
Uit een gesprek met de beroepskrachten, het pedagogisch werkplan van KDV Mijn Kleine Ster, de plaatsings- en presentielijsten van de kinderen van september, oktober en november 2015 en de
bijbehorende personeelsroosters blijkt dat er aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan.
Gebruik van de voorgeschreven voertaal Tijdens de opvang spreken de beroepskrachten Nederlands.
Gebruikte bronnen: Vragenlijst oudercommissie
Interview houder Interview anderen (de beroepskrachten die op de dag van het inspectiebezoek aanwezig zijn)
Observaties
Website (www.mijnkleinester.com) Verklaringen omtrent het gedrag
Diploma's beroepskrachten Plaatsingslijsten, september, oktober en november 2015
Presentielijsten, september, oktober en november 2015 Personeelsrooster
Pedagogisch beleidsplan, versie: december 2015
7 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
Veiligheid en gezondheid
De inhoud van dit domein belicht de inspectiebevindingen over de onderwerpen veiligheid en
gezondheid.
Per item worden eerst de bevindingen beschreven over KDV Mijn Kleine Ster. Daarna volgt een oordeel op basis van de wettelijke criteria.
Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid
Op KDV Mijn Kleine Ster is een risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid aanwezig en deze is toegankelijk voor de beroepskrachten en de stagiaires. De risico-inventarisatie veiligheid en de
risico-inventarisatie gezondheid worden jaarlijks uitgevoerd.
De risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid zijn uitgevoerd in alle voor kinderen toegankelijke
ruimtes en op alle specifieke onderdelen. Er wordt beschreven welke risico's kinderen lopen en de blijvende maatregelen die genomen zijn, worden aangegeven. Daar waar nodig wordt de voortgang
beschreven in een plan van aanpak met de te nemen acties en de verantwoordelijke persoon.
Iedere maand is er een teamoverleg waarbij vaste agendapunten worden behandeld. Het
veiligheids- en gezondheidsbeleid is altijd een vast agendapunt.
Uit de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid, observaties en een gesprek met de beroepskrachten en houder blijkt dat er wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden.
Meldcode kindermishandeling
De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld die voldoet aan de gestelde eisen. De meldcode ligt voor de beroepskrachten op een toegankelijke plek en wordt in ieder geval
jaarlijks tijdens werkoverleg besproken.
Het protocol is het afgelopen jaar niet gehanteerd omdat er geen situatie heeft voorgedaan waarbij
een vermoeden van kindermishandeling bestond.
Vierogenprincipe De houder heeft een vierogenbeleid opgesteld. De oudercommissie is in de gelegenheid gesteld
hier advies op te geven. Beroepskrachten voeren dit beleid uit.
De houder organiseert de opvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht of de beroepskracht in
opleiding de werkzaamheden kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.
Gebruikte bronnen:
Vragenlijst oudercommissie
Interview houder Interview anderen (de beroepskrachten die op de dag van het inspectiebezoek aanwezig zijn)
Observaties Risico-inventarisatie veiligheid, versie: mei 2015
Risico-inventarisatie gezondheid, versie: mei 2015 Actieplan veiligheid
Actieplan gezondheid
Ongevallenregistratie Meldcode kindermishandeling
Pedagogisch beleidsplan, versie: december 2015
8 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
Accommodatie en inrichting
De inhoud van dit domein belicht de inspectiebevindingen over de onderwerpen accommodatie en
inrichting.
KDV Mijn Kleine Ster is gevestigd in een herenhuis aan de Vondellaan in Beverwijk. De ruime tuin vormt de buitenspeelruimte.
Binnenruimte
De toezichthouder constateert dat er voldoende binnenspeelruimte beschikbaar is en dat deze is ingericht naar de leeftijd en ontwikkeling gebonden behoeften van de kinderen.
Er wordt gebruik gemaakt van een afzonderlijke slaapruimte die voldoende is afgestemd op het
aantal op te vangen kinderen. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van stretchers.
De binnenruimte voldoet aan de wettelijke eisen voor de inrichting van de binnenruimte.
Buitenspeelruimte
De buitenspeelruimte is aangrenzend en toegankelijk voor de kinderen. Er is voldoende
buitenspeelruimte beschikbaar en deze is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen. Voor de baby's is er een aparte, afgeschermde, buitenspeelruimte
beschikbaar.
De buitenspeelruimte voldoet aan de gestelde voorwaarden.
Gebruikte bronnen:
Interview houder Interview anderen (de beroepskrachten die op de dag van het inspectiebezoek aanwezig zijn)
Observaties Website (www.mijnkleinester.com)
Pedagogisch beleidsplan, versie: december 2015
9 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
Ouderrecht
Dit hoofdstuk belicht de inspectiebevindingen over het domein 'ouderrecht'. Per item worden eerst
de bevindingen beschreven over KDV Mijn Kleine Ster. Daarna volgt een oordeel op basis van de wettelijke criteria.
Informatie
De houder informeert de ouders via:
de website; het intakegesprek;
een informatieboekje. Er wordt voldaan aan de wettelijke eisen op het gebied van informatie aan ouders.
Oudercommissie
KDV Mijn Kleine Ster heeft een oudercommissie ingesteld bestaande uit drie leden. De houder
heeft een reglement opgesteld dat voldoet aan de gestelde eisen.
De toezichthouder heeft de oudercommissie van KDV Mijn Kleine Ster een vragenlijst toegestuurd. Uit deze vragenlijst blijkt dat er wordt voldaan aan de gestelde eisen met betrekking tot het
adviesrecht van de oudercommissie.
Klachten
Op de website en in het informatieboekje van Mijn Kleine Ster staat de regeling voor de behandeling van klachten van ouders beschreven.
Mijn Kleine Ster is voor klachten van ouders en de oudercommissie aangesloten bij de Zuid-
Hollandse Centrale Klachtencommissie Kinderopvang (ZcKK).
De oudercommissie is op de hoogte van de klachtenregeling oudercommissie en van haar
adviesrecht.
Er is een openbaar klachtenverslag Klachten 2014 ouders en oudercommissie opgesteld en deze is
voor 1 juni 2015 aan de GGD gezonden.
De toezichthouder concludeert dat de houder voldoet aan de wettelijke eisen op het gebied van klachtenrecht.
Gebruikte bronnen:
Vragenlijst oudercommissie
Interview houder Interview anderen (de beroepskrachten die op de dag van het inspectiebezoek aanwezig zijn)
Reglement oudercommissie Informatiemateriaal voor ouders
Website (www.mijnkleinester.com)
Pedagogisch beleidsplan, versie: mei 2015 Klachtenregeling
Jaarverslag klachtenregeling 2014, ontvangen op 14 april 2015
10 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
Inspectie-items
Pedagogisch klimaat
Pedagogisch beleid
De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie
op de omgang met kinderen is beschreven. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het pedagogisch beleidsplan staat in duidelijke en observeerbare termen het volgende beschreven: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de
mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de
maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de stamgroep. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub b Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub d Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is
vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub g Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is
vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum wordt ingezet in afwijking van de beroepskracht-kindratio. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub g Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop
kinderen kunnen wennen aan een nieuwe stamgroep waarin zij zullen worden opgevangen. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub e Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen het beleid ten aanzien van het gebruik maken van kinderopvang gedurende extra dagdelen. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub f Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop het
vierogenprincipe is vormgegeven. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub h Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop
beroepskrachten in de dagopvang bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen of andere
problemen signaleren en ouders doorverwijzen naar passende instanties die hierbij verdere ondersteuning kunnen bieden. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub i Regeling kwaliteit k inderopvang en peuterspeelzalen)
Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop beroepskrachten in de dagopvang worden toegerust voor de taak van signaleren en doorverwijzen
en op welke wijze zij daarbij ondersteund worden. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub j Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
11 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
Pedagogische praktijk
De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van
persoonlijke competentie te komen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder draagt zorg voor het uitvoeren van het vierogenprincipe overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5a en 7 lid 1 sub h Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Personeel en groepen
Verklaring omtrent het gedrag
De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum
exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart
2013. (art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is vóór aanvang
van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee
maanden. (art 1.50 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Een verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht, vrijwilliger, is niet ouder dan
twee jaar. (art 1.50 lid 4, 8 en 9, art 1.57 lid 1, 2, 3 en 5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Passende beroepskwalificatie
Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden, overeenkomstig de voorwaarden in de cao kinderopvang. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Opvang in groepen
De opvang vindt plaats in stamgroepen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
12 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
De houder informeert de ouders en de kinderen in welke stamgroep het kind verblijft en welke
beroepskrachten op welke dag bij welke groep horen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.54 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De stamgroep bestaat uit maximaal 12 kinderen tot 1 jaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit
kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF
De stamgroep bestaat uit maximaal 16 kinderen van 0 tot 4 jaar waarvan maximaal 8 kinderen tot
1 jaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Bes luit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Ieder kind heeft maximaal drie vaste beroepskrachten waarvan er dagelijks minimaal één
werkzaam is op de groep van het kind. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 en 6 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Beroepskracht-kindratio
De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige
kinderen in de groep bedraagt ten minste:
- 1 beroepskracht per 4 aanwezige kinderen tot 1 jaar; - 1 beroepskracht per 5 aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar;
- 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar; - 1 beroepskracht per 8 aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar.
Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 7 en 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder heeft geregeld dat een andere volwassene telefonisch bereikbaar is en binnen 15
minuten aanwezig kan zijn in geval van een calamiteit, indien conform de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 12 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Bij een openingstijd van 10 uur of langer kunnen ten hoogste drie uur per dag, niet
aaneengesloten, minder beroepskrachten ingezet worden dan volgens de beroepskracht-kindratio vereist is. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De drie uur afwijkende inzet betreft uitsluitend de tijd voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens de voor
dat kindercentrum gebruikelijke middagpauze. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De afwijking betreft maximaal anderhalf aaneengesloten uren voor 9.30 en na 16.30 uur en tijdens
de voor dat kindercentrum gebruikelijke middagpauze gedurende maximaal twee uur
aaneengesloten. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt
afgeweken van de beroepskracht-kindratio. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 10 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Indien als gevolg van het afwijken van de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht in het kindercentrum ingezet wordt, dan is er ten minste één andere volwassene in het kindercentrum
aanwezig. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 11 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
13 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
Gebruik van de voorgeschreven voertaal
De voorgeschreven voertaal wordt gebruikt. (art 1.55 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
OF Er wordt een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in deze
specifieke omstandigheid daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde
gedragscode. (art 1.55 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Veiligheid en gezondheid
Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid
De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie veiligheid op voor alle voor kinderen toegankelijke
ruimtes in een kindercentrum, waaronder de buitenspeelruimte. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 sub f Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder heeft een risico-inventarisatie veiligheid betreffende de actuele situatie. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 sub f Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder beschrijft de veiligheidsrisico’s op de thema’s: verbranding, vergiftiging, verdrinking,
valongevallen, verwondingen, beknelling, botsen, stoten, steken en snijden. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a en lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn,
respectievelijk worden genomen in verband met de veiligheidsrisico’s, alsmede de samenhang
tussen de veiligheidsrisico’s en de maatregelen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De registratie van ongevallen bevat per ongeval de aard en plaats van het ongeval, het jaar waarin
het ongeval zich heeft voorgedaan en een overzicht van getroffen maatregelen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van de vastgestelde risico-inventarisatie veiligheid. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder stelt jaarlijks een risico-inventarisatie gezondheid op. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 sub f Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder heeft een risico-inventarisatie gezondheid betreffende de actuele situatie. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 5 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 sub f Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
De houder beschrijft de gezondheidsrisico’s op de thema’s: ziektekiemen, binnenmilieu,
buitenmilieu en medisch handelen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub a en lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
In het plan van aanpak geeft de houder aan welke maatregelen op welk moment zijn respectievelijk worden genomen in verband met de gezondheidsrisico’s, alsmede de samenhang
tussen de gezondheidsrisico’s en de maatregelen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 1 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
14 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
De houder zorgt ervoor dat personen werkzaam bij het kindercentrum kennis kunnen nemen van
de vastgestelde risico-inventarisatie gezondheid. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 en 1.51 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 2 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Meldcode kindermishandeling
De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld welke voldoet aan de beschreven
eisen. (art 1.51a lid 1, 2, 3 en 5 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2a Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode. (art 1.51a lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Vierogenprincipe
De houder organiseert de opvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht of de beroepskracht in
opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 2 sub b Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Accommodatie en inrichting
Binnenruimte
Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 8 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Per aanwezig kind in het kindercentrum is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar, waaronder mede begrepen passend voor spelactiviteiten ingerichte ruimtes buiten de
groepsruimte. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 8 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De binnenruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 8 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Er is een afzonderlijke slaapruimte voor in ieder geval kinderen tot anderhalf jaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 9 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De slaapruimte is afgestemd op het aantal op te vangen kinderen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 9 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
Buitenspeelruimte
Per aanwezig kind in het kindercentrum is ten minste 3 m² buitenspeelruimte beschikbaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De buitenspeelruimte is voor kinderen toegankelijk. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De buitenspeelruimte is aangrenzend aan het kindercentrum. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen
kinderen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 6 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 10 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen)
15 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
Ouderrecht
Informatie
De houder informeert de ouders over het te voeren beleid. (art 1.54 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen. Indien geen website aanwezig is legt de houder een
afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. (art 1.54 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Oudercommissie
De houder heeft een reglement oudercommissie vastgesteld. (art 1.59 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Het reglement omvat regels omtrent het aantal leden. (art 1.59 lid 2 sub a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Het reglement omvat regels omtrent de wijze van kiezen van de leden. (art 1.59 lid 2 sub b Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Het reglement omvat regels omtrent de zittingsduur van de leden. (art 1.59 lid 2 sub c Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Het reglement omvat geen regels omtrent de werkwijze van de oudercommissie. (art 1.59 lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder heeft een oudercommissie ingesteld. (art 1.58 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder en personen werkzaam bij het kindercentrum, zijn geen lid. (art 1.58 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De leden worden gekozen uit en door de ouders. (art 1.58 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder stelt de oudercommissie in de gelegenheid haar eigen werkwijze te bepalen. (art 1.58 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder stelt de oudercommissie in staat haar advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit met betrekking tot de genoemde onderwerpen in artikel 1.60 van de Wet kinderopvang en
kwaliteitseisen peuterspeelzalen. (art 1.60 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder verstrekt de oudercommissie tijdig en desgevraagd schriftelijk alle informatie die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. (art 1.60 lid 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
Klachten
De houder treft een regeling voor de behandeling van klachten van ouders die voldoet aan de beschreven eisen. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder brengt de klachtenregeling voor ouders op passende wijze bij hen onder de aandacht. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder ziet erop toe dat de klachtencommissie voor ouders werkt met een reglement. (art 2 lid 3 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar klachtenverslag van ouders wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen wordt aangegeven. (art 2 lid 7 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder zendt het klachtenverslag van ouders voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar
aan de GGD. (art 2 lid 9 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
16 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
De houder treft een regeling voor de behandeling van klachten van de oudercommissie over een
door hem genomen besluit als bedoeld in artikel 1.60, eerste lid die voldoet aan de beschreven eisen. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder brengt de klachtenregeling oudercommissie op passende wijze bij hen onder de
aandacht. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder zorgt voor naleving van de klachtenregeling oudercommissie. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen)
De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar klachtenverslag oudercommissie wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen wordt
aangegeven. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 7 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
De houder zendt het klachtenverslag oudercommissie voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 2 lid 9 Wet klachtrecht cliënten zorgsector)
17 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
Gegevens voorziening
Opvanggegevens
Naam voorziening : Mijn Kleine Ster Website : http://www.mijnkleinester.nl
Aantal kindplaatsen : 12
Gesubsidieerde voorschoolse educatie : Nee
Gegevens houder Naam houder : Maria Blanca Sanz Pinedo
KvK nummer : 34289111
Gegevens toezicht
Gegevens toezichthouder (GGD)
Naam GGD : GGD Kennemerland Adres : Postbus 5514
Postcode en plaats : 2000GM HAARLEM
Telefoonnummer : 023-7891613 Onderzoek uitgevoerd door : Carolien van Opstal
Gegevens opdrachtgever (gemeente)
Naam gemeente : Beverwijk Adres : Postbus 450
Postcode en plaats : 1940AL BEVERWIJK
Planning
Datum inspectie : 11-11-2015 Opstellen concept inspectierapport : 11-11-2015
Vaststelling inspectierapport : 24-12-2015
Verzenden inspectierapport naar houder : 24-12-2015 Verzenden inspectierapport naar
gemeente
: 24-12-2015
Openbaar maken inspectierapport : 28-12-2015
18 van 18 Definitief inspectierapport dagopvang jaarlijks onderzoek 11-11-2015 Mijn Kleine Ster te BEVERWIJK
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum
De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport.
De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen.