inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel...

20
inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen gemeentelijke stedenbouwkundige verordening de panne | juni 2014 | definitief ontwerp Verwijderd: maart

Transcript of inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel...

Page 1: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen gemeentelijke stedenbouwkundige verordening

de panne | juni 2014 | definitief ontwerp 2

Verwijderd: maart

Page 2: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

2

Inhoud

Inleiding ...................................................................................................................................... - 3 - Hoofdstuk 1.  Toepassingsgebied ........................................................................................... - 4 - Hoofdstuk 2.  Definities ........................................................................................................... - 4 - Hoofdstuk 3.  Inplanting en volume van de bouwwerken ....................................................... - 7 - 

A.  Bezonning .......................................................................................................................... - 7 - 

B. Dagverlichting ........................................................................................................................ - 7 - Hoofdstuk 4.  Hoofd- en bijgebouwen ..................................................................................... - 8 - 

A. Vrijstaande en halfvrijstaande bouwwerken ......................................................................... - 8 - 

B. Bijgebouw .............................................................................................................................. - 8 - Hoofdstuk 5.  Omgeving van de bouwwerken ........................................................................ - 9 - 

A. Onbebouwde gedeelten ........................................................................................................ - 9 - 

B. Bereikbaarheid van gebouwen ............................................................................................ - 11 - 

C. Afsluitingen .......................................................................................................................... - 11 - Hoofdstuk 6.  Uiterlijk van de bouwwerken ........................................................................... - 12 - Hoofdstuk 7.  Windschermen, luifels en terrassen ............................................................... - 15 - Hoofdstuk 8.  Reclames ........................................................................................................ - 17 - Hoofdstuk 9.  Verlichting ....................................................................................................... - 18 - Hoofdstuk 10.  Tuinhuisjes .................................................................................................... - 18 - 

colofon

project: gemeentelijke stedenbouwkundige verordening

opdrachtgever: GEMEENTE DE PANNE

opdrachtnemer: OMGEVING cvba | uitbreidingstraat 390 |

2600 berchem-antwerpen | t 03 448 22 72 | f 03 440 13 93

Page 3: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

3

Inleiding

Deze deelverordening focust op het uiterlijk van de gebouwen en percelen en geeft hiervoor

regels aan om de goede ruimtelijke ordening voor de betreffende aspecten te kunnen

beoordelen en toepassen. In functie van de concrete situatie en draagkracht van de plek kan de

vergunningverlenende overheid evenwel strikter zijn dan de bepalingen van deze

deelverordening wanneer zij dat voor de goede ruimtelijke ordening wenselijk acht.

Deze deelverordening is van toepassing op het hele gemeentelijk grondgebied, met

uitzondering van de plangebieden van goedgekeurde B.P.A.’s, ruimtelijke uitvoeringsplannen

(RUP’s) en goedgekeurde niet-vervallen verkavelingen.

Deze deelverordening vervangt de bestaande gemeentelijke stedenbouwkundige verordening,

het zogenaamde ‘gemeentelijk bouwreglement’, gedeeltelijk, met name voor de artikels 35, 62,

64 en 65.

Samen met de deelverordeningen ‘meldings- en vergunningsplicht’ en ’bouwtechnische

voorschriften en voorschriften voor eengezinswoningen’ vervangt ze het gemeentelijk

bouwreglement volledig.

Page 4: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

4

Hoofdstuk 1. Toepassingsgebied

Artikel 1

Zonder voorafgaande toelating van de vergunningverlenende overheid, mag geen enkel bouw-

of verbouwingswerk worden begonnen. Hiernavolgende voorschriften zijn van toepassing op

1. het oprichten van nieuw bouwwerken

2. de volumevergroting van bestaande bouwwerken, waarbij de voorschriften enkel

toepasselijk zijn op het nieuw volume

3. de verbetering en de wijziging van bestaande bouwwerken, waarbij de voorschriften

enkel toepasselijk zijn op het te wijzigen deel

4. de restauratie van geklasseerde of door de gemeenteraad als cultureel, historisch of

esthetisch waardevol erkende gebouwen. De vergunningverlenende overheid kan in

deze gevallen echter volledige of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van de voorschriften

van deze bouwverordening

5. de werken waarvoor volgens de gewestelijke en gemeentelijke regelgeving alleen een

melding noodzakelijk is.

Deze deelverordening is van toepassing op het hele gemeentelijk grondgebied, met

uitzondering van de plangebieden van goedgekeurde B.P.A.’s, ruimtelijke uitvoeringsplannen

(RUP’s) en goedgekeurde niet-vervallen verkavelingen.

Artikel 2

1. Aan de afgifte van de stedenbouwkundige vergunning kunnen strengere voorwaarden

worden verbonden dan die welke in deze verordening zijn opgenomen o.a. met het oog

op het behoud van a) de harmonie van de gebouwde gehelen, de zichten, perspectieven

en landschappen, b) de groene ruimten en de toeristische voorzieningen.

2. Telkens de onderhavige verordening voorziet dat de vergunningverlenende overheid kan

afwijken of vrijstelling verlenen van bepaalde voorschriften, kan dit enkel gebeuren op

basis van een gemotiveerd verslag.

3. Bij aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning voor niet-volledig bebouwde percelen

dient een plan van de bestaande en nieuwe toestand gevoegd te worden met aanduiding

van hoogstammige bomen, groene en geplaveide partijen. Tevens kan door de

vergunningverlenende overheid een reliëfplan worden geëist.

Hoofdstuk 2. Definities Artikel 3

Onder "woning" dient in deze deelverordening te worden verstaan, elke ruimte of geheel van

ruimten die normaal bestemd zijn om als tijdelijke of blijvende huisvesting te dienen voor een

gezin, voor een alleenstaand persoon of voor een groep met elkaar levende personen,

daaronder begrepen de gemeenschappelijke woningen zoals tehuizen, kinderbewaarplaatsen,

rusthuizen, logies-verstrekkende tehuizen, ziekenhuizen, kostscholen of kloosters.

Verwijderd: het College van Burgemeester en Schepenen

Page 5: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

5

Onder "gevel" van een bouwwerk dient te worden verstaan het buitenvlak van het bouwwerk,

met als hoogte de afstand vanaf het aanpalend maaiveld of trottoir tot de bovenkant van de

dakgoot of de deksteen, en met als breedte de afstand tussen twee opeenvolgende hoeken.

Dat vlak is niet alleen gevormd door de vertikale delen van het bouwwerk, maar insgelijks door

alle uitbouwen en insprongen van dat bouwwerk.

Onder "helft van de gevels van woningen" dient te worden verstaan de helft van de som der

lengten van alle gevels langs welke tenminste één woning daglicht ontvangt.

Onder "gevelbasis" dient te worden verstaan het vloerpeil van de laagste verdieping die een of

meer woningen, kantoren, leslokalen of handelsruimten bevat.

Order "zonshoogte" dient te worden verstaan de in graden uitgedrukte hoek, gemeten in een

vertikaal vlak tussen het vlak van de horizon en de lijn die het oog van de waarnemer met de

zon verbindt.

Onder de "grootste hoogte" van een bouwwerk dient te worden verstaan de grootste van de

vertikale afstanden, gemeten op de gevels van het bouwwerk tussen het hoogste punt ervan en

het ter hoogte van het trottoir gelegen punt of het punt gelegen ter hoogte van het maaiveld

indien het maaiveld hoger ligt dan het trottoir.

Onder "breedte van de openbare weg" dient te worden verstaan de kleinste afstand tussen de

rooilijnen van de openbare weg, gemeten van het op de rooilijn gelegen punt in het midden van

de breedte van de bouwgrond. De rooilijnen van de openbare weg zijn de in een rooilijnplan,

B.P.A. of ruimtelijk uitvoeringsplan vastgestelde rooilijnen en wanneer deze niet bestaan de

feitelijke aanwezige rooilijnen.

Wanneer een straat tegenover de bouwgrond uitmondt wordt de breedte gemeten tot de lijn

getrokken van de ene hoek der straat tot de andere.

Indien de openbare weg slechts één rooilijn heeft (zee, meer, enz.) wordt de breedte

beschouwd als zijnde 20 meter.

Onder "bouwgrond" dient te worden verstaan het terrein waarop het gebouw en zijn

aanhorigheden, hoeven en tuinen inbegrepen, worden opgericht.

Onder "bijgebouw" dient te worden verstaan, een bijkomstig gebouwtje gelegen los van het

hoofdgebouw. Een “carport” is een bijzondere vorm van een bijgebouw dat een open of

gesloten dak heeft en minstens twee open wanden.

Onder de commerciële ‘zone A’ dient te worden verstaan de bebouwing langsheen Zeelaan

tussen Zeedijk en Markt (tot Zeelaan nrs. 57 en 92), omheen Markt en langsheen Zeedijk

tussen Mijnstraat en Halmenstraat.

Onder de commerciële ‘zone B’ dient te worden verstaan de bebouwing langsheen Zeelaan

tussen Markt en Veurnestraat, langsheen Kasteelstraat tussen Zeelaan en Brouwersstraat,

langsheen Nieuwpoortlaan tussen Zeelaan en Dr. A. Depagelaan, langsheen Koning Albertplein

en Bonzellaan, langsheen Duinkerkelaan tussen Zeelaan en Visserslaan en langsheen Zeedijk

tussen Pierre Bortierplein en Halmenstraat en tussen Mijnstraat en Dr. A. Depagelaan.

Onder de toeristische ‘zone C’ dient te worden verstaan de bebouwing langsheen Zeedijk,

Nieuwpoortlaan, Duinkerkelaan, alle straten gelegen tussen Zeedijk, Nieuwpoortlaan,

Duinkerkelaan, en de bebouwing in de Westhoekverkaveling.

Een plan met de afbakening van deze zones is als bijlage bijgevoegd.

Verwijderd: Duinkerkelaan

Verwijderd: omheen Markt,

Verwijderd: Pierre Bortierplein

Page 6: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

6

Onder "woonvertrekken" worden verstaan alle lokalen die dienen voor het verblijf, de

ontspanning, het werk of de rust.

Worden niet als woonvertrekken beschouwd :

− lokalen met een beschikbare vrije hoogte van minder dan 240 cm

− lokalen zonder rechtstreeks daglicht

− badkamers en toiletten

− bergplaatsen, kelders, gangen, technische lokalen, garage en zo meer.

Verder worden voor toepassing van deze deelverordening verstaan onder

1. weg: elke openbare weg met inbegrip van de bevaarbare waterwegen en

spoorwegen, met uitzondering van de gewestwegen. Wat gewest- en

spoorwegen met inbegrip van de bevaarbare waterwegen en

spoorwegen betreft, gelden deze maatregelen als advies

2. toegang: de ruimte nodig ter ontsluiting van een aan een weg aansluitend of

achterliggend perceel en/of bouwwerken en/of installaties

3. omgeving: de op het bijgevoegde plan aangeduide ruimte, gelegen binnen een

straal van (bijv.) 50 m uit de as van de weg op de toegang tot de weg of

rond het gebouw en/of de installatie

4. houtwal: een aarden wal die begroeid is met brem, struiken, struweel en/of hier

en daar een opgaande boom

5. houtkant langgerekte begroeiing die overwegend uit hakhout is samengesteld

6. griend: hakhoutbos, meestal van wilg, volledig afgestemd op de productie van

fijne en buigzame scheuten

7. haag: dichtgesloten begroeiing die als afsluiting gebruikt wordt

8. struweel vegetaties met min of meer gesloten struiklaag, hoger dan één meter.

Hoogte : meestal twee meters en meer

9. hakhout loofbos bestaande uit houtgewas dat men niet hoog laat opschieten

maar voordien dicht bij de grond afzet om de stronken weer te laten

uitspruiten en het zich aldus vormend opslag periodiek te oogsten

10. heraanplanten het opnieuw aanplanten

11. beheersplan een plan dat de toestand van een welbepaald gebied of bos beschrijft

op het ogenblik dat het plan wordt opgesteld en de handelingen voorziet

die in de loop van een beperkt tijdsbestek zullen plaatsvinden uitgaande

van de vooruitzichten en de nagestreefde doelstellingen.

Page 7: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

7

Hoofdstuk 3. Inplanting en volume van de bouwwerken

A. Bezonning en dagverlichting

Artikel 4

Indien voor de omliggende terreinen een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg of ruimtelijk

uitvoeringsplan of een verkavelingsvergunning bestaat, dan worden de bouwwerken die daarop

mochten worden opgericht, verondersteld te zullen worden gebouwd volgens de meest gunstige

plaatsing en met de door dat plan of die gunning toegestane maximale afmetingen.

Bestaat zulk plan of zulke vergunning niet, dan worden de bouwwerken die daarop kunnen

worden opgericht, verondersteld te zullen worden gebouwd met dezelfde afmetingen als die van

het bouwwerk waarvoor een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend, en

op dezelfde afstand van de rooilijn en van de zijdelingse grens tussen de bouwgronden.

Bovendien worden de bouwwerken die daarop kunnen worden opgericht, verondersteld op alle

verdiepingen woningen te bevatten, wanneer de werkelijke bestemming niet gekend is.

Artikel 5

Elk bouwwerk, als bedoeld in art. 1, waarvoor een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning

wordt ingediend, moet zodanig worden ontworpen dat de bezonning van de bestaande

woningen er omheen niet substantieel wordt verminderd.

Voor de toetsing van de zoninval op het woongebouw waarvoor vergunning wordt aangevraagd

wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal

de kroonlijsthoogte van het tegenovergelegen gebouw (of gebouwen) van dit gebouw moet

verwijderd blijven en een zuid- of westgerichte gevel meer dan 1 maal deze hoogte; minstens

de helft van de vrije voor-, zij- en achtergevels van elk woongebouw moet hieraan

beantwoorden.

Voor woningen in eengezins- of meergezinshuizen die uitzonderlijk niet aan deze regel zouden

kunnen beantwoorden, dient ervoor gezorgd dat door de plaatsing van meer, grotere, hogere of

hoger geplaatste ramen op plaatsen waar het zonlicht effectief de woning kan binnenvallen een

voldoende zoninval wordt behaald. De minimale glasoppervlakte voor het geheel van een

dergelijke woning bedraagt minstens anderhalve keer de minimumnorm die in artikel 5.2.3 van

de deelverordening ‘woningkwaliteit meergezinswoningen’ is aangegeven.

Artikel 6

De artikelen 4 en 5 zijn niet van toepassing voor een bouwwerk dat gelegen is in een

goedgekeurd bijzonder plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan, binnen een vergunde

verkaveling of binnen een beschermd landschap of stads- of dorpsgezicht.

Verwijderd: B. Dagverlichting¶Artikel 6¶In dagwoonvertrekken moet de minimale verlichtingssterkte 125 lux en in kantoren en leslokalen 250 lux bedragen. De verlichtingssterkte wordt 2 meter achter de vensters gemeten in de veronderstelling van een plafondhoogte van 2,40 m in woningen en 3 m in kantoren en leslokalen, zonder inschakeling van kunstverlichting en bij geheel bedekte hemel - een luminantieverdeling die varieert volgens de door de Internationale Commissie voor Verlichtingskunde (CIE) vastgestelde regels.¶De verlichtingssterkte wordt bepaald, rekening houdende met de hoogteverschillen van omliggende terreinen en van de daarop staande bouwwerken, alsmede met de bouwwerken die daarop overeenkomstig artikel 4 mochten worden opgericht.¶Artikel 7¶De nieuwe bouwwerken die woningen, kantoren of leslokalen bevatten, moeten voldoen aan de in art. 6 bepaalde dagverlichtingsnorm.¶Wordt het volume van een bestaand bouwwerk vergroot, dan moet het nieuwe volume, zo het woningen, kantoren of leslokalen bevat, aan de in art. 6 bepaalde norm voldoen.¶Artikel 8¶Elk bouwwerk, als bedoeld in art. 1, waarvoor een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend, moet zodanig worden ontworpen dat¶

<#>de dagverlichting van de bestaande woningen, kantoren en leslokalen niet wordt verminderd tot beneden de in artikel 6 vastgestelde norm, behalve indien die dagverlichting reeds geringer was op het tijdstip van de aanvraag in welk geval ze niet mag worden verminderd;¶<#> de woningen, kantoren en leslokalen die overeenkomstig artikel 4 op de omliggende terreinen mochten worden opgericht, de in art. 6 bepaalde dagverlichting ontvangen.¶

Artikel 9¶Onverminderd de bepalingen van art. 10 kan de vergunningverlenende overheid eisen dat de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning vergezeld gaat van het technische bewijs dat aan de bepalingen van art. 6, 7 en 8 is voldaan. ¶

Verwijderd: 10

Verwijderd: 1. Beknopte procedure.¶Het volgens art. 9 voorziene bewijs moet niet worden verstrekt indien de grootste hoogte van het bouwwerk waarvoor een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend, niet meer bedraagt dan ¶(1) 0,7 maal de breedte van de aangrenzende openbare weg, verhoogd met de breedte van de eventuele bouwvrije stroken; ¶(2) 0,7 maal de kortste afstand tot de staande bouwwerken of delen ervan, tenzij op de plaatsen waar de bouwwerken of delen ervan elkaar raken; ¶(3) 1,4 maal de kortste afstand tot de grenzen van de bouwrand van het bouwwerk waarvoor een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend, met uitzondering van de grens van de openbare weg en van de grenzen die bestemd zijn om gemene muur te worden.¶

Verwijderd: 2. Uitzondering.¶

Verwijderd: tot en met 9

Page 8: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

8

Hoofdstuk 4. Hoofd- en bijgebouwen A. Vrijstaande en halfvrijstaande bouwwerken Artikel 7

Wanneer de afstand van een hoofdgebouw tot de grenzen van de bouwgrond niet wordt

bepaald door een goedgekeurd B.P.A. of ruimtelijk uitvoeringsplan, mag deze afstand niet

kleiner zijn dan 3 m, uitgezonderd langs de kant van de gemene muur en van de openbare weg.

B. Bijgebouwen

Artikel 8

Bijgebouwen bevinden zich op minimaal 0,5 m van het hoofdgebouw; voor carports kan een

kleinere tussenafstand worden toegelaten.

Per perceel kan slechts één bijgebouw worden toegelaten; voor percelen groter dan 1.000 m²

kan de vergunning verlenende overheid hiervan in functie van de draagkracht van de omgeving

afwijken en maximaal drie bijgebouwen toelaten.

De grootste hoogte van bijgebouwen mag niet neer bedragen dan 3,5 m. De

vergunningverlenende overheid kan een afwijking op deze hoogte toestaan voor bijzondere

functies en voor architecturaal of cultuur-historisch waardevolle bijgebouwen.

Artikel 9

Bijgebouwen mogen niet worden opgericht op minder dan 1 meter van de grenzen van de

bouwgrond, wanneer alleen levende hagen als afscheidingen zijn toegestaan. Diezelfde

beperking kan ook in de andere gevallen worden opgelegd.

Een afwijking hierop kan door de vergunningverlenende overheid worden toegestaan, met dien

verstande dat dan op de perceelsgrens moet worden gebouwd. Dit gebeurt dan aansluitend op

bestaande bijgebouwen van de buren of wanneer de buren later bijgebouwen zouden bouwen,

sluiten ze er op hun beurt op aan. Voor carports is een dergelijke afwijking steeds toegelaten; zij

kunnen tot op de perceelsgrens worden gebouwd.

Bijgebouwen die dienen tot stallen voor grote of kleine huisdieren kunnen worden geweigerd

door de vergunningverlenende overheid wegens mogelijke schade aan de reinheid, gezondheid

en esthetisch uitzicht van de gemeente.

Verwijderd: 11

Verwijderd: 4

Verwijderd: Deze afstand mag tot 3 m beperkt worden wanneer op het tijdstip van het inwerkingtreden van deze verordening de voorgevelbreedte van de bouwgrond 15 m niet overschrijdt voor vrije bouwwerken en 12 m voor halfvrije bouwwerken, en op voorwaarde dat de grootste hoogte niet meer bedraagt dan 6 m en dat de hoofdgebouwen niet meer dan een vierde van de totale oppervlakte van de bouwgrond beslaan.¶

Verwijderd: 12

Verwijderd: 13

Verwijderd: het Schepencollege

Verwijderd: afscheidingslijn

Verwijderd: het Schepencollege

Page 9: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

9

Hoofdstuk 5. Omgeving van de bouwwerken A. Onbebouwde gedeelten

Artikel 10

Naast de wettelijk voorgeschreven bescheiden, dient het dossier van de aanvraag tot

stedenbouwkundige vergunning voor alle andere aanvragen dan voor een eengezinswoning

ook een beplantingsplan van de bestaande toestand en een principe-plan van de toekomstige

beplantingen te bevatten. Het beplantingsplan en het principeplan geven de ruimtelijke

hoofdlijnen van de buitenaanleg duidelijk weer: de verharde delen van terras, opritten,

eventuele wandelpaden enzomeer, de delen met lage en hoge beplanting, de hagen en bomen

evenwel zonder vermelding van de plantensoorten, de reliëfverschillen van meer dan 0,5 m.

Artikel 11

Om nieuwe beplantingen mogelijk te maken of om de aanwezige beplanting, zoals natuurlijke

afsluitingen of hoogstammige bomen te behouden, of om de afwatering te vergemakkelijken,

kan de stedenbouwkundige vergunning voorschrijven dat sommige plaatsen vrij moeten blijven

van bouwwerken en onverhard moeten blijven.

Artikel 12

Onverminderd de bepalingen van art. 11 kunnen op bepaalde plaatsen ondergrondse

bouwwerken worden toegestaan tot een maximale hoogte van 50 cm boven de kruin van de

weg. De vergunningverlenende overheid bepaalt welk gedeelte mag worden verhard en welk

gedeelte bedekt moet worden met teelaarde en met beplantingen.

Artikel 13

In de zones A, B en C moet minstens 1/5e van de bouwgrond achter de bouwlijn (dit is exclusief

de voortuin en achteruitbouwstrook) onbebouwd blijven. Hiervan mag worden afgeweken in

geval

1. de bouwgrond een hoeklot vormt of minder dan 8 m diep is op voorwaarde dat alle

woonvertrekken zoals bepaald bij art. 3, palen aan een straatgevel

2. de bouwgrond tussen 8 en 12 m. diep is, of de gelijkvloerse verdieping niet voor

bewoning wordt gebruikt. In die gevallen is de afwijking beperkt tot de gelijkvloerse

verdieping

3. de gelijkvloerse verdieping gedeeltelijk als woning en gedeeltelijk als handels-, horeca-

of ambachtelijk bedrijf wordt gebruikt. In dit geval moet enkel aan het woongedeelte een

onbebouwde ruimte palen waarvan de oppervlakte minstens 1/10e bedraagt van het

woongedeelte.

De vrije minimumoppervlakte moet op gans de hoogte van het bouwwerk behouden blijven,

zonder dat uithangende bouwdelen, zoals balkons en dergelijke, de oppervlakte ervan

verminderen.

Elders op het gemeentelijk grondgebied moet bij gesloten bebouwing minstens 1/4e van de

bouwgrond achter de bouwlijn (dit is exclusief de voortuin en achteruitbouwstrook) onbebouwd

Verwijderd: 14

Verwijderd: 15

Verwijderd: 16

Verwijderd: 15

Verwijderd: Het College

Verwijderd: 17

Page 10: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

10

blijven. Hiervan mag onder dezelfde voorwaarden als in de eerste alinea van dit artikel worden

afgeweken.

Artikel 14

In een bouwvrije strook mag niet worden gebouwd. Niettemin kunnen o.a. verhardingen,

trappen en andere toegangsmiddelen, brievenbussen, afsluitingen of zaken van typische

tuinaanleg worden toegestaan.

Artikel 15

Niemand mag zonder voorafgaande en uitdrukkelijke vergunning van de bevoegde overheid

a. bomen welke aan de grond een stamomtrek van ten minste 30 cm hebben, vellen of

rooien, ongeacht of ze alleen staan, dan wel behoren tot een rij of groep

b. in bossen kappingen verrichten ongeacht het doel of de bestemming ervan

c. houtkanten, houtwallen, hagen, struwelen, grienden, hakhout, al dan niet bestemd

voor houtproductie, definitief verwijderen, en behoudens voor de normale

houtexploitatie, overgaan tot het geheel of gedeeltelijk rooien of makken.

Vallen niet onder de bepalingen van deze verordening :

− boomkwekerijen

− laagstamboomgaarden

− bossen waarop de boswetgeving van toepassing is

− gebieden waarvoor een beheersplan werd goedgekeurd in uitvoering van hetzij de

wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, hetzij de wet van 7 augustus 1931 op het

behoud van monumenten en landschappen, hetzij het decreet van 3 maart 1976 tot

bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten

− gebieden waarvoor de vergunningverlenende overheid een beheersplan, dat de

beplanting regelt, heeft goedgekeurd na gunstig advies van de bevoegde dienst van

de Vlaamse overheid.

Toelichting: ook uitheemse bomen (exoten) en populieren vallen onder deze vergunningsplicht.

Om het inheemse karakter van het bomenbestand in De Panne te bevorderen, verdient het

rooien van exoten en populieren en het vervangen ervan oord inheemse en streekeigen bomen

aanbeveling.

Artikel 16

Met vellen of rooien wordt gelijkgesteld, het schade toebrengen aan bomen en groenelementen

bepaald in artikel 18 schade of deze verminken of vernietigen door ondermeer ringen,

ontschorsen, verschroeien, gebruik van scheikundige middelen, inkervingen en benagelen.

Met vellen en rooien wordt niet gelijkgesteld, het langs weiden of akkers bevestigen van

afsluitdraden aan beplantingen door middel van krammen en dergelijke, voor zover deze

beplantingen effectief deel uitmaken van de afsluiting, evenals de normale snoei.

Artikel 17

Aan de vergunning kunnen volgens vooraf door de gemeente vastgelegde criteria voorwaarden

worden toegevoegd met het doel de groenzones of de aanplantingen aan te leggen en te

Verwijderd: 18

Verwijderd: 19

Verwijderd: 20

Verwijderd: 22

Verwijderd: 21

Page 11: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

11

herstellen inzonderheid wat de boomsoorten, de hoeveelheid, de kwaliteit en de diameter

alsook hun standplaats betreft.

B. Bereikbaarheid van gebouwen

Artikel 18

Elk gebouw moet bereikbaar zijn via een openbare of privé weg waarvan de verharding bestand

is tegen het verkeer van zware voertuigen en die zodanig aangelegd is dat de veiligheid zowel

van de voetgangers als van de voertuigen verzekerd is.

Artikel 19

Elk gebouw moet aangesloten kunnen worden op openbare nutsvoorzieningen zoals

leidingwater, elektriciteit en riolering.

C. Afsluitingen

Artikel 20

De vergunningverlenende overheid beslist in ieder afzonderlijk geval of al dan niet een afsluiting

rond het perceel moet worden aangebracht of welk type afsluiting moet worden gebruikt of niet

kan worden aanvaard.

Tenzij de vergunningverlenende overheid er anders over beslist, zijn afsluitingen in levende

hagen toegelaten, voor de voorgevellijn van het gebouw ook afsluitingen in houten panelen van

max. 1,10 m hoogte en achter de voorgevellijn van het gebouw ook afsluitingen in houten

panelen van max. 1,80 m hoogte. Achter de voorgevellijn van het gebouw kunnen ook

afsluitingen in houten panelen van max. 1,10 m hoogte worden toegelaten wanneer de

buureigenaar en -bewoner met dat soort afsluiting akkoord gaan.

Een levende haag, dienende als afsluiting langs de rooilijn, moet 30 cm achter die rooilijn

worden geplant. Ook ten opzichte van de andere perceelgrenzen moet een levende haag op

minstens 30 cm van die perceelgrens worden geplant, tenzij de beide buureigenaars er mee

akkoord gaan de haag op de perceelgrens te planten.

Een afsluiting in voornoemde houten panelen wordt op de perceelgrens geplaatst.

Met het doel te beletten dat vuilnis, puin, grof vuil of afvalstoffen worden gestort op

braakliggende en onbebouwde gronden die niet als tuin gebruikt worden en gelegen zijn in

bebouwde kern, kan de vergunningverlenende overheid opleggen dat de eigenaar een

voorlopige afsluiting voor die gronden plaatst, die voldoet aan de volgende voorschriften

1. hoogte begrepen tussen 2 m en 2,50 m

2. tussen gesloten bebouwing : in stevige, ondoorzichtige, corrosievrije en niet rotbare

materialen. Hiertoe kunnen reclameschuttingen worden toegelaten

3. tussen open bebouwing: in doorzichtig, geplastificeerd traliewerk vastgehecht aan

geplastificeerde metalen paaltjes.

Vooraleer deze afsluitingen te plaatsen moet een vergunning van de vergunningverlenende

overheid worden gevraagd en bekomen.

Verwijderd: 22

Verwijderd: 23

Verwijderd: Elk nieuw woongebouw moet dus gelegen zijn binnen de 50 m van een verharde weg die met deze voorzieningen is uitgerust. Een bebouwbaar terrein wordt dus alleen als bouwgrond aangezien wanneer het aan deze voorwaarde voldoet.¶In een ingericht en volledig uitgerust bedrijventerrein kan (op de percelen met een grotere diepte dan 50 m) bebouwing op een grotere afstand tot de uitgeruste weg worden toegelaten. Ook voor agrarische bedrijfsgebouwen en gebouwen in recreatiezones en zones voor gemeenschapsvoorzieningen kan uitbreiding van bestaande bebouwing en nieuwe bebouwing op een grotere afstand tot de uitgeruste weg worden toegelaten.¶

Verwijderd: 24

Verwijderd: en a

Page 12: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

12

Voor afsluitingen rond de werf refereren wij naar het algemeen gemeentelijk politiereglement,

art. 23 35.

Hoofdstuk 6. Uiterlijk van de bouwwerken Artikel 21

Het uiterlijk van een bouwwerk, met name het volume, de vormen, kleuren en materialen van

gevels en daken, evenals hun onderlinge verhoudingen, moet zodanig zijn dat het bouwwerk,

zowel op zichzelf als in zijn omgeving, voldoet aan redelijke eisen van welstand en esthetiek.

Artikel 22

Hedendaagse architectuur geniet bij elke aanvraag voor een nieuwbouw of voor een

verbouwing van een gebouw de voorkeur; bij ontstentenis daarvan dienen de streekeigen

gevel- of volumekenmerken verplicht toegepast.

Als hedendaagse gevelkenmerken worden beschouwd: duidelijke (verticale of horizontale)

geleding, strakke lijnen, een verzorgde detaillering, baksteen, natuursteen, bepleistering,

metaal, hout, glas, photovoltaïsche zonnepanelen en zichtbeton als kenmerkende materialen en

zachte of frisse kleuren of een combinatie daarvan. Als hedendaagse volumekenmerken

worden beschouwd: een volumespel van een, twee of meer bouwlagen met een dominantie van

twee bouwlagen en een dakvorm die dit volumespel op een harmonieuze wijze beëindigt en die

samengaat met deze van de buurgebouwen.

'Streekeigen' gevelkenmerken zijn de verticale geleding, een verzorgde detaillering en gele,

rode of bruine baksteen, grijs-beige bepleistering in delen van gevelvlakken en kalk- tot

kalkzandsteen als kenmerkende materialen. Kenmerkend volume voor de streek bestaat uit

twee bouwlagen met een zadeldak.

Toepassing van meerdere van deze streekeigen gevel- of volumekenmerken, en meer nog een

moderne interpretatie ervan, wordt als een positieve bijdrage tot een fraai uiterlijk beschouwd

en is vereist, tenzij de aanvraag een gebouw met hedendaagse architectuur betreft.

Zogenaamde tussenstijl-architectuur is niet toegelaten.

In elk geval moet een aangepast materiaalgebruik de gevelcompositie ondersteunen.

Ook bij utilitaire gebouwen (bedrijfsgebouwen voor landbouw, ambacht, industrie, recreatie,

groothandel of gemeenschapsvoorzieningen) die worden gebouwd of verbouwd is deze

positieve bijdrage tot een fraai uiterlijk vereist.

Minderwaardige en niet-tijdsbestendige materialen met een rommelig uitzicht (betonplaten,

plastic-planchetten, snelbouwstenen met lage dichtheid voor binnenmetselwerk, funderings-

betonblokken, kunststof golfplaten, houtspaanplaten en dergelijke meer) zijn voor elke gevel-

afwerking verboden.

Behalve in gebieden met een erfgoedbescherming zijn panelen en doeken die zonnewarmte

opvangen voor warmwaterproductie als gevelmateriaal toegelaten mits zij zacht van kleur zijn,

geen reclames bevatten, ook aan hun randen degelijk en volledig zijn afgewerkt en in het

globale concept van de gevelopbouw harmonisch zijn ingepast.

Verwijderd: li

Verwijderd: 25

Verwijderd: 26

Page 13: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

13

Ook de ondersteunende utilitaire onderdelen van gebouwen, zoals schoorstenen, antennes

(ook schotelantennes), technische lokalen, brandtrappen, koel-, pomp- en verwarmings-

installaties op daken of aan gevels, installaties voor opvang of opslag van zonne- of wind-

energie op of in daken of aan gevels moeten voldoen aan redelijke eisen van opbouw en

welstand en zijn in harmonie met het gebouw en zijn omgeving.

Artikel 23

Harmonische samenhang en harmonieregel

De gewenste harmonische samenhang vereist dat panden voor het merendeel van de

elementen die hun voorkomen bepalen (inplanting, kroonlijsthoogte, voorgevelbreedte, dakvorm

en -hoogte, in- en uitsprongen en andere gevelkenmerken) aansluiten bij die elementen in de

omgeving of er doordacht en verantwoord positief van afwijken.

In een dergelijke positieve afwijking zijn overal op het gemeentelijk grondgebied ook

hedendaagse hoofdgebouwen en aanbouwen toegelaten. In gebieden met landschappelijke of

erfgoedbescherming dient met hedendaagse architectuur voor hoofdgebouwen uiterst omzichtig

te worden omgegaan opdat deze wat betreft de hoofdelementen die hun voorkomen bepalen

(inplanting, dakvorm en -hoogte, gevelmateriaalkeuze) aansluiten bij die elementen in de

omgeving.

Toelichting: het bekomen van een goede harmonische samenhang vereist in alle situaties, maar

des te meer in gebieden met landschappelijke of erfgoedbescherming, een degelijke analyse

van de context van het gebouw, met duidelijke conclusies daaruit over de verschillende

elementen die het voorkomen van de gebouwen in die omgeving bepalen. Dit blijkt best uit het

aanvraagdossier.

Artikel 24

Langs de openbare wegen hierna vermeld moeten de gebouwen een kroonlijsthoogte van

minstens 8 meter hoogte hebben: Zeelaan, de Zeedijk, Nieuwpoortlaan, Duinkerkelaan en de

verbindende straten tussen de Zeedijk en Nieuwpoortlaan en Duinkerkelaan.

Artikel 25

Geen enkel gebouw waarvan de grootste hoogte meer dan 14 m bedraagt, kan worden

toegelaten op een bouwgrond bestemd tot rijbebouwing, indien de gevelbreedte van de

bouwgrond kleiner is dan 5 m.

Van de eerste alinea kan worden afgeweken indien de bouwgrond gelegen is tussen twee

bestaande gebouwen waarvan de grootste hoogte meer dan 14 m bedraagt. In voorkomend

geval, kunnen op deze bouwgrond alleen gebouwen worden toegelaten waarvan de grootste

hoogte niet meer bedraagt dan deze van het hoogste aangrenzend gebouw en waarbij hier een

harmonieuze overgang tussen de beide aanpalende gebouwen wordt gerealiseerd.

Artikel 26

Alle van op het openbaar domein zichtbare bovendakse scheidsmuren worden als gevel,

passend in het geheel van het hoogste gebouw, bekleed door de bouwer.

Verwijderd: 27

Verwijderd: e

Verwijderd: 28

Verwijderd: 29

Verwijderd: 30

Page 14: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

14

Artikel 27

Bij gesloten en half-open bebouwing is aansluiting van de voorgevel met deze van de buren op

de scheidslijn verplicht; evenwel kan de vergunningverlenende overheid, wanneer de aanvrager

een afwijking daarvan motiveert vanuit de kwaliteit van beide betrokken panden en de

verhoogde belevingswaarde van de straat, een afwijking toelaten.

Artikel 28

In het belang van de architectuur van het gebouw of de harmonie van de omgeving kan de

vergunningverlenende overheid de plaats, de kleur, de afmetingen en de vormgeving van

mogelijk storende toevoegingen zoals reclames, uithangborden, versieringen, antennes, kabels

en draden, verlichtingstoestellen en zonnetenten aan bijkomende voorwaarden onderwerpen of

verbieden.

Artikel 29

In de gebieden die in het gewestplan, bestemmingsplannen of ruimtelijke uitvoeringsplannen

zijn vermeld als woonzone kan geen vergunning tot slopen van een bestaand woon- of ander

gebouw dat deel uitmaakt van het straatbeeld worden verkregen los van een vergunning voor

een nieuw gebouw of van een vergunning voor een aanleg op die plaats. In geval van gevaar

voor de openbare veiligheid blijft sloop op bevel van de Burgemeester mogelijk.

Bij indicaties over de bereidheid van de bouwheer tot uitvoeren van deze nieuwe bebouwing of

aanleg, kan door de vergunningverlenende overheid de voorafgaande betaling van een

waarborgsom worden opgelegd.

Artikel 30

Voor de gebouwen die door de gemeenteraad worden aangeduid als zijnde van cultureel,

historisch of esthetisch belang, kan de vergunningverlenende overheid, op verzoek van de

aanvrager van de bouwtoelating, een afwijking op de voorschriften van onderhavige

bouwordening toestaan. In dit geval kan de vergunningverlenende overheid de afgifte van de

stedenbouwkundige vergunning afhankelijk stellen van de uitwendige restauratie.

Artikel 31

De gebouwen die door de gemeenteraad worden aangegeven als zijnde van cultureel,

historisch of esthetisch belang, mogen niet worden gesloopt, tenzij er een kwaliteitsvollere

architectuur voor in de plaats komt.

De gemeenteraad legt, mede op basis van adviezen van de Vlaamse administratie bevoegd

voor onroerend erfgoed en van GECORO, vooraleer dit artikel in werking treedt, (met motivatie)

een lijst van deze gebouwen vast.

Verwijderd: 31

Verwijderd: 32

Verwijderd: 33

Verwijderd: 34

Verwijderd: het Schepencollege

Verwijderd: 35

Page 15: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

15

Hoofdstuk 7. Windschermen, luifels en terrassen

Artikel 32

Windschermen kunnen worden toegelaten onder volgende voorwaarden. De maximale hoogte

is 2,20 m boven het pas van het voetpad. De windschermen moeten uitneembaar zijn en op

esthetische wijze worden vervaardigd. Vanaf een hoogte van 0,90 m te rekenen van het peil

van het voetpad, dienen zij in doorzichtig glas vervaardigd te zijn. Zij moeten loodrecht

geplaatst worden op de voorgevels waartegen zij aanleunen.

De maximum toegelaten diepte wordt bepaald volgens onderstaand schema

totale trottoirdiepte (x) maximum diepte windscherm vrijblijvende diepte trottoir

< 1 m 0 x

1 - 2 m x - 1 m 1 m

2 - 6 m x/2 x/2

+ 6 m 3 m x - 3 m

In geval de breedte van het voetpad gewijzigd wordt moet de houder van een vergunning zijn

windschermen aanpassen aan de nieuwe breedte van het voetpad volgens het hierboven

vermeld schema. Hiervoor kan geen aanspraak worden gemaakt op enige schadeloosstelling.

In straten waar een achteruitbouwstrook bestaat, mogen geen windschermen geplaatst worden

noch op de voetpaden noch in de achteruitbouwstrook, uitgezonderd in de zones A en B. In

deze straten binnen die zones mogen de windschermen de rooilijnen niet te buiten gaan.

De vergunningverlenende overheid kan om redenen van openbare veiligheid een vergunning

voor het plaatsen van windschermen op de hoeken van de straten weigeren en dit zowel op de

openbare voetpaden als op de achteruitbouwstrook.

Aan alle drank- en spijshuizen waar windschermen op de openbare voetpaden worden

geplaatst, of vroeger geplaatst werden, moet er tussen de 2 schermen een verhoog worden

opgericht van minstens 10 cm hoogte. Dit verhoog mag worden vervangen door een

sierafsluiting met max. hoogte van 0,90 m, geplaatst evenwijdig met de voorgevel.

Windschermen mogen niet gecombineerd worden met vaste luifels. Zij kunnen worden

gecombineerd met wegneembare zonneschermen mits deze alleen op de straat aanwezig zijn

wanneer de zaak open is en het verwegend zonnig weer is.

Artikel 33

Vaste luifels kunnen alleen op zich worden toegelaten, zonder windschermen of gesloten

terrassen er onder. Zij kunnen alleen in straten met aaneengesloten bebouwing zonder

achteruitbouwstrook en waar een voetpad in opstand bestaat; uitzondering hierop wordt

gemaakt voor de straten in de zones A en B. In deze straten moeten de luifels een uitsprong

hebben gelijk aan de diepte van de achteruitbouwstrook. Bovendien dienen luifels aan volgende

voorwaarden te voldoen 1) de constructies moeten volledig wegneembaar zijn, 2) het onderste

Verwijderd: 36

Verwijderd: Het Schepencollege

Verwijderd: 37

Page 16: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

16

gedeelte van de constructie moet aan de voorkant 3,20 m boven het voetpad gelegen zijn. De

dikte van de luifel mag max. 40 cm bedragen, wat de totale hoogte van de constructie op max.

3,60 m brengt, 3) de afloop van het regenwater moet wat de onderste meter boven het

maaiveld betreft gebeuren in gietijzer of in een andere even slagvast materiaal, 4) de uitsprong

van de luifels mag niet groter zijn dan voorzien in art. 32,2de lid.

De vergunningverlenende overheid kan bepaalde materialen of afmetingen opleggen of

weigeren omwille van het esthetisch uitzicht of de gelijkvormigheid in een zelfde straat.

Aan alle luifels, zowel bestaande als nieuw mag niets worden opgehangen of vastgehecht

worden, tenzij in een strook van 1,10 m breedte, te rekenen vanaf de bouwlijn van het

hoofdgebouw wanneer er geen achteruitbouwstrook is en 1,35 m wanneer er wel een

achteruitbouwstrook is. Alle voorwerpen zullen minimaal 2,50 m boven de begane grond blijven.

Artikel 34

Zonnetenten en hun steunstaven moeten 2,30 m of hoger boven het peil van het trottoir worden

aangebracht. Zij moeten beantwoorden aan het schema voor de afmetingen van de

windschermen in de deelverordening ‘inplanting, volume en uiterlijk van de gebouwen’.

Daarenboven moeten zij ten minste 50 cm van de boordsteen van het trottoir verwijderd blijven.

Onderaan de zonnetenten mag een franje of vlottende band van maximaal 30 cm hoogte

worden aangebracht, doch er moet steeds een vrije hoogte van minstens 2,04 m blijven.

Artikel 35

Gesloten terrassen kunnen worden toegelaten in de achteruitbouwstroken van de straten in de

zones A en B.

Aan de Noord- en Zuidkant van de Markt kunnen ze daarbij alleen worden toegelaten met een

maximale diepte van 3 meter, doch uitsluitend met bestemming van verbruikszaal.

In Zeelaan mogen de terrassen niet breder zijn dan 4 m vanaf de bouwlijn der hoofdgebouwen.

De luifel moet 1 m vooruitsteken op de bouwlijn van de terrassen.

Bovendien dienen gesloten terrassen aan volgende voorwaarden te voldoen

1. de constructies moeten volledig wegneembaar zijn.

2. het onderste gedeelte van de dakconstructie moet aan de voorkant 3,20 m boven het

voetpad gelegen zijn. De dikte van de dakconstructie bij een plat dak mag max. 40 cm

bedragen, wat de totale hoogte van de constructie dan op max. 3,60 m brengt. Bij

andere dakvormen mag de totale hoogte van het dak maximum 1 m bedragen.

In Zeelaan wordt voor handelsinrichtingen, andere dan horecabedrijven, een afwijking

toegestaan waardoor de dakconstructie aan de voorkant minstens 2,70 m boven het

voetpad gelegen moet zijn.

3. de plint of het ondoorzichtbaar onderste deel mag niet hoger zijn dan 90 cm boven het

peil van het voetpad.

4. de afschermingen van gesloten terrassen moeten uit grote panelen doorzichtbaar glas

bestaan. Het terras moet steeds volledig doorzichtbaar blijven.

5. indien de voorzijde van terrassen niet wordt afgesloten of opengesteld kan worden, moet

het peil van het terras zich minstens 10 cm boven het peil van het voetpad bevinden. Dit

verhoog mag vervangen worden door een sierafsluiting van max. 90 cm hoogte,

geplaatst op de bouwlijn van de terrassen.

Verwijderd: 36

Verwijderd: Het Schepencollege

Verwijderd: 38

Verwijderd: 39

Page 17: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

17

De vergunningverlenende overheid kan om esthetische redenen afwijkingen toestaan van

bovenvermelde bepalingen.

Op de hoeken van zijstraten mogen de terrassen de verlenging van de bouwlijn van het

hoofdgebouw in deze zijstraten niet overschrijden. De vergunningverlenende overheid kan om

esthetische redenen of om redenen van verkeersveiligheid eisen dat de terrassen op een

bepaalde afstand van deze verlengde bouwlijn gebouwd worden.

Hoofdstuk 8. Reclames

Artikel 36

Al of niet verlichte of lichtgevende uithang- en reclameborden mogen geplaatst worden onder

de volgende voorwaarden:

1. Op de gevels uitstekend of vlak tegen de gevels: A) Maximum toegelaten vooruitsprong op de bouwlijn van het hoofdgebouw: 0,8 m. Indien er

loggias of balkons bestaan mag de totale vooruitsprong van de loggia of balkon + de

reclame dus niet meer bedragen dan 1,5 m. De vooruitsprong van de reclame zal echter

nooit meer mogen bedragen dan de breedte van het voetpad min. 50 cm.

B) De minimum afstand tot de scheidingslijn van de naburige gebouwen zal minstens gelijk

zijn aan de vooruitsprong op de bouwlijn.

C) De minimumhoogte tussen voetpad en onderkant van de reclame zal minstens 2,5 m

bedragen.

2. Op de luifels of gesloten terrassen:

Er mogen alleen uithang- of reclameborden worden aangebracht vlak tegen de voor- en zijkant

van luifels of daken van gesloten terrassen. De hoogte van de borden mag de dikte van luifel of

van het dak niet overtreffen (max. 40 cm). Ze mogen niet boven de luifel uitsteken of er

onderaan uitkomen. De borden mogen niet meer dan 10 cm op de voorkant of zijkant van de

luifel uitspringen. De borden geplaatst op de zijkant dienen bij het bouwen van een aanpalende

luifel verwijderd te worden.

3. Onder de luifels:

Er mogen uithang- of reclameborden opgehangen worden onder luifels onder volgende

voorwaarden:

A) De voorwaarden vermeld onder par. 1°

B) De borden moeten tegen de gevel en haaks er op hangen en aan weerszijden

opschriften vertonen.

4. Voor om het even welk geval:

De vergunningverlenende overheid kan speciale voorwaarden opleggen, om redenen van

esthetiek of verkeersveiligheid.

5. Alle aanvragen moeten vergezeld zijn van:

Verwijderd: Het Schepencollege

Verwijderd: 40

Page 18: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

18

Een tekening in dubbel exemplaar welke de gevel en de te plaatsen publiciteit voorstelt in

voorzicht en in zijzicht. Alle nuttige afmetingen moeten aangeduid worden o.m. de hoogte

boven het voetpad, de uitsprong op de gevel (bouwlijn) en de afstand tot het buurgebouw

(erfscheidingslijn).

6. Opmerking:

Voor de eigendommen gelegen in de volgende straten en in het gebied gelegen buiten de lijn

lopend door deze straten: Zeedijk, Walckierstraat, Sloepenlaan, Vlaanderenlaan, Meeuwenlaan,

Markt, Verenigingstraat, Brouwersstraat, Kasteelstraat, Adinkerkelaan, Duinenstraat,

Kerkstraat, Zeelaan, Visserslaan, Dumontlaan, Bortierlaan en Halmenstraat. Deze

eigendommen vallen onder toepassing van het KB van 14 december 1959, waarbij regelen

worden gesteld op het aanplakken en reclame maken. Hieruit volgt dat voor iedere plaatsing

van reclame ook vergunning moet worden bekomen van de Vlaamse overheid.

Hoofdstuk 9. Verlichting Artikel 37

Verlichtingen buiten gebouwen worden beperkt gehouden en zijn zo sober mogelijk. Dit geldt

zowel voor openbare verlichting van straten, wegen, dreven en paden, verlichting van reclames,

gebouwen en sportinstallaties als voor buitenhuis- en tuinverlichting.

In het bijzonder zijn alle verlichtingstoestellen die zichtbaar zijn van op de openbare weg of er

licht op stralen, naar beneden gericht en voorzien van een horizontaal geplaatste vlakke

glasplaat om verblinding en lichthinder tegen te gaan.

Voor aanlichting van gebouwen van cultureel, historisch of esthetisch belang kan van deze

regel worden afgeweken, mits uit een lichtstudie en test op het terrein blijkt dat de eventuele

opwaartse aanlichting alleen het gebouw zelf aanlicht en niet er buiten straalt en op voorwaarde

dat een blijvend goede afstelling van de verlichtingstoestellen gegarandeerd wordt.

Hoofdstuk 10. Tuinhuisjes Artikel 38

Het oprichten van een tuinhuisje, als bijzondere vorm van een bijgebouw, kan toegelaten

worden op voorwaarde dat het voldoet aan de volgende voorschriften

1. Per perceel kan, overeenkomstig de bepalingen over de bijgebouwen in art. 8, slechts

één tuinhuisje worden toegelaten. Voor percelen groter dan 1.000 m² kan de vergunning

verlenende overheid hiervan in functie van de aard van de bebouwing, de

perceelsoppervlakte en draagkracht van de omgeving afwijken en maximaal twee

tuinhuisjes toelaten.

2. De oppervlakte van het tuinhuisje (eventueel terras niet inbegrepen) bedraagt maximum

10 m². Op percelen groter dan 500 m² kan een maximum oppervlakte van 12 m² worden

toegelaten. De hoogte bedraagt maximum 2,25 m gemeten tot aan de kroonlijst. Indien

het tuinhuisje een hellend dak heeft mag de max. hoogte tot aan de nok niet meer dan 3

m bedragen.

Verwijderd: 41

Verwijderd: 42

Page 19: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

OMGEVING - 5/06/2014 - 12043_TK_31 mm_deelverordening inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen_def ontwerp 2

19

3. De minimum afstand tot de rooilijn bedraagt 10 m en tot de andere perceelgrenzen 1 m.

4. Indien het tuinhuisje niet aangebouwd wordt aan de bestaande gebouwen, moet het op

minimum 4 m afstand ervan worden ingeplant.

5. De dakvorm zal van het type zadel-, lessenaars-, of piramidedak zijn, met een helling

begrepen tussen 15° en 30°.

6. Alle gevels moeten worden opgetrokken in dezelfde materialen.

7. Is toegelaten voor het gevelmateriaal 1) bij voorkeur: dezelfde materialen als het

hoofdgebouw; 2) hout, ter voorkoming van vroegtijdig bederf beschermd met een

product dat de natuurlijke houttekening zichtbaar laat; bij herbruikt hout wordt hiervoor

de houttekening terug zichtbaar gemaakt; 3) andere materialen goedgekeurd door de

vergunningverlenende overheid.

8. De dakbedekking zal bestaan 1) ofwel uit met zwarte of donkerrode pannen; 2) ofwel uit

zwarte rechthoekige leien of kunstleien; 3) ofwel uit fijngegolfde, donkerkleurige metaal-,

kunststof- of vezelcementplaten; 4) ofwel uit andere materialen goedgekeurd door de

vergunningverlenende overheid.

Al deze materialen moeten in perfecte staat gehouden worden. Indien de staat van het

gebouwtje te wensen overlaat, kan de vergunningverlenende overheid de afbraak ervan

bevelen.

+

Page 20: inplanting, volume en uiterlijk van gebouwen volume en... · 2014. 7. 24. · wordt als regel aangehouden dat een noord- of oostgerichte gevel daarvan meer dan 1,4 maal de kroonlijsthoogte

zeedijk

nieuw

poortla

an

duink

erkela

an

dynast

ielaan

groene biezenla an

m. calmeynlaan

westho

e klaa

n

v eu r n

e str a

a tN3

5

zeelaansloepenlaan

zeelaan

cana

deze

nplei

n

konin

g albe

rtplei

n

markt

geme

enteh

uis

indeli

ng sp

ecifie

ke zo

nes

geme

ente

de pa

nne -

bouw

veror

denin

g - ka

art 1

bron:

OMGE

VING

- mei

2014

- 120

43_P

L_00

2

015

030

045

0m

zone

Azo

ne B

zone

C