Inhoudsopgave - Beauty & Nail Level · PDF file4 Nail Level Basics 1 – Nagelverzorging...
Transcript of Inhoudsopgave - Beauty & Nail Level · PDF file4 Nail Level Basics 1 – Nagelverzorging...
1
2
Inhoudsopgave
Beauty Level Basics 1 – De Schoonheidsbehandeling 5
Hoofdstuk 1 – De schoonheidsspecialist 5
Hoofdstuk 2 – Communicatie 7
Hoofdstuk 3 – Hygiëne, arbo en milieu 9
Hoofdstuk 4 – Kwaliteitszorg 11
Hoofdstuk 5 – De schoonheidssalon 13
Hoofdstuk 6 – Opbouw van de behandeling 14
Hoofdstuk 7 – Huidanalyse 15
Hoofdstuk 8 – Oppervlaktereiniging 17
Hoofdstuk 9 – Dieptereiniging 18
Hoofdstuk 10 - Ontharingsmethoden 20
Hoofdstuk 11 – Massage 22
Hoofdstuk 12 – Maskers en pakkingen 24
Hoofdstuk 13 – Make-up 26
Hoofdstuk 14 – Wimpers en wenkbrauwen verven 28
Hoofdstuk 15 – Cosmetische hand- en voetverzorging 29
Hoofdstuk 16 – Adviseren en verkopen 31
Hoofdstuk 17 – Adviseren en verkopen 32
Beauty Level Basics 2 – Kennis van het lichaam 33
Hoofdstuk 1 – Cellen en weefsels 33
Hoofdstuk 2 – Het skelet 35
Hoofdstuk 3 – Het spierstelsel 37
Hoofdstuk 4 – De zintuigen 39
Hoofdstuk 5 – Bouw van de huid 41
Hoofdstuk 6 – Stofwisseling 44
Hoofdstuk 7 – Spijsvertering 45
Hoofdstuk 8 – Ademhaling 47
Hoofdstuk 9 – Bloed, bloedsomloop en lymfevatenstelsel 49
Hoofdstuk 10 – Nieren en urinewegen 51
Hoofdstuk 11 – Het hormoonstelsel 53
Hoofdstuk 12 – Het zenuwstelsel 55
Hoofdstuk 13 – Huidveranderingen 57
Hoofdstuk 14 – Huidafwijkingen 58
Hoofdstuk 15 – Huidaandoeningen 60
Hoofdstuk 16 – Plastische chirurgie 62
Hoofdstuk 17 – Nagelafwijkingen 63
Hoofdstuk 18 – Voedingsstoffen 64
Beauty Level Basics 3 – Producten en apparaten 66
Hoofdstuk 1 – Algemene natuurwetenschappen 66
Hoofdstuk 2 – De zuurgraad van producten 68
Hoofdstuk 3 – Mengvormen van cosmetische producten 69
Hoofdstuk 4 – Grondstoffen in cosmetische producten 70
Hoofdstuk 5 – Cosmetische werk- en hulpstoffen 72
Hoofdstuk 6 – De werking van cosmetische producten 74
Hoofdstuk 7 – Elektriciteit 76
3
Hoofdstuk 8 – Hydroapparatuur 78
Hoofdstuk 9 – Mechanoapparatuur 80
Hoofdstuk 10 – Elektroapparatuur 82
Hoofdstuk 11 – Actinoapparatuur 84
Hoofdstuk 12 – Sterilisatie- en desinfectieapparatuur 86
Hoofdstuk 13 – Afslankapparatuur 87
Beauty Level Basics 4 – De wellnessbehandeling 88
Hoofdstuk 1 – Aromatherapie 88
Hoofdstuk 2 – Thalassotherapie 90
Hoofdstuk 3 – Afslanken 92
Hoofdstuk 4 – Hoofdhuid-/oormassage 94
Hoofdstuk 5 – Kleuradvies 96
Hoofdstuk 6 – Bruiningsmethoden 98
Hoofdstuk 7 – De donkere huid 100
Beauty Level Basics 5 – Specialistische behandelingen 102
Hoofdstuk 1 – Acne 102
Hoofdstuk 2 – Camouflage 105
Hoofdstuk 3 – Bindweefselmassage 107
Hoofdstuk 4 – Pincementmassage 110
Hoofdstuk 5 – Huidverbeteringsmassage 112
Hoofdstuk 6 - Shiatsu 114
Hoofdstuk 7 - Elektrisch ontharen 117
Hoofdstuk 8 - Lymfedrainage 120
Beauty Level Ondernemen 122
Hoofdstuk 1 – Jij als ondernemer 122
Hoofdstuk 2 – Marktonderzoek 124
Hoofdstuk 3 – Brancheonderzoek en omgevingsanalyse 126
Hoofdstuk 4 – Concurrentieanalyse 127
Hoofdstuk 5 – Doelgroepanalyse 128
Hoofdstuk 6 – SWOT-analyse 130
Hoofdstuk 7 – Marketing 132
Hoofdstuk 8 – Wetten en regels 135
Hoofdstuk 9 – Ondernemingsvormen 136
Hoofdstuk 10 – Vergunningen en verzekeringen 138
Hoofdstuk 11 – Financieel plan 140
Hoofdstuk 12 – Bedrijfsnaam 142
Hoofdstuk 13 – Ondernemingsplan 143
Hoofdstuk 14 – Inkopen 144
Hoofdstuk 15 – Voorraad 146
Hoofdstuk 16 – Financiën bewaken 148
Hoofdstuk 17 – Uitstraling van je salon 152
Hoofdstuk 18 – Promotie 154
Hoofdstuk 19 – Klanten 157
Hoofdstuk 20 – Personeel 159
Hoofdstuk 21 - Evalueren 161
4
Nail Level Basics 1 – Nagelverzorging en anatomie 162
Hoofdstuk 1 – Beroepsbeeld 162
Hoofdstuk 2 – Communicatie 164
Hoofdstuk 3 – Werken in een team 166
Hoofdstuk 4 – Hygiëne in de salon 168
Hoofdstuk 5 – Arbeidsomstandigheden 170
Hoofdstuk 6 – Milieu 172
Hoofdstuk 7 – Kwaliteitszorg 174
Hoofdstuk 8 – De nagelsalon 176
Hoofdstuk 9 – Het skelet 178
Hoofdstuk 10 – De spieren 180
Hoofdstuk 11 – De huid 182
Hoofdstuk 12 – De nagels 184
Hoofdstuk 13 – De nagelafwijkingen 186
Hoofdstuk 14 – Manicure 188
Hoofdstuk 15 – Spabehandeling handen 190
Hoofdstuk 16 – Hand- en onderarmmassage 191
Hoofdstuk 17 – Voetverzorging 193
Hoofdstuk 18 – Spabehandeling voeten 194
Hoofdstuk 19 – Voet- en onderbeenmassage 195
Nail Level Basics 2 – Styling en design 196
Hoofdstuk 1 – Handmatig vijlen 196
Hoofdstuk 2 – Elektrisch vijlen 198
Hoofdstuk 3 – Nagelverlenging- en versteviging 200
Hoofdstuk 4 – Producten voor maken van kunstnagels 201
Hoofdstuk 5 – Intakegesprek 203
Hoofdstuk 6 – Voorbereiding natuurlijke nagel 205
Hoofdstuk 7 – Tips of sjablonen 207
Hoofdstuk 8 – Aanbrengen verschillende producten 209
Hoofdstuk 9 – Opvullen en nabehandelen 211
Hoofdstuk 10 – Kunstnagels verwijderen 213
Hoofdstuk 11 – Stilettonagels 215
Hoofdstuk 12 – Nagelcompetitie 217
Hoofdstuk 13 – Basic nailart 219
Hoofdstuk 14 – Fading en 3D-design 221
Hoofdstuk 15 – Airbrush 223
Hoofdstuk 16 – Handpainting 225
Hoofdstuk 17 – Advies- en verkoopgesprek 227
Hoofdstuk 18 – Kassawerkzaamheden 228
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
5
Beauty Level Basics 1 – De Schoonheidsbehandeling
Hoofdstuk 1 – De schoonheidsspecialist
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
vaktechnische, sociale en commerciële vaardigheden;
de beroepshouding van een schoonheidsspecialist.
Checkvragen
1. Waarvan heb je als schoonheidsspecialist kennis nodig?
anatomie
endoscopie
fysiologie
pathologie
2. Wanneer verwijs je een cliënt door naar een arts of andere beroepsbeoefenaar?
a. bij behandelingen die je minder leuk vindt
b. bij behandelingen die te veel tijd kosten
c. bij vragen die niet tot jouw vakgebied behoren
3. Wat is een reële behandelprijs?
a. Een prijs die in verhouding staat tot het type behandeling.
b. Een prijs waarbij je rekening houdt met de kwaliteit van je personeel.
c. Een prijs waarbij je zoveel mogelijk winst maakt.
4. Wat is een voorbeeld van een juiste beroepshouding?
a. Je voert de behandeling zo snel mogelijk uit.
b. Je voldoet altijd aan de wensen van je cliënten.
c. Je weet wat je leidinggevende van je verwacht.
5. Wat is belangrijk bij het verkopen van een product?
a. Je verkoopt de cliënt zo duur mogelijke producten.
b. Je verkoopt de cliënt koopt zo veel producten als mogelijk is.
c. Je verkoopt producten die passen bij het huidtype van de cliënt.
6. Als schoonheidsspecialist werk je volgens de regels zoals zijn vastgelegd in de 'Code
van de Schoonheidsspecialist'.
Waar hebben de regels in deze code betrekking op?
arbeidsomstandigheden
hygiëne
milieu
7. Welke beroepsdilemma’s kom je tegen als schoonheidsspecialist?
grenzen bepalen van je eigen werkgebied
tijdsdruk versus kwaliteit
voldoen aan verwachtingen
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
6
8. Welke sociale vaardigheden moet je als schoonheidsspecialist hebben?
Je moet …
goed kunnen samenwerken
initiatief durven nemen
kritiek van anderen niet accepteren
non-assertief zijn
9. Wat betekent efficiënt werken?
a. doelgericht werken
b. het maximale uit je werkdag halen
c. ongestructureerd werken
10. Wanneer stopt de ontwikkeling van je beroepshouding?
a. zodra je je diploma hebt gehaald
b. als je één jaar werkzaam bent als schoonheidsspecialist
c. nooit
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
7
Hoofdstuk 2 – Communicatie
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
communicatievormen (verbaal en non-verbaal);
de manier waarop je je het beste kunt presenteren als schoonheidsspecialist;
het voeren van gesprekken met cliënten;
het voeren van een zakelijk telefoongesprek;
samenwerken met collega’s;
weerbaarheid en assertiviteit.
Checkvragen
1. Wanneer is er sprake van non-verbale communicatie?
als je de cliënt aanraakt
als je een anamnese uitvoert met je cliënt
als je een e-mail beantwoordt
als je een telefoongesprek voert
als je naar de cliënt knikt
2. Waarmee communiceer je bij verbale communicatie?
a. gesproken en geschreven woorden
b. gesproken woorden en lichaamshouding
c. lichaamshouding en oogcontact
3. Hoe wordt iemand die informatie geeft genoemd?
a. ontvanger
b. spreker
c. zender
4. In welke situatie is er sprake van een communicatiestoring?
a. Als je cliënt na een eerdere klacht niet tevreden is over je behandeling.
b. Als je cliënt voor de tweede keer in twee weken niet op tijd komt voor de
behandeling.
c. Als je niet precies hebt gehoord en begrepen wat je cliënt bedoelt.
5. Wat is de BELANGRIJKSTE reden om er verzorgd uit te zien als schoonheidsspecialist?
a. Je bent het visitekaartje van het bedrijf.
b. Zo communiceer je makkelijker met de klant.
c. Je zit dan lekkerder in je vel.
6. Wat is het doel van een klantgesprek samenvatten?
a. Het gesprek begrijpelijk maken voor je collega’s, zodat ze weten wat de klant
wil.
b. Het gesprek zo kort mogelijk herhalen.
c. Het ordenen van een gesprek en nagaan of je de ander goed begrijpt.
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
8
7. Wat is HET BELANGRIJKSTE bij actief luisteren?
a. goed kijken naar de lichaamstaal van de cliënt
b. je cliënt serieus nemen
c. je concentreren op wat de cliënt zegt
8. Wat is belangrijk bij het voeren van een zakelijk telefoongesprek?
luister goed
maak een afspraak
praat duidelijk
spreek iemand altijd aan met u
wees vriendelijk
9. Wat kun je beter NIET doen als je kritiek krijgt?
a. je mening geven
b. laten merken wat het met je doet
c. weglopen
10. Je kijkt de ander NIET aan tijdens een gesprek. Van welk type gedrag is dit een
voorbeeld?
a. agressief gedrag
b. assertief gedrag
c. niet-assertief gedrag
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
9
Hoofdstuk 3 – Hygiëne, arbo en milieu
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
hygiëne in de schoonheidssalon;
lichamelijke belasting en houding;
veilig werken met apparaten en chemische producten;
het milieu en milieuproblemen.
Checkvragen
1. Wat zijn vormen van micro-organismen?
bacteriën
hoofdluizen
lintwormen
schimmels
teken
virussen
2. Op welke wijze kun je materialen desinfecteren?
door bevriezing
door verhitting
met behulp van ontsmettingsmiddelen
met water en zeep
3. Welke van de onderstaande beweringen is correct?
Bedrijfskleding moet…
a. goed te wassen zijn.
b. van de laatste mode zijn.
c. wit zijn.
4. Wat zijn voorbeelden van ‘vuil’ sanitair?
De binnenkant van de toiletpot
De deurklink van de toiletruimte
De lage tegels in de toiletruimte
De tegels hoger dan 40 centimeter in de toiletruimte
De toiletbril
De wastafel in de toiletruimte
5. Wat is belangrijk bij het tillen?
ga zo dicht mogelijk bij het voorwerp staan
houd het voorwerp ontspannen vast
houd je rug recht
til alleen voorwerpen lichter dan vijf kilo
zak door je knieën
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
10
6. Cosmetische producten kunnen huidklachten veroorzaken. Wat zorgt ervoor dat dit
gebeurt?
de eigenschappen van het product
de manier waarop je met het product werkt
hoe lang je met het product werkt
opname van het product in het lichaam
7. Wat is de BELANGRIJKSTE functie van de aardlekschakelaar?
a. controleren hoeveel stroom het huis in en uit gaat
b. de stroomdoorgang verbreken als er stroom weglekt
c. de stroomdoorgang verbreken bij een te hoge stroomsterkte
8. Een geaard stopcontact heeft een geaard snoer. Waarvoor dient de geelgroene
draad?
a. randaarde
b. retourleiding
c. wisselspanning
9. Wat is/zijn voorbeeld(en) van duurzame energiebronnen?
aardgas
aardwarmte
olie
waterkracht
wind-energie
zonne-energie
10. Waar gooi je desinfectiemiddelen weg?
a. in de milieubox
b. in de vuilnisbak
c. in de wasbak
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
11
Hoofdstuk 4 – Kwaliteitszorg
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de definitie van kwaliteit;
soorten kwaliteit: proces-, product- en integrale kwaliteit;
methoden om kwaliteit te beoordelen.
Checkvragen
1. Een verzorgd interieur en exterieur zijn aspecten van integrale kwaliteit. Wat hoort
nog meer bij deze vorm van kwaliteit?
de behandeling
de hygiëne
de presentatie van producten
de service
de veiligheid
goede samenwerking
2. Wat is het doel van kwaliteitszorg?
a. Alle behandelingen aan kunnen bieden die je cliënten willen ondergaan.
b. De kwaliteit van de salon op het gewenste niveau brengen.
c. Ervoor zorgen dat de prijs en kwaliteit van de behandeling in balans zijn.
3. Wat is de betekenis van effectief werken?
a. De behandeling zo goed mogelijk uitvoeren.
b. De behandeling zo snel en goed mogelijk uitvoeren.
c. De behandeling zo snel mogelijk uitvoeren.
4. Op welke manier kun je zorgen voor een goede eerste indruk van je salon?
a. Door de cliënt vriendelijk te woord te staan.
b. Door de etalage mooi in te richten.
c. Door veel verschillende behandelingen aan te bieden.
5. Op welke manieren kun je kwaliteit meten?
de mening van de cliënt vragen
een beoordelingsinstrument gebruiken
evalueren van de behandeling
6. Waarom is het belangrijk om je doelgroep te kennen?
a. Hierdoor ben je je concurrenten slimmer af.
b. Hierdoor krijg je inzicht in hoe je de producten en diensten moet prijzen.
c. Hierdoor kun je voldoen aan de eisen van de cliënt.
7. Wat zijn de voordelen van een tijdelijk presentatiemeubel? Tijdelijke
presentatiemeubelen zijn makkelijk te …
a. monteren.
b. verkopen.
c. verplaatsen.
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
12
8. Van welke kwaliteitsvorm zijn promotiemiddelen, zoals advertenties, een voorbeeld?
a. integrale kwaliteit
b. proces kwaliteit
c. product kwaliteit
9. Hoe kun je de productkwaliteit op peil houden?
Door cursussen te volgen.
Door de producten marktconform te prijzen.
Door de wens van de cliënt te realiseren.
Door een snelle behandeling te geven.
Door te luisteren naar de cliënt.
Door vakliteratuur te lezen.
10. De behandeling waar je mee bezig bent loopt uit. Mevrouw De Vries, je volgende
cliënt, komt al binnenlopen. Wat is correcte reactie in deze situatie?
Je biedt de cliënt wat te drinken aan.
Je gaat verder met de behandeling.
Je laat de cliënt zelf iets te drinken pakken.
Je licht de cliënt in dat de behandeling iets uitloopt.
Je zegt goedendag.
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
13
Hoofdstuk 5 – De schoonheidssalon
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de eisen die aan de inrichting van de praktijkruimte worden gesteld;
de producten en materialen die aanwezig moeten zijn in een schoonheidssalon.
Checkvragen
1. Wat is GEEN eis waaraan de inrichting van de praktijkruimte moet voldoen?
a. De muren moeten wit van kleur zijn.
b. Je moet een raam open kunnen zetten.
c. Trappen moeten minimaal 60 centimeter breed zijn.
2. Over welke apparaten moet een praktijkruimte VERPLICHT beschikken?
harskomfoor
infraroodlamp
lichaamsvibrator
loeplamp
waterdampapparaat
3. Wat is belangrijk bij het kiezen van een behandelstoel?
Je moet de bekleding kunnen wassen.
Je moet de stoel ook kunnen gebruiken als massagebank.
Je moet de stoel moet in meerdere standen kunnen zetten.
Je moet goed om de stoel heen kunnen lopen.
4. Aan welke eis moet een taboeret voldoen? Een taboeret moet …
a. in hoogte verstelbaar zijn.
b. poten hebben geïsoleerd met rubber.
c. Vier steunpunten hebben.
5. Welke onderdelen zijn NIET verplicht in de schoonheidssalon?
omkleedruimte
opbergruimte
werkvoorraad
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
14
Hoofdstuk 6 – Opbouw van de behandeling
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de onderdelen waaruit een gezichtsbehandeling kan bestaan;
het bepalen van de prijs van de behandeling.
Checkvragen
1. Wat is belangrijk bij het wassen van je handen?
a. Droog je handen af met een handdoek die op 60º is gewassen.
b. Wrijf je handen minimaal 20 seconden over elkaar.
c. Verwijder ringen en sieraden vóór het wassen.
2. Wat bepaalt jouw behandelaanbod?
de behandelruimte
de wens van de cliënt
jouw eigen expertise
3. Hoe lang duurt een doorsnee gezichtsbehandeling?
a. 30 tot 45 minuten
b. 45 tot 60 minuten
c. 60 tot 90 minuten
4. Waarom verf je de wenkbrauwen vóór je ze gaat epileren?
a. Dan kun je de overtollige haartjes beter zien.
b. De verf kan de huid anders te veel irriteren
c. De verf pakt niet op de kalmerende crème die je aanbrengt na het epileren.
5. Waarmee moet je rekening houden als je je uurprijs berekent
de gebruikte producten
de tijd die de behandeling kost
het te besteden budget van de cliënt
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
15
Hoofdstuk 7 – Huidanalyse
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het uitvoeren van een huidanalyse;
de verschillen tussen een mannen- en vrouwenhuid;
de verschillen tussen een donkere en een blanke huid;
het invullen van een klantenkaart;
het opstellen van een behandelplan.
Checkvragen
1. Wat is het doel van de anamnese? Inzicht krijgen in…
a. de huidsoort van de cliënt.
b. de verwachtingen van de cliënt.
c. de voorgeschiedenis van de cliënt.
2. Wat doe je tijdens de palpatie?
a. Je bekijkt de huid van de cliënt.
b. Je betast de huid van de cliënt.
c. Je behandelt de huid van de cliënt.
3. Wat is de MEEST GEBRUIKTE volgorde van de huidanalyse?
a. anamnese - inspectie - palpatie
b. anamnese - palpatie - inspectie
c. inspectie - anamnese - palpatie
4. Wat bepaal je met diascopie?
a. de hoeveelheid talg in de huid
b. de mate van verhoorning van de huid
c. de vochtigheidsgraad van de huid
5. Bij welk huidtype treedt snel rimpelvorming op?
a. droge huid
b. gevoelige huid
c. vette huid
6. Welke kleur heeft een goed doorbloede blanke huid?
a. bruin
b. rood
c. roze
7. Wat bepaal je met palpatie?
a. de doorbloeding van de huid
b. de huidsoort van de cliënt
c. de zuurgraad van de huid
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
16
8. Wat is een verschil tussen een mannen- en vrouwenhuid?
Mannen hebben een vettere huid.
Mannen hebben vaker acnelittekens.
Mannen hebben minder doorbloedingsafwijkingen.
Mannen hebben een sterkere verhoorning van de huid.
Mannen hebben een dunnere huid.
Mannen hebben gevoeligere huid.
9. Een donkere huid is vaak wat vetter dan een blanke huid. Hoe komt dit?
a. Een donkere huid heeft meer talgklieren.
b. Een donkere huid is dikker.
c. Een donkere huid zweet meer.
10. Wat vul je in op het behandelplan?
De behandelingen die je uit gaat voeren.
De contra-indicaties die aanwezig zijn bij de cliënt.
De gegevens van de huidanalyse.
Het doel van de behandeling
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
17
Hoofdstuk 8 – Oppervlaktereiniging
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de producten en materialen die je kunt gebruiken bij de oppervlaktereiniging;
de voorbehandeling bij de oppervlaktereiniging;
de indicaties en contra-indicaties van reinigingsproducten;
de verdeelgrepen voor de reiniging.
Checkvragen
1. Welk reinigingsproduct kun je HET BESTE gebruiken bij een vochtarme huid?
a. hydrofiele olie
b. mousserende emulsie
c. reinigingscrème
2. Wat zijn eigenschappen van minerale vetten?
Ze vermengen zich goed met vet en vuil op het huidoppervlak.
Ze zijn goed op te nemen door de huid.
Ze zijn goed te verdelen over het huidoppervlak.
3. Welk reinigingsproduct kun je HET BESTE gebruiken voor het reinigen van de ogen?
a. reinigingsgel
b. reinigingsmilk
c. reinigingscrème
4. Wat is een functie van het borstelapparaat bij de oppervlaktereiniging?
a. het aanbrengen van het reinigingsproduct
b. het uitwerken van het reinigingsproduct
c. het verwijderen van het reinigingsproduct
5. Wat is de functie van een lotion?
a. de huid verfrissen
b. de poriën openen
c. vet en vuil van de huid verwijderen
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
18
Hoofdstuk 9 – Dieptereiniging
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het doel van de voorbehandeling bij een dieptereiniging;
de indicaties en contra-indicaties voor het gebruik van huidverwarmende en
huidverwekende producten en apparatuur;
de producten en materialen die je kunt gebruiken bij het verdunnen van de
hoornlaag;
het verwijderen van comedonen en milia.
Checkvragen
1. Wat is het doel van de voorbehandeling bij de dieptereiniging?
a. de huid desinfecteren
b. de huid reinigen
c. de huid verweken
2. Wat is een kenmerk van een verdikte hoornlaag?
Een verdikte hoornlaag ...
a. verbrandt sneller.
b. reageert minder op prikkels.
c. is gevoeliger.
3. Welk apparaat kun je HET BESTE gebruiken voor het verweken van de huid?
a. bostelapparaat
b. iontoforeseapparaat
c. koeldampapparaat
4. Wat is een contra-indicatie voor het gebruik van de infrarode lamp bij het
verwijderen van comedonen?
a. een huid met roodheden
b. een slecht doorbloede huid
c. rimpels en plooien
5. Wat zijn indicaties voor een peeling?
een huid met littekens
een huid met passieve acne
een huid met roodheden
een oudere, verslapte huid;
een verdikte hoornlaag
een vette, grove huid
6. Waarom kun je bij actieve acne beter géén peeling toepassen?
Een peeling…
a. droogt de huid te veel uit.
b. is te heftig voor een acne huid.
c. reinigt de hoornlaag minder goed dan een lysing.
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
19
7. Wat zijn indicaties voor een slijpbehandeling?
actieve acne
gevoelige huid
littekens
oudere huid
verhoornde haarzakjes
vette huid
8. Welke van de onderstaande beschrijvingen zijn juist?
Met een comedonendrukker kun je gebieden behandelen waar je met je
vingers moeilijk bij komt.
Met een comedonendrukker veroorzaak je snel huidbeschadigingen.
werk je nauwkeuriger dan met je vingers
9. Bij welke huidtypen komt milia voor?
droge huid
gevoelige huid
oudere huid
vette huid
10. Wat kan de cliënt thuis zelf doen om milia zoveel mogelijk te voorkomen?
a. de huid scrubben
b. de huid wassen met een speciale zeep
c. regelmatig een masker nemen
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
20
Hoofdstuk 10 - Ontharingsmethoden
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de verschillende tijdelijke en definitieve ontharingsmethoden;
de producten en materialen voor tijdelijk ontharen;
het harsen van haar in het gezicht;
het epileren van de wenkbrauwen;
het harsen van lichaamshaar.
Checkvragen
1. Welke ontharingsmethoden zijn voorbeelden van depileren?
elektrisch ontharen
harsen
knippen
ontharingscrème
scheren
waxen
2. Bij het gebruik van welk pincet heb je de minste kans op huidbeschadigingen?
a. automatisch pincet
b. pincet met ronde bek
c. pincet met schuine bek
3. Welk deel van het haar verwijder je met scheren?
a. de haarfollikel
b. de haarschacht
c. de haarwortel
4. Wat is folliculitis?
a. overbeharing bij vrouwen
b. een ingegroeide haar
c. een ontstoken haarzakje
5. Van welke soort stroom maak je gebruik bij de diathermiemethode?
a. gelijkstroom
b. wisselstroom
c. wisselstroom en gelijkstroom
6. In welke richting breng je de hars aan?
a. met de haargroeirichting mee
b. tegen de haargroeirichting in
c. zowel met de haargroeirichting mee, als tegen de haargroeirichting in
7. Welk soort hars kun je HET BESTE gebruiken bij cliënten met dikke stugge haren?
a. hars op minerale basis
b. hard op oliebasis
c. hars op waterbasis
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
21
8. Welke eisen worden gesteld aan het eindresultaat bij het epileren van de
wenkbrauwen?
beide wenkbrauwen zijn symmetrisch
de bovenzijden vormen een strakke boog
de onderzijden vormen een strakke lijn
9. Welk deel van de wenkbrauw kun je HET BESTE epileren bij ronde wenkbrauwen?
a. de aanzet bij de neus
b. de bovenzijde van de wenkbrauw
c. het omlaag lopende gedeelte van de wenkbrauw
10. Hoe warm mag hars uit de harskomfoor maximaal zijn?
a. 40° Celsius
b. 50° Celsius
c. 60° Celsius
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
22
Hoofdstuk 11 – Massage
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de algemene effecten van een massage;
het doel van een massage;
de indicaties en contra-indicaties voor een massage en specifieke massagegrepen;
huidhandgrepen;
de opbouw van een gezichtsmassage;
de opbouw van een lichaamsmassage;
speciale massages.
Checkvragen
1. Wat is een reflectorisch effect van een massage?
a. het activeren van de spijsvertering
b. het ontspannen van verkrampte spieren
c. het verhogen van de bloeddruk
2. Wat is een doel van een gezichtsmassage?
a. verbeteren van de doorbloeding
b. verbeteren van de huidweerstand
c. verbeteren van de spierspanning
3. Waarvoor dient massageolie?
a. om de huid tijdens de massage te voeden
b. om huidverschuivingen te voorkomen
c. om je tastgevoel te verbeteren
4. Wanneer mag je géén lichaamsmassage uitvoeren?
a. bij koorts
b. bij nervositeit
c. bij vermoeidheid
5. Wat is een voorbeeld van een indicatie van een massage?
a. beschadigde huid
b. huid met actieve acne
c. slecht doorbloede huid
6. Wat is een contra-indicatie voor het toepassen van tapotements?
a. pijnlijke gewrichten
b. teleangiectasieën
c. weinig onderhuids vetweefsel
7. Welke massagegreep kun je het BESTE toepassen aan het eind van de massage?
a. drukzuigbeweging
b. effleurage
c. petrissage
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
23
8. Wat is een doel van een frictie?
a. afvoeren van afvalstoffen
b. kalmeren van de cliënt
c. losmaken van verklevingen
9. In welk tempo voer je huidhandgrepen uit als je de conditie van het
onderhuidsbindweefsel wilt verbeteren?
a. afwisselend snel en langzaam
b. langzaam
c. snel
10. Wat is het doel van een hotstone massage?
afvalstoffen afvoeren
blokkades oplossen
de bloedcirculatie verbeteren
kramp verminderen
lymfevocht afvoeren
verklevingen verminderen
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
24
Hoofdstuk 12 – Maskers en pakkingen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de verschillende soorten maskers en pakkingen;
de indicaties en contra-indicaties voor het aanbrengen van maskers en pakkingen;
de werking van maskers en pakkingen.
Checkvragen
1. Voordat je een masker aanbrengt, verwarm en verweek je de huid. Waarom doe je dit?
a. de huid kan de werkstoffen dan beter opnemen
b. dit reinigt de huid
c. De cliënt is dan meer ontspannen
2. Wat is de werking van een zuurstofmasker?
a. adstringerend
b. modellerend
c. zuiverend
3. Wat is een contra-indicatie voor een poedermasker?
a. gevoelige huid
b. vette huid
c. vochtarme huid
4. Wat is een indicatie voor een plastificerend masker?
a. onzuivere huid
b. vermoeide huid
c. vochtarme huid
5. Welke pakking kun je HET BESTE toepassen voorafgaand aan het verwijderen van
comedonen?
a. lijnzaadpakking
b. oliepakking
c. vochtpakking
6. Welke pakking kun je HET BESTE toepassen bij spier- en reumatische klachten?
a. algenpakking
b. kleipakking
c. gipspakking
7. Voor een lichaamspakking gebruik je vaak natuurlijke producten, zoals modder. Wat is
de werking van modder?
kalmerend
ontgiftend
ontsmettend
ontspannend
regenererend
reinigend
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
25
8. Welke pakking is HET MEEST geschikt voor het behandelen van panniculose?
a. gipspakking
b. modderpakking
c. paraffinepakking
9. Tijdens het inwerken van de pakking dek je de schouders en het decolleté toe met
handdoeken. Waarom doe je dit?
a. Om de cliënt wat privacy te geven.
b. Om de spieren van de cliënt te verwarmen.
c. Om te voorkomen dat de cliënt afkoelt.
10. Waaruit bestaat een lijnzaadpakking?
a. lijnzaad en lotion
b. lijnzaad en olie
c. lijnzaad en water
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
26
Hoofdstuk 13 – Make-up
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het gebruik van kleur bij het aanbrengen van make-up;
producten en materialen voor het opmaken van het gezicht.
het aanbrengen van make-up.
het corrigeren van gelaatsvormen door middel van make-up.
Het aanbrengen van make-up voor een speciaal doel;
het aanbrengen en verwijderen van kunstwimperstrips en kunstwimperstukjes.
Checkvragen
1. Welke kleur camouflage kun je HET BESTE gebruiken om blauwe kringen onder de ogen
te camoufleren?
a. blauw
b. oranje
c. paars
2. Welke kleuren zijn complementaire kleuren?
a. paars en blauw
b. paars en geel
c. paars en rood
3. Wat is een kenmerk van complementaire kleuren?
a. ze passen niet goed bij elkaar
b. ze versterken elkaar
c. ze zwakken elkaar af
4. Welk soort foundation is HET MEEST geschikt voor de vette huid?
a. foundation op waterbasis
b. poederfoundation
c. vloeibare foundation
5. Met welke tinten kun je de huid het beste camoufleren?
de tint van de huidskleur.
een tint lichter dan de huidskleur.
een tint donkerder dan de huidskleur.
6. Welke gelaatsvorm is zichtbaar op de afbeelding hiernaast?
a. driehoek
b. lang
c. rond
7. Op welke manier kun je een diamantvormige gelaatsvorm corrigeren?
Door een lichte kleur aan te brengen op ...
a. de slapen en de wangen.
b. de slapen en het voorhoofd.
c. het voorhoofd en de wangen.
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
27
8. Op welke manier kun je kleine ogen groter laten lijken?
a. Door de binnenzijde van het oog met een wit potlood te omranden.
b. Door de wenkbrauwen breder te tekenen.
c. Door een glanzende oogschaduw op het ooglid aan te brengen.
9. Welke kleur oogschaduw kun je beter NIET gebruiken bij een cliënt met een donkere
huid?
goud
grijs
groen
lichtblauw
paars
zilver
10. Van welk materiaal kunnen kunstwimpers gemaakt zijn?
kunststof
marterhaar
paardenhaar
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
28
Hoofdstuk 14 – Wimpers en wenkbrauwen verven
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
producten en materialen voor het verven van wimpers en wenkbrauwen;
de werkwijze bij het verven van wimpers en wenkbrauwen.
Checkvragen
1. Wimperverf maak je door een bepaald percentage waterstofperoxide met verf te
mengen. Hoe hoog is dit percentage maximaal?
a. 5%
b. 10%
c. 15%
2. Wat is de werking van waterstofperoxide in wimperverf?
a. het activeert de verf
b. het maakt de verf donkerder
c. het remt de werking van de verf
3. Hoe lang mag de verf maximaal inwerken op de wenkbrauwen?
a. 1 tot 2 minuten
b. 2 tot 5 minuten
c. 5 tot 8 minuten
4. Hoe lang mag de verf maximaal inwerken op de wimpers?
a. 3 tot 5 minuten
b. 5 tot 10 minuten
c. 10 tot 15 minuten
5. Waarom moet je de tijd goed in de gaten houden bij het verven van de
wenkbrauwen?
a. anders loopt je behandeling te veel uit
b. bij een te lange inwerktijd kan de verf gaan irriteren
c. de wenkbrauwen zijn snel te donker
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
29
Hoofdstuk 15 – Cosmetische hand- en voetverzorging
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de producten en materialen bij het uitvoeren van een cosmetische hand- en
voetverzorging;
de indicaties en contra-indicaties van producten en materialen;
de opbouw van de handverzorging;
de opbouw van de voetverzorging.
Checkvragen
1. Bij de nagelverzorgende behandeling kun je gebruik maken van verschillende vijlen.
Welke vijlen zijn geschikt om de nagels in model te vijlen?
diamantvijl
kartonnen vijl
polijstvijl
2. Nagelriemolie breng je op de voeten aan met een wattenstaafje. Waarom doe je
dat?
a. Zo gebruik je minder olie.
b. Dit is hygiënischer voor de cliënt.
c. De olie bederft zo minder snel.
3. Wat is het doel van een cuticle remover?
De nagelriemen …
a. reinigen.
b. versterken.
c. verweken.
4. Wat is de functie van een bokkenpootje?
De nagelriemen …
a. soepel maken.
b. schoon maken.
c. terug duwen.
5. Waarom draag je disposable handschoenen tijdens een voetverzorgende
behandeling?
a. Om je handen te beschermen tegen agressieve voetproducten.
b. Om je handen te beschermen tegen voetschimmel.
c. Om je handen te beschermen tegen het freesapparaat.
6. Welke soort frees is geschikt om de nageluiteinden glad te maken?
a. bolvormig freesje
b. peervormig freesje
c. tonvormig freesje
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
30
7. Welke producten kun je gebruiken voor zowel de handen als de voeten?
handcleanser
nagelverharder
nagelwit
polish remover
8. Welke materialen moet je na gebruik desinfecteren?
frezen
nagelborsteltje
nagelheffer
nageltang
teenkam
9. Waaraan moet een handcrème voldoen?
Een handcrème mag niet vet zijn.
Een handcrème moet lekker ruiken.
Een handcrème moet snel worden opgenomen.
10. Wat is de werking van een paraffinepakking voor de handen?
a. de doorbloeding verbeteren
b. de handen reinigen
c. de conditie van de huid verbeteren
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
31
Hoofdstuk 16 – Adviseren en verkopen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het geven van adviezen over huid- en lichaamsverzorging;
het doorverwijzen van cliënten naar andere specialisten;
het advies- en verkoopgesprek.
Checkvragen
1. Waarom adviseer je de cliënt om gevarieerd te eten?
a. Zo heeft zij sneller een vol gevoel.
b. Zo krijgt zij alle voedingsmiddelen binnen.
c. Zo voorkomt zij voedselvergiftiging.
2. Welke beroepsbeoefenaar is gespecialiseerd in het camoufleren van
huidonregelmatigheden?
a. dermatoloog
b. huidtherapeut
c. plastisch chirurg
3. Wanneer voer je een verkoopgesprek?
na de behandeling
tijdens de behandeling
voorafgaand aan de behandeling
4. Welke verkoopmethode past bij de schoonheidssalon?
a. De cliënt een vrijblijvend advies geven.
b. De cliënt helpen bij het besluiten.
c. De cliënt overhalen een product te kopen.
5. Wat is een koopwens?
a. De reden waarom een klant iets wil kopen.
b. De wens van een klant om iets te kopen.
c. De wens van een schoonheidsspecialist om iets te verkopen.
Beauty Level Basics 1
De Schoonheidsbehandeling
32
Hoofdstuk 17 – Adviseren en verkopen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de verschillende functies van een kassa;
soorten betaalmiddelen.
Checkvragen
1. Wat is de functie van een geldklem?
a. Andere betaalmiddelen, zoals cadeaubonnen, bewaren.
b. Briefgeld met dezelfde waarde bij elkaar houden.
c. Het geld tijdelijk opbergen bij het teruggeven van wisselgeld.
2. Welke functies heeft de kassa?
het bewaren van geld
het informeren van de klant over de bedragen
het invoeren van creditcardgegevens
het optellen van bedragen
het registreren van aangeslagen bedragen
3. Welke gegevens staan er op een creditcard?
de geldigheidsdatum
de handtekening van eigenaar
de naam eigenaar creditcard
de woonplaats van eigenaar
een controlenummer
een watermerk
4. Wat is het verschil tussen een creditcard en een pinpas?
a. Bij een creditcard hoef je meestal geen pincode in te voeren.
b. Een creditcard kun je ook in het buitenland gebruiken, een pinpas niet.
c. Met een creditcard kun je alleen kleine bedragen betalen.
5. Hoe kun je eenvoudig bekijken of er sprake is van een kastekort of een
kasoverschot?
a. De klantenbon vergelijken met de controlebon.
b. Het bedrag uit de kassa vergelijken met de controlebon.
c. Het bedrag uit de kassa vergelijken met de klantenbon.
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
33
Beauty Level Basics 2 – Kennis van het lichaam
Hoofdstuk 1 – Cellen en weefsels
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de opbouw en functies van cellen;
de celdeling;
de opbouw en functies van epitheelweefsel;
het verschil tussen bedekkend en afscheidend epitheel (klierweefsel);
verschillende soorten klierweefsel;
de opbouw en functies van zenuwweefsel;
de opbouw en functies van spierweefsel;
de opbouw en functies van steunweefsel.
Checkvragen
1. Uit welke onderdelen is een cel VAN BUITEN NAAR BINNEN opgebouwd?
a. celkern, celmembraan, cellichaam
b. cellichaam, celmembraan, celkern
c. celmembraan, cellichaam, celkern
2. Welke functie is een vegetatieve levensverrichting?
a. beweging
b. prikkelverwerking
c. stofwisseling
3. De meeste cellen vernieuwen zich door directe of indirecte celdeling. Wanner
spreek je van indirecte celdeling?
a. Als de celkern zich gelijktijdig deelt met het cellichaam.
b. Als eerst de celkern zich deelt en daarna het cellichaam.
c. Als eerst het cellichaam zich deelt en daarna de celkern.
4. Er zijn verschillende vormen van epitheelweefsel. Welke vorm van epitheelweefsel is
opgebouwd uit platte cellen?
a. cilindrisch epitheel
b. kubisch epitheel
c. plaveiselepitheel
5. Wat zijn voorbeelden van klieren met een afvoerbuis?
apocriene klieren
eccriene klieren
endo-exocriene klieren
endocriene klieren
holocriene klieren
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
34
6. Wat zijn voorbeelden van functies die het autonome zenuwstelsel regelt?
a. de hartslag en het verwijden en vernauwen van bloedvaten
b. de spierbewegingen van bijvoorbeeld skeletspieren
c. de werking van hersenzenuwen, ruggenmergzenuwen en vertakkingen hiervan
7. Wat voor soort zenuwen zijn sensibele zenuwen?
a. bewegingszenuwen.
b. gemengde zenuwen.
c. gevoelszenuwen.
8. Waar bevindt glad spierweefsel zich?
a. in de armen
b. in de maag
c. in het hart
9. Welke soort steunweefsel komt het meest voor in het lichaam?
a. beenweefsel
b. bindweefsel
c. kraakbeenweefsel
10. Wat zijn de functies van beenweefsel?
belangrijke organen beschermen
bloedcellen aanmaken
bloedcellen vormen
dienen als aanhechtingsplaats van spieren
vet opslaan
vorm en steun geven aan het lichaam
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
35
Hoofdstuk 2 – Het skelet
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de functie en bouw van het beenderstelsel;
de topografie van verschillende organen en structuren in het lichaam;
de beenderen die zich in het hoofd en de romp bevinden;
de beenderen die zich in de bovenste en onderste extremiteiten bevinden.
Checkvragen
1. Wat is GEEN functie van het skelet?
a. belangrijke organen beschermen
b. beweging van het lichaam mogelijk maken
c. rode en witte bloedcellen aanmaken
2. Wat zijn voorbeelden van onregelmatige beenderen?
handwortelbeentjes
knieschijven
middenhandsbeentjes
ribben
wervels
3. Welke botverbinding is het MINST beweeglijk?
a. bindweefselverbinding
b. gewricht
c. kraakbeenverbinding
4. Welke beenderen bevinden zich in het schedeldak?
de slaapbeenderen
het achterhoofdsbeen
het voorhoofdsbeen
het wiggebeen
het zeefbeen
5. Welk gedeelte van het skelet bepaalt voor een groot deel de vorm van het gezicht?
a. de aangezichtsschedel
b. de schedelbasis
c. het schedeldak
6. De bovenste halswervel draagt het hoofd. Hoe heet deze wervel?
a. atlas
b. bizonbult
c. draaier
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
36
7. Wat zijn valse ribben?
a. Ribben die door glasachtig kraakbeen met het borstbeen zijn verbonden.
b. Ribben die geen directe functie hebben bij de bescherming van vitale
organen.
c. Ribben die niet direct met het borstbeen zijn verbonden.
8. Welke beenderen komen voor in de arm?
elleboogpunt
ellepijp
kleine draaier
middenhandsbeentjes
spaakbeen
9. Welke beenderen komen voor in het been?
binnenenkel
dijbeen
grote draaier
spaakbeen
teenkootjes
10. Wat is het grootste pijpbeen van het lichaam?
a. de ellepijp
b. het dijbeen
c. het scheenbeen
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
37
Hoofdstuk 3 – Het spierstelsel
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de bouw en werking van spieren in het lichaam;
de spierstofwisseling;
de benaming en functies van spieren in het lichaam.
Checkvragen
1. Waarvan kunnen spieren er meerdere hebben?
buiken
hoofden
pezen
vormen
2. Wat is isometrische spiercontractie?
a. Verandering van de lengte van een spier zonder dat de spanning verandert.
b. Verandering van de lengte en de spanning van een spier.
c. Verandering van de spanning van een spier zonder dat de lengte verandert.
3. Welke twee zenuwen zorgen voor prikkeling van de mimische spieren?
a. de drielingzenuw en de aangezichtszenuw
b. de aangezichtszenuw en de oogzenuw
c. de oogzenuw en de drielingzenuw
4. Hoe noem je een paar van spieren die elkaars werking tegengaan?
a. agonisten
b. antagonisten
c. synergisten
5. Wat is de functie van de brede rugspier?
a. naar achteren brengen, naar binnen draaien en naar het lichaam toe brengen
van de arm
b. spieren in het lichaam overeind houden en strekken
c. de arm buitenwaarts en naar voren heffen
6. Welke spier zorgt voor het naar voren en naar beneden trekken van het
schouderblad?
a. grote borstspier
b. kleine borstspier
c. middenrif
7. Waarmee kunnen spieren vastzitten aan het skelet?
met bindweefselvezels
met pezen
met peesbladen
met spierbuiken
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
38
8. Buikspieren beschermen de organen in de buikholte. Waardoor kunnen buikspieren
verslappen?
aandoeningen aan het zenuwstelsel
gewichtstoename
hormonale veranderingen tijdens de zwangerschap
overrekking
9. Welke armspier zorgt voor strekking van de arm in het ellebooggewricht?
a. tweehoofdige armspier
b. driehoofdige armspier
c. opperarm-spaakbeenspier
10. Uit welke spieren bestaan de hamstrings?
a. halfvliesachtige spier, halfpeesachtige spier, tweehoofdige dijbeenspier
b. kuitbeenspieren, voorste scheenbeenspier
c. slanke dijbeenspier, kleermakerspier, grote bilspier
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
39
Hoofdstuk 4 – De zintuigen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
verschillende zintuigen die onderscheiden worden;
prikkels die je kunt waarnemen met zintuigen;
de werking van de zintuigen.
Checkvragen
1. Hoeveel zintuigen heeft een mens?
a. 3
b. 5
c. 6
2. Met welke zintuigen neem je sensorische prikkels waar?
gehoorzintuig
gevoelszintuig
gezichtszintuig
reukzintuig
smaakzintuig
3. In de huid zijn verschillende tastlichaampjes aanwezig. Met welke tastlichaampjes
neem je lichte aanrakingen waar?
a. tastlichaampjes van Krause
b. tastlichaampjes van Meissner
c. tastlichaampjes van Vater-Pacini
4. Welke prikkels neem je waar met de tastlichaampjes van Ruffini?
a. druk
b. kou
c. warmte
5. Hoe bereikt een geurprikkel de hersenen?
a. via de reukzenuw
b. via het neustussenschot
c. via het reukslijmvlies
6. Waar op de tong bevinden zich de MINSTE smaakpapillen?
a. aan de zijkanten
b. in het midden
c. op de punt
7. In welk deel van het oor ligt het gehoororgaan?
a. het inwendige oor
b. het middenoor
c. het uitwendige oor
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
40
8. Wat is de volgorde van de drie oogrokken, VAN BUITEN NAAR BINNEN?
a. harde oogvlies, netvlies, vaatvlies
b. harde oogvlies, vaatvlies, netvlies
c. vaatvlies, harde oogvlies, netvlies
9. Met welke receptoren in het oog kun je kleuren zien?
a. bolletjes
b. kegeltjes
c. staafjes
10. Op welke plek in het oog kun je geen lichtprikkels opvangen?
a. blinde vlek
b. gele vlek
c. glasachtig lichaam
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
41
Hoofdstuk 5 – Bouw van de huid
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
verschillende huidlagen en hun kenmerken;
de functies van de huid;
de bouw en functies van zweet- en talgklieren;
de bouw, functie en groei van nagels;
de bouw, soorten en groei van haren.
Checkvragen
1. Wat is VAN BUITEN NAAR BINNEN de juiste volgorde van de huidlagen?
a. lederhuid, opperhuid, onderhuid
b. opperhuid, lederhuid, onderhuid
c. opperhuid, onderhuid, lederhuid
2. Welke van de onderstaande huidlagen bestaat voor het KLEINSTE deel uit water?
a. hoornlaag
b. korrellaag
c. stekelcellenlaag
3. Fibroblasten zijn cellen in de lederhuid. Bij welke processen spelen fibroblasten een
rol?
opbouw van vezels in de lederhuid
vormen van antilichamen tegen ziektekiemen
vormen van de grondsubstantie
vormen van histamine
zorgen voor stevigheid van de huid
4. In welke huidlaag bevinden zich groepjes vetcellen?
a. lederhuid
b. onderhuid
c. opperhuid
5. Op welke wijze zorgt je lichaam ervoor dat het warmte vasthoudt als het dreigt af te
koelen?
a. betere doorbloeding
b. kippenvel
c. zweten
6. In welke situaties vormt het lichaam histamine?
allergische reacties
huidbeschadiging
massage
stress
zonnebrand
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
42
7. Waaruit bestaat de zuurmantel van de huid?
bacteriën
gisten
schimmels
talg
verhoorningsproducten
zweet
8. Waardoor ontstaat een blijvende verlaging van de huidspanning?
a. geestelijke spanning
b. veroudering
c. ziekte
9. De huid is niet glad, maar heeft reliëf. Welke vorm van huidreliëf wordt gebruikt bij
de opsporing van criminelen?
a. cutislijsten
b. huidveldjes
c. talgklierporiën
10. Welke van de onderstaande stellingen is ONJUIST?
a. De hoeveelheid melanine in de huid bepaalt de huidskleur.
b. De hoeveelheid pigmentcellen in de huid verandert onder invloed van UV-
stralen.
c. Vrouwen hebben gemiddeld gezien een lichtere huidskleur dan mannen.
11. Op welke plekken van het lichaam komen talgklieren voor?
behaarde hoofdhuid
bovenste deel van de borst
gezicht
handpalmen
tussen de tenen
12. Een nagel kan ademen. Via welk weefsel ontvangt de nagel zuurstof?
a. nagelbed
b. nagelriem
c. nageluiteinde
13. Hoe wordt het haar genoemd van de eerste zachte baard van een puberjongen?
a. intermediair haar
b. lanugohaar
c. terminaal haar
14. Welke fase in de haargroei duurt het langst?
a. anagene fase
b. katagene fase
c. telogene fase
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
43
15. Uit welke lagen bestaat de nagelplaat?
epitheellaag
hoornlaag
onderlaag
opperlaag
sponslaag
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
44
Hoofdstuk 6 – Stofwisseling
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
stofwisselingsprocessen in het lichaam;
eind- en afvalproducten van de stofwisseling.
Checkvragen
1. Welke systemen/stelsels maken de stofwisseling mogelijk?
ademhaling
bloedsomloop
spierstelsel
spijsvertering
uitscheiding
zenuwstelsel
2. Wat is dissimilatie?
a. omzetting van lichaamsvreemde voedingsstoffen tot lichaamseigen stoffen
b. uitscheiding van afvalstoffen
c. verbranding van stoffen tot warmte en energie
3. Tussen welke waarden schommelt de lichaamstemperatuur bij gezonde mensen?
a. 35° en 36°
b. 36,5° en 37,5°
c. 36,5° en 38,5°
4. Welke stof ontstaat als bij de verbranding een tekort is aan zuurstof?
a. glucose
b. melkzuur
c. vetzuren
5. Welke stoffen breken in het spijsverteringskanaal af tot aminozuren?
a. eiwitten
b. koolhydraten
c. vetten
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
45
Hoofdstuk 7 – Spijsvertering
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de organen in het spijsverteringskanaal;
de werking van spijsverteringsorganen;
ondersteunende organen voor de spijsvertering en hun werking.
Checkvragen
1. Wat is de juiste route die voedsel binnen het lichaam aflegt?
a. mondholte, dikke darm, slokdarm
b. mondholte, slokdarm, dikke darm
c. slokdarm, mondholte, dikke darm
2. Wat is de functie van enzymen in het spijsverteringsproces?
a. Zij versnellen het spijsverteringsproces en breken daarbij zelf af.
b. Zij versnellen het spijsverteringsproces zonder zelf te veranderen.
c. Zij vertragen het spijsverteringsproces en verteren het voedsel langzaam.
3. Wat is de functie van de huig tijdens het slikken? De huig zorgt voor het afsluiten
van…
a. de luchtpijp.
b. de neusholte.
c. de slokdarm.
4. De slokdarm maakt peristaltische bewegingen tijdens de spijsvertering. Wat
betekent peristaltiek?
a. kneden
b. samentrekken
c. verslappen
5. Uit welke bestanddelen bestaat maagsap?
eiwit
gal
lipase
protease
water
zoutzuur
6. In welk deel van de dunne darm vindt het BELANGRIJKSTE deel van het
verteringsproces plaats?
a. kronkeldarm
b. nuchtere darm
c. twaalfvingerige darm
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
46
7. Wat is resorptie?
a. neutraliseren van zure spijsbrij uit de maag
b. onttrekken van water aan de voedselbrij
c. opname van verteerd voedsel in bloed en lymfe
8. Waarvoor zorgen colibacteriën in de dikke darm?
onttrekken van water aan de voedselbrij
rotten en gisten van de darminhoud
vertering van cellulose
vormen van nuttige vitaminen
9. Hoe noemen we de groepjes cellen in de alvleesklier, die de hormonen insuline en
glucagon produceren?
a. amylasen
b. eilandjes van Langerhans
c. klierkwabjes
10. De lever heeft verschillende belangrijke functies voor het lichaam. Welke functies
heeft de lever?
afbreken van koolhydraten
opslagplaats voor vitaminen
opslagplaats voor ijzer en koper
productie van insuline
vorming van stollingseiwitten
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
47
Hoofdstuk 8 – Ademhaling
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de werking van de ademhaling;
bouw en functie van ademhalingsorganen;
het ademhalingsmechanisme;
regeling van de ademhaling.
Checkvragen
1. Wat is het grootste bestanddeel van ingeademde lucht?
a. koolzuurgas
b. stikstof
c. zuurstof
2. Waarvan vindt via het ademhalingsstelsel de uitwisseling plaats ?
a. koolzuurgas en stikstof.
b. stikstof en zuurstof.
c. zuurstof en koolzuurgas.
3. Welke functie hebben de ademhalingsorganen?
a. koolzuurgas naar het bloed vervoeren en zuurstof afgeven aan de buitenlucht
b. zuurstof naar het bloed vervoeren en koolzuurgas afgeven aan de buitenlucht
c. zuurstof naar het bloed vervoeren en stikstof afgeven aan de buitenlucht
4. Het neusslijmvlies heeft verschillende functies. Wat is GEEN functie van het
neusslijmvlies?
a. Ingeademde lucht beoordelen, zodat er geen verontreinigde lucht in de longen
komt.
b. Ingeademde lucht bevochtigen, zodat er geen droge lucht in de longen komt.
c. Ingeademde lucht verwarmen, zodat er geen koude lucht in de longen komt.
5. Het strottehoofd bestaat onder andere uit kraakbeen. Naar welk kraakbeen wijst de
blauwe pijl?
a. hoefijzervormig kraakbeen
b. ringkraakbeen
c. schildkraakbeen
6. Waarom is de achterwand van de luchtpijp beweeglijk?
a. De slokdarm krijgt daardoor voldoende ruimte om grote voedselbrokken te
laten passeren.
b. De luchtpijp kan daardoor niet worden afgesloten.
c. De luchtpijp kan daardoor ingeademde stofdeeltjes afstoten.
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
48
7. In de longen liggen miljoenen longblaasjes. Wat is ongeveer de oppervlakte van al
die longblaasjes samen?
a. 1 m³
b. 10 m³
c. 100 m³
8. Wat is de functie van het longvlies en het borstvlies?
a. de longen beschermen tegen druk van de borstkas
b. vocht uit de longen afvoeren tussen de vliezen
c. zorgen dat de longen uitzetten en krimpen bij de ademhaling
9. Welke van de onderstaande spieren werken mee met de ademhaling?
buikspieren
middenrif
rugspieren
scheve halsspieren
schouderspieren
tussenribspieren
10. Welke van de onderstaande spieren zijn hulpademhalingsspieren?
borstbeen-sleutelbeen-tepelspier
grote borstspier
kleine borstspier
rechte buikspier
scheve halsspier
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
49
Hoofdstuk 9 – Bloed, bloedsomloop en lymfevatenstelsel
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de bouw en functie van rode en witte bloedcellen;
de rol van bloedplaatjes bij bloedstolling;
de samenstelling en functie van bloedplaatjes;
het bloedvatenstelsel;
de bloedsomloop;
aders en slagaders van de bloedsomloop.
Checkvragen
1. Van welke bloedcellen is de volgende beschrijving? 'Kernloos, aanmaak in het rode
beenmerg, vervoer van zuurstof.
a. bloedplaatjes
b. rode bloedcellen
c. witte bloedcellen
2. Aan welke stof heeft het bloed een tekort als je bloedarmoede hebt?
a. bilirubine
b. hemoglobine
c. vitamine B12
3. Welke van de onderstaande stoffen vervoert het bloedplasma?
eiwitten
hormonen
ijzer
koolzuurgas
voedingsstoffen
4. Wat gebeurt er bij osmose?
a. De bloeddruk neemt af, doordat er minder vloeistof in de bloedbaan zit.
b. De opgeloste vloeistoffen worden afgegeven naar de weefsels.
c. De vloeistof uit de weefsels wordt de bloedbaan ingezogen.
5. De hartwand is opgebouwd uit drie lagen. Welke laag bestaat uit dwarsgestreept
onwillekeurig spierweefsel?
a. de binnenste laag
b. de middelste laag
c. de buitenste laag
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
50
6. Zowel de aorta als de longslagader ontspringen uit het hart. Waar uit het hart
ontspringt de aorta?
a. linkerkamer
b. rechterkamer
c. rechterboezem
7. Wat is de benaming voor de KLEINSTE slagaders?
a. arteriën
b. arteriolen
c. varices
8. Wat zijn voorbeelden van afwijkende vaatsystemen in ons lichaam?
anastomosen
capillairen
eindarteriën
glomeruli
varices
9. Welke van de onderstaande uitspraken over de grote bloedsomloop zijn onjuist?
Het bloed gaat met afvalstoffen via het aderlijk systeem terug naar het hart.
Het bloed stroomt van het hart naar de longen en via de longen terug naar het
hart.
Slagaderlijk bloed gaat via de longslagader naar de longen.
Vanuit de linkerkamer stroomt het bloed via de aorta naar het lichaam en
daarna weer terug.
10. Waar bevindt zich de rozenkransader?
a. In de bovenste ledematen
b. In de onderste ledematen
c. In de romp
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
51
Hoofdstuk 10 – Nieren en urinewegen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de belangrijkste uitscheidingsorganen;
nieren, hun bouw en hun functie;
de blaas;
de urinewegen;
de samenstelling van urine.
Checkvragen
1. Welke van de onderstaande organen zijn uitscheidingsorganen?
blaas
darmen
huid
longen
nieren
zweetklieren
2. Waar liggen de nieren?
a. achter in de buikholte, ter hoogte van de lendenstreek
b. in de buikholte, tegen het middenrif aan
c. voor in de buikholte, ter hoogte van het bekken
3. Welk onderdeel van de nieren heeft een gespikkeld aanzien door de lichaampjes
van Malpighi?
a. nierbekken
b. niermerg
c. nierschors
4. Welke van de onderstaande onderdelen ligt in het niermerg?
a. Kapsel van Bowman
b. Lis van Henle
c. Lichaampjes van Malpighi
5. Hoeveel liter bloed stroomt er dagelijks ongeveer door de nieren heen?
a. 750 liter
b. 1000 liter
c. 1500 liter
6. De nieren reguleren de zuurgraad van het bloed. Wat is de normale zuurgraad (pH-
waarde) van het bloed?
a. 7.4
b. 7.6
c. 7.9
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
52
7. Nieren zorgen dat de samenstelling en de hoeveelheid lichaamsvloeistoffen
constant blijven. Hoe doen ze dat?
Door regulatie van de hoeveelheid urine.
Door regulatie van de zuurgraad van het bloed.
Door uitscheiding van kooldioxide.
Door uitscheiding van schadelijke stoffen.
Door uitscheiding van water en zouten.
8. Een aantal nuttige stoffen uit voorurine gaan terug in de bloedbaan. Hoe noem je
dit proces?
a. absorptie
b. osmose
c. resorptie
9. Waardoor ontstaat de aandrang om te plassen?
a. Door een zenuwprikkel naar de hersenen.
b. Door het ontspannen van de binnenste sluitspier.
c. Door het in werking treden van de buikpers.
10. Wat is de samenstelling van normale urine?
eiwit
glucose
schadelijke stoffen
ureum
water
zouten
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
53
Hoofdstuk 11 – Het hormoonstelsel
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
hormonen en hun werking;
hormoonklieren;
geslachtsklieren en hun functie.
Checkvragen
1. Welke onderdelen van het lichaam kunnen hormonen vormen?
aderen
klieren
spieren
weefsels
2. Wat zijn voorbeelden van endo-exocriene klieren?
alvleesklier
bijnieren
geslachtsklieren
schildklier
3. Wat zijn glandotrope hormonen?
a. Hormonen die andere klieren in het lichaam aanzetten tot hormoonproductie.
b. Hormonen die direct invloed hebben op processen in het lichaam.
c. Hormonen die zelf klieren aanzetten tot hormoonproductie.
4. Welk hormoon beïnvloedt de geestelijke ontwikkeling, beenvorming en groei?
a. oxytocine
b. parathormoon
c. thyroxine
5. Welke hormonen in de alvleesklier hebben een tegengestelde werking en houden
elkaar in evenwicht?
adrenaline
cortisol
glucagon
insuline
6. Welk hormoon heeft een remmende invloed op allergische reacties?
a. aldosteron
b. cortisol
c. oestrogeen
7. Hoe lang duurt het rijpingsproces van een eicel?
a. 7 tot 10 dagen
b. 10 tot 14 dagen
c. 12 tot 18 dagen
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
54
8. Welk hormoon is belangrijk bij het uitgroeien van een delende cel tot een embryo?
a. oestrogeen
b. progesteron
c. testosteron
9. In welke delen van de mannelijke geslachtsorganen vormen zich de zaadcellen?
a. zaadballen
b. zaadblaasjes
c. zaadleiders
10. Wat voor soort klieren zijn testikels?
a. endocriene klieren
b. endo- exocriene klieren
c. exocriene klieren
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
55
Hoofdstuk 12 – Het zenuwstelsel
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de bouw en de functie van het zenuwstelsel;
de centrale zenuwstelsel en ruggenmerg;
de perifere zenuwstelsel, hersenzenuwen en ruggenmergzenuwen;
prikkels, impulsen en reflexen.
Checkvragen
1. Zenuwcellen hebben een grijs zenuwlichaam en witte uitlopers. Welke van die
uitlopers geleiden prikkels van het zenuwlichaam af?
a. dendrieten
b. neurieten
c. neuronen
2. Waaruit bestaat het perifere zenuwstelsel?
hersenen
hersenzenuwen
ruggenmerg
ruggenmergzenuwen
3. Welke functies worden door het sympathisch systeem geactiveerd?
bloedverdeling
hartfunctie
skeletspieren
spijsverteringsorganen
4. Welk hersenvlies ligt direct tegen de schedelbeenderen aan?
a. harde hersenvlies
b. spinnenwebvlies
c. zachte hersenvlies
5. Welk deel van het lichaam wordt gecoördineerd door de KLEINE hersenen?
a. ademhaling
b. houding en beweging
c. waarneming van prikkels
6. Waar ligt het ademcentrum?
a. grote hersenen
b. hersenstam
c. kleine hersenen
7. Waar in het ruggenmerg liggen de motorische zenuwcellen?
a. achterhoorns
b. voorhoorns
c. zijhoorns
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
56
8. Hoe verlopen de zenuwprikkels bij een reflex?
a. achterhoorns ruggenmerg, voorhoorns ruggenmerg, spieren
b. achterhoorns ruggenmerg, voorhoorns ruggenmerg, hersenen
c. voorhoorns ruggenmerg, hersenen, spieren
9. Welke zenuw kan aangezichtspijn veroorzaken?
a. aangezichtszenuw (zevende hersenzenuw)
b. drielingzenuw (vijfde hersenzenuw)
c. zwervende zenuw (tiende hersenzenuw)
10. Wat is de zonnevlecht?
a. een zenuwknoop tussen de buikslagaderen en de alvleesklier
b. een verbinding van zenuwknopen met zenuwvezels
c. vlechtwerken gevormd voor zenuwen die naar de ledematen lopen
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
57
Hoofdstuk 13 – Huidveranderingen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
wat efflorescenties zijn en hoe ze ontstaan;
oorzaken en symptomen van ontstekingen.
Checkvragen
1. Wat is een primaire efflorescentie?
a. Een huidverandering die een indirect gevolg is van een huidziekte.
b. Een huidverandering die in de bovenste huidlaag optreedt.
c. Een huidverandering die ontstaat als direct gevolg van een huidziekte.
2. Wat zijn voorbeelden van secundaire efflorescenties?
blaasjes
blaren
korsten
ontvellingen
vlekken
zweren
3. Welke efflorescentie kenmerkt zich door een scheurtje of barst in de huid?
a. kloof
b. puist
c. schub
4. Van welke efflorescentie is een koortslip een voorbeeld?
a. blaasje
b. verhevenheid
c. zwelling
5. Wat zijn symptomen van een ontsteking?
gestoorde functie
huidbeschadiging
pijn
roodheid
vochtvorming
warmte
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
58
Hoofdstuk 14 – Huidafwijkingen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
verschillende huidafwijkingen, hun symptomen en behandeling;
afwijkingen in talg- en zweetklieren;
afwijkingen in de verhoorning van de huid;
afwijkingen in de pigmentering van de huid;
afwijkingen in de bloedvaten;
afwijkingen in de beharing;
degeneratieverschijnselen.
Checkvragen
1. Welke aandoening worden veroorzaakt door een overmatige talgklierwerking?
acne
seborrhoe
sebostase
2. Wat is de MINST ernstige vorm van acne?
a. acne conglobata
b. acne keloïdalis
c. acne vulgaris
3. Wanneer spreek je van hyperkeratose?
a. Als de talgklierwerking in de huid verminderd is.
b. Als er te veel hoorncellen gevormd worden in de huid.
c. Als iemand overmatig zweet.
4. Welke omschrijving hieronder hoort bij milia?
a. celdeling vindt plaats in drie lagen van de opperhuid in plaats van twee
b. de huid houdt de hoorncellen niet bij elkaar
c. een klein wit bobbeltje, bedekt door een dunne laag opperhuid
5. Mag je als schoonheidsspecialist iemand behandelen die ichthyosis heeft?
a. Nee, een behandeling kan de symptomen verergeren.
b. Ja, een cosmetische behandeling kan altijd.
c. Ja, maar het is verstandig om te overleggen meteen arts.
6. Wat zijn vormen van hyperpigmentatie?
albinisme
moedervlekken
ouderdomsvlekken
sproeten
vitiligo
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
59
7. Waardoor wordt de aandoening chloasma gravidarium veroorzaakt?
a. aangeboren pigmentophopingen
b. leverziekte
c. zwangerschap
8. Wat is de Latijnse naam voor roodheid?
a. erytheem
b. hematoom
c. roseacea
9. Welke van de onderstaande stellingen is juist?
a. Atrofie is verschrompeling van cellen door waterverlies.
b. Hirutisme staat onder invloed van oestrogeen.
c. Wijnvlekken zijn te camoufleren, maar niet te bestrijden.
10. Welke aandoening kun je verzachten door een afvoerende massage?
a. kringen onder de ogen
b. vetwallen
c. vochtwallen
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
60
Hoofdstuk 15 – Huidaandoeningen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
micro-organismen;
besmetting, infectie en immunisatie bij micro-organismen;
aandoeningen veroorzaakt door bacteriën, schimmels of virussen;
huidaandoeningen veroorzaakt door parasieten;
vormen van eczeem en behandelmethoden;
soorten woekeringen van de huid;
aandoeningen van het vetweefsel;
huidproblemen door stofwisselingsstoornissen.
Checkvragen
1. Wat betekent het als antistoffen van een ziekte in het lichaam aanwezig blijven?
a. Je blijft altijd een beetje last houden van de ziekte.
b. Je kunt de ziekte gemakkelijk nog een keer krijgen
c. Je kunt de ziekte in de toekomst niet meer krijgen.
2. Wat bepaalt het ziekteverwekkende vermogen van bacteriën?
a. de temperatuur waarin de bacteriën zich bevinden
b. de toxinen die bacteriën afscheiden
c. de vorm van de bacteriën
3. Welke geslachtsziekte wordt veroorzaakt door een spiraalvormige bacterie?
a. chlamydia
b. gonorroe
c. syfilis
4. Welke aandoeningen worden veroorzaakt door het herpesvirus?
gordelroos
hepatitis B
koortsblaasjes
wratten
5. Welke cliënt moet je doorverwijzen naar een arts? Een cliënt met...
a. Berlocke huidontsteking.
b. netelroos.
c. vochtophoping van Quincke.
6. Welke van de onderstaande stellingen over eczeem is juist?
a. Eczeem is besmettelijk.
b. Eczeem is te genezen door het gebruik van zalf.
c. Anti-jeukmedicijnen tegen eczeem bevatten antihistaminica.
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
61
7. Van welke soort gezwellen is een hypertrofisch litteken een voorbeeld?
a. bindweefselgezwellen
b. epitheelgezwellen
c. vaatgezwellen
8. Welke rol kun je als schoonheidsspecialist spelen bij de preventie en opsporing van
huidkanker?
a. Je kunt een diagnose stellen.
b. Je kunt preventie-adviezen geven.
c. Je kunt niets doen.
9. In welke huidlaag doet het huidprobleem panniculose of cellulitis zich voor?
a. in de lederhuid
b. in de onderhuid
c. in de opperhuid
10. Welk lichaamsdeel van een diabetespatiënt is het meest gevoelig voor
huidproblemen?
a. gezicht
b. handen
c. voeten
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
62
Hoofdstuk 16 – Plastische chirurgie
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het verschil tussen cosmetische en reconstructieve chirurgie;
aangeboren en verworven afwijkingen aan het lichaam;
correcties aan het lichaam.
Checkvragen
1. Welke van de onderstaande ingrepen laat geen zichtbaar litteken na?
a. correctie van afstaande oren
b. hazenlip operatie
c. neuscorrectie
2. Wat is een nadeel van een laserpeeling?
a. Het effect is maar een paar maanden zichtbaar.
b. Het is minder nauwkeurig dan andere methoden.
c. Het kan leiden tot hypo- of hyperpigmentatie.
3. Welk probleem corrigeer je met een voorhoofdslift?
a. overhangende oogleden
b. overhangende wenkbrauwen
c. verslapte huid rondom de ogen
4. Waarom is liposuctie niet geschikt voor personen met vetzucht?
a. Achtergebleven vetcellen kunnen gemakkelijk weer opzwellen.
b. Het aantal vetcellen in het lichaam blijft gelijk.
c. Liposuctie kan maar plaatselijk vet verwijderen.
5. Welke stelling over het verwijderen van tatoeages is juist?
a. Een laserbehandeling moet door medisch geschoold personeel uitgevoerd
worden.
b. Het verwijderen van een tatoeage kan in één behandeling plaatsvinden.
c. Laserbehandeling kan een tatoeage tot 95% laten verbleken.
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
63
Hoofdstuk 17 – Nagelafwijkingen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
verschillende nagelafwijkingen;
aangeboren en verworven nagelafwijkingen;
de mogelijke behandeling van nagelafwijkingen.
Checkvragen
1. Welke nagelafwijkingen kun je als schoonheidsspecialist behandelen?
dwarse nagelgroeven
ingegroeide nagels
nicotineverkleuring
schimmelnagels
splijtende nagels
2. Wat is leuconychia?
a. inscheurende nagels
b. nicotineverkleuring
c. witte vlekjes in de nagels
3. Wat zijn eigenschappen van hypertrofische nagels?
beperkte lengtegroei
brokkelig uiterlijk
geel van kleur
lastig te knippen
ruw oppervlak
4. Wat is GEEN oorzaak van een ingegroeide teennagel?
a. eeltvorming
b. een bolle nagelplaat
c. verkeerde schoenen
5. Wat is fijt?
a. Een ingegroeide nagel die veroorzaakt is door een bol gevormde nagelplaat.
b. Een nagelontsteking die ook teen- of vingerkootjes heeft aangetast.
c. Een schimmel die in de buitenste verhoornde lagen van de nagel zit.
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
64
Hoofdstuk 18 – Voedingsstoffen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de voedingsstoffen die ons lichaam nodig heeft;
de eigenschappen en functies van verschillende voedingsstoffen;
de bronnen van verschillende voedingsstoffen.
Checkvragen
1. Welke voedingsstoffen vallen onder bouwstoffen?
eiwitten
koolhydraten
vetten
vitaminen
water
2. Op de werking van welk orgaan hebben koolhydraten een positieve invloed?
a. darmen
b. longen
c. maag
3. Waar zorgen vetten vooral voor?
a. botopbouw
b. energie
c. groei
4. Hoe worden de vijf elementen genoemd waaruit eiwit is opgebouwd?
a. aminozuren
b. enzymen
c. mineralen
5. Hoeveel verschillende aminozuren zijn er?
a. 12
b. 15
c. 20
6. Wat is GEEN functie van water voor het lichaam?
a. voorkoming van ziekten
b. oplosmiddel voor droge stoffen
c. regeling van de lichaamstemperatuur
7. Welke vitaminen zijn in water oplosbaar?
vitamine A
vitamine B
vitamine C
vitamine D
Beauty Level Basics 2
Kennis van het lichaam
65
8. Welk mineraal heb je nodig voor de aanmaak van hemoglobine?
a. calcium
b. ijzer
c. jodium
9. In welk voedingsmiddel komt vitamine C voor?
aardappelen
ananas
bruinbrood
eieren
magere melk
witlof
10. Welke mineralen tref je aan in vis?
a. calcium, ijzer, jodium
b. fosfor, ijzer, jodium
c. fosfor, ijzer, natrium
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
66
Beauty Level Basics 3 – Producten en apparaten
Hoofdstuk 1 – Algemene natuurwetenschappen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de kenmerken van levende stoffen;
de opbouw van stoffen;
de indeling van elementen in metalen en niet-metalen;
de indeling van dode stoffen;
de eigenschappen van organische en anorganische stoffen;
biologisch actieve verbindingen;
water;
natuurkundige en scheikundige begrippen.
Checkvragen
1. Wat zijn kenmerken van levende stoffen?
beweging
prikkelbaarheid
stofwisseling
voortplanting
2. Hoe noem je het KLEINSTE gedeelte van een stof dat nog alle oorspronkelijke
eigenschappen van de stof bezit?
a. atomen
b. elementen
c. moleculen
3. Wat wordt bedoeld met cohesie?
a. de aantrekkingskracht tussen moleculen van dezelfde soort
b. de aantrekkingskracht tussen moleculen van verschillende soorten
c. de afstoting van moleculen van verschillende soorten
4. Van welk metaal is FE het symbool?
a. ijzer
b. kalium
c. natrium
5. Wat zijn voorbeelden van niet-metalen?
fosfor
kalium
kalk
koolstof
natrium
zwavel
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
67
6. Dode stoffen kun je op verschillende manieren indelen. Een onderscheid in
enkelvoudige stoffen en samengestelde stoffen of verbindingen is een indeling naar:
a. herkomst
b. moleculaire structuur
c. vorm
7. Wat zijn organische verbindingen?
alcoholen
eiwitten
ozon
vetten
water
8. Wat zijn biologisch actieve verbindingen?
eiwitten
enzymen
hormonen
koolhydraten
vitaminen
9. Hoe kun je tijdelijke hardheid van water oplossen?
a. dit kun je niet oplossen
b. door het water te koken
c. door soda of borax toe te voegen
10. Wat is oxideren?
a. een vorm van verbinden
b. een vorm van ontleden
c. een vermenging van gassen door beweging van moleculen
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
68
Hoofdstuk 2 – De zuurgraad van producten
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de eigenschappen van basen, zuren en zouten;
de zuurgraad (pH);
pH-indicatoren.
Checkvragen
1. Wat zijn eigenschappen van basen?
a. ze bieden weerstand tegen ziekteverwekkende micro-organismen
b. ze hebben een blekend vermogen
c. ze hebben een zeepachtige smaak
2. Welke van de onderstaande oplossingen heeft een pH-waarde van 5?
a. een base
b. een zout
c. een zuur
3. Wat is een voorbeeld van een basisch zout?
a. aluin
b. salmiak
c. soda
4. Welke kleur krijgt een lakmoespapiertje als je het in een zure oplossing doopt?
a. blauw
b. groen
c. rood
5. Waarmee kun je de zuurgraad van een cosmetisch product vaststellen?
a. met een lakmoesstrookje
b. met een pH-meter
c. met een pH-schaal
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
69
Hoofdstuk 3 – Mengvormen van cosmetische producten
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
oplossingen;
suspensies;
emulsies;
mengsels.
Checkvragen
1. Waarbij bezinken de grotere deeltjes snel?
a. emulsie
b. oplossing
c. suspensie
2. Wanneer spreek je van een geconcentreerde oplossing?
a. Als je een klein beetje van een bepaalde stof oplost in een oplosmiddel.
b. Als je geen stoffen meer op kunt lossen in een oplosmiddel.
c. Als je veel van een bepaalde stof oplost in een oplosmiddel.
3. Wat zijn voorbeelden van emulgatoren?
gelatine
kaoline
lanettewas
lecithine
4. Een deodorant in een spuitbus is een voorbeeld van een sol. Welke stoffen zijn in
deze sol gemengd?
a. een vaste stof met een gas
b. een vloeibare of vaste stof met een gas
c. een vloeibare stof met een gas
5. Welk mengsel heeft een dieptewerking voor de huid?
a. watervrije crème
b. watervrije oliemengsels op minerale basis
c. watervrij oliemengsels op plantaardige basis
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
70
Hoofdstuk 4 – Grondstoffen in cosmetische producten
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
plantaardige vetten, oliën en wassen;
dierlijke oliën, vetten en wassen;
minerale vetten en oliën.
Checkvragen
1. Wat zijn eigenschappen van minerale vetten?
Ze vermengen zich goed met vet en vuil op het huidoppervlak.
Ze zijn goed op te nemen door de huid.
Ze zijn goed te verdelen over het huidoppervlak.
2. Welke grondstof zorgt ervoor dat een crème goed smeerbaar blijft?
a. olie
b. vet
c. was
3. Wat is de werking van jojoba-olie?
Jojoba-olie werkt …
a. hydraterend.
b. kalmerend.
c. ontstekingswerend.
4. Wat is een verschil tussen dierlijke en plantaardige producten?
a. Dierlijke producten bevatten meer verzadigde vetzuren dan plantaardige
producten.
b. Dierlijke producten komen overeen met het huidoppervlak, plantaardige
producten niet.
c. Dierlijke producten worden niet verwerkt in cosmetica.
5. Welke van onderstaande grondstoffen bevat vitamine A?
amandelolie
avocado-olie
calendula-olie
olijfolie
tarwekiemolie
6. Wat is een voorbeeld van een mineraal vet?
a. choline
b. lanoline
c. paraffine
7. Wat is een indicatie voor het gebruik van vaseline?
a. droge huid
b. onzuivere huid
c. vette huid
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
71
8. Welke grondstoffen worden gebruikt in zonnebrandproducten?
calendula-olie
jojoba-olie
kokosolie
ricinusolie
9. Welke grondstof bevat fytohormonen?
amandelolie
avocado-olie
jojoba-olie
tarwekiemolie
10. Voor welke huidtypen is de grondstof St. Janskruidolie geschikt?
acne huid
droge huid
gevoelige huid
oudere huid
rimpelige huid
vochtarme huid
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
72
Hoofdstuk 5 – Cosmetische werk- en hulpstoffen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
cosmetische werkstoffen en werkzame stoffen;
werkstofcomplexen;
de werking van conserveringsmiddelen;
hulpstoffen.
Checkvragen
1. Wat is de werking van kamille?
adstringerend
kalmerend
verfrissend
verzachtend
zuiverend
2. Welke van de onderstaande werkstoffen heeft een adstringerende werking?
a. aluin
b. arnica
c. chlorofyl
3. Welke werkstoffen zijn een bestanddeel van citroen?
enzymen
lipoïden
mineralen
vitamine C
4. Welke vitamine heeft een gunstige werking op de bloedvaten en op het
bindweefsel?
a. vitamine A-zuur
b. vitamine B3
c. vitamine C
5. Welke van de onderstaande werkstofcomplexen heeft GEEN regenererende
eigenschappen?
algenextract
gelée royale
ginsengextract
planktonextract
pollenextract
serumextract
6. Waarvoor wordt het werkstofcomplex mucopolysacchariden gebruikt?
a. voor de behandeling van panniculose
b. voor de bestrijding van de vette huid en de huid met acne
c. voor het bevorderen van groei
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
73
7. Wat is de functie van conserveringsmiddelen in cosmetische producten?
a. de geur van het product langer behouden
b. de houdbaarheidsduur van het product verlengen
c. de kleur van het product langer behouden
8. Wat zijn voorbeelden van natuurlijke conserveringsmiddelen?
benzalkoniumchloride
bisabolol
propylparabenen
salie
sorbinezuur
tarwekiemolie
9. Van welke oorsprong zijn de geurstoffen in cosmetica vaak?
a. chemische oorsprong
b. natuurlijke oorsprong
c. synthetische oorsprong
10. Wat voor soort kleurstof is E102 tartrazine?
a. minerale kleurstof
b. plantaardige kleurstof
c. synthetische kleurstof
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
74
Hoofdstuk 6 – De werking van cosmetische producten
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de werking van cosmetische producten;
verschillende soorten reinigende producten;
verschillende soorten verzorgende producten voor het gezicht en het lichaam;
beschermende producten.
Checkvragen
1. Wat betekent het als een stof hydrofiele eigenschappen heeft?
a. de stof neemt vocht op
b. de stof stoot vocht af
c. de stof trekt vocht aan
2. Wat is een voorbeeld van een olie-in-wateremulsie?
a. nachtcrème
b. reinigingscrème
c. reinigingsmilk
3. Zeep samen met water heeft een groot reinigend vermogen. Maakt het voor de
huid uit wat voor soort water je gebruikt?
a. Ja, wassen met zacht water is beter voor de huid dan wassen met hard water.
b. Ja, wassen met hard water is beter voor de huid dan wassen met zacht water.
c. Nee, het soort water maakt niet uit, het gaat om de zeep die je gebruikt.
4. Welk product kun je het best gebruiken om de huid te reinigen?
a. gezichtswater
b. zeep
c. milk
5. Wat is de werking van een dagcrème?
a. herstellend
b. stimulerend
c. verzorgend
6. Collageen is een werkstof in verzorgende producten. Voor welk huidtype zijn
producten met collageen geschikt?
a. gevoelige huid
b. oudere huid
c. vette huid
7. Wat is een voorbeeld van een mousserende emulsie?
a) badolie
b) bodymilk
c) douchegel
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
75
8. Het filter in een zonneproduct beschermt de huid tegen de zon. Op welke manier
werkt dit?
a. Het filter absorbeert de UV-stralen.
b. Het filter blokkeert de UV-stralen.
c. Het filter weerkaatst de UV-stralen.
9. Hoe noem je een zonneproduct met een beschermingsfactor 30 of hoger?
a. aftersun
b. sunblock
c. sun protection factor
10. Wat staat er in het Warenwetbesluit Cosmetische Producten?
de dosering van stoffen in cosmetica
de regels waaraan reclame-uitingen moeten voldoen
de regels waaraan winkels die cosmetische producten verkopen moeten
voldoen
welke stoffen wel en niet in cosmetica mogen voorkomen
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
76
Hoofdstuk 7 – Elektriciteit
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
elektrische stroom;
elektrische eenheden;
de verschillende soorten behandelstroom;
de werking van geleiders en isolatoren;
de indeling van de meterkast;
verschillende soorten stopcontacten.
Checkvragen
1. Hoe noem je de minpool van elektrische apparaten?
a. anode
b. atoom
c. kathode
2. In welke richting bewegen elektronen zich in een stof?
a. dit hangt af van het soort stof
b. van minpool naar pluspool
c. van pluspool naar minpool
3. Met welke eenheid wordt ‘spanning’ aangeduid?
a. ampère
b. volt
c. watt
4. Met welke afkorting geef je aan hoeveel trillingsgolven er per seconde worden
gemaakt?
a. A
b. Hz
c. V
5. Wat is de juiste methode om te bereken hoeveel watt je aan mag sluiten?
a. watt = ampère : volt
b. watt = volt x ampère
c. watt = volt : ampère
6. Bij welke behandeling maak je gebruik van wisselstroom?
a. desincrustatie
b. diathermie
c. iontoforese
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
77
7. Welke materialen kunnen worden gebruikt als isolatiemateriaal?
goud
ijzer
koper
plastic
porselein
rubber
8. Wat is een functie van de aardlekschakelaar?
a. controleren hoeveel stroom het huis in en uit gaat
b. de stroomdoorgang verbreken bij een te hoge stroomsterkte
c. de stroomdoorgang verbreken als er stroom weglekt
9. Welke onderdelen zijn minimaal aanwezig in een meterkast?
een aardlekschakelaar
een geaard stopcontact
een groepenkast
een natte groep
een kliowattuurmeter
10. Een geaard stopcontact heeft een geaard snoer. Waarvoor dient de blauwe
draad?
a. randaarde
b. retourleiding
c. wisselspanning
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
78
Hoofdstuk 8 – Hydroapparatuur
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
hydroapparaten voor het gezicht;
hydroapparaten voor het lichaam;
de indicaties en contra-indicaties voor het werken met hydroapparatuur.
Checkvragen
1. Wat is een indicatie voor de gezichtssauna?
a. gevoelige huid
b. onzuivere huid
c. teleangiectasieën
2. Wat is de functie van het koeldampapparaat?
a. de huid desinfecteren
b. de huid verfrissen
c. de huid verweken
3. Welk apparaat voor het gezicht gebruik je voor het desinfecteren van de huid?
a. apparaat voor geozoniseerde en geïoniseerde waterdamp
b. dampapparaat
c. gezichtssauna
4. Welke apparaten kun je gebruiken voor de behandeling van het lichaam?
aqua jets
massagebad
vacuümspray
waterdampapparaat
5. Om algen in badwater te gebruiken, maak je de algen eerst aan met lauw water.
Waarom doe je dat?
a. om klonteren te voorkomen
b. om de algen beter te kunnen doseren
c. omdat algen niet goed mengen met warm badwater
6. Wat is een indicatie voor een modderbad?
a. hoofdpijn
b. spierklachten
c. vermoeidheid
7. Wat is een werking van modder?
herstellend
kalmerend
ontspannend
reinigend
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
79
8. Wat is een indicatie voor het Turks stoombad?
a. onzuivere huid
b. rosasea
c. teleangiectasieën
9. Hoe hoog is de temperatuur in een Finse sauna?
a. 70 tot 80 graden
b. 80 tot 90 graden
c. 90 tot 100 graden
10. Wat is een functie van een aqua jet?
a. afvalstoffen afvoeren
b. de bloedcirculatie stimuleren
c. de stofwisseling in het weefsel verbeteren
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
80
Hoofdstuk 9 – Mechanoapparatuur
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het borstelapparaat;
het vacuümzuigapparaat;
de gezichtsvibrator;
de lichaamsvibrator;
indicaties en contra-indicaties voor het gebruik van mechanoapparatuur.
Checkvragen
1. Wat is een functie van het borstelapparaat bij de oppervlaktereiniging?
a. het aanbrengen van het reinigingsproduct
b. het uitwerken van het reinigingsproduct
c. het verwijderen van het reinigingsproduct
2. Wat is een indicatie voor het gebruik van het borstelapparaat?
a. een dunne huid
b. een oudere huid
c. een schilferige huid
3. Wat is het verschil tussen een massage met een vacuümzuigapparaat en een
reguliere massage?
Met een vacuümzuigapparaat geef je …
a. geen druk op het te behandelen gebied.
b. langer druk op het te behandelen gebied.
c. meer druk op het te behandelen gebied.
4. Welk klokje van het vacuümzuigapparaat gebruik je voor het decolleté?
a. groot rond klokje
b. klein rond klokje
c. langwerpig klokje
5. Wat is een indicatie voor het toepassen van het vacuümzuigapparaat op het
lichaam?
a. panniculose
b. striae
c. spataderen
6. Welk apparaat is geschikt voor een massage van het gelaat?
a. borstelapparaat
b. gezichtsvibrator
c. vacuümzuigapparaat
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
81
7. Wat zijn contra-indicaties voor het toepassen van het vacuümzuigapparaat op het
gezicht?
acne huid
dunne huid
panniculose
rimpelvorming
vale huid
verslapte huid
8. Wat is een indicatie voor het toepassen van een gezichtsvibrator?
a. een dunne huid
b. een oudere verslapte huid
c. een vale huid
9. Welk aanzetstuk voor de lichaamsvibrator gebruik je bij panniculose?
a. de bolvormige kop
b. de egel
c. een vierpuntig aanzetstuk
10. Op welke lichaamsdelen pas je de lichaamsvibrator toe?
armen
benen
billen
buik
nek
rug
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
82
Hoofdstuk 10 – Elektroapparatuur
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
algemene contra-indicaties voor elektroapparatuur;
behandelingen met wisselstroomapparatuur;
behandelingen met gelijkstroomapparatuur.
Checkvragen
1. Wanneer mag je behandelingen met elektroapparatuur NIET uitvoeren?
Als de cliënt een pacemaker heeft.
Als de cliënt hartklachten heeft.
Als de cliënt hoofdpijn heeft.
Als de cliënt spataderen heeft.
2. Bij welke behandelingen maak je gebruik van wisselstroom?
elektrische desincrustatie
elektrisch ontharen
iontoforese
massages met het hoogfrequentieapparaat
3. Welke behandeling wordt uitgevoerd op basis van interferente stroom?
a. elektrisch ontharen
b. elektrische desincrustatie
c. elektrokinesie
4. Welk apparaat gebruik je voor het wegbranden van steelwratjes?
a. elektrokinesie
b. hoogfrequentieaparaat
c. iontoforese
5. Waarvoor gebruik je de halfronde elektroden van het hoogfrequentieapparaat?
a. gezichtshuid
b. halshuid
c. hoofdhuid
6. Wat is het doel van elektrische desincrustatie?
a. de huid scrubben
b. de huid verweken
c. werkstoffen in de huid brengen
7. Wat is een doel van het spiercontraherend apparaat?
a. afbreken van overtollig vet
b. afvoeren van afvalstoffen
c. verbeteren van de huidstructuur
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
83
8. Wat is een contra-indicatie voor spiercontraherende apparatuur?
a. panniculose
b. slappe huid
c. spataderen
9. Welke behandeling kun je uitvoeren met verschillende soorten werkstoffen?
a. elektrische desincrustatie
b. elektrokinesie
c. iontoforese
10. Elektrokinesie kun je uitvoeren op basis van wisselstroom en gelijkstroom. Bij welke
frequentie is de behandeling het MEEST pijnlijk?
a. 40 Hz
b. 60 Hz
c. 80 Hz
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
84
Hoofdstuk 11 – Actinoapparatuur
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
verschillende soorten stralen;
verschillende soorten actinoapparatuur, zoals de infraroodlamp, blauwlichtlamp, de
hoogtezon, zonnebank, infraroodsauna en het laserapparaat.
Checkvragen
1. Wat voor soort stralen hebben een golflengte van 500 nanometer?
a. infrarood stralen.
b. ultraviolette stralen.
c. zichtbare stralen.
2. Welke UV-stralen zorgen voor de aanmaak van vitamine D?
a. UV-A
b. UV-B
c. UV-C
3. Wat is een contra-indicatie voor het gebruik van de infrarode lamp?
a. een huid met roodheden
b. een slecht doorbloede huid
c. rimpels en plooien
4. Welk effect heeft de blauwlichtlamp?
a. Het kalmeren van de cliënt
b. het stimuleren van de doorbloeding
c. het verbeteren van de stofwisseling
5. Waarom wordt de hoogtezon nauwelijks meer gebruikt?
de dosis UV-B straling is te hoog
de dosis UV-B straling is te laag
de hoogtezon bestraalt slechts een klein gedeelte van het lichaam
het apparaat is te groot
6. Waarom kunnen mensen met huidtype 1 beter geen gebruik maken van de
zonnebank?
a. Deze huidtypen hebben van nature al een getinte huid.
b. Deze huidtypen worden niet bruin, de zonnebank heeft dus geen nut.
c. Voor deze huidtypen is de zonnebank hoog kankerverwekkend.
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
85
7. Voordat een cliënt onder de zonnebank gaat adviseer je de cliënt haar parfum te
verwijderen. Waarom geef je dit advies?
a. Door de UV-stralen verandert de geur van het parfum.
b. Parfum kan donkere vlekken veroorzaken.
c. UV-stralen kunnen allergische reacties veroorzaken.
8. Welk huidtype heeft iemand die zelden verbrandt en goed bruin wordt?
a. huidtype 1
b. huidtype 3
c. huidtype 5
9. Wat is een indicatie voor het gebruik van een infraroodsauna?
a. droge huid
b. verminderde bloedcirculatie
c. winterhanden en – voeten
10. Waarvoor gebruik je het laserapparaat in de schoonheidssalon?
a. voor het uitvoeren van ontharingsbehandelingen
b. voor het verwijderen van littekens
c. voor het verwijderen van wijnvlekken
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
86
Hoofdstuk 12 – Sterilisatie- en desinfectieapparatuur
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
sterilisatie en desinfectieapparaten;
de werkwijze van een instrumentenwasmachine;
de werkwijze van de ultrasoonreiniger.
Checkvragen
1. Welke apparaten worden in een schoonheidssalon gebruikt om te reinigen en te
desinfecteren?
autoclaaf
instrumentenwasmachine
ultrasoonreiniger
2. Op welke manier reinigt de autoclaaf?
a. met geluidsgolven
b. met heet water
c. met vochtige warmte
3. Wat doe je met naalden die met bloed of wondvocht in aanraking zijn geweest?
a. deze gooi je weg
b. deze reinig en desinfecteer je met de instrumentenwasmachine
c. deze reinig en desinfecteer je met de ultrasoonreiniger
4. Na het reinigen van instrumenten met de ultrasoonreiniger desinfecteer je de
instrumenten. Wat moet je doen nadat je de gebruikte instrumenten hebt
gedesinfecteerd met alcohol?
a. Je laat de instrumenten drogen op de verwarming.
b. Je laat de instrumenten aan de lucht drogen.
c. Je spoelt de instrumenten af met steriel water.
5. Welke machine beveelt de Code van de Schoonheidsspecialist aan als het meest
betrouwbare reinigings- en desinfectieapparaat?
a. autoclaaf
b. instrumentenwasmachine
c. ultrasoonreiniger
Beauty Level Basics 3
Producten en apparaten
87
Hoofdstuk 13 – Afslankapparatuur
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
spierstimulatie en ultrageluid;
bewegingsbanken;
drainageapparatuur.
Checkvragen
1. Wat is een doel van afslankapparaten gebaseerd op ultrageluid?
a. bevorderen van de stofwisseling in het weefsel
b. verbruiken van extra energie
c. verstevigen van de spieren
2. Met welke afslankapparaten verbruik je extra energie?
bewegingsbank
drainageapparatuur
spierstimulatie
ultrageluid
3. Wat is een doel van drainageapparatuur?
a. het bevorderen van de afvoer van vocht in het lichaam
b. het bevorderen van stofwisseling in het weefsel
c. het verstevigen van de spieren
4. Bij welk apparaat vindt er warmteontwikkeling plaats?
a. apparaat gebaseerd op spierstimulatie
b. apparaat gebaseerd op ultrageluid
c. bewegingsbank
5. Bij het gebruik van een bewegingsbank stel je een trainingsprogramma op. Hoe
vaak wordt aanbevolen dit trainingsprogramma uit te voeren?
a. één keer per dag
b. één keer per week
c. één keer per maand
Beauty Level Basics 4
De wellnessbehandeling
88
Beauty Level Basics 4 – De wellnessbehandeling
Hoofdstuk 1 – Aromatherapie
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het toepassen van aromatherapie bij de gelaatsbehandeling;
de dosering van essentiële oliën;
het mengen van essentiële oliën;
de werking van aromatische werkstoffen;
de behandelmethoden voor diverse huidtypen;
de indicaties en contra-indicaties voor de aromabehandeling;
de producten en materialen die je kunt gebruiken bij de aromabehandeling.
Checkvragen
1. Wat is het doel van het verdampen van essentiële olie in de salon?
a. de cliënt op haar gemak stellen
b. de cliënt voorbereiden op de behandeling
c. zorgen voor een aangename geur in de salon
2. Bij de massage kun je gebruik maken van een vette plantenolie in plaats van een
massagecrème. Wat zijn voordelen van vette plantenolie?
Het is een natuurlijk product.
Het is goedkoper.
Het oxideert niet.
Het verdeelt makkelijker over de huid.
Het wordt niet door de huid opgenomen.
3. Bij welke huidtypes kun je meerdere druppels essentiële olie gebruiken?
acne huid
eczeem huid
gevoelige huid
oudere huid
vette huid
4. Wat is het doel van een emulgator?
Een emulgator …
a. geeft geur aan de essentiële olie.
b. helpt bij het mengen van twee stoffen.
c. zorgt voor de reinigende werking van de essentiële olie.
5. Wat zijn eigenschappen van een vette plantenolie?
Het bevat alle bestanddelen van een essentiële olie.
Het heeft een neutrale geur.
Het is goedkoop.
Het lijkt op het eigen huidvet.
Het mengt goed met een essentiële olie.
Het werkt kalmerend op de huid.
Beauty Level Basics 4
De wellnessbehandeling
89
6. Wat is de werking van kamille?
kalmerend
verfrissend
verzachtend
zuiverend
7. Welke essentiële oliën hebben een kalmerende werking?
eucalyptus
geranium
jasmijn
kamille
lavendel
8. Welke essentiële olie is HET MEEST geschikt voor een vette huid?
a. bergamot
b. jasmijn
c. sandelhout
9. Wat is de werking van mandarijn?
a. genezend
b. opwekkend
c. verzorgend
10. Een groene leemmasker is vooral geschikt voor de vette of acne huid. Voor welk
huidtype is dit masker minder geschikt?
a. droge huid
b. gevoelige huid
c. oudere huid
Beauty Level Basics 4
De wellnessbehandeling
90
Hoofdstuk 2 – Thalassotherapie
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het doel van thalassotherapie;
de producten en materialen die je kunt gebruiken bij de thalassotherapie;
de behandelmethoden voor diverse huidtypen;
de invloed van thalassotherapie op de bloeddruk van de cliënt;
de indicaties en contra-indicaties voor thalassotherapie.
Checkvragen
1. Wat is het doel van thalassotherapie?
a. bevorderen van het algemeen welzijn
b. tegengaan van ontstekingen
c. verminderen van pijnklachten
2. Voor welk huidtype is scrubben met zeezout HET MEEST geschikt?
a. droge huid
b. gevoelige huid
c. oudere huid
3. Welke pakking kun je HET BESTE toepassen bij reumatische klachten?
a. algenpakking
b. kleipakking
c. modderpakking
4. Wat is de werking van mineralen in zeewater?
Mineralen werken …
a. herstellend.
b. ontspannend.
c. schimmeldodend.
5. Wat is de werking van modder?
kalmerend
ontgiftend
ontsmettend
regenererend
reinigend
verzachtend
6. Hoe noem je de bovenwaarde van de bloeddruk?
a. diastolische druk
b. systolische druk
c. tensie
Beauty Level Basics 4
De wellnessbehandeling
91
7. Wat is de invloed van thalassotherapie op de bloeddruk van de cliënt?
a. de bloeddruk blijft gelijk
b. de bloeddruk daalt
c. de bloeddruk loopt op
8. Om algen in badwater te gebruiken maak je de algen eerst aan met lauw water.
Waarom doe je dat?
a. om de algen beter te kunnen doseren
b. om klonteren te voorkomen
c. omdat algen niet goed mengen met warm badwater
9. Waarom is een geïrriteerde of dunne huid een contra-indicatie voor een algenbad.
a. Algen geven vaak een allergische reactie.
b. Algen kunnen een heftige roodheid veroorzaken.
c. Algen reinigen te heftig voor deze huidtypen.
10. Wat is een indicatie voor een modderbad?
a. vermoeidheid
b. spierklachten
c. hoofdpijn
Beauty Level Basics 4
De wellnessbehandeling
92
Hoofdstuk 3 – Afslanken
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de meest gebruikte methoden om overgewicht te bepalen;
de kenmerken van gangbare diëten;
de psychische, sociale en maatschappelijke invloeden op overgewicht;
voedingsstoffen;
stofwisseling;
een gezonde levensstijl;
de behandelmethoden bij de afslankbehandeling;
de indicaties en contra-indicaties voor een afslankbehandeling.
Checkvragen
1. Wat is een nadeel van het gebruik van de BMI?
a. BMI geldt alleen voor volwassenen.
b. BMI houdt geen rekening met spier- en vetmassa.
c. BMI is een ingewikkelde formule.
2. Als je af wilt vallen kun je bijvoorbeeld een dieet volgen of kiezen voor shakes. Wat is
een kenmerk van shakes?
a. Met shakes leer je een gezond eetpatroon aan.
b. Met shakes val je snel af.
c. Shakes zijn erg goedkoop.
3. Wat is een psychologische oorzaak van overgewicht?
a. genot
b. schaamte
c. sociale klasse
4. Welke voedingsstoffen zijn bouwstoffen?
a. eiwitten en water
b. koolhydraten en vetten
c. vitaminen en mineralen
5. Wat is een functie van mineralen in je lichaam?
a. aanmaken van enzymen
b. regelen van de lichaamstemperatuur
c. opbouwen van cellen
6. Welk proces zorgt voor de opbouw van het lichaam?
a. anabolisme
b. basaal metabolisme
c. katabolisme
Beauty Level Basics 4
De wellnessbehandeling
93
7. Waarom is het belangrijk om gevarieerd te eten?
a. zo heb je sneller een vol gevoel
b. zo krijg je alle voedingsmiddelen binnen
c. zo verklein je de kans op voedselvergiftiging
8. Wat is een doel van het spiercontraherend apparaat?
a. afbreken van overtollig vet
b. afvoeren van afvalstoffen
c. verbeteren van de huidstructuur
9. Wat is een contra-indicatie voor spiercontraherende apparatuur?
a. panniculose
b. striae
c. varices
10. Wat is het doel van de wraps bij de wikkelmethode?
a. druk uitoefenen op het lichaam
b. steun geven aan het lichaam
c. warmte geven aan het lichaam
Beauty Level Basics 4
De wellnessbehandeling
94
Hoofdstuk 4 – Hoofdhuid-/oormassage
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het doel van de hoofdhuid-/oormassage;
de indicaties en contra-indicaties voor de hoofdhuid-/oormassage;
de massagegrepen die je toe kunt passen bij de hoofdhuid-/oormassage;
het doel van de verschillende massagegrepen;
de opbouw van de hoofdhuid-/oormassage.
Checkvragen
1. Wat is het doel van de hoofdhuid-/oormassage?
activering
een betere doorbloeding
ontspanning
2. Wat is een indicatie voor een hoofdhuid-/oormassage?
a. circulatiestoornissen
b. sterke doorbloeding in het gelaat
c. zwellingen van de lymfeklieren
3. Wat is een contra-indicatie voor een hoofdhuid-/oormassage?
a. koorts
b. slechte doorbloeding
c. teleangiectasieën
4. Wat is het doel van de openingsgreep?
activeren van de cliënt
ontspannen van de spieren
verdiepen van de ademhaling
5. Waarom is het belangrijk om tijdens het harken van de haren je vingers volledig te
gebruiken?
a. anders kun je klitten veroorzaken
b. dit is ontspannend voor de cliënt
c. zo haal je meer spanning uit de haren
6. Met welke grepen verbeter je de doorbloeding in het hoofd?
afvoerende pompbeweging
bindweefselgreep achterhoofdsbeen
rotaties op de fontanel
waaiervormige effleurages
7. Welke greep kun je HET BESTE uitvoeren om afvalstoffen af te voeren?
a. effleurage van de hoofdhuid
b. rotaties op de fontanel
c. tapotements op het hoofd
Beauty Level Basics 4
De wellnessbehandeling
95
8. Je maakt het schedelpeesblad los als voorbehandeling voor de
pincementsmassage. In welke richting geef je hierbij druk?
a. naar voren en naar achteren
b. naar voren en opzij
c. opzij en naar achteren
9. Voordat je de behandeling uit gaat voeren borstel je de haren van de cliënt.
Waarom doe je dat?
a. om de cliënt aan jou te laten wennen
b. om de spanning uit de haren te halen
c. om makkelijker door het haar te kunnen glijden
10. Tijdens de behandeling dek je de cliënt toe met handdoeken, zodat alleen het
decolleté, de schouders, de hals en het gezicht onbedekt zijn. Waarom doe je dit?
a. om de cliënt wat privacy te geven
b. om de spieren van de cliënt te verwarmen
c. om te voorkomen dat de cliënt afkoelt
Beauty Level Basics 4
De wellnessbehandeling
96
Hoofdstuk 5 – Kleuradvies
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
kleursoorten en kleuraspecten;
het effect van kleur;
de vier seizoenen;
de producten en materialen die je kunt gebruiken bij een kleuranalyse;
de indicaties en contra-indicaties voor een kleuranalyse;
het geven van een kleuradvies voor make-up en kleding.
Checkvragen
1. Welke kleuren hebben een warme ondertoon?
blauw
paars
warm geel
zalm
2. Welke kleuren zijn complementaire kleuren?
a. groen en blauw
b. groen en geel
c. groen en rood
3. Wat is een kenmerk van complementaire kleuren?
a. ze passen niet goed bij elkaar
b. ze versterken elkaar
c. ze zwakken elkaar af
4. Wanneer is een kleurcontrast het sterkst?
a. Wanneer je alleen secundaire kleuren gebruikt.
b. Wanneer je pure kleuren gebruikt.
c. Wanneer je zwart gebruikt.
5. Wat is het doel van een kleuranalyse?
De cliënt leren welke kleuren bij haar passen.
De cliënt leren welke kleuren ze kan combineren.
De cliënt leren welke soort kleding haar goed staat.
6. Welke seizoenen passen goed bij een koel type?
lente
zomer
herfst
winter
Beauty Level Basics 4
De wellnessbehandeling
97
7. Waarom is het tijdens een kleuradvies belangrijk om kleding en gekleurd haar af te
dekken en aanwezige make-up te verwijderen?
Ze kunnen je advies beïnvloeden.
Ze geven de cliënt een ander uiterlijk.
Ze leiden je af tijdens je analyse.
8. Bij het bepalen van het kleurtype leg je analysedoeken om de schouders van de
cliënt. Waar let je op?
de huidskleur
de haarkleur
de kleur van de ogen
belijning in het gelaat
9. Wat moet je doen bij het geven van een kleuradvies?
a. Je adviseert de cliënt alleen nog kleuren te dragen die bij haar passen.
b. Je houdt rekening met de kleuren die de cliënt in haar garderobe heeft.
c. Je sluit aan bij de lievelingskleuren van de cliënt.
10. Wat is het doel van de analysedoeken?
bepalen welk seizoen het beste bij de cliënt past
bepalen welke kleuren de cliënt beter niet kan dragen
bepalen welke kleuren de cliënt het beste staan
de cliënt laten zien welke kleuren bij haar passen
Beauty Level Basics 4
De wellnessbehandeling
98
Hoofdstuk 6 – Bruiningsmethoden
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de vorming van pigment;
pigmentverschuivingen;
de werking van UV-stralen;
zonbeschermende producten;
zonneapparatuur en veilig zonnen;
verschillende huidtypen;
bruiningsmethoden en bruiningsproducten.
Checkvragen
1. Hoe wordt pigmentvormende cellen ook wel genoemd?
a. melanine
b. melanocyten
c. melanogeen
2. Wat is een voorbeeld van hypopigmentatie?
a. chloasma
b. sproeten
c. vitiligo
3. Een donkere huid verbrandt in de zon minder snel dan een blanke huid. Hoe komt
dat?
De donkere huid heeft een dikkere hoornlaag.
De donkere huid is vetter.
Een donkere huid bevat meer melanine.
Mensen met een donkere huid zitten minder in de zon.
4. Het filter in een zonneproduct beschermt de huid tegen de zon. Hoe werkt zo’n
filter?
a. Het absorbeert de UV-stralen.
b. Het blokkeert de UV-stralen.
c. Het weerkaatst de UV-stralen.
5. Welke werkstoffen in zonneproducten stimuleren het bruiningsproces?
bergamot
calendula
caroteen
collageen
jojoba
Beauty Level Basics 4
De wellnessbehandeling
99
6. Waarom kunnen mensen met huidtype 1 beter geen gebruik maken van de
zonnebank?
a. dit huidtype heeft van nature al een getinte huid
b. dit huidtype wordt niet bruin, de zonnebank heeft dus geen nut
c. dit huidtype verbrandt snel
7. Voordat een cliënt onder de zonnebank gaat adviseer je de cliënt haar parfum te
verwijderen. Waarom geef je dit advies?
Door de UV-stralen verandert de geur van het parfum.
Parfum kan donkere vlekken veroorzaken.
UV-stralen kunnen allergische reacties veroorzaken.
8. Wat is een verschil tussen de UV-straling van de zon en de UV-straling van de
zonnebank?
a. De lampen van de zonnebank geven een lagere dosis UV-B af.
b. Door de hogere UV-A straling van de zonnebank verbrandt je sneller.
c. UV-C stalen zijn alleen aanwezig in de lampen van de zonnebank.
9. Wat is een voordeel van airbrush tanning?
a. De bruine kleur blijft lang zitten.
b. De lotion geeft geen vlekken op kleding.
c. Je kunt lastige plekjes makkelijk bereiken.
10. Cliënten met een gedehydrateerde huid kun je adviseren een aantal dagen goed
te smeren met bodylotion voor de behandeling met airbrush tanning. Waarom geef
je dit advies?
a. Bruin zonder zon droogt de huid nog verder uit.
b. Dit vergemakkelijkt het aanbrengen van de bruin zonder zon.
c. Een gehydrateerde huid geeft minder kans op vlekken.
Beauty Level Basics 4
De wellnessbehandeling
100
Hoofdstuk 7 – De donkere huid
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de verschillende huidskleuren;
de verschillen tussen de blanke en de donkere huid;
de behandeling van de donkere huid;
afwijkingen in de pigmentatie bij de donkere huid.
Checkvragen
1. De huidskleur waarmee je wordt geboren noem je de aangeboren huidskleur of
basiskleur. Waardoor wordt deze basiskleur bepaald?
hoornstof
melanine
rode bloedkleurstof
voeding
zonlicht
2. Welke kleur geeft keratine aan de huid?
a. grijsblauw
b. oranje
c. rood
3. Welke kleur heeft een sterk doorbloede donkere huid?
a. bruin
b. paars
c. rood
4. Een donkere huid is vaak wat vetter dan een blanke huid. Hoe komt dit?
a. De donkere huid produceert meer zweet.
b. Een donkere huid heeft meer talgklieren.
c. Een donkere huid is dikker.
5. Huidkanker komt bij mensen met een donkere huid nauwelijks voor. Hoe komt dat?
Mensen met een donkere huid …
a. gaan minder onder de zonnebank.
b. hebben een dikkere hoornlaag.
c. zitten minder in de zon.
6. In het Nederlandse klimaat wordt de hoornlaag van een donkere huid dunner. Wat
betekent dit voor de bescherming tegen de zon?
De bescherming …
a. blijft gelijk.
b. wordt beter.
c. wordt minder goed.
Beauty Level Basics 4
De wellnessbehandeling
101
7. Waarom is het bij een donkere huid belangrijk om extra uit te kijken dat je geen
wondjes maakt?
a. Omdat de donkere huid gevoelig is voor pijn.
b. Omdat een donkere huid snel ontstekingen krijgt.
c. Omdat er bij de donkere huid snel littekenvorming optreedt.
8. Waaraan herken je een fibroom?
a. aan een huidskleurig bobbeltje op een steeltje
b. aan een bobbel onder de huid
c. aan een bruin of zwart kleurige verhevenheid op de huid.
9. Wat zijn voorbeelden van verhevenheden?
keloïd
melasma
moedervlekken
pityriasis alba
10. Wat zijn voorbeelden van hyperpigmentaties?
donkere kringen onder de ogen
levervlekken
melasma
moedervlekken
pityriasis alba
vitiligo
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
102
Beauty Level Basics 5 – Specialistische behandelingen
Hoofdstuk 1 – Acne
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de werking van de talgklieren;
de invloed van hormonen op acne;
pathologie;
de kenmerken, de vormen en het ontstaan van acne;
hoornlaagverdrunnende behandelingen;
de indicaties en contra-indicaties voor een acnebehandeling;
het verwijderen van comedonen, pustels en talgcysten;
medische acnebehandelingen.
Checkvragen
1. Wat is GEEN functie van de talgklieren?
a. de huid beschermen tegen uitdroging
b. de huid beschermen tegen ultraviolette stralen
c. de huid en haren vet en soepel houden
2. Welke hormonen bevorderen de talgproductie?
adrenale androgenen
oestrogeen
testosteron
3. Waardoor wordt de zwarte kleur van een open comedo veroorzaakt?
a. de kleurstof melanine
b. opgehoopt vuil
c. talgresten
4. Wat is de functie van exfoliërende bestanddelen in een product?
a. bevriezen van de bovenste huidlaag
b. splitsen van de samenstelling van de comedo
c. verdunnen van de hoornlaag
5. Wat zijn kenmerken van acne vulgaris?
dikke rode en pijnlijk bobbels
gesloten comedonen
littekenvorming
open comedonen
ontstoken papels
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
103
6. Wat zijn oorzaken van acne?
bacteriegroei in de talgklier
hormonale veranderingen
slechte hygiëne
stress
toegenomen talgproductie
toegenomen verhoorning
verkeerde voeding
7. Wat is het doel van elektrische desincrustatie?
a. de huid scrubben
b. de huid verweken
c. werkstoffen in de huid brengen
8. Welke verwekende behandeling kun je toepassen bij actieve acne?
elektrische desincrustatie
fruitzuren
microdermabrasie
9. Wat is het doel van een behandeling met microdermabrasie?
a. dode huidcellen verwijderen
b. doorbloeding verbeteren
c. de huid reinigen
10. Wat is een indicatie voor een fruitzuurbehandeling?
a. een eczeem huid
b. een donkere huid
c. een vale huid
11. Wat zijn indicaties voor een peeling?
• een huid met actieve acne
• een huid met littekens
• een huid met passieve acne
• een huid met roodheden
• een oudere, verslapte huid
• een vette, grove huid
• een verdikte hoornlaag
12. Waarom kun je bij actieve acne beter GEEN peeling toepassen?
Een peeling…
a. droogt de huid te veel uit.
b. is te heftig voor een acne huid.
c. reinigt de hoornlaag minder goed dan een lysing.
13. Welke van de onderstaande beweringen over het gebruik van een
comedonendrukker zijn juist?
Hiermee kun je gebieden behandelen waar je met je vingers moeilijk bij komt.
Hiermee veroorzaak je snel huidbeschadigingen.
Hiermee werk je nauwkeuriger dan met je vingers.
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
104
14. Wat zijn voorbeelden van uitwendige medische behandelingen van acne?
anti-androgenen
benzoylperoxide
isotretinoïne
keratolytica
zink
15. Wat is de werking van honing op de huid?
doorbloedend
herstellend
ontgiftend
regenererend
verzachtend
zuiverend
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
105
Hoofdstuk 2 – Camouflage
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de verschillende invloeden op de huidskleur van de cliënt;
de invloed van verschillende soorten licht op de huidskleur en de camouflage;
het kleurenspectrum;
de indicaties en contra-indicaties voor de camouflagebehandeling;
de producten en materialen die je kunt gebruiken bij de camouflagebehandeling;
de opbouw van de camouflagebehandeling.
Checkvragen
1. In welke laag van de opperhuid liggen de melanocyten?
a. basaalcellenlaag
b. korrellaag
c. stekellaag
2. Welke kleur geeft zuurstofarm bloed aan je huid?
a. blauw
b. bruin
c. rood
3. Bij welk licht kun je camouflage HET BESTE aanbrengen?
a. daglicht
b. gloeilamp
c. tl-licht
4. Welke kleur camouflage kun je HET BESTE gebruiken om rode plekjes in het gelaat te
camoufleren?
a. geel
b. groen
c. rood
5. Wat is een indicatie voor een camouflagebehandeling?
a. eczeem
b. melanoom
c. sproeten
6. Wat is een kenmerk van varices?
a. blauwe plekken
b. blauwe verdikte aderen
c. droge huid, vooral op de hielen
7. Wat is een contra-indicatie voor een camouflagebehandeling?
a. bloedvatafwijkingen
b. transplantaten
c. varices
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
106
8. Omdat de cliënt de camouflage ook thuis moet kunnen aanbrengen, gebruik je bij
het mengen niet teveel kleuren. Hoeveel kleuren gebruik je maximaal?
a. 1 tot 3 kleuren
b. 3 tot 5 kleuren
c. 5 tot 7 kleuren
9. Wat zorgt voor het pigment in een camouflageproduct?
a. NMF
b. titaandioxide
c. ijzeroxiden
10. Voordat je het camouflageproduct gaat aanbrengen ontvet en reinig je de te
behandelen huid. Waarom is dit belangrijk?
a. Je kleurkeuze kan worden beïnvloed door aanwezige make-up.
b. Het camouflageproduct hecht beter op een gereinigde huid.
c. Op een ontvette en gereinigde huid vergemakkelijkt het aanbrengen van het
camouflageproduct.
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
107
Hoofdstuk 3 – Bindweefselmassage
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de anatomie van het bindweefsel;
de bloedvoorziening van het lichaam;
de functies van het zenuwstelsel;
de invloed van hormonen op het bindweefsel;
de reactie van het lichaam op prikkels;
segmentale reflexwegen;
het ontstaan van bindweefselzones;
de intensiteit van de bindweefselmassage;
de indicaties en contra-indicaties voor een bindweefselmassage;
het uitvoeren van een segmentaal onderzoek;
de massagetechnieken die je toe kunt passen bij de bindweefselmassage;
de reflectorische effecten van de bindweefselmassage;
de kenmerken en handelwijze bij een fehlreactie.
Checkvragen
1. Fibroblasten zijn cellen die vezels produceren. Bij welke processen spelen
fibroblasten een rol?
de aanmaak van bindweefsel
de opbouw van vezels in de lederhuid
de vorming van de grondsubstantie
de vorming van histamine
het verstevigen van de huid
2. Wat zijn de KLEINSTE bloedvaten in ons lichaam?
a. capillairen
b. venen
c. venulen
3. Welk bloedvat voert zuurstofrijk bloed van het hart af?
a. ader
b. haarvat
c. slagader
4. Wat wordt geactiveerd door het parasympathisch zenuwstelsel?
a. de hartfunctie
b. de skeletspieren
c. de spijsvertering
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
108
5. Welke levensverrichtingen horen bij het autonome zenuwstelsel?
de bloedcirculatie
de skeletspieren
de zintuigen
groei
het beenderstelsel
het spijsverteringsstelsel
stofwisseling
6. Wat is het effect van cortisol op het bindweefsel?
Het bindweefsel wordt dikker.
Het bindweefsel wordt dunner.
Het bindweefsel wordt sterker.
Het bindweefsel wordt zwakker.
7. Waaraan kun je merken dat een cliënt zich in de uitputtingsfase bevindt?
a. de aanwezigheid van huidzones
b. een hogere temperatuur van de huid
c. ongevoeligheid van de huid
8. De mens ontwikkelt zich uit drie kiembladen: ectoderm, mesoderm en endoderm. Uit
welke kiemlaag ontstaat de neurale buis?
a. ectoderm
b. endoderm
c. mesoderm
9. Waardoor ontstaan bindweefselzones?
a. door aantasting van de grondsubstantie
b. door een verandering in de bovenste verschuivingslaag
c. door een overactief parasympathisch zenuwstelsel
10. Wat is een gevolg van een te hoge intensiteit van je behandeling?
a. De behandeling heeft geen effect.
b. De behandeling is pijnlijk voor de cliënt.
c. De behandeling kan een fehlreactie veroorzaken.
11. Wat is een indicatie voor een bindweefselmassage?
a. hemofilie
b. panniculose
c. zenuwletsel
12. Wat bepaal je met de visuele inspectie van de huid?
Je bepaalt of er …
a. bindweefselzones aanwezig zijn.
b. huidafwijkingen aanwezig zijn.
c. huidzones aanwezig zijn.
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
109
13. Wat is het doel van de overgangstechnieken?
a. de huid losser maken
b. het lichaam in de resetstand brengen
c. voelen waar eventuele ruwheid zit
14. Wat is een reflectorisch effect van de bindweefselmassage?
afname van de bindweefselspanning
afname van de huidweerstand
ontspanning van verkrampte spieren
productie van weefselhormonen
verbetering van de stofwisseling via de celwanden
15. Wat kun je HET BESTE doen als een cliënt tijdens de bindweefselmassage een
fehlreactie krijgt?
a. de behandeling stoppen
b. een mildere techniek toepassen
c. rustig doorgaan met de behandeling
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
110
Hoofdstuk 4 – Pincementmassage
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het doel van de pincementsmassage;
de indicaties en contra-indicaties voor een pincementsmassage;
de voormassage bij de pincementsmassage;
het toepassen van passende pincementgrepen;
de opbouw van de pincementsmassage;
de fysiologische en chemische reacties die voor kunnen komen bij een
pincementsmassage.
Checkvragen
1. Wat is een doel van de pincementsmassage?
a. de cliënt laten ontspannen
b. het zenuwstelsel in balans brengen
c. prikkelen van de zenuwenuiteinden in de huid
2. Wat is een contra-indicatie voor een pincementsmassage?
a. actieve acne
b. teleangiectasieën
c. vette huid
3. Waarom mag je bij infecties geen pincementsmassage uitvoeren?
a. de cliënt staat niet open voor de massage
b. de huid is beschadigd
c. het lichaam is niet in een optimale conditie
4. De pincementsmassage begint met een voormassage. Wat zijn doelen van deze
voormassage?
de cliënt laten ontspannen
het op gang brengen van de bloedcirculatie in de huid
het prikkelen van de zenuwen
kijken waar er spanning zit bij de cliënt
wennen aan de cliënt
5. Bij een pincementsmassage kun je verschillende massagegrepen uitvoeren. Wat is
het doel van de bindweefselstreken?
a. de doorbloeding in de huid verbeteren
b. de uitademing bevorderen
c. vermoeidheid verminderen
6. Welke spier is aangegeven op de afbeelding?
a. brede rugspier
b. deltaspier
c. monnikskapspier
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
111
7. Diepe pincementgrepen voer je uit in de diepste laag van het bindweefsel. Op
welke plek op het gelaat kun je diepe pincementgrepen daarom goed uitvoeren?
a. hals
b. voorhoofd
c. wangen
8. Bij een pincementsmassage gebruik je oppervlakkige, middeldiepe en diepe
pincementgrepen. Met welke greep kun je verklevingen HET BESTE verminderen?
a. diepe pincementgrepen
b. middeldiepe pincementgrepen
c. oppervlakkige pincementgrepen
9. Wat is de juiste behandelvolgorde?
a. effleurage – middeldiepe pincements – diepe pincements – effleurage
b. effleurage – middeldiepe pincements – oppervlakkige pincements – effleurage
c. effleurage – oppervlakkige pincements – middeldiepe pincements – effleurage
10. Wat is de rol van hyaluronzuur in het bindweefsel?
a. aanmaken van histamine
b. afvoeren van afvalstoffen
c. verbeteren van de celstofwisseling
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
112
Hoofdstuk 5 – Huidverbeteringsmassage
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de functies van de huid;
de wijze waarop je de bindweefsel- en pincementgrepen gecombineerd kunt
toepassen;
de opbouw van de huidverbeteringsmassage;
de indicaties en contra-indicaties voor de huidverbeteringsmassage.
Checkvragen
1. Wat zijn functies van de huid?
bescherming tegen uv-stralen
warmteregulatie
productie van vitamine D
2. Op welke manier beschermt de huid je lichaam tegen UV-stralen?
a. aanmaken van talg
b. verdikken van de hoornlaag
c. vormen van de zuurmantel
3. Hoe kun je zien dat iemand het koud heeft?
De huid wordt bleek.
De lichaamshaartjes gaan overeind staan.
De persoon gaat zweten.
4. De huid is bedekt met een zuurmantel. Wat kun je de cliënt HET BESTE adviseren om
de zuurmantel zo min mogelijk aan te tasten?
a. wassen met alleen water
b. wassen met een pH-neutrale zeep
c. zo min mogelijk wassen
5. Hoe zorgt het lichaam voor een goede warmteafgifte?
a. produceren van zweet
b. samentrekken van de bloedvaatjes
c. versnellen van de ademhaling
6. In de huid liggen verschillende tastlichaampjes. Met welke tastlichaampjes neem je
warmte waar?
a. tastlichaampjes van Krause
b. tastlichaampjes van Meissner
c. tastlichaampjes van Ruffini
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
113
7. Wat is het voordeel van het combineren van de bindweefsel- en
pincementsmassage?
de massage is effectiever
je kunt de massage aanpassen aan de cliënt
je kunt het goede uit twee massages combineren
je kunt kiezen uit meer massagegrepen
8. De huidverbeteringsmassage start met een effleurage van decolleté, hals en
gezicht. Wat is het doel van deze effleurage?
a. activeren van de spierstofwisseling
b. beoordelen van de toestand van het weefsel
c. het laten ontspannen van de cliënt
9. Waarom laat je bij het toepassen van de harmonicagriff het gebied rond de
schildklier vrij?
Met deze greep …
a. masseer je snel te diep.
b. stimuleer je de schildklier te veel.
c. wordt de druk op de schildklier te groot.
10. Wat is een indicatie voor een huidverbeteringsmassage?
a. infecties
b. hoge bloeddruk
c. rimpels
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
114
Hoofdstuk 6 - Shiatsu
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de oorsprong en ontwikkeling van Shiatsu;
het anatomisch en holistisch model;
de rol en functie van energie en energiestromen binnen de Shiatsumassage;
de rol en toepassing van Yin en Yang in de Shiatsumassage;
het meridiaanstelsel;
de functies van de diverse drukpunten op de meridianen;
de invloed van Shiatsu op de hormoonhuishouding;
huid(reflex)zones;
massagetechnieken en –patronen binnen de Shiatsumassage;
shiatsugrepen en -technieken voor verschillende huidtypen;
de opbouw en uitvoer van een Oosterse huidanalyse en een cosmetische
Shiatsumassage.
Checkvragen
1. Hoe wordt een TuiNa-massage ook wel genoemd?
a. duw-grijpmassage
b. meridiaanmassage
c. strijkmassage
2. Wat is een nadeel van het atomistisch model?
a. Bij levensbedreigende, gelokaliseerde ziekten wordt er niet snel genoeg
gehandeld.
b. Er is weinig oog voor aanwezige relaties in het lichaam.
c. Er wordt bij ziekte te weinig gekeken naar de directe symptomen .
3. Een functie van energie is het ‘behoud van lichaamssubstanties’.
Wat zijn volgens de TCG de overige vier functies van energie?
bewegen
beschermen
concentreren
transformeren
verwarmen
visualiseren
4. Hoe wordt een overschot aan Chi ook wel genoemd?
a. Wei
b. Yang
c. Yin
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
115
5. Wat zijn drie kenmerken van Yin?
mannelijk
passief
samentrekkend
vet
voedend aspect van het lichaam
warm
6. Wat zijn kenmerken van een Yang-huid?
gespannen
gevoelig
onderactiviteit
rimpelvorming
symptomen liggen diep
vet
7. Welke meridiaan, die je hiernaast ziet, wordt ook wel de ‘huidmeridiaan’ genoemd?
dikke darmmeridiaan
longmeridiaan
maagmeridiaan
8. Welk meridiaankoppel heeft als functie het verwijden en vernauwen van
bloedvaten en staat tevens in relatie tot de vier ledematen?
a. hart- en dunne darmmeridiaan
b. lever- en galblaasmeridiaan
c. milt- en maagmeridiaan
9. Welk drukpunt is een hypothalamuspunt?
a. Dikke darm 19
b. Dumo 20
c. Galblaas 14
10. Welk drukpunt is het epifysepunt?
a. Blaas 1
b. Galblaas 21
c. Long extra
11. Op welke energie richt je je bij een vetarme huid om de talgproductie te
stimuleren?
a. lever- en galblaasenergie
b. long- en dikke darmenergie
c. nier- en blaasenergie
12. Als je de miltenergie wil stimuleren welke reflexzone moet je dan behandelen?
a. de neustop
b. de oren
c. het voorhoofd
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
116
13. Welke druktechniek pas je toe op de tere delen van het gelaat?
a. loodrechte druk
b. schuine druk
c. stationaire druk
14. Op welke drukpunten pas je in de Shiatsumassage de duim-op-duimtechniek toe?
Dumo 20
Galblaas 21
Long 5
Maag 3
Renmo 24
15. Bij welk huidtype verleng je de meridiaanmassage met een drukpunt op Long 9?
a. vetarme huid
b. vette huid
c. vochtarme huid
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
117
Hoofdstuk 7 - Elektrisch ontharen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de ontwikkeling van het haar;
de soorten haar en haargroeifasen;
de bouw van een haar;
de invloed van hormonen op haargroei en overbeharing;
de psychologische invloeden op overbeharing;
de werking van elektriciteit, geleiders en isolatoren;
tijdelijke en definitieve ontharingsmethoden;
de indicaties en contra-indicaties voor elektrisch ontharen;
ontharen via de diathermie- en de blendmethode;
veel gemaakte fouten bij het elektrisch ontharen.
Checkvragen
1. De mens ontwikkelt zich uit drie kiembladen: ectoderm, mesoderm en endoderm. Uit
welk kiemblad ontstaan de haren?
d. ectoderm
e. endoderm
f. mesoderm
2. Welke haren bevatten geen merg en zijn meestal ongepigmenteerd?
a. intermediair haar
b. terminaal haar
c. vellushaar
3. Hoe noem je het onderdeel van het haar dat is aangegeven met de kleur blauw?
a. glasmembraan
b. inwendige wortelschede
c. kiemlaag
4. Hoe wordt de rustfase van een haar ook wel genoemd?
a. anagene fase
b. katagene fase
c. telogene fase
5. Wat is het effect van somatotropine op haargroei?
Somatotropine …
a. bevordert de vorming van oksel- en schaamhaar.
b. is een oorzaak van hirsutisme.
c. versnelt de haargroei.
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
118
6. Wat is een kenmerk van Body Dismorphic Disorder?
agressiviteit
ingebeelde lelijkheid
mannelijke haargroei
schaamte
stress
verstoord lichaamsbeeld
7. Welke materialen kunnen worden gebruikt als isolatiemateriaal?
goud
hoornstof
lichaamsvocht
porselein
rubber
talg
8. Wat is juist over batterijen?
batterijen leveren gelijkstroom
batterijen raken na enige tijd uitgeput
de stroom uit batterijen is veel gelijkmatiger dan de stroom van het lichtnet
9. Welke ontharingsmethoden zijn voorbeelden van depileren?
elektrisch ontharen
harsen
ontharingscrème
knippen
scheren
waxen
10. Waarom kun je bij tierfell naevus beter niet elektrisch ontharen?
a. Je hebt hierdoor een grotere kans op een melanoom.
b. De stroom kan goed geleid worden door het aanwezige lichaamsvocht.
c. Elektriciteit heeft een activerende warmte.
11. Wat is een kenmerk van hirsutisme?
a. kale plekken doordat er plaatselijk geen haar groeit
b. overmatige haargroei op plaatsen waar normaal ook haar groeit
c. mannelijke haargroei bij vrouwen
12. Bij de diathermiemethode heb je meer kans op oppervlakteverbranding dan bij de
blendmethode. Hoe komt dit?
Bij de diathermiemethode …
a. werk je met een hogere stroomsterkte.
b. werk je langzamer.
c. maak je gebruik van coagulatie.
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
119
13. Bij de blendmethode is het belangrijk dat je op de pijngrens van de cliënt gaat
werken. Waarom is dat belangrijk? Bij de blendmethode…
a. houd je de stroom langer vast.
b. steek je de naald dieper in de haarfollikel.
c. werk je met een hogere stroomsterkte.
14. Wat is het effect van loogvorming bij de blendmethode?
a. de wand van de haarwortel lost op
b. het gaat de haargroei in de omliggende follikels tegen
c. het vernietigt alle aanwezige kiemen in de haarfollikel
15. Wat is GEEN gevolg van een te diepe insteek van de naald in de haarfollikel?
a. huidirritaties
b. ontsteking onder de haarfollikel
c. oppervlakteverbranding
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
120
Hoofdstuk 8 - Lymfedrainage
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het doel van de lymfedrainage;
de functies van het lymfevatenstelsel;
de lymfeknopen en lymfeklieren;
de effecten van manuele lymfedrainage;
de indicaties en contra-indicaties voor een lymfedrainage-behandeling;
de massagegrepen die je toe kunt passen bij de lymfedrainage-behandeling.
Checkvragen
1. Wat is het doel van een lymfedrainage?
a. de afvoer van lymfevocht bevorderen
b. het afweersysteem versterken
c. pijn verminderen
2. Via welk lymfevat komt de lymfe in de grote bloedsomloop terecht?
a. borstbuis
b. lymfebuis
c. sleutelbeenader
3. Wat is een belangrijke functie van lymfocyten?
a. aanmaken van antistoffen tegen ziekteverwekkers
b. lymfe zuiveren van schadelijke stoffen
c. vervoeren van lymfevocht door het lichaam
4. Welk onderdeel van de lymfeknoop is aangegeven met de kleur paars?
a. balk
b. kapsel
c. lymfeweefsel
5. Wat zijn effecten van de manuele lymfedrainage?
afname van pijn
een sterker afweersysteem
meer lymfocyten in het bloed
6. Waarom kun je beter geen lymfedrainage uitvoeren bij hartpatiënten?
Door de massage wordt…
a. de bloeddruk lager.
b. de druk op het hart groter.
c. het hart gestimuleerd.
7. Wat is een contra-indicatie voor de lymfedrainage?
a. acne
b. menstruatie
c. stress
Beauty Level Basics 5
Specialistische behandelingen
121
8. Wat is een indicatie voor lymfedrainage?
a. lage bloeddruk
b. oedeem
c. trombose
9. De beweging die je bij de lymfedrainage maakt is een kringbeweging. Hoe voer je
de kringbeweging goed uit?
a. door druk te geven in de heengaande beweging
b. door druk te geven in de teruggaande beweging
c. door zowel druk te geven in de heengaande als de teruggaande beweging
10. Waarom is het belangrijk om bij de lymfedrainage een ritme van vijf tellen aan te
houden?
a. dit is het ritme waarin de lymfecapillairen open gaan
b. het ritme geeft je de tijd om de behandeling rustig uit te voeren
c. het ritme zorgt voor ontspanning bij de cliënt
Beauty Level
Ondernemen
122
Beauty Level Ondernemen
Hoofdstuk 1 – Jij als ondernemer
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de voor- en nadelen van het ondernemerschap.
verschillende ondernemerseigenschappen.
verschillende communicatieve en sociale vaardigheden.
persoonlijke, bedrijfsmatige en financiële en administratieve valkuilen.
het verschil tussen alleen en samen ondernemen.
Checkvragen
1. Wat zijn voordelen van het ondernemerschap?
eigen keuzes maken
eigen verantwoordelijkheid
financiële zekerheid
vrijheid
2. Wat is een nadeel van het ondernemerschap?
a. eenzijdig werk
b. geen mogelijkheid voor ontwikkeling
c. regels en wetten
3. Als ondernemer is het soms belangrijk om bij je standpunt te blijven als je een keuze
hebt gemaakt, ook al wordt deze niet door anderen gesteund.
Welke ondernemerseigenschap heb je hier voor nodig?
Kies DE MEEST passende eigenschap.
a. daadkracht
b. doorzettingsvermogen
c. vastbeslotenheid
4. Sandra is een succesvol ondernemer. Ze is origineel, innovatief en blijft zichzelf
uitdagen door de lat steeds iets hoger te leggen en risico’s te nemen.
Welke drie ondernemerseigenschappen bezit Sandra?
ambitie
charisma
creatief
kritisch
lef
5. Wat zijn voorbeelden van communicatieve vaardigheden?
belangstelling tonen
doorvragen
luisteren
vertellen
vriendelijk zijn
Beauty Level
Ondernemen
123
6. Wanneer heeft een ondernemer de gunfactor?
Als zij…
a. altijd tegen iedereen aardig is.
b. goedkope behandelingen aanbiedt.
c. prettig in de omgang is.
7. Wat is een voorbeeld van een persoonlijke valkuil?
a. Afspraken maak je mondeling.
b. Het product verkoopt zichzelf.
c. Ik kan best wel even wachten tot die klant betaalt.
8. Wat is een voorbeeld van een bedrijfsmatige valkuil?
a. Ik kan morgen starten.
b. Liever teveel dan te weinig op voorraad.
c. Ondernemen is een baan van negen tot vijf.
9. Wat is een voorbeeld van een financiële/administratieve valkuil?
a. Als ondernemer word je slapend rijk.
b. Ondernemen is een kansspel.
c. Verzekeren is te duur, dus dat doe ik niet.
10. Welke uitspraken over ‘samen ondernemen’ zijn JUIST?
Benut elkaars kwaliteiten optimaal.
Een goede zakenpartner is bij voorkeur ook je beste vriend(in).
Ga niet in zee met een zakenpartner met een klein netwerk.
Ruzie maken mag.
Zoek een andere zakenpartner als jullie visie teveel van elkaar verschilt.
Beauty Level
Ondernemen
124
Hoofdstuk 2 – Marktonderzoek
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het formuleren van een doelstelling voor marktonderzoek;
verschillende onderzoeksmethoden;
verzamelen en analyseren van onderzoeksgegevens;
het trekken van conclusies uit onderzoeksresultaten;
het bepalen van je onderzoeksdoelgroep.
Checkvragen
1. Wat kun je in kaart brengen met een marktonderzoek?
branche
concurrenten
doelgroep
financiën
omgeving
ondernemingsvorm
2. Op welk moment kun je een marktonderzoek uitvoeren?
a. Alleen voordat je start met je onderneming.
b. Alleen nadat je bent gestart met je onderneming.
c. Zowel voor als na het starten van je onderneming.
3. Aan welke eisen moet de doelstelling van je marktonderzoek voldoen?
acceptabel
meetbaar
realistisch
specifiek
tijdsgebonden
vaag
vrijblijvend
4. Van welke data maak je gebruik bij deskresearch?
a. primaire data
b. secundaire data
c. tertiaire data
5. Wat is een voorbeeld van fieldresearch?
a. de gegevens van het CBS onderzoeken
b. de kwartaalomzet van het afgelopen jaar vergelijken
c. een enquête afnemen onder je klanten
6. Bekijk de tabel over deskresearch en fieldresearch hiernaast.
Wat moet er op er op de X staan?
a. Intern deskresearch
b. Intern fieldresearch
c. Extern deskresearch
Beauty Level
Ondernemen
125
7. Wat is een nadeel van een schriftelijke enquête?
a. Je bent er veel tijd en geld mee kwijt.
b. Je hebt niet in de hand wanneer iemand reageert.
c. Je respondenten durven niet altijd de waarheid te vertellen.
8. Waar moet je rekening mee houden als je een vragenlijst opstelt?
Stel afwisselende vragen.
Stel vragen die op één manier opgevat kunnen worden.
Stel één vraag tegelijk.
Stel ook vragen die niet van toepassing zijn op het onderzoeksdoel.
Stel suggestieve vragen.
9. Welke gegevens staan in een goed rapport van een marktonderzoek?
budget
conclusie
mogelijke vervolgstappen
onderzoeksdoel
onderzoeksdoelgroep
planning
10. Wat is een voorbeeld van een informatiebron bij interne deskresearch?
a. brancheonderzoek van de ANBOS
b. medewerkertevredenheidsonderzoek
c. voorraadadministratie
Beauty Level
Ondernemen
126
Hoofdstuk 3 – Brancheonderzoek en omgevingsanalyse
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het doel van een brancheonderzoek
factoren die van invloed zijn op de branche
het doel van een omgevingsanalyse
factoren die van invloed zijn op de omgeving
Checkvragen
1. Wat kun je in kaart brengen met een brancheonderzoek?
de gemiddelde omzet in de branche
de manier waarop jij jezelf presenteert aan de branche
de ontwikkelingen en verwachtingen binnen de branche
je concurrenten
2. Waar vind je informatie over de gemiddelde omzet binnen de branche?
a. bij de ANBOS
b. in de branchewijzer
c. in het handelsregister
3. Wat breng je in kaart met een omgevingsanalyse?
a. de behoeften van de omgeving
b. de kansen en bedreigingen van de omgeving
c. de verwachtingen van de omgeving
4. Waar kun je vinden of je op een bepaalde locatie een salon mag starten?
a. bestemmingsplan
b. centraal bureau voor de statistiek
c. handelsregister
5. Waar vind je informatie over de economische situatie in je omgeving?
centraal bureau voor de statistiek
gemeente
kamer van koophandel
Beauty Level
Ondernemen
127
Hoofdstuk 4 – Concurrentieanalyse
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de voor- en nadelen van concurrentie
hoe je een concurrentieanalyse uitvoert
het opstellen en lezen van een concurrentieprofiel
Checkvragen
1. Wat zijn voordelen van concurrentie?
Concurrenten halen het beste in je naar boven.
Concurrenten houden je scherp.
Concurrenten kunnen je iets leren.
Concurrenten zorgen voor meer klanten.
2. Wat is indirecte concurrentie?
Concurrentie tussen bedrijven die …
a. dezelfde producten/diensten aanbieden voor dezelfde doelgroep.
b. vergelijkbare producten/diensten aanbieden voor een lagere prijs.
c. verschillende producten/diensten aanbieden die de klant in dezelfde behoefte
voorzien.
3. Uit welke P’s bestaat de marketingmix?
papieren
personeel
plaats
praten
presentatie
prijs
product
promotie
4. Wat is een voorbeeld van een directe concurrent van een schoonheidssalon?
a. een drogisterij
b. een sportschool
c. een wellnesscentrum
5. Wat is een concurrentieprofiel?
Een schematisch overzicht waarin staat …
a. wat de kansen en bedreigingen van je concurrent en de markt zijn.
b. wat de starters en stoppers in jouw omgeving zijn.
c. wat de sterke en zwakke punten van de concurrenten zijn.
Beauty Level
Ondernemen
128
Hoofdstuk 5 – Doelgroepanalyse
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het doel van een doelgroepanalyse;
manieren waarop jij je doelgroep specifieker kunt maken;
de invloed die kenmerken van je doelgroep hebben op je aanbod;
het opstellen en lezen van een deelmarktmatrix;
het doel van een klanttevredenheidsonderzoek.
Checkvragen
1. Wat breng je in kaart met een doelgroepanalyse?
de behoeften van je doelgroep
de kenmerken van je doelgroep
de manier waarop jij je doelgroep benadert
2. Een salon heeft verschillende typen klanten. De ene klant komt vanwege
huidproblemen, waar zij zich onprettig bij voelt. De andere klant komt voor een
ontspannende massage.
Welke soorten behoeften hebben deze klanten?
a. primaire en secundaire behoeften
b. primaire en tertiaire behoeften
c. secundaire en tertiaire behoeften
3. Welke kenmerken bepalen het bestedingspatroon van klanten?
behoeften
koopgedrag
koopkracht
4. Een schoonheidsbehandeling is een keuzegoed.
Wat betekent dit?
a. Je koopt dit dagelijks en neemt daarvoor weinig tijd. Je verwacht geen advies.
b. Je koopt dit eenmalig en neemt daarvoor veel tijd. Je verwacht een uitgebreid
advies.
c. Je koopt dit regelmatig en neemt daarvoor een redelijke tijd. Je verwacht een
basisadvies.
5. Kim overweegt om een nieuwe behandeling aan te bieden. Ze verwacht dat hier
veel vraag naar is. Ze is de enige in haar omgeving die deze behandeling aanbiedt.
Welk effect heeft dit op de grootte van haar marktgebied?
a. Dit zal kleiner worden.
b. Dit zal gelijk blijven.
c. Dit zal groter worden.
Beauty Level
Ondernemen
129
6. Een salon trekt klanten uit een ander marktgebied.
Hoe wordt dit verschijnsel genoemd?
a. afvloeiende besteding
b. gelijkblijvende besteding
c. toevloeiende besteding
7. Welke informatie kun je uit een deelmarktmatrix halen?
Hoe groot het deel van de markt is waar jij je op richt.
Op welke doelgroep jij je het beste kunt richten.
Op welke manier jij je producten en behandelingen het beste kunt promoten.
Welke producten en behandelingen jij het beste kunt aanbieden.
8. Bekijk de deelmarktmatrix hiernaast (zie schema boek).
Welke behandeling is HET MEEST interessant als je al deze doelgroepen wilt
aanspreken?
a. acnebehandeling
b. huidverbeteringsmassage
c. ontspanningsmassage
9. Wat zijn redenen om een klanttevredenheidsonderzoek uit te voeren?
om je aanbod te verbeteren
om je aanbod uit te breiden
om te weten of klanten tevreden zijn over je aanbod
om te zorgen dat tevreden klanten jou aanbevelen bij anderen
10. Stel dat de vrije koopkracht van je klanten groter wordt en de inflatie af neemt.
Welk effect zal dit hebben op de behoeften van je klanten?
Je zult meer klanten ontvangen die vanuit een…
a. primaire behoefte een bezoek brengen aan jouw salon.
b. secundaire behoefte een bezoek brengen aan jouw salon.
c. tertiaire behoefte een bezoek brengen aan jouw salon.
Beauty Level
Ondernemen
130
Hoofdstuk 6 – SWOT-analyse
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het doel van een SWOT analyse;
het verschil tussen een interne analyse en een externe analyse;
het opstellen en lezen van een confrontatiematrix;
strategie bepalen.
Checkvragen
1. Wat breng je in kaart met een SWOT-analyse?
Kies de BESTE omschrijving.
a. de bedrijfsstrategie en organisatiedoelstellingen
b. de concurrenten en de producten die zij aanbieden
c. de situatie in en rondom je bedrijf
2. Welke gegevens heb je nodig voor een SWOT-analyse?
Gegevens uit …
de doelgroepanalyse
de omgevingsanalyse
het brancheonderzoek
je financieel plan
3. Welke analyses voer je uit tijdens een SWOT-analyse?
een externe analyse
een interne analyse
een primaire analyse
een secundaire analyse
4. Welke onderdelen van de SWOT-analyse vallen onder de interne analyse?
strengths (sterkten)
weaknesses (zwakten)
oppurtunities (kansen)
threaths (bedreigingen)
5. Wat is een voorbeeld van een bedreiging uit de externe analyse?
a. Er is weinig parkeergelegenheid bij je salon.
b. Je salon bevindt zich dichtbij een andere salon.
c. Je salon hanteert relatief hoge tarieven voor behandelingen.
6. Wat is samen met het beschrijven van je onderneming de eerste stap in de SWOT-
analyse?
a. kansen en bedreigingen bepalen
b. sterkten en zwakten bepalen
c. zwakten en bedreigingen bepalen
Beauty Level
Ondernemen
131
7. Wat wordt schematisch weergegeven in een confrontatiematrix?
a. de directe concurrenten en de producten/diensten die zij aanbieden
b. een selectie van sterkten en zwakten tegenover de kansen en bedreigingen
c. het plan van aanpak om de positie van je salon in de markt te verbeteren
8. Waar zijn de strategieën ‘groeien’ en ‘verbeteren’ op gebaseerd?
a. op de bedreigingen en sterke punten van je bedrijf
b. op de kansen en sterke punten van je bedrijf
c. op de zwakke punten en bedreigingen van je bedrijf
9. Welk hulpmiddel kun je gebruiken om te bepalen of je strategie haalbaar is?
a. FOETSJE-principe
b. STAR-methode
c. SWOT-analyse
10. Wat zijn de hoofdstrategieën bij je confrontatiematrix?
groeien
overnemen
specialiseren
terugtrekken
verbeteren
verdedigen
Beauty Level
Ondernemen
132
Hoofdstuk 7 – Marketing
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het doel van een SWOT analyse;
het verschil tussen een interne analyse en een externe analyse;
het opstellen en lezen van een confrontatiematrix;
strategie bepalen.
Checkvragen
1. Wat is marketing?
a. Inspelen op de behoeften van je doelgroep.
b. Je doelgroep laten weten wat jij te bieden hebt.
c. Zo snel mogelijk zoveel mogelijk verkopen.
2. Waarom is het belangrijk om een marketingbeleid op te stellen?
Je bent hierdoor je concurrenten een stap voor.
Je kunt hierdoor heel gestructureerd en gericht ondernemen.
Je maakt hiermee de kans dat jij je doelen behaalt groter.
Je maakt voor iedereen duidelijk wat je wilt bereiken en hoe je dat gaat doen.
3. Waar bestaat de marketingstrategie uit?
aanbod van behandelingen en producten
doelgroep
marketingdoelstellingen
mix van marketinginstrumenten
personal brand
positionering
4. Monique wil dat haar salon de grootste in haar omgeving wordt.
Wat zijn marketingdoelstellingen die hierbij passen?
Over één jaar biedt mijn salon kwalitatief betere behandelingen aan tegen
een passend tarief.
Over één jaar heb ik twee extra medewerkers in dienst die gespecialiseerde
behandelingen kunnen uitvoeren.
Over één jaar is mijn omzet twee keer zo groot.
Over één jaar kent 95% van de mensen in de buurt mijn salon en weet welke
behandelingen ik aanbied.
Beauty Level
Ondernemen
133
5. Willeke doet haar klanten het volgende aanbod: een gezichtsbehandeling die
bestaat uit een reiniging, het verwijderen van onzuiverheden, een gezichtsmasker
en een massage. Dit is een nieuwe behandeling, waarbij ze nieuwe producten
gebruikt. Ze heeft al een aantal van deze nieuwe producten besteld. Om klanten te
stimuleren om de behandeling af te nemen, biedt ze de klanten een korting van
€ 2,50.
Welke onderdelen van de productmix heeft Willeke uitgewerkt?
assortiment
garantie
kwaliteit
service
voorraad
6. De salon van Sharon is gevestigd aan de rand van het centrum. Er lopen iedere dag
redelijk wat mensen langs, maar ze heeft niet veel spontane aanloop. Mensen
moeten echt bedenken dat ze naar haar salon willen komen. Er is voldoende
parkeergelegenheid in de buurt.
Wat voor type locatie heeft de salon van Sharon?
a. A-locatie
b. B-locatie
c. C-locatie
7. Wendy’s salon is gevestigd in een volkswijk. Zelf is ze best handig. Ze heeft met
weinig middelen haar salon een luxueuze uitstraling gegeven. Wendy’s aanbod en
tarieven zijn gericht op haar doelgroep die afkomstig is uit de omliggende volkswijk.
Welke onderdelen uit de marketingmix komen hier NIET met elkaar overeen?
product, prijs en…
a. plaats
b. presentatie
c. promotie
8. Van welk type prijs is er sprake bij een aanbieding van een product van een bekend
merk tegen een zeer scherpe prijs?
a. discountprijs
b. prestigeprijs
c. psychologische prijs
9. Eva’s salon is gevestigd in een dure buurt. De producten waarmee ze werkt hebben
een luxueuze uitstraling. Haar tarief is laag. Dat komt omdat haar behandelingen
korter duren en ze minder service verleent.
Welke onderdelen uit de marketingmix komen hier NIET met elkaar overeen?
prijs en…
presentatie
product
promotie
Beauty Level
Ondernemen
134
10. Met welke P’s uit de marketingmix moet je MINIMAAL rekening houden als je een
nieuwe medewerker aanneemt?
presentatie
prijs
product
promotie
Beauty Level
Ondernemen
135
Hoofdstuk 8 – Wetten en regels
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het begrip wet;
de regels voor het starten van een onderneming;
de regels voor de inrichting van je salon;
de regels voor het voeren van een onderneming.
Checkvragen
1. Wat zijn kenmerken van een wet?
Een wet bestaat uit regels die zijn opgesteld door de overheid.
Een wet is uitgewerkt in een branchecode.
Je bent verplicht om je aan een wet te houden.
2. Wat zijn de BELANGRIJKSTE regels voor het starten van een onderneming?
Je moet binnen drie maanden winst maken.
Je moet een accountant inhuren voor je administratie.
Je moet je ondernemingsvorm bepalen.
Je moet je inschrijven in het Handelsregister.
Je moet je administratie bijhouden.
3. Voor welke onderwerpen bij de inrichting van je salon vind je in de Code van de
schoonheidsspecialist regels?
afmetingen werkruimte
apparatuur
ramen
drempels, deuren en trappen
elektrische voorzieningen
sanitaire voorzieningen
4. Voor welke doeleinden mag je de gegevens uit je klantenbestand gebruiken?
a. alleen voor je eigen werkzaamheden
b. alleen voor de werkzaamheden van anderen
c. zowel voor je eigen werkzaamheden als die van anderen
5. In welke regelgeving is vastgelegd hoe een werkgever moet zorgen voor een veilige
en gezonde werkplek?
a. Arbeidswet
b. Personeelswet
c. Code van de schoonheidsspecialist
Beauty Level
Ondernemen
136
Hoofdstuk 9 – Ondernemingsvormen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het begrip ondernemingsvorm;
het begrip financiële aansprakelijkheid;
de verschillen tussen de ondernemingsvormen.
Checkvragen
1. Wat zijn kenmerken van een ondernemingsvorm?
Het bepaalt de juridische vorm van een onderneming.
Het bepaalt de organisatiestructuur van een onderneming.
Het bepaalt hoe de financiële aansprakelijkheid is geregeld.
2. Waarmee ben je aansprakelijk als je kiest voor een ondernemingsvorm met
persoonlijke aansprakelijkheid?
a. alleen met je persoonlijke vermogen
b. alleen met je zakelijke vermogen
c. zowel met je persoonlijke als je zakelijke vermogen
3. Wat zijn ondernemingsvormen op basis van persoonlijke aansprakelijkheid?
besloten vennootschap
commanditaire vennootschap
eenmanszaak
vennootschap onder firma
4. Simone wil samen met een medeleerling een salon starten. Het is de bedoeling dat
ze samen de dagelijkse leiding hebben. Helaas hebben ze zelf onvoldoende geld.
Bovendien kunnen ze niet voldoende lenen bij een bank. Simone heeft geen
voorkeur voor persoonlijke of zakelijke aansprakelijkheid.
Welke ondernemingsvorm is HET MEEST geschikt voor Simone?
a. besloten vennootschap
b. commanditaire vennootschap
c. vennootschap onder firma
5. Wat zijn nadelen van een eenmanszaak?
Je kunt geen personeel aannemen. Dit kan lastig zijn als je wilt groeien.
Jij ‘bent’ de zaak. Dit is een risico als er wat met je gebeurt.
Jij bent de enige die geld investeert in je zaak. Dit kan het lastig maken om
voldoende geld bij elkaar te krijgen.
Beauty Level
Ondernemen
137
6. Wat is een voordeel van een commanditaire vennootschap ten opzichte van een
vennootschap onder firma?
Bij een commanditaire vennootschap…
a. kun je de verantwoordelijkheden voor de dagelijkse leiding delen met anderen.
b. kun je door extra geld in te brengen, meer invloed krijgen op de dagelijkse
leiding.
c. kun je eigen vermogen aantrekken, zonder gevolgen voor de dagelijkse
leiding.
7. Welke uitspraak over een besloten vennootschap is JUIST?
a. Iedereen heeft altijd evenveel aandelen.
b. Iedereen mag aandelen kopen.
c. Iedereen met aandelen krijgt dividend.
8. Welke ondernemingsvormen worden gefinancierd uit eigen vermogen en/of een
lening bij een bank?
besloten vennootschap
commanditaire vennootschap
eenmanszaak
9. Bij welke ondernemingsvorm ben je ALLEEN bij financieel wanbeleid persoonlijk
aansprakelijk?
a. besloten vennootschap
b. eenmanszaak
c. vennootschap onder firma
10. Bij welke ondernemingsvorm is het verplicht om zaken vast te leggen in een contract
bij de notaris?
a. besloten vennootschap
b. commanditaire vennootschap
c. eenmanszaak
Beauty Level
Ondernemen
138
Hoofdstuk 10 – Vergunningen en verzekeringen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het begrip vergunning;
het begrip verzekering;
verschillende soorten persoonlijke verzekeringen;
verschillende soorten bedrijfsverzekeringen.
Checkvragen
1. Wat is een ander woord voor vergunning?
a. concessie
b. ontheffing
c. vrijstelling
2. Wat zijn kenmerken van vergunningen?
Een vergunning is een officiële toestemming van de overheid.
Een vergunning mag je zowel voor- als achteraf aanvragen.
Een vergunning vraag je aan bij de gemeente.
Een vergunning vraag je aan voor activiteiten die consequenties hebben voor
je omgeving.
3. Jamila wil op 1 augustus haar salon openen. Voordat de salon opent, wil ze een
kleine verbouwing doen.
Wanneer kan Jamila het beste haar vergunning aanvragen bij de gemeente?
a. 1 juni
b. 15 juni
c. 1 juli
4. Een omgevingsvergunning is één vergunning die verschillende andere vergunningen
combineert. Welke vergunningen zijn dit?
afval
bouwen
huisvesting
milieu
slopen
splitsen woning
5. Welke persoonlijke verzekering moet je verplicht afsluiten?
a. arbeidsongeschiktheidsverzekering
b. ongevallenverzekering
c. zorgverzekering
6. Wanneer keert een ongevallenverzekering uit?
Als je arbeidsongeschikt raakt.
Als je overlijdt.
Als je schade veroorzaakt.
Als je ziektekosten maakt.
Beauty Level
Ondernemen
139
7. Ella heeft een peeling uitgevoerd bij een klant met een donkere huid. Hierbij zijn een
aantal grote pigmentvlekken ontstaan.
Op welke verzekering kan Ella in dit geval een beroep doen?
a. bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering
b. bedrijfsschadeverzekering
c. beroepsaansprakelijkheidsverzekering
8. Het bedrijfspand waarvan Meike de eigenaresse is, is getroffen door brand.Hierdoor
is schade ontstaan aan het bedrijfspand, zowel van buiten als van binnen. De
schade is zo groot dat ze er een tijd niet kan werken.
Op welke verzekeringen kan Meike in deze situatie een beroep doen?
bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering
bedrijfsschadeverzekering
beroepsaansprakelijkheidsverzekering
goederen- en inventarisverzekering
opstalverzekering
9. Welke verzekering vergoedt de loonkosten van langdurig zieke personeelsleden?
a. arbeidsongeschiktheidsverzekering
b. ziekengeldverzekering
c. ziektekostenverzekering
10. Een klant van Chantal struikelt over de drempel van haar salon. Ze breekt haar
been.
Op welke verzekering kan Chantal in deze situatie een beroep doen?
a. bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering
b. bedrijfsschadeverzekering
c. beroepsaansprakelijkheidsverzekering
Beauty Level
Ondernemen
140
Hoofdstuk 11 – Financieel plan
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het doel van een financieel plan;
het opstellen van een investeringsbegroting;
het opstellen van een financieringsbegroting;
het opstellen van een exploitatiebegroting;
het opstellen van een liquiditeitsbegroting;
het opstellen van een begroting privé-uitgaven.
Checkvragen
1. Op welke vragen geeft een financieel plan antwoord?
Hoe ga ik de investeringen in mijn salon financieren?
Hoeveel belasting betaal ik over de winst uit mijn bedrijf?
Hoeveel geld heb ik nodig om mijn salon te kunnen starten?
Hoeveel privé-inkomen heb ik minimaal nodig uit mijn bedrijf?
Maak ik winst of verlies?
Staat er voldoende geld op de bank om betalingen te kunnen doen?
2. Om nieuwe klanten te trekken stelt Simone een promotiepakket samen. Dit bestaat
uit een brochure met daarin haar aanbod en een aantal miniverpakkingen van
producten.
Onder welke categorie moet Simone dit op haar investeringsbegroting plaatsen?
a. aanloopkosten
b. vaste activa
c. vlottende activa
3. Voordat Lieke met haar salon begon, had ze zelf al een kleine voorraad producten.
Deze producten heeft ze in haar bedrijf ingebracht.
Onder welke categorie moet Lieke dit op haar financieringsbegroting plaatsen?
a. eigen vermogen
b. kort vreemd vermogen
c. lang vreemd vermogen
4. Manon wil een eigen salon starten. Hiervoor heeft ze € 50.000 nodig. Zelf kan Manon
€ 10.000 spaargeld inbrengen. Ze wil € 40.000 lenen van de bank.
Is de solvabiliteit van Manon voldoende?
a. Ja, want deze moet minimaal 20% zijn.
b. Ja, want deze moet minimaal 25% zijn.
c. Nee, want deze moet minimaal 30% zijn.
Beauty Level
Ondernemen
141
5. Uit welke begrotingen bestaat de openingsbalans?
begroting privé-uitgaven
exploitatiebegroting
financieringsbegroting
investeringsbegroting
liquiditeitsbegroting
6. Welke begroting laat zien of je winst of verlies maakt?
a. exploitatiebegroting
b. financieringsbegroting
c. liquiditeitsbegroting
7. Daniëlle wil 40 uur per week gaan werken. Ze verwacht dat ze 75% van haar tijd
bezig is met behandelingen en verkoop. Ze wil 3 weken per jaar op vakantie.
Daarnaast houdt ze rekening met 5 feestdagen. Daniëlle vraagt gemiddeld € 55,-
per uur (excl. btw) voor een behandeling.
Wat is haar verwachte omzet per jaar?
a. € 77.000
b. € 79.200
c. € 87.450
Berekening:
totaal
beschikbare uren
per jaar
52 x 40 uur 2080
vakantiedagen 15 x 8 uur - 120
Feestdagen 5 x 8 uur -40
niet productieve
uren
25% - 480
aantal productieve uren 1440
8. Annique koopt een crème in. Naast de kosten voor de crème betaalt ze
bezorgkosten.
Wat voor type kosten zijn dit?
a. De crème is inkoopkosten, de bezorgkosten zijn zakelijke kosten.
b. De crème is zakelijke kosten, de bezorgkosten zijn inkoopkosten.
c. Zowel de crème als de bezorgkosten zijn inkoopkosten.
9. Hoe bereken je de brutowinst?
a. omzet - inkoopkosten
b. omzet – zakelijke kosten
c. omzet – inkoopkosten – zakelijke kosten
10. Heeft btw invloed op de hoogte van de liquide middelen?
a. Ja. Dit komt omdat je btw afdraagt in een volgende periode.
b. Ja. Dit komt omdat de btw die je afdraagt het eindsaldo bepaalt.
c. Nee. Dit komt omdat de ontvangen btw gelijk is aan de afgedragen btw.
Beauty Level
Ondernemen
142
Hoofdstuk 12 – Bedrijfsnaam
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het belang van het kiezen van een goede bedrijfsnaam;
de regels de gelden voor bedrijfsnamen;
hoe je een bedrijfsnaam kiest.
Checkvragen
1. Hoe noemt de Kamer van Koophandel een bedrijfsnaam?
a. firma-naam
b. handelsnaam
c. ondernemingsnaam
2. Wat is een pay-off?
a. een beknopte bedrijfsnaam
b. een pakkende bedrijfsnaam
c. een slogan naast je bedrijfsnaam
3. Welke regel voor een bedrijfsnaam schend je als je BV achter je naam zet, maar dit
eigenlijk niet bent?
a. Een bedrijfsmaan mag niet misleidend zijn.
b. Een bedrijfsnaam mag niet verwarrend zijn.
c. Een bedrijfsnaam moet voldoende onderscheid vermogen hebben.
4. Aan welke eisen voldoet een goede bedrijfsnaam?
concreet
grappig
makkelijk te onthouden
makkelijk te spellen
onderscheidend
ruim genoeg
5. Wat is de juist werkwijze als je een bedrijfsnaam kiest?
a. brainstormsessie, marketingdoelstelling bepalen, longlist en shortlist maken,
testfase en besluit
b. longlist en shortlist maken , marketingdoelstelling bepalen, brainstormsessie,
testfase en besluit
c. marketingdoelstelling bepalen, brainstormsessie, longlist en shortlist maken,
testfase en besluit
Beauty Level
Ondernemen
143
Hoofdstuk 13 – Ondernemingsplan
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het doel van een ondernemingsplan;
het opstellen een ondernemingsplan.
Checkvragen
1. Wat zijn doelen van een ondernemingsplan?
een beeld krijgen van de haalbaarheid van je onderneming
een beeld krijgen van de risico’s van je onderneming
je bedrijf ‘verkopen’ aan financiers
je bedrijf kunnen inschrijven bij de Kamer van Koophandel
je financiers een beeld geven van de financiële status van je onderneming
2. Wat zijn functies van het hoofdstuk ‘samenvatting’?
gedetailleerde informatie geven
kernboodschap overbrengen
nieuwe informatie geven
overtuigen
3. Uit welke onderdelen bestaat het hoofdstuk ‘de ondernemer’?
bedrijfsidee
curriculum vitae
formele bedrijfsgegevens
formele persoonsgegevens
persoonlijke kwaliteiten
persoonlijke motieven
4. Op basis van welke documenten uit de SWOT-analyse beschrijf je jouw bedrijfsidee
in het ondernemingsplan?
bedrijfsstrategie
confrontatiematrix
externe analyse
interne analyse
5. Uit welke onderdelen bestaat het hoofdstuk ‘het marketingplan’?
bedrijfsstrategie en –doelstellingen
marketingbudget
marketingmix
marketingstrategie en – doelstellingen
marktonderzoek
SWOT-analyse
Beauty Level
Ondernemen
144
Hoofdstuk 14 – Inkopen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de uitgangspunten van het inkoopproces;
het vinden en kiezen van leveranciers;
het opstellen van criteria om leveranciers te beoordelen;
het aanvragen en beoordelen van offertes;
het akkoord geven op en het onderhandelen over offertes;
het bewaken van je bestelling.
Checkvragen
1. Wat vormt de basis van het inkoopproces?
Kies het meest volledige antwoord.
a. financieel plan
b. marketingmix
c. personal brand
2. Hoe bereken je de brutowinstmarge?
a. brutowinst - nettowinst
b. omzet - kosten
c. verkoopprijs – inkoopprijs
3. Sabrine vindt het belangrijk dat ze bestelde artikelen gratis kan terugsturen.
Van welk criterium waarop je een offerte kunt beoordelen is dit een voorbeeld?
a. betalingsvoorwaarden
b. leveringsvoorwaarden
c. service
4. Sofie vindt het belangrijk dat er vanuit de leverancier een accountmanager
langskomt om haar alles te vertellen over de eigenschappen van een product.
Van welk criterium waarop je een offerte kunt beoordelen is dit een voorbeeld?
a. kwaliteit
b. prijs
c. service
5. Maria bestelt een grote hoeveelheid producten bij een leverancier. Omdat de
leverancier lagere verwerkingskosten heeft, geeft hij haar korting.
Hoe noem je deze korting?
a. kwantumkorting
b. procentuele korting
c. rabat
Beauty Level
Ondernemen
145
6. Anne betaalt een order vijf dagen nadat ze de order heeft ontvangen.
Volgens welke betalingsvoorwaarde heeft Anne in dit geval betaald?
a. afnemerskrediet
b. contant betalen
c. levering onder rembours
7. Wat is een kenmerk van een leverancierskrediet?
Je betaalt…
a. in termijnen.
b. nadat de goederen zijn geleverd.
c. voordat de artikelen worden opgestuurd.
8. Chantal beoordeelt drie leveranciers via het Vendor Rating System. Ze vindt de prijs
en de betalingsvoorwaarden van een leverancier erg belangrijk.
Welke leverancier kan zij HET BESTE kiezen?
a. Leverancier a
b. Leverancier b
c. Leverancier c
kwaliteit
prijs
leverings-
voorwaarden
betalings-
voorwaarden
service
leverancier a 5 2 5 5 5
leverancier b 5 5 2 2 5
leverancier c 5 4 4 4 4
9. Van welk recht kun je gebruik maken als een leverancier de door jou bestelde
artikelen niet levert?
a. opschortingsrecht
b. recht van reclame
c. recht van retentie
10. Kirsten is het niet eens met de offerte die ze heeft ontvangen van een leverancier.
Deze leverancier levert één soort product.
Over welke onderwerpen uit de offerte kan Kirsten met de leverancier
onderhandelen?
betalingsvoorwaarden
kwaliteit
leveringsvoorwaarden
prijs
service
Beauty Level
Ondernemen
146
Hoofdstuk 15 – Voorraad
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
begrippen rondom het bijhouden en bewaken van je financiële administratie;
het bijhouden van een dagboek;
het opstellen van journaalposten;
het verwerken van journaalposten in grootboekrekeningen;
het opstellen van een kolommenbalans;
het analyseren van je financiële status.
Checkvragen
1. Marieke hoort van haar werknemer dat een bepaalde verzorgingscrème bijna op is.
Ze vraagt haar de voorraad van deze crème te controleren.
Wat moet Marieke haar in dit geval laten controleren?
a. voorraadbreedte
b. voorraaddiepte
c. voorraadhoogte
2. Naar welke voorraad kijk je als je inventariseert hoeveel verschillende soorten
producten je op voorraad hebt?
a. economische voorraad
b. technische voorraad
c. werkelijke voorraad
3. Waaruit bestaat je economische voorraad?
producten die je hebt besteld, maar nog niet zijn geleverd
producten die je hebt verkocht, maar nog niet zijn opgehaald
producten die zich in je salon bevinden
4. Je inventariseert je voorraad om te weten hoeveel producten je moet bestellen.
Waar moet je naar kijken om je bestelhoeveelheid te bepalen?
gebruiksgraad
levertijd
maximumvoorraad
minimumvoorraad
voorraadkosten
5. In welke kostensoorten zijn de voorraadkosten onderverdeeld?
rechten
regie
reiniging
rente
risico
ruimte
Beauty Level
Ondernemen
147
6. Wat is het beste moment om nieuwe producten te bestellen?
a. als de gebruiksgraad dit aangeeft
b. als je een aanbieding krijgt van de leverancier
c. als het product op is
7. Wat bepaal je met de omzetsnelheid?
a. hoe snel je door je voorraad heen bent
b. hoe vaak je jouw gemiddelde omzet per jaar behaalt
c. hoe vaak je jouw gemiddelde voorraad per jaar verkoopt
8. Hoe bepaal je de omzetsnelheid?
a. inkoopwaarde van de gemiddelde voorraad x inkoopwaarde van de omzet
b. inkoopwaarde van de omzet : inkoopwaarde van de gemiddelde voorraad
c. inkoopwaarde van de omzet x inkoopwaarde van de gemiddelde voorraad
9. Wat bepaal je met de omzetduur?
a. hoe lang het duurt om je gemiddelde omzet te behalen
b. hoe vaak je een product moet bestellen
c. hoeveel dagen een product in je voorraad aanwezig is
10. Hoe berg je de producten op als je werkt volgens het FIFO-principe?
a. je mixt de oudere en nieuwe producten door elkaar
b. je zet de nieuwe producten vóór de oudere producten
c. je zet de oudere producten vóór de nieuwe producten
Beauty Level
Ondernemen
148
Hoofdstuk 16 – Financiën bewaken
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
begrippen rondom het bijhouden en bewaken van je financiële administratie;
het bijhouden van een dagboek;
het opstellen van journaalposten;
het verwerken van journaalposten in grootboekrekeningen;
het opstellen van een kolommenbalans;
het analyseren van je financiële status.
Checkvragen
1. Wat is de externe noodzaak van de boekhouding?
Dit betekent dat je de financiële administratie…
a. bijhoudt omdat dit wettelijk verplicht is.
b. bijhoudt om in te kunnen spelen op omgevingsfactoren.
c. uitbesteedt aan een administratiekantoor.
2. Met welke financiële begrippen heb je te maken bij het betalen van een factuur
aan een leverancier?
balansposten
boeking
boekingsstuk
eindbalans
mutatie
3. Wat zijn voorbeelden van het boekingsstuk ‘kassabon’?
kassabon van een contante betaling
kassabon van een Pinbetaling
kwitantie van een contante betaling
4. Wat zijn onderdelen van een journaalpost?
een verwijzing naar het bijbehorende boekingsstuk
het totaalsaldo van de bijbehorende balanspost
voor welk bedrag er gedebiteerd of gecrediteerd moet worden
welke delen van de kolommenbalans moeten worden bijgewerkt
welke grootboekrekeningen moeten worden bijgewerkt
5. Welke boekingsregels voor schulden zijn juist?
Als een schuld afneemt, debiteer je.
Als een schuld afneemt, crediteer je.
Als een schuld toeneemt, debiteer je.
Als een schuld toeneemt, crediteer je.
Beauty Level
Ondernemen
149
6. Wat zijn kenmerken van het principe van dubbel boekhouden?
De boekhouding moet gecontroleerd worden door een tweede persoon.
Financiële feiten verwerk je twee keer: in een journaalpost en in het grootboek.
Het totaalsaldo aan beide zijden van de balans moet gelijk zijn.
Ieder financieel feit heeft minimaal twee gevolgen.
7. Marlous verkoopt een behandeling aan een klant. Tijdens de behandeling gebruikt
ze een gezichtsmasker. Haar klant betaalt contant.
Welke boekingen moet Marlous verwerken in de journaalpost?
bank
kas
opbrengsten behandelingen
mutatie eigen voorraad
mutatie voorraad verkoop
8. Welke van onderstaande boekingen op hulprekeningen van het eigen vermogen
zijn juist?
inventaris: debet
inkoopkosten: debet
privé (opname): debet
privé (storting): credit
9. Waarom hebben grootboekrekeningen vaste rubrieknummers?
om de verantwoording naar de Belastingdienst makkelijker te maken
om je boekhouding voor iedereen begrijpelijk te houden
om overzicht te houden
om te voldoen aan wettelijke eisen
10. Welke soorten grootboekrekeningen moet je eerst openen, voordat je ze bijwerkt?
hulprekening van het eigen vermogen
rekening eigen vermogen
rekening van bezit
rekening van schuld
11. Welke uitspraken over het afsluiten van grootboekrekeningen zijn juist?
Als je aan de creditzijde een bedrag weghaalt, noem je dit ‘naar balans’.
Als je aan de debetzijde een bedrag toevoegt, noem je dit ‘van balans’.
Je brengt de balans in evenwicht door een bedrag toe te voegen aan de kant
waar je een tekort hebt.
Je brengt de balans in evenwicht door een bedrag weg te halen aan de kant
waar je een overschot hebt.
12. Wat zijn kenmerken van de samenstelling van een kolommenbalans?
De eindbalans stel je samen op basis van de resultatenrekening.
De eindbalans stel je samen op basis van zowel de resultatenrekening als de
saldibalans.
De proefbalans stel je samen op basis van de grootboekrekeningen.
De resultatenrekening stel je samen op basis van de proefbalans.
De resultatenrekening stel je samen op basis van de saldibalans.
Beauty Level
Ondernemen
150
13. Waarom stel je een proefbalans op?
a. om de totaaltellingen op iedere grootboekrekening te controleren
b. om inzicht te krijgen in de verschillen tussen het debet- en creditbedrag op
iedere grootboekrekening
c. om te controleren of op iedere grootboekrekening het totaalsaldo debet en
credit hetzelfde is.
14. Waarom stel je een saldibalans op?
a. om inzicht te krijgen in de verschillen tussen de totaalsaldo’s van verschillende
grootboekrekeningen
b. om inzicht te krijgen in de verschillen tussen het begin- en eindsaldo op iedere
grootboekrekening
c. om inzicht te krijgen in de verschillen tussen het debet- en creditbedrag op
iedere grootboekrekening
15. Wat zijn voorbeelden van grootboekrekeningen die op de resultatenrekening
terugkomen?
kostenrekeningen
rekening privé
rekeningen voor incidentele opbrengsten en kosten
rekeningen voor structurele opbrengsten en kosten
16. Hoe zie je aan de resultatenrekening dat je winst hebt gemaakt?
a. De totaaltelling in de debetkolom is kleiner dan de totaaltelling in de
creditkolom.
b. De totaaltelling in de debetkolom is gelijk aan de totaaltelling in de
creditkolom.
c. De totaaltelling in de debetkolom is groter dan de totaaltelling in de
creditkolom.
17. Hoe bereken je het eigen vermogen op de eindbalans?
bezittingen – schulden
bezittingen – schulden +/- winst of verlies
eigen vermogen +/- privéstorting of -opname
eigen vermogen +/- winst of verlies +/- privéstorting of -opname
18. Je salon heeft een solvabiliteitspercentage van 30%.
Wat betekent dit?
a. Je salon is niet kredietwaardig.
b. Je salon is redelijk kredietwaardig.
c. Je salon is zeer kredietwaardig.
19. Wanneer kies je voor de current ratio-formule om je liquiditeit te berekenen?
a. Als het redelijk wat tijd kost om je voorraad om te zetten in geld.
b. Als het veel tijd kost om je voorraad om te zetten in geld.
c. Als het weinig tijd kost om je voorraad om te zetten in geld.
Beauty Level
Ondernemen
151
20. Wat betekent het als je salon een lage rentabiliteit heeft?
Als je het eigen vermogen dat je in je bedrijf hebt geïnvesteerd op een
spaarrekening zou zetten…
a. levert dit minder op.
b. levert dit hetzelfde op.
c. levert dit meer op.
Beauty Level
Ondernemen
152
Hoofdstuk 17 – Uitstraling van je salon
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de uitgangspunten bij de uitstraling van je salon;
het maken van een moodboard;
het maken en lezen van een plattegrond;
kleuren en het kiezen van de juiste kleuren voor je salon;
het doel van een lichtplan;
het kiezen van de juiste verlichting voor je salon;
het vormgeven van het exterieur van je salon.
Checkvragen
1. Wat vormt de basis voor de uitstraling van een salon?
Kies het meest volledige antwoord.
a. marketingstrategie
b. personal brand
c. positionering
2. Welke P uit je marketingmix werk je uit in de uitstraling van je salon?
a. presentatie
b. product
c. promotie
3. Welke afbeeldingen zijn van belang bij het maken van een moodboard?
a. alleen saloninrichtingen
b. alleen kleuren en materialen
c. zowel saloninrichtingen, als kleuren en materialen
4. Wat betekent een schaal van 1:50 op een plattegrond?
a. 1 centimeter op de tekening, is 50 millimeter in werkelijkheid
b. 1 centimeter op de tekening, is 50 centimeter in werkelijkheid
c. 1 centimeter op de tekening, is 50 decimeter in werkelijkheid
5. Marjolein wil de kleine ruimtes in haar salon groter laten lijken.
Voor welke kleuren kan Marjolein HET BESTE kiezen?
donkere kleuren
koele kleuren
lichte kleuren
warme kleuren
6. Welke kleuren zijn warme kleuren?
blauw
geel
oranje
groen
Beauty Level
Ondernemen
153
7. Welke kleuren zijn complementaire kleuren?
a. paars en blauw
b. paars en geel
c. paars en rood
8. Wat breng je in kaart met een lichtplan?
waar het daglicht binnen komt
waar schakelaars geplaatst moeten worden
welk soort verlichting je nodig hebt
9. In de ontvangstruimte heeft Jolijn een schilderij hangen waar ze de aandacht op wil
richten.
Voor werk soort verlichting kan Jolein HET BESTE kiezen?
a. accentverlichting
b. algemene verlichting
c. decoratieve verlichting
10. Monica’s salon is gevestigd in een dure buurt. Ze heeft de inrichting van haar salon
dan ook een luxe uitstraling gegeven. Om haar klanten te laten zien waar haar
salon is, heeft ze een eenvoudig buitenbord geplaatst.
Welke onderdelen komen hier NIET met elkaar overeen?
interieur en…
a. exterieur
b. personal brand
c. positionering
Beauty Level
Ondernemen
154
Hoofdstuk 18 – Promotie
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het begrip promotie;
het bepalen van de doelgroep voor je promotie;
het opstellen van communicatiedoelstellingen;
het bepalen van de juiste promotiemix;
het opstellen en lezen van een doelgroep-middelenmatrix;
het opstellen van de promotieboodschap;
het opstellen van een promotieplanning;
het bepalen van het promotiebudget.
Checkvragen
1. Wat zijn kenmerken van promotie?
Promotie is een onderdeel van de marketingmix.
Promotie is het onder de aandacht brengen van je bedrijf.
Promotie is hetzelfde als reclame maken.
Promotie moet aansluiten op de andere P’s uit de marketingmix.
2. Wat is het uitgangspunt bij het bepalen van de doelgroep voor je promotie?
a. je bedrijfsstrategie
b. je interne analyse
c. je marketingstrategie
3. Chantals communicatiedoelstelling is: over een jaar kent 70% van de mensen in de
omgeving van mijn salon de naam van mijn salon. Deze mensen kunnen dan ook
vertellen dat gezichtsverzorging mijn specialiteit is.
Van welk soort communicatiedoelstelling is dit een voorbeeld?
a. gedrag
b. houding
c. kennis
4. Liselottes communicatiedoelstelling is: over een jaar heeft 50% van de mensen in de
omgeving van mijn salon een positief beeld van mijn salon. Ze delen mijn
visitekaartje en een kortingsbon uit aan kennissen.
Van welke soorten communicatiedoelstellingen is dit een voorbeeld?
gedrag
houding
kennis
5. Priscilla mag een tekst schrijven op een beautyblog. Deze tekst gaat over een
behandeling die haar specialiteit is. De tekst eindigt met haar contactgegevens en
het adres van haar website.
Wat is hier het promotiemiddel?
a. de contactgegevens
b. de tekst
c. het beautyblog
Beauty Level
Ondernemen
155
6. Wat zijn voorbeelden van actiemarketing?
advertentie
bedrijfspagina op social media
direct mail
persoonlijke verkoop
public relations
sales promotie
7. Met welke promotiemiddelen kun je een doelgroep persoonlijk aanspreken?
advertentie
direct mail
prijsactie
verkoopgesprek
8. Met welke promotieactiviteiten bereik je een grote doelgroep in één keer?
a. internetmarketing
b. reclame
c. sales promotie
9. Wat zijn doelen van relatiemarketing?
creëren van goede band met doelgroep
stimuleren om meer te besteden
trekken van aandacht
verbeteren imago
vergroten naamsbekendheid
10. Op een borrel van een ondernemersclub spreekt Melissa verschillende mensen. Ze
vertelt enthousiast over wat ze doet en over haar bedrijf. Later krijgt ze een
telefoontje van een andere ondernemer die graag met haar wil samenwerken.
Waar is dit een voorbeeld van?
a. interne promotie
b. public relations
c. sales promotie
11. Wat zijn voordelen van internetmarketing?
Het is relatief goedkoop.
Het resultaat is zichtbaar.
Je bereikt een grote doelgroep in één keer.
Je kunt de inhoud van de boodschap sturen.
Je kunt de timing van de boodschap bepalen.
Je weet direct hoe de doelgroep reageert.
12. De doelgroep-middelen matrix van Corine ziet er als volgt uit: [schema uit boek].
Met welk marketingmiddel bereikt Corine al haar doelgroepen?
a. advertentie in krant
b. folder
c. social media
Beauty Level
Ondernemen
156
13. Leonie zet een advertentie in de krant. Deze begint met de volgende koptekst: ‘Dé
oplossing voor al uw huidproblemen’.
Welk doel wil Leonie met deze koptekst bereiken?
a. aandacht trekken
b. actie
c. drang tot kopen bevorderen
14. Waarom is het belangrijk om een tijdsplanning te maken voor je
promotieactiviteiten?
Je kunt dan flexibel omgaan met de ingeplande activiteiten.
Je kunt de kosten verdelen.
Je kunt zorgen dat alles op tijd klaar is.
Je kunt zorgen voor een goede onderlinge afstemming van de activiteiten.
15. Met welke methodes kun je jouw promotiebudget bepalen?
omzetpercentagemethode
pariteitenmethode
sluitpostmethode
taakstellende methode
Beauty Level
Ondernemen
157
Hoofdstuk 19 – Klanten
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het doel van de LSD-methode;
de verschillende type vragen ;
het inzetten van het VOCATIO-model in een verkoopgesprek;
het doel van het Hamburgermodel;
de wijze waarop klachtafhandeling plaatsvindt.
Checkvragen
1. Wat zijn voorbeelden van luisteren?
gebruik van mimiek
hummen
knikken
stiltes
vragen
2. ‘Heb je behoefte aan een massage of niet?’
Waar is deze vraag een voorbeeld van?
a. een samengestelde vraag
b. een situatievraag
c. een suggestieve vraag
3. Een open vraag herken je aan het vragend voornaamwoord.
Wat zijn vragende voornaamwoorden?
hoe
hoezo
waar
waarom
want
wat
wie
4. Waarom kan een gesloten vraag erg functioneel zijn?
a. Het geeft betrouwbare informatie en helpt je klant tot het duiden van zijn
opties.
b. Het geeft richting aan het gesprek en dwingt je klant tot een keus.
c. Het laat de klant vrij in zijn antwoord en geeft daardoor ruimte.
5. Met welke reden stel je situatievragen?
a. Om een beter beeld te krijgen van de koopmotieven van je klanten.
b. Om een beter beeld te krijgen van de omstandigheden van je klanten.
c. Om tegenwerpingen van je klanten om te kunnen buigen.
Beauty Level
Ondernemen
158
6. Welke veelvoorkomende koopmotieven zijn er?
gemak
kwaliteit
nut
persoonlijk contact
persoonlijke verzorging
prestige
prijs
winst
7. Wat is een voorbeeld van een ordervraag?
a. Heb je nog voldoende producten thuis?
b. Kun je volgende week dinsdag?
c. Neem je het de volgende keer mee?
8. Waarom gebruikt een klant vaak tegenwerpingen?
a. Hij wil wel kopen, maar heeft nog niet het juiste aanbod gekregen.
b. Hij wil wel kopen, maar wil dat nu nog even uitstellen.
c. Hij wil niet kopen, omdat hij hoopte op een andere prijs.
9. Wat is de functie van het Hamburgermodel?
a. het helpt je de klant beter te begrijpen
b. het helpt je de koopmotieven duidelijk te krijgen
c. het helpt je een tegenwerping om te buigen
10. Merel handelt een klacht af. Ze vraagt of de klant akkoord gaat met haar oplossing,
maar merkt twijfel bij de klant.
Wat kan Merel in dit geval HET BESTE doen?
a. begrip tonen
b. doorvragen
c. stil vallen
Beauty Level
Ondernemen
159
Hoofdstuk 20 – Personeel
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de voor- en nadelen van personeel in je salon;
de personeelsplanning;
hoe je personeel werft en selecteert;
hoe je diverse soorten gesprekken voert met je (toekomstige) personeel;
welke personeelszaken je moet regelen;
hoe je leiding kunt geven.
Checkvragen
1. Welke zaken maken deel uit van de personeelsplanning?
de financiële mogelijkheden
de huidige samenstelling van je team
de juridische mogelijkheden
de kwalitatieve personeelsbehoefte
de kwantitatieve personeelsbehoefte
de werving- en selectiemomenten
2. Welke informatie hoort thuis in een functieprofiel?
de arbeidsvoorwaarden
de budgettering
de gewenste kennis
de gewenste vaardigheden
de inhoud van de functie
de opleidingen
de persoonlijke kwaliteiten
de verantwoordelijkheden
3. Wat staat er MINIMAAL op een cv?
a. de opleidingen en nevenactiviteiten
b. de werkervaring en nevenactiviteiten
c. de werkervaring en opleidingen
4. Tijdens een sollicitatiegesprek kun je gebruik maken van de STAR-methode.
Welke vraag past bij de T van deze methode?
a. Welke taken voerde je uit?
b. Welke teleurstellingen heb je gehad?
c. Welke totalen heb je behaald?
5. Wat is een voorbeeld van een primaire arbeidsvoorwaarde?
a. de reiskostenvergoeding
b. het pensioen
c. het salaris
Beauty Level
Ondernemen
160
6. Waar bestaan secundaire arbeidsvoorwaarden uit?
a. de arbeidsduur, reiskostenvergoeding en het vakantiegeld
b. de contractduur, arbeidstijden en opleidingsmogelijkheden
c. de opleidingsmogelijkheden, reiskostenvergoeding en pensioenregeling
7. Welke stelling is juist?
I. Bij een arbeidscontract langer dan één jaar, is de maximale proeftijd twee
maanden.
II. Bij een arbeidscontract voor bepaalde tijd, is de maximale proeftijd één
maand.
III. Bij een arbeidscontract voor onbepaalde tijd, is de maximale proeftijd twee
maanden.
a. stelling I is juist
b. stelling II is juist
c. stelling III is juist
8. Welke gegevens moet je minimaal opnemen in het personeelsdossier?
a. de gespreksverslagen van functionerings- en beoordelingsgesprekken
b. de NAW-gegevens
c. de salarisstroken
d. een kopie van een geldig identiteitsbewijs
e. een kopie verklaring loonbelasting
f. een afschrift van een bankrekening
9. Wat zijn werknemersverzekeringen?
a. de AOW, Anw en AWBZ
b. de WW, Anw, WIA en AWBZ
c. de WW, WAO, WIA en ZW
10. Wat is het verschil tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie?
a. extrinsieke motivatie komt van buitenaf en intrinsieke motivatie van binnenuit
b. extrinsieke motivatie geeft meer voldoening dan intrinsieke motivatie
c. intrinsieke motivatie wordt beter beloond dan extrinsieke motivatie
Beauty Level
Ondernemen
161
Hoofdstuk 21 - Evalueren
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het doel van evalueren;
het proces van evalueren volgens de PDCA-cyclus;
de drie niveaus van evalueren.
Checkvragen
1. Wat is evalueren?
a. het analyseren en waarderen van een gebeurtenis
b. het bestuderen en bijstellen van je salon
c. het verkennen en aansturen van je doelstellingen
2. Wat is het verschil tussen een geplande en een spontane evaluatie?
a. een geplande evaluatie geeft meer sturing aan je salon dan een spontane
evaluatie.
b. een geplande evaluatie heeft meer structuur dan een spontane evaluatie.
c. een spontane evaluatie is doelgerichter dan een geplande evaluatie.
3. Waar staat de PDCA-cyclus voor?
a. process, dare, check, act
b. plan, do, check, act
c. program, dare, control, act
4. Waar moet je jezelf mee bezighouden als je bij de P in de PDCA-cyclus aankomt?
je bedrijfsstrategie
je beleidscyclus
je invulling van de marketingmix
je marketingdoelstellingen
je marketingstrategie
je organisatiedoelstellingen
je personal branding
je waardering
5. Sandra wil een evaluatie houden op teamniveau.
Wat moet zij hierbij MINIMAAL bestuderen?
de gevolgde trainingen
de individuele medewerkers
de kwaliteit van haar team
de kwantiteit van haar team
de personeelsplanning
de salarissen
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
162
Nail Level Basics 1 – Nagelverzorging en anatomie
Hoofdstuk 1 – Beroepsbeeld
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de benodigde vaktechnische kennis en vaardigheden als nagelspecialist;
het onderscheid nagelspecialist en allround nagelspecialist ;
de sociale vaardigheden als nagelspecialist;
de commerciële vaardigheden die bij het beroep nagelspecialist horen;
de beroepshouding.
Checkvragen
1. Van welke vakgebieden heb je als nagelspecialist kennis nodig?
anatomie
endoscopie
fysiologie
pathologie
2. Wat is een voorbeeld van een juiste beroepshouding?
a. Je voert de behandeling zo snel mogelijk uit.
b. Je voldoet altijd aan de wensen van je cliënten.
c. Je weet wat je leidinggevende van je verwacht.
3. Als nagelspecialist kun je ook de regels in de 'Code van de Schoonheidsspecialist'
toepassen. Waar hebben de regels in deze code betrekking op?
arbeidsomstandigheden
hygiëne
milieu
4. Wanneer verwijs je je klant door naar een arts of andere beroepsbeoefenaar?
a. Bij behandelingen die je minder leuk vindt.
b. Bij vragen die niet tot jouw vak- of werkgebied behoren.
c. Bij verzoeken die geen prioriteit hebben.
5. Welke beroepsdilemma’s kom je tegen als nagelspecialist?
tijdsdruk versus kwaliteit
voldoen aan verwachtingen
grenzen bepalen van je eigen werkgebied
6. Wat is een reële behandelprijs?
a. Een prijs die in verhouding staat met het type behandeling.
b. Een prijs waarbij je rekening houdt met de kwaliteit van je personeel.
c. Een prijs waarbij je zoveel mogelijk winst maakt.
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
163
7. Welke sociale vaardigheden moet je als nagelspecialist hebben?
Je moet …
goed kunnen samenwerken
initiatief durven nemen
kritiek van anderen niet accepteren
non-assertief zijn
8. Wat betekent efficiënt werken?
a. doelgericht werken
b. het maximale uit je werkdag halen
c. ongestructureerd werken
9. Wanneer stopt de ontwikkeling van je beroepshouding
a. zodra je je diploma hebt gehaald
b. als je één jaar werkzaam bent als nagelspecialist
c. nooit
10. Hoe noem je nagelspecialisten die bij de klanten thuis de behandelingen uitvoeren?
a. ambulant
b. flexwerkers
c. thuiswerkers
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
164
Hoofdstuk 2 – Communicatie
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
communicatievormen (verbaal en non-verbaal);
hoe je je het beste presenteert als nagelspecialist;
hoe je het beste een gesprek met (boze) klanten voert;
hoe je een zakelijk telefoongesprek voert.
Checkvragen
1. Welke van de onderstaande antwoorden zijn onderdeel van communiceren?
kijken
lezen
luisteren
schrijven
spreken
2. Waarmee communiceer je bij non-verbale communicatie?
a. gesproken en geschreven woorden
b. gesproken woorden en lichaamshouding
c. lichaamshouding en oogcontact
3. Hoe noem je degene die de informatie geeft?
a. ontvanger
b. spreker
c. zender
4. In welke situatie is er sprake van een communicatiestoring?
a. Als je cliënt na een eerdere klacht niet tevreden is over je behandeling.
b. Als je cliënt voor de tweede keer in twee weken niet op tijd komt voor de
behandeling.
c. Als je niet precies hebt gehoord en begrepen wat je cliënt bedoelt.
5. Een klant verwacht iets wat je niet kunt waarmaken. Wat is hierop een correcte
reactie?
a. Echt niet, daar begin ik niet aan.
b. Natuurlijk voer ik de behandeling uit!
c. Nee, sorry aan deze verwachting kan ik niet voldoen.
6. Wat is de BELANGRIJKSTE reden dat je er als nagelspecialist verzorgd uitziet?
a. Dan zit je lekkerder in je vel.
b. Je bent het visitekaartje van het bedrijf.
c. Zo communiceer je makkelijker met de klant.
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
165
7. De behandeling waar je mee bezig bent loopt uit. De volgende klant komt al
binnenlopen. Wat is de meest gepaste reactie hierop?
a. Je zegt goedendag en biedt de klant wat te drinken aan.
b. Je zegt goedendag en gaat verder met de behandeling en laat de klant zelf
iets te drinken pakken.
c. Je zegt goedendag en licht de klant in dat de behandeling iets uitloopt en
biedt wat te drinken aan.
8. Waarom is het bij een telefoongesprek erg belangrijk dat je duidelijk spreekt en
goed luistert?
a. De verbinding kan wel eens slecht zijn.
b. Er vindt alleen verbale communicatie plaats.
c. Omgevingsgeluiden in de salon leiden je af tijdens het bellen.
9. Wat is het doel van een klantgesprek samenvatten?
a. Het gesprek begrijpelijk maken voor je collega’s, zodat ze weten wat de klant
wil.
b. Het gesprek zo kort mogelijk herhalen.
c. Het ordenen van een gesprek en nagaan of je de ander goed begrijpt.
10. Hoe kun je het beste omgaan met boze klanten?
a. Voorkom een emotionele reactie, blijf beleefd en neem de boosheid serieus.
b. Voorkom een emotionele reactie en ga niet tegen de klant in.
c. Voorkom een emotionele reactie en laat de klant weten dat je geen boosheid
accepteert.
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
166
Hoofdstuk 3 – Werken in een team
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
samenwerken;
collegialiteit;
leiderschapsstijlen;
manieren hoe je kunt opkomen voor jezelf.
Checkvragen
1. Wat kun je het beste doen als je kritiek krijgt?
a. Luister aandachtig naar de ander en bied uitgebreid je excuses aan.
b. Luister aandachtig naar de ander en geef dan je mening over wat de ander
fout doet.
c. Luister aandachtig naar de ander en laat merken dat de kritiek over komt.
2. Waartoe kan angst voor kritiek leiden?
a. een actieve houding
b. een passieve houding
c. een slechte werkhouding
3. Welke leiderschapsstijl heeft een leidinggevende die alle touwtjes stevig in de
handen houdt en alles regel en beslist?
a. autoritaire leiderschap
b. democratisch leiderschap
c. laissez-faire
4. Wat is assertiviteit?
a. een positieve houding
b. snel werken
c. voor jezelf opkomen
5. Wat kan er met je gebeuren als je je kritiek niet uit?
blij worden
geïrriteerd raken
ongenoegen op de verkeerde persoon afreageren
opgelucht voelen
somber worden
6. Waar moet je rekening mee houden als je kritiek geeft aan een collega?
Begin geen gesprek als jullie het allebei druk hebben.
Breng de kritiek op serieuze manier.
Gebruik geen algemeenheden, wees specifiek.
Lever kritiek in het bijzijn van anderen.
Spreek van tevoren af om er over te praten.
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
167
7. Wat zijn vooroordelen?
a. meningen gebaseerd op gezamenlijke kenmerken van mensen
b. meningen gebaseerd op kennis en ervaring
c. meningen gebaseerd op meningen van anderen
8. Wat geldt voor de onderstaande stellingen?
a. Vooroordelen richten zich op groepen mensen met gezamenlijke kenmerken.
b. Vooroordelen zijn altijd negatief.
c. Vooroordelen zijn gebaseerd op kennis en ervaring.
9. Wat zijn ongewenste intimiteiten?
a. Kritiek en opmerkingen van boze klanten ook al doe je je werk goed.
b. Opmerkingen, aanrakingen of ander gedrag met seksuele bijbedoelingen.
c. Verhalen van klanten die je opeens veel persoonlijke intieme informatie
vertellen.
10. Wat houdt collegialiteit in?
assertief zijn
hulp vragen en hulp geven
kritiek krijgen en geven
wensen direct uiten
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
168
Hoofdstuk 4 – Hygiëne in de salon
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het belang van hygiëne in de salon;
het voorkomen van overdracht van ziekten;
desinfecteren van de huid van de cliënt;
desinfecteren en reinigen van instrumenten en de salon;
de verschillende desinfectiemiddelen;
je persoonlijke hygiëne;
de hygiëne in de salon.
Checkvragen
1. Wat is de definitie van hygiëne?
alle producten en materialen die infecties voorkomen
alles wat een goede gezondheid vereist en bevordert
alles wat met reinheid en arbeidsomstandigheden te maken heeft
gezondheidskunde
gezondheidsleer
2. Welke ziekmakende organismen worden pathogeen genoemd?
a. macro-organismen
b. meso-organismen
c. micro-organismen
3. Wat is het verschil tussen micro-en macro-organismen?
a. Macro-organismen kun je bestrijden met antibiotica, micro-organismen niet.
b. Macro-organismen kun je makkelijker overbrengen dan micro-organismen.
c. Macro-organismen kun je met het oog zien, micro-organismen niet.
4. Met welke methode worden alle micro-organismen gedood?
a. desinfecteren
b. reinigen
c. steriliseren
5. Van welk nummer moet een desinfectiemiddel voor de huid voorzien zijn?
a. HAM-nummer
b. N-nummer
c. RVG-nummer
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
169
6. Wanneer moet je de huid desinfecteren?
Als de huid blootgesteld is aan vetten en vuil.
Als de huid geïrriteerd is door de reinigende behandeling.
Als de huid gereinigd is.
Als de huid in aanraking is geweest met bloed.
Als de huid in aanraking is geweest met wondvocht.
Als er een kans is op het maken van een wondje.
7. Waar let je op bij het desinfecteren van de huid?
a. Dat je desinfectiemiddel maximaal 70% alcohol heeft .
b. Dat je desinfectiemiddel maximaal 80% alcohol heeft.
c. Dat je desinfectiemiddel maximaal 90% alcohol heeft.
8. Een ultrasoonreiniger trilt het vuil los van je instrumenten. Wat mag je hierbij niet
vergeten?
Gebruik speciale reinigingsmiddelen.
Kook de instrumenten uit na de behandeling.
Leg de instrumenten in het plastic draadmandje.
Vervang het reinigingsmiddel dagelijks.
Vul het apparaat tot de rand toe met reinigingsmiddel.
9. Wat is ‘vuil’ sanitair?
De binnenkant van de toiletpot
De deurklink van de toiletruimte
De lage tegels in de toiletruimte
De tegels hoger dan 40 centimeter in de toiletruimte
De toiletbril
De wastafel in de toiletruimte
10. Waarom was je textiel liever niet met wasverzachter?
a. De vezels nemen dan minder vocht op.
b. Het textiel slijt er sneller door.
c. Sommige klanten zijn er allergisch voor.
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
170
Hoofdstuk 5 – Arbeidsomstandigheden
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de Arbowet;
de oorzaken van lichamelijke klachten;
het voorkomen van lichamelijke klachten;
het veilig werken met cosmetische producten;
het veilig werken met chemische producten;
het veilig werken met (elektrische) apparaten.
Checkvragen
1. Wat is het uiteindelijke doel van de Arbowet?
a. Het verminderen van arbeidsongeschikten en sterfte onder werknemers.
b. Het verminderen van arbeidsongeschikten en zieke werknemers.
c. Het verminderen van ziekte-en sterftegevallen op de werkvloer.
2. Waarom voeren werkgevers een RIE uit?
a. Om de arbeidsinspectie van informatie te voorzien.
b. Om te analyseren hoe tevreden de medewerkers zijn.
c. Om te inventariseren welke knelpunten en risico’s er in de salon zijn.
3. Lichamelijke klachten hebben verschillende oorzaken. Wat zijn de MEEST belangrijke
oorzaken?
een zwak lichamelijk gestel
eenzijdige belasting
slechte sfeer in de salon
verkeerd gebruik van gereedschap
verkeerde houding
verkeerde schoenen
4. Hoe voorkom je lichamelijke klachten?
Bespreek problemen met je collega’s.
Gebruik de juiste hulpmiddelen.
Sport minimaal twee keer in de week.
Sta en zit in een goede werkhouding.
Zoek afwisseling in het werk.
Controleer de positie van schouders, armen en handen.
5. Een goede zithouding is ontzettend belangrijk. Hoe weet je zeker dat je de juiste
zithouding hebt?
a. Als je de voeten plat kunt plaatsen en knieën recht naar voren wijzen.
b. Als je een rechte rug en hoofd kunt houden tijdens de behandeling.
c. Als je gewicht verspreid is over de gehele zitting van de stoel.
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
171
6. Waardoor kan huidirritatie of eczeem ontstaan?
de eigenschappen van het product dat je gebruikt
de opname in het lichaam van productstoffen
de slechte doorbloeding en reiniging van de huid
de wijze waarop je werkt
het te vaak wassen van de handen
het te weinig dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen
7. Handschoenen draag je nooit mee dan één keer. Wat zijn nog meer belangrijke
aandachtspunten?
a. Desinfecteer de handen en wrijf de handen goed droog met een disposabel
towel.
b. Gebruik antiallergene handschoenen en was na afloop de handen.
c. Was eerst de handen en trek de handschoenen aan voordat je
productverpakkingen opent.
8. Waaraan is een geaard stopcontact te herkennen?
Een geaard stopcontact heeft altijd ...
a. een dubbele wandcontactdoos.
b. een platte vorm.
c. metalen strips aan de zijkant.
9. Wat betekent het keurmerk KEMA?
a. Dat een apparaat dubbel geïsoleerd is.
b. Dat een apparaat goedgekeurd is voor gebruik in Nederland.
c. Dat een apparaat veilig gebruikt kan worden en milieubewust is.
10. Wat zijn de taken van een BHV’er?
Het verzorgen van de verbandtrommel.
Optreden in noodgevallen.
Het bellen van 112 bij nood.
Het verlenen van eerste hulp.
Samenwerken met de arbeidsinspectie.
Grote branden blussen.
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
172
Hoofdstuk 6 – Milieu
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het milieu;
de verschillende energiebronnen;
de milieuproblemen;
de milieuwetten-en keurmerken;
de verschillende afvalsoorten;
het ontstaan van milieuverontreiniging.
Checkvragen
1. Wat is de exacte definitie van milieu?
a. De leefomgeving van de mensen, planten en dieren.
b. Het voorbestaan van planten, mensen en dieren.
c. Het onderlinge evenwicht tussen de voedselketens.
2. Wat zijn voorbeelden van duurzame energiebronnen?
aardgas
aardwarmte
olie
waterkracht
wind-energie
zonne-energie
3. Waarom wordt de zomertijd ingesteld?
a. Als energiebesparing.
b. Als milieuoplossing.
c. Als vorm van groene energie.
4. Waar vind je het EKO-keurmerk op terug?
a. biologische middelen
b. brandstof
c. kwaliteitsmiddelen
5. Wat is het doel van conserveringsmiddelen?
a. De levensduur van het product verlengen.
b. Het bestrijden van micro-organismen.
c. Het zuiveren van drinkwater.
6. Waardoor ontstaat bodemvervuiling?
bestrijdingsmiddelen
huishoudelijk afval
industrieel afval
kunstmest
micro-organismen
zure regen
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
173
7. Welk afval bewaar je in de milieubox?
a. klein bedrijfsafval
b. klein industrieel afval
c. klein chemisch afval
8. Hoe zorg je voor voldoende schone lucht in de salon?
gebruik geen geparfumeerde producten
gebruik handpompjes
gebruik spuitbussen met CFK’s
lucht minimaal één keer per dag
zamel afval apart in
9. Wat zijn geschikte redenen om te kiezen voor een wegwerpartikel?
financiële redenen
hygiënische redenen
milieubewuste redenen
praktische redenen
10. Welke producten behoren tot het KCA?
aceton
batterijen
nagellak
spaarlampen
tl-lampen
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
174
Hoofdstuk 7 – Kwaliteitszorg
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de productkwaliteit
de proceskwaliteit
de integrale kwaliteit;
het doel van kwaliteitszorg
hoe je kwaliteit kunt meten.
Checkvragen
1. Waarom is het belangrijk om je doelgroep te kennen?
a. Zodat je concurrenten slimmer af bent.
b. Zodat je inzicht krijgt in hoe je de producten en diensten moet prijzen.
c. Zodat je kan voldoen aan de eisen van de klant.
2. Waardoor kun je de productkwaliteit op peil houden?
De producten marktconform te prijzen.
De vernieuwingen te volgen.
Een goed eindresultaat te verzorgen.
Een snelle behandeling te geven.
Goed te luisteren naar je klant.
3. Hoe bepaal je de kwaliteitszorg van jouw salon?
Door je doelgroep te kennen.
Door te controleren of de kwaliteit goed is.
Door een enquête onder het personeel te houden.
Door verbeteringen door te voeren.
4. Het proces van de behandeling is ontzettend belangrijk. Wat doe je voordat je
overgaat tot de behandeling?
a. Achterhaal de wens, beoordeel de wens, adviseer.
b. Adviseer, kies de juiste behandeling, maak je werkplek schoon.
c. Beoordeel de nagels, adviseer, maak een behandelplan.
5. Wat is het resultaat van effectief en efficiënt werken?
a. Een duidelijk behandelplan en een tevreden klant.
b. Een systematische werkwijze die foutloos is uitgevoerd.
c. Een zo goed mogelijk eindresultaat in zo min mogelijk tijd.
6. Een verzorgd interieur en exterieur zijn aspecten van integrale kwaliteit. Wat hoort
nog meer bij deze vorm van kwaliteit?
de behandeling
de hygiëne
de presentatie van producten
de service
de veiligheid
goede samenwerking
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
175
7. Wat zijn de voordelen van een tijdelijk presentatiemeubel? Dat ze gemakkelijk…
a. te monteren zijn.
b. te verkopen zijn.
c. te verplaatsen zijn.
8. Van welk type kwaliteit zijn promotiemiddelen zoals advertenties een vorm?
a. integrale kwaliteit
b. proces kwaliteit
c. product kwaliteit
9. Je gaat de salon evalueren. Wat zijn de BELANGRIJKSTE voordelen van uniforme
richtlijnen bij dit proces?
Ze geven duidelijkheid.
De medewerkers kennen de algemeen geldende norm.
De richtlijnen hoeven niet elk jaar herzien te worden.
Ze staan op papier.
Ze zijn opgenomen in het personeelshandboek.
10. Wat is een middel om vast te stellen hoe hoog de kwaliteit van de salon is?
a. beoordelingsinstrument
b. evaluatiemiddel
c. functioneringsgesprekken
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
176
Hoofdstuk 8 – De nagelsalon
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de aanbevelingen voor de inrichting van de werkruimte;
de meubels en toebehoren in de salon;
de standaard materialen van een behandeling;
de standaard instrumenten van een behandeling;
de standaard elektrische apparaten van een behandeling;
de standaard producten van een behandeling.
Checkvragen
1. Wat is de MINIMALE afmeting van de werkruimte?
a. 8 m² per medewerker
b. 13 m² per medewerker
c. 20 m² per medewerker
2. Waarom heb je ramen nodig in de salon?
Zodat er ventilatie plaats kan vinden.
Zodat er voldoende daglicht is.
Zodat je een goede sfeer kunt creëren.
Zodat je voldoet aan de eisen van arbeidsinspectie.
3. Wat zijn aanbeveling ten aanzien van de werkruimte?
Deuren zijn minimaal 80 centimeter breed.
Er is een apart toilet voor de klanten aanwezig.
Er is zitgelegenheid in de wachtruimte.
Stopcontacten zijn geaard.
Trappen zijn voorzien van een leuning.
4. Het proces van de behandeling is ontzettend belangrijk. Wat doe je voordat je
overgaat tot de behandeling?
a. Achterhaal de wens, beoordeel de wens, adviseer.
b. Adviseer, kies de juiste behandeling, maak je werkplek schoon.
c. Beoordeel de nagels, adviseer, maak een behandelplan.
5. Wat is een tabouret?
a. De verwarmde armrustkussens.
b. Een stoel zonder armleuningen.
c. Het afzuigsysteem van de werktafel.
6. Waarom gebruik je armrustkussens? Omdat je…
a. klant de handen in een natuurlijke positie moet houden.
b. zo langer verantwoord kunt werken volgens de ARBO-norm.
c. zo makkelijker de behandeling kunt uitvoeren.
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
177
7. Waarom kun je het beste handschoenen met nitril gebruiken?
Het biedt 98% bescherming tegen chemicaliën.
Het biedt 99% bescherming tegen infecties.
Het geeft geen allergische reacties.
Het materiaal scheurt minder snel.
Het staat in de Code van de Schoonheidsspecialist.
Het valt soepeler om de handen heen.
8. Wat is het verschil tussen een nagelvijl en een polijstvijl? Een polijstvijl ...
a. heeft een hardere kern.
b. heeft een hoger gritnummer.
c. is kleiner.
9. Welke behandeling is het meest effectief bij droge handen?
a. een paraffinebad.
b. een voedende handcrème.
c. een airbrush.
10. Wat is de overeenkomst tussen semi-permanente nagellak en gelnagels?
a. Je brengt ze allebei aan met een dappendish.
b. Je hardt ze allebei uit onder een UV-lamp.
c. Je kunt ze allebei langer dan 5 weken laten zitten.
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
178
Hoofdstuk 9 – Het skelet
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de soorten beenderen waaruit het skelet bestaat;
de verschillende botverbindingen;
de beenderen in handen en voeten.
Checkvragen
1. Hoeveel collageen zin er in de beenderen van kinderen?
a. meer dan in de beenderen van volwassenen
b. minder dan in de beenderen van volwassenen
c. net zo veel als in de beenderen van volwassenen
2. Wat heb je nodig voor de ontwikkeling van stevig beenweefsel?
kalkzouten
osteoporose
metastasen
vitamine D
3. Wat is een voorbeeld van een pijpbeen?
a. borstbeen
b. handwortelbeentje
c. teenkootje
4. Hoe worden alle botstukken genoemd die geen specifieke structuur of vorm
vertonen?
a. onregelmatige beenderen
b. pijpbeenderen
c. platte beenderen
5. Hoe wordt een beweeglijke verbinding tussen twee beenderen genoemd?
a. bindweefselverbinding
b. gewricht
c. kraakbeenverbinding
6. Alle vingers hebben drie vingerkootjes behalve één vinger. Welke vinger heeft
slechts twee vingerkootjes?
a. duim
b. pink
c. ringvinger
7. De duim kun je tegenover elke vinger plaatsen, zodat je met je duim en een vinger
iets kunt pakken. Welk begrip beschrijft deze eigenschap van de duim?
a. lateraal
b. opporneerbaar
c. radiair
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
179
8. Welk begrip betekent aan de rugzijde (achterkant) gelegen?
a. dorsaal
b. proximaal
c. ventraal
9. Uit welke botten bestaat de hand?
1 sleutelbeen
3 handvoetsbeentjes
5 middenhandsbeentjes
8 handwortelbeentjes
14 vingerkootjes
10. Welk gewricht heeft de grootste bewegingsmogelijkheid?
a. eigewricht
b. kogelgewricht
c. zadelgewricht
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
180
Hoofdstuk 10 – De spieren
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de belangrijkste spieren in de onderarm, de hand, het onderbeen en de voet;
de bewegingen waarvoor de spieren in de onderarm, de hand, het onderbeen en
de voet verantwoordelijk zijn;
het verschil tussen spieren en pezen
Checkvragen
1. Waar is een spier over het algemeen het minst beweeglijk?
a. begin van de spier
b. einde van de spier
c. halverwege de spier
2. In de onderarm zitten twintig spieren. Hoeveel van deze spieren zijn verantwoordelijk
voor de bewegingen van de vingers?
a. 11
b. 15
c. 18
3. Wat zijn eigenschappen van pezen?
Ze bevestigen de spieren op de botten.
Ze zijn elastisch.
Ze zijn het uiteinde van spieren.
4. Waarvoor is de radiaire armspier verantwoordelijk?
De duim in de natuurlijke stand draaien.
De hand naar voren richting de onderarm buigen.
De onderarm naar boven buigen.
De onderarm naar buiten en naar binnen draaien.
De onderarm ten opzichte van de opperarm bewegen.
5. Wat is het doel van de palmaire tussenbeenspieren in de hand?
a. Buigen van de eerste vingerkootjes en strekken van de overige vingerkootjes.
b. Buigen van de vingers over de hand buigen en de hand over de arm.
c. Strekken van de vingerkootjes, de vingers en de hand.
6. Welke spier beweegt de duim naar voren en naar binnen?
a. duimaanvoerderspier
b. korte duimspier
c. pezen van de korte duimstrekspier
7. Welke spier is essentieel om te kunnen lopen?
a. lange palmspier
b. kuitspier
c. voorste scheenbeenspier
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
181
8. Waarvoor is de pees van de voorste kuitspier verantwoordelijk?
buigen van de voet en het naar buiten draaien van de voet
optillen van de voet van de grond
spreiden van de voet
strekken van de grote teen
9. Wat is het doel van de dorsale tussenbeenspieren in de voet?
Buigen van het eerste teenkootje van de eerste vier tenen.
Buigen van de tweede en derde teenkootjes van de kleine teen.
Strekken van alle teenkootjes van de grote teen.
Strekken van de tweede en derde teenkootjes van de eerste vier tenen.
10. Waar bevinden de spieren zich die zorgen voor de bewegingen van de handen?
a. alleen in de handen
b. alleen in de onderarmen
c. in de handen en de onderarmen
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
182
Hoofdstuk 11 – De huid
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de verschillende huidlagen;
de functies van de huid;
de kenmerken van de huid.
Checkvragen
1. Wat is de medische benaming van de opperhuid?
a. corium
b. epidermis
c. subcutis
2. Waaruit is de onderhuid opgebouwd?
a. dicht bindweefsel
b. epitheelweefsel
c. losmazig bindweefsel
3. Waartegen biedt de huid bescherming?
chemische invloeden
elektriciteit
uitdroging en vochtverdamping
ultraviolette stralen
weersinvloeden
ziekteverwekkende micro-organismen
4. Waarmee wordt de natuurlijke vochtgraad aangeduid?
a. N.L.G.
b. N.M.F.
c. N.V.G.
5. Wat lost de zuurmantel van de huid op?
dagcrème
water
zeep
6. Wat zorgt ervoor dat de huid veel glanst?
a. hoge zweet- en talgafscheiding
b. ongezonde huid
c. ontbreken van donshaartjes op de huid
7. Waar op de huid komen kleine huidveldjes voor?
a. bovenkant van de handen
b. neus
c. vingertoppen
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
183
8. Waardoor wordt een geelachtige tint veroorzaakt?
a. dikke hoornlaag
b. goed doorbloede huid
c. slechte kwaliteit van bindweefselvezels
9. Als je ouder wordt, neemt de kwaliteit van alle weefsels af. Hoe wordt deze afname
genoemd?
a. degeneratie
b. huidemulsie
c. transfolliculaire resorptie
10. Waar vindt het verhoorningsproces plaats?
a. lederhuid
b. onderhuid
c. opperhuid
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
184
Hoofdstuk 12 – De nagels
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de opbouw van de nagel;
de groei van de nagel;
de samenstelling en sterkte van de nagel.
Checkvragen
1. Wat is de latijnse benaming van het nagelbed?
a. corpus unguis
b. matrix unguis
c. radix unguis
2. Uit welke lagen bestaat de nagelplaat?
epitheellaag
hoornlaag
onderlaag
opperlaag
sponslaag
3. Waarom mag je nooit de nagelriem wegknippen?
a. De nagelriem biedt bescherming tegen het ziektekiemen en vuil.
b. De nagelriem is verantwoordelijk voor de roze kleur die je ziet in de nagel.
c. De nagelriem zorgt er voor dat de nagel op een constant tempo groeit.
4. Waardoor neemt de groeisnelheid van de nagels toe?
koude temperatuur
nagelbijten
ondervoeding
veel melk drinken
zwangerschap
5. Waardoor kun je de groeisnelheid van de nagels bevorderen?
a. innemen van mineralen en vitaminen
b. nagels voor een lange periode niet vijlen
c. regelmatig polijsten van het nagelbed
6. Welke eigenschap hebben sterke nagels? Ze zijn...
a. droog.
b. flexibel.
c. hard.
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
185
7. Wat kan overmatig contact met water veroorzaken?
a. brokkelen van de nagel
b. hard worden van de nagel
c. splijten van de nagel
8. Voor hoeveel procent bestaat de nagel uit water?
a. vijf tot tien procent
b. tien tot vijftien procent
c. vijftien tot twintig procent
9. Hoe wordt de huid genoemd die de nagel aan de zijkanten en de achterkant
omsluit?
a. hyponychium
d. nagelriem
e. nagelwal
10. Hoe lang duurt het gemiddeld voordat de nagel vanaf de matrix tot aan de vrije
top is gegroeid?
a. drie à vier weken
b. twee à drie maanden
c. vijf à zes maanden
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
186
Hoofdstuk 13 – De nagelafwijkingen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
welke nagelafwijkingen het meest voorkomen;
hoe je deze nagelafwijkingen herkent;
de oorzaken van de nagelafwijkingen;
de nagelafwijkingen die je wel en die je niet mag behandelen;
de behandelwijze van diverse nagelafwijkingen;
productgerelateerde allergieën.
Checkvragen
1. Wat zijn regels die gelden bij het behandelen van nagelafwijkingen?
Bij twijfel over de hechting van kunstnagels, breng je eerst één nagel aan.
Gebruik producten met methyl methacrylaat.
Gebruik geen nagelverharders met formaldehyde.
Pinch de nagels als je kunstnagels aanbrengt.
2. Bij welke nagelafwijking moet je zo snel mogelijk de nagel (laten) doorboren?
a. blue nails
b. hematoom
c. wasbordnagel
3. Hoe wordt het splijten van de nagel in de lengterichting genoemd?
a. onycholysis
b. onychorrhexis
c. onychoschisis
4. Eén van de kenmerken van psoriasis is het hebben van putjes in de nagels. Wat zijn
andere kenmerken van psoriasis?
geelbruine (olievlek) verkleuring
holle nagels
sterke penetrante geur
verdikking van de nagel
5. Wat is één van de oorzaken van pincernails?
a. lichen ruber planus
b. tekort aan vitaminen en/of mineralen
c. verkeerd knippen van teennagels
6. Wat is naast ouderdom één van de oorzaken van parallellijnen?
a. stress
b. reuma
c. tijdelijke groeistilstand door ziekte
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
187
7. Wat kunnen wratten in de nabijheid van nagels veroorzaken?
a. groenblauwe verkleuring
b. loslaten van de nagelplaat
c. ontsteking van de huid rondom de nagels
8. Waar kan een acrylaatallergie toe leiden?
benauwdheid
blauwe verkleuringen
opzetten van de huid en vingers
rode, jeukende ogen
9. Welke impact heeft de nagelafwijking yellow nail syndrome op de nagelgroei?
neemt enigszins af
neemt enigszins toe
neemt sterk af
neemt sterk toe
stopt volledig
10. Wat is de medische benaming voor schimmelnagels?
a. kalknagels
b. onychomycose
c. paronychia
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
188
Hoofdstuk 14 – Manicure
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de stappen van de basismanicure;
het lakken van nagels;
de french manicure;
de stappen bij het aanbrengen van semi-permanente lak
het polijsten van nagels.
Checkvragen
1. Welke stappen horen bij de basismanicure?
breng een base coat aan op de nagels
desinfecteer de handen
duw met het bokkenpootje de nagelriemen voorzichtig terug
knip loszittende velletjes voorzichtig weg
verwijder de natuurlijke glans
vijl de nagels van de klant
2. Waar begin je bij het verwijderen van oude nagellak?
a. Met de duim van de rechterhand.
b. Met de pink van de linkerhand.
c. Met de pink van de rechterhand.
3. Welke vijl gebruik je voor de natuurlijke nagels?
a. Dezelfde vijl dan wanneer je kunstnagels vijlt.
b. Een grovere vijl dan wanneer je kunstnagels vijlt.
c. Een minder grove vijl dan wanneer je kunstnagels vijlt.
4. Waar bevindt het stresspunt zich?
a. halverwege de nagel
b. op de plek waar de nagel het nagelbed verlaat
c. op de zijwallen
5. Waarom breng je een base coat aan op de nagels bij het lakken van nagels?
Het gaat verkleuring van de natuurlijke nagels tegen.
Het verzorgt de nagel.
Het voorkomt dat nagels afbrokkelen.
Het zorgt voor een betere hechting tussen de nagel en nagellak.
6. Hoe lang laat je de vingers in het manicurebadje weken?
a. 5 minuten
b. 10 minuten
c. 15 minuten
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
189
7. Wanneer corrigeer je het werk bij het lakken van de nagel als dit nodig is?
a. Na het aanbrengen van de eerste laklaag.
b. Na het aanbrengen van de top coat.
c. Na het aanbrengen van de tweede laklaag.
8. Welk deel van de nagel wordt wit gelakt bij de french manicure?
a. de nagelplaat
b. de vrije top
c. het halve maantje
9. Welke stellingen over semi-permanente lak zijn juist?
Je brengt het in één beweging aan.
Je brengt het ook op het uiteinde van de nagels aan, zodat je de randen sealt.
Je laat het uitharden onder de UV lamp.
10. Wat zijn voordelen van het polijsten van nagels?
De glans blijft enkele weken zitten.
De nagellak hecht beter.
De nagelplaat wordt minder poreus.
Het kan de nagels verstevigen.
Het kan oppervlakkige vlekken verwijderen.
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
190
Hoofdstuk 15 – Spabehandeling handen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het aanbrengen van een handmasker;
het aanbrengen van een paraffinepakking.
Checkvragen
1. Wat is het doel van een spabehandeling?
Het hydrateren van de huid.
Het ontspannen van de huid.
Het voeden van de huid van de hand.
2. Wanneer voer je de spabehandeling uit?
a. Na het afwerken van de nagels met nagellak of andere producten.
b. Voor het afwerken van de nagels met nagellak of andere producten.
c. Voor het reinigen en vijlen van de nagels.
3. Waar begin je met het aanbrengen van een handmasker?
a. Aan de bovenkant van de hand, vanaf de pols tot aan de vingertoppen.
b. Aan de bovenkant van de hand, vanaf de vingertoppen tot aan de pols.
c. Aan de onderkant van de hand, vanaf de vingertoppen tot aan de pols.
4. Wat zijn de eigenschappen van paraffine?
Het bewaart lang haar warmte.
Het polijst de huid.
Het stimuleert de doorbloeding.
Het zorgt voor een betere opname van een handmasker.
5. Wat is de juiste volgorde voor de paraffine behandeling?
a. Breng een handcrème of –masker aan, dompel de hand met gesloten vingers in
het bad, dompel de hand met gespreide vingers in het bad,
b. Breng een handcrème of –masker aan, dompel de hand met gespreide vingers
in het bad, dompel de hand met gesloten vingers in het bad.
c. Dompel de hand met gespreide vingers in het bad, dompel de hand met
gesloten vingers in het bad, breng een handcrème of –masker aan.
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
191
Hoofdstuk 16 – Hand- en onderarmmassage
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de algemene massagegrepen die je kunt toepassen bij een hand- en
onderarmmassage;
de verschillen tussen een ontspannende en een stimulerende massage;
de werking van massagemiddel.
Checkvragen
1. Op welk moment binnen de manicurebehandeling pas je een hand- en
onderarmmassage toe?
a. aan het begin van de behandeling
b. aan het einde van de behandeling
c. voordat je de nagels lakt
2. Wat is kenmerkend voor een stimulerende massage?
hardere druk intensiteit
korte snelle grepen
massagegrepen in de lengterichting
massageduur van vijftien tot twintig minuten
3. Waarom maak je tijdens de massage gebruik van massagemiddel?
a. om de huid te hydrateren
b. om de poriën af te sluiten
c. om huidverschuivingen te voorkomen
4. Bij welke massagegreep maak je een vloeiende, ononderbroken, ritmisch strijkende
beweging waarbij je met je handen het weefsel zo goed mogelijk omsluit?
a. effleurages
b. petrissages
c. tapotements
5. Welke massagegreep heeft de grootste dieptewerking?
a. intermitterend drukken
b. petrissages
c. tapotements
6. Met welke massagegreep begin en eindig je een massage?
a. botverschuiving
b. effleurages
c. intermitterend drukken
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
192
7. Wat doe je wanneer je de massagegreep tapotements uitvoert?
a. Je oefent een constante druk uit met kleine cirkelvormige bewegingen op één
plek.
b. Je omvat met beide handen de middenvoetsbeentjes en verschuift ze ten
opzichte van elkaar.
c. Je spreidt je vingers licht en beweegt ze in een snel tempo afwisselend vanuit
een ontspannen middenhand (hoge frequentie).
8. Waarom werk je bij een effleurage altijd met een opwaartse druk richting het hart?
a. Om afvalstoffen in de algemene circulatie te laten komen.
b. Om de beweeglijkheid van de spieren te vergroten.
c. Omdat de hartslag hierdoor licht zakt en de klant optimaal ontspant.
9. Wat zijn eigenschappen van de massagegreep schudden?
Je handen werken tegengesteld aan elkaar.
Je herhaalt deze greep drie keer.
Je werkt met snelle bewegingen.
10. Wat doe je bij een vlakke kneding?
a. Je drukt het spierweefsel uit tegen een botstuk.
b. Je geeft een persende druk op het spierweefsel.
c. Je tilt het spierweefsel op en drukt het weefsel tegen je hand.
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
193
Hoofdstuk 17 – Voetverzorging
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de verschillen en overeenkomsten tussen hand- en voetverzorging;
het reinigen van de voeten;
het verzorgen van de voeten;
het afwerken van teennagels door ze te lakken of polijsten.
Checkvragen
1. Waarop is de kans groter bij voeten in tegenstelling tot handen?
beschadigingen aan de nagels.
ingegroeide nagels.
schimmelinfecties.
wondjes.
2. Welk percentage alcohol is geschikt om de voeten te desinfecteren?
a. vijftig procent alcohol
b. zeventig procent alcohol
c. negentig procent alcohol
3. Welke handeling voer je als nagelspecialist uit tijdens de pedicurebehandeling
naast het vijlen van de nagels?
a. dode huidcellen verwijderen
b. nagels knippen
c. terugduwen van nagelriemen
4. Wat geldt voor het lakken van teennagels?
a. De nagellak moet goed droog zijn voordat de klant haar schoenen aantrekt.
b. Je brengt bij teennagels hooguit één laag kleurlak aan, omdat de teennagels
anders te dik worden.
c. Je moet teennagels vaker lakken, omdat nagellak niet goed hecht op
teennagels.
5. Waarin verschilt het lakken van teennagels ten opzichte van vingernagels?
a. Het lakken van vingernagels is moeilijker.
b. Voor teennagels gebruik je een speciale nagellak.
c. Voor teennagels gebruik je minder nagellak.
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
194
Hoofdstuk 18 – Spabehandeling voeten
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het scrubben van voeten;
het aanbrengen van een voetmasker.
Checkvragen
1. Wat doe je om dode huidcellen van de voeten te verwijderen?
a. paraffinepakking
b. scrubben
c. voetmassage
2. Waarin verschilt voetscrub van bijvoorbeeld hand- of gezichtscrub?
a. de korrels in voetscrub zijn harder
b. de korrels in voetscrub zijn kleiner
c. de korrels in voetscrub zijn ronder
3. Waarom scrub je de voeten aan het begin van een spabehandeling?
a. Als je eerst een voetmasker zou aanbrengen, worden de voeten vet en is het
lastiger om het eelt weg te scrubben.
b. Dan kan het scrubmateriaal gedurende de volledige behandeling in de voeten
trekken.
c. Na het scrubben zijn de dode huidcellen verwijderd en kan de huid de
verzorgingsproducten optimaal opnemen.
4. Op welke wijze breng je een voetmasker aan?
a. met een roterende beweging
b. met een wrijvende beweging
c. met tegengestelde bewegingen
5. Hoeveel minuten moet een voetmasker in de huid trekken?
a. vijf tot tien minuten
b. zeven tot twaalf minuten
c. tien tot vijftien minuten
Nail Level Basics 1
Nagelverzorging en anatomie
195
Hoofdstuk 19 – Voet- en onderbeenmassage
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de verschillende doeleinden van een voet- en onderbeenmassage;
de contra-indicaties bij een voet- en onderbeenmassage;
de opbouw van een voet- en onderbeenmassage.
Checkvragen
Checkvragen
1. Welke doeleinden heeft een voet- en onderbeenmassage?
het activeert de huidstofwisseling
het bevordert afschilferen van dode huidcellen
het bevordert de afvoer van bloed en lymfe uit voeten en benen
het zorgt ervoor dat spataderen verdwijnen
2. Door welke contra-indicatie(s) mag je géén voet- en onderbeenmassage
uitvoeren?
blauwe plekken
eczeem
ontstekingen
schaafwonden
spierpijn
3. Wat moet je altijd doen voordat je begint met een voet- en onderbeenmassage?
a. De massageolie voorverwarmen tot lichaamstemperatuur.
b. De teennagels van de klant lakken.
c. De voeten en onderbenen van de klant scrubben.
4. Bij welke massagegreep strijk je met je knokkels van boven naar beneden over de
voetzool en strijk je met je vlakke handrug weer terug van beneden tot de bal van
de voet?
a. duimeffleurage op de voetzool
b. effleurage voetzool
c. platgriff voetzool
5. Met welke massagegreep sluit je een voet- en onderbeenmassage af?
a. effleurage
b. platgriff
c. teenrotatie
Nail Level Basics 2
Styling en design
196
Nail Level Basics 2 – Styling en design
Hoofdstuk 1 – Handmatig vijlen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de verschillende gritnummers;
de toepassingen van verschillende soorten vijlen;
de opbouw van de vijl;
de vijltechnieken voor natuurlijke nagels;
de vijltechnieken voor kunstnagels.
Checkvragen
1. Wat is de ruwheid van vijlen met een laag gritnummer?
a. fijn
b. grof
c. hard
2. Welke vijlen mag je nooit op natuurlijke nagels gebruiken?
80 grit
100 grit
180 grit
240 grit
360 grit
3. Je klant heeft zwakke nagels. Welke van de onderstaande vijlen is geschikt voor
haar nagels?
a. 180 grit
b. 240 grit
c. 360 grit
4. Waarvoor zijn vijlen met gritnummer 900 tot 12.000 geschikt?
a. Om kunstnagels te verwijderen.
b. Om nagels in vorm te vijlen.
c. Om nagels te polijsten.
5. Van welke materiaal kan de kern van een vijl zijn gemaakt?
combinatie hout en schuim
combinatie plastic en hout
combinatie plastic en schuim
hout
plastic
schuim
Nail Level Basics 2
Styling en design
197
6. Welke vijlen zijn duurder en hebben een lange levensduur?
a. Vijlen met een kern van plastic.
b. Vijlen met een rug van katoen.
c. Vijlen met een rug van waterbestendig papier.
7. Waarom vijl je natuurlijke nagels altijd voordat je ze in water weekt of met olie
behandelt?
a. Olie en water geven de nagels teveel flexibiliteit.
b. Olie en water laten nagels makkelijk splijten.
c. Olie en water maken de nagels zacht.
8. Wat is het GROOTSTE verschil tussen kunstnagels vijlen of natuurlijke nagels vijlen?
Kunstnagels vijl je heen en weer.
Kunstnagels vijl je sneller in model dan echte nagels.
Kunstnagels vijl je sneller kapot.
9. Wat zijn de kenmerken van glasvijlen?
Je kunt de vijl desinfecteren.
Je polijst de nagels.
Je vijlt de nagels er mee in model.
Je vijlt er alleen kunstnagels mee.
Je vijlt er alleen natuurlijke nagels mee.
Je vijlt er kunstnagels en natuurlijke nagels mee.
10. Vijlen met een schuurmaterie van silicumcarbide verliezen tijdens het vijlproces
materie. Is dat positief?
a. Ja, want deze vijl is gemakkelijk te desinfecteren.
b. Ja, want hierdoor gaat de vijl minder lang mee.
c. Ja, want hierdoor neemt de levensduur en efficiëntie van de vijl toe.
Nail Level Basics 2
Styling en design
198
Hoofdstuk 2 – Elektrisch vijlen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de onderdelen van elektrische vijlen;
de materialen van freesbitjes;
de toebehoren van elektrische vijlen;
de werkwijze met een elektrische vijl;
het reinigen van de onderdelen van een elektrische vijl.
Checkvragen
1. Wat zijn de voordelen van werken met een elektrische vijl?
Het is minder belastend voor je spieren en gewrichten.
Je bent sneller en efficiënter.
Je kunt hiermee beter de nagels in model vijlen.
2. Wat kun je doen met de besturingseenheid van de elektrische vijl?
de draairichting bepalen
de elektrische vijl aan-en uitzetten
de elektrische vijl opladen
de snelheid bepalen
de stroomindicatie aflezen
de vijl in evenwicht brengen.
3. Wat zijn de belangrijkste eisen aan een handstuk van een elektrische vijl?
a. Dat het comfortabel ligt, niet vibreert en in evenwicht is.
b. Dat het handzaam is en dat het materiaal waterdicht en stevig is.
c. Dat het licht en compact is en makkelijk wendbaar.
4. Waartoe kan een handstuk leiden dat teveel vibreert?
a. een lamme hand
b. een tenniselleboog
c. RSI
5. Wat zijn de kenmerken van freesbitjes?
Je kunt ze desinfecteren.
Je plaatst ze op het handstuk.
Ze draaien snel rond.
Ze gaan snel los.
Nail Level Basics 2
Styling en design
199
6. Van welke materialen kunnen freesbitjes zijn gemaakt?
carbide
diamant
edelstaal
leer
siliconen
titanium
7. Freesbitjes hebben verschillende vormen. Welke van de onderstaande uitspraken
zijn juist?
De diamantvorm gebruik je speciaal voor het vijlen van stilettonagels.
Met een cilindervorm verwijder je producten van kunstnagels.
Met een kogelvorm maak je de onderkant van de vrije rand schoon.
8. Tijdens het elektrisch vijlen draag je handschoenen. Welke andere persoonlijke
beschermende middelen moet je dragen?
a. Een mondmasker en gehoorbescherming.
b. Een veiligheidsbril en gehoorbescherming.
c. Een veiligheidsbril en mondmasker.
9. Hoe moet je de frees over de nagel bewegen als de draairichting van de frees met
de klok mee is?
a. afwisselend met de klok mee en tegen de klok in
b. met de klok mee
c. tegen de klok in
10. Hoe moeten freesbeetjes na afloop van de behandeling worden schoongemaakt?
Je dompelt de bitjes onder in een desinfectiemiddel.
Je droogt de bitjes met een föhn.
Je droogt de bitjes met een table towel.
Je reinigt de bitjes met een vochtige doek.
Je verwijdert stof met een manicureborstel.
Je wast ze met water en zeep.
Nail Level Basics 2
Styling en design
200
Hoofdstuk 3 – Nagelverlenging- en versteviging
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
welke behandeling aansluit bij de diverse soorten nagels;
de verschillende soorten nagels,
Checkvragen
1. Waaraan herken je droge nagels?
a. Ze zijn flexibel en gescheurd.
b. Ze zijn hard en brokkelig.
c. Ze zijn onbuigzaam en beschadigd.
2. Wat moet je altijd uitvoeren voordat je de nagels van een klant verlengt of
verstevigt?
a. een contra-indicatie
b. een intakegesprek
c. een uitgebreide manicure
3. Wat is een kenmerk van fragiele nagels?
a. ze groeien snel
b. ze zijn erg glanzend
c. ze zijn geneigd snel te splijten
4. Welke van de onderstaande stappen horen bij de nagelverstevigende
behandeling?
Je bereidt de nagels voor.
Je brengt tips aan.
Je verstevigt de nagels.
Je voert een intakegesprek.
5. Welke producten gebruik je om nagels te verstevigen?
acryl
gel
wax
Nail Level Basics 2
Styling en design
201
Hoofdstuk 4 – Producten voor maken van kunstnagels
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het polymarisatieproces in het algemeen;
het polymarisatieproces van acryl;
het polymarisatieproces van gel;
de verschillen tussen acrylnagels en gelnagels.
Checkvragen
1. Uit welke polymeren zijn acryl en gel beide opgebouwd?
a. acrylpolymeren.
b. algemene polymeren.
c. gelpolymeren.
2. Polymeren zijn opgebouwd uit monomeren.
Is deze stelling juist?
a. Ja, polymeren bestaan uit monomeren.
b. Nee, monomeren zijn juist uit polymeren opgebouwd.
c. Nee, polymeren en monomeren zijn hetzelfde.
3. Waardoor worden de eigenschappen van polymeren bepaald?
de aanwezigheid van warmte en lucht
de grootte van de monomeren
de hoeveelheid monomeren
de lengte van de monomeren
de verschillende type monomeren
de volgorde waarin ze geregen zijn
4. Waardoor gaat het polymerisatieproces van start?
a. energie
b. monomeren
c. poeder
5. Wat is het verschil tussen gelnagels en acrylnagels tijdens het polymerisatieproces?
a. Gelnagels geven meer geur af tijdens het polymarisatieproces dan acrylnagels.
b. Gelnagels harden uit door UV-licht en acrylnagels door warmte.
c. Gelnagels hebben meer polymeren dan acrylnagels.
6. Bij welke temperatuur hardt acryl uit?
a. hoge temperatuur.
b. kamertemperatuur.
c. lage temperatuur.
7. Waaruit bestaat liquid?
a. een complexe combinatie van monomeren
b. een ketting van polymeren
c. een samenvoeging van verschillende elastomeren
Nail Level Basics 2
Styling en design
202
8. Waaruit bestaat acrylpoeder?
kleurstoffen
pulver
verpoederde polymeren
waterbestanddelen
9. Wat gebeurt er zodra je de poeder en liquid samenvoegt?
a. Dan creëer je nieuwe monomeren.
b. Dan start het polymerisatieproces.
c. Dan verbeter je de chemische bestendigheid.
10. Welke van de onderstaande beweringen over stileertijd en uithardingstijd zijn juist?
Stileertijd duurt 24 uur en de uithardingstijd ongeveer 2 minuten.
Stileertijd gebeurt bij kamertemperatuur, uithardingstijd niet.
Stileertijd is ongeveer 2 minuten en uithardingstijd duurt 24 uur.
Uithardingstijd en stileertijd vinden plaats bij kamertemperatuur.
11. Waarin verschillen gels met een lage viscositeit ten opzichte van gels met een hoge
viscositeit?
Ze zijn dikker.
Ze zijn dunner.
Ze zijn stroperiger.
Ze zijn vloeibaarder.
12. Waarom breng je basegel aan op de natuurlijke nagels?
a. Hierdoor hechten de volgende gellagen beter.
b. Hierdoor maak je een perfecte bolling.
c. Hierdoor wordt de kunstnagel extra stevig.
13. Wat zijn de verschillen tussen gelnagels en acrylnagels?
Acrylnagels zijn zachter en buigen, gelnagels zijn hard.
De liquid van acrylnagels geurt sterk, de gel van gelnagels is geurloos.
Gelnagels breng je sneller aan dan acrylnagels, omdat ze anders niet meer
bewerkbaar zijn.
Gelnagels harden uit bij UV-licht, acrylnagels bij kamertemperatuur.
Het polymerisatieproces van gelnagels is sneller dan bij acrylnagels.
14. Waarom gebruik je clear standaard gel?
a. om nagels op te bouwen
b. om nagels te verstevigen
c. om nagels te verwijderen
15. Welk licht komt van een UV-lamp af?
a. UV-A licht
b. UV-B licht
c. UV-A en UV-B licht
Nail Level Basics 2
Styling en design
203
Hoofdstuk 5 – Intakegesprek
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het type natuurlijke nagels en de voorbehandeling die ze nodig hebben;
de omstandigheden waarin je kunstnagels niet aanbrengt;
de levensstijlen die het hebben van kunstnagels belemmeren;
de type vragen die je stelt in het intakegesprek;
de frequentie waarin je klanten terugkeren.
Checkvragen
1. Bij welke klanten breng je geen kunstnagels aan?
diabetici
hartpatiënten
kinderen
ouderen
zwangere vrouwen
2. Wat is een contra-indicatie?
a. Een intensieve behandeling aan de nagels om nagelafwijkingen te voorkomen.
b. Een nagelversteviging bij een klant die lange, maar dunne nagels heeft.
c. Een reden of omstandigheid om behandeling niet of deels uit te voeren.
3. Wat is een passende handeling bij klanten met harde nagels?
a. Je geeft een extra grondige voorbehandeling.
b. Je ontvet de nagels intensiever.
c. Je voorziet de klant van acrylnagels.
4. Welke nagels moet je extra goed ontvetten?
a. Een glanzende en vette nagel.
b. Een matte en doffe nagel.
c. Een schone en brokkelige nagel.
5. Wat moet je doen met de natuurlijke nagel bij iemand die intensief nagels bijt
a. Je masseert de nagelriemen grondig.
b. Je vet de handen en nagels eerst in.
c. Je voert een intensievere dieptereiniging uit.
6. Voor welke nagels zijn gelproducten het meest geschikt?
a. dunne nagels
b. harde nagels
c. stevige nagels
Nail Level Basics 2
Styling en design
204
7. Wat zijn vragen die je in een intakegesprek stelt?
Hoe waren uw ervaringen bij een nagelspecialist?
Is dit uw eerste behandeling?
Wanneer zou u terug willen komen?
Welk model en lengte wilt u?
Welke verwachtingen heeft u?
Wilt u verlengen of verstevigen?
8. Wat is het nadeel van kunstnagels?
De chemische producten zijn schadelijk voor je nagels.
Een kunstnagel is kwetsbaarder dan een echte nagel.
Het is duurder dan zelf je nagels doen.
Het vraagt onderhoud.
9. Na hoeveel weken moet je kunstnagels bijwerken op gemiddelde natuurlijke
nagels?
a. Na ongeveer 2 à 3 weken.
b. Na ongeveer 3 à 4 weken.
c. Na ongeveer 4 à 5 weken.
10. Onder welke omstandigheden zou je kunstnagels (kunnen)afraden?
Als iemand hele droge handen heeft.
Als iemand in de administratieve sector werkt.
Als iemand in de zorg werkt.
Als iemand kinderen heeft.
Als iemand met dieren werkt.
Als iemand veel met zijn handen in het water zit.
Nail Level Basics 2
Styling en design
205
Hoofdstuk 6 – Voorbereiding natuurlijke nagel
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de fases in de voorbereidende fase;
de benodigdheden in de voorbereidende fase;
het nut van de vier stappen van PREP.
Checkvragen
1. Waar staat de afkorting PREP voor?
a. perform manicure, rehydrate, effiliate and paint
b. perform manicure, rebalance nail, energize and place
c. perform manicure, remove shine, eliminate surface contaminents and purify the
nail plate layers
2. Welke benodigdheden gebruik je bij de fase ‘performe manicure’?
bokkenpootje
desinfectant
manicurevijl
nagelriemverwerker
polijstvijl
water
3. Wat is de functie van een bokkenpootje?
a. Je duwt er nagelriemen mee los.
b. Je krijgt er nagelriemen soepel mee.
c. Je maakt er nagelriemen schoon mee.
4. Wat is een risico bij het te hard terugduwen van de nagelriemen?
a. Het loskomen van de nagel.
b. Het ontstaan van infecties aan de nagel.
c. Het uitdrogen van de nagels en nagelriemen.
5. Hoe moeten de natuurlijke nagels worden gevijld bij een nagelverlenging met tips?
bol.
kort.
lang.
recht.
rond.
vlak.
6. Waardoor wordt de natuurlijke glans van een nagel veroorzaakt ?
bacteriën.
goede voeding.
huidschilfers.
olie.
veel vijlen.
vuil.
Nail Level Basics 2
Styling en design
206
7. Welke vijl is geschikt om de glans van de nagels te verwijderen?
a. 120-180 grit
b. 160- 220 grit
c. 180- 240 grit
8. Waarmee dien je stofdeeltjes te verwijderen die zijn ontstaan tijdens het wegvijlen
van de natuurlijke glans?
a. een handdesinfectant
b. een manicureborstel
c. een vochtige doek
9. Wat zijn de belangrijkste taken van het reinigen van de nagelplaatlagen?
a. Het onttrekt vocht en zorgt ervoor dat de kunstnagel beter hecht.
b. Het ontvet de nagels en zorgt ervoor de kunstnagel beter hecht.
c. Het stimuleert de nagelgroei en zorgt ervoor de kunstnagel beter hecht.
10. Waarop moet je nagelriemverweker aanbrengen?
alle nagels
enkele nagels
de gehele nagel
de nagelriem
de zijwallen
Nail Level Basics 2
Styling en design
207
Hoofdstuk 7 – Tips of sjablonen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de verschillende soorten tips;
het stappenplan voor het plaatsen van tips;
de verschillende soorten sjablonen;
het stappenplan voor het plaatsen van sjablonen.
Checkvragen
1. Waarom moeten tips zo goed mogelijk op de natuurlijke nagel aansluiten?
a. Om de kans op infecties te verkleinen.
b. Om de kans te verkleinen dat de kunstnagel scheurt.
c. Om de kans te verkleinen dat de nagel ingroeit.
2. Welke soorten tips bestaan allemaal?
design tips
grijze tips
transparante tips
witte tips
3. Je klant wil een French manicure met behulp van witte tips.
Wanneer kan dit NIET?
Als de klant een groot nagelbed heeft.
Als de klant een klein nagelbed heeft.
Als de klant geen vrije top heeft.
Als de klant van nature lange nagels heeft.
4. Wat is een andere benaming voor doorzichtige tips?
d. designnagels
e. glasnagels
f. stilettonagels
5. Wat is het nadeel van voorbewerkte nagels met design?
a. Je kunt ze niet verkorten.
b. Je moet ze eerst voorbewerken.
c. Je moet ze langer later drogen.
6. Wat zijn de BELANGRIJKSTE voordelen van hypoallergene en waterbestendige lijm?
Het heeft een snelle droogtijd.
Het voorkomt het scheuren van de natuurlijke nagel.
Het vult oneffenheden op.
Het zorgt ervoor dat de kans op infecties verkleind wordt.
Het zorgt ervoor dat er geen lucht onder de nagel komt.
Nail Level Basics 2
Styling en design
208
7. De nagel is voorzien van een tip, je wilt hem op maat maken.
Welk instrument is hiervoor geschikt?
a. een gewone schaar
b. een nagelschaartje
c. een tipknipper
8. Wat is blenden?
a. Het aanbrengen van een sjabloon.
b. Het mengen van verschillende lijmen.
c. Het transparant vijlen van de tip.
9. Van welk materiaal is de bovenkant van de hiernaast staande sjabloon gemaakt?
a. aluminium
b. metallic
c. zilverfolie
10. Welke eigenschappen horen bij sjablonen?
Je kunt de vorm niet aanpassen.
Je kunt de vorm zelf aanpassen.
Je plakt ze tijdelijk vast op de vingers.
Je verwijdert ze niet na het uithardingproces.
Ze zijn van kunststof.
Ze zijn van papier.
Nail Level Basics 2
Styling en design
209
Hoofdstuk 8 – Aanbrengen verschillende producten
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het aanbrengen van acrylnagels;
het aanbrengen van gelnagels.
Checkvragen
1. Acrylnagels aanbrengen is moeilijk.
Wat kun je doen om het makkelijker te maken?
Je legt alle benodigde producten klaar van tevoren.
Je maakt de penseel goed nat voordat je begint.
Je mengt de liquid en poeder van tevoren.
Je verdeelt de nagel in drie zones, pak per zone een nieuw acrylbolletje.
Je zorgt ervoor dat de dappendish helemaal gevuld is.
2. Waarom mag je liquid niet terug in de fles gieten?
a. Dan stolt de liquid en kun je het niet meer gebruiken.
b. Zo komt er teveel lucht bij de liquid.
c. Zo vervuil je de liquid.
3. Wat is de functie van een ‘smile line’?
a. Het benadrukt de overgang van nagel in de vrije top.
b. Het geeft aan waar je de nail art het beste aan kunt brengen.
c. Het verbergt de overgang van de natuurlijke nagel naar de kunstnagel.
4. Wat is het stressgebied?
De bolling van de kunstnagel.
De overgang tussen de vrije top en de nagelplaat.
Het gebied tussen de nagelwallen en de vrije top.
Het gedeelte van de nagel waar de lijm de nagelriem raakt.
Het meest kwetsbare gedeelte van de nagel.
5. Het acryl in het stressgebied ligt lager dan in zone 2 en 3.
Is deze stelling juist?
a. Nee, het stressgebied is zone 2 en het acryl ligt hoger.
b. Nee, het stressgebied is zone 3 en het acryl ligt lager.
c. Nee, het stressgebied is zone 1 en het acryl ligt even hoog.
Nail Level Basics 2
Styling en design
210
6. Je brengt acryl aan.
In welke zone begin je?
a. zone 1
b. zone 2
c. zone 3
7. Hoe creëer je een bolling in een gelnagel?
a. Door een extra laag base gel en builder gel in het midden van de nagel te
plaatsen.
b. Door de builder gel in zone 2 hoger aan te brengen.
c. Door twee lagen base gel in het midden van de nagel te gebruiken.
8. Voordat je de bolling maakt, breng je een met de gel dunne strijklaag aan.
Moet je deze laag laten uitharden?
a. Ja, je hardt deze laag uit door de kamertemperatuur.
b. Ja, je hardt deze laag uit onder een UV-lamp.
c. Nee, je laat deze laag niet uitharden.
9. Je hebt de nagels op lengte gevijld.
Welke producten gebruik je in de daaropvolgende fase?
base gel
gel sealer
handcrème
handendesinfectant
nagelriemolie
water
10. Wat doet ’cleanser’?
a. Het hydrateert de handen.
b. Het reinigt het stressgebied van de nagels.
c. Het verwijdert de kleeflaag.
Nail Level Basics 2
Styling en design
211
Hoofdstuk 9 – Opvullen en nabehandelen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het opvullen van kunstnagels;
het nabehandelen van kunstnagels.
Checkvragen
1. Hoeveel millimeter per week groeit de gemiddelde nagel?
a. 0.5 tot 1.2 millimeter
b. 0.7 tot 1.4 millimeter
c. 0.9 tot 1.6 millimeter
2. Wat verstaan we onder uitgroei?
a. Het groter worden van het stressgebied van de natuurlijke nagel.
b. Het herbalanceren van de natuurlijke nagel als de kunstnagel verwijderd is.
c. Het verplaatsen van de kunstnagel door de natuurlijke groei.
3. Wat is kenmerkend voor de bolling in de kunstnagel?
Het bevindt zich in halverwege de nagel.
Het biedt stevigheid aan de nagel.
Het geeft een gebalanceerd gevoel aan de nagel.
Het groeit mee met de natuurlijke nagel.
Het zorgt voor een natuurlijke glans van de kunstnagel.
Het zorgt voor hoogteverschil in de kunstnagel.
4. Wat is een reden om de kunstnagels van een klant na te behandelen?
a. Als de klant het sjabloon of de tip heeft afgebroken.
b. Als de nagels van de klant één millimeter uitgroei hebben.
c. Als de klant lucht onder de nagels heeft.
5. Wanneer vul je een kunstnagel op?
Als de bolling nog in balans is.
Als de kunstnagel enkele millimeters is verschoven.
Als de nagel topzwaar is.
Als er een gedeelte van de nagel is afgebroken.
6. Je gebruikt een vijl met gritnummer 100 tijdens het opvullen van de kunstnagels.
Welke handeling voer je hier mee uit?
a. Het verwijderen van de glans van de nagel.
b. Het vijlen van de ‘smile line’.
c. Het vijlen van de overgang van kunstnagel naar natuurlijke nagel.
Nail Level Basics 2
Styling en design
212
7. Wat is het nabehandelen van kunstnagels?
a. Het aanbrengen van één extra laag builder gel en sealer, waardoor de
kunstnagels steviger worden.
b. Het opvullen van de uitgroei van de kunstnagels.
c. Het opnieuw in balans brengen van de kunstnagel, met de bolling weer op de
juiste plaats.
8. Je behandelt de kunstnagels na en hebt ze al dun gevijld.
Wat doe je hierna?
Je bouwt de nagel opnieuw op.
Je brengt een nieuwe bolling aan.
Je duwt de nagelriemen met een bokkenpootje terug.
Je maakt de nagels stofvrij.
9. Waarvoor zijn vijlen met gritnummer 180-240 geschikt?
a. Voor het aanbrengen van de vorm in de kunstnagel.
b. Voor het polijsten van de nagel.
c. Voor het verwijderen van de glans van de nagel.
10. Hoeveel millimeter afstand hou je van de nagelriem als je de laag acryl of gel op de
natuurlijke nagel aanbrengt?
a. 0.5 millimeter
b. 1 millimeter
c. 1.5 millimeter
Nail Level Basics 2
Styling en design
213
Hoofdstuk 10 – Kunstnagels verwijderen
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
op welke manieren je kunstnagels kunt verwijderen;
welke afweekmethodes je gebruikt bij gel-of acrylnagels;
welke stappen de verschillende methodes hebben.
Checkvragen
1. Je gaat kunstnagels verwijderen bij je klant.
Wat is de eerste stap bij deze behandeling?
a. Je kort de kunstnagels in.
b. Je masseert nagelriemolie in.
c. Je verwijdert de bolling van de kunstnagel.
2. Welke manier(en) is/ zijn er om kunstnagels te verwijderen?
Afweken met aceton.
Afweken met een cleanser.
Polijsten van de kunstnagel.
Wegvijlen van de kunstnagel.
3. Waarvoor gebruik je een 150 grit vijl?
a. Het vijlen van de toplaag van de kunstnagel én de natuurlijke nagel.
b. Het vijlen van de toplaag van de kunstnagel.
c. Het vijlen van de toplaag van de natuurlijke nagel.
4. Met de buffer vijl je het laatste restje van de natuurlijke nagel. Je vijlt met de
groeirichting mee.
Waarom doe je dit?
a. Om de glans van de natuurlijke nagel te herstellen.
b. Om de groeisnelheid van de natuurlijke nagel te stimuleren.
c. Om te voorkomen dat je de natuurlijke nagel beschadigt.
5. Welk type vijl moet je gebruiken naarmate je dichterbij de natuurlijke nagel komt?
Een vijl met een ...
a. Hogere grit
b. Lagere grit
c. Zelfde grit
6. Wat is het GROOTSTE verschil tussen het verwijderen van een gelnagel en een
acrylnagel?
a. Bij gelnagels gebruik je fijnere vijlen om ze te verwijderen.
b. Bij gelnagels gebruik je géén aceton.
c. Bij gelnagels kies je zelf de verwijdermethode.
Nail Level Basics 2
Styling en design
214
7. Welke producten heb je nodig bij het afweken van kunstnagels?
aceton
aluminiumfolie
bokkenpootje
celstofdeppers
een 100 grit vijl
een polijstvijl
8. Voordat je de kunstnagel verwijdert laat je aceton inweken. Hoe lang moet de
aceton inwerken?
a. 25 minuten
b. 30 minuten
c. 35 minuten
9. Waarom kost het afweken van kunstnagels veel tijd?
a. Omdat de voor- en nabehandeling van de nagels meer tijd in beslag nemen.
b. Omdat je de nagels eerst intensief moet ontvetten voordat je start.
c. Omdat je de nagels eerst moet afvijlen voordat je ze kunt afweken.
10. Wat is de functie van een buffer?
a. De glans op de natuurlijke nagel te herstellen.
b. De natuurlijke nagel te egaliseren.
c. De restanten acryl van de natuurlijke nagel te verwijderen.
Nail Level Basics 2
Styling en design
215
Hoofdstuk 11 – Stilettonagels
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de kenmerken van stilettonagels;
welke stappen je zet bij het plaatsen van stilettonagels;
hoe je de stilettonagels kunt verfraaien en afwerken.
Checkvragen
1. Wat zijn kenmerken van stilettonagels?
Geeft handen een slank en elegant uiterlijk.
Hebben een rechte punt.
Hebben een spitse vorm.
Is een maximale verlenging van 150%.
Zijn bedacht en ontwikkelt in China.
Zijn geïnspireerd op stilettohakken.
2. Met welke producten kun je stilettonagels opbouwen?
acryl
gel
sjablonen
tips
3. Met hoeveel procent worden de natuurlijke nagels verlengd bij het aanbrengen van
stilettonagels?
a. Met minimaal 100%.
b. Met minimaal 125%.
c. Met minimaal 150%.
4. Wat is een kenmerk van stilettonagels?
De vrije top is minimaal…
a. net zo lang is als de eerste twee kootjes.
b. net zo lang wordt als het nagelbed.
c. net zo lang wordt als het stressgebied.
5. Waar let je op bij het plaatsen van een sjabloon?
Dat de sjabloon recht zit.
Dat de sjabloon een spitse vorm krijgt.
Dat je de hoeken van het sjabloon met veel lijm vast zet.
Dat je de uiteinden tegen elkaar aan plakt.
Dat je sjabloon goed aansluit op de nagels van de klant.
Dat je sjabloon recyclebaar is.
Nail Level Basics 2
Styling en design
216
6. Welke producten en/of materialen gebruik je bij het verwerken van nailart in de
stilettonagels?
bokkenpootje
pinchklem
gekleurd of glitteracryl
penseel
transparante acryl
7. Het sjabloon is geplaatst en je gaat de stilettonagel opbouwen.
Hoe verdeel je de acryl precies?
a. Naar beide zijkanten toe, op de natuurlijke nagel en het sjabloon.
b. Naar zone 1 en 2 toe, niet op de natuurlijke nagel en wel op het sjabloon.
c. Van boven naar beneden, op het sjabloon en natuurlijke nagel.
8. Wat is het doel van pinchen van de nagels?
a. Het aanbrengen van een ‘smile-line’.
b. Het versterken van een C-curve.
c. Het vastlijmen van de stilettonagel.
9. Op welke hoogte moet je de pinchklem plaatsen bij de stilettonagels?
a. de nagelwallen.
b. de vrije top.
c. het stressgebied.
10. Wat kun je doen om de stilettonagel goed af te werken?
lakken met een base coat
lakken met top gel
vijlen met 100 grit vijl
polijsten tot hoogglans
ze extra te pinchen
ze te testen op stevigheid
Nail Level Basics 2
Styling en design
217
Hoofdstuk 12 – Nagelcompetitie
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de voorbereiding op een nagelcompetitie;
de beoordelingscriteria van een nagelcompetitie;
de verschillen tussen wedstrijdnagels en salonnagels;
het plaatsen van wedstrijdnagels;
het lakken van wedstrijdnagels.
Checkvragen
1. Wat doe je als voorbereiding op een nagelcompetitie?
Je leest de wedstrijdcriteria door.
Je leest het wedstrijdreglement door.
Je maakt een tijdsplanning.
Je neemt voldoende materialen en producten mee.
Je schrijft je in meerdere divisies van de wedstrijd in.
Je selecteert een geschikt wedstrijdmodel.
2. Welke personen mogen zich inschrijven in divisie 2?
Nagelstylisten die eerder hebben meegedaan aan een competitie en …
a. nummer 2 werden.
b. nummer 3 werden.
c. nummer 4 werden.
3. Wat is het GROOTSTE verschil tussen wedstrijdnagels en salonnagels?
a. Wedstrijdnagels blijven kort zitten.
b. Wedstrijdnagel zijn dunner.
c. Wedstrijdnagels zijn rood gekleurd.
4. Wat is een reden tot diskwalificatie in een nagelcompetitie?
a. Je model heeft al eerder meegedaan aan een nagelcompetitie.
b. Je model heeft geen recht en lang nagelbed.
c. Je model heeft herkenbare sieraden om.
5. Wat zijn de BELANGRIJKSTE aspecten waar een jury op let bij een competitie?
causaliteit
consistentie
perfectie
symmetrie
tint nagellak
Nail Level Basics 2
Styling en design
218
6. Je hebt het sjabloon geplaatst, wat is je volgende stap?
Je brengt cover pink aan.
Je brengt een ‘smileline’ aan.
Je brengt een top gel aan.
7. Waar let je op bij het aanbrengen van de ‘smileline’?
Dat er geen schaduw is bij de overgang.
Dat er voldoende schaduweffect is.
Dat hij iets dikker is dan normaal gesproken.
Dat hij minimaal 3 millimeter dik is.
Dat hij symmetrisch is.
Dat je tips gebruikt om hem te maken.
8. Hoeveel millimeter mag er MAXIMAAL tussen de lak en de nagelriem zitten?
a. 0.6
b. 0.8
c. 1
9. Wat trekt in het algemeen de positieve aandacht van juryleden?
diepe smileline
dikke nagels
dunne nagels
gecleansde nagels
gepinchte nagels
oppervlakkige ‘smilelines’
10. Je model is helemaal klaar, wat is/zijn de BELANGRIJKSTE laatste ding(en) die je
controleert?
Je controleert…
de apex van de nagel.
de onderzijde van de vrije top bij de gelakte nagels.
of de nagelwallen zijn ingevet.
of er materiaalresten zichtbaar zijn.
Nail Level Basics 2
Styling en design
219
Hoofdstuk 13 – Basic nailart
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de verschillende materialen en producten van nailart;
het aanbrengen van de verschillende technieken van nailart.
Checkvragen
1. Wat is het verschil tussen tweedimensionale en driedimensionale nagelstickers?
a. Driedimensionale stickers drogen langzamer op.
b. Driedimensionale stickers komen hoger te liggen op de nagel.
c. Driedimensionale stickers voel je niet als je er met je vinger overheen gaat.
2. Je brengt stempels aan op de nagel.
Welke materialen en instrumenten heb je naast de stempel nodig?
pinchklem
dikker penseel
houten bokkenpootje
schraper
sjabloon met plaatjes
speciale nagellak
3. Voor welke vorm van nailart heb je bij het aanbrengen een schaartje, pincet, kom
met water en een topcoat nodig?
a. rhinestones.
b. stripers.
c. waterdecals.
4. Bij base coat breng je verschillende lagen lak aan. Welke laklagen moet je allemaal
aanbrengen?
a. 1 laag base coat, 1 à 2 lagen nagellak, 1 laag crackle lak, 1 laag top coat.
b. 1 laag base coat, 1 laag nagellak, 3 lagen crackle lak, 1 laag top coat.
c. 1 laag base coat, 2 lagen nagellak, 2 lagen crackle lak, 1 laag top coat.
5. Van welke materialen kunnen rhinestones zijn gemaakt?
aluminium
diamant
glas
kristal
6. Welke materialen gebruik je om rhinestones op de nagels te bevestigen?
houten bokkenpoot
lijm
nagelolie
penseel
water
Nail Level Basics 2
Styling en design
220
7. Welke handelingen voer je uit om stripes perfect aan te brengen?
Je brengt aan het eind een laag top coat aan.
Je brengt eerst een base coat aan op de nagel.
Je brengt tussendoor een laag builder gel aan.
Je masseert de nagelriemen intensief aan het eind.
Je ontvet de nagels voordat je begint.
Je zet als eerste de glitter stripers.
8. Als je spits toelopende striping op de nagels wil zetten, hoeveel druk geef je dan
aan het einde van de streep?
a. Minder dan aan het begin van de streep
b. Evenveel als aan het begin van de streep
c. Meer dan aan het begin van de streep
9. Bij basic nailart zijn er twee handelingen die je ALTIJD doet.
Geef aan welke dat zijn.
a. Het aanbrengen van een base coat en een top coat.
b. Het desinfecteren en masseren van de handen.
c. Het weken van de nagelriemen en polijsten van de nagels.
10. Wat is bij het werken met stripers belangrijk?
Je moet je hand stabiel houden.
Je werkt altijd met een donkere kleur op een lichte ondergrond.
Je zet maximaal twee verschillende kleuren strepen op één nagel.
Nail Level Basics 2
Styling en design
221
Hoofdstuk 14 – Fading en 3D-design
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het aanbrengen van fading;
het aanbrengen van 3D-design.
Checkvragen
1. Welke vragen stel je aan de klant voordat je fading of 3D-design aanbrengt?
Hoeveel kleuren wilt u op uw nagels?
Voor welke gelegenheid wilt u dit plaatsen?
Welke kleuren en vormen wilt u op uw nagels?
Wilt u gebruik maken van gel of acryl?
2. Wat is het MEEST belangrijke bij fading?
Dat de kleuren...
a. geleidelijk aangebracht worden.
b. steeds dieper van kleur zijn.
c. vloeiend in elkaar overlopen.
3. Je brengt fading aan in de kunstnagel.
Wat is hier het voordeel van?
a. De fading beschadigt minder snel en blijft daardoor langer zitten.
b. De kleuren zijn sterker en daardoor is de fading beter zichtbaar.
c. Dit is een snellere techniek en daardoor goedkoper voor de klant.
4. Je brengt fading met meerdere kleuren aan, de eerste kleur zit er al op.
Hoe breng je de tweede kleur aan?
a. Over de eerste kleur heen.
b. Van beneden naar boven richting de eerste kleur.
c. Vervagend richting de eerste kleur.
5. Wat zijn de overeenkomsten tussen fading en 3D-design?
Even arbeidsintensief voor de nagelspecialiste.
Gemaakt van acryl.
Geschikt voor kunstnagels.
Ligt aan de oppervlakte van de nagels.
Verwerkt in de kunstnagels.
6. Je hebt een kleinere penseel nodig bij 3D-design dan wanneer je acrylnagels
opbouwt.
Om welke reden gebruik je een kleinere penseel?
a. Dit is goedkoper dan werken met een grote penseel.
b. Het penseel neemt minder liquid op dan een grote penseel.
c. Met een grotere penseel werk je te snel.
Nail Level Basics 2
Styling en design
222
7. Wat zijn kenmerken van de dubbeldip techniek?
Je creëert er natuurlijke patronen mee.
Je gebruikt twee bolletjes acryl.
Je gebruikt twee kleuren.
Je gebruikt twee penselen.
8. Hoe voorkom je overduidelijke lijnen in fading?
a. Door de acryl met aceton te mengen.
b. Door een groter penseel te gebruiken.
c. Door je penseel goed te plaatsen.
9. Wanneer kun je de nagels het beste pinchen?
a. Voordat de laatste laag acryl wordt aangebracht.
b. Voordat de acryl gemengd is met de clear powder.
c. Voordat de acryl volledig is uitgehard.
10. Wat doe je NADAT je de nagel hebt gepincht?
Je bedekt het 3D-design met een topgel.
Je gebruikt een buffer om krassen te verwijderen .
Je verwijdert vuilresten op de nagel met een polijstvijl.
Je werkt de bovenkant van de nagel af met een 150 grit vijl.
Je werkt de nagel af met een 180 grit vijl.
Nail Level Basics 2
Styling en design
223
Hoofdstuk 15 – Airbrush
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de verschillende onderdelen van de airbrush;
het gebruik van de airbrush en zijn toebehoren
het toepassen van de airbrushtechniek
het reinigen van de airbrush.
Checkvragen
1. Is een luchtdruk van meer dan 40 psi gevaarlijk?
a. Omdat je de verf in de poriën spuit.
b. Omdat je geen controle meer hebt op je apparatuur.
c. Omdat je kleine wonden creëert bij de klant.
2. Wat is een ‘nozzle’?
a. Het mondstuk van de airbrush.
b. Het tussenstuk van de airbrush.
c. Het uiteinde van de airbrush.
3. Waarom gebruik je acrylverf op waterbasis bij airbrush?
a. Dit is het beste voor de apparatuur.
b. Dit is het beste voor de huid van de klant.
c. Dit is het beste voor het milieu.
4. Je wilt een patroon of figuur maken op de nagel met een airbrush.
Hoe heten de plastic vellen die je gebruikt?
a. rhinestones.
b. stencils.
c. waterdecals.
5. Hoeveel verf voeg je toe aan de airbrush?
a. enkele deciliters
b. enkele dopjes
c. enkele druppels
6. Je wilt een lichte kleur maken en het oppervlak vergroten.
Waar houd je de airbrush?
a. Schuinboven de nagel.
b. Ver van de nagel vandaan.
c. Zo dicht mogelijk op de nagel.
Nail Level Basics 2
Styling en design
224
7. Hoe moet je de verf spuiten als je werkt met een stencil?
a. met zigzaggende bewegingen op de nagel.
b. snel op de nagel.
c. zo recht mogelijk boven de nagel.
8. Je bent bijna klaar met de airbrush behandeling.
Wat is de laatste handeling voordat je de nagelriemolie aanbrengt?
a. Je behandelt de handen met een cleaning lotion.
b. Je brengt een toplaag aan.
c. Je vijlt de nagels.
9. Wat gebruik je om een airbrush te legen?
a. aceton met lanoline
b. aceton met lanoline en airbrush cleanser
c. airbrush cleanser
10. De airbrush is leeg.
Wat doe je daarna?
Je ontkoppelt de luchtslang.
Je ruimt de naald op in een speciaal bakje.
Je verwijdert de naald uit de airbrush.
Je verwijdert en reinigt de nozzle.
Nail Level Basics 2
Styling en design
225
Hoofdstuk 16 – Handpainting
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de eigenschappen van acrylverf;
de verschillende penselen;
de one-stroke techniek.
Checkvragen
1. Wat is het GROTE verschil tussen handpainting en nailart?
a. Bij handpainting gebruik je alleen acrylverf op oliebasis.
b. Bij handpainting gebruik je alleen acrylverf op waterbasis.
c. Bij handpainting gebruik je naast nagellak ook acrylverf.
2. Wat zijn de belangrijkste eigenschappen van acrylverf?
Het geeft een goede dekking.
Het is er in veel verschillende kleuren.
Je kunt het mengen met olie en poeder.
Je kunt het makkelijk verwijderen met natte celstofdepper.
Je kunt het mengen met water.
3. Hoe krijg je acrylverf bijna transparant?
a. Door het te mengen met aceton.
b. Door het te mengen met olie.
c. Door het te mengen met water.
4. Waarin variëren penselen?
aantal bruikbare keren
aantal haren
haarlengte
vorm
5. Hoe heet een dun penseel met lange haren waar je ALLEEN lijnen mee kunt maken?
a. detail penseel
b. kattentong penseel
c. striping penseel
Nail Level Basics 2
Styling en design
226
6. Een flat penseel gebruik je om vlakken in te kleuren.
Is deze stelling juist?
a. Ja, de flat penseel is de minst veelzijdige penseel voor een nagelspecialist.
b. Nee, gebruik de penseel ook om stippen en strepen aan te brengen.
c. Nee, gebruik de penseel ook voor de one-stroke techniek.
7. Welk instrument voor handpainting heeft geen haren, is van metaal en is in
verschillende maten verkrijgbaar?
a. dotting tool
b. nail wipe
c. waaier
8. Wat zijn tips voor het gebruiken van penselen?
Laat verf uitdrogen op de penseel en verwijder het daarna.
Maak ze schoon vlak voordat je de behandeling start.
Maak ze tijdens het wisselen van kleur schoon.
Reinig penselen met terpentine.
Reinig penselen met water.
Verwijder verf direct na gebruik.
9. Wat is kenmerkend voor de one-stroke techniek?
Je brengt twee kleuren in één keer aan.
Je gebruikt een dotting tool.
Je gebruikt een palet.
Je gebruikt een flat penseel.
10. Waar gebruik je een kattentongpenseel voor?
a. het aanbrengen van strepen
b. het inkleuren van vlakken
c. het maken van stippen
Nail Level Basics 2
Styling en design
227
Hoofdstuk 17 – Advies- en verkoopgesprek
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
het voorbereiden van een advies-/ verkoopgesprek;
het voeren van een advies-/verkoopgesprek.
Checkvragen
1. Wanneer voer je een verkoopgesprek?
na de behandeling
tijdens de behandeling
voorafgaand aan de behandeling
2. Wat zijn kenmerken van passief verkopen?
Het aansmeren van producten.
Het adviseren van een klant.
Het vervullen van de wensen van de klant.
Het wachten tot de klant zelf met wensen komt.
3. Welke ‘gouden regels’ hanteer je bij het voorbereiden van een advies/-
verkoopgesprek?
Hanteer lage prijzen.
Ken je producten.
Oefen je gesprekstechnieken.
Ruim je salon op.
Schakel je manager in.
Verdiep je in de klant.
4. Hoe wordt de reden genoemd waarom de klant iets bij je koopt?
a. koopmotief.
b. koopthema.
c. koopwens.
5. Hoe achterhaal je de koopargumenten?
Door te adviseren.
Door te luisteren.
Door samen te vatten.
Door te vragen.
Nail Level Basics 2
Styling en design
228
Hoofdstuk 18 – Kassawerkzaamheden
Leerdoelen
Na het lezen van dit hoofdstuk heb je kennis van:
de diverse functies van de kassa;
het verschil tussen kastekort en kasoverschot;
de verschillende betaalwijzen.
Checkvragen
1. Welke functies heeft de kassa?
Het bewaren van geld.
Het informeren van de klant over de bedragen.
Het invoeren creditcardgegevens.
Het optellen van bedragen.
Het registreren van aangeslagen bedragen.
2. Er zit €310,25 in de kassa, de controlebon laat zien dat er €322,70 in de kas moet
zitten. Hoe wordt dit verschil genoemd?
a. een kasevenwicht.
b. een kastekort.
c. een kastoverschot.
3. Met welke betaalmiddelen wordt het VAAKST betaald in de salon?
cheques
contanten
PayPal
pin
4. Waarmee kan de eigenaar van de salon de kasinhoud toetsen?
a. een carbon
b. een controle-bon
c. een dubbele kasbon
5. Welke gegevens staan er op een creditcard?
de geldigheidsdatum
de handtekening van eigenaar
de naam eigenaar creditcard
de woonplaats van eigenaar
een controlenummer
een watermerk