Informatiefje Mageroy IV -...

24
Informatiefje Mageroy IV 8 ste opgraving Archeologische Vereniging ‘Philips van Horne’ 25 juli 08 augustus 2015 Habay-la-Vieille BELGIË

Transcript of Informatiefje Mageroy IV -...

Informatiefje

Mageroy IV 8

ste opgraving

Archeologische Vereniging ‘Philips van Horne’

25 juli – 08 augustus 2015

Habay-la-Vieille – BELGIË

8STE OPGRAVINGSCAMPAGNE

ARCHEOLOGISCHE VERENIGING ‘PHILIPS VAN HORNE’

Mageroy IV, 2015

INLEIDING

Met veel enthousiasme nodigt het bestuur van de Archeologische Vereniging ‘Philips van Horne’ jullie

uit voor de achtste opgravingscampagne van onze vereniging ofwel de 38e opgraving van ‘onze club’.

We gaan dit jaar voor de vierde keer naar de opgraving van de Villa Mageroy in Habay-la-Vieille in de

Belgische Ardennen. We hebben geprobeerd voor dit jaar een andere interessante opgraving te

vinden. Er zijn veel contacten gelegd en er is veel informatie uitgewisseld. Voor dit jaar heeft dit helaas

niet geleid tot een concrete opgraving. We hopen wel genoeg aanknopingspunten te hebben voor een

nieuwe opgravingsplek voor volgend jaar. Voor nu hopen we dat de combinatie van het mooie

kampeerterrein en nieuwe op te graven stukken op de opgraving kunnen leiden tot weer een mooie

opgravingscampagne in Habay.

Habay-la-Vieille ligt ongeveer tussen Neufchateau en Arlon in de Belgische Ardennen. We kamperen

net als in de voorgaande jaren in een mooie wei aan een bosrand op ongeveer 3 kilometer afstand van

de opgraving.

De opgraving staat ter plaatse onder leiding van Benoît Halbardier, die wordt bijgestaan door de

archeologen François Casterman en Jean-

François Baltus.

In dit traditionele ‘informatiefje’ staat de

belangrijkste informatie over de opgraving,

het kamp en andere praktische zaken. Om

je goed voor te bereiden op dit kamp is het

dan ook belangrijk dat je deze informatie

zorgvuldig doorneemt.

DE VERENIGING

De Archeologische Vereniging ‘Philips van Horne’ is opgericht op 31 maart 2008. Het doel van de

vereniging is het beoefenen van de archeologie, onder meer door het deelnemen aan een

archeologische opgraving, archeologie in al zijn aspecten belichten en toegankelijk maken voor alle

leeftijden. Onze vereniging is het officiële vervolg op de voormalige Werkgroep Archeologie ‘Philips

van Horne’, die 30 jaar lang onder leiding stond van geschiedenisleraar Gerrit Hasendonckx en

verbonden was aan de scholengemeenschap Philips van Horne te Weert (Limburg, Nederland). In

2008 ontving Gerrit Hasendonckx uit handen van koningin Beatrix de Zilveren Anjer van het Bernard

Cultuurfonds als blijk van waardering voor zijn vele activiteiten op het gebied van archeologie. Het is

vooral zijn verspreiding van passie voor archeologie bij jongeren waar onze vereniging het resultaat

van is.

De werkgroep heeft jarenlang meegewerkt aan opgravingen van het Vlaams Instituut voor het

Onroerend Erfgoed (VIOE), tegenwoordig het agentschap Onroerend Erfgoed geheten. Dit jaar gaan

we net als vorig jaar graven in Wallonië.

Archeologisch werk is een wetenschappelijke activiteit met een strak omlijnd doel, budget en tijdsplan.

Opgraven is tegelijkertijd vernietigen en dus eenmalig. Vanwege dit alles is het erg belangrijk goed te

luisteren naar ervaren krachten en je volledig in te zetten. Ten tweede kan het werk soms zwaar en

gevaarlijk zijn. Daarnaast willen we iedereen een aangename vakantie bezorgen. Daarom is er ook

voldoende tijd voor het leren kennen van elkaar, voor genieten van de fraaie Belgische omgeving en

van culinair België, en voor sport en vrije tijd.

Het bestuur van de vereniging bestaat uit: Simon Kuppens (voorzitter), Ardine de Wit

(penningmeester), José Salhi-Vossen (secretaris), Germie van den Berg, Frank van Rooij, Annet van

de Waarsenburg en Rianne de Wit.

OPGRAVING

De villa van Mageroy is een romeinse ‘villa rustica’: een herenboerderij waaromheen land,

voorraadschuren, het onderkomen voor het personeel en de stallen voor het vee lagen. De opgraving

van de villa van Mageroy is begonnen in 1986. Sinds die tijd zijn de belangrijkste hoofdgebouwen

opgegraven en gedeeltelijk gereconstrueerd.

Plattegrond van het opgravingsterrein

I schuur VI waterbekken

II bijgebouw VII kalkovens

III zuidelijke muur met tweede muur VIII latere bewoning

IV gebouw met droogovens IX kleine (kalk?) oven

V bijgebouw X hoofdgebouw

Zie voor een uitgebreide beschrijving van de opgravingsresultaten tot 2012, bijlage 1.

Zie voor de resultaten van de opgravingscampagne van 2012 en 2013, bijlage 2.

DE RESULTATEN VAN DE OPGRAVINGSCAMPAGNE 2014 Gebaseerd op tekst van Jean François Baltus

De opgravingscampagne van 2014 heeft zich vooral geconcentreerd op de zone om bijgebouw 1 heen en een stukje binnen het gebouw. Ook een deel van de gracht, die naast de buitenmuur van het bijgebouw, tevens deel van de omheining van het complex, liep, is voor een deel uitgegraven. (voor de ligging van bijgebouw 1 in het hele complex: zie het kaartje op de vorige pagina) Het bijgebouw is 25,6 bij 17,2 meter groot. Door een scheidingsmuur had het bijgebouw twee vertrekken.

Het vertrek 2 (pièce 2) is vrij groot. Op de vloer bevinden zich grote blokken op regelmatige afstand. Waarschijnlijk heeft hier een planken vloer op gelegen. Het vertrek was waarschijnlijk een (graan)schuur. Vertrek 1 (pièce1) is een vertrek waarin gewoond werd. In het vertrek zijn veel scherven gevonden, twee beeldjes van godinnen en een haardvuur. Het lijkt erop dat in het vertrek gewerkt werd door metaalbewerkers. Er zijn slakken van metaal gevonden en een tweede grote vuurplaats. De voorgevel van het gebouw is naar buiten toe omgevallen. Het lijkt erop dat er geen deur in deze muur zat. De muur is ongeveer 4 à 5 meter hoog geweest. Tussen de muur van het bijgebouw en de omheiningsmuur is een afvoer gevonden.

De afvoer

De gracht is voor een klein deel opgegraven. De gracht had als functie het opvangen van het water wat van het hoger gelegen deel kwam en het opvangen van het water, wat van het dak kwam. In de gracht zijn wat kleine stukjes aardewerk

gevonden, maar heel weinig. Daarentegen zijn er heel veel metaalslakken gevonden (meerdere kilos), evenals veel houtskool. De metaalslakken zijn klein van omvang. Het gevonden materiaal laat zien dat het bijgebouw 1 bewoond is geweest tussen het tweede deel van de tweede eeuw en de eerste helft van de derde eeuw na Christus. Het bijgebouw is na afloop van de bewoning niet gelijk ingestort. Dit is waarschijnlijk pas jaren later gebeurd.

Doorsnede van de omgevallen voorgevel

De voorgevel tijdens de opgraving

De gevonden devotie beeldjes

Reconstructie tekening van bijgebouw 1

DE CAMPAGNE VAN DIT JAAR

Dit jaar zullen we ons bezighouden met het opgraven van bijgebouw 1. De omvang van het gebouw is

groot genoeg om onze club te kunnen herbergen. De archeologen zijn blij met onze komst, zodat

hopelijk het hele gebouw in dit opgraafjaar kan worden opgegraven.

2015

EINDVERANTWOORDELIJKHEID

Het archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd door de vereniging ARC-HAB, de archeologische

vereniging van Habay. De vereniging krijgt

toestemming om te graven van de

inspectiedienst voor het patrimonium, die

onder een ministerie van de Waalse

regering valt. ARC-HAB wordt ondersteund

door de provinciale archeoloog Denis

Henrotay en de directeur van de Waalse

archeologische dienst Alain Guillot Pingue.

Financiële bijdragen ontvangt ARC-HAB van

de Waalse regering, de gemeente Habay,

de provincie Luxemburg, particulieren en

van het Forem.

De archeologen François Casterman en Jean-François Baltus hebben de dagelijkse leiding op het

opgravingsterrein.

KINDEREN OP DE OPGRAVING

De Archeologische Vereniging ‘Philips van Horne’ heeft de ambitie om ook de kinderen kennis te laten

maken met de archeologie. We willen de aanwezige kinderen op een gestructureerde manier

betrekken bij de opgraving. Hierover zijn afspraken gemaakt met de archeologen. Kinderactiviteiten op

de opgraving kunnen bijvoorbeeld zijn: een kinderrondleiding, graafles, of ‘echt graven’ op een veilige

plek in de sleuf.

KAMP

LEIDING

De dagelijkse leiding en eindverantwoordelijkheid op het kamp berust bij de bestuursleden van de

vereniging. Het bestuur zorgt er voor dat gedurende de volledige twee weken van de campagne altijd

minimaal twee bestuursleden aanwezig zijn.

DAGPROGRAMMA

Om het kamp goed te laten verlopen, is gekozen voor een vaste dagindeling.

Maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag:

07.30 uur opstaan

08.00-9.00 uur ontbijt

09.00-12.00 uur archeologie / kinderprogramma

12.00-13.30 uur middageten en -pauze

13.30-17.00 uur archeologie / kinderprogramma

17.00-18.30 uur vrij

18.30-20.00 uur avondeten

20.00-????? uur vrij

Woensdag:

Tot 13.00 uur graven en kinderprogramma, de gehele middag is vrij.

Zaterdag:

Op zaterdagochtend kan er vrijwillig worden gegraven.

Zondag is de gehele dag vrij.

WEEKPROGRAMMA

Enkele activiteiten behoren tot het standaard weekprogramma. Iedere maandagochtend houden we

een korte inleiding voor nieuwe deelnemers op de opgraving. Eén avond in de week houden we een

lezing in de grote tent. In het enige volle weekend vieren we op zaterdag een groot feest met

feestmaaltijd. Dat is dit jaar op 1 augustus. We introduceren dit jaar een ‘VIP-dag’. Een aantal mensen,

die we hebben aangeschreven in de zoektocht naar een nieuwe opgraving, gaan we uitnodigen voor

een VIP-dag op dinsdag 4 augustus om nader kennis met onze club te maken en om te zien hoe we

kamperen en hoe we werken.

KINDERPROGRAMMA

Een vast element is het kinderprogramma. We zijn bezig met het regelen van begeleiding voor het

kinderprogramma. Het aantal kinderen op kamp is dit jaar aanzienlijk lager en de gemiddelde leeftijd

van de kinderen stijgt. Een deel van de oudere kinderen zal er de voorkeur aan geven om veel te gaan

graven uiteraard in afstemming met de eigen ouders en de aanwezige verantwoordelijken op de

opgraving.

Ook dit jaar gelden de volgende uitgangspunten voor het kinderprogramma:

- Elk kind van 4 tot en met 15 jaar doet mee aan het kinderprogramma.

- Als ouder kan je naargelang de duur van je verblijf met een bepaalde frequentie ingedeeld worden

als (mede)verantwoordelijke voor het kinderprogramma.

- De kinderen gaan als de opgraving dat toelaat de meeste ochtenden minimaal een uur naar de

opgraving. De verantwoordelijke begeleiders van de dag begeleiden de kinderen bij het uitvoeren

van de opdrachten van de archeologen.

- Als een kind langer wil graven, schatten de eigen ouders in of dat kan. De eigen ouders nemen

dan zelf de verantwoordelijkheid over op de opgraving (of spreken dit duidelijk af met iemand

anders die daar aanwezig is).

- Ouders spreken duidelijk met hun kind af dat ze luisteren naar de verantwoordelijke, ook op de

opgraving.

- Het kinderprogramma hoeft niet altijd spectaculair te zijn. Het is ook leuk als de kinderen

regelmatig vrij kunnen spelen.

Bijlage 1: ACHTERGRONDINFORMATIE VILLA VAN MAGEROY

De opgraving van de villa van Mageroy is begonnen in 1986. Initiatiefnemer was Benoît Halbardier. In

1991 wordt de vereniging ARC-HAB (Groupe d’archéologie de Habay) opgericht. De vereniging ARC-

HAB werkt nu met twee archeologen: François Casterman en Jean-François Baltus, die de dagelijkse

leiding hebben. De vereniging ARC-HAB is momenteel de eigenaar van de site Mageroy.

De naam Mageroy verwijst naar het bestaan van oude overblijfselen. Het stamt af van het Latijnse

woord ‘Maceriae’, wat verwijst naar ruïnes. De hele villa zal zo’n 2,5 à 3 hectares hebben beslagen.

Van deze oppervlakte is nu ongeveer één hectare opgegraven. Op deze hectare zijn tot nu toe

gevonden: de woningen en de dienstgebouwen, waaronder het herenhuis van de eigenaar met een

kleine binnenplaats, de opslagplaatsen, twee kleinere verblijfsruimten, een put, een ruimte waar brons

werd bewerkt, de ‘bouwkeet’, de kalkovens, de werkplaats van de bronsbewerkers, de graansilo,

latrines en ovens om graan te drogen.

Geologie

De streek van Habay heeft in het noorden een ondergrond van Ardeense lei- en zandsteen en ten

zuiden van de rivier de Rulles een sedimentaire afzetting uit het Mesozoïcum verbonden aan het

Parijse bekken. (het Mesozoïcum is het derde geologische hoofdtijdperk). Het geheel van het domein

ligt op de grens tussen twee regio’s, namelijk de Ardennen en Lotharingen.

De ondergrond van de site bevat verharde Dolomitische kleisteen (de Formatie van Attert) die een

donkerrode tot grijsgroene kleur heeft. De bovenste laag bevat zand en zachte zandsteen (de

Formatie van Mortinsart) die voor de bouw van de villa gebruikt zijn. Deze zandsteenachtige formatie

laat door erosie kleine korreltjes witte kwarts vrijkomen en die zijn dan ook massaal teruggevonden

tijdens de opgravingen.

Locatie

De villa van Mageroy is een ‘villa rustica’: een herenboerderij waaromheen land, voorraadschuren, het

onderkomen voor het personeel en de stallen voor het vee lagen. De locatie van het agrarisch complex

van Mageroy is vrij intrigerend omdat ze niet echt beantwoordt aan de criteria die de Romeinse

landbouwingenieur Columelle in de eerste eeuw voorschreef. De villa ligt tussen een aantal hoger

gelegen plateaus in een moerasachtig dal. De plek is voor de bebouwing opgehoogd met klei en zand

Figuur 1 Reconstructie van de Villa Mageroy

en er zijn fundamenten gegraven tot op een diepte van 3.85 meter.

Waarschijnlijk was de plek vóórdat de villa er kwam al bewoond en was het economisch gezien een

goede plek om een boerderij te beginnen. De aanwezigheid van een bron en een beek zullen de

keuze ook hebben beïnvloed. De werkelijke reden van de keuze blijft nog onduidelijk.

Historische achtergrond.

De Gallo-Romeinse villa Mageroy ligt in het noorden van de streek Gallië. De villa lag ten noordwesten

van de stadsstaat Trévieren en ten noorden van de plaats Etalle (Stabulum) dat aan de steenweg

Reims-Trier grensde, op zo’n 13 en 18 km van de agglomeraties (vici) Aarlen ‘Orolaunum’ (in het

oosten) en Virton ‘Vertunum’ (in het zuiden). De villa lag dus in de nabijheid van Aarlen en haar

belangrijke kruispunt van wegen voor de aan- en afvoer van de producten van het landbouwcomplex.

In de omgeving van de villa van Mageroy, zijn er in de loop van de laatste eeuwen verscheidene

ontdekkingen gedaan. Op 500 m ten noorden van de villa, langs de rivier de Rulles, is er op grote

diepte een grote graanmolen gevonden. Op ongeveer 1,5 km ten noorden van de villa zijn sporen van

een tumulus (grafheuvel) gevonden en op 1 km ten westen werden graven ontdekt. Twee Romeinse

villa’s in de buurt zijn de villa van Rulles en de villa van Habay-la-Neuve.

De ruïne van de villa

De overblijfselen van de villa van Mageroy zijn altijd zichtbaar gebleven in het landschap. Tot laat in de

17e eeuw waren de muren nog goed zichtbaar. In 1840 heeft Jean-Baptiste Grévisse, een boer die de

terreinen van Mageroy in zijn bezit had, geschreven dat zijn voorouders in de 17e eeuw nog muren

van twee meter hoog hebben gezien. In een stuk uit 1851 blijkt dat hij er verschillende Romeinse

muren evenals diverse voorwerpen heeft ontdekt. Onder de voorwerpen bevond zich een dakpan,

waar de pootafdruk van een hond te zien was.

Over de ruïne deed een legende de ronde, die in de 19e eeuw is opgeschreven. De legende vertelt

over drie kastelen rondom het dorp Habay-la-Vieille. Het eerste kasteel, dat van Mageroy, in het

zuiden, een tweede kasteel in het westen, het kasteel van de ‘Rwinches’ en een derde in het noorden,

een kasteel dat ‘Marlet’ wordt genoemd. De kasteelheren van deze domeinen hadden onderling

afgesproken om elke avond, op hetzelfde uur, naar de hoogste toren van hun kasteel te gaan om daar

een toorts aan te steken. Het licht van deze vlammen, dat van heel ver zichtbaar was, betekende dat

alles in orde was. Als één van de drie toortsen niet brandde, moest men op zijn hoede zijn, of zelfs

diegene van de drie kasteelheren die in gevaar was, gaan verdedigen. De Gallo-Romeinse villa werd

dus in het verleden beschouwd als een voormalig kasteel.

Een villa, een landbouwcomplex

De Gallo-Romeinse villa Mageroy is, zoals tal van andere villae, een landbouwcomplex in het midden

van het domein. Het gebouwencomplex bestaat gewoonlijk uit twee delen: het pars urbana dat het

hoofdgebouw bevat en het pars rustica dat is samengesteld uit de binnenplaats en de bijgebouwen.

Op het domein van Mageroy vormde het hoofdgebouw een nagenoeg centrale plaats binnen de

ommuring. Vóór de woning lag een kleine binnenplaats met op elke hoek een tweede woningeenheid.

Het herenhuis was opgebouwd volgens een vrij traditioneel plan: een zuilengalerij voor de voorgevel,

een grote centrale zaal die langs weerszijden werd geflankeerd door twee vleugels. De westvleugel

was bestemd voor appartementen en de oostvleugel voor de gemeenschappelijke ruimtes zoals de

keuken en de eetkamer. Op de binnenplaats van het hoofdgebouw heeft tijdens de bouw van de villa

een ‘bouwkeet’ gestaan. Deze bouwkeet was een houten, vierkante constructie, waar de bouwvakkers

leefden en de materialen werden bewaard.

De binnenplaats, langs 3 kanten gesloten (oostkant, zuidkant en westkant), strekte zich over bijna 3

ha. uit. Langs de muren aan de oost- en de westkant, heeft men 2 gebouwen opgericht, waaronder 4

bijgebouwen die dienst doen als stal, veestal, paardenstal, werkplaats maar ook een woning voor het

personeel. Tot op heden is er nog maar één van deze bijgebouwen volledig opgegraven. De zuidelijke

muur werd op 10 meter afstand, langs de binnenzijde door een tweede muur begrensd die zo de

gesloten ruimte afbakende. In de campagne van deze zomer wordt dit deel opgegraven en men hoopt

te kunnen ontdekken waar dit afgesloten deel voor diende. Verder zal de campagne van deze zomer

zich richten op één van de bijgebouwen. Op de plattegrond van de Villa Mageroy zijn de muur en het

bijgebouw te zien bij de cijfers I en III.

Beneden aan het huis werd er een groot waterbekken, met een oppervlakte van bijna 900 vierkante

meter, aangelegd. De omwalling omvat eveneens de bron en de beek maar ook een netwerk van

waterwinning die bestemd is voor de watervoorziening van de baden met stromend water. Ten

noorden van de binnenplaats werden drie kalkovens uit verschillende tijden en een steengroeve van

dolomiet opgegraven.

Het is nog moeilijk te zeggen tot waar het domein van Mageroy zich buiten de omwalling uitstrekte. Dat

is dan ook reden waarom het moeilijk is om het precieze aantal mensen dat in Mageroy woonde en

werkte te bepalen. Het geheel van de gebouwen is niet in één keer opgericht. De eerste stappen van

bewoning gaan terug naar het midden van de eerste eeuw na Christus. De 2e en 3e eeuw hebben

mooie periodes van nieuwe, mooiere bouwwerken gekend: verbouwingen en uitbreidingen hebben

elkaar opgevolgd totdat de verblijven werden verlaten in de tweede helft van de IVde eeuw.

Figuur 2 De plattegrond van Villa Mageroy

I schuur VI waterbekken

II bijgebouw VII kalkovens

III zuidelijke muur met tweede muur VIII latere bewoning

IV gebouw met droogovens IX kleine (kalk?) oven

V bijgebouw X hoofdgebouw

Figuur 3 Plattegrond van het hoofdgebouw

1/2 Bijgebouwen 13 Afwateringsbuis

3 Kelder 14 Funderingsstenen van de zuilengalerij

4 Put 15 Graansilo

5 Toegangspoort 16 Galerij

6 Werkplaats voor bronsbewerkers 17 Grote centrale zaal

7 Hypocaustum (hete baden) 18 Kalkoven uit 17e eeuw

8 Stookruimte voor de baden 19 Zuilengalerij van na de verbouwing

9 Frigidarium (koude baden) 20 Keuken

10 Tepidarium (warme baden) 21 Eetzaal

11 Latrines / toiletten 22 Privé ruimten aan de westzijde

12 Waterbekken 23 Twee verwarmde kamers

Multidisciplinaire opgraving

De opgraving van het bekken en de kleine vijver, die er voor de aanleg van het bekken al lag, begon in

2004. Deze omgeving, die nat en kleiachtig bleef door de eeuwen heen, leverde goed bewaard

gebleven organisch materiaal op en is veelzeggend over het dagelijks leven in Mageroy. Er werd een

team van wetenschappers opgericht om deze vondsten te onderzoeken en daar een maximum aan

informatie uit te halen: een studie van houtskool (anthracologie) en hout (xylologie), studie van granen

en pitten (carpology), studie van pollen (palynologie), studie van beenderen van dieren

(archeozoologie), een datum toekennen aan hout (dendrochronologie), enz. Al deze studies samen

geven een beeld van de flora en fauna rond het domein in de verschillende stadia van zijn

geschiedenis.

Vondsten uit het bassin zijn onder andere een grote leren schoen, leren zolen waarvan er sommigen

met spijkers waren beslagen, houten klompen en een zool bestaande uit gevlochten stro. Drie

schoppen of misschien wel peddels werden opgegraven. Op ongeveer 0,20 m van de bodem van het

bekken, hebben de gravers 11 leidingen van eikenhout van wel 2 meter lang en waarvan de

boomstronk naar schatting gekapt werd tussen 180 en 210 na Christus, kunnen meten en

fotograferen. Tientallen pitten, zaden en overblijfselen van vruchten werden tijdens de opgraving van

het bekken verzameld: pruimen, kersen, perziken, peren, appels, rozijnen, hazelnoten, walnoten,

beukennootjes, enz... Er bestaan zoveel intact gelaten overblijfselen die getuigen van de ontwikkeling

van de kweek van fruitbomen in Mageroy.

Er zijn honderden fragmenten van houtskool en hout geanalyseerd, met als doel de precieze soorten

te bepalen. Dankzij deze analyse konden een twintigtal soorten bomen en struiken worden benoemd,

waaronder de eik en de beuk, alsook de hazelaar, de notelaar en ook een stuk hout van een wijnstok,

wat betekent dat de wijnranken rond het domein verbouwd of geplant werden.

De resultaten van de pollenanalyse tot nut toe tonen met name aan dat aan het einde van de eerste

en vroege tweede eeuw, de aanwezigheid van kleine bomen afnam en dat de landbouw werd

ontwikkeld in Mageroy. Alle graansoorten, die in de zolder van het woongebouw waren opgeslagen,

zijn gedefinieerd alsook de namen van wilde planten die tussen deze graansoorten groeiden.

Figuur 4 Kalkoven

Het aardewerk

Op de site van Mageroy vormen de aardewerken voorwerpen het belangrijkste onderdeel van het

teruggevonden materiaal. Er zijn tientallen kilo’s scherven teruggevonden. Het aardewerk was

bestemd voor divers gebruik: als tafelservies, om maaltijden in klaar te maken, om afvalresten te

vervoeren en te bewaren.

Een brede waaier van aardewerken voorwerpen, gaande van drinkbekers tot mediterrane

invoerkruiken, werden op de site van de Mageroy teruggevonden. Zij kwamen van lokale of verder

afgelegen ateliers. Wel is er nog geen enkele pottenbakkersoven teruggevonden op de site maar men

weet dat er in de regio verschillende ateliers aanwezig waren zoals bijvoorbeeld in Aarlen.

Gevonden voorwerpen

De verschillende opgravingen hebben een indrukwekkende hoeveelheid archeologisch materiaal

opgeleverd. De vondsten geven informatie over het dagelijks leven en de mensen van Mageroy tussen

de eerste en de vierde eeuw. In de centrale zaal (triclinium) van het hoofdgebouw, wijdden de

inwoners zich aan verscheidene spelen. Men heeft verschillende spelpenningen, uit been en glaspasta

vervaardigd, en een aantal dobbelstenen, waaronder één die misleidend werkte, op die plaats

teruggevonden. Er zijn loden gewichten van een handwever gevonden en fijn versierde

bladerkransassen uit been vervaardigd. Verder veel broches van ijzer, brons en zilver, een veelheid

aan munten, naalden en haarspelden in been, ijzeren bestekken enz.

Ook zijn er twee muntschatten gevonden: één van 30 sestertiën en dupondii (munten uit het Romeinse

Rijk) daterend uit de periode van 79 tot 192 en de andere schat bevatte 105 zilveren Antoninianussen

daterend uit de periode van 238 tot 262 en een drietal teugelgeleiders. Uit een analyse van de

gevonden munten blijkt dat de villa gedurende de eerste drie eeuwen bewoond is geweest.

Figuur 5 De muntschat van 105 munten en 3 teugelgeleiders

Eén van de eigenaren van de villa is bekend: het was Micia. Haar naam werd op een gegraveerde ring

en een stuk aardewerk teruggevonden, tegelijk met de naam van een belangrijke dienaar, de

rentmeester Onesimus Olumpius. De rentmeester was de manager van de villa, die in feite de echte

beheerder van het agrarisch complex was. De Latijnse inscriptie ‘Vivas Mici Dom’ kan als volgt worden

vertaald :’Het gaat je goed, Micia, meesteres van de verblijven’.

Figuur 5 De ring van Micia

In een van de twee huizen op de kleine binnenplaats, zijn er verschillende pennen, spatels en

marmeren platen gevonden, die gebruikt worden om medicijnen te bereiden. Er zijn verschillende

werktuigen gevonden zoals stukken ijzer van een ploegwiel, bijlen, hakmessen, hamers en dissels.

Verder zijn er ook teugelgeleiders gevonden en bronzen decoraties voor leer, die uit de 3e eeuw

komen. Deze voorwerpen geven de indruk dat er wellicht een groep militairen of een groep mensen

was, die over wapens en paarden beschikten. Zij hebben waarschijnlijk geprobeerd de villa in de

laatste fase van de bewoning nog te beschermen tegen indringers of plunderaars.

In het bassin werden een aantal metalen voorwerpen gevonden die blijkbaar met opzet werden beschadigd

en in het water werden gegooid: een urn gemaakt van lood, een ijzeren wielas, een ijzeren hangslot, een

onderdeel van een ijzeren ketting die 2 meter lang is en een deel van een grote loden kom.

Figuur 7 De urn van lood

Moeilijkheden van de derde eeuw en het einde van de bewoning

Rond het jaar 262 is er brand in de villa Mageroy. De precieze oorzaak van de brand is niet met

zekerheid bekend, maar het is redelijk om aan te nemen dat dit om een brandstichting gaat die na de

plundering van de villa werd veroorzaakt. In de streek rondom Mageroy hebben in diezelfde periode

vele Gallo-Romeinse villa’s hetzelfde lot ondergaan.

Het tijdstip van de brand is geschat op 262: hier duiden de muntschatten op. Men durft zelfs te stellen

dat de brand in de herfst moet zijn geweest: de graanoogst was niet helemaal opgeruimd.

Het Romeinse Rijk heeft in die periode met een ernstige interne crisis te kampen, waar de legioenen

keizers benoemen en weer afzetten, terwijl de barbaren in de grensgewesten het Rijk binnenvallen. De

gebieden van Noord-Gallië zullen door de legereenheden van Postumus, de eerste Gallische keizer

(257-267), beschermd worden tegen de invallen van de Germanen.

Veel van de villa’s zijn na deze tragische gebeurtenissen achtergelaten. De inwoners verkiezen het om

achter de muren van een nabijgelegen stad weg te vluchten. In Mageroy zijn sommige delen van de

villa opnieuw bewoond en sommige delen zijn hersteld. Een deel van het complex is gebruikt om graan

op te slaan. In die periode is een silo-achtige toren gebouwd. De toren lijkt op versterkte graanschuren

(burgus) die elders in de stad Trevieren werden teruggevonden. Ook werden er twee ovens gebouwd

om graan te drogen en er werden latrines gebouwd. Ook zijn er bepaalde delen van de oude villa

gebruikt om de silo te beschermen. In de buurt is ook een molen gevonden.

Deze bewoning zal tot de tweede helft van de vierde eeuw duren. Met uitzondering van een kalkoven

van de vroege zeventiende eeuw, gebouwd op de ruïnes van het woonverblijf die op dat ogenblik als

steengroeve voor de bouw van smederijen van Habay-la-Vieille diende, is er tot op heden geen enkel

later spoor teruggevonden.

Voor meer informatie: zie de website van de opgraving www.mageroy.be en de brochures, die als pdf

op de www.avphilipsvanhorne.nl staan. Deze brochures dienden als bron voor dit stuk over de

opgraving in Mageroy. Ook het beeldmateriaal is uit deze bronnen afkomstig.

Bijlage 2: DE RESULTATEN VAN DE OPGRAVINGSCAMPAGNE 2012 EN 2013

Gebaseerd op een tekst van Jean-François Baltus, François Casterman en Benoît Halbardier

2012:

Na de opgravingen in eerdere jaren van het hoofdgebouw, het zuidelijke deel van het bassin en het

bijgebouw, wat in het zuidwesten ligt, is in 2012 gegraven in de zuidwest hoek van het

landbouwcomplex. Er is gegraven ten zuiden van bijgebouw IV tot aan de zuidelijke muur. Ook de

omheiningsmuur en de binnenmuur zijn voor een deel blootgelegd.

De zone ten zuiden en zuidoosten van bijgebouw IV.

In 2011 is ook al een deel van deze zone opgegraven. Er zijn toen

paalsporen aangetroffen van een gebouw uit de laatste

bewoningsfase van de villa. Men is gestopt met graven op het

moment dat men een afvoer, gemaakt van leisteen, vond. Deze

afvoer is van na de Romeinse bewoning. In 2012 is de vloer van het

gebouw opgegraven. Men heeft daar een vuurstenen mes gevonden

en veel aardewerken scherven. In de buurt van het gebouw is een

Gallische munt gevonden. Deze munt is van rond 60-40 voor Chr.

Naast het gebouw zijn nog twee kuilen aangetroffen. Op één zo’n

kuil lag een groot stuk leisteen. Het lijkt er niet op dat dit paalgaten

waren. De kuilen zijn ouder dan het gebouw, waarvan de eerder

genoemde paalsporen zijn gevonden.

In het gebied, waar de afvoer van leisteen lag, zijn verder geen paalsporen van het gebouw meer

gevonden. De afvoer van leisteen was erg verstoord. Meer stroomopwaarts werd een andere afvoer

gevonden, die bijna haaks op de eerdere afvoer staat. Deze afvoer is veel beter bewaard gebleven.

(figuur 9) De ouderdom van deze afvoeren heeft men nog niet vast kunnen stellen.

De beide muren en de besloten ruimte

De villa is aan drie kanten ommuurd. De muur in het

westen is 196 meter lang, de muur in het oosten 172

meten en de muur in het zuiden is 143 meter lang.

De lengtes van de muren zijn in eerdere opgravingen

vastgesteld, maar in 2012 is voor het eerst een deel

van de muur helemaal opgegraven. De muren

stammen uit de tweede fase van de villa in het

midden van de tweede eeuw. De fase ook

waarin het bassin en het merendeel van de bijgebouwen zijn gerealiseerd. Het bijzondere van de Villa

Mageroy is dat de muur in het zuiden een dubbele muur is, waardoor er een besloten ruimte ontstaat.

De fundering van de muur is ongeveer 0,70 m diep en bestaat uit leistenen. (figuur 10). De muur zelf

werd gebouwd van leistenen. Aan de binnenkant van de muur zijn de stenen mooi afgewerkt en aan

de buitenkant werd er zachte groene zandsteen gebruikt om de muur te egaliseren. Het restant van de

muur is niet meer dan twee of drie lagen hoog.

De opbouw van de tweede (binnen) muur is anders dan de andere muren. De fundering is minder diep

en minder breed. Door de verbinding van deze muur met de andere muren is vast te stellen dat deze

muur op hetzelfde moment is gebouwd. Het is dus niet zo, dat de buitenmuur op een later moment als

uitbreiding is gebouwd. Waar de besloten ruimte voor gebruikt is, is nog onduidelijk: was het plek om

dieren bijeen te brengen, een boomgaard of nog wat anders?

In de besloten ruimte is een stuk opgegraven. Men heeft daar geen sporen gevonden van bijvoorbeeld

palen of van gaten voor bomen. Men kan niet vaststellen dat deze ruimte een overkapping heeft

gehad. Onder de vloer heeft men een laag van kleine leisteentjes gevonden. De leeflaag was iets

hoger, waar men scherven heeft gevonden.

DE CAMPAGNE VAN DIT JAAR

Dit jaar zullen we ons met drie verschillende zaken bezighouden: 1) het opgraven van de oostelijke

hoek van de buitenste muur; 2) het graven van enkele proefsleuven ten zuiden van de buitenste muur

,om de locatie van de lokale weg te vinden die de villa verbond met een grotere doorgaande weg; 3)

het blootleggen van de hoek van een van de bijgebouwen (gebouw I).

2013:

Gebaseerd op een tekst van Jean-François Baltus.

Na de opgravingen in eerdere jaren van het hoofdgebouw, het zuidelijke deel van het bassin en het

bijgebouw, wat in het zuidwesten ligt, is in 2013 gegraven in de zuidoost hoek van het

landbouwcomplex. Er is gegraven in het bijgebouw I, waarschijnlijk een schuur. Ook is er wederom

gewerkt aan de omheiningsmuur en de binnenmuur.

De beide muren en de besloten ruimte

De villa is aan drie kanten ommuurd. De muur in het westen is 196 meter lang, de muur in het oosten

172 meten en de muur in het zuiden is 143 meter lang. De lengtes van de muren zijn in eerdere

opgravingen vastgesteld, maar in 2012 is voor het eerst een deel van de muur helemaal opgegraven.

In bijlage II is beschreven hoe de muren zijn opgebouwd.

In 2013 zijn de beide muren verder naar het oosten blootgelegd. In eerste instantie dacht men dat

beide muren in een zelfde fase samen zijn gebruikt en dat er dus een besloten ruimte moet zijn

geweest. Het was onbekend waar die ruimte voor diende. Door verder op te graven naar het oosten, is

gebleken dat beide muren niet gebruikt zijn om een afgesloten ruimte te creëren. Men heeft

vastgesteld dat de muren elkaar opgevolgd hebben: de noordelijke muur is de oudste muur, op enig

moment gevolgd door de zuidelijke muur.

Een waterafvoer van de zuidelijke muur, die over de

fundering van de noordelijke muur is aangelegd,

onderbouwd bovenstaande stelling. Die afvoer is

aangelegd nadat de noordelijke muur was afgebroken.

Ook is een greppel, die bij de noordelijke muur lag,

opgevuld met stenen van de noordelijke muur.

Bijgebouw I

In 2013 is bijgebouw I, gelegen in het zuidoosten van de villa, gedeeltelijk opgegraven. Tijdens

verschillende campagnes in de jaren ’90 waren al gedeelten opgegraven. Tijdens die opgravingen zijn

vooral de twee muren aan de westkant van dit bijgebouw blootgelegd. Enkele proefsleuven hebben er

voor gezorgd dat men de omvang van dit bijgebouw wist: ongeveer 25 meter bij 17 meter. In dit

gebouw bevinden zich twee ruimten: een lange, smalle ruimte aan de westkant en een grote ruimte

aan de oostkant. In de smalle ruimte heeft men een haard gevonden en veel puin om de vloer te

egaliseren. Ook is er wat aardewerk gevonden. Men kan er vanuit gaan dat dit gedeelte van het

bijgebouw bewoond is geweest.

In de grote ruimte zijn grote blokken grijsgroene kleisteen gevonden, vaak met enkele leistenen er

bovenop. Deze grote stenen lagen op regelmatige afstand van elkaar langs de westelijke en oostelijke

muur. De stenen hebben waarschijnlijk gediend om een planken vloer op te leggen, waar men dan

weer de oogst op bewaarde. In deze ruimte zijn verder nauwelijks vondsten gedaan, wat past bij de

Waterafvoer

veronderstelling dat deze ruimte als schuur functioneerde.

Met de klok mee: bijgebouw I, één van de gevonden munten, de omgevallen muur en een grijsgroene steen met leistenen.

Tijdens de opgravingen in de jaren ’90 is er tot ongeveer een meter van de muren af opgegraven.

Tijdens de campagne van 2013 is een groot deel van de lange, smalle ruimte helemaal blootgelegd.

Het bleek dat de binnenmuur ingestort is naar het westen, dus in de smalle ruimte. Dat heeft er voor

gezorgd dat het leefniveau mooi bewaard is gebleven: men heeft er aardewerk gevonden, weliswaar

kapot, maar ‘compleet’, spijkers in allerlei formaten, lood en stukken van twee votief figuren. Ook is er

een haard gevonden, die afgedekt was met een dakpan en twee kuilen.

In de grote ruimte zijn met name de grote grijsgroene kleiblokken gevonden, al dan niet bekroond met

leistenen. Verder zijn er niet veel vondsten gedaan: twee munten uit de 2e eeuw, twee terra sigilata

scherven en wat spijkers. Opvallend is dat er twee haardplekken zijn gevonden, op het niveau onder

de planken vloer. Men gaat er vooralsnog vanuit dat deze haardplekken uit een latere fase dateren.

Verder is er nog een kleine sokkel van leistenen aangetroffen, waarvan men nog niet heeft vastgesteld

waarvoor die diende.

Tekening van bijgebouw I