IN MEMORIAM JEZUÏETEN UIT VLAANDEREN...sociale ontvoogding van hun families en van de hele streek....

11
IN MEMORIAM JEZUÏETEN UIT VLAANDEREN NOVEMBER 2014

Transcript of IN MEMORIAM JEZUÏETEN UIT VLAANDEREN...sociale ontvoogding van hun families en van de hele streek....

IN MEMORIAM JEZUÏETEN UIT VLAANDEREN

NOVEMBER 2014

Jezuïeten

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

3

VOORWOORD

Onze God schrijft met elk mens een persoonlijk verhaal.

De volgende medebroeders mogen hiervan getuigen:

Pater PIETER-PAUL VAN NUFFEL (1929 - 2013) pagina 3

Pater BEN SCHELTINGA (1925 -2013) pagina 5

Pater CHRISTIAN DE BROUWER (1924 -2013) pagina 6

Pater BERNARD VAN DORPE (1936 -2014) pagina 7

Pater JEF BOEL (1927-2014) pagina 9

Pater KAREL VERBIEST (1922-2014) pagina 11

Pater PIET RUTTENBERG (1936 -2014) pagina 13

Pater MAURITS DE TOLLENAERE (1914 -2014) pagina 15

Pater ANTOINE DE GEYTER (1918 -2014) pagina 17

Pater PIETER-PAUL VAN NUFFEL (1929 - 2013)

Pieter-Paul werd geboren in Aalst op 11 februari 1929 als zoon van een graanhan-delaar en als oudste van vijf kinderen. Vanaf 1941 volgde hij de Latijns-Griekse humaniora aan het Sint-Jozefscollege van de stad waar hij in 1947 afstudeerde met buitengewoon goede cijfers. Als intellec-tueel en sociaal begaafde zoon van een welstellend gezin had hij zowat alles om in onze wereld een geslaagde loopbaan uit te bouwen. Maar nee, hij verkoos een andere weg. Meteen na zijn humaniora trad hij in het jezuïetennoviciaat te Dron-gen. Daarna besteedde hij twee jaren aan

de klassieke filologie, nog eens twee jaren aan de studie van filosofie te Leuven, zoals steeds met uitstekende resultaten. Toen was echter de tijd aangebroken, op 10 januari 1953, om naar India te vertrek-ken, meer bepaald naar Shembaganur. Met die roeping had hij al vroeg inge-stemd. Vóór zijn filosofiestudies had hij in Leuven een jaar Sanskriet en “koloniale wetenschappen” gevolgd.In India aangekomen liep hij, na één jaar taalstudie, stage als leraar aan de Saint Ignatius High School en als adjunct-direc-teur van de apostolische school in Gumla. Na vier gelukkige jaren theologie in Poona (1958-1962), twee jaren als pastor, leraar en schooldirecteur in Samserea, zijn pries-terwijding in Ranchi op 24 maart 1961 en zijn derde proefjaar in Sitagarha kwam hij in 1965 dan eindelijk terug in Gumla. Daar zou hij vele jaren blijven. Daar is hij vergroeid geraakt met de bevolking en hun cultuur, daar heeft hij zijn eigenlijke “loopbaan” uitgebouwd. Hij is er begonnen als directeur van de apostolische school en is dat gebleven tot in 1987. Met tussenposen was hij er ook econoom, leraar en overste. Die school en de naburige Saint Ignatius High School waar hij ook lang werkzaam is geweest, lagen hem nauw aan het hart. Hij vond er een middel in voor de intellectuele en geestelijke ontwikkeling van de leerlin-gen, maar ook voor de economische en sociale ontvoogding van hun families en van de hele streek. De mensen daar

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

4

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

5

Pater BEN SCHELTINGA (1925 - 2013)

Gervasius of Gerben, afgekort: Ben, Schel-tinga, werd geboren in Den Haag op 16 november 1925, als oudste zoon van Sikke Scheltinga, ambtenaar bij het Rekenhof, en Henriette de Keyzer. De familie zal elf kinderen tellen waarvan er nog 6 in leven zijn. Ben liep school op het Aloysiuscollege in Den Haag waar hij zijn gymnasium beëin-digde in juli 1944. Daarna was hij nog enkele maanden op de Schola Carolina in Den Haag. Het waren geen gemakkelijke jaren. Het was oorlogstijd en Ben moest meehelpen bij de voedselbevoorrading van het gezin. Hij geraakte zelf ook onder-

voed, wat voor zijn gezondheid blijvende gevolgen zou hebben. Pas na de bevrij-ding kon Ben intreden bij de jezuïeten in Mariëndaal, Grave, op 24 mei 1945. Tij-dens het noviciaat groeide zijn verlangen om missionaris te worden in Indonesië, zelfs al zou hij daarvoor zijn land en zijn familie moeten verlaten en zich inwerken in een vreemde cultuur. Maar die overwe-gingen hielden hem niet tegen. Na zijn eerste geloften op 25 mei 1947 ging hij meteen Indonesisch en Javaans studeren op het Berchmanianum in Nijmegen en op het Canisianum te Maastricht. Later zal blijken dat hij zich die talen goed eigen heeft gemaakt. Al enkele maanden later vertrok hij op de ‘Johan de Witt’ naar Indonesië. Het is een woelige periode in Indonesië dat zichzelf onafhankelijk verklaarde in augustus 1945, na de Japanse bezetting. Ben werd ingezet in het onderwijs en legde zich nog verder toe op de studie van de talen. Hij studeerde filosofie en werkte vervolgens gedurende drie jaren in het klein seminarie van Mertoyudan. Hij onderwees er zowat alle vakken: de heilige Schrift maar ook wiskunde, natuurkunde, aardrijkskunde, biologie. Hij is ook intellectueel een erg veelzijdige man geweest en gebleven. Van 1954 tot 1958 studeerde hij theologie in het Sint Ignatius College van Yogyakarta waar hij priester werd gewijd op 31 juli 1957. Hij rondde zijn vorming af met het derde proefjaar. Ook daarna is zijn parcours niet

behoorden tot het arme stammenvolk van Zuid-Bihar, tot een bevolking die uitge-buit, en ongeletterd was. Voor hen heeft hij heel veel gedaan, dank zij de hulp van vele sympathisanten in zijn thuisstreek en vooral dank zij zijn gedrevenheid en creativiteit. Ons kan het niet anders dan opvallen hoe de sterke gedrevenheid van Pieter-Paul en van andere missionarissen ginds bestond uit een verstrengeling van ijver om het geloof te verkondigen en om de mensen te bevrijden uit hun ellende. De Saint Ignatius High School bracht hij tot een ongekende bloei wat het aca-demische peil aangaat. Maar ook wat sportieve prestaties betreft zoals voetbal en hockey. Meerdere malen behaalden de leerlingen nationale sporttrofeeën in competities waarin alle scholen in India betrokken waren. Dat was een beteke-nisvolle verwezenlijking om het zelfbeeld van hun volksgenoten op te krikken. Het was lang niet de enige. Zo heeft hij ook een prestigieus museum opgericht over de lokale volkscultuur.In 1978 strekte hij zijn vleugels nog verder uit. Toen stichtte hij AROUSE (Animation Rural Outreach Service), een ngo (niet gouvernementele organisatie) die zich zou wijden aan de ontvoogding van de tri-bale bevolking. De strategie van AROUSE werd stilaan verruimd en verdiept. Eerst ging het om de basisbehoeften: de hon-gerigen rijst geven, de zieken verzorgen enzovoort, daarna om meer preventief werk: het leveren van zaden en meststof-

fen aan de arme boeren en het onderricht inzake gezondheid en voeding. En uitein-delijk om het scheppen van een besef van eigenwaarde en van “constructieve onvre-de” met een ellendig en mensonwaardig bestaan. AROUSE trekt nu vele vrijwilli-gers en ook vele bezoekers aan. In 2006 werd Pater Van Nuffel verheven tot Ridder in de Kroonorde. Zijn verdiensten werden niet enkel in India maar ook in ons land erkend. Maar dat mag niet betekenen dat hij enkel een man van de daad was. Ooit heeft hij gezegd dat de twee belangrijk-ste ruimten in een huis van de jezuïeten de bibliotheek en de kapel waren. De laatste jaren werd Pieter-Paul geplaagd door ziekte. Sinds 14 augustus was hij opgenomen in het ziekenhuis van Ran-chi. Daar is hij overleden op 3 september 2013 en ‘s anderendaags begraven in zijn Gumla. In het Aalst van zijn jeugd werd een indringende herdenking gevierd op 12 oktober.

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

6

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

7

doen. Bezoekers van het huis vragen zich af wie die stille, minzame, glimlachende man kan zijn die zij niet kenden van vroe-ger. Ben was een onthecht man, thuis in de vriendschap van zijn Heer Jezus. Hij was tevens een wijs man: velen hebben langs hem de weg gevonden naar een dieper gebed en een intenser leven ‘in de Heer’. Dat heeft hij aan anderen kunnen meedelen tot op het laatste, ook toen hij dat niet meer in woorden kon uitdrukken maar nog enkel in zijn levenswijze.En dan scheen er plots een veer gebro-ken in zijn leven. Was het omdat hij zich op de ziekenboeg diende te vestigen en voelde dat zijn krachten verminderden? Op enkele dagen tijd is Ben verslechterd om op woensdag, 23 oktober 2013, rustig heen te gegaan.

Pater CHRISTIAN DE BROUWER (1924-2013)

Christian De Brouwer werd geboren in Amblainville (Seine et Oise) op 21 januari 1924, en trad in de Sociëteit in Drongen op 7 september 1942. Hij vertrok naar Indië in juli 1946, werd priester gewijd op 24 maart 1955 in Poona en legde zijn laat-ste geloften af op 2 februari 1960.Van 1958 tot 1985 werkte hij in twee aparte velden van apostolaat, vanuit St. Xavier’s College. Hij was professor fysica

Pater BERNARD VAN DORPE (1936 - 2014)

Bernard Van Dorpe werd geboren op 11 februari 1936 in Kortrijk. Zijn vader was textielhandelaar, zijn moeder huisvrouw. Hij groeide op samen met twee zussen en een broer. Met hen en met de ruime-re familie heeft hij altijd nauwe banden bewaard. Het gezin verhuisde niet lang daarna naar Londen en zo ontving hij in 1945 het vormsel in St-Alban. Daar leerde hij ook het keurige Engels spreken dat later een van zijn bekende kwaliteiten is geworden. Terug in Vlaanderen volgde hij van 1948 tot 1954 de Latijns-Griekse humaniora in het college van Oostende om daarna de priesteropleiding aan te

gemakkelijk te volgen. In het college van Yogyakarta kreeg hij tussen 1959 en 1963 opnieuw erg diverse opdrachten te ver-vullen: minister, prefect, leraar, predikant, biechtvader… In 1963 werd hij naar het Groot Seminarie van die stad geroepen en toen begon zijn leven een meer defini-tieve plooi aan te nemen. Hij was er gees-telijke leider en docent theologie, met een bijzondere aandacht voor liturgie, ascese en spiritualiteit. Ook buiten het seminarie was hij gewaardeerd als geestelijk leider en werd hij gevraagd als retraiteleider op vele plaatsen. Tijdens een sabbatperiode (mei 76 - janu-ari 77) komt hij zich in de Vlaamse pro-vincie vervolmaken in de begeleiding van de Geestelijke Oefeningen. Daarna keert hij terug naar Indonesië, echter niet voor lang. 1981 is de grote ommekeer in zijn leven. Hij wordt gevraagd om mede de verantwoordelijkheid op te nemen voor de vorming van de jonge jezuïeten in Brussel. Hij verlaat Indonesië en wordt lid van de Vlaamse provincie in 1985. Hij doet 6 jaar retraitewerk in Godsheide en komt in 1990 naar Heverlee. Ook in dat grote huis laat hij zich kennen als een betrouwbare geestelijke begeleider en als een belezen man. Zijn toenemende doof-heid en de reumapijnen maken hem ech-ter het leven steeds lastiger en het sociale contact moeilijker. Toch hoort men Ben nooit klagen, hoewel hij in een groeiend isolement geraakte. Hij blijft er prijs op stellen alles met de gemeenschap mee te

en moraal en hij was gevangenisaalmoe-zenier. Vanaf 1985 was hij directeur van een computer-centrum en hij bleef nog jaren de gevangenen bezoeken. Duizen-den oud-leerlingen en anderen wisten hem te vinden. Hij was twee dagen in het ziekenhuis en zijn gezondheid ging snel achteruit.Op donderdag 28 november 2013 is hij overleden in Ranchi.De afscheidseucharistie werd in de kathe-draal van Ranchi gevierd op 29 november. Hij werd begraven op de begraafplaats van Ta-Tam in Ranchi. Moge hij nu rusten in de vrede van zijn Heer.

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

8

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

9

vatten in het Groot Seminarie van Brug-ge. In 1958 stapte hij echter over naar het noviciaat van de Sociëteit van Jezus in Drongen. Na de gebruikelijke studies van filosofie en theologie in het nieuwe, gro-te studiehuis van Heverlee, onderbroken door een tweejarige stage als surveillant en als leraar in het Sint-Jan Berchmanscol-lege van Brussel, werd hij priester gewijd op 29 juli 1967. Heverlee en Brussel: het leek al vroeg in de sterren geschreven waar hij de meeste van zijn actieve jaren zou doorbrengen.Twintig jaren lang, van 1968 tot 1988, is hij in Heverlee gebleven, eerst als minis-ter, daarna als overste en dan opnieuw als minister. Maar die opsomming van titels zegt te weinig over de activiteiten die hij daar ontplooide en over de diensten die hij daar bewees. Met spijt heeft hij mee-gemaakt hoe de jonge jezuïeten het grote huis verlieten om in kleine communitei-ten in de stad te gaan wonen. Maar hij is de man geweest die de daardoor vrijko-mende delen van het grote gebouw heeft opengesteld voor de studenten van de KULeuven en die van dit studentenhome, Lerkeveld, als eerste directeur, een model heeft gemaakt van ernstige studiesfeer én van gemeenschapszin. Een tijd lang was hij bovendien kerkprefect en lesgever in de kerkgeschiedenis voor de toenmalige Gemeenschappelijke Noviciaatwerking. Hij was een belezen man.Maar vooral was hij daar minister, een toegewijde, nauwgezette en warmhar-

tige minister. Een minister die oog had voor wat anderen verwaarloosden, die diensten bewees waarvoor anderen soms te weinig oog hadden en te weinig erken-telijk waren. Hij was ook de minister die zo nu en dan feestelijke dagen kon orga-niseren waarvoor anderen hem wel zeer erkentelijk waren. Velen herinneren zich nog hoe hij met zijn camionette naar de wijngebieden van Frankrijk trok en daarvan terugkeerde met een aantal ton-netjes wijn die dan in Heverlee werden gebotteld. Dat het goeie was, daar kon men van op aan.In 1988 begon zijn Brusselse periode. Eerst in de grote residentie van de Gesu (1988-1991), dan op het college van Brus-sel (1991-1993), dan opnieuw in de Gesu (1993-2002), vervolgens in het nieuwe Arrupe Huis waar het provincialaat geves-tigd werd, ten slotte in het internationale huis, Saint Benedict, in de Trevierenstraat. Telkens als overste of nog vaker, hoe kon het anders, als minister. Bernard zou ech-ter zichzelf niet zijn gebleven als hij daar-aan niet nog andere functies had laten toevoegen. Hij is voorzitter geweest van de beheerraad en bouwheer van het Sint-Jan Berchmanscollege. Hij is ook gedu-rende vele jaren adjunct hoofdinspecteur geweest van de Vlaamse jezuïetencolle-ges en voorzitter van CEBECO, de koepel van die colleges.Hoe kon hij dat alles voor elkaar krijgen? De vraag dringt zich op en het antwoord eveneens. Na verloop van tijd bleek dat hij

te veel hooi op zijn vork had genomen. De werklast, samen met zijn perfectionisme, zorgden voor spanningen die op zijn gestel begonnen te wegen. De periode als minis-ter in de Trevierenstraat, in een huis voor nestvliedende confraters, viel hem zwaar. In 2008 verhuisde hij naar Mechelen, in 2010 naar Brugge, in de verwachting daar een rustiger leven te kunnen leiden, met nog altijd reële maar toch minder zware apostolische verantwoordelijkheden. Veel mocht dit niet baten. De uitputting nabij, ging hij in 2013 op rust in het Berchma-nianum te Nijmegen, het rusthuis van de Nederlandse jezuïeten. Hij werd er met toewijding verzorgd. Juist toen hij aan de beterhand leek, is hij plots overleden, op de avond van 6 januari 2014. De uitvaart vond plaats in “zijn huis van Heverlee”. Nee, in Vlaanderen was hij niet vergeten: voor zijn uitvaart was de jezuïetenkerk te klein.

Pater JEF BOEL (1927- 2014)

Jef Boel werd geboren in Schelle op 8 augustus 1927 als jongste in een gezin met zes kinderen. Hij liep college in Waregem waar deze ‘speelvogel’ onder het waakzaam oog stond van zijn oudere broer. Hij trad in het noviciaat van Dron-gen in 1946. Waarom ging hij niet veel-eer naar een bisschoppelijk seminarie? Hij had nog nooit een jezuïet ontmoet, enkel van hen gehoord. Bij zijn intrede speelde bij hem eerst de gedachte leraar te worden op één van hun befaamde col-leges. Maar al vroeg voelde hij de roeping opkomen om zich in te zetten voor de mis-sie in India. Niet zonder enige tegenzin

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

10

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

11

weliswaar, want naar India gaan bete-kende toen nooit meer terugkomen en de dierbaren thuis nooit meer terugzien. Na enkele jaren studie in Wépion en Leu-ven (geschiedkunde) en na de gebruike-lijke filosofiestudies in Leuven waagde hij niettemin de grote sprong. Tegen alle ver-wachtingen in, kreeg hij een visum voor India. Hij was 28 toen hij in augustus 1955 aankwam in Ranchi.Na zijn theologiestudie in Poona (1956-1960) vatte hij de studie van de sociologie aan met de bedoeling zich te voegen bij de staf van het Indian Social Institute in Delhi, een onderzoeksinstelling die door de jezuïeten van India gesticht was om de sociale leer van de kerk toe te passen in een land dat onderhevig was aan sterke sociaaleconomische en culturele verande-ringen. Waarnemers meenden toen dat India op het punt stond om het pad naar het communisme in te slaan. Die katho-lieke instelling moest bijdragen tot het kiezen van een andere weg, naar de ont-wikkeling van een nieuwe democratische samenleving. Om zich daar terdege te kunnen inzetten wilde hij een doctoraat behalen. Dat diploma moest hij normaal kunnen verwerven in een universiteit in India. In feite belandde hij in plaatsen zoals de Delhi School of Economics, de University of Chicago en ten slotte aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Hij was de tweede katholieke priester die er ooit een doctoraat behaalde. Don Helder Camara was hem één week voor, maar

bij hem ging het om een eredoctoraat. Terugkeren naar India bleek echter moei-lijk. Ook in Pakistan was hij, na vier jaren, niet meer welkom. Hem werd een visum geweigerd als “persona non grata”, naar verluidt omdat hij voor zijn veldonderzoek mensen van de laagste klassen interview-de en omdat die interviews een opruiend effect zouden hebben gehad. Dat moet voor hem een zware tegenslag betekend hebben: een diploma waarmee hij niets kon aanvangen in een land dat hem erg dierbaar was. Daarover heeft hij later niet veel willen zeggen. Maar Jef was iemand die afscheid kon nemen en opnieuw beginnen. Dat heeft hij her-haaldelijk bewezen, in die mate dat het moeilijk is zijn verdere omzwervingen op het spoor te blijven. Hij pakte zijn koffers, werkte één jaar als minister in Heverlee, wat niet echt iets voor hem was, en ver-trok daarna naar de VS, richting Chicago. Het was toen augustus 1977. Een jaar later werd hij lid van de pastorale staf van de Loyola University of Chicago en in 1989 pastor in de Medical School van die uni-versiteit, een hoog gediplomeerd pastor zonder, naar eigen zeggen, enige kennis van zaken op het gebied van medische aangelegenheden. Het voorgaande geeft slechts een zeer onvolledig overzicht van zijn komen en gaan in de Amerikaanse jezuïetenpro-vincies van Chicago en Detroit. Hij is pastoraal werkzaam geweest in Berkley (Michigan), Cincinnati (Ohio), Lexington

(Kentucky) en natuurlijk ook in diverse plaatsen in en rond Chicago. Op de leeftijd van 66 jaar aanvaardde hij bovendien een zending naar Afrika waar hij van 1993 tot 2001werkte in het retraitehuis Mwangaza in Nairobi en zich ontpopte tot een veel-gevraagd biechtvader en retraitebegelei-der. Hij was werkelijk een veelzijdige en beweeglijke man. En bovendien open van geest en erg belezen. Zichzelf noemde hij een vagebond die altijd over de grenzen heen keek. Zijn confraters waardeerden hem daartegen als zachtaardig en rustig, meer geneigd om te luisteren dan om te praten. In 2008 verhuisde hij naar het verzorgingstehuis Colombière Center in Clarkston, Michigan, waar hij voor zijn medebroeders zorgzaam aanwezig was totdat hij zelf zorg nodig had. Hij overleed er op 5 april 2014. Zijn lichaam schonk hij aan de wetenschap, beschikbaar tot op het einde.

Pater KAREL VERBIEST (1922 - 2014)

Karel Verbiest werd geboren in Herselt op 28 juli 1922. Hij was het eerste kind van een degelijk christelijk gezin. Zijn twee jongere broers zouden zoals hij, school lopen op het Sint-Jozefcollege van Turn-hout, als intern. Dat internaat had toen de reputatie erg streng te zijn, maar bij hem heeft het geen trauma’s achtergela-ten. Hij ontpopte er zich als een goede leerling, maar ook als een goede pianist en bovendien, erg belangrijk in dat col-lege, als een volleerde voetballer. Piano speelde hij voor zichzelf, maar zijn voet-balkunde zou hij nog benutten toen hij later naar dat college terugkeerde.

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

12

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

13

De kennismaking met de paters van het college hadden Karel op de gedachte gebracht zich bij hen te voegen. Het waren echter moeilijke jaren toen hij in 1941 intrad in het noviciaat van Drongen. De twee jaren noviciaat en de twee jaren juvenaat werden gekenmerkt door hon-ger en kou, iets waaraan hij geen pret-tige herinneringen bewaarde. Het was een verademing in 1945 naar Godinne en in 1946 naar Nijmegen te mogen om daar filosofie te studeren. In 1948 keerde hij voor een eerste maal terug naar Turnhout om daar stage te lopen als surveillant en als leraar. Van 1951 tot 1955 studeerde hij theologie te Leuven, waar hij op 22 augustus 1954 tot priester werd gewijd. Zijn derde proefjaar deed hij in Sankt Andrä, Oostenrijk. Allicht heeft hij daar zijn liefde voor de bergen opgedaan.Het grote werk begon daarna, op het Xaveriuscollege van Borgerhout. Hij begon er als leraar maar werd er al gauw tuchtprefect en dit tien jaar lang. De titel tuchtprefect kan haast niet anders dan bij leerlingen een zekere huivering opwek-ken. Maar in het geval van Karel geheel onterecht. Hij slaagde erin een vanzelf-sprekend gezag te vestigen zonder zich boos te maken. Men leerde hem kennen als een bijzonder attente en wijze begelei-der, vooral van leerlingen die verzorging nodig hadden en ook van de vele ouders en leraars die bij hem om advies kwamen. Een wijze en zorgzame maar ook zeer aan-wezige tuchtprefect.

In zijn Borgerhoutse tijd begon hij ieder jaar mee op te trekken met P. Dumon, zijn collega in Turnhout, die in het hoog-gebergte van het Zwitserse kanton Valais, zijn befaamde zomerkampen organiseer-de. Vijf en veertig jaren lang heeft hij daar de leerlingen begeleid, niet zozeer op de lange bergtochten, maar meer in het kamp zelf, als aalmoezenier en anima-tor. Ook daar hield hij zich op de achter-grond, maar was hij wel voelbaar aanwe-zig waar nodig. Nochtans was de zin voor avontuur hem niet vreemd: de eerste tien jaren reed hij vanuit Turnhout naar het Zwitserse kamp… met de brommer. Deze bescheiden man was een doorzetter.In 1979 stapte Karel over naar het college van Turnhout, als titularis van het eerste jaar humaniora en als godsdienstleraar in het zesde jaar. Hij was er meer dan een goede leraar. Hij organiseerde voor zijn leerlingen ook voetbalwedstrijden en fietstochten. Kortom, hij had de talenten en de gedrevenheid van een ideale klasti-tularis. Zelf fietste hij ook graag en veel. Daar, in de Kempense bossen en velden, vond hij de stilte waarvan hij hield. In 1982 werd hij geestelijk adviseur van het VKW, het Verbond van Kristelijke Werk-gevers en Kaderleden, afdeling Kempen. Dat was iets heel anders. Op het gesprek met mensen uit economische middens bereidde hij zich voor met grote ernst. Hij las veel om zich hun denkwijze eigen te maken. Hij besefte dat het niet makkelijk was om in dit midden het geloof en de

Kerk diepgaand ter sprake te brengen. Daarom legde hij meer nadruk op de spi-ritualiteit dan op de doctrine die volgens hem al te verhuld was in de traditionele kerktaal. Hoeft het gezegd dat hij zich daar door zijn gewetensvol optreden vele vrienden heeft gemaakt?Na de sluiting, in 2009, van de Turnhoutse communiteit verhuisde Karel naar Hever-lee. Hij was oud geworden en zijn gees-telijke gezondheid liet te wensen over. De laatste twee weken kwamen daarbij nog ernstige lichamelijk klachten. In het Heilig Hart ziekenhuis is hij op 21 april 2014 zachtjes overleden. Op zijn uitvaart konden nog een aantal van zijn vroege-re vrienden aanwezig zijn. Velen had hij overleefd. Die zou hij ontmoeten bij de Heer. Pater PIET RUTTENBERG

(1936 - 2014)

Piet Ruttenberg werd geboren te Rijswijk, bij Den Haag, op 23 juli 1936, als tweede in een diep gelovig gezin met vier kinde-ren. Zijn vader was regent, een ambtenaar bij de overheid. Zijn moeder heeft vader vijftien jaren overleefd. Piet heeft aan haar altijd een bewonderende en dank-bare herinnering bewaard. Hij studeerde op het Sint-Stanislascollege te Delft en trad in de Sociëteit van Jezus in Grave op 7 september 1956. Op het noviciaat had hij het geluk een novicemeester te treffen, Paul Smits van Waesberghe, die tot op het einde, ook tijdens de laatste maanden van zijn ziekte, zijn geestelijke begeleider

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

14

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

15

is gebleven. Na zijn eerste geloften op 8 januari 1958, ging Piet drie jaar filosofie studeren in Nijmegen om daarna, in 1961, gedurende drie jaar op stage te gaan in het bisdom Popokabaka als directeur van een lagere school. Hoe kwam een Hagenaar terecht in die afgelegen streek van het toenmalige Congo? Hij had zich geroepen gevoeld om missionaris te wor-den maar werd ten gevolge van politieke spanningen tussen Nederland en Indo-nesië niet toegelaten in dit missiegebied van de Nederlandse provincie. Hij studeerde theologie in Heverlee vanaf 1964 en werd er priester gewijd op 27 juli 1967. Na zijn theologie wijdde hij nog een jaartje studie aan Afrikaanse talen en cul-tuur en vertrok dan in september 1969 als rondreizend missionaris, naar Mawanga waar hij zou blijven tot 1981. Piet heeft tijdens zijn proeftijd van het derde jaar weloverwogen gekozen voor het veldwerk en is daaraan met een bewonderenswaar-dige volharding trouw gebleven totdat hij niet meer kon. Van dorp tot afgelegen dorp, in de parochies van Kitenda, Popo St-Sauveur, Pelende, Kingunda… Met de terreinwagen als het kon, te voet als het moest. Dikwijls te voet want Piet nam de verste dorpen voor zijn rekening. Onder-dak krijgen in een povere hut, de sacra-menten toedienen, onderricht geven, meeleven met het wel en wee van de dorpsgemeenschappen en doen wat hij kon om daar de levenskwaliteit te ver-beteren. Piet heeft ginds nooit een echt

sedentaire functie als overste of minister vervuld, hij is altijd een nomade gebleven. Anderen vreesden dat hij zo zijn lichaam zou uitputten. Maar 'dat was nu eenmaal mijn roeping', antwoordde hij. Piet deed dit soort werk met overgave. Men kent van hem geen hobby’s waaraan hij tijd besteedde. Hij deed dit werk ook met overleg. Gedurende 15 jaar, van 1991 tot 2006, was hij de stichter en de bezie-lende leider van het centrum La Storta in Pelende. In dat centrum werd er een degelijke vorming gegeven aan de verant-woordelijke leken die in de vele missiepos-ten van het bisdom de Kerk bezielen en dragen. Vanuit dat opzet schreef hij ook een catechismus in de inlandse taal. Voor de stichting en de begeleiding van die basisgemeenschappen kon hij rekenen op de samenwerking met de zusters van ‘La Divine Providence’, onder meer met zus-ter Françoise die later naar Zuid-Amerika zou vertrekken maar ook dan voor Piet een trouwe steun zou blijven, ook tijdens zijn laatste maanden. Die jarenlange samenwerking getuigt ervan dat Piet tot vriendschap in staat was, vriendschap die hij beschouwde als een geschenk uit de hemel. Piet was eigenlijk streng, althans voor zichzelf. Maar hij was ook een vrolijk man zoals ook zijn confrater Xavier Pari-cio, met wie hij het zo goed kon vinden, een vrolijk man was. Het charisma van de hartelijke omgang met mensen steunde bij hem op een stevige geestelijke over-tuiging en inzet.

Na deze vruchtbare jaren gaat Piet nog vier jaar naar Kingunda en drie jaar naar Popo Saint Sauveur, steeds weer als rond-trekkende pater. De jaren beginnen te wegen en Piet wordt in februari 2013 ziek overgebracht naar België waar men een zware hersentumor vaststelt. Een heel-kundige ingreep brengt verbetering, maar de ziekte slaat opnieuw toe en Piet moet, met pijn in het hart, Congo definitief vaar-wel zeggen. Hij heeft hier dit laatste jaar doorgebracht, biddend en soms nog, met veel moed, werkend aan een vormselca-techese die hij hoopte uit te geven in het bisdom Popokabaka. Hij is vredig naar zijn Heer vertrokken op vrijdag 30 mei 2014. Een echte veldwerker, een prototy-pische broussard. Een merkwaardig man, een man met een sterk geloof.

Pater MAURITS DE TOLLENAERE (1914 - 2014)

Maurits De Tollenaere werd geboren op 29 november 1914 te Kalken, Oost-Vlaan-deren, als vierde in een landbouwers gezin met zes kinderen. Ondanks finan ciële moeilijkheden mocht hij na de lagere school verder studeren, eerst twee jaar in het Sint-Franciscuscollege van Wette-ren en daarna in het Sint-Lievenscollege van Gent, waar hij in 1933 de humani-ora beëindigt. Zelf overwoog hij al een tijdje om priester te worden, maar tegen ieders verwachting in ging hij niet naar het seminarie, maar trad hij op 23 septem-ber 1933 te Drongen, in het noviciaat van

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

16

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

17

de jezuïeten. “Ik kon geen betere keuze maken”, schreef hij ergens, “en ik heb er nooit spijt van gehad”.

Na het noviciaat begon een tijd van omzwervingen. Hij bleef nog twee jaar in Drongen om de kandidatuur klassieke filologie te behalen. Voor de filosofie ver-huisde hij naar Eegenhoven van 1937 tot 1939. Maar in dat jaar werd hij gemobi-liseerd en vanaf 10 mei 1940 maakte hij de veldtocht mee, van de Kempen tot in West-Vlaanderen. Na enkele maanden gevangenschap mocht hij dienst doen als brancardier, om na zijn ontslag uit het leger, aan zijn derde jaar filosofie te beginnen. De daarop volgende stage bleef voor hem beperkt tot één jaar als leraar van het vierde jaar Latijnse in het college van Turnhout (1941-1942). Volgde dan de theologie in Leuven waar hij op 24 augustus 1945 priester werd gewijd. Na de theologie deed hij dadelijk zijn der-de proefjaar in Nijmegen. Dat jaar werd voor hem wat ingekort, want op 22 april 1947 werd hij naar het college van Aalst geroepen om daar een leraar te vervangen. Ook dit was van korte duur: in september wordt hij naar Mayidi, Congo, gestuurd om er filosofie te doceren aan de semi-naristen. Maar zijn gezondheid verdroeg het klimaat niet en hij moest terugkeren naar Leuven, waar hij aan het Hoger Insti-tuut voor Wijsbegeerte in twee jaar het doctoraat in de filosofie behaalde met als proefschrift: “Een Filosofie van de Tijd”.

In 1950 begon dan zijn loopbaan als pro-fessor in de filosofie, eerst 17 jaar aan de eigen faculteit met hoofdzakelijk jonge jezuïeten als student. Tot 1959 was dat nog in Leuven en van dan af in het nagel-nieuwe huis van Heverlee. Hij doceerde er logica, kosmologie en later epistemo-logie. Vele jonge confraters hebben hem het eerst leren kennen als docent van for-mele logica, een erg abstract vak, geen vak voor het grote publiek. Welke jezuïet kon en wilde zich daarin verdiepen? Mau-rits kon dat. En hij kon het ook bevattelijk voorstellen. Daarna kregen zijn studenten van hem ook meer toegankelijke, maar steeds originele inzichten mee in vakken zoals ‘filosofische kosmologie’. Als docent deed hij geen moeite om briljant over te komen: hij dwong respect af louter door zijn heldere degelijkheid. In 1967 werd de autonome faculteit filosofie vervangen door het Centrum voor Kerkelijke Studies waar studenten van verscheidene congre-gaties samen hun filosofische en theolo-gische vorming kregen. Hij doceerde er antropologie en werd er rector in 1977, een functie die hij gedurende acht jaar waarnam.

In het grote huis van Heverlee zou hij altijd blijven. Hij was er een vaste waarde. Achteraf sta je verbaasd dat een man met een eerder zwakke gezondheid (hij leed aan diabetes, maar was tevens een gedis-ciplineerde beoefenaar van yoga) zo lang en zo veelzijdig actief kon zijn en blijven.

Na een eerste rectoraat van 1967 tot 1973 volgde een tweede van 1980 tot 1986. Ook was hij heel actief in de vieringen in de kerk, samen met het koor waarvan hij de bezieler was. Tot op heel hoge leeftijd bleef hij een grote rol spelen in zijn com-muniteit en daarnaast ook in zijn familie waar hij zeer geliefd was. Voor mensen die op zoek waren naar geestelijke diepgang schreef hij een boekje waaruit blijkt hoe hij zich ook op dit gebied had verdiept. De laatste maanden verminderden zijn krachten enigszins, maar bleef hij niette-min aanwezig in de communiteit. Totdat hij in de vroege ochtend van 5 juni 2014 in alle stilte is heengegaan. Zijn confra-ters hadden uitgezien naar zijn honderd-ste verjaardag om deze vrome, beschei-den en dienstvaardige man te mogen vieren. Maar natuurlijk heeft hij dat zelf niet gewild.

Pater ANTOINE DE GEYTER (1918 - 2014)

Antoine De Geyter werd geboren te Ham-me, Oost-Vlaanderen, op 4 april 1918, als oudste in het gezin met zes kinderen van notaris Albert De Geyter. Na zijn humanio-ra in het Sint-Barbaracollege van Gent trad hij op 23 september 1938 in het noviciaat te Drongen. Wat zou men toen anders verwacht hebben van een zo vrome en intelligente jongeman? Na zijn noviciaat bleef hij nog een jaar in Drongen voor de studie van klassieke talen. Om hem tij-dens zijn verdere vormings jaren, oorlogs-jaren, te kunnen volgen is een landkaart nodig. Een vast gegeven is dat hij mocht

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

18

Je

zu

ïe

te

n

In

M

em

or

ia

m

20

14

19

blijven genieten van de begeleiding door P. Geniets, eerst als leraar, dan als novice-meester, dan als overste en nog later als provinciaal.In augustus begon hij zijn legerdienst maar werd al gauw daarvan vrijgesteld om gezondheidsredenen. In 1940 werd hij surveillant en leraar aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege van Antwerpen. Van 1942 tot 1945 studeerde hij filosofie, achtereenvolgens in Turnhout, Leuven, Namen, Maredsous en Godinne. Daarop volgde een jaar stage in het Sint-Jan Ber-chmanscollege van Brussel. Daarna werd hem eindelijk een meer stabiele periode gegund voor de studie van de theologie in Leuven. Op 24 augustus 1949 werd hij er priester gewijd. Zijn vormingsjaren wer-den afgerond met het zogenaamde derde proefjaar dat hij doorbracht in Wales en waarvan hij een grote waardering voor de Angelsaksische cultuur heeft overgehou-den.Hij was een schitterend student die zijn diploma theologie behaalde met de groot-ste onderscheiding. Zoals toen verwacht kon worden werd hem een professoraat filosofie of theologie in het vooruitzicht gesteld. Voor een jezuïet met intellectu-ele talenten (en ambities?) toen zowat het hoogst bereikbare. Dat is er niet van gekomen: zijn zenuwstelsel liet dit soort werk niet toe. Hij werd integendeel minister in Turnhout (1951-1953) waar hij moest zorgen voor het materiële welzijn van confraters en leerlingen. Enkele jaren

heeft hij daarna nog in Brussel besteed aan activiteiten rond de missies. Dat was de grote tijd van de Lievenstombola, van ‘Pro Apostolis’ en dergelijke initiatieven. Daarna is hij opnieuw, en gedurende vele jaren, minister en econoom geworden. Zo hebben velen onder ons hem nog het best gekend: een man ten dienste van zijn communiteit, vooral dan 26 jaar lang in het Lessius Universitair College in Leuven, het huis voor vele jonge confraters die stu-deerden aan de universiteit. En waarvan er toen velen uittraden. Het waren immers roerige tijden na Vaticanum II. Dat moet hem, een zo gevoelige en gedisciplineer-de gentleman met een afkeer voor onbe-heerste woorden en gebaren, soms hard gevallen zijn. Hij poogde dat niet te laten blijken, maar dat lukte hem niet altijd. Men mag niet vergeten dat hij toen ook kerkprefect was, met de beschikking over een gloednieuwe openbare kapel waar hij trouw zijn doorwrochte preken verzorgde.Van de meeste huiselijke taken werd hij in 1978 ontslagen om zich beter te kun-nen inzetten in het vicariaat voor de reli-gieuzen van het aartsbisdom, een functie die hij met de hem kenmerkende nauw-gezetheid gedurende twintig jaren heeft behartigd. Hij heeft vele zustercongrega-ties geholpen bij het herschrijven van hun constituties, vele kapittels bijgewoond, vele individuele religieuzen begeleid. Hij had zich de nodige kerkrechterlijke deskundigheid grondig eigen gemaakt. Dat was een werk dat niet veel gerucht

Een vrije bijdrage vanwege

alle familieleden en kennissen

die deze uitgave ontvangen,

is hartelijk welkom

(richtprijs: 6,00 euro).

Over te schrijven op:

BE75 4352 0592 8151

(KREDBEBB)

van Lessiusvereniging,

Koninginnelaan 141,

B-1030 BRUSSEL

vermelding:

‘In Memoriam SJ 2014

reeds ontvangen’.

Verantwoordelijke uitgever:

Jan STUYT SJ

Koninginnelaan 141

1030 BRUSSEL

[email protected]

Redactie van de bijdragen:

Guido DIERICKX SJ

Prinsstraat 17

2000 ANTWERPEN

Foto IHS - monogram

Rik DE GENDT SJ

Pastorie St Paulus

9300 AALST

Coördinatie

Walter FABRI SJ

Kortewinkel 10

8000 BRUGGE

NOVEMBER 2014

maakte in eigen kring, maar dat het aarts-bisdom met gerust gemoed mocht toever-trouwen aan de dienstbaarheid en toewij-ding van Antoon De Geyter. Een werk dat paste bij iemand die bescheidenheid en nauwgezetheid kon koppelen aan een talent voor bemiddeling en verzoening. Hij stond trouwens bekend als een troos-tende biechtvader en tegelijk als een intellectueel veeleisende predikant.In 1998, toen hij 80 jaar was, begon de vermoeidheid al te zwaar te wegen en bood hij de aartsbisschop zijn ontslag aan. Hij had ondertussen al enkele jaren gewoond in Brussel en in Oostakker, maar in 1999 nam hij zijn intrek in het grote rusthuis van Heverlee. Echte rust was hem niet meteen gegund: hij werd daar niet meteen bevrijd van de spanningen die hij in zich meedroeg. De laatste jaren leidde hij er een eerder rusteloos bestaan, steeds op de uitkijk om nog te doen wat hij niet meer kon. De ware rust heeft hij pas gevonden toen hij er op 6 juni 2014 stilletjes is overleden.