In leefgroep 3 van Freinetschool De Speelplaneet in · PDF fileecht als je al handelend...

23
Klaswerkplan leefgroep 3 1 Welkom In leefgroep 3 van Freinetschool De Speelplaneet in Gijzegem Inhoudstafel 1. Wie was Célestin Freinet? 2. Freinettechnieken 2.1 Praatronde 2.2 Onderzoek/Project 2.3 Klasraad/parlement 2.4 Vrije tekst 2.5 Hoekenwerk en ateliers 2.6 Het idee van de week 3. Reis je wijs 4. Rekenonderwijs 5. Lees- en schrijfonderwijs 6. Afspraken in de klas

Transcript of In leefgroep 3 van Freinetschool De Speelplaneet in · PDF fileecht als je al handelend...

Klaswerkplan leefgroep 3 1

Welkom

In leefgroep 3 van

Freinetschool

De Speelplaneet in Gijzegem

Inhoudstafel

1. Wie was Célestin Freinet?

2. Freinettechnieken

2.1 Praatronde

2.2 Onderzoek/Project

2.3 Klasraad/parlement

2.4 Vrije tekst

2.5 Hoekenwerk en ateliers

2.6 Het idee van de week

3. Reis je wijs

4. Rekenonderwijs

5. Lees- en schrijfonderwijs

6. Afspraken in de klas

Klaswerkplan leefgroep 3 2

1. Wie was Celestin Freinet

Célestin Freinet (1896-1966) is één van de weinige pedagogische vernieuwers die zelf

een onderwijzer was. Vanuit zijn eigen klaspraktijk inspireerde hij tussen de twee

wereldoorlogen een hervormingsbeweging in het Franse onderwijssysteem.

In 1920 begeleidt hij meer dan 40 kinderen in het dorpsschooltje van Bar-sur-Loup dat

bestond uit twee klasjes. De apathie van de kinderen en de wereldvreemdheid van

de gebruikte handboeken brengen hem ertoe de traditionele paden te verlaten.

Hij gaat met de kinderen op zoek naar de

wereld rondom het kind, de wereld van het

dorp. Terug in de klas schrijven de kinderen

hun ervaringen op. Hij gebruikt de drukpers

om teksten te vermenigvuldigen. Hij start

een correspondentie met een Bretoense

collega waardoor een ruimere wereld voor

de kinderen opengaat.

Later komt hij in contact met andere

pedagogische vernieuwers zoals Montessori, Petersen en Ferrière. Hoewel

gefascineerd door de doelstellingen en projecten van hun "'Nieuwe Schoolbeweging'

zet hij zich al vlug af tegen wat hij "laboratoriumvernieuwers" noemt. Als onderwijzer,

dagelijks geconfronteerd met de realiteit van het volksonderwijs, is hij ervan overtuigd

dat onderwijsvernieuwing uit de realiteit moet ontstaan.

Zijn maatschappelijke ideeën evolueren later in de richting van een intensief

samenwerken tussen leerkrachten en het oprichten van coöperatieven.

Tijdens de tweede wereldoorlog is hij actief in het verzet. Na de oorlog moet alles

opnieuw opgebouwd worden. Niets is overgebleven van de onderwijscoöperatieve.

In een mum van tijd sluiten twintigduizend leerkrachten zich aan bij zijn beweging en

is de tijd ook rijp voor een internationale Freinetbeweging.

F. Ory, een andere Franse onderwijzer, verruimde Freinet zijn ideeën. Hij legde nog

meer nadruk op de klasdynamiek en het sociale aspect in de klas. Later zou dit de

naam institutionele pedagogiek krijgen.

Klaswerkplan leefgroep 3 3

2. Freinettechnieken

2.1 Rondes

“Leren is niet opnemen wat anderen bedacht hebben, je leert pas

echt als je al handelend experimenteel kunt zoeken en ontdekken

en daar met anderen over kunt communiceren. De leraar bepaalt

niet eenzijdig wat er gebeurt, maar de groep en de leraar plannen

in democratisch/ coöperatief overleg het werk”

Wat Alle kinderen zitten samen in de kring.

Kan aan bod komen:

Er is mogelijkheid om te vertellen wat hen bezighoudt.

Verschillende soorten boeken: weetboeken, prentenboeken,

leesboeken, sprookjesboeken, pop-upboeken,

gedichtenbundels, atlas, …

De kinderen leren informatie opzoeken, reproduceren,

beoordelen en creatief benaderen.

Natuur: ze mogen informatie of materiaal meebrengen

Nieuws: bespreken van een krantenknipsel, iets wat net thuis of

in de omgeving gebeurd is, een artikel uit een tijdschrift dat met

de actualiteit te maken heeft, …

Muziek: Luisteren naar een stukje muziek, een liedje zingen, een

instrument bespelen, een toneeltje opvoeren, een kunstwerkje

laten zien, …

Iemand feliciteren voor een bepaalde inzet of resultaat

Nieuwe ideeën aanbrengen

Mopje

Waarom Op deze manier heeft de begeleider een idee wat er leeft bij de

kinderen, hoe ze zich voelen, … Onderwerpen uit de praatronde

kunnen een eerste stap zijn naar een onderzoek of naar een

activiteit in het hoekenwerk.

We leren verschillende soorten boeken kennen en we proberen

zoveel mogelijk de kinderen de zin en het plezier van het lezen

bij te brengen.

De kinderen leren hun gevoelens verwoorden in termen van

interesse, opwinding, verveling, vrees of amusement, geven een

oordeel over de realiteit of fantasie van een tekst, geven uiting

aan sympathie of antipathie tegenover personages en situaties

in de tekst en leren creatief reageren n.a.v. de tekst: verbaal,

beeldend, muzikaal en/of dramatisch.

Bewust worden van de aanwezigheid of de eigenschappen van

de ons omringende dingen, natuurverschijnselen, …

Klaswerkplan leefgroep 3 4

De actualiteitswereld is ook onze wereld. We willen dat

begrijpen en er een mening over formuleren.

Over een bepaald onderwerp kunnen verschillende meningen

zijn en het kan best interessant zijn om deze eens naast elkaar te

plaatsen.

Het is belangrijk dat elk kind voor zijn mening durft opkomen en

die ook a.h.v. enkele voorbeelden kan staven.

De kinderen vinden het heel leuk om muzisch bezig te zijn. Het is

heel belangrijk dat ze op een creatieve manier leren om

bepaalde zaken te verwerken. Wanneer de lopende

onderzoekjes daar niet altijd onmiddellijk aanleiding toe geven,

hebben de kinderen hier voldoende ruimte voor.

Wie Alle kinderen van de klas, samen met de begeleider

Wanneer Alle dagen van de week

Waar In de kring

Hoe 1. De ronde verloopt steeds volgens hetzelfde stramien:

- wie heeft het rondeboek geschreven?

- wie wil er een tekst voorlezen?

- wie heeft er iets te laten zien?

- wie heeft er (nog) iets te regelen?

2. Er dienen een aantal gespreksregels gerespecteerd te worden, nl:

- je kan het woord vragen door je hand op te steken. Soms moet je

wel even kunnen wachten tot je aan de beurt bent

- je krijgt het woord

- je luistert aandachtig naar wat er gezegd wordt

- je kan vragen stellen

- je lacht nooit met uitspraken van iemand

3. Alles wat gezegd wordt, wordt genoteerd in ons boek, want alles

wat gezegd wordt, is belangrijk.

4. Aan het einde wordt er een synthese van de onderwerpen

gemaakt: wat was belangrijk, wat moeten we onthouden?

Dit alles wordt bijgehouden in het dagboek door de secretaris.

Sommige kinderen kunnen ook aan mindmapping doen (ze maken

een grafische en/of schriftelijke weergave van wat een kind te

vertellen heeft en zorgen ervoor dat ze structuur brengen in de

weergave).

5. Omdat de tijd beperkt is, wordt ook strikt bijgehouden wie het

woord al gehad heeft.

6. Afsluiten: er wordt overlopen of we iets geleerd hebben, wat

we kunnen/moeten onthouden, wat we goed/niet goed

vonden, …

Klaswerkplan leefgroep 3 5

2.2 Onderzoek en project

“De klas is in vol bedrijf: ordelijk, grondig, met een

vanzelfsprekende toewijding, concentratie, en, ondanks dit

complexe geheel, discipline op basis van belangstelling en zinvol

werk.”

Wat Een onderwerp:

- dat vanuit de belangstelling van een kind of een groepje kinderen

start (interesses, fantasieën, probleemstellingen), zodat ze geboeid zijn

om meer te weten

- waarbinnen verschillende leerdoelen kunnen geoefend/bereikt

worden

- komt aan bod tijdens de praatronde bij het vertellen van een

gebeurtenis, het lezen van een nieuwsje, het voorstellen van iets, het

zingen van een lied, het voordragen van een gedicht, …

- deze vraag wordt door de geïnteresseerde kinderen onderzocht en

neergetekend in een verslag

Waarom Door de aanpak van onderzoekjes krijgen kinderen de kans zich op

verschillende terreinen te ontplooien, onderwijs is immers meer dan

enkel cognitief leren.

Leren over dingen waarin je spontaan in geïnteresseerd bent, is heel

boeiend en wat je dan leert, is en blijft ook meer verworven.

Bovendien is het natuurlijk en functioneel leren over datgene wat je

boeit, één van de invarianten van Freinet. Er is een motivatie van

binnenuit waardoor de kinderen er echt zin in hebben.

Wie - één of meerderen kinderen, afhankelijk van de interesse en het

aanbod

- soms kan het zijn dat de kinderen allemaal geïnteresseerd zijn of dat

het bespreken van een onderzoek aanleiding geeft tot het stellen van

meerdere vragen waardoor de hele klas geboeid is, op dat moment

ontstaat er een project waar we allen samen aan de slag gaan. We

werken dan aan hetzelfde item maar binnen dit project kunnen

kinderen verschillende activiteiten doen.

- de leerkracht is begeleider. Ze reikt materialen aan, zorgt voor de

ordening en de samenhang zodat de kinderen het noorden niet

verliezen. Door het stellen van gerichte vragen of het aanreiken van

bepaalde materialen, kan de leerkracht de kinderen stimuleren

inhoudelijk steeds dieper te gaan en hun grenzen te verleggen.

Wanneer In het weekschema worden momenten voorzien wanneer kinderen

tijd hebben voor onderzoek. Dat is meestal in de namiddag of tijdens

werktijdmomenten. De resultaten worden in leerkringen of

afsluitrondes besproken.

Klaswerkplan leefgroep 3 6

De duur van het onderzoek is afhankelijk van de vraag, de inhoud, de

mogelijke uitstappen die eraan gekoppeld worden, de keuze van

verwerking/voorstelling, …

Resultaten van onderzoekjes vinden jullie meestal terug in de

klaskrant.

Wanneer er een project ontstaat, werken we tijdens de eerder

genoemde momenten daarrond. Meestal wordt er dan in groepjes

gewerkt en houdt elk groepje zich met iets anders bezig.

De duur van het project is, net zoals bij het onderzoek, afhankelijk van

het aantal vragen, de inhoud, activiteiten die we allemaal plannen,

de keuze van verwerking, …

Waar Dit is sterk afhankelijk van de inhoud van het onderzoek of het

lopende project. Een onderzoek/project kan zijn oorsprong vinden in

de klas tijdens een ronde maar ook bij een uitstap, een wandeling in

de schoolomgeving, op het terrein van de school zelf, …

Er kan een deskundige uitleg komen geven in de klas maar wij kunnen

ook ter plekke gaan.

Tijdens het project kunnen verschillende uitstappen gedaan worden.

Om informatie te verzamelen kunnen we naar de bib gaan en

kunnen kinderen materiaal van thuis meebrengen.

Alle verzamelde info wordt voorgesteld in de kring. Daar worden ook

verdere afspraken gemaakt m.b.t. de verwerking.

Hoe 1. In de ronde wordt iets voorgesteld, verteld, een vrije tekst

voorgelezen, gezongen, gedanst, … Kinderen zijn geboeid en

stellen vragen of er wordt iets gezegd waar niet iedereen

akkoord mee is. Enkele kinderen willen daar wat meer over

weten. De vraag wordt opnieuw geformuleerd, opgeschreven

op het onderzoeksblad en enkele vrijwilligers stellen zich

kandidaat om aan dit onderzoek te werken.

2. Op weg naar de oplossing = op weg naar leren. De kinderen

denken na hoe ze een oplossing op hun vraag kunnen vinden. Als

eerste oplossing wordt vaak meteen aan ‘het opzoeken op de

computer’ gedacht maar door met hen de vraag verder uit te

pluizen, komen ze vaak snel tot de conclusie dat er zeker ook

andere mogelijkheden zijn, vb. we gaan naar het boekenbeest,

we vragen het in een andere leefgroep, we gaan op onderzoek in

de buurt, we nemen de opdracht mee naar huis, …

3. De kinderen plannen wanneer ze gaan proberen om de vraag

op te lossen. Dat kan tijdens de werktijd maar wanneer het

groepje uit jongsten en oudsten bestaat, gebeurt dit tijdens

coaching- of ateliermomenten. De bedoeling is om steeds zo

snel mogelijk na het stellen van de vraag aan de slag te

kunnen gaan.

4. Tussentijdse evaluaties houden we tijdens de

de rondes. Kinderen vertellen hoe ver ze met hun opzoekwerk

staan. Is het antwoord gekend, dan wordt het onderzoek

Klaswerkplan leefgroep 3 7

afgesloten en wordt er besproken op welke manier we dat

verwerken. Zijn er problemen, zitten de kinderen vast, weten ze

al iets maar nog niet alles, denken ze dat het onderzoek over

een andere boeg moet gegooid worden, willen ze een uitstap

doen om meer te weten te komen, dan is de ronde de ideale

plek om hun ervaringen te delen met de klasgenootjes.

Andere kinderen geven dan tips of vullen aan wat ze al

weten, zodanig dat het groepje weer aan de slag kan.

5. In de loop van de zoektocht, worden zoveel mogelijk

ervaringen vastgelegd. De antwoorden worden genoteerd

en, indien mogelijk, geïllustreerd.

Het resultaat van onze onderzoeken wordt uitvoerig besproken

in de kring en zal steeds in de klaskrant staan. Regelmatig

houden we een quiz om te kijken of iedereen op de hoogte is

van de antwoorden op de vragen.

Tijdens verschillende onderzoeken komen meerdere

leerinhouden uit verschillende domeinen aan bod, vb. uit het

domein wereldoriëntatie maar ook uit muzische vorming, taal,

rekenen, sociale vaardigheden, ...

Wanneer er rond een bepaald item heel veel interessante vragen

ontstaan, kan er beslist worden om over te gaan tot een project. De

hele klas zal dan gedurende een bepaalde periode werken aan

éénzelfde onderwerp.

De eerste week is een sprokkelweek waarbij we zoveel mogelijk

info gaan verzamelen. Deze ideetjes, informatie, activiteiten

kunnen zowel van boeken, de computer, info van buren,

grootouders, … komen.

Omdat kinderen in hun leerproces hulp nodig hebben van anderen

vb: ouders, grootouders, familie, … is het nodig om de kinderen hierbij

te helpen.

Alle boeken en documentatie i.v.m. het project krijgen een

voorkeursbehandeling.

Om onze zoektocht boeiend te houden en de betrokkenheid groot,

moeten we concrete, realistische dingen hebben om te bekijken,

beleven, doen, organiseren we uitstappen, …

Dit alles plaatsen we op het planningsbord. Op het einde van de

week worden dan de projectvragen opgesteld en evt. activiteiten

gepland.

Moeten er observaties en opvolgingen gedaan worden, dan worden

de afspraken hier en nu vastgelegd. Vb: wie werkt er met wie samen,

hoe zullen we noteren, hoe bevragen, wie begeleidt een eenvoudige

knutselactiviteit, welk spel wordt door wie gespeeld, wie zoekt wat

waar op, ...

De intensiteit, planning en de betrokkenheid bepalen de duur van het

project.

Bij aanvang of gedurende het werk, wordt bepaald onder welke

vorm we de gevonden informatie gaan doorgeven. Dat kan een

krant zijn, maar ook een projectvoorstelling, een stukje op het forum,

een boek, een stripverhaal, een lied, een gedicht, een toneelstuk, …

Klaswerkplan leefgroep 3 8

2.3 Klasraad / Parlement Wat Een groepsgeprek waarin volgens een vaste structuur de klaswerking

geëvalueerd wordt.

Waarom Dit organiseren we om de klasorganisatie en de relaties onderling

tussen de kinderen, tussen de kinderen en de begeleider of tussen de

kinderen en kinderen van een andere leefgroep te bespreken.

Belangrijke punten hierbij zijn:

1. je eigen werk en inzet kritisch bekijken

2. je eigen mening over situaties formuleren

3. de goede en minder goede ervaringen verwoorden

4. het waarom van negatieve ervaringen onder ogen kunnen

zien zodat we samen een oplossing kunnen zoeken

5. iemand feliciteren voor een bepaalde inzet of resultaat

6. nieuwe ideeën aanbrengen

7. evalueren en bijsturen van de klaswerking

8. knelpunten bespreken die de hele klas aangaan

9. afspraken opvolgen

10. punten bepalen voor het parlement

Wie Alle kinderen en de begeleider

Wanneer Elke vrijdag om 11.35u. tot de middag.

Dit gebeurt gelijktijdig in alle leefgroepen om eventuele

klasoverschrijdende problemen te kunnen bespreken met de

betrokkenen.

Waar In de kring

Hoe De klasraad verloopt steeds in een vast stramien:

1. De kinderen kunnen pluimen geven aan elkaar voor wat de

afgelopen week goed was. Pluimen kunnen om allerlei

redenen gegeven worden, vb. iemand heeft zijn klastaak goed

gedaan, iemand heeft zich voor iets enorm ingezet, iemand

bracht veel materiaal mee, iemand heeft een ander kind

geholpen, …

Per punt wordt de mening van de kinderen gevraagd. Er wordt

overlegd en het besluit wordt duidelijk geformuleerd.

2. Nadat de pluimen uitgedeeld zijn, bespreken we zaken die

voor verbetering vatbaar zijn. Bij persoonlijke problemen wordt

eerst uitleg aan de betrokkenen gevraagd, nadien kan de

groep zijn mening, voorstel of raad formuleren. Indien er

iemand uit een andere leefgroep bij betrokken is, wordt deze

erbij gehaald om tot een verantwoorde oplossing te komen.

Alle afspraken worden genoteerd in het dagboek en

opgevolgd bij een volgende klasraad.

Klaswerkplan leefgroep 3 9

3. De klastaken worden geëvalueerd en indien er nog voldoende

tijd is, krijgen de kinderen hun nieuwe klastaak voor de

volgende week.

Indien een klastaak niet goed uitgevoerd werd, zal dat kind de

week nadien zijn taak nog eens opnieuw moeten doen (dit

geldt echter niet onmiddellijk – de kinderen moeten eerst goed

leren wat hun taak exact inhoudt en wat er van hen verwacht

wordt)

4. De gespreksregels moeten gerespecteerd worden.

5. In het begin van het schooljaar is de leerkracht de voorzitter,

geleidelijk aan mag een kind van de klas deze taak

overnemen.

6. Indien er zaken aan bod komen die de hele school

aanbelangen, worden deze naar het parlement gebracht.

Twee kinderen (een oudste en een jongste)

vertegenwoordigen de klas. In leefgroep 3 kiezen we elke

maand twee nieuwe vertegenwoordigers voor het parlement.

Punten die op het parlement aan bod komen, worden op de

klasraad besproken. Er wordt gestemd en het resultaat van de

stemming komt terug op het parlement. Dan wordt daar een

besluit genomen.

Het parlement gaat telkens door op woensdag, het laatste

halfuurtje voor de middag. Trui zal dit jaar de begeleiding op

zich nemen.

Klaswerkplan leefgroep 3 10

2.4 Vrije tekst Wat Onder vrije tekst verstaan we alle schrijfsels die een kind maakt. Vanaf

het moment dat het kind iets op papier zet, wil het zich schriftelijk

uiten. Via het maken van vrije teksten stimuleren we kinderen om dat

te doen.

De vrije teksten vormen vaak het verdere verloop van de klaswerking,

vb. het starten van een onderzoek, het maken van een toneelstuk,

het zingen van een lied, de start van het leesonderwijs bij de jongsten

en het spellingsonderwijs bij de oudsten.

Waarom Onderkennen van het belang van schrijven: je kan je tot een bepaald

publiek richten of met een bepaalde bedoeling schrijven.

Ervaren dat geschreven boodschappen expressiemiddelen zijn die

niet tijd- of plaatsgebonden is.

Bereid zijn om te reflecteren op het eigen schrijven en tot het

verzorgen van het handschrift, de lay-out en de spelling.

Wanneer Kinderen werken aan hun vrije teksten tijdens IZW, hoekenwerk of

atelier. Ze kiezen vrij hun momenten. Af en toe worden er momenten

tijdens het Individueel Zelfstandig Werk voorzien.

Meer schrijven = meer variatie (J. Tans), dus hoe meer ze het doen,

hoe vaardiger ze er gaan in worden.

Wie Alle kinderen van de klas.

Elk kind bepaalt wel wanneer hij/zij aan zijn tekst werkt.

Waar In de vrije tekstenschrift in de schrijfhoek of drukhoek voor het schrijven

of drukken van een tekst.

In de creahoek voor de illustratie.

Hoe Volgende stappen:

a) schrijven van teksten uit hun leefwereld

b) voorlezen en kiezen: teksten laten lezen in praatronde. Op die

manier kan je er de nodige tijd aan besteden en verder werk

errond organiseren. Teksten krijgen dan een rijke plek in je

onderwijs. Dat verhoogt het plezier om nog meer te schrijven.

Één van de teksten wordt gekozen om uitgebreid met elkaar te

bekijken en te bespreken op inhoud en vorm. De begeleider of

de groep kiest. Daarvoor zijn er verschillende motieven:

tekstopbouw, grammatica of spelling; een onderwerp is mooi

beschreven of je wil een bepaalde leerling aan bod laten

komen. Een tekst wordt enkel besproken als de schrijver het

goed vindt.

c) bespreken van een tekst: iedereen mag vragen stellen over de

tekst. Bij de jongsten begint de begeleider meestal. Ze leren

elkaar systematisch vragen te stellen, rekening houdend met

de schrijver. Hij wordt geholpen zijn ervaringen nog beter te

formuleren, nog beter op te schrijven. Zo kunnen vaste

schrijfpatronen doorbroken worden. Soms is er bij de

bespreking van een tekst een bep. structuur, soms niet:

Klaswerkplan leefgroep 3 11

- inhoudelijke vragen – wie snapt er iets niet

- klopt de tekst met wat je wilde vertellen

- zin voor zin doornemen (zinsbouw, woordkeuze, spelling,

interpunctie) tot slot hele resultaat nog eens lezen en bekijken

Bij de bespreking en (evt) veranderingen in de tekst is het wel

de bedoeling dat de oorspronkelijkheid bewaard blijft. De

schrijver heeft bij het maken van keuzes altijd het laatste

woord.

Bij deze vorm van tekstbespreking ontwikkelen de kdn een

houding van (zelf)respect en (zelf)kritiek.

d) hoe kan je teksten presenteren: VT is een onderdeel van een

andere manier van leren schrijven en lezen. Het is:

- mailen en schrijven met correspondentieklas

- prentenboek/verhalenbundel maken

- klaskrant samenstellen

- gedicht maken

- affiche ontwerpen

- verslagen schrijven

- mooie voorpagina ontwerpen

- passende illustratie maken met drukdoos

- …

e) zorgen voor afwisseling in woorden en zinnen

f) taalwerk nav een (besproken) tekst

g) illustratie en tekst vullen elkaar aan

h) begeleiden en registreren

Eindversie van een tekst wordt vermenigvuldigd

- geprint mee naar huis

- gemaild naar familie, kennissen, correspondenten

- afgedrukt in klaskrant/weblog

- gebruikt voor samenstelling van jaarboek

- in dagboek geplakt

- als tekst van de week opgehangen

- in albums met mooi werk bewaard

- ophangen op speciaal prikbord in en buiten lokaal

- geïllustreerd met tekeningen voorzien van geluid

- gebruikt voor een boekje

In leefgroep 3 gebeurt dit op verschillende manieren. Aanvankelijk

tekenen de jongsten van de groep hun verhaal, de begeleider schrijft

het verhaal erbij. Woorden die ze reeds kunnen lezen, worden bij de

tekst gedrukt of met kleefletters geplakt. Afhankelijk van wat de

kinderen kunnen, kan de tekst helemaal of gedeeltelijk gedrukt

worden.

De oudsten van de groep schrijven eerst over dingen die hen

bezighouden, die ze hebben ervaren en die ze willen vastleggen.

De kladtekst wordt verbeterd, het kind schrijft de tekst net over.

Nadien wordt de tekst van een passende illustratie voorzien.

Afgewerkte teksten worden in de kring voorgesteld. Het kind leest zijn

tekst (of laat hem voorlezen) en toont zijn illustratie.

Klaswerkplan leefgroep 3 12

2.5 Hoekenwerk en ateliers Wat In deze werkvorm leren kinderen zelfstandig kiezen wat ze gedurende

een stukje tijd gaan doen. Het element werken verwijst naar de

zinvolheid van de taak die men zichzelf oplegt en meteen ook naar

de eis dat men die taak ook leert afwerken.

Tijdens het hoekenwerk werkt ieder kind alleen op eigen ritme of in

kleine groepjes aan wat het zelf gekozen heeft.

De activiteiten kunnen gelinkt zijn aan het project of kunnen

klasoverschrijdend gebeuren.

Ateliers zijn activiteiten die door ouders, grootouders, oudste kinderen

van de school, begeleiders, … georganiseerd worden. Ateliers zijn

klasoverschrijdend.

Waarom Stimuleren van zelfstandig kiezen

Leren om binnen een bepaalde tijdsperiode iets af te werken

De beschikbare tijd nuttig leren opvullen

Klasoverschrijdend werken

Kennismaken met de buurt van de school in het kader van een brede

school

Wanneer Ateliers kunnen elk laatste dagdeel (start na namiddagspeeltijd)

georganiseerd worden, behalve op vrijdag wanneer het forum is.

Eén keer per maand is er een hele woensdagvoormiddag atelier. De

data zijn:

17/9/14

15/10/14

19/11/14

17/12/14

21/1/15

25/2/15

25/3/15

29/4/15

27/5/15

maandag 29/6/15

Wie De begeleider, kinderen van de school, ouders, grootouders, oma’s,

opa’s, tantes, nonkels, deskundigen, …

Waar In de klas, in de villa, op het domein van de school, in de buurt van

de school…

Hoe 1. De verschillende hoeken in de klas zijn open en de begeleider

geeft bij aanvang een overzicht van wat er allemaal gedaan

kan worden.

Op voorhand kunnen de kinderen zich inschrijven voor een

atelier op het prikbord in de gang van Jupiter.

2. Een kind kiest voor een bepaalde hoek en werkt af waar het

aan begonnen is.

Het kind dat voor een bepaald atelier ingeschreven is, gaat

Klaswerkplan leefgroep 3 13

naar de afgesproken plaats en neemt het eventueel

gevraagde materiaal mee.

3. De kinderen vertellen in de kring wat ze gedaan hebben.

Voor de ateliers op woensdag, zal er telkens in het reclamepaneel

aangeduid worden op welke woensdag het atelier doorgaat en wat

het aanbod zal zijn.

De papieren om in te schrijven zullen ook in de gang van Jupiter aan

het bord hangen.

Klaswerkplan leefgroep 3 14

2.6 Het idee van de week

Wat

Waarom

Wanneer

Waar

Hoe en wat

Omdat je kind in een methodeschool zit, is de betrokkenheid van

de ouders bewuster en daardoor ook groter.

Daarom hebben we geopteerd om een “idee van de week” te

lanceren.

Dit houdt in dat je kind 1 à 2 keer per jaar een activiteit aan zijn

medeleerlingen geeft, m.a.w. even de rol van begeleider op zich

neemt.

We doen dit om de interesse van je kind aan te wakkeren,

om je kind binnen een klein, vertrouwd groepje zich te leren

uitdrukken en om kinderen die iets stiller zijn, ook de kans te geven

hun ding naar voor te brengen.

Kinderen ervaren het ook als heel fijn om van elkaar iets te kunnen

leren. Ze zijn steeds laaiend enthousiast!

2 keer per jaar (er zal een lijst met data meegegeven worden)

Je kleuter Het is echt niet de bedoeling dat je als ouder in de klas aanwezig

bent, wat bij een atelier wel het geval kan zijn.

In een hoek in de klas die ervoor is geschikt. Het kan ook buiten of

op verplaatsing (indien haalbaar).

-Je kind kan in de klas, als het zijn/haar beurt is een activiteit naar

keuze geven.

Dit kan zijn: een liedje, een versje aanleren, een knutselactiviteit,

een nieuw spelletje, iets lekkers maken, een diertje voorstellen en

verzorgen,… Alles wat leuk en leerzaam is.

-Het is de bedoeling dat jij als ouder deze activiteit grondig met je

kind voorbereidt.

D.w.z. als jullie een liedje willen aanleren, dat je met je kind het

lied al verschillende keren hebt gezongen, zodat hij/zij zich zeker

voelt in de klas en dat je de tekst en eventueel het lied op cd

meegeeft met je kind naar de klas. Ook kunnen jullie samen leuke

tekeningen bij het lied maken, zodat deze nog als geheugensteun

kunnen dienen, ...

-Als je een kook of crea-activiteit geeft, kan je een stappenplan

uittekenen: wat hebben we nodig, hoe gaan we te werk, hoe ziet

het resultaat eruit? Dit alles kan je eenvoudig neertekenen en het

geeft je kind ook nog een houvast om haar/zijn activiteit aan

zijn/haar medeleerlingen uit te leggen.

Klaswerkplan leefgroep 3 15

3. Werkplan Wat Een werkvorm waarbij de klas in meerdere groepen verdeeld wordt.

Afwisselend krijgt een groep instructie of werken ze aan het werkplan.

Een werkplan is een combinatie van de wekelijkse agenda en een

planningsdocument. De kinderen duiden op hun werkplan aan met

een schuine streep wanneer ze aan een opdracht begonnen zijn.

Wanneer de opdracht klaar is, maken ze van de schuine streep een

kruis.

Waarom De betrokkenheid van de kinderen is zeer groot. Zij mogen zelf

beslissen wat ze wanneer in de verschillende hoeken doen.

We verkrijgen verschillende vormen van differentiatie, zowel in de

werktijd, de hoeken als tijdens de instructie.

In de hoeken wordt er vaak met twee of meer gewerkt, het sociale

aspect is belangrijk: ze steken veel van elkaar op, ze discussiëren over

problemen, overleggen, helpen elkaar, …

De kinderen leren zelfstandig werken.

Tijdens de instructiemomenten heeft de begeleider nu de

mogelijkheid om kinderen individueel of in kleine groepjes te

begeleiden. Eerst en vooral worden de taakjes nagekeken en worden

de kinderen die even niet verder kunnen of iets niet begrijpen,

begeleid. Op deze manier kunnen we nog meer onmiddellijke

feedback geven.

Elke voormiddag organiseren we een stille werktijd. Dit bouwen we

geleidelijk aan op. De kinderen nemen hun werk en gaan naar hun

plaats. Gedurende een afgesproken tijd, wordt er in volledige stilte

gewerkt. De begeleider gaat bij elk kind langs en begeleidt waar

nodig.

Wanneer Elke dag na de ronde en tot zolang er geen lessen zijn die vast in het

lessenrooster staan, bijvb. godsdienst/zedenleer, LO, …

Wie Alle kinderen van de klas, verdeeld in groepjes

Waar Overal in de klas

Hoe De klas wordt verdeeld in 2 of meer groepen, dat kan een verdeling

zijn op basis van jongsten en de oudsten maar dat kan eveneens uit

de groep van de jongsten of de oudsten enkele kinderen zijn. De

kinderen komen bij begeleider voor een instructie, de andere

kinderen werken aan hun werktijd. Kinderen die de aan te leren

materie tijdens de instructie reeds onder de knie hebben, kunnen

andere kinderen helpen tijdens de werktijd, werken zelf verder aan

hun werktijd, werken in een hoekje of krijgen uitbreidingsoefeningen.

Een instructie kan een taal-, reken- of schrijfles zijn maar eveneens het

aanleren van een bepaalde techniek in de creahoek of een

projectlesje.

Klaswerkplan leefgroep 3 16

Na verloop van tijd krijgen de oudsten in hun vakje alle taken voor

een week. Ze plannen via het werkplan zelf wanneer ze wat doen.

Vakjes die reeds grijs gekleurd zijn, zijn moettaken. Voorlopig krijgen

alle kinderen nog hun werk per dag.

Op maandag starten we na de praatronde met de planning van de

week.

De begeleider vertelt welke verschillende activiteiten er zijn

gedurende de week. Dit kan de volgende dagen nog wijzigen,

afhankelijk van de onderwerpen die in de kring aan bod komen. De

verschillende keuzemogelijkheden worden op het witte bord naast

het smartboard visueel duidelijk gemaakt. Bij de start vertellen

kinderen wat ze willen gaan doen. Het kan ook zijn dat kinderen aan

een andere opdracht willen werken. Het kind bespreekt dan samen

met de begeleider wat hij/zij precies in dat hoekje zal doen. Wanneer

het een zinvolle taak is, wordt dit uiteraard toegestaan.

Er wordt gevraagd om steeds alles netjes achter te laten zodanig dat

de andere kinderen onmiddellijk kunnen beginnen.

Regelmatig worden er leerkringen, verzamelkringen en afsluitrondes

gehouden. Kinderen kunnen dan vertellen wat ze gedaan hebben,

ze kunnen iets voorstellen of een probleem aankaarten. Samen

zoeken we naar mogelijke oplossingen, beoordelen we kritisch maar

rechtvaardig de verschillende werken en geven we tips waar nodig.

Klaswerkplan leefgroep 3 17

4. Rekenonderwijs

Invariant n° 13

Les acquisitions ne se font pas comme l'on croit parfois, par l'étude

des règles et des lois, mais par l'expérience. Etudier d'abord ces

règles et ces lois, en français, en art, en mathématiques, en

sciences, c'est placer la charrue devant les boeufs.

Regels en wetten moeten het resultaat zijn van ervaring,

waarneming en onderzoek. Zoniet verworden ze tot waardeloze

formules.

Het “doen” (het werken) gaat voor op de regels. Taal, wiskunde of

wetenschappen leer je niet door eerst de regels te leren en die

dan toe te passen. Dit is de kar voor het paard spannen.

De regel, de wet komt er als conclusie van een uitgebreide reeks

ervaringen, spontane waarnemingen of bewuste onderzoeken.

In het rekenonderwijs proberen we zoveel mogelijk gebruik te maken van levend

rekenen. Je leert immers goed rekenen als je dat doet vanuit een zinvol en

functioneel kader. Vanuit die gedachte vertrekken we.

Onder levend rekenen verstaan we het verkennen en oplossen van rekenkundige

problemen die afkomstig zijn uit de werkelijkheid, de leefwereld van de kinderen. Zo

leren de kinderen op een natuurlijke wijze met de wereld omgaan en krijgen ze een

gevoel voor het rekenkundig denken en waarnemen (vb. schatten en meten van

hun bed).

We proberen eveneens tijd vrij te maken voor wiskundige creaties. Kinderen

ontdekken a.h.v. een tekening die ze maken wiskundige elementen, vb. het

ontdekken van figuren, een structuur binnen getallen, … Op deze manier kunnen we

ook wiskundige stellingen ontdekken.

Vaak maken we gebruik van coöperatieve werkvormen. Op zo’n momenten krijgen

kleine groepjes kinderen één of meerdere opdracht(en) op te lossen. De groep is

zodanig samengesteld dat overleg en samenwerken noodzakelijk is om tot een

oplossing te komen. De resultaten worden achteraf in een terugkomkring besproken.

Op een heel actieve manier leren kinderen zelf verschillende doelen te bereiken. Er

wordt niet enkel aandacht geschonken aan het eindresultaat. Het proces dat de

groep doorlopen heeft, is minstens even belangrijk. De groepjes blijven vaak gelijk

gedurende verschillende momenten.

Klaswerkplan leefgroep 3 18

Bij het aanvankelijk rekenen is het nodig om een aantal onderdelen aan te brengen.

De kinderen hebben eerst een basis nodig om zich te oriënteren in de wereld van de

getallen. We proberen deze basis op een zo natuurlijk mogelijke manier aan te

bieden en maken gebruik van concrete situaties. We vertrekken vanuit een verhaal

en probleem en zoeken een oplossing. Het oplossen van problemen is geen

eindpunt maar een start.

De jongste kinderen leren dit jaar optellen en aftrekken t.e.m. 99. We volgen hierbij

de theorie van Aerts en Deckers. In hun boek ‘Rekendidactiek voor de lagere

school’ worden de verschillende stappen in het rekenonderwijs duidelijk uitgelegd.

We starten met aanvankelijk rekenen. De hoofdbrok daarbij is het leren maken van

verzamelingen, begrippen zoals één minder/één meer hanteren en zo overgaan

naar het opbouwen van de getallenrij. We werken heel veel met concreet materiaal

waarbij de kinderen steeds exact verwoorden wat ze zien of gaan doen en

schakelen dan pas over naar manipuleerbaar-schematisch materiaal. Wanneer de

kinderen voldoende zicht hebben op de getallenrij, worden de getallen tot 9

gesplitst en maken we + en – sommen. Puntoefeningen komen hier eveneens aan

bod.

Eénmaal de sommen geautomatiseerd zijn, komen we in de fase van het voortgezet

rekenen, nl. rekenen met tweecijferige getallen.

Nieuw daarbij is dat de jongsten dit jaar ook zullen rekenen tot en met 99 Het betreft

hier + en – sommen tot 99 zonder brug.

De aanbreng van tweecijferige getallen gebeurt in vijf stappen:

1. aanleren van getalnaam tien

2. groeperen per tien

3. schematische voorstelling d.m.v. rode en blauwe kaartjes en verwoorden

van de handeling

4. noteren van tweecijferige getallen

5. lezen van tweecijferige getallen

Nadien gaan we verschillende getallen vergelijken (zoals bij het aanvankelijk

rekenen) om uiteindelijk ook te gaan optellen en aftrekken.

De oudsten van de klas leren dit schooljaar:

- noteren van lange sommen (+ en -)

- rekenverhaaltjes met x en :

- de maaltafels. A.h.v. getallenlabo’s in de rekenhoek zullen ze er in slagen zelf

maaltafels te vinden. Wanneer we van een bepaald getal alle maaltafels

(van 1 tot 10) gezien hebben, krijgt jullie kind de kaartjes mee in een doosje.

Net als met de splitshuisjes, is het bij de maaltafels ook noodzakelijk deze

dagelijks in te oefenen.

De opvolging van het rekenen gebeurt a.h.v. de leerplandoelen.

Klaswerkplan leefgroep 3 19

5. Lees- en schrijfonderwijs

Invariant n°11

La voie normale de l'acquisition n'est nullement l'observation,

l'explication et la démonstration, processus essentiel de l'Ecole,

mais le Tâtonnement expérimental, démarche naturelle et

universelle.

Het experimenteel aftasten en zoeken is de natuurlijke en

universele weg tot het verwerven van nieuwe kennis, kunde en

waarden.

Steeds meer (en dan vooral buiten de school) vraagt men naar

een hechte cultuur die verstandige en efficiënt werkende en

lerende volwassenen vormt. Onze visie op leren als een activiteit

van zelf aftastend experimenteren (tâtonnement experimental)

ligt aan de basis van een pedagogie die mensen vormt tot

creatieve werkers, tot kritische wetenschappers en tot individuen

die de waarde van het samen en voor elkaar werken echt

beleven.

Er wordt via natuurlijk leren lezen gewerkt.

Heel het lokaal wordt gevuld met eigen taal!

1. Aanvankelijk leesonderwijs

De gekozen woorden vinden allemaal een aanknopingspunt in de leefwereld van

de kinderen. Aanknopingspunt is een vrije tekst door één van de kinderen

geschreven. Indien er geen tekst voorhanden is, zorgt de leerkracht zelf voor een

passende tekst die een weerslag is van wat er in de ronde leeft.

De tekst wordt globaal aangeboden. We proberen de inhoud van de tekst te

achterhalen. We zoeken woorden die we reeds kennen uit andere teksten, letters uit

onze naam, … Wanneer we verschillende letters gevonden hebben, zoeken we het

woord. Stilletjes aan krijgen letters en woorden betekenis. We kunnen de tekst van de

week lezen!

Uit elke tekst halen we een grondwoord dat we gaan analyseren. Het is de

bedoeling dat de kinderen het grondwoord globaal herkennen, zowel auditief als

Klaswerkplan leefgroep 3 20

visueel. Ze leren het grondwoord discrimineren uit een woordenreeks en leren

gebruik maken van het letterdoosje.

Het grondwoord wordt ontrafeld, er wordt met de afzonderlijke letters geoefend. De

kinderen plakken ze weer aan elkaar en vormen zo weer het aangeleerde woord

(auditief en visueel). Ze leren de verschillende letters herkennen (auditief en visueel).

Wanneer er meerdere letters gekend zijn, maken we woordenrijtjes. Aan het

oorspronkelijke woord wordt één letter veranderd. Er wordt voor de andere woorden

uiteraard gebruik gemaakt van de reeds gekende letters. De kinderen leren de

veranderende letter discrimineren.

Vervolgens zoeken we rijmwoorden op het grondwoord.

Er ontstaan nieuwe woorden met de reeds gekende letters en de nieuw

aangeleerde letters. Alle woorden worden gehakt en geplakt en we leggen ze met

de letterdoos.

De nieuwe en gekende woordjes worden dagelijks ingeoefend, zowel auditief als

visueel. Van de kinderen wordt ook verwacht dat ze thuis regelmatig oefenen zodat

ze vertrouwd raken met de letters.

De letters van de aangeboden grondwoorden moeten prima gekend zijn om

optimaal met een nieuw grondwoord te kunnen werken.

2. Aanvankelijk schrijfonderwijs

We maken bij de start van het schrijfonderwijs een duidelijk verschil tussen de

leesletters (script) en de schrijfletters (krulletters). Elk grondwoord wordt aangebracht

in script om te lezen en in krulletters om te schrijven. De kinderen schrijven de

grondwoorden op een werkblaadje. We schrijven met een vulpotlood met een zo

fijn mogelijke punt, dit om fijnmotorisch zo fijn mogelijk te werken. Eenmaal een letter

of een woord voldoende ingeoefend met begeleiding zodat we zeker zijn dat de

letter juist gevormd wordt, oefenen de kinderen de letters en/of woorden ook tijdens

de werktijd.

Wanneer de kinderen er zich klaar voor voelen, schrijven ze zelf een aantal woorden

bij de vrije teksten. Deze woorden worden zinnen, de zinnen worden teksten, …

Aan het einde van het eerste leerjaar kunnen de kinderen al heel wat schrijven.

Sommigen schrijven zelfs al hele verhalen.

3. Voortgezet leesonderwijs

De leerlingen gebruiken datgene wat het vorig schooljaar aangeleerd werd om

steeds sneller en beter te lezen.

Tweemaal per week wordt er niveaulezen georganiseerd. Er worden groepjes

samengesteld waarin kinderen met ongeveer een gelijk leesniveau zitten. De

leerlingen lezen onder begeleiding van een ouder of de begeleider. De klasboekjes

Klaswerkplan leefgroep 3 21

worden op een duidelijke manier in de leeshoek gezet zodat de kinderen zelfstandig

een boekje kunnen nemen.

Regelmatig nemen we AVI-testen af om te controleren of de leerlingen wel op het

juiste niveau lezen.

Geleidelijk aan proberen de oudsten zoveel mogelijk de vrije teksten van elkaar te

lezen in de leeshoek. Ook artikels uit de krant of een tijdschrift of projectgebonden

teksten kunnen in de leeshoek aan bod komen.

4. Voortgezet schrijfonderwijs

In het tweede leerjaar beginnen we te schaven aan de geschreven taal.

Spellingsregels worden aangebracht, hoofdletters en leestekens verfijnen de tekst en

woordenschat wordt verrijkt (we zoeken synoniemen voor veelgebruikte woorden,

nieuwe woorden, …). Hiervoor gebruiken we de methode ‘Tijd voor taal’. Wanneer in

de verzamelkring of in een vrije tekst een spellingsprobleem de kop opsteekt, wordt

tijdens een instructie de spellingsregel aangeleerd. Nadien oefenen we de

spellingsregel in (Tijd voor Taal) en volgen er nog toepassingen in de werktijd.

In de klas heeft elk kind een spellingsmap. Daarin zitten verschillende blaadjes met

woordpakketten die ontstaan zijn uit het bespreken van een bepaalde

spellingsregel. Deze map gaat mee naar de volgende leefgroep. Op die manier

hebben de leerkrachten in leefgroep 4 een idee welke woorden de kinderen reeds

kunnen schrijven.

De bedoeling uiteindelijk is dat de kinderen de spellingsregel gaan automatiseren en

bijgevolg hun vrije tekst zonder fouten gaan schrijven. Indien een bepaalde

spellingsregel nog niet helemaal onder de knie is, schrijft de begeleider deze op de

spellingcontrolekaart. Dit is een persoonlijke kaart die zich in de schrijfhoek bevindt.

Na het schrijven van de vrije tekst, raadpleegt het kind de controlekaart om

eventuele spellingfouten te verbeteren. Pas dan laat het kind de tekst door de

begeleider nalezen.

De geschreven tekst is nu niet meer het eindpunt maar een begin. De kinderen

moeten hun eigen tekst gaan beoordelen, verbeteren, verfijnen, verrijken, …

Klaswerkplan leefgroep 3 22

6. Afspraken in de klas

1. Gelieve steeds op tijd te komen naar de klas. De ronde start om 8.45u. en

het kan echt storend zijn wanneer je kind te laat komt. Je kind kan ook al

heel wat nuttige informatie gemist hebben.

2. De kinderen zijn welkom in de klas om 8.30u. Ze maken dan hun boekentas

leeg en leggen hun vandaagmap op hun tafel. Het werkplan zit steeds

bovenaan in het plastieken mapje. Wanneer de begeleider het werkplan

nagekeken heeft, legt het kind het werkplan op de daarvoor bestemde

plaats.

3. Het dagboek ligt steeds ter inzage in de klas.

4. Op woensdag en vrijdag is er niveaulezen. De

kinderen lezen in groepjes onder begeleiding van een ouder. Ouders die

het lezen begeleiden, worden gevraagd tijdig aanwezig te zijn en om

8.45u. het lezen te starten.

5. De vandaagmap is een zeer belangrijk instrument. De kinderen stoppen

hierin elke dag in de mate van het mogelijke hun werkblaadjes. Zo kunnen

de ouders thuis volgen wat hun kind gedaan heeft. Het is de bedoeling dat

het werk, de schriften, mappen, de letterdoos, … steeds terug meekomen

naar school. Indien dit thuis blijft liggen, belemmert dat de werking in de

klas.

Brieven voor de ouders moeten uit de vandaagmap genomen worden en

komen niet meer terug naar school (tenzij er iets moet ingevuld worden

natuurlijk ).

6. Wanneer je kind een ronde wil voorbereiden of materiaal meebrengt voor

het project, is het aan te raden dit samen met je kind op voorhand eens

door te nemen en bij de tekst enkele kernwoorden te noteren of eventueel

wat tekeningen te maken. Het is in leefgroep 3 heel moeilijk om een

getypte tekst voor te stellen. De kinderen voelen zich onzeker en de

klasgenootjes hebben het moeilijk om aandachtig te blijven.

7. Op vrijdag zit het volledig werkplan steeds in de vandaagmap. Het is de

bedoeling dat die thuis in het weekend afgewerkt wordt.

Systematisch wordt er geen huiswerk gegeven. Zoals eerder vermeld

vragen wij wel om elke dag eens met het letterdoosje te werken of het

leesmapje door te nemen, de splitshuisjes of de maaltafels te oefenen.

Indien we merken dat een kind op een bepaald vlak wat extra inoefening

thuis kan gebruiken, introduceren we, na overleg met de ouders, …’s

knappe kwartiertje. Elke dag wordt er dan thuis wat geoefend.

8. Verjaardagen worden in de klas gevierd. Wij maken iets klaar, organiseren

een uitstap, bouwen een feestje in de klas, … De kinderen geven

voorstellen en er wordt gestemd. Het is niet de bedoeling om cadeautjes

mee te brengen. Wanneer er beslist wordt om iets klaar te maken, kan er

eventueel wel gevraagd worden om enkele ingrediënten mee te

Klaswerkplan leefgroep 3 23

brengen.

9. De herfst staat voor de deur, een ideale periode om pantoffels mee te

geven naar de klas. Deze worden op het rek aan de deur gezet.

10. Gelieve jassen, sjaals, mutsen, wanten, brooddoos, koekendoos, … te

naamtekenen.

11. Als tussendoortje graag droge koeken, zeker geen koeken met

chocolade aan de buitenkant van de koek.

Je kan ons helpen de afvalberg te verkleinen door koekjes in een

herbruikbaar doosje te stoppen.

Wij houden het graag gezond en snoepen niet op school.

12. Op woensdag is het fruitdag en brengen we een stuk fruit mee.

13. De kinderen die tijdens de middag boterhammen blijven eten, kunnen in

de klas water, spuitwater, melk, appelsap of sinaasappelsap drinken. Wie

wil, mag een eigen drankje meebrengen maar frisdrank wordt niet

toegestaan. Om de afvalberg te verkleinen geven we de voorkeur aan

drinkbussen of flesjes water (deze worden steeds terug mee naar huis

genomen).

14. Wil je een gesprek met de juf? Dat kan ’s morgens om 8.30u. of na

schooltijd om 15.40u.

Indien je vermoedt dat het gesprekje wat langer kan duren, is het

altijd fijn op voorhand een afspraak te maken.

Nele

[email protected]

0485/109869