IN DEN STRIJD TEGEN JAPAN - dbnl · 2011. 9. 2. · Hei Koninklijk Nederlandsch-Indisehe leger in...

94
IN DEN STRIJD TEGEN JAPAN - - - - .- 11// - - --:- _ -i 1/11 ",1111/"", - :::::.- -- - /(:? -----l .... --=::--

Transcript of IN DEN STRIJD TEGEN JAPAN - dbnl · 2011. 9. 2. · Hei Koninklijk Nederlandsch-Indisehe leger in...

  • IN DEN STRIJD TEGEN

    JAPAN ~------------ - -

    \,\\I/~ - .- ~~~~ ~ 11// - - --:- ~ _ -i 1/11 ",1111/"", ~- .=~~-== -:::::.- ~ -- ~ -

    /(:? -----l.... --=::--

  • HET KONINKLIJK

    NEDERLANDSCH-INDISCHE LEGER

    IN DEN STRIJD TEGEN

    JAPAN

    UITGEGEVEN DOORN.V. LEITER-NYPELS - MAASTRICHTIN OPDRACHT VAN SECTIE XV M.G.

    OVERZEESCHE GEBIEDSDEELEN

  • VOORWOORD

    Dit boekje geeft een kort overzicht van ,den strijd var het Koninklijk

    Nederlandsch-Indische Leger tegen Japan. Meer uitgebreid volgen daarna

    een beschrijving van den strijd op Tarakan, eenige fragmenten uit de

    lotgevallen van het garnizoen van Manokwari (Nederlandsch Nieuw-

    Guinea), de actie op Timor, terwijl geëindigd wordt met een korte weer-

    gave van de actie van een handjevol mannen die, onder commando van

    een Ambonneesch sergeant, den vijand bij Saumlaki (Tanimbar-eilanden )

    ernstige verliezen toebrachten.

    De inhoud is samengesteld door officieren en onderofficieren van

    het Indische Leger die den strijd van nabij hebben meegemaakt.

    Het boekje wordt opgedragen aan hen, die vielen in den wanhopigen

    strijd voor de verdediging van het Nederlandsch.Indische deel van het

    Koninkrijk der Nederlanden tegen den Japanschen indringer en aan de

    vele mannen, vrouwen en kinderen, die zuchten in Japansche gevangenis-

    sen en interneeringskannpen.

  • INHOUD

    Blz.Kort overzicht van den strijd van het Koninklijk Nederlandsche

    Indische Leger . . 5

    Hoofdstuk I: Het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger bij'het uitbreken van den oorlog met Japan . . 5

    Hoofdstuk II: Het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger inden strijd tegen Japan . . 8

    De slag om Tarakan in Januari 1942 . 15

    Hoofdstuk I: Het eiland . 16

    Hoofdstuk II: De inrichting der verdediging 19

    Hoofdstuk III: 8 December 1941: Oorlog . 23

    Hoofdstuk IV: 10 Januari 1942: De aanval

    30

    Hoofdstuk V: De laatste phase . 41

    Fragmenten uit de actie van het Manokwari-Garnizoen, April 1942-September 1944 . . . 48

    Timor December 1941 December 1942 . . . 54

    Saumlaki (Tanimbar-Eilanden) Juli 1942 . . 79

  • KOLT OVERZICHTVAN DEN

    STRIJD VAN HET KONINKLIJK NEDERLANDSCH-INDISCHE LEGER

    HOOFDSTUK I

    Hei Koninklijk Nederlandsch-Indische leger bijhei uitbreken van den oorlog met Japan

    Tot het uitbreken van den Eersten Wereldoorlog in 1914 was hetIndische Leger meerendeels georganiseerd en bewapend voor de taakvan handhaving en zoo noodig herstel van de inwendige rust en orde.Toen echter gedurende den Eersten Wereldoorlog de vijandelijkhedenzich verplaatsten naar het verre Oosten Japan vermeesterde toen deDuitsche bezittingen — werd meer aandacht geschonken aan de even-tueele taak een buitenlandscha vijand te weerstaan.

    Met de militaire ontwikkeling van Japan en de expansiezucht van ditland, zich voorloopig uitende in den strijd tegen China, welke in 1937 eenernstigen vorm aannam, kwam nog meer de noodzaak naar voren om,naast de Koninklijke Marine, ook aan het Leger een belangrijke taak toete wijzen bij de verdediging van het Nederlandsche grondgebied in hetVerre Oosten.

    Deze gedachte kwam tot uiting in het invoeren gedurende denEersten Wereldoorlog van de algemeene dienstplicht voor Nederlandersen van een beperkte dienstplicht voor Indonesiërs in 1941; in het moder-niseeren van de bewapening; in het vormen van troepeneenheden opJava, zoodanig samengesteld dat zij zelfstandig tegen een buitenlandschenvijand konden ageeren, terwijl eveneens een bescheiden Afdeeling MilitaireLuchtvaart werd opgericht. Nadat bij den strijd in Abyssinië in 1935 engedurende den Spaanschen Burgeroorlog de groote waarde van hetvliegtuig bevestigd was geworden, werd met ernst gestreefd naar ver-sterking der luchtstrijdkrachten; de Militaire Luchtvaart werd als zelf--standig Wapen uit de vroegere Luchtvaartafdeeling opgericht. Verderwerden op strategisch belangrijke punten in de Buitengewesten (de eilan-den buiten Java) , naast de op de verschillende bestuursposten aanwezigemilitaire detachementen, welke belast waren met de handhaving vanorde en rust, troepenafdeelingen geplaatst, welke uit 1 a 2 bataljonsinfanterie bestonden (Tarakan, Balikpapan, Ambon, Menado, enz.) ; ookwerd, voor zoo ver deze beschikbaar was, kustartillerie op de meest be-

    5

  • dreigde kustgedeelten opgesteld, terwijl eveneens afdeelingen artillerieen mitrailleurs, bestemd voor den luchtafweer, werden gevormd.

    Deze 'uitbreiding en reorganisatie gingen echter zeer geleidelijk: even-als andere democratische landen werd ook in Nederlandsch-Indië meer ge-dacht aan verhooging van het welvaartspeil dan aan versterkingen derdefensie. Nadat echter de oorlog in Europa in 1939 was uitgebroken,werden groote bestellingen aan vliegtuigen, geschut, tanks en anderewapening in Europa en in de Vereenigde Staten van Amerika geplaatst;het was echter te laat; door verschillende omstandigheden, welke voor dehand liggen, konden de meeste bestellingen niet meer worden uitgevoerd.

    De in 1941 opgeroepen eerste ploeg Indonesische militie had eensterkte van 6.000 man; toen de oorlog in December van hetzelfde jaaruitbrak, was dit contingent echter nog niet voldoende geoefend om bijde defensie een rol te kunnen spelen.

    In navolging van Engeland werd in 1941 ook een Home Guard, (wijnoemden dit instituut de Stads- en Landwachten) opgericht. Ook dit wasechter te laat om geheel door te werken, waarbij nog kwam dat de oefe-ning leed wegens gebrek aan wapening.

    De sterkte van het Leger in vredestijd was ongeveer 40.000 man aanberoepspersoneel ( voor het grootste deel Indonesiërs) en eenig militie-personeel. De Indonesische militie om bovenvermelde reden uitschake-lende, kwamen bij; mobilisatie onder de wapens ongeveer 25.000 manNederlandsche militie- en landstormpersoneel. Verder kwamen alsdanbeschikbaar eenige semi-permanente Indonesische militaire korpsen enkorpsen van oud-militairen, welke, tezamen met de Stads- en Landwachteneen sterkte hadden van ongeveer 20.000 man, aldus een totaal vormendevan ongeveer 85.000 man.

    Op het eerste zicht lijkt dit een heele sterkte. Men moet hier echterhet volgende bij in aanmerking nemen: de Stad- en Landwachten warenverspreid over den geneelen Archipel, bleven op hun woonplaats, blevenzoo lang er niets in de omgeving gebeurde in hun burgerwerkkring, enzouden pas optreden wanneer in de onmiddellijke nabijheid hunner woon-plaats vijandelijkheden zouden worden gevoerd. In de totale sterkte wareneveneens begrepen een groot aantal administratieve en verzorgingstroepen,welke dus niet aan het eigenlijke gevecht konden deelnemen. Een belang-rijk deel van het Leger was verspreid over allerlei posten in de Buiten-gewesten, welke, ook in oorlogstijd, beschikbaar moesten blijven voor hand-having der inwendige rust en orde.

    Een zuiverder beeld wordt verkregen wanneer een overzicht wordtgegeven van de eigenlijke vechteenheden.

    De grondstrijdkrachten van het Leger bestonden uit:a. vier samengestelde ,detachementen, elk bestaande uit een regiment

    infanterie, een afdeeling artillerie, een afdeeling pioniers en een verkenningsaf deeling; gestationneerd op Java; ( sterkte van zulk een detachementrond 5.000 man) :

    b. eenige buiten regimentsverband staande bataljons infanterie ( sterktevan een bataljon infanterie rond 1.000 man) ; deze bataljonswaren eveneensop Java gestationneerd;

    6

  • c. een aantal bataljons infanterie, gedeeltelijk verspreid in kleine deta-chementen over 'de bestuursposten, gedeeltelijk in bataljonsverband op debelangrijkste strategische punten in de Buitengewesten;

    d. eren compagnie lichte tanks (op Java);e. eenige afdeelingen lichte en middelbare kustartillerie, opgesteld op

    de belangrijkste kustgedeelten van Java en enkele strategische punten inde Buitengewesten;

    f. eenige afdeelingen lichte en middelbare luchtdoelmitrailleurs en lucht-doelartillerie, ter verdediging van de belangrijkste centra op Javai en vaneenige vliegvelden.

    Uit dit overzicht blijkt dat de mobiele troepen, waarmede de Buiten-gewesten tegen den vijand verdedigd moesten worden, al zeer zwakwaren, en dat tegen 'een op Java gelanden vijand kon warden opgetredenmet vier versterkte regimenten en eenige bataljons.

    De Tuchtstrijdkrachten van het Indische Leger bestonden uit:a, ongeveer 60 tweemotorige middelbare Glenn Martin bommenwer-

    pers, met een materieelreserve van nauwelijks 50 % aan vliegtuigen;ter vergelijking moge dienen dat de toenmalige Glenn Martin-bommen-werper een defensieve bewapening had van drie mitrailleurs met eenkaliber van 7.7 mm, terwijl de moderne middelbare bommenwerper tienen zelfs meer mitrailleurs van 12.7 mm heeft;

    b. ongeveer 40 jachtvliegtuigen met een materieelreserve van 100vliegtuigen;

    c. twee afdeelingen tactische verkenningsvliegtuigen;d. verder een aantal transport- en lesvliegtuigen, welke uiteraard geen

    gevechtswaarde hadden.Wanneer wij deze opsomming nuchter bekijken dan moeten wij wel

    tot de conclusie komen dat de sterkte aan lucht- en grondstrijdkrachten.welke het Indische Leger tegen den Japanner in het veld en in de luchtkon brengen, wel uiterst gering was. Daar kwam dan nog bij dat ook onzebondgenooten in het Verre Oosten slechts zwakke krachten beschikbaarhadden; Engeland was gebonden in den strijd tegen Duitschland enItalië terwijl, voor wat Amerika betreft, de Pacific-vloot bij den overvalop Pearl Herbour op 8 December 1941 tijdelijk was uitgeschakeld geworden, en men eigenlijk eerst in 1940 met kracht was begonnen aan denopbouw van een sterke land- en luchtmacht; met dezen opbouw zoudenechter vier jaren gemoeid zijn.

    Uit een en ander kan de les worden getrokken iclat het uit een defen-sieoogpunt van belang is indien een binnenlandsche industrie beschikbaaris, welke voor zoo ver noodig op korten termijn omgezet kan worden ineen oorlogsindustrie, waardoor men derhalve niet of niet geheel afhanke-lijk is van het buitenland. Verder is duidelijk gebleken dat ook dan nogeen krachtige versterking van weermac'htsonderdeelen eenige jaren vor-dert, en dat met een dergelijke uitbreiding derhalve niet mag warden ge-wacht tot de vijand bij wijze van spreken voor de deur staat.

    7

  • HOOFDSTUK II

    Hei Koninklijk Nederlandsch-Indisehe leger inden strijd tegen Japan

    In de tweede helft van 1941 was de toestand in het Verre Oostenmeer dan tevoren gespannen geworden. De bezetting van het zuidelijkdeel van Fransch Indo-China door Japan werd terecht gezien als delaatste stap om een aanval in te zetten op Malaka en Nederlandsch-Indië.

    Eind November werden de berichten onrustbarend. Een der eerstedagen van December werd de Militaire Luchtvaart van het Indische Legergemobiliseerd. De spanning groeide met den dag. Eindelijk, in den morgenvan 8 December (in Europa was dit 7 December) kwam het belangrijkenieuws: de Japanners hadden de Amerikaansche vlootbasis Pearl Harbourverraderlijk aangevallen; ook zouden Japansche troepen bezig zijn telanden op de noordoostkust van Malaka en in het zuidelijk 'deel vaanThailand (Siam) . Nederland verklaarde den oorlog aan japan.

    Eigenlijk ging er een zucht van verlichting op bij het Indische publiek.Men wist nu waar men aan toe was. Men meende dat men met behulpvan Amerika en Engeland de Jappen wel een duchtige les zou geven.Men zag over het hoofd dat de Britsche strijdkrachten voor het grootstedeel in Europa en Noord-Afrika gebonden waren; men wist niet dat deaanval op Pearl Harbour zulk een ernstige uitwerking had gehad.

    * **

    Het Indische Leger werd nu geheel gemobiliseerd.Nog denzelfden dag, op 8 December, werd opdracht gegeven dat

    ongeveer de helft van onze bommenwerpers zich naar Malaka moestverplaatsen om daar met onze Britsche bondgenooten mede te werkenbij de verdediging van Singapore. Wegens zwaren regenval konden devliegtuigen niet voor den volgenden dag starten en waren daarna alspoedig in actie boven Malaka. Een week later werd ook nog eenafdeeling jachtvliegtuigen daarheen gedirigeerd. Verder werd beslist datonze nabij Pontianak in N.W. Borneo gestationneerde bommenwerperszouden helpen ingeval de Japanners op het Britsche noordelijke deel vanhet eiland zouden landen. Dit is ook inderdaad geschied.

    Daar staat tegenover dat in het oostelijk deel van den ArchipelAustralische troepen en luchtstrijdkrachten werden geplaatst, welke aldaarmet onze strijdkrachten zouden samenwerken.

    Hieruit kan men zien dat de samenwerking tusschen de verschillendebondgenooten goed was. Men hielp elkaar waar dit in onderling overlegnoodig werd geoordeeld.

    Reeds spoedig bleek dat Japan sterke strijdkrachten, zoowel te landals ter zee en in de lucht, had ingezet. Overal traden zij op met een grooteovermacht. Door de bondgenooten viel daartegen niet anders te doen dante trachten, door den Japanschen opmarsch te vertragen, tijd te winnen

    8

  • totdat voldoende krachten in het Verre Oosten beschikbaar konden wor-den gesteld om aan den vijandelijken opmarsch een halt toe te roepen endaarna tot het tegenoffensief over te gaan. Hierbij moest zoo weinigmogelijk terrein worden prijsgegeven en moesten in ieder geval Australiëen de eilanden, welke dit rijk via Hawai met Amerika verbinden, be-houden blijven.

    Aanvankelijk concentreerde de vijand zijn krachten tegen Malakaen de Philippijnen en liet hij Nederlandsch-Indië ongemoeid, met uit-zondering van eenige luchtaanvallen, uitgevoerd op plaatsen in de Bui-tengewesten. Nadat hij echter de belangrijkste punten in de Philippijnenen op het Britsche gedeelte van Borneo had bezet, begon hij de actie tegenNederlandsch-Indië; op 10 Januari landde hij met sterke krachten opTarakan (Oost Borneo) en in de Minahassa ( N.O. Celebes). Achtereen-volgens werden daarna de strategisch belangrijke punten van Borneo,Celebes en de Molukken door den vijand vermeesterd..

    Op 14 Februari, den dag voor de capitulatie van Singapore, landdede vijand nabij Palembang. 's Vijands plan om de olie-installaties en boor-putten van Borneo onbeschadigd in handen te krijgen, was mislukt Bij Pa-lembang trachtte hij dit doel nu te bereiken door een 700-tal parachutistenden aanval verrassend te doen inzetten. Ook dit plan mislukte echter; deparachutisten werden al spoedig door onze troepen opgeruimd. De volgendeper schip aangevoerde vijandelijke troepen waren echter zoo overmachtig,dat onze troepen werden gedwongen terug te trekken naar Zuid Sumatraen verder naar Java moesten uitwijken. De belangrijke olie-installatiesnabij Palembang waren echter tevoren grootendeels vernield geworden.

    Eind Februari 1942 had de vijand zich genesteld op practisch allestrategisch-belangrijke punten van de eilanden buiten Java, met uitzonde-ring van Nieuw-Guinea en eenige kleine eilandengroepen in het Oostenvan den Arch . ^el. Java was nagenoeg volkomen afgesneden van de buiten-wereld.

    Bij dit doordringen naar Java werden den vijand belangrijke verliezenopgelegd. Vooral de luchtstrijdkrachten deden zich hierbij krachtig gelden.Volgens binnengekomen meldingen werden 19 oorlogsschepen en 44transportschepen van den vijand door de Militaire Luchtvaart van hetIndische Leger met bommen getroffen; een deel dezer schepen werd totzinken gebracht; een schitterend resultaat wanneer men de geringe sterkteder legerluchtstrijdkrachten in aanmerking neemt

    Het is niet mogelijk den strijd van de grondstrijdkrachten van hetIndische Leger in de Buitengewesten in details te behandelen. Als voor-beeld kan echter dienen het hierna afzonderlijk volgende verhaal van denheldhaftigen strijd, gevoerd door het garnizoen van Tarakan.

    * **

    Zooals gezegd was eind Februari 1942 Java • geïsoleerd. Slechtszwakke versterkingen van onze bondgenooten hadden tevoren Java kun-nen bereiken. Verdere versterkingen, ook van luchtstrijdkrachten, blekenniet meer mogelijk. (De afstand van Australië en Britsch-Indië tot Java

    QJ

  • was voor jachtvliegtuigen te groot om zonder tusschenlanding af te leggen,en bij gebrek aan jachtvliegtuigen op Java was het te riskant om daarnog zware bommenwerpers te stationneeren) . En juist aan vliegtuigenwas zulk een groote behoefte. Een laatste poging werd nog gedaan eindFebruari; een Amerikaansch vliegtuigtransportschip zou nog trachten eenaantal Amerikaansche vliegtuigen met bemanningen in de ZuidkusthavenTjilatjap aan land te zetten. Met spanning werd afgewacht of deze pogingzou slagen. In allerijl werd vlak bij de kade een startbaan aangelegd,zoodat de vliegtuigen zoo van het schip daarop zouden kunnen wordengeplaatst om onmiddellijk te starten. Eenige uren stoomen buiten Tjilatjapwerd het schip ech ter door den vijand aangevallen en tot zinken gebracht.Dit was voor de verdediging WilWill Java een zwat e slag.

    Een der laatste dagen van Februari werd van een Amerikaanschverkenningsvli' gtu'g een bericht (1pgevangen, luidende: „Zeer vele vijan-delijke transportschepen waargenomen in Straat Makasar koers zuid; ikword aangevallen door groot aantal zero's..." Hier werd het bericht af-gebroken. De dappere bemanning keerde niet naar de basis terug.

    Verder kwamen berichten binnen welke er op wezen dat een anderegroote Japansche transportvloot tusschen Sumatra en Bo rneo in opmarschwas naar Java.

    De mobiele troepen op Java waren als volgt opgesteld: een detache-ment ( samenstelling als biervoren aangegeven) we3t van Batavia: eendetachement plus een zwakke afdeeling, samengesteld uit 'Geallieerdetroepen, nabij Buitenzorg; een detachement op de Bandoengsche Hoog-vlakte; terwijl het vierde detachement zich nabij Soerabaja bevond.

    Verder werden eenige andere belangrijke punten verdedigd doorenkele bataljons.

    In den avond van den 28sten Februari landde de vijand op driepunten van Java's Noordkust, namelijk in de Baai van Bantam in West-Java en nabij Rembang in Oost-Java met een groote troepenmacht, terwijlde derde landing plaats vond Noord van Bandoeng met een zwakkeremacht. Naar schatting werd in totaal een vijandelijke troepenmacht van4 to � 6 divisies aan land gebracht.

    De laatst nog overgebleven vliegtuigen van de Militaire Luchtvaart,versterkt met eenige Geallieerde vliegtuigen, werden ingezet. De be-manningen kenden geen rust, en vroegen er niet om, Met hun zwak be-wapende vliegtuigen gingen zij den overmachtigen vijand onverschrokkentegemoet, bombardeerden zijn transportschepen en de gelande troepen,tot ten slotte na twee dagen geen enkel vliegtuig meer onbeschadigd was.Een eeresaluut aan deze bemanningen, die geweldige verliezen leden, enniet aarzelden tot het laatst toe den strijd tegen de Japansche overmachtin de lucht vol te houden, is hier zeker op zijn plaats.

    Van de Baai van Bantam rukten de Japanners in twee colonnes opin Oostelijke richting, naar Batavia en naar Buitenzorg. Onze troepen,welke daar een opstelling hadden ingenomen, waren al spoedig in contact

    10

  • met den vijand en vertraagden zoo veel mogelijk den opmarsch van denveel sterkeren tegenstander.

    De Noord van Bandoeng gelande vijand ontmoette aanvankelijkgeen tegenstand; wegens onze geringe sterkte hadden wij op dat kust-gedeelte geen verdediging kunnen inrichten. Snel rukte de vijand op envermeesterde reeds op den eersten Maart het zwak bezette vliegveldKalidjati. Spoedig vestigde hij daar zijn luchtstrijdkrachten, en bestooktedaarvandaan onze troepen en steden, waarbij hij nagenoeg geen tegen-stand van onze zoo goed als doodgebloede luchtmacht meer te vreezen had.

    Ofschoon de Noord van Bandoeng gelande vijandelijke troepenmachthet zwakst was, werd zij niettemin als voorloopig het gevaarlijkst be-schouwd, omdat Bandoeng de zetel der Regeering was geworden, terwijldit ook de basis van het Leger was. De west van Buitenzorg vechtendetroepen werden daarom grootendeels losgemaakt en verplaatst naarBandoeng.

    De thans (3 Maart) nabij Bandoeng verzamelde troepen, waarbijzich ook de Cadetten van de Militaire Academie bevonden, werden nuingezet bij Lembang en Poerwowerto om door een tegenaanval denopmarsch van de gevaarlijke vijandelijke groep tijdelijk tot staan tebrengen. Aanvankelijk vorderde de opmarsch goed. Omstreeks 11 uurin den ochtend werden onze troepen echter waargenomen door een vijan-delijk vliegtuig; om 1 uur in den namiddag begon de vijand onze troepenuit de lucht te bestoken en hield dit vol tot het invallen van de duisternis.Zoo liep de aanval van de doodvermoeide troepen vast.

    De west van Batavia optredende troepen waren intusschen al vech-tende teruggetrokken tot in de nabijheid van de stad. Daar west vanBuitenzorg slechts zwakke afdeelingen waren achtergebleven, kon devijand hier sneller oprukken, en bedreigde alzoo den verbindingsweg vande legerbasis Bandoeng met de troepen nabij Batavia. Besloten werdBatavia prijs te geven en onze troepen terug te trekken naar Bandoeng.Aldus geschiedde. Op 5 Maart kwam de eerste afdeeling van dezentroep, die gedurende vijf dagen onafgebroken in touw was geweest, aante Bandoeng. De rood-omrande oogen, diep in hun kassen weggezonken,wezen op de doorstane vermoeienis dezer mannen. Zonder zich te be-kommeren om eten viel men, door slaap overmand, neer in de kwartieren.Deze rust zou echter niet lang duren.

    Langs verschillende wegen en paden rukte de vijand op naar. Ban-doeng. Dagelijks werd de stad uit de lucht bestookt, waartegen weinigof niets te doen was. Ongestoord cirkelden de vijandelijke vliegtuigen inde lucht en zochten op hun gemak hun doel uit. De opvoer van munitieen levensmiddelen naar de in gevecht zijnde troepen werd ten zeerste be-moeilijkt, vooral gedurende den dag. 's Vijands overmacht in de lucht,tot het uiterste uitgebuit, maakte het verplaatsen van troepen bijna on-mogelijk. Zoo veel doenlijk werd gebruik gemaakt van de duisternis,echter met het gevolg dat de vermoeienis der troepen tot onhoudbaregrenzen steeg.

    Alle troepen, welke maar beschikbaar waren, werden op 6 Maartingezet. Een afdeeling Timoreezen, welke belast was met de beveiliging

    11

  • van het Hoofdkwartier, verzocht toestemming naar het front gezonden teworden. Ook deze afdeeling werd nog ingezet en heeft haar tol van denvijand geëischt.

    Niets mocht echter baten. De vijandelijke overmacht was te groot.Op 8 Maart rukten de Japanners Bandoeng binnen, nadat eenige urentevoren de wanhopige strijd was gestaakt.

    * **

    De in Oost-Java nabij Rembang gelande vijandelijke groep ruktelangs verschillende wegen op naar Soerabaja en Malang. De belangrijksteovergangen over de Bengawan Solo-rivier waren door onze troepen bezet.De vijandelijke opmarsch werd hier tijdelijk tot staan gebracht. Wegensonze geringe troepensterkte was het niet mogelijk geweest een aaneen-gesloten front langs deze rivier te vormen. Het was voor den vijand alzooeenvoudig om tusschen onze kleine afdeelingen door te dringen en ze totteruggaan te nopen. Zoo werden onze troepen teruggedreven, tot zij inde omgeving van Bangil (zuid van Soerabaja) werden omsingeld en vanalle aanvoer waren afgesneden. Op 8 Maart werd ook hier de ongelijkestrijd gestaakt.

    * **

    Het had den vijand twee maanden gekost om, nadat hij de Philip-pijnen op een heel klein gebied na vermeesterd had, den NederlandschIndischen eilandengordel te doorbreken. Het had hem een groote krachts-inspanning gekost, zoodat hij nu eenigen tijd behoefde om op zijn verhaalte komen en zich gereed te maken voor den volgenden sprong: naarAustralië.

    De tijd, gewonnen door de verdediging van Nederlandsch-Indië, hadintusschen de Geallieerden in staat gesteld voldoende strijdkrachten teconcentreeren in Australië en in Oost-Nieuw Guinea om den verderenopmarsch van Japan een halt toe te roepen.

    * **

    Met den val van Java was het verzet echter niet geëindigd.Op tal van eilanden bleven nog kleine detachementen van het In-

    dische Leger den vijand bestoken. Op Timor, Sumatra, Nieuw-Guineaen andere eilanden voerden deze detachementen een strijd, welke denvijand veel moeilijkheden baarde. Nog in November 1943, dat is ruimanderhalf jaar nadat de vijand zich meester waande van Sumatra, werddoor de Japansche radio omgeroepen dat tot dat tijdstip op Sumatraalleen tweeduizend strijders waren onschadelijk gemaakt. Een ander voor-beeld wordt gevormd door het garnizoen van Manokwari (Vogelkop,Ned. Nieuw-Guinea) , dat zich nog gedurende bijna twee en een halfjaar, tot September 1 944, in het oerbosch van Nieuw-Guinea wist tehandhaven. Eenige fragmenten uit de lotgevallen van dit handjevol dap-peren worden afzonderlijk hierna weergegeven.

    Eerst na het einde der vijandelijkheden in het Verre Oosten zalechter kunnen blijken welk een bovenmenschelijke taak de mannen van

    12

  • de verschillende detachementen hebben verricht. Zij onder U, die hetbinnenland van Nederlandsch-Indië kennen, zullen kunnen beseffen welkeen volharding deze mannen moeten bezitten, welk een wissel getrokkenwordt op hun physiek. Bij nacht en ontij, in alle weer en wind trekkenzij er op uit, liggen in hinderlaag, liggen uren te wachten, bewegingloos,tot het gunstige oogenblik van handelen is aangebroken. Hun genees-kundige verzorging is uiterst sober, of mankeert geheel. Zij moeten levenvan het weinige dat de eenvoudige Indonesische bevolking van het bin-nenland kan missen. Het werk van deze mannen beantwoordt de bestetradities van het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger.

    * **

    Een lichtpunt was intusschen dat een deel, zij het een heel kleingedeelte van den Archipel in eigen handen was gebleven. Op Merauke,in het uiterste oostelijke hoekje van den Archipel, bleef de fiere Neder-landsche vlag waaien. Het kleine restantje Nederlandsch-Indische troe-pen, dat nog beschikbaar was, werd daarheen gedirigeerd om, in samen-werking met de bondgenooten, dit deel van den Archipel te verdedigen.Merauke is vrij gebleven.

    * **

    Voor den val van Java was het mogelijk geweest een gedeelte vanhet personeel van de Militaire Luchtvaart en een aantal leerlingen naarAustralië af te voeren, In Amerika werd een Nederlandsche Vliegschoolopgericht, waar dit personeel verder werd opgeleid.

    Reeds geruimen tijd zijn thans weer vliegtuigafdeelingen van hetNederlandsch-Indische Leger in actie boven den Archipel. Zij beschikkenthans over het modernste Amerikaansche materieel. Onophoudelijk bom-bardeeren zij den vijand. Een gedeelte der Legerluchtstrijdkrachten is reedsgestationneerd in Nederlandsch-Indië. Zij zijn terug op eigen Neder-landsch grondgebied...

    Ook de grondstrijdkrachten van het Indische Leger werden, voorzoo ver dit mogelijk bleek, versterkt. Het is echter duidelijk dat deze ver-sterking, zoolang zoowel Nederland als Nederlandsch-Indië door denvijand waren bezet, slechts gering kon zijn. Vooral Suriname heeft daarbijeen naar verhouding belangrijke rol vervuld. In September 1944 werd eennieuw bataljon infanterie opgericht, dat wordt ingezet om in samenwer-king met onze bondgenooten den vijand van ons grondgebied te ver-drijven.

    De rollen zijn thans omgedraaid. De Geallieerden hebben over degeheele linie de overmacht, een geweldige overmacht. Japan wordt hoelanger hoe meer teruggedrongen.

    In samenwerking met de andere deelen van de Nederlandsche Weer-macht en met onze bondgenooten ziet het Koninklijk Nederlandsch-In^dische Leger zich thans gesteld voor de taak:

    Het verdrijven van den indringer uit ons Nederlandsch-Indië en daarnahet herstel van rust en orde aldaar.

    Uit het voorgaande zal gebleken zijn dat de momenteele sterkte van

    13

  • het Indische Leger veel en veel te zwak is. Op korten, zeer korten termijnmoet dit Leger versterkt worden. Een mooie taak is hier weggelegd vooreen groot aantal flinke Nederlandsche mannen. Thans doet zich de ge-legenheid voor te toonen dat Nederland en Nederlandsch-Indië één zijn,dat het leed aan de bevolking van Nederlandsch-Indië aangedaan Neder-land evenzeer beroert als het in het Moederland doorstane leed. Wanneerwij denken aan de krijgsgevangenkampen, waar onze mannen, in dekracht van hun leven, van hun vrijheid beroofd, rusteloos op en neerloopen, en uitzien naar het tijdstip der verlossing; wanneer wij denkenaan de tallooze vrouwen en kinderen, opgesloten achter prikkeldraad,slecht gevoed en met de kleeren in flarden, die halsreikend naar hulpuitzien; wanneer wij denken aan het Indonesische volk dat, door denvijand geknecht en mishandeld, met smart op het oogenblik der bevrijdingwacht, op het ,oogenblik dat het weer rustig en ongestoord in een wel-geordend Nederlandsch-Indië, zijn grond kan bebouwen, aan het werkkan... dan stijgt ons slechts een kreet naar de , lippen: Naar Indië.

    Meer dan driehonderd jaar geleden zei een onzer groote Nederlan-ders: „Daar kan in Indië wat grootsch verricht worden."

    ONZE VOORVADEREN HEBBEN DAT GEDAAN.ONZE TEGENWOORDIGE GENERATIE ZALTOONEN DAT ZIJ DAT OOK KAN.

    VERSTERKT DE GELEDERENVAN HET

    KONINKLIJK NEDERLANDSCH-INDISCHE LEGER

    14

  • DE SLAG OM TARAKAN IN JANUARI 1942

    VOORWOORD

    Het verhaal van 'de verdediging van Tarakan door troepen van het

    Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger, hetwelk hier volgt, is geschreven

    door een officier van dat Leger, die dien strijd van het begin tot het einde

    heeft medegemaakt. Zijn naam, evenals die van de andere personen, die

    in het rapport voorkomen, zijn vervangen door willekeurige letters.

    Dit relaas is geen gevechtsrapport in den zuiveren zin.

    Het verhaalt van een garnizoen, dat zich tevoren had opgemaakt voor

    ondergang tegen een overmachtigen vijand, doch dat dit lot aanvaard

    heeft met een blijmoedigheid en zelfverloochening. die Tarakan's korte

    krijgsgeschiedenis tot een epos heeft gemaakt.Heldendaden worden aangestipt, wijl vele andere nog ongeschreven

    zijn, doch moge dit verhaal aan de vergetelheid ontrukken den moed en

    de volharding betoond door een deel van het Koninklijk Nederlandsche

    Indische Leger, dat op zoo schitterende wijze werd aangevoerd en geïnspi-

    reerd door zijn Commandant, Luitenant-Kolonel A.Het moge tevens een bescheiden beschrijving zijn van de heldenrol

    gespeeld door 40 Roode Kruis verpleegsters, moedige vrouwen van alle

    landaarden afkomstig, die geheel uit vrijen wil het lot gedeeld hebben

    van de mannen, die hier pal stonden voor onze groote Zaak, voor onze

    Vorstin en ons Koninkrijk.

    15

  • DE SLAG OM TARAKAN IN JANUARI 1942

    HOOFDSTUK I

    Hei eiland

    Teneinde zich eenig beeld te vormen van . het verloop van den slagom Tarakan is het noodig een korte beschrijving van het eiland te geven,gevolgd door een beknopte voorgeschiedenis, een overzicht van het doelen de inrichting der verdediging, voorts van de strijdkrachten inclusief deverdeeling daarvan, teneinde aan de eischen dier verdediging te kunnenvoldoen.

    TARAKAN, een eilandje gelegen op de Oostkust van Borneo, nage-noeg tegenover den mond van de Sesajap Rivier, niet ver van de grensmet Britsch Borneo, heeft ruwweg den vorm van een rechthoekiger drie-hoek met een naar het Zuiden gerichten tophoek en de langste zijdetegenover Borneo's vasten wal.

    De afmetingen van het eiland zijn langs de Noordkust ± 15 K.M.,langs de Oostkust ± 20 K.M. en langs de Zuid-Westkust 35 a 40 K.M.

    Van het geheele oppervlak van het eiland is slechts een zeer kleingedeelte tot ontwikkeling gebracht ten bate van de olieproductie en denoodige woningruimte voor de bevolking, totaal rond 5000 zielen be-loopend.

    Totaal is hoogstens 25 K.M.2 bewoonbaar wijl de rest van het eilandpractisch nog in zijn natuurlijken wilden staat verkeert. De oliecentra zijn:het voornaamste tot het uiterste geëxploiteerde „Pamoesian" boorterreinin het Zuidoosten, waar zich tevens de wooncentra der employé's, hetChineesche kamp, de militaire kampementen en meer aan de Zuidwestkusthet Marine vliegkamp en de tanken-parken bevinden, terwijl een tweedeonbelangrijk boorterreintje „Djoeata" zich ietwat West van het middenvan het eiland bevindt, alwaar zich ook eenige installaties en enkelewoningen bevinden.

    De haveninstallaties bevinden zich eveneens op de Zuidwestkust inhet deel Lingkas geheeten, alwaar zich twee groote steigers bevinden,geschikt voor schepen van alle grootten en ,een kleinere steiger voor hetMarine vliegkamp.

    Het wegennet is te onderscheiden in een hoofdweg, van LingkasNoordwaarts leidend naar het Djoeata boorterrein, waarna deze wegovergaat in een voetpad naar de Noordwestkust, terwijl Noord vanLingkas de hoofdweg naar het Oosten afbuigt, naar het ingewikkeldePamoesian boorterrein met enkele zijwegen naar de bewoonde gedeelten.Deze hoofdweg is totaal ± 20 K.M. lang en bovendien is er nog eenuitgebreid wegennet leidende door het complex der boorterreinen, totaal50 K.M.

    16

  • Een lichte-mitrailleur-groep in den aanval.

    Een anti-tankkanon gereed om te vuren.

  • Een infanterie-patrouille op marsch door het heuvelterrein van Timor,den vijand tegemoet.

    Vooral in de Jungle is groote waakzaamheid een eerste vereischte.

  • Voorts was TARAKAN een vliegveld rijk, geschikt voor vliegtuigenvan middelbare grootte.

    Het geheele eiland is heuvelachtig, doch de hoogste top gaat niethooger dan ongeveer 90 meter nabij de Zuidpunt, terwijl uitgestrektekustdeelen uit moeras bestaan waarvan het Noordwestelijk deel als on-begaanbaar was aangemerkt, evenals een deel der Westkust.

    De bevolking van TARAKAN dankt haar bestaan uitsluitend aande olie en dit is ook oorzaak, dat dit overigens onvruchtbare en onher-bergzame eiland een zeer heterogene bevolking telde, die zeer geinteres-seerd was in alles wat met de olie-productie samenhing, doch waarvaneen groot deel der bewoners als tijdelijk beschouwd moest worden, be-halve wellicht de eenige nederzetting buiten dit gebied, Djoeata geheeten,een gehucht op de Noordwestkust gelegen.

    TARAKAN tproduceerde zgn. ,,crude oil", die wegens haar samen-stelling geschikt was zonder verdere bewerking als stookolie in schepengebruikt te warden.

    Tarakan had zich reeds jarenlang in een klimmende belangstellingverheugd. Reeds in , Februari 1933 was het noodig met den uitersten spoedeen versterkingsdetachemznt te zenden bestaande uit eenige compagnieëninfanterie en eenige artillerie, toen er ernstige vrees bestond, dat Japan een„coup de main" tegen de oliehaven voorbereidde, waar toen slechts 1compagnie infanterie was gestationneerd. Dit jaar luidde tevens een tijd-perk rn van met-beperkte-geldmiddelen-.improviseeren en een zich-behelpen-met-onvoldoende-middelen. Reeds in deze en volgende jaren werdentegen een eventueele „coup de main'' een aantal maatregelen getroffen,waarbij echter op uiterst karige wijze aan de door militaire deskundigengestelde eischen op materieel. en personeelsgebied tegemoet werd ge-komen.

    Het heeft tot 1941 moeten duren eer voldoende geldmiddelen be-schikbaar werden gesteld om den achterstand in te halen.

    Het is in deze periode feitelijk, dat de voorbereidingen voor Tarakangeschiedenis gingen maken, dat een jaar van onverdroten en noestenarbeid intrad om het mogelijke nog te bereiken, een arbeid waarin velehonderdduizenden guldens staken, waarin de militaire autoriteiten methun troepen letterlijk al het mogelijke gaven om Tarakan's verdedigingte verzekeren.

    Het moet hier ook worden vermeld dat in dezen voor Indië zoo moei-lijken tijd geen gebrek meer was aan militaire fondsen, maar wel aanmaterieel en personeel. Gedurende bijna één jaar vergden officieren entroepen het uiterste van zichzelf om tenslotte het geheelebouwwerk, toende tijd daar was, in enkele dagen te zien verpletteren onder een 15- tot20-voudige overmacht.

    Sedert Mei 1940 hadden er in Tarakan groote veranderingen plaatsgegrepen. Een algemeen evacuatieplan voor alle gezinnen van militairen,die van B.P.M. (Bataafsche Petroleum Maatschappij) -employé's en dieder Inheemsche bevolking was doorgevoerd. Slechts enkele vrouwen indienst van het Roode Kruis bleven achter.

    Men meet het Tarakan-leven hebben gekend om te kunnen beoor-

    17

  • deelen wat dit beteekende, deze gemeenschap van uitsluitend mannen, dievoortdurend in een zekere spanning leefden in afwachting van de moge-lijke dingen die komen konden. Nog echter bleef de verdediging gespeendvan noodige personeels- en materieels-versterkingen, thans omdat dezeblijkbaar niet konden worden uitgespaard op het Javaleger.

    Eerst in begin 1941 kwamen de fondsen los, welke echter met grootesnelheid werden verslonden om tot een harmonisch stelsel van behoorlijkeverdedigingsmaatregelen te komen.

    Deze periode werd gekenmerkt door een ongekende bedrijvigheidonder leding van den Luit. Kolonel A., de man wiens naam onverbrekelijkverbonden is aan de heldhaftige verdediging van Tarakan.

    Voor het eerst in onze Indische militaire geschiedenis speelde geldgeen rol en konden de versterkte fondsen niet eens ten volle opgebruiktworden.

    18

  • HOOFDSTUK II

    De inrichting der verdediging

    Het algemeen principe der verdediging was gebaseerd op de volgendedoelstellingen die als hoofd-, resp. neventaken waren beschreven:a. ingeval van een vijandelijke aanval tot eiken prijs de volledige ver-

    nieling van de olie-boorterreinen en hun installaties waarborgen, ten-einde den vijand het gebruik daarvan te ontzeggen;

    b. na het volbrengen van deze taak met de resteerende troepen terug-trekken op het vliegveld, dat tot eiken prijs in ons bezit moest blijven.Over de tactische merites van deze laatste opdracht zal niet worden

    uitgeweid, hoewel het duidelijk is, dat op een dusdanig klein oppervlakals waar de acties plaats moesten vinden deze laatste opdracht uiterstmoeilijk was, hoewel hiermede beoogd werd de beschikking te behoudenover een vooruitgeschoven vliegbasis (in den rug der Philippijnen) .

    Tevens moet hierbij worden vermeld, dat deze laatste opdracht ver-strekt werd in Augustus 1 94 1 ( 33 maand voor het uitbreken van denoorlog ), wijl voordien het garnizoen de opdracht had na succesvolle uit-voering van de hoofdtaak uit te wijken naar Borneo's vasteland.

    Het systeem der verdediging berustte op de volgende beginselen( zie kaart) .

    Het Pamoesian boorterrein, het hoofdproductiecentrum, had demeeste aandacht.

    Het werd omringd door een stelsel van steunpunten, vereenigd inverschillende fronten.

    Zoo had men een Oostfront, dat langs de Oostranden der boor-terreinen het open terrein Oostwaarts tot eenige kilometers tot de bosch-randen overzag, op de rechterflank aangeleund door moerassen derPamoesianrivier. In het Zuidwesten was het zgn. Lingkas front, dat zeersterk was en gericht was tegen landingen van die zijde; dan was er eenNoordfront halverwege Tarakandorp en het vliegveld gelegen en ten-slotte de vliegveldverdediging.

    Tusschen het Oostfront en het Noordfront lag bijna ondoordringbaarterrein dat door speciale afdeelingen bewaakt werd.

    De periferieën van Tarakan waren de Noordwestelijke puntenDjoeata, alwaar eenige infanterie de aldaar opgestelde batterij artillerievoor afsluiting van het Noorder vaarwater moest dekken.

    Deze batterij diende als bewaking van de Noordelijke mijnversper-ring.

    Drie kustbatterijen stonden voorts langs de Zuidwestkust. Zuid vande Pamoesianrivier, de zgn. Peninki Batterijen (2 batterijen a 3 X 7.5cm) en de Karoengan Batterij (4 X 12 cm) .

    Deze batterijen bewaakten de mijnversperring, welke het Lingkas-front beschermde.

    Een vooruitgeschoven stelling bevond zich op de Oostkust nabij

    19

  • Amal waar één sectie Infanterie (53 man) en enkele mitrailleurs even-tueele landingen aldaar moesten vertragen en welke afdeeling zoo noodigvechtend moest terugvallen op het Oostfront, naar tevoren ingerichte op-stellingen.

    TARAKAN, een typisch voorbeeld van een object-verdediging, wasbezet door een garnizoen van 1200 tot 1300 man sterk, als volgt samen-gesteld:

    LEGER:

    3 compagnieën infanterie a 177 man met 18 lichte mitrailleurs percompagnie;

    1 comp. mitrailleurs met 18 mitrailleurs en 6 mortieren;1 kustbatterij van 4 X 7 cm. (in den Noordwesthoek bij Djoeata) ;2 kustbatterijea a 3 X 7.5 cm.

    langs de Zuidwestkust;1 kustbatterij van 4 X 12 cm. g1 mobiele veldbatterij van 3 X 7.5 cm.;1 mobiele batterij van 2 X 7 cm.;2 secties a 2 X 40 mm. luchtdoelgeschut;2 secties a 2 X 20 mm. luchtdoelgeschut;Eenige secties luchtdoelmitraillkurs van 12.7 mm., een sectie 'Genie-

    troepen van ± 30 man vernielingsspecialisten, 7 zgn. overvalwagens met80 man infanterie; ± 40 gemilitairiseerde B.P.M. employé's;

    eenige door het leger bemande patrouille-motorbooten.

    LEGERVLIEGTUIGEN:

    3 Glenn Martin bommenwerpers;4 Brewster Jagers.

    MARINE:

    H.M. Mijnenlegger „Prins van Oranje";eenige patrouille-vaartuigen.

    MARINE VLIEGDIENST:

    3 Dormer vliegbooten;een detachement van 80 man, meest specialisten in het Marine vlieg-

    kamp, waarbij 4 legermitrailleurs en 2 kleine kanonnen van 3.7 cm.Alle strijdkrachten, behalve de mijnenlegger, stonden onder comman-

    do van Luitenant-Kolonel A.

    Alvorens dit hoofdstuk te besluiten zij een kort woord gewijd aande moreele factoren van een gemeenschap van soldaten, die hunne ge-jzinnen op Java moesten achterlaten, op zichzelf reeds een probleemvormende in een plaats waar geen gelegenheid tot eenigerlei ontspanningis, en tenslotte sedert Juni 1941 het leven in volledigen verduisterings-toestand; zoo is het wellicht duidelijk welke eischen aan beleid, tact eninzicht gesteld werden aan Commandanten en Officieren. Men kan hierbijnog voegen de hevige spanning, die telkens optrad bij de plotselingealarmseinen van den Generalen Staf, als het „Weest op Uw hoede"

    20

  • codewoord doorkwam, hetgeen telkenmale noodig bleek, vooral toen deJapanners hun penetratie in Indo-China steeds verder voortzetten.

    Hierbij kwam de wetenschap, dat Tarakan voor den vijand bijzonderewaarde had en als eerste aanvalsdoel op Japan's program moest staan,hetgeen het tenslotte ook is geworden.

    Hieraan dient toegevoegd te worden dat langzamerhand het besefgroeide, dat Tarakan voor de bezetting een levend graf zou worden,sedert het bekend was dat, blijkens de laatstelijk ontvangen opdracht,stand gehouden moest worden op dit kleine eiland waar geen manoeuvre-ruimte was. Deze wetenschap echter bezielde de bezetting met een eigen-aardigen, grimmigen wil alsdan het leven in ieder geval zoo duur mogelijkte verkoopen.

    De censuur zou boekdeelen kunnen schrijven over hetgeen aan dezegevoelens omging in de harten dezer menschen, die in hun brieven „aanhuis" een voorzichtig woord van afscheid deden doorschemeren.

    Dan moet hier worden vermeld het feit, dat 20 dames, echtgenootenvan Officieren en B.P.M. employé's, onder de bezielende leiding vanMevrouw D. op het eiland bleven en het als haar plicht beschouwdende mannen straks bij te staan als de strijd zijn slachtoffers zou eischen.

    Deze Nederlandsche vrouwen, waaronder ook enkele Indonesische,deden nog iets anders; zij waren voor de mannen een stimulans, die henhet evenwicht deed behouden en zich zelf deden blijven. Haar beschavendeinvloed was opwekkend voor de geheele groote mannengemeenschap.Deze vrouwen werkten hard, oefenden en arbeidden in de beide hospitalenonder onze militaire en B.P.M.-doktoren.

    Tenslotte behoorde tot de taak van den troepencommandant deburgerbevolking te mobiliseeren. Deze uiterst delicate taak, nl. het hete-rogene Indonesische element in militair verband te organiseeren, werd metuiterst bekwame hand geleid door den Assistent-.Resident.

    Voorts was leen groot deel der B.P.M.-.employé's ingedeeld in ver-nielingsploegen onder de uitnemende leiding van den Luitenant B., eenjeugdig officier met vier jaren dienst, die het volkomen geslaagde ver-nielingsschema opbouwde en uitvoerde, en later vechtende onderging.

    Honderden In donesiërs behoorden tot den luchtbeschermingsdienst,geleid door den B.P.M.-employé C. (later geridderd met de MilitaireWillemsorde) , honderden behoorden tot de transportcolonnes voor be-voorrading, en vele tientallen ziekendragers en hulpverplegers moestenworden georganiseerd in ploegen en als zoodanig geoefend worden.

    Een speciale brandweer moest worden opgericht.In al deze diensten werkten Nederlanders, Chineezen en Indonesiërs

    naast elkander, omvattende een organisatie van ± 2000 man sterk. Ookvoor hen bestond een speciale Intendance, een voedselcentrale, keukensen voedselopvoerdienst, waarbij veel van de verantwoordelijke instantieswerd geëischt.

    En zoo naderde de dag, de 8ste December, toen de verschrikkelijketragedie in het Oosten een aanvang nam.

    Het kan nuttig zijn een buitenlander, de bekende AmerikaanschePacific-schrijver, Hallet Abend, te laten spreken, nadat hij Tarakan vóór

    21

  • 8 December had bezocht en daarvan in zijn boek „Ramparts in the Paci-fic" op pag. 166 e.v. verhaalt (vertaald uit het Engelsch) :

    „Ik maakte mijn tweede onverwachte landing op Tarakan. Het vlieg-veld was thans niet bezaaid met Friesche Ruiters ( hindernissen) toen wijer omheen cirkelden, want juist voor ons kwam iet laatste van zes leger-verkenningsvliegtuigen binnen na een vlucht van Balik Papan. Zij kwa-men hier benzine bijvullen om daarna bij het laatste daglicht een verken-ningsvlucht van 400 mijl over zee te maken om maar zeker te zijndat geen Japansche oorlogsr en troepenschepen voldoende dichtbij warenom voor het aanbreken van den volgenden dag een verrassende beschie-ting of landing uit te voeren ... .

    Zoo dachten de Nederlanders in Oost-Indië over de japanners, reedsin September ... .

    Ik reed naar Tarakan over een hobbeligen weg. Gedurende de ritwerden mij twee-en-dertig goed gecamoufleerde opstellingen voor kust-en luchtdoelgeschut en voor zware mitrailleurs aangewezen in de heuvelswelke de haven en het vliegveld beheerscbten. Later vernam ik dat ge-durende het laatste jaar honderd zesendertig dergelijke opstellingen ge-maakt waren geworden .. .

    Het eigenlijke militaire garnizoen van het eiland had een sterkte vanminder dan duizend man. Maar alle Nederlanders daar -- employé'svan de oliemaatschappij en gouvernementsambtenaren — waren militair-geoefende reservisten en waren voorzien van uniformen en wapens ... .

    Nog laat in den avond zat ik met een groepje dezer menschen —of ficieren van het Leger, gouvernementsambtenaren, administrateurs vande oliemaatschappij --- op de verandah van de Societeit bij een gekoeldglaasje jenever. Er werd niet gesproken over het „of" van den oorlog,slechts over het „Wanneer?". En de algemeene vraag van de Nederlan-ders was: „Zullen de Vereenigde Staten van Amerika meedoen of erbuiten blijven?"....

    Den volgenden morgen voor zonsopgang startten wij van het vlieg-veld....

    Onze koers ging over de zeestraat, welke Borneo scheidt van Ta-rakan, dat gezegende eiland, hoewel niet het eiland van gezegenden..."

    22

  • HOOFDSTUK III

    8 December 1941 : Oorlog

    Het nieuws kon te Tarakan niet realistischer ontvangen worden; hetbekende Manilla-station, dat steeds om 6 uur Tarakan-tijd opende metde bekende song : „Good Morning, good morning", deed de over de stadloeiende sirenes door de muziek heen hooren, terwijl de geagiteerde stemvan den omroeper het nieuws van Pearl Habour doorgaf, gepaard aan deniet minder sprekende verhalen wat zich in den vroegen Zondagmorgendáár in en rond Manilla afspeelde.

    Sedert 1 December 1941 was Tarakan echter gewaarschuwd. Alletroepen waren in de stellingen gelegen en vanaf dien eersten Decemberheerschte er reeds den stemming van waakzaamheid, die eiken schutterden vinger aan den trekker deed houden.

    Wat er ook te gebeuren stond, verrast zouden wij niet worden.En de 8ste December kwam evenmin als een verrassing; bij velen

    was er eerder een gevoel van verlichting toen het dan eindelijk zoo verwas. De oorlogsverklaring van H.M. de Koningin aan Japan bekend ge-maakt door den Gouverneur-Generaal, werd met volledige instemmingdoor een ieder begroet.

    Wij voelden ons sterk. Zooais achter Singapore het Britsche Impe-rium stond, zoo stonden immers achter de Philippijnen de United Statesof America.

    Den 9den December zag de eerste oorlogskrant in de Pacific het licht,het was de „Frontkrant van Tarakan", uitgegeven in stencilvorm doorden troepenstaf, met een dagelijksche oplaag van 300 exemplaren in eenNederlandsche en Maleische uitgave, teneinde de troepen volledig op dehoogte te houden van het verloop van den oorlog.

    Eiken morgen, om 7 uur, ging de „Frontkrant" ter perse en werd danawl de ongeduldig wachtende, ver verspreide troepen -gedistribueerd.

    Tarakan zag ook de eerste rijdende cantine in Nederiandsch-Indië,welke bestond uit een speciale B.P.M.-auto, bediend door den Leger desHeils officier.

    Achter deze maatregelen stak meer dan op het oog leek en het isgoed gebleken, vooral later, dat de kleine pers het geheele garnizoenbereikte met zijn nieuws, dat helaas steeds slechter werd, doch de man-schappen beter voorbereidde voor hetgeen komen ging'.

    In Tarakan is nimmer sprake geweest van een verdoovende slagna een plotselinge nederlaag.

    Tarakan begreep, dat zijn lot bezegeld was, toen dringend aange-vraagde troepenversterkingen bleken niet geleverd te kunnen worden;toen dringend noodig geschut voor de onbeschermde Oostkust niet be-schikbaar was; toen met klem bepleite vergrooting der kleine munitievoor-raden niet verwezenlijkt kon worden.

    Veel tijd om na te denken had men echter niet. Er was nog ontzaglijk

    23

  • veel te doen. Nieuwe troepen waren tot en met Novennber nog binnen-gekomen van Java, om andere troepen van Tarakan af te lossen en dezecontingenten waren nog geheel onvoorbereid op 'deze wijze van oorlog-voeren, zoo weinig identiek met onze voorbereiding in het Indische legervoor den „bewegingsoorlog".

    Eenige malen per week werd onder oorlogsomstandigheden de ge-heele vernielingsmanoeuvre gerepeteerd en tot in minuten en secondenmet testhorloges igecontroleerd.

    Even was er een kleine verandering in het 'dagelijksche jachten, toen20 nieuwe Roode-;Kruiszusters arriveerden. Zij waren naar Tarakan ge-komen, zonder dat zij hare oologsbestemming kenden. Spontaan haddendeze vrouwen en meisjes zich tgemeld, toen de Javaradio hen opriep,slechts vermeldend, dat gevechtsactie op het terrein van haar . arbeid spoe-dig verwacht kon warden. Een der jongere nieuw aangekomen zustertjes,een meisje van nauwelijks 18 jaar, zeide, toen de geheele troep in hetB.P.M. doorgangshuis bijeen zat in vrijwel algeheele duisternis, slechtsbelicht door een blauw galerij-lampje: ,,Oeh, wat een griezelige graf-keldersfeer".

    Wij antwoordden dat wij reeds 7 maanden zoo leefden, en dit ver-zoende haar onmiddellijk. Door de groote toewijding en zorg van de zijdevan Mevrouw D., het Hoofd van het Roode Kruis, werden de zustertjeszoo goed als het ging spoedig onder ,dak gebracht, hare taak aangewezen,onmiddellijk begonnen met oefenen voor luchtalarm, en werden gasmas-kers verstrekt.

    En tenslotte was er nog veel arbeid te verzetten in nieuwe reserve-stellingen in tweede lijn, stellingen, welke hopenlijk een verrassing zoudenbeteekenen voor den overigens zeer goed ingelichten vijand. Het had nl.tot 22 November moeten duren eer wij , de laatste Japanners het eilandhadden zien verlaten. Eenige uitgelezen spionnen waren als handelaarstot het laatst op het eiland gebleven, daar zelfs de dringenste verzoekenvan militaire zijde om hen te verwijderen, geen uitwerking hadden.

    Het garnizoenheeft hierdoor wellicht zwaardere verliezen geledendan noodig was, of juister, het .is sneller .onder den voet geloopen danzelfs bij een 15 tot 20-voudige vijandelijke overmacht verwacht was.

    Het verloop van Japan's nadering wees voor Tarakan weinig goedsuit. De Philippijnsche verdediging werd letterlijk opgerold. Manilla viel.Davao was reeds onmiddellijk gevallen.

    Het duurde dan ook niet lang of 'het eerste contact met den vijandwerd verkregen in den vorm van beschieting door een der 'groote 4-mato-rige vliegbooten, de zgn. „Navy 97". Eenige slachtoffers onder de burger-werklieden op het vliegveld waren te betreuren.

    Onze jagers, onmiddellijk in de lucht, vielen verwoed aan. Een onzerjagers werd zwaar beschadigd', doch de vlieger kwam ongedeerd beneden;wegens een opkomende zware regenwolk wisten de Japanners spoorlooste verdwijnen.Dit eerste reëele contact bad ons reeds dadelijk de moeilijkheden gedemon-streerd ons te vrijwaren tegen verrassende luchtaanvallen van zeezijde.

    Te land waren, zoover als de radius der radiotoestellen reikte, lucht-

    24

  • alarmposten, bediend door vrijwillig Indonesisch personeel, ingericht, dochde zeezijde verschafte geen enkele mogelijkheid daarvoor.

    Na dezen eersten aanval volgden ,er meer. Dagelijksche verkennings-vluchten van enkele vliegtuigen, blijkbaar bestemd voor het uitvoeren vande laatste photo-opdrachten, werden spoedig gevolgd door zware bom-aanvallen; op het vliegveld, op olietanken, op de „Prins van Oranje", opde verdedigingswerken. De aanvallen namen in hevigheid toe, waarbij hetspoedig onmogelijk werd onze bommenwerpers te handhaven op het steedsmeer gehavende vliegveld.

    De troepencommandant zond de bommenwerpers terug. Hun ver-kenningswerk werd overgenomen door de onvermoeide marine-vliegers,die met hun vliegboeten in kreeken en riviermonden overdag verscholenbleven onder d'e meest primitieve en uitputtende omstandigheden om tegenden avond de gevaarvolle verkenningen langs door den troepencomman-dant uitgestippelde lijnen uit te voeren, teneinde inlichtingen te krijgen overmogelijke nadering van den vijand. Meestal terug bij het vallen van deduisternis, waren de vliegtuigen 's morgens om 6 uur weer verdwenen naarhun schuilplaatsen. Bemanningen moesten 's nachts werken aan de vlieg-tuigen, ze bijvullen, nazien, enz.

    Het bleef hier ,echter niet bij. De vijand was nl. gesignaleerd voorMIRI in Serawak, twee vuur vliegen van Tarakan. Zoowel de Marine- alsLegerbommenwerpers gingen spoedig op zoek en vonden den vijand. Deeerste kruiser van de Japanners zonk onder een voltreffer van den Officier-vlieger E. der Kon. Marine. Een tweede verdween naar den bodem dooreen aanval uitgevoerd door den eersten Luitenant-legervlieger F.

    Het was een vreemd gezicht soms te zien da y de dapperen zelf er denminsten ophef van maakten temidden van de vreugde-uitingen hunnercollega's.

    Wij kwamen er niet zonder kleerscheur`n af. De Legerbommenwer-pers kwamen van het Borneo-vliegveld eerst naar Tarakan om te „tanken"en gingen ,soms alleen, somsbegeleid door jagers naar den „Overkant".

    Hier maakten ze voor het eerst kennis met de geduchte, toen nogonbekende Japansche „Zero's". Telkenmale bleven er eenige dapperenachter. De jeugdige jachtvliegers met hun 4 jagers brandden van ongeduldom hun kameraden te omreken.

    Wie deze jongens van 19 tot + 22 jaar heeft bezig gezien toen heteenmaal zoover was, kan naast een gevoel van trots, gevoelens van smartniet onderdrukken.

    De Brewsters, waarop zij zoo trotsch waren, bleken geen partij tezijn voor de Zero's.

    Het gevecht van de Hollandsche helden tegen deze numerieke enmaterieele overmacht was verschrikkelijk om aan te zien, en wij opden grond, verbaasd als wij waren over de uitmuntende vliegkunst vertoonddoor den vijand en de snelheid van zijn materieel, werden evenzeer metontzag vervuld voor onze jongens.

    Geen huner heeft zich ooit aan een gevecht onttrokken. Verwoedvochten ze in die reusachtige ruimte, vochten verbeten, zochten denvijand telkens door ontwikkeling van grootere techniek te na te komen. De

    25

  • strijd was echter hopeloos en de een na den ander werd letterlijk afgemaakten een enkele kwam weer veilig op den grand. De kleine gehavende groepwerd versterkt met vier andere jagers, doch het spel herhaaldezich. On-danks de wetenschap, dat de vijand zooveel sterker was, dacht geen derovergeblevenen er aan op den grond te blijven. Een der jongsten, eenknaap nog van 19 jaren, de Vaandrig G., werd, toen hij juist toch een„Zero" „op den korrel" had, in zijn motor getroffen, die stopte. Hij bleefin duikvlucht doorvliegen, met alle mitrailleurs doorvurend' en den vijandtreffend. Twee Zero's echter kwamen „op zijn staart zitten", zooals hijdit noemde, schoten zijn stuurinrichting in stukken. Hij viel, in adem-benemende snelheid; het vliegtuig lag nu op den rug, steeds gevolgd doortwee Zero's. De machine begon te rooken, een stipje stak uit de cockpit;het was G., die worstelde om los te komen, omdat hij was blijven hakenachter een instrument. Eindelijk op 500 m. boven den grond maakte destip zich los uit het vliegtuig, hij viel. Langzaam, tergend langzaam ging deparachute open en met een veel te igroote snelheid' nog belandde de vliegerop den grond. Wij snelden per auto naar de plaats, waar hij stond, dezejongen. woedend en met zijn Vuist ballend „dat de andere Jap alleen maarbeschadigd was". Geen sprake van zenuwen, van angst, slechts onmiddel-lijk een vraag aan den troepencommandant om hem toestemming tegevenmet twee man een overgebleven jager te bemannen om een nieuw viegtuigvan Borneo te mogen halen. Helaas was het zoo geen strijd meer om volte houden en na eenige dagen van vernietigende ,gevechten bleef de laatstejager over. Bijna alle vliegers waren gesneuveld. G. vertrok met denlaatsten jager, als ballast met een anderen held naar Borneo. Zijn woordenvoor zijn vertrek waren: „Ik zal ze op Java wel even vertellen, wat we hiernoodig hebben en ik kom met nieuwe jagers onmiddellijk terug".

    G. is slechts één der episoden. Anderen lieten het leven, als bijvoor-beeld Luit. H., die geheel alleen met drie Zero's worstelde en „ergens"in de rimboe neerstortte. Van de 8 jagers 1 overgebleven, en zoo verdweendan deze laatste, met twee vliegers, met het voornemen onherroepelijkterug te komen.

    De vijand had zijn doel bereikt. De lucht was schoon. De bommen-werpers gaven het echter nog niet op, al moesten ze nu op Borneostationneeren. Telkens kwamen ze terug, tankten en gingen weer op zoeknaar den vijand, die steeds dichterbij kwam met het vorderen van denstrijd op de Philippijnen.

    Een apart hoofdstuk geschiedenis is het schitterend gedrag van deluchtafweerbatterijen, van het geschut en de mitrailleurs, speciaal van devliegveidverdediging.

    De opleiding der luchtafweerbatterijen is de meest geestdoodende,welke men zich in vredestijd kan indenken. Wij hebben deze dagelijkschewederkeerende eentonige oefeningen dikwijls aanschouwd, het geheeltot één team opvoeren van een bediening, waarbij volkomen mechanischen uiterst snel moet worden geleerd te reageeren. Hierbij kwam dat, alsgevolg van de geringe munitievoorraden, vrijwel nimmer met „scherp"geschoten mocht worden. De bedieningen bestonden veelal uit 3 landgardendooreen Nederlanders, Menadoneezen en Javanen.

    26

  • Als er één opleiding trotsch mag zijn op haar resultaten is het dezezeer zeker wel. Nemen we bijvoorbeeld de vliegveldverdediging.

    Het vliegveld was het dagelijksch doelwit van den vijand. De bombar-dementen waren verschrikkelijk, meest uitgevoerd met bommen van250 kilogram.

    De duikaanvallen der jagers, met kanon en mitrailleurs vurend enonder loeiend gebrul der motoren pijlsnel omlaagschietend, om te trachtende bemanning der luchtafweerwapens te vernietigen, waren angstwekkend.Alles wat niet mee kon vuren zocht dekking in loopgraven of greppels.

    Terwijl wij vele malen naar onze dekkingen moesten rennen, stondendaar — vanzelfsprekend onbeschermd tegen luchtaanvallen — onze ver-beten bedieningen, met ontbloote bovenlichamen, druipend van het zweet;zij stonden daar letterlijk vechtend onder een kogelregen, wetend dat ééntreffer in de munitiekisten naast hen, de geheele bediening in de luchtzou doen vliegen.

    De artilleriecommandant was Luit. I., één der „Afrikaanders", zooalswij ze noemden. Een dier stoere, rustige Hollanders die, tevoren in Afrikawonende, zich onmiddellijk na 10 Mei 1940 had gemeld voor dienst inNederlandsch-Indië.

    Er vielen gewonden, men bleef op zijn post, de vijand bleef aanvallen,doch zij vochten door, hun stukken spuwden snelvuur na snelvuur op denvijand, die er maar niet in slaagde deze mannen schrik aan te jagen ofuit hun stellingen te verjagen.

    Na de aanvallen der jagers kwamen dan systematisch de bommen-werpers, blijkbaar berekenend, dat de weerstand gebroken zou, zijn. Hiervanwas echter geen sprake. Hoe groot was de vreugde, toen de eerste bom-menwerper omlaag kwam, een zware rookpluim achterlatend en met eenontzettenden knal met bommenlast en al uit elkaar sprong toen hijden grond raakte:

    Eén voorval na één der bombardementen staat mij nog helder voorden geest. Een voltreffer was dicht nabij de stellingen neergekomen.Een Javaansch sergeant was het leven gered, doordat hij juist achtereen betonnen pillbox dekking had gevonden. De ontploffing vond zoonabij plaats, dat de pillbox ontzet werd. De sergeant was half bedolvenonder de opgeworpen aarde. Het was een wonder, dat hij nog leefde. Detroepencommandant en ik waren jui,,st nabij het vliegveld en onmiddellijkna den aanval reden wij naar de stelling. Daar stond deze eenvoudigeJavaan nog verdoofd en onder de madder.

    Ik fluisterde den Overste in, dezen man in onze jeep mee te nemennaar Tarakan om op zijn verhaal te komen. De Overste stelde dit densergeant voor. Deze had voor ons slechts een verbaasde blik en hij ant-woordde in het Maleisch: „Hoe kan ik hier weg, Overste? als straks deJaps weer komen moet ik bij mijn menschen zijn."

    Ik schaam mij niet te zeggen, dat mij een brok in de keel schoot.De Overste keek hem eens aan, schudde hem de hand, klopte hem op denschouder; de sergeant salueerde stram en zoo reden wij weg, zwijgend.

    Een ander voorval'. De 40 m.m. luchtafweerstukken stonden ongeveer5 KM Zuid van 'het vliegveld aan de kust. Slechts 20 m.m. stukken waren

    27

  • op 'het vliegveld met een plafond van hoogstens 2000 meter. De vijandwist dit en kon van de geringe hoogte van 2500 meter ongestoord precisie-bombardementen uitvoeren.

    Wij besloten 3 der 4 zwaardere stukken uit het kustfront te lichtenen die zoo mogelijk in één nacht op het vliegveld op te stellen. Een stukzou als schijnbaterij blijven staan en de lichte 20 m.m. stukken zoudennaar de kust gaan.

    Aangezien het vliegveld tijdens de aanvallen met een hel vergelekenkon warden, vond de troepencommandant het wenschelijk persoonlijk de40 m.m. bedieningen van de noodzaak der verplaatsing op de 'hoogte te stel-len. Er werd aangetreden, waarop deze mededeeling werd gedaan. Dereactie?

    De petten 'gingen omhoog en een luid hoera weerklonk, thans „moch-ten" ze ook meedoen op het vliegveld. Dit verhaal 'is nog niet nit.

    Daarna reed de Overste naar het vliegveld en deelde de 20 m.m.bedieningen mede, dat ze naar een rustiger plaats bij de kustbatterijenzouden worden verplaatst. De reactie hier?

    „Overste, dat is ,geen werk, wij hebben hie r de eerste Jap een gat inzijn lichaam geschoten; wij kennen het vak hier nu en nu moeten wij weg?Wij hooren hier thuis, Overste, hier waar de knikkers vallen."

    Hier, waar de „knikkers" vallen ..... Wat valt er voor een rapporteurhier nog aan toe te voegen. Ik geef gaarne toe, dat deze mannen snaren inons wisten te beroeren, waartoe de geheele vijand met al zijn bommenniet in staat was.

    Het vliegveld had als commandant Luitenant K., die tevoren adjudantwas geweest met een gezonden afschuw van den jongen officier voor de„papieren". Inderdaad, de papieren „lagen" hem als adjudant niet bijster.Toen 'het tenslotte dagelijks warm toeging op dat vliegveld en er zekerheidbestond, dat het Javadepartem'ent niet meer om zijn „papieren" zouvragen, meldde hij zich bij een kapitein op het stafkwartier:

    ,,Kapitein, kunt U niet een goed woordje doen voor mij bij denOverste. Mag ik als 't U blieft naar het vliegveld, daar leef ik tenminste."

    De Overste gaf hem zijn toestemming en zijn zegen.Het zijn slechts grepen uit vele „vaarvallen", grepen, die slechts

    willen getuigen van den moed van onze kameraden daar, onze collega'sen onze jongens, 'blank en bruin.

    Dit alles was slechts het voorspel, waaruit ik nog één feit aan devergetelheid wil ontrukken.

    Onze „vloot" bestond uit H.M. mijnenlegger de „Prins van Oranje",onder Luit. ter zee 1 e kl. L. Deze had tot taak ingeval van een vijandelijkeonmiddellijke bedreiging de in de mijnversperringen opengelaten vaargeulzaowel Zuidwest als Naomi' van het 'eiland met mijnen te beleggen, daar-mede de toegangen aldaar afsluitend. Daartoe moest bij alarm de „Prinsvan Oranje" aan den grooten steiger igaan meeren,mijnen laden, die perlorrie moesten worden aangevoerd, hetgeen drie uren vorderde, en daarnazijn gevaarlijk werk beginnen.

    L. vond spoedig dit systeem te gevaarlijk nl. om te gaan meeren alsde alarmstaat was aangekondigd een hij als een „duif" aan den grond zat.

    28

  • Hij besloot een ander risico te aanvaarden. Vóór het zoover zou zijn,wenschte hij zijn mijnen aan boord te hebben en hij deed zulks ook.

    Wij aan den wal hebben bombardementspogingen op het scheepje,volgeladen met mijnen, van nabij waargenomen. Wij vergaten ons te dek-ken, gedreven door een ongekende spanning, om den afloop van dien veelherhaalden strijd te zien. Met volle snelheid ontwijkende bewegingenmakend, vurend met alles wat schieten kon, miste het schip op een haareen patroonbombardement van 12 bommen. Het schip zat vol gaten enbovenwaterscheuren, het telde gewonden, maar het bleef varen. Wij dedenvan den wal wat wij konden om met ons vuur de aanvallen af te leiden.Dit bracht den vijand echter niet van zijn stuk. Doch telkenmale bracht dedappere commandant zijn scheepje weer uit de groote waterfonteinente voorschijn.Toen eindelijk het sein gegeven werd, dat de vijand in aantocht was, deedde Prins van Oranje zijn plicht en is later ondergegaan met de geheclebemanning, op (naar verluidt) 5 Indonesische schepelingen na. De „Prinsvan Oranje" heeft echter zijn eigen tragische heldengeschiedenis geschre-ven. onopgemerkt, tot in het nachtelijk duistzr op 14 Januari de zwarte zeezich sloot boven de heldenbemanning.

    29

  • HOOFDSTUK IV

    10 Januari 1942 : De aanval

    Reeds vroeg waren de Japansche vliegtuigen in de lucht. Het washet dagelijksch bezoek. Luchtalarm weerklonk en de maatregelen, dielangzamerhand tot een gewoonte waren geworden, werden snel en vlotuitgevoerd. Luchtafweergeschut bulderde, brandploegen stonden klaar,Roode Kruis transportafdeelingen hielden zich gereed voor eventueelegewonden, de verpleegsters torsten de zieken en gewonden naar deschuilloopgraven; het verkeer werd nagenoeg stilgelegd, .behalve de mili-taire voertuigen.

    Deze morgen gebeurde er echter niets. De vijandelijke vliegtuigenbleven slechts cirkelen, verdwenen weer, werden vervangen door nieuwe.

    Niemand wist wanneer „de" dag zou zijn, doch toen deze toestandeenige uren voortduurde, kreeg men het onbestemde gevoel van ietsongewoons. Nog nimmer had het luchtalarm zoo lang geduurd.

    9.00 uur voormiddag.Het lichtschip, dat 10 mijl uit den wal lag en dat geregeld met

    den wal via de radio in contact stond, meldde dat het aangevallen werddoor vliegtuigen. Plotseling werd het bericht afgebroken.

    9.30 uur.Bericht van een waarnemingspost op de kustbatterij:„Het schijnt, dat het lichtschip in brand staat."10.00 uur.Telefoon van de kustwacht Batoe:„Staf attentie, Staf attentie. Volgt bericht, volgt bericht, hier kust-

    wacht Batoe".Het was de stem van den matroos waarnemer, die met 8 militairen

    dezen post bij Tandjong Batoe bezette.,,Waargenomen 4 rookpruimen, die langzaam naderen."Opdracht werd gegeven elke tien minuten bericht te zenden.11 uur.„Vier koopvaarders laten het anker vallen ongeveer 10 mijl uit de

    kust."De staf zond dit bericht door naar Bandoeng.Wij dachten echter nog niet direct aan den vijand. De waarnemings-

    vliegtuigen, die vanuit Tondano (MENADO) geregeld patrouilleerden,zouden immers hebben moeten waarnemen als er werkelijk gevaar dreigde;gissingen werden gemaakt.

    Wellicht waren het Britten, die uit Sandakan in Britsch Borneowerden geëvacueerd en vanwege de mijnenvelden niet verder - dorsten.

    Inmiddels kwam bericht van den Marine-Commandant Tarakan, datdeze een B.P.M. sloep had uitgezonden onder commando van den haven-loods, om na te gaan of het lichtschip inderdaad in brand stond en even-tueele opvarenden te redden. Wij trachtten nog door te geven de sloepterug te halen, doch deze was bereids buiten bereik.

    30

  • Ongeveer een uur later bericht van kustwacht Batoe:„Een motorbootje begeeft zich naar de koopvaarders en wordt daar

    aan een der schepen gemeerd. Een in het wit gekleede figuur klimt aanboord."

    Wij weten nog steeds niet wat er gaande is, krijgen ook geen enkelbericht van de vliegtuigverkenningen binnen. Het is onheilspellend stilnu op het eiland tot het 2 uur 's middags wordt. -

    Telefoon van kustwacht Batoe:„Heel in de verte rookpluimen waargenomen."3.00 uur namiddag.„Eenige tientallen rookpluimen naderen, enkele schepen zijn te on-

    derscheiden, vermoedelijk oorlogsschepen en transportschepen."Onmiddellijk wordt dit bericht naar Bandoeng geseind. Er is thans

    geen twijfel meer. Algemeen alarm was niet meer noodig. Een ieder wasreeds op zijn post. De commandant der vernielingsploegen, 1e Luit. B.,wordt opgeroepen.

    De opdracht kan thans kort zijn en op autorisatie van Bandoengkan niet meer worden gewacht. De troepencommandant geeft zijn ordersaan de verzamelde ondercommandanten.

    No. 1 is Luit. B.:„Klokslag 4.00 uur zal de vernieling worden ingezet van de olie..

    boorterreinen volgens schema. Klokslag 10.00 uur vanavond zal hettankenpark te Lingkas worden vernield."

    Bleek en tot het uiterste gespannen ontvangt deze jeugdige officiervan 4 jaren dienst zijn orders. Thans moet zijn zoo zorgvuldig berekendvernielingsplan uitgevoerd worden. B. salueert, springt op zijn motorfietsen gaat naar de verzamelplaats der vernielingsploegen. Laatste ordersgaan uit en dan stuiven de auto's in alle richtingen uiteen.

    De laatste minuten verstrijken, alle terreinen zijn ontruimd en ver-laten, slechts de vernielingsploegen zijn aanwezig.

    4.00 uur namiddag.Een uitbarsting van tientallen ontzaglijke knallen. Van een afstam

    zijn de terreinen zichtbaar en daar klimmen de eerste zwartbruine, zwarerook-zuilen traag opwaarts tegen den prachtigen blauwen hemel.

    Wij denken aan dingen waar wij nooit aan dachten, aan 30 jarenarbeid van stoere pioniers; aan mannen, die opbouwden; aan Hollanders,die een generatie terug hier begonnen aan dit reusachtige werk. Danechter wordt de spanning verbroken. Het is onze Overste, die als zoodikwijls het juiste woord weet te zeggen, wat wij op dat moment noodighebben: „Groote genade, wie had nu ooit gedacht in mijn karige of ficiers.-bestaan, dat ik in één nacht dertig millioen zou gaan stukslaan." Voorts:„Vooruit mannen, er is nog een hoop te doen."

    Een komisch moment brak aan, toen wij op een 50 meter van onsaf een kring van militairen van den commandopost een soort krijgsdanszagen uitvoeren om een groot vuur onder het uitstooten van onbestemdeuitroepen. Ik trad naderbij, waarop de korporaal mij toeriep: „Hoera, daargaat ons archief en het geheim archief en het zeer geheime archief enhet geheim-eigenhandig archief. Hoera!!"

    31

  • Wij hadden die uitbarsting juist noodig; de Overste schoot in eenlach en voort ging het weer.

    De 10 telefoons naar de vele stellingen en commando's worden nuvolledig bediend. Er wordt in den ondergrondschen commandopost overi-gens geen woord gesproken. Dit is wet. De overste met zijn stafkapiteinzitten achter een gordijn in dezelfde ruimte. Het regent berichten, dieworden genoteerd en daarna geschift moeten worden.

    Telegrammen worden gezonden naar Bandoeng en Samarinda, omluchtbombardement van den vijand te verzoeken: Het antwoord luidtbemoedigend. De Luchtmacht zal te hulp komen.

    De avond valt, doch de hemel is helder verlicht. Buiten gaan devernielingen door. Telefonisch wordt de commandopost op de hoogtegehouden. De overste zit met de tijdtafel voor zich. Het gaat zoo uurna uur, letterlijk op de seconde. 700 boorputten, voorts machinerieën,installaties, centrale's, pijpleidingen, krachtstations, alles gaat de lucht in.

    De troepen zijn inmiddels in de stellingen. Eén patrouille, sterk1 sectie infanterie en 1 sectie mitrailleurs is nog vóór langs het onver-nielde gedeelte uitgezonden onder Kapitein M. en Luit. N. voor een ver-tragende opdracht, aan te vangen tegen landingspogingen bij TandjoengBatoe.

    10.00 uur 's avonds.De hemel is boven het boorterrein één vuurgloed geworden, honden-

    den meters verder is de intense hitte te voelen, die zoo groot blijkt, datregenvorming door condensatie plaats vindt, die ons met den neerslagmet een kleverige zwarte rookerige substantie overdekt. Hier letten wijechter niet meer op. Kort daarop geronk van een motorrijwiel. Een vol-komen beoliede en zwarte figuur duikt op, zijn gelaat, handen en uniformzijn onkenbaar, doch zijn jonge stem herkennen wij. Met schitterendeoogen meldt hij zich, salueert: „Overste, het eerste gedeelte van het ver-nielingsschema is volledig uitgevoerd." Dan echter breekt de spanningen wij laten onzen makker snel even zitten. Hij beeft een weinig maar trotsstraal uit zijn oogen. Het was zijn plan en zijn werk. B.P.M. specialis-ten komen binnen, wij helpen hen aan sigaren en een dronk.

    B. moet weer weg. Zijn ploegen zijn al begonnen aan de tweede taak,de gevaarlijke vernieling van honderdduizenden ton olie, opgeslagen inde reusachtige tanken te Lingkas.

    Wat het oog thans aanschouwt is grootsch in al zijn onheilspel-lendheid en verschrikking; geen ander geluid onderbreekt het geloei derhoogopschietende vlammen. De lucht begint zich boven ons geheel zwartte kleuren. Het schouwspel is ontzagwekkend; de brandende oliestroomenrollen langs tevoren berekende banen langzaam zeewaarts.

    Alles verdwijnt; de asphaltwegen, de huizen langs de kust, de steigers,en tientallen meters ver is de thans in zee drijvende olie nog steedsbrandende.

    4.00 uur 's morgens, en het werk is volbracht, hoewel de geweldigevuren voort blijven branden.

    Ten tweeden male meldt zich B., doch hij is vrijwel uitgeput nu.

    32

  • Een der kampen in Australië. Hier worden troepen van het Indisch legergrondig opgeleid voor den strijd tegen den Japanner.

    Nederlandsch-Indische bergartillerie op marsch in Nederlandsch-Indië.De kanonnen zijn verdeeld in verschillende lasten, vervoerd op draagpaarden.

  • ^ ^ '^'y#'

    Een Mitchell bommenwerper van de Nederlandsch-Indische Militaire Luchtvaartboven Nederlandsch-Indië om den Jap te bestoken.

    Alarm ... jachtvliegers van de Indische Militaire Luchtvaart snellennaar hun vliegtuigen.

  • Hij wordt snel weggezonden om op verhaal te komen want ander werkwacht.

    De vijandelijke vloot was inmiddels tegen 6 uur 's avonds aangegroeidtot een zee van schepen. Wij zagen 6 kruisers, 6 torpedojagers en kleinermaterieel en ± 25 transportschepen.

    In de commandopost wachtte de staf op de berichten van Batoe enAmal. Aan den muur hing een grafiek waarop de gunstige landingspe-rioden in zwart waren gearceerd. Voor den nacht van 10 op 11 Januarihadden wij aangegeven:

    „Gunstig half opkomend getij te 3.00, opkomende maan in den rugvan landenden vijand uit het Oosten."

    De nacht voor de grootste waakzaamheid was aangegeven door eenzwarte pijl nl. voor 10 op 11 Januari. Een grimmige samenloop vanvijandelijke en onze berekeningen. Wij waren niet ver bezijden zijn be-rekening (of hij van de onze).

    3.00 uur 's morgens.Telefoon van Amal.Sergeant-majoor 0. meldt: „De vijand nadert in sloepen in groepen

    van vijf. Mijn zicht echter moeilijk, want wij kijken tegen de juist opko.mende maan in."

    3.10 uur. Amal:Ik heb met alle wapenen het vuur op de sloepen geopend. Vuur ligt

    goed, mijn zoeklicht valt te kort, maar wij kunnen beter zien nu de maanklimt."

    Wij kijken naar den hemel, waar als een brandende oranje bol demaan hooger klimt; waarom juist vannacht geen wolkje en geen windje?De zee is spiegelglad. Wij hooren onze mitrailleurs blaffen 6 kilometersvan ons af op de Oostkust.

    3.30 uur. Amel:„De sloepen zijn teruggeweken, maar stoomen nu Noordwaarts van

    mij in de richting van den wal. Ik kan geen behoorlijk vuur afgeven wantze verdwijnen om een kaap."

    Opdracht wordt gegeven zich klaar te houden voor afmarsch, dochvoorloopig nog te blijven bewaken omdat dit een schijnbeweging kan zijn.

    Er gebeurt echter niets meer, alle sloepenbeweging hier valt buitenwaarneming.

    Inmiddels was de kustwacht Batoe gewaarschuwd, dat Kapt. M.onderweg was. Hij moest daar stelling nemen omdat dit een afsluitingbeteekende van een opmarschpad, hetwelk langs den rug der kustbatte-rijen liep. Om het kwartier rinkelde de telefoon met helaas telkens het-zelfde bericht dat M. er nog niet was. Eindelijk te 5.00 uur 's morgenseen telefoon van M. van de laatste telefoonpost vóór de kustwacht, metbericht, dat hij in de duisternis zeer vertraagd was in het bosch en metzijn munitielasten groote moeite had gehad. Hij krijgt opdracht nu sneldoor te marcheeren, waar ongeveer nog 1 kilometer restte.

    Vlak na dit gesprek kwam kustwacht Batoe met het bericht datsloepen naderden. Er zaten slechts 8 man. De matroos vroeg om instruc-ties; en nog steeds geen M.

    33

  • } Opdracht werd nu gegeven om af te breken, vooral de telefoon medete nemen, de draad gedeeltelijk op te rollen en in het bosch trekken enzo6 mogelijk in contact met den vijand blijvend terug te vallen op M.,die nabij moest zijn.

    Terugkeerend naar 0. op Amal, besloot de troepencommandant omhem te 4.30 te laten afbreken, hem met zijn wapens en munitie snel terugte doen trekken op het Oostfront en slechts een waarnemingspatrouilleachter te laten, daar nog steeds geen vijand zich vertoonde.

    Reeds waren enkele steunpunten op het Oostfront onder Kapitein P.bezet geworden door 25 man elk, terwijl de nog openliggende steunpuntendoor 0.'s afdeelingen bezet zouden moeten worden.

    De voorloopige verdeeling der troepen was namelijk zeer moeilijk.Was er werkelijk een landing alléén op de Oostkust verwachtbaar? Wasdit een schijnlanding geweest? Niemand wist nu wat er op het Lingkas-front gebeuren zou, dat met een compagnie bezet was. Voorts moest hetvliegveld bezet blijven tegen mogelijke parachute-troepen, waar met hetNoordfront 2 secties lagen, terwijl op het N.W. punt bij Djoeata de 3esectie van die compagnie lag ter bewaking van het Noordelijk vaarwater.

    De kustbatterijen langs het Zuidwestfront hadden ook 1 sectie in-fanterie tezwijl de 2 resteerende secties verdeeld waren over M. en 0.

    Resumeerende was de verdeeling als volgt:

    Lingkasfront 3 secties = 1 compagnie + 80 man van de MarineVliegveld 1 sectieNoordfront 1 sectie 1 compagnieDjoeata 1 sectie

    BatterijdekkingZuidwestkustKapt. M.Sergt.-majoor 0.

    1 sectie

    1 sectie1 sectie

    }1 compagnie

    Steunpuntbezettingen 1 eenige gecombineerdeop het Oostfront infanterie-afdeelingen.

    De groote moeilijkheid was te beslissen waar straks afdeelingenlosgemaakt zouden mogen worden om bijeen te voegen als mobiele reserve.Hierop was nl. het stelsel gebaseerd omdat het object weer te groot wasom zulks a priori reeds te doen.

    Vrachtauto's stonden marschklaar om snelle verplaatsingen onmid-dellijk ten uitvoer te kunnen brengen. Eerst moest echter het daglichtafgewacht worden.

    Wij begaven ons naar voren te ongeveer 5.15 uur en wachtten inde frontlijn. Het schemerde reeds en een kwartier later werd het al lichter.Ongeduldig wachtten wij op eenig teeken van serg.-majoor 0., die metzijn sectie nu spoedig te voorschijn moest komen uit den boschrand.

    6.00 uur voormiddag.Eindelijk eenige beweging in den boschrand, die afwisselend 1000 tot

    1 500 meter voor ons ligt. Daar is 0.! Het geeft eenige verlichting hem

    34

  • daar te weten. Wij hadden hem dringend noodig hier om de gaten testoppen. Enkele voorpatrouilles staan in het voorterrein om hem op tevangen. Als een volkomen verrassing vallen daar enkele schoten. Steedsmeer beweging ontstaat in de boschranden, daar zijn niet de 60 man vansergt.-majoor 0., maar wel honderd; doch meer komen er op steeds breeder front; het zijn er honderden, het groeit in weinig oogenblikken aan toteen geweldig aantal — Japanners! Ons eerste contact hier met Japanners,in uniformen, die bijna niet van de onze zijn te onderscheiden.

    Onze mitrailleurs openen hun vuur, het wordt aanvankelijk lichtbeantwoord, doch geleidelijk zwelt dit aan en het gegier der projectielenis niet van de lucht.

    De Overste ontvangt dit rapport, doch blijft uiterst kalm. Het heefteen heilzame uitwerking op zijn omgeving, die voor dezen man, op wienzulk een groote verantwoordelijkheid rust, niet wil onderdoen.

    Bliksemsnel gaan de orders uit. Enkele afdeelingen worden snelgeformeerd om nieuwe bezettiugen voor de nog openliggende steunpuntente leveren. De Overste heeft echter inlichtingen noodig.

    Er zijn hier opgelegde taken voor pantserauto's om verkennings-stooten te verrichten; wij hebben slechts gepantserde transportwagens,doch verkend moet er worden.

    De Commandant der mobiele colonne, Luit. Q., wordt voorgeroepenen ontvangt opdracht een partrouille van drie wagens uit te zenden langsde zoo bekende oefenrouten, en snel den vijand te verkennen. De wagensrijden weg. Wij zien ze verdwijnen met onrust in het hart. De beman-ningen zijn onvoldoende beschermd, de wagens zijn moeilijk wendbaar opde smalle wegen.

    De eerste verkenning verloopt echter vrij vlot en ondanks ontvangenvuur zijn de wagens langs het traject veilig teruggekomen met waarde-volle inlichtingen.

    Het blijkt, dat de vijand in vele kleine afdeelingen opgelost al tirail-leerend oprukt en met de hoofdmacht blijkbaar marcheert in de richtingvan een heuvel, die zich in het midden van het Oostfront bevindt achterhet administrateurshuis.

    Het is ongeveer 10 uur in den morgen, nadat de vijand dus reeds4 uur in gevecht was, als de Commandant Oostfront, Kapitein P., tele-fonisch meldt, dat een steunpunt juist in het centrum door onze bezettingontruimd wordt. Hij vraagt om instructies, die niet anders kunnen luidendan onmiddellijk de bezetting opvangen en terug op haar plaats brengen.De oorzaak blijkt eerst later, ni. het steunpunt werd door infiltraties opbeide flanken ingesloten en door het sneuvelen van den commandant,een sergeant, besloot de ingesloten bezetting omsingeling te voorkomen,hetgeen echter volstrekt verboden was, daar de linies te ijls bezet warenom ook maar één gat te doen openvallen.

    De troepencommandant heeft inmiddels gerealiseerd, dat het Lingkas-front, dat zoo geducht versterkt was, blijkbaar wijselijk door den vijandbuiten de operaties werd gehouden en hij waagt het er op het geheelefront op eenige mitrailleurs na volledig op te lossen en de vrijgekomenCompagnie met 5 secties mitrailleurs en 6 mortieren aan te trekken als

    35

  • reserve. Deze troepen worden bijeengehouden onder Kapt. R. nabij denCommandopost.

    Eerst te 11 uur, dus een uur later, hooren wij door een vertraagdbericht, dat de pogingen van den kapitein aan het Oostfront misluktwaren.

    De vijand, geen vuur meer ontvangend van het opengevallen heuvel-steunpunt in het centrum van het Oostfront, had hiervan onmiddel lijkgebruik gemaakt. Kapt. P., die juist de teruggetrokken bezetting hadopgevangen en verzameld om ze terug te brengen, valt met de heele af-deeling in een kogelregen. Op één man na sneuvelen allen, inclusief P.

    Het geheele verdedigingsstelsel op het Oostfront stond nu op hetspel. Achter de eerste lijn was een 2e lijn gebouwd nog in December.Een stelling, die den japanners niet bekend kon zijn, wat overigens metalle andere stellingen wél het geval was.

    Onmiddellijk wordt de 2e lijn voorloopig bezet met nieuw gefor-meerde afdeelingen, waarin de vrijgekomen vernielingsploegen en eenafdeeling van 25 miliciens, allen B.P.M. employé's. Een hevig mitrailleur-vuur wordt op de uit het gat deboucheerende japanners afgegeven, terwijlkrachtig mortiervuur slachtingen onder den vijand aanricht,

    De Overste, hoewel onder een groote spanning werkend, blijft rustig,hij denkt er nog niet aan zijn eenige reservecompagnie in te zetten zonderte weten wat de vijand verder wil.

    Het ongelooflijke geschiedt, de vijandelijke doorbraak wordt geblok-keerd, nadat alle vuurorganen op dit frontdeel geconcentreerd worden.De prijs was echter loog: van de 25 B.P.M.-ers zijn er 22 gesneuveld.

    Doodelijk getroffen, stervende mannen worden binnengedragen inhet hospitaal. Van enkelen hunner werken daar de echtgenooten als ver-pleegster. Het verschrikkelijke van deze situatie is onbeschrijflijk.

    Inmiddels gelukt het den staf na snelle verkenningstochten per „jeep-of motorfiets naar de fronten, en opname van contact in de frontlijn metde vechtende troepen, den Overste tegen 12 uur een beeld te geven vanden algemeenen toestand.

    Wij wisten nog niet hoe sterk de gelande vijand toen wel was enhet feit, dat een krachtige aanval gestopt was, gaf ons hoop; grootedeelen van het front waren niet te passeeren vanwege d'e nabrandendeolievuren.

    De eenige zwakke plek bleef echter het gat in het Oostfront.Kapt. R. wordt voorgeroepen en ontvangt een nauwomlijnde opdracht

    om met de geheele compagnie, gesteund door een batterij veldartillerie,en zijn mortieren en mitrailleurs een tegenaanval in te zetten uit hetZuiden in de richting van den z.g. administratie-heuvel.

    Hij is vol goeden moed en gaat terug naar zijn troep.Het gaat nu voorwaarts door het terrein tot ongeveer 1 kilometer

    van het object. Thans begint deze afdeeling onder vijandelijk vuur tekomen. De voorwaartsche beweging stokt. R. neemt zelf den kop, toontzijn mannen dat het risico niet zoo groot is en het vuur practisch geenuitwerking heeft. Het gaat nog een kleinen afstand, doch deze volkomengroene troepen zijn bijna niet meer voorwaarts te krijgen. Het zijn meest

    36

  • zeer jonge Indonesiërs en niet de geharde mannen van eenige jaren terug,waarvan velen enkele jaren geleden nog met vervroegd pensioen huis-waarts gezonden werden. Officieren en onderofficieren doen alles watmogelijk is, doch het komt niet meer tot den gewenschten stormaanval.De afdeeling is thans ongeveer tot in de tweede lijn Oostfront beland.Door alle bijkomende omstandigheden en de primitieve middelen waaroverwerd beschikt (er was geen veldradio) komen berichten over dezen aflooptelkens veel te laat binnen. In ieder geval moet de Overste zich er medetevreden stellen, dat de tweede lijn nu stevig bezet is door een volledigecompagnie. Echter is daarmede onze reserve nu ook verspeeld.

    Wij moeten verder gaan en maken het Noordfront los behalve devliegveldbezetting. Met eenige vrijgekomen manschappen van anderediensten wordt Kapitein S. een marschweg opgegeven om van zijn Noord-front Oostwaarts op te rukken met ruim 1 sectie infanterie, mitrailleursen mortieren om een eventueel inbuigen van den op breed front opereeren-den vijand op diens flank te bedreigen en zoodoende te trachten hemhiervan af te houden.

    Dit beteekent weder eenige uren geen berichten, omdat er geen veld-radio is.

    De staf is nu bij wijze van spreken weer overal tegelijk om te trach-ten te hergroepeeren, contacten op te nemen en te pogen nieuw inzichtte krijgen in den toestand bij onze menschen. Het oostfront heeft hetzwaar te verantwoorden gehad en urenlang gevochten, zonder dat het totverdere doorbraken kwam. Van aflossen is geen sprake. De vijand zoowelals wij zitten feitelijk vast tusschen de wederzijdsche vuurstrooken.

    Wij moeten het nog eens met de patrouille-auto's probeeren. Driewagens stuiven weg om te zien wat gedaan kan worden. Na angstigwachten komt er één tenslotte terug, met informaties, waaronder ookechter die, dat 2 wagens met bemanning verloren waren.

    De Overste gaat thans zelf naar het Noordelijk deel van het Oost-front per auto. Hij rijdt zelf en stopt achter den door ons bezetten heu-velrug. Hij klimt naar boven en arriveert blijkbaar juist op tijd. Onderde spanning schijnt de troep hier bijna te bezwijken onder den voortdu-renden kogelregen, Onze mannen zien nu hun eigen Overste, recht over-eind. Hij roept hen tu