IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM -...

82
IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM TRANSGENERATIONELE PSYCHOANALYSE IN HET KLINISCH WERK MET VOLWASSENEN Aantal woorden: 30.287 Carolin Baes Studentennummer: 01000958 Promotor: Prof. dr. Paul Verhaeghe Begeleider: Lic. Joachim Cauwe Masterproef II voorgelegd voor het behalen van de graad Master of Science in de Psychologie in de richting Klinische Psychologie Academiejaar: 2016 - 2017

Transcript of IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM -...

Page 1: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM TRANSGENERATIONELE PSYCHOANALYSE IN HET KLINISCH WERK

MET VOLWASSENEN

Aantal woorden: 30.287

Carolin Baes Studentennummer: 01000958

Promotor: Prof. dr. Paul Verhaeghe Begeleider: Lic. Joachim Cauwe

Masterproef II voorgelegd voor het behalen van de graad Master of Science in de Psychologie in de

richting Klinische Psychologie

Academiejaar: 2016 - 2017

Page 2: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

Dankwoord

Het schrijven van deze masterproef is een ware reis gebleken. Een reis doorheen de

geschiedenis van een idee, van het onvermogen te zeggen, te delen, te spreken en de implicaties

daarvan voor de volgende generaties. Maar ook een reis langs eigen onzekerheden en twijfels.

Vertrouwen was niet altijd zo’n trouwe metgezel. En ten slotte een reis met vele bijzondere

ontmoetingen op de weg. Ondanks het niet steeds eenvoudig was, heeft het, zoals elke

waardevolle reis, mij niet onveranderd gelaten.

Allereerst wil ik mijn promotor Paul Verhaeghe danken voor de kans om met dit

zelfgekozen onderwerp aan de slag te gaan. In het bijzonder dank ik Joachim Cauwe die mij

begeleid heeft in het schrijven van deze masterproef. Dankjewel voor de steun, je

beschikbaarheid, snelle antwoord, kritische zin en oog voor detail. Jouw bemerkingen gaven me

stof tot nadenken en hebben geleid tot een meer onderbouwd en logisch geheel. Het was fijn jou

als begeleider te hebben.

Daarnaast wil ik mijn mama bedanken, voor het ‘mee geboeid zijn’, voor het nalezen,

voor het vertrouwen en de warme woorden van geruststelling. Ook bedank ik mijn vriendinnen,

de Vrolijke Freunden zoals we onszelf weleens noemen. Dankjewel voor het samen schrijven,

lachen, praten, dansen… Ik heb er veel aan gehad. Ten slotte ook veel dank aan de deelnemers

van mijn onderzoek. Jullie openheid heeft mij ontroerd, jullie woorden hebben me steeds

geboeid.

Page 3: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

Abstract

Ondanks een aanzienlijke hoeveelheid theorievorming langs Franstalige zijde is er in

Vlaanderen vooralsnog weinig geschreven en onderzocht rond het onderwerp van de

transgenerationele psychoanalyse. Het kernidee betreft de transgenerationele overdracht van het

onbewuste: gebeurtenissen, conflicten en trauma’s die in een gegeven generatie niet

geadresseerd en aldus verzwegen worden (‘non-dit’), kunnen in de volgende generatie(s) niet

worden benoemd maar blijven wel op onbewuste wijze invloed uitoefenen op het doen en laten

van de afstammelingen. In deze masterproef voerden we een kwalitatieve studie uit, namelijk

een thematische analyse van semigestructureerde interviews met zeven klinisch psychologen en

andere hulpverleners die klinisch werk verrichten. Dit enerzijds vanuit de vraag naar hun

ervaringen omtrent onuitgesproken gebeurtenissen in vorige generaties en de consequenties

daarvan voor hun interventies in het klinisch werk met volwassenen. Anderzijds vanuit de vraag

naar hun ideeën omtrent onuitgesproken gebeurtenissen in vorige generaties. Op basis van onze

analyse bekomen we 7 hoofdthema’s die de ervaringen van de hulpverleners representeren: (1)

Polyform ongezegde als grondslag in elke casus, (2) Ongezegden rond leven en dood, (3)

Verband met de dimensie van de tijd, (4) Verband met de persoon van de patiënt, (5)

Aspecifieke finaliteit van de behandeling, (6) Dimensie van de ander: de ontmoeting, (7)

Dimensie van het zelf: bewuste keuze in de eigen positionering. Daarnaast bekomen we 3

hoofdthema’s die de ideeën van de hulpverleners representeren: (1) Verschillende soorten

ongezegden, (2) De rol van het imaginaire en de schijn, (3) Iets ongezegd laat altijd sporen na:

een onbewust aanvoelen. Op basis van onze bevindingen kunnen we besluiten dat de

transgenerationele psychoanalyse als theorie en praktijk deels een eigen finaliteit kent die

weliswaar niet te sterk mag overdreven worden.

Page 4: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

Inhoudstafel

INLEIDING..............................................................................................................................................................1

“The more you leave out, the more you highlight what you leave in”..............................................1

Begrippenkader: transgenerationele overdracht van het ‘non-dit’......................................................1

Van Freud naar de transgenerationele psychoanalyse.............................................................................2

In de begindagen van de psychoanalyse.................................................................................................2

(Het ontstaan van) de transgenerationele psychoanalyse..................................................................4

Andere invalshoek: relatie- en gezinstherapeutische benaderingen..............................................5

Lacaniaanse psychoanalyse.........................................................................................................................6

De gedaante van het transgenerationeel symptoom.................................................................................7

Passage à l’acte................................................................................................................................................7

Psychopathologie............................................................................................................................................8

Kunst...................................................................................................................................................................8

Psychosomatiek...............................................................................................................................................9

Wetenschappelijke evidentie?......................................................................................................................10

Veel ondersteuning….................................................................................................................................10

… Maar ook conflicterende resultaten.................................................................................................11

Vele wegen leiden naar Rome......................................................................................................................12

Biologische mechanismen........................................................................................................................12

Epigenetica................................................................................................................................................12

Spiegelneuronen......................................................................................................................................13

Psychologische mechanismen.................................................................................................................14

Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal...................................................14

Het spiegelstadium en de ruimere subjectwording......................................................................14

Pre- en postnatale hechting..................................................................................................................16

Emotieregulatie en betekenisverlening............................................................................................17

(Projectieve) identificatie en separatie-individuatie....................................................................18

Probleemstelling en onderzoeksvraag........................................................................................................19

METHODE............................................................................................................................................................21

Opzet.....................................................................................................................................................................21

Steekproef............................................................................................................................................................21

Page 5: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

Materiaal..............................................................................................................................................................22

Procedure.............................................................................................................................................................23

Dataverzameling..........................................................................................................................................23

Data-analyse..................................................................................................................................................24

Kwaliteitsbewaking.....................................................................................................................................27

RESULTATEN....................................................................................................................................................29

Onderzoeksvraag 1a: de ervaring van hulpverleners omtrent onuitgesproken gebeurtenissen in vorige generaties...............................................................................................................................................30

Polyform ongezegde als grondslag in elke casus..............................................................................30

Ongezegden rond leven en dood.............................................................................................................33

Verband met de dimensie van de tijd....................................................................................................34

Onderzoeksvraag 1b: de consequenties voor de interventies van hulpverleners.........................36

Verband met de persoon van de patiënt...............................................................................................36

Aspecifieke finaliteit van de behandeling............................................................................................40

Dimensie van de ander: de ontmoeting................................................................................................46

Dimensie van het zelf: bewuste keuze in de eigen positionering................................................48

Onderzoeksvraag 2: de ideeën van hulpverleners omtrent onuitgesproken gebeurtenissen in vorige generaties...............................................................................................................................................52

Verschillende soorten ongezegden.........................................................................................................52

De rol van het imaginaire en de schijn.................................................................................................54

Iets ongezegd laat altijd sporen na: een onbewust aanvoelen.......................................................56

BESPREKING EN CONCLUSIE...............................................................................................................58

Bespreking van de resultaten........................................................................................................................58

Klinische implicaties.......................................................................................................................................64

Beperkingen en sterktes..................................................................................................................................65

Toekomstig onderzoek....................................................................................................................................66

Conclusie.............................................................................................................................................................67

REFERENTIELIJST.........................................................................................................................................68

BIJLAGE 1............................................................................................................................................................76

BIJLAGE 2............................................................................................................................................................77

Page 6: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

1

INLEIDING

“The more you leave out, the more you highlight what you leave in”

- H. Green

De transgenerationele psychoanalyse is een vrij recente discipline binnen de

psychoanalyse. Zij vertrekt vanuit de stelling dat ‘non-dits’ een invloed hebben op het psychisch

functioneren in volgende generaties. Vanuit klinisch werk kwam men immers tot de observatie

dat onverklaarbare psychologische symptomen heel wat begrijpelijker werden na de ontdekking

van lang onbesproken gebeurtenissen uit de familiegeschiedenis. In vele gevallen leidde dit tot

een doorbraak in de symptomatologie van de patiënt die dan eindelijk in staat was om op

verhaal te komen.

In het eerste luik van deze masterproef zullen we de literatuur omtrent ‘non-dits’ en hun

transgenerationele invloeden bestuderen. In een eerste deel definiëren we de begrippen die de

spil zijn van deze masterproef – ‘non-dit’ en de transgenerationele overdracht ervan – en die

bijgevolg onze vraagstelling en zoektocht doorheen de literatuur hebben afgebakend. In het

tweede deel van de literatuurstudie beschouwen we de aanknopingspunten die reeds aanwezig

waren in de begindagen van de psychoanalyse. Vervolgens gaan we over tot een introductie van

de belangrijkste concepten zoals geformuleerd door de grondleggers van de transgenerationele

psychoanalyse. Ook staan we even stil bij parallelle ideeën uit een andere invalshoek, de relatie-

en gezinstherapie. Verder werpen we een blik op het oeuvre van Lacan waarin we ook enkele

relevante ideeën kunnen ontwaren. Het derde deel behandelt de verschijningsvorm van een

transgenerationeel symptoom, d.i. een symptoom met een (gedeeltelijke) ontstaansgrond in de

‘non-dit(s)’ van (de) vorige generatie(s). In dit luik zullen we vier bestemmingen van naderbij

bekijken, de passage à l’acte, psychopathologie, kunst en psychosomatiek, geïllustreerd door

enkele korte gevalstudies. In een vierde deel bieden we een overzicht van het huidige

wetenschappelijke onderzoek omtrent de transgenerationele overdracht, voornamelijk met

betrekking tot trauma als ‘non-dit’ aangezien het grootste deel van het onderzoek daarop focust.

In het vijfde deel gaan we op zoek naar zowel biologische als psychologische wegen waarlangs

‘non-dits’ invloed kunnen hebben op volgende generaties. Vanuit voorgaande delen komen we

in een laatste deel tot een probleemstelling en onze onderzoeksvraag die daaruit is

voortgevloeid.

Begrippenkader: transgenerationele overdracht van het ‘non-dit’

Het concept ‘non-dit’, een ‘niet-gezegde’, is niet duidelijk gedefinieerd in de literatuur.

Een lezing van Freuds behandeling van het concept ‘onbewuste’ (1912) samen met zijn ‘Studies

Page 7: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

2

over hysterie’ (Freud & Breuer, 1993 [1895d]), maakt evenwel duidelijk dat het begrip reeds bij

hem bestond, ondanks niet expliciet beschreven. Wat (welke gebeurtenissen, gedachten,

gevoelens) vanwege verdringing op grond van onlust niet gezegd, sterker nog, niet gedacht of

herinnerd wordt, maakt voor hem immers de grondslag van het onbewuste uit. Zoals we verder

nog zullen zien, betrekt Freud het ‘non-dit’ echter niet meteen in een transgenerationele context.

Ook Lacans concepten van het ‘reële’ en het ‘object a’ kunnen hier worden aangehaald. Hij stelt

dat de grondslag van de menselijke ervaring inherent traumatisch is. Ons talig bewustzijn dat

ons van de dieren onderscheidt, doorbreekt de directe ervaring: men staat deels los van het

lichaam dat men heeft, niet ‘is’. Dit lichaam, en ruimer gezien alles wat het ‘reële’ uitmaakt,

dient zich bijgevolg aan als iets waarmee we moeten ‘omgaan’, leidt tot een nooit volledig

reguleerbare spanningsstijging. We proberen dit reële immers op symbolische (middels de

betekenaar) en imaginaire (middels het beeld) wijze te representeren, bevattelijk te maken, maar

toch is er altijd een rest, het ‘object a’, iets dat ons altijd ontsnapt, een structureel ‘non-dit’

(Verhaeghe, 2002).

Relevant voor deze masterproef wordt het wanneer men het ‘non-dit’ binnenbrengt in de

familiale context. Zo komen we terecht bij de literatuur van de transgenerationele

psychoanalyse die zich bezighoudt met wat er wordt overdragen van de ene op de andere

generatie. Daarbij gaat het dus voornamelijk over een ‘transgenerationele overdracht van het

‘non-dit’’. Een trauma, conflict, gebeurtenis,… wordt niet verteld of uitgesproken tegen de

volgende generatie(s) in de familie. Aangezien een exhaustieve opsomming van wat een ‘non-

dit’ kan inhouden niet mogelijk is, definiëren we de inhoud ervan als “informatie die het welzijn

van een persoon affecteert” (Brown-Smith, 1998, p. 23). Wij focussen ons op het herverschijnen

van dergelijke ‘non-dit’s in de volgende generatie(s), bijvoorbeeld onder de vorm van een klacht

of symptoom. Ten slotte wordt in de transgenerationele psychoanalyse vaak gesproken over een

‘familiegeheim’. Dit concept lijkt eerder de nadruk te leggen op het bewust verzwijgen: iets is

niet enkel ‘niet-gezegd’ maar wordt ‘geheim’. Wegens de specifiekere aard van het concept

zullen we het familiegeheim beschouwen als ondergeschikt aan het meer omvattende ‘non-dit’.

Van Freud naar de transgenerationele psychoanalyse

In de begindagen van de psychoanalyse.

Het meer algemene idee dat gebeurtenissen hun weerklank vinden in volgende

generaties kan men in vele religies en culturen terugvinden. Zo luidt Ezechiël 18.2 van het Oude

Testament: “De vaders hebben onrijpe druiven gegeten, en de tanden der kinderen zijn stomp

geworden”. Een andere formulering is het Chinese gezegde dat stelt dat men een persoon slechts

werkelijk kan kennen indien men kennis vergaart van zijn of haar stamboom over zeven

Page 8: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

3

generaties (Chan & Tan, 2004). Het aspect van het ‘onbewuste’ en het ‘verborgene’ wordt

echter pas geadresseerd bij het ontstaan van de psychoanalyse met Freud. ‘Iets’ (een trauma,

moeilijke gebeurtenis, conflict,…) wordt niet herinnerd en is verdrongen wegens het lijden, de

onlust die het met zich meebrengt (Freud & Breuer, 1993 [1895d]).

Freud bekeek deze notie voornamelijk vanuit een intragenerationeel standpunt en focust

bijgevolg op de effecten van het verdrongene voor de persoon zelf, namelijk de terugkeer ervan

als symptoom. Zo conceptualiseerde hij het onbewuste als geconstrueerd op grond van

ervaringen en onderdrukte pulsies uit de kindertijd (Freud & Breuer, 1993 [1895d]). Uit zijn

briefwisseling met tijdgenoot Jung blijkt evenwel de interesse van beide heren in de

transgenerationele overdracht van het onbewuste. Freud dient Jung stellig van antwoord

wanneer die hem schrijft dat werken met kinderen onmogelijk is zonder ook de grootouders

ontvangen te hebben: “als u gelijk heeft, dokter Jung, hoop ik er mij niet mee bezig te moet

houden vooraleer ik sterf!” (Freud & Jung, 2000).

Ook in Jungs theorievorming over het collectieve onbewuste, dat hij onderscheidt van

het individuele onbewuste, kan men reeds enkele aanknopingspunten vinden. Volgens Jung

bestaat dat collectieve onbewuste uit beelden die we overgeërfd hebben van onze voorouders,

dewelke hij ‘archetypes’ noemt. Zij vormen een gemeenschappelijk psychisch substraat van

suprapersoonlijke aard dat in ieder van ons aanwezig is (Jung, 1959). Ultiem beschouwd zijn

het beelden en motieven die de fundamentele instincten van de mens symboliseren. Ze worden

doorgegeven van generatie op generatie en maken de geaccumuleerde ervaring van de mens uit

(Schützenberger, 1993). Uitdrukkingswijzen van deze archetypes zijn bijvoorbeeld mythen en

sprookjes, maar ook dromen en visioenen. Als voorbeeld zou men ‘de Moeder’ kunnen

aanhalen, aangezien mensen van alle tijden te maken hebben gehad met moeders. Verder

onderscheidt Jung verschillende lagen in het collectieve onbewuste: het familiale collectieve

onbewuste, het collectieve onbewuste van de etnische en culturele groep en als laatste het

primordiale collectieve onbewuste (Fabre, 2004).

Freud herneemt in 1913 in ‘Totem en Taboe’ het idee van de transgenerationele

overdracht van het onbewuste: “wij postuleren het bestaan van een collectieve ziel […] en dat

een gevoel wordt doorgegeven van generatie op generatie, gekoppeld aan een fout waarvan de

mensen zich niet meer bewust zijn” (Freud, 1940, p. 90). In een later werk uit 1939, ‘Mozes en

het Monotheïsme’, gaat hij zelfs nog een stap verder door eveneens het familiale aspect in

rekening te brengen. Hij acht het belangrijk aandacht te schenken aan hetgeen werd

meegemaakt door vorige generaties daar dit zou kunnen leiden tot een beter begrip van het

Page 9: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

4

seksueel trauma van een kind. Veel tijd om dat idee uit te werken heeft hij echter nooit gehad,

zijn dood volgde aan het einde van datzelfde jaar (Sanchez & Cornette de Saint Cyr, 2012).

Tot slot illustreert Ferenczi, een leerling van Freud, in zijn artikel ‘Het onwelkome kind

en zijn doodsdrift’ (1932) hoe verborgen grieven van ouders een invloed kunnen hebben op hun

kind. Hij bespreekt erin het geval van een kind dat allerlei ziekten en psychische problemen

ontwikkelt als onbewuste reactie op het feit dat het door zijn ouders ongewild was (Jarkova &

des Nétumières, 1999).

(Het ontstaan van) de transgenerationele psychoanalyse.

Het is echter wachten op Dolto, Abraham en Török tot in de jaren ’60 en ’70 het

complexe probleem van de transgenerationele overdracht van onopgeloste conflicten (haat,

wraak, vendetta’s), geheimen, voortijdige sterfte en beroepskeuzes duidelijk naar voren werd

geschoven (Schützenberger, 1993).

Dolto haalt in ‘Manuel à l’usage des enfants qui ont des parents difficiles’ (geschreven

onder het pseudoniem ‘Jeanne Van Den Brouck’) het volgende aan: vaak drukken de

symptomen van kinderen een ondraaglijk lijden uit ten gevolge van een gebeurtenis waarvan de

ouders hen weigeren een weten te geven. Tevens zijn die symptomen soms een uiting van een

actueel of oud leed van één of beide ouders, waarbij er niet enkel sprake is van een ‘non-dit’,

maar de kwestie eerder verborgen of zelfs vergeten werd (Van Den Brouck, 1979). Paradoxaal

genoeg is wat wordt overgedragen naar volgende generaties net wat men angstvallig heeft

verzwegen of nooit de moeite geacht om uit te spreken. Zoals Freud reeds een halve eeuw

eerder ontdekte, gaat de grootste invloed op ons psychisme uit van het onbewuste. Tevens

breidde Dolto Freuds concept ‘herhalingsdwang’ (zich ‘gedwongen’ voelen vroegere ervaringen

steeds opnieuw te herhalen) verder uit naar een ‘herstellingsdwang’ die zich voordoet van

generatie op generatie (Barral, 2011).

Abraham en Török publiceren in 1978 een samenvatting van hun artikels, ‘L’écorce et

le noyau’, waarin ze twee belangrijke concepten naar voren schuiven: de ‘crypte’ en het

‘fantoom’. Naar aanleiding van hun klinisch onderzoek interviewden zij personen die vertelden

iets gedaan te hebben zonder te begrijpen waarom. Deze ervaring werd vaak bevestigd door

familieleden: “hij heeft gehandeld alsof hij een ander was”. Dit bracht Abraham en Török op de

hypothese van een ‘handelend fantoom’ dat, zoals een buikspreker, praat en zelfs handelt in de

plaats van de persoon zelf. Een (voor)ouder verbergt het ‘non-dit’, dat een geheim geworden is,

in zijn hart, zoals in een crypte, waaruit het van tijd tot tijd, na één of twee generaties, ontsnapt

en handelt (Schützenberger, 1993). “Ce ne sont pas les trépassés qui viennent hanter, mais les

Page 10: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

5

lacunes laissées en nous par les secrets des autres” (Abraham & Török, 1978, p. 427). Als grote

fantomen kunnen volgende voorbeelden naar voren geschoven worden: gestorven kinderen,

vroegtijdig verlies van de ouders, vaderschap, verkrachting, homoseksualiteit, promiscuïteit,

schuld van de overlever (oorlog, ongevallen), zelfmoord, abortus,… (Ramaut, 2015). Een

analyse van etnografische data in het kader van familiegeheimen bevestigt dit: het merendeel

van ‘non-dits’ is seksueel (in de ruime zin van het woord) van aard. Daarnaast gaat het ook vaak

over zaken als mentale problemen, bijvoorbeeld psychose en verslaving (Mason, 1993), en de

dood (Chassériau-Banas, 2006). Ondanks de verschuivingen op maatschappelijk niveau,

bijvoorbeeld op vlak van wat er al dan niet aanvaard wordt, lijkt deze conceptualisering

verrassend genoeg stand te houden.

Een andere belangrijke auteur voor de transgenerationele psychoanalyse is

Schützenberger. Zij stelt dat ons lijden en onze dysfuncties vaak het gevolg zijn van niet-

doorlopen rouw en trauma’s die verzwegen en bijgevolg ook niet verwerkt worden. In originele

bewoordingen wordt nog duidelijker wat hiermee bedoeld wordt: “nos structures mentales,

individuelles et collectives n'arrivent pas à digérer” (zoals geciteerd in Canault, 1998, p. 7). De

gebeurtenis raakt maar niet verwerkt, waardoor ze gedoemd is steeds opnieuw onbewerkt op te

spelen in dezelfde maar ook in volgende generaties. Dat er geen enkele mentale structuur

klaarligt die de gebeurtenis zou kunnen kaderen, wordt in onderzoek bevestigd (Salmon &

Bryant, 2002). Het essentiële, structurele kenmerk van een trauma is het ontbreken van een

symbolisatie. Wanneer men reeds kon nadenken en fantaseren over een potentiële gebeurtenis,

ligt er bij het optreden ervan een mentaal valnet, een woordelijke inbedding klaar. Dit is niet het

geval wanneer de gebeurtenis onverwacht optreedt: men kan het niet vatten, het is letterlijk

onvoorstelbaar (Verhaeghe, 2002). Terugkoppelend naar de stelling van Schützenberger kunnen

we zo begrijpen waarom er over dergelijke gebeurtenissen vaak niet gesproken wordt, hetgeen

tragisch genoeg net de remedie vormt (Salmon & Bryant, 2002).

Andere invalshoek: relatie- en gezinstherapeutische benaderingen.

Antropoloog Bateson en zijn Palo Altogroep (1956) interesseerden zich sterk voor de

systeemtheorie en gooiden met hun analyse de fundamentele principes van de gezinstherapie

omver: psychologische en/of gedragsmatige problemen wijzen eerder op een dysfunctie in de

groep waartoe het individu behoort dan op een dysfunctie in het individu zelf. Het individu kan

niet geïsoleerd beschouwd en behandeld worden, de groep moet ook steeds worden betrokken.

Hiermee verschuift de verklaring van psychische problemen van individueel en lineair naar

globaal en circulair, waarbij elk element in het systeem de andere elementen beïnvloedt en

erdoor beïnvloed wordt. Symptoomgedrag wordt bijgevolg niet benaderd als een louter

Page 11: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

6

individuele aangelegenheid maar als gedrag dat in het gezin een stabiliserende functie bekleedt

(Sanchez & Cornette de Saint Cyr, 2012).

Een andere interessante invalshoek betreft deze van de Contextuele benadering, waar de

Hongaarse psychiater Böszörményi-Nagy aan de basis ligt. Böszörményi-Nagy introduceert het

concept van de ‘relationele ethiek’ (Böszörményi-Nagy & Krasner, 1986): er moet goed

onderhandeld worden omtrent de erfenis van de vorige generatie opdat de huidige generatie zou

kunnen floreren. Dit betekent een juiste verdeling van de baten en de plichten, het geven en

nemen. Hier doet een ander belangrijk idee uit zijn oeuvre de intrede, ‘loyaliteit’. Loyaliteit

verschijnt als antwoord op een schuld die elk kind ten opzichte van zijn ouders heeft. De ouders

hebben het kind immers het leven gegeven (primaire loyaliteit) en verstrekken het

onvoorwaardelijke zorg (secundaire loyaliteit). Die schuld heeft een transgenerationeel karakter

en kan aanleiding geven tot een symptoom (Böszörményi-Nagy & Spark, 1984). Men denke

hierbij aan de briljante student die steeds buist, of de ondernemer die keer op keer failliet gaat.

Op die manier blijft de persoon in kwestie trouw aan zijn herkomst, overstijgt hij (de sociale

status van) zijn ouders niet (Sanchez & Cornette de Saint Cyr, 2012).

Als laatste kan ook de Multigenerationele gezinstherapie van Bowen aangehaald

worden. Eén van de centrale aannamen binnen deze strekking is dat de bron van emotionele

ervaringen niet enkel het individu maar ook zijn ruimere familie omvat. Tevens schoof Bowen

het concept ‘zelfdifferentiatie’ naar voren dat gedefinieerd kan worden als de mate waarin

individuele verschillen binnen een gezin mogen geuit en getolereerd worden. In zijn

conceptualisatie ontstaat psychopathologie als gevolg van het ‘family projection process’,

waarbij ouders de eigen immaturiteit en het eigen gebrek aan differentiatie op (één van hun)

kinderen projecteren waardoor deze laatste zich op hun beurt te weinig differentiëren van hun

ouders. Vaak zullen zij later partners kiezen met eveneens een gebrek aan differentiatie zodat de

beperkte differentiatie binnen het oorspronkelijke gezin wordt doorgegeven aan de volgende

generatie, hetgeen door Bowen ‘multigenerationele transmissie’ wordt genoemd (Bowen, 1976).

Lacaniaanse psychoanalyse.

Ten slotte vinden we bij Lacan enkele belangrijke aanknopingspunten waaronder zijn

theorie over betekenaars (‘signifiants’) en betekenden (‘signifiés’). Deze vormt een herwerking

van dezelfde binaire indeling van de taal door taalwetenschapper de Saussure. Betekenaars zijn

basiselementen uit de taal die geen voorafbestaande betekenis uitdrukken maar haar produceren

al naar gelang de context. Een betekenaar is aldus elk betekenisvol element zonder dat er een

specifieke betekenis bestaat die er inherent aan verbonden is: betekenaar en betekende staan in

een arbitraire relatie tot elkaar (Evans, 1996). Het prototype van een betekenaar is het woord: de

Page 12: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

7

betekenis ervan wordt maar duidelijk wanneer we kennis hebben van de context waarin het

gebruikt wordt, maar zelfs dan is er ultiem geen reden waarom een element uit de realiteit met

een bepaald woord wordt aangeduid (Vanheule, 2016).

Dergelijke opdeling van de taal leent zich tot allerlei transgenerationeel-

psychoanalytische interpretaties zoals deze van psychoanalyticus Ramaut: “De betekenaar

vormt een spoor in het geheugen, een geur, een beeld, een gebeurtenis, een datum,… die het

betekende oproept. De terugkeer in de omgeving van een betekenaar kan bij de afstammelingen

gebeurtenissen declencheren die moeilijk te begrijpen zijn” (Ramaut, 2014). Een ander

belangrijk spoor geïntroduceerd door Lacan is zijn stelling dat het onbewuste gestructureerd is

zoals een taal, het discours van de Ander (Lacan, 1966), hetgeen, zoals we straks zullen zien,

stof biedt voor psychoanalytische verklaringen voor het mechanisme van de transgenerationele

overdracht van een ‘non-dit’.

De gedaante van het transgenerationeel symptoom

Hoe verschijnt een ‘non-dit’ dan in volgende generaties? Ramaut (2015) haalt vier

mogelijke bestemmingen van fantomen aan: passage à l’acte, somatische ziekten,

psychopathologie en kunst. We zullen deze bestemmingen illustreren aan de hand van klinisch

materiaal.

Passage à l’acte.

De passage à l’acte (het ‘overgaan tot een daad’) is het moment waarop het subject als

object van verlangen van de scène valt, letterlijk of figuurlijk. Het is een destructieve vlucht van

deze ondraaglijke scène naar het reële, waarbij het subject en de ander (als persoon en als taal,

het symbolische) ophouden te bestaan (Evans, 1996).

Ter illustratie kan casus Eddy uit het artikel ‘Kinderen en hun ongelukken’ van

psychoanalyticus Vander Vennet (1992) aangehaald worden. Adolescent Eddy dient wegens

enkele misdrijven op de jeugdrechtbank te verschijnen, alwaar de jeugdrechter een

plaatsingsmaatregel neemt. Wanneer hij daarna met zijn ouders door het justitiepaleis terug naar

buiten wandelt, ‘valt’ hij plots over een balustrade door het raam. Aanvankelijk wordt dit door

zijn omgeving geïnterpreteerd als een suïcidepoging, uitgelokt door de emotionele schok die het

vonnis van de jeugdrechter bij hem teweegbracht. Later komt echter een oud familiegeheim aan

het licht: jaren voor Eddy’s geboorte werd zijn vader in hetzelfde gerechtsgebouw veroordeeld

wegens incest met zijn oudste dochter. Hierop wierp hij zich in de gang van het justitiepaleis

door het raam. Na zijn gevangenisstraf te hebben uitgezeten, werd vader terug opgenomen in het

gezin, de vroegere catastrofe doodgezwegen en ‘vergeten’. Dat de gebeurtenis daardoor echter

Page 13: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

8

niet weerhouden werd van nog steeds invloed uit te oefenen, wordt duidelijk wanneer Eddy

jaren later door zijn passage à l’acte deze onbewuste waarheid reveleert.

Psychopathologie.

Ook psychopathologie kan een uiting zijn van een ‘non-dit’ in de familiale

voorgeschiedenis. In zijn werk ‘De verborgen boodschap van psychische stoornissen’ (2008)

beschrijft traumatoloog Ruppert de casus van een 14-jarige patiënte gediagnosticeerd met

psychose en depressie. Het meisje stond psychotische angsten uit en werd al verschillende keren

opgenomen in een psychiatrische kliniek. Ze werd alleen opgevoed door haar moeder, waarbij

er sprake was van een soort symbiotische relatie tussen beide. “Als het slecht ging met moeder,

ging het ook slecht met haar, en als het goed ging met moeder, ging het ook goed met haar” (p.

338). Dat haar angsten voor een groot stuk te maken hebben met de voorgeschiedenis van haar

moeder, welke Ruppert samen met hen construeerde en exploreerde, blijkt uit verschillende

elementen.

Het verhaal begint reeds bij de grootmoeder van de patiënte. Grootmoeder was reeds op

4 jaar volle wees: haar moeder stierf na het laten uitvoeren van een abortus en haar vader

pleegde zelfmoord. Na het verwekken van haar kind, moeder van de patiënte, liet grootmoeder 8

abortussen uitvoeren. Moest ze bewijzen dat een vrouw een abortus kan overleven en niet moet

sterven zoals haar eigen moeder, of was het eerder haar eigen verlangen naar de dood, een

onbewuste poging om ook te sterven? Grootmoeder gaf haar dochter mee dat ze eigenlijk niet

gewenst was en dat ze haar ook had willen laten aborteren. De moeder van de patiënte moest

dus als het ware vechten met haar eigen moeder om te overleven. Dit wordt door de patiënte

goed aangevoeld, des te meer omdat haar moeder haar ook sprak van geen angst te hebben voor

de dood. Die angst had ze immers verloren na een bijna-doodervaring tijdens een operatie. Ze

had het haar dochter verteld om te laten zien dat de dood niet erg is, net vreemdzaam, maar

eigenlijk had ze haar daarmee een enorme schrik aangejaagd. Omwille van verborgen (de bijna-

abortus van haar moeder) en meer expliciete redenen had patiënte voortdurend angst voor het

leven van haar moeder.

Kunst.

Schützenberger schrijft in haar boek ‘Aïe, mes aïeux’ (1993) over het

herhalingssyndroom. Zij stelt dat een geboorte vaak fungeert als herinnering aan een belangrijke

familiegebeurtenis, goed of slecht. Bij wijze van voorbeeld haalt zij het fenomeen van de

‘vervangingskinderen’ aan, kinderen geboren ter vervanging van een oudere broer of zus die

gestorven is. Velen van hen worden geboren op de ‘verjaardag’ van de geboorte, dood of

Page 14: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

9

begrafenis van het gestorven kind waarvan de moeder het rouwproces niet voltooid heeft.

Verder verwijst zij naar de psychoanalyticus André Green die verscheidene casussen van

schizofrenie onder vervangingskinderen beschreef, kinderen geboren uit een ‘dode moeder’:

“een verdrietige, depressieve of rouwende moeder op het tijdstip van de geboorte”

(Schützenberger, 1993, p. 80-81).

Een bekend vervangingskind was Vincent Van Gogh, exact één jaar na de dood van zijn

broer met dezelfde voornaam geboren. Hij kreeg zelfs hetzelfde parochienummer en al zijn

verjaardagen bracht hij door bij het graf van zijn broer aan de zijde van een rouwende moeder.

Als volwassene ontwikkelt Van Gogh vele symptomen die erop wijzen dat hij nooit zijn plaats

in deze wereld heeft kunnen veroveren. Als ware hij niet de ‘echte’ Vincent maar slechts een

plaatsvervanger van een ander, waardoor hij nooit bevredigend genoeg kon zijn voor zijn

moeder. Hij leidde een teruggetrokken leven, was epileptisch, angstig en depressief, had last van

auditieve en visuele hallucinaties, raakte verslaafd aan alcohol en sneed zijn eigen oor af

(Forrester, 1983). Van Gogh was ervan overtuigd dat hij een belangrijke levensmissie had die

zijn bestaan kon verantwoorden. Hij moest uitzonderlijk zijn om zijn gefantaseerde rivaal,

dubbelganger/tweeling te kunnen evenaren. Zijn zelfportretten kunnen gezien worden als een

reflectie van zijn onbewuste fantasieën van vervanging, tweelingschap en wedergeboorte. Het

steeds opnieuw schilderen van zichzelf als een manier om zijn identiteit te bevestigen en zijn

zelfwaarde te herstellen (Blum, 2009).

Psychosomatiek.

In de klinische praktijk verstaat men onder psychosomatiek de “psychogene

(mede)veroorzaking van ziekten”. Belangrijk is dat zelfs indien er sprake is van een

constitutionele aanleg, psychosociale factoren een bepalende rol kunnen spelen in het “feitelijk

uitbreken van lichamelijke verschijnselen” (Becker, 2013). In dit domein vinden we een

interessant idee bij Dolto: “Le corps de l’enfant est le langage de l’histoire de ses parents” (zoals

geciteerd in Barral, 2011, p. 20), wat in het gelijknamige werk van Barral (2011) voorgesteld

wordt als een nieuw model om psychosomatische kinderziekten te begrijpen. Zoals reeds

beschreven dient het kind zijn lichamelijkheid in te schrijven in het verlangen van de Ander, wat

het onbewust extraheert uit diens boodschappen, diens discours (Desmet, 2016). Het is evident

dat dit discours van de Ander beïnvloed wordt door zijn of haar (familie)geschiedenis, waartoe

tevens op onbewuste wijze ‘non-dits’ behoren, die bijgevolg mede het lichaam van het kind

tekenen. Dit mechanisme zullen we echter meer gedetailleerd bespreken wanneer we het hebben

over de psychologische verklaringen voor de transgenerationele overdracht van het ‘non-dit’.

Page 15: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

10

Barral beschrijft in zijn boek de casus Armen, een vierjarig jongetje met hydrocefalie

(ophoping van vocht in het hoofd). Armen verloor op tweejarige leeftijd zijn vader, hetgeen zijn

moeder voor hem verborgen wilde houden om hem het leed op zo’n jonge leeftijd te besparen.

Ze gaat twee jaar later echter nog steeds in het zwart gekleed vanwege de rouw om haar man. In

therapie vertelt ze dat Armen onmogelijk weet van de dood van zijn vader zou kunnen hebben

aangezien zij er met hem nooit over heeft gesproken en nooit in zijn zicht gehuild heeft. Hij

vroeg haar slechts eenmalig waar zijn vader was, waarop zij hem zei dat hij met het vliegtuig op

reis was vertrokken. Sindsdien maakt Armen vaak tekeningen van vliegtuigjes en geeft hij ze

aan zijn mama “opdat ze goed zou kunnen slapen”. Ook komt aan het licht dat Armen niet haar

echte zoon is: zij adopteerde hem samen met haar man van een goede vriendin die in het

kraambed stierf. Armen, die op dat moment in dezelfde kamer in een hoekje aan het spelen is,

verstijft. De therapeut roept hem bij hen en zegt dat hij zijn tranen niet langer moet ophouden,

dat hij mag treuren om zijn gestorven vader maar ook om zijn gestorven moeder en zich niet

langer sterk moet houden voor zijn adoptiemoeder. Moeder en zoon vallen elkaar in de armen

en huilen voor het eerst sinds jaren samen. Er wordt overeengekomen met de chirurg die het

jongetje voor zijn aandoening zou behandelen om de operatie nog een maand uit te stellen. Na

deze maand is de zwelling al sterk afgenomen, waarop de dokter de ingreep zelf nog eens met

een maand uitstelt. Bij het weerzien blijkt de zwelling volledig verdwenen. Men zou hier de

interpretatie kunnen maken dat het eindelijk kunnen laten vloeien van de tranen die zolang in

zijn hoofd opgesloten waren gebleven, voor een enorme bevrijding heeft gezorgd (Barral,

2011).

Wetenschappelijke evidentie?

De huidige wetenschappelijke evidentie omtrent intergenerationele overdracht van ‘non-

dits’ spitst zich specifiek toe op intergenerationele overdracht van trauma en komt hoofdzakelijk

uit onderzoek met overlevenden van collectieve trauma’s en hun nakomelingen. Dergelijk

onderzoek betrof studies van de Holocaust, Armeense genocide, Tweede Wereldoorlog en de

kolonisatie van inheemse volkeren. (Bezo & Maggi, 2015). Hieruit blijkt dat de impact van een

collectief trauma niet beperkt blijft tot de slachtoffers ervan, maar tevens overgedragen wordt

naar volgende generaties, waar zij invloed heeft op het individu maar ook op de familie en de

gemeenschap (Evans-Campbell, 2008).

Veel ondersteuning…

Uit vele studies is gebleken dat kinderen van ouders met een Post Traumatic Stress

Disorder (PTSD) een (soms tot wel vijf keer) groter risico lopen om zelf PTSD te ontwikkelen.

Er is echter ook sprake van conflicterende evidentie, waarbij geen groter risico voor deze

Page 16: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

11

kinderen werd bevonden. Roberts et al. (2012) halen enkele mogelijke redenen aan voor die

inconsistentie: kleine aantallen proefpersonen, werving van participanten op basis van

traumablootstelling of uit klinieken, en beperking tot kinderen van slachtoffers van ernstige

trauma’s zoals de Holocaust en marteling. Hun onderzoek poogt dan ook beter inzicht te krijgen

in de intergenerationele transmissie van trauma door analyses uit te voeren op een grote

populatiegebaseerde sample van participanten. Er werd gekeken of intergenerationele

overdracht van PTSD ook voorkomt in relatie tot meer voorkomende gebeurtenissen in

burgerlijke populaties. Uit de analyses bleek een associatie tussen PTSD van de moeder en

PTSD van het kind. Ook werd een associatie gevonden tussen PTSD van de moeder en

traumablootstelling van het kind: kinderen van vrouwen met PTSD hebben aldus meer kans dan

kinderen van vrouwen zonder PTSD om zelf slachtoffer van traumatische gebeurtenissen te

worden. Dergelijke verhoogde traumablootstelling medieerde de relatie tussen PTSD van de

moeder en PTSD van het kind significant.

Het is tevens de moeite waard om de reviewstudie van Baranowksy et al. (1998) van het

reeds beschikbare onderzoek over de transgenerationele overdracht van PTSD bij

Holocaustoverlevenden te beschouwen. Zij vonden een algemene neiging tot latente

kwetsbaarheid, waarbij kinderen van Holocaustoverlevenden die blootgesteld werden aan een

traumatische gebeurtenis een groter aantal PTSD-symptomen ontwikkelden die tevens langer

aanhielden.

… Maar ook conflicterende resultaten.

Ondanks het feit dat vele studies evidentie bieden voor de negatieve intergenerationele

impact van collectief trauma, zijn er ook enkele waaruit deze impact niet is gebleken. Sagi-

Schwartz et al. (2003) vonden bijvoorbeeld dat volwassen dochters van vrouwen die de

Holocaust overleefden geen gebrek aan traumaverwerking of signalen van traumatische stress

vertoonden. Davidson en Mellor (2001) vergeleken kinderen van Vietnamveteranen met PTSD

met een controlegroep van kinderen met dezelfde leeftijd op vlak van zelfvertrouwen, PTSD-

symptomatologie en familiefunctioneren. Tegen de verwachtingen in vonden zij geen

significante verschillen tussen beide groepen kinderen wat betreft zelfvertrouwen en PTSD-

symptomatologie. De auteurs halen echter aan dat de vrouwen van deze veteranen een

bufferende rol zouden kunnen spelen in de impact van PTSD op de kinderen, hetgeen verder

onderzocht dient te worden. Wel werd een significant verschil gevonden op vlak van

familiefunctioneren: PTSD van de vader lijkt invloed te hebben op het onvermogen van de

familie om gepaste emotionele responsen te ervaren en problemen binnen en buiten de familie

op een effectieve manier op te lossen.

Page 17: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

12

Vele wegen leiden naar Rome

Eén van de moeilijkere vragen is deze naar de manier waarop ‘non-dits’ vele jaren later

bij personen die niets met de oorspronkelijke gebeurtenis te maken hebben, aanleiding kunnen

geven tot symptomen. De meest gehoorde kritiek op de transgenerationele psychoanalyse luidt

dat een ‘non-dit’ per definitie verzwegen wordt, waardoor het doorgeven ervan onmogelijk is.

Aangenomen dat schattingen van de hoeveelheden non-verbale en verbale communicatie

respectievelijk ongeveer 80% en 20% bedragen, is dit een vreemde stelling (Sanchez & Cornette

de Saint Cyr, 2012). Het merendeel van boodschappen wordt non-verbaal overgebracht, en

‘non-dits’ zijn daar geen uitzondering op. Dit is echter moeilijk hard te maken omwille van het

karakter van non-verbale communicatie, namelijk dat het voor interpretatie vatbaar is en geen

duidelijke afgrenzing of verschijningsvorm kent.

Op basis van het reeds beschikbare onderzoek dat we hieronder zullen bespreken, lijkt

de transgenerationele transmissie van ‘non-dits’ geen enkelvoudig lineair proces maar

meervoudig gedetermineerd te zijn. Salberg (2015) pleit voor de beschouwing van verscheidene

bronnen en gezichtspunten om de complexiteit ervan te vatten. In wat volgt zullen we

verschillende invalshoeken belichten, waarbij dus dient aangemerkt dat het onderscheid ertussen

mogelijk grotendeels arbitrair is, en het bijgevolg eerder kan gaan om specifieke zijden van

eenzelfde, complex proces. Er is echter nog geen onderzoek beschikbaar naar de relatieve

bijdrage van al deze componenten.

Biologische mechanismen.

Naast de psychologische mechanismen die we zo meteen zullen bespreken, zijn er in de

literatuur ook enkele biologische mechanismen beschreven.

Epigenetica.

Epigenetica is de wetenschap die zich bezighoudt met de studie van erfelijke

veranderingen in het genoom zonder wijziging in de DNA-reeks. Hierbij hoort ook het

onderzoek naar de invloed van de omgeving op de fenotypische uiting van genen, waarbij genen

‘aan- of uitgeschakeld’ kunnen worden (McVittie, 2006). Deze onderzoekstak focust eveneens

specifiek op de transgenerationele overdracht van trauma als ‘non-dit’. In zijn theoretische

paper past Kellerman (2013) deze denkwijze toe op de menselijke ervaring. Hij argumenteert

dat aangezien het epigenoom zoals een schakelaar functioneert, nakomelingen van

traumaslachtoffers ‘geprogrammeerd’ worden om een specifieke cognitieve en emotionele

respons te vertonen in bepaalde moeilijke situaties.

Page 18: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

13

Er bestaat redelijk wat epigenetisch onderzoek over dieren. Zo onderzochten Dias en

Ressler (2014) of traumatische reukervaringen van volwassen muizen de hersenstructuur en -

activiteit van hun kinderen en kleinkinderen veranderden. De eerste generatie muizen onderging

een angstconditionering op basis van geur: men diende hen elektrische schokken toe, steeds

vergezeld van eenzelfde geur. Ondanks dat hun nakomelingen via in vitro fertilisatie werden

verwekt, en de muizen elkaar dus nooit leerden kennen, bleek zowel de tweede als derde

generatie muizen angstiger na het ruiken van deze geur in tegenstelling tot nakomelingen van

muizen die geen angstreactie kregen aangeleerd. De genen voor hun reukreceptor hadden

epigenetische veranderingen ondergaan waardoor ze de geur bij veel lagere concentraties

konden detecteren.

Epigenetisch traumaonderzoek bij mensen is schaarser. Yahyavi, Zarghami en Marwah

(2014) vonden in hun review evidentie voor veranderingen in de hypothalamus-hypofyse-

bijnieras bij PTSD-patiënten. Deze biologische kwetsbaarheid voor PTSD zou overheen

generaties kunnen doorgegeven worden door middel van epigenetische programmering tijdens

de zwangerschap. Zij concluderen echter dat er nood is aan meer evidentie ter ondersteuning

van dit principe van transgenerationele overdracht. Yehuda et al. (2005) ten slotte onderzochten

de link tussen PTSD-symptomen van de moeder en cortisolniveaus bij kinderen van moeders

die tijdens hun zwangerschap direct blootgesteld werden aan het World Trade Center-drama op

11 september 2001. Bij zowel de moeders die PTSD ontwikkelden als hun baby’s konden lagere

cortisolniveaus teruggevonden worden dan bij de moeders die geen PTSD ontwikkelden.

Spiegelneuronen.

Een tweede biologische invalshoek is deze van de spiegelneuronen. Spiegelneuronen

zijn neuronen die niet enkel actief zijn wanneer men zelf een handeling uitvoert, maar die ook

vuren wanneer men een ander een handeling ziet uitvoeren. Het evolutionaire nut van deze

neuronen is het begrijpen van de intentie van de ander (Dellucci, 2009). Théoret et al. (2005)

konden immers aantonen dat wanneer de activiteit van spiegelneuronen middels TMS

(Transcraniële Magnetische Stimulatie) geïnhibeerd wordt, men de handelingen van de ander

niet meer begrijpt. De werking van het spiegelneuronensysteem beperkt zich echter niet tot

handelingen maar strekt zich ook uit naar hersengebieden onderliggend aan visceromotorische

activiteit betrokken bij emoties. Doordat spiegelneuronen dezelfde lichamelijke staat oproepen

als bij degene die de emotie ervaart, voelen wij wat de ander voelt en kunnen we bijgevolg

empathiseren met hem of haar. Onderzoek met betrekking tot emoties zoals verdriet (Decety &

Chaminade, 2003) en afkeer (Wicker et al., 2003) biedt een ondersteuning voor deze denkwijze.

Dit proces is cruciaal en gaat reeds zeer vroeg van start met de moeder-kinduitwisseling als

Page 19: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

14

eerste vormgeving. Hoewel er voor dergelijke uitwisseling dus naar een aanwijsbare materiële

basis kan worden verwezen, komen we zo meer en meer op psychologisch terrein, waar we

zometeen de psychologische overdrachtsmechanismen zullen bespreken.

Psychologische mechanismen.

Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal.

Vooraleer we tot een beschouwing van de psychologische transmissiemechanismen van

‘non-dits’ overgaan, dienen we eerst twee grote onderscheiden in rekening te brengen die in al

deze mechanismen doorwerken. Het eerste behelst het onderscheid tussen wat we bewust en wat

we onbewust naar de ander communiceren. Gedragswetenschapper Tiggelaar schrijft hierover in

zijn boek ‘Dromen, durven, doen’ (2009). Hij schat het aandeel van bewust gedrag op 5%, de

overige 95% van ons gedrag komt onbewust tot stand. Bewust gedrag is het resultaat van een

voorafgaand denkproces: we denken na over wat we zullen doen en gaan vervolgens over tot de

uitvoering ervan. Onbewust gedrag is gedrag dat zonder dit voorafgaand denkproces tot stand

komt. Het is bijgevolg logisch dat veel van ons gedrag waarmee we anderen beïnvloeden,

gestuwd wordt vanuit onbewuste emoties en overtuigingen, zo ook een ‘non-dit’. Het tweede

onderscheid betreft dat tussen het verbale en het non-verbale. Zoals reeds aangehaald, speelt het

non-verbale een grote rol: wat niet gecommuniceerd wordt via het spreken, wordt op alle andere

manieren dan het woord geuit. Zo ontstaat onbewust een boodschap die door de al even

onbewuste aanhoorder wordt ontvangen. Geen van beide is zich bewust van deze interactie,

waardoor men initieel het verband tussen het symptoom en het ‘non-dit’ niet ziet.

Beide tweedelingen leunen dicht tegen elkaar aan maar zijn toch niet dezelfde: verbale

uitingen kunnen bijvoorbeeld het gevolg zijn van bewuste intenties maar tevens een reflectie

vormen van eerder onbewuste motieven. Zo vragen we ons achteraf meer dan eens af wat we nu

eigenlijk bedoelden. En vaak zeggen we iets dat schijnbaar onbelangrijk lijkt, zonder ons

bewust te zijn van de dieperliggende waarheid die we ermee reveleren. Non-verbaal gedrag lijkt

daarentegen voornamelijk beheerst te zijn door ons onbewuste, wat natuurlijk niet wegneemt dat

bepaalde gedragingen doelbewust en gepland kunnen worden gesteld.

Het spiegelstadium en de ruimere subjectwording.

Reeds vanaf de eerste uren na de geboorte staat het kind in interactie met de eerste

zorgfiguur, meestal de moeder. Het is een interactie die uit hoofde van de asymmetrische

verhouding tussen het reële en symbolische sterk getekend is door de vraag naar betekenis. Het

symbolische vertoont immers een tekort tegenover het reële: niet enkel is het nooit mogelijk om

al het reële te symboliseren, onder woorden en andere betekenaars te brengen, ook is er geen

Page 20: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

15

vast verband tussen reële elementen en de betekenis ervan, welke naargelang de context kan

verschillen. Deze inherente onduidelijkheid en onkenbaarheid zorgt voor een nooit aflatende

drang tot begrijpen, het willen toekennen van betekenis, een drang die reeds bij het pasgeboren

kind aanwezig is. De baby kijkt naar het gelaat van de moeder, observeert het aandachtig en

bootst het na (Wallon, 1934). Maar het is niet enkel de gelaatsuitdrukking of de ruimere

lichaamshouding die uitgewisseld wordt, ook het affect wordt overgenomen. Als men maar lang

genoeg een lachend of triest gezicht nabootst, sijpelen de bijbehorende emoties immers

langzaamaan binnen, en dit des te meer bij baby’s aangezien zij nog zeer ‘kneedbaar’ zijn, in

tegenstelling tot volwassenen waarbij de psychische structuur reeds sterk gekristalliseerd is

(Verhaeghe, 2002).

Dergelijk proces wordt door psychologe Bühler ‘einfühlung’ genoemd: het invoelen van

het kind in de moeder via een primaire lichaamstaal, waardoor de eerste laag van het ‘ik’, de

identiteit wordt gelegd (Bühler, in Lacan, 1966). Het leven wordt ons immers gegeven “via een

weg die van het lichaam naar het woord gaat” (Barral, 2011, p. 26), waarbij dat lichaam

vooreerst wordt vormgegeven door de handelingen en woorden van de ander. Reeds lang voor

bevestigend wetenschappelijk onderzoek werd gevoerd, had ook Lacan het hierover met zijn

‘constituerende suïcide’. Door het binnentrekken van de lichamelijke en psychische ervaring

van de moeder verliest het kind de directe ervaring van het eigen lichaam. Met andere woorden:

om iemand te worden, een ‘ik’ te ontwikkelen, moet een mens zichzelf verliezen, een ander

worden (Lacan, 1938). Of zoals Rimbaud het meer poëtisch uitdrukte: “je est un autre” (1871).

Ruimer beschouwd maakt dit een belangrijke fase van de subjectwording

(identiteitsontwikkeling) uit, door Lacan het ‘spiegelstadium’ genoemd. Zoals reeds beschreven

in een vorig deel, vertrekt de menselijke ontwikkeling van een onlustervaring komende van de

eigen pulsies, aandriften. Belangrijk is de notie dat deze pulsies partieel zijn: het kind is “niet in

staat ze zelf te reguleren, noch ze te ervaren als één geheel behorende tot een eigen,

getotaliseerd lichaam” (Verhaeghe, 2002, p. 140). Het is maar door de spiegel die de moeder

voorhoudt en waarmee het kind zich dient te identificeren, door haar reacties op deze aandriften,

dat het kind het eigen lichaam als een geheel begint te ervaren. (Verhaeghe, 2002).

Dit laat ons toe te stellen dat de spiegel die wordt voorgehouden door een ander die een

‘non-dit’ met zich meedraagt, onbewust daardoor getekend zal zijn. Bijgevolg sijpelt ongewild

ook dat deel van de psychische ervaring van de ander het kind binnen. Kinderen observeren

immers voortdurend de handelingen en affecten van de ouders, zodoende absorberen ze hun

bewuste én onbewuste. “Deze zoektocht begint vanaf de geboorte, lang voor de taal, wanneer er

blikken, geluiden, aanrakingen zijn, alsook de afwezigheid daarvan. Dit is de manier waarop

verhalen worden verteld, ook al onuitgesproken, in de non-verbale en preverbale affectieve

Page 21: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

16

modi.” (Salberg, 2015, p. 23). Doorheen het empathische spiegelen vindt het ‘non-dit’ dus een

weg in de “wezenlijke constitutie” van het kind (Salberg, 2015, p. 37).

Pre- en postnatale hechting.

De hechtingstheorie benadrukt het belang van de vroege emotionele band tussen kind en

moeder en de invloed daarvan op de sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling, alsook op

het latere psychische functioneren (Bowlby, 1958). Kinderen van sensitieve moeders die

emotioneel beschikbaar en responsief zijn voor de noden, gevoelens en gedachten van hun kind,

hebben meer kans om veilig gehecht te zijn (Siegel, 1999). Een ‘non-dit’ als onverwerkt trauma

zou daarentegen interfereren met dergelijke moederlijke kwaliteiten (Iyengar, Kim, Martinez,

Fonagy & Strathearn, 2014). Door middel van een prospectieve studie onderzochten Bosquet

Enlow et al. (2014) bijvoorbeeld de transgenerationele overdracht van PTSD via de invloed van

onverwerkt trauma op de hechting tussen moeder en kind. Zij vonden dat PTSD bij de moeder

de kans verhoogt op het ontwikkelen van een onveilige moeder-kind hechtingsrelatie, welke op

haar beurt het risico verhoogt op het ontwikkelen door het kind van PTSD na een latere

traumatische gebeurtenis.

Het concept hechting is echter niet enkel postnataal maar ook prenataal van belang.

Schwerdtfeger & Nelson Goff (2007) vonden immers dat interpersoonlijk trauma van de

moeder een negatieve invloed heeft op de prenatale hechting met haar kind. Dit sluit aan bij

ander onderzoek waarin PTSD-symptomen van de moeder geassocieerd werden met verstoorde,

inflexibele en negatieve mentale representaties van hun kind en insensitieve

verzorgingsgedragingen predictief voor onveilige hechting. Hierbij aansluitend kan mogelijk

een onderscheid gemaakt worden naargelang het ‘non-dit’ zich in de moederlijke of vaderlijke

lijn voordoet: “hoe eerder de foetus of het kind blootgesteld wordt aan wat ondenkbaar en

onrepresenteerbaar is voor de ouders, hoe groter de schade voor het zich ontvouwende primaire

‘zelf’” (Cavalli, 2012, p. 610).

Ten slotte dient opgemerkt dat bovenstaand onderzoek zich toespitst op een specifiek

‘non-dit’, namelijk trauma. Bijgevolg kan hechting mogelijk gezien worden als een belangrijk

kanaal voor de transgenerationele overdracht van trauma. Zoals reeds eerder besproken, bestaan

er natuurlijk nog vele andere ‘non-dits’, waarbij de vraag naar transmissie evenzeer aan de orde

is. In het volgende onderdeel, emotieregulatie en betekenisverlening, bouwen we verder op

hechting als transmissiemechanisme, daarbij pogende opnieuw een ruimer kader te schetsen.

Page 22: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

17

Emotieregulatie en betekenisverlening.

Nauw aansluitend bij hechting kunnen we ook emotieregulatie als

transmissiemechanisme naar voren schuiven. Het is immers binnen de vroege moeder(ouder)-

kindrelatie dat de basis voor emotieregulatie gelegd wordt. In de eerste levensjaren van een kind

zijn de ouders verantwoordelijk voor vele componenten van dit proces. Zij dienen de functie

van ‘container’ op zich te nemen: wanneer het kind negatieve emoties (angst, kwaadheid,

verdriet,…) ervaart, dienen de ouders deze emoties in zich op te nemen, te verwerken en op een

meer bruikbare manier aan het kind terug te geven (Bion, 1962). Doorheen deze ervaring leert

het kind gradueel zelfstandig met zijn of haar emoties om te gaan. ‘Non-dits’ kunnen een

negatieve invloed hebben op het proces van ‘emotional containment’ zoals hierboven

beschreven. Doordat er bij de ouders op een bepaald vlak een ‘leegte’ bestaat, iets dat niet

geadresseerd wordt, leert het kind ook onvoldoende bepaalde onderwerpen en bijbehorende

emoties te reguleren. Dit terwijl het voor kinderen zeer belangrijk is om lichamelijke en

psychische gewaarwordingen te kunnen verwerken, begrijpen en representeren. Wanneer de

ouders, ruimer de omgeving, niet in staat zijn (is) om een dergelijke containende rol op zich te

nemen, ontstaat er een “irrepresentability” (Cavalli, 2012, p. 601). Er zijn geen woorden om de

affecten die zich in het centrum of de marge van het ‘non-dit’ voordoen te denken en te

begrijpen.

Psychoanalyticus Ogden spreekt in deze context over ‘intersubjectiviteit’, het potentieel

om te ‘worden’ doorheen de ontmoeting met de ander en diens zienswijze (Ogden, 2004). Op

die manier ontstaat er “een ‘derde’, een semiotisch-intersubjectief medium waarin betekenissen

en individuele subjectiviteiten samen geconstrueerd worden en vorm krijgen” (Orgad, 2014, p.

95). Belangrijk is dus dat emotieregulatie zich ontwikkelt binnen een interactie, bijvoorbeeld in

de moeder-kinddyade, en niet bij het kind op zich. Het is een vaardigheid die het kind verwerft

doorheen de uitwisseling met een ander, waarbij het koppel samen de werkelijkheid in woord en

beeld probeert te (be)vatten. Dit is bovendien ook vaak de finaliteit van een psychotherapie: het

(opnieuw) betekenen van de realiteit doorheen de band met een ander, waardoor het subject op

een voor hem meer leefbare manier kan functioneren.

Ook Bions (1989) werk over kennis (K) en werkelijkheid (O) sluit hierbij aan. Hij

beschouwt O als de rauwe ervaring van het ‘zelf’ en de externe werkelijkheid, dewelke op zich

onbruikbaar is voor het subject. Het is de ultieme realiteit die niet bevat, begrepen of gebruikt

kan worden zonder het kennisproces K die O transformeert. Dergelijke transformatie vindt

steeds plaats in een intersubjectieve verhouding die aldus bron is van bruikbaar materiaal voor

het mentale leven en groei en leidt tot de ontwikkeling van een symbolische capaciteit en

Page 23: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

18

zelfbewustzijn (Orgad, 2014, p. 775). Bion postuleert dat familiegeheimen dit proces verstoren,

de “waarheid-genererende-ruimte”, de ruimte waarin familieleden door zich ten opzichte van

elkaar te verhouden hun waarheid vormgeven, deconstrueren (Orgad, 2014, p. 776). Door zaken

te verzwijgen, treedt er dus een verstoring op in de betekenisverlening, hetgeen Bion ‘-K’,

antikennis, noemt. In termen van de Saussures onderscheid tussen teken en betekenaar leiden

familiegeheimen tot het verbergen van tekens in plaats van het oprijzen van betekenis (Orgad,

2014). Het zijn dergelijke “ongesymboliseerde mentale structuren die vervolgens doorgegeven

worden aan volgende generaties” (Eizerik, 2010, p. 388-389).

Een zeer interessante studie in dit opzicht is die van Yehuda et al. (1998). Zij vonden

dat kinderen van holocaustoverlevenden een verhoogde kans op Posttraumatic Stress Disorder

(PTSD) vertonen in vergelijking met andere kinderen. Zij vertonen zelfs meer PTSD-

symptomen dan de ouders zélf (Yehuda et al., 1998). De verklaring ligt in het feit dat er bij vele

holocaustoverlevenden na de tweede wereldoorlog massaal werd gezwegen. Over niets,

inclusief de horror die zij hadden moeten doorstaan in de concentratiekampen, werd nog

gesproken. Het is net dit zwijgen dat onbedoeld aanleiding gaf tot symptomen bij de kinderen.

Dit wijst wederom op het belang van symbolisering: het is niet zozeer de gebeurtenis op zich

die aanleiding geeft tot transgenerationele symptomen, wel het niet verwerken ervan, waardoor

zij als het ware doorgeschoven wordt naar de volgende generatie (Verhaeghe, 2012).

(Projectieve) identificatie en separatie-individuatie.

Een ander geponeerd overdrachtsmechanisme is dat van de identificatie. Het betreft de

rol die ons wordt toegeschreven door onze familie, het beeld of imago dat ouders (reeds voor de

geboorte van het kind) van hun kind hebben en dat gelinkt is aan hun eigen kindertijd,

verlangens en verwachtingen. Door dergelijke ‘ouderlijke casting’ is het kind deels voorbestemd

te ontwikkelen volgens een schema dat niet het zijne is, wordt het, onbewust en onbedoeld, een

zekere rol opgedrongen. Daarnaast zijn er ook de boodschappen die het kind soms letterlijk te

horen krijgt, “je bent net zoals je … (vader, moeder, grootvader,…)”. De onzichtbare

loyaliteiten die zich zo vormen kunnen problematisch zijn indien ze onbewust leiden tot de

herhaling van ongelukkige gebeurtenissen (Chassériau-Banas, 2006).

Specifiek bij transgenerationeel trauma wordt er over ‘projectieve identificatie’

gesproken. Rowland-Klein en Dunlop (1998) definiëren dit mechanisme als de projectie van

angsten en andere emoties door de getraumatiseerde ouder op het kind, waarna het kind deze

angsten introjecteert alsof het de traumatische ervaringen zelf heeft meegemaakt.

Bovengenoemden onderzochten hun theorie aan de hand van een systematische tekstuele

analyse van semigestructureerde interviews bij volwassenen wiens ouders tijdens de Tweede

Page 24: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

19

Wereldoorlog in concentratiekampen hadden gezeten. Uit deze analyse kwamen thema’s als

‘overidentificatie met de ervaringen van de ouders’ en ‘overdracht van angst en wantrouwen’

sterk naar voren, ondanks de variatie in ouderlijke communicatie. Rosenheck (1986) bemerkt

hier wel dat de mate van identificatie afhankelijk is van de hechtheid van de relatie tussen ouder

en kind: kinderen die zich meer verwant voelen met de ouder zouden zich meer identificeren

met zijn of haar angsten (Rowland-Klein & Dunlop, 1998). Ten slotte dient ook gezegd dat

mensen geen passieve wezens zijn, zodat de mate waarin trauma transgenerationeel

overgedragen wordt, ook beïnvloed wordt door de persoonlijkheidsstructuur van de ‘ontvanger’.

Bovendien is (projectieve) identificatie verwant aan een gestoord separatie-

individuatieproces. Separatie-individuatie refereert naar het vermogen om een balans te creëren

tussen twee basale noden, de nood aan verbondenheid en de nood aan individuatie en autonomie

(Bowen, 1978), en werd in onderzoek als een significante predictor van psychologisch welzijn

bevonden (Murdock & Gore, 2004). Wanneer een getraumatiseerde ouder zijn of haar eigen

emotionele instabiliteit op het kind overdraagt, internaliseert het kind “de stress en het sociale

wantrouwen van de ouder, wat leidt tot te hechte familierelaties waarin het kind verward blijft

omtrent de grenzen tussen zichzelf en de ouder(s)” (Chazan, 1992, p. 248). Bevestigend

onderzoek bij families van Holocaustoverlevenden vond een associatie tussen een lager niveau

aan zelfdifferentiatie en meer secundaire traumatische stress (Giladi & Bell, 2013) en meer

overbescherming en fusie tussen ouders en kinderen (Kellerman, 2008).

Probleemstelling en onderzoeksvraag

Zoals uit bovenstaand overzicht blijkt, werd reeds een ruim aantal cassusen met

transgenerationele elementen in de klachten beschreven. Daartegenover staat een onderzoekstak

die zich focust op het zoeken in grotere steekproeven naar statistische verbanden tussen

psychologische problematieken overheen generaties. De meeste onderzoeken bevestigen de

transgenerationele overdracht van ‘non-dits’. Toch zijn er enkele die geen bevestiging vinden.

Verder bestaat er ook een kleine hoeveelheid gefragmenteerd onderzoek naar psychologische

overdrachtsmechanismen. Daarnaast spitst het meeste onderzoek zich toe op trauma als ‘non-

dit’, terwijl een ‘non-dit’ veel ruimer kan worden ingevuld. Tot slot merkten we op dat de

transgenerationele psychoanalyse zich zowel theoretisch als praktisch lijkt te onderscheiden van

de psychoanalyse tout court. In zowel casussen als theorieën ligt de nadruk op het samen met de

patiënt op zoek gaan naar het ongezegde of geheim. Ondanks dat er vele casussen beschikbaar

zijn, missen we toch een zicht op hoe dergelijke transgenerationele problematieken in het

klinisch werk verschijnen en wat de mogelijke implicaties daarvan zijn voor dat werk.

Page 25: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

20

Zo kwamen we op basis van de literatuurstudie tot de volgende twee onderzoeksvragen:

Onderzoeksvraag 1. Wat is de ervaring van hulpverleners omtrent (a) onuitgesproken

gebeurtenissen in vorige generaties in het kader van hun klinisch werk met

volwassenen, en (b) de consequenties daarvan voor hun interventies?

Onderzoeksvraag 2. Wat zijn de ideeën van hulpverleners omtrent onuitgesproken

gebeurtenissen in vorige generaties in het kader van hun klinisch werk met

volwassenen?

Op deze manier streven wij ernaar tot een dieper inzicht te komen in de diversiteit en de

verspreidheid waarmee onuitgesproken gebeurtenissen zich tonen in de symptomatologie van de

volgende generatie(s). Het bestuderen van de ervaringen van clinici kan ons mogelijk

handvatten aanreiken met betrekking tot het klinisch handelen bij patiënten wiens symptomen

getuigen van een dergelijke transgenerationele beïnvloeding.

Page 26: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

21

METHODE

Opzet

We kozen voor een kwalitatief en exploratief onderzoeksopzet. Het onderzoeksgebied is

immers relatief weinig onderzocht, zeker wat betreft het verschijnen van onuitgesproken

ervaringen van vorige generaties in het klinisch werk met volwassenen. We zullen klinisch

psychologen en andere hulpverleners die klinisch werk verrichten interviewen aan de hand van

een semigestructureerd interview. Het zo verkregen materiaal zal geanalyseerd worden door

middel van een inductieve thematische analyse. De keuze voor kwalitatief onderzoek is gestoeld

op onze onderzoeksvragen, namelijk het feit dat we geïnteresseerd zijn in de ervaringen en

ideeën van hulpverleners omtrent onuitgesproken gebeurtenissen in vorige generaties en de

consequenties daarvan voor hun interventies. Wij wensen geen cijfermatige gegevens te

bekomen maar willen werken naar een dieper begrip omtrent hoe een ‘ongezegde’ tot uiting kan

komen in de symptomatologie van volgende generaties, en inzicht in de wijzen waarop daar

klinisch mee aan het werk wordt gegaan. We willen met andere woorden de ervaring van en het

werken met een bepaald fenomeen in kaart brengen. De sterkte van kwalitatief onderzoek ligt er

immers in dat het gedetailleerde en complexe tekstuele beschrijvingen kan opleveren van de

ervaringen, ideeën, meningen,… van personen rond een bepaald onderwerp (Miles &

Huberman, 1994). Een bijkomend argument is dat het een exploratief onderzoek betreft, waarbij

reeds bevestigd werd dat de kwalitatieve methode daar bijzonder geschikt voor is (Decorte &

Zaitch, 2010).

Steekproef

De participanten in dit onderzoek zijn klinisch psychologen en andere hulpverleners die

klinisch werk verrichten. Om een zo groot mogelijke variatie in data te bekomen, hanteerden we

geen inclusie- of exclusiecriteria. Zo werden zowel hulpverleners werkende in een

(psychiatrische) instelling als zelfstandige en ambulant werkende hulpverleners geïnterviewd,

en werd geen vereist aantal jaren ervaring opgelegd. Wel hebben we het interview beperkt tot

een bevraging omtrent het klinisch werk met volwassenen aangezien de werkwijze mogelijk

verschilt ten aanzien van de behandeling van kinderen. In totaal namen er zeven hulpverleners

deel aan dit onderzoek. Het aantal deelnemers werd vastgelegd op het moment dat bijkomende

interviews geen significant nieuwe data aanbrachten ten opzichte van de vorige interviews. We

konden bijgevolg besluiten dat er saturatie van de data was opgetreden en de sample voldoende

groot was.

Page 27: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

22

De deelnemers (zie tabel 1) werden geselecteerd uit de populatie van hulpverleners die

in en rond Gent werkzaam zijn, zowel op basis van expertise (het werken met transgenerationele

en familiale dynamieken) als los daarvan (waarbij voornamelijk werd gezocht in de pool van

psychoanalytisch geschoolden), om een zo groot mogelijke differentiatie in de data te bekomen.

Specifiek contacteerden wij hulpverleners werkzaam in psychiatrische instellingen (PC Gent-

Sleidinge, PC Dr. Guislain), hulpverleners werkzaam als lesgever (Universiteit Gent) in

combinatie met een ambulante praktijk, en andere hulpverleners waarmee we professioneel in

contact kwamen (bijvoorbeeld in een klinisch seminarie). Daarnaast gebruikten we tevens de

sneeuwbalmethode: we vroegen elke participant of men nog andere hulpverleners kon aanraden.

Potentiële kandidaten werden via een mail uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek met

daarin een korte toelichting van het onderzoeksonderwerp en –opzet. Van twee hulpverleners

kregen we geen antwoord, een andere hulpverlener kon geen tijd vrijmaken. Bij een positief

antwoord werd er een afspraak gemaakt. De interviews gingen meestal door in het bureau of de

praktijk van de hulpverlener.

Tabel 1. Overzicht deelnemers

Deelnemer* Ervaring Werksetting Opleiding en theoretische

invalshoek Geslacht

Marie 22 jaar Residentieel Klinische psychologie -

psychoanalyse Vrouw

Peter 25 jaar Ambulant Geneeskunde en psychotherapie –

holistische visie Man

Nadia 15 jaar Residentieel en

ambulant

Klinische psychologie –

psychoanalyse en systeemtheorie Vrouw

Daan 10 jaar Ambulant Klinische psychologie -

psychoanalyse Man

Lucas 13 jaar Residentieel en

ambulant

Klinische psychologie en filosofie -

psychoanalyse Man

Oscar 27 jaar Residentieel en

ambulant

Klinische psychologie -

psychoanalyse Man

Jan 22 jaar Ambulant Klinische psychologie -

psychoanalyse Man

* Deze namen zijn fictief

Materiaal

De data werden verzameld aan de hand van een semigestructureerd interview. Het

‘face-to-face’ interview is immers zeer geschikt in onderzoek waar de focus ligt op betekenis en

het verkrijgen van inzicht en begrip (Gillham, 2000, p. 11). De keuze voor een

semigestructureerd interview vindt ondersteuning in de structuur van onze onderzoeksvraag. Zo

Page 28: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

23

zouden we minstens zicht willen krijgen op enerzijds de ervaringen en ideeën van de

hulpverlener omtrent onuitgesproken ervaringen en transgenerationele symptomen, anderzijds

op diens werkwijze in confrontatie met dergelijke problematieken. Daarnaast willen we de

ruimte laten aan onze participanten om vrij te getuigen over hun ervaringen, opdat we een zo

rijk mogelijke dataset zouden mogen bekomen. Bovendien kunnen er op die manier ook

elementen en thema’s naar boven komen die de participant relevant vindt maar waar de

interviewer op voorhand nog niet aan had gedacht (DiCicco-Bloom & Crabtree, 2006).

Voor de afname van de interviews stelden we zelf een semigestructureerd interview op

bestaande uit 5 hoofd- en enkele ondergeschikte vragen (zie tabel 2, bijlage 1). Deze vragen

fungeerden als leidraad en werden opgesteld op basis van de concepten en vragen die naar

boven kwamen in onze literatuurstudie. Daarnaast stelden we tijdens de interviews bijkomende

vragen, geleid door het spreken van de participanten. De eerste vraag is een algemene vraag die

we gebruikten om het interview in te leiden op een wijze die uitnodigt tot spreken.

Procedure

Dataverzameling.

Voor het interview ondertekenden alle participanten een ‘informed consent’ (zie bijlage

2). Hierin bevestigden ze vrijwillig deel te nemen aan het onderzoek en gaven ze de

toestemming om de door hen verstrekte informatie op vertrouwelijke wijze te bewaren, zowel

schriftelijk (uitgeschreven interview) als auditief (audio-opname), te verwerken en anoniem te

rapporteren. Door de audio-opname konden we tijdens het interview aandachtiger inspelen op

het spreken van de participanten en nadien het interview uitschrijven, waardoor we geen

informatie misten. Dit werd ook zo meegedeeld aan de participanten. Daarnaast werden de

deelnemers op de hoogte gesteld van hun recht om hun deelname op elk moment van het

onderzoek stop te zetten.

De interviews startten steeds met een algemene vraag (zie ‘meetinstrument’), waarna in

willekeurige volgorde, het spreken volgend van de participant, minstens de andere

vooropgestelde vragen werden gesteld. Dit met ruimte voor zaken die de participant zelf

aanbracht en die we vervolgens oppikten in bijkomende vragen. Wanneer alle thema’s aan bod

waren gekomen en er voldoende informatie was verzameld, werd het interview beëindigd. De

interviewtijd overheen de deelnemers varieerde tussen 50 minuten en 1 uur en 15 minuten.

Page 29: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

24

Data-analyse.

Zoals reeds aangehaald zal het klinisch materiaal geanalyseerd worden middels een

inductieve thematische analyse. Thematische analyse is een methode die aangewend wordt voor

het identificeren, analyseren en rapporteren van patronen (thema’s) in data. Het is een flexibele

methode daar zij niet gebonden is aan een specifieke epistemologische of theoretische

benadering en bijgevolg vele toepassingen kan kennen. Het is in dat opzicht evenwel

noodzakelijk om de theoretische invalshoek van waaruit men het onderzoek voert alsook andere

gemaakte assumpties te expliciteren, aangezien deze een grote invloed zullen hebben op de

wijze waarop de data worden geanalyseerd en begrepen (Braun & Clarke, 2006). Hierop zullen

we nog terugkomen bij het onderdeel ‘kwaliteitsbewaking’. Verder ligt de focus bij thematische

analyse eerder op de inhoud, wat er verteld wordt, dan op de wijze waarop verteld wordt

(Riessman, 2008).

In dit onderzoek zullen we een inductieve analyse uitvoeren. Dit betekent dat we

exploratief te werk gaan en dus niet vanuit een vooropgesteld theoretisch codeerschema waarbij

men typisch de overeenstemming daarvan met de uit de data geëxtraheerde thema’s beschouwt.

We kiezen voor een inductieve analyse omdat we de verscheidenheid waarmee

transgenerationele elementen zich in de symptomatologie uiten in kaart willen brengen en het

tevens een relatief nieuw onderwerp betreft waarrond weinig kwalitatief onderzoek bestaat. Bij

dergelijke aanpak is het mogelijk dat de geïdentificeerde thema’s geen duidelijk verband houden

met de door de interviewer gestelde vragen. Inductieve analyse is immers een codeerproces dat

de data niet probeert in te passen in een voorafbestaand codeerschema of de verwachtingen van

de onderzoeker. Het is dus met andere woorden een data-gedreven methode waarbij de

uiteindelijk weerhouden thema’s sterk zullen aansluiten bij de data (Braun & Clarke, 2006).

Daarnaast kiezen we voor een semantische analyse van de data. Dit betekent dat de uiteindelijke

thema’s gebaseerd zijn op de expliciete betekenissen in de data en er niet gezocht wordt naar

wat er mogelijk ‘achter’ de woorden van de participant zit, in tegenstelling tot een latente

analyse die achterliggende ideeën en assumpties beoogt te identificeren (Braun & Clarke, 2006).

Verder zullen we de volledige dataset in de analyse opnemen, hetgeen een bruikbare methode is

voor onderzoek in een nog niet systematisch onderzocht gebied. Daartegenover staat de

gedetailleerde analyse van slechts één of enkele aspecten van de data. Dergelijke methode wordt

voornamelijk verkozen bij een specifieke vraag of specifiek interessegebied, wat in dit

onderzoek niet aan de orde is (Braun & Clarke, 2006). Ten slotte dient nog gezegd dat de

bekomen resultaten vanwege de beperkte steekproef niet generaliseerbaar zijn naar grotere

populaties (Leung, 2015).

Page 30: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

25

Een inductieve thematische analyse bestaat volgens het model van Braun & Clarke

(2006) uit zes fasen die iteratief en recursief worden doorlopen, wat een heen-en-weer-

beweging impliceert tussen de verschillende fasen. Dit betekent dat men voortdurend de output

in elke fase aan de output in de andere fasen aftoetst. De eerste fase is het vertrouwd geraken

met de data. Eerst schreven we aan de hand van de audio-opnames de zeven interviews uit,

waarna we elk interview meermaals herlazen om een beter zicht te krijgen op de data. Hierbij

onderlijnden we ook reeds enkele items die in de volgende fase mogelijk ‘initiële codes’ zouden

kunnen worden en noteerden we in de kantlijn onze bedenkingen omtrent betekenissen en

patronen.

Fase twee omvat het genereren van initiële codes en wordt ook wel ‘open coderen’

genoemd. Deze codeerstijl blijft dicht bij de data en betreft het identificeren van de

“basiselementen van de ruwe data die op een betekenisvolle wijze kunnen geanalyseerd worden

met betrekking tot het fenomeen” (Boyatzis, 1998, p. 63). Zoals deze definitie duidelijk maakt,

zijn dergelijke basiselementen kleiner dan de thema’s die uiteindelijk weerhouden zullen

worden. Initiële codes zijn dus stukken materiaal die relevant zijn met betrekking tot de

onderzoeksvragen en een bepaalde omschrijving gegeven worden die de inhoud ervan

samenvat. Ook dient nog gezegd dat eenzelfde fragment verschillende codes kan krijgen (Braun

& Clarke, 2006). Op inductieve wijze codeerden we de gehele dataset in het

softwareprogramma NVivo 11, een softwarepakket voor kwalitatieve data-analyse. Dit

programma houdt een overzicht bij van de initiële codes en de erin ondergebrachte

betekenisvolle eenheden. Het liet ons toe onze codering meermaals opnieuw te bekijken en

wijzigingen aan te brengen om in deze fase zo weinig mogelijk abstractie te maken. Na nazicht

door onze begeleider hebben we bijvoorbeeld onze eerste codering herbekeken en meer

gespecifieerd, zowel qua omschrijvingen van de initiële codes als de betekenisvolle elementen

die we erin onderbrachten, waardoor we uiteindelijk meer codes bekwamen die dichter bij de

data bleven. Ook lazen we de interviews opnieuw, wat in sommige gevallen leidde tot het

opnemen van extra fragmenten. Uiteindelijk bekwamen we 101 initiële codes. Een voorbeeld is

onderstaand fragment uit het interview met participant Nadia. Dit fragment kreeg volgende

codes: ‘Constructies en hypotheses maken is voldoende’, ‘Er zijn bijna altijd vermoedens’,

‘Feitelijkheid en waarheid zijn niet zo belangrijk’.

“De waarheid is niet belangrijk als het over geheimen gaat. Soms is het al genoeg om

vermoedens uit te spreken. Want geheimen zijn per definitie geweten, en als je weet dat er

een geheim is, heb je er ook al over nagedacht, of fantasieën of hypothesen over. Erover

spreken, zeggen, ‘stel dat die hypothese waar is, wat zou dat voor effecten gehad hebben?’,

is soms genoeg. Je moet niet altijd terugkeren.” (Nadia)

Page 31: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

26

De derde fase bestaat uit het zoeken naar thema’s, waarbij axiaal gecodeerd wordt. Dit

betekent dat men de initiële codes groepeert in potentiële thema’s die een antwoord vormen op

de onderzoeksvragen (Braun & Clarke, 2006). In een eerste stap sorteerden we de codes op

basis van onze twee onderzoeksvragen. Daarna gingen we per onderzoeksvraag op zoek naar

patronen in de codes, waarbij codes die inhoudelijk aan elkaar gelinkt waren, werden

gegroepeerd. Zoals hierboven reeds beschreven, herwerkten we onze initiële codering, wat na

deze fase plaatsvond. Bijgevolg dienden we ook onze initieel weerhouden thematische structuur

opnieuw te bekijken. Op basis van de toegevoegde en gewijzigde codes veranderde onze initiële

groepering enigszins. Zo identificeerden we eerst 24 potentiële thema’s, wat er na de

herbeschouwing 26 werden.

Fase vier strekt er voornamelijk toe om enerzijds selectief te coderen, waarbij men

hoofdthema’s destilleert uit de potentiële thema’s die in de vorige fase zijn weerhouden, en

anderzijds om deze thema’s te beschouwen en beoordelen in relatie tot de gecodeerde extracten

op vlak van compatibiliteit en toepasselijkheid (Braun & Clarke, 2006). Sommige van de

potentiële thema’s uit de vorige fase waren aan elkaar gerelateerd of overlapten en zouden in

een volgende fase mogelijk als subthema’s kunnen gedefinieerd worden. Hierdoor weerhielden

we in deze fase uiteindelijk 13 hoofdthema’s. Zo vormden bijvoorbeeld de codes ‘Idealisering

van de ouders’, ‘Geheim langs de kant van het kind’, ‘Fantasieën rond het ongezegde’, ‘Schijn

overdekt het geheim’, en ‘het ongekende, unheimliche binnen het gekende’ het thema ‘Rol van

het imaginaire en de schijn’. Na deze fase herlazen we de gecodeerde fragmenten uit de eerste

fase op hun relevantie in relatie tot de thema’s. Het gevolg hiervan was dat sommige fragmenten

opnieuw gecodeerd werden of geschrapt wegens niet-relevant voor de onderzoeksvragen.

In fase vijf is het de bedoeling dat men de thema’s verder verfijnt en er duidelijke

namen en definities aan toekent die de essentie ervan weergeven. Daarnaast wordt er ook

gekeken of de hoofdthema’s mogelijk uit subthema’s bestaan (Braun & Clarke, 2006). In bijna

elk van de 13 hoofdthema’s konden we patronen ontwaren in de codes die erin waren

gegroepeerd en definieerden we dus subthema’s. We legden de zo bekomen thematische

structuur voor aan onze begeleider om de coherentie en relevantie ervan af te toetsen. De zesde

en laatste fase bestaat uit het produceren van een rapport en houdt een logische en interessante

weergave in van de uiteindelijke thema’s en subthema’s geïllustreerd door treffende extracten

uit de data die de thematische structuur ondersteunen (Braun & Clarke, 2006). Dit rapport zal

het voorwerp uitmaken van de ‘resultaten’-sectie.

Page 32: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

27

Kwaliteitsbewaking.

Thematische analyse is een “flexibele en bruikbare onderzoeksmethode die een rijke en

gedetailleerde weergave van de data” kan bieden (Braun & Clarke, 2006, p. 78). Bijgevolg is

het belangrijk dat de onderzoeker duidelijk maakt hoe hij de analyse heeft uitgevoerd en

waarom. De waarde van een thematische analyse hangt immers af van de kwaliteit van de

uitgevoerde analyses. De criteria die we hanteren ter controle van de kwaliteit van ons

onderzoek zijn deze van kwalitatief onderzoek, die enigszins verschillen van die voor

kwantitatief onderzoek en niet geheel oncontroversieel zijn (Braun & Clarke, 2006).

Wat betreft de kwaliteitscontrole van dit onderzoek zal aandacht besteed worden aan

(interne en externe) validiteit, betrouwbaarheid en reflexiviteit. Interne validiteit verwijst naar

de geldigheid en interne consistentie van de operationalisaties, analyses en interpretaties

(Golafshani, 2003) en zullen we bewaken door onze begeleider gedurende het analyseproces om

feedback te verzoeken. Zulks kan beschouwd worden als een vorm van triangulatie, namelijk

‘onderzoekerstriangulatie’, en bevordert de validiteit (Leung, 2015). In welke fasen er om

feedback is verzocht en waartoe deze heeft geleid, behandelden we in het onderdeel

‘procedure’. Met betrekking tot het waarborgen van de externe validiteit, de overdraagbaarheid

van de onderzoeksbevindingen naar andere situaties, beschreven we de kenmerken en ruimere

context van de participanten. Zoals reeds eerder vermeld zijn de bekomen resultaten vanwege de

beperkte en selectieve (zie onderdeel ‘reflexiviteit’) steekproef niet generaliseerbaar naar

grotere populaties (Leung, 2015).

Betrouwbaarheid betreft de nauwkeurigheid en transparantie van het onderzoek

(Golafshani, 2003). Het impliceert ook de vraag of het onderzoek herhaalbaar is door een andere

onderzoeker: zou hij of zij mogelijk tot eenzelfde analyse kunnen komen? (Stiles, 1993).

Belangrijk hierbij is te benadrukken dat kwalitatief onderzoek een grote linguïstische

component kent, in tegenstelling tot kwantitatief onderzoek dat voornamelijk een becijfering

van het materiaal beoogt. Woorden betekenen echter niet voor iedereen hetzelfde. Het is dus

noodzakelijk om het analyseproces voldoende te beschrijven, de persoonlijke oriëntatie te

verduidelijken (zie onderdeel ‘reflexiviteit’), voldoende vertrouwd te geraken met het materiaal,

en bereid te zijn zich heen-en-weer tussen de verschillende fasen in de analyse te bewegen

(Stiles, 1993). Met en doorheen een gedetailleerde beschrijving van het analyseproces zoals in

het onderdeel ‘procedure’ kan gelezen worden, pogen wij tegemoet te komen aan deze criteria.

De masterproef zal daarnaast ook gelezen worden door personen uit onze persoonlijke

omgeving, die zich als buitenstaander een duidelijk beeld zouden moeten kunnen vormen van

het analyseproces en de ondersteuning voor onze bevindingen, interpretaties en conclusies.

Page 33: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

28

Tot slot zullen wij ook reflecteren over onze rol als onderzoeker in het

onderzoeksproces, alsook over onze ruimere achtergrond inclusief verwachtingen,

overtuigingen, waarden en normen. Het is immers belangrijk te erkennen dat de onderzoeker in

thematische analyse een actieve rol speelt bij het identificeren van patronen overheen de data en

het destilleren van thema’s. Het is geen passieve methode waarbij thema’s zomaar ‘oprijzen’ uit

de data (Braun & Clarke, 2006). De subjectiviteit en context van de onderzoeker kunnen dus

niet als losstaande beschouwd worden van het onderzoek dat hij of zij uitvoert (Stiles, 1993).

Verwijzende naar onze literatuurstudie kan bijvoorbeeld gewezen worden op onze persoonlijke

oriëntatie, de (lacaniaanse) psychoanalyse. In de opleiding Klinische Psychologie raakte ik

immers al snel geboeid door de psychoanalytische visie op menswording en de praktijk die erop

gestoeld is. De interesse voor het intergenerationele aspect ontstond nadat iemand in mijn

persoonlijke kring daaromtrent een studiedag volgde, en werd verder gevoed door bepaalde

ontmoetingen met patiënten tijdens stage.

Page 34: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

29

RESULTATEN

Op basis van de thematische analyse vinden we met betrekking tot onze eerste

onderzoeksvraag 7 hoofdthema’s met een aantal subthema’s in de data terug. Daarvan

representeren de eerste 3 de algemene ervaringen van hulpverleners rond onuitgesproken

gebeurtenissen in vorige generaties, en de laatste 4 specifiek de consequenties voor hun klinisch

werk. Wat betreft onze tweede onderzoeksvraag konden we 3 thema’s in de data ontwaren,

tevens met een aantal subthema’s. De thematische structuur wordt weergegeven in tabel 2.

Tabel 2. Themastructuur

Onderzoeksvraag 1a: de ervaring van hulpverleners omtrent onuitgesproken gebeurtenissen in

vorige generaties

Polyform ongezegde als grondslag in elke casus

Het ongezegde is universeel

Het ongezegde kent vele vormen

Ongezegden rond leven en dood

Verband met de dimensie van de tijd

De generatie die voorop staat

Verstrijken van de tijd als mogelijke voorwaarde

Onderzoeksvraag 1b: de consequenties voor de interventies van hulpverleners

Verband met de persoon van de patiënt

Persoonlijkheidsstructuur van het subject

Interessen van het subject

Subject in een crisissituatie

Aspecifieke finaliteit van de behandeling

Geen specifieke behandeling

Een ‘voldoende’ verhaal

Dimensie van de ander: de ontmoeting

Begrip voor de ander

De therapeut als ander

Dimensie van het zelf: bewuste keuze in de eigen positionering

Moeilijkheden omtrent de eigen subjectieve positie

Een nieuwe wending

Page 35: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

30

Onderzoeksvraag 2: de ideeën van hulpverleners omtrent onuitgesproken gebeurtenissen in vorige

generaties

Verschillende soorten ongezegden

Kwalijke ongezegden versus positieve functies

Privézaken en ‘niet-weten’

De rol van het imaginaire en de schijn

Het ouderideaal

Schijn van normaliteit

Iets ongezegd laat altijd sporen na: een onbewust aanvoelen

Weg van de taal

Weg van het lichaam

Onderzoeksvraag 1a: de ervaring van hulpverleners omtrent onuitgesproken

gebeurtenissen in vorige generaties

Polyform ongezegde als grondslag in elke casus.

Dit eerste thema behandelt het voorkomen in therapeutische context van ongezegden of

geheimen in vorige generaties. In het spreken van hulpverleners merkten we op dat er geen

enkele casus is waarin dergelijke dimensie afwezig is zolang men de vele mogelijke

verschijningsvormen van een ongezegde in acht neemt.

Het ongezegde is universeel.

Alle hulpverleners spreken over een structureel ongezegde: in elke casus ervaren zij dat

er iets tussen de generaties onuitgesproken blijft. Het geheim is eerder regel dan uitzondering.

Zo stelt Jan:

“Ik denk dat er bij niemand in de praktijk iets van dergelijke dimensie afwezig is. Het behoort tot

de realiteit van het onbewuste.” (Jan)

Families onderscheiden op basis of er al dan niet sprake is van een geheim of ongezegde lijkt

bijgevolg niet erg nuttig.

Vele patiënten vertellen iets over het verhaal van de ouders, waarbij ze doorheen het

spreken merken dat het maar een gebrekkig verhaal is, een verhaal dat lacunes kent en

doorspekt is van evidenties over hoe het leven te leiden die ze niet altijd begrijpen.

Page 36: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

31

“Haar verhaal begon over haar moeder, moeilijke momenten, zinnen van haar die ze niet

verstond, evidenties over hoe als vrouw te leven die ze niet verstond maar haar nooit had

gevraagd.” (Marie)

“Wat je wel hoort, is dat er in alle verhalen altijd iets wordt ervaren van een ongezegde rond de

relatie tussen de ouders.” (Lucas)

Er lijkt dus altijd iets te resteren voorbij het woord, iets dat onbelicht blijft. Eén

hulpverlener, Oscar, merkt daarbij op dat net dit fundamenteel ongezegde de bron is van

creativiteit bij de volgende generatie. Het oefent een zekere aantrekkingskracht uit en daagt uit

om ermee aan de slag te gaan.

“Alle kinderen stoten op iets bij hun ouders dat mysterieus is, op bepaalde lacunes. […] Waar ze

iets mee zullen doen, is niet wat je zegt of doet, wat gekend is, maar datgene dat mysterieus zal

blijven. […] Bij die patiënte is er iets rond welbespraaktheid, mooie taal, goed kunnen spreken

en schrijven, zelfs de fysieke kant ervan, het passioneert haar. Maar het is duister. Het is

ongetwijfeld daarmee dat de kinderen iets gaan doen..” (Oscar)

Bijgevolg zouden we kunnen stellen dat een ongezegde niet enkele negatieve maar ook

positieve effecten kan hebben.

Het ongezegde kent vele vormen.

Alle hulpverleners ervaren in elke casus iets van een ongezegde, maar dit ongezegde

kan op vele manieren verschijnen. Hulpverleners geven aan dat ‘grote geheimen’, geheimen die

duidelijk afgelijnd en definieerbaar zijn, niet zo frequent voorkomen. Een geheim is niet steeds

expliciet of staat niet steeds centraal in de klacht van de patiënt. Zo stellen Daan en Lucas:

“Naar mijn gevoel is dat een iets zeldzamer fenomeen.” (Daan)

“Er schiet mij geen specifieke casus te binnen waarin dat het centrale punt uitmaakt waarrond

heel de dynamiek draait.” (Lucas)

Toch geven verschillen respondenten aan dat het een universeel gegeven vormt. Zo zegt Oscar:

“Waarom een onderscheid maken? Wat niet wegneemt dat je een aantal casussen hebt met een

zeer expliciet familiegeheim waarrond een symptoom gebricoleerd is. Maar of dat eigen is? Het

is universeel, het geheim.” (Oscar)

Als er dus al een onderscheid kan worden gemaakt, lijkt dat te liggen in de ‘grootte’ van het

geheim en de mate waarin de klachten van de patiënt erop geënt zijn. In veel gevallen zijn het

Page 37: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

32

daarbij echter kleine geheimen of ongezegden die worden overgedragen. De effecten ervan zijn

vaak ook meer diffuus.

“In bepaalde families is er een duidelijk omlijnd familiegeheim […]. Waarbij op dat punt het

familiegeheim veel duidelijker is geworden dan bij andere families, waar er bepaalde kleine

geheimen gewoon zijn overgedragen zonder dat het daarom tot een crisis heeft moeten leiden.

Op dat punt kan je wel een onderscheid maken.” (Jan)

Sowieso hoeven de effecten van een ongezegde echter niet altijd enorm pathologisch

zijn, vertelt Nadia wanneer het gaat over een man wiens moeder zes kinderen verloren had. De

man in kwestie had echter slechts weet van één gestorven broer.

“Het hoeven niet heel pathologische dingen te zijn. Het kan zijn dat je altijd wat nijdig was en

dat het daardoor weggaat. Je kan immers altijd het gevoel gehad hebben van niet heus

behandeld te worden, en dan het gevoel krijgen dat er overal onheusheid is.” (Nadia)

Omgekeerd, zegt zij, is het evenzeer mogelijk dat er een subtiele in plaats van een expliciete

traumatisering plaatsvindt, waarbij het ongezegde niet zeer duidelijk afgebakend is maar de

effecten op de patiënt toch substantieel kunnen worden genoemd. In dit kader spreekt ze van

impliciete familiewetten en geeft ze aan dat kleine zaken toch grote effecten kunnen hebben.

“Mensen zijn vaak bang zonder te weten waar ze bang van zijn. En dan blijken dat vaak

impliciete wetten te zijn in dat familiesysteem, waardoor je voelt “als je dit doet, dan doe je iets

verkeerd”. Maar het is niet evident, omdat je bijna moet dramatiseren. […] Grote geheimen

hebben zeker ook hun effect hé, maar soms is het de manier waarop mensen met elkaar zijn

omgegaan en daar in vastgelopen zijn wat een heel groot effect kan hebben op de kinderen die in

die sfeer zijn opgegroeid.” (Nadia)

Marie brengt een casus van een man waarbij het ongezegde eveneens draait rond de waarden en

rolpatronen in de familie. De man ervaart een discrepantie tussen zijn eigen subjectiviteit en wat

hem door de familie wordt aangereikt maar enigmatisch blijft.

“Je hoort wel dat het spreken over de familiebanden, het aftoetsen van de personages in de

familie, die man toelaat om te zeggen waar hij gekneld zit in een soort familiaal geheim. De

ontmoeting met wat de familie allemaal aanreikt, de vluchtlijnen van hoe men in het leven moet

staan, en waar hij zich niet noodzakelijk comfortabel bij voelt.” (Marie)

Ook in deze casus is het ongezegde niet meteen duidelijk definieerbaar maar ervaart de patiënt

wel moeilijkheden naar aanleiding van de ongeschreven en onbesproken familiale regels.

Enerzijds trekken hulpverleners dus de notie van ‘ongezegde’ open, zien ze het als

universeel, anderzijds brengen ze meer nuance aan. Geheimen of ongezegden kunnen gaan van

Page 38: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

33

zeer impliciet naar zeer expliciet, net als de effecten ervan. Tussen beide bestaat geen inherent

verband.

Ongezegden rond leven en dood

Volgend thema behandelt de terugkerende structuur van geheimen of ongezegden.

Hulpverleners ondervinden dat de meeste ongezegden of geheimen draaien rond het leven en de

dood. Het lijkt te gaan om de grote vraagstukken in ons bestaan die ons al eeuwen bezighouden

en niet definitief kunnen worden beantwoord.

Zo zijn er ongezegden rond seksualiteit waarbij zowel Peter als Daan aanhalen dat het

daar vaak over seksuele trauma’s gaat.

“Het zijn praktisch altijd trauma’s.” (Peter)

“Er zijn regelmatig zware verhalen in families, bijvoorbeeld dochters die zwanger worden van

hun vader.” (Daan)

Ook vreemdgaan is een thema dat geregeld voorkomt, aldus Nadia.

“Een ander geheim dat ik ook vaak tegenkom is dat er weggestoken wordt dat mensen

vreemdgaan. Bijvoorbeeld, grootvader is een ‘scheefpoeper’ geweest, dat wordt vaak verzwegen,

de ‘keeping up appearances’.” (Nadia)

Lucas bemerkt dat ongezegden zich vaak voordoen op het knooppunt tussen seksualiteit

en afstamming en brengt de casus van een vrouw wier zus niet door haar vader werd verwekt.

“De zaken die ik ben tegengekomen, gaan inderdaad over het knooppunt tussen het seksuele en

de oorsprongsvraag. […] Het zijn vaak zaken die de eigen prehistorie betreffen. Een vrouw die

bij mij kwam, vertelde dat haar oudere zus op latere leeftijd te weten was gekomen dat zij niet

van de papa was. […] Waar het op uitkwam, was het statuut van vader en moeder als

ouderkoppel versus vader en moeder als man en vrouw, die zelf seksuele wezens zijn, en die

seksualiteit die niet noodzakelijk te herleiden valt tot iets dat zich binnen dat ouderpaar

afspeelde. Dat die moeder nog een andere man zou kunnen gehad hebben.” (Lucas)

Nadia vertelt vooral ervaring te hebben met geheimen betreffende de afstamming, bijvoorbeeld

een kind wiens vader niet de echte vader is.

“Het geheim dat ik al het meest ben tegengekomen is dat een vrouw zwanger wordt van iemand

waar ze nauwelijks een relatie mee heeft en dan iemand tegenkomt die wel papa wil zijn voor het

kind.” (Nadia)

Page 39: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

34

Daarnaast geven twee hulpverleners aan dat ongezegden over de oorlog ook vaak

voorkomen. Voornamelijk dan rond welke ‘kant’ de familie heeft gekozen of welke gruwels zij

heeft meegemaakt.

“De impact van de oorlog, dat speelt nog, voornamelijk de eerste. […] Die families, de Vlaamse

grond, de relatie die men heeft met de aarde, de klei, en wat er daarmee gebeurd is, de oorlog

die zoveel mensen het leven heeft gekost, de barre tijden, de armoede, de collaboratie… Allemaal

lelijke, zwarte stukken, die hele families kleuren.” (Marie)

“Dat is trouwens ook een zeer belangrijk geheim, heeft tot op heden een effect op de mensen,

welke positie hun grootouders in de oorlog hebben genomen.” (Nadia)

We bemerken dus hoe voorgaande zaken teruggaan op wat voor de mens als

‘existentieel’ kan worden aangemerkt en ultiem onbevattelijk is. Wat geheim wordt gehouden of

niet kan worden gezegd, is dat wat sowieso moeilijk benoembaar is, waar woorden

fundamenteel tekortschieten: seks, agressie, sterven, geboorte,….

Verband met de dimensie van de tijd

Dit thema betreft het verband dat hulpverleners leggen met de tijd. Enerzijds zijn er de

kenmerken van patiënten die transgenerationele dynamieken vaker in het spreken brengen,

waarbij men de link met leeftijd aanhaalt. Anderzijds onderkent men dat het tijd kost om over

iets te kunnen spreken wat lang onbesproken is gebleven.

De generatie die voorop staat.

Op het vlak of er een verband bestaat tussen leeftijd en het verschijnen van ongezegden

en transgenerationele symptomen in therapie lijkt er enige verdeeldheid te bestaan. Zo vertelt

Marie dat zij het fenomeen eerder tegenkomt bij oudere dan jonge mensen. Hiervoor verwijst zij

naar de uitdagingen van de desbetreffende leeftijdsperiode, namelijk de levensopdracht om

zaken door te geven aan de volgende generatie, waarbij men vervolgens teruggrijpt naar de

eigen geschiedenis en zo mogelijk geconfronteerd wordt met de enigmatische elementen daarin.

“Dat was het eerste wat ik dacht: het doet zich spontaan eigenlijk niet voor. Tenzij ik denk aan

mensen die zelf al kinderen hebben of zouden kunnen hebben of grootouder zijn of zouden

kunnen zijn. Mensen die makkelijker verschillende generaties in het spreken brengen. Omdat je

op die leeftijd je leven overschouwt. Er is een periode in het leven waarin je enkel kan bezig kan

zijn met hoe je de zaken kan doorgeven… wijsheid, kennis, ervaring.” (Marie)

Daarnaast zegt ze ook te ervaren dat het niet enkel gaat om iets doorgeven, iets vertellen aan de

volgende generatie, maar dat het teruggrijpen naar de eigen geschiedenis ook dient om nog iets

Page 40: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

35

van het eigen verhaal voor zichzelf te vertellen en een toekomst te hebben in het licht van het

naderende einde.

“Sedert dat hij weet heeft dat veel mensen het leven verlaten, zet hij zich aan het werk om aan zij

die willen luisteren nog verhaal te geven. Maar hij is ook voor zichzelf verhaal aan het maken,

het is niet alleen doorgeven maar ook maken. […] Het zijn eerder verhalen van mensen die wel

wat meegemaakt hebben en stilgevallen zijn, en dan teruggrijpen naar zaken die achter hen

liggen. Achteruit kijken om nog een vooruit te hebben.” (Marie)

Volgens Peter daarentegen heeft het niet specifiek met leeftijd te maken maar met

bewustwording door levensgebeurtenissen zoals een overlijden of relatiebreuk. Het zijn zaken

die kunnen aanzetten tot een zoektocht naar wat er geweest is in het verleden.

“Het is een zaak van bewustzijn. En dat bewustzijn heeft dikwijls te maken met dingen

tegenkomen in je leven die je de ogen openen. Dat kan op je 65 zijn, maar ook op je 35.

Natuurlijk, zo’n eye opener is dikwijls een overlijden, maar het kan ook een relatiebreuk zijn.

Het is dikwijls iets onverklaarbaars, onlogisch. En dan ga je zoeken, tot je het gevonden hebt.

Dan is het nog niet logisch, maar wel verklaarbaar.” (Peter)

De ervaringen van beide hulpverleners lijken op een bepaald punt wel enigszins te

kruisen. Zo haalt Marie ook aan dat het overlijden van de vorige generatie één en ander in gang

kan zetten, vragen kan opwerpen bij de patiënt met betrekking tot de ouders en hun

geschiedenis.

“Bijvoorbeeld hun ouders die overlijden, en die al dan niet iets gezegd hebben, waarbij zich

plots de vraag stelt “wat was daar?”.” (Marie)

We zouden bijgevolg kunnen stellen dat het eerder bepaalde gebeurtenissen zijn,

gebeurtenissen die verband houden met ouder worden (zoals de dood) die nopen tot het

bevragen van het familieverleden vanuit de nood aan een verhaal dat de dingen een plaats geeft.

Verstrijken van de tijd als mogelijke voorwaarde.

Twee hulpverleners merken op dat het vaak noodzakelijk is dat er tijd kan verstrijken

vooraleer patiënten (en mensen tout court) aandacht kunnen besteden aan ongezegden uit het

verleden en zij deze vervolgens kunnen gaan onderzoeken. Dergelijke zoektocht impliceert

immers het opnemen van verantwoordelijkheid en in het kielzog van het ene ongezegde volgen

vaak nog andere.

“Dat vraagt allemaal tijd. Want een mens beseft ook, als je dat toegeeft, dan komt er een ketting

van associaties vrij. Als je de eerste schakel weigert op te nemen, blijft heel de ketting in de

Page 41: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

36

duisternis. Van zodra je de eerste schakel vastneemt, komt die ketting daar. “Als dit, dan naar

alle waarschijnlijkheid ook dat, en als dat, dan naar alle waarschijnlijkheid ook,…” en dan ben

je vertrokken.” (Peter)

“Er wordt veel geschreven over de tweede wereldoorlog nu… waarom nu? Het is al meer dan

een halve eeuw later.” (Marie)

Enerzijds kunnen we bemerken dat het verleden pas retroactief vorm en betekenis krijgt,

op het moment zelf is het moeilijk om overzicht te krijgen op wat aan het gebeuren is.

Anderzijds lijkt er ook sprake te zijn van een ‘toekomstaspect’, namelijk het vooruitzicht aan

het lijden en de moeite die gepaard gaat met het exploreren van het hoe en waarom van

verborgen gebeurtenissen. Beide laten ons toe te begrijpen waarom tijd belangrijk en

noodzakelijk is.

Onderzoeksvraag 1b: de consequenties voor de interventies van hulpverleners

Verband met de persoon van de patiënt

Bijna alle hulpverleners ervaren individuele verschillen in de mate waarin het raadzaam

is of kan zijn om zich in therapie te focussen op ongezegde van (de) vorige generatie(s). Deze

verschillen hebben enerzijds te maken met de persoonlijkheidsstructuur van de patiënt,

bijvoobeeld het onderscheid tussen neurose en psychose, en met waar het verlangen of de

interesse van de patiënt naar uitgaat. Anderzijds hangt het ook af van de mentale toestand van

de patiënt, namelijk of er al dan niet sprake is van een crisissituatie.

Persoonlijkheidsstructuur van het subject.

Drie hulpverleners spreken over ongezegden en geheimen bij psychotische patiënten.

Oscar ondervond reeds dat het ontrafelen van een geheim soms dramatische gevolgen kan

hebben, hen enorm kan destabiliseren. Zo vertelt hij over een psychotische vrouw die verkracht

was geweest door een bekende van de familie en dat heel haar leven geheim had gehouden.

Tijdens een psychiatrische opname had ze dit toch onthuld.

“Ze [het team] zijn zelfs zo ver gegaan de ouders erbij te halen om in een familiegesprek iets van

dat geheim te ontrafelen, vanuit de idee dat het de familie ging helpen iets van het gedrag van

hun dochter, zus,… te vatten en te begrijpen. Het effect van dat gesprek is geweest dat die vrouw

meteen erna zelfmoord heeft gepleegd. Het was dus beter geweest dat het geheim was gebleven,

en ook voor zichzelf denk ik, dat ze er voor zichzelf ook beter niet over had gesproken.” (Oscar)

Page 42: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

37

Daarbij aansluitend geeft Marie aan dat psychotische patiënten sowieso minder geneigd zijn

spontaan het verleden in verhaal te brengen, actief te zoeken naar en te definiëren van ‘wat

geweest is’.

“Grote verhalen en familietradities bevinden zich momenteel meer in de marge, zeker bij het

werken met de mensen hier.” (Marie)

Bovendien ervaart zij meer algemeen dat de meeste patiënten die bij haar op gesprek komen,

wat psychiatrische patiënten zijn, moeilijk spreken en weinig historiseren. Daardoor is het niet

evident om samen terug te blikken op de persoonlijke en familiale geschiedenis.

“De laatste tijd zijn driekwart van de mensen, mensen die 1) niet goed spreken over wat er

gebeurt, en 2) als ze al spreken, bezig zijn met iets van het moment. In het beste geval zeggen ze

iets over het korte verleden, maar de link naar de ouders of wat er in familie gebeurt, maken ze

niet zelf, en als de vraag zich stelt, stoot men vaak op een “ik weet het niet”. Ze kunnen dus niet

veel aanreiken over de familie in termen van hoe zij was, de contacten waren.” (Marie)

In tegenstelling tot Oscar gaat Nadia bij psychotische patiënten eerder wel samen op zoek naar

wat ongezegd is gebleven. Hiertoe hanteert zij de metaforische betekenis van de waan en/of

andere symptomen.

“Wanen en symptomen zijn ook symbolisch, zeggen waarover het gaat. Ik ga samen met mijn

patiënten bijna als een detective aan het werk: “wat zeg jij hier allemaal, wat zou dat

metaforisch te betekenen hebben?”. De betekenis van het waansysteem gebruiken om te zoeken

waar het zit, waar de dingen niet zijn wat ze zijn.” (Nadia)

Oscar merkt op dat psychotische patiënten vaak een verhaal missen dat hen een bepaalde positie

toeschrijft in het leven. Samen op zoek gaan naar bijvoorbeeld het verhaal van de ouders om

daar een identificatietrek uit te halen, kan stabiliserend werken.

“In die zin zou ik zeggen, ja, maar dat is iets anders dan het ontrafelen van een geheim. Het is

eerder, daar waar er niets is een soort verhaal maken. […] Met psychotici heb je dat hier soms

ook, dat het stabiliserend kan werken als je er iets van een identificatietrek kan uithalen.”

(Oscar)

We bemerken dus dat de eigenheid van de psychotische structuur maakt dat hulpverleners

voorzichtig omspringen met het uitdrukkelijk exploreren van familiale dynamieken. Het ‘zelf’

lijkt bij de psychose meer kwetsbaar en minder vanzelfsprekend aanwezig dan in de neurose.

Stabiliteit ziet men daarbij als essentieel en kan mogelijk ook op andere wijzen bekomen

worden, soms zelfs door het uitdrukkelijk verborgen laten van een geheim of ongezegde. Toch

deelt niet elke hulpverlener deze visie.

Page 43: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

38

Verder wordt aangegeven dat de persoon van de patiënt ook nog op een andere wijze

een rol speelt die meer te maken heeft met de aard van diens psychisch functioneren.

“Een vriendin van mij is echt minutieus gaan verifiëren, maar die heeft ook een bepaald soort

geheugen dat dat toelaat. De aard van je psychisme duidt wel mee aan op welke manier je daar

iets mee doet. Bij sommigen is het bijna wetenschappelijke verificatie, bij andere het woordelijke

nagaan, “wat heb ik gehoord, wat is er gezegd?”.” (Marie)

Zodoende lijken mensen te verschillen in de mate waarin zij in de werkelijkheid op onderzoek

willen uitgaan. Sommigen zijn meer gericht op externe observatie en verificatie dan anderen die

er genoeg aan hebben om binnen de eigen beleving te blijven en woordelijk gebeurtenissen te

reconstrueren.

Daarnaast bemerken twee hulpverleners hoe elke patiënt een eigen positie inneemt

tegenover een geheim of ongezegde. Zo kan hetzelfde geheim binnen eenzelfde familie

differentiële effecten hebben op de personen in een bepaalde generatie.

“Ten aanzien van elk geheim neemt iedereen een eigen positie in. En het belangrijke is meer die

eigen positie. Bijvoorbeeld, als er sprake is van een grootvader die zijn handen niet thuis kon

houden drie generaties geleden, waarom zou er nu nog iemand moeten zijn die ook zijn handen

niet kan thuishouden? Want er zijn andere kinderen in de familie die dat helemaal niet hebben

overgenomen en die nochtans in dezelfde familie met hetzelfde geheim zijn opgegroeid.” (Oscar)

Jan vertelt over een vrouw die hij al een tijdje ambulant ontvangt. Zij was getrouwd met een

man die omwille van financiële fraude een aantal jaar in de gevangenis belandde. Ze hadden

twee kinderen, een zoon en een dochter. Nadat de man vrijkwam, liet hij zijn familie in de steek

en vluchtte naar een ander land. De vrouw had deze hele geschiedenis echter voor haar

kinderen, die toen nog zeer klein waren, verborgen gehouden. Vele jaren later begon ze te

twijfelen of ze het hen toch niet moest vertellen, wat ze uiteindelijk gedaan heeft.

“Het effect op de twee kinderen was helemaal anders. De zoon heeft dat echt opgenomen en is

nog veel meer vragen beginnen stellen, is in gesprek getreden, een dialectiek aangegaan. […]

“En dat dan, en toen dit, en dan dat,…”. Hij is echt op zoek gegaan, probeerde te begrijpen. […]

De dochter wilde er echter niet van weten, ze houdt het nog gesloten.” (Jan)

Ook Oscar brengt een casus over de verschillende posities die men tegenover een geheim kan

innemen. Het gaat over een jongen die samen met zijn zus op jonge leeftijd was geadopteerd

door een Belgisch koppel. Heel zijn geschiedenis, wat er in zijn thuisland was gebeurd, was

geheim gebleven.

Page 44: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

39

“De zoektocht van de adoptieouders om samen met hun kinderen een verhaal bijeen te

sprokkelen, heeft voor die jongen niet toegelaten er meer afstand van te nemen, om van dat diepe

melancholische gevoel af te raken dat hem naar de zelfmoord heeft gedreven. Terwijl de dochter

daar net haar levendigheid uit heeft gehaald, “ik wil vooruit, want ik heb geluk dat ik hier ben

terechtgekomen en zoveel mogelijkheden heb gekregen”.” (Oscar)

We kunnen hieruit opmaken dat men als hulpverlener aandachtig dient te zijn voor het statuut

van het geheim of ongezegde voor de patiënt. Hulpverleners lijken aan te geven dat de

aanwezigheid ervan op zich niet voldoende is als richtlijn om de interventies op te stoelen. Voor

de ene patiënt is een geheim of ongezegde al problematischer dan voor de andere.

Interessen van het subject.

Enkele hulpverleners geven aan dat ook het verlangen en interessegebied van de patiënt

bepalend zijn. Zo lijkt er overeenstemming te bestaan in de overtuiging dat het niet noodzakelijk

is voor het therapeutische proces om op zoek te gaan naar wat niet gezegd werd, maar dat men

de patiënt er wel in zou begeleiden, mocht het zijn of haar verlangen zijn.

“Als je vraagt: “moet ik daar naar zoeken om mijn probleem op te lossen?”, zou ik zeggen, in

principe niet. Maar waarom zou je het niet doen als je het wilt, als je er om een of andere reden

een drang toe voelt. Ik vind dat een logische reactie en ik zou dat nooit tegenhouden of afraden.”

(Daan)

Omgekeerd ervaart Marie dat geheimen pas ontstaan op het moment dat een persoon zich begint

te interesseren voor het familieverhaal. Dan pas begint op te vallen waar zich de gaten in dat

verhaal bevinden.

“Ik denk dat er pas geheimen beginnen te bestaan op het moment dat je je familie begint te

bekijken en het verhaal over je familie begint te schrijven. Dan kan je pas stoten op zaken die je

niet verstaat, zaken die weg zijn, zaken die herhaling kunnen worden genoemd. Je moet eerst

kijken naar de familie.” (Marie)

Dergelijke interesse is echter niet aanwezig bij iedereen, vertelt Daan. Sommige mensen lijken

immers meer verhaal nodig te hebben dan andere.

“Sowieso zie je dat de ene persoon veel meer in zijn verhaal geïnteresseerd is dan de andere.

Sommige mensen zijn gepassioneerd door hun verhaal, de geschiedenis van hun leven, gaan een

stamboom proberen opmaken, en andere mensen hebben dat veel minder. […] Sommigen leven

veel minder in hun verhaal dan anderen.” (Daan)

Page 45: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

40

Daarbij hoeft het niet altijd gaan om een bewuste interesse. Mensen gaan immers vaak

onbewust ‘op zoek’, voelen zich om een of andere reden aangetrokken tot bepaalde zaken, maar

begrijpen niet altijd waarom.

“Een man bij wie er iets verzwegen was over het oorlogsverleden van zijn vader. En die man

begreep het zelf niet maar was enorm aangetrokken tot Duitsland en een aantal door de nazi’s

bezette gebieden van weleer.” (Daan)

Hulpverleners lijken dus aan te geven dat een therapie langs vele wegen kan verlopen en dat de

eigenheid van de patiënt daarbij dient gevolgd te worden. Het exploreren van onduidelijkheden

in het familieverleden heeft niet voor iedereen dezelfde waarde of kan niet voor iedereen als

finaliteit vooropgesteld worden.

Subject in een crisissituatie.

Peter haalt aan dat voorafgaandelijk klinisch werk soms eerst noodzakelijk is vooraleer

men aandacht kan besteden aan het familieverhaal en de eventuele hiaten daarin. Een persoon

die zich bijvoorbeeld in een crisissituatie bevindt, moet eerst teruggebracht worden naar wat

voor hem of haar de normaliteit is.

“Da’s meer voor mensen die volledig het spoor bijster zijn. In zulk moment moet je het niet

hebben over de inzichtelijke evolutie van een mens, maar moet je proberen het normaal

functioneren van iemands brein, gedachten, gevoelens, gedragingen, te herstellen. Da’s iets

anders. Heel dat werk kan maar gedaan wanneer de persoon ongeveer terug is in de normaliteit,

de normaliteit voor die persoon.” (Peter)

Derhalve bemerken we dat een zoektocht naar het verleden initieel destabiliserend is. Men komt

immers van alles te weten of stelt zich alleszins vragen over dat wat lang beschouwd werd als te

pijnlijk of te moeilijk om over te spreken. Wanneer een patiënt al dermate instabiel is, zou het

bijgevolg weinig helpend zijn om zich op dat moment met zulke zaken bezig te houden.

Aspecifieke finaliteit van de behandeling

Een volgend thema betreft de vormgeving van de behandeling wanneer er sprake is van

een ongezegde of geheim in vorige generaties. Eerst zullen we zien dat hulpverleners aangeven

geen specifieke interventies voorop te stellen in dergelijk geval. Vervolgens wordt ingegaan op

wat algemeen gesproken wel als belangrijk wordt aangemerkt door alle hulpverleners: dat de

patiënt tot een ‘voldoende’ verhaal kan komen, een verhaal dat hem in staat stelt om iets van het

verleden geplaatst te krijgen.

Page 46: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

41

Geen specifieke behandeling.

Wat alle hulpverleners aangeven, is dat zij geen specifieke principes hanteren in hun

klinisch werk wanneer het om ongezegden of geheimen gaat. Oscar bemerkt immers dat er in

elke casus een ongezegde is en waarschuwt voor een al te grote focus op de ontrafeling van het

geheim. Er is volgens hem meer nodig dan dat, maar daar komen we later nog op terug.

“Ik zou er mij in de kliniek niet ten volle door laten oriënteren, omdat als je het als iets

bijzonders ziet, je je misschien in bepaalde casussen daarop zou fixeren. Therapeutisch heil zou

verwachten van het ontrafelen, ontbloten van het geheim. Op dat vlak heeft de kliniek mij geleerd

dat het niet alleen in de neurose niet het geval is omdat men sowieso toch met een fantasmatisch

scenario en genotspositie zit, maar dat het bij de psychose zelfs heel dramatische gevolgen kan

hebben. Precies op die punten.” (0scar)

De andere hulpverleners wijzen voornamelijk op het verband tussen de klacht van de

patiënt en het ongezegde. Zij ervaren dat wanneer er een ongezegde is dat de patiënt beïnvloedt,

dit ongezegde noodzakelijkerwijze op een bepaalde manier zal verschijnen in de klacht

waarmee de patiënt zich presenteert.

“Wat je doet moet een beetje beantwoorden aan de vraag die zich stelt bij de persoon die “last

heeft van”. Het begint met een klacht hé. En als een klacht een link lijkt te hebben naar de

familiegeschiedenis… het is belangrijk wat de vraag is waar de klachten mee verstrengeld

geraakt zijn.” (Marie)

Peter haalt dan weer het voorbeeld van incest als ongezegde aan, waarbij hij ondervindt dat er in

therapie vele factoren (emotionele, psychische, fysieke) verschijnen die een onbewuste

herinnering zijn aan het gebeurde, factoren waarmee men vervolgens aan de slag kan gaan.

“Neem nu incest. De gevoelens, gedragingen, fysieke symptomen, seksuele blokkages, het

relatieleven, alle mogelijke onverklaarbare maatschappelijke conflicten en bizarre of extreme

ideeën en standpunten rond geslachtsgebonden factoren,… gaan allemaal in die richting

wijzen.” (Peter)

Zo begrijpen we dat men met de klacht van de patiënt aan de slag kan gaan en meegaan op de

weg waartoe deze leidt. Indien het ongezegde of geheim een belangrijke plek inneemt in de

klacht van de patiënt kan exploratie van de klacht het spreken tot dit punt leiden.

Een ‘voldoende’ verhaal.

Alle hulpverleners ervaren dat feitelijkheid en waarheid niet belangrijk zijn in het

werken met patiënten waarbij er sprake is van een ongezegde of geheim. Met andere woorden:

Page 47: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

42

de ontrafeling van het geheim is onvoldoende. Lucas vertelt dat dit laatste de ontdekking van

een objectief feit veronderstelt terwijl de patiënt iets gezegd moet krijgen over diens positie

daartegenover, zo de overstap makende naar een subjectieve waarheid. Sommigen, zo ook

Lucas, halen aan dat het niet enkel onvoldoende maar soms zelfs niet noodzakelijk is om te

weten te komen welk objectief feit het voorwerp van het ongezegde uitmaakt.

“De waarheid waar het om gaat is niet de waarheid van een feitelijkheid. Ik denk dat het een

ander soort waarheid betreft. […] Voor mij is er een verschil tussen een feitelijke, objectieve

waarheid en een subjectieve waarheid. Soms overlappen zij, maar soms liggen ze heel ver uit

elkaar. Want je hebt objectieve feiten die nog niet gesubjectiveerd zijn, en je hebt subjectieve

waarheiden die niet feitelijk verifieerbaar zijn.” (Lucas)

Volgens Nadia gaat het bij een dergelijke subjectieve waarheid over het samen hervertellen van

het verhaal. Dat verhaal zal noodzakelijkerwijze gekleurd zijn door de idiosyncratische beleving

van de patiënt. De mens kan feiten immers niet los van diens eigen perceptie kennen. Bijgevolg

is er altijd sprake van een transformatie.

“Als iemand een verhaal vertelt over zijn moeder, en je ziet die moeder zelf, zou je misschien

denken dat er daar een aantal dingen gekleurd zijn. Maar dat is niet erg. Hij mag vertellen over

zijn moeder hoe hij haar invloed heeft ervaren. Want die moeder is naar de patiënt toe wel de

moeder die hij ervaren heeft, ook al is zij naar een ander kind toe een andere moeder geweest.

De waarheid is niet belangrijk als het over geheimen gaat.” (Nadia)

Lucas benoemt dit als de ‘constructie van een waarheid’, waarbij het objectieve feit zelfs niet

bestaat. Het gaat voornamelijk om wat moeilijk te verwerken is toch op een bepaalde manier

doorwerkt te krijgen aan de hand van het construeren van een eigen waarheid.

“De constructie van een waarheid en van een verhaal daarrond is helender en therapeutischer

dan het blootleggen van het objectief feit dat er al was en maar aan het wachten was om ontdekt

te worden. […] … en het werk om die waarheid te maken, want die wordt niet zomaar ontdekt

maar gemaakt. Je kan de waarheid ontdekken, je kan weten dat er een feit is, maar wat is de

context van dat feit? Uiteindelijk is een feit ook een constructie, al was het maar omdat het een

geïsoleerd, geselecteerd onderdeel is van een veel groter geheel.” (Lucas)

Oscar vertelt daarbij iets meer over waarom het blootleggen van het objectieve feit onvoldoende

is. Hij ervaart immers dat er, naast een specifiek ongezegde, iets fundamenteel niet gezegd kan

worden, iets dat met het lichaam te maken heeft. Een zekere lichamelijke spanning die zich

louter aandient en waarvoor we geen woorden hebben. Deze verknoopt zich met het specifieke

ongezegde, is zelfs de onderliggende basis ervan. Het is daarrond, rond iets dat onmogelijk

Page 48: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

43

zegbaar is, dat we bepaalde scenario’s construeren in een poging er toch mee om te gaan. Het

zijn deze scenario’s die belangrijker lijken om mee te werken dan het feit op zich.

“In het laatste wat ik zeg [casus psychotische patiënt] zeker, daar gaat het om een verhaal

creëren rond iets wat er niets is. In het andere geval, in de neurose, wordt er eigenlijk ook altijd

een verhaal gemaakt rond een gat. Maar door een geheim te ontrafelen, kan men dat gat niet

dichten, er zal altijd een gat blijven. Er is altijd iets reëels dat onzegbaar blijft, een pulsie die

niet in woorden te vatten is. […] De essentie van de zaak is toch eerder welke positie men

ertegenover inneemt, welke scenario’s men errond maakt die met de feitelijke waarheid op zich

in essentie niets te maken hebben.” (Oscar)

Daartoe geeft Oscar het voorbeeld van een vrouw die bij hem in analyse is en te weten komt dat

er sinds haar grootvader zich iets van een agressie herhaalt in elke generatie van haar familie.

“In haar analyse komt ze op een moment dat ze van zichzelf aanvoelde dat ze bijna geen controle

meer had of de controle dreigde te verliezen en haar kind zou slaan. Maar het analyseren van

het feit dat het zijn startpunt kent bij de grootvader die zijn dochter had geslagen, zal niet veel

veranderen. Het is wel onthullend voor haar om tot die ontdekking te komen, maar de ontdekking

op zich zal het pulsionele genot rond een zekere gewelddadigheid niet wegnemen.” (Oscar)

Marie beaamt dit en zou niet meteen meegaan in de vraag van de patiënt naar verificatie. Zij

geeft aan dat de vraag naar wat de patiënt met een gegeven kan doen belangrijker is dan de

vraag naar wat dat feit dan precies is.

“Sommigen zeggen dat je het moet verifiëren… dat weet ik niet. Als het gaat over jouw positie

ten aanzien van iets, verifiëren wat er precies zou zijn gebeurd, daar heb ik zelf weinig voeling

mee. Er zijn mensen die op zoek gaan, bijvoorbeeld familieleden gaan interviewen, die ver gaan

omdat dicht te moeilijk is. Maar die in het bezig zijn ook wel overgaan van “wat is daar

geweest”, naar “wat kan ik daar mee aanvangen”.” (Marie)

Twee hulpverleners geven aan dat alleszins voorzichtig moet worden omgesprongen met

dergelijke zoektocht. Ten eerste kan een confrontatie in of met de realiteit de zaken nog meer

doen escaleren en ten tweede kan het voor de patiënt aanvoelen als een dwang tot spreken waar

er voorheen een dwang tot zwijgen bestond.

“Om de keuze te maken als hulpverlener om de kaart van de realiteit op die manier te kiezen,

iemand te forceren om het zo snel mogelijk compleet uit te klaren… Ik denk dat de zoektocht

naar bijvoorbeeld een biologische vader niet meteen een oplossing is. Vaak gaat het alles nog

veel harder doen escaleren. Het is zeker niet gezegd dat die biologische vader plots bereid is in

te gaan op veel zaken, en zo maakt men soms een verwerping in tweede graad mee.” (Jan)

Page 49: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

44

“Je legt ze een nieuwe dwang op. Je vervangt de oude dwang door een nieuwe dwang. “Vroeger

moest er gezwegen worden en nu ga je spreken!” Terwijl, je zal ook maar zeggen wat je wilt

kwijt zijn.” (Peter)

Hulpverleners benadrukken dus het belang van het actieve, van wat de patiënt met de

‘objectieve waarheid’, en desnoods zelfs zonder, aanvangt. Hoe hij of zij die gebruikt om het

eigen verhaal te schrijven. Als het feitelijke gebeuren al aan het licht komt, is dit slechts een

eerste stap en niet het eindpunt.

Als het niet noodzakelijk is om de waarheid te achterhalen, wat dan wel te doen? Enkele

hulpverleners ervaren dat constructies en hypotheses maken rondom het ongezegde of geheim

voldoende is. Nadia bemerkt dat er meestal reeds vermoedens zijn en dat het exploreren

daarvan, “wat als het zo zou zijn?”, de patiënt in staat kan stellen om verder te gaan met zijn of

haar leven. Hypothetische vragen stellen rond de invloed die een geheim of ongezegde moet

hebben gehad op bijvoorbeeld de ouders en bijgevolg ook op zichzelf kan de patiënt rust geven.

“Soms is het al genoeg om vermoedens uit te spreken. Want geheimen zijn per definitie geweten,

en als je weet dat er een geheim is, heb je er ook al over nagedacht, of fantasieën of hypothesen

over. Erover spreken, zeggen, ‘stel dat die hypothese waar is, wat zou dat voor effecten gehad

hebben?’, is soms genoeg. Je moet niet altijd terugkeren.” (Nadia)

Marie ondervindt dat het zelfs niet mogelijk is om uit te gaan zoeken wat er exact gebeurd is. Zo

kan de patiënt enkel constructies maken om zo dicht mogelijk bij het ongezegde of geheim te

komen.

“Je kan niet alles als een detective gaan uitzoeken, ofwel moet je constructies maken ofwel

lossen. […] Ik denk dat het kan dat je op zoek gaat naar verhaal, en zo dicht mogelijk bij het

geheim komt, zodanig dat je het kan vastpakken, er een hypothese kan rond formuleren.”

(Marie)

Sommige hulpverleners spreken vervolgens over het doel van constructies maken.

Gemeenschappelijk lijkt dat het ongezegde een zekere vorm moet kunnen krijgen,

symbolisering is noodzakelijk. Men haalt daarbij aan dat het slechts gaat over een

symbolisering, een vorm. Jan bemerkt dat spreken slechts één soort vorm is, daarnaast zijn er

nog vele andere vormen zoals bijvoorbeeld kunst.

“Je moet ergens wel tot een voldoende omschrijving kunnen komen van wat er zich heeft

afgespeeld. Als een familie op zoek gaat naar een familiegeheim dat impliciet expliciet was, dat

voorbewust aanwezig was, in al zijn elementen tevoorschijn kwam in de sferische ruimte,

tastbaar zonder vorm, zonder structuur, dan is het echt een raadselachtig iets dat om een vorm

Page 50: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

45

vraagt. Dan denk ik dat spreken en de taal één zo’n vorm is. Wat dat betreft geloof ik evengoed

in creativiteit, plasticiteit, tekeningen, muzikaliteit.” (Jan)

Slechts een vorm ook, vertelt Oscar, omdat het het ongezegde nooit volledig zal omvatten of

verklaren. Dit zegt hij naar aanleiding van een casus waarin hij en zijn team samen met een

jongen die reeds op jonge leeftijd in een instelling was geplaatst op zoek gingen naar diens

achtergrond. Daarbij kwamen ze diverse negatieve zaken over diens vader te weten, maar ook

dat die een zeer goede metser moest geweest zijn. De jongen had voorheen geen enkel verhaal

of verlangen maar kon doorheen een identifcatie met het beroep van zijn vader toch zijn leven

uitbouwen.

“Of kan als verklaring dienen, soms echt als houvast. Bijvoorbeeld die jongen die de betekenaar

‘metser’ meekrijgt, dat is een soort verklaring die niet veel meer is dan een verklaring die iets

afdekt. Het zal immers op geen enkele manier verklaren waarom zijn vader dronk, waarom hij

kinderen gemaakt heeft en die vervolgens in de steek gelaten heeft, waarom tout court in de

wereld de dingen niet marcheren.” (Oscar)

Hulpverleners geven aan dat het belangrijk is dat die vorm, dat verhaal, voldoende is om voort

te kunnen, om niet meer te moeten herhalen. Dit betekent volgens Jan niet dat het gebeurde geen

invloed meer zal hebben, wel dat er enigszins een punt kan gezet worden van waaruit men aan

een nieuw hoofdstuk kan beginnen.

“Het komt er ergens toch op aan dat er een geschiedenis wordt geschreven die op een gegeven

moment voldoende is, dat er een punt gezet wordt, een witregel, dat er een hoofdstuk wordt

afgesloten, zodanig dat je er een nieuw kunt maken waarin dat dat afgesloten hoofdstuk

natuurlijk nog altijd mee spreekt, maar dat je toch een punt zet.” (Jan)

Ten slotte zal het symboliseren van het ongezegde volgens Jan ook deels een

herschrijven van het verhaal inhouden. Wanneer men immers aanneemt of verneemt dat

bepaalde hypothesen en constructies waar zijn, beïnvloedt dit retroactief de levensgeschiedenis

die dan in een nieuw licht wordt aanschouwd en enigszins bedrieglijk aanvoelt. Zij dient dus

beetje per beetje herschreven te worden.

“Ik denk dat er met de onthulling van geheimen vaak een symbolische wereld instort. […] Als je

lang een fijn leven samenleeft met de partner en je wordt bruusk geconfronteerd met een bedrog

van de partner dat ook al even heeft geduurd, dan stuikt je grote ander heel hard in elkaar. Je

geschiedenis, je historische ontwikkeling blijkt plots volledig bedrog. Degene die je denkt dat je

was, die je denkt geworden geweest te zijn, in alle tijden op elkaar, is deels weggeblazen. […] En

wat dan doen? Je gaat een nieuwe geschiedenis moeten schrijven.” (Jan)

Page 51: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

46

We kunnen concluderen dat er iets geconstrueerd dient te worden rond het geheim of

ongezegde dat er bestaansrecht aan geeft. Hulpverleners hechten belang aan symbolisering in de

ruime zin van het woord. Dit kunnen woorden maar ook andere symbolen zijn. Essentieel lijkt

dat geheim of ongezegde ingebed geraakt in betekenis. Omgekeerd kan het er ook toe leiden dat

de betekenisverlening opgebouwd doorheen het leven herwerkt moet worden.

Dimensie van de ander: de ontmoeting

Naast voorgaande algemene ervaringen in het werken met patiënten waarbij er sprake is

van een ongezegde of geheim vonden we in de data ook twee thema’s terug die specifieker

ingaan op de finaliteit van de therapie. Daarbij lijkt er eerst een passage langs de ander

noodzakelijk om uiteindelijk verandering in de eigen subjectieve positie te bewerkstelligen. Dit

thema handelt over die passage langs de ander, hoe de hulpverleners aangaven dat de ander

betrokken is of geraakt in het therapeutisch werken rond het onuitgesprokene. Enerzijds kan dit

werk begrip voor de ander met zich meebrengen. Anderzijds is de therapeut als concrete ander

ook van belang om de voorwaarde te scheppen om zich hierrond te beschrijven. Via de

ontmoeting kan een constructie beginnen die de ander en de geschiedenis vormgeeft.

Begrip voor de ander.

Twee hulpverleners stellen dat het voor de patiënt heilzaam kan zijn om de motieven

van de voorgangers te begrijpen. Nadia haalt aan dat elke ouder op zijn of haar manier een

slechte ouder is. Het begrijpen echter van dit fundamenteel onvermogen, dat sommige zaken

niet gemakkelijk zijn om mee om te gaan, kan ervoor zorgen dat de patiënt het gebeurde en de

reden waarom er niets over gezegd is, kan plaatsen en bevatten.

“Elke ouder is eigenlijk een slechte ouder, maar het doet veel als je dat kan begrijpen.

Bijvoorbeeld wat het moet zijn om vijf keer een kind te verliezen en dan heb je een zesde kind…

Je weet ook niet goed hoe het moet. Of misschien komt dan de ontlading, het massaal verdriet

om die andere kinderen. Je weet het niet, maar je kan er je wel iets bij voorstellen. Het is niet

gemakkelijk geweest voor die mensen. Als je daar wat zicht op hebt, begrip voor kan opbrengen,

dan kan bijvoorbeeld een kwaadheid die er altijd is geweest, wegvloeien.” (Nadia)

Peter spreekt hierover in termen van een ‘gemiste ontmoeting’. Hij ervaart dat het onvermogen

van de ouders vaak te maken heeft met hun eigen geschiedenis waarin hun ouders mogelijk op

dezelfde of een eraan gerelateerde manier zijn tekortgeschoten.

“Niet erkend worden bijvoorbeeld, is iets dat automatisch leidt tot een moeite er te zijn voor je

eigen kinderen. Eer je het weet, kan je het besluit trekken: waar je ouders tekort geschoten

hebben, zal ook te maken hebben met hun ‘niet weten’, of ‘niet ontmoet hebben’. Als je iets niet

Page 52: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

47

bent tegengekomen in je oorsprongsgezin, hoe kan je het dan gaan uitvinden als je zelf een gezin

hebt?” (Peter)

Aldus kunnen we stellen dat er iets van een ‘gemiste ontmoeting’ over de generaties wordt

doorgegeven en dat het gunstig kan zijn om die enigszins te begrijpen.

Lucas bemerkt dat wanneer patiënten gaan uitzoeken wat er in het verleden gebeurd is,

het ook eerder de ontmoetingen met familieleden zijn die soelaas bieden.

“Ik stel mij voor dat het een zoektocht is: je gaat met mensen praten, graven in een verleden, je

hebt onwaarschijnlijke ontmoetingen met mensen die je anders nooit had gezien. Het gaat om die

contacten en het werk om die waarheid te maken, want die wordt niet zomaar ontdekt maar

gemaakt.” (Lucas)

Daarvoor was er immers sprake van een ‘uit de weg gaan’, een ‘niet-ontmoeting’.

De therapeut als ander.

Daarnaast spreken enkele hulpverleners ook over de therapeut als ander. Het is vaak pas

door diens aandacht voor de familiegeschiedenis dat de patiënt aangezet wordt om zelf te gaan

exploreren wat er zich voor hem of haar heeft afgespeeld. Door bijvoorbeeld een stamboom af

te nemen en de patiënt te laten vertellen over wie de familieleden zijn, is het mogelijk om samen

zicht te krijgen op zich herhalende patronen.

“Maar als je een stamboom afneemt en je laat de mensen vertellen over wie die mensen zijn,

krijg je daar wel zicht op, samen met de patiënt. Dan wordt het ook voelbaar en tastbaar voor de

patiënt, “er is iets dat in mijn familie circuleert en waar ik ook nog een effect van ondervind”.”

(Nadia)

Ook Marie ervaart dat de patiënt pas door het luisteren van de hulpverlener botst op zaken die

hij of zij niet begrijpt, gaten in het discours van de voorgangers, die dan bewust vragen

beginnen op te roepen.

“Het is soms door het luisteren van iemand anders dat je eigen verhaal plots geen verhaal meer

is, maar iets waar stukken uit weg zijn. Ik denk dat er pas geheimen beginnen te bestaan op het

moment dat je je familie begint te bekijken en het verhaal over je familie begint te schrijven. Dan

kan je pas stoten op zaken die je niet verstaat, zaken die weg zijn, zaken die herhaling kunnen

worden genoemd.” (Marie)

Nadia benoemt verder de aandacht en interesse van de therapeut als noodzakelijk om de patiënt

te kunnen helpen. Zij werkt in een psychiatrische instelling en ervaart dat men de opvallende

Page 53: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

48

symptomen van de patiënten wil indijken door bijvoorbeeld veelal medicamenteus te werk te

gaan.

“… “pas op voor de brave kinderen”. Daar zit het vaak volledig ingekapseld, beweegt het niet

meer. In de psychiatrie is het alleszins flamboyant, het beweegt, kan nog alle kanten op. Wat

soms problematisch is in de psychiatrie is dat wij het weer proberen in te dijken. Nee, laat het

floreren, en zoek samen naar wat er aan de hand is. Maar we dijken het in, medicamenteus, door

gedrag te proberen sturen. Eigenlijk doen we dan mee aan het geheim.”(Nadia)

Bovendien kan de therapeut ook belangrijk zijn als iemand die erkenning geeft aan de

patiënt, bemerkt Nadia.

“Men valt immers niet samen met de lelijkheid van wat men doet. Men kan wel samen op zoek

gaan naar waarom iemand doet wat hij doet, wat er iemand drijft. Want wanneer zijn mensen

venijnig? Als ze zich in de steek gelaten voelen, onrecht voelen aangedaan. Als je hen dan daar

wat ruimte voor geeft, dat het ook effectief waar is, dan moet het niet worden herhaald en dan

ben je vertrokken.” (Nadia)

Wanneer iets van een ongezegde aan het licht komt, voelt de patiënt zich vaak onrecht

aangedaan. Door dit te erkennen, is het mogelijk dat het verdriet, de kwaadheid of andere

emoties verwerkt worden en het bijgevolg niet opnieuw tot een herhaling moet leiden.

Dimensie van het zelf: bewuste keuze in de eigen positionering

Zoals reeds aangekondigd in het vorige thema handelt dit thema over wat er na de

passage bij de ander dient te worden bewerkstelligd in de eigen subjectieve positie. Eerst

bekijken we wat hulpverleners bemerken als effect van een ongezegde of geheim op die positie,

om daarna over te gaan naar wat de patiënt zelf kan doen om een verandering te introduceren

ten opzichte van de vorige generatie(s). Vaak komt dit neer op het maken van een kleine maar

bewuste keuze waardoor ‘net iets anders’ kan worden gedaan eerder dan dat het een radicale

breuk zou betekenen met het verleden.

Moeilijkheden omtrent de eigen subjectieve positie.

Enkele hulpverleners ervaren dat een ongezegde vaak leidt tot een gebrek aan gronding

en verankering. Daan benoemt dit als een ‘breuk met de familietraditie’. De patiënt heeft

mogelijk het gevoel buiten de familie te staan. Hij ondervindt moeite om zich in het

familieverhaal in te schrijven omdat hem iets wordt onthouden.

“Een non-dit heeft typisch dat effect, van zich niet te kunnen inschrijven in de familietraditie, of

niet ten volle het gevoel te kunnen hebben dat je behoort tot een gezin, een familie. […] Ik denk

Page 54: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

49

dat het zeer vaak voor een breuk zorgt met de ouders, voor een breuk ook met een traditie en een

familiecultuur, dat het kind het gevoel heeft van actief weggehouden te worden uit de groep die

gevormd wordt door het verhaal.” (Daan)

Marie vertelt over de kenmerken van patiënten waarbij zij transgenerationele problematieken

het meest ziet voorkomen. Ook zij spreekt hier over mensen die op zoek zijn naar verankering,

net zoals Peter.

“Mensen die makkelijker verschillende generaties in het spreken brengen, op zoek naar

verankering, het uitklaren van onopgeloste zaken waar ze mee zaten.” (Marie)

“Dan kom je sowieso terecht bij lichaamstaal, en bij iedereen die uitdrukking geeft aan niet

goed gegrond te zijn.” (Peter)

Daarnaast bemerken hulpverleners dat een familieverhaal noodzakelijk is als

vertrekpunt om het eigen verhaal te kunnen schrijven.

“Mensen die aanknopingspunten zoeken om iets van het eigen verhaal te schrijven, iets waar ze

zelf mee worstelen. […] Het is belangrijk dat er een verhaal geconstrueerd wordt, in het

luchtledige zoeken is moeilijk. […] Een familieverhaal dat een raamwerk kan bieden.” (Marie)

Bij gebrek daaraan ziet men vaak identiteitsproblemen opduiken. Zo vertelt Oscar over het

radicale geval van een jongen die geen enkel verhaal had wat betreft zijn achtergrond en

daardoor ook geen eigen verlangen kon uitbouwen. Het team ging samen met de jongen op zoek

naar verhaal in diens geboortedorp en verkreeg informatie over de vader.

“… dat hij in de streek bekend stond als een enorme harde werker, een goede stielman, metser,

die door iedereen gevraagd werd omdat hij zo goed, hard, snel en degelijk werkte, tussen zijn

drankbuien in. Het is dat element dat die jongen er uit heeft gehaald en hem heeft toegelaten een

beroepskeuze te maken, een soort identificatiepunt te hebben.” (Oscar)

De meeste hulpverleners halen aan dat het bij ongezegden vaak neerkomt op

moeilijkheden en vragen rond de eigen subjectieve positie. Men voelt bepaalde zaken aan

zonder dat men er woorden voor heeft of men ervaart een bepaalde positie (in de familie) in te

nemen maar begrijpt niet vanwaar deze komt.

“Zij worstelde daar mee en zocht antwoorden in het verleden, vanuit de ervaring in de familie

een bepaalde positie te hebben zonder dat ze die gekozen had. Zij ervoer iets omtrent haar

positie in de familie waar ze te weinig info over had. Ze voelde dat ze anders was; haar zus die

ziek was geworden en overleden, reacties van familieleden die ze niet begreep.” (Marie)

Page 55: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

50

Wanneer het geheim of ongezegde aan het licht komt, is het ook die subjectieve positie

waarmee aan de slag moet worden gegaan. Oscar ervaart dat dergelijke informatie op zich niets

verandert maar dat het voor iemand wel de positie duidelijk kan maken die hij of zij al lang

innam. Vervolgens kan men die bevragen en exploreren om er eventueel een verandering in te

bewerkstelligen.

“Maar het moment van het te weten te komen, lost niets op, maakt geen enkel verschil. Het enige

verschil dat het voor hem maakt is dat het hem op dat ogenblik duidelijk wordt welke positie hij

er al heel lang tegenover had ingenomen, ook al wist hij het niet.” (Oscar)

“Ik denk vooral dat je je eigen subjectieve positie ten aanzien van datgene waarvan je het gevoel

hebt dat het meekomt en niet van jou is, dient te bevragen en ook actief positie daartegenover

innemen.” (Marie)

Het bevragen van de eigen subjectieve positie komt volgens Lucas ook neer op het erkennen

van de eigen implicatie, het erkennen van zichzelf als persoon met een eigen gerichtheid los van

de voorgangers. Iedereen gaat immers anders met een ongezegde of geheim om. Zo vertelt

Lucas over een man die misbruikt was.

“Op een bepaalde manier ging hij zelf op zoek naar die situaties, ook al is het anders

uitgedraaid dan hij had verwacht. In analyse heeft dat een soort van teruggaan naar een moment

daarvoor ontketend: “was er niet al een bepaalde geneigdheid bij mij, en is er daarvoor niet nog

iets gebeurd?”.” (Lucas)

Marie geeft aan dat ongezegden ook letterlijk kunnen leiden tot een onmogelijkheid om een

eigen subjectieve positie in te nemen. Zulks ziet zij bijvoorbeeld gebeuren wanneer iemand als

het ware het symptoom van de familie wordt, een symptomatische veruitwendiging van haar

vele ongezegden en geheimen.

“Hoe een meisje zonder dat ze het wist veruitwendigde wat de familie niet kon bevat krijgen. Dat

brak bij haar uit langs alle kanten door haar poriën. […] Dat meisje was in alles verstoord, eten,

sporten, lichaam, kledij,… wist niet wanneer of wat.” (Marie)

We bemerken dat hulpverleners enerzijds aanhalen hoe een geheim of ongezegde

aanleiding kan geven tot een gevoel van gebrek aan verankering. Anderzijds vertellen

hulpverleners ook hoe patiënten onbewust toch een positie innamen tegenover het geheim of

ongezegde en dat het die positie is die voor problemen zorgt en centraal staat in de klacht. Men

lijkt dus uit te gaan van een gedeelde verantwoordelijkheid waarbij het ongezegde weldegelijk

een eigen positionering bemoeilijkt, toch lijkt het onmogelijk om geen enkele positie in te

nemen, ook al gebeurt dat slechts onbewust.

Page 56: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

51

Een nieuwe wending.

Drie hulpverleners ervaren dat het exploreren van de eigen positie rond een ongezegde

er vaak toe leidt dat men iets anders kan doen dan de vorige generatie(s). Dit ‘anders’ is meestal

echter niet zo radicaal dat men zou kunnen spreken van een ‘doorbreken van de ketting’. Het is

eerder een verschuiving doordat het ongezegde of geheim niet meer zo zwaar doorweegt als

voorheen.

“Dan is het niet zo dat er geen beïnvloeding meer is door vroeger, maar het is wat verschoven

waardoor er niet meer zo’n desastreus effect is.” (Nadia)

“Alsof je een mechaniekje een draai geeft, waardoor het niet hetzelfde mechaniekje is. Een

andere wending geven. Iets kleins waardoor het doorgeven verstoord is of gestopt wordt. Dat het

kwalijke ingepakt geraakt.” (Marie)

Lucas daarentegen denkt wel dat het mogelijk is om iets helemaal anders te doen dan de vorige

generatie(s).

“Ik denk dat dat mogelijk is, om echt iets anders te doen. Dat is toch de inzet van de analytische

ethiek, dat het woord iets vermag tegen de herhalingsdwang.” (Lucas)

Nadia bemerkt ook dat het vaak voorkomt dat de patiënt een ‘antibeweging’ doet en dus exact

het omgekeerde van de (voor)ouders. Daarmee is er slechts weinig echte verandering

opgetreden aangezien men nog even beïnvloed blijft als voorheen.

“Het probleem is dat je soms een antibeweging doet. […] Dat is een antibeweging die eigenlijk

weinig verandering bracht. Want het is een antibeweging, tegen hetgeen je hebt meegemaakt, en

dus nog altijd ongelooflijk beïnvloed door wat je hebt meegemaakt, waardoor je weer blind bent.

Het is zoeken.” (Nadia)

Wanneer de patiënt er toch in slaagt iets anders te doen, komt het geregeld neer op het

kunnen komen tot een bewuste keuze, geven enkele hulpverleners aan. Dergelijke keuze kan

klein zijn maar indien ze bewust wordt gemaakt toch grote effecten hebben.

“Mensen komen bij jou met iets dat zeer troebel is […]. En door daar de elementen en verhalen

uit te krijgen, kan men tot het besef komen dat men een keuze moet maken. En je kan zelfs kiezen

om ziek te blijven hé. […] En de keuzes die je kan maken zijn soms klein. Maar de kleine keuzes

die je heel bewust maakt, hebben wel een groot effect.” (Nadia)

Daarbij haalt men aan dat de patiënt verantwoordelijkheid opneemt voor zaken waar hij

of zij initieel niet verantwoordelijk voor was, zaken die zich voor hem of haar hebben

afgespeeld. Toch is dit uiteindelijk noodzakelijk om iets van de herhaling te kunnen stoppen.

Page 57: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

52

“Verantwoordelijkheid proberen nemen voor de zaken waar je eigenlijk geen

verantwoordelijkheid voor had, maar die wel zijn toegekomen. Trauma kan ook iets zijn met

betrekking tot de positie van de familie, bijvoorbeeld grootvader die de verkeerde kant heeft

gekozen in de oorlog.” (Marie)

“Je kan heel gemakkelijk onschuldig in een verhaal betrokken raken maar voor 150% het lijdend

voorwerp ervan zijn.” (Peter)

Vervolgens kan dit volgens hulpverleners ook positieve effecten hebben op de volgende

generatie(s).

“En in haar geval ging het over de zonen, over het al dan niet mogelijk maken dat haar zonen

een eigen gezin konden stichten. Zij verdroeg geen schoonouders. Die vrouw slaagde er niet in

om haar zonen de toestemming te geven. Op het einde zag ze die mogelijkheid wel. Daar was het

van in de generaties te gaan zoeken, in haar verhouding tot haar moeder. En doordat het bij

haar wat losser kon komen, kon ze iets lossen van vroeger.” (Marie)

We kunnen hieruit opmaken dat een ongezegde of geheim noodzaakt dat iemand de

stilte doorbreekt, dat iemand verantwoordelijkheid opneemt buiten zijn of haar strikte

verantwoordelijkheid om. Dit lijkt echter slechts mogelijk wanneer men een enigszins helder

zicht krijgt op de situatie die voorligt, zodat men kan weten waarvoor men (al dan niet) kiest.

Onderzoeksvraag 2: de ideeën van hulpverleners omtrent onuitgesproken gebeurtenissen

in vorige generaties

Verschillende soorten ongezegden

Sommige hulpverleners halen aan dat niet elk geheim of ongezegde even negatieve

effecten heeft. In dit thema bekijken we enerzijds wat hulpverleners beschouwen als kwalijke

ongezegden. Anderzijds lijken zij ook positieve functies toe te dichten aan bepaalde

ongezegden. Daarnaast maken enkele hulpverleners ook het onderscheid met zaken die louter

‘niet-geweten’ zijn.

Kwalijke ongezegden versus positieve functies

Volgens enkele hulpverleners zijn ongezegden problematisch wanneer zij een verbod op

spreken impliceren, wanneer er een soort afspraak bestaat dat er moét gezwegen worden, dat er

over bepaalde zaken niet kan gesproken worden.

“En dat is het probleem, het verbod op spreken, wat voor miserie zorgt. Degenen die iets geheim

houden, hebben een afspraak, maar hetgeen dat impliciet doorgegeven wordt, dat er niet mag

worden gesproken, is het probleem.” (Nadia)

Page 58: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

53

“Een geheim is actief, “ik zeg u dat je moet zwijgen”. Niet enkel iets in vertrouwen vertellen.

Een geheim is bijna een afspraak.” (Marie)

Marie heeft het daarbij over ‘actieve geheimen’ die zich opdringen aan de volgende generatie

die op haar beurt hetzelfde moet doorstaan als de vorige.

“Als er iets dwingend uitgaat van een geheim, wordt het kwalijk. “Ik heb dit meegemaakt, ik kan

het je niet (helemaal) vertellen, maar het is iets onder vrouwen, en het is nu jouw toer”. Of als

het gaat over misbruik, trauma, binnen de familie. Dat zijn geheimen, daar moét over gezwegen

worden. Dat zijn geheimen die zich opdringen en de volgende generatie besmetten als daar niets

mee gebeurt.” (Marie)

Daan denkt dat de negatieve effecten van iets niet zeggen altijd groter zijn dan wanneer

men iets wel vertelt, zelfs ongeacht de manier waarop. In die zin stelt hij dat geheimen altijd

kwalijk zijn.

“Ik denk dat je bijna altijd zal zien dat de destructieve effecten groter zijn als er helemaal niets

wordt gezegd.” (Daan)

Twee hulpverleners zeggen dat ongezegden en geheimen ook een positieve functie

hebben. Zoals reeds eerder aangehaald vertelt Oscar dat de ontrafeling van een geheim bij

psychotische patiënten net tot een declenchering kan leiden en dus dramatische gevolgen kan

hebben.

“Ik zou er mij in de kliniek niet ten volle door laten oriënteren, omdat als je het als iets

bijzonders ziet, je je misschien in bepaalde casussen daarop zou fixeren. Therapeutisch heil zou

verwachten van het ontrafelen, ontbloten van het geheim. Op dat vlak heeft de kliniek mij geleerd

dat [...] het bij de psychose zelfs heel dramatische gevolgen kan hebben.” (Oscar)

Ook Marie denkt dat geheimen in families an sich niet slecht zijn, dat er bepaalde zaken

ontoegankelijk mogen blijven.

“Alsof geheimen an sich slecht zouden zijn. Niet alles moet gedeeld worden, en zelfs geheimen,

“dat is nu van mij”, dat lijkt mij belangrijke dingen te kunnen zijn. Het kan de zaken soms

verknopen; dat niet alles toegankelijk is, dat er ook gaten zijn.” (Marie)

Privézaken en ‘niet-weten’.

Daarnaast maken enkele hulpverleners ook het onderscheid tussen iets dat niet wordt

gezegd en iets dat niet is geweten. Volgens Nadia is ‘niet-weten’ op zich niet problematisch. Zij

legt eerder de nadruk op het niet mogen spreken. Ook Daan maakt zich de bedenking of niet

alles vertellen hetzelfde is als iets verzwijgen.

Page 59: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

54

“Er zijn bijvoorbeeld dingen waarover niet gesproken wordt omdat het niet belangrijk wordt

gevonden, maar als er over gesproken wordt, zou het geen probleem zijn. Maar er wordt niet

meer over gesproken wegens niet meer in gedachten van de mensen. [...] Dingen die je niet weet

zijn niet problematisch, wel als er niet over gesproken mag worden.” (Nadia)

“Ja, de vraag is daar ook: wat is verzwijgen? En niet alles vertellen, is dat verzwijgen?” (Daan)

Over sommige zaken wordt gewoon niet meer gesproken maar zij zijn in principe wel

toegankelijk, geeft Nadia met onderstaand voorbeeld aan.

“Bijvoorbeeld je grootmoeder was een allumeuse in haar jonge jaren. Het kan zijn dat zij een

reputatie had maar uiteindelijk wel voor een man koos en daarna wordt er niet meer over

gesproken. Dan is het geen geheim, want als je als student psychologie een interview zou doen

met je grootmoeder, kom je dat bijvoorbeeld te weten.” (Nadia)

Marie heeft het in dat opzicht over ‘verzegeling’. Het ongezegde is ingekapseld geraakt

maar heeft toch een spoor nagelaten, een minimum aan taal gehad, heeft bijvoorbeeld een

neerslag gekregen in een dagboek.

“Iets is gebeurd, verzegelt zich, en is niet meer toegankelijk, het is gepasseerd. Maar dat is dan

misschien een boekje, bijvoorbeeld het dagboek van oma dat ooit gevonden wordt op zolder. Iets

dat neergeschreven is, toch wat taal heeft gehad. Iets dat een soort neerslag gevonden heeft.

Soms in kunstwerken, architectuur. Iets wat een spoor heeft nagelaten, een spoor dat te bekijken

is.” (Marie)

Op basis van voorgaande bemerkingen kunnen we besluiten dat volgens hulpverleners

niet alles moet worden gezegd of uitgesproken. Zoals reeds eerder besproken, is dit bovendien

niet mogelijk. Ook vertelden hulpverleners in een vorig thema dat het onuitgesprokene zelfs een

bron van creativiteit kan zijn voor de volgende generatie. Het hoeft dus niet altijd negatieve

effecten te hebben. Een geheim of ongezegde dat om bewerking vraagt die uitblijft doordat

afgesproken wordt te zwijgen, wordt echter wel problematisch.

De rol van het imaginaire en de schijn

Volgens enkele hulpverleners is er een imaginair aspect aan ongezegden of geheimen.

Ten eerste speelt de idealisering van de ouders een rol, zowel bij de ouders zelf, waar het als

reden kan worden aangehaald dat zij iets verzwijgen, als bij de patiënt, die daardoor mogelijk

moeite ervaart om het ongezegde of geheim te onderkennen. Ten tweede lijkt ook de dimensie

van de schijn geïmpliceerd. Van families met veel geheimen geeft men aan dat zij vaak sterk

bekommerd zijn met het beeld van een harmonieus gezin dat zowel naar buiten toe als in de

eigen kring wordt uitgedragen.

Page 60: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

55

Het ouderideaal.

Sommige hulpverleners halen aan dat de idealisering van de ouders een rol speelt bij het

ongezegde of geheim. Iets kan niet gezegd worden omdat men dan het eigen onvermogen en de

eigen zwakheden zou reveleren. Men zou aan zichzelf moet toegeven dat men fundamenteel

tekortschiet.

“Als ouders zwijgen over iets, tonen ze al dat er iets is waar ze zich fundamenteel onvermogend

over voelen om het bespreekbaar te maken. Sowieso duidt het op een realiteit die ondraaglijk

was, en waarbij de ouders gefaald hebben om ze enigszins draaglijk te maken.” (Daan)

De moeilijkheid om iets van dergelijke idealisering te doorbreken, speelt echter niet

enkel langs de kant van de ouders. Ook voor het kind is het pijnlijk te moeten inzien dat zijn of

haar ouders niet onfeilbaar zijn en aldus niet de ultieme garantie kunnen bieden.

“Maar wat ook een rol speelt, is het feit dat het niet gemakkelijk is om toe te geven dat je ouders

zwakkelingen zijn. Iedereen droomt van sterke ouderfiguren, onwrikbare reuzen. En dan moet je

constateren dat die mensen ook vol zwakheden zitten en amper de meet hebben gehaald.” (Peter)

Lucas en Oscar bemerken dat het daarom ook niet voldoende is om het geheim aan het daglicht

te laten komen. In een tweede stap moet volgens hen ook het ouderideaal doorbroken worden.

“Waar het op vastloopt is denk ik misschien, in dat geval, dat het erop aankomt om iets van dat

idealiserende te doorbreken.” (Lucas)

“Er zal iets meer moeten gebeuren dan alleen maar het familiegeheim te ontdekken. Het heeft

ook te maken bijvoorbeeld met een ideale vader die in stand moet worden gehouden.” (Oscar)

Schijn van normaliteit.

Waar er een geheim of ongezegde is, is er ook vaak sprake van een ‘schijn’, een

onechtheid, bemerken Nadia en Lucas. Naar buiten toe wordt een beeld van perfectie, van het

ideale gezin opgehangen dat dient om het geheim toe te dekken.

“Maar daar zit iets van de onechtheid, en als je daar continu getuige van bent [...] leer je dat de

wereld niet te vertrouwen is, dat niets is wat het lijkt.” (Nadia)

“Want misschien wordt het precies verzwegen om iets van een totaliteit of een ideaal in stand te

houden. Van een harmonieus gezinsleven, en zijn er breuken daarin of smetten daarop, die, door

erover te zwijgen, men buiten hoopt te houden.” (Lucas)

Over vele generaties heen kan dit volgens Nadia leiden tot een ‘uitholling’. Het omhulsel, het

imaginaire is dan belangrijker geworden dan de inhoud, het symbolische.

Page 61: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

56

“Ik geloof dat als je generatie op generatie blijft handelen naar de impliciete regels, niets in

vraag stelt, je dan bij zo’n dingen terecht komt. Die regels kunnen soms helpen om op een vrij

succesvolle manier in het leven te staan, maar dat raakt uitgehold. Het gaat bijna om de

uitholling van de ziel, omdat je niet bijleert. Je raakt uitgehold omdat er geen voeding wordt

gegeven aan jezelf, enkel hetgeen dat errond zit, blijft belangrijk. Op den duur creëer je over de

generaties heen iets ‘hol’.” (Nadia)

Ten slotte vertelt Lucas over hoe de schijn ook binnenin het gezin aanwezig kan zijn en

hoe dat het gevoel kan geven dat er iets niet juist is, dat alles te normaal lijkt.

“Alles is een beetje té normaal, wat het gevoel geeft dat er iets verzwegen wordt, iets niet in de

haak is, maar je kan er onmogelijk de vinger op leggen.” (Lucas)

We kunnen hieruit opmaken dat vreemd genoeg net de ervaring van normaliteit, van een

gezinsleven waarin niets mis lijkt, het gevoel kan geven dat er iets niet klopt. Wanneer we dit

betrekken op wat hulpverleners in een vorig thema aangaven, namelijk dat er een fundamenteel

of structureel ongezegde is, leidt dit ons ertoe te stellen dat het belangrijk is dat daar plek voor is

in het gezin. Dat, los van het inhoudelijke, ruimte geboden wordt voor imperfectie.

Iets ongezegd laat altijd sporen na: een onbewust aanvoelen

Het laatste thema omvat hoe hulpverleners de wijze van onverdracht van ongezegden en

geheimen zien. Zij stellen dat er sprake is van een onbewust aanvoelen bij de volgende

generatie. Iets van het geheim of ongezegde wordt immers altijd gereveleerd, waarvan

aangegeven wordt dat het langs de weg van de taal en/of de weg van het lichaam gebeurt.

Weg van de taal.

Drie hulpverleners menen dat ongezegden in de subtiliteiten van de verbale

communicatie tussen familieleden verschijnen. Nadia spreekt over geheimhouding als een

‘houding’ die wordt doorgegeven. Los van wat het specifieke geheim is, gaat het spreken zich

kenmerken door een voorzichtigheid. Het is die voorzichtigheid die volgens haar wordt

overgenomen door de volgende generatie.

“Het is dat wat doorgegeven wordt, het niet spreken. Het geheimhouden, ook al weet je niet welk

geheim. [...] Het is zoals je doorgeeft hoe je aan tafel zit, het is een houding. Hoe je over

bepaalde onderwerpen spreekt en andere niet. […] Een geheim heeft het effect dat er

voorzichtigheid kruipt in het spreken.” (Nadia)

Lucas benadrukt dan weer de intonatie waarmee iets gezegd wordt: eenzelfde zin kan middels

verschillende intonaties vele verschillende betekenissen overdragen.

Page 62: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

57

“Als je nadenkt over de subtiliteiten van taal, communicatie, en menselijke verhoudingen, dan is

het een grote evidentie. […] Want heel veel van de expressieve kracht van taal zit in intonatie.”

(Lucas)

Daan spreekt over ‘onbewuste afleidingen’ uit het discours van de ouders. Het kind wordt iets

gewaar van de onderwerpen en de manier waarop die door de ouders ontweken worden. Ter

verduidelijking haalt hij een voorbeeld uit de literatuur aan.

“Ook op basis van de manier waarop bepaalde zaken ontweken worden in een verhaal, kan men

vaak een aantal onbewuste deducties maken over wat er verzwegen wordt. Er zijn daar zeer

sterke voorbeelden van in de literatuur. Een moeder die met haar kind naar de psycholoog ging

omdat het op een pathologische manier altijd in een bak kroop in de kelder. Die moeder bleek

verzwegen te hebben dat de vader van het kind ‘in den bak’ zat.” (Daan)

Weg van het lichaam.

Naast verbale communicatie halen sommige hulpverleners ook lichaamstaal aan als een

wijze waarop ongezegden kunnen worden overgedragen. Het lichaam staat steeds in verbinding

met het psychisme en drukt zo voortdurend uit waar de persoon al dan niet bewust mee bezig is,

waardoor ook de volgende generatie daar iets van kan opmerken.

“Via lichaamstaal. Dat heeft te maken met de volledige expressie van het lichaam. Het lichaam

drukt voortdurend vanalles uit. Minstens al de emotionele toestand van de persoon, in hoe hij

loopt, staat, zit, spreekt. Die onderstroom is daar. Je hoeft het zelfs niet begrepen te hebben, toch

weet je dat iemand die zich brutaal opstelt, eigenlijk bibbert van angst.” (Peter)

Daarbij aansluitend heeft Daan het over een rechstreekse identificatie met de ander via het

lichaam. Doorheen lichamelijke imitatie neemt het kind iets over van de psychische ervaring

van de ouder, zo ook wat er ongezegd is gebleven.

“Door bepaalde fysieke houdingen te imiteren, voelt het kind iets van datgene waar niet over

gesproken wordt, van bijvoorbeeld het trauma dat kan wegen op een moeder of vader.” (Daan)

Tot slot kan volgens Marie ook het lichaam van het kind of van de volwassene in de

volgende generatie uitdrukking geven aan het ongezegde of geheim.

“Ik vermoed, als er sprake is van lichamelijke fenomenen, waar er gesneden wordt, als het gaat

over bloed, letterlijk of figuurlijk, de bloedband, dat het over zo’n zaken gaat, familie.” (Marie)

Hulpverleners lijken dus te bemerken dat het niet mogelijk is om iets volledig te

verzwijgen. Doorheen de kieren van de taal en het lichaam lijkt er altijd iets te ontsnappen dat

op een al even onduidelijke manier wordt opgevangen door de aanhoorder of ‘aanvoeler’.

Page 63: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

58

BESPREKING EN CONCLUSIE

Bespreking van de resultaten

In het literatuuronderzoek hebben we vooreerst een beeld proberen schetsen van

theorievorming rond de ongezegden of geheimen en de invloed ervan op de volgende

generatie(s). Zo beschouwden de aanknopingspunten die reeds aanwezig waren bij vroege

psychoanalytische auteurs zoals Freud en Jung. Vervolgens bekeken we het ontstaan van de

transgenerationele psychoanalyse als aparte stroming met auteurs als Dolto, Abraham en Török.

In haar praktijk ondervond Dolto bijvoorbeeld hoe symptomen van kinderen meer dan eens

konden herleid worden naar moeilijkheden en problemen van de ouders die daarover niet

spraken (Van Den Brouck, 1979). Verschillende auteurs hebben hierop voortgebouwd.

Daarnaast beschouwden we de huidig beschikbare wetenschappelijke evidentie rond het

onderwerp. Deze spitst zich grotendeels toe op de biologische en psychologische mechanismen

waarlangs ongezegden of geheimen invloed hebben op de volgende generatie(s). Daaruit blijkt

voornamelijk een veelheid aan mechanismen. Met betrekking tot de meer algemene vraag of er

überhaupt dergelijke beïnvloeding is, bestaan conflicterende resultaten. De meeste onderzoeken

vinden daar evidentie voor, sommige andere echter niet.

Doorheen deze literatuurstudie hebben we gemerkt dat de transgenerationele

psychoanalyse zich zowel theoretisch als praktisch lijkt te onderscheiden van de psychoanalyse

tout court. In zowel casussen als theorieën ligt de nadruk op het samen met de patiënt op zoek

gaan naar het ongezegde of geheim. Wanneer dit geweten is, zou het tot een verlichting van de

klachten kunnen leiden. Ondanks er vele casussen beschikbaar zijn, misten we toch een zicht op

hoe transgenerationele problematieken in het klinisch werk verschijnen en wat de mogelijke

implicaties daarvan zijn voor dat werk. Op basis van voorgaande bedenkingen alsook naar

aanleiding van onze persoonlijke interesse zijn we tot twee onderzoeksvragen gekomen.

Enerzijds wat de ervaringen zijn van hulpverleners omtrent onuitgesproken gebeurtenissen in

vorige generaties en de consequenties daarvan voor hun klinisch werk, anderzijds wat de ideeën

van hulpverleners zijn omtrent onuitgesproken gebeurtenissen in vorige generaties. In wat volgt

zullen we onze bevindingen bespreken in het licht van onze onderzoeksvragen. Daarbij zullen

we de resultaten kaderen in en interpreteren volgens de bredere literatuur.

Onderzoeksvraag 1a: de ervaring van hulpverleners omtrent onuitgesproken

gebeurtenissen in vorige generaties.

Tijdens de interviews werden de ervaringen van hulpverleners rond ongezegden of

geheimen in vorige generaties bevraagd. Een aantal zaken kwamen daarbij naar boven. Ten

Page 64: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

59

eerste gaven alle hulpverleners aan dat er bij elke patiënt sprake is van een ongezegde. Dat

ongezegde kan vele vormen aannemen. Het hoeven niet altijd grote geheimen zijn, ook

bijvoorbeeld impliciete familiewetten kunnen de volgende generatie(s) sterk beïnvloeden.

Daarnaast kunnen geheimen of ongezegden sterk differentiële effecten hebben. Hulpverleners

ervaren niet meteen een onderscheid tussen casussen waarbij sprake is van een familiegeheim

en casussen waarbij dit niet zo is. Mogelijk kan wel een onderscheid gemaakt worden op basis

van de plek die het geheim of ongezegde in de symptomen of klachten van de patiënt inneemt.

Zo zijn er casussen waarin het geheim of ongezegde zeer centraal staat. Dit aspect komt in de

literatuur niet aan bod. Zoals mag blijken uit de inleiding leggen theorieën en onderzoek vanuit

transgenerationeel-psychoanalytische hoek de nadruk op het specifiek ongezegde of geheim. Zij

lijken ervan uit te gaan dat dit, indien aanwezig, een eenduidige vorm aanneemt. De casussen

die worden beschreven, bevatten ook steeds een duidelijk omschreven en ‘groot’ geheim. Onze

bevindingen lijken dit dus enigszins te nuanceren.

Ten tweede vertelden hulpverleners over de ongezegden of geheimen die in de praktijk

het meest voorkomen. Deze lijken allemaal te maken hebben met leven en dood en kunnen

samengevat worden onder de volgende thema’s: seksualiteit (seksueel trauma en vreemdgaan),

afstamming (bijvoorbeeld de vader die niet de biologische vader is), oorlog (gruwelijke

gebeurtenissen en positiename). Dit vindt overeenstemming met de literatuur. Zo kunnen we

terugdenken aan de etnografische analyse waaruit bleek dat de meeste geheimen seksueel van

aard zijn. Volgende voorbeelden werden daarin aangehaald: misbruik, zwangerschap,

abortus,… (Mason, 1993). Dat ook oorlog vaak stof voor geheimen is, vindt dan weer zijn

weerspiegeling in de vele onderzoeken die zich toespitsen op oorlogstrauma als ongezegde en

die zelfs de aanzet tot onderzoek binnen de transgenerationele psychoanalyse hebben gegeven.

Zoals we reeds bij de bespreking van het thema bemerkten, lijken de specifieke ongezegden of

geheimen die hulpverleners aanhalen gelinkt aan meer algemene existentiële vragen. Het zijn

zaken zoals seksualiteit, de seksuele verhouding, de dood, die ons perplex doen staan door de

afwezigheid van een toereikende symbolische regeling daaromtrent. Dit is ook iets wat in de

bredere psychoanalytische literatuur wordt beschreven en wat we in onze inleiding hebben

geïntroduceerd met Lacan en zijn begrippen ‘reële’ en ‘object a’. De grondslag van de

menselijke ervaring is inherent traumatisch. Er iets is reëels dat niet in woorden kan begrepen

worden, dat structureel onzegbaar is (Verhaeghe, 2002). Toch kunnen we ons de vraag stellen of

een geheim of ongezegde de zaken niet extra bemoeilijkt, daar er zelfs geen poging wordt

gedaan om het onzegbare te verwoorden. In andere thema’s benadrukten hulpverleners immers

net hoe belangrijk het is dat er een bepaalde vorm wordt gegeven aan het geheim of ongezegde

waardoor het zich niet meer zo moet opdringen aan de volgende generatie(s).

Page 65: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

60

Ten derde leggen hulpverleners een verband met de tijd. Sommigen bemerken

transgenerationele dynamieken voornamelijk in het spreken van oudere patiënten. Een leven dat

reeds grotendeels geleefd is, zou de patiënt uitnodigen tot exploratie van wat geweest is.

Enerzijds om iets door te kunnen geven aan de volgende generatie, anderzijds om voor zichzelf

nog verhaal te maken in het licht van een toekomst die slinkende is. Anderen zien dit

voornamelijk als gevolg van levensgebeurtenissen, bijvoorbeeld een overlijden, relatiebreuk, …,

waardoor sommige zaken tot het bewustzijn doordringen en men op zoek gaat in het verleden

om daar iets van geplaatst te krijgen. Zo botst men vaak op zaken die daarin onduidelijk waren.

In de literatuur wordt het verband met de tijd niet beschreven. Er zijn wel veel gevalstudies over

kinderen maar bij volwassenen worden geen specifieke kenmerken beschreven van mensen die

doorgaans meer geneigd zijn de familiale dynamieken en onduidelijkheden daarin in het spreken

te brengen. Daarnaast vertellen hulpverleners dat er vaak eerst tijd moet verstrijken vooraleer er

aandacht aan een ongezegde of geheim kan worden besteed. In de literatuur wordt dit wel

aangehaald bij trauma in het algemeen (trauma dat niet meteen voorwerp is van een geheim),

maar tot dusver is nog onduidelijk waarom (Verhaeghe, 2002). We zouden hier de interpretatie

kunnen maken dat wonden soms te vers kunnen zijn, te pijnlijk om meteen de aandacht op te

richten.

Onderzoeksvraag 1b: de consequenties voor de interventies van hulpverleners.

Vervolgens werd ook ingegaan op hoe de aanwezigheid van ongezegden of geheimen

de behandeling door de hulpverleners beïnvloedt. Ten eerste legden hulpverleners een verband

met de persoon van de patiënt. Zo waarschuwt men voor de ontrafeling van geheimen of

ongezegden bij psychotische patiënten. Dit zou immers aanleiding kunnen geven tot de

declenchering van een psychotische problematiek. Lacan schreef met betrekking tot de

declenchering in de psychose over het plots optreden van ‘Een-vader’ (Un-père) die de

afwezigheid van de Naam-van-de-Vader (het symbolisch raamwerk dat een verdediging biedt

ten opzichte van het onbevattelijke reële) reveleert (Trichet, 2010). Vaak gaat dit over

existentiële gebeurtenissen die het subject confronteren met de onmogelijkheid positie in te

nemen: een overlijden, relatiebreuk, vader of moeder worden,… Niet geheel toevallig zijn het

vaak ook zulke zaken waarrond geheimen of ongezegden draaien. Zo kunnen we dus begrijpen

hoe het aan het licht komen ervan de wereld van een psychotische patiënt kan destructureren.

Eén hulpverlener vertrekt daarentegen van een systemische benadering en gaat aan de hand van

de symbolische waarde van bijvoorbeeld een waan samen met de patiënt op zoek naar het

ongezegde of geheim en andere dysfunctionele dynamieken in het gezin. De systeemtherapie

focust zich (bij psychose) inderdaad op de familiestructuur en exploreert moeilijke transities in

het gezin alsook grenzen, machsverdeling, rollen,… (Burbach & Stanbridge, 1998). Zoals we in

Page 66: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

61

de inleiding zagen, gaat men er immers van uit dat de moeilijkheden van het individu gekaderd

kunnen worden in de moeilijkheden van het gezin waar het individu deel van uitmaakt (Bateson

et al., 1956). Deze tegenstelling leidt ons ertoe de vraag te stellen of en in welke mate de

transgenerationele psychoanalyse nuttig is als invalshoek in het werken met psychotische

patiënten. Verder vertellen hulpverleners belang te hechten aan het verlangen en de interesse

van de patiënt. Zij zouden de zoektocht naar een geheim of ongezegde enkel ondersteunen

wanneer dit de betrachting van de patiënt zou zijn. Daarbij haalt men aan hoe een patiënt vaak

getuigt van een onbewuste zoektocht, zich aangetrokken voelt tot bepaalde zaken die in verband

staan met de familiegeschiedenis zonder dat hij of zij weet waarom. Dit zien we ook

terugkomen in enkele casussen die rond een familiegeheim draaien, zoals bijvoorbeeld de

fascinatie voor zelfportretten van Van Gogh (Blum, 2009).

Ten tweede gaan hulpverleners in op de finaliteit van de behandeling. Zij vertellen geen

specifieke principes te hanteren bij ongezegden of geheimen. In de eerste plaats werken zij met

de klacht en vraag van de patiënt. Indien er sprake is van een ongezegde dat de patiënt sterk

beïnvloedt, zien zij vaak een (indirect) verband met de klacht of het symptoom. Zodoende

focussen zij niet specifiek op de ontrafeling van het geheim of ongezegde. Essentieel is volgens

hen dat de patiënt tot een ‘voldoende’ verhaal kan komen. Het objectieve feit dat voorwerp

uitmaakt van het ongezegde is daarbij niet belangrijk. Het gaat immers om de invloed van het

ongezegde op de persoon in kwestie, en dat is altijd zeer particulier. Er dient dus een subjectieve

waarheid geconstrueerd, eerder dan een objectieve waarheid ontdekt. Zo kan het voor de patiënt

helpend zijn om constructies en hypothesen te maken rond wat er mogelijk in het verleden is

geweest. Hulpverleners bemerken dat het noodzakelijk is om daar iets van gesymboliseerd te

krijgen opdat het niet herhaald zou moeten worden. Dit alles staat enigszins in contrast met de

transgenerationeel-psychoanalytische literatuur die sterk focust op het achterhalen van het

ongezegde of geheim. Vele casussen verhalen dit ‘aan het licht komen’ van het geheim, waarna

meteen beschreven wordt hoe de symptomen verdwijnen. Ook handboeken bevatten vaak

leidraden omtrent hoe men praktisch op zoek kan gaan in de familiegeschiedenis, bijvoorbeeld

doorheen het opmaken van een stamboom. Bijgevolg zouden we ons de vraag kunnen stellen

hoe zij de ‘waarheid van het geheim’ binnen hun invalshoek aanwenden als therapeutisch

middel. Dit wordt in dergelijke literatuur immers niet duidelijk beschreven.

Ten derde is er het thema van de dimensie van de ander. Hulpverleners halen aan dat het

voor de patiënt hulpvol kan zijn om de beweegredenen van de (voor)ouders te begrijpen. Dat

hun onvermogen om iets bespreekbaar te maken bijvoorbeeld gegrond is in iets wat zij van hun

eigen ouders als onbespreekbaar hebben ervaren. Sommige hulpverleners bemerken hoe het bij

het actief zoeken naar het geheim of ongezegde voornamelijk draait rond de ontmoetingen met

Page 67: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

62

anderen, familieleden. Voorheen werd er immers niet of veel te weinig gesproken. Cineast

Poissonnier getuigt daar bijvoorbeeld van in zijn documentaire ‘Walking Back to Happiness’

(2010) waarvoor hij het idee kreeg na een gerucht op te vangen over een geheim in zijn familie.

In een interview vertelt hij hoe het maken van de documentaire, waartoe hij met zijn

familieleden van achter zijn camera sprak, tot een conversatie heeft geleid die hij anders nooit

spontaan had kunnen aanvatten. Daarbij komt hij bijvoorbeeld ook te weten hoe de moeilijkheid

van zijn vader om een vader te zijn voor hem iets te maken had met diens (gebrek aan een)

eigen vader (Geerardyn & Poissonnier, 2016). Daarnaast benadrukken hulpverleners dat ook de

therapeut als ander van belang kan zijn. Soms is het pas door diens aandacht en luisteren dat de

patiënt zelf oog krijgt voor onduidelijkheden in het familiediscours en aldus op zoek gaat. Dit

doet ons denken aan Bions (1989) werk over kennis (K) en werkelijkheid (O) zoals beschreven

in onze inleiding. De rauwe werkelijkheid, het zich opdringende en ongesymboliseerde geheim

of ongezegde, dient getransformeerd te worden in kennis, betekenis, die bruikbaar materiaal

aanlevert voor het mentale leven en de mentale groei van een subject. Dergelijke transformatie

gebeurt echter niet in het luchtledige maar in een intersubjectieve verhouding. Ogden (2004)

benoemt dit als ‘intersubjectiviteit’, het ‘worden’ doorheen de ontmoeting met een ander,

waarbij in therapeutische context de hulpverlener die positie inneemt.

Ten vierde geven hulpverleners aan dat de patiënt in therapie in het beste geval tot een

bewuste keuze in de eigen subjectieve positionering komt. Het familieverhaal dient als basis om

iets van het eigen verhaal te schrijven. Ongezegden of geheimen daarin leiden volgens hen dan

ook vaak tot een moeilijkheid voor de patiënt om gronding of verankering te vinden. Karpel

(1980) schrijft bijvoorbeeld dat het kan leiden tot een onbegrijpelijke vervreemding van

familieleden. Belangrijk volgens hulpverleners is dat de patiënt kan overgaan (van het eventuele

objectieve feit van het geheim of ongezegde) naar een bevraging van de eigen subjectieve

positie en in die zin verantwoordelijkheid kan opnemen voor het eigen leven, daarbij

vertrekkende van wat (stilzwijgend) werd meegegeven door (de) vorige generatie(s).

Böszörményi-Nagy stelt dat elk kind van bij de geboorte een ‘legaat’, erfgoed ontvangt. Alle

verworvenheden van de (voor)ouders maken daarvan deel uit, zo ook zaken als adoptie,

scheiding van de ouders, seksuele geaardheid, discriminatie, oorlog,… en hoe daarmee door hen

is omgegaan (van den Eerenbeemt & Oele, 1987). Deze erfenis impliceert een opdracht voor het

kind dat de ethische verantwoordelijkheid heeft om er iets mee te doen opdat het iets positief

zou kunnen bijdragen aan volgende generaties (Dillen, 2000). Men haalt aan dat zulks kan

leiden tot een verandering, weliswaar vaak klein. Het komt neer op een verschuiving, op ‘net

iets anders’ eerder dan het radicale doorbreken van de ketting van het verleden.

Page 68: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

63

Onderzoeksvraag 2: de ideeën van hulpverleners omtrent onuitgesproken

gebeurtenissen in vorige generaties.

Als laatste polsten we naar de ideeën van hulpverleners rond ongezegden in vorige

generaties. Ten eerste spreken hulpverleners over de verschillende soorten geheimen of

ongezegden. Kwalijk zouden zij zijn wanneer er sprake is van een verbod op spreken, wanneer

er moét gezwegen worden. Daardoor kruipt er een voorzichtigheid in het spreken. Geheimen

kunnen volgens sommigen echter ook een positieve functie hebben, zoals bijvoorbeeld bij

psychotische patiënten, hetgeen we reeds in de bespreking van onze eerste onderzoeksvraag in

de bredere literatuur kaderden. Ook werden reeds andere zaken geschreven over de positieve

functies van familiegeheimen. Waller (1951) benadrukt het belang van geheimen voor de

familiefictie. Hiermee bedoelt hij wederzijds aanvaarde afspraken over familienormen en –

waarden. Zij bestaan los van de waarheid en vormen de basis voor solidariteit in de familie.

Parker (1986) beschouwt geheimen als een inbreuk daarop die de voorspelbaarheid in het

familiefunctioneren verstoort. Op basis van antropologische studies komt hij tot de conclusie dat

harmonie en stabiliteit in het gezinsleven onmogelijk zijn als de familieleden alles zouden

uitspreken. Ook de sociale orde in de familie hangt af van de familiale waarden en normen. In

de interviews gaven sommige hulpverleners echter aan dat het altijd beter is om te spreken in

plaats van te zwijgen, zeker als het gaat om iets dat moedwillig geheim wordt gehouden. Zij

zien de positieve functie van geheimen of ongezegden eerder in het licht van dat sommige

dingen privé mogen zijn. Iets is daarbij ongezegd gebleven maar impliceert niet meteen een

verbod op spreken. Het ‘niet-weten’ op zich zou dus niet problematisch zijn, zolang een

ervaring in se wel toegankelijk is of toch enige vorm van symbolisering, enige mate aan taal

gehad heeft. In de literatuur rond (familie)geheimen maken sommige onderzoekers ook een

onderscheid tussen geheimen en zaken die louter privé zijn. Volgens hen ligt het verschil echter

in de inhoud: geheimen hebben een waarde voor zowel degenen die het geheim kennen als

degenen die het niet kennen, in tegenstelling tot privézaken (Warren & Laslett, 1977).

Ten tweede halen hulpverleners de rol van het imaginaire en de schijn aan. Zij

bemerken dat de (ont)idealisering van de ouders sterk op het spel staat, zowel voor de ouders als

voor het kind. Ouders die iets niet gezegd krijgen, getuigen daarmee van hun eigen

onvermogendheid. Maar ook voor het kind is dit enigszins traumatisch aangezien het impliceert

dat het voor ieder onmogelijk is om definitieve antwoorden te formuleren op de grote

vraagstukken van het leven waar ongezegden vaak rond draaien. Lacan (1959) heeft het hier

over de ‘Ander van de Ander’, als zijnde de ultieme zekerheid, die niet bestaat. Het weten schiet

dus altijd tekort. Op dit punt kunnen we een link leggen met Freuds verhandeling ‘Infantiele

theorieën over de seksualiteit’ (1908). Freud stelt dat (praktische) inlichtingen van ouders over

Page 69: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

64

seksualiteit nooit ver genoeg kunnen gaan om twijfels en onduidelijkheden bij het kind weg te

nemen. Het zet het kind ertoe aan om zelf op onderzoek uit te gaan wat uiteindelijk resulteert in

een fantasmatisch scenario om alsnog vat te krijgen op het onuitlegbare. Ook zien hulpverleners

een verband met de ‘schone schijn’. Vaak lijkt het alsof families waarin sprake is van een

drukkend geheim zeer harmonieus zijn, wordt er een schijn van perfectie opgehouden. Alles is

té normaal. Zoals beschreven in de inleiding ziet het systeemdenken de psychose bijvoorbeeld

niet als een individuele aangelegenheid. Het signaleert echter waar in het gezin de dingen niet

zijn zoals ze schijnen, waar iets mis zit. Dikwijls betreffen het gezinnen die communicatief

slecht functioneren (Rümke, 2007).

Ten slotte stellen hulpverleners dat ongezegden steeds sporen nalaten, sporen die door

de volgende generatie(s) onbewust worden opgepikt. Enerzijds is erg de weg van de taal. Men

bemerkt hoe kinderen onbewust zaken afleiden uit het discours van de ouders op basis van

subtiliteiten in de verbale communicatie. Geheimhouden ziet men letterlijk als een ‘houding’ die

doorgegeven wordt. Zo kruipt doorheen de generaties een voorzichtigheid in het spreken. Ook

bepaalde onderwerpen vermijden en verschil in intonatie kunnen onbewust ongezegden

signaleren. Dit doet ons denken aan Lacans (1966) onderscheid tussen het subject van de

uitspraak en het subject van het uitspreken, of nog tussen de inhoudelijke en de stilistische

dimensie van de taal. Elke boodschap die de ene persoon aan de andere overbrengt, kent

oppervlakkig dimensie, namelijk de inhoudelijke informatie die erin besloten ligt. Dit is de

uitspraak an sich. Voorbij dit inhoudelijke wordt het spreken ook gekenmerkt door een bepaald

karakter of bepaalde stijl, wat eerder in de ‘kleine dingen’ zit. Gezucht, ‘euh’s’ en

versprekingen, gegniffel,… Het zijn zaken die de aanhoorder niet meteen bewust opmerkt maar

die op een dieperliggend niveau meer de waarde bepalen van wat gezegd wordt dan wat gezegd

wordt op zich. Anderzijds halen hulpverleners de weg van het lichaam aan. Meer bepaald die

van de lichaamstaal alsook het onbewust overnemen van een stuk van de psychische ervaring

van de ouders doorheen lichamelijke imitatie. Dit laatste ziet men als een proces dat van start

gaat in de eerste levensjaren van het kind en stemt overeen met wat we in onze inleiding zagen

bij auteurs als Bühler en Wallon. Deze laatste beschrijft bijvoorbeeld hoe het kind de moeder

observeert en haar gelaat nabootst waardoor het iets overneemt van haar affect zonder dat ze dat

woordelijk uitspreekt (Wallon, 1934).

Klinische implicaties

Op basis van onze bevindingen kunnen we enkele implicaties naar voren schuiven voor

het klinisch werk met patiënten waarbij sprake is van onuitgesproken ervaringen in vorige

generaties. Zoals alle hulpverleners aangaven, lijkt het zeer belangrijk om niet te veel de nadruk

Page 70: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

65

te leggen op de ontrafeling van het geheim of ongezegde. De waarheid blootleggen of het

‘objectieve feit’ ontdekken dat het voorwerp daarvan uitmaakt, is enerzijds niet noodzakelijk en

anderzijds ook niet voldoende.

Niet voldoende omdat er ook andere zaken op het spel staan. Zo kan het voor de patiënt

moeilijk zijn om tot een ontidealisering van de ouders te komen, hetgeen waar de onthulling van

een ongezegde of geheim vaak toe leidt. In dat opzicht kan het in therapie volgens hulpverleners

belangrijk zijn om in te zetten op begrip. Begrip enerzijds voor het onvermogen van de ouders,

aandacht voor de moeilijkheden die zij hebben gehad, anderzijds begrip voor de patiënt zelf,

waarbij de therapeut diegene kan zijn die het lijden van de patiënt erkent en die samen met hem

of haar een hernieuwd proces van betekenisverlening aangaat.

Bovendien is het achterhalen van het ‘objectieve feit’ ook niet noodzakelijk omdat het

de bedoeling is dat een subjectieve waarheid geconstrueerd wordt, een waarheid die betekenis

heeft voor die specifieke patiënt, en dat kan ook door constructies en hypotheses te maken rond

het ongezegde of geheim. Alleszins dient het onuitgesprokene een vorm te krijgen, wat woorden

kunnen zijn maar ook andere zaken zoals kunst. Centraal daarbij staat het kunnen beschouwen

van de consequenties van het onuitgesprokene op het eigen functioneren, het helder krijgen van

de eigen subjectieve positie die men er tegenover heeft ingenomen opdat daarna een bewuste

keuze kan gemaakt worden voor iets nieuws, wat natuurlijk nooit radicaal nieuw zal zijn. Vaak

is het slechts een kleine, maar belangrijke verschuiving.

Beperkingen en sterktes

Bij het schrijven van de literatuurstudie viel ons op dat er maar weinig onderzoek is

rond ongezegden en geheimen in vorige generaties in het klinisch werk. Enerzijds werden

vanuit transgenerationeel-psychoanalytische hoek reeds enkele theorieën naar voren geschoven

en zijn ook vele casussen beschreven, maar is er weinig empirisch onderzoek. Anderzijds

handelt het weinige empirische onderzoek dat beschikbaar is voornamelijk over de

(psychologische) transmissiemechanismen van geheimen en ongezegden. Het onderzoek dat we

in het kader van deze masterproef hebben uitgevoerd, kan dus beschouwd worden als een eerste

stap in de kwalitatieve studie van ongezegden en geheimen in het klinisch werk. Onze

benadering kan daarbij eerder als constructivistisch, “hoe construeren clinici dit aspect van het

werk?”, dan positivistisch, “hoe beïnvloeden geheimen en ongezegden de kliniek?”, worden

aangemerkt.

Daarnaast brengt ons onderzoek ook enkele beperkingen met zich mee. Ten eerste

bemerkten we dat onze interviewvragen wat meer nadruk legden op het cognitieve aspect,

Page 71: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

66

namelijk de ideeën van hulpverleners omtrent transgenerationele dynamieken, dan op de

ervaringen van hulpverleners. Dit werd echter ruimschoots opgevangen door het

semigestructureerde karakter van onze interviews. Naast onze eigen reeds vooropgestelde

vragen was er immers steeds ruimte om dieper in te gaan op zaken die de deelnemers

aanbrachten waardoor we omtrent het ervaringsaspect toch ook rijke data verkregen.

Ten tweede is onze steekproef relatief klein waardoor onze bevindingen niet

generaliseerbaar zijn; dit was echter ook niet onze bedoeling. Verder bestond onze steekproef

relatief homogeen uit psychoanalytici. Het is logisch dat hun theoretisch achtergrond doorklinkt

in de resultaten. Toch vonden we binnen die groep veel diversiteit. Zoals mag blijken uit de

resultaten bestond er immers niet op elk punt eensgezindheid. Daarnaast was het ook onze

intentie om specifiek ervaringen en ideeën te achterhalen binnen het kader van de

psychoanalyse aangezien het de hoek is van waaruit theorieën over en onderzoek naar geheimen

en ongezegden zijn ontstaan. Bovendien hebben we getracht, los van theoretische concepten,

zoveel mogelijk klinische voorbeelden naar voren te laten komen in onze bevindingen. Een

andere sterkte van onze steekproef is het evenwicht dat we creëerden op vlak van werksetting,

waarbij we een mix bekwamen van mensen die enkel ambulant of residentieel of gecombineerd

werkten.

Ten slotte brengt onze keuze voor een kwalitatief en exploratief onderzoeksopzet ook

enkele limitaties met zich mee. Zo is het niet mogelijk om op basis van dit onderzoek oorzaak-

gevolguitspraken te doen. Aangezien we echter zicht wilden krijgen op ervaringen en ideeën, is

dit geen probleem. Onze bevindingen geven voornamelijk weer hoe het onderwerp van de

transgenerationele psychoanalyse ‘leeft’ in de praktijk, het klinisch werk. Daarnaast biedt ons

onderzoek vanwege haar exploratieve karakter geen diepgaande analyse van een specifiek

belangrijk aspect. We kozen er daarentegen voor om zoveel mogelijk van de ervaringen en

ideeën van hulpverleners rond het onderwerp te vatten en te analyseren aangezien er op dat vlak

nauwelijks onderzoek bestaat. Ons onderzoek kan dus eerder als verkennend worden

aangemerkt.

Toekomstig onderzoek

In de toekomst zou men het onderwerp van ongezegden en geheimen in het klinisch

werk vanuit de andere kant kunnen bestuderen, namelijk die van de patiënt. Men zou interviews

met patiënten kunnen afnemen om te onderzoeken hoe zij dat aspect ervaren en of dit enigszins

overeenkomt met wat hulpverleners aangeven. Verder kan ook de steekproef clinici, die in ons

onderzoek relatief klein was, uitgebreid worden en zou men hulpverleners vanuit andere

therapiestromingen kunnen includeren en hun respectievelijke ervaringen en ideeën rond het

Page 72: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

67

thema naast elkaar bestuderen. Aangezien we nu enkel clinici geïnterviewd hebben die met

volwassenen werken, zou het ook het interessant zijn om daarnaast kindertherapeuten te

interviewen. Men zou zich immers kunnen afvragen welke principes zij bijvoorbeeld hanteren

in hun werk met kinderen wanneer zij geconfronteerd worden met ongezegden of geheimen.

Bovendien zouden ook specifieke inhoudelijke aspecten verder onderzocht kunnen

worden. Zo denken we aan het statuut van het ongezegde of geheim bij psychotische patiënten.

In onze bevindingen kwam immers een tegenstelling naar voor tussen de ervaringen van

hulpverleners. Waar sommigen wel samen met de patiënt op zoek gingen naar het geheim,

bleven anderen expliciet weg van zulke piste. Men zou dus bijvoorbeeld hulpverleners in de

psychosenzorg kunnen interviewen. Daarbij zou men tevens hulpverleners met verschillende

theoretische achtergronden kunnen includeren. Dat speelt immers mee in hoe men de psychose

in de praktijk beschouwt en welke interventies men (al dan niet) stelt.

Tot slot zou het boeiend zijn om te onderzoeken hoe hulpverleners die vanuit de

transgenerationele psychoanalyse zelf werken het onderwerp ervaren in hun praktijk. Zoals we

in de bespreking van de resultaten aanhaalden, is het immers niet geheel duidelijk hoe zij hun

klinisch werk vormgeven vanuit die theorie en wat zij als belangrijk ervaren bij de behandeling.

Conclusie

In ons literatuuronderzoek bemerkten we dat weinig onderzocht is hoe ongezegden of

geheimen in de praktijk verschijnen. Het leek ons belangrijk zicht te hebben op hoe

hulpverleners dit onderwerp in hun klinisch werk ervaren, of het bijvoorbeeld werkelijk als

basis voor een aparte oriëntatie of stroming wat betreft theorie en/of praktijk kan worden

beschouwd zoals de desbetreffende literatuur het idee geeft. Op basis van ons onderzoek kunnen

we enerzijds stellen dat hoewel hulpverleners bij bepaalde patiënten de dimensie van het geheim

of ongezegde zeer duidelijk in de klacht zien terugkomen, zij hun behandeling niet meteen op

specifieke principes zullen stoelen. Zoals in elke andere behandeling vertrekken zij van de vraag

van de patiënt en zullen zij niet per definitie samen met hem of haar op zoek gaan naar het

geheim. Anderzijds halen zij toch enkele specifieke punten aan waaraan bij dergelijke

problematieken aandacht moet worden besteed. Zo kunnen we besluiten dat de

transgenerationele psychoanalyse als theorie en praktijk deels een eigen finaliteit kent die

weliswaar niet te sterk mag overdreven worden.

Page 73: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

68

REFERENTIELIJST

Abraham, N., & Török, M. (1978). L’écorce et le noyau. Paris: Flammarion.

Ancelin-Schützenberger, A. (1993). Aïe, mes aïeux! Paris: Desclée de Brouwer.

Baranowksy, A. B., Young, M., Johnson-Douglas, S., Williams-Keeler, L., McCarey, M.

(1998). PTSD transmission: A review of secondary traumatization in Holocaust survivor

families. Canadian Psychology, 39(4), 247-256. doi: 10.1037/h0086816.

Bar-On, D., Eland, J., Kleber, R. J., Krell, R., Moore, Y., Sagi, A., et al. (1998).

Multigenerational perspectives on coping with the Holocaust experience: An attachment

perspective for understanding the developmental sequelae of trauma across generations.

International Journal of Behavioral Development, 22, 315–338. doi:

10.1080/016502598384397.

Barral, W. (2011). Le corps de l’enfant est le langage de l’histoire de ses parents. Paris:

Editions Payot & Rivages.

Bateson, G., Jackson, D. D., Haley, J. & Weakland, J. (1956). Toward a theory of

schizophrenia. Behavioral Science, 1, 251-254. doi: 10.1002/bs.3830010402.

Becker, D. (2013). Psychosomatiek. In Psychoanalytisch Woordenboek. Geraadpleegd op 30

maart 2016 via http://www.psychoanalytischwoordenboek.nl/lemmas/psychosomatiek.

Bezo, B., & Maggi, S. (2015). Living in ‘survival mode’: Intergenerational transmission of

trauma from the Holodomor genocide of 1932-1933 in Ukraine. Social Science and

Medicine, 134, 87-94. doi: 10.1016/j.socscimed.2015.04.009.

Bion, W. R. (1962). Learning from experience. Oxford: Rowman & Littlefield.

Bion, W. R. (1994). Cogitations. London: Karnac.

Blum, H. (2009). Van Gogh’s fantasies of replacement: Being a double and a twin. Journal of

the American Psychoanalytic Association, 57(6), 1311-1326. doi:

10.1177/0003065109357344.

Bosquet Enlow, M., Egeland, B., Carison, E., Blood, E., & Wright, R. J. (2014). Mother–infant

attachment and the intergenerational transmission of posttraumatic stress disorder.

Development and Psychopathology, 26, 41-65. doi: 10.1017/S0954579413000515.

Page 74: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

69

Böszörményi-Nagy, I. & Spark, G. M. (1984). Invisible loyalties: reciprocity in

intergenerational family therapy. New York: Brunner/Mazel.

Böszörményi-Nagy, I. & Krasner, B. (1986). Between give and take: a clinical guide to

contextual therapy. New York: Brunner/Mazel.

Bowen, M. (1976). Theory in the practice of psychotherapy. In P. J. Guerin. (Ed.). Family

therapy. New York: Gardner.

Bowen, M. (1978) Family therapy in clinical practice. New York: Aronson.

Bowlby, J. (1958). The nature of the child’s ties to his mother. International Journal of

Psychoanalysis, 39, 350-371.

Boyatzis, R. E. (1998). Transforming qualitative information: Thematic analysis and code

development. Cleveland: Sage.

Braun, V. & Clarke, V. (2006). Using thematic analysis in psychology. Qualitative Research in

Psychology, 3, 77-101. doi: 10.1191/1478088706qp063oa.

Brown-Smith, N. (1998). Family secrets. Journal of Family Issues, 19(1), 20-42. doi:

10.1177/019251398019001003.

Burbach, R., & Stanbridge, R. I. (1998). A family intervention in psychosis service integrating

the systemic and family management approaches. Journal of Family Therapy, 20, 311-

325. doi: 10.1111/1467-6427.00089.

Canault, N. (1998). Comment paye-t-on les fautes de ses ancêtres. Paris: Desclée de Brouwer.

Cavalli, A. (2012). Transgenerational transmission of indigestible facts: from trauma, deadly

ghosts and mental voids to meaning-making interpretations. Journal of Analytical

Psychology, 57, 597-614. doi: 10.1111/j.1468-5922.2012.02005.x.

Chan, A., & Tan, S. (2004). Filial piety in Chinese thought and universal kin. London:

RoutledgeCurzon.

Chassériau-Banas, N. (2016). Psychogénéalogie. Paris: Hachette Pratique.

Chazan, S. E. (1992). Merging and emerging realities: Simultaneous treatment of parent and

child. American Journal of Psychotherapy, 46, 281-296.

Page 75: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

70

Davidson, A. C., & Mellor, D. J. (2001). The adjustment of children of Australian Vietnam

veterans: is there evidence for the transgenerational transmission of the effects of war-

related trauma? Australian and New Zealand Journal of Psychiatry, 35(3), 345-351. doi:

10.1046/j.1440-1614.2001.00897.

Decety, J., & Chaminade, T. (2003). Neural correlates of feeling sympathy. Neuropsychologia,

41, 127-138. doi:10.1016/S0028-3932(02)00143-4.

Decorte, T. & Zaitch, D. (2010). Kwalitatieve methoden en technieken in de criminologie.

Leuven: Acco.

Dekel, R., & Goldblatt, H. (2008). Is there intergenerational transmission of trauma? The case

of combat veterans’ children. American Journal of Orthopsychiatry, 78(3), 281-289. doi:

10.1037/a0013955.

Dellucci, H. (2009). Les neurones miroirs: Une nouvelle clé pour comprendre les traumatismes

transmis? Cahiers critiques de thérapie familiale et de pratiques de réseaux, 2(43), 197-

216. doi:10.3917/ctf.043.0197.

Desmet, M. (2016). Subject tussen Reële en Symbolische [College]. Universiteit Gent, 23

februari 2016.

Dias, B. G., & Ressler, K. J. (2014). Parental olfactory experience influences behavior and

neural structure in subsequent generations. Nature Neuroscience, 17(1).

doi:10.1038/nn.3594.

DiCicco-Bloom, B., & Crabtree, B. F. (2006). The qualitative research interview. Medical

Education, 40, 314–321. doi: 10.1111/j.1365-2929.2006.02418.x.

Dillen, A. (2000). ‘Vader, moeder zult gij eren’: vloek of zegen? Bespreking van het vierde

gebod vanuit het contextuele denken van Ivan Boszormenyi-Nagy. Rondom Gezin, 21(4),

260-273.

Eizerik, C. L. (2010). The past as resistance, the past as constructed. International Journal of

Psychoanalysis, 91, 387–390. doi: 10.1111/j.1745-8315.2010.00269.x.

Evans, D. (1996). An introductory dictionary of Lacanian Psychoanalysis. London: Routledge.

Evans-Campbell, T. (2008). Historical trauma in American Indian/Native Alaska communities:

a multilevel framework for exploring impacts on individuals, families, and communities.

Journal of Interpersonal Violence, 23(3), 316-338. doi: 10.1177/0886260507312290.

Page 76: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

71

Fabre, G. (2004). La psychogénéalogie: Aïe, mes aïeux! Observatoire Zététique. Verkregen op

19 februari 2016 van http://www.zetetique.fr/divers/Psychogenealogie%201.pdf.

Forrester, V. (1983). Van Gogh ou l'enterrement dans les blés. Paris: Seuil.

Freud, S. (1940). Totem und tabu. (Uitg. door Freud, A.). London: Imago Publishing Co.

Freud, S. (1965). Aus den Anfängen der Psychoanalyse. Briefe an W. Fliess, Abhandlugen und

Notizen. Frankfurt: Fisher.

Freud, S. (2006 [1905-1909]). Werken 4. (W. Oranje, vert.). Amsterdam: Boom.

Freud, S. (2006 [1909-1912]). Werken 5. (W. Oranje, vert.). Amsterdam: Boom.

Freud, S. & Breuer J. (1993 [1895d]). Studies over hysterie. Amsterdam: Boom.

Freud, S., & Jung, C. G. (2000). Brieven S. Freud - C.G. Jung. Rotterdam: Lemniscaat.

Geerardyn, F., & Poissonnier, P. (2016). Walking back to happiness herbekeken. Een interview.

Psychoanalytische Perspectieven, 34(1), 1-25.

Giladi, L, & Bell, T. S. (2013). Protective factors for intergenerational transmission of trauma

among second and third generation Holocaust survivors. Psychological Trauma: Theory,

Research, Practice, and Policy, 5(4), 384-391. doi: 10.1037/a0028455.

Gillham, B. (2000). The research interview. London: Continuum.

Golafshani, N. (2003). Understanding reliability and validity in qualitative research. The

Qualitative Report, 8(4), 597-606.

Iyengar, U., Kim, S., Martinez, S., Fonagy, P., & Strathearn, L. (2014). Unresolved trauma in

mothers: Intergenerational effects and the role of reorganization. Frontiers in Psychology,

5, 1-9. doi: 10.3389/fpsyg.2014.00966.

Jarkova, M., & des Nétumières, A. (1999). Transmission dans la clinique

analytique. Mélampous, 8, 169-178.

Jung, C. G. (1959). The archetypes and the collective unconsciousness. New-Jersey: Princeton

University Press.

Karpel, M. (1980). Family secrets. Family Process, 19, 295-306.

Page 77: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

72

Kellermann, N. P. (2008). Transmitted Holocaust trauma: Curse or legacy? The aggravating and

mitigating factors of Holocaust transmission. Israeli Journal of Psychiatry and Related

Sciences, 45, 263–271.

Kellermann, N. P. (2013). Epigenetic transmission of Holocaust trauma: Can Nightmares Be

Inherited? Israeli Journal of Psychiatry and Related Sciences, 50(1), 33-39.

Lacan, J. (1938). Les complexes familiaux. Paris: Seuil.

Lacan, J. (1956). Le Séminaire, livre IV: La relation d’objet et les structures freudiennes. (Texte

établi par Miller, J. A.). Paris: Seuil.

Lacan, J. (1959). Le Séminaire, livre VI: Le désir et son interpretation. (Texte établi par Miller,

J. A.). Paris: Seuil.

Lacan J. (1966). Écrits. Paris: Seuil.

Lacan, J. (1974-1975). Le Séminaire, livre XXII: R.S.I. (Texte établi par Miller, J. A.). Paris:

Seuil.

Leung, L. (2015). Validity, reliability, and generalizability in qualitative research. Journal of

Family Medicine and Primary Care 4(3), 324-327. doi: 10.4103/2249-4863.161306.

Mason, M. (1993). Shame: Reservoir of family secrets. In E. Imber-Black. (Ed.), Secrets in

families and family therapy. New York: Norton.

McVittie, B. (2006). Wat is epigenetica? Geraadpleegd op 19 februari 2016 via https://

http://epigenome.eu.

Miles, M. B., & Huberman, A. M. (1994). Qualitative data analysis: An expanded sourcebook.

Thousand Oaks: Sage.

Mor, N. (1990). Holocaust messages from the past. Contemporary Family Therapy, 12, 371-

379.

Murdock, N. L., & Gore, P. A. (2004). Stress, coping and differentiation of self: A test of

Bowen’s theory. Contemporary Family Therapy, 26, 319–335. doi:

10.1023/B:COFT.0000037918.53929.18.

Newcomb, M. D., & Locke, T. F. (2001). Intergenerational cycle of maltreatment: A popular

concept obscured by methodological limitations. Child Abuse & Neglect, 25, 1219-1240.

doi: 10.1016/S0145-2134(01)00267-8.

Page 78: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

73

Ogden, T. H. (2004). The analytic third: Implications for psychoanalytic theory and technique.

Psychoanalytical Quarterly, 73, 167–195. doi: 10.1002/j.2167-4086.2004.tb00156.x.

Orgad, Y. (2014). On family secrets and –K. The International Journal of Psychoanalysis, 95,

771-7789. doi: 10.1111/1745-8315.12200.

Parker, J. (1986). The social functions of secrecy. International Journal of Contemporary

Sociology, 23, 229-236.

Ramaut, P. (2014). Les fantômes de la guerre 14/18: Le massacre de Dinant. Geraadpleegd op

19 februari 2016 via http://www.geneasens.com/dictionnaire/fant%C3%B4mes_14-

18.html.

Ramaut, P. (2015). Introduction à la psychanalyse transgénérationnelle [PowerPoint-

presentatie].

Riessman, C. K. (2008). Narrative methods for the human sciences. London: Sage.

Rimbaud, A. (1871). Lettre du Voyant. Geraadpleegd op 19 februari 2016 via

https://fr.wikisource.org/wiki/Lettre_de_Rimbaud_à_Paul_Demeny_-_15_mai_1871.

Roberts, A. L., Galea, S., Austin, B., Cerda, M., Wright, R. J., Rich-Edwards, J. W., & Koenen,

K. C. (2012). Posttraumatic Stress Disorder across two generations: Concordance and

mechanisms in a population-based sample. Biological Psychiatry, 72, 505-511. doi:

10.1016/j.biopsych.2012.03.020.

Rosenheck, R. (1986). Impact of posttraumatic stress disorder of World War II on the next

generation. Journal of Nervous and Mental Disease, 174, 319–327.

Rowland-Klein, D., & Dunlop, R. (1998). The transmission of trauma across generations:

identification with parental trauma in children of Holocaust survivors. Australian and

New Zealand Journal of Psychiatry, 32(3), 358-369. doi: 10.3109/00048679809065528.

Rümke, A. (2007). Verkenningen in de psychiatrie. Een holistische benadering. Zeist:

Christofoor.

Ruppert, F. (2008). De verborgen boodschap van psychische stoornissen. De waarheid heelt de

waan. Eeserveen: Akasha.

Sagi-Schwartz, A., van Ijzendoorn, M. H., Grossmann, K. E., Joels, T., Grossmann, K., Scharf,

M., Koren-Karie, N., Alkalay, S. (2003). Attachment and traumatic stress in female

Page 79: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

74

Holocaust child survivors and their daughters. American Journal of Psychiatry, 160,

1086-1092. doi: 10.1176/appi.ajp.160.6.1086.

Salberg, J. (2015). The texture of traumatic attachment: Presence and ghostly absence in

transgenerational transmission. The Psychoanalytic Quarterly, 84(1), 21-46. doi:

10.1002/j.2167-4086.2015.00002.x.

Salmon, K., & Bryant, R. A. (2002). Posttraumatic stress disorder in children: The influence of

developmental factors. Clinical Psychology Review, 22(2), 163-188. doi: 10.1016/S0272-

7358(01)00086-1.

Sanchez, M., & Cornette de Saint Cyr, X. (2012). Voyage au pays des aïeux. Saint-Julien-en-

Genevois: Editions Jouvence.

Schützenberger, A. A. (1993). Aïe, mes aïeux!. Paris: Desclée de Brouwer.

Schwerdtfeger, K. L., & Nelson Goff, B. S. (2007). Intergenerational transmission of trauma:

Exploring mother–infant prenatal attachment. Journal of Traumatic Stress, 20(1), 39-51.

doi: 10.1002/jts.20179.

Sheehy, N., Chapman, A. J., & Conroy, W. A. (2002). Biographical dictionary of psychology.

London: Routledge.

Siegel, D. J. (1999). The developing mind: How relationships and the brain interact to shape

who we are. New York: Guilford Press.

Stiles, W. B. (1993). Quality-control in qualitative research. Clinical Psychology Review, 13,

593-618. doi: 10.1016/0272-7358(93)90048-Q.

Théoret, H., Halligan, E., Kobayashi, M., Fregni, F., Tager Flusberg, H., & Pascual-Leone, A.

(2005). Impaired facilitation during action observation in individuals with autism

spectrum disorder. Current Biology, 15(3), 84-85. doi:10.1016/j.cub.2005.01.022.

Tiggelaar, B. (2009). Dromen, durven, doen. Utrecht: Het Spectrum.

van den Eerenbeemt, E., & Oele, B. (1987). De contextuele therapie: verdiende vrijheid. In J.

Heyndrickx (red.), Handboek Gezinstherapie (pp. 1-24). Deventer: Van Loghum Slaterus.

Van Den Brouck, J. (1979). Manuel à l’usage des enfants qui ont des parents difficiles. Paris:

Seuil.

Page 80: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

75

Vander Vennet, L. (1992). Kinderen en hun ongelukken: Enkele psychoanalytische

beschouwingen. Rondzendbrief uit het Freudiaanse Veld, XI(51), 23-41.

Vanheule, S. (2016). Klinische Psychodiagnostiek I, les 3 [PowerPoint-presentatie].

Geraadpleegd op 28/03/2016, via https://minerva.ugent.be.

Verhaeghe, P. (2002). Over normaliteit en andere afwijkingen. Leuven/Leusden: Uitgeverij

Acco.

Waller, W. (1951). The family: a dynamic interpretation. New York: Holt, Rinehart & Winston.

Wallon, H. (1934). Les Origines du caractère chez l'enfant. Les préludes du sentiment de

personnalité. Paris: Boisvin.

Warren, C., & Laslett, B. (1977). Privacy and secrecy. Journal of Social Issues, 3, 3-51. doi:

10.1111/j.1540-4560.1977.tb01881.x

Wicker, B., Keysers, C., Plailly, J., Royet, J. P., Gallese, V. & Rizzolatti, G. (2003): Both of us

disgusted in my insula: The common neural basis of seeing and feeling disgust. Neuron

40(3), 655-664. doi: 10.1016/S0896-6273(03)00679-2.

Yahyavi, S. T., Zarghami, M., & Marwah, U. (2014). A review on the evidence of

transgenerational transmission of posttraumatic stress disorder vulnerability. Brazilian

Journal of Psychiatry, 36(1), 89-94. doi: 10.1590/1516-4446-2012-0995.

Yehuda, R., Schmeidler, J., Giller E. Jr., Siever, L., & Binder-Brynes, K. (1998). Relationship

between posttraumatic stress disorder in children and adolescents. American Journal of

Psychiatry, 155(6), 841-843. doi: 10.1176/ajp.155.6.841.

Yehuda, R., Engel, S. M., Brand, S. R., Seckl, J., Marcus, S. M., & Berkowitz, G. S. (2005).

Transgenerational effects of posttraumatic stress disorder in babies of mothers exposed to

the world trade center attacks during pregnancy. Journal of Clinical Endocrinology &

Metabolism, 90(7), 4115-4118. doi: 10.1210/jc.2005-0550.

Page 81: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

76

BIJLAGE 1

Tabel 2. Vragen semigestructureerd interview

1. Wat zijn uw eerste associaties bij het thema van de transgenerationele psychoanalyse?

2. Komt u vaak in aanraking met de transgenerationele overdracht van ‘non-dits’ in het klinisch

werk met patiënten?

3. Welke redenen (tot het ‘niet zeggen’, tot geheimhouding) komt u daarbij tegen?

- Ervaart u een terugkerende structuur overheen ‘non-dits’?

- Welke soort ‘non-dits’ komt u het meest tegen?

4. Hoe gaat u te werk bij patiënten waarbij er sprake is van dergelijke patronen?

- Gaat u samen op zoek te naar wat er feitelijk gebeurd is, het geheim ontrafelen?

5. Via welk psychologisch mechanisme ziet u de overdracht van ‘non-dits’ over generaties?

Page 82: IN DE SCHADUW VAN DE STAMBOOM - lib.ugent.belib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/351/982/RUG01-002351982_2017_0001... · Preliminair: bewust vs. onbewust – verbaal vs. non-verbaal. ...

77

BIJLAGE 2

FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN

Vakgroep Psychoanalyse en Raadplegingspsychologie Onderzoeker: Carolin Baes

INFORMED CONSENT

Ik, ondergetekende, …………………………………………………………………….. verklaar

hierbij dat ik, als proefpersoon bij een masterproefonderzoek aan de Vakgroep

Psychoanalyse en Raadplegingspsychologie van de Universiteit Gent,

(1) de uitleg over de aard van de vragen die tijdens dit onderzoek zullen worden gesteld,

heb gekregen en dat mij de mogelijkheid werd geboden om bijkomende informatie te

verkrijgen

(2) totaal uit vrije wil deelneem aan het wetenschappelijk onderzoek

(3) de toestemming geef aan de proefleider om de door mij verstrekte informatie op

vertrouwelijke wijze te bewaren, zowel schriftelijk (uitgeschreven interview) als auditief

(audio-opname), en te verwerken en anoniem te rapporteren

(4) op de hoogte ben van de mogelijkheid om mijn deelname aan het onderzoek op ieder

moment stop te zetten en dit zonder opgave van reden

(5) ervan op de hoogte ben dat ik op aanvraag een samenvatting van de

onderzoeksbevindingen kan krijgen

Gelezen en goedgekeurd op …………………….. (datum),

Handtekening

De proefpersoon

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Psychoanalyse en Raadplegingspsychologie Henri Dunantlaan 5, B-9900 Gent Email: [email protected]