'Ik Ben Ik en Ik Ben Niet-ik'

3
IK BEN IK EN IK BEN NIET-IK – Een poging om te komen tot de mogelijkheidsvoorwaarden voor een interculturele en interreligieuze dialoog Onze identiteit wordt gevormd in dialoog met de ander, je bent wie je bent dankzij de ander: je familie, je schoolleerkrachten van vroeger, je vrienden, de samenleving als geheel; allemaal zorgen ze ervoor dat je op een bepaald moment kan zeggen: ‘ik ben ik’. Maar wat is dat ‘ik’ nu precies? Het is het geheel van verhalen die we zijn. Zo zit er een lijntje Christendom in vele Europeanen, ben je even stoutmoedig als je grootvader – zo vertelde je vader toch. Je bent een bundel verhalen, die soms met elkaar stroken – en soms ook niet. Dat is onze identiteit: een bundel van verhalen gevormd in dialoog met de ander, wiens identiteit óók een bundel van verhalen is. Verhalend komen we elkaar tegen op de vrije markt. Aanvankelijk ben je je niet bewust van de verhalen die over jou de ronde doen. Zo besta je al reeds vóór je geboorte, omdat er dan al over jou gesproken wordt: ‘wat zal zij later worden?’, ‘hoe zullen we hem noemen?’, ‘zal hij even stoutmoedig zijn als zijn vader?’. Het is pas in de puberteit (vaker later) dat we geconfronteerd worden met die verschillende verhalen waaruit we gesponnen zijn. We worden onszelf bewust dat we niet samenvallen met ons ‘ik’, dat er altijd wel nog ergens een anekdote zit te wachten om verteld te worden door een ander, door vreemdeling. Je wordt zelfbewust. We vallen dus niet samen met ons ‘ik’. Ik ben ‘ik’ – en dus ook niet-ik. Door zich hiervan bewust te worden, ontstaat er stelselmatig een kloof tussen de verhalen die je bent en datgene wat je essentie uitmaakt. Die essentie is geen ding of verhaal, het is het aandachtig- zijn op zich. Wie aandachtig kan zijn, valt niet samen met zijn verhalen en kan zo ook openstaan voor de verhalen van de ander. Zo kan er een dialoog ontstaan tussen culturen en kunnen de verschillende verhalen naast elkaar leven in de levendige boeken die we zijn. Eigenlijk is dat een bevreemdende ervaring, om niet samen te vallen met je eigen ‘ik’, met je identiteit (‘ik ben ik’). Het kan zijn dat mensen zich pas laat bewust worden dat ze wezenlijk niet samenvallen met alles wat ze dachten dat ze waren. Hij is méér dan officier alleen, meer dan priester of leerkracht. In dat méér ligt heel onze menselijke vrijheid. Omdat men lange tijd onbewust in de vele verhalen geleefd heeft die over ons verteld worden – en die we onszelf vertellen, is het beangstigend om op een bepaald moment uit al die verhalen te

description

Antwoord op gedicht van Peter Verhelst

Transcript of 'Ik Ben Ik en Ik Ben Niet-ik'

Page 1: 'Ik Ben Ik en Ik Ben Niet-ik'

IK BEN IK EN IK BEN NIET-IK – Een poging om te komen tot de mogelijkheidsvoorwaarden

voor een interculturele en interreligieuze dialoog

Onze identiteit wordt gevormd in dialoog met de ander, je bent wie je bent dankzij de ander:

je familie, je schoolleerkrachten van vroeger, je vrienden, de samenleving als geheel;

allemaal zorgen ze ervoor dat je op een bepaald moment kan zeggen: ‘ik ben ik’. Maar wat is

dat ‘ik’ nu precies? Het is het geheel van verhalen die we zijn. Zo zit er een lijntje

Christendom in vele Europeanen, ben je even stoutmoedig als je grootvader – zo vertelde je

vader toch. Je bent een bundel verhalen, die soms met elkaar stroken – en soms ook niet.

Dat is onze identiteit: een bundel van verhalen gevormd in dialoog met de ander, wiens

identiteit óók een bundel van verhalen is. Verhalend komen we elkaar tegen op de vrije

markt.

Aanvankelijk ben je je niet bewust van de verhalen die over jou de ronde doen. Zo besta je al

reeds vóór je geboorte, omdat er dan al over jou gesproken wordt: ‘wat zal zij later

worden?’, ‘hoe zullen we hem noemen?’, ‘zal hij even stoutmoedig zijn als zijn vader?’. Het is

pas in de puberteit (vaker later) dat we geconfronteerd worden met die verschillende

verhalen waaruit we gesponnen zijn. We worden onszelf bewust dat we niet samenvallen

met ons ‘ik’, dat er altijd wel nog ergens een anekdote zit te wachten om verteld te worden

door een ander, door vreemdeling. Je wordt zelfbewust.

We vallen dus niet samen met ons ‘ik’. Ik ben ‘ik’ – en dus ook niet-ik. Door zich hiervan

bewust te worden, ontstaat er stelselmatig een kloof tussen de verhalen die je bent en

datgene wat je essentie uitmaakt. Die essentie is geen ding of verhaal, het is het aandachtig-

zijn op zich. Wie aandachtig kan zijn, valt niet samen met zijn verhalen en kan zo ook

openstaan voor de verhalen van de ander. Zo kan er een dialoog ontstaan tussen culturen en

kunnen de verschillende verhalen naast elkaar leven in de levendige boeken die we zijn.

Eigenlijk is dat een bevreemdende ervaring, om niet samen te vallen met je eigen ‘ik’, met je

identiteit (‘ik ben ik’). Het kan zijn dat mensen zich pas laat bewust worden dat ze wezenlijk

niet samenvallen met alles wat ze dachten dat ze waren. Hij is méér dan officier alleen, meer

dan priester of leerkracht. In dat méér ligt heel onze menselijke vrijheid. Omdat men lange

tijd onbewust in de vele verhalen geleefd heeft die over ons verteld worden – en die we

onszelf vertellen, is het beangstigend om op een bepaald moment uit al die verhalen te

Page 2: 'Ik Ben Ik en Ik Ben Niet-ik'

vallen en geconfronteerd te worden met de leegte die je in wezen ook bent – náást al die

verhalen die jouw identiteit uitmaken.

Omdat onze identiteit bepaald wordt door de ander, blijven we ons hele leven lang op één

of andere manier afhankelijk van de ander. Je kan niet op een authentieke manier opeens

één van je verhalenlijnen annuleren, zoals je een tijdschrift abonnement kan opzeggen:

‘Nee, ik ben geen Belg meer!’ (of het verhaal van een ander overneemt die uit een andere

cultuur komt: ‘ik ben boeddhist’). Alles wat je bent, blijft geborgen in het lichamelijk

geheugen. Wat we er gaandeweg aan toegevoegd hebbe, is die lege ruimte. Zo komen we in

de vreemde situatie terecht dat we met onze verhalen verbonden zijn met de ander, maar

ook ergens losstaan van die – al dan niet gedeelde – identiteit met de ander, en men zo

terecht komt in die lege ruimte. Dat kan zoals gezegd erg beangstigend zijn omdat daar geen

strohalmen zijn om je aan vast te klampen, je identiteit zie je letterlijk voor je ogen voorbij

passeren zoals een visser kijkt naar een voorbij stromende rivier vol spartelende vissen die

soms te weinig zuurstof krijgen in dat water. Die lege plaats is je ziel, het is de

ontvangstruimte voor alle verhalen die je bestaan uitmaken. Jouw ziel is de plaats waar de

woorden voorbij vloeien, zonder dat je je eraan moet vastklampen. Je kan de woorden laten

zijn, en zelf niet-zijn. Die ervaring lijkt erg op de ervaringen in het zenboeddhisme waarin

men in wezen aandacht en leegte is, het grote verschil is dat men hier met elkaar verbonden

blijven als talig wezen. Ik ben ik en ik ben niet-ik, je suis Charlie est je suis pas Charlie.

Men is wezenlijk identiteit (talig) én aandacht, en die identiteit is verbonden met de ander.

Het merkwaardige aan die aandacht is, is dat die kan verschuiven van de laag van het verhaal

naar de laag van de lege ruimte – en terug. Je aandacht zweeft zo van de wereld van de

verhalen – ook die van de ander, door het denken en de emoties heen, naar de leegte die

iedereen in wezen óók is – en terug. Het verschil met de zen boeddhistische leegte is zoals

gezegd dat daar die leegte wezenlijk op een radicale afstand staat van je ‘ik’. Je ‘ik’ is een

illusie, wezenlijk ben je pure aandacht. Ik probeer iets anders onder woorden te brengen: je

bent ik en je bent niet-ik, en dat niet-ik is de mogelijkheidsvoorwaarde van een authentieke,

interpersoonlijke relatie. Je kan met je aandacht in je hoofd zitten, in de verhalen die je

geworden bent, en van daaruit de ander ontmoeten, dan vang je op lange termijn bot en

blijft het gesprek oppervlakkig. Dan zal die ander ook altijd gans anders blijven, verhalen

vallen niet altijd samen, als er buiten het verhaal dan niets meer is, dan stopt het spreken. Je

Page 3: 'Ik Ben Ik en Ik Ben Niet-ik'

kan met je aandacht echter ook in die lege ruimte gaan – en zijn – en van daaruit elkaar

tegemoet treden, díe lege ruimte delen we met z’n allen, die afstand tot onze identiteit.

Problemen ontstaan wanneer verhalen te star worden, te eenduidig, niet meer voor

interpretatie vatbaar. Dan wordt het heel moeilijk om je van je identiteit los te maken en er

afstand van te nemen, ernaar te kijken en kritisch te blijven. Denk hier aan religieuze

fundamentalisten die allemaal een eenduidig verhaal hebben, het verhaal van IS is duidelijk,

vaak akelig logisch zelfs: Ik ben ik, jij bent jij. Er ontstaat geen dialoog, enkel een ‘clash of

civilizations’ (Huntington). Om enigszins los te kunnen komen van je identiteit, heb je een

openheid nodig voor de sfeer van het affectieve, van je gevoelens in jezelf. Als je goed met je

gevoelens om kan, als je je gevoelens mag uiten, dan zullen jouw verhalen ook vloeibaar

blijven en invoelbaar zijn voor de ander, maar als je door omstandigheden niet in je gevoel

kan staan – met al je aandacht, met heel je ziel, dan heb je enkel het Grote Verhaal waar je

je aan kan vastklampen om stevige grond te krijgen. Pas dan kan je iemand meedogenloos

zijn hoofd afsnijden, al lachend de vijand lynchen. Zo was het ook met de nazi-beulen:

overdag de kampen, ’s avonds de kamermuziek met het gezien: volledige dissociatie tussen

verhaal en gevoel. Een dergelijke relatie tot zichzelf is zielloos, omdat de dimensie van de

leegte er niet mag zijn – en uiteindelijk ook zinloos. Dan wordt het jouw verhaal tegenover

het mijne, dan is het jouw verhaal of de dood, dan wordt het oorlog, zoals nu. Om dit te

vermijden is een denken van identiteit én verschil van belang, een denken waarin we zowel

kunnen samenvallen met de ander in ‘ons’ verhaal als verschillen van elkaar. Alleen zo

kunnen we ons verbonden voelen tot mekaar: als mensen met vele verhaallijnen waarachter

een grote, mysterieuze leegte achter schuilt die we allemaal met elkaar mogen delen.