I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om...

47
JNederlandse organisatie Fysisch en Elektronisch It voor toegepast Laboratorium TNO0 nhatuetdhschappeijk E onderzoek ------ Postbus 96864 Oude Waalsdorperweg 63 TNO-raipport 's-Gravienhage I ~Telefoon 070 -3166394/639 Tiefax7 - (31) 07031660 rapporttbu 907r. TOCKia rr.U FEL-91-B429~~~250 L Deiiifwegv!ptmdee na ean ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~~a diec bethaa 31hbedni teeta.I. ... Kae 7eeon 070- 363469 Niels ongeozerubriceerdwrde sameenvattingg on/oferubaaiceerdk T H ot ter n Inntgh geben e appor Drs. 31Jop aan p dbicrecbleasebnd ise itostanaabazaen4ne.R~i~b~cj distriutk'ns unlmite. a .H.iA . bI a ve r Indan it apprt92 od02817or

Transcript of I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om...

Page 1: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

JNederlandse organisatie Fysisch en Elektronisch Itvoor toegepast Laboratorium TNO0nhatuetdhschappeijk Eonderzoek ------ Postbus 96864

Oude Waalsdorperweg 63TNO-raipport 's-Gravienhage

I ~Telefoon 070 -3166394/639Tiefax7 -(31) 07031660

rapporttbu 907r. TOCKia rr.UFEL-91-B429~~~250 L Deiiifwegv!ptmdee na

ean ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~ ~~a diec bethaa 31hbedni teeta.I. ... Kae7eeon 070- 363469Niels ongeozerubriceerdwrde

sameenvattingg on/oferubaaiceerdk

T H ot ter n Inntgh geben e appor Drs. 31Jopaan p dbicrecbleasebnd ise itostanaabazaen4ne.R~i~b~cj

distriutk'ns unlmite. a .H.iA .bI a ve r

Indan it apprt92 od02817or

Page 2: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina2

rapport no. FEL-91-B429titel Deterministische gevechtsmodellen, Interim rapport 1

Literatuur Onderzoek.auteur(s) Drs. W. Joppe

Dr. M.H.A. Kiaverinstituten TNO Fysisch en Elektronisch Laboratorium.datum . December 1991hdo-opdr. no.no. in ipw '91 701.1 (FEL)

Onderzoek uitgevoerd o.1v. P.A.B. van SchagenOnderzoek uitgevoerd door W. Joppe

M.H.A. Kiaver

Samenvatting (Ongerubriceerd)

In dit rapport wordt een beschrijving gegeven van een literatuuronderzoek op het gebiedvan deterministische gevechtssimulatiemodellen. Er wordt aandacht besteed aan de Lan-cliestervergelijkingen, zowel in kiassieke vorm als in een meer algemene variant, Tevenswordt een korte beschrijving gegeven van een aantal deterministische gevechtssimulatie-

Accesion r~

;~ ~; NTIS CRA&I 40 wOTIC TAB3

Unatiio!-W .. It LJusthcationl

........................ ........... .......

D ~ t g u j.B y ... . .......... ....... . . . . . . . . . .

Availabi:ily

Dit Avait hli~Ustia

Page 3: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina3

report no. FEL-91-B429title . Deterministic combatmodels, Interim report 1

Literature Researchauthor(s) W. Joppe

M.H.A. Kiaverinstitutes : TNO Physics and Electronics Laboratorydate . December 1991NDRO no. :no. in pow '91 701.1 (FEL)

Research supervised by: P.A.B. van SchagenResearch carried out by: W. Joppe

M.H.A. Klaver

Abstract (Unclassified)

This report contain-P a description of a study of the existing literature on deterministiczombai-models. The Lancheste quations are described, both in their classical as in a moregenerM form. Finally some de erministic combat models are described.

Page 4: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina,

4

Samenvatting 2

Abstract 3

1 Inleiding 6

2 Indeling gevechtsmodellen 7

2.1 Inleiding .. .. .. .. .. .. .. .. ... .. ... .. ... .. ... .. ... .. 7

2.2 Classificatie gevechtsxnodellen .. .. .. .. .. ... .. ... .. ... ... ... 9

2.3 Methodolog-Ische indeling van gevechtsmodellering. .. .. .. .. .. ... ... 10

2.4 Deterxninistische inodellen. .. .. .. .. ... .. ... .. ... .. ... ... 12

3 Lanchestervergelijkingen 14

3.1 Inleiding. .. .. .. .. .. .. .. .. ... .. ... .. ... ... .. ... ... 14

3.2 Kiassieke Le dbh-ververgeikingen .. .. .. .. .. .. .. ... ... .. ..... 14

3.3 Algemene Lanch, 'stervergelijkingen. .. .. .. .. .. .. .. ... .. ... ... 19

4 Attritie methodologie 21

4.1 Inleiding. .. .. .. .. .. .. .. .. ... .. ... ... .. ... .. ... ... 21

4.2 Weapon Effectiveness Indices/ Weighted Unit Value .. .. .. .. .. .. ..... 22

4.3 De Bonder-naethode .. .. .. .. .. .. ... .. ... .. ... .. ... .. .. 22

5 Globale modelbeschrijvingen 24

5.1 Inleiding. .. .. .. .. .. .. .. .. ... .. ... ... .. ... .. ... ... 24

Page 5: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

P T~TKOrapport Pgn

° . Pagina

5.2 Balincer .... ......... .. ... .. .. . .. . .. .. .... .. .. . . 24

5.3 Bals .................................................. 28

5.4 Kosimo .............................................. 32

5.5 TAM .............................................. 4

F.6 Triam os .... .... ....... ... ... .. ... .. .. .. .. .. ... . 37

6 Conclusie 40

Bibliography 41

Page 6: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO0 rapport

Pagina6

1Inleiding

Dit rapport is gescbreven in het kader van het project analytische modellen. Het projecttindt plaats in het kader van achtergrondonderzoek binnen de groep Beleids- en Wapen-systeemstudies Land van de divisie Operationele Research. Het project heeft tot doed omeen gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!envan het verloop van een gevecht tussen aan eigen zijde een team, en aan vijandelijke zijdeeen bataijon.

De eerste fase van het project bestond nit het uitvoe.ren van een literatuurstudie op hetgebied van deterministische gevechtsmodellen, meer speciaal gericht op Lanchesterverge-likingen. Ben overzicht van het onderzoek is in dit rapport te vinden.

Het rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt een indeling gegeven vangevechtsmodellen in het algeineen. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op een veel gebruik-te methode voor gevechtsmodellering, de Lanchestervergelijkingen. Aangezien hierbij degrootste moeilijkheid ligt bij hot bepalen van de parameters die deze vergelijkingen be-vatten (de attritieco~ffici~nten), wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op verschillende methodenter bepaling van deze parameters. In hoofdstuk 5 worden een aaxital gevechtsmodellenDeknopt beschreven. Hoofdstuk 6 tenslotte bevat de conclusies. Hierna volgt de litera-tuurlijst.

Page 7: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina-

7

2 Indeling gevechtsmodellen

2.1 Inleiding

Zolang er strijd geleverd wordt, worden er pogingen gedaan om het verloop van de strijdte kunnen voorspellen en analyseren. Door de geschiedenis heen zijn de mogelijkhedenen metho den aan grote veranderingen onderhevig geweest., De inethoden evolueerden viahet naspelen van de strijd in zandbakcen door o.a. Napoleon, tot de wiskundige ge-vechtsmodellen en de grote computermodellen van deze eeuw. Als men zich beperkt totde wiskundige gevechtsmodellen en siniulatieprogranima's dan is de volgende ontwikkelingte schetsen. Begin deze eeuw werd door F.W. Lanchester de eerste poging gedaan omeen gevecht znathematisch te beschrijven. De door hem opgestelde vergelijkingen hebbenbinnen de gevechtsmodellering lange tijd een belangrijke ro) gespeeld. Met de komst vande computers ontstonden grote geautomatiseerde gevechtsmodellen, welke soms nog welop de Lanchestervergeijkingen waren gebaseerd. Met de konist van steeds krachtigerecomputers werden de gevechtssimulatiemodellen steeds gedetailleerder en werkten overhet algenaeen op basis van zogenaanide Monte-Carlo simulatie.

Binnen gevechtsmodellen is de volgende grove indeling te maken:

" WargainesEen wargaine dient voor het doorspelen van realistische scenario's door spelers diedeel uitmaken van een inilitaire staf. Ben wargame kan gebruikt worden voor diversedoeleindeinden:

- De commandant en zijn staf te trainen in het maken van operationele beslis-singen zonder dat daar een veldoefening voor moet worden gehouden.

- Gebruik in het onderwija.

- P~et uitproberen van bepaalde concepten.

Het grote verschil tussen wargaines en de andere inodellen is dat bij wargames deb.es' is& nge-n in de game genomen worden door personen tijdens het draaien van degame, en in beide andere types modellen worden de beslissingen op grond van invoerparameters of in het model aanwezige submodellen genomen.

" GevecbtssimulatiemodellenGevechtssimulatiemodellen worden gebruikt in een research omgeving em het ge-vechtsverloop te bestuderen. Een gevechtssimulatiemodel begint met een volledigeset invoerparaineters en rekent vervolgens het geveclit door totdat aan een stopcri-teriuin is voldaan. Hierna zin de resultaten van het gevecht als uitvoer beschikbaar.

Page 8: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNOrfaPport

Pagina

*Analytische modellenIn eeu analytisch model worden alle, en dus in het bijzonder het attritie procesgemodelleerd door wiskundige synabolen en vergeljkingen. Bimen de, analytische

modellen kani een onderscheid worden gemaakt tussen stochastische en deterministi-

Binnen de groep Beleids- en Wapensysteensudies Land van de divisie Operationele Re-search heeft men de volgende modellen ontwikkeld. -In 1983 werd het model Soltau [451ontwikkeld. Dit model was ontworpen voor opleidingssdoeleinden. Hlet werkte op, basis vande Lancliestervergelijkingen, maar maalcte wel gebruic van een random generator. In 1985werd, voor trainings- en opleidingsdoeleinden, de veel gedetaileerdere wargame Kibowi [14)ontwikkkeld. Het Force Structure Model (FSM) [39, 38], dat in 1986 is ontwikkeld, is eenzeer gedetailleerd gevechtssimulatiemodel, gebruikt voor researchdoeleinden. Het projectaxialytische modellen heeft tot doel aan deze al aanwezige tools een nieuw analytisch modeltoe te voegen.

In fignur 2.1 worden de verschillende soorten modeflen op een rij gezet.

veld war games comp~uteroefeningen simulaties

operationeel realism.,

mate van abstractie

reprocjuceerbaarhejdresultaten

gemak van gebruik

Figu~r 2.1 Overzicht modellen.

Uit. figuur 2.1 blijkt dat het nieuw te ontwikkelen model als analytisch model een hogeremate van abstractie kent dan de al binnen RG1.1 aanwezige modellen. Door deze hogeremate van abstractie wordt wel snelbeid en eenvoud van modellering verkregen.

Page 9: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

p1 tNO rapport

PaginaI

In dit hoofdstuk wordt beknopte informatie over gevechtsmodellen in het algemeen gege-yen. Di mn ame posite van het nieuw te ontiuckelen model binnen de totale verzamelingvan gevechtsmodellen te kunnen aangeven. In paragraaf 2.2 valgt een kort overzicht van

een mogelike classificatie van de modellen. In paragraaf 2.3 wordt dieper ingegaan opeen van de punten aan de hand waarvan gevecltsmodellen kunnen warden geclassificeerd:methadologie van de gevechtmodellering. Paragraaf 2.4 behandelt de deterxninistischemodellen, een specifieke varm. van gevechtsmodellering.

2.2 Classificatie gevechtsmo dellen

Vanwege het grote aantal gevechtsmodellen en de grate verscheidenheid in methodologiewordt er gepaogd een classificatie te maken van de verschillende modellen. Een indelingvan de modellen is te vinden in [2]. Er zijn verschillende methoden om. gevechtsmodellenin te delen.

*op grond van doel

- training en anderwijs

-research

9 op grond van de in het model gerepresenteerde eigenschappen

- operatie damein (land, lucht, maritiem)

- niveau model (theater, corps, divisie etc.)

- mate van detail waarin het terrein is meegenomea±

- samenstelling gevechtseenheden

- categorie van het conflict (conventioneel, chemisch, nucleair)

- mission area

- mate van detail waarin de entiteiten en processen zijn m-modelleerd

*op grand van constructie van het model

- de mate waarin menselijk ingrijpen tijdens het draaien van het model noodza-kelijk is

- manier waarop de tijdsafliankelijkheid van de interactie parameters wordt ge-modelleerd.

* statisch (constant gedurende de simulatie)* dynaniisch (variabel gedurende de simulatie)

-de manier waarop random processen worden gemodelleerd.*deterininistisch

Page 10: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina

10

*stochastisch

-aantal partijen dat wordt gemodelleerd.* e66n partij* twee partijen* drie of meer partijen

Voor het nieuw te ontwikkelen model liggen een aantal keuzen vast. Het nieuw te ont-wikkelen model is bedoeld voor researchdoeleinden. Op het gebied van de in het modelgerepresenteerde eigenschappen liggen ook al een aantal zaken vast. Ret model moet ineerste instantie een gevecht representeren tussen landstrijdkrachten met aaT' blauwe zijdeeen compagnie en aan rode zijde een bataijon. In verband met de snetheid -w rmee voorhet model de invoer te genereren inoet zijn, zal voor de invloed van het terrein een analy-tische beschrijving dienen te worden gevonden. Op het gebied van de constructie van hetmodel ligt vast dat menselijk ingrijpen voor het model tijdens het draaien van een simula-tie niet nodig moet zijn, i.e. het inoet een gesloten model zijn, Het dynamische karaktervan bet gevechtsverloop moet gemodelleerd zijn. Ret tijdsverloop van het gevecht moetmet het model te volgen zijn. De keuzemogelijkheden voor het nieuwe model liggen op,het gebied van de modellering van de random processen en de te gebruiken attritiemodel-lering. In de volgende paragraaf wordt verder ingegaan op de methodologische aspectenvan gevechtsmodellerizig.

2.3 Methodologische indeling van gevechtsmodellering

Zoals in de vorige paragraaf is vermeld, is een indeling van gevechtsmodellen te makenop grond van de beliandeling van random processen. Hierbinnen is een nadere indelingmogclijk:

" stochastisch

- Monte Carlo simulatie

- direct computation

" deterministisch

Ret is duidelijk dat een gevecht een stochastisch proces is. Ben gevechtsuitkomst zalniet alleen van alle omstandigheden afhangen, ma&r tevens zal een "toevals/geluks" factoreen rol spelen. Stochastis,-.he variabelen die een rol spelen binnen gevechten zijn bijvoor-beeld de kans op, een treffer gegeven een schot, de uitschakelkans gegeven een treffer ende detectiekans gegeven line-of-sight. Doordat bij het verloop van het gevecht stochasti-sche processen een rol spelen, ligt stochastische gevechtsmodellering meer voor de hand

Page 11: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina

dan deterxninistische gevechtsmodellering. Hieruit is het Leit ook te verkiaren dat metde komst van de vereiste computerfaciliteiten de ontwikkeling van gevechtsmodellen vandeterministische modellen is overgeschakeld op stochastische modellen.Binnen de, stochastische modellen zijn twee grote categorie~n te onderkennen.

Als; eerste de Monte Carlo modellen. Hierbij worden stochastische processen gesimuleerddoor uit een verzameling random getallen een getal te trekken dat de waarde van de, randomvariabele representeert. Door nu een voldoende groot aantal runs te draaien wordt hetgedrag en de invloed van de random variabele onderzocht. De betrouwbaarheid, van de

uitkomst van Monte Carlo modellen is voor grote hoeveelheden simulaties groot. BinnenRG 1. 1 werkt het model FSM op basis van Monte Carlo simulatie. Als nadeel bieraan kleeftdat het uitvoeren van een studie met een dergelijk model redelijk veel tijd kost. Dit kointdoordat er een groot aantal runs moet worden gedraaid oxn tot een betrouwbare, uitkomstte konien. De modellen zijn bovendien in het algemeen erg gedetailleerd, hetgeen er voorzorgt dat het vervaardigen van de invoer voor het model ook veel tijd kost.

De volgende hoofdcategorie binnen stochastische niodellen zijn de modellen die werken op,L, -is van direct computation. Bij deze methode wordt van alle stochastiache variabelenexpl.?'iet de verwachtingswaarde bepaald. Er worden formules afgeleid voor de verwach-tingswaarden, als functie van de tijd, van de aantallen wapensystemen van beide partijen.Binnen de stochastische modellen is deze methode theoretisch gezien het meest betrouw-baar. Echter voor de gecompliceerde situaties die bij gevechtsmodellen optreden, is dezemethode niet meer toepasbaar. Literatuur die deze methode beschrijft, beperkt zich tot"(simpele" gevallen; er worden stochastische duels beschreven met aan beide zijden niaxi-maal twee schutters. Voor een overzicht van de methode, wordt met name verwezen naarhet work van Ancker en Gafarian [6, 7, 8, 23, 24, 48). In [61 is een overzicht van resultatenen een uitgebreide literatuurlijst opgenomen.

Van stochastische modellen wordt de sprong naar deterministische modellen gemaakt.Zoals de naam. al aangeeft, geeft een simulatie gedraaid met een deterministisch modelgegeven de omstandigheden een 66nduidige uitkom.it. Ben deterministisch model vervangtde stochastische variabelen door deterministische vwriabelen, zoals de verwachting vande stochastische variabelen of schattingen van de verwachting. Idealiter worden de sto-chastische variabelen vervangen door de verwachting. Deze zal echter, zoals ook al bijde stochastische modellen is opgemerkt, in het algemeen moeilijk te bepalen zijn. In hetalgemeen zal dus gewerkt worden met geschatte verwaclitingen.

Samenvattend kan worden opgemerkt dat elk van de, typen modellen zijn specifieke voor- ennadelen kent. De direct computation modellen zijn theoretisch gezien de mooiste oplossing;inaar in vrijwel alle practische gevallen is de situatie bij een gevechtsmodel te complex voordeze methode. Monte Carlo siniulatie heeft als nadeel dat een groot aantal runs moetworden gedraaid om een uitkomst te krijgen. Deterministische modellen hebben van de,voornoenide modellen de hoogste maat van abstractie, maar hebben als voordeel dat metdit soort modellen snel een eerste orde beLadering van het gevechtsverloop kan worden

Page 12: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TTNO rapportK

Pagina:1 12

gegeven.

Het project in het kader waarvan deze literatuurstudie wordt, uitgevoerd, is bedoeld amte voorzien in de behoefte aan een model dat snel een eerste orde, benadering van eengevechtsuitkomst kan geven. Hierdoor is gekozen voor een deterministisch model. Devolgende paragraaf beschrijft de deterniinistische modellen jets uitgebreider.

2.4 Deterministische modellen

Binnen de groep deterministische geveclatsmodellen kunnen een aantal type vergelijkingenworden onderscheiden:

* gewone differentiaalvergelijki;ngen

* partible differentiaalvergelijkingen

De methode met de langste traditie maakt gebruik van gewone differentiaalvergelijkingen.Voorbeelden hiervan zijn de Lanchestervergelijkingen, onder andere gebruikt in de warga-me Soltau. Dit literatuuroverzicht blijft beperkt tot Lanchestervergelijkingen in kiassiekeen in aangepaste vorm.

Ontwikkelingen van de laatste jaren zijn de gevechtsmodellering op basis van partibledifferentiaalvergelijkingen en de methode die gebruik maakt van neurale netten. Bij ge-vechtswodellering met behuip van partible differentiaalvergelijkingen worden de gewonedifferentiaalvergelijkingen vervangen door een systeem van reactie-diffusie vergelijkingen,zoals die aok in de mathematische biologie voorkomen. Dit heeft als voordeel bovenhet gebruik van gewone differentiaalvergelijkingen dat de, ruimtelijke verdeling van de ge-vechtskracht in de parti~le vergelijkingen makkelijker te verwerken is. Voor de methode,die gebruik maalct van parti~le differentiaalvergelijkingen wordt verwezen naax de referten[33, 34, 50]. Een andere recente ontwikkeling binnen gevechtsmodellering is de methode ge-baseerd op mini-battles. Deze methode heeft als uitgangspunt het opdelen van een gevehtin een aantal kleinere deelgevechten, de zogeheten mini-battles. Binnen de mini-battleskan de attritie eventueel met behuip van stochastische duel modellen warden verwerkt.Voor deze methode wordt verwezen naax [11, 12, 13].

Deze laatste twee methoden zijn nog volop in ontwikkeling en er bestaat nag niet eciteen goed beeld van de bruikbaarheid van deze methaden. De methode gebaseerd opgewone differentiaalvergelijkingen wordt veel gebruikt (met name voor de bagere niveausgevechtsmadellen). Binnen de modellering op basis van gewone differentiaalvergelijkingenworden Lanchestervergelijkingen het meest gebruikt.

Page 13: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina13j

In het volgende hoofdstuk wordt een beschrijving van het modelleren met Lanchesterver-gelijkingen gegeven.

Page 14: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapportj

PaginaIi 14

3 Lanchestervergei 'kingen

3.1 Inleiding

De Lanchestervergeikingen zijn ontwikkeld door Frederick William Lanchester (1868-1946) in het jaar 1914 [29]. Het was de eerste poging tot het wiskundig beschrijven vaneen gevecht en tot het op die inanier voorspellen van gevechtsuitkomsten. De uit de verge-lijkingen afgeleide kwadratenwet (overeenkomend met het principe van concentratie vangevechtskracht) hoeft een groto invlood op de theorie van de gevechtsvoering uitgeoefend.

Lanchestorvergelijkingen waxen do eorste poging om govochtsuitkomsten mathomatischte beschrijven. Ondanks of juist dankzij hun eenvoud hebbon ze lang standgehouden.Govechtsmodollen als Soltau, of andero op de WEI/WUV-methodo gebaseerde inodellengaan met enige aanpassingen direct op do Lanchestervergolijkingen terug.

Dit hoofdstuk bcstaat uit de volgonde paragrafen. In paragraaf 3.2 worden do Lanchestor-vorgelijkingen in hun oorspronkelijke vorm beschreven. De kwadratonwet en de lineairowet van Lanchester wordon afgeleid. Do aannamen die ten grondslag liggen aan de Lan-chestervergelijkingen komnon ter sprake, evenals de moest voorkomende bezwaren tegondo vergelijikingen. Naar aanloiding van deze bezwaren zijn er in de loop dor jaren velevariaties op do kiassioke Lanchestervergelijkingen ontstaan. Eon beschrijving hiervan is tovinden in paragraaf 3.3.

3.2 Kiassieke Lanchestervergelijkingen

Do klazisioke Lanchestervergelijkingen beschrijven eon. gevecht tussen twee partijen, 6npartij aangeduid als blauw (notatie: b) en 6n partij aangeduid met rood (notatie: r).Hot aantal wapensystomon van 6n van beide partijen op tijdstip t wordt, aaugeduid metb(t), respoctievelijk r(t). Hot verlies van eon partij op hot tijdstip t hangt van het, aantalsystemen van do andere partij af en tevens van eon mate van effectiviteit van hot wapen-systoom. van do andere partij. Do effectiviteit van do systemen wordt aangegeven met kbvoor do systemen aan blauwe kant, respectievelijk kr voor do systeinen. aan rode kant.Doze effectiviteitsfactor kr wordt meestal gezion als product van do, vuursnelhoid van eonenkel systeom. van do rode partij vermonigv.uldigd met do kans op uitschakoling van eonblauw systeom met 46n enkel schot. Do factoren kb en kr worden ook attritiecoffici~nten.genoemd.

Om do beschrijving compleot to maken moot tevens gegeven zijn hoeveel systemon beidepartijen op tijdstip 0 tot hun beschikking hebben (notatie: bo, ro). Als al doze gegevens

Page 15: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina,

15

bekend zijn kan een gevechtsverloop worden beschreven met behuip van het volgende

stelsel gewone differentiaalvergelijkingen:

j~t) = -krr(t) b(O) = bo(31rt)=-kbb(t) r(O) =r

Dit stelsel vergeijikingen is een stelsel gewone differentiaalvergelijkingen met constanteco~fficibnten. Het wordt aangeduid met de term Lanchestervergelijkingen voor gerichtvuur.

Het stelsel is exact oplosbaar.

{b(t) = 1 (bo + Vi/kro) eV',1',t + 1 (bo - V/tro) eV'bt

r~t)= ~(V~bo + ro) e-v~bt + 1 (./bo + ro) e'rbF,-

Door de eerste vergelijking van (3.1) met kb.b en de tweede vergelijking met -k. tevermenigvuldigen, ze vervolgens bij ellkaar op te tellen en te integreren kan de volgendeuitdrukking worden afgeleid:

(kbb2(t) - kr(t)) = constant = krb2 - kbr2

Uit deze uitdrukking volgt direct dat voor de uitslag van een gevecht het teken van deuitdrukking (kb b2 - k~r2) bepalend is. Als het teken van deze uitdrukking positief is danwint blauw; is het teken negatief dan wint rood. Een evenwichtssituatie waarin geen vanbeide partijen wint, maar waarin beide partijen asymptotisch naar 0 convergeren ontstaatwanneer (kbb2 - kr) = 0. Deze vuistregel voor winst of verlies in een gevecht wordtde kwadratenwet van Lanchester genoemd. Uit het kwadratisch voorkomen van hetaantal systemen in deze uitdrukking, naast het lineair voorkomen van de effectiviteit vande wapensystemen volgt dat het volgens deze wet effectiever is omn het aantal systemen tevergroten dan om de kwaliteit van de systemen te verhogen. Tevens kan uit de kwadraten-wet van Lanchester het principe van concentratie van gevechtskracht worden afgeleid. Hetis voor een partij nuttig omn wanneer het met een overmacht wordt geconfronteerd, te pro-beren de tegenpartij te splitsen in twee delen die achtereenvolgens worden bestreden. Metbebuip van de kwadratenwet en enkele rekenvoorbeelden is dit gemaldcelijk te illustreren[29, 46]. In de onderstaande grafieken 3.1 tot en met 3.3 staan een aantal situaties grafischweergegeven. In alle drie grafieken hebben alle partijen dezelfde attritieco~ffici~nt.

Page 16: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

16

200.0

180.0-

160.0-

110.0-

120.0

100.0-

80.060.0-10 .0

20.0-

0 50.0 100.0 150.0 200.0 250.0

a Flguur 3.1: 130 tegen 2 maal 85 systemen

200.0

180.0-

160.0-

I110.0

120.0

100.0

80.0-

60.0-10 .0

20.0-

0.0 50.0 100.0 150.0 200.0 250.0

Figuur 3.2: 130 tegen 170 systemen

Page 17: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

1~ TNO rapport

Pagina

2D0

160.0-

M'0.0

120.0-

100.080.0

I 60.0'10.0

20.0-

0.0 50.0 100.0 150.0 200.0 250.0

FIguur 3.3: 130 tegen 120 plus 50 systemen

Ben andere kiasieke variant van de Lanchestervergelijkingen zijn de vergelijkingen voor op-pervlakte vuur (area firing). Deze vergehjkingen zijn opgesteld voor een geveclit waarbijniet gericht wordt gevuurd, maar waar een hoeveelheid vuurkracht over een vast opper-vlakte wordt verdeeld. Nu is het duidelijk dat niet alleen de hoeveelheid en de kwaliteitvan de systemen van de tegenpartij het verlies van een partij bepalen, maar dat dit verliesoak evenredig is met het aantal eigen systemen. Het stelsel vergehjkingen dat deze naaniervan gevechtsvoering beschrijft wordt flu gegeven door:

{ b(t) = kr.b(tfr(t) b(O) = br()= -kbr(t)b(t) r(O) = o

Opgemerkt dient te warden dat het stelsel vergelijkingen in deze vorm uitsluiten! weder-zijds indirect vuur representeert. Deze vorni van de vergelijkingen is gekozen uit histarischaagpunt am het principe van oppervlakte vuur in vergelijkingen te ilustreren. Voar toepas-singsmogelijkheden zullen de vergelijkingen voor oppervlalcte vuur gecombineerd dienente warden met de vergellikingen voar direct vuur. Hlet criterium, bepalend voor winst ofverlies, dat in dit geval kan warden afgeleid is het valgende:

(kbbO - Iktro > 0 blauw de winnende partijkbbo - kro < 0 rood de winnende partijkbbO - krO = 0 evenwichtssituatie

Deze regel wordt de fineaire wet van Lanchester genoenid. Bovenstaand, stelsel verge-Iijkingen wordt oak wel aangeduid met de term Lanchestervergelikingen voar oppervlaktevuur.

Page 18: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina

18INaast de Lanchestervergelijkingen voor direct en oppervlaktevuur bestaan er nog eenaantal varianten (zoals'bijvoorbeeld de vergelijkingen voor een guerrilla oorlog). Voor eeflkort overzicht hiervan wordt naar [31, 36, 43] verwezen.

In de loop der jaren heeft bij het gebruik van de vergelijkingen het stelsel aannamen datten grondslag ligt aan de Lanchestervergelikingen een hoop bezwaren doen oprijzen. Deaannaznen die aan de kiassieke Lanchestervergehjkingen voor gericht vuur ten grondslagliggen zijn de volgende:

" Elke partij is intern hoinogeen. Alle systemen zijn even kwetsbaar, en even effectief.

* Alle systemen aan beide kanten zijn binnen bereik van de ander-e kant en zijn door-lopend in het gevecht verwikkeld.

* Beide kanten beschikken over perfecte inforinatie (i.e. zijn ; Itijd op de hoogte van delokatie en de conditie van de troepen van de tegenstander). Er wordt alleen gevuurdop niet uitgeschakelde doelen. Zodra een doel is uitgeschakeld. wordt direct op eenander doel overgeschakeld.

" Het vuur is uniform verdeeld over overlevende eenhederi.

" De attritieco~ifficie~nten kb, k, blijven constant gedurende het gehele gevecht.

Het is duidelijk dat dit voor de meeste gevechten te zware aannarnen zijn. Dit maakt dater in de loop der tijd een hoop bezwaren tegen Lanchestervergelijkingen zijn ontstaan. Debelangrijkste hiervan zijn:

* hiet hornogene karakter van het gevecht. De aannaxne dat binnen 66n partij maar66n soort wapen voorkomt is te beperkend. Er moeten ineerdere wapensysteinenmet verschillende effectiviteit en kwetsbaarheid kunnen worden gedefinieerd.

" het gedurende het hele gevecht constant zijn van de attritieco~fficibnten. De effec-tiviteit van de wapensysteinen zal gedurende een gevecht niet constant zijn maabijvoorbeeld afhangen van de afstand tussen beide partijen.

" het ontbreken in de kiassieke Lanchestervergelijkingen van een modellering van deruiintelijke verdeling van de gevechtskracht. De invloed van de posities van de een-heden inoet kunnen worden meegenomen.

Om een aantal van deze bezwaren te verniidoxen zijn er op de klassieke Lanchesterverge-lijkingen in de loop der tijd een aantal variaties op de vergehkingo~n ontstaan. Een selectiehieruit wordt behandeld in de volgende paragraaf.

Page 19: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapportL

Pagina19

3.3 Algemene Lanchestervergelijkingen

Om de bezwaren tegen de Lanchestervergelijkingen in hun kiassieke vorm, te omzeilen iseen Meer algemene Lanchestervergelijking ingevoerd.

Binnen Laichestervergelijkingen wordt veal gebruik gemaakt van de indeling in homoge-ne en heterogene vergelijkingen. Bij homogene Lanchestervergelikingen wordt degevechtskracht van een partij net als in de kiassieke vergeliking in 66n variabele gemodel-leerd. Bij hetercgene Lanchestervergeijikingen worden binnen 66n partij meerderevariabelen onderscheiden. Hiermee wordt een partij ingedeeld in een aantal kleinere een-heden. De indeling in kleinere delen kan bijvoorbeeld gebaseerd zijn op een indeling inverschillende wapensystemen met verschillende effectiviteit, of op grond van verschillendeomstandigheden, zoals positie en wijze van inzet. Binnen deze eenheden~geldt de aannameomtrent homogeniteit echter nog steeds. De gevechtskracht van blauw wordt nu niet meerdoor 46n variabele b weergegeven, maar door nb variabelen bi voor i = 1, ... , nb, waarbijnb het aantal groepen is waarin de blauwe partij is opgedeeld. De gevechtskracht vanrood wordt gerepresenteerd door n, variabelen ri i = 1,..., n,. De attritiefactor kb en krworden vervangen door matrices van parameters. Voor blauw stelt de parameter kb,ij Meti = 1,..., nb en j =.1,... ,nr de effectiviteit voor van de i-de blauwe eenheid ten opzichtevan de j-de rode eenheid. Voor de rode partij zijn de parameters kri met i = 1,... ,n

en j = 1 , . ., nb op analoge wij ze gedefinieerd.

De twee kiassieke Lanchestervergelijkingen worden nu vervangen door flb+flr vergeijkingenvoor de variabelen bi, rj. { b'j -E krjjrj bi(O) =b(3.2

r t~lkb,ijbi rj(O) = rj,o

Hierbij zijn de waarden bi,0 en rj,O de beginsterktes van beide partijen en voor i, j geldti = .... s b3i=,-.

Een andere indeling die binnen Lanchestervergelijkingen te maken is, is die tussen stati-sche en dynamnische vergelijkingen. Bij statische modellen zal de waarde van systemnenof eenheden worden uitgedrukt in een constante, die gedurende het gevechtsverloop nietwordt aangepast aan de veranderde omstandigheden. De constante representeert de ge-vechtskracht van een systeem gedurende de hele strijd. De dynamische aspecten van betgevecht worden geaclit door middeling in dit ene getal te zijn verwerkt.Bij dynamische modellen wordt de kracht van een eenheid aangepast aan de in de tijdveranderende parameters, zoals bijvoorbeeld de afstanden tussen de eenheden.

Zoals in de vorige paragraaf te lezen was, was 66n van de voornaaxnste bezwaren tegen dekiassieke Lanchestervergelikingen het constant zijn van de effectiviteitsparanieters. Aan-gezien bet constant zijn van de parameters zeker op Iaag niveau niet = aistisch is, zullen deconstante effectiviteitsfactoren vervangen dienen te worden door functies die van allerlei

Page 20: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

z[z.

TNO rapport

Pagina20

onmstandigheden afhangen. Uit het i,-it dat treficasen in het algemeen sterk afstandsaf-hankelijk zijn, volgt dat de uitdrukkingen kb,i 1 en 's ivan de afstand di tussen de blauween rode eenheden dienen af te hangen. Qok moeilijk te bepalen effecten als terreinomstan-digheden zullen invloed op de, effectiviteitsfactoren uitoefenen. Als men in vergelijking(3.2) de constante kb,ij en Ivrii vervangt door uitdrukkingen die de meest ulteenlopendeomstandigheden omvatten (en waarvan tevens bi en/of rj deel kunnen uitznaken), dangeeft deze vergelijking de algemene Lanchestervergelijking weer.

Voor het maken van het eigenlijke gevechtsmodel zal flu bepaald, noeten worden welkeomstandigheden de effectiviteitsfactoren belffvoeden en hoe deze omstandigheden door-werken. In dit rapport volgt geen gedetailleerde beschrijving van deze effectiviteitsfactoren,aangezien deze beschrijvingen in de literatuur haast niet te vinden zijn. Wel zijn er alge-mene beschrijvingen over attritie niethodologie te vinden. Hiervan volgt een kort overzichtin het volgende hoofdstuk. Voor de gedetailleerde beschrijving van de modellering van deeffectiviteitsfactoren zoals die voor dit project is uitgevoerd, wordt verwezen naar de nogte verschijnen modelbeschrijving.

Page 21: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

I TNO rapport[

Pagina21

4 Attritie methodologie

4.1 Inleiding

Veel modellen van hoog niveau grijpen op de kIassieke Lanchestervergeijkingen terug enzijn als zodatig wiskundig gezien niex. erg ingewikkeld. De moellijkheid ligt; nu dan ookniet bij de v.'iskundige vergelijkingen, maar bij het vinden van goede manieren am. degevechtskraclit van eenheden en/of wapensystemen te bepalen. In dit hoofdstuk wordeneen aantal a ethoden am, de gevechtskracht van eenheden te bepalen behandeld [32). Onderde firepowr score van een wapersysteem wordt verstaan de relatieve waarde van eenwapensysteemn gebaseerd op, zijn vuurkracht. De firepower index van en eenheid wordtverkregen door sonunatie van de firepower scores over alle wapensystemen waaruit deeenheid bestaat. De methoden voor het beyalen van firepower scores zijn in te delen indrie categorie~in:

* subjectieve fire-power niethoden

* analytische fire-power methoden

* de Bonder-methode

Bij subjectieve firepower niethoden warden de scores van de systemen bepaald door iniddelvan militaire "judgement" en ervaring. In het algemneen worden verschillende karakteristie-ke eigenschappen van wapensystemcn gecombineerd tot 66n firepower. Het belang van dezeeigenschappen voor de gevechtskracht van het systeem wordt bepaald door een lineairewegingstechniek met behuip, van de Delphi methode. Voorbeelden van hierop gebaseer-de methoden zijn de Weapon Effectiveness Indices/Weighted Unit Values (WEI/WUV)methode en de Army War College Combat Power Values en de Quantified Judgementmethod [32]. In paragraaf 4.2 zal de WEI/WUV inethode worden beschreven, cit inverband met het gebruik van deze methode in Soltau.

Bij analytische firepower methoden warden -'e scores op objectievere wijze bepaald, name-lijk als het product van de verwachte hoeveelheid verschoten munitie met de effectiviteitvan een enkel schot. De gegevens warden verzameld uit "field manuals", technische rap-porten en historische data.

De Bander-methode gebruikt gedetaulleerde tecbnische gegevens van de wapensystemen.In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op deze methode.

Page 22: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pag1na22

4.2 Weapon Effectiveness Indices/ Weighted Unit Value

Binnen de WEI methade worden de wapensystemen ingedeeld in acht categorie~n (mainbattle tanks, small arms, air defence systems, infantry fighting vehicles, anti-armor weaponsystems, artillery, mortars, attack helicopters) [5]. Binnen elk van deze categorin wordteen standaaxdwapen gekozen. Dit wapen krijgt; de WEI-waarde 1. Voor elice categariewordt vervolgens een lijst van technische gegevens aangelegd (bijvoorbeeld: vuursnelieict,terreinvaardigheid (Vehicle Cone Index, VCI), verplaatsingssnelheid, standaaxd munitie-voorraad). Deze gegevens zijn geordend in een aantal aspecten:

" vuurkracht

* mabiliteit

* kwetsbaarheid

De waarden van do technische gegevens warden genormeerd op het gekozen standaardwa-pen van de categorie. Aan een aantai experts wordt vervolgens gevraagd. om het belangvan de technische gegevens binnen de aspecten af te wegen. Daarna worden gewichtenbepaald oxn de aspecten. te wegen voor een bepaaide categorie wapens. Op deze manierontstaat een waarde voor de gevechtskracht van een wapon genormeerd op het standaardwapen van die categarie: de WEI-waarde. Door vervolgens de standaardwapens ook on-derling to vergelijken ontstaat de eigenlijke gevechtskracht: de WUV-waarde. Dit proceswordt twee keer uitgevoerd; 66n keer voor wapensystemen. in de aanvallende en een keer ineen verdedigende rol. Wanneer bo de op deze wijze afgeleide WUVT-waarde voor de blauwepartij voarstelt en ro de WUV-waarde van de rode partij, wordt het gevecht beschrevendoor hot volgende stelsol vergelijkingen:{ b(t) = -ar(t) b(O) = b

r()= -ab(t) r(O) = ro.

Hierbij is a do attritieco~iffici~nt die de snelheid van het gevecht regelt. De waarde van averschilt voor de verschillende modellen die van do WEI/WUV methade gebruik maken.

Er bestaat een aantai varianten op do WEI/ WUV mothodologie am de dynamische om-standigheden van het gevechtsveld toch enigazins te representeron. Zo wordt bij Soltau eeneenheid die voor een hindernis staat extra kwetsbaar en. heeft een eenhoid mindor verliezen.te verduren al naar gelang de dekkingsgraad hager is 145].

4.3 De Bonder-methode

In de Bonder-methode warden in de kiassieke Lanchestervergelijkingen de volgende attritie-co~fficinten ingevoerd:

Page 23: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina

23

k b = (Tbr

Hierbij is E(Tb,) de verwacliting voor de tijd benodigd voor ' n blauw systeem om. 66nrood systeem uit te schakelen. Voor de uitdrukking E(T ,,) kan met behuip van Markovtheorie de volgende vergelijking worden afgeleid [15, 16, 32, 36, 441:

E(Tbr) = t, + 1(3.3)

Hierbij is ta de tijd benodigd voor een blauw systeem om een rood doel te acquireren, abrde vuursnelheid van het blauwe systeem gedurende het duel en Pbr de uitschakelkans vanhet rode systeexn door een enkel schot van het blauwe systeem.

Merk op dat deze methode in tegenstelling tot de firepower score methoden niet statischvan aard is, inaar dynaxnisch. De eigenschappen die in vergeliking (3.3) worden verwerkt,zullen tijds- en afstandafhankelijk zijn.In de studie [32] die een aantal attritie methoden vergelijkt, wordt de Bonder-methode alsmeest betrouwbaar beoordeeld. Als nadeel van de methode wordt de gevoeligheid van deinvoerparameters genoemd.

Page 24: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport Pgn

5 Globale modelbeschrijvingen

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zuflen in het kort een aantal modellen beschreven worden. Hierbij wordtniet op afle aspecten ingegaan, maar alleen op die inodeldelen die van belang zijn inverband met de ontwikkeling van het nieuwe model. Verder client te worden opgemerktdat alle modellen verschillende doelstellingen hebben. Hierdoor zal de informatie diegegeven wordt over de verschillende modellen niet geheel gelijkvormig zijn.

5.2 Balincer

5.2.1 Algemeen

De naam Balincer is een acronym voor Balance of Investment in the Central Rlegion. Hetis gevechtssimulatiemodel gebaseerd op de methode van "System Dynamics" [22]. Hetmodel is gebouwd met het System Dyniamics paicket Stella [37] op een Apple Macintoshdoor dc Britse organisatie DOAB [52, 53). De wijze van optreden van blauw is gebaseerdop richtlijnen van Northern Army group (NORTHAG) en 2ATAF (2 Allied Tactical AirForce).

5.2.2 Methode

De onderliggende methode van Balincer is de methode van "System Synamics". De docu-mentatie bestaat uit een besclirijving van de parameters en alle onderligg le vergelijkin-gen. Tevens bevat de documentatie een overzicht van de diagrammen zoals die in Stellageimplementeerd zijn en symbolische invloed diagrammen die de wisseiwerking tussen de,verschillende parameters weergeven. De gevechtssterkte van de eenheden wordt bepaaidaan de hand van een firepower score methode.

5.2.3 Niveau

Balincer beschrijft een strijd op Army Group niveau tussen twee zijden. Het model werktmet drie parallele grondgevechten met elk aan blauwe zijde een legerkorps. De middelste,

Page 25: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina25

strijd is "thrust" (doorbraak), de beide overige zijn "holding" (verdediging). Het luchtge-vecht is volkomen in het model ge~integreerd.

5.2.4 Terrein

Het terrein oefent slechts zijdelings invloed uit. Zoals het acronym Balincer al aangeeftwordt uItgegaan van het centrale Europese gebied. Het gebied is in drie zones verdeelddie verdedigd worden door een legerkorps. Verder is het gebied in de diepte opgedeeld inde volgende zones:

* "9contact area" (tot 4-5 km van de FEBA),

e "depth area&' (van 4-5 km, tot 30-40 km van de FEBA),

0 "deep area" (van 30-40 km tot 100 km van de FEBA),

0 "grear area" (verder dan 100 km van de FEBA),

Tussen de verschillende gebieden vindt een constante uitwisseling van gevechtskrachtplaats. Zo vindt er bijvoorbeeld een versterking van de direct vurende wapens in decontact area dc,-r de eenheden uit de "depth" plaats op grond van criteria.

5.2.5 Eenheden

Alle hoeveelheden systemen worden met behuip van Stella gemodelleerd ala "stocks" of"levels". De binnenkomende "flow" representeert de aanwinst van gevechtskracht doorversterking van achteruit (Zie figuur 5.1). De uitgaande "flow" representeert verliezenaan gevechtskracht door terugtrekking of attritie. Binnen de wapensystemen worden driecategorie~n onderscheiden

e direct vurende wapens,

9 indirect vurende wapens,

o gevechtshelicopters.

Blauw beschikt verder nog over hulpmiddelen (bijv. mijnen, logistieke middelen en A-WACS).

Page 26: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagirna26

Blue Blue

D irerDteo ttcF ieiierelcptr

5.2.6AAttrtion

geljkigen Deveriezn an en enid i Onenget hrne prdcane gechs

eensyseemtusende kwaratnwt" n d "lneire w e inHelaicte rd v e

Depadorittse paretrdende intensietvase geech en derat van oorbeserei

van een eenheid aangeven.

De direct vurende wapens worden gemodelleerd met behuip, van de definitie van gevechts-kracht die gebaseerd is op aantallen wapens en hun "kill-rates". De gebruikte methodebehoort dus tot de firepower score methodiek.

De zone waarin de direct vurende wapens zich bevinden heeft invloed op het feit doorwelke systemen men attritie oploopt. Zo kunnen in de contact zone systemen wordenuitgeschakeld door vijandelijk OAS (Offensive Air Support), direct vuur, indirect vuur eng vechtshelicopters; terwiji in de "rear areas" systemen alleen worden uitgeschakeld doorvijandelijk OAS.

5.2.7 Scenario

De blauwe wijze van optreden is gebaseerd op de richtlijnen van NORTHAG en 2ATAF.Het doel van blauw is het mnaximaliseren van de begintijd van de strijd tot de doorbraakvan rood. Hiervoor zijn vier mogelike wijzen van optreden ontwikkeld door NORTHAG.

Page 27: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina27

Gedurende de laele strijd wordt door alle korpsen op e'en van deze wijzen van optredengeopereerd. Inzet van de reserve eenheden wordt gestuurd door parameters op grond vaneen aantal criteria (op, grond van tijdfactoren of de positio van do FEBA).

5.2.8 Beschikbaar komende informatie

Binnen Stella zijn alle gerepresenteerde stocks en parameters boschikbaar als functie van detijd, zowel grafisch als in tabelvorm. Zo is do positie van do FEBA als grafiek bed3chikbaar.Het model wordt gebruikt om, het succes van investoringon aan verschillonde middelenaan blauwe zijde te kuinnen bepalon. Ala mogelijke "Measure of Effectiveness" P.an blauwezijde wordt genoomd de tijd die rood nodig hooft om. eon doorbraak to boroiken.

5.2.9 In te stellen mogelljkheden

Hot model bovat een groot aantal parameters waarmoe het model kan warden gestuurd.Aangezien Balincor gebruikt kan worden om, de effectivitoit van invostoringon aan blauwezijde te bepalen, zal moestal gevarieerd worden in saxnenstelling van de blauwe cenhedenen aantallen en soort hulpmiddolen bij blauw.

5.2.10 Bijzonderheden

Er bestaat een goede documontatie van Balincer waarin zowel alle vergelijkingon ala dowaarden van do parameters te vindon zijn. Bij het verkrijgon van eon good bogrip van hotmodel kunnen vooral de symbolische diagrainmen behulpzaaxn zijn.

5.2.11 Samenvatting

Balincer is en model voor gobruik op, Army Group niveau.

Hot is gebasoerd op, de inzetfilosofio van NORTHAG en 2ATAF, en is voorboreid voordo situatio na het CFE-verdrag. Volgens do documontatie wordt er vanuitgegaan dat do,gemodelloerde situatie tot hot jaar 2014 van toepassing blijft.

Het gebruik van hot Software pakkot Stella heeft als nadeel dat parameters en avenigedata intograal deel uitmaken van hot model. Ook hot scenario zit versiouteld in hot model.Hierdoor is niot duidelijk of gemakkolijk aanpassingon kunnon warden verricht.

Page 28: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina28

5.3 Balls

5.3.1 Algemeen

Het model Balls ( act onym van Brings Average -Light in Lousy 5ituations) is ontwikkeldmet het paicket Stella op de Apple Macintosh. Het model is ontwikkeld door het PrinsMaurits Laboratoriuna (TNO) en is gebruikt in de studie Pantser bestrijding lange dracht[42].

5.3.2 Methode

De methode is gebaseerd op, Lanchestervergelijkingen. H~erbij zijn de attritiecoaffici~ntenniet constant, maar afhiankelijk van de afstand tussen de eenheden.

5.3.3 Niveau

Balls modelieert een strijd met aan blauwe zijde een team-opstelling en aan rode zijde eenbataljon.

5.3.4 Terrein

Binnen Balls zijn een aantal terreinsoorten in te stellen. Er kan gekozen worden uit deteireinsoorten licht begroeid, geijkmatig begroeid en zwaar begroeid. Bij elk van dezeterreinsoorten zijn twee grafieken gedefinieerd, voorstellend als functie van de afstand hetpercentage van de tegenstander dat gezien wordt voor zowel rood als blauw.

De doorwerking vau deze grafieken op de interactie tussen systemom staat niet precies be-schreven in de op het FEL beschikbare documentatie. Qok is niet helemaal duidelijk of deterreingrafieken tutsluitend line-of-sight gegevens representeren of dat ze ook detectiegege-vens bevatten. Als dmaa,,biauto gedefinieerd wordt ala het supremuin voor blauw van de ver-zameling afstanden waarop dit percentage > 0 is en dmax,rood als het overeenkomstige su-premum voor rood, dan geldt voor deze grafieken de eigenschap dat dmaxbauw > dma,roodj.Dit verschil representeert het detectievoordeel dat blauw gezien zijn dekkingsgraad heeft.De terreingrafieken lijken dus niet alleen gekoppeld asa de terreinsoort, znaar tevens asade manier van optreden.

Binnen het terrein is de plaats van hindernissen op, te geven (bijvoorbeeld mijnenvelden).

Page 29: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina

29

Percentage LOS ala functie van de afstand

dmax~rood dmaxzblauw

Figuur 5.2: Terrrin grafieken

5.3.5 Eenheden

Vanwege het gebruik van het System Dynamics pakket Stella zullen de eenheden gerepre-senteerd zijn ala "system dynamics" begrippen (in dit geval stocks). Beide zijden bestaanuit een aantal eenheden (stocks) die interactie hebben met de eenheden van de anderezijde. Voor beide zijden is aan te geven welke en hoeveel platforms van elke soort mentot zijn beschikking heeft. De rode compagniebn naderen de VLET volgens een opgegeventijd-afstand graliek; de blauwe eenheden treden statisch en ingegraven op.

Het aantal stocks dat wordt gebruikt om de beide zijden te representeren is niet aangegevenin de op het FEL beschikbare docuinentatie.

5.3.6 Attritie

De effectiviteit van de verachillende wapensystemen wordt binnen Balls uitgedrukt in e'enenkele factor: de kwaliteitsfactor. Deze factor verwerkt een groot aantal eigenschappendie zowel, tijds- ala afstandsafhankelijk kunnen zijn. De kwaflteitsfactor bevat gegevensover tref- en uitschakelkansen ala functie van de afatand, de, fractie zichtbare platformsafkomstig it de terreingrafieken en detectie- en schotherhalingstijden.

Page 30: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina30

5.3.7 Scenario

Over het optreden van blauw en rood lijken een aantal dingen impliciet te worden aangeno-men in het model. Zo treedt blauw statisch op en is zwaar gedekt. Rood valt aan tot aanhet mijnenveld, daar gaan de rode systemen in liclite dekking. Een aantal eigenschappenkunnen worden gevarieerd door het instellen van parameters. In [42] worden verschillendeopties onderzocht waarin de volgende eigenschappen worden gevarleerd.

Voor rood

* artilleriesteum voor rood

* aantal sectoren

e aantal compagnie~n voor (2 voor, 1 in reserve; of 3 voor, geen reserve)

* stopcriterium (als het totaal aantal systemen van rood lager wordt dan een bepaald

percentage van het initil1e aantal systemen dan heeft blauw gewonnen).

Voor blauw worden de volgende eigenschappen gevarieerd:

* artilleriesteun blauw

* samenstelling eenheden (hoeveelheid en soort pelotons)

" gemengd of niet (links en rechts dezelfde sazuenstelling van de eenheden)

" aantal sectoren

* stopcriterium

5.3.8 Beschikbaar komende informatie

De aantallen platforms zijn als functie van de tijd beschikbaar, zowel in graflekvorm als intabelvorm. Verschillende opties kunnen worden gedxaaid, met verschillende samenstellingvan de eenheden in verschillende terreintypen. Hiermee wordt onder andere het aantalbenodigde uiiddelbare dracht wapens nodig voor winst van blauw bepaald, gegeven derest van de samenstelling van het team.

Page 31: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport Pgn

31

5.3.9 In te stellen mogelijkheden

Zoals in de bovenstaande subparagrafen te lezen is, kan er binnen Balls gekozen wordenuit verschillende voorgedefinieerde terreintypes. De samenstelling van de eenheden kanworden gevarieerd en er kan warden gekozen uit een beperkt aantal wijzen van optredenvoor zowel rood als blauw.

5.3.10 Bijzonderheden

Het model Balls draait op, een Apple Macintosh en is gebouwd met het System Dynamicspakket Stella. Bij hoge aantaflen eenheden aan beide kanten die men als aparte stock wilrepresenteren wordt het programma Stella voor de gebruiker snel minder bruikbaar.

Over de snelheid van het gevecht wordt voor beide zijden een reductiefactor gelegd: dezogeheten "pace of the battle". Op grond van schaarse praktijkvoorbeelden wordt ge-concludeerd dat een gevecht zich ten opzichte van schietbaangegevens een factor 2 h 4langzamer afspeelt.

5.3.11 Samenvatting

Het is niet helemaal duidelijk of het model Balls gemakkelijk aan te passen is aan varia-tiemogelijkheden die buiten de huidige mogelijkheden vallen. Dat het werken met Stellaniet altijd even flexibel is kan worden afgeleid uit het feit dat een optie waarin blauw metverschillende samenstelling op links en rechts optreedt niet gemakkelijk te implementerenwas met het huidige model.

Erg veel effecten warden geaggregeerd tot e'en enkel getal: de kwaliteitsfactor. Een formulehoe deze factor wordt bepaald uit gegevens als detectietijden en gegevens uit de Databasewapenindicatoren [38, 40] staat niet gegeven. Tevens is uit de op het FEL beschikbaredocumentatie niet duidelijk hoe de terreingrafieken en de manier van optreden op elkaarafgesternd zijn.

Page 32: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina

32

5.4 Kosimo

5.4.1 Algemeen

Kosiw. - is een acronym van "~R-ps Simulations Model". Het model is ontwikkeld doorIABG (Duitsland) [1].

5.4.2 Methode

Kosimo is een gesloten deterministisch gevechtssimulatiemodel. Er wordt rekening gehou-den met tijdsaspecten van de landoorlog en de bevelvoering. Hiervoor is een 02-modelontwikkeld (Kogen genaamd) dat de bevelvoering simuleert. Verder worden bijzonde-re gebeurtenissen als doorbraaksectoren in de VRW en inzet van de luchtstrijdcrachtenverwerkt.

5.4.3 Niveau

Kosimo wordt gebruikt om een strijd te modelleren met aan blauwe zijde een Legerkorpsen aan rode zijde een leger. Beide zijden beschikken over luchtstrijdkrachten. De eenhedenvan blauw hebben het niveau brigade en van rood divisie.

5.4.4 Terrein

Het terrein bevat cobrdinatielijnen en gebieden. Belangrijke lijnen (zoals; VRW, VLET,aanvalsassen etc) zijn gerepresenteerd als een verzaxneling lijnstukken. Doorwerking vanhet terrein op de attritie gebeurt indirect aan de hand van de statistische gegevens diedoor een ander prograxnma, AFRA genaamd worden gegenereerd. De invoer is zo be-perkt mogehjk gehouden. Voor het aangeven van de gebieden (zoals co~rdinatiegebieden)volstaat het aangeven van enkele hoekpunten.

5.4.5 Eenheden

Het niveau van de eenheden is aan blauwe zijde brigade, aan rode zijde divisie.

Page 33: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

F 7 TNO rapportPaginaI3

5.4.6 Attritie

Binnen Kosimo worden de attritie factoren vastgesteld met behuip van het gevechtsmodelAFRA. Van dit model is weinig informatie beschikbaar. AFRA verwerkt gegevens nit eendatabank, die is opgebouwd nit simulatieresultaten van een niet nader genoemd statistischgevechtssimulatiemnodel. Mogelijk wordt bier het model PABST of KORA genoemd.

5.4.7 Scenario

Blauw heeft de keuze uit het voeren van het vertragend gevecht, de verdediging en de te-genaanval ala mogelijke wijzen van optreden. Rood heeft ala mogelijke wijzen van optredenaanval en verdediging. Tevens zijn er verschillende manieren van optreden op bet gebiedvan de luchtoorlog in bet model geYntegreerd. Rood kan o.a. varigren in aanvalsdoelen enaanvalsassen, het bepalen van de volgorde en bet tijdstip van bet inzetten van de echelonsen het inzetten van de lucbtstrijdkrachten. JBlauw kan o.a. vari~ren in de positioneringvan de eenheden, dc toekenning van de luchtstrijdkrachten voor CAS/BAI mnissies en deinzet van de reserve.

5.4.8 Beschikbaar komende informatie

Tijdsverloop van bet gevecht, waarbij de nadruk ligt op consequenties van besluitvorniing.

5.4.9 In te stellen mogelijkheden

De nadruk ligt in de variatiemogelijkbeden in de bevelvoering voor rood en blauw.

5.4.10 Bijzonderheden

Kosimo is niet 66n model, znaar verwerkt gegevens uit een aantal afzonderlijke modellen.Zo wordt Kogen gebruikt voor de modellering van C2-aspecten. AFRA wordt gebruiktals gevecbtsmodel. Er bestaat de mogelijkbeid om Kosimo interactief te draaien of alsgesloten model.

Page 34: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina 34i5.4.11 Samenvatting

Het model Kosimo is ontwikkeld om de gevolgen van het bevelvoerings proces te repre-senteren. De interactieve sessies die met het model kunnen worden gedraaid kunnenbehulpzaam, zijn bij het opstellen van 02 regels en gegevens.

5.5 TAM

5.5.1 Algemeen

De naam TAM staat voor Theater Analysis Model. Het is ontwikkeld door Booz, Allen andHamilton Inc [3]. Het is een niet-deterministisch model. Het omvat een aantal modellen:

0 "Air-land Campaign Model": een simulatieprogramina voor de grond- en luchtoorlogop theater niveau.

* "Maritime Campaign model (MOM)": simuleert wereldwijde maritieme operaties.

9 Een submodel van bovenstaande MOM is de "Naval Engagement Model" dat gede-taileerde acties evalueert van "battlegroups", individuele schepen, onderzeeboten envliegtuigen.

* "Air Engagement Model": simuleert interacties tussen vliegtuigen, SAM's, sen~corenen grond en maritieme doelen.

5.5.2 Metbode

Het model is interactief, vereist menselijke spelers en is flexibel opgezet. De methodle isgebaseerd op, een "firepower score" methode.

5.5.3 Niveau

TAM simuleert een strijd op, theater niveau. Zowel de maritieme strijd als de grand- enluchtoorlog kunnen worden gesimuleerd.

Page 35: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina

5.5.4 Terrein

In TAM wordt het theater gerepresenteerd door een "area"'. Areas vormen een abstractoverzicht van het theater. Over een "area"~ kan eventueel een kaart warden gelegd amde onderliggende geografle te vormen. Een area kan verder zijn apgedeeld in 66n of meorsectoren. Sectoron dienon ter apdeling van hot grondgevecht binnen een area in kleineredelen. Ze representeren geograflsche of organisatorische opdelingen van hot theater.

Er is geen directe invloed van torrein. Terreineffecten werken als vermenigvuldigingsfac-toren op de firepower van een oenheid. Dit als ropresentatie van dogradatie of verbetoringvan de vuurkracht in bepaalde typon terrein. De kaart die over de area is gelegd kanworden bestudeerd om te bepalen welk terreintype in wolko sector overheerst.

5.5.5 Eenheden

Do gevechtssterkto van de eonhedon wordt bepaald door het sommeren van de firepowervan do wapensystemen waaruit de eenheid is opgebouwd. De grootte van de eenheden isniet expliciot vastgelegd. Eenheden worden binnon een sector ingedeeld in eerste echelonsen tweede echelon eenheden.

5.5.6 Attritie

Do govechtsresultaten die binnen TAM beschikbaar konien zijn:

* Het aantal door attritie verloren systemen.

* Het cohesie verlies van do oenheid. Elke eenheid beschikt over een cohesiefactor, diede eon maat is voor leidersehap en moraal.

e De positie van de FEBA.

De attritiemethodologie is gebaseerd op de "firepower" methode. De firepower van een

eenheid is een statische xnaat van zijn gevechtskracht door do vuurkracht van de eenheid

in elk van vier categorie~n op te tellen. Do indeling in categorie~n is als volgt:

* pantser (armour)

* anti-pantser (anti-armour)

* artillerie

Page 36: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

{ TNO rapport

Pagina36

*infanterie

Zoals al eerder vermeld heeft elk wapensysteem of eenheid een gevechtskrachtvector bestaan-de uit vier getallen behorend bij elk van de categorie~n. Binnen elk van de categorie~n is6e'n standaard wapen met firepower gelijk aan e6en gedefinieerd. De scores van de overigesystemen binnen een categorie zijn gebaseerd op meningen van experts over de waardevan de systemen in vergelijking tot het standaardsysteem. Vervolgens worden de waardenper categorie vermenigvuldigd met een gewichtsfactor die het belang aangeeft van een ca-tegorie wapens binnen een bepaald soort actie. Deze vermenigvuldigingsfactoren kunnennog afhankelijk zijn van het soort actie dat wordt uitgevoerd, het terrein of het weer. Degevechtskracht van een eenheid wordt behalve door zijn firepower, ook bepaaid door tweeparameters: een cohesiefactor en een kwaliteitsfactor. De cohesiefactor is een maat voorleiderschap en moraal. De cohesiefactor neemt af door zware attritie, herhaalde luchtaan-vallen etc. De kwaliteitsfactor is een maat voor de kwaliteit van het leiderschap, de graadvan getraindheid en de mate van voorbereiding.

Door de firepower te somrneren over alle eenheden binnen een sector wordt de "total forcefirepower" verkregen. Deze waarde wordt vervolgens nog aangepast voor C2- en terroinef-fecten. Door het quoti~nt van do firepower van do aanvallonde partij en de verdedigendepartij to nomon, krijgt men do firepower ratio binnen een sector.

Aan de hand van deze ratio wordt het resultaat van hot gevecht bepaald door middel vaneon "combat results table". Doze tabel levert na invoer van doze ratio en een random getaltussen 1 en 10, de attritie uitgedrukt in verloren gevechtkracht en cohesie verliezen vooraanvaller en vordodiger.

5.5.7 Scenario

Do eenhodon kunnen worden ingozet in de verschillende soctoron. Dinnen doze sectorenkan goschoven worden met eenheden tussen het eerste echelon en het twoede echelon.

De govechtsoenheden kuimen de volgonde missies uitvoeren: movement-to-contact, hastyattack, deliberate attack, holding attack, deep arty battle, delay, hasty defence, deliberatedefence, stand and defend, en assembly.

5.5.8 Beschikbaar komende inforniatie

TAM lovort gegevens over de positie 'an de FEBA en de attritie aan land- en luchtstrijd-krachten.

Page 37: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina37

5.5.9 In te stellen mogeijkheden

De gebruiker kan zeif een area definikren en de eenheden positioneren binnen die area.

5.5.10 Bijzonderheden

TAM is geschreven in ADA en draait op, een PC-AT. Het model heeft 3 tot 5 minutennodig om. 1 dag gevecht (1 simulatie slag) door te rekenen.

5.5.11 Samenvatting

TAM is een interactief gevechtsmodel van een strijd op theater niveau. Zowel grond- alsluchtoorlog en de maritieme strijd worden meegenomen.

5.6 Triamos

5.6.1 Algemeen

De naam Triamos is een acronym van "Trend Indication and Analysis Model for _QpenSystems".

De invoer voor Triaxnos is flexibel. Er zijn een aantal voorgedeflnieerde structuren enattributen. Deze kunnen in een aantal invoer files worden opgegeven. Gok de interactie-parameters (attritieco~ffici~nten die afhankelijk zijn van het soort eenheid en de actie diede eenheid aan het uivoeren is) kunnen worden, opgegeven de invoer fles.

Het model is ontwikkeld door IABG (Duitsland) [4].

5.6.2 Methode

Het model werkt op basis van Lanchestervergelijkingen. De attritieco~ffici~nten worden"interaction-parameters" genoemd en kunnen worden opgegeven in een invoer file. Detijdstap waarmee gerekend wordt, is variabel en kan gedurende de simulatie nog veranderdworden.

Page 38: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNQ rapport

Pagina,38

f

5.6.3 Niveau

Het niveau waarvoor Trianios wordt gebruikt is vanwege het feit dat de ineeste parametersin een file worden opgegeven fiexibel. Vanwege de weinig gedetailleerde structuur van deattritiemodellering lijkt het echter niet raadzaam, om 'friamos voor simulaties beneden hetbataijons/compagnies niveau te gebruiken.

5.6.4 Terrein

In Triamos bestaat de gelegenheid oni geograflsche elementen te deflini~ren. Deze elementenkunnen desgewenst grafisch warden gerepresenteerd. Hierbij is de kleur in file op te geven.Tevens kunnen bepaalde topografische elementen invlaed uitoefenen op de interactie vande eenheden (hierbij inoet gedacht worden aan niijnenvelden, air defense areas etc.). Hetterrein oefent geen invloed uit op de attritiecoiffici~nten.

5.6.5 Eenheden

De eenheden worden binnen Triaanos aangeduid als elementen. Ze zijn opgedeeld in eenaantal elementtypen. De gebruiker kan deze opgeven in een file. Deze file beschrijftwelke attributen voor dit element van belang zijn. De gebruiker heeft hierbij de keuzeuit een aantal voorgedefinieerde attributen (zoals positie, niveau etc.). Tevens kan bij eenelement warden opgegeven uit hoeveel soorten wapensystemen dit element kan bestaan.Deze wapensystemen (binnen Triamos aangeduid als "resourcen") kunnen in een aparte"resource definition file" nader warden beschreven.

5.6.6 Attritie,

Interactie tussen de elementen gebeurt in Triamos als twee of meer elementen met ellcaarin contact konien. Dit contact konit tot stand als de positie van de eenheden (aangegevendoor x,y co6rdinaat) binnen elkaars actieradius komen (aliamos :ar: radius of action). Deattritie wordt vervalgens berekend op grand van de in file opgegeven interactie parameters(bijvaorbeeld: kad (Kadenz; tactische vuursnelheid) en pk (de kill-kans)).

5.6.7 Scenario

Elk element kan een aantal acties uitvoeren. Deze staan voor elk element beschreven ineen lijst; hierbij is het oak mogelijk am conditionele acties toe te voegen. Ret scenario van

Page 39: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina39

een eenheid is gedefinieerd als een lijst van voorwaardelijke instructies. Op deze manier iseen gedetailleerd scenario in te voeren.

5.6.8 Beschikbaar komnende informatie

Tijdens het draaien van een simulatie met Triamos zijn verschillende graflsche overzichtente verkrijgen. Informatie is beschikbaax per element. Het tijdinterval waarop zo'n overzichtperiodiek wordt verkregen kan door de gebruiker worden ingesteld. Er zijn overzichtenbeschikbaar over uitgeschakelde systemen en de veroorzakers van deze verliezen. Tevens;kunnen overzichten van de gemaakte kosten worden verkregen. Dit laatste is in feite hetoptellen van de bedragen die in de invoer gespecificeerd worden.

5.6.9 In te stellen mogelijkheden

Doordat samenstelling en scenario van eenheden apart in files op te geven is, is Triamos ergflexibel. Er kunnen complexe scenario's worden gesimuleerd met grote aantallen eenheden.

5.6.10 Bijzonderheden

Bij Triamos horen tevens een aantal hulpprograznma's voor het aanmaken van elementenen scenario's.

5.6.11 Samenvatting

Voordeel van TUamos is dat de structuur van elementen en acties wel voorgedeflnieerd is,maar dat ze gespecificeerd dienen te worden in files. Dit maakt Riamos flexibel. Voor hetverkrijgen van goede waarden voor de interactie parameters kan gebruik gemaakt wordenvan stochastische simulatie progranuna's.

Voor het vinden van waarden voor de invoerparaineters; voor bepaalde situaties zal eenhoop studie moeten gebeuren. De interactie tussen eenheden werkt met behuip, van eenconstante attritieccafficignt. De invloed van terrein op de interactieparameters is niet ofmoeilijk in te stellen. Dit maakt Triamos minder geschikt voor de lagere niveau modellen(teaxn-niveau en lager).

Page 40: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

7.

TNO rapport

Pagina

40

6Conclusie

Uit het verrichte literatuuronderzoek is gebleken dat het moeilljk en tijdrovend is om. de,artikelen over gevechtsmodellen en modelbeschrijvingen te verzamelen. Van de model-beschrijvingen valt op dat deze vaak onvolledig zijn. Verder kan worden opgemerkt datde meeste deterministische modellen een geveclit van laoog niveau (legerkorps en hager)beschrijven. Er zijn maax weinig modellen die trachten het gevecht van laag niveau opanalytische wijze te beschrijven.

Page 41: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina41

Bibliography

[1] OnbekendKosimo, Korps-Simulations-Modell;uitgave IABG, Berichts Nr. B-SO-2422/02.

[2] OnbekendSIMTAX, a taxonomy for warfare simulation;Military Operations Research Society workshop report oct., dec. 1986, feb. 1987.In: Catalog of wargaaning and military simulation models, 11th edition sept. 1989.

[3] OnbekendTheatre Analysis Model (TAM) Overview;uitgave Booz, Allen &Hamilton Inc., aug. 1989.

[4] OnbekendA brief description of TRIAMOS;uitgave IABG, jan. 1991.

[5] OnbekendWeapon effectiveness indices/Weighted Unit Values (WEI/WUV),War Game Directory, US Army Concept Analysis Agency Maryland 20014, reportCAA-SR-73-18

[6] Ancker C.J. Jr.:The one-on-one stochastic duel: parts I and II;uitgave: University of Southern California, Los Angeles (California), rep. nr. ISE TR79-1; apr. 1979.

[71 Ancker C.J. Jr.:The one-on-one stochastic duel: part III;uitgave: University of Southern California, Los Angeles (California), rep. ur. ISE TR80-1; nov. 1980.

[8] Ancker C.J. Jr.:The stochastic duel with time-dependent hit probabilities;Naval Research Logistics quaterly, Vol 31, 363-371, 1984.

[9] Anderson L.B.:Heterogeneous points fire and area fire attrition processes that explicitly considervarious types of munition and levels of coordination;uitgave: Institute for defense analyses, Alexandria VA, Rep. nr. IDA Paper P-2249,oct. 1989.

[10] Anderson L.B.:A heterogeneous shoot-look-shoot attrition process;

I ... ...................

Page 42: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina42

uitgave: Institute for Defence Analyses, Alexandria VA, rep.nr. IDA paper P-2250,oct. 1989.

[11] Bathe M.R., McNaught K.R. & Belton S.R.:Development of a combat model with a minibattle structure;uitgave: Royal Military College of Science.

[12] Bathe M.R. & Manwell J.G.:Modelling combat as a series of minibattles;uitgave: Royal Military College of Science, maart 1987.

[13] Bathe M.R., Manwell J.G. & McNaught K.R.:Modelling Combat as a Series of minibattles;Final report to the US Army European Research Office RMCS Report Nr.SAG/05/88, nov. 1989.

[14] Bekkers F.F & Kievit J.:Het Kibowi-concept versie 2;FEL rapport 1988-14, 1988.

[15] Bonder S.:The Lanchester attrition-rate cofficiint,Operations Research 15, 1967.

[16] Bonder S.:The mean Lanchester attrition rate,

Operations Research 18, 1970.

[171 Bonder S. & Farrell R.:Development of Analytical models of battalion task force activities;SRL 1957 FR 70-1 (U) Systems Research lab, Departm. of Industrial and systemEngineering, Univ. of Michigan, Ann Arbor, sep 1970.

[18 Borawitz, W.C.:Description of the Netherlands ARMY CORPS MODEL;rapport IR 1982-33, 1982.

[19] Culioli J.-C. & .Protopopescu V.:Parameter identification for generalized Lanchester's equations;uitgave: Oak Ridge National Laboratory, maart 1990.

[20] E ngel J.H.:A verification of Lanchester's law;Operations Research 2, 163-171, 1954.

[21] Epstein J.M.:The Calculus of Conventional War. Dynamic Analysis without Lanchester Theory;Brookings Studies in Defence Policy, The Brookings Institution Washington DC.

Page 43: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport FPagina

43

[22] Forrester J.W.:Principles of systems;Wright Allen Press, Cambridge USA, 1968.

[23] Gafarian A.V. & Ancker C.J. Jr.:The two-on-one stochastic duel;Naval research logistics, 31, pp. 309-324, 1984.

[24] Gafarian A.V. & Manion K.R.:Some Two-on-Two Homogeneous Stochastic combats;Naval Research Logistics, 36, 721-764, 1989.

[25] Hanson M.D.:Calibration Cooefficent Use and Value selection Guidance for the Moscow Land Com-bat Model;Thesis of the Naval Postgraduate School, Monterey (California), sept. 1989.

[26) Hartley D.S. & Kruse K.L.:Historical Support for a mixed law Lanchestrian Attrition Model: Helmbolds ratio;uitgave: Oak Ridge Gaseous Diffusion Plant, nov. 1989.

[27) Huber R.K. (ed.):Systems analysis and modeling in defence. Development, trends, and issues;proceedings van Nato Defense Research Group symposium on Modeling and analysisof defence processes, Bruss-1, jul. 1982; Plenum press, New York and London, 1984.

[28] Kishiyama M.M.:Modeling combat fatigue in the joint theate.- level simulation model;uitgave: U.S. Army War College, Carlisle Ba, racks, Pennsylvania 17013, mei 1989.

[291 Lanchester F.W.:Aircraft in Warfare: The dawn of the fourth arm-V, The principle of concentration;Engineering 98, 422-23 (1914).reprinted in: Newman J. (ed.),The world of mathematics Vol IV,pp. 2138-2157, Simon and Schuster, New York (1956).

[30) Lepingwell J.W.R.:Lanchester revived? A critique of Lanchestermodelingin US Armyguard and reserve:rhetoric, realities, risks;Defence analysis 6, 399-404, 1990.

[31] Morse P.M. & Kimball G.E.:Methods op operations research;Peninula publishing, 1970.

Page 44: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

7-TTNO rapport

Pagina44

[32] Murphy K. L.:Comparative Analysis of Attrition Generation Utilized in Aggregate Combat Models;Thesis of the Naval Postgraduate School, Monterey (California); sept. 1987.

[33] Protopopescu V.: Combat modeling with partial differential equations; paper presen-ted at the ACMP annual meeting, oct. 1987.

[34] Protopopescu V., Santoro R.T., Dockery J., Cox R.L. & Barnes J.M.:Combat modelling with partial differential equations;uitgave: Oak Ridge National laboratory; rep. nr. ORNL/TM-10636, nov. 1987.

[35] Przemieniecki J.S.:Mathematical Modelling of Combat Engagements by Heterogeneous Forces;uitgave: Air Force Institute of Technology, Wright-Patterson Air Force base (Ohio),sept. 1988.

[36] Przemieniecki J.S.:Introduction to mathematical methods in defense analyses;AIAA Education series, 1990.

[37] Richmond R., Vescuso P. & Peterson S.:A business User's Guide to Stella;High Performance Systems Inc., 1987.

[38] Schagen P.A.B. van, Joppe W. & Mahieu M.J. le:Interim rapport 1 Force Structure Model: ontwerp gevechtssimulatiemodel;rapport: FEL 87-57, 1987.

[39] Schagen P.A.B. van, Joppe W. & Mahieu M.J. le:Eindrapportage project Force Structure Modelling;rapport: FEL 89-A345, 1989.

[40] Schenk A., Hoffmans D.W. & Vaal G.E.M.:DataBase Weapon Indicators, Intermediate report;PML 1986-3 (rubricering: SECRET), 1986.

(41] Schenk A., Hoffmans D.W., Pasman H.J. & Coopmans L.A.C.M.:The use of a special win factor in army corps simulations as applied to attrition issues;pp. 587-603 in [27], 1984.

[42] Schenk A. & Pasman H.J.:Tactische sterktevergelijking op basis van wapenindicatoren met behulp van het modelBALLS;TNO-rapport PML 1991-18, maart 1991,(rubricering: confidentieel).

[43] Stahel A.A.:Simulation von Kiegen;Osterr. Milit. Zeitschrift 2, 1990.

Page 45: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

, TNO rapport

Pagina45

[44] Taylor J.G.:Lanchester models of Warfare Vol 1 and 2;Military applications section, Operations Research Society of America Virginia, 1983.

[45] Velden A.M. van der:Een wargame ten behoeve van de HKS-oefening Soltau;rapport: PHL 1983-42, 1983.

[46] Vries K.R. de:De Lanchestervergelijkingen;

afstudeerverslag: Koninlijk Instituut voor de Marine; juni 1977.

[471 Vuksich J.V.:Low Intensity Conflict Combat Attirtion Methodology;uitgave: USA Combined Arms Operations Research Activity, Fort Leavenworth (Kan-sas), rep. nr. TP 1-85, feb. 1985.

[48] Wand K. & Wilson R.J.T.:

Matador: an analytical model of a stochastic tank duel;J. Ops. Res. Soc. 38, 545-551, 1987.

[49 West T.A.:A comparative analysis of a generalized Lanchester equation model and a StochasticComputer Simulation Model;thesis van Naval postgraduate school, Monterey (California), maart 1987.

[50] Willard D.:Lanchester Attrition of Interpenetrating Forces;Naval Research Logistics, Vol 37, 31-59, 1990.

[51] Wozencraft J.M. & Moose P.H.:Characteristic trajectories of generalized Lanchester equations;uitgave: Naval Postgraduate school, Monterey (California), juni 1987.

[52] Yarwood M.A.:Long term strategic capabilities model Balincer V4.0: Programme specification;uitgave Siemens Plessey Defence systems, Doc. no 347/SA/00805/001, jan. 1991.rubricering: confidential.

[53] Yarwood M.A.:Long term strategic capabilities model Balincer V4.0: Parameter key list;uitgave: Siemens Plessey Defence systems, Doc. no 347/TD/00805/001, jan. 1991.rubricering: restricted.

Page 46: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

TNO rapport

Pagina46

;04 ---

Drs. P.A.B. v. Schagen Drs. W. Joppe Dr. M.H.A. Kiaver(projectleider) (auteur) (auteur)

Page 47: I 7eeon - DTIC · Het project heeft tot doed om een gevechtsmodel te ontwikkelen dat in staat is om snel een eerste-orde beeld te ge-!en van het verloop van een gevecht tussen aan

UNCLASSIFIED

REPORT DOCUMENTATION PAGE (MOD-NL)

1. DEFENSE REPORT NUMBER (MOD-NL) 2. RECIPIENTS ACCESSION NUMBER 3. PERFORMING ORGANIZATION REPORTNUMBER

TD91-4356 FEL-91-B429

4. PROJECTTASKIWORK UNIT NO. 5. CONTRACT NUMBER 6. REPORT DATE22431 DECEMBER 1991

7. NUMBER OF PAGES 8. NUMBER OF REFERENCES 9. TYPE OF REPORT AND DATES COVERED46 (EXCL. RDP + DISTRIBUTION LIST) 53 INTERIM REPORT

10. TITLE AND SUBTITLEDETERMINISTISCHE GEVECHTSMODELLEN, INTERIM RAPPORT 1: LITERATUUR ONDERZOEK(DETERMINISTIC COMBATMODELS, INTERIM REPORT 1: LITERATURE RESEARCH)

11. AUTHOR(S)W. JOPPE

M.H.A. KLAVER

12. PERFORMING ORGANIZATION NAME(S) AND ADDRESS(ES)TNO PHYSICS AND ELECTRONICS LABORATORY, P.O. BOX 96864,2509 JG THE HAGUEOUDE WAALSDORPERWEG 63, THE HAGUE, THE NETHERLANDS

13. SPONSORINGIMONITORING AGENCY NAME(S)

14. SUPPLEMENTARY NOTES

15. ABSTRACT (MAXIMUM 200 WORDS, 1044 POSITIONS)

THIS REPORT CONTAINS A DESCRIPTION OF A STUDY OF THE EXISTING LITERATURE ON DETERMINISTICCOMBATMODELS. THE LANCHESTEREQUATIONS ARE DESCRIBED, BOTH IN THEIR CLASSICAL AS IN A MORE GENERALFORM. FINALLY SOME DETERMINISTIC COMBAT MODELS ARE DESCRIBED.

16. DESCRIPTORS IDENTIFIERSLANCHESTER COMBAT MODELSLITERATURE SEARCHING DETERMINISTIC MODELSWARGAMES

17a. SECURITY CLASSIFICATION 17b. SECURITY CLASSIFICATION 17c. SECURITY CLASSIFICATION(OF REPORT) (OF PAGE) (OF ABSTRACT)UNCLASSIFIED UNCLASSIFIED UNCLASSIFIED

18. DISTRIBUTION/AVAILABILITY STATEMENT 17d. SECURITY CLASSIFICATION(OF TITLES)

UNLIMITED UNCLASSIFIED

UNCLASSIFIED