Huis in de branding

21
Huis in de branding De geschiedenis van de Christelijke Gereformeerde Kerk Dordrecht-Centrum door L.J. van Valen M.A. Kempeneers sr. ‘Wanneer men door het hoofdportaal aan de zijde van den Singel de kerk betreedt (…) boven de deur is een gebrandschilderde voorstelling van: de kerk op de steenrots gebouwd (…). Mattheüs 7:24 en 25

description

Huis in de branding

Transcript of Huis in de branding

Page 1: Huis in de branding

Huis in de brandingDe geschiedenis van de Christelijke Gereformeerde KerkDordrecht-Centrum

door

L.J. van Valen

M.A. Kempeneers sr.

‘Wanneer men door het hoofdportaal aan de

zijde van den Singel de kerk betreedt (…)

boven de deur is een gebrandschilderde voorstelling

van: de kerk op de steenrots gebouwd (…).

Mattheüs 7:24 en 25

Page 2: Huis in de branding

HUIS IN DE BRANDING18

het leven gebracht. De inquisitie die ‘ketters’

aanbrengt, vindt in Dordrecht een goed ont-

haal. De stadsregering is alert op dissidente

geesten die de leer van de kerk aantasten.

Behalve augustijner monniken zijn ook

minderbroeders onder verdenking geraakt.

In 1525 worden twee Dordtse broeders op

verdenking van lutherse denkbeelden in ’s-

Gravenhage gevangen gezet. De stadspen-

sionaris Van Wijngaarden geeft, evenals de

beruchte schout Van Drenckwaert, de ket-

terjagers alle medewerking. De schoenma-

ker Cornelis Wouterszoon wordt opgepakt

en na zijn eerste verhoor in ’s-Gravenhage

tot de dood veroordeeld. Daarna blijft het

jaren stil, totdat een steeds groeiende groep

van wederdopers van zich laat horen. Intus-

sen worden de plakkaten door de stadsraad

aangescherpt: Lutherse boeken worden ver-

boden en het houden van godsdienstige sa-

menkomsten buiten de kerken en kloosters

wordt streng gestraft. Burgemeester Arend

van der Mijle verafschuwt geweld en wil, zo-

veel hem mogelijk is, het leven van burgers

sparen. In het jaar 1566 weet het stadsbe-

stuur een beeldenstorm te voorkomen. Als

Jan Arends bij de Vuilpoort een hagenpreek

wil houden, houdt de burgemeester de poort

gesloten, zodat geen burgers naar de samen-

komst kunnen gaan.

Schout Van Drenckwaert kiest voor een

wrede aanpak van de dissidenten. Hij richt

zich voornamelijk op de wederdopers in de

stad. Ontroerend is het verhaal van de do-

perse vrouw Dina Pieters, die in november

1555 in de Puttoxtoren aan het Groothoofd

wordt opgesloten en daarna, in een zak ge-

wikkeld, wordt verdronken. Als onder het

gewelddadige bewind van de Spaanse land-

voogd de hertog van Alva in 1568 de Tachtig-

jarige Oorlog uitbreekt, worden de maatre-

Marteldood van Hendrik van Zutphen 11 december

1524 in het plaatsje Heide bij Meldorf. (Dld)

Maarten Luther

Page 3: Huis in de branding

19TelT haar Torens

gelen tegen de dopersen en lutheranen ver-

scherpt. De stadsraad wil geen schrikbewind

tegen de ‘ketters’ vormen, omdat dit de kans

tot oproer vergroot. Schout Van Drenckwaert

weet van geen concessies, maar doet er alles

aan om verdachte personen te arresteren.

Hij is verantwoordelijk voor het doodvonnis

van de doopsgezinden Jan van Cuyk van de

Rietdijk in Dordrecht en Adriaenken Jans-

dochter uit Molenaarsgraaf. Het zijn de laat-

ste Dordtse martelaren die op 23 maart 1572

aan het Nieuwe Werk, bij de Nieuwe Haven,

worden verbrand.

Het historische verhaal van deze marte-

laren krijgt een plaats in het martelarenboek

van de doopsgezinden. Het is ontroerend om

het getuigenis van de glasschilder Van Cuyk

te lezen. Dit ademt een diepe vroomheid;

vooral in zijn brieven aan zijn vrouw en

anderen komt de vurige liefde voor de Ver-

losser van zondaren tot uitdrukking, zoals

in het volgende citaat uit een brief aan zijn

zwager en zuster:

‘De overvloedige genade van God, de liefde

van Christus en de werking van de Heilige

Geest worde gedurig bij u geliefden, mijn lieve

zwager en broeder in de Heere en uw geliefde

vrouw onze lieve zuster, met alle heiligen die

ijverig zijn tot gerechtigheid, zodat door zulk

een ijver en verlangen de Naam van God mag

worden groot gemaakt. (…)

Na deze hartelijke groet die voortkomt uit een

rein en zuiver gemoed van mij die onwaardig

ben en mij het minste lid van Christus be-

schouw, kan ik niet nalaten om u in het kort te

schrijven tot nagedachtenis aan u allen, als-

mede tot uw vertroosting en bemoediging. Ik

kan de onuitsprekelijke blijdschap van de Hei-

lige Geest tot mij niet voor me houden, maar

wil iets daarvan aan u doorgeven. (…)’5

De grote omwenteling

Enkele maanden na de terechtstelling

van Van Cuyk verschijnen geuzenschepen

voor de stad. Na de inname van Den Briel

in april 1572 komt de oorlog in een zekere Schout Jan van Drenckwaert (1543-1606)

Executie Jan Wouterszoon van Kuyk en Adriana

Jansdochter. Zij werden te Dordrecht verbrand op

23 maart 1572 op het zogenaamde ‘Nieuwe werck’

(huidige Wolwevershaven). Prent van Jan Luyken

Page 4: Huis in de branding

HUIS IN DE BRANDING20

stroomversnelling. Steeds meer steden ko-

men in opstand tegen het Spaanse gezag

en de gehate maatregelen van Alva. Zij kie-

zen voor losmaking van dit juk en scharen

zich achter Willem van Oranje die met een

bevrijdingsoffensief in de Nederlandse Ge-

westen bezig is. Op 25 juni worden na een

crisisberaad in het raadhuis de watergeuzen

de stad binnengelaten. De protestanten zien

nu hun kans schoon om openlijk voor hun

geloof uit te komen. ‘Onder den lindenboom

in de Kloverniersdoel’ houden zij in de open-

lucht hun eerste godsdienstoefening. Mat-

thijs Balen vermeldt in zijn Beschrijvinge van

Dordrecht dat bij deze gelegenheid vier kin-

deren worden gedoopt, waarbij burgemees-

ter Cornelis van Beveren als ‘Doop-Heffer’

optreedt. Van Beveren heeft voor de calvi-

nistische godsdienst gekozen en mede door

zijn toedoen worden de kerkgebouwen in

de stad ingericht voor de eredienst naar het

Geneefse model van de reformator Johan-

nes Calvijn. Balen schrijft dat Van Beveren

‘smaak kreeg in de Godsdienst door Mr. Jan

Calvijn hersteld; hadt in Huys een Bijbel en

een Huys-boek, Henrici Bullingers, in ’t Jaar

1568 gedrukt. (…) Hij hadde een zwart Kasje

doen maken, dat in de Schoorsteen wierde

gezet, daar men ’t Verbodene in op-sloot, om

sich en den zijnen, buyten nood, in geen ge-

vaar te brengen. (…)’

De angst om door de schout gegre-

pen te worden is nu voorgoed voorbij; Van

Drenkwaert vlucht naar Vlaanderen en

wordt opgevolgd door de protestantse Muys

van Holy. De belangrijke oud-schepen Adri-

aan van Blyenburg heeft ook voor de prins

en de gereformeerde godsdienst gekozen.

Hij heeft tijdens een verblijf in Genève ken-

nis gemaakt met de prediking van Calvijn

en anderen en komt nu openlijk voor zijn

geloof uit. Hij is het die tegen de wil van

schout Van Drenckwaert contact heeft ge-

zocht met de watergeuzen en zijn moedige

optreden heeft geleid tot de beslissing om

voor de prins te kiezen. Het kost wel enige

tijd om de raad van schepenen op het nieu-

we spoor te brengen. De Spaansgezinden

worden vervangen door aanhangers van de

prins van Oranje en als in 1576 een nieuwe

pensionaris6 is gekozen, komt er stabiliteit

in het stadsbestuur.

De parochiekerken gaan in het jaar van

de omwenteling over in handen van de

protestanten. Beelden en altaren worden

verwijderd; de kloosters worden eveneens

‘gezuiverd’. De Nieuwkerk was in 1568 door

brand verwoest en deze wordt in 1574 na

herbouw voor de protestantse eredienst ge-

schikt gemaakt. De eerste officiële hervorm-

de dienst vindt op 27 juli 1572 in de Grote

Kerk plaats. De unieke kapellenkrans langs

de buitenkant van het koor van de kerk die

aan de gilden toebehoort, wordt later ge-

bruikt voor de graven van vooraanstaande

families.

Hervormd Dordt in opkomst

Dordrecht vervult nu een sleutelrol in

het verzet tegen de Spaanse tirannie. In één

De eerste samenkomst van de calvinisten onder de

lindeboom bij de Kloveniersdoelen. 25 juni 1572.

Ontleend aan M.Balen

Kloveniersdoelen zijde Doelstraat

Page 5: Huis in de branding

21TelT haar Torens

van de zalen van het Augustijnenklooster

(de huidige Statenzaal) aan het Hof, komt

de eerste Vrije Statenvergadering bijeen.

Willem van Oranje bezoekt de stad regel-

matig, evenals de hervormde diensten in de

Augustijnenkerk. Op 21 maart 1574 neemt

hij voor het eerst deel aan het Heilig Avond-

maal. Niet alle burgers voegen zich bij de

‘herstelde’ kerk; eind 1574 zijn er dan 520

avondmaalgangers op een inwonertal van

12.000 zielen.

Zowel de overheid als de kerk is bij de

reformatie betrokken. De stadsraad is gezui-

verd en nu kunnen ook in de kerk de amb-

ten verder worden ingevuld. De gemeente

beroept hierop Joannes Lippius, een predi-

kant uit Vlaanderen. Deze leidt op 25 of 26

juli 1572 de eerste hervormde kerkdienst in

de Augustijnenkerk. Op 5 juli 1573 wordt het

eerste Avondmaal in de van beelden gezui-

verde Grote Kerk gevierd. Er is alle reden tot

dankbaarheid. Een getuigenis van wat God

dit jaar gedaan heeft vinden wij in de ma-

nuscripten over Van Beveren:

‘Die verandering was de Roomsche ten val, de

nyeuwe belyders ten opbouw. Zoo heeft het

God de Heere behaegt zyne waere dienst in de

stad te planten en in weerwil van alle pogin-

gen van ’t ryck der duysternisse te bewaren tot

zyne eeuwge glorie. Zoo doet God almagtig uit

bygeloof geloof, uit domheid wysheit, uit on-

eere eere voortkomen, en waer alles duyster

is ende betrokken, spreek hy, daer zy licht, en

het licht is er, en waer alles doods is en groot

gevaer, spreek hy daer zy hulpe, en hulpe is

er. Eere zy Hem, die soo gesproken heeft in ’t

bange en akelige tot in alle eeuwigheid!’7

Johannes Calvijn Willem van Oranje

Het Hof omstreeks 1700.

Tekening van E.H. Schoemaker

Page 6: Huis in de branding

HUIS IN DE BRANDING32

uit. De mannen van het Reveil betreuren

deze stap; zij zien geen heil in afscheiding

maar willen wel de afgescheidenen in hun

strijd bijstaan. Veel rechtzinnige predikan-

ten leven met de ds. De Cock en de zijnen

mee, maar zij willen, zo lang zij kunnen, in

de kerk blijven en daar voor de waarheid

opkomen. De kerkelijke leiding reageert fel

en meedogenloos. Zij wil hard optreden te-

gen de afgescheiden predikanten en hen

met behulp van de overheid bestrijden. Ds.

De Cock wordt gevangen genomen en uit

zijn pastorie verdreven. Samenkomsten

worden met behulp van de politie uit el-

kaar gedreven. Er volgen vonnissen, boetes

en gevangenneming van hen die de ‘verbo-

den’ samenkomsten van de afgescheidenen

bezoeken. Het volk wordt hier en daar op-

gestookt en probeert de kerkgangers aan te

vallen. Inkwartiering door soldaten leidt tot

erbarmelijke en mensonterende taferelen.

De door de Hervormde Kerk gepropageerde

verdraagzaamheid verdwijnt als sneeuw

voor de zon, nu het kerkvolk zich daadwer-

kelijk gaat verzetten tegen de onbijbelse

leer en praktijk van de kerkelijke leiders. De

tegenwerking van hoger hand heeft echter

een tegengestelde uitwerking. Overal in het

land ontstaan groepen van afgescheidenen

die zich niet willen buigen voor de kerkelijke

‘Baälpriesters’.

Het voorbeeld van ds. De Cock en zijn

gemeente wordt gevolgd door ds. Scholte en

zijn gemeenteleden. Ook de predikanten A.

Brummelkamp, G.F. Gezelle Meerburg, J. van

Rhee en S. van Velzen, nemen afscheid van

de vaderlandse kerk. Zij vormen met elkaar

de Christelijke Afgescheiden Gemeenten die

in maart 1836 hun eerste synode in Amster-

dam houden. De hervormde kerkgebouwen

worden voor hen en hun gemeenten geslo-

ten, zodat zij genoodzaakt zijn op andere

plaatsen samen te komen. De nieuwe geïn-

stitueerde gemeenten beijveren zich om ei-

gen vergaderplaatsen te stichten.

Het kleine begin in de Merwestad

De gebeurtenissen in Ulrum gaan als een

lopend vuurtje het land door. Wat zullen de

gevolgen hiervan zijn? Begin 1836 hebben

zich zes hervormde predikanten afgeschei-

den, weldra gevolgd door kandidaat A.C.

van Raalte, die op de eerste synode van de

afgescheiden kerk als predikant wordt aan-

genomen. Het provinciale kerkbestuur van

Zuid-Holland heeft hem na het proponents-

examen afgewezen, omdat hij de vraag van

de Dordtse ds. Van Kooten of hij zich aan het

kerkbestuur wilde onderwerpen niet beves-

tigend heeft beantwoord. In de provincie zelf

volgt voorlopig geen predikant het voorbeeld

van ds. De Cock en de zijnen. Wel breken in

veel plaatsen kleine groepen met de kerk. De

kerkbesturen maken zich aanvankelijk wei-

nig zorgen over deze geringe ‘uittocht’. De

classis Dordrecht maakt in februari 1836 per

kerkgemeente een inventarisatie van de om-

vang van het ‘separatisme.’ Deze gegevens

worden met die van andere classes verza-

meld en ter kennis gebracht van de gouver-

neur van de provincie. Deze rapporteert aan

de minister die belast is met kerkelijke za-

ken. De gouverneur is mild in zijn conclusies

en ziet geen reden om hard tegen de afge-

scheidenen op te treden, zoals in andere pro-

vincies gebeurt. Hij beschouwt hen als beho-

rend ‘tot de eenvoudigste, braafste en minst

gegoede onderdanen van Z.M. den Koning en

er is geen hunner zelfs door den nauwkeu-

rigsten waarnemer van oproerige gezindhe-

den verdachtgehouden’. Integendeel, ‘zij

behoren doorgaans tot de zeer gemoedelijke

christenen, maar zijn dus ook niet gevaarlijk

voor de veiligheid hunner mede-ingezete-

nen, en hunne wel eens met den naam van

regtzinnige bestempelde godsdienstige leer-

stellingen. (…)’ De aantallen afgescheidenen

die de classis Dordrecht opsomt zijn over

het algemeen gering. Uitschieters zijn Gies-

sendam en Gorinchem, waar respectievelijk

47 en 48 personen geteld worden. In de ring

Dordrecht, waaronder de gelijknamige stad

valt, zijn zeventien afgescheidenen bekend.

‘Alle deze personen zijn voorts menschen

van zeer gebrekkige kennis; met één uit-

zondering van lagen stand en van geringen

invloed; zoodat wij over dit verschijnsel on-

der ons geene groote bekommering hebben.’

Wie hebben zich in Dordrecht afgescheiden?

Binnen de kerkenraad van de hervormde ge-

meente komen regelmatig verzoeken binnen

om uit de ledenlijst geschrapt te worden. Het

lijkt erop dat een aantal niet de officiële weg

bewandelt, maar gewoon niet meer naar de

kerk komt. Tijdens de commissievergade-

ring van de kerkenraad op 10 december 1835

komen onder meer de volgende namen ter

tafel: G. Blackstone, Jilles van de Koogh, J.W.

Boshamer, A. Camerling, A. Visser en L. van

Eijsden. Zij verzoeken hun namen uit het

‘Ledematen boek’ te schrappen. De commis-

sie stelt de kerkenraad voor om achter hun

namen ‘een renvoi naar deze acta te plaat-

sen’. De jaren hierop volgen meer personen,

zoals schipper Bastiaan de Boo, koekenbak-

ker Alexander de Visser en blokmaker Pierre

Frederick August Wigny. De laatstgenoemde

schrijft op 12 februari 1837 de volgende op-

merkelijke brief aan ‘Mijnheer Spijker’12, de

liberale preses van de commissie:

‘De ondergeteekende verzoeke aan UEDL om

mij uit te schrappen uit uw Lidmaaten Boek

als verklaare mij zelve bij deze nimmermeer

of nooit een Lidmaat van uw Kerkgenoot-

schap meer genoemd te willen worden maar

vereenige mij met die Leer en diegeene(n) die

zich aansluiten aan onze zeven en dertig ar-

tikelen onzer geloofsbelijdenis nagezien en

daargesteld door de Dordtsche Synode in het

jaar 1618 en 1619, en stelle mij van nu aan

onder de Kruis Baniere Christus en ben bereid

om die vervolging, hoon en smaad welke de

Belijders van de Leer voorschreven in onze

Artikelen onzer geloofsbelijdenis, door de vij-

Page 7: Huis in de branding

33De vaan van DorDrechT’s leer geplanT

anden van de waare Leer worden aangedaan,

ook mede te willen draagen.’

Wigny die in Luik in België geboren is,

woont ‘bij de Reedijksche (Riedijkse) Poort.

Wijk C No. 221’ De kerkenraad neemt de ad-

viezen van de commissie over. Hij neemt de

verzoeken voor kennisgeving aan en neemt

vooralsnog geen verdere maatregelen. Wel

wordt bij de namen de gebruikelijke aante-

kening in het lidmatenboek geplaatst met

een heenwijzing naar de acta.

In de bakkerij in de Prinsenstraat

Welke herders kunnen zich ontfermen

over de verstrooide schapen, ‘de bedroefden

om der bijeenkomst wil’ die nu geen kerke-

lijk onderdak meer hebben? Zijn alle uitge-

schreven leden bereid om een afgescheiden

gemeente te vormen? Of houden zij afzon-

derlijk huisgodsdienstoefeningen? Het lijkt

erop dat Alexander de Visser, die een koe-

kenbakkerij heeft aan de Prinsenstraat op

de hoek van de Grote Kalkstraat, al spoedig

na zijn uittreding in januari 1836 in zijn huis

samenkomsten houdt. Volgens de overleve-

ring komt men op de zolder van de bakkerij

bijeen. Alexander, hij is dan 32 jaar, heeft

de bakkerij in september 1832 gekocht van

Franciscus Milort. Ds. H.P. Scholte uit Gende-

ren, die ook de zorg heeft over de ‘verstrooi-

den’ in het zuidelijk deel van Zuid-Holland,

blijkt in hetzelfde jaar contact te hebben

met deze groep. Ds. H.J. Budding schrijft op

Prinsenstraat hoek Grote Kalkstraat. Achter de

melkkar was de bakkerij van Alexander de Visser

Page 8: Huis in de branding

HUIS IN DE BRANDING84

genoegen afliep om tot ons over te komen.

Het traktement werd voorloopig bepaald op

800,- gulden ’s jaarlijks, waarin ZEerw. ge-

noegen nam.’

De ‘Geldersen’ hebben te maken met

een richtingenstrijd binnen de afgeschei-

den kerk. Beide partijen, de Geldersen en de

Drentsen, zijn in het jaar dat Van Proosdij

naar Dordt komt tot elkaar gekomen. Hijzelf

wordt gerekend tot de Geldersen. Dat blijkt

uit zijn keus voor ds. Brummelkamp als zijn

bevestiger, die als de voornaamste exponent

van de Gelderse richting wordt beschouwd.

Op de classicale vergadering van 2 augustus

1854 blijkt geen bezwaar te bestaan tegen

zijn komst, omdat sinds de laatste synode

beroepen op ‘candidaten uit Gelderland’

kunnen worden uitgebracht. Proponent Van

Proosdij neemt het beroep aan en wordt op

19 augustus door zijn leermeester ds. Brum-

melkamp in het ambt van herder en leraar

bevestigd. De bevestigingspreek handelt

over Handelingen 18 vers 9 en 10 en de ‘in-

tree prediking na aanleiding van Ephesen

6:19: en voor mij, opdat mij het Woord gege-

ven worde in de opening mijns monds met

vrijmoedigheid, om de verborgenheid van

het Evangelie bekend te maken’.

Na de komst van ds. Van Proosdij wordt

de kerkenraad uitgebreid met C. van der

Wiel en de broodbakker H. van Waardhuizen

als ouderlingen. W. Kooyman en Matthijs

van Schelt worden in 1854 diaken, maar zij

geven al snel hun ambt terug. In hun plaats

worden verkozen Carl Matthijs Dicke en

Izaäk den Hollander. Diaken Antonie van

Torenburg treedt reeds vóór de komst van

de nieuwe predikant af. In de Dordrechtsche

Courant van 18 maart 1854 staat een merk-

waardige advertentie waarin hij zijn vertrek

als volgt bekendmaakt:

‘Aan de Ingezetenen van Dordrecht wordt be-

kend gemaakt, dat de Ondergeteekende BE-

DANKT HEEFT niet alleen als DIAKEN, maar

met zijn Echtgenoot geen leden meer zijn

van de CHRISTELIJKE AFGESCHEIDENE GE-

MEENTE, door menschelijke Instellingen niet

vereenigd.

Gode zij dank, die ons daaruit verlost heeft.

A. van Torenburg’

De reden van zijn vertrek is niet duide-

lijk. De oud-diaken Leonardus Eijsbergen

keert in 1854 terug naar de Hervormde Kerk.

Begin 1857 volgt diaken Bisschop, die zich

‘voegt bij ds. Ledeboer’.

Geldersen en Drentsen

Het is opmerkelijk dat de Dordtse ge-

meente een kandidaat uitkiest die tot de

Gelderse richting behoort. Dit heeft waar-

schijnlijk te maken met de ‘ligging’ van de

broeders van de kerkenraad. In dit verband

is het goed om stil te staan bij de verschil-

punten tussen de Geldersen en de Drentsen

die zo gevoelig zijn geweest, dat hierover ja-

renlang strijd is gevoerd en zelfs verdeeld-

heid tot op de synode is ontstaan.

H. Algra merkt terecht op in zijn Het

wonder van de 19e eeuw: ‘Van 1834 tot 1854

is er onder de Afgescheidenen beschamend

veel getwist.’ Broedertwisten sieren een kerk

niet, zeker niet als men in een tijd van ver-

drukking elkaar zo nodig heeft. Verschil-

lende visies op de kerkorde, de doop, het

verbond en de toe-eigening van het heil zijn

tot op de meerdere vergaderingen vaak op

twistzieke en ongenuanceerde manier ter

sprake gebracht. Ook ondergeschikte zaken

als de ambtskleding hebben veel verwar-

ring gegeven en soms wantrouwen gewekt.

Nadat de vrede tussen de twee richtingen,

de Geldersen en de Drentsen, in de jaren

’50 is getekend, komen de liggingsverschil-

len over de uitverkiezing, het verbond en

het aanbod van genade in de kerkelijke bla-

Ds. C. van Proosdij Predikant van de Chr.

Afgescheiden Gemeente te Dordrecht van 1854 tot

zijn overlijden in 1879

nieuwe predikant met de komst van kandi-

daat Cornelis van Proosdij. Hij is afkomstig

uit Weesperkarspel, vestigt zich als turfhan-

delaar in Amsterdam en evangeliseert tij-

dens zakenreizen. Hij voelt zich geroepen tot

predikant en studeert daarvoor in Arnhem

bij onder anderen ds. A. Brummelkamp. Na

zijn opleiding ontvangt hij, gedateerd 16

april 1854, een beroep naar Dordrecht. Hij is

gekozen uit een tweetal met ds. Duiker uit

Oudega. Op 15 mei brengt hij een bezoek

aan de kerkenraad, die hem vraagt hoe hij

tegenover het beroep staat. Van Proosdij

geeft aan dat hij het beroep niet durft af-

slaan, maar ‘nog al bezwaar’ heeft ‘doordat

de Provincie Zuid-Holland tot de vereeniging

die in 1853 getroffen was nog niet was toege-

treden. Doch daar de Synode nu op handen

was en de algemeene gedachten waren dat

de provincie Zuid Holland op goede gron-

den ook met hun [de Geldersen] zou wor-

den vereenigd besloot ZEerw indien na aller

Page 9: Huis in de branding

85vreDe zij in uw vesTing

den nog regelmatig aan de orde. Los van de

rond ds. Scholte gevormde verdeeldheid in

de gemeenten, wordt vanaf het begin van de

afscheiding gesproken over twee richtingen.

Algra haalt in dit verband de bekende juri-

dische pleitbezorger voor de vervolgde af-

gescheidenen mr. A.M.C. van Hall aan. Deze

schrijft in een brief aan ds. H.J. Budding:

‘Er zijn in onze gescheidene gemeenten

twee richtingen; de eene – die der oude vro-

men – bepaalt zich grootendeels bij het be-

vindelijke werk en valt in een uiterste van

roemen op menschen en van liefdelooze

veroordeeling van menschen; de andere, die

der jonge bekeerden, zondigt door overmoed

en opgeblazenheid. Zij zouden elkander tot

grooter nut zijn, indien zij zich onderling

niet beten en verteerden.’

Deze wat ongenuanceerde karakterteke-

ning geeft aan dat bij de ene groep, de Drent-

sen, het ‘bevindelijke’ werk van de Geest alle

nadruk krijgt en de inhoud van de prediking

Gravure van de vier docenten aan de Theologische

School te Kampen. Docent A. Brummelkamp

bevestigde zijn leerling, kandidaat Van Proosdij, tot

predikant van de Dordtse gemeente in het Kromhout

Page 10: Huis in de branding

HUIS IN DE BRANDING94

abraham verheij

abraham verheij wordt op 25 september 1821 in amei-de geboren. over zijn ouders, izaäk verheij – de plaat-selijke brievenbesteller – en wilhelmina van gelderen, schrijft hij dat hij door een brave vader en godvrezende moeder werd opgevoed. hij was één van de zes zo-nen, zoals hij zelf schrijft. zijn grootvader van moeders zijde was evenals enkele ooms zilversmid. op nog maar 12-jarige leeftijd gaat hij bij een oom in schoonhoven in de leer als zilversmid. over deze periode vertelt hij dat op maandag de reis naar schoonhoven met veel tranen werd afgelegd. vanaf zijn vijftiende dient hij naar hartenlust de wereld, tot hij op 19-jarige leeftijd ziek wordt. Door pleuritis moet hij enige tijd het bed houden. hij vraagt wat te lezen en krijgt een preek in handen van ds. D.a. Detmar. Deze preek veroorzaakt een ommekeer in zijn leven. hij krijgt andere vrienden en laat zich bij de hervormde gemeente uitschrijven om zich aan te sluiten bij de afgescheidenen. Daar wordt hij diaken. op 9 maart 1844 trouwt hij met petronella van ooijen. na 11 maanden wordt op 5 februari 1845 om 6 uur ’s avonds hun zoontje izaäk andries geboren, maar deze geboorte kost een uur later het leven van de moeder. Diepe smart na de grote blijdschap treft verheij en hij komt gedurende vijf dagen in opstand tegen de heere, totdat Die het van hem wegneemt. Tweeënhalf jaar later, op 9 september 1847, trouwt hij met agatha Theodora sperna wijland, die in 1818 in schoonhoven was geboren. op 24 augustus 1882 wordt hij voor de tweede keer weduwnaar. Binnen een jaar hertrouwt hij met zijn ruim 20 jaar jongere inwonende dienstbode elizabeth harremanse. op 1 mei 1849 kan verheij een eigen zilversmidswerk-plaats openen, die op den duur ruime winst oplevert. hij werkt zelfs met zes knechten van de vroege morgen tot de late avond om de bestellingen af te werken. echter, na vier maanden verandert alles. hij voelt zich geroepen tot het leraarsambt. De woorden uit 1 Tim. 3:1 worden voor hem de roeping tot het ambt. overdag heeft hij geen tijd voor de studie en daarom worden de kleine uurtjes gebruikt, wat echter onmogelijk vol te houden is. hij geeft zijn pogingen op. in 1851 gaat hij over naar de gereformeerde gemeente onder het kruis. vier jaar later wordt hij opnieuw getroffen door een ernstige ziekte, waardoor de begeerte tot het ambt nieuw leven ingeblazen werd. het duurt echter nog vijf jaar voor het zover is. Maar eerst werd hij, zoals hij dat in zijn ‘levens-geschiedenissen’ vertelt, op 18 augustus 1859 tot het

Ds. A. Verheij, predikant van de Gereformeerde

Gemeente onder het kruis te Dordrecht

volle bewustzijn van zijn kindschap gebracht.in juni 1860 vertrekt hij naar rotterdam, waar hij door de kruisdominee g.w.K. hugenholtz wordt opgeleid tot predikant. hij krijgt samen met M. Keulemans ook les van ds. c. van de oever aan het raampoortplein in rot-terdam. zijn eerste preek moet hij op zondag 2 augustus houden bij de kruisgemeente van Dordrecht aan de Kui-pershaven. Daarna staat hij elke zondag en ook op de doordeweekse dagen op de kansel. van een bevriende arts had hij te horen gekregen, dat het zijn dood zou zijn als hij ging preken, maar zijn gezondheid wordt met de dag beter.op zondag 12 mei 1861 wordt verheij in Dordrecht be-vestigd door ds. c. van den oever en vervolgens doet hij intrede met zijn roepingstekst 1 Tim. 3:1. na een tweede beroep van Katwijk aan zee neemt hij op 18 juni 1871 afscheid van Dordrecht met de tekst uit joh. 14:18 :’ik zal u geen wezen laten.’

hij vertrekt naar Katwijk aan zee, en wordt daar op 25 juni 1871 bevestigd. vervolgens dient hij west- Barend-recht vanaf 12 september 1875 en woerden vanaf 19 augustus 1877. Daar neemt hij op 29 oktober 1883 ontslag als christelijk gereformeerd predikant. als reden daarvan wordt genoemd het samengaan met de afge-scheidenen, die erkenning door de koning hadden aan-gevraagd. vanuit woerden verleent hij ook bijstand in de ambtelijke bediening van de kruisgemeente in lisse. Daarna dient hij nog de gemeente van Delft vanaf 1884, en vlaardingen vanaf 1894, waar hij op 1 augustus 1898 met emeritaat gaat. hij vestigt zich dan aan de spuiweg in Dordrecht en gaat nog regelmatig voor in het gebouw van de schildersbond aan de cornelis de wittstraat. aan-vankelijk in de kring rond ds. j. van leeuwen, maar na 1899 ook buiten elk verband. na het overlijden van zijn derde echtgenote in 1902 wordt ds. verheij verzorgd door zijn inwonende nicht petronella van gog, maar als deze trouwt vertrekt hij naar schoonhoven. hij gaat dan niet meer voor en wordt verzorgd door zijn schoondochter s.M.verheij-van ree. op 10 maart 1913 overlijdt hij. Drie dagen later wordt hij daar begraven. op zijn grafsteen, beheerd door de stichting Machpela, lezen we: “geleiD Door goDs raaD, opgenoMen in heerlijKheiD”

Page 11: Huis in de branding

95vreDe zij in uw vesTing

onder voorwaarde om er in het vervolg van

tijd noch eens nader over te handelen en de

zaak noch eens in overweging te nemen’.

In die tijd zijn er wel contacten met lede-

boeriaanse gemeenten van oefenaar Da-

niël Bakker van ’s-Gravenpolder. Ds. Verheij

gaat daar in 1865 voor, maar het komt niet

tot kerkelijke vereniging. In april 1867 komt

er weer toenadering tot de kruisgezinden,

want dan wordt besloten dat ‘den Leeraar

voorlopig eerst naar Ds. Klinkert zoude gaan

om over een en ander zaken te spreken (…)’.

Dan brengt ds. Verheij op de ledenvergade-

ring van 8 mei verslag uit van dit gesprek.

Hij heeft ook ‘over het afleggen van het

Ambtsgewaad’ gesproken, want tegen de al-

gemene gewoonte onder afgescheidenen en

kruisgezinden draagt hij de driekante steek,

kuitbroek en lange jas. De leden besluiten

groen licht voor verdere gesprekken te ge-

ven, maar tekenen daarbij aan dat de leraar

niet verplicht moet worden om zijn ambts-

gewaad af te leggen.

Ds. Verheij verschijnt daarop op de al-

gemene vergadering ‘der Gereformeerde

Kerk’44 te Zwartsluis, zoals de kruisgezin-

den zich nu noemen. In de middagzitting

van 5 juni 1867 komt ‘de Heer Verhey’ ter

vergadering, ‘leeraar eener sinds jaren afge-

zworvene, op zich zelf staande gemeente te

Dortrecht, geeft zijne begeerte en - blijkens

een over gelegden brief - ook die zijner ge-

meente te kennen, weder in den schoot der

kerk te worden opgenomen’. Dit gaat echter

niet zomaar. ‘De leeraar hebbe bewijzen te

leveren van inwendige roeping en bekwaam-

heid tot de H. Bediening.’ Daarna moet ‘de

leeraar der naastbijzijnde gemeente den

Kerkeraad der gemeente Dordrecht schuld-

belijdenis afnemen over, vroeger gedane

misstappen (…)’. Zo kan ds. Verheij naar

Dordt terugreizen, nadat hij in de volgende

zitting een proefpreek heeft gehouden over

Johannes 3:16. Deze is kennelijk in de smaak

Ds. W.H. Gispen (1833-1909) Predikant van 1856 tot

zijn overlijden in 1909. Ging in 1860 over van de

Kruisgezinden naar de Afgescheidenen

gevallen, want de algemene vergadering

neemt hem na onderzoek ‘overeenkomstig

art. 8 der Dordsche Kerkorde 1618/19’ tot

voorganger aan, zodat ‘Z.WelEw. zending

zal worden verleend om in de Geref. Kerk te

dienen’. Op 25 juni komt ds. D. Klinkert uit

Rotterdam naar de Merwestad om schuld-

belijdenis af te nemen. Zowel ds. Verheij als

de andere kerkenraadsleden verklaren ‘dat

zij volkomen bereid waren om belijdenis te

doen van hun onkerkelijke handelingen ge-

durende die tijd dat zij op zichzelven, op een

onwettige wijze waren werkzaam geweest

(…)’. Zij zeggen hardop ‘Van Ganscher harte’

als hun gevraagd wordt of zij ‘bereid waren

te verenigen met de broeders der Gerefor-

meerde Kerk in Nederland (…)’. Zo is Dor-

drecht-Kuipershaven in een ordelijke weg

weer in een kerkverband opgenomen.

De gemeente mag zich nu ‘Gerefor-

meerde Kerk van Dordrecht’ noemen. Lang

heeft zij deze naam niet gevoerd, want na

twee jaar, in juni 1869, komt een brief bin-

nen van de kruisdominee L. van der Valk van

Rotterdam ‘inhoudende of wij voor of tegen

de vereniging waren met de Afgescheiden

Kerk’ en gemeenten . De kerkenraad neemt

deze brief positief op en acht dit ‘voor een

wenselijke zaak indien dit kan geschieden

op Bijbelse gronden en de Leer en tugt en

dienst onzer vaderen en hebben op grond

daarvan hunne toestemming gegeven’. Op

de algemene vergadering van de kruisge-

zinde gemeenten in Amsterdam wordt de

vereniging goedgekeurd, ondanks dat juist

dan het boekje van ds. N.J. Engelberts van

Zutphen verschijnt, waarin hij de verschil-

len met de afgescheidenen nog eens op een

rij heeft gezet. Dat boek heeft aan beide

kanten reacties opgewekt, maar het heeft de

vereniging toch niet kunnen tegenhouden.

In dezelfde maand als bij de kruisgezinden

komt de synode van de afgescheiden kerk in

Middelburg bijeen. Deputaten over en weer

Page 12: Huis in de branding

HUIS IN DE BRANDING116

bediening (…)’. Met het zingen van Psalm

72:11 wordt de synode afgesloten.

Van de afgevaardigden wordt ook nog

een foto gemaakt. Jammer genoeg zonder

toelichting waar de verschillende afgevaar-

digden zitten. Er wordt een advertentie in de

De Bazuin van 3 oktober 1879 geplaatst:

Foto van de afgevaardigden van de Synode van 1879

gehouden in de kerk aan het Kromhout

Ouderling Van de Waardhuizen van het

Kromhout opent deze slotbijeenkomst met

gebed. De preses bedankt de kerkenraden,

die alle zittingen hebben mogen bijwonen,

‘(…) de beide Gemeenten van Dordrecht,

voor haar gastvrijheid; aan den Predikant en

de beide Kerkeraden, voor al wat zij in het

belang van de Vergadering deden (…) Ook

de koster danken wij voor zijn stille en nette

Page 13: Huis in de branding

117van paKhuisKerK naar linDengrachT

Ds. Van Brummen komt naar de Kuipershaven

Als de synode in Dordrecht gehouden

wordt, is ds. Van Proosdij enkele maanden

daarvoor overleden. Ds. D.J. van Brummen

is dan reeds drie jaar aan de Kuipershaven-

gemeente verbonden. Hij is beroepen uit een

tweetal met ds. J.W.D. Notten uit Harlingen

maar neemt dit beroep niet aan: ‘daar den

Weleerw. Heer D. van Brummen, heeft moe-

ten bedanken, wegens den omloop van den

gestelden tijd, maar heeft verklaart geen

bewuste keuze kondet doen (…)’. De ker-

kenraad meent vanwege ‘de toestand der

Gemeente’ opnieuw een beroep op hem uit

te moeten brengen. Daar moet de classis

toestemming voor geven en dat pakt in de

ochtendvergadering van 6 juli 1876 anders

uit dan de Dordtse afgevaardigden hadden

verwacht. De classis stemt tegen dit verzoek,

waarop de ouderlingen Thobé en De Koning

opnieuw om een stemming vragen. Met ont-

houding van de stemmen van ds. Wisse en

ds. Van Proosdij wordt het uit te brengen be-

roep goedgekeurd. In de kerkenraadsnotulen

van 2 augustus staat dat ds. Van Brummen

het beroep heeft aangenomen. De notulen

vervolgen met: ’Den Weleerw. Heer D. van

Brummen, is als onzen Herder en Leeraar in

ons midden bevestigd, door den Consulent,

den Weleerw. Heer C. van Proosdij, op zondag

den 3de Sept. 1876, welke tot tekst gekozen

hadt Markus 16 vers 15, waarna vervolgens

de bevestigde des namiddags zich plegtig

verbond aan de Gemeente naar aanleiding

der woorden Gods welke men vindt in den

Brief van Paulus aan den Romein, kap. 1 vers

16, het eerste en tweede gedeelte. ‘Want ik

schame mij des Evangeliums Christi niet;

want het is een kracht Gods tot Zaligheid.’

Vóór de komst van de nieuwe herder had

de kerkenraad beroepen uitgebracht op ds.

K. Kleinendorst uit Vlaardingen en ds. G. de

Braal uit Apeldoorn die beiden bedankten.

Hierop komt een aantal leden waaronder

P. en T. van Dongen, Van Rijswijk en Vaar-

ties met een lijst met de namen van bijna

alle gemeenteleden bij de kerkenraad met

het dringende verzoek om ds. Kleinendorst

opnieuw te beroepen. Hoewel de broeders

kerkenraad achter dit verzoek staan, komt

het niet tot beroepen. Een volgende poging

slaagt evenmin:

‘Nadat de gemeente enkele keren is gediend

door de oefenaar P. van Schaik uit Appinge-

dam wil men hem wel beroepen. Na overleg

met de consulent wordt hem gevraagd of hij

dan een classicaal examen wil doen, maar

daar is hij niet toe bereid omdat hij heeft be-

sloten de opleiding in Kampen te gaan volgen.’

Opmerkelijk is dat enkele ledenverga-

deringen waarin stemmingen plaatsvinden,

niet worden voorgezeten door de consulent,

maar door predikanten van buiten de clas-

sis, zoals ds. Kleinendorst, ds. A. de Bruijne

uit Goes en ds. Siemense uit Oosterland. Bij-

zonder is dat deze stemmingen op zondag

plaatsvinden. Dit gebeurt wel met toestem-

ming van ds. Van Proosdij, maar bij het eer-

ste en mogelijk ook het tweede beroep van

ds. D.J. van Brummen wordt die toestem-

ming niet uitdrukkelijk in de notulen ver-

meld. Op de classis van 9 maart 1876 doet

de predikant van het Kromhout als volgt zijn

beklag bij de classis:

‘Door ds. Proosdij wordt gevraagd of een Ker-

keraad het recht heeft vergaderingen met de

gemeente te hebben, met het oog op het be-

roepen van een predikant zonder voorkennis

van de consulent. De vergadering oordeelt dat

hieruit groote moeielijkheden in de gemeente

kunnen ontstaan waarom zij deze vraag ont-

kennend beantwoord.’

Er zijn geen aanwijzingen die de vrees

van ds. Van Proosdij bevestigen. Tijdens de

herderloze periode is het betrekkelijk rustig

in de gemeente. Zo lezen we in de notulen

van 5 april 1876 dat na opening door broeder

Thobé en na het lezen van de notulen, onder

art. 3: ’na den avond gezellig te hebben door-

gebracht en geen zaken te verhandelen is de

vergadering gesloten met gebed en het zin-

gen van Psalm 81: 7 door broeder Van Hill.’

Met de komst van ds. Van Brummen is

de vacature van ds. Wisse spoedig vervuld.

Ds. Van Brummen komt van Oud-Beijerland,

zodat hij binnen de classis Dordrecht be-

kend is. Oorspronkelijk was hij afkomstig uit

Arnhem waar hij eerst onderdak had gevon-

den bij een ‘gezelschap’ dat zich van de Her-

vormde Kerk had afgescheiden. Hij voelde

zich meer thuis bij de kruisgemeenten dan

bij ds. Brummelkamp, die hem wilde laten

studeren.

Ds. Van Brummen is getrouwd met Hen-

drina Hoffman; uit hun huwelijk zijn drie

kinderen geboren van wie er twee op jonge

leeftijd zijn overleden. Ds. Van Brummen

wordt in 1867 als predikant in de kruisge-

meente van Katendrecht bevestigd. Na de

vereniging van beide kerken in 1869 blijkt

Page 14: Huis in de branding

HUIS IN DE BRANDING184

Het terrein Dubbeldamseweg/hoek Singel gekocht

Het gekochte terrein bevindt zich op de

hoek van de Dubbeldamseweg en de Singel

en heeft een oppervlakte van 7 are en 21 ca.

De Dubbeldamseweg ligt in het verlengde

van de Blekersdijk waar de statige Wilhel-

minakerk al bijna twintig jaar de wijk do-

mineert. De Adriaan van Bleijenburgstraat,

waar de pastorie staat, is een zijstraat van de

Blekersdijk. In deze omgeving zijn de laatste

dertig jaar veel huizen gebouwd. De Singel

is een voorname verbindingsweg tussen de

Noordendijk en de Hoogt, nabij de Grote

Kerk. Verschillende villa’s en herenhuizen

zijn hier verrezen. Het stratenplan in deze

zogenaamde negentiende-eeuwse ‘schil’ is

ruimer opgezet dan in de binnenstad, die in

de omgeving van de Museumstraat steeds

meer verpaupert.

Oude tekeningen geven een beeld van

het landschappelijke schoon dat de Singel

kenmerkte. Een dorpsschrijver75 geeft dit in

woorden weer: ‘De Singel was toen - in de

negentiende eeuw- een van de schoonste

wegen uit de geheele omtrek, aan weers-

zijden bezet met zwaar geboomte en vol

afwisseling van tuinen. Hij eindigt bij de

kromming der Beeldjeshaven bij de schei-

ding van den stadsgrond Dubbeldam. Daar

lagen voorheen onder Dubbeldam, Groot en

Klein Krooswijk, twee gehuchten die sedert

lang aan de stad getrokken zijn.’ Daar was

een tijdlang de herberg Krooswijk te vinden,

op de plaats waar de nieuwe kerk moet ver-

Kijk op de Singel vanaf het kruispunt met de

Blekersdijk. Rechts het poortje dat toegang gaf tot

De Krooswijkhof

Page 15: Huis in de branding

185op weg naar een nieuw BeDehuis

rijzen. Dit markante punt is pas in 1871 bij

de stad Dordrecht getrokken.76

Voorlopig moet de gemeente het doen

met het te kleine kerkgebouw dat ’s zondags

overvol is. J. van Dongen wijst erop dat en-

kele broeders uit de gemeente het voorstel

hebben gedaan om de muur van de consis-

torie uit te breken, maar vanwege de hoge

kosten wordt hiervan afgezien. Men hoopt

dat de bouw van een nieuwe kerk zo spoedig

mogelijk kan worden gerealiseerd.

De gevolgen van de Eerste Wereldoorlog

zijn bij velen ook in de portemonnee merk-

baar. Er is aan alles gebrek. De gasvoorzie-

ning stagneert; in de kerkenraad wordt opge-

merkt dat in 1916 maar 50% van de behoefte

door de gasfabriek is gehonoreerd. Het ziet

ernaaruit dat hierin voorlopig geen verande-

ring komt. Een positief punt is de bouw van

een elektriciteitscentrale aan de Noorden-

dijk. De vraag is of deze nieuwe energiebron

meer zekerheid biedt dan gas. Maar ook voor

de opwekking van elektriciteit zijn kolen

nodig. Zo stapelen de zorgen zich op. Als de

financiering van een nieuw kerkgebouw

daarbij komt, zullen de lasten die op de ge-

meente drukken nog zwaarder zijn.

Eind mei 1917 vergadert de kerkenraad

opnieuw met de bouwcommissie. De ontvan-

gen giften voor de bouw vallen tegen: er is

nog maar ƒ 536,98 in kas. De overdracht van

het terrein heeft nog niet plaatsgevonden. J.

van Dongen vraagt of er met een open begro-

Kijk op de Dubbeldamseweg vanaf de Blekersdijk.

Rechts het dak van het huis naast de kosterswoning

Page 16: Huis in de branding

HUIS IN DE BRANDING250

sporen. In november 1940 wordt de groep102

van de gereformeerde verzetsman Leen

Keesmaat gegrepen en in het jaar daarop

gefusilleerd.

De Duitse overheid wil de weerloze be-

volking steeds meer dwingen om in het na-

zispoor te gaan. De kerken beschouwt zij

als een blokkade om haar wil door te voe-

ren. Verbieden van de kerkdiensten durft zij

niet aan, omdat dit op een massaal verzet

zou stuiten. Kerkelijke verenigingen, vooral

die de christelijke vorming van de jeugd tot

doel hebben, passen niet in het propaganda-

plaatje van de nazi’s. De activiteiten worden

nauwlettend gevolgd en als blijkt dat poli-

tieke zaken ter sprake komen of aanhanke-

lijkheid wordt betuigd aan het Oranjehuis,

grijpt men in. Ook het blad ‘De Wekker’ mag

niet meer verschijnen, maar professor Van

der Schuit kan in maart 1942 meedelen dat

het landelijke kerkblad weer mag worden

gedrukt.

De Jongelingsvereniging ‘Gideon’ telt in

1940 nog maar vijftien leden. Het jaarver-

slag van de secretaris Wim Tempelaar, dat

hij het jaar daarop op de jaarvergadering

voorleest, heeft een sombere ondertoon. Hij

gewaagt van het uitbreken van de oorlog en

noemt ‘de vele jongelingen, die wij wellicht

van nabij kenden,’ die ‘als een stroohalm’

werden neergeveld. Hij spreekt van het ‘in-

nig geliefd vorstenhuis’ dat moest vluchten.

‘Vrienden, een Jaarvergadering in een stik-

donkeren tijd. Ik geloof niet dat de J.V. ooit

zulk een tijd heeft meegemaakt.’ Er zijn

ook pluspunten te noemen. De vergade-

ringen konden doorgaan en het ledental is

zelfs wat toegenomen.‘ Tweemaal hadden

we een stampvolle zaal n.l. in Jan., toen we

een geanimeerde vergadering hielden met

de meisjesvereniging ‘Maria‘, en op 16 Febr.

een al meerdere malen gehouden vergade-

ring met de K.V. ‘Josia’. Onze verhouding tot

den Kerkeraad is uitstekend. Een verzoek

De Dordtse verzetsman Leendert Keesmaat werd in

1944 gefusilleerd

(…) Die koekoek had drie raampjes waarvan er twee open konden die uitzicht gaven op de Dubbeldamseweg. ik kon ver weg kijken zelfs tot over de spoorlijn. vanuit dat kamertje heb ik de oorlog zien uitbreken. het was 10 mei 1940, ik werd wakker van het lawaai van overvlie-gende vliegtuigen en harde knallen. het was net licht geworden dus het zal zo ongeveer half vijf geweest zijn. ik stond op en keek uit het raam. ik wist niet wat ik zag, in de richting van de Markettenweg over de spoorbaan zag ik honderden parachutisten uit de hemel vallen. langzaam daalden ze neer. Maar ik kon niet zien dat ze de grond raakten. vliegtuigen die ik nog nooit zo groot had gezien, vlogen over bij tientallen en braakten steeds maar parachutisten uit. intussen was de hele familie naar boven gekomen en we keken allemaal naar iets waarvan we toen niet begrepen wat het zou gaan betekenen. (…)

10 mei 1940

Page 17: Huis in de branding

251De Bange oorlogsjaren

om eenige Maatschappelijke onderwerpen

van het rooster te schrappen, behoefde niet

meer te gebeuren (…).’

Een jaar later bepaalt de Duitse ‘Com-

missaris voor niet commercieele Vereeni-

gingen en Stichtingen’ dat ‘Gideon’ moet

worden ontbonden. Alle bescheiden en/

of gelden moeten worden ingeleverd. Deze

invordering betekent echter niet dat de J.V.

ophoudt te bestaan. Ze gaat verder onder

de verantwoordelijkheid van de kerken-

raad. Het gaat bij de bezetter meer om het

vermogen, het kasgeld. De jongelingen gaan

niet zomaar overstag. Zij willen de kas niet

aan de vijand overdragen. Voorzitter Van der

Leeden jr. komt eind oktober 1942 bij de ker-

kenraad om mee te delen dat de vereniging

moet worden ontbonden. Het kasgeld wordt

aan de kerkeraad afgedragen om te voorko-

men dat het door de Duitsers wordt gecon-

fisqueerd. Maar kort daarna komt er bericht

De geheime schuilplaats

Meisjesvereniging ‘Maria’ bij hun 12½-jarig jubileum.

1e rij: Tonnie Spiering, Corrie van Brummen, presidente Ries Peels, secretaresse Mensje van der Leeden, Clazien

Noordzij; 2e rij: Catrien Tijsen, Lenie Noordzij, Marie Tijssen, Bertie Visser, Marie Littooij, Tinie van Dijk, Annie van

Zwoll, Riek Tijssen, Marie Boshoven; 3e rij: Marie Tempelaar, Lenie van der Leeden, Marie Tijssen Pdr., Lenie van

Dijke, Willie de Vries, Lenie van Balen en Corrie Tijssen

(…) Bovendien kreeg ik geen bonkaarten meer omdat ik ondergedoken was, hetgeen betekende dat ik door de Duitsers gezocht werd omdat ik zogenaamd was gedeserteerd. zodoende leefden we eigenlijk altijd in angst voor ontdekking. ik had al snel gezelschap van een andere onderduiker. Dat was Kees vogelezang, die naar Duitsland moest maar daar ook geen trek in had.

hij was denk ik een jaar of tien ouder dan ik en had samen met zijn vader een timmerwinkel annex verhuur van ladders in alle maten. ook stoelen en tafels voor bruiloften en partijen. pa had voor ons een slaapplaats gecreëerd onder de vloer van een van de galerijen. Daar moesten we ‘s avonds naar toe door de donkere kerk. het nadeel was dat als er Duitsers kwamen bellen om mij of misschien Kees te zoeken, dat we dan langs de

voordeur moesten. we hebben dat een poosje volge-houden, maar pa zocht toen naar iets anders wat min-der gevaarlijk was. hij vond het ook! als we de ‘jakobs-ladder’ opgingen kwamen we immers op de kerkzolder. Direct als we het houten deurtje openden stonden we op het luik, en als je dat opendeed kon je naar beneden als je er een lange ladder inzette. Die lange ladder had Kees v. en werd door pa gehaald. als we dan afdaalden naar beneden stonden we precies boven op de ronde toog waar het kerkorgel onder stond

Met een touw lieten we ons dan langs de ronding van de toog naar beneden zakken tot we boven op het pla-fond van de keuken terecht kwamen. Dat werd versterkt met wat planken waarop we een paar matrassen had-den gelegd en daar sliepen we dan. in de moordonker

en wat muffig. Maar wel veilig, dachten we. het was iedere avond een flinke klimpartij en voor we slie-pen werd er heel wat afgefantaseerd over als de oorlog voorbij zou zijn. wat zouden we lekker gaan eten en wat zouden we heerlijk vrij zijn. je mocht dan weer alles zeggen wat je wilde zonder dat je gevaar liep om opgepakt te worden. Bovendien bedachten we allerlei verschrikkelijkheden voor de nsB-ers die zo door ons gehaat werden. van ellende vielen we tenslotte dan wel in slaap. Maar de dagen waren ook angstig. leder ogenblik kon je verwach-ten dat de Duitsers zouden aanbellen. als ze je dan pakten was je lot bezegeld (…).’

Page 18: Huis in de branding

HUIS IN DE BRANDING252

van het Secretariaat van niet Economische

verenigingen dat de JV Gideon niet ontbon-

den had mogen worden. Het aanwezige kas-

geld moet worden afgestaan. Het bestuur

vraagt het geld van de kerkenraad terug en

dragen het alsnog af.

Er blijkt meer aan de hand te zijn bij ‘Gi-

deon’. In november 1942 geeft D.M. van der

Leeden jr. aan ‘dat hij zich wenst terug te

trekken als leider (…). Voorgesteld wordt als

leider L. van Valen Pzn. en als helpers H. Bui-

zert en A. Huizer te benoemen ). Genoemde

personen worden als zodanig door de ker-

kenraad aangesteld.’

Enkele jongelui worden om onbekende

reden naar de gevangenis aan de Noordsin-

gel in Rotterdam overgebracht. Ds. Van der

Molen, die in de meidagen zijn kerk in Rot-

De Meisjesvereniging ‘Maria’ viert haar

koperen jubileum in gebouw ‘Patriminium’

in de Lange Breestraat. In het bondsorgaan

‘Belijden en Beleven’ van 10 juli 1941 staat

het volgende verslag van deze feestelijke bij-

eenkomst:

‘Het 12 ½ jarig bestaan van onze vereeniging

herdachten we in een vergadering, die 12 juni

in ‘Patrimonium’ gehouden en door onze pre-

sidente, Ries Peels, geleid werd. De presidente

gaf in haar openingswoord een toelichting op

de leidende gedachte, die deze avond beheer-

schte: ‘Alles wat adem heeft, love den Heere’.

Niets mag ons verhinderen in dezen tijd, nu

de gebeurtenissen ons steeds meer benau-

wen, den Heere te loven en te prijzen. Clazien

Noordzij had voor de pauze een goed verzorgd

onderwerp over Psalm 148. Na de pauze, waar-

in we thee met gebak kregen, sprak de heer

B.A. Schotel over het onderwerp: ‘De ‘vox ce-

lestis’ op het orgel der schepping.’ Spr. gaf een

schets over de leer der engelen, die door de

beeldhouw- en dichtkunst ontwricht en naar

beneden gehaald wordt. Met stille aandacht

werd geluisterd.

De avond werd afwisselend door enkele zang-

stukjes, recitaties en prozastukjes.

Na de rondvraag, waarvan enkele vereenigin-

gen gebruik maakten, dankte onze presidente

allen, die hadden meegewerkt tot het welsla-

gen van dezen avond. Na nog Psalm 150 gele-

zen te hebben zongen we Gezang 96 en ein-

digde de Heer D. v. d. Leeden met dankgebed.

Mensje v. d. Leeden, Secr.esse’

Ds. Smits komt over

De vacante tijd vergt bij gebrek aan een

voorganger veel van de broeders van de ker-

kenraad. Voorzitter is broeder Besterveld, die

in 1942 mag gedenken 40 jaar in het ambt

te staan. Op de kerkenraadsvergadering van

5 februari wordt hij hartelijk toegesproken

door de tweede voorzitter: Ouderling Bartus Besterveld met zijn vrouw Jobje Besterveld-Kleiberg

terdam in vlammen had zien opgaan, geeft

hun pastorale bijstand.

Het catechisatielokaal wordt enkele

maanden door de Bavinckschool gebruikt,

omdat het schoolgebouw is gevorderd. Als

men weer terug kan naar de school, mag de

kerk als dank het verduisteringsmateriaal

houden. Zo oefent de bezetter steeds meer

druk uit op kerken, verenigingen en scho-

len.

Teun Bakker dient in maart 1942 een

klacht in over de voorzitter van het Verband

van verenigingen, die volgens zijn zeggen

‘les geeft in het gebouw ener partij die ver-

derfelijke en heidense beginselen voorstaat’.

Het antwoord van de kerkenraad bevalt hem

niet en dat resulteert in het bedanken als

lid, samen met zijn vrouw en twee kinderen.

Hij sluit zich aan bij de Gereformeerde Ker-

ken, waar hij later predikant wordt.

Page 19: Huis in de branding

253De Bange oorlogsjaren

Ds. c. smits

cornelis smits wordt op 22 december 1898 geboren op de boerderij ‘recht door zee’ aan de ijweg in nieuw vennep (haarlemmermeer). Deze behoort toe aan zijn grootvader cornelis van der walt, die uit Dinteloord af-komstig is. op 2 april 1902 trouwt zijn moeder, de 27- jarige cornelia van der walt met de 22-jarige jan smits. cornelis wordt bij dit huwelijk als zoon erkend. Twee kinderen worden hierna geboren: johannes in 1903 en Maarten in 1905. Kort na de geboorte van Maarten wordt moeder smits ernstig ziek en overlijdt op 29 ok-tober 1905, nog maar 31 jaar oud.

cornelis, die in het kinderrijke gezin (tien kinderen) van zijn grootouders opgroeit, wordt in de gereformeerde Kerk gedoopt. zijn grootouders vinden dat hij voorbe-stemd is voor het werk op de boerderij, maar diep in zijn hart rijpt bij de jonge cornelis een ander verlangen. op veertien-jarige leeftijd gaat hij bij de hervormde ds. F.h. hospers in hillegom naar de kerk. in die tijd wordt de heere hem te sterk, zo schrijft hij later. hij vertrekt naar lisse om opgeleid te worden voor de bloembol-lenkweek. Daar bezoekt hij de christelijke gereformeer-de Kerk waar hij preken hoort van docent p.j.M. de Bruin, die op hem een onvergetelijke indruk maken.

op 23-jarige leeftijd ervaart cornelis de roeping tot het predikambt door de woorden uit jesaja 51:16. hij wordt in 1924 op 25-jarige leeftijd toegelaten tot de Theolo-gische school in apeldoorn. eerst volgt hij lessen in let-terkundige vakken en volgt hij ‘colleges’ van de profes-soren p.j.M. de Bruin, F. lengkeek, g. wisse en j.j. van der schuit. in 1929 wordt hij bevorderd tot theologisch student. op 5 juli 1932 wordt hij met zijn medestuden-ten D. Biesma, a. Dubois, a.M. Franssen, w.F. laman en w. Meijnhout beroepbaar gesteld. hij neemt het beroep naar nieuwpoort aan, waar hij op 6 november 1932, de dankdag voor gewas en arbeid, als predikant wordt be-vestigd door professor De Bruin. hij verbindt zich aan de gemeente met een preek over psalm 132:7-9.

voordat smits predikant wordt, ondergaat hij tweemaal een operatie aan het strottenhoofd. hij is dan 29 jaar. als de Duitse dokter die hem in haarlem behandelt, hoort dat smits voor predikant studeert, reageert hij met de woorden: ‘Dan zou ik er nog maar eens ernstig over nadenken, want daar heeft u geen mond en geen keel voor, want uw strottenhoofd deugt niet’. in al de jaren waarin hij daarna het woord mag bedienen, heeft

de Duitsers. het zijn jaren van bange vrees, maar ook van zegen. op 23 september 1944 krijgt de dominee een beroep van Driebergen, dat waarschijnlijk vanwege de oorlog blijft liggen. het volgende beroep van Drieber-gen neemt hij begin juni 1945 aan. na Driebergen vol-gen nog vijf verhuizingen. in 1952 weer naar sliedrecht, twee jaar later naar old christian reformed church in grand rapids in de verenigde staten en na anderhalf jaar wordt hij op 16 mei 1956 (voor de derde keer) bevestigd in sliedrecht. in 1969 volgt de gemeente van clifton van de Free reformed church in noord-amerika. ook deze amerikaanse periode is kort, want op 15 sep-tember 1971 komt hij weer terug in zijn vaderland. hier sluit hij zich aan bij de oud gereformeerde gemeenten en wordt door ds. joh. van der poel in de gemeente van hardinxveld-giessendam bevestigd. hier blijft hij voor-ganger tot aan zijn overlijden op 22 april 1994. zijn graf, ook de rustplaats van zijn vrouw, bevindt zich op de begraafplaats van zijn laatste woonplaats.

Het echtpaar C. Smits-van Vuuren

hij dit met een heldere, welluidende stem mogen doen!Twee dagen vóór zijn bevestiging tot predikant trouwt hij met helena catharina van vuuren. het echtpaar krijgt drie kinderen, een zoon en twee dochters, cornelis 1933, annigje 1935 en joke 1938.

veel beroepen worden tijdens zijn bediening op ds. smits uitgebracht. in de jaren waarin hij de christelijke gereformeerde Kerken dient, ontvangt hij er meer dan 80. na ruim anderhalf jaar neemt hij op 6 april 1934 een beroep aan naar sliedrecht. in 1942 verhuist hij van dit dijkdorp naar Dordrecht. hier wordt hij op 9 juni 1942 door ds. h. Meijering van zwijndrecht bevestigd met een preek over jesaja 52:7 en op 11 juni doet hij intrede met een preek over romeinen 1:15.

Ds. smits woont evenals zijn twee voorgangers in de adriaan van Bleijenburgstraat 20. De Dordtse periode tekent zich vooral door de oorlog en de bezetting door

Page 20: Huis in de branding

HUIS IN DE BRANDING380

Ds. Kieviet twee keer beroepen

Het eerste beroep dat de gemeente na

het afscheid van ds. Van de Weerd uitbrengt

is op ds. L.W. van der Meij uit Driebergen.

De mansleden kiezen hem op 14 november

2005 uit een tweetal met ds. K. Hoefnagel uit

Katwijk. Als ds. Van der Meij bedankt, stelt

de kerkenraad een nieuw tweetal, te weten

ds. J.M.J. Kieviet uit Rotterdam-Kralingen en

ds. A. van der Zwan uit Sliedrecht-Centrum

(Bethel). Ds. Kieviet krijgt de beroepings-

brief, waarna de kerkenraad hem een be-

zoek brengt. Tijdens dit bezoek ontstaat bij

de kerkenraad de stellige overtuiging dat ds.

Kieviet naar Dordt zal komen. Hij vertelt de

broeders dat hij in Rotterdam-Kralingen een

prekenserie uit het Lukasevangelie moest

afsluiten met een preek over de woorden uit

Lukas 4:43 ‘Maar Hij zeide tot hen: Ik moet ook

andere steden het Evangelie van het Koninkrijk

Gods verkondigen; want daartoe ben Ik uitgezon-

den.’ De gedachte was bij hem opgekomen

dat het wel eens zo zou kunnen gaan dat hij

ook daarin Zijn Meester moest volgen. Op de

biddag van 2006 komt echter het bericht van

ds. Kieviet, dat hij meent voor het beroep te

moeten bedanken. De teleurstelling is groot.

Ouderling Zeeders geeft in zijn ‘Pastoraal

contact’ de uitkomst weer: ‘De uitslag op

het uitgebrachte beroep stelde teleur, maar

Kralingen werd verblijd.’ Ds. Kieviet voelt

zich gedrongen om de gemeente een brief

te schrijven waarin hij zijn meeleven aan-

geeft. Hij kan geen andere beslissing nemen,

ondanks dat hij ‘vanaf het begin een zekere

aantrekking’ tot de gemeente heeft ervaren.

‘De kansel en de gemeente van Dordt heb-

ben sindsdien een aparte plaats in mijn

ambtelijke herinneringen.’

Het volgende beroep wordt op de leden-

vergadering van 8 juni uitgebracht op ds. H.

Polinder van Urk (Maranathakerk). Zijn ant-

woord is teleurstellend. Maar enkele maan-

den later leidt de Heere het onverwacht en

ongedacht zo, dat ds. Kieviet in Dordrecht

het Heilig Avondmaal moet bedienen. Op

deze bewogen zondag wordt zijn hart over-

gebogen naar Dordrecht. Verwonderd is de

kerkenraad als hij op 20 september 2006 van

ds. Kieviet het verzoek krijgt ‘om te bevorde-

ren dat hij een tweede beroep van onze ge-

meente zou mogen ontvangen.’ Twee dagen

later krijgen de broeders van de dominee

een nadere toelichting en vier dagen daarna

besluiten zij ‘unaniem om aan zijn verzoek

te voldoen.’ Een van de gronden van het ker-

kenraadsbesluit is het feit dat ds. Kieviet

aangeeft ‘na het bedanken voor het eerste

beroep (d.d. 13 februari 2006) geen rust te

hebben ontvangen op zijn genomen beslis-

sing.’ Als derde grond noemt de kerkenraad:

‘Dat zijn overtuiging werd bevestigd toen hij

voorging in de diensten van onze gemeente

het woord van de levende god

gericht op de wijkgenoten en de andere stadsbe-woners, maar ook op onszelf, jongeren en ouderen, behorend tot de singelkerk van Dordrecht-centrum. we zijn kerk midden in een moderne, turbulente stad. De oudste stad van holland weliswaar, maar tegelijkertijd een stad midden in de 21ste eeuw. en voor de mensen van deze 21ste eeuw hebben we een woord. het woord van de levende god. Dat mag getoond en gezegd worden!

Ds. j.M.j. Kieviet in de kerkbode no.1013 van 30 maart 2007

Zo was het voor de banken werden gerestaureerd

Page 21: Huis in de branding

381een gerenoveerDe KerK in een MulTiculTurele sTaD

op zondag 17 september. Vooraf was het zijn

gebed dat de Heere hem duidelijk wilde ma-

ken wat Zijn weg zou zijn. De kracht van Gods

Woord in prediking en sacrament werd door

zowel ds. Kieviet als de kerkenraad en de ge-

meente opgemerkt. De verkondiging, in Woord

en sacrament, is voor meerderen in de ge-

meente tot zegen geweest.’

Bij een tweede beroep is toestemming

van de classis nodig. Daarna moet bij de en-

kelvoudige kandidaatstelling minstens 80%

van de geldige stemmen voor het tweede be-

roep zijn. Nadat de gronden, overeenkom-

stig de kerkordelijke bepalingen, op 4 okto-

ber op de najaarsvergadering van de classis

Dordrecht door de afgevaardigden van de

kerkenraad zijn toegelicht en toestemming

is verleend voor het tweede beroep, is ds.

Kieviet d.m.v. enkelvoudige kandidaatstel-

ling aan de gemeente voorgesteld. Broeder

Zeeders verwoordt het vervolg in de kerk-

bode:

‘BEROEPINGSWERK

Met grote dankbaarheid mocht afgelopen

maandagavond [16 oktober] op de ledenverga-

dering na de stemming meegedeeld worden,

dat maar liefst 90,4% van de uitgebrachte

stemmen voor het beroep van ds. Kieviet was.

We stonden in de opening van de vergadering

met name stil bij de laatste vier verzen van

Romeinen 11, eindigende met de woorden

‘Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn

alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeu-

wigheid. Amen.’ In de uitslag van de stemming

galmen die woorden na.’

In de kerkbode van 10 november geeft

ds. Kieviet in een brief aan de gemeente in

alle openheid weer wat hem bewogen heeft

om dit tweede beroep aan te vragen en aan

te nemen. ‘(…) Al heel direct nadat mijn be-

slissing (om te bedanken) bekend gemaakt

was, kwam het beroep – dat inmiddels geen

beroep meer was – in hevigheid terug. Ik zal

niet uitweiden hoe het allemaal in dat lange

en moeilijke half jaar geweest is. Maar wel

kwam er voor mij de ene na de andere ken-

nelijke aanwijzing dat mijn beslissing om te

bedanken onjuist was geweest. Met name de

woorden van de Heere Jezus tot Zijn disci-

pelen ter gelegenheid van de storm op zee

gingen spreken: ’Wat zijt gij vreesachtig?

Hebt gij geen geloof?’ Als de Heere het ons

geeft, zullen mijn vrouw en ik, alsmede onze

20-jarige zoon Samuel, medio januari 2007

neerstrijken aan de De Jagerweg. (...) Wat

overblijft is verwondering. Een gemeente

jacob Marinus johannes wordt op 12 augustus 1950 in sommelsdijk op goeree-overflakkee geboren. het gezin Kieviet behoort tot de christelijke gerefor-meerde Kerk van Middelharnis. jaap Kieviet bezoekt de mulo te Middelharnis en de bestuursacademie te rotterdam. hij treedt in overheidsdienst en wordt na verloop van tijd beleidsmedewerker en afde-lingshoofd bij de lagere overheid. zijn levensweg verandert als hij gehoor mag geven aan de inner-lijke roepstem om in gods wijngaard te dienen. in 1995 doet hij admissie-examen en wordt toegela-ten tot de studie aan de Theologische universiteit in apeldoorn. eerder studeert hij theologie aan de rijksuniversiteit utrecht. De eerste gemeente van ds. Kieviet is rotterdam-Kralingen. hij wordt hier op 27 januari 1999 als kan-didaat bevestigd door ds. a. Baars met de woorden uit habakuk 2:1-4. Ds. Kieviet doet intrede met de woorden van habakuk 3:2, ‘heere! als ik uw rede gehoord heb, heb ik gevreesd; uw werk, o heere! behoud dat in het leven in het midden der jaren; maak het bekend in het midden der jaren; in de toorn gedenk des ontfermens.’na tweemaal een beroep gekregen te hebben van de gemeente van Dordrecht-centrum, baant de heere op een wonderlijke wijze de weg naar de Merwestad. Ds. p. den Butter bevestigt ds. Kieviet op 26 januari 2007 met de woorden van 2 Korin-

Ds. j.M.j. Kieviet

the 4:2b en in dezelfde dienst doet de nieuwe dominee intrede met de woorden uit 2 Korinthe 4:5. De pastor-loci van Dordrecht-centrum is getrouwd met neeltje verhage. samen hebben ze vier (inmiddels getrouwde) kinderen en zes kleinkinderen. Ds. Kieviet is lid van en-kele kerkelijke deputaatschappen, onder meer van het curatorium van de apeldoornse universiteit.

Ds. J.M.J. Kieviet