Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

44
Moeder, waarvan leven wij? Over armoede in België Een publicatie uit de reeks Horizonten

description

Over armoede in België

Transcript of Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Page 1: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij?Over armoede in België

Een publicatie uit de reeks Horizonten

Page 2: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

COLOFON

RedactieDanielle DierckxOASeS – Onderzoekscentrum Armoede, Sociale uitsluiting en de StadUniversiteit Antwerpene-mail: [email protected] Mathijssen

Gra�sche vormgeving en drukLannoo, Tielt

EindredactieGreet LeynenCarmen Mathijssen

CoördinatieFranciska De Cock

Fotogra�eBrandpunt 23

Verantwoordelijke uitgeverCera CVBA, Hilde Talloen, Philipssite 5b10 – B-3001 LeuvenOndernemingsnummer: RPR Leuven BTW BE 0403.581.960

ISBN: 9789077183236Datum: 10/2010

www.cera.be

Page 3: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 3 ]

Inhoudstafel

Voorwoord 5Inleiding 7Wij en zij 8

1. Een minimum om van te leven 11De zorgen zijn voor morgen 11Inkomen zonder garantie 13Broodkruimels 13Beter gaan werken 14

2. Onderwijs met gaten 15Welkom op school? 15De verdeler van levenskansen 18

3. Loon naar werk 21Werk zoeken is een job 21Past op elke pot een deksel? 23Werklozen geteld 24

4. Wonen in de steigers 25Aan krotten geen gebrek 25Minder kwaliteit voor meer geld 27Kwaliteit 28Prijzen in de privé 28Sociale huisvesting 28

5. Ongezond van wieg tot graf 30Het hoofd koel houden 30Armen sterven sneller 31

6. De som van alle problemen 33Het verhaal gaat verder 33Hoeveel armen zijn er? 35

7. Armen in beweging 37Verenigingen waar armen het woord nemen 37Opgeleide ervaringsdeskundigen in de armoede 38Armen en overheid aan tafel 38

8. Beleid met ambitie 40De kern van de zaak aanpakken 40De toekomst uitgedaagd 41

Slotwoord 43Bronnen 44

Citaten 44Brandpunt 23 44

Page 4: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 4 ]

Page 5: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 5 ]

Voorwoord

‘Samen investeren in welvaart en welzijn’is de missie van Cera. Welvaart en welzijnverwijzen naar onze dubbele opdracht,namelijk enerzijds onze verantwoordelijk-heid als �nanciële groep, en anderzijds onsmaatschappelijk engagement. Onze inves-teringen, als coöperatie van zo’n half miljoenvennoten, dragen bij tot de welvaart van allebetrokkenen en tot het welzijn van de helesamenleving, ook van mensen in armoede.

We investeren in maatschappelijke projectenop regionaal, provinciaal, nationaal en inter-nationaal vlak. Deze projecten sluiten aanbij onze coöperatieve waarden: samenwer-king, solidariteit en respect voor het individu.De domeinen waarin we investeren zijn:Armoede en sociale uitsluiting, Cera Exper-tisecentrum Ondernemen, Kunst en cultuur,Land- en tuinbouw en platteland, Medisch-sociaal, Lokale onderwijsinitiatieven en ten-slotte Solidair bankieren en verzekeren inderdewereldlanden via BRS.

Deze publicatie wil een toegankelijk beeldschetsen van waar het eigenlijk om gaatals we het hebben over ‘Armoede in België’.Armoede in België bestaat. Word je erin ge-boren of kan het iedereen vroeg of laat over-komen? Hoe voelt het? Wat houdt het in? Engeraak je er ooit nog uit?

In de eerste uitgave van het horizontenboek‘Moeder, waarvan leven wij’ slaagde Daniel-

le Dierckx van de Onderzoekscentrum Ar-moede, Sociale uitsluiting en de Stad (OASeS)van de Universiteit Antwerpen, er wonderwelin de lezer op een boeiende en indringendemanier binnen te leiden in een wereld waar-over er zoveel misverstanden bestaan. Demeervoudigheid van sociale uitsluiting wordter begrijpbaar in uitgelegd. Tegelijkertijdwordt er met een grote genuanceerdheid enkritische geest geschreven. Dit horizonten-boek kende een groot succes en nog steedsblijkt het een goed hulpmiddel om armoedeen sociale uitsluiting in Vlaanderen op deagenda te zetten. Daarom zetten we alsCera onze schouders onder de heruitgavevan deze laagdrempelige beschrijving vanarmoede, waarbij we van de gelegenheidgebruik maakten om de inhoud op te fris-sen met onder meer recente informatie ennieuwe contactgegevens.

We zijn ervan overtuigd dat ‘Moeder, waar-van leven wij?’ perfect bijdraagt tot de re-alisatie van onze ambitie, namelijk eenhefboomfunctie vervullen om dingen in be-weging te zetten.

We wensen u veel leesgenot!

Franky Depickeregedelegeerd bestuurder –voorzitter Managementcomité

Leuven, 2 december 2010

Page 6: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 6 ]

Page 7: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 7 ]

Inleiding

Velen onder ons wisten of weten het niet: ar-moede in België bestaat, maar speelt zich afin de coulissen van een bloeiende economie,een rijkelijk sociaal en cultureel leven. Het isvoor de meeste Belgen nog niet zo slechtvertoeven in dit landje. Het kan natuurlijk(nog) altijd beter.

Een belangrijk aantal landgenoten, burenof kennissen raken echter in het samenle-ven niet verder dan de rol van �gurant. Inarmoede leven betekent enkel aanwezigzijn. Er wordt van deze mensen verwacht datze zich voortdurend opwarmen om mee tekunnen spelen wanneer de reserves van deeigenlijke spelers zijn uitgeput. Ondertussenblijven zij ver buiten de spotlights.

Niet iedereen kan bovenaan de sociale lad-der staan, maar op dit moment blijft voor deonderste rangen zelfs een minimale levens-kwaliteit uit. Dan gaat het in de eerste plaatsover een gebrek aan inkomen. Te weiniggeld om menswaardig te leven beperkt demogelijkheden.

Laat het duidelijk zijn dat geldgebrek slechtséén element is van de hele armoedepro-blematiek. Sociale uitsluiting op allerlei le-

vensdomeinen tegelijk maakt de strijd tegenarmoede zo moeilijk. Het gaat onder meerom problemen inzake onderwijs, wonen,werken, gezondheid, rechtsbedeling, maat-schappelijke dienstverlening, cultuur en par-ticipatie.

Ieder van ons speelt een rol op deze terrei-nen. Wij hebben er allemaal vroeg of laatmee te maken. Misschien houden we zelfsmee in stand dat een aantal mensen in min-dere mate gebruik kunnen maken van deze‘gemeenschappelijke’ diensten.

Deze publicatie wil geen beschuldigendevinger wijzen in de ene of andere richting.Het is eerder de bedoeling om de aandachteven van het hoofdpodium af te leiden naarwat achter en opzij van de scène gebeurt.Armoede in België bestaat, maar zolangwe het niet (willen) zien, komen oplossingengeen zucht dichterbij.

Te weinig geld ommenswaardig televen beperkt demogelijkheden.

Page 8: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 8 ]

Wij en zij

Moeder, waarvan leven wij? Van het loon datmaandelijks de bankrekening aandikt en, aldan niet, de cijfers terug uit het rood haalt.Van waardering voor wie we zijn. Van hetzorgen voor de kinderen en het plezier vanhun deugnieterijen. Van ontspanning, vrijetijd en reizen.Dáárvan leven wij. Van gelukkig zijn. Van demooie dingen des levens. Wetende dat on-geluk en lelijkheid vrij snel de sfeer kunnenbederven.

Spreek ons tegen als het niet zo is. Dat wegraag ‘rijk’ zijn: met genoeg geld om tespenderen aan wat we interessant vinden,met een degelijke opleiding voor een boei-ende job, met een gezellig huis, in goede ge-zondheid en gezelschap. We meten zelf hoetevreden we zijn, met een schuine blik naarhoe goed de rest het doet. Erbij horen, niet tézeer onderdoen. We leven met de gevolgenvan zelfgemaakte keuzes, maar veel hangtaf van de mogelijkheden die we krijgen. Endie laatste zijn ongelijk verdeeld…

‘Moeder, waarvan leven wij?’ gaat over ditverschil in mogelijkheden. Over armoede ensociale uitsluiting in het welvarende België.‘Moeder, waarvan leven wij?’ gaat over wij enzij. Beeld met klank over waarom zíj arm zijnen waarom wíj het niet zijn, of omgekeerd.Om te weten dat armoede bij ons bestaat.

Om te begrijpen hoe het blijft bestaan. Omhet in doordeweekse situaties te herkennen.En om te stellen dat man en macht armoedemoeten bestrijden.

Armoede is relatief; is hier anders dan inontwikkelingslanden. Armoede kent veleaspecten. Het is niet alleen een kwestie vanoverleven en niet enkel een probleem vaninkomen. Als we spreken over armoede inBelgië gaat het over een netwerk van socialeuitsluitingen. Armen worden uitgesloten opmeerdere gebieden van het individuele encollectieve leven tegelijk. Hierdoor wordenze gescheiden van de algemeen aanvaardeleefpatronen en ontstaat er een kloof met derest van de samenleving, die zij niet op eigenkracht kunnen overbruggen.

Bij deze de�nitie worden alle aspecten vanhet burgerschap in rekening gebracht: in-komen, bestedingen, arbeid, gezondheid,huisvesting, onderwijs, cultuur, politiek. Ar-men ondervinden op al deze terreinen pro-blemen, niet los van elkaar, maar alle metelkaar verweven.

We starten met inkomen. Armoede doet on-middellijk denken aan een gebrek aan geld.Het is het meest typerende en herkenbareelement. Maar armoede is meer dan dat.De �nanciële kant vertelt weinig over wat ar-moede werkelijk betekent. Het verdoezelt deproblemen die deze situatie hebben veroor-zaakt en in stand houden. Voor een volledi-ger beeld belanden we bij de vier w’s: weten,werken, wonen en welzijn.

Armoede is relatief;is hier anders dan inontwikkelingslanden.

Page 9: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 9 ]

‘Weten’ verwijst naar onderwijs. Hoe veriemand het op school heeft geschopt – hetscholingsniveau – scheidt de mensen meteen hoog en een laag risico op armoede.Opleiding is de roltrap tussen afkomst entoekomst. De kans op een eigen plaats in desamenleving stijgt of daalt.

Die eigen plaats bekom je vooral door te wer-ken. Bij het zichzelf voorstellen in onbekendgezelschap vertelt het beroep toch zoveelmeer dan de naam, leeftijd of woonplaats.Een betaalde job (op de ‘normale’ arbeids-markt) geeft aanzien, maar ook voldoeningvan het kunnen gebruiken van kennis envaardigheden, sociale contacten en tijds-structurering. En het meest gewaardeerdeen zichtbare goed: een inkomen. Geen jobwil zeggen: niets van al deze winst. Of zelfs,afstraf�ng.

De weg van en naar het werk is tegelijk deweg van en naar huis. Wonen staat voor

een dak boven het hoofd. In eigendom ofgehuurd. Enkele honderdduizenden dakenin ons land bieden geen of onvoldoendebescherming tegen weer en wind. Met allegevolgen van dien.

Een huis wordt een thuis wanneer je er ge-borgenheid vindt. Veiligheid en warmteleveren de basis voor tevredenheid, voorpsychisch en fysisch welzijn. Deze vierde ‘w’toont het scherpst dat armoede ook aan debinnenkant littekens kerft.

Inkomen, weten, werken, wonen en welzijnworden elk verder toegelicht als domeinenvan sociale uitsluiting. Zo komen we tot hetnetwerk; hoe monden ze samen uit in ar-moede? Als deze diagnose is gesteld, vol-gen de remedies: wat doen de armen zelfaan de problematiek en welke rol speelt deoverheid?

Dit boekje heeft één grote ambitie: dat hetwordt gelezen. Wat het in de strijd tegen ar-moede en sociale uitsluiting betekent, is eenvraag. Geen grootse illusies hierover, weleen stille hoop op tenminste íets. De inhoudis niet meer dan dit: we delen wat we den-ken te weten. En tegenspreken mag.

Danielle DierckxJuli 2001

Het meestgewaardeerde enzichtbare goed:een inkomen.

Page 10: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 10 ]

Page 11: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 11 ]

Geld maakt niet gelukkig, maar het helptwel. Dat geldt zeker voor de mensen dieweinig geld hebben. Armoede kan en magniet worden herleid tot een inkomenspro-bleem: het is een kwestie van sociale positieen macht. Toch vormt inkomensgebrek eenbelangrijk element in de armoedeproblema-tiek.

Voor mensen die geen inkomen uit arbeidontvangen, zijn er – gelukkig – de socialeuitkeringen: pensioenen en prepensioenen,ziektegeld, invaliditeitsuitkeringen, werkloos-heidsuitkeringen. Niet dat deze middelenhen in de schoot worden geworpen. Je moetbijdragen hebben betaald en ‘uitkeringsge-rechtigd’ zijn. Maar algemeen gesteld, wordje via de ene of andere uitkering geholpen.

Algemeen gesteld, want er zijn toch nogzeer veel mensen die geen of een onvolledigrecht hebben op de sociale zekerheid en diemet een lager vangnet genoegen moetennemen; dat van het gewaarborgd inkomenvoor bejaarden, de inkomensgarantie voorouderen, het bestaansminimum of het equi-valent-bestaansminimum.

Alle uitkeringen zijn laag, maar vooral dezeminimumuitkeringen. Als je enkel daaropaangewezen bent, kan je niet anders dande broeksriem stevig aantrekken. Even uitde band springen, heeft desastreuze gevol-gen. Maar zelfs voor de levensnoodzakelijkeaankopen moeten mensen soms schuldenaangaan.

De zorgen zijn voor morgen

Het bestaansminimum is voor heel wat men-sen en gezinnen onvoldoende om te over-leven, laat staan dat ze zich af en toe eenseen extraatje kunnen permitteren. Ze zijnaangewezen op overlevingsstrategieën: bv.zwartwerk, voedselpaketten…

”Weet je dat wij moesten leven van mijn kleininkomen alleen? Ik was het gezinshoofd vanons twee. 50 euro per week. Dat is echt dewaarheid. Dat was niet te doen.” (fragmentuit Grensland, een auteursdocumentairevan Een Andere Wereld Films i.s.m. Samen-levingsopbouw West-Vlaanderen en Uitwis-selingstafel Buurt- en NabijheidsdienstenWesthoek. Cera gaf steun voor het makenvan deze documentaire).

Niemand wil op het vlak van consumptie téver achterblijven bij anderen, zeker niet wan-neer het om de kinderen gaat. Daarom wil-len mensen wel eens verder springen danhun stok lang is. Anders is het wanneer hetbeschikbare budget plots vermindert.

Evert is getrouwd en heeft twee kinderen.Met de invaliditeitsuitkering van zijn vrouw,het kindergeld en zijn werkloosheidsver-

1. Een minimum om van te leven

Even uit de bandspringen, heeftdesastreuzegevolgen.

Page 12: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 12 ]

goeding beschikt zijn gezin gedurende en-kele jaren over een stabiel inkomen rond debestaansonzekerheidsgrens. Door een her-ziening van de invaliditeitsuitkering van zijnvrouw daalt hun inkomen echter opnieuwaanzienlijk. Sinds vijf jaar hebben ze ternau-wernood nog 1000 euro en zitten zij terugin �nanciële armoede. En in schulden: demaandelijkse verplichte afbetaling voor eenlening, een televisietoestel, een videorecor-der en een cd-speler zijn immers al lang nietmeer gebeurd.

Kopen op krediet kan in sommige gevallenop korte termijn een oplossing lijken. Ge-makkelijke en soms bedrieglijke koopformu-les maken de verleiding nog groter. Zo be-landen heel wat arme mensen in een spiraalvan schulden. Wanneer de schuldeiser danjuridische stappen onderneemt om zijn geldterug te krijgen, moet de schuldenaar bovenop zijn schulden ook nog de gerechtskostenbetalen. Als er dan nog eens beslag wordtgelegd op zijn bezittingen, is het einde hele-maal zoek. Niet alleen louche verkooppraktij-ken, ook administratieve regelingen die nogweinig met de realiteit te maken hebben, lei-den tot een opeenhoping van schulden.

“We hadden met onze kennissen een af-spraak gemaakt om een zaak te beginnen.

Zij zouden het handelsregister doen, omdatwij er niets van kenden. We hebben er veelgeld ingestoken en doordat we geen beta-lingsbewijzen kregen is er ruzie van geko-men. Zij trokken zich terug en ondertussenzaten wij met het handelsregister en die so-ciale zekerheid. Dat kost ons nog altijd eenhele hoop geld. Dan spreek ik niet over 2500euro maar over 8 à 9000 euro. Het is al sinds1993 dat ik aan de zelfstandigenkas moetbetalen en dat is al meer dan 2500 euro perjaar, dus reken maar uit. En ze eisen dat dusop, hè! Voor iets dat wij nooit hebben gehaden ge kunt het niet bewijzen. Iets dat er nietis, kunt ge niet bewijzen.”

Financiële situaties lijken vaak zo uitzichtloosdat alle post, die lijkt op betalingsformulierenof deurwaardersexploten, ongeopend in deprullenmand belandt. Je kan de schuldeiserstoch niets bieden en het sneeuwbaleffectvan bijkomende interesten en administra-tieve kosten, valt niet te stoppen.

“We hebben een lening. Dat is ondertus-sen 2500 euro geworden. Het is wel hard.We staan daar een paar maanden van ach-ter met betalen. We kunnen het al lang nietmeer dragen. Ge tekent zo’n lening omdat gemaar aan één ding denkt: ‘Als we nú maarvooruit geholpen zijn. Er is geen eten, ik moetnaar de dokter, enzovoort. En wie heeft er te-genwoordig geen schulden?’ Maar ja, wekunnen het niet terugbetalen en onze huis-huur staat nu ook al twee maanden achter.We wonen ondertussen ergens anders en zeweten ons min of meer niet zitten. We we-ten dat we er een boete voor zullen krijgenomdat we ons adres nog niet hebben ver-anderd, maar op dit moment gaat het nietanders. Eigenlijk kunnen ze ons direct vinden

Het sneeuwbaleffectvan bijkomendeinteresten enadministratievekosten, valt niet testoppen.

Page 13: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 13 ]

want als ze de post nagaan dan weten zedat direct.”

Je maakt overlevingsschulden om in pri-maire behoeften te voorzien: voor huur,voeding, energie, kleding, gezondheidszor-gen, onderwijs of mobiliteit. Tegelijk geefje geld uit aan zaken waarmee je ‘erbij wilhoren’. Overbesteding, een beroep op duurverbruikerskrediet en schuldenoverlast zijnhet logische gevolg van deze druk. Kredietbiedt iedereen een koopkracht waarover jeniet beschikt. Het is een gevaarlijk wapen:om een bepaalde levensstandaard hoogte houden of te bereiken, steken sommigenzich buitensporig in de schulden. De prijs omerbij te horen ligt soms erg hoog. De con-sumptiemaatschappij en de banaliseringvan het krediet verscherpen het beeld vande gemakkelijke en risicoloze aankoop dieiedereen de illusie geeft zijn dromen te kun-nen realiseren.

Inkomen zonder garantie

Hoe ver spring je met een uitkering en watzijn de gevolgen? Ervaringen van armen ge-ven een voorsmaakje van de naakte realiteitachter de cijfers. Cijfers over het aantal uit-keringstrekkers zijn hard en stroef. Het zijnaantallen, maar uiteraard zonder namen vanpersonen. Ze verzwijgen hoe lang menseneen uitkering genieten, of ze tijdelijk of per-manent uit de bijstand geraken en waaromdat wel of niet lukt. Toch is het zinvol om bijde harde feiten stil te staan. Welke algemenemechanismen of wetgeving dwingen armenuiteindelijk tot overlevingsstrategieën?

De productiviteit in België is zowat de hoog-ste van de wereld. Dat kan je alleen bereikendoor al wie iets minder goed presteert, iets

minder snel, iets minder �exibel is uit het ar-beidsproces te weren. Zo ontstaat een rest-groep, die om structurele redenen aan dekant blijft. Arbeid is een belangrijk instrumentom armoede op te heffen, maar voor eenaantal mensen moeten andere manierenworden gevonden om ze een volwaardigeplaats in de samenleving te bezorgen. Somsvolstaat een uitkering voor een beperkte pe-riode, meestal niet.

Broodkruimels

De minimumuitkeringen beschermen tegenhet volledig wegvallen van enig inkomen. Zijwillen garanderen dat iedereen blijft deelne-men aan de samenleving. Dit doel komt ingevaar.

Sinds het midden van de jaren tachtig wer-den de bedragen van de minimumuitkerin-gen niet meer aangepast aan de evolutievan de welvaart. De kloof tussen de gezinnendie leven van een inkomen uit arbeid of vaneen minimumuitkering is daardoor voortdu-rend gegroeid. De bedragen zijn vandaagvolledig ontoereikend om een menswaar-dig leven te leiden. In 2009 had een alleen-staande recht op een lee�oon van 711 euro.Voor een gehuwd paar is dat 948 euro. Hetbeschermingsniveau ligt systematisch onderde armoedegrens. Zo bedraagt het gemid-

De minimum-uitkeringen zijnontoereikend om eenmenswaardig levente leiden.

Page 14: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 14 ]

delde pensioen van een werknemer maar1.000 euro.

Beter gaan werken

Een alleenstaande moeder met jonge kinde-ren die van het bestaansminimum leeft, kaneigenlijk niet gaan werken. Haar extra uit-gaven voor kinderopvang en dergelijke zijnwellicht groter dan haar extra inkomsten.Dat is de zogenaamde ‘werkloosheidsval’.En wat als zij liever zelf voor haar kinderenblijft zorgen? Zo iemand kan dan beter ge-durende een aantal jaren een fatsoenlijkeuitkering ontvangen, terwijl ze de voelingmet de samenleving houdt via bijvoorbeeldbuurt- of vrijwilligerswerk.

Het pleidooi voor hogere minimumuitkerin-gen schiet bij sommigen in het verkeerdekeelgat. Immers, het is een inkomen ‘zondertegenprestatie’. Beter iedereen aan het werk!Maar waarom gedragen we ons anders te-genover twee groepen die hun inkomen zo-maar ontvangen: de bestaansminimumtrek-kers en de renteniers of couponknippers?Waarom spreken we over ‘onverantwoordebestedingen’ bij de enen, maar niet bij deanderen? Zelden worden sociale verplichtin-gen gekoppeld aan rijkdom, zoals dat metarmoede wel het geval is. Het geringe be-

staansminimum van de armen beschouwenwe als ‘onverdiend’ en we vinden dat daariets tegenover moet staan. Ze moeten zichmaar ‘nuttig’ maken, voorwerp worden vanallerlei activeringsinitiatieven. Dat rijkdomvaak tot stand komt door het actief bespelen– en dikwijls misbruiken – van medemens énsamenleving wordt de rijken niet aangere-kend. Evenmin is dat het geval voor de wei-gerachtigheid van velen onder hen om zelfsmaar een klein deel van hun vermogen aande samenleving terug te geven, bijvoorbeeldvoor de bestrijding van armoede. Stof tot dis-cussie …

Zelden wordensociale verplichtingengekoppeld aanrijkdom, zoals datmet armoede wel hetgeval is.

Page 15: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 15 ]

Op school leren we de kennis en vaardighe-den die nodig zijn om deel te nemen aan desamenleving. In theorie staan de schoolpoor-ten voor iedereen open. De werkelijkheid zieter anders uit. Niet elke jongere verlaat deschool met de nodige bagage. Ondanks deleerplicht haken vele jongeren al heel vroegaf of worden het leven ingestuurd met legehanden en hoofden. Het gaat daarbij op-vallend vaak om kinderen uit arme milieus.Dikwijls was dat ook al met hun ouders hetgeval en gaat het dus om een opeenvolgingvan mislukkingen, achterstand en schaam-te. De kern van de zaak is echter niet dat dittreurige lied zich herhaalt over verschillendegeneraties heen; wél dat het onderwijssys-teem jongeren uitsluit terwijl het hen vooreen volwaardige plaats in de samenlevingzou moeten opleiden.

Welkom op school?

Vele mensen in armoede hebben slechtskorte tijd op de schoolbanken doorgebracht.De eindstreep ligt meestal na het lager on-derwijs. Verdere trajecten stranden vroegtij-dig. Welke factoren liggen aan de basis vandie penibele situatie? De thuissituatie – inhet gezin of in de instelling – gooit roet inhet eten. Op school dwalen de gedachten afnaar de problemen aan het thuisfront. Om-gekeerd doet de school ook wel dienst alsa�eidingsmanoeuvre.

“Als ge altijd maar van huis wilt gaan lopen,dan studeert ge ook niet. Ge zit met te veelandere dingen in uw hoofd. Ik vond de schoolwel goed, want dat was voor mij een vlucht

uit de realiteit. Ge had hier en daar vakken enbepaalde leraars die u hielpen om niet meerte denken aan vandaag. Zo zag ik dat. Ik haddat zo voor geschiedenis: bij lessen van ge-schiedenis die dan zo spannend waren om-dat dat een goede leraar was, dat ge inder-daad sommige dingen vergat.”

Spanningen, stress, hoogoplopende ruziesin huis slorpen veel energie op. Kinderen uitarmere milieus spelen al op jonge leeftijdmee in zware levensverhalen: van echtschei-dingen, drank- of drugverslaving tot uithuis-zetting. Dat zorgt ervoor dat hun schoolgaanonregelmatig en moeizaam verloopt. Zespijbelen meer of zijn gewoon moe van delevenslast.

”Ik ging meer niet dan wel naar school. Als ikdan naar school ging dan zat ik daar te sla-pen, want ik stond dus alleen om het huishou-den te doen. De meisjes waren allemaal thuis.Het was meer slapen dan dat ik eigenlijk ge-leerd heb. En dan hebben ze op een gegevenmoment gezegd: ‘Als gij naar school komt omte slapen, moet ge niet meer komen’. Wat hebik gedaan? Simpelweg thuisgebleven. Ik wasnog geen 14 jaar en ik was nog schoolplichtig.”

2. Onderwijs met gaten

Vele mensen inarmoede hebbenslechts korte tijd opde schoolbankendoorgebracht.

Page 16: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 16 ]

Page 17: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 17 ]

Jongeren keren het onderwijs dus de rug toe,maar niet altijd omdat ze dat willen. Dikwijlsworden ze daartoe verplicht door de omstan-digheden, omdat ze thuis geld of hulp nodighebben.

“Ik heb een schoolopleiding gekregen die iknooit heb kunnen afmaken. Ik ben heel jongmoeten gaan werken. Ik was het ook welzelf van plan want ik wist hoe dat de �nan-ciën thuis waren. Ik had eigenlijk graag voortolk willen leren of anders kinderverzorgster.Misschien omdat die verantwoordelijkheid ervan kindsaf in zit. Ik heb altijd voor een gezinmoeten zorgen. Die kansen heb ik dus niet ge-kregen.”

Ze wonen ook meestal weinig comfortabel.Er is gebrek aan een eigen ruimte om huis-werk te maken. Arme gezinnen verhuizen re-gelmatig. De ouders zijn dikwijls op de vluchtwegens �nanciële moeilijkheden. Achterstal-lige betalingen zorgen voor regelmatige be-zoeken van deurwaarders of ze worden par-does uit hun woning gezet omdat de huurniet werd betaald. Een ander huis betekentvaak een andere school.

“We konden nooit lang naar dezelfde schoolblijven gaan. We verhuisden van gemeentenaar gemeente. In Borsbeek had ik het zes-de gedaan en ik mocht overgaan naar hethoger beroepsonderwijs. Door te verhuizen,moest ik van armoe terug naar het zesdegaan. Ik was razend kwaad.”

Allerlei factoren in de thuissituatie zorgenvoor problemen op school. Maar er is meer.Ook al starten sommige leerlingen met min-der bagage in het onderwijs en zijn de om-standigheden thuis niet bevorderend, tochzou de school voor iedereen de springplank

naar een hoopvolle toekomst moeten zijn.Dit is niet het geval.

De school vormt voor velen een ‘vreemdewereld’. Een bekend Frans socioloog, Bour-dieu, noemde dat het ‘culturele de�ciet’. Hetleven in een arme thuis verschilt erg veelvan wat op school ter sprake komt. Het le-ren is moeilijker omdat ze de voorbeeldenbij de leerstof of de opgelegde onderwerpenvoor het opstel minder goed herkennen -bijvoorbeeld ‘ik ga op reis’ of ‘papa op hetwerk’. Ook de aard van de taal die kinderenvan thuis uit meekrijgen speelt een rol. EenEngelse onderzoeker – Bernstein – zag datzo: kinderen uit de ‘lagere’ klassen lerenenkel een praktische taal aan, terwijl je opschool met abstracte begrippen moet kun-nen werken. Die kennen de kinderen uit de‘hogere klassen’ wél al van thuis. Dat dezewerelden ver uit elkaar liggen, zorgt ervoordat de kinderen zich op school minder goedin hun vel voelen.

“Ik had het gevoel dat ik een heel stuk van mijnleven moest verzwijgen. Daar heb ik wel heelvaak problemen mee gehad. Op een keer hadik ‘s morgens gezien dat mijn moeder weergeslagen was en dat kwetst natuurlijk altijd.Ge kunt dat dan op school niet aan iedereenvertellen. Ik heb dus wel heel veel moeten ver-zwijgen in die tijd en ik heb het daar ook heelvaak heel moeilijk mee gehad. Dan kwam hetdikwijls voor dat ik mijn huiswerk niet kon en

Jongeren keren hetonderwijs dus de rugtoe, maar niet altijdomdat ze dat willen.

Page 18: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 18 ]

dat ik mijn lessen niet had kunnen instude-ren en dan kreeg ik daar natuurlijk altijd eenstandje voor. Ge moest dan zeggen: ‘Ik ben‘t vergeten of ik heb het gewoon niet kunnendoen’, maar natuurlijk kon ik de reden er nietbij zeggen. Er is een hele tijd geweest dat datdus zo erg was dat ik tegen mijn leerkrachtenbegon te snauwen en franke antwoorden be-gon te geven van: ‘Alstublieft, laat mij gerust,want...!’ Ik heb dus wel heel veel problemengehad.”

De kinken in de kabel tussen de school enthuis bemoeilijken ook de relatie tussen leer-krachten en de ouders. Echte communicatieis er niet, veeleer een keten van misverstan-den, wantrouwen en vooroordelen. Oudersvoelen zich niet begrepen. Leerkrachten kla-gen over een gebrek aan betrokkenheid vande ouders. Kinderen worden er ten slotte dedupe van.

“Ik ging mijn zoontje van school halen en zaghem op de speelplaats rondlopen met eenkartonnen bordje om zijn nek waarop zijnjuf had geschreven: ‘nog tien euro betalen’.Ik schaamde me dood. Ik stond voor zot inhet bijzijn van al die andere ouders. Waaromkan ze niet gewoon naar mij komen om hetrechtstreeks te zeggen? En het is niet de eer-ste keer dat we zoiets meemaken. Ik brachthem op een andere keer naar school en aande poort bleek een bus te staan: ze gingenop daguitstap. Waarschijnlijk was het briefkedat hij tevoren had meegekregen verloren

gegaan, want ik wist van niets. Ik moest terplekke 2,50 euro betalen of hij mocht nietmee. Geloof het of niet. Ik had geen rottefrank op zak en heb onze Dave terug meenaar huis moeten nemen. Baai, baai kind-jes van de klas – mijn pa heeft geen geld,dus ik mag niet mee. Wat doet dat voor zo’nkind, denkt ge? In september gaat hij naareen andere school. Ze hebben daar ne pikop ons, gewoon omdat ze mijn gezicht nietkunnen zien.”

Het gevoel van niet welkom te zijn, er nietbij te horen, telkens opnieuw de rol van hetzwarte schaap te krijgen, laat sporen achter.Al erg jong trekt men aan het kortste eind.De kinderen én hun ouders voelen zich in desteek gelaten wanneer problemen opduiken.Schoolgaan versterkt enkel maar gevoelensvan onmacht. Welkom in onze samenleving?

“Ik ging dan van de ene school naar de andere.Vanaf het zevende moest ik het oriëntatiejaaroverslagen plus het eerste technische omdatdie school overschakelde naar een ander sys-teem. Ik ging dus naar het tweede technische,met het gevolg dat ik niet kon volgen. Ik hebaltijd mijn best gedaan op school, een beetjetoch. Maar ik had geen boeken en er was nie-mand die daarnaar keek. Ik was zo’n beetjeeen tweederangsburger. Ik telde niet.”

De verdeler van levenskansen

Wie krijgt de schuld van alle moeilijkheden?We kunnen de leerling met de vinger wijzen,omdat hij altijd wil opvallen, buitensporigeaandacht blijft opeisen en de rust verstoort.Of de ouders, omdat ze nooit op een ou-deravond verschijnen. Dat wijst toch sterkop een gebrek aan interesse! Of de leraars,omdat ze de kinderen en de ouders niet be-

Het gevoel van nietwelkom te zijn, er nietbij te horen.

Page 19: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 19 ]

grijpen en de tijd niet nemen die nodig is omdat wél te doen. Of is er méér aan de hand?

Uit onderzoek en ook uit de verhalen van ar-men blijkt dat conclusies vaak te snel wor-den getrokken. De eigen ervaringen vande armen getuigen van wederzijds wan-trouwen en misverstanden. Oplossingenkomen er pas als iedereen meer weet overde leefsituatie van (kinderen uit) arme gezin-nen. Waarom heeft dat kind een gebrek aanconcentratie in de klas? Waarom vermijdensommige ouders contact?

De laatste jaren krijgen we dankzij weten-schappelijk onderzoek een beter zicht ophoe sociale uitsluiting in het onderwijs werkten welke precies de problemen zijn. Kinde-ren uit een kansarme omgeving blijken al inde kleuterklas met een achterstand te zitten.Zij zijn meer ziek, zijn meer gevoelig voorongevallen, beschikken over minder ruimteen rust en hun ouders moeten het doen metveel minder middelen. Daarbij gaat het in deeerste plaats om geld maar ook om ‘mense-lijk kapitaal’; dat is opleiding. Het geheel vandie factoren leidt tot meer stress en angst.Al vanaf het begin van het schoolparcoursstruikelen ze over die vele hinderpalen.

Het struikelen gebeurt ook over de school-rekeningen. Hoewel het onderwijs wettelijkgratis is, jaagt het prijskaartje menig gezinop kosten. Boekentassen, boeken, turnspul-len, middagtoezicht, bosklassen, uitstappen,tombola’s; er komt geen einde aan. Leerstofdie vér af staat van de dagelijkse ervaringengaat voorbij aan de ‘economisch zwakkere’kinderen. Zo wordt in schoolboeken altijdweer uitgegaan van een ‘traditioneel’ gezin,dikwijls nog een hardwerkende vader die naeen gezamenlijk ontbijt vrouw en kinderen

ten afscheid kust en ’s avonds belangstel-lend informeert naar ‘wat heb je vandaag opschool geleerd, kleine meid?’ Een gezin datin een huisje met een tuintje woont, met ze-ker één auto in de garage en dat ‘s zomersvoor enkele weken op vakantie gaat. Hoeherkent het kind uit een achtergesteld gezinzich daarin?

Op deze hindernissen en de gevolgen wordtte dikwijls verkeerd gereageerd. Kinderenworden doorverwezen naar het buitenge-woon of beroepsonderwijs, louter omwillevan hun sociale herkomst, ook al horen ze erniet thuis. Uiteraard bevordert dit hun slaag-kansen op school niet. Hier ontstaat de diepekloof tussen de hoog- en laaggeschoolden.Voor de laatsten verdwijnt elk uitzicht op eenjob met een behoorlijk en zeker inkomen enmet enige sociale status.

Zulke schoolloopbanen hebben voor som-mige leerlingen nog ergere consequenties.Ze leiden tot functioneel analfabetisme, totlaaggeletterdheid of ongeletterdheid. Mach-teloosheid en onzekerheid in de sociale om-gang met medemensen en met publiekeinstellingen zijn daarvan het onmiddellijkegevolg.

Het onderwijs zou behulpzamer zijn als ermeer en bijzondere aandacht zou wordenbesteed aan de persoonlijke en socialeontwikkeling van die kinderen. Zonder demiddelen en de aandacht daarvoor kan deschool een kind dat met één been op straatgeboren is, niet van de straat halen.

Page 20: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 20 ]

Page 21: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 21 ]

3. Loon naar werk

In de huidige samenleving tel je pas meeals je werkt. Je krijgt immers méér dan ‘loonnaar werken’; ook maatschappelijke erken-ning, sociale contacten, persoonlijke vol-doening, uitzicht op een betere toekomst ennieuwe kansen. Ook voor armen zou werkde uitweg bieden uit de armoede. In hunzoektocht naar werk stoten ze evenwel opvele hinderpalen. Mensen met minder scho-ling en die een aantal vaardigheden en hou-dingen missen, zijn vaak geen aantrekkelijkepartij voor werkgevers.

Werk zoeken is een job

Niet alleen de armen hebben problemen omin het eigen levensonderhoud te voorzien. Degevolgen, zoals een beroep moeten doen opeen uitkering en in afhankelijkheid verzeilen,zijn voor elk individu moeilijk te verteren.

Frans is altijd zelfstandige geweest, maar zijnzaak is over kop gegaan, zijn huwelijk liepop de klippen en hij is serieus aan lager walgeraakt. “Ik heb niks meer, helemaal geeninkomsten, geen geld. Ik heb maanden meteen tiental euro per week geleefd. Om naarhet OCMW te gaan, daar heb ik het moeilijkmee gehad. Dat was een eerste stap die ikmoest zetten. Toegeven dat ik aan lager walwas geraakt, dat is niet gemakkelijk.”

Voor de meeste mensen gaat het om eenonverwachte en eenmalige tegenslag. Som-mige mensen kennen evenwel geen enkeleperiode waarin het op werkvlak vlot liep.Vanaf het begin van hun ‘carrière’ wordenze met problemen geconfronteerd. Ambi-

ties om ‘gekocht’ te worden op de markt vanvraag en aanbod verdwijnen nochtans niet.

“Wat ik nog zou willen en dat wens ik uitde grond van mijn hart, maar ik ben er eenbeetje mismoedig over, is het feit dat ik graageen echte job zou hebben. Hetgeen wat iknu doe (n.v.d.r. arbeidszorgproject), maar ineen vaste functie. Ik durf eerlijk zijn: ik benheel mismoedig, maar ik zie voor mij geenmogelijkheid om terug op de arbeidsmarktte gaan. Omdat ik een handicap heb metmijn rug. Ten tweede zijn er zoveel werklozendat ze toch eerder een gezonde zullen pak-ken dan een persoon die een soort handi-cap heeft. Mensen hebben dat ook al tegenmij gezegd en dat vond ik confronterend. Zehebben mij op de VDAB gezegd dat ik geentwintig jaar meer ben en dan heb ik gezegd:’Als dat uw redenering is, ben ik heel goedgesteld’. Maar het is niet de bedoeling omwerkloos te blijven. Het is de bedoeling omterug op de arbeidsmarkt te geraken, maarik heb er geen vertrouwen meer in.”

Het is niet debedoeling omwerkloos te blijven.Het is de bedoelingom terug op dearbeidsmarkt tegeraken.

Page 22: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 22 ]

Met de rug tegen de muur staan en bij elkepoging om ervan los te komen opnieuw wor-den teruggeduwd: dat knaagt aan het zelf-vertrouwen. Je bent niet gewenst. Wantrou-wen neemt de bovenhand. Je kreeg al zodikwijls de deur op de neus dat je niet langergelooft in mogelijkheden om uit de armoedete ontsnappen.

“Die zeggen eigenlijk niets. Ik heb daar zo’ntrajectbegeleidster, die zit daar dan zoge-zegd om mij te helpen werk te vinden, maardat is niet waar. Die werkt mij altijd maartegen. (Ze doet haar verhaal over vacatureswaar zij naartoe gestuurd is door de VDABen blijkt dat ze er niet voor in aanmerkingkomt). Ik vind dat degoutant. En dat is van:‘t Is toch maar een werkloze’. Dat interes-seert hen niet. Zelfs de vakbond niet! En daarbetaalt ge dan nog voor, voor hun eigen inu te interesseren. Die lachen u gewoon uit.”

Vele werklozen leggen zich dan ook neerbij de situatie. De kaarten zijn toch vervalst.Anderen geven het zoeken niet op, maar zebewandelen niet langer de klassieke wegennaar een job.

“Werk zoeken is een job, hè! Zo simpel is het.En op een bepaald moment zwier je de kran-ten van de ene hoek van de kamer naar deandere omdat daar gewoonweg een hooppertinente leugens instaan zoals contact- enwerkadvertenties. Ik heb er lang in geloofd;nu bekijk ik ze niet meer. Op een bepaaldmoment heb ik het over een andere boeg

gegooid. Ik ga mijzelf spontaan ter plaatseaanbieden, ook al is er geen advertentie ge-plaatst.”

Wat als je toch een job te pakken krijgt? Danwordt het een probleem om die te houden.‘Last in, �rst out’ heet het bij vele �rma’s,wanneer het wat minder goed gaat: wielaatst werd aangeworven vliegt er dan heteerst uit. Een andere uitdaging is om de jobaan te kunnen. Werkloos zijn is niet de bestetraining om in conditie te blijven. Je verliestje werkervaring, het nodige tempo, de juiste(sociale) vaardigheden en werkhouding.

“Ik ben dikwijls mijn job verloren. Ik durf dateerlijk zeggen. Niet omdat ik te lui was, wantik ging van de ene job naar de andere, maaromdat ik opkwam voor mezelf. Toen ik 14jaar was - ik was 14 dagen aan het werken- gingen ze in staking. Het was een schil-dersbedrijf hier in de buurt. Er was er maarene die volhield met staken en dat was ik.Die baas zei tegen mij: ‘Als ge niet begint tewerken dan kunt ge gaan’. Ik heb altijd aanhet principe gehouden dat als ik recht op ietshad en ik deed een job gelijk dat het hoort,er niemand is die mij op mijn vingers moetkomen tikken. Ik weet wat mijn capaciteitenzijn en ik weet hoever ik kan gaan. Ik bendan moeten vertrekken.”

Volhouden vergt een sterke motivatie. Finan-ciële stimulansen ontbreken dikwijls. Kostenvan vervoer, gepaste kledij en kinderopvangbrengen bij laagbetaalde jobs (veelal voorde lagergeschoolden) amper iets extra’s op.Soms schiet men zelfs in bij de overstap vansociale uitkeringen naar werk; dat heet dan- zoals reeds eerder vermeld - de ‘werkloos-heidsval’. Allerhande overheidsmaatregelenom meer mensen aan het werk te krijgen,

Werk zoeken is eenjob, hè! Zo simpel ishet.

Page 23: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 23 ]

willen daaraan iets doen. Daarenboven wor-den de instappers dikwijls geconfronteerdmet gezondheidsproblemen vanwege hetzware, soms gevaarlijke werk.

Peter heeft een administratieve Wep+jobvan viervijfde werktijd gevonden. Hij doet zijnwerk enorm graag. Zijn inkomen bestaat uitdrie delen: een derde van zijn loon wordt uit-betaald door de werkgever, twee derde krijgthij van de RVA via de vakbond, de vakbondbetaalt ook nog een werkloosheidsuitkeringvoor de dag dat hij niet werkt. Als alles goedloopt, krijgt hij in het begin van de maand zijneerste deeltje loon, hij krijgt een attest dat hijbij de vakbond moet inleveren en enkele da-gen later krijgt hij twee derde van zijn loonen zijn saldo werkloosheidsuitkering. Hetgevaar van dit systeem is dat er zodra eenattest te laat of verkeerd ingevuld is, alles inhet honderd loopt. Het gevolg is dat hij noggeen enkele keer een volledig maandinko-men heeft gehad.De eerste maand betaalde de werkgeverdrie derde i.p.v. een derde van het loon. Dedaarop volgende maanden houdt de werk-gever een deel van het te veel betaalde loonin. Ondertussen weigert de vakbond detweederde bijpassing uit te betalen die dewerkgever heeft betaald. Dat er ondertus-sen inhoudingen gebeuren is voor hen geenpunt. Zijn dossier is niet in orde, er gaan at-

testen over en weer en hij moet geduld heb-ben.De situatie zal wel recht gezet worden maarzijn rekeningen en vooral zijn schuldeiserskan hij met geduld niet betalen. Hij is onlangseen week moeten thuisblijven van de stressdie de hele situatie met zich meebrengt – endat terwijl hij nog in zijn proeftijd zit.

Past op elke pot een deksel?

Mensen die niet aan werk geraken. Het lijktbijna onmogelijk als je de nieuwsberichtenover openstaande vacatures moet geloven.Men spreekt over knelpuntberoepen: werk-aanbiedingen blijven onbeantwoord dooreen tekort aan geschikte kandidaten. Aande andere kant is er een gebrek aan jobs diebeantwoorden aan de verwachtingen vande sollicitanten. Het gaat om onaantrekke-lijke jobs of contracten, bijvoorbeeld met eenlaag loon of onregelmatige werktijden.

Kandidaten passen niet in de jobs. Jobs pas-sen niet bij de kandidaten. Moeten werklo-zen minder hoog van de toren blazen en in-gaan op wat wordt aangeboden? Bijscholenin een richting waarvoor er vacatures zijn?Of loopt het eerder mis in de jobwereld zelf?Onderzoek belicht haperingen aan beidekanten.

Vele werkzoekenden beseffen niet dat de ar-beidsmarkt is veranderd. Ze geloven niet datze opnieuw een kans maken. Jaren aan eenstuk kregen zij te horen dat er met hen tochniets was aan te vangen. Nu heeft men henplots nodig. Ze geloven het niet, vrezen nieu-we mislukkingen. Vaak houdt dat hen tegen:de angst opnieuw tegen de muur te lopen.Sommigen hebben zich zelfs geïnstalleerd inde uitzichtloosheid. Ze zijn het ondertussen

Moeten werklozenminder hoog vande toren blazen eningaan op wat wordtaangeboden?

Page 24: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 24 ]

verleerd om op tijd op te staan, te luisterennaar een baas. Zolang werkgevers anderekandidaten vinden, laten ze deze groep linksliggen.

De harde kern van werklozen heeft zekerniet alleen schuld aan zijn situatie. De eisenvoor werknemers zijn stilaan zo hoog gewor-den dat zelfs goedopgeleide mensen somsmoeite hebben om eraan te voldoen. Bedrij-ven nemen slechts bij mondjesmaat hun ei-gen verantwoordelijkheid. Als zij informaticinodig hebben, plukken ze de studenten vande schoolbanken. Die gretigheid moeten zijook tonen voor onvoldoende geschoolden.De sectoren kunnen daar inspanningen voorleveren, onder meer door opleiding en trai-ning op de werkplaats te organiseren.

Een eenvoudig antwoord op de vraag wieer meer verantwoordelijkheid moet opne-men – de werklozen, de overheden en/of debedrijven – bestaat niet. Het is moeilijk omte bepalen wie nog capabel genoeg is om‘een bijdrage te leveren aan de samenleving’via betaalde arbeid en wie niet. Alle werklo-zen zomaar verplichten om te gaan werken,krijgt dan ook terechte tegenwind. Het risicois groot dat de slachtoffers van sociale uit-sluiting dan voorgoed verloren zijn. Laagge-schoolden, verkeerd geschoolden, mensendie door jarenlange uitsluiting tot de ‘harde

kern’ zijn gaan behoren, de gediscrimineer-den omwille van afkomst, leeftijd of geslacht,dragen zoveel problemen met zich mee dathun situatie nog verergert wanneer ze in eenjob terechtkomen die ze niet meteen en zon-der begeleiding aankunnen.

Werklozen geteld

Berichten over hoeveel werklozen er zijn,zaaien keer op keer verwarring. Immers,mensen die niet langer in de werkloosheids-cijfers zitten, behoren niet per de�nitie bij dewerkenden. Sommige oudere werklozen ofde deeltijds werkenden zijn vrijgesteld vanhet zoeken naar een job, dus verdwijnen zeuit de statistieken. Ook de geschorste werk-lozen tellen in deze som niet meer mee.

In 2007 was de werkloosheidsgraad inVlaanderen 4,4 %. Deze cijfers zijn echtervan voor de economische crisis, die in eer-ste instantie mensen in armoede treft. Vanafdecember 2008 is het aantal werklozen alopnieuw beginnen te stijgen. In 2009 zettedeze trend zich verder.

Alle werklozenzomaar verplichtenom te gaan werken,krijgt terechtetegenwind.

Page 25: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 25 ]

Belgen worden geboren met ‘een baksteenin de maag’. Een eigen woning is hun droomen voor een belangrijk aantal blijft het dat.Sommige armen zetten de stap, tegen beterweten in. Met een kleine som geld tikken zeeen bouwvallig pand op de kop. Renovatiesmoeten wachten tot ze het grote lot winnenen dat gebeurt natuurlijk niet. Anderen trek-ken rond op de huurmarkt. Met een lichteportemonnee zoeken ze een plaats in twee-de klasse. Ze huren een woning, verdiepingof kamer van magere kwaliteit; soms moe-ten ze het stellen met een matras. In alle ge-vallen leven ze in een zeer ongezonde om-geving en die heeft nefaste gevolgen op alleandere vlakken.

Aan krotten geen gebrek

Met weinig geld op zak kan je bij het zoekennaar een woonst niet kieskeurig zijn. Zelfsaparte slaapkamers voor ouders en kinde-ren blijken niet altijd haalbaar. De huurprijsdicteert wat mogelijk is. De wensen wordenbewaard voor wanneer het ooit beter gaat.

“Ik huurde een huis dat groot genoeg wasom met mijn dochter en mijn vriend in tegaan wonen. Toen we begonnen schilde-ren, merkten we pas dat er zware vochtig-heidsproblemen waren. De verf kwam vanhet plafond en de pleister van de muren. Deeigenaar zou dit oplossen door een goedeplaatsbeschrijving te maken en de werkendie voor hem waren uit te voeren. Tweemaanden nadat we in het huis zaten, kregenwe pas ons contract. De plaatsbeschrijvingwerd niet tijdig opgemaakt. De problemen in

het huis voelen we nu pas goed; nu het win-ter is. De buitenkant is rot, muren bladerenaf. De badkamer is onder de golfplaten, meteen elektrisch vuurtje te verwarmen. Het wa-ter sijpelt door het plafond en de muren. Nubesef ik waarom de vorige huurders moei-lijkheden hadden met de eigenaar. We wo-nen er nu al zes maanden en de huisbaasheeft nog steeds geen werken laten uitvoe-ren. ‘Ge kunt mij niet verplichten’, zegt hij.‘Het kost mij teveel. Als ik iets herstel, moet ikmeer huur krijgen’.”

Verhuurders van slechte woningen hebbenvrij spel. Als huurders de loze beloften beuzijn en de woning verlaten, dan worden eranderen gelokt. Dat gebeurt met altijd weerdezelfde belofte om het krot te renoveren.Als herstellingen eindelijk gebeuren, blijft hetmeestal bij ‘oplapwerk’. De krotbewonerskrijgen er snel een boel andere problemenbij.

“Een slechte woning breekt het recht op ge-zondheid. Het kost ook meer, de meubelengaan kapot door de vochtigheid, ook de la-kens en dekens. Ge durft niemand vragen,want ze denken dat ge niet kuist, maar dat iszo met vochtigheid: het blijft ruiken;”

De �nanciële problemen rijzen de pan uit, zo-als voor de vervanging van de inboedel, voorde hogere energierekeningen en voor de ge-

4. Wonen in de steigers

De huurprijs dicteertwat mogelijk is.

Page 26: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 26 ]

Page 27: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 27 ]

zondheidszorgen. Ook psychisch en sociaalmoet er een prijs worden betaald. Minder so-ciale contacten, grotere spanningen en ho-gere stress tasten de stabiliteit van het gezintot in haar fundamenten aan, bijvoorbeelddoor de plaatsing van de kinderen.

“We stonden op straat met onze kinderen,we leefden in een garagebox. Daardoor zijnwe onze kinderen kwijtgeraakt. Het gerechtwilde ons geen bewijs geven dat de kinde-ren naar huis mochten omdat we geen wo-ning hadden, en we kregen geen socialewoning omdat de kinderen niet thuis woon-den. Dan kregen we een noodwoning vande stad. We kregen ze drie maanden gratisom op te knappen. Er was geen schouw, wekonden geen vuur maken en het water liepvan de muren. We hebben ze toch maar ge-nomen om de kinderen naar huis te krijgen.Dan kregen we van het gerecht weer de op-merking dat het huis niet leefbaar was en zenamen de kinderen weer weg.”

De legale middelen ontbreken om zich teverweren tegen deze praktijk. Huurders grij-pen dan naar voor de hand liggende protes-ten en betalen geen huishuur meer. Dit eigeninitiatief wordt later afgestraft.

“Ik ben zelf naar de gezondheidsdienst ge-gaan en de woning werd onbewoonbaarverklaard. Normaal moet de stad voor eenandere woning zorgen, maar ze deden datniet en ik stond op straat. De kinderen zijndan geplaatst en ik ben bij een vriendin gaanwonen. Het duurde drie maanden voor ikeen huis had.”

Hulp vanwege de overheid wordt sceptischonthaald. Beleidsmensen weigeren somsin te grijpen omdat ze geen alternatief kun-

nen bieden voor de mensen die in woningenleven die in feite onbewoonbaar zijn. “Beterniet ingrijpen dan een gezin op straat zet-ten”, zo redeneert men.

“Ze zeggen dat er altijd noodwoningen zijn.Maar vorig jaar stond ik op straat. Ik gingnaar het OCMW en ze zeiden dat er te veelmensen zonder huis zitten. Ik moest mij ineen ziekenhuis laten opnemen om een dakboven mijn hoofd te hebben.”

Naast een goede kwaliteit binnen de viermuren van het huis is ook de onmiddellijkeomgeving belangrijk. Maar ook die ontbreektmeestal. De woonsten waarover we het hierhebben, liggen meestal in achtergesteldebuurten: kort bij fabrieken of drukke invals-wegen, zonder winkels, openbare dienstenof openbaar vervoer op wandelafstand.

“Toen we in de blokken woonden, warenwe niet op onszelf. We waren thuis, maarwe voelden ons niet thuis. We hadden daargeen privé, geen eigen leven. Altijd kwamer wel iemand aan de deur en in de gangliepen ook altijd mensen. Ik had geen rust.Alle dagen miserie met de buren. ‘t Was al-tijd iets, veel lawaai en ook ruzie. Mijn kleinekon niet slapen. Ik belde de politie, maarhet hielp niet. Niets hielp. Het huis op zichwas goed, maar de omgeving was moeilijk.Op de kleinste dingen hadden mensen watte zeggen en ge moest u voor alles verant-woorden. Altijd maar zich bemoeien. Op deduur krijgt ge hetzelfde gedrag. Ze creërendat. We waren blij dat we daar weg konden.”

Minder kwaliteit voor meer geld

De woonsituatie voor een aantal kansarmenis drastisch verslechterd: steeds meer wo-

Page 28: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 28 ]

nen in garageboxen, wonen zonder ramen,zonder behoorlijke sanitaire voorzieningen.De woonomstandigheden van de armenvormen een weinig stimulerende omgevingvoor het onderwijs van de kinderen, de job-mogelijkheden van de ouders, de socialecontacten en de gezondheid van het helegezin. Een minderwaardige huisvesting ver-hoogt, rechtstreeks of onrechtstreeks, het ar-moederisico.

Kwaliteit

In het algemeen verbetert zowel de kwaliteitals de uitrusting van woningen, maar tege-lijk blijft er een hardnekkige kern van slechtewoningen bestaan. In de steden merkenwe een geleidelijke verschuiving. Huizen inde stad die vroeger leeg bleven staan, pro-moveren via matrassenverhuur tot lucratieveopbrengstwoningen. Het gaat om vollediguitgeleefde of zelfs onbewoonbaarverklaar-de panden. Dit gaat niet alleen ten koste vande gezondheid en de algemene leefsituatievan de betrokkenen, maar ook ten koste vande buurt.

Daarenboven komen nieuwe minderwaardi-ge woonvormen in gebruik, zoals caravansen chalets op campings of kamerwonen. Zowonen in Wallonië ongeveer tienduizend in-woners op campings of andere plaatsen diedaarvoor niet geschikt zijn. Een kwart van dielocaties ligt in overstromingsgebieden.

Prijzen in de privé

In vergelijking met de algemene levens-standaard is wonen behoorlijk duurder ge-worden. De gemiddelde huurprijs steeg opongeveer twintig jaar met 65 %. In dezelfdeperiode steeg het gemiddelde beschikbaar

inkomen met bijna … 6 %. Als gevolg daar-van is (tussen 1976 en 1997) het aandeelhuishoudens dat met (te) hoge woonkostenwordt geconfronteerd toegenomen van bij-na 7 % naar meer dan 23 %; meer dan driekeer zoveel dus. Over het algemeen wordtaangenomen dat de betaalbaarheid vande huisvesting in het gedrang komt zodrade woonkosten meer dan 20 % van het inko-men opeisen.

Sociale huisvesting

Met sociale huisvesting wil de overheid depositie van de zwakke groepen op de pri-vate huisvestingsmarkt verbeteren. De ideedaarbij is dat de bewoners na verloop vantijd hun maatschappelijke positie verbeterenen een huis kunnen huren of kopen op de‘gewone’ woonmarkt. In de praktijk blijvende meesten in de sociale huursector achter.

Hoe ziet de situatie er verder uit? Het aan-deel van sociale woningen in het totalewoningaanbod is traditioneel beperkt in Bel-gië. Daarenboven worden woningen in dezesector nog steeds niet aan de harde kernvan armen toegewezen. Bij het begin van dejaren negentig behoorde slechts een vierdevan alle sociale huurders tot de tien procentvan de gezinnen met de laagste inkomens.Daar staat tegenover dat ruim een derdewerd bewoond door huishoudens uit demiddelste tot hogere inkomensklassen. Welkomen de laagste inkomensgroepen stil-aan meer aan bod. Toch vinden de mensenin meervoudige uitsluitingssituaties (zoalsschuldenlast, uithuisplaatsing van kinderen)er geen plaats omdat de huisvestingsmaat-schappijen geen woonbegeleiding (kunnen)verzorgen.

Page 29: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 29 ]

Page 30: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 30 ]

Ongezonde en kleine woningen, slechtehygiënische omstandigheden, onzekerheidover stromend water of elektriciteit en ge-brekkige sanitaire installaties maken men-sen ziek. Werkloosheid of betreurenswaar-dige arbeidsvoorwaarden, ontoereikendeinkomsten waardoor je niet regelmatig engezond kan eten, werken stress, ongelukkenen ziekten in de hand. Vrije tijd en vakantieom fysiek en mentaal nieuwe krachten op tedoen, blijven voor deze groepen een ontoe-gankelijke ‘luxe’.

Het hoofd koel houden

De weerbaarheid van de mens is begrensd.Als de problemen zich voortdurend opsta-pelen en de mensen zien geen uitwegenbinnen redelijke termijn, krijgt de fysieke enpsychische gezondheid �inke deuken. Hetuithoudingsvermogen van armen neemtsoms onvermoede proporties aan, maar degevolgen op gezondheidsvlak zijn navenant.

“Ge komt van de ene crisis in de andere. Gehebt zo al een zware druk omdat ge geenwerk hebt en van het ene probleem komthet andere. De rekeningen stapelen zichop. Als ge geen geld hebt, is de motivatieom te gaan werken nog groter. We haddentoekomstplannen en dan kwam er weer diemisval bij. Dan valt alles weer in duigen. Danmaakt ge opnieuw toekomstplannen, maarop den duur denkt ge: ‘We hebben al zoveelplannen gemaakt; we maken er geen meer.Het is niet voor ons weggelegd’.”

De moed zinkt in de schoenen. Vele armenmaken een opname mee in een psychiatri-sche instelling, voor enkele dagen of langeretijd. Veelal blijven ze nochtans zo lang moge-lijk op eigen houtje overleven.

“Ik zat er onderdoor. Een heel jaar aan eenstuk. En toen heb ik geprobeerd om zelf-moord te doen. Ik heb pillen genomen enben daar verschrikkelijk ziek van geweest.We hadden toen niet het geld om naar eenziekenhuis te gaan. Dan hebben we zelf metalle middeltjes van vroeger geprobeerd omde pillen er te doen afkomen. Het is een helgeweest.”

Al van bij de geboorte lopen kinderen uitarmere milieus een groter risico op gezond-heidsproblemen. De ondankbare leefom-standigheden spelen hen parten. Dat de ge-zondheid van de kinderen voor vele oudersop de eerste plaats komt, verhelpt dat niet.

“Ik ben eigenlijk met een verkoudheid ge-boren en ik heb nog altijd veel last van mijnluchtwegen. Voor een keelontsteking ben ikook heel gevoelig. Mijn moeder had ook veelproblemen met haar ademhaling. Op een

5. Ongezond van wieg tot graf

Al van bij de geboortelopen kinderen uitarmere milieus eengroter risico op ge-zondheidsproblemen.

Page 31: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 31 ]

verkoudheid kwam dikwijls een bronchitis,maar ze bleef werken, ziek of niet ziek. Eendokter kwam er voor zichzelf nooit aan te paswant dan was al het geld weer ineens weg.”

De kosten van gezondheidszorgen wegenzwaar door. Ook wanneer het grootste deelwordt terugbetaald, zoals dat in België hetgeval is, neemt het vereffenen van de reke-ning toch een zware hap uit het budget.

“Altijd langs de spoedgevallen binnengaanis mijn besparingstruc op ziektekosten. An-ders willen ze me niet verzorgen omdat ikdaar nog schulden heb en niet direct 25 eurokan afgeven. En nog een voordeel is dat gedan ook maar drie maanden later de reke-ning in uw bus krijgt.”

Het is gemakkelijker om gezond te blijven bijeen aangepaste levensstijl. Die kunnen dearmen zich niet permitteren, want daarvoorheb je geld en opleiding nodig. Aan preven-tieve zorg wordt amper gedaan. Ingrijpendoet men pas wanneer acute problemenrijzen. Een andere houding ten aanzienvan het eigen lichaam is daaraan ook nietvreemd; het wordt als een middel gezien enniet als een doel. Zolang het ‘werkt’ is mentevreden; meer hoeft dat niet te zijn.

Mevrouw E. heeft last van een slecht gebit,veel pijn en permanente ontstekingen. Tochgaat ze niet naar de tandarts omdat ze datte duur vindt en trouwens, zo zegt zij: “Wat

kan hij doen? Als ze uitvallen dan ga ik langsvoor een nieuw gebit, dan moet ik maar éénkeer langsgaan, dat bespaart mij veel geld.”

Armen sterven sneller

Gezondheidsverschillen

Door hun ongezonde leefomstandighedenlopen armen meer gezondheidsrisico’s. Om-gekeerd vormt hun gebrekkige gezondheidvaak een reden waardoor ze in de armoedeverzeilen.

Die ongelijkheid voor ziekte en dood is geenlouter individuele aangelegenheid of eenkwestie van tegenslag, maar ook een maat-schappelijk probleem. Onderzoek toont aandat gezondheid, ziekte en sterfte samen-hangen met onderwijs, beroep en inkomen.Personen met een lage scholing en met eenlaag inkomen leven minder lang en hebbenmeer gezondheidsproblemen dan personenmet een hoge sociale status. De levensduurvan armen is gemiddeld 4,5 jaar korter inBelgië. Ook maken zij minder gebruik van degezondheidszorgen.

Er zijn duidelijke socio-economische verschil-len inzake een ‘risicorijke’ levensstijl. Bij lageropgeleiden en/of personen met een beperktinkomen wordt de grootste proportie (zware)rokers en drinkers teruggevonden. Zij etenook minder gezond, doen minder aan sporten handelen minder preventief tegenoverAIDS of cardiovasculaire aandoeningen. Ookde ziektebeelden verschillen: chronischelongontstekingen, hartaandoeningen, sui-kerziekte of tuberculose komen meer voor bijlagere socio-economische groepen.

Een arts stelt dat een typische ‘ziekte’ vandegenen die in armoede leven, een ‘vroeg-

De kosten vangezondheidszorgenwegen zwaar door.

Page 32: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 32 ]

tijdige aftakeling’ is. Men is oud op 40 tot 45jaar. Deze vroegtijdige aftakeling kent geenduidelijke uitdrukking zoals andere patholo-gieën. De diagnose blijft veelal vaag en dezieke, die niet als arbeidsongeschikt wordterkend, moet leven van minimale uitkerin-gen of zijn kost bij elkaar scharrelen, zodatzijn gezondheidstoestand er nog verder opachteruitgaat.

De gezondheidsverschillen blijken de jongstejaren niet te verkleinen, maar eerder toe tenemen.

Drempels

Te gemakkelijk wordt aangenomen dat degezondheidszorg goed toegankelijk is voorarmere bevolkingsgroepen. Onderzoek wijstuit dat dit niet zo is. De administratieve, �-nanciële en sociaal-culturele drempels vande voorzieningen voor gezondheidszorg blij-ven voor armen moeilijk te nemen.

Een administratief obstakel is bijvoorbeeldhet niet ‘in orde’ zijn bij het ziekenfonds.Mensen zijn dan niet langer zeker van hunrecht op medische bijstand. Bepaalde groe-pen zijn ook moeilijk verzekerbaar, omdatze buiten de normen van de ziekenfondsenvallen. Sociaal-culturele drempels hebbente maken met een gebrek aan informatieover het belang van een gezonde levensstijlen met het wantrouwen ten aanzien van demedische sector, onder andere wegens hetonbegrijpelijke taalgebruik.

Mensen zijn nietlanger zeker van hunrecht op medischebijstand.

Page 33: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 33 ]

Het werd al gezegd en we herhalen het nogeens: armoede is relatief; is hier anders danin ontwikkelingslanden. Armoede kent veleaspecten. Het is niet alleen een kwestievan overleven en niet enkel een inkomen-sprobleem. Als we spreken over armoedegaat het over dat netwerk van sociale uit-sluitingen, dat zich uitstrekt over meerderegebieden van het individuele en collectievebestaan. Het scheidt de armen van de alge-meen aanvaarde leefpatronen van de sa-menleving, zodanig dat een kloof bestaat dieze niet op eigen kracht kunnen overbruggen.

Voor de groep van armen bestaan de ver-schillende levensterreinen uit brakke grond:vooruitkomen gaat minder snel en de midde-len om ‘het te maken’, ontbreken. Ze wordenafgeremd op het vlak van arbeid, wonen,onderwijs, gezondheid, cultuur, recht, maat-schappelijke dienstverlening, gezin, inkomenen participatie. In de Belgische Grondwet desociale grondrechten genoemd.

Voor een aantal van deze thema’s illustreer-den we wat er fout loopt. Het recht op eenaanvaardbaar inkomen, op kwaliteitsvollearbeid, op menswaardig wonen, op nood-zakelijke gezondheidszorgen en op dege-lijk onderwijs wordt voor armen niet gega-randeerd. Het gevoel niet mee te kunnen,speelt op al deze vlakken tegelijk.

Het verhaal gaat verder

Enkele sociale grondrechten, die ook meeverweven zitten in de problemencarrousel,kwamen nog niet expliciet ter sprake: het

recht op rechtsbedeling, gezin, maatschap-pelijke dienstverlening, cultuur en participa-tie.

Het gerecht bestaat om rechtvaardigheidte garanderen. Armen kunnen hun rechtenvaak niet doen gelden. Er zijn de �nanciële,de socio-culturele en psychologische barri-ères. Het groeiende aantal rechtsregels encontracten regelen bijvoorbeeld zelfs socialerelaties. Dit maakt dat meer en meer men-sen ongeletterd worden in het kluwen vanwetten, regelgeving en tenuitvoerleggingenvan vonnissen. Armen staan zeer zwak, mis-sen communicatie- en andere vaardighedenom hun mannetje te staan en lopen boven-dien meer risico om met het gerecht in aan-raking te komen.

Het recht op een gezin komt ook in hetgedrang. Het klassieke gezin maakt plaatsvoor andere vormen van samenleven. Ar-men zijn in deze evolutie misschien wel detrendsetters geweest. De norm waaraan eengoed gezin wordt afgemeten, past echter bijde klassieke tekening. Sociaalgetinte instan-ties verlenen hulp maar controleren tegelijk.De dreiging om kinderen aan het ouderlijkegezin te onttrekken ligt permanent op deloer. De kansen om zich als goede ouder tebewijzen zijn beperkt. Bij plaatsing wordendikwijls de emotionele banden, de betrok-

6. De som van alle problemen

Armoede kent veleaspecten.

Page 34: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 34 ]

Page 35: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 35 ]

kenheid op het sociale milieu van herkomsten de zelfwaardering van de jongeren opeen blijvende manier ondermijnd.

Het recht op maatschappelijke dienst-verlening wordt geschonden. Hiermee be-doelen we dat armen er als cliënten vaakweinig baat bij hebben. Door te weinig ken-nis van hun leefwereld worden oplossingenvoorgesteld die hen afhankelijk maken, deeigen controle over hun leven doen verlie-zen. Ook het verschillende taalgebruik tus-sen cliënt en hulpverlener doet de onder-steuning falen.

Cultuur en vrijetijdsbesteding maken jerijker. Persoonlijke ontwikkeling krijgt op al-lerhande manieren een injectie. Een gammavan verenigingen, activiteiten, voorstellingen,evenementen laat aan het individu de keuze.Aan armen wordt die keuzemogelijkheid nietgeboden. Hier speelt alweer de macht vanhet prijskaartje, naast de onbekendheid methet culturele landschap. Gemis aan vaardig-heden en de afwijzende vinger van de bredeomgeving, sluiten armen op in eenzaamheiden verveling.

Participatie is het recht om je eigen weguit te stippelen en mee te beslissen in deorganisatie van de samenleving. Armen be-kleden op dit vlak een ‘underdog’-positie.Zij dragen een pakket schaamte en verne-dering met zich mee als gevolg van keer opkeer om hulp te moeten vragen. De manie-ren om deel te nemen aan de maatschap-pelijke besluitvorming vereisen bepaaldecommunicatievaardigheden waarin zij nooitwerden getraind.

Hoeveel armen zijn er?

In het wetenschappelijke onderzoek blijftmen zoeken naar die ene correcte manierom de hele armoedeproblematiek in één cij-fer te vatten. Dit is een enorme ambitie om-dat armoede een meervoudige en complexerealiteit is.Gemakkelijkheidshalve wordt vaak het inko-men als indicator gebruikt om armoede temeten. Onder meer de Europese Unie heefteen norm gesteld om de omvang van hetaantal armen te meten. De armoedegrens isEuropees vastgelegd op 60 % van het medi-aaninkomen. In België betekent dit dat eengezin met twee kinderen het moet rooienmet minder dan 1.844 euro per maand. Zoheeft 15,2 % van de Belgen moeite om deeindjes aan elkaar te knopen (cijfers uit jaar-boek Armoede OASeS, 2009).

Armoede meten aan de hand van inkomenheeft praktische voordelen: de gegevens zijnbeschikbaar en de resultaten zijn – vooralvoor de overheid - eenvoudig en gemakkelijkte begrijpen. Maar wat wordt daarbij verge-ten? Bepaalde aspecten van armoede kun-nen niet in termen van inkomen worden ver-klaard, zoals de sociale, psychologische enculturele aspecten. Ook andere elementenvan armoede die nochtans gemakkelijk temeten zijn, worden verwaarloosd – bijvoor-beeld laagbetaalde arbeid, slechte huisves-ting en ziekte. Wanneer we armoede metenaan de hand van inkomen, dan meten wesituaties van onvoldoende inkomen, maarhet leert ons dus niets over het geheel vanproblematische situaties die we in onze de�-nitie van armoede opnemen. Het opent onzeogen voor één vorm van uitsluiting, maarsluit ze tezelfdertijd voor vele andere. Metenis kiezen, maar ook verliezen.

Page 36: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 36 ]

Page 37: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 37 ]

7. Armen in beweging

In armoede leven, is telkens opnieuw probe-ren om aan het leven een minimale kwaliteitte geven. Het opboksen tegen alle proble-men die zonder aankondiging de kop opste-ken of die al jaren aanslepen zonder dat erenig lichtpunt verschijnt, is een uitputtings-slag. Onderweg duwen de vereenzaming enmachteloosheid de moed in de schoenen.

Een logisch gevolg zou zijn dat men uitein-delijk berust in de uitzichtloze situatie. Be-wonderenswaardig is dat deze mensen hungrenzen van weerbaarheid steeds verderverleggen en telkens opnieuw vechten voorhun bestaan. Ze zoeken de gepaste overle-vingsstrategieën. Dat ze hun kinderen eenbeter leven en een toekomst willen geven,blijkt een belangrijke motiverende kracht tezijn.

Verenigingen waar armen het woordnemen

Hoe diep armen de kloof ervaren tussenzichzelf en de rest van de samenleving drukteen van hen zo uit:

“Ik heb gedronken door de miserie. Je drinktniet voor je plezier maar door de problemendie je hebt. Er is een spreuk, die zegt: ‘Je bentboos als ik heb gedronken, maar je ziet nietwanneer ik dorst heb’.”

De kortsluiting ontstaat door een misverstaanvan elkaars werelden. Wordt naar armengekeken als zou hun probleemsituatie hunverdiende loon zijn, dan zal elke poging totvooruitkomen in de kiem worden gesmoord.

De laatste jaren komen meer en meer lot-genoten elkaar in georganiseerd verbandtegen. Door zich te verenigen, zitten zij nietlanger in eenzaamheid en schaamte verbor-gen. Velen onder hen vinden in deze ‘ver-enigingen waar armen het woord nemen’een plaats waar zij voor het eerst ontdekkendat alle problemen waarmee zij te makenkrijgen, een oorzaak vinden in de manierwaarop de samenleving is georganiseerden niet in hun eigen schuld en falen. Zij slaande handen in elkaar voor een bredere soli-dariteit.

Armen in deze organisaties bekommerenzich niet enkel om de verbetering van huneigen leefsituatie, maar ook om die van aldiegenen die zich in een soortgelijke situ-atie bevinden. Vanuit hun ervaringen metproblemen op allerhande levensdomeinenbeoordelen zij het armoedebeleid. Immers,wetten, maatregelen of dienstverlening - be-doeld om armoede te bestrijden - hebbenvaak geen of averechtse effecten.

Een voorbeeld van zulke maatregel is deenergiecheque om de kosten van huis-brandolie voor lage inkomensgezinnen tedrukken. De voorwaarden gingen volledigvoorbij aan de realiteit dat deze gezinnenniet beschikken over een stookolietank, laat

Ze zoeken degepaste overlevings-strategieën.

Page 38: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 38 ]

staan �nancieel in staat zouden zijn om zo-veel liters brandstof vooraf te bekostigen.

Enkele maatregelen om werklozen op de ar-beidsmarkt te brengen, verbergen ook zulkemisstappen. De overheid sponsort tewerk-stelling door een subsidie of een deel van hetloon aan de werkgever of werknemer toe tekennen. Ervaringen van de doelgroepen wij-zen uit dat hun �nanciële situatie hierdoornog onzekerder wordt. De uitkering valt wegen het loon ontvangen zij in stukjes en brok-jes, met vertragingen en na veel administra-tieve rompslomp.

Het is deze kennis over de praktische gevol-gen van wetgeving die de kwaliteit van hetarmoedebeleid kan verhogen. Het overlegtussen verschillende overheden en armenzelf maakt het mogelijk om kort op de balte spelen en indien nodig het beleid bij testuren. Beter nog, alvorens maatregelen invoege treden, kunnen de voorspelde nade-lige effecten op de situatie van mensen inarmoede worden voorkomen.Enkel via tweerichtingsverkeer komen oplos-singen dichterbij. Armen maken hun verha-len bekend om de onjuiste interpretatie vanindividuele schuld uit de wereld te helpen.Omgekeerd moeten armen ook worden ge-confronteerd met hoe ‘de buitenwereld’ naarhen kijkt.

Opgeleide ervaringsdeskundigen in dearmoede

De zoektocht naar manieren om meer men-sen van de westerse welvaart te laten genie-ten, geraakt stilaan in een stroomversnelling.Een van de experimenten, gegroeid vanuitde praktijk, is de tewerkstelling van opge-leide ervaringsdeskundigen in de armoedein alle sectoren van het maatschappelijkegebeuren. Mensen die armoede aan denlijve ondervonden, worden begeleid in hetbegrijpen en overbrengen van hun eigen be-leving van armoede en de logica achter hunontwikkelde overlevingsstrategieën. Hun in-dividuele kijk op de problematiek evolueertnaar het kunnen formuleren van algemeneanalyses en oplossingsvoorstellen.

De ambities reiken ver. Zo zullen deze men-sen na hun opleiding worden ingeschakeldvoor ondersteunings- en begeleidingswerk,als tolken van de armoederealiteit, voor su-pervisie en het verlenen van advies, om les-sen en vorming te geven. In groepswerk metlevensgenoten worden zij leidende �guren.Naar het beleid toe formuleren zij maatre-gelen ter bestrijding van armoede. Op on-derzoeksvlak duiden zij de armoederealiteit.Opgeleide ervaringsdeskundigen in de ar-moede slaan de brug tussen hun wereld endie van andere maatschappelijke actoren.

Armen en overheid aan tafel

Armenorganisaties en de opgeleide erva-ringsdeskundigen in de armoede hebbenniet de macht om samenwerking met deoverheden af te dwingen. Het zijn geen vak-bonden die met een staking de machtigenin dit land het vuur aan de schenen leggen.Jaren van inspanningen om de meerwaarde

Enkel viatweerichtingsverkeerkomen oplossingendichterbij.

Page 39: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 39 ]

van dit partnerschap aan te tonen, werpentoch vruchten af. Beleidsverantwoordelijkenzetten hun deuren stilaan verder open. Deopstelling van het Algemeen Verslag overde Armoede in het begin van de jaren ne-gentig overtuigde. De bundeling van meerdan driehonderd beleidsvoorstellen - opge-steld in dialoog tussen armen, overheden enmaatschappelijke actoren - kreeg de onder-scheiding van hoe het moet en kan.

Toch gaat de dialoog tussen beleidsverant-woordelijken en armen niet over één nachtijs. Het vraagt veel tijd, energie en geduld.

De moeilijkheid schuilt in de verschillendelogica’s. Beleidsbeslissingen moeten vaakop zeer korte termijn worden genomen.Politieke verkiezingen volgen elkaar snelop en men wil op korte tijd veel realiseren.Het complexe armoedeprobleem is niet vanvandaag op morgen opgelost. Men kan ermoeilijk mee scoren. Aan de andere kanthebben de armen en hun verenigingen vol-doende voorbereidingstijd nodig om als vol-waardige partners aan de gesprekstafel tekunnen verschijnen.

Vanuit de beleidsverantwoordelijken zou eenbetere planning op langere termijn inzakeinspraak-, advies- of dialoogmogelijkhedenenig soelaas brengen. Ook vragen de ar-menorganisaties meer overheidssteun omde ondersteuning van hun werkzaamhedenvlotter en professioneler te kunnen organise-ren.

In groepswerk metlevensgenotenworden zij leidende�guren.

Page 40: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 40 ]

8. Beleid met ambitie

Armoede is een complexe realiteit. Een be-leid dat armoede uit de wereld of het landhelpt, kan niet zomaar uit de mouw wordengeschud. Uiteraard moet er voor alles degoede – politieke – wil zijn om de toestandte bekampen. Beleid voeren wil immers zeg-gen: prioriteiten stellen. De beleidsthema’szijn talrijk, maar de middelen zijn beperkt.

Om armoede op de politieke agenda tekrijgen, moeten de problemen in de eersteplaats zichtbaar zijn. Dat armen zichzelf ver-enigen en aan de alarmbel trekken, draagthiertoe bij. Ook voor de wetenschap is eenbelangrijke rol weggelegd: zij levert mee debewijzen dat armoede bestaat en niet geto-lereerd kan worden. De steun van de kiezersen van machtige belangengroepen is bij ditalles onmisbaar.

De kern van de zaak aanpakken

Om armoede doelmatig te bestrijden, wilmen een ‘inclusief armoedebeleid’ voeren.De eigenschappen van dit soort beleid die-nen als algemene richtlijnen. De concreteinvulling ervan verschilt per thema en perbeleidsniveau (van de gemeenten tot in Eu-ropa). Wat houdt dit in?

Een doelmatig armoedebeleid is· een samenhangend (geïntegreerd) geheel· van structurele (en dus preventieve) maat-

regelen· op diverse domeinen en verschillende ni-

veaus· vanuit een partnerschap tussen meerdere

actoren

· uit de ‘harde’ en 'zachte' sectoren· met participatie van de doelgroepen· en gedegen wetenschappelijk onder-

bouwd

Armoede heeft te maken met uitsluiting opverschillende terreinen, zoals onderwijs,huisvesting, arbeid, inkomen en gezond-heid. Dat wil zeggen dat niet enkel de mi-nister of schepen van armoedebestrijdingof maatschappelijke integratie initiatievenmoet nemen, maar dat elke persoon metbeleidsbevoegdheden betrokken partij is.Als dan ieder zijn of haar plannen op elkaarafstemt, verhoogt de kans op goede resulta-ten. Bijvoorbeeld: op school kan men ervoorzorgen dat kinderen uit arme milieus beteraan bod komen, maar als thuis de woningveel te klein en in slechte staat blijft, zullen deschoolresultaten amper verbeteren.

Hetzelfde geldt over de beleidsniveaus heen.Bijvoorbeeld: door de regionale overhedenwordt de kwaliteit van huurwoningen stren-ger gecontroleerd en worden onbewoon-baarverklaringen uitgesproken, maar alsde gemeenten geen noodopvang voorzien,staan de gezinnen op straat.

Alle partijen rond detafel moeten sprekenover oplossingen oplangere termijn.

Page 41: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 41 ]

De samenwerking is niet alleen nodig bin-nen en tussen de beleidsechelons. Ook debetrokkenheid van andere maatschappelijkeactoren zoals ondernemers, ziekenfondsen,vakbonden, middenstanders, jeugdbewe-gingen, wetenschappers en de mensen inde straat brengt oplossingen dichterbij. Niette vergeten, zonder de armen zelf lukt hetniet.

Zo een samenwerking tussen onder meervakbonden, ziekenkassen, Welzijnszorg enhet Vlaams Netwerk van Verenigingen WaarArmen Het Woord Nemen, is het project De-cenniumdoelen 2017 – Geef Armoede GeenKans. Zie ook: www.decenniumdoelen.be.

Alle partijen rond de tafel moeten sprekenover oplossingen op langere termijn. Oplos-singen die armen niet de schuld geven maargevestigde structuren in vraag durven stel-len; die eerder voorkomen dan genezen endie aansluiten bij wat wetenschappelijk on-derzoek heeft aangetoond.

De toekomst uitgedaagd

Het beleid om armoede op te lossen, moetmet haar tijd meegaan. In de ‘vette’ jaren zijnandere maatregelen nodig dan in de ‘ma-gere’. Alle maatschappelijke ontwikkelingenmoeten dus goed worden gevolgd en zelfsworden voorspeld. De antwoorden van van-daag zijn niet die van gisteren of morgen.We geven enkele voorbeelden van belang-rijke aandachtspunten voor het armoedebe-leid op de verschillende niveaus.

Waar tot voor kort de Europese bekommer-nissen enkel van economische aard waren,wordt nu het blikveld verruimd. Steeds meervoelt men de nood om ook een sociaal be-

leid over de landsgrenzen heen uit te teke-nen. De lidstaten en de Unie geloven datzij pas economisch sterker worden als desociale cohesie in de samenleving hechterwordt. Elke lidstaat maakte zijn eigen ac-tieprogramma om armoede te bestrijden,zoals afgesproken op de Top van Lissabon(maart 2000). Zo wil men tot gemeenschap-pelijke doelstellingen komen. De eerste stapnaar een sociale wetgeving is het opstellenvan een Europese armoedenorm, die ar-moede breder meet dan enkel op basis vaninkomen.

Het federale niveau gaat voor de actievewelvaartsstaat. Zo weinig mogelijk mensenafhankelijk laten zijn van de sociale uitke-ringen, maar toch voldoende beschermingblijven bieden. En zoveel mogelijk mensenaan het werk helpen. Hoe hoog moetendie uitkeringen zijn om een menswaardigleven te kunnen leiden? De discussie duurtvoort. Dat ze momenteel te laag zijn, staatvast. Men zoekt een evenwichtig antwoordtussen emancipatie en disciplinering. Be-komt men de beste resultaten door mensenzonder werk actief te stimuleren of te straf-fen? Worden ook de ondernemingen enandere maatschappelijke actoren op hunverantwoordelijkheid gewezen? Met allerleitewerkstellingsmaatregelen voor risicogroe-pen zoekt men naar de beste remedie.

De federale regering heeft ook het Steun-punt tot bestrijding van armoede, sociale

Beleid voeren wilzeggen: prioriteitenstellen.

Page 42: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 42 ]

uitsluiting en bestaansonzekerheid onderhaar vleugels. Alle regio’s stappen mee in ditsamenwerkingsverband. Een betere afstem-ming van het beleid en meer kennis over deproblematiek liggen in het verschiet. De an-dere uitdagingen voor de regio’s - Vlaande-ren, Wallonië en Brussel – zijn uitgesmeerdover bijna alle voornoemde terreinen waar-op sociale uitsluiting woekert. Hun roepingis om de mechanismen te doorbreken en testimuleren dat de provincies en gemeentenhun beleid (uit)voeren in dezelfde geest.

De gemeenten hebben een goed zicht op delokale behoeften. Regelgeving en opdrach-ten die van hogerhand aan hen wordenopgelegd, moeten dit in rekening brengen.Zo verschilt bijvoorbeeld armoede in de ste-den erg van armoede op het platteland. Inde steden is armoede zeer zichtbaar ge-concentreerd in bepaalde buurten. Op hetplatteland is armoede ruimtelijk verspreid en

verborgen. Het vraagt een andere aanpak.Op de ene plaats zijn de dienstverlenendeinstanties overbelast. In andere streken richtmen beter één dienst op voor meerdere ge-meenten tegelijk.

In het verleden werd de strijd tegen armoededoor de overheden vaak als bijkomstigheidgezien. In de nabije toekomst moeten extrainspanningen worden gedaan. Als het vooreen meerderheid van de Belgen goed gaat,moet er niet minder maar juist meer aan-dacht gaan naar armoedebestrijding. Ieder-een in dit land moet een volwaardige plaatskrijgen. Wie kan daar tegen zijn?

Page 43: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 43 ]

Slotwoord

Armoede is geen ongeluk, armoede is eenstructureel onrecht en tast de sociale grond-rechten aan. Vanuit dat uitgangspunt zetCera mee haar schouders onder structurelearmoedebestrijding. Wij gaan daarbij nogverder dan het bekende spreekwoord ‘Geefeen man geen vis, maar leer hem te vis-sen’. Om in deze beeldspraak te blijven, ishet belangrijk om daarnaast ook te zorgenvoor ‘toegang tot duurzame viswaters’. Eenstructurele aanpak werkt aan een rechtvaar-dige samenleving voor iedereen. De ma-nier waarop onze samenleving is ingericht,maakt echter dat sommige mensen uit deboot vallen – of geen toegang krijgen tot de‘viswaters’.

Armoedebestrijding is geen individueel leer-proces, maar vraagt om een maatschap-pelijk leerproces. Daartoe investeert Cera inbeleidsgerichte initiatieven, waarvan Decen-niumdoelen 2017 een uitmuntend voorbeeldis. Decenniumdoelen werkt rond zes armoe-dethema’s, namelijk inkomen, werk, gezond-heid, onderwijs, wonen en participatie. Zesdoelstellingen worden nauwgezet opgevolgdom armoede tot 2017 op de politieke agendate houden. Decenniumdoelen is een sa-menwerkingsverband van ABVV, ACV, ACW,Minderhedenforum, SamenlevingsopbouwVlaanderen, Socialistische Mutualiteiten ensocioculturele verenigingen, Steunpunt Al-gemeen Welzijnswerk, Verbruikersateljee,

Vlaams netwerk van verenigingen waar ar-men het woord nemen, Vlaams Minderhe-dencentrum en Welzijnszorg. Met de actieveen �nanciële steun van Cera, wil dit samen-werkingsverband de federale, Vlaamse enBrusselse overheden stimuleren om in 10 jaarde armoede drastisch in te perken. (Meerinfo via www.decenniumdoelen.be).

Een onderdeel van elke structurele armoede-bestrijding is de noodzaak van vorming enexpertise-opbouw. Het is nodig om kennis teverspreiden over wat het is om in armoede temoeten leven in België. Willen organisaties,overheden en diensten structureel en ef�ci-ent aan armoedebestrijding bijdragen en/ofhun dienstverlening toegankelijk maken voormensen in armoede, dan dienen ze de ar-moedeproblematiek grondig te kennen. Viadeze publicatie wordt meer inzicht gebodenin de leefwereld van mensen in armoede.Het is de bedoeling om te sleutelen aan eenpositieve en respectvolle houding ten aan-zien van mensen in armoede bij iedereen diemet hen in aanraking komt. Deze brochurebiedt inzicht in hoe maatschappelijke struc-turen armoede in stand houden en reprodu-ceren. Zo kan er ook gewerkt worden tegenhet sociale stigma dat rond armoede hangt.

Dr. Carmen Mathijssen

December 2010

Page 44: Horizontenboekje 'Moeder, waarvan leven wij?'

Moeder, waarvan leven wij? [ 44 ]

Bronnen

www.oases.be

Citaten

Dank aan de organisaties die de fragmentenuit interviews met mensen in armoede lever-den. Hun namen worden in de tekst zelf nietvermeld. De citaten werden ontleend aan:ATD Vierde Wereld - ATD Quart Monde vzwKoning Boudewijnstichting - Fondation RoiBaudouinBeweging van Mensen met Laag Inkomenen Kinderen vzwOASeS - Onderzoeksgroep Armoede, SocialeUitsluting en de Stad - UfsiaRecht-Op vzwVitamine W vzwVlaams Forum Armoedebestrijding vzwVereniging WijkgezondheidscentraWinT vzwGrensland

Brandpunt 23

Nog een bijzonder woord van dank gaatnaar Brandpunt 23, de organisatie in het Ant-werpse die de problematiek van armoedeen sociale uitsluiting vastlegt op de gevoe-lige plaat. Brandpunt 23 geeft mensen diemoeten leven van een (te) laag inkomen dekans om te leren fotograferen, ontwikkelen,hun werk tentoon te stellen en te publiceren.