Hoofdstuk 7 Beschermingsduuruitgeverijlarcier.larciergroup.com/resource/extra/... · werken, met...

5
171 Hoofdstuk 7 • bescHermingsduur larcier Hoofdstuk 7 Beschermingsduur 1072 270. De beschermingsduur van het auteursrecht is geharmoniseerd middels de Richtlijn Beschermingstermijn 1073 . In het Belgisch recht is de omzetting van deze richtlijn 2006/116/EG terug te vinden in artikel XI.166 van het WER (oud art. 2 Auteurswet 1994) 1074 . A FDELING 1 Algemene regel 271. Artikel XI.166 § 1 WER (oud art. 2, § 1 Auteurswet 1994) bepaalt als algemene regel dat het auteursrecht na het overlijden van de auteur gedu- rende zeventig jaar blijft bestaan. Deze termijn geldt voor alle auteursrechtelijke werken, met inbegrip van oorspronkelijke foto’s (art. XI.166, § 5 WER; oud art. 2, § 5 Auteurswet 1994). Alle termijnen worden berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het feit dat de rechten doet ontstaan (art. XI.166, § 7 WER, oud art. 2, § 7 Auteurswet 1994 en art. 8 Richtl. 2006/116/EG). De termijnen kunnen niet worden gestuit, noch geschorst 1075 . 272. De door richtlijn 2006/116/EG opgelegde termijn vindt zijn ratio legis in de goede werking van de interne markt. Het bestaan van verschillende beschermingstermijnen in de verschillende nationale wetgevingen 1076 vormde 1072 Dit hoofdstuk beperkt zich in de huidige editie tot de beschermingsduur van de auteursrechten. De bescher- mingsduur van de naburige rechten wordt niet behandeld. Deze voetnoot beperkt zich ertoe te wijzen op de omzetting in het WER van de richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011 tot wijziging van richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten, Pb.L. 11 oktober 2011, 265/1-5. Art. XI.208 tot XI.210 WER leggen de beschermingstermijn voor enkele begunstigden van de naburige rechten (met name de uitvoerende kunstenaars van wie de prestatie is vastgelegd op een fonogram, en de producenten van fonogrammen) voortaan vast op zeventig jaar in plaats van de vroegere vijftig jaar. Zie ook: M.-C. Janssens, H. Vanhees en V. Vanovermeire, “De intellectuele eigendomsrechten verankerd in het Wetboek Economisch Recht: een eerste analyse”, IRDI 2014, 480 e.v. 1073 Richtl. EP en Raad 2006/116/EG, 12 december 2006, betreffende de beschermingstermijn van het auteurs- recht en van bepaalde naburige rechten (gecodificeerde versie), Pb.L. 27 december 2012, 372/12, gewijzigd door richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011, Pb.L. 11 oktober 2011, 265/1. Zie ook HvJ 27 januari 2011, Flos, C-168/09, r.o. 39. 1074 Voor een (korte) bespreking van de omzetting van de Richtlijn Beschermingstermijn in Frankrijk, en de cassatie- rechtspraak die daarop volgde, zie A. Berenboom, “La durée des droits d’auteur en France”, AM 2007, 418. 1075 Zie art. 2242-2259 BW en B. V anbrabant, “La prescription en droit d’auteur”, AM 2010, 420. B. Vanbrabant argumenteert o.i. terecht dat de exclusieve rechten van de auteur en de naburige rechthebbenden van een werk niet verjaren, in die zin dat de niet-uitoefening van deze rechten niet leidt tot de vroegtijdige beëindiging van de rechten. Deze rechten zijn evenwel niet eeuwigdurend, maar onderworpen aan de termijn bepaald door de wet. De vorderingen die gebaseerd zijn op de rechten van de auteur en de naburige rechthebbenden, zijn wel onderworpen aan verjaringstermijnen, die B. Vanbrabant uitvoerig bespreekt: B. V anbrabant, “La prescription en droit d’auteur”, AM 2010, 414-437. 1076 Het bestaan van deze verschillende beschermingstermijnen in de verschillende nationale wetgevingen was mogelijk aangezien de Berner Conventie enkel minimumbeschermingstermijnen vastlegde.

Transcript of Hoofdstuk 7 Beschermingsduuruitgeverijlarcier.larciergroup.com/resource/extra/... · werken, met...

Page 1: Hoofdstuk 7 Beschermingsduuruitgeverijlarcier.larciergroup.com/resource/extra/... · werken, met inbegrip van oorspronkelijke foto’s (art. XI.166, § 5 WER; oud art. 2, § 5 Auteurswet

171 Hoofdstuk 7 • bescHermingsduur

l a r c i e r

Hoofdstuk 7

Beschermingsduur1072

270. De beschermingsduur van het auteursrecht is geharmoniseerd middels de Richtlijn Beschermingstermijn1073. In het Belgisch recht is de omzetting van deze richtlijn 2006/116/EG terug te vinden in artikel XI.166 van het WER (oud art. 2 Auteurswet 1994)1074.

A f d e l i n g 1Algemene regel

271. Artikel XI.166 § 1 WER (oud art. 2, § 1 Auteurswet 1994) bepaalt als algemene regel dat het auteursrecht na het overlijden van de auteur gedu-rende zeventig jaar blijft bestaan. Deze termijn geldt voor alle auteursrechtelijke werken, met inbegrip van oorspronkelijke foto’s (art. XI.166, § 5 WER; oud art. 2, § 5 Auteurswet 1994).

Alle termijnen worden berekend vanaf 1  januari van het jaar dat volgt op het feit dat de rechten doet ontstaan (art. XI.166, § 7 WER, oud art. 2, § 7 Auteurswet 1994 en art.  8 Richtl. 2006/116/EG). De termijnen kunnen niet worden gestuit, noch geschorst1075.

272. De door richtlijn 2006/116/EG opgelegde termijn vindt zijn ratio legis in de goede werking van de interne markt. Het bestaan van verschillende beschermingstermijnen in de verschillende nationale wetgevingen1076 vormde

1072 Dit hoofdstuk beperkt zich in de huidige editie tot de beschermingsduur van de auteursrechten. De bescher-mingsduur van de naburige rechten wordt niet behandeld. Deze voetnoot beperkt zich ertoe te wijzen op de omzetting in het WER van de richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27  september 2011 tot wijziging van richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten, Pb.L. 11 oktober 2011, 265/1-5. Art. XI.208 tot XI.210 WER leggen de beschermingstermijn voor enkele begunstigden van de naburige rechten (met name de uitvoerende kunstenaars van wie de prestatie is vastgelegd op een fonogram, en de producenten van fonogrammen) voortaan vast op zeventig jaar in plaats van de vroegere vijftig jaar. Zie ook: M.- C. Janssens, H. Vanhees en V.  Vanovermeire, “De intellectuele eigendomsrechten verankerd in het Wetboek Economisch Recht: een eerste analyse”, IRDI 2014, 480 e.v.

1073 Richtl. EP en Raad 2006/116/EG, 12 december 2006, betreffende de beschermingstermijn van het auteurs-recht en van bepaalde naburige rechten (gecodificeerde versie), Pb.L. 27 december 2012, 372/12, gewijzigd door richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011, Pb.L. 11 oktober 2011, 265/1. Zie ook HvJ 27 januari 2011, Flos, C- 168/09, r.o. 39.

1074 Voor een (korte) bespreking van de omzetting van de Richtlijn Beschermingstermijn in Frankrijk, en de cassatie-rechtspraak die daarop volgde, zie A. Berenboom, “la durée des droits d’auteur en France”, AM 2007, 418.

1075 Zie art. 2242-2259 BW en B. Vanbrabant, “la prescription en droit d’auteur”, AM 2010, 420. B.  Vanbrabant argumenteert o.i. terecht dat de exclusieve rechten van de auteur en de naburige rechthebbenden van een werk niet verjaren, in die zin dat de niet- uitoefening van deze rechten niet leidt tot de vroegtijdige beëindiging van de rechten. Deze rechten zijn evenwel niet eeuwigdurend, maar onderworpen aan de termijn bepaald door de wet. De vorderingen die gebaseerd zijn op de rechten van de auteur en de naburige rechthebbenden, zijn wel onderworpen aan verjaringstermijnen, die B. Vanbrabant uitvoerig bespreekt: B. Vanbrabant, “la prescription en droit d’auteur”, AM 2010, 414-437.

1076 Het bestaan van deze verschillende beschermingstermijnen in de verschillende nationale wetgevingen was mogelijk aangezien de Berner Conventie enkel minimumbeschermingstermijnen vastlegde.

233058KRY_AURECA_CS6_PC.indb 171 27/01/2015 18:03:32

Page 2: Hoofdstuk 7 Beschermingsduuruitgeverijlarcier.larciergroup.com/resource/extra/... · werken, met inbegrip van oorspronkelijke foto’s (art. XI.166, § 5 WER; oud art. 2, § 5 Auteurswet

172 Auteursrecht

l a r c i e r

immers een bedreiging voor het vrij verkeer van goederen en van diensten, en kon leiden tot een vervalsing van de mededingingsvoorwaarden1077.

Aan de grondslag van de verlenging1078 van de in de Berner Conventie vastge-legde minimumbeschermingstermijn van vijftig tot zeventig jaar in de richtlijn 2006/116/EG zouden volgende overwegingen liggen:

– De ratio legis in de Berner Conventie bestond erin de auteur en zijn nako-melingen van de eerste en de tweede generatie te beschermen. Aangezien de gemiddelde levensduur verhoogt binnen de Unie, dient ook de bescher-mingstermijn te worden verhoogd1079.

– De verhoging beoogt de invoering van een hoog beschermingsniveau dat tegemoetkomt aan de eisen van de interne markt alsook aan de behoefte aan een juridisch kader dat de harmonieuze ontwikkeling van de creativiteit in de Unie bevordert1080.

273. Na het overlijden van de auteur wordt het auteursrecht (overeenkomstig art. XI.171 WER; oud art. 7 Auteurswet 1994) verder uitgeoefend door zijn erfgenamen of legatarissen, of door de persoon die de auteur heeft aangewezen.

274. Artikel 9 van richtlijn 2006/116/EG bepaalt dat de richtlijn de bepalin-gen van de lidstaten inzake de morele rechten onverlet laat. De vraag die zich aldus stelt, is of in het Belgische recht de beschermingstermijn die geldt voor de vermogensrechten, ook geldt voor de morele rechten.

De morele rechten overleven in elk geval de auteur, aangezien artikel XI.171, tweede lid WER (oud art.  7, tweede lid Auteurswet 1994) bepaalt dat de rechten bedoeld in artikel XI.165, §  2 WER (oud art.  1, §  2 Auteurswet 1994), met name de morele rechten, na het overlijden van de auteur worden uitgeoefend door de erfgenamen of legatarissen, tenzij de auteur een wel-bepaald persoon heeft aangewezen1081. Deze morele rechten worden na het overlijden van de auteur in nomine auctoris uitgeoefend, met het oog op de verwezenlijking van de uitdrukkelijke of vermoedelijke wil van de overleden auteur1082.

Het gebruik van de term “auteursrechten” in artikel XI.166, § 1 WER (oud art. 2, § 1 Auteurswet 1994) lijkt te impliceren dat de morele rechten tegelijk met de vermogensrechten eindigen, aangezien het auteursrecht in hoofdstuk 2 en artikel XI.165 van het WER (oud hoofdstuk  1 en oud art.  1 Auteurs-wet 1994) betrekking heeft op zowel de vermogensrechten als op de morele

1077 Considerans 2 en 3 Richtl. 2006/116/EG.1078 De verlenging van de beschermingsduur is een algemene tendens, waartegen sommigen trachten op te

komen, onder meer door een maximumduur vast te laten leggen: zie bv. X, [les travaux du groupe belge de l’AIPPI] “Question Q235. Term of copyright protection”, ICIP 2013, 724-725.

1079 Considerans 6 Richtl. 2006/116/EG.1080 Considerans 12 Richtl. 2006/116/EG.1081 Zie over de morele rechten ook hoofdstuk V, randnrs. 182 e.v.1082 F. Brison, “Wet 30 juni 1994 – Auteurswet 1994 (Art. 2)” in F. Brison, M.- C. Janssens en H. Vanhees

(eds.), Wet en Duiding. Economisch Recht. Deel 1 Intellectuele Eigendom, Brussel, larcier, 2012, 39.

233058KRY_AURECA_CS6_PC.indb 172 27/01/2015 18:03:32

Page 3: Hoofdstuk 7 Beschermingsduuruitgeverijlarcier.larciergroup.com/resource/extra/... · werken, met inbegrip van oorspronkelijke foto’s (art. XI.166, § 5 WER; oud art. 2, § 5 Auteurswet

173 Hoofdstuk 7 • bescHermingsduur

l a r c i e r

rechten1083. Bovendien omvat de verwijzing in artikel XI.166 WER (oud art. 2, § 1 Auteurswet 1994) naar artikel XI.171 WER (oud art. 7 Auteurswet 1994) eveneens het tweede lid van dit artikel dat de morele rechten betreft1084.

Een minderheidsstelling overweegt evenwel dat de morele rechten niet onder-worpen zijn aan de beperkte duur, en integendeel eeuwigdurend zijn. Zij baseren zich op het feit dat de uitoefening, na het overlijden van de auteur, van de rechten bedoeld in artikel XI.165, § 1 WER (oud art. 1, § 1 Auteurswet 1994) door artikel XI.171, lid  1 WER (oud art.  7, lid  1 Auteurswet 1994) wordt beperkt tot “de duur van de bescherming van het auteursrecht”, terwijl deze beperking niet wordt vermeld in artikel XI.171, lid 2 WER (oud art. 7, lid 2 Auteurswet 1994) met betrekking tot de morele rechten (art. XI.165, § 2 WER; oud art. 1, § 2 Auteurswet 1994)1085.

A f d e l i n g 2Specifieke regels voor bijzondere gevallen

275. Artikel XI.166 van het WER (oud art. 2 Auteurswet 1994) voorziet verder in enkele specifieke regels voor bijzondere gevallen. Het gaat met name over de beschermingsduur van werken die door twee of meer personen samen zijn gemaakt, anonieme of pseudonieme werken, en postume werken.

§ 1. Werken door twee of meer personen samen gemaakt

276. Artikel XI.166, §  2 WER (oud art.  2, §  2 Auteurswet 1994) bepaalt (conform art. 7bis Conventie van Bern) dat wanneer een werk door twee of meer personen samen is gemaakt, al de rechtverkrijgenden het auteursrecht genieten tot zeventig jaar na de dood van de langstlevende auteur.

In overeenstemming met artikel XI.166, § 7 WER (oud art. 2, § 7 Auteurswet 1994) en artikel  8 richtlijn 2006/116/EG, wordt de termijn berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de dood van de langstlevende.

277. Zowel splitsbare als onsplitsbare medewerking valt onder het toepas-singsgebied van deze specifieke regel1086. De specifieke regel in artikel 1, lid 7

1083 F. Brison, “Wet 30 juni 1994 – Auteurswet 1994 (Art. 2)” in F. Brison, M.- C. Janssens en H. Vanhees (eds.), Wet en Duiding. Economisch Recht. Deel  1 Intellectuele Eigendom, Brussel, larcier, 2012, 39; F. Gotzen, “Art. 2” in F. Brison en H. Vanhees (eds.), Jan Corbet Huldeboek. De Belgische auteurswet. Artikelsgewijze commentaar, Brussel, larcier, 2012, 25-26; F. de Visscher, “le facteur ‘temps’ dans l’ap-plication de la loi relative au droit d’auteur et aux droits voisins” in F. Gotzen (ed.), Belgisch auteursrecht van oud naar nieuw, CIR- reeks nr. 11, Brussel, Bruylant, 1996, 433.

1084 F. Gotzen, “Art. 2” in F. Brison en H. Vanhees (eds.), Jan Corbet Huldeboek. De Belgische auteurswet. Artikelsgewijze commentaar, Brussel, larcier, 2012, 26; Ch. Declerck, Literaire en artistieke eigendom in het familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 80.

1085 B. Vanbrabant, “la prescription en droit d’auteur”, AM 2010, 422, in het bijzonder voetnoot 68.1086 F. Gotzen, “Art. 2” in F. Brison en H. Vanhees (eds.), Jan Corbet Huldeboek. De Belgische auteurswet.

Artikelsgewijze commentaar, Brussel, larcier, 2012, 26; Brussel 10 maart 1970, RW 1970-71, 511, noot J. Corbet.

233058KRY_AURECA_CS6_PC.indb 173 27/01/2015 18:03:32

Page 4: Hoofdstuk 7 Beschermingsduuruitgeverijlarcier.larciergroup.com/resource/extra/... · werken, met inbegrip van oorspronkelijke foto’s (art. XI.166, § 5 WER; oud art. 2, § 5 Auteurswet

174 Auteursrecht

l a r c i e r

van richtlijn 2006/116/EG met betrekking tot muziekwerken met tekst was dus reeds onmiddellijk omgezet in het Belgisch recht1087. In het WER is dit lid woordelijk in artikel XI.166, § 2, derde lid overgenomen. De beschermingster-mijn van een muziekwerk met tekst bedraagt aldus zeventig jaar na de dood van de langstlevende van de volgende personen (ongeacht of ze al dan niet als coauteur zijn aangewezen): de tekstschrijver en de componist van het muziek-werk, op voorwaarde dat hun beider bijdragen specifiek zijn gecreëerd voor het respectieve muziekwerk met tekst.

278. Voor audiovisuele werken, die steeds het resultaat zijn van samenwerking, geldt de algemene regel betreffende werken die door twee of meer personen samen zijn gemaakt, met dien verstande dat de in aanmerking te nemen mede-werkers zijn vastgelegd in de wet. Artikel XI.166, § 2, tweede lid WER (oud art. 2, § 2, tweede lid Auteurswet 1994) bepaalt (in omzetting van art. 2 Richtl. 2006/116/EG) dat de beschermingstermijn van een audiovisueel werk verstrijkt zeventig jaar na de dood van de langstlevende van de volgende personen:

– de hoofdregisseur; – de scenarioschrijver; – de tekstschrijver; en – de auteur van muziekwerken met of zonder woorden die speciaal voor het

werk zijn gemaakt.

De beperking van de in aanmerking te nemen medewerkers heeft enkel een invloed op het startpunt van de laatste zeventig jaar van de beschermingster-mijn. Deze beperking doet geen afbreuk aan het gegeven dat ook voor de rechthebbenden van de andere coauteurs van het audiovisuele werk het recht blijft voortbestaan tot zeventig jaar na het overlijden van de langstlevende van de in aanmerking te nemen medewerkers1088.

§ 2. Anonieme of pseudonieme werken

279. Op basis van het vaderschapsrecht1089 (art. XI.165, § 2, vijfde lid WER; oud art. 1, § 2, vijfde lid Auteurswet 1994) kan de auteur ervoor opteren om zijn werk bekend te maken onder een schuilnaam (pseudoniem) of zonder vermelding van zijn naam (recht op anonimiteit)1090.

280. Voor anonieme of pseudonieme werken zal de uitgever van het werk ten aanzien van derden geacht worden daarvan de auteur te zijn (art. XI.170, § 3 WER; oud art. 6, § 3 Auteurswet 1994). De beschermingstermijn voor

1087 F. Gotzen, “Art. 2” in F. Brison en H. Vanhees (eds.), Jan Corbet Huldeboek. De Belgische auteurswet. Artikelsgewijze commentaar, Brussel, larcier, 2012, 26.

1088 F. Gotzen, “Art. 2” in F. Brison en H. Vanhees (eds.), Jan Corbet Huldeboek. De Belgische auteurswet. Artikelsgewijze commentaar, Brussel, larcier, 2012, 26; M. Walter, Europäisches Urheberrecht, Wenen, Springer, 2001, 555.

1089 Zie ook hoofdstuk 5, randnrs. 193-194.1090 Met betrekking tot pseudoniemen en anonieme werken, zie l. Van Bunnen, “les pseudonymes en droit

intellectuel”, ICIP 2013, 471 e.v.

233058KRY_AURECA_CS6_PC.indb 174 27/01/2015 18:03:32

Page 5: Hoofdstuk 7 Beschermingsduuruitgeverijlarcier.larciergroup.com/resource/extra/... · werken, met inbegrip van oorspronkelijke foto’s (art. XI.166, § 5 WER; oud art. 2, § 5 Auteurswet

175 Hoofdstuk 7 • bescHermingsduur

l a r c i e r

dergelijke werken bedraagt zeventig jaar vanaf 1  januari van het jaar dat volgt op het tijdstip waarop het werk op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt (art. XI.166, § 3, eerste lid en § 7 WER; oud art. 2, § 3, eerste lid en § 7 Auteurswet 1994). Als het werk in verschillende banden, delen, nummers of afleveringen is gepubliceerd, loopt de beschermingstermijn voor elk deel afzonderlijk (art. XI.166, § 4 WER; oud art. 2, § 4 Auteurswet 1994).

Indien het anonieme of pseudonieme werk niet binnen zeventig jaar na 1 januari volgend op de totstandkoming van het werk, op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt, vervalt de bescherming (art. XI.166, § 3, derde lid WER; oud art. 2, § 3, derde lid Auteurswet 1994).

281. In sommige gevallen zal het pseudoniem evenwel geen enkele twijfel over de ware identiteit van de auteur laten, of zal de auteur (binnen de hierboven bepaalde termijn) zijn identiteit kenbaar maken. In dergelijk geval geldt de algemene regel van artikel XI.166, § 1 WER (oud art. 2, § 1 Auteurswet 1994): de beschermingstermijn bedraagt zeventig jaar vanaf 1 januari volgend op het jaar van het overlijden van de bekende (of later bekend geworden) auteur.

§ 3. Postume werken

282. Postume werken zijn werken die niet openbaar zijn gemaakt vóór het overlijden van de auteur(s).

283. Indien het werk na het overlijden van de auteur, maar vóór het verstrij-ken van de auteursrechtelijke bescherming (zoals berekend op basis van de algemene regel van art. XI.166, § 1 WER; oud art. 2, § 1 Auteurswet 1994) aan het publiek wordt meegedeeld, blijft het auteursrecht ten voordele van de rechtverkrijgende van de auteur bestaan voor het resterende gedeelte van de normale beschermingstermijn van zeventig jaar na het overlijden van de auteur1091.

284. Een ieder die na het overlijden van de auteur en na het verstrijken van de auteursrechtelijke bescherming een niet eerder gepubliceerd werk voor het eerst op geoorloofde wijze publiceert of op geoorloofde wijze aan het publiek mee-deelt, geniet op basis van artikel XI.166, § 6 WER (oud art. 2, § 6 Auteurswet 1994) een bescherming die gelijkwaardig is met die van de vermogensrech-ten van de auteur. De beschermingstermijn bedraagt vijfentwintig jaar vanaf 1 januari volgend op het jaar waarin het werk voor het eerst op geoorloofde wijze is gepubliceerd of aan het publiek is meegedeeld.

Het op basis van artikel XI.166, § 6 WER (oud art. 2, § 6 Auteurswet 1994) gegeven recht betreft niet het auteursrecht zelf, dat immers is verstreken, maar een gelijkaardige bescherming. De titularis is aldus niet de rechthebbende van

1091 F. Gotzen, “Art. 2” in F. Brison en H. Vanhees (eds.), Jan Corbet Huldeboek. De Belgische auteurswet. Artikelsgewijze commentaar, Brussel, larcier, 2012, 27.

233058KRY_AURECA_CS6_PC.indb 175 27/01/2015 18:03:33