Hoofdstuk 6 Veranderstrategie
-
Upload
guido-heijman -
Category
Documents
-
view
47.840 -
download
4
description
Transcript of Hoofdstuk 6 Veranderstrategie
Verandermanagement. Een integrale aanpak
Hoofdstuk 6. Veranderstrategie en interventies
2
Inleiding verandermanagement
Verandermanagement is het effectief sturing geven aan activiteiten die gericht zijn op het aanpassen van een organisatie aan strategische wijzigingen.
Elementen:
•interne veranderingen als gevolg van veelal externe ontwikkelingen;
•betreft meestal de gehele organisatie;
•managementvaardigheden in begeleiding;
•projectmatige of procesmatige aanpak;
•gericht op het verbeteren van de effectiviteit (klantgerichtheid) en/of efficiëntieverhoging (de doelmatigheid van processen).
3
Veranderen; sterktes versus kansen
Hoofdvraag 1 (extern gericht)Stellen de ‘sterktes’ de organisatie in staat de ‘kansen’ op korte termijn effectief op te pakken?
Hoofdvraag 2 (intern gericht)Hoe flexibel is de organisatie op korte termijn?
(Interne)Sterktes
(Externe) Kansen
4
Veranderen; Zwakten versus Kansen
Hoofdvraag 1 (intern gericht)Verhinderen de ‘zwaktes’ de organisatie om de ‘kansen’ op termijn effectief op te pakken?
Hoofdvraag 2 (intern gericht)Hoe groot is de verandercapaciteit/het innovatievermogen van de organisatie op korte termijn?
(Interne)Zwaktes
(Externe) Kansen
5
Veranderen; Sterkten versus Bedreigingen
Hoofdvraag 1 (extern gericht)
Stellen de ‘sterktes’ de organisatie in staat om de ‘bedreigingen’ op korte termijn zelfstandig op te vangen?
Hoofdvraag 2 (intern gericht)
Hoe groot is het weerstandsvermogen van de organisatie op korte termijn?
(Hoe zit het met bijvoorbeeld de financiële reserves van de organisatie?)
(Interne)Sterktes
(Externe) Bedreigingen
6
Veranderen; Zwakten versus Bedreigingen
Hoofdvraag 1 (intern gericht)
Verhinderen de ‘zwaktes’ de organisatie om de ‘bedreigingen’ te weren? Vecht de onderneming tegen zijn ondergang?
Hoofdvraag 2 (intern gericht)
Hoe groot is het saneringsvermogen van de organisatie op korte termijn?
(In geval van ongewijzigd beleid verdwijnt de organisatie!)
(Interne)Zwaktes
(Externe) Bedreigingen
7
Veranderstrategie en interventies
Strategie en vaststellen doelstellingen
Strategie en vaststellen doelstellingen
Vaststellen veranderstrategie
en interventies
Vaststellen veranderstrategie
en interventies
SOLL-situatie
Kritische succesfactoren (KSF)
SOLL-situatie
Kritische succesfactoren (KSF)
Interne processen en innovatief vermogen
Interne processen en innovatief vermogen
FinanciënFinanciën
IST-situatieInterne organisatie
IST-situatieInterne organisatie
MarketingAfnemers & markten
MarketingAfnemers & markten
OrganisatiestructuurOrganisatiecultuur
OrganisatiestructuurOrganisatiecultuur
VeranderaanpakVeranderplan
VeranderaanpakVeranderplan
Implementatie verbeterbeleid
Implementatie verbeterbeleid
Evaluatie verbeteringenPrestatie-indicatoren(PI), normen, verbeteracties
Evaluatie verbeteringenPrestatie-indicatoren(PI), normen, verbeteracties
8
Verbeteren of vernieuwen?
Er zijn twee hoofdvormen van organisatieverandering te onderkennen:
1.Organisatieverbetering. Bij organisatieverbetering horen de woorden iedereen, voortdurend en geleidelijk. Bij verbeteren willen betrokkenen morgen het weer beter doen, ook al ging het vandaag goed.
2.Organisatievernieuwing. Bij organisatievernieuwing horen woorden als schoksgewijs, tijdelijk en revolutionair. Hierbij willen betrokkenen eerst anders, dan beter.
9
Verbeteren of vernieuwen?
Verbeteren Vernieuwen
•To improve •Synergie bevorderen•Preventief•Incrementeel, geleidelijk•Voortdurend, overal, allen•Eerste orde oplossingen•Meer van hetzelfde•Het kan altijd anders
•To improve •Synergie bevorderen•Preventief•Incrementeel, geleidelijk•Voortdurend, overal, allen•Eerste orde oplossingen•Meer van hetzelfde•Het kan altijd anders
•To innovate•Transformeren•Curatief•Schoksgewijs, opeens•Even, plaatselijk, enkelen•Tweede orde oplossingen•Niet beter, maar anders•Zo kan het niet langer
•To innovate•Transformeren•Curatief•Schoksgewijs, opeens•Even, plaatselijk, enkelen•Tweede orde oplossingen•Niet beter, maar anders•Zo kan het niet langer
10
Gepland versus ontwikkelingsgericht
De indeling van veranderingen op de wijze waarop de verandering ontstaat:
1.Geplande verandering is op een bewuste wijze sturing geven aan veranderingen op het niveau van de organisatie, de groep en/of individueel niveau.
2.Organisatieontwikkeling betreft het continu werken aan verbeteringen van de gehele organisatie of onderdelen daarvan.
11
Gepland versus ontwikkelingsgericht
•Doelgericht sociaal systeem•Mensen als creatieve personen•Managers gebruiken overredingskracht, samenwerking•Consultants als procesbegeleider•Organisatie als bron ervaring•Kwaliteit van arbeid•Uitvoeren bottom-up•Probleemgerichte aanpak•Continue verandering•Emergente verandering
•Doelgericht sociaal systeem•Mensen als creatieve personen•Managers gebruiken overredingskracht, samenwerking•Consultants als procesbegeleider•Organisatie als bron ervaring•Kwaliteit van arbeid•Uitvoeren bottom-up•Probleemgerichte aanpak•Continue verandering•Emergente verandering
OrganisatieontwikkelingOrganisatieontwikkelingGeplande veranderingGeplande verandering
•Gericht op marktvraag•Medewerkers ter realisatie van doelen•Managers gebruiken positie bij sturing van veranderingen•Consultants kennisdeskundigen•Organisatie als bron gebreken•Economische prestatienormen•Aansturing top-down•Oplossingsgerichte aanpak•Verandering met stabieleeindsituatie•Veranderproces: planning
•Gericht op marktvraag•Medewerkers ter realisatie van doelen•Managers gebruiken positie bij sturing van veranderingen•Consultants kennisdeskundigen•Organisatie als bron gebreken•Economische prestatienormen•Aansturing top-down•Oplossingsgerichte aanpak•Verandering met stabieleeindsituatie•Veranderproces: planning
12
Geplande verandering of ontwikkelingsgericht veranderen?
De keuze is situationeel bepaald en afhankelijk van factoren zoals:
• Wat is de aanleiding voor de verandering?
• Hoeveel tijd hebben we?
• Welke verandering past het best bij het type organisatie, de cultuur van de organisatie, het innovatievermogen, enzovoort?
• Welke verandering past het best bij de leiderschapsstijl en de mate van delegatie binnen de organisatie?
• Op welk niveau (organisatie, groep, individu) zijn veranderingen/verbeteringen noodzakelijk?
• Welke ervaringen heeft de organisatie met veranderprocessen en zijn deze succesvol geweest?
13
Componenten van veranderen
Ruim vijftig jaar verandermanagement hebben componenten (‘bouwstenen’) opgeleverd voor succesvol veranderen. Deze componenten zijn:
• externe omstandigheden zoals externe druk en noodzaak;
• organisatiemodellen voor het veranderen van de functionele onderdelen van een organisatie;
• gedrag van mensen, met onder andere het realiseren van veranderbereidheid (het willen), het omgaan met weerstand en het bevorderen van actieve participatie;
• het sturingsvermogen van veranderingen;
• verandercapaciteit (het vermogen om te veranderen: het kunnen);
• veranderstrategieën;
• interventiemethoden.
14
Drie componenten van verandering
Organisatie-verandering
Organisatie-verandering
Sturingsvermogenmanagement
Sturingsvermogenmanagement
Verander-capaciteitorganisatie
Verander-capaciteitorganisatie
Verander-bereidheid
betrokkenen
Verander-bereidheid
betrokkenen
15
Sturingsvermogen
Met sturingsvermogen wordt bedoeld:
• De motivatie, de betrokkenheid bij de verbetering.
• Verantwoordelijkheden durven accepteren en nemen.
• In staat zijn verbeteringen, organisatieveranderingen te initiëren en te begeleiden (al dan niet ondersteund door staffunctionarissen).
16
Veranderingsbereidheid en verandercapaciteit
Veranderbereidheid:
waarneembare bereidheid van medewerkers om mee te werken aan veranderingen.
Verandercapaciteit:
het vermogen van een organisatie, of een deel daarvan, om zich aan te passen, gegeven de competenties die in de organisatie aanwezig zijn.
Verandergezindheid:
een actieve, anticiperende en zelfaanpassende instelling.
17
Veranderbereidheid (1)
Het gaat hier om de acceptatie van de verandering bij betrokkenen.
• Hoe kijken betrokkenen tegen de voorgestelde innovaties aan, zien zij die (voor zichzelf en voor de organisatie of afdeling) als een kans of als een bedreiging?
• Met welke consequenties worden betrokkenen geconfronteerd?
• Hoe zit het met de weerstand tegen verandering bij de betrokkenen; welke consequenties heeft dat voor de snelheid van innovaties/implementaties?
18
Veranderbereidheid (2)
De belangrijkste factoren die veranderbereidheid bevorderen zijn:
•vertrouwen vooraf;
•gewenningstijd;
•een goede voorbereiding;
•goede contacten tussen managers en medewerkers;
•bijsturingsmogelijkheden tijdens de rit;
•één verandering tegelijkertijd;
•duidelijke uitspraken over werkgelegenheidseffecten;
•de aanwezigheid van duidelijke doelstellingen;
•de aanwezigheid van offensieve ondernemingsstrategieën, een homogene cultuur, een duidelijke structuur en decentralisatie.
19
Veranderbereidheid (3)
Factoren die veranderbereidheid in negatieve zin beïnvloeden zijn:
•het deel uitmaken van een grotere organisatie;
•heterogeniteit in de kwaliteit en de aard van het management;
•interacties met partijen uit de ‘omgeving’ van de organisatie;
•de aanwezigheid van cultuurkloven, bijv. tussen staf en lijn, tussen top en werkvloer, tussen generaties van werknemers, etc;
•een te lange onzekerheid over het al dan niet doorgaan van een proces;
•complexe organisatiestructuren;
•het wekken van hoge verwachtingen.
20
Aandachtspunten bij verandering
PRODUCTEN EN PROCESSEN•Effectiviteit•Efficiëntie•Flexibiliteit•Rentabiliteit•Kwaliteit•Innovatie
PRODUCTEN EN PROCESSEN•Effectiviteit•Efficiëntie•Flexibiliteit•Rentabiliteit•Kwaliteit•Innovatie
STRUCTUUR EN BESTURING•Strategie•Leiderschapsstijl•Structuur•Cultuur•Systemen•Medewerkers
STRUCTUUR EN BESTURING•Strategie•Leiderschapsstijl•Structuur•Cultuur•Systemen•Medewerkers
SAMENWERKING•Initiatief & actieAmbitieOpenheidRespectVitaliteitSynergie
SAMENWERKING•Initiatief & actieAmbitieOpenheidRespectVitaliteitSynergie
COMPETENTIES•Kennis•Vaardigheden•Probleem oplossen•Creativiteit•Lerend vermogen•Reflectie•Feedback
COMPETENTIES•Kennis•Vaardigheden•Probleem oplossen•Creativiteit•Lerend vermogen•Reflectie•Feedback
21
Elementen van een verandering
De elementen van een geplande verandering zijn:
• Historie (oorzaak, noodzaak, aanleiding, diagnose)
• Actoren (betrokkenen, rollen, partijen, sociale dimensie)
• Communicatie (interactie, culturele aspecten)
• Fasen (stappen, volgorde, acties, inhoudelijke aspecten)
• Sturing (coördinatie, begeleiding)
• Uitkomsten (doelen, resultaten, richting, verbetering, innovatie).
22
Oorzaken van verandering
De oorzaken van een verandering kunnen liggen in:
• veranderingen in de algemene omgeving;
• veranderingen in de markt en concurrentieverhoudingen;
• veranderingen van de organisatie zelf;
• eerdere ervaringen met veranderingen in de organisatie (veranderproces en resultaat).
Oorzaken worden meestal door middel van een diagnose in kaart gebracht.
23
Aanleiding van verandering
De aanleiding van de verandering kan men beschouwen als de directe aanzet.
De oorzaken zijn per definitie niet voldoende om een verandering op de ‘agenda' te krijgen. Het is kennelijk noodzakelijk dat er een aanleiding is om veranderingen onmiskenbaar te maken. Het kan zijn dat er personen zijn binnen de organisatie (de directe betrokkenen) die de organisatie en/of de resultaten ervan als ongewenst ervaren. Maar het is ook mogelijk dat ‘stakeholders’ deze rol vervullen.
24
Veranderstrategie
Veranderstrategie is een doelgerichte beleidsmatige aanpak in het uitvoeren van organisatieveranderingen, gebruikmakend van interventies en daarbij zo min mogelijk weerstand veroorzaken.
25
Klassieke veranderstrategieën
Uitgangspunten
•Gebruik maken van (centrale) macht om organisatieveranderingen af te dwingen.
(de machts-/dwangstrategie)
•De organisatiemedewerker is een rationeel denkend en handelend wezen en is daarom bereid een handelswijze te volgen wanneer men hem overtuigd heeft dat het gedrag in het eigen belang is.
(de overtuigingsstrategie)
•Organisatieverandering gaat het best bij verandering van normen en waarden van betrokkenen.
(houdingsstrategie)
26
Planned change; Kurt Lewin (1951)
Kern
Planmatige aanpak organisatieverandering en het verlagen van drempels ten aanzien van verandering bij betrokkenen.
Fase 1: Unfreeze
Huidig (werk-)gedrag afleren en rijp maken voor verandering
Fase 2. Moving / change
Verandering van mentaliteit, houding en gedrag
Fase 3. Refreeze
Institutionaliseren van veranderen; beklijven nieuw evenwicht
27
Organizational Development (OD)
Kern
Het incrementeel (stapje voor stapje) veranderen van alle functioneringsaspecten van de organisatie gericht op het vergroten van de effectiviteit van de organisatie gebruikmakend van inzichten uit de gedragswetenschappen.
Aandachtspunten
•De kritische succesfactoren van de organisatie, met name innovatie, organisatiecultuur, visie en ondernemerschap
•Begeleiden van individueel en groepsgedrag;
•Coachende opstelling van manager/organisatie adviseur als procesbegeleider
28
Organizational Transformation (OT)
Kern
Integrale en vaak fundamentele en snelle organisatieverandering (vooral structuur en processen)
Aandachtspunten
•Een zorgvuldige organisatiediagnose/probleemidentificatie
•Bepalen van de doelen en veranderingen
•Reductie van weerstand tegen verandering
•Effectieve implementatiestrategie en (veelal) projectmatige uitvoering
29
Confrontatie OD en OT
OT ODVernieuwenHet fundamenteel en snel aan-passen van de organisatie
VerbeterenHet geleidelijk, fasegewijs ontwikkelen van de organisatie
Directief, centrale regie Minder directief, meer bottom up
Herontwerpen van structuren en processen
Teambuilding, coaching, Problem solving, werken aan commitment
Relatief kort transformatieproces Langdurig ontwikkelingsproces
Houdingsstrategie Machts-/dwangstrategie
Stroming
Visie
Aansturing
Instrumenten
Tijdsduur
Omgaan metweerstand
30
Overzicht van veranderstrategieën
Onderhandelen Trekken Ontdekken
VeranderstrategieAuteur(s)
Organizational Transformation Organizational Development
Episodic/planned change Continuous/emergent change
Theorie E Theorie O
Ontwerpen Ontwikkelen
Machts-dwang Empirisch-rationeel Ruil/beloning Normatief-reëducatief
Directief Diffusie Interactie Ontwikkeling
Interveniëren Transformeren Implementeren Vernieuwen
Commanding Engineering Teaching Socializing
Directief Tell sell Onderhandelend Ontwikkelend
Geeldruk Blauwdruk Rooddruk Groendruk Witdruk
Doorduwen
Divers
Weick & Quinn (1999)
Beer & Nohria (2000)
Boonstra (2000)
Chin & Benne (1970)
Van der Zee (1995)
Berenschot; Ten Have (1999)
Huy (2001)
Reitsma (2003)
De Caluwé & Vermaak (2002)
Boonstra (2004) Verhuizen
31
Veranderkwadranten van Berenschot
The Change Factory, de verandergroep van Berenschot, onderzocht verandertrajecten bij een elftal grote Nederlandse organisaties.
Berenschot hanteert de indeling:
• Koude en warme veranderingen
• Koude en warme organisaties
Gebruikmakend van deze vierdeling heeft ‘The Change Factory’, Bureau Berenschot, 1999 een viertal veranderstrategieën (veranderkwadranten) geformuleerd.
32
Koude en warme veranderingen
Een koude verandering is een organisatieverandering die geboren wordt vanuit urgentie en vanuit een vaak zeer ongunstige uitgangssituatie. Voorbeelden zijn: we gaan bijna failliet, we lopen mijlenver achter op onze concurrenten of de waardering door klanten is enorm afgenomen.
Bij warme veranderingen is er eigenlijk helemaal geen sprake van een noodzaak of dwingende reden. De motivatie voor een warme verandering wordt vaak geboren vanuit de eigen ambitie van de organisatie.
33
Koude en warme organisaties
Een koude organisatie is een organisatie die onder andere gekenmerkt wordt door een zakelijk en resultaatgericht karakter met vastgestelde doelen. Ondanks wellicht een negatieve lading, is de typering koud in deze context allerminst als slecht of slechter dan warm bedoeld.
Binnen warme organisaties worden zaken als samenwerking, gemeenschappelijkheid en sociale interactie gewaardeerd. Interne betrokkenheid is hier de drijvende kracht en de organisatie wordt meer gedreven door bijvoorbeeld autonomie en zelfsturing dan door sturing van het management.
34
Veranderstrategieën volgens Berenschot
Warme organisatieKoude organisatie
Interactief veranderen:
Transformeren
Team, probleemoplossend vermogen en autonome motivering van spelers. Werken met bijv. BSC op verschillende niveaus.
Reactief veranderen:
Interveniëren
Cijfers, bedrijfsprocessen, structuur en systemen (harde kant van de organisatie.
Ko
ud
e ve
ran
der
ing
Pro-actief veranderen:
Vernieuwen
Vernieuwen is strategie
Actief veranderen:
Implementeren
Visie topmanagement vertaald naar systemenSturing en proceduresZakelijke houdingW
arm
e v
eran
der
ing
35
Situationele kenmerken per kwadrant
Warme organisatieInterne betrokkenheidZelfsturing en autonomie
Koude organisatie Zakelijk en resultaatgerichtSturing door management
Urgentie snelle verandering:GelegenheidsveranderingVeranderingsvermogen aanwezigSamen problemen oplossen
Reactief veranderen:Crisis, tijdsdrukBetrokkenheid op basis van regels en doelenRapid intervention force
Koude veranderingUrgentie en ongunstige uitgangssituatieNijpende situatie oplossen
Tijdig actief veranderen:Lerende organisatieInitiatieven stimulerenSamenwerken
Actief veranderen:Geen urgente noodzaak tot veranderingTopmanagement: organisatie presteert suboptimaal (OD)
Warme veranderingRegelmatige veranderingGemeenschappelijkheid, gericht op innovatie
36
Veranderkleuren van de Caluwé en Vermaak
Er zijn vijf clusters van theorieën over veranderen. Verschillen in clusters hebben te maken met de wijze van communiceren, de onderlinge interactie. In één cluster verloopt de communicatie over veranderen vrij moeiteloos: mensen begrijpen elkaar en men zit vaak op één lijn.
Als mensen van verschillende clusters met elkaar praten, dan verloopt de communicatie heel erg stroef. Dat komt omdat men fundamenteel verschillende concepten hanteert met betrekking tot veranderen.
37
Veranderkleuren van de Caluwé en Vermaak
1.Geeldruk denken is gebaseerd op socio-politieke opvattingen over organisaties, waarbij belangen, conflicten en macht een belangrijke rol spelen.
2.Blauwdruk denken is gebaseerd op het rationeel ontwerpen en implementeren van veranderingen. Projectmatig werken is een opvallende representant hiervan.
38
Veranderkleuren van de Caluwé en Vermaak
3.Rooddruk denken. Mensen veranderen onder invloed van lok- en strafmiddelen. Het moet aantrekkelijk en aangenaam worden gemaakt om te veranderen.
4.Groendruk denken. Mensen veranderen vindt plaats door ze te motiveren om te leren (bewust onbekwaam te maken).
5.Witdruk denken. In dit denken vindt verandering veelal autonoom plaats. Mensen en organisaties veranderen zelf en voortdurend.
39
Vijf strategieën van Boonstra
Een onderzoeksteam aan de Universiteit van Amsterdam, onder leiding van prof.dr. J.J. Boonstra, in samenwerking met de Sioo heeft onderzoek verricht naar veranderprocessen in Nederlandse organisaties, de keuze van managers voor bepaalde veranderstrategieën en de samenhang van deze strategieën met het verandervermogen van organisaties.
De resultaten laten zien dat de beste manier van veranderen niet bestaat.
40
Vijf strategieën van Boonstra
Planmatigestrategie
Onderhandelingsstrategie
Programmatischestrategie
Interactievestrategie
Machtsstrategie
VerhuizenDoorduwen Onderhandelen Trekken Ontdekken
13% 23% 18% 25% 21%
Sturing door top Doelgericht Legitieme macht Inbreng controllers Macht-dwang Geen participatie
Initiatief bij de top Doelgericht Expertmacht Inbreng adviseurs Rationeel-empirisch Weinig participatie
Meer partijen Resultaatgericht Positiemacht Inbreng partijen Onderhandeling Politiek proces
Participatief Probleemgericht Indirecte macht
Inbreng medewerker Reëducatief Veel participatie
Interactief Toekomstgericht Verbeeldingskracht Samen optrekken Dialoog en conflict Veel interactie
Zeer laagverandervermogen
Laagverandervermogen
Geringverandervermogen
Beperktverandervermogen
Hoogverandervermogen
41
Situatievariabelen van Otto (2000)
Otto geeft een aantal vuistregels met betrekking tot samenhang van situatievariabelen en de mate waarin sommige veranderstrategieën mogelijk zijn.
De acht situatievariabelen zijn:
1.Tijdsdruk
2.Escalatie
3.Machtsverschil
4.Functieafhankelijkheid
5.Aanwezige regelgeving
6.Identificatie met de organisatie
7.Reflectievermogen op het eigen (individueel en collectief) gedrag
8.Beschikbare kennis en kunde
42
Interventies
Interventies definiëren we als één of een serie geplande veranderactiviteiten die erop gericht zijn het functioneren en de effectiviteit van de organisatie te vergroten.
• Het betreft een activiteit of een serie van activiteiten.
• Het betreft (veelal geplande) veranderingen. Interventies worden door een verandermanager gebruikt om de organisatie en vooral het gedrag van mensen te beïnvloeden.
• Het betreft effectiviteit. Interventies zijn erop gericht om resultaat te hebben.
43
Voorbeelden interventies (1)
Interventie Interventieniveau
Management & leiderschap
Balanced Scorecard Organisatie en groep
Coaching Groep en individueel
Intervisie Individueel
Managementtechnieken Organisatie en groep
Management by Objectives Organisatie en groep
Management by speech Organisatie en groep
Open space bijeenkomsten Organisatie en groep
Sensitivity training Individueel
Strategisch management Organisatie
44
Voorbeelden interventies (2)
Interventie Interventieniveau
Organisatiestructuur
Differentiatie/integratie Organisatie
Business Process Management Organisatie
Business Process Redesign Organisatie
Business Unit structuur Organisatie
Empowerment Organisatie en groep
Profit centers Organisatie
Projectmanagement Organisatie en groep
Taakverrijking/taakverbreding Groep en individueel
Verplatten van de organisatie Organisatieniveau
45
Voorbeelden interventies (3)
Interventie Interventieniveau
Organisatiecultuur
Cultuurverandering Organisatie en groep
Heilige huisjes afbreken Organisatie
Intensive clinics Organisatie en groep
Open-space bijeenkomsten Organisatie en groep
Rituelen en mystiek Organisatie
Sociale activiteiten Organisatie en groep
Teambuilding Groep
Teamrollen Groep en individueel
Zelfsturende teams Groep
46
Voorbeelden interventies (4)
Interventie InterventieniveauInterne processenBalanced Scorecard Organisatie en groepBenchmarking (operational) Organisatie en groepBusiness Process Management Organisatie en groepBusiness Process Redesign Organisatie en groepTQM, INK model Organisatie en groep Inrichting van het werk Groep en individueelKwaliteitscirkels Organisatie en groepProcesconsultatie Groep (task force)Procesoverleg GroepTraining on the job Groep en individueelWerkoverleg Groep
47
Voorbeelden interventies (5)
Interventie Interventieniveau
Innovatie en lerend vermogen
Beloningssystemen Groep en individueel
Carriëreplanning en -ontwikkeling Individueel
Continu leren Individueel
Feedback gesprekken Groep en individueel
Functioneringsgesprekken Individueel
Lerende organisatie Groep en individueel
Mobiliteit Individueel
Parallelle leerstructuren Groep
Teambuilding Groep
Zelfvernieuwende organisatie Organisatie en groep
48
Voorbeelden interventies (6)
Interventie Interventieniveau
Financiën
Activity based costing Organisatie
Balanced Scorecard Organisatie en groep
Benchmarking Organisatie en groep
Doorlichting/auditing Organisatie en groep
Overhead Value Analysis Organisatie
Planning & control cyclus Organisatie en groep
(Kerntaken) budgettering Organisatie en groep
49
Change agent
Zaltman en Duncan (1977) stellen dat een team idealiter bestaat zowel uit interne als externe ‘change agents’.
Het grote voordeel van externe ‘change agents’ is zeker dat hierdoor bedrijfsblindheid wordt voorkomen, nieuwe ideeën en technieken worden binnengebracht en dat ‘vreemde ogen dwingen’.
De ‘change agent’ of verandermanager kan zowel een manager, een interne stafmedewerker als een van buiten de organisatie aangetrokken organisatieadviseur zijn.
50
Het managen van veranderingen
John P. Kotter (1990), A force for change; how leadership differs from management, onderscheidt een achttal fasen in het veranderproces:
1.Urgentiebesef vestigen
2.De leidende coalitie vormen
3.Een visie en strategie ontwikkelen
4.De veranderingsvisie communiceren
5.Een breed draagvlak voor de verandering creëren
6.Korte termijnsuccessen genereren
7.Verbeteringen consolideren en meer verandering tot stand brengen
8.Nieuwe benaderingen verankeren in de cultuur
51
Consultant bij organisatieverandering
We hanteren een tweedeling in veranderaanpak:
1.Expertmatige aanpak; de adviseur als expert met een beperkte groep en vanachter het bureau.
2.Participatieve aanpak; de adviseur in interactie met velen en in direct contact met elkaar.
52
Consultant bij organisatieverandering
De redenen om externe change agents in te huren zijn onder andere:
a.de organisatie beschikt niet over de noodzakelijke personele capaciteit;
b.de organisatie beschikt niet over de vereiste competenties;
c.de organisatie wil in het veranderproces een ‘friskijker’;
d.de organisatie heeft behoefte aan externe legitimering van de veranderingen naar stakeholders;
e.de leiding van de organisatie wil een zekere onafhankelijkheid bewaken;
f. de aard van het veranderproces maakt de begeleiding door externen wenselijk, bijvoorbeeld bij interne conflicten of cultuurveranderingen.
53
Weerstand
R. Lippitt (1958) definieert weerstand als:
'any force directed away from the change objective'.
In zijn visie bestaat in ieder veranderingsproces een tegenstelling tussen:
•'change forces', veranderkrachten
•'resistance forces', weerstandskrachten
54
Weerstand
G. Zaltman (1977) definieert weerstand tegen verandering als:
'iedere actie die zich tegen de verandering keert en dient om de status quo te handhaven'.
G. Zaltman en R.B. Duncan (1977) schetsen mogelijke oorzaken van weerstand op individueel niveau en ontwikkelen een weerstandsmodel.
55
Weerstandsuitingen op drie niveaus
- demotivatie- bedekt onderpresteren- ontbreken commitment
- demotivatie- bedekt onderpresteren- ontbreken commitment
- verplaatsingen- ‘sabotage’ activiteiten- ander disfunctioneel gedrag
- verplaatsingen- ‘sabotage’ activiteiten- ander disfunctioneel gedrag
- directe groepsweerstand- geplande groepsweerstand- openlijk onderpresteren
- directe groepsweerstand- geplande groepsweerstand- openlijk onderpresteren
- inter-groepsconflict- extreem in-groep conformisme- actief nastreven eigen doelen
- inter-groepsconflict- extreem in-groep conformisme- actief nastreven eigen doelen
- stakingen- inter-organisationele weerstand door industriële acties
- stakingen- inter-organisationele weerstand door industriële acties
Individu Groep Organisatie
Wee
rsta
nd
suit
ing
enO
pen
lijk
Hei
mel
ijk
56
Het weerstandsstrategiemodel (1)
iedereentegen
enkelingtegen
tijd
ontwijken
informeren
ondersteunen
onderhandelen
overtuigen
afdwingen
Faciliteren
57
Het weerstandsstrategiemodel (2)
1. Ontwijken
Manager wacht op externe factoren; heeft geen idee van mogelijke weerstanden
2. Faciliteren
Gedurende veranderingsproces worden voorwaarden geschapen waardoor verandering gemakkelijker gaat
Manager is gespreksleider; zicht krijgen op weerstanden
3. Informeren
Informatie geven over ontwikkelingen, aangeven alternatieven en consequenties
Deze stijl past bij een hoog opgeleid, rationeel en zakelijk ingesteld team
58
Het weerstandsstrategiemodel (3)
4. Ondersteunen/educatie
Teams worden verplicht opgeleid / begeleid / gecoacht
Stijl is effectief bij team met onzekere (werk-)situatie
5. Onderhandelen
Team gaat niet voetstoots mee, maar medewerking is wel noodzakelijk onderhandelen
6. Overtuigen
Beroep doen op ratio m.b.v. argumenten en logica
7. Macht, dwang of pressie
Verandering opleggen; tijdelijk autoritair leiderschap
met behulp van intimidatie, eisen stellen, domineren
Onder druk zetten door tijdslimiet en consequenties