Hoofdstuk 3 Funderingen

13
Hoofdstuk 3. Funderingen a. 1. Bij welk materiaal is het uitleveren het grootst? b. Bij klei. c. Bij veen. d. Bij zand. 2. Welke van onderstaande factoren bepaalt in hoofdzaak de aanlegdiepte voor een fundering? a. Het te verdichten zandpakket. b. De ontgraving ten behoeve van de kelder. c. De vorstgrens. 3. In welk van de onderstaande gevallen wordt een grindkoffer toegepast? a. Als ballastbed onder garage-opritten. b. Als drainagelaag bij slecht doorlatende grond. c. Als tijdelijke opvulling bij het betonstorten teneinde nadien gemakkelijker een sparing te kunnen maken. 4. In welke van onderstaande situaties worden zand kolommen toegepast? a. Indien bij grondverbetering verticale drainage wordt toegepast. b. Indien door middel van plaatselijke grondvervanging moet worden gefundeerd. c. Indien bij een fundering op staal de vaste grondslag op wat grotere diepte ligt. 5. Onderstaande afbeelding geeft een doorsnede van een toekomstig bouwterrein voor een grootschalig woningbouwproject weer. Er is verticale drainage toegepast en een zandophoging aangebracht. Wat is het doel van deze maatregelen? 90t gevu~d :e~~:: s:~1~l n l: a. Er bevindt zich vervuild grondwater in de grond welke op deze manier wordt gezuiverd en afgevoerd. b. Het terrein bereikt door de ophoging en de drainage eerder de vereiste zetting en kan hierdoor eerder in gebruik genomen worden. c. Het terrein wordt op deze manier geëgaliseerd en eventueel aanwezig oppervlaktewater in de vorm van voormalige plassen, sloten e.d. wordt op deze manier afgevoerd. 6. Direct onder de bodem van een bouwput bevindt zich een weinig of niet waterdoorlatende grondlaag. Wat is de meest voor de hand liggende bemaling om de bouwput watervrij te houden? a. Een open bemaling. b. Een vacuümbemaling. c. Een spanningsbemaling.

Transcript of Hoofdstuk 3 Funderingen

Page 1: Hoofdstuk 3 Funderingen

Hoofdstuk 3. Funderingen

a.1. Bij welk materiaal is het uitleveren het grootst?

b. Bij klei. c. Bij veen. d. Bij zand.

2. Welke van onderstaande factoren bepaalt in hoofdzaak de aanlegdiepte voor een fundering? a. Het te verdichten zandpakket. b. De ontgraving ten behoeve van de kelder. c. De vorstgrens.

3. In welk van de onderstaande gevallen wordt een grindkoffer toegepast? a. Als ballastbed onder garage-opritten. b. Als drainagelaag bij slecht doorlatende grond. c. Als tijdelijke opvulling bij het betonstorten teneinde nadien gemakkelijker een sparing te

kunnen maken.

4. In welke van onderstaande situaties worden zand kolommen toegepast? a. Indien bij grondverbetering verticale drainage wordt toegepast. b. Indien door middel van plaatselijke grondvervanging moet worden gefundeerd. c. Indien bij een fundering op staal de vaste grondslag op wat grotere diepte ligt.

5. Onderstaande afbeelding geeft een doorsnede van een toekomstig bouwterrein voor een grootschalig woningbouwproject weer. Er is verticale drainage toegepast en een zandophoging aangebracht. Wat is het doel van deze maatregelen?

90t gevu~d

:e~~::s:~1~ln l:

a. Er bevindt zich vervuild grondwater in de grond welke op deze manier wordt gezuiverd en afgevoerd.

b. Het terrein bereikt door de ophoging en de drainage eerder de vereiste zetting en kan hierdoor eerder in gebruik genomen worden.

c. Het terrein wordt op deze manier geëgaliseerd en eventueel aanwezig oppervlaktewater in de vorm van voormalige plassen, sloten e.d. wordt op deze manier afgevoerd.

6. Direct onder de bodem van een bouwput bevindt zich een weinig of niet waterdoorlatende grondlaag. Wat is de meest voor de hand liggende bemaling om de bouwput watervrij te houden? a. Een open bemaling. b. Een vacuümbemaling. c. Een spanningsbemaling.

16 Werkboek 2006 Bouwkunde

Page 2: Hoofdstuk 3 Funderingen

Hoofdstuk 3. Funderingen 7. Waartoe dienen de boringen bij grondonderzoek?

a. Het bepalen van de conusweerstand. b. Het geven van informatie over de aanwezige grondsoorten. c. Het geven van informatie over de draagkracht van de grond.

8. Welke sonderinggrafiek is juist, wanneer de inheidiepte van de palen gerekend wordt op 16 m - MV?

~ MN/m2

l MV

mi -5

-10

-15

-20

-25

a. b. c. e.

Gegeven is onderstaande sonderinggrafiek (Conusweerstand MN/m2). Uit het grondonderzoek blijkt dat er zich vanaf P - 0,45 m een voldoende draagkrachtige zandlaag bevindt. Maaiveld (MV) = P - 0,25 m. Op welke diepte fundeert men minimaal ten opzichte van het Peil?, a. CIrca 0,75 m - P. . b. Circa 0,90 m - P. c. Circa 2,00 m - P. 9. \.>

o 2 CONUSWEERSTAND (MN/M2)

M.V. PEIL • __ -2 -.3 -4 -5 ••. 6 8 10 12 14 Bouwkunde 17

Page 3: Hoofdstuk 3 Funderingen

Werkboek 2006

Page 4: Hoofdstuk 3 Funderingen

Hoofdstuk 3. Funderingen

10. Wat is de juiste benaming van de vrijgekomen wapening van de betonpaal bij een paalfundering? a. Koppeleinden. b. Laseinden. c. Stekeinden.

11. Op welke wijze worden avegaarpalen aangebracht? a. Door middel van hydraulische vijzels .. b. Door middel van een trilsysteem. c. Door middel van een schroefsysteem.

12. Bij renovatie van een geheel ingebouwd grachtenpand moet de paalfundering gedeeltelijk worden verbeterd. Welk systeem paalfundering past men toe? a. Atlas. b. Franki. c. De Waal.

13. Hoeveel hoger of lager ten opzichte van een onderkant van een funderingsbalk dienen palen ongeveer te worden gestort / afgehakt? a. O mm. b. 20 mm hoger. c. 30 mm lager.

14. Waarom past men soms een rib toe bij een strokenfundering van gewapend beton? a. Als grondwaterkering. b. Als extra veiligheid voor een gelijkmatig draagvermogen van de grondlaag. c. Indien de ondergrond niet overal even draagkrachtig is.

15. Wat is de benaming van het met een pijl aangegeven onderdeel van de Amsterdamse paalfundering in onderstaande afbeelding? a. De kesp. b. De vloerplaat. c. Het schuifhout.

Houten

paalfundering,

Amsterdamse

methode

Page 5: Hoofdstuk 3 Funderingen

18 Werkboek 2006 Bouwkunde

Page 6: Hoofdstuk 3 Funderingen

Hoofdstuk 3. Funderingen

16. Waardoor wordt het maximale draagvermogen van mortelschroefpalen bepaald? a. Door de puntweerstand. b. Door de puntweerstand + positieve kleef. c. Door de puntweerstand + positieve kleef + negatieve kleef.

17. Wanneer worden bij een fundering trekpalen toegepast? a. Indien het draagvermogen van de (druk)palen onvoldoende is. b. Indien de zetting van de fundering, als gevolg van de belasting op de palen, te groot is. c. Indien, bijvoorbeeld bij kelderconstructies, de opwaartse kracht van het grondwater

groter is dan het gewicht van het bouwwerk.

18. Waarin past men éénzijdige afschuining toe aan de onderzijde van houten damwand planken? a. Om het inheien te vergemakkelijken. b. Om damwandplanken op gelijke diepte te kunnen aanbrengen. c. Om bij het aanbrengen de plank tegen de voorgaande plank aan te drukken.

19. Waarom worden bij houten heipalen betonopzetters gebruikt? a. Betonopzetters brengen de houten palen tot 0,6 meter onder het maaivqJld om

opvriezen te voorkomen. b. betonopzetters voorkomen het splijten van de houten paal en vergemakkelijken het

inheien door het eigen gewicht van de paal te verhogen en geven het heiblok meer grip en slagkracht.

c. Betonopzetters overbruggen de afstand tussen de onderkant van de fundering en de bovenkant van de houten paal, welke om rotten te voorkomen tot ongeveer 0,5 meter onder de laagst bekende grondwaterspiegel is geheid.

20. Door grondaanvullingen na het vervaardigen van een kelder is de grond rondom de kelder geroerd, waardoor de strokenfundering hier niet op vaste grondslag kan worden aangelegd. Welke oplossing wordt toegepast om zakking van de strokenfundering nabij de kelder te voorkomen? a. Verstijvingsribben aanbrengen. b. Een palenfundering langs de kelderwanden verankeren. c. De strokenfundering aan de kelderwand verankeren.

21. Welk van onderstaande figuren geeft een stampbetonfundering weer?

f.g.h.a.

Bouwkunde

b.

Werkboek 2006

c.

19

Page 7: Hoofdstuk 3 Funderingen

Hoofdstuk 3. Funderingen

22. Onderstaand zijn schematisch drie verschillende funderingsdetails getekend van een op staal gefundeerde woning. De draagkrachtige laag ligt op 650 - P. Op welk detail zal de constructeur goedkeuring verkrijgen?

'/'//.

!--------J 65'0

PEl!

a. b. c.

23. Wat is de functie van de kim in het onderstaande getekende detail?

a. Het verminderen van de kans op lekkage. b. Het versterken van de muurconstructie tegen gronddruk. c. Het verhogen van de stijfheid van de fundering onder de muur.

24. In welke van onderstaande tekeningen is de wapening op de juiste wijze aangebracht?

a. b.

/

c.

20 Werkboek 2006 Bouwkunde

Page 8: Hoofdstuk 3 Funderingen

Hoofdstuk 3. Funderingen

25. In een op betonpalen gestorte funderingsbalk van beton van een woning zijn kruipgaten aangebracht. Welk van de kruipgaten (I of 11) in de afgebeelde getekende funderingsbalk is, constructief gezien, het meest juist gesitueerd?

/ /// ~/ / / / / / / ~

~~

a. I. b. 11. c. Constructief gezien zijn beide posities onjuist.

26. Welke type fundering wordt toegepast onder kelders waar het grondwaterpeil gelijk is aan de vorstvrije diepte en waar de draagkrachtige laag zich op 2000 mm onder het maaiveld bevindt? a. Fundering op staal. b. Fundering op putringen. c. Stelsels van schoor geheide prefab betonnen palen.

27. Welk van onderstaande schematisch afgebeelde dwarsdoorsnede van funderingstypen geeft een strokenfundering met verstijvingsrib weer?

i.j.k.

a. Figuur I. b. Figuur

11. c. Figuur

111.

Bouwkunde

Betonnen funde-:r,og

11

Werkboek 2006

Betonnen fundering;

Werkvfoer

Heipo<;ll

111

21

Page 9: Hoofdstuk 3 Funderingen

Hoofdstuk 3. Funderingen BESTEK EN TEKENING Deze vragen hebben betrekking op bijgeleverd bestek en tekeningen

1. De bovenkant van de betonnen funderingsbalk is gelegen ten opzichte van het maaiveld op: a. 280 mmo b. 270 mmo c. 260 mmo

2. Wat is de benaming van de op de tekening aangegeven funderingsmethode? a. Strokenfundering.

b. Paalfundering. C. Strokenfundering met verstijvingsrib.

3. Hoe heet de hier toegepaste bouwmethode? a. Traditionele bouw of stapelbouw. b. Skeletbouw. c. Een combinatie van traditionele bouw/houtbouw.

4. Op welk specifiek onderdeel van de fundering heeft NEN 5950 betrekking (par. 21)? a. Betonmortel-werkvloer b. Wapeningswerk. c. Bekisting.

5. Wie heeft de waarschuwingsplicht om toestemming van de directie en Bureau Woningtoezicht te verkrijgen, alvorens met het heien mag worden begonnen? a. De aannemer. b. De principaal. c. Derden.

6. Mag er zonder de aanwezigheid van door de directie aangewezen persoon worden geheid?

a. Ja. b. Soms, na overleg met de constructeur. c. N.v.t.

7. De woning wordt gebouwd onder GIW-garantie (01.02.22). Er wordt in de voor het werk van toepassing zijnde voorwaarden en voorschriften een strijdige bepaling geconstateerd ten opzichte van de GIW-bepalingen, welke ten nadele van de verkrijger uitvalt. Welke hiërarchische volgorde is dan van toepassing? a. Bestek, bepalingen GIW, werktekeningen.

b. Bepalingen GIW, bestek, bestektekeningen. C. Aannemingsovereenkomst, bestek, bepalingen GIW.

8. Tijdens de bouw vinden er bouwvergaderingen plaats. Vindt hiervan verslaglegging plaats? Zo ja, op welke wijze? a. Ja, de verslagen worden door de directie opgesteld en verspreid. b. Ja, de verslagen worden door de aannemer opgesteld en verspreid. c. Neen, er vindt geen verslaglegging plaats.

22 Werkboek 2006 Bouwkunde