Historisch-Geografisch Tijdschrift 1/2, 1987 Romeinse wegen in … · 2020-03-06 · gelijk van...

6
Historisch-Geografisch Tijdschrift 1/2, 1987 Romeinse wegen in Limburg WUlemJ.H. Willems Er zijn weinig onderwerpen waar zo vaak over gedebatteerd en gespeculeerd wordt als over Romeinse wegen. Een belangrijke oorzaak daarvan is dat zoveel verschillende weten- schappen dit onderwerp met meer of minder recht tot het hunne rekenen. Er is dan ook op veel verschillende manieren informatie over wegen te verkrijgen, en de mogelijkheden van het ene vakgebied worden gauw tot de waar- schijnlijkheden van het andere en de zekerhe- den van een derde. Een goed voorbeeld is de zogeheten Tabula Peutingeriana (figuur 1), een middeleeuwse kopie van een Romeinse reiskaart met daarop onder meer plaatsnamen, de voornaamste we- gen en afstanden, die een belangrijke bron voor historici is. Waarschijnlijke identificaties van sommige moderne plaatsnamen met op die kaart of in andere bronnen genoemde plaatsen door toponymisch onderzoek 1 , wor- den dan in de archeologie al gauw tot zeker- heid. En dat is lang niet altijd terecht. Het meest problematisch voor een archeoloog zijn wel die gevallen waar een onderzoeker, gewa- pend met een moderne kaart, toponymisch woordenboek, antieke kaarten en üineraria (reisbeschrijvingen) en een lineaal en/of curvi- meter plaatsneemt achter zijn bureau en een reconstructie ontwerpt. In de ergste gevallen resulteert dat in kaar- ten die zelfs geen rekening houden met belang- rijke landschappelijke gegevenheden 2 , in an- dere worden Romeinse plaatsen ergens geloka- liseerd op basis van historische gegevens zon- der dat daarvoor voldoende of zelfs maar enig archeologisch bewijsmateriaal voorhanden is. Nu is dat natuurlijk geen absolute voorwaarde, want archeologisch bewijsmateriaal kan heel goed verdwenen of nog niet ontdekt zijn. Maar dergelijke reconstructies worden wel heel du- bieus wanneer men bedenkt dat ook de histori- sche bron niet geheel betrouwbaar hoeft te zijn. Zo staan op de Tabula Peutingeriana een aantal afstanden aangegeven die met zeker- heid fout zijn, maar dergelijke fouten kunnen alleen geconstateerd worden wanneer het be- gin- en eindpunt ook met zekerheid bekend zijn, en dan zien we nog even af van het feit dat van de wegen zelf vaak nog geen meter terug- gevonden is. Dat laatste punt is uiteraard van groot be- lang. In veel gevallen kan men een weg niet, of slechts met veel moeite en geluk, terugvin- den omdat hij als archeologisch fenomeen (grondspoor) niet of nauwelijks meer bestaat. Dat geldt voor vrijwel alle prehistorische we- gen en voor de meeste Romeinse, met uitzon- dering van de hoofdwegen (viae) die echt wer- Figuur 1. Fragment van de Tabula Peutingeriana, deel van segment I (ed. K. Miller).

Transcript of Historisch-Geografisch Tijdschrift 1/2, 1987 Romeinse wegen in … · 2020-03-06 · gelijk van...

Page 1: Historisch-Geografisch Tijdschrift 1/2, 1987 Romeinse wegen in … · 2020-03-06 · gelijk van vici met andere, ook apart weergege-ven instellingen. Zo is het wel zeker dat plaat-sen

Historisch-Geografisch Tijdschrift 1/2, 1987

Romeinse wegen in Limburg

WUlemJ.H. Willems

Er zijn weinig onderwerpen waar zo vaak overgedebatteerd en gespeculeerd wordt als overRomeinse wegen. Een belangrijke oorzaakdaarvan is dat zoveel verschillende weten-schappen dit onderwerp met meer of minderrecht tot het hunne rekenen. Er is dan ook opveel verschillende manieren informatie overwegen te verkrijgen, en de mogelijkheden vanhet ene vakgebied worden gauw tot de waar-schijnlijkheden van het andere en de zekerhe-den van een derde.

Een goed voorbeeld is de zogeheten TabulaPeutingeriana (figuur 1), een middeleeuwsekopie van een Romeinse reiskaart met daaroponder meer plaatsnamen, de voornaamste we-gen en afstanden, die een belangrijke bronvoor historici is. Waarschijnlijke identificatiesvan sommige moderne plaatsnamen met opdie kaart of in andere bronnen genoemdeplaatsen door toponymisch onderzoek1, wor-den dan in de archeologie al gauw tot zeker-heid. En dat is lang niet altijd terecht. Hetmeest problematisch voor een archeoloog zijnwel die gevallen waar een onderzoeker, gewa-pend met een moderne kaart, toponymischwoordenboek, antieke kaarten en üineraria(reisbeschrijvingen) en een lineaal en/of curvi-meter plaatsneemt achter zijn bureau en een

reconstructie ontwerpt.In de ergste gevallen resulteert dat in kaar-

ten die zelfs geen rekening houden met belang-rijke landschappelijke gegevenheden2, in an-dere worden Romeinse plaatsen ergens geloka-liseerd op basis van historische gegevens zon-der dat daarvoor voldoende of zelfs maar enigarcheologisch bewijsmateriaal voorhanden is.Nu is dat natuurlijk geen absolute voorwaarde,want archeologisch bewijsmateriaal kan heelgoed verdwenen of nog niet ontdekt zijn. Maardergelijke reconstructies worden wel heel du-bieus wanneer men bedenkt dat ook de histori-sche bron niet geheel betrouwbaar hoeft tezijn. Zo staan op de Tabula Peutingeriana eenaantal afstanden aangegeven die met zeker-heid fout zijn, maar dergelijke fouten kunnenalleen geconstateerd worden wanneer het be-gin- en eindpunt ook met zekerheid bekendzijn, en dan zien we nog even af van het feit datvan de wegen zelf vaak nog geen meter terug-gevonden is.

Dat laatste punt is uiteraard van groot be-lang. In veel gevallen kan men een weg niet,of slechts met veel moeite en geluk, terugvin-den omdat hij als archeologisch fenomeen(grondspoor) niet of nauwelijks meer bestaat.Dat geldt voor vrijwel alle prehistorische we-gen en voor de meeste Romeinse, met uitzon-dering van de hoofdwegen (viae) die echt wer-

Figuur 1. Fragment van de Tabula Peutingeriana, deel van segment I (ed. K. Miller).

Page 2: Historisch-Geografisch Tijdschrift 1/2, 1987 Romeinse wegen in … · 2020-03-06 · gelijk van vici met andere, ook apart weergege-ven instellingen. Zo is het wel zeker dat plaat-sen

Romeinse wegen

Figuur 2. Profiel over de Romeinse weg te Maastricht-Belfort.

den aangelegd, vaak een verhoogd talud meteen wegverharding van kiezel of zelfs bestra-ting, en greppels aan weerszijden (figuur 2).Zoals elders reeds uiteengezet (Willems, 1981,pp. 63, 64) kan men dan ook beter een onder-scheid maken tussen twee verschillende analy-tische begrippen, nl. 'route' en 'weg'. Een rou-te is een gereconstrueerde weg: de lijn waar-langs de werkelijke weg gelopen zal hebbenwanneer men rekening houdt met landschap-pelijke, historische en andere gegevens. Het(archeologische) begrip 'weg' kan dan wordengereserveerd voor de daadwerkelijke wegen,waarvan delen zijn teruggevonden en die meteen dunne lijn op een kaart met een groteschaal kunnen worden weergegeven. Een routedaarentegen is alleen met een dikke lijn op eenkaart met een zeer kleine schaal aan te duidenen betreft min of meer de baan waarbinnen deeigenlijke weg zou moeten liggen.

Ouder onderzoek

De lange geschiedenis van het onderzoek naarRomeinse wegen in Limburg bestaat dan ookin hoofdzaak uit meer en minder goed berede-neerde reconstructies van wegen, dus van rou-tes. Bovendien is het zelfs in die gevallen waar-in een weg is teruggevonden lang niet altijd ze-ker dat het ook inderdaad om een Romeinse weggaat. Wanneer daterende vondsten ontbrekenkan het ook om grintwegen uit de middel-eeuwen of later gaan. Toch is dat soms mindererg voor de interpretatie dan het lijkt: ook wan-neer dergelijke verbindingen geen Romeinse

wegen zijn kan het wel degelijk om Romeinserouies gaan. Dat komt omdat ook de grote door-gaande routes in belangrijke mate door hetlandschap worden bepaald. Zo is bijvoorbeeldin het midden-Nederlandse rivierengebied,waar dit zeer sterk het geval is, vastgesteld datde voornaamste Romeinse routes vrijwel iden-tiek zijn aan het verloop van de in de vorigeeeuw aangelegde spoorwegen (Willems, 1981,p. 69 en figuur 22). Het is onmogelijk om ineen kort overzicht als dit uitgebreid in te gaanop allerlei gegevens die in de loop der jarenover Romeinse wegen in Limburg zijn bijeen-gebracht. Zoals uiteengezet is veel van dit ma-teriaal archeologisch ook nogal twijfelachtig,vooral wanneer goede dateringen ontbreken.De inmiddels 100 jaar oude studie van de Bre-dase ritmeester Ort (1884) is echter nog steedsten dele bruikbaar, vooral omdat er goedewaarnemingen in het veld aan ten grondslagliggen. Ook de wegen- (lees route-)kaart vanHardenberg (1960) zal wel grotendeels juistzijn. Ze is in ieder geval mede gebaseerd op ar-cheologisch onderzoek, dat echter zeer beperktis gebleven. Recentere gegevens voor Zuid-,Midden- en Noord-Limburg zijn wel aanwe-zig maar bepaald niet overvloedig3. Wel kanverwezen worden naar een tweetal recente pu-blikaties over Heerlen en Maastricht met bij-gewerkte plattegronden waarop ook het ver-loop van de wegen in en rond deze centra staataangegeven*. Speciale vermelding verdientook recent onderzoek naar sporen van een Ro-meinse landindeling (centuriatie) in Zuid-Limburg. In een zeer bekend geworden en

Page 3: Historisch-Geografisch Tijdschrift 1/2, 1987 Romeinse wegen in … · 2020-03-06 · gelijk van vici met andere, ook apart weergege-ven instellingen. Zo is het wel zeker dat plaat-sen

Romeinse wegen

steeds weer geciteerd artikel van Edelman enEeuwens (1959) hebben deze auteurs gemeendeen regelmatig rechthoekige verkaveling enwegenpatroon te kunnen identificeren. Op ini-tiatiefvan dr. J. A. Brongers (ROB) heeft ech-ter recentelijk een kwantitatieve analyse vanluchtfoto's plaatsgevonden, om de betekenis teonderzoeken van een aantal dominante enminder dominante richtingen in het land-schap. Daarbij is gebleken dat er geen enkelereden is om het door Edelman en Eeuwens sa-mengestelde patroon in verband te brengenmet een Romeinse centuriatie5.

Stand van zaken

Het zal duidelijk zijn dat onze huidige kennisvan Romeinse wegen in Limburg niet heel veelbeter is dan 20 of 30 jaar geleden. Er is dan ookal die tijd niet erg veel aandacht aan besteed.Gelukkig komt in deze situatie langzaam ver-betering. De Rijksdienst voor het Oudheid-kundig Bodemonderzoek (ROB) is sinds enke-le jaren voorzichtig begonnen met een onder-zoeksprogramma gericht op Romeins Lim-burg. Dat is niet speciaal bedoeld om meerover wegen te weten te komen, maar heeftvooral ten doel de structuur van de landelijkebewoning nader te onderzoeken, en daarvanzijn de wegen maar een onderdeel. Zeker zobelangrijk is de inventarisatie en interpretatievan Romeinse nederzettingen en grafvelden.Dat is, voor Limburg, een omvangrijke klus enechte wapenfeiten zijn er dan ook nog niet temelden. Wel zijn er uiteraard de opgravingen,zoals het recente onderzoek van een Romeinsevilla in Maasbracht en het pas begonnengrootscheepse onderzoek van een uitgebreidvilla-complex in Voerendaal6.

De informatie die hier is weergegeven in fi-guur 3 kan dan ook niet meer zijn dan eeneerste, voorlopige inventarisatie van een aantalbelangrijke elementen in de Romeinse bewo-ning van het Maasdal. Het gaat dus om een se-lectie die bovendien zeker niet compleet is: het

is slechts een weergave van de stand van zakenop dit moment en het uitgangspunt voor eenmeer omvangrijke studie die feitelijk nog moetbeginnen. Voor wat betreft de wegen zijn al-leen de voornaamste routes aangegeven, waar-bij die stukken waar het verloop van de weg na-genoeg of helemaal zeker bekend is met eenaparte signatuur zijn weergegeven. Verdergeeft de kaart een aantal belangrijke plaatsen,in de meeste gevallen nederzettingen met eenstedelijk karakter (vici), waarvan vaak de naammet meer of minder zekerheid bekend is. Erzijn ook plaatsen, zoals Tegelen, waarvan denaam niet rechtstreeks is overgeleverd hoeweldie door een combinatie van toponymische enarcheologische argumenten wel aannemelijk is(Willems, 1983, pp. 245-251). Anderzijds is ereen aantal plaatsnamen, zoals Blariacum, Ca-tualium en Mederiacum, waar tot dusverre al-leen toponymische argumenten voorhandenzijn zonder dat er een wat grotere nederzettingaanwezig is. Dat hoeft trouwens ook niet, wantdergelijke namen kunnen ook verbonden zijngeweest aan wegstations of militaire posten diedoor de Romeinse overheid langs de grote we-gen werden aangelegd of, niet te vergeten, aankleine wegforten (burgi] die in de laat-Romein-se tijd werden gebouwd om het eventuele inval-lers zo moeilijk mogelijk te maken. Er warendrie soorten wegstations die ook in combinatiemet elkaar konden voorkomen. Allereerst zijner de stations beneficiariarum consultais, een soortmarechausseeposten die door soldaten werdenbemand. Voor zover daar aanwijzingen voorzijn (bijvoorbeeld in de vorm van militairestempels op dakpannen of door inscripties)zijn deze met een aparte signatuur weergege-ven. Er is echter nog niet één statio opgegravenin Nederland, en dat geldt in feite ook voor detwee andere soorten wegstations, de mansianesen mutationes. Dat waren herbergen (praetoria, ta-bimae) en plaatsen waar de officiële keizerlijkekoerier- en transportdienst (cursus publiais)steunpunten had met wagens, dieren en perso-neel. Het is wel zeker dat onder de op de kaart

Page 4: Historisch-Geografisch Tijdschrift 1/2, 1987 Romeinse wegen in … · 2020-03-06 · gelijk van vici met andere, ook apart weergege-ven instellingen. Zo is het wel zeker dat plaat-sen

Romeinse wegen

ROMEINS LIMBURG26 - 36 EEUW

Figuur 3, Romeins Limburg, 2e-3e eeuw. Overzicht van de belangrijkste wegen en nederzettingen. Voorverdere toelichting zie de tekst.

Page 5: Historisch-Geografisch Tijdschrift 1/2, 1987 Romeinse wegen in … · 2020-03-06 · gelijk van vici met andere, ook apart weergege-ven instellingen. Zo is het wel zeker dat plaat-sen

Romeinse wegen

als vims, static of villa weergegeven plaatsen zichook dergelijke instellingen verbergen die nogniet herkend zijn.

Er zijn trouwens wel meer combinaties mo-gelijk van vici met andere, ook apart weergege-ven instellingen. Zo is het wel zeker dat plaat-sen als Cuijk en Maastricht, met belangrijkeMaasovergangen, een marechausseepost had-den, en datzelfde geldt voor Heerlen. Ook wa-ren er in al deze grote plaatsen heiligdommen.Op de kaart zijn alleen, voor zover bekend, demeer geïsoleerd gelegen landelijke heiligdom-men apart weergegeven: bijvoorbeeld dat vande godin Rura bij Roermond en van Arcanuain Born'.

Het meest voorkomende symbool is dat voorvilla. Weergegeven zijn alle in de voorlopige in-ventarisatie opgenomen plaatsen waar met ze-kerheid of, door de aanwezigheid van steen-bouwmateriaal, met grote waarschijnlijkheideen Romeinse villa kan worden gesitueerd.Dergelijke geheel of gedeeltelijk in steen opge-trokken landbouwbedrijven (soms ook in-dustrie) komen vooral voor in het vruchtbarelössgebied maar ook in het gehele Maasdal. Deweinige villae in Noord-Limburg weerspiege-len meer de gebrekkige stand van het onder-zoek dan hun afwezigheid daar. Niet weerge-geven zijn de overige nederzettingen, zonderstenen gebouwen, waarvan er zeker een paarhonderd kunnen worden opgetekend als de in-ventarisatie voltooid is. Ook de vele tientallenbekende grafvelden zijn weggelaten, omdatdaarvoor een grotere kaartschaal nodig is.

De uiteindelijke kaart zal dan ook een zeerveel dichtere bewoning te zien geven dan de nuvoorgelegde selectie. Ook andere activiteiten,zoals verschillende soorten industrie, komenmeer voor dan nu kan worden aangegeven, lotslot moet ook nog worden opgemerkt dat ereen aantal verschillende fasen in de bewoningis, die duidelijk van elkaar verschillen. Het on-derzoek van bewoning rond het einde van deIjzertijd en in de eerste decennia van de Ro-meinse bezetting zal in de nabije toekomst

slechts langzaam vorderen omdat het inheem-se handgemaakte aardewerk, dat voorde date-ring van belang is, eerst grondig moet wordenbestudeerd. Voor de zogenaamde 'bloeitijd'van Romeins Limburg, van de late Ie tot de la-te 3e eeuw, liggen de gegevens voor het opra-pen. Maar ook voor de laat-Romeinse tijd, vanhet eind van de 3e tot de vroege 5e eeuw, is delaatste jaren gebleken dat er veel meer aanwij-zingen voor bewoning zijn dan vroeger welwerd gedacht. Opgravingen in het aan de over-kant van de Maas gelegen Belgische Rekem enook het nu aan de gang zijnde onderzoek inVoerendaal hebben bewezen dat daar grotelaat-Romeinse nederzettingen hebben gele-gen. Op dit moment zijn er al enkele tientallenvindplaatsen waarvan op grond van opper-vlaktevondsten mag worden aangenomen datook daar laat-Romeinse bewoning valt aan tetreffen.

Noten

1. Het belangrijkste overzicht voor Limburg is Tum-mers (1962).

2. Bijvoorbeeld Covvan (1974) m. b. t. Romeinse wegenin de Betuwe.

3. Zie respectievelijk Bloemers (1974), Bogaers (1962/63), Willems (1981, hoofdstuk 3).

4. Zie respectievelijk Jamar (1981) en Panhuysen(1984).

5. Onderzoeksresultaten in Brongers, Hilwig-Sjöstedt& Milikowski (in voorbereiding).

6. Voor verdere gegevens over deze en andere opgra-vingen zie de regelmatig verschijnende 'Archeologi-sche kroniek van Limburg' in de jaarlijkse Publica-tions de la Société Historique dans le Limbourg.Voor een recent overzicht van opgravingen in Maas-tricht zie Panhuysen (1984), voor die in Voerendaalzie Willems (1986).

7. Zie respectievelijk Bogaers (1962/63) en Willems(1983, pp. 251-4).

Literatuur

BLOEMERS, J.H.F. (1973). Twenty-five Years ROBResearch in Roman Limburg. In: Berichten Rijks-dienst Oudheidkundig Bodemonderzoek 23, pp.237-58.

Page 6: Historisch-Geografisch Tijdschrift 1/2, 1987 Romeinse wegen in … · 2020-03-06 · gelijk van vici met andere, ook apart weergege-ven instellingen. Zo is het wel zeker dat plaat-sen

Romeinse wegen

BOGAERS, J. E. (1962/63) Ruraemundensia. In: Be-richten Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonder-zoek 12-13, pp. 57-86.

BRONGERS, J.A., B.M. HILWIG-SJÖSTEDT enE MÏLIKOWSKI (in voorber). Quantitative air-photo-interpretation with regard to a presumed pat-tern of Roman centunation in South-Limburg, TheNetherlands. In: Berichten Rijksdienst Oudheid-kundig Bodemonderzoek.

COWAN, H. K.J. (1974). The Betuwe on the TabulaPeutingeriana. In: Berichten Rijksdienst Oudheid-kundig Bodemonderzoek 24, pp. 151-7.

EDELMAN, GH. , en B.E.P. EEUWENS (1959).Sporen van een Romeinse landindeling in Zuid-Limburg In: Berichten Rijksdienst Oudheidkun-dig Bodemonderzoek 9, pp. 49-56.

HARDENBERG, H (1960). De Romeinse tijd, in:E.C M A. Batta et al., Limburgs Verleden; ge-schiedenis van Nederlands Limburg tot 1815. Dl. I,L. G. O. G., Maastricht, pp. 117-163.

JAMAR, J. T. L. (1981). Heerlen, de Romeinse ther-

men. Archeologische monumenten in Nederland 9.ORT, J. A. (1884). Oude wegen en landweren in Lim-

burg en aangrenzende gewesten. Brill, Leiden.PANHUYSEN, T A S. M., m. m. v. P T. Boyens en

W. H. M. N. Dijkman (1984). Maastricht staat opzijn verleden. Vierkant Maastricht 3 Stichting His-torische Reeks Maastricht, Maastricht.

TUMMERS, P. L. M. (1962). Romaans in Limburgseaardrijkskundige namen Studia Theodisca 2. VanGorcum, Assen.

WILLEMS, W.J.H. (1981). Romans and Batavians. ARegional Study in the Dutch Eastern River Area.DI. I, In: Berichten Rijksdienst Oudheidkundig Bo-demonderzoek 31, pp. 7-217.

WILLEMS, W.J.H (1983). Archeologische kroniekvan Limburg over de jaren 1980-1982. In: Publica-tions de la Soc. Hist, et Arch, dans le Limbourg 119,pp. 197-291.

WILLEMS, WJ.H. (1986). De Romeinse vUIa te Voe-rendaal; opgraving 1985. In: Archeologie in Lim-burg 28, pp. 143-150.

Foto: Zuidlimburgs landschap met graften (fotoarchief Stiboka)