Het zesde gebod - PrekenWeb

12
www.prekenweb.nl 1/12 Het zesde gebod Ds. W. Visscher Heidelbergse Catechismus Zondag 40 Zingen: Tien Geboden: 1, 7 Lezen: Genesis 4: 1-16 Zingen: Psalm 5: 4, 6, 7, 11 Zingen: Psalm 119: 83 Zingen: Psalm 133: 3 Gemeente, we vragen uw aandacht voor Zondag 40 van de Heidelbergse Catechismus. We gaan de vragen en antwoorden uit deze Zondag eerst samen lezen. Vraag 105: Wat eist God in het zesde gebod? Antwoord: Dat ik mijn naaste niet met gedachten, noch met woorden of met enig gebaar, veel minder met de daad, door mijzelf of door anderen ontere, hate, kwetse of dode; maar dat ik alle wraakgierigheid aflegge; ook mijzelf niet kwetse of moedwilliglijk in enig gevaar begeve; waarom ook de overheid het zwaard draagt om de doodslag te weren. Vraag 106: Maar dit gebod schijnt alleen van het doodslaan te spreken? Antwoord: God, verbiedende de doodslag, leert ons dat Hij de wortel van de doodslag als nijd, haat, toorn en wraakgierigheid, haat en zulks alles voor een doodslag houdt. Vraag 107: Maar is het genoeg dat wij onze naaste, zoals tevoren gezegd is, niet doden? Antwoord: Neen; want God, verbiedende de nijd, haat en toorn, gebiedt dat wij onze naaste liefhebben als onszelf en jegens hem geduld, vrede, zachtmoedigheid, barmhartigheid en alle vriendelijkheid bewijzen, zijn schade, zoveel als ons mogelijk is, afkeren, en ook onze vijanden goed doen. Gemeente, we staan in deze leerdienst stil bij het onderwijs van onze Heidelberger over het zesde gebod van de wet des Heeren. Het zesde gebod bestaat in onze vertaling uit vier woorden: Gij zult niet doodslaan. In de Hebreeuwse Bijbel zijn het er twee. Dus het is een heel kort gebod, wat iedereen heel gemakkelijk kan onthouden: Gij zult niet doodslaan. Dat is een liefde-eis waarmee de Heere tot ons komt. Door deze eis wil de Heere ons ontdekken aan onze zondige aard. Ook wil de Heere ons wijzen op Zijn goede geboden. Het is goed om naar Gods wet te leven. U weet, de wet des Heeren is na Adams val onder andere gegeven om ons te ontdekken aan de zonden. Dat is zeker belangrijk. In Zondag 40 echter wordt de wet behandeld in het kader van de dankbaarheid. De Heere heeft Zijn heilige en heerlijke wet vooral

Transcript of Het zesde gebod - PrekenWeb

www.prekenweb.nl 1/12

Het zesde gebod

Ds. W. Visscher – Heidelbergse Catechismus Zondag 40

Zingen: Tien Geboden: 1, 7 Lezen: Genesis 4: 1-16 Zingen: Psalm 5: 4, 6, 7, 11 Zingen: Psalm 119: 83 Zingen: Psalm 133: 3 Gemeente, we vragen uw aandacht voor Zondag 40 van de Heidelbergse Catechismus. We gaan de vragen en antwoorden uit deze Zondag eerst samen lezen.

Vraag 105: Wat eist God in het zesde gebod? Antwoord: Dat ik mijn naaste niet met gedachten, noch met woorden of met enig gebaar, veel minder met de daad, door mijzelf of door anderen ontere, hate, kwetse of dode; maar dat ik alle wraakgierigheid aflegge; ook mijzelf niet kwetse of moedwilliglijk in enig gevaar begeve; waarom ook de overheid het zwaard draagt om de doodslag te weren. Vraag 106: Maar dit gebod schijnt alleen van het doodslaan te spreken? Antwoord: God, verbiedende de doodslag, leert ons dat Hij de wortel van de doodslag als nijd, haat, toorn en wraakgierigheid, haat en zulks alles voor een doodslag houdt. Vraag 107: Maar is het genoeg dat wij onze naaste, zoals tevoren gezegd is, niet doden? Antwoord: Neen; want God, verbiedende de nijd, haat en toorn, gebiedt dat wij onze naaste liefhebben als onszelf en jegens hem geduld, vrede, zachtmoedigheid, barmhartigheid en alle vriendelijkheid bewijzen, zijn schade, zoveel als ons mogelijk is, afkeren, en ook onze vijanden goed doen.

Gemeente, we staan in deze leerdienst stil bij het onderwijs van onze Heidelberger over het zesde gebod van de wet des Heeren. Het zesde gebod bestaat in onze vertaling uit vier woorden: Gij zult niet doodslaan. In de Hebreeuwse Bijbel zijn het er twee. Dus het is een heel kort gebod, wat iedereen heel gemakkelijk kan onthouden: Gij zult niet doodslaan. Dat is een liefde-eis waarmee de Heere tot ons komt. Door deze eis wil de Heere ons ontdekken aan onze zondige aard. Ook wil de Heere ons wijzen op Zijn goede geboden. Het is goed om naar Gods wet te leven. U weet, de wet des Heeren is na Adams val onder andere gegeven om ons te ontdekken aan de zonden. Dat is zeker belangrijk. In Zondag 40 echter wordt de wet behandeld in het kader van de dankbaarheid. De Heere heeft Zijn heilige en heerlijke wet vooral

Ds. W. Visscher – Het zesde gebod

www.prekenweb.nl 2/12

gegeven opdat Zijn kinderen tot eer van Hem zouden leven. Daarom is de wetsprediking ook zo belangrijk. Opdat we weten hoe we tot eer van God zouden leven. Want kijk, als God een mens bekeert, wederbaart, dan wordt de eer van God het hoogste doel in zijn leven. Dat was het hoogste doel in het leven van de Heere Jezus, want Hij zegt in Johannes 17, aan het einde van Zijn aardse loopbaan: Ik heb U verheerlijkt op de aarde. (…) En nu verheerlijk Mij, Gij Vader (Joh.17:4-5). Door genade wordt het de begeerte van al Gods kinderen om in de voetstappen van de Heere Jezus te wandelen en om ook tot eer van God te leven. Nu maken wij niet uit wat tot eer van God is, maar dat maakt God Zelf uit. En God heeft Zijn goddelijke wil bekendgemaakt in de tien geboden. De Heere wil dat we die geboden doen uit dankbaarheid voor de verlossing. Onze oude puriteinse godgeleerden hadden het altijd over twee dingen. In de eerste plaats over geloof (faith) en in de tweede plaats over plicht (duty). De hele leer der godzaligheid bestaat uit twee dingen. In de eerste plaats uit geloof; en dan gaat het over het evangelie en het geloof in de gekruisigde Christus. En in de tweede plaats uit de plicht om nu in overeenstemming met Gods wil te leven. Die twee dingen moeten worden onderscheiden, maar die twee dingen mogen we nooit van elkaar scheiden, losmaken. Dat moet u bij de behandeling van de tien geboden in onze Heidelberger altijd onthouden. Je hebt helaas mensen die heel erg vroom en ootmoedig kunnen doen en heel erg mooi spreken. Dat is op zich natuurlijk fijn, maar als hun leven daar niet mee in overeenstemming is, dan kan het zijn dat de genade niet functioneert. Gods kinderen hebben allerlei gebreken en kunnen in zonde vallen. Denk maar aan David. Maar het kan ook zijn dat we onszelf bedriegen. Dat komt helaas meer voor. Dat we wel een heleboel dingen zéggen, maar dat dat geen gestalte krijgt in de praktijk van ons leven. Dat is zeer ernstig. Er is echter ook een andere kant. Er zijn mensen die heimelijk nogal tevreden zijn over zichzelf en over hun gedrag. Ze kennen het arme zondaarsleven niet in de praktijk van het leven. Dan zijn we ten diepste onbekend met de leer van de verlossing. Dan denken we al snel dat we lang zo slecht niet zijn als veel andere mensen. De eigengerechtigheid is ook een hele gevaarlijke klip, waar we ernstig voor moeten waarschuwen. Twee dingen zijn nodig: echt geloof en liefdevolle gehoorzaamheid. Het is de roeping van Gods volk dat ze leven naar Gods geboden. Het is de plicht die God oplegt. Een plicht die God oplegt tot eer van Zijn naam en tot zaligheid van medezondaren. Waarom legt God die plicht op mensen? In de eerste plaats omdat Hij de hoge en soevereine God is. Ook legt God die plicht op, opdat onze omgeving, de mensen die ons dag en nacht gadeslaan, zouden zien hoe goed het is om de Heere te dienen en om ook daadwerkelijk in Zijn wegen te wandelen. Tot jaloersmaking van medereizigers naar de eeuwigheid. Opdat onze omgeving zal zeggen: ‘Kijk, in het leven van die jongen, in het leven van die man, in het leven van die vrouw, is iets moois wat ik niet heb.’ Het is de bedoeling dat medemensen gaan zien dat het goed is om naar Gods geboden te leven. De plicht die God aan mensen oplegt moet zichtbaar en merkbaar worden in het leven van Zijn volk.

Ds. W. Visscher – Het zesde gebod

www.prekenweb.nl 3/12

Zult u nooit vergeten dat het evangelie vrije genade is? Maar daar waar dat evangelie kracht doet, legt God een plicht op mensen, tot eer van Zijn naam en tot een goede reuk van Christus. De Bijbel wijst op een levend geloof, een geloof dat vruchten draagt. Vooral in een wereld die naar God niet vraagt is dat heel belangrijk. Mensen moeten zien dat het goed is om de Heere te dienen. We staan in deze dienst stil bij het zesde gebod. Nu hebt u denk ik allemaal wel een idee van waar het in dat gebod over gaat. Niet doodslaan… In Scheveningen heb je een strafgevangenis. Daar zitten mensen gevangen die een doodslag op hun geweten hebben. Gevangenissen heb je ook in onder andere Arnhem, Leeuwarden en Rotterdam. Even tussendoor: een gevangenis is een aangrijpende plaats. Ieder die daar wel eens een bezoek heeft gebracht zal dat beamen. Een gevangenis is een plaats waar je heel veel ernstige dingen tegenkomt. Mensen zitten daar niet voor niets en zeker niet voor hun vermaak. Dat is een sfeer waar je bang van wordt. En laten we er altijd bang voor zijn om daar terecht te komen, want daar wordt niemand beter van. Een gevangenis is geen hotel, een gevangenis is heel erg. Ieder die daar ooit eens geweest is, misschien om ambtelijk werk te verrichten, zal dat onmiddellijk beamen. Dit even terzijde. We denken echter na over het zesde gebod. Moeten we de overtreders van dit gebod alleen in de gevangenis zoeken? Dat zou gevaarlijk zijn. Wij zitten daar niet in, dus wij hebben dan wel een voldoende voor dit gebod. Nou, misschien geen tien, dat is het hoogste, maar een zes min. Een zes min, zodat we straks, als we voor de hemelpoort staan, kunnen zeggen: ‘Gebod zes, daar heb ik toch aan voldaan. Niet altijd helemaal, maar toch wel een beetje.’ Hebt u dat ook, dat u zo denkt over de geboden van de Heere? ‘Een tien, dat gaat niet. En een één is ook niet mogelijk. Misschien voor hele slechte mensen, maar daar horen wij niet bij. Maar we kunnen met ons nadenken en met onze natuurkrachten het zesde gebod toch heel redelijk volbrengen.’ Komt u die gedachte ook wel eens bij uzelf tegen? Laat ik u dan waarschuwen: dat kon wel eens een list van de satan in uw leven zijn. Satan heeft vele listen. Wereldse mensen spiegelt hij van alles voor. Hij zegt: ‘Dood is dood, maak u nergens druk om. Wees ook nergens bezorgd om. Dood is immers toch dood. Dat heeft de evolutieleer ons al lang geleerd.’ Maar die dingen vertelt de satan niet tegen ú. U weet uit de Bijbel dat dood niet dood is. Maar weet u wat de satan tegen ons, kerkelijke mensen, zegt? ‘Als je je best doet en je probeert netjes te leven, dan komt het met u of met jou ook wel goed.’ Dat is één van de grote listen van de satan in ons kerkelijk leven. Hij wil ons laten denken dat straks de hemeldeur opengaat voor fatsoenlijke mensen, die aan een heleboel regels hebben gehoorzaamd. Nu zijn regels niet verkeerd, maar het is niet genoeg. Daar wordt geen verzoening tot God mee tot stand gebracht. Wie zijn dan eigenlijk overtreders van het zesde gebod? Dan moeten we de diepte in. De catechismus gaat het gebod in zijn volle Bijbelse betekenis bekijken. Het gaat over doodslaan. Doodslaan is een overtreding en we noemen dat in het recht een delict. Nu zouden we in de waan kunnen leven dat iemand het leven benemen de enige manier is

Ds. W. Visscher – Het zesde gebod

www.prekenweb.nl 4/12

waarop je tegen dit gebod kunt zondigen. Doordat je iemand in je omgeving met een geweer of mes zou doden. Wat is dat een ernstige misvatting! Zullen we eens naar antwoord 105 kijken? Wat is volgens de Bijbel nu eigenlijk doodslag? We lezen in antwoord 105: ‘Dat ik mijn naaste…’ Dat is dus iedereen, elk mens die God op onze weg heeft geplaatst. Een kerkelijk mens, een werelds mens, een collega, iemand op school, een naaste… Een medereiziger dus naar de eeuwigheid. En wat is nu doodslag en wat verbiedt God? ‘Dat ik mijn naaste (en dan sla ik een klein stukje over in het antwoord) niet ontere.’ Onteren, wat is dat? Elke mens heeft een zekere eer, een zekere waardigheid. Mensen zijn tenslotte geen beesten. Mensen zijn ook geen duivels. Mensen zijn beelddragers van God. Onteren is iemand ten onrechte omlaag halen. Dat is onteren. In het zesde gebod zegt de Heere dat ik mijn naaste, wie dat ook is, niet ten onrechte omlaag mag halen, niet lelijk over hem mag denken of lelijk over hem mag spreken. U weet wel: ‘Die buren bij ons, dat is me toch ook wat. Hij is gescheiden en zij leeft er maar op los…’ Heeft u het al besproken met die mensen? We kunnen natuurlijk makkelijk praten over iemand die we daar nog nooit zelf op hebben aangesproken. Als we nu over iemand spreken die we er persoonlijk niet op hebben aangesproken, dan zijn we aan het onteren. Gij zult niet doodslaan. Voelt u hoe diep die wet van de Heere ingrijpt? Dat noemen we de geestelijkheid van de wet. God wil volmaakte mensen, en niet minder. Dat is de plicht die God oplegt: dat wij volmaakt zullen leven. ‘Dat ik mijn naaste niet ontere…’ Dan heb ik nog maar één zaak genoemd. Het antwoord gaat verder: ‘Hate…’ Een tweede vorm van doodslag. We zijn nog helemaal niet aan daden toegekomen. We zijn alleen nog maar bezig met woorden en gedachten. Iemand omlaag halen, iemand haten… Wat is dat haten eigenlijk? We hebben de geschiedenis uit Genesis 4 gelezen, van Kaïn. Die haatte zijn broer Abel. En de geschiedenis vertelt ons verder waar dat toe heeft geleid. Haten is iemand omlaag halen, een innerlijke afkeer hebben van iemand. ‘Ik mag die man niet.’ Dat is de wortel van haat. En dan zonder reden eigenlijk. Ongemotiveerde haat. ‘Zijn gezicht bevalt me niet. Ik mag hem niet.’ Je komt het in onze samenleving op een ontzettende manier tegen. ‘Poolse mensen… er moet nodig een meldpunt voor komen!’ Mensen met een andere huidskleur, waar ze ook vandaan komen, voelen zich ook achtergesteld. Als je met vluchtelingen spreekt, dan zeggen ze dat tegen je. Misschien doet u er ook wel aan mee. Dat is haten. Gij zult niet doodslaan… Misschien hebt u het ook wel in uw familie. Misschien is het wel zo dat u iemand hier in de kerk ten onrechte haat. En dan wordt u nu misschien wel een beetje boos. Herodias werd ook boos op Johannes de Doper. Want wat zei Johannes de Doper tegen Herodes? ‘Het is u niet geoorloofd die vrouw te hebben.’ Dat moest Johannes de Doper van God zeggen. Want Gods knechten hebben de opdracht om de zonden eerlijk en heel concreet te noemen. Johannes is er ten slotte om gedood. Als u nu iemand onterecht haat in de kerk, dan moet u het vandaag nog in orde maken. Dan pakt u vanavond de telefoon maar en dan zegt u: ‘Ik heb vanavond gehoord dat dat

Ds. W. Visscher – Het zesde gebod

www.prekenweb.nl 5/12

niet goed is, dat ik zo niet kan sterven. Ik wil het in orde maken.’ En dan kunt u dat morgen of overmorgen in orde maken. Want zo moet u niet gaan slapen. Zo kunt u ook niet sterven, want dan hebt u een openstaande schuld voor God en met een openstaande schuld kun je God niet ontmoeten. Onteren, haten… kwetsen. Dat gaat weer een stap verder. Haten is iemand ten onrechte afwijzen, terwijl er geen enkele reden voor is. Kwetsen is iemand raken. Dat kun je natuurlijk met een instrument doen. Je kunt iemand met een mes kwetsen, een steek geven. En dat gebeurt helaas. In de wereld, maar misschien ook wel in de kerk. Het gebeurt onder jongeren die vechten op een schoolplein. Soms loopt een vechtpartij op school totaal uit de hand. Het kan zomaar tot zeer ernstige zaken leiden. Dingen kunnen totaal uit de hand lopen. Dan waren daar wellicht geen kwade bedoelingen bij, maar het resultaat was wel dat er hele erge dingen hebben plaatsgevonden. Pas daar ook mee op, jongelui. Ook ouderen trouwens. Maar je kunt elkaar ook kwetsen door woorden. En als je het niet door woorden doet, dan kun je het ook door gebaren en door je blikken doen. U weet wellicht dat de meeste communicatie verloopt via gebaren. Achter iemands rug om, weet u wel, terwijl hij het zelf even niet in de gaten heeft. Of even lachen als iemand ten onrechte een fout maakt. Of iemand die al zwak staat nog even een duwtje geven met een lelijk woord. Ook op basisscholen en middelbare scholen wordt dit gebod met voeten getreden. Denk aan jongeren die elkaar pesten. Er verschijnen regelmatig artikelen over in de krant. Soms kan pesten tot zeer ernstige zaken leiden. Sommige kinderen worden er wanhopig van. Laten we daar niet aan meedoen. Gij zult niet doodslaan. God legt aan Zijn christenen een plicht op om daar niet aan mee te doen, elkaar niet te haten, niet te kwetsen, met daden, instrumenten, woorden of gebaren. Ook in het verkeer is dit heel belangrijk! Trouwens, even tussendoor, hoe weet je of iemand bekeerd is, of hij God vreest? Hoe kun je dat toetsen? Vraag maar eens of iemand een stukje met de auto wil rijden. ‘Kom, laten we eens een stukje gaan rijden met de auto.’ En dan kijk je eens, als iemand twintig, vijfentwintig kilometer heeft gereden, hoe hij zich gedraagt op de weg, hoe hij zich gedraagt in moeilijke verkeerssituaties, hoe hij zich gedraagt rond voorrangsregels. Nu zegt u misschien: ‘U moet niet zo kinderachtig zijn.’ God is de Hartenkenner. Hij is de Nierenproever. God weet precies wat wij bedoelen. En God zoekt naar waarheid in uw binnenste. Voelt u waarom Russische christenen destijds in het Oostblok voordat ze in de auto stapten een gebed deden? Nu zal ik dat hier niet bepleiten. We moeten opletten dat we wel gewoon blijven doen. Maar toch, wel een gedachte om over na te denken: voordat je in de auto stapt een gebed doen en wanneer je in je auto rijdt je afhankelijk te weten van de Heere en ook je plicht te verstaan, om een ander niet te kwetsen. En tenslotte: met daden doden. Dan denken we aan Kaïn die zijn broer Abel doodde. Dat is dus mogelijk. ‘Ja’, zegt u, ‘dat is toch erg, die geschiedenis uit Genesis 4, dat is

Ds. W. Visscher – Het zesde gebod

www.prekenweb.nl 6/12

onbegrijpelijk.’ Vindt u dat onbegrijpelijk? Wees eens eerlijk, vindt u dat onbegrijpelijk wat in Genesis 4 staat? Durft u dat echt te zeggen? Gemeente, als God mij loslaat, als God de boosheid die er in mijn hart zit niet tegenhoudt, dan kunt u maar beter weg gaan, want dan ben ik in staat om de meest verschrikkelijke dingen te doen. Die geschiedenis van Kaïn en Abel staat ook in de Bijbel om ons te laten zien waartoe nu een gevallen mens in staat is als God hem loslaat. Dan is hij niet alleen af en toe tot erge dingen in staat, maar dan is hij tot alles in staat. U hoeft de krant maar te lezen om daar dag in dag uit mee geconfronteerd te worden. In de Tweede Wereldoorlog hebben ze in Duitsland Joden vermoord. En in Afrika doen zich nu ook zulke dingen voor. En er sterven wereldwijd per uur duizend kinderen vanwege de honger. En wij eten en drinken en zijn vrolijk… Voelt u dat dat niet klopt? Ik weet ook niet hoe je het allemaal op moet lossen. Een miljard mensen op deze wereld lijdt honger, per uur sterven er duizend kinderen van de honger, en dat mede ter wille van de instandhouding van de welvaart in de westerse wereld. Wat dat betreft ligt er zeker een oordeel op de westerse wereld in het algemeen. Maar daar gaan we nu niet verder over spreken. Bent u inmiddels ook al een moordenaar geworden? Hebt u het failliet ook al gezien in uw eigen leven? Waarom laat God die wet eigenlijk preken, ook in het stuk van de dankbaarheid? In de eerste plaats om ons te leren wat Gods wil is en in de tweede plaats om ons te tonen hoeveel wij aan Christus te danken hebben. Dat Hij voor zulke zondaren de dood in wilde gaan en dat Hij op deze wereld kwam om de wet van God, ook dat zesde gebod, volkomen te gehoorzamen. Onthoud dat eens even, dat die geboden worden gepreekt om ons bekend te maken met Gods wil en in de tweede plaats om ons te leren hoeveel de kerk des Heeren te danken heeft aan Christus. Hij heeft Gods geboden volmaakt onderhouden, tot heil van Zijn kerk. Dat waren de moorddadige daden. Nu kunnen we een stapje verder gaan en dan kunnen we ook eens nadenken over de middelen waarmee je moorddadige daden kunt uitvoeren. Neem een moordaanslag. Dat kan met een mes of met een pistool. Dan is dat mes of dat pistool het middel waardoor die boze daden worden gedaan. Heeft de Heidelberger het ook over messen en pistolen? Nee. De Heidelberger behandelt de wet op een geestelijke wijze. Dat betekent dat de Heidelberger veel dieper gaat. Wat zijn dan die instrumenten waarmee die moorddadige dingen tot stand komen? Dan kijken we weer eens in ons antwoord: ‘Dat ik mijn naaste niet met gedachten…’ Daar zouden we al een hele tijd over na kunnen denken, wat er in je gedachten in relatie tot God en in relatie tot je naaste allemaal aan verschrikkelijke moordzucht om kan gaan. ‘Ik kan die man niet luchten of zien.’ Hebt u dat ook wel eens? Komt dat ook wel eens op in uw gedachten? Soms terwijl we er voor het oog eigenlijk een heel gewoon gezicht bij zetten. Moord in onze gedachten… Weet u wat u niet vergeten moet? God is de Hartenkenner. Hij weet precies wat u denkt. U kunt God niet bedriegen. Je naaste kun je bedriegen en je kunt jezelf bedriegen, maar God bedriegen kan niet. De minste boze gedachten en de minste hatelijke, onterende, kwetsende gedachten zijn bij God bekend. Wat een aangrijpende gedachte!

Ds. W. Visscher – Het zesde gebod

www.prekenweb.nl 7/12

Gij zult niet doodslaan. De Heidelberger voegt er nog aan toe: met woorden. Ik heb net al gezegd: zoals blikken kunnen doden, kunnen woorden ook doden. Woorden kunnen raken. Er zullen hier in de kerk ook mensen zitten die voor hun leven gekwetst zijn, omdat iemand anders hen bewust of onbewust, met een zin of met een woord of met een opmerking heeft geraakt tot in het diepst van hun ziel, terwijl er niet eens reden voor was. Waarom is er zoveel psychologische en psychiatrische hulp nodig? Omdat mensen soms met woorden elkaar kunnen wegzetten, in gezinnen, in families, in het onderlinge contact op het werk of in de straat, waardoor er jaren later nog problemen uit ontstaan. Doet u daar ook aan mee? Wat hebben we toch veel te verantwoorden als we straks voor God verschijnen. Dit gebod daalt af naar de diepte, naar de werkelijkheid van ons bestaan. We kunnen moorden met gebaren. Ik had het al over de auto, wat daar allemaal in kan gebeuren. En zo kan ik nog wel een aantal zaken noemen. Onze jonge mensen weten er vast veel meer dan ik. En misschien de ouderen ook wel. Kwetsen, doden, met gebaren… En tenslotte: met de daad. Dat zijn dingen die in de krant staan. Er staat ook een heleboel níet in de krant. En nogmaals, als God iemand loslaat is hij tot alles in staat. Daar hebt u nu de gevallen mens en daar hebt u de eis van Gods geboden. Moeilijk, hè? Jawel. Voor onze gevallen natuur is het onmogelijk om de wet te houden. Toch is er uitkomst. Er is er Eén geweest Die dit gebod heeft onderhouden vanaf Zijn geboorte tot op het kruis van Golgotha. Hij heeft voor Zijn vijanden gebeden. De Heere Jezus kon zeggen: Wie van u overtuigt Mij van zonde? (Joh.8:46) Ook als we wijzen op hetgeen de Heere verbiedt, dan moeten daarbij toch steeds wijzen op de grote Wetsvervuller. Jezus heeft vrijwillig en met een volkomen overgave van Zijn heerlijk bestaan, ook dit gebod volkomen onderhouden. U dan die gelooft, is Hij dierbaar (1 Petr.2:7). Gods kinderen hebben de Heere Jezus niet zo af en toe nodig, ze hebben Hem dágelijks nodig. Om elke keer weer verzoening te ontvangen door Zijn bloed en kracht uit Hem om naar hun plicht te leven. Denk erom: verzoenend bloed is nooit een excuus. Het is niet zo van: ‘Och, laat ik maar zondigen, want de Heere vergeeft de zonden.’ Nee, verzoening heeft altijd kracht die aanspoort tot een nieuw leven, een leven in gehoorzaamheid. Een leven in onderwerping aan Gods geboden. We gaan eerst zingen, Psalm 119 vers 83:

Wat vrêe heeft elk die Uwe wet bemint; Zij zullen aan geen hinderpaal zich stoten. Ik HEER’ die al mijn blijdschap in U vind, Hoop op Uw heil met al Uw gunstgenoten; ‘k Doe Uw geboôn oprecht en welgezind, Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten.

Ds. W. Visscher – Het zesde gebod

www.prekenweb.nl 8/12

Gij zult niet doodslaan. We hebben nagedacht over wat God verbiedt. En dan ziet u in antwoord 105 nog een aantal andere dingen die aan de orde komen: dat ik ook mezelf niet kwetse, mezelf niet moedwillig in enig gevaar moet begeven, en dat de overheid het zwaard draagt om de doodslag te weren. Allemaal zaken die nadere uitleg vereisen. De overheid is geroepen om het kwaad te weren en om het kwaad te bestraffen. Het kwaad moet gestraft worden naar de norm van de gerechtigheid. Dat geldt ook in de eenentwintigste eeuw. In de tweede plaats moeten we ook op onszelf letten. In dit verband is het voor ons allen erg belangrijk om voorzichtig te wandelen en om onze weg wel aan te stellen, maar bovenal om te luisteren naar de Heere en naar Zijn Woord. Even een klein verhaaltje voor onze jonge mensen. Het gaat over mijn grootvader van mijn moeders zijde. Hij was een wijze man, een visserman uit Urk. Je vroeg wel eens aan opa: ‘Mag je dit en mag je dat?’ Dat is zo bij het opgroeien. Dan heb je altijd van die vragen over wat je wel en niet mag. Opa zei altijd: ‘Jongen, alles mag, als je God er maar mee kunt ontmoeten, als je er maar mee kunt sterven.’ Ik zou zeggen, jongelui, dat geldt ook vandaag. Het geldt voor jong en oud. Het geldt bij alles wat we doen of laten. Laten we er van doordrongen zijn dat we God moeten ontmoeten. Dan mag en kunt u zelf verder invullen wat de oprechte christelijke levenswandel is. We gaan verder naar antwoord 106. We zijn nog steeds bezig met die doodslag; de doodslag als daad, de doodslag en de instrumenten, en de doodslag en de wortel. Die wortel is bekend. Waarom wordt er een moord gepleegd? Soms gaat het om geld; dan is er een roofmotief. Er zijn ook allerlei andere motieven denkbaar. Gekwetste eer, bijvoorbeeld. Welke dingen noemt onze Heidelberger? Kijk maar. De wortel van de doodslag, die God haat, is in de eerste plaats nijd. Dat we nijdig zijn op iemand in onze omgeving, terecht of ten onrechte. Kaïn was boos op zijn broer Abel. Waarom? Wel, Abel bracht een offer dat de Heere aangenaam was, en Kaïn deed dat niet. Daarom werd Kaïn nijdig. Vervolgens: haat. Er zit als het ware een opklimming in. Nijd begint vaak met een zekere afgunst en dat gaat dan over tot haat en dan wordt dat toorn en tenslotte wraakgierigheid. Dan kunnen we bijna niet slapen van onze lelijke gedachten. Dan zullen we de ander met gelijke munt betalen. Wrok kan ons leven beheersen. Dat is erg. Ook dat wordt door God als een doodslag gerekend. De catechismus daalt weer af in de diepte. De wet des Heeren komt bij de wortel van ons bestaan. En dan is er aan onze kant enkel schuld. Dan blijft er in het evangelie voor schuldige mensen maar één antwoord over: Christus de Zaligmaker. We hebben kort iets gezegd over wat God verbiedt. U weet, in al de geboden is een verbiedende maar tegelijk ook een gebiedende component. Wat gebiedt God nu? We lezen in antwoord 107 dat het niet genoeg is om onze naasten niet met woorden of daden te onteren. God wil dat we op een positieve wijze Zijn geboden onderhouden. Wat is de positieve opdracht van het zesde gebod? Wat is de plicht die vanuit het

Ds. W. Visscher – Het zesde gebod

www.prekenweb.nl 9/12

evangelie en vanuit de wet des Heeren als regel van de dankbaarheid voor de gemeente van God in deze wereld geldt? Waardoor zou deze wereld nu weer jaloers worden op de kerk? We hebben het tegenwoordig over de werfkracht van de kerk. ‘Er gaat niets meer uit van de kerk en er is geen werfkracht.’ Dat is een hele bekende uitspraak. En om die werfkracht te vergroten zouden bijvoorbeeld allerlei activiteiten moeten worden ondernomen. Nu ben ik op zich niet tegen bepaalde activiteiten, integendeel. Evangelisatie is heel goed. Maar weet u wat nu het mooiste en het meest Bijbelse zou zijn? Als elke kerkganger en elke christen nu werkelijk zou luisteren naar Gods geboden, en die ook gestalte zou geven in zijn leven. Dan zou het vandaag anders zijn in kerkelijk Nederland. Dan zou de wereld iets zien van het beeld van Christus. ‘O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk.’ En wat is dan de positieve plicht die God vanuit het evangelie oplegt aan Zijn kerk en aan Zijn kinderen? Wat is nu tot eer van God? Wat is nu de werfkracht van de gemeente van God? En waardoor wordt de vrede gesmaakt in je geweten? Luister naar de Heidelberger. In de eerste plaats: God gebiedt dat wij onze naasten liefhebben als onszelf. Ik heb net al verteld wie de naaste is. Dat is iedereen die we op onze levensweg ontmoeten. Dat begint trouwens niet ver weg, dat begint heel dichtbij. Dat begint in je huwelijk als je getrouwd bent, dat begint in je gezin, dat begint in je familie, dat begint bij je collega’s. Daar vinden we onze naaste. Heel concreet en heel dichtbij. Die naaste moeten we op een Bijbelse wijze liefhebben. Liefhebben betekent: innerlijk waarderen, innerlijk hooghouden, een innerlijke betrekking op iemand hebben. Onze naaste behoren we lief te hebben als onszelf. Dat is de eis van Gods liefdewet. Dat we in iedereen een medereiziger zien die met ons meereist naar Gods rechterstoel. Dat we onze naasten beminnen, dat we die liefhebben als onszelf. Wat zelfliefde is hoef ik niet te vertellen. Dat weet iedereen. Elke notaris kan u vertellen wat zelfliefde is, als het gaat over geld en goederen waar mensen soms de meest verschrikkelijke ruzies over kunnen krijgen. Want door de zonde zit ieder mens vol met verkeerde zelfliefde. Elk mens heeft echter een zekere gezonde zelfliefde. Daarom zijn mensen ook voorzichtig met hun lichaam of met hun leven. Wat draagt de Heere nu op? Dat we onze naaste liefhebben zoals onszelf. Dat is de opdracht vanuit het zesde gebod: Gij zult niet doodslaan. En of die naaste nu een allochtoon of een autochtoon is, of het nu een vervelend iemand is of een prettig iemand, of het iemand is die rijk is of arm, of het iemand is van wie ik wat terug kan krijgen of niet, dat maakt allemaal niet uit. God vraagt dat ik mijn naaste liefheb zoals de Heere Jezus Zijn medemensen liefhad. Dat is de opdracht die klinkt in het zesde gebod. De Heere Jezus bad voor de soldaten die Hem kruisigden. De Heere Jezus genas mensen die niet in Hem geloofden. De Heere Jezus gaf aan zondige mensen alles wat ze nodig hadden. Hij had Zijn naasten lief als Zichzelf. Nee, meer nog: Hij heeft Zichzelf gegeven, niet voor Zijn vrienden, maar voor Zijn vijanden.

Ds. W. Visscher – Het zesde gebod

www.prekenweb.nl 10/12

God heeft Zijn Zoon gegeven. Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgeven. (Rom.8:32). Vijanden worden met God verzoend. Dat is evangelie. Het evangelie is niet te begrijpen. Het evangelie wordt ons verkondigd. En Gods kinderen gaan dat evangelie bewonderen, geloven en er naar leven. Je naasten liefhebben als jezelf… Hoe krijgt die naastenliefde gestalte? Een paar woorden worden dan genoemd. Kijk maar mee. Dat ik jegens hem geduldig ben. Mensen in je omgeving kunnen soms domme dingen doen. Maar als we geduldig zijn, dan leggen we het nog een keer uit en nog een keer… Petrus kwam een keer bij de Heere met een vraag: ‘Heere, hoe vaak moet ik mijn broeder nu vergeven? Zeven maal?’ U weet het antwoord: ‘Zeventig maal zeven maal!’ Elke keer weer opnieuw. De hoge God daalt in Christus zo laag af, zeventig maal zeven maal… Gemeente, het evangelie is de boodschap van redding. Het is ook een vernieuwende kracht, waardoor dit soort dingen in beginsel gestalte krijgen. We spreken wel eens over de armoede van de kerk, en over een grauwsluier over de kerk en dat er zo weinig geestelijk leven is. Het zijn dingen die zeker waar zijn. Het is een moeilijke tijd, een geesteloze tijd. Maar hoe is dat toch zo gekomen? Zou ongehoorzaamheid aan de geboden van God en het ontbreken van de tere vreze Gods niet een belangrijke oorzaak zijn? Omdat dit soort eenvoudige dingen uit de Heidelberger wellicht heel spaarzamelijk of misschien ook níet worden beoefend? In de vroegchristelijke kerk werden ze beoefend. Als Gods kerk bloeit, dan worden dit soort dingen beoefend, werkelijk beoefend. Beoefenen wij ze ook, door Gods genade? Het is onze dure plicht om geduldig, vreedzaam, zachtmoedig, liefdevol met onze naasten om te gaan. Misschien hebt u een collega die altijd bars en vervelend is. Dan komt er in ons altijd iets op van: ik zal hem eens een keer… Zacht van gemoed, zachtmoedig zijn, betekent echter het tegenovergestelde. Dan zijn we bewogen met onze naaste. Dat leert het evangelie. Dat is de plicht vanuit het evangelie. We lezen ook het woord ‘barmhartigheid’. Barmhartigheid gaat in de Bijbel terug naar het innerlijke. Het gerommel van Gods ingewand. Innerlijk bewogen… Weet u, wij zijn langzamerhand allemaal mensen die in mooie huizen wonen en we hebben allemaal een zekere welstand bereikt. Een gemiddeld gereformeerd gemeentelid behoort een beetje tot de rijkere laag in de samenleving. Velen hebben het eigenlijk best heel goed, naar het aardse. Mensen die van de bijstand moeten rondkomen, of nog minder: mensen die zomaar een beetje aan de rand van de samenleving bivakkeren, die komt u misschien wel tegen, maar daar loopt u gauw bij weg. Dat past niet zo bij ons… Hoe gaan we om met zulke medereizigers naar de eeuwigheid? Wat doen we als zulke mensen ons pad kruisen? Kijken we op hen neer? Barmhartigheid is bewogenheid met anderen. Weet u wat u dan altijd moet denken? Als nu vandaag de Heere Jezus komt op de wolken van de hemel, en als ik nu vandaag met deze persoon ga sterven en God ga ontmoeten, dan staan we daar precies hetzelfde. Of u nu arm of rijk bent, of u nu een

Ds. W. Visscher – Het zesde gebod

www.prekenweb.nl 11/12

belangrijke positie in de samenleving hebt ingenomen of niet, of je nu Julius Caesar, Alexander de Grote of Willem van Oranje, was, het maakt allemaal geen verschil. Voor God geldt er maar een verschil: bent u in Christus of bent u buiten Christus? Buiten Christus bent u een vijand en in Christus bent u een kind van God. Zo scherp ligt het in de Bijbelse boodschap. Zo scherp moeten we het ook prediken en leren. Dat is heilzaam. Als we naast al onze medemensen gaan staan in het licht van de eeuwigheid, en als de eeuwigheid drukt op ons leven, dan wordt het niet moeilijk om naast de grootste zondaar op aarde te gaan zitten. Want dan hebben we allebei hetzelfde nodig. Voelt u dat? De Heere Jezus zegt: ‘Ik zat in de gevangenis en u hebt Mij bezocht. Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven. Ik was dorstig en u hebt Mij te drinken gegeven.’ ‘Ja maar, Heere, wanneer zat U in de gevangenis, wanneer had U honger en wanneer hebben wij U te eten gegeven?’ Dan zal de Heere tot de rechtvaardigen zeggen: ‘Als u dat een van deze minsten hebt gedaan, dan hebt u dat Mij gedaan. En als u dat een van deze minsten niet hebt gedaan, dan hebt u dat Mij ook niet gedaan.’ U kunt het lezen in Mattheüs 25. Het zijn de woorden van de Zaligmaker Zelf. We lezen ook over vriendelijkheid. Dat hoef ik natuurlijk verder niet uit te leggen. Nog even terug naar het doel van dit gebod: om die te doen uit dankbaarheid. Dat er een reuk van Christus zij in ons leven. Dat mensen zien dat het goed is om de Heere te dienen en om in Zijn wegen te wandelen. Onze Heidelberger gaat verder: ‘Zijn schade, zoveel als ons mogelijk is, afkeren.’ Je moet maar eens een collega hebben aan wie je een beetje een hekel hebt. En nu maakt hij een grote fout. Dat komt dan mooi uit, denken we. Daar kun je nog eens even over praten. De catechismus oordeelt echter anders: ‘Zijn schade, zoveel als ons mogelijk is, afkeren.’ Weer dat totaal andere. Het evangelie is geen goedkope genade, gemeente. Het evangelie is dure genade. Genade is duur gekocht. Genade is ook duur, dat betekent: dat vergt ons leven, ook in de beoefening. Dan moeten wij er aan. En dan zegt de Heere Jezus: ‘Neem Uw kruis dagelijks op en volg Mij!’ Wij maken van het kruis van Christus soms iets heel zoets of moois. Maar dat is het kruis van Christus niet. Het kruis is een houten paal met dikke splinters, heel zwaar en heel moeilijk. Het is een martelwerktuig om misdadigers aan te doden. Dat kruis moet dagelijks worden opgenomen. Dagelijks dat zware kruis dragen… Waarom? Om die grote Kruisdrager achterna te gaan. Gods kinderen hebben dat nodig, om zo te oefenen in zelfverloochening, in bukken en buigen, in achter de Heere aankomen. Het christelijke leven is een heerlijk leven. Niet omdat wij er naar het lichaam zo fijn bij kunnen leven. Nee, dat niet. God spaart vlees en bloed niet, laten we dat onthouden. Maar toch is het leven achter de Heere aan goed en groot. Weet u waarom dat zo’n heerlijk leven is? Omdat je die grote Kruisdrager achteraan mag gaan. Omdat Hij dat kruis draagt en omdat Hij je door alles heen draagt. Hij is de goede Herder Die Zijn leven geeft voor de schapen. Het is mij goed, zegt Asaf in Psalm 73, nabij God te wezen; ik zet mijn betrouwen op de Heere HEERE, om al Uw werken te vertellen (Ps.73:28).

Ds. W. Visscher – Het zesde gebod

www.prekenweb.nl 12/12

En dan tenslotte: onze vijanden. Dat moet u wel goed lezen. Daar wordt niet bedoeld: mensen aan wie ik een hekel heb. ‘Dat is een vijand en dat is een vijand…’ Nee, zo mogen we dit niet lezen. Daar wordt mee bedoeld: mensen die mij vijandig bejegenen, die mij lelijk behandelen. Wat moet ik nu met zulke mensen doen? God vraagt dat wij onze vijanden goed doen! Voelt u hoe hoog de eis van het evangelie gaat? Dit gaat over de levenshouding waaruit wij leven. God eist volmaaktheid. En nu is dat tevens een onmogelijkheid. Want als u dit alles heel rustig overweegt, dan ziet u: wij maken dagelijks schuld. Die schuld moet worden weggenomen. Dat kan alleen door Christus’ bloed. We kunnen niet met openstaande schulden de eeuwigheid ingaan. Dat is verschrikkelijk! Maar als u nu alles tekort komt, dan is er een Jezus Die voor zondige mensen in de wereld is gekomen. En als we dan de pijn van de zonde voelen en als we merken dat aan onze kant alles tekort is, dan wil dit gebod ons ook heen wijzen naar Hem Die het kruis heeft verdragen en de schande veracht, Die aan het kruis van Golgotha voor Zijn vijanden gebeden heeft: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen (Luk.23:34). Dan wil dit gebod ons brengen als een arme, in onszelf veroordeelde zondaar, bij die Heiland Die uit genade zondaren zalig maakt en zondaren vernieuwt. Om nu in Zijn wegen, in Zijn voetstappen te wandelen. Dat is het ware dankbare leven. O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk! Amen. Slotzang: Psalm 133:3 Waar liefde woont, gebiedt de HEER’ de zegen. Daar woont Hij Zelf, daar wordt Zijn heil verkregen, En ‘t leven tot in eeuwigheid.