Het Wachtspoor - Coevorden · het pre-FIS [4] en het FIS [5] van Grontmij en daarvan met name...
Transcript of Het Wachtspoor - Coevorden · het pre-FIS [4] en het FIS [5] van Grontmij en daarvan met name...
Het Wachtspoor Analyse ontwerp en kostenbegroting
Kenmerk/versie: 12005-301
Datum: 26-11-2012
Versie: 3.0
Auteurs: Koos Kannegieter
Opdrachtgever: Gemeente Coevorden
Opdrachtnemer: Com-eet Consultancy BV
Pag. 2/27
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord ........................................................................................................................... 3
Samenvatting ...................................................................................................................... 4
1 Inleiding ......................................................................................................................... 5
1.1 Achtergrond .............................................................................................................. 5
1.2 Opzet .......................................................................................................................... 5
1.3 Doelstelling ................................................................................................................. 5
1.4 Versie beheer ............................................................................................................. 5
2 Ontvangen informatie .................................................................................................. 6
3 Analyse Client ReQuirement Specification ................................................................ 7
3.1 Algemene indruk ....................................................................................................... 7
3.2 Omschrijving huidige situatie ................................................................................... 7
3.3 Beschrijving en validatie Business Objectives ........................................................ 7
3.4 Stakeholder analyse ................................................................................................. 8
3.5 Eisen beschrijving ...................................................................................................... 8
4 Analyse referentie ontwerp ....................................................................................... 11
4.1 Algemeen ................................................................................................................ 11
4.2 Uitgangspunten ....................................................................................................... 11
4.3 Ontwerp Railverkeerstechniek .............................................................................. 11
4.4 Ontwerp Baan en Civiel ......................................................................................... 12
4.5 Ontwerp Tractie- en Energievoorziening ............................................................. 13
4.6 Ontwerp Treinbeveiliging ....................................................................................... 13
4.7 Ontwerp kabels en leidingen ................................................................................ 13
4.8 Geotechniek ............................................................................................................ 14
4.9 Logistiek Plan ............................................................................................................ 15
4.10 Risico’s ....................................................................................................................... 15
5 Analyse kostennota .................................................................................................... 16
5.1 Kostennota ProRail .................................................................................................. 16
5.2 SSK raming ................................................................................................................ 18
6 Conclusies en aanbevelingen .................................................................................. 22
6.1 Conclusies ................................................................................................................ 22
6.2 Aanbevelingen ........................................................................................................ 23
Literatuurlijst ....................................................................................................................... 26
Verklarende woordenlijst ................................................................................................. 27
© 2012 Comeet consultancy BV: alle rechten voorbehouden. Aan dit document en de inhoud van dit document kunnen geen rechten worden
ontleend.
Pag. 3/27
VOORWOORD
Met veel plezier hebben wij als Com-eet Consultancy B.V. de documenten gereviewd voor u.
De inhoud van de nieuwe versie van de kostennota van ProRail, de CRS en de FIS zijn
beoordeeld zoals u ons verzocht heeft. Onze bevindingen zijn in dit rapport weergeven.
Bij de beoordeling hebben wij getracht altijd opbouwend commentaar te leveren. Hierbij is
ook zoveel mogelijk rekening gehouden met het commentaar van ProRail op onze eerste
rapportage.
Ir. Koos J. Kannegieter, 2012
Pag. 4/27
SAMENVATTING De 4 hoofdvragen in dit rapport zijn:
1. Beschrijft de CRS de klantvraag accuraat en wordt de functionaliteit van het
wachtspoor herkenbaar beschreven?
2. Is het FIS van Grontmij volledig en dekkend en wat zijn de verschillen met het Pre-FIS?
3. Is de begroting van ProRail en de SSK onderbouwing van Grontmij reëel (prijsniveaus,
aantallen en marges) en wat zijn de verschillen met de eerdere versie?
4. Strategisch advies ten aanzien van de samenwerking gemeente/provincie en ProRail
inzake investerings- en onderhoud/exploitatiekosten.
Het CRS beschrijft de klantvraag niet accuraat en is nog niet geschikt als document waarmee
de stakeholders eisen geborgd en gevalideerd kunnen worden.
Dit komt doordat en veel technische uitwerkingen in de CRS staan. Het lijkt meer op een
combinatie van een CRS en een SRS. Ook is de uitwerking van de validatie verschoven naar
een later stadium binnen het project want niet terecht is. Wat de CRS duidelijk mist is het
aantal stakeholders zoals het Waterschap, de omwonenden, omliggende bedrijven en de
brandweer. Ook worden niet alle Business Objectives van de klant benoemd.
ProRail heeft dit in het overleg van 19-11-2012 bevestigd en aangegeven dat het
commentaar herkenbaar was en dat er een nieuwe versie van de CRS volgt.
Het FIS van Grontmij is niet geoptimaliseerd ten opzichte van het Pre-FIS en daardoor niet
volledig en dekkend.
Er zijn beperkte aanpassingen van het FIS tegenover het Pré-FIS terwijl er nu wel een CRS
beschikbaar is. In het ontwerp ontbreken nog steeds trade-off matrices; op geen enkele wijze
worden optimalisaties beschouwd binnen de gekozen variant 5A. Het is dan ook niet duidelijk
of het gepresenteerde ontwerp het meest optimale is.
De nieuwe kostennota van ProRail kent in tegenstelling tot de SSK raming een toename van
de investeringskosten waarbij de onderbouwing ontbreekt. Beide begrotingen kennen verder
een opstapeling van risico’s waardoor ze geen toegevoegde waarde hebben.
ProRail komt met een forse verhoging van de kosten, terwijl de SSK raming van Grontmij maar
beperkt toeneemt. Daar komt ook nog eens bij dat er bij de SSK raming van Grontmij een
optelfout is gemaakt van € 150.000--. Verder bevatten beide documenten een opstapeling
van risico’s die geen relatie meer hebben op de werkelijke kosten. Er wordt risico op risico
gecalculeerd wat niet nodig is.
Daarnaast is de probabilistische raming van ProRail is niet onderbouwd met een invoerblad
waardoor de meerwaarde minimaal is. De opgave dat de waarden ook slechts een
trefzekerheid hebben van 70% doet de waarde voor de gemeente Coevorden en de
provincie Drenthe nog verder dalen waardoor er geen zekerheid is op een bovengrens van
de investering. In onze opinie kan er beter met een deterministische waarde +/- 30% gewerkt
worden.
ProRail heeft in het overleg van 19-11-2012 inzicht gegeven in de opbouw.
Strategisch advies is om een samenwerkingsverband aan te gaan met ProRail die niet
risicodragend is. Daarnaast binnen dit verband zoeken naar een grotere vrijheid van
handelen van de gemeente Coevorden en de provincie Drenthe.
In onze opinie is het belangrijk om elkaar te respecteren en samen met ProRail te zoeken
naar een samenwerkingsverband waarin ProRail geen risico hoeft te dragen en de
gemeente Coevorden en de provincie Drenthe meer vrijheid krijgen om binnen de kaders
van de spoor wet- en regelgeving zelf het werk aan te besteden en te begeleiden.
Pag. 5/27
1 INLEIDING
1.1 Achtergrond
De gemeente Coevorden en de provincie Drenthe willen graag Coevorden als
overslagplaats van o.a. containers promoten. Om hier vorm aan te geven worden
aanvullende spooraansluitingen fasegewijs gerealiseerd:
Aanleg wachtspoor;
Spoorbrug;
Aanleg van de boogverbinding.
Deze rapportage beperkt zich tot het wachtspoor.
Com-eet Consultancy is verzocht door de gemeente Coevorden en de provincie Drenthe
om de ontwerpdocumenten van Grontmij en de bijbehorende kostennota van ProRail te
beoordelen. Het gaat in deze versie van het rapport om de beoordeling van de nieuwe
kostennota van ProRail, de CRS en de FIS inclusief bijlagen.
1.2 Opzet
Het document is als volgt opgebouwd:
In hoofdstuk 2 wordt de levering van producten beschreven;
In hoofdstuk 3 staat de analyse van de CRS;
In hoofdstuk 4 staat de analyse van het referentie ontwerp;
In hoofdstuk 5 staat de analyse van de kosten nota;
In hoofdstuk 6 zijn de conclusies en aanbevelingen verwoord.
1.3 Doelstelling De doelstelling van dit rapport is om een beoordeling te geven over de volgende
documenten: kostennota ProRail, de CRS en het FIS, inclusief bijlagen.
De centrale vraagstellingen daarbij zijn:
Beschrijft de CRS de klantvraag accuraat en wordt de functionaliteit van het
wachtspoor herkenbaar beschreven?
Is het FIS van Grontmij volledig en dekkend en wat zijn de verschillen met het Pre-FIS?
Zijn de begroting van ProRail en de SSK onderbouwing van Grontmij reëel
(prijsniveaus, aantallen en marges) en wat zijn de verschillen met de eerdere versie?
Ook leveren wij strategisch advies ten aanzien van de samenwerking gemeente/provincie en
ProRail inzake investerings- en onderhoud/exploitatiekosten.
De doelgroep van dit document is de gemeente Coevorden en de Provincie Drenthe.
1.4 Versie beheer
Versie Datum Opsteller Wijzigingen
1.0 31-08-2012 Ir. K.J. Kannegieter Definitief ter acceptatie
2.0 17-10-2012 Ir. K.J. Kannegieter Definitief
3.0 26-11-2012 Ir. K.J. Kannegieter Nieuwe versie met CRS, FIS en
updates; definitief ter acceptatie
Pag. 6/27
2 ONTVANGEN INFORMATIE Door Com-eet is de volgende informatie ontvangen:
[1] Concept_kostennota_Cv_wachtspoor_versie_05-07-2012 opgesteld door ProRail;
[2] Kostennota_Coevorden_wachtspoor definitief opgesteld door ProRail.
[3] CRS Coevorden Wachtspoor Definitief;
[4] Coevorden Rapportage Referentieontwerp 2.0 - 02-07-2012 inclusief bijlagen
opgesteld door Grontmij;
[5] Rapportage FIS inclusief bijlagen opgesteld door Grontmij;
[6] Rapport “Voortgangsrapportage 2011 d.d. 18-10-2011”;
[7] Presentatie “Spoorboog Coevorden 9 februari 2012”;
[8] Rapport “Spoorboog Coevorden HJtB 17-3-2012”;
[9] Review ProRail op het eerdere rapport van Com-eet Consultancy versie 2.0.
Hierbij geldt dat [6] t/m [8] door de gemeente Coevorden en de provincie Drenthe zijn
opgesteld. De kostennota [1] en [2] zijn door ProRail opgesteld op basis van respectievelijk
het pre-FIS [4] en het FIS [5] van Grontmij en daarvan met name bijlage 7, de SSK raming.
Daarnaast heeft er op 19 november 2012 nog een gesprek plaatsgevonden met de
gemeente Coevorden, de provincie Drenthe en ProRail. Hierbij is aanvullend uitleg gegeven
op met name de CRS en de onderbouwing van de kostennota.
Pag. 7/27
3 ANALYSE CLIENT REQUIREMENT SPECIFICATION
3.1 Algemene indruk Bij het FIS is door ProRail een CRS meegeleverd. CRS staat voor Client Requirement
Specification; in het Nederlands Klanteisenspecificatie.
Het doel van een CRS is helder door ProRail beschreven in paragraaf 2.1. Opvallend is dan
ook dat in de rest van het document er een beschrijving ontstaat die ergens tussen een CRS
en een SRS inzit. Het is voornamelijk een technisch georiënteerd document.
Positief is het stakeholdersoverzicht (paragraaf 6.1) en de aanzet om te komen tot klanteisen
(paragraaf 9.1 en verder). Daarnaast kan gesteld worden dat de Business Objectives van de
klant (deels) verwoord zijn in hoofdstuk 4.
3.2 Omschrijving huidige situatie Opvallend is dat de huidige situatie beschreven wordt vanuit een technisch standpunt en
niet vanuit de Business Objectives van de klant. Er is vooral veel aandacht voor de
geografische situatie en de spoorlay-out ter plaatse. Tevens wordt hier een melding gemaakt
van het gegeven dat door de aanwezigheid van de bestaande overwegen (klaarblijkelijk
tussen Marienberg en Coevorden) de treinlengte beperkt is tot 590 meter. Hieruit kan worden
geconcludeerd dat dit gevolgen heeft voor treinen met een lengte langer dan 590 meter.
Hiervoor dienen overwegen e.d. ook aangepast worden. In principe heeft dit niets te maken
met de uitbreiding van een huidig wachtspoor. Wat bij de beschrijving van het spoor
ontbreekt is de grafische weergave van de ‘spoordriehoek’ zoals tekstueel beschreven in
paragraaf 3.1 en 3.2.
3.3 Beschrijving en validatie Business Objectives In hoofdstuk 4 staan een aantal Business Objectives beschreven:
1. Komen tot een opstelruimte van 750m (1) waardoor het vervoer over het spoor
economisch gunstiger wordt (2).
2. Het verplaatsen van de rangeerbewegingen buiten het centrum van Coevorden,
leidend tot grotere veiligheidszones (3).
Ontbrekend zijn in onze visie in ieder geval:
1. Het vergroten van het aantal treinbewegingen van de Euroterminal naar
(bijvoorbeeld) de Kijfhoek.
2. Vereenvoudiging van de rangeerbewegingen rondom de Euroterminal die leiden tot
lagere overall kosten.
3. Het vergroten van het imago van de vervoersmodaliteit spoor ten gunste van vervoer
over de weg; de dry-port Coevorden.
Bovenstaande kan nog worden aangevuld met het vergroten van de werkgelegenheid
binnen de gemeente Coevorden als een hoger doel.
De relatie van hoofdstuk 5 met het onderwerp CRS ontbreekt. De doelstelling van het CRS is
om de belangen van de klant vorm te geven en te verwerken in een concreet ontwerp (SRS
en verder).
Pag. 8/27
In hoofdstuk 7 wordt gesproken over verificatie en validatie. Dit issue wordt doorgeschoven
naar de volgende ontwerpfase. In onze visie onterecht. Het is cruciaal om in de CRS fase de
validatie van de klanteneisen vorm te geven. Achterliggende reden is dat bij infrastructurele
projecten er te snel doorgestapt wordt naar de technische oplossingsruimte waardoor de
hoger liggende doelstellingen vergeten worden.
De CRS dient tenminste te beschrijven:
Hoe geborgd wordt dat de klanteisen correct verwoord worden in de SRS (overgang
CRS naar SRS);
Hoe aan het einde van de V-matrix aangetoond wordt dat met het gebouwde ook
daadwerkelijk voldaan wordt aan de klanteisen;
Hoe afwijkingen tussen de klanteisen en het gebouwde gecommuniceerd worden en
overeengekomen worden.
3.4 Stakeholder analyse In paragraaf 6.1 is een opsomming weergeven van de betreffende stakeholders. Onduidelijk
hierbij is of dit volledig is. Het waterschap is bijvoorbeeld een stakeholder die wij zouden
verwachten. Ook ontbreken de omwonenden/omliggende bedrijven de OHD’s zoals de
brandweer.
Daarnaast is het onduidelijk in hoeverre deze stakeholders daadwerkelijk benaderd zijn.
Arriva en overige goederenvervoerders worden hier genoemd als stakeholders. Voor Arriva
betreft dit een kritische succesfactor. In de verdere uitwerking ontbreken deze belangen en
succesfactoren. Daarnaast kan verwacht worden dat ProRail V&D de belangen behartigd
van andere c.q. alle vervoerders. Dit gebaseerd op de noodzakelijke functionaliteiten. In die
zin zouden deze stakeholders ontkoppelt kunnen worden.
Indien gebouwd wordt op de standaard vrijgegeven voorschriften mag je veronderstellen
dat ILT geen kritische succesfactor is. Het betreft een eenvoudige uitbreiding en geen nieuwe
lijn, mochten we veel noviteiten toepassen dan wordt dit mogelijk anders. Mogelijk dat dit
voor de brug en de sporen op de Euroterminal anders is in combinatie met de Bentheimer,
voor ProRail behoort dit mijns inziens niet te gelden.
3.5 Eisen beschrijving In het document staan op diverse plaatsen beschrijvingen van eisen. In paragraaf 6.2 staan
zelfs een aantal technische eisen zoals een h.o.h. afstand van 4,6 m. Dergelijke eisen horen in
het SRS. Tevens wordt hier vermeld dat het dient te voldoen aan de Robuust Spoor
ontwerpeisen. Er wordt geen verklaring gegeven voor dit begrip, ook is niet duidelijk wat er
afwijkt van de huidige ontwerpvoorschriften.
Ruimtelijke reservering is nodig voor een extra spoor. Veronderstelt kan worden dat het
draagvlak hiervoor afdoende is. De voorziene uitbreiding middels damwanden zou derhalve
niet noodzakelijk zijn. Met uitzondering voor mogelijke locatie waar een straatkast en
relaiskast dient te komen.
Er wordt beschreven dat het opbouwen en afbouwen van de elektrische locomotief buiten
het hoofdspoor dient plaats te vinden. Dit is in principe niet relevant omdat de elektrische
locomotief onderdeel zou zijn van de “shuttle met wagons”.
In hoofdstuk 8 staan uitgangspunten. Blijkbaar zijn dit de stakeholder eisen van de gemeente
Coevorden zoals gesteld in het vooronderzoek?
Technisch inhoudelijk: bij de uitgangspunten onder de 3e bullit is gesteld dat de
goederentrein het wachtspoor dient te kunnen benaderen met 80 km/uur. Dit is een
duidelijke klanteneis. Bij vertrek van het wachtspoor staat echter dat de goederentrein bij
Pag. 9/27
vertrek een snelheid > 45 km/uur dient te hebben. Uitgaande van het feit dat een
goederentrein vanuit stilstand het wachtspoor verlaat, is dit een bijzondere eis en in onze
mening niet in alle omstandigheden realiseerbaar.
Bovendien blijkt uit de geleverde BUP modellen niet dat een dergelijke trein met betreffende
aanvangssnelheid het bestaande treinverkeer hindert. Er wordt specifiek verwezen naar de
noodzaak van een interface tussen de beveiliging van beweegbare brug en de beveiliging
van ProRail.
In hoofdstuk 9 worden de stakeholders eisen beschreven. In de 2e paragraaf van hoofdstuk 9
staat de opmerking: “voor een definitief ontwerp zal de CRS moeten worden aangevuld met
meer gedetailleerde eisen”. Dit is opmerkelijk gezien paragraaf 2.1 van het CRS. Dit zou
suggereren dat de CRS een document is wat continu in beweging is en in iedere fase weer
aangepast wordt. Dit is onwenselijk. Uiteraard kunnen er afwijkingen ontstaan gedurende het
project, maar de stakeholderseisen dienen in het CRS ‘bevroren’ te worden.
In paragraaf 9.1 worden de eisen gerangschikt per stakeholder. Wat opvallend is, is de
bronvermelding die veelal of leeg is of waar ingevuld staat ‘CRS’. Dit geeft geen informatie.
Het is lastig om de genoemde eisen te koppelen aan de Business Objectives en de originele
stakeholders eisen. De eisen lijken meer een afgeleide te zijn van de originele stakeholders
eisen en hebben veelal een technische insteek.
Opvallend is verder dat er geen stakeholder eisen van de gemeente Coevorden en de
provincie Drenthe zijn opgenomen. De focus ligt voornamelijk op ProRail. Ook de stakeholder
eisen van derden zoals het waterschap, de omwonenden, omliggende bedrijven en de
brandweer ontbreken.
In detail:
Eis 1.6 is niet SMART geformuleerd. Termen als ‘gebruikelijke manier’ geven geen
eisenkader weer. Tevens worden hier 2 verschillende eenheden door elkaar gebruikt
en niet specifiek gemaakt wat men eigenlijk bedoelt. Waarschijnlijk gaat het hier om
het beperken van piekstromen en/of de dynamische krachten op spoorstaven , dan
wel beschikbaar tractie vermogen.
Eis 1.7 is mogelijk niet realiseerbaar. Het hoofdspoor dient verlegd te worden naar het
westen. Uiteraard kan tijdens het aanleggen van het nieuwe hoofdspoor de
dienstregeling gecontinueerd worden. Echter op enig moment zal er een wissel
ingebracht moeten worden en dient het hoofdspoor lokaal verplaatst te worden naar
het westen. Daarnaast heeft ProRail in de OBK kosten wel vervangend vervoer
opgenomen tijdens de GIO’s. Als de reizigersdienst in tact blijft en ProRail inschat dat
de GIO’s bijvoorbeeld ’s nachts uitgevoerd kunnen worden, dan dienen deze kosten
te vervallen.
Eis 1.10 is niet SMART. Hier ontbreekt in de kolom ‘bron’ het eisenkader.
Eis 1.11: het eerste deel is een CRS. De 4,6m is alleen een gevolg en daarmee een SRS
eis. Overigens lijkt dit een lokale specifieke eis (zonder bron). Elders in Nederland
wordt deze eis ook niet standaard toegepast, waarbij een dergelijke strikte scheiding
is tussen het hoofdspoor.
Hetzelfde geldt voor eis 1.15. Het eerste deel is functioneel; het 2e deel is een SRS eis
(1:15 wissel).
Eis 1.16 en 1.17 zijn geen CRS eisen. Bij eis 1.17 bekruipt ook het gevoel in hoeverre
ProRail zich ervan bewust is dat de gemeente Coevorden een klant is waarvoor zij
een project uitvoeren.
Eis 1.18 mag misschien zo geïnterpreteerd worden door ProRail; overigens betreft dit
ook geen eis.
Eis 1.19 is geen eis, maar een scope beschrijving.
Eis 1.20 wordt verwezen naar een richtlijn van ProRail welke niet relevant is voor
betreffende scope, verzoek deze te schrappen.
Pag. 10/27
Onnodig genoemde eisen geven de ontwerpende partij onnodige/onjuiste
informatie en verwachtingen die onnodige kosten met zich mee brengen.
Eis 2.3 staat een taalkundige fout, bovendien is niet de verwachting dat het
bedienpaneel in de scope van ProRail past, het is hooguit een raakvlak. Advies is om
betreffende raakvlakeisen specifiek te benoemen.
Algemeen Eisen ProRail AM. De meeste eisen komen bovenop de eisen m.b.t. het
ontwerp volgens vigerende ontwerpvoorschriften van ProRail. Hierbij zijn de toe te
passen materialen en uitwerking voorgeschreven overeenkomstig de spoor
catalogussen en raamovereenkomsten. Als klant mag je veronderstellen dat hiermee
ook deze aspecten afgedekt zijn en dat daar er geen of zeer weinig RAMSHE en LCM
afwegingen te maken zijn. Het verzoek is om deze eisen ook in deze context te
schrappen dan wel aan te passen.
Mocht er een specifiek onderdeel zijn dan is het verstandig om deze specifiek te
benoemen.
Eis 3.0 en verder: hier staan een groep eisen van ProRail AM die vaak niet SMART zijn
(eis 3.4) of niet herkenbaar wat de implicatie is (eis 3.0; 3.10; 3.14; 3.19); in een aantal
eisen staat de term <Werk> wat de indruk wekt dat deze eisen erin gekopieerd zijn
vanuit een format. Ook zijn er een aantal eisen die waarschijnlijk niet relevant zijn (eis
3.17; 3.18 en 3.19 vallen buiten de scope van dit Werk).
Eis 4.1 is niet SMART (‘goede afspraken’). Ook hier is sprake van een raakvlakeis
Eis 4.2. wordt mogelijk gewichtig gedaan over een interface, zoals al eerder
benoemd zouden dit potentiaal vrij contacten kunnen zijn welke worden
geïntegreerd in de beveiligingslogica (seinwezen) van ProRail. Dit zou de indruk
kunnen wekken dat er een specifiek systeem/interface kast wordt gevraagd.
Bij eis 4.4 is het de vraag of dit van toepassing is op het wachtspoor. Daarnaast is het
de vraag of dit een eis is die ProRail RVT dient te stellen.
Verder bevat het document diverse tekstuele foutjes. Deze zijn overigens niet als storend
ervaren.
NB:
ProRail heeft op 19 november 2012 aangegeven dat het commentaar herkenbaar was.
ProRail heeft inmiddels een nieuwe versie opgesteld (de getekende versie) die op een groot
aantal onderdelen gewijzigd is en waarin delen van het commentaar verwerkt zijn.
Pag. 11/27
4 ANALYSE REFERENTIE ONTWERP In dit hoofdstuk wordt voornamelijk de scope van het wachtspoor beoordeeld op
volledigheid en of deze dekkend is ten opzichte van de gewenste functionaliteit. De analyse
van de kosten wordt in hoofdstuk 5 beschreven.
4.1 Algemeen De eerste indruk is dat het FIS een redelijk document is voor wat betreft de genoemde
specifieke spoorse techniekvelden. Bij het beoordelen per onderdeel blijkt dat er voor
sommige onderdelen soms te snel voor een uitwerking is gekozen zonder verschillende
oplossingen voor te leggen (varianten) en te wegen middels trade-off matrices. Voor een FIS
zou je dit wel mogen verwachten. We denken dat er in die zin op enkele
onderdelenverbeteringen /optimalisaties zijn door te voeren. Niet alle onderdelen lijken
integraal en op zwaarte te zijn gewogen. Het onderdeel kabels en leidingen wordt te zwaar
gewogen naar onze mening.
De scope of work is relatief eenvoudig. Het gaat om het aanleggen van een wachtspoor op
een locatie die grotendeels al voorbereid is voor een tweede spoor. Daarnaast is de grond
van ProRail en is er mogelijk geen aanlegvergunning nodig, indien de extra infrastructuur past
binnen het vigerende bestemmingsplan.
Grote tekortkoming is dat er nu alleen maar een globaal logistiek plan is geleverd (bijlage 6)
welke niet verder is uitgezet in een overall-planning. Het geeft nu onvoldoende inzicht in de
bedachte doorlooptijd (ontwerp en bouw),maar ook in het hieraan gerelateerde kostendeel,
hetgeen tevens een goed controle middel zou zijn. Dit behoort eigenlijk ook tot de minimale
documenten behorend bij een dergelijk FIS.
Doordat specifiek alleen gekeken is naar het onderdeel wachtspoor is er ons inziens
onvoldoende zicht op het exploitatie model. Niet duidelijk is waar en of er sprake zal zijn van
het uitwisselen van locomotieven in relatie tot elektrisch rijden middels tractie en rijden met
diesel (terrein Euroterminal). Een gedachtelijn hierover ontbreekt en kan mogelijk relevant zijn
voor het totale beeld en geeft richting aan de CRS.
In de aanbevelingen zijn er opties uitgewerkt die mogelijk (in de toekomst) interessant zijn en
mogelijk passen binnen de Business Objectives.
4.2 Uitgangspunten De eisen uit de CRS zijn toegevoegd als uitgangspunten voor het FIS.
Uit de analyse van de vervoersregeling (BUP bijlage 2.4) blijkt dat het passend is om de
goederentrein in te passen in de huidige dienstregeling (4 treinen per uur).
In de huidige gebruikswaarde ligt er een tonnagebeperking op het spoor Gramsbergen-
Coevorden D2 / 80 km per uur. Er wordt geen inzicht gegeven wat dit betekent voor een
toekomstige lengte van goederentreinen van 750 meter. In 2014 schijnt deze beperking
opgelost te zijn. Gezien de indienstelling van 1 december 2015 is deze beperking dus niet
relevant.
4.3 Ontwerp Railverkeerstechniek Conform een recent door ProRail uitgebrachte OVS Flankdekking is hier een veiligheidskopje
bedacht. Gezien de beoogde functionaliteit en er zeer wellicht een koppeling is met beide
Pag. 12/27
wissels lijkt dit een extra dubbele zekerheid tegen relatief veel extra kosten (bouw en
onderhoud).
Overwogen kan worden om hiervoor een vrijstelling te vragen middels een PRC00256
(wijzigingsprocedure voor een afwijking). Argument kan zijn dat treinen vanaf het
emplacement komend nooit harder dan 40 km/uur zullen rijden.
Deze uitwerking zou indien dit ook toegepast wordt in vergelijkbare situaties op het huidige
ProRail net een aanzienlijke uitbreiding geven aan wissels en investeringskosten. Dit past niet
binnen de interne doelstelling van ProRail om te gaan naar een robuuster spoor met
minimale wissels en voldoende maximale gebruik (ook als redundantie).
Er wordt gesteld dat de nieuwe ligging van het spoor op dezelfde minimale afstand dient
komen te liggen dan het huidige spoor, waarbij de huidige damwand klaarblijkelijk ook
onveranderd blijft. Een en ander is niet aangetoond maar mogelijk een aanname.
Gezien mogelijke optimalisaties is het lokaal eenvoudig mogelijk om damwanden zo nodig te
versterken. Gezien het kostenbesparend effect is het aan te bevelen om in de verdere
uitwerking hiernaar te kijken (zie ook opmerking ontwerp baan en civiel).
Ook hier wordt gesproken over een extra functionaliteit ten aanzien van een calamiteiten
weg, zonder uitleg van noodzaak(zie ook opmerking ontwerp baan en civiel).
4.4 Ontwerp Baan en Civiel De plaatsing van het wachtspoor (op de locatie van het huidige hoofdspoor) en de
verschuiving van het hoofdspoor lijkt een logische keuze. Aangezien een calamiteiten weg
niet meer noodzakelijk is, kan de aanpassing aan het baanlichaam en aangrenzende
watergang verminderd worden.
Het FIS spreekt nog over een dienstenweg. Door gebruik te maken van Railinzetplaatsen
kunnen wissels via het spoor benaderd worden. Hierdoor volstaat een schouwpad van
minimaal 1 meter en kan de dienstweg vervallen. De impact van deze uitwerking is groot.
Gezien de enigszins toch krappe bouwruimte door de omliggende watergangen zou in dit
referentieontwerp minimaal een vijftal dwarsprofielen verwacht worden. De ligging van
nieuwe sporen zou hierbinnen geoptimaliseerd kunnen worden.
Mocht er zo nodig toch lokaal uitbreiding van baanlichaam/talud noodzakelijk zijn dan zijn er
meerdere alternatieven voor damwanden of extra grondwerk/taludversteviging mogelijk.
Bovendien is de dienstweg voor exploitatie niet praktisch, maar ook niet veilig met betrekking
tot het ontbreken van een keermogelijkheid voor voertuigen.
De keuze van een hek tussen de sporen is verstandig op die plaatsen waar sprake zal zijn van
uitwisseling/uitstappen van machinisten/treinbegeleider. Het valt te betwijfelen of dit geldt
voor de gehele lengte van het wachtspoor. Er is immers geen looppad tussen beide sporen
gecreëerd.
De lengte van het veiligheidskopje is gesteld op 100 meter. Ten aanzien van de functionaliteit
zijn er al kanttekeningen geplaatst bij het ontwerp Railverkeerstechniek. De lengte kan
volgens ProRail zelf waarschijnlijk al teruggebracht worden tot 25 meter.
In de tekst is te herleiden dat dit nodig zou zijn als veiligheidsmaatregel voor treinen die vanaf
de spoorbrug komen met een snelheid van 80 km/uur en blijkbaar nog niet op het
hoofdspoor mogen. Uit het beveiligingsontwerp blijkt dat deze snelheid eigenlijk niet gehaald
kan worden. Vanaf het vertrekkend sein, waarbij de locomotief circa 10 meter voor dit sein
staat is de afstand circa 44 meter. Het is niet aannemelijk te maken dat deze trein of vanaf
stilstand, dan wel vanaf 40 km/uur binnen 44 meter op een snelheid zit van 80 km/uur. De
lengte van het zogenaamde veiligheidskopje zou in die zin verkleind kunnen worden.
Pag. 13/27
Daarnaast is het bekend dat treinen die vanaf het emplacement komen niet harder dan 40
km/uur mogen rijden. De 80 km/uur zou dan alleen gelden voor treinen die vanaf de
hoofdbaan komen. In plaats van een wissel 1:15 kan overwogen worden om een wissel 1: 12
toe te passen. Dit bespaart ProRail ook in de onderhouds- en beheerskosten
(instandhoudingskosten). Geanalyseerd dient dan te worden wat de maximale snelheid
wordt die een goederentrein kan ontwikkelen vanaf het Wachtspoor naar de hoofdbaan
(met name de snelheid van de laatste wagons).
In het FIS zijn overigens geen alternatieven beschreven om deze investering te verminderen.
4.5 Ontwerp Tractie- en Energievoorziening In het ontwerp wordt beschreven om voor een groot deel te kiezen voor een
portaalconstructie over beide sporen. Bij de verdere uitwerking en optimalisatie dient het
mogelijk te zijn om meer gebruik te maken van de huidige bovenleiding palen. Tevens kan
het gunstiger zijn om op enkele plekken bovenleiding palen te plaatsen in plaats van portaal
constructies. Dit dient tevens beoordeeld te worden met de zichtlijnen van seinen. De
verwachting is wel dat hier minimaal 15% bespaard kan worden.
Er ontbreekt een nieuw schakelschema. In het huidige ontwerp wordt voorgesteld om de
voedingspunten te verplaatsen in verband met het aanpassen van de veldlengte. Ook deze
scope zou middels optimalisatie (integrale beoordeling) beperkt kunnen worden.
4.6 Ontwerp Treinbeveiliging Als ontwerpuitgangspunt is gekozen om betreffend gebied tussen km 52.5 en 52.7 te duiden
en te ontwerpen als een emplacementsbeveiliging. Jammer genoeg zijn er geen
alternatieven beschreven. De beoogde uitwerking als emplacement, met alle hieraan te
stellen eisen, zou wel eens te luxe kunnen zijn. Uiteindelijk betreft het een wacht/uit
rangeerspoor. Het is aan te bevelen om hier een onderbouwde trade-off matrix van te
vragen.
Om de betreffende baan apparatuur zowel in een straatkast te plaatsen als in een nieuwe
relaiskast (4 secties) lijkt onnodig. Dit dient, gezien het te bestrijken gebied (circa 200 meter),
minimaal in een RK/straatkast zijn te realiseren. Overigens is er in het geleverde baanontwerp
hiervoor geen ruimte voor voorzien. Hier dient nog een integratieslag plaats te vinden.
Het door deze investering 1 op 1 vervangen van led seinen (onderhoudsvriendelijker), draagt
bij aan de besparing van instandhoudingskosten. Ook hier zit een licht voordeel voor ProRail.
4.7 Ontwerp kabels en leidingen Bij het ontwerp kabels en leidingen blijkt dat het scope gebied groter is dan alleen rondom
het wachtspoor. Met name in de deelgebieden 1, 2, 4 en 5 worden enkele aanvullende
kabels gelegd voor de nieuwe aangepaste seinen.
Het verplaatsen van de het gehele kabel bed (deelgebied 3), inclusief het 10 kV tracé is
onnodig. Overwogen kan worden om ter hoogte van het spoor kruisend deel (ter hoogte
van km 53.6) over een lengte van circa 25 meter betreffend kabels te verlagen en
ommantelen met deelbare buis, zodat deze in een zogenaamde spoorkruising ligt.
Betreffende kabels zijn aangelegd in 1987 en zijn derhalve nog minimaal op de helft van hun
levensduur.
Zoals het huidig spoorontwerp er ligt, waarbij een nieuw hoofdspoor wordt gebouwd aan de
“noordzijde” is het niet noodzakelijk dat er RK en HS kasten verplaatst dienen te worden, als
Pag. 14/27
ontwerp wordt ook gesteld dat de ligging van het huidige spoor t.o.v. de huidige minimale
afstand met de onverankerde damwand (zie ontwerpuitgangspunt railverkeerstechniek).
Er wordt voorgesteld om voor betreffende 2 wissels elektrische wisselverwarming aan te
brengen. Hiervoor dient tevens buiten het werkgebied van ProRail een
inkoopstation/aansluiting gerealiseerd te worden. Helaas ontbreekt hier een afweging om
betreffende wissels aan te sluiten op het aanwezige gasgestookte wissel verwarmingssysteem
ter hoogte van km 54.8. Over het algemeen liggen deze investeringskosten lager, bovendien
sluit dit aan op al aanwezig systeem hetgeen een besparing geeft aan onderhoudskosten.
Een kabelsleuf dient aan deze zijde toch al grotendeels gemaakt te worden, betreffende
gasleiding en stuurkabels kunnen in deze sleuf, naast de overige kabels worden
gecombineerd. Ook voorkomt deze investering in specifieke uitbreiding van het
bewakingssysteem van deze wisselverwarming.
De gestelde constateringen m.b.t. kabels en leidingen derden en de geleverde tekeningen
(bijlage 5.3.1.-5.3.7) blijkt dat een viertal tekeningen niet hinderlijk zijn voor de scope van het
ontwerp (bijlagen 5.3.1, 5.3.2, 5.3.6, 5.3.7) en bijlage 5.3.3 omvat geen knelpunten met de
scope. Alleen bijlage 5.3.4 en 5.3.5 geeft een eerste goede indicatie van de omvang.
Het merendeel van deze kabels zijn enigszins standaard kabels welke vaker rondom
dergelijke gebieden plaats vinden. De mogelijke oplossingen voor aanvullende maatregelen
zijn derhalve goed in te schatten en niet een dergelijk verhoogt risicoprofiel zoals wordt
gesteld. De indruk die hiermee wordt gewekt dat de ontwerpende onvoldoende ervaring
heeft in deze klaarblijkelijk specifieke materie.
Nadere analyse van de tekeningen geeft wel aan dat er ook sprake is van een kruisende
Hoogspanningskabel (TenneT). Deze is wel kritisch zowel qua behandeling als doorlooptijd
met de eigenaar m.b.t. “standaard” vergunningsafspraken. Opmerkelijk is dat de
ontwerpende partij dit, ondanks dat dit in haar ontwerp naar voren komt, hier geen melding
van maakt. Van belang is om te weten op welke diepte deze 110KV kabel ligt. Dit is een
significanter risico dan de door de ontwerper genoemde 10kV kabel met een risicopost van 1
miljoen euro! Opvallend is overigens dat deze risico post niet verder uitgewerkt of
onderbouwd is in de kostenbegroting.
4.8 Geotechniek Zoals al eerder gemeld is niet duidelijk gemaakt wat de noodzaak van de extra scope t.a.v.
de dienstenweg, en de hiermee noodzakelijke uitbreiding van het dijklichaam over het
geheel.
Het ontbreekt aan een aantal significante dwarsprofielen om vast te stellen wat de impact
zou kunnen zijn qua uitbreiding, één geleverd dwarsprofiel lijkt ons onvoldoende zeker als je in
beschouwing neemt de impact op de scope.
Op basis van de reeds geïnventariseerde kabels en leidingen derden, welke onderdeel zijn
het geleverde FIS, had op dit onderdeel minimaal enkele ontwerpvoorstellen gemaakt
kunnen worden. Nu is er beperkt aandacht aan besteed.
Het geotechnisch ontwerp ontbrak bij de geleverde stukken en is derhalve niet door ons
beoordeeld.
Pag. 15/27
4.9 Logistiek Plan Het logistiek plan geeft een goede indruk onder welke omstandigheden diverse activiteiten
uitgevoerd kunnen worden. Het geeft echter geen verdere diepgang welke specifieke
logistieke aspecten bij dit werk horen. Gezien de omsluiting van het water en de beperkte
keerruimte langs het spoor (bij aanvang een werkbreedte van circa 11 meter en tijdens
realisatie (aanbrengen spoorconstructie) circa 4 meter geeft beperkingen). Het inrichten van
werkterreinen/depots en uitvoeren van werkzaamheden, dan wel aanvoer van specifieke
bouwstoffen (wissels en ballast etc.) vanaf het water/ dan wel naastliggend zijn niet
beschouwd. Dit had naar onze mening dieper uitgewerkt dienen te worden om aan de
kwaliteiten van een logistiek plan te voldoen. Tevens geeft dit nu onvoldoende aan of het
uitgevoerd kan worden in een BD weekend zoals nu weergegeven.
Tevens worden er activiteiten genoemd welke onmogelijk in dag-uren uitgevoerd kunnen
worden (voorbeeld 1.7).
Zoals al eerder aangeven had dit geheel, aangevuld met ontwerpdata vervolgens
weergegeven dienen te worden in een overall planning. Betreffend stuk maakt het dossier
daarmee onvolledig.
4.10 Risico’s Het risico dossier is vervallen in het FIS en zal door ProRail worden geproduceerd. Echter dit
risicodossier is niet teruggevonden in de geleverde documenten.
Pag. 16/27
5 ANALYSE KOSTENNOTA
Op basis van het FIS van Grontmij is er een SSK raming opgesteld door Grontmij. Deze is als
basis genomen voor de kostennota van ProRail. Beiden zijn beoordeeld in dit hoofdstuk.
In dit hoofdstuk zijn alle prijzen exclusief BTW aangehouden, aangezien Grontmij nog 19%
aanhoudt. Het gehanteerd prijspeil is 2012.
5.1 Kostennota ProRail Opvallend is dat de kostennota van ProRail als gevolg van de wijziging van Pre-FIS naar FIS
verhoogd is van € 14.738.816,-- naar € 17.881.359,--. Dit is een verhoging van 3,1 miljoen zie
onderstaande tabel.
Tabel5.1 Kostennota’s ProRail verschil tussen concept en definitieve versie
Opmerkelijk te meer daar de SSK raming van Grontmij beperkt toeneemt in kosten, namelijk
van € 12.129.880,-- naar € 12.590.428,--. Een verhoging van 0,4 miljoen Euro. Zie de tabel in
paragraaf 5.2.
In het overleg van 19 november 2012 bleek dat ProRail een extra risicopost had
opgevoerd in de vorm van een post kabels en leidingen derden, zonder dit overigens
te vermelden in de kostennota zelf (zie pagina 5 van 7). Argument van ProRail was
dat de damwanden mogelijk zouden kruisen met kabels en leidingen tracés van
derden. Het risico bleek niet groot te zijn vanwege enerzijds de diepte van dergelijke
tracés en anderzijds de mogelijkheid om ter plaatse van die tracés minder diepe
damwanden te hanteren.
Bouwkosten
Daarnaast geldt dat ondanks het feit dat ProRail de SSK raming van Grontmij als
uitgangspunt neemt (zie tabel onder hoofdstuk 2), de onderliggende bedragen anders zijn
en de verdeling tussen kosten enerzijds en risicoposten anderzijds verschillen. Er is getracht om
deze te vergelijken en om risicoposten te verschuiven, maar de relatie tussen de Kostennota
en de SSK raming op Bouwkosten kon door ons niet gelegd worden.
Het geheel geeft de indruk dat ProRail parallel aan Grontmij een eigen kostencalculatie
heeft opgezet op basis van de aantallen zoals genoemd in paragraaf 3.3.
Engineeringskosten
De engineeringskosten worden uitgedrukt in percentages van de Bouwkosten. Aangezien de
Bouwkosten stijgen, stijgen ook de engineeringskosten mee. Het is de vraag of dit terecht is
en of er daadwerkelijk meer projectmanagement en engineeringscapaciteit noodzakelijk is
die een verhoging van 0,4 miljoen Euro rechtvaardigen.
In onze beleving niet. Er is alleen een vast percentage gehanteerd en geen uren x tarief
inschatting gemaakt.
In de SSK raming van Grontmij is overigens geen bedrag hiervoor opgenomen.
Pag. 17/27
Overige Bijkomende Kosten (OBK)
ProRail geeft aan in haar reactie op versie 2.0 van dit rapport dat de Overige Bijkomende
Kosten (OBK) meer inhouden dan alleen leges en vergunningen. Met name worden ook de
vervangend vervoer kosten genoemd tijdens de GIO’s. Blijkbaar zijn de OBK kosten bij ProRail
standaard 4% op basis van expert judgement. Op zich zijn dergelijke kengetallen zinvol, mits
ze van toepassing zijn op de onderhavige omstandigheden.
In de CRS geeft ProRail echter aan onder stakeholderseis 1.7 dat de dienstregeling (van
Arriva) intact moet blijven. In dat geval is er geen noodzaak om vervangend vervoer te
regelen.
Verder is een CAR verzekering opgenomen en een post onderzoekskosten. De inhoud van de
onderzoekskosten in niet beschreven.
De OBK post vinden wij om die reden niet reëel. Het vaste percentage zal mogelijk zeer
bruikbaar zijn voor andere projecten, maar is hier te hoog en dient verlaagd te worden.
Risicoreserveringen
ProRail hanteert zowel een risicoreservering per post (Bouwkosten, Engineering en OBK) en
daarbovenop nog een post Object overschrijdende risicoreservering. Dit is een stapeling van
risico’s! Als alle risicoposten opgeteld worden, ontstaat er een totale risico post van 2,9
miljoen Euro. Dit is 20% van de voorziene kosten!
In de SSK raming van Grontmij is dit aanzienlijk lager, namelijk < 10%. Zie paragraaf 5.2.
Probabilistisch ramen
Vervolgens is er een probabilistische berekening gemaakt. Het is ons onduidelijk waar de LTU
waarden vandaan komen. In ieder geval niet uit de SSK raming, want deze is onvolledig op
dit punt en geeft slechts voor een aantal posten een onder- en bovengrens.
Daarnaast geeft Grontmij aan dat de SSK raming een deterministische begroting is met een
spreiding van +/- 30%.
Mede gezien de reactie van ProRail op versie 2.0 van dit rapport, is de veronderstelling dat
ProRail een eigen raming heeft opgesteld met eigen LTU kengetallen. Echter, gezien het feit
dat deze niet bijgevoegd is in de kostennota, blijft het onduidelijk hoe ProRail haar invoer
template heeft ingevuld.
Door ProRail worden de risicoposten en percentuele kosten meegenomen in de
probabilistische berekening. Dit is terug te vinden in de bijdrage variatiecoëfficiënt.
Deze werkwijze is ongebruikelijk. De doelstelling van probabilistisch ramen is juist om de
onzekerheden in kaart te brengen middels LTU waarden en deze probabilistisch in te
schatten. In deze berekening wordt nu tevens de onzekerheid dubbel meegenomen in de
berekening (‘de onzekerheid van de onzekerheid’ wordt berekend) wat leidt tot een
stapeling van risico’s.
De uitkomst van de probabilistische berekening is opmerkelijk. De variatiecoëfficiënt na
correctie van de scheefte is 15% tegen het eerder percentage van 12%. Ondanks het feit dat
de kaders duidelijker zijn geworden in de FIS ten opzichte van de Pre-FIS is de onzekerheid in
kosten toegenomen. Zie onderstaand figuur 5.2 Verloop onzekerheid eindbudget project
gedurende tijd.
Op 19 november gaf ProRail inzicht in de eigen opstelling van de LTU bepaling.
Opmerkelijk hierbij was dat de LTU waarden alleen op de hoofdposten was
uitgevoerd en niet op de onderliggende posten. Opmerkelijk was ook dat er slechts
een variatie van +/- 5% was aangehouden op de aantallen en de eenheidsprijzen.
Uitgaande van een totale variatie van aantallen x eenheidsprijzen levert dit slechts
uitersten op van +10,25% en - 9,75% op tegenover een deterministische onnauwkeurig
van +/- 30%. Door de probabilistische aanpak blijft er vrijwel geen spreiding over.
ProRail gaf aan door de extra post ‘kabels en leidingen derden’ wel sterk te variëren
(tussen de 100.000 en 1.000.000 euro) de spreiding weer terug te krijgen.
Pag. 18/27
Figuur 5.2 Verloop onzekerheid eindbudget project gedurende de tijd
Daarnaast is de trefzekerheid slechts 70%. Dit houdt in dat er 15% trefzekerheid is dat de
kosten toch hoger uitvallen dan de mu-waarde +15% en dat er 15% trefzekerheid is dat de
kosten lager uitvallen dan de mu-waarde -15%.
Kortom, er is geen zekerheid omtrent het uiteindelijke kostenniveau voor de gemeente
Coevorden en de provincie Drenthe.
In onze beleving voegt de probabilistische raming niets toe. De invoer van deze raming is niet
realistisch door de zeer beperkte spreiding op de hoofdposten. Advies is om
vast te houden aan de deterministische waarden die wel een duidelijke onder- en
bovengrens kennen.
Resume
De kostennota van ProRail schept eerder verwarring dan duidelijkheid. De gemeente
Coevorden en de provincie Drenthe zijn niet in staat om hieruit een reële prijs te ontleden en
een gedefinieerde onder- en bovengrens van de projectkosten. Verder bevat het een
opstapeling van kosten, percentages en risico’s.
Ook is het verband met de SSK raming van Grontmij niet eenduidig terug te vinden.
5.2 SSK raming Algemeen
De nieuwe SSK raming van Grontmij is beoordeeld. Opvallend is dat er geen
engineeringskosten zijn begroot, deze zijn wel begroot in de kostennota van ProRail.
Er zijn wel 2 maal engineeringskosten opgegeven:
- ‘kabels en leidingen’ van € 101.596,--
- ‘grondwerk en damwanden’ van € 545.746,--.
Deze staan alleen in de detailbladen en komen niet terug in de totaaloptelling.
De impact van de wijziging van de Pre-FIS naar de FIS is minder groot dan bij ProRail. Het
eindverschil is een stijging van 0,4 miljoen Euro zie onderstaande tabel.
Pag. 19/27
Tabel 5.3 Totale kosten SSK raming Grontmij het verschil tussen concept en definitieve versie
De verschillen zitten grotendeels in de post kabels en leidingen en in de post grondwerk en
damwanden.
De begroting heeft een nauwkeurigheid van +/- 30% (zie FIS paragraaf 3.1.3). Het is in de SSK
raming in ieder geval duidelijk wat de bovengrens is. Het is wel opmerkelijk dat de variatie
gelijk is aan de Pre-FIS terwijl het ontwerp duidelijker is en er een CRS voorligt. In de Pre-FIS gaf
Grontmij aan dat het ontbreken van een CRS de voornaamste oorzaak was dat het ontwerp
variatie kende. De verwachting bij ons als beoordelaars was dan ook dat het
onnauwkeurigheidspercentage lager zou zijn dan +/- 30%.
Zie ook de onderstaande figuur 5.4 Verloop onzekerheid eindbudget project gedurende de
tijd.
Figuur 5.4: Verloop onzekerheid eindbudget project gedurende de tijd
Het FIS is niet duidelijk over de verschillen met het Pre-FIS. In de SSK begroting zijn wel de
verschillen terug te herleiden.
De voorziene kosten nemen als volgt toe, zie tabel 5.5 Voorziene kosten SSK raming Grontmij.
Pag. 20/27
Tabel 5.5 Voorziene kosten SSK raming Grontmij
De meerprijs van de voorziene kosten is beperkt, namelijk 0,2 miljoen Euro.
Vervolgens zijn de risicoreserveringen vergeleken deze staan in tabel 5.6 weergeven.
Tabel 5.6 Risicoreservering SSK raming Grontmij
De meerprijs van de voorziene kosten is beperkt, namelijk 0,03 miljoen Euro.
De totale meerkosten zouden opgeteld 0,24 miljoen Euro zijn. Echter in de optelling van
Grontmij komt een bedrag uit van 0,39 miljoen Euro.
Nadere analyse van het totaalblad van Grontmij leert dat er bij kabels en leidingen een
optelfout zit van € 150.000,--. Het totaal € 3.007.339,-- dient in werkelijkheid € 2.857.339,-- te
zijn!
Conclusie is dat de toename van de kosten slechts 0,24 miljoen Euro zijn. Dit bedrag staat in
geen verhouding tot de toename van de kosten van ProRail.
Pag. 21/27
Risicoreserveringen
De Bouwkosten zijn opgehoogd zijn met een post AK/W/R. Dit is de eerste trap wat betreft de
risicotoedeling. Vervolgens zijn deze kosten aangevuld zijn met een post ‘directe kosten
nader te detailleren’. Dit is de tweede trap wat betreft de risicotoedeling.
Daarna is er aanvullend een post risicoreservering opgenomen, dit is de derde trap
risicotoedeling. Vervolgens zijn er Overige Bijkomende Kosten opgevoerd die niet
onderbouwd zijn. Dit is de vierde trap risicotoedeling.
Als laatste wordt gesteld dat de marge +/- 30% is; dit is de vijfde trap risicotoedeling.
Het totaalbedrag van de SSK raming van Grontmij ontstaat door een opstapeling van risico’s.
In onze beleving is dit niet reëel. Het geheel overziend lijkt het ons niet meer dan redelijk om
de risicoreservering te schrappen.
Vereenvoudiging scope
Gezien onze eerste rapportage en het feit dat ProRail mede instemt met optimalisaties in de
scope hadden wij een verlaging van de kosten verwacht in plaats van een verhoging.
De scope is op de volgende punten te vereenvoudigen:
De calamiteitenweg (letterlijk genoemd in het Pre-FIS) mag teruggebracht worden tot
een dienstenweg dat bereikbaarheid dient te garanderen voor een auto om een
wissel te benaderen (zie reactie ProRail). Vraag is wat de meerwaarde hiervan is als
er een aanvullende eis is in het CRS staat dat overwegen de mogelijkheid dienen te
hebben om ingezet te kunnen worden als Railinzetplaatsen (RIP). De
onderhoudsaannemer kan vanaf de overweg het wissel benaderen waardoor de
dienstenweg niet meer hoeft te zijn als een (schouw)pad. Dit heeft ook gunstige
gevolgen voor de damwanden. Conclusie is dat een (schouw)pad voldoende is.
Door het wegvallen van de calamiteitenweg zullen de damwanden ook gunstiger
uitvallen.
Het veiligheidskopje kan in ieder geval gereduceerd worden tot 25 meter (zie reactie
ProRail). In onze beleving staat de noodzaak nog steeds ter discussie. ProRail koppelt
het veiligheidskopje ten onrechte aan de snelheid op het hoofdspoor. Het
veiligheidskopje heeft hier geen relatie mee omdat het alleen van toepassing is op
treinen die vanaf het emplacement komen.
In de opzet van de bovenleiding valt nog veel optimalisatie te behalen. ProRail deelt
deze mening (zie reactie ProRail).
Op basis van de genoemde opmerkingen per systeemonderdeel blijven wij bij de eerder in
versie 2.0 genoemde (voorzichtige) aanpassingen van de bijgevoegde raming ten aanzien
van de Bouwkosten, te weten:
Onderdeel Baan en spoor -/- € 300.000 vereenvoudiging calamiteitenweg en
verkleining kopspoor van 100m naar 25m;
Onderdeel BVL/DrC -/- € 300.000 optimalisatie ontwerp en bouwmethode;
Onderdeel beveiliging -/- € 100.000 geen nieuwe relaiskast, te hoge kosten LOXIA;
Onderdeel K&L -/- € 600.000 Overschatting scope ook i.r.t uitbreiding infra;
Onderdeel Damwanden -/- € 400.000 Alleen mogelijk op enkele locaties noodzakelijk
i.v.m. onnodige calamiteitenweg;
Tevens krijgen we de indruk dat er onderdelen in deze bouwkosten niet zijn begroot, grofweg
geschat op +/+ € 200.000. De bouwkosten zou hiermee verlaagd kunnen worden met een
bedrag van circa -/- € 1.500.000. Gezien deze grote afwijking op het totale
investeringsbedrag is het verstandig om het FIS en de onderliggende SSK raming aan te
passen.
Pag. 22/27
6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
6.1 Conclusies De 4 hoofdvragen waren:
1. Beschrijft de CRS de klantvraag accuraat en wordt de functionaliteit van het
wachtspoor herkenbaar beschreven?
2. Is het FIS van Grontmij volledig en dekkend en wat zijn de verschillen met het Pre-FIS?
3. Is de begroting van ProRail en de SSK onderbouwing van Grontmij reëel (prijsniveaus,
aantallen en marges) en wat zijn de verschillen met de eerdere versie?
4. Strategisch advies ten aanzien van de samenwerking gemeente/provincie en ProRail
inzake investerings- en onderhoud/exploitatiekosten.
De CRS
De CRS is geschreven vanuit een ProRail visie en bevat veel onnodige technische
uitwerkingen. In deze is het een mix van een CRS met een SRS. Daarnaast is de uitwerking van
de validatie doorgeschoven naar een later stadium, wat onterecht is.
De CRS is daarnaast onvolledig en mist een aantal belangrijke stakeholders zoals het
waterschap, de omwonenden en de brandweer. Ook worden niet alle Business Objectives
van de klant benoemd. Dit wordt ook onderkend door ProRail zelf.
Het huidige CRS beschrijft de klantvraag niet accuraat en is nog niet geschikt als document
waarmee de stakeholders eisen geborgd en gevalideerd kunnen worden.
Ontwerp Grontmij:
Het FIS is beperkt aangepast ondanks het feit dat er nu wel een CRS is. De door Com-eet
Consultancy BV voorgestelde verbeteringen zijn niet doorgevoerd. Wel is de term
calamiteitenweg komen te vervallen.
In het ontwerp ontbreken nog steeds trade-off matrices; op geen enkele wijze worden
optimalisaties beschouwd binnen de gekozen variant 5A. Het is dan ook niet duidelijk of het
gepresenteerde ontwerp het meest optimale is. Daarnaast ontbreekt een RAMSHEC analyse.
Het FIS van Grontmij is niet geoptimaliseerd ten opzichte van het Pre-FIS en daardoor niet
volledig en dekkend.
Begroting ProRail:
Wat betreft de ProRail aanbieding geldt dat er rekening gehouden dient te worden met een
toeslag voor de ProRail projectmanagementkosten en externe engineering ten opzichte van
de SSK raming waarin deze niet is meegenomen.
Daarnaast komt ProRail met een verhoging van de kosten doordat zij een extra post kabels
en leidingen derden opgenomen hebben. Achteraf onterecht gebleken.
De SSK raming van Grontmij wijzigt zich maar zeer beperkt. Deze SSK raming bevat ook een
optelfout van € 150.000,--.
Verder bevatten zowel de kostennota als de SSK raming een risico opstapeling die geen
relatie meer heeft tot de uiteindelijke werkelijke kosten. Daarnaast is het FIS niet
geoptimaliseerd.
De nieuwe kostennota van ProRail kent in tegenstelling tot de SSK raming een onterechte
toename van de investeringskosten. Beide begrotingen kennen verder een opstapeling van
risico’s waardoor ze geen toegevoegde waarde hebben.
De probabilistische raming is niet onderbouwd met LTU waarden op detailniveau waardoor
de meerwaarde minimaal is. De opgave dat de waarden ook slechts een trefzekerheid
hebben van 70% doet de waarde voor de gemeente Coevorden en de provincie Drenthe
nog verder dalen waardoor er geen zekerheid is op een bovengrens van de investering. In
onze opinie kan er beter met een deterministische waarde +/- 30% gewerkt worden.
Pag. 23/27
Strategisch advies:
De beoordeelde documenten en de onterechte kostentoename in de kostennota van
ProRail terwijl de SSK raming nagenoeg gelijk blijft (na correctie optelfout), geven geen
zekerheid op een goede financiële afloop voor de gemeente Coevorden en de provincie
Drenthe. Hierbij dient tevens beschouwd te worden dat ProRail van overheidswege geen
risicodragende opdrachten mag aannemen.
In onze opinie is het belangrijk om dit te respecteren en samen met ProRail te zoeken naar
een samenwerkingsverband waarin ProRail geen risico hoeft te dragen en de gemeente
Coevorden en de provincie Drenthe meer vrijheid krijgen om binnen de kaders van de spoor
wet- en regelgeving zelf het werk aan te besteden.
Strategisch advies is om een samenwerkingsverband aan te gaan met ProRail die niet
risicodragend is. Daarnaast binnen dit verband zoeken naar een grotere vrijheid van
handelen van de gemeente Coevorden en de provincie Drenthe.
6.2 Aanbevelingen Door de analyse van de documenten van Grontmij en ProRail komen wij tot een aantal
alternatieve vervolgstappen:
1. De rol van ProRail
2. De contractvorm
3. Extra functionaliteit wachtspoor
De rol van ProRail:
Momenteel ligt er een aanbieding van ProRail om het werk voor de gemeente Coevorden
en de provincie Drenthe uit te werken.
Hoewel niet vermeld, is het onze inschatting dat ProRail als semi-overheidsorganisatie geen
risicodragende opdrachten mag aannemen. Dit houdt in dat ProRail op basis van
nacalculatie het onderliggende werk zal laten uitvoeren. De opgegeven begroting geeft dus
geen enkele garantie op het uiteindelijke bedrag. Ook de probabilistische benadering zal
niet gebruikt worden door ProRail om te komen tot een plafondbedrag.
De vraag is of dit gunstig is voor de gemeente Coevorden en de provincie Drenthe
aangezien hierdoor het investeringsbedrag pas na afloop van het project duidelijk wordt.
Ons advies is om ProRail te vragen om de rol van stakeholder op zich te nemen van het
wachtspoor. ProRail kan dan ook invloed uitoefenen op de functionaliteit van het
wachtspoor en haar eisen verwoorden in het CRS. Optioneel kan ProRail een eigen
medewerker deel laten nemen in het projectteam, bijvoorbeeld als Technisch Manager.
De aanbesteding en realisatie kunnen dan in concurrentie aan derden uitbesteed worden,
waardoor de kosten beheersbaar en voorspelbaar worden.
Uiteraard dient ProRail gedurende het verloop van het project geconsulteerd te worden
conform de PRC00055 procedure.
De contractvorm:
Ons advies aan de gemeente Coevorden en Provincie Drenthe is in eerste instantie een
ingenieursbureau een DO– uit te werken, op basis van een goede CRS. Dit betreft dan het
infrastructurele werk met uitzondering van het onderdeel treinbeveiliging. De treinbeveiliging
dient namelijk verder uitgewerkt te worden tot een DO+.
Daarna kan door bijvoorbeeld een E&C (Engineer & Construct) aanbesteding te starten
waarin de inschrijvers als onderdeel van hun aanbieding een ontwerp opstellen.
Pag. 24/27
Het DO- is dan ter informatie. Een D&C contract is namelijk een gepasseerd station als er een
DO-/DO+ voorligt.
Indien de damwanden noodzakelijk zijn is het voorstel deze separaat aan te besteden. Optie
is om deze mee te nemen met andere damwanden in de provincie Drenthe. De betreffende
expertise ligt niet bij deze spooraannemers en kan op basis van lokale ervaringen, zelfs
mogelijk beter door andere stakeholders uitgevoerd worden.
Voordelen E&C Nadelen E&C
+ Sturen op globale
technische uitgangspunten
- minder grip op de uitkomst
+ meerdere
geoptimaliseerde ontwerpen
- latere scope wijzigingen
vallen duur uit
+ ontwerp en prijs ontstaan
op basis van concurrentie
+ concurrerende markt
+ geen interfaces
+ snelle aanbesteding/start
werkzaamheden
Belangrijk bij bovenstaande contractvorm is om na de opdrachtverstrekking tijdens de
realisatie ‘scope-vast’ te blijven. Eventuele aanpassingen kunnen beter verzameld worden
en achteraf aangepast worden.
Het alternatief is om een ingenieursbureau het ontwerp verder uit te laten werken tot bestek
niveau en vervolgens een aanbesteding aan te gaan.
Voordelen bestek Nadelen bestek
+ Geen verrassingen - Extra ontwerpkosten
ingenieursbureau
+ Meerwerk op basis van
vooraf afgesproken
eenheidsprijzen.
- Mogelijk iets lange
doorlooptijd project
+ Betere beheersing van het
project
Extra functionaliteit – wisselen van locomotieven:
De aanleg van een veiligheidskopje bij het wachtspoor is momenteel een investering in een
stuk spoor met extra wissel wat waarschijnlijk nooit gebruikt gaat worden. Het is de moeite
waard om dit verder te onderzoeken.
Door van het veiligheidskopje een opstelspoor te maken van (diesel)locomotieven kan een
diesellocomotief wagons ophalen van het emplacement en deze stallen op het wachtspoor.
Vervolgens kan de diesellocomotief gestald worden op het opstelspoor. Daarna kan er een
elektrische locomotief vanaf het hoofdspoor komen om de wagons op te halen en via het
hoofdspoor af te voeren. Vervolgens kan de diesellocomotief weer terug naar het
emplacement, want het wachtspoor is dan weer vrij. Zie schets A.
Aan de zijde van de spoorbrug dient er eveneens een wissel te komen met een opstelspoor.
Een elektrische locomotief met wagons, komend van de hoofdbaan kan de wagons stallen
op het wachtspoor en zelf via het wissel voor de spoorbrug opgesteld worden. Vervolgens
kan er een diesellocomotief vanaf het emplacement/spoorbrug komend de wagons
ophalen en naar het emplacement brengen. Daarna kan de elektrische locomotief weer via
het wachtspoor naar de hoofdbaan toe. Zie schets B.
Pag. 25/27
Extra investering in functionaliteit is om het laatste opstelspoor door te trekken en via een
wissel te koppelen aan het hoofdspoor. Hierdoor wordt het wachtspoor tevens een volledig
parallel spoor aan de hoofdbaan! Zie schets C.
Dit kan voor ProRail ook meerwaarde bieden.
Schema’s varianten A, B en C
Pag. 26/27
LITERATUURLIJST [1] Concept_kostennota_Cv_wachtspoor_versie_05-07-2012 opgesteld door ProRail;
[2] Kostennota_Coevorden_wachtspoor definitief opgesteld door ProRail.
[3] CRS Coevorden Wachtspoor Definitief;
[4] Coevorden Rapportage Referentieontwerp 2.0 - 02-07-2012 inclusief bijlagen
opgesteld door Grontmij;
[5] Review ProRail op het eerdere rapport van Com-eet Consultancy versie 2.0.
Pag. 27/27
VERKLARENDE WOORDENLIJST
Begrip Betekenis
CRS Client Requirement Specification
FIS Functioneel Integraal Ontwerp
SRS System Requirement Specification