Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel,...

87
Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 1 Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 2003 – 2005

Transcript of Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel,...

Page 1: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 1

Het opzetten van specialistische

Kinderdienstencentra/expertcentra

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 22000033 –– 22000055

Page 2: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 2

Page 3: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 3

IInnhhoouuddssooppggaavvee

Aanleiding

Deel 1 Persoonsbeelden Kinderdienstencentra De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen naar perspectief 8

Deel 2 Kennismanagement 2.1 Inleiding 9 2.2 Introductie kennismanagement 9 2.3 Leersysteem ‘Leren DOOR Doen’ 10 2.4 Competentie Ontwikkelingsprofiel (COP) 12 2.5 Effectmetingen kennisontwikkeling 15 2.6 Curriculum: nieuwe opvattingen over een modulair curriculum 15 2.7 Curriculum ‘Actie leren’ 16 2.8 Certificering en portfolio 16 2.9 Het resultaat: het curriculum in perspectief 16 2.10 Resultaten ‘Leren DOOR Doen’ 17

Deel 3 Ambitiestatement expertcentrum 3.1 Inleiding 21 3.2 Missie en visie 21 3.3 Kernactiviteit 23 3.4 Kernfuncties 24 3.5 Werkkader multi-, inter- en transdisciplinair werken 27 3.6 Dienstenboek 29

Deel 4 Aanbevelingen VWS

Deel 5 Nabeschouwing en dankwoord

Bijlagen: 1 Programma van Eisen 2 Competentie Ontwikkelingsprofielen 3 Effectmetingen collectieve leerbijeenkomsten en leergroepen Zonnehof - Ipse 4 Curriculum ‘Actie Leren’ 5 Werkkader transdisciplinair werken; aanpak en consequenties 6 Dienstenboek met begrippenkader en voorbeeld integrale kostprijs expertise (IKE) 7 Actieplan: Zonnehof, Twinkeling en Omega 8 Analyse en verslag KDC’s Zonnehof, Twinkeling en Omega een persoonsbeeld

Page 4: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 4

Page 5: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 5

AAaannlleeiiddiinngg In het belang van het verhogen van de kwaliteit van zorg voor kinderen met zeer Ernstig Verstandelijke en Meervoudige Beperkingen heeft het Ministerie van VWS in 2001 het project ‘Spoorzoekers’ goedgekeurd. Uitvoerders van het project zijn de stichtingen Omega, De Wendel, Ipse en de Rijksuniversiteit Groningen. Het project Spoorzoekers omvat twee samenhangende deelprojecten met de volgende inhoud: Deelproject I Het ontwikkelen van en implementeren van criteria en expertise die nodig zijn voor de begeleiding van kinderen met zeer ernstig verstandelijke en meervoudige beperkingen en hun ouders. Deelproject II Het opzetten van specialistische KDC’s. Deze rapportage beschrijft het traject en de resultaten van deelproject II.

De doelstelling van project II luidde: “De KDC’s zodanig uitrusten dat zij in staat zijn nieuwe inzichten en methodieken in de zorg voor kinderen met ernstig meervoudige beperkingen te implementeren en te verspreiden.”1 Voordat deze doelstelling behaald kon worden moesten een aantal subdoelstellingen worden gerealiseerd: 1. Er moet zelfinzicht zijn in de eigen manier van werken binnen de drie KDC’s.2 2. Er moet duidelijkheid komen over de rol die zij voor zichzelf zien in de toekomst. Dit beeld moet

gedragen worden door de hele organisatie. Het gaat hierbij zowel om de afzonderlijke rollen van de drie KDC’s als de rol die zij gezamenlijk willen vervullen.

3. De KDC’s moeten zich de juiste houding aanmeten om hun rol te vervullen en de juiste competenties ontwikkelen. Daarbij kunnen principes van een “lerende organisatie” (open houding, nieuwsgierig, willen uitproberen etc) en het werken vanuit een op kennismanagement gebaseerde infrastructuur leidend. Deze doelstelling heeft zich in de loop van het project geëvolueerd en verscherpt.

4. Er moet een tweezijdige relatie met de wetenschappelijke wereld worden ontwikkeld. Behalve het vertalen van nieuwe inzichten en methodieken naar de praktijk, moeten de KDC’s ook hun ervaringen (en) praktijkinzichten en –vragen met universiteiten communiceren. Alleen zo kan efficiënte kennisverwerving en kennisbenutting plaatsvinden.3

Voor het behalen van de subdoelstellingen 1 en 2 is gebruik gemaakt van de methode “concept mapping” en is van de drie KDC’s een cultuurscan gemaakt. De resultaten hiervan staan kort beschreven in deel 1 van dit rapport. Voor een uitgebreider verslag verwijzen we naar bijlage 8.

1 Uit: Het opzetten van specialistische KDC’s. Disseminatie en implementatie van kennis over kinderen met ernstig verstandelijke en meervoudige beperkingen (M. Nieuwenhuijse, R. Stegen, D. Warnaar, 2003). 2 KDC’s: deze benaming is in de loop van het proces veranderd in kinderdienstencentrum/expertcentrum. 3 Uit: Het opzetten van specialistische KDC’s. Disseminatie en implementatie van kennis over kinderen met ernstig verstandelijke en meervoudige beperkingen (M. Nieuwenhuijse, R. Stegen, D. Warnaar, 2003).

Page 6: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 6

De belangrijkste conclusie van het eerste jaar was, dat er actief gewerkt moest worden aan het “lerend vermogen” (kennisdelen, vergaren en toepassen) van de medewerkers en dat de cultuur van de KDC’s aangepast moest worden. Omdat de drie KDC’s van mening waren dat het bouwen van een leerinfrastructuur en het implementeren hiervan een intensief en complex proces betrof is besloten ook voor het tweede deel van het project gebruik te maken van een extern adviseur. Deze extern adviseur heeft in het verleden een systeem voor kennismanagement ontwikkeld. Dit systeem bleek exact aan te sluiten op de acties die ondernomen moesten worden na het eerste projectjaar om de gewenste veranderingen in gang te zetten. Kennismanagement is het sturen van factoren en mensen die van invloed zijn op het ontwikkelen, verspreiden, toepassen en hergebruiken van kennis.4 In het tweede jaar is als eerste een Programma van Eisen opgesteld (zie bijlage 1). Hierin zijn de voorwaarden beschreven voor kennismanagement. Onderdeel van dit kennismanagementsysteem is het leersysteem “Leren DOOR Doen”. De theoretische beschrijving van kennismanagement inclusief het leersysteem en de beschrijving van het proces wat doorlopen is, is beschreven in deel 2 van dit rapport. In het tweede projectjaar is tevens een aanzet gedaan tot een omschrijving van een expertcentrum. Dit heeft geresulteerd in een ambitiestatement expertcentrum. In deel 3 wordt dit ambitiestatement beschreven met de missie en visie, de kernfuncties, het dienstenboek en het transdisciplinair werkkader. Na een periode van twee jaar kunnen we stellen dat het project een aantal concrete resultaten heeft opgeleverd: - Het beschrijven van de persoonsbeelden heeft opgeleverd dat de kinderdienstencentra/expertcentra

De Wendel, Ipse en Omega inzicht kregen in de stand van zaken binnen hun organisatie op dat moment en daardoor zicht kregen op de veranderingen die noodzakelijk waren.

- Het zijn organisaties geworden waar door het introduceren van het leersysteem “Leren DOOR Doen” het lerend vermogen van de medewerkers aanzienlijk is toegenomen. Tevens is een cultuurverandering in gang gezet.

- Door het introduceren van het kennismanagementsysteem is bij alle lagen van de organisatie een bewustwordingsproces ten aanzien van kennismanagement ontstaan. Deze bewustwording moet uiteindelijk leiden tot een bedrijfscultuur die diensten georiënteerd is en waar op alle niveaus kennismanagement geïntegreerd is. Binnen dit soort organisaties zijn medewerkers beter in staat nieuwe inzichten en methodieken toe te passen en te verspreiden.

- En er is meer. Er is een ambitiestatement geformuleerd, er zijn competentieprofielen ontwikkeld, er is een kader geschapen voor kennisoverdracht en er is een aanzet voor een curriculum.

Wij menen met dit project een belangrijke stap te hebben gezet ten aanzien van de verbetering van de zorg voor kinderen met ernstige meervoudig complexe beperkingen en hun ouders. Hiermee is een eerste antwoord gegeven op de aanbevelingen van zowel het rapport van de Gezondheidsraad in 1999 (Dagbesteding voor mensen met een ernstige meervoudige handicap, Gezondheidsraad 1999) als het rapport van de inspectie in 2000 (Ernstig meervoudig gehandicapt en dan?, Inspectie voor de Gezondheidszorg 2000).

Tevens menen wij een organisatievorm te hebben neergezet die geschikt is voor het ontwikkelen en overdragen van specialistische kennis. Deze kennis hoeft zich niet te beperken tot kinderen met ernstig meervoudig complexe beperkingen en hun ouders. Wij zijn ervan overtuigd dat vermaatschappelijking van de zorg en inclusie uitsluitend kunnen plaatsvinden indien er gespecialiseerde centra zijn waar en van waaruit specialistische dienstverlening en kennisoverdracht kan plaatsvinden ten behoeve van alle kinderen met ernstige beperkingen. Voor kinderen met ernstig meervoudig complexe beperkingen en hun ouders is dit beschreven in dit rapport. Ten aanzien van kinderen met bijvoorbeeld moeilijk verstaanbaar gedrag en hun ouders zal de kennis en dienstverlening nog beschreven moeten worden.

4 Uit: Het opzetten van specialistische KDC’s. Disseminatie en implementatie van kennis over kinderen met ernstig verstandelijke en meervoudige beperkingen (M. Nieuwenhuijse, R. Stegen, D. Warnaar, 2003).

Page 7: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 7

DDeeeell 11 PPeerrssoooonnssbbeeeellddeenn kkiinnddeerrddiieennsstteenncceennttrraa DDee WWeennddeell,, IIppssee eenn OOmmeeggaa

1.1 Inleiding In 2003/2004 is een analyse gemaakt van de persoonsbeelden van de drie kinderdienstencentra De Twinkeling, Zonnehof en Omega.5 De analyse geeft informatie over hoe de kinderdienstencentra functioneren en hoe zij meer een lerende organisatie kunnen worden. Het persoonsbeeld geeft een karakterisering van de organisatie. Er is in de drie organisaties een vergelijkbare beeldvorming en analyse gedaan. Er zijn verschillende werkwijzen met instrumentaria aangeboden: interviews, Concept Mapping (bijeenkomst) en een cultuurscan. De centrale vraag was: ‘wat zijn de kenmerken van goede zorg voor kinderen EMVB?’6 Met deze aanpak is een bewustwordingsproces in gang gezet. Medewerkers waren in de gelegenheid te reflecteren op de te bereiken doelen en gingen in dialoog over hoe die doelen te realiseren. De belangrijkste hoofdlijnen en conclusies uit drie persoonsbeelden worden hieronder weergegeven.

1.2 Aanpak en resultaten analyse

Cultuurscan De resultaten uit de cultuurscan laten zien dat de cultuur in de kinderdienstencentra die bij een grotere organisatie horen (De Wendel en Ipse) redelijk gebalanceerd is, maar dat medewerkers wel veel druk ervaren om ‘productie’ te maken. In het zelfstandige kinderdienstencentrum (Omega) is sprake van een zeer uitgesproken familiecultuur. Medewerkers wensen vooral een omslag te maken naar een meer innovatieve cultuur, waarin vrijheid van handelen en gerichtheid op (wensen uit) de cliënten/buitenwereld belangrijk zijn. De ontwikkeling naar een gespecialiseerd kinderdienstencentrum vraagt ook om een innovatieve cultuur. Het gaat immers om het ontwikkelen van nieuwe diensten en methodieken. De kinderdienstencentra moeten voorloper zijn op het gebied van zorg, dienstverlening en diagnostiek (kortom: kennis) op het gebied van EMVB. Daarvoor is een innovatieve attitude noodzakelijk. Medewerkers durven en mogen iets nieuws uitproberen, zij zijn kritisch-constructief naar elkaar en hebben niet alleen de ambitie om goede dienstverlening te leveren, maar deze ook voortdurend te verbeteren. Kortom: een lerende houding aannemen. Concept Mapping De Concept Mappingbijeenkomsten waren vooral bedoeld om duidelijker te maken wat goede dienstverlening voor kinderen met EMVB inhoudt en wat dat betekent voor een gespecialiseerd kinderdienstencentrum. Het zal duidelijk zijn dat alle kinderdienstencentra vinden dat expertise op het gebied van problemen en methodieken voor deze doelgroep essentieel zijn. Daarnaast zijn de volgende elementen genoemd: - Medewerkers van een gespecialiseerd kinderdienstencentrum moeten een bepaalde mentaliteit hebben

die overeenkomt met wat hierboven over cultuur is geschreven. - Zij moeten open, kritisch en nieuwsgierig zijn, omdat in de dienstverlening aan deze

groep – juist omdat er nog weinig over bekend is – voortdurend moet worden vernieuwd. - Daarvoor is het ook nodig dat medewerkers intensief (transdisciplinair) met elkaar

samenwerken. De problematiek is te ingewikkeld om dit aan de disciplines afzonderlijk over te laten.

5 Analyse en verslag. Kinderdienstencentra Zonnehof, Twinkeling en Omega, een persoonsbeeld. (Van Iren Koedoot & Duin, 2005). 6 Toevoeging van de projectgroep: Management en medewerkers hanteren de benaming ‘kinderen met ernstige meervoudige complexe beperkingen’ (EMVB6), in plaats van ‘kinderen met ernstige meervoudige beperkingen’ (EMVB). De toevoeging van het woord ’complex’ doet meer recht aan de werkelijke situatie van het kind. Het heeft de voorkeur de strekking van de internationaal gehanteerde term Profound Multiple Disability (PMD) te volgen.

Page 8: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 8

- Om goed samen te werken is het nodig dat medewerkers bereid en gemotiveerd zijn om hun kennis met elkaar te delen. Daarbij gaat het zowel om het kunnen en willen aanbieden van wat medewerkers weten (‘push’ van kennis) als om het vragen om kennis naar aanleiding van problemen die men tegenkomt (‘pull’ van kennis).

Innovatie Omdat de kennis over ernstig meervoudige beperkingen nog steeds gering is, moeten de kinderdienstencentra – als gespecialiseerd centrum – aan vernieuwingen (blijven) meewerken of deze zelf initiëren. De kinderdienstencentra hebben beter dan wie ook zicht op de behoeften van (ouders van) kinderen met EMVB en zij kunnen hier op inspelen door praktische vernieuwingen in hun dienstenaanbod aan te brengen. Dit sluit bovendien aan bij de wens van de kinderdienstencentra om de cultuur om te bouwen naar een meer innovatieve cultuur. Kennismanagement Om de dienstverlening aan kinderen met EMVB (en hun ouders), inclusief de innovatieve taak die daarbij hoort, naar behoren te kunnen uitvoeren, zullen de kinderdienstencentra meer lerende organisaties moeten worden. Daarbij gaat het er vooral om dat zij (1) weten over welke kennis zij moeten beschikken, (2) weten welke kennis zij al ‘in huis’ hebben, (3) acties ondernemen om benodigde (maar nog niet aanwezige) kennis te verwerven en (4) structuren en werkwijzen ontwikkelen om de kennis (intern en extern) te delen. Cultuurverandering Bovenstaande veranderingen moeten gepaard gaan met een verandering in de manier waarop medewerkers met elkaar omgaan. Het is nodig om de nadruk te verschuiven van het gevoel een grote familie te zijn, naar de behoefte om (nieuwe) diensten te bedenken die (nog) beter aansluiten bij kinderen en hun ouders. Daarvoor moeten medewerkers bijvoorbeeld meer constructief-kritisch naar elkaar durven zijn.

1.3 Van bevindingen naar perspectief De bevinding uit het eerste jaar was dat de cultuur van de kinderdienstencentra aangepast moest worden en het lerend vermogen van de medewerkers nog meer ontwikkeld moest worden. Hiervoor is het nodig om van een taakgerichte cultuur naar een dienstengeoriënteerde7 cultuur toe te werken. Sleutelbegrippen die we hebben geselecteerd uit de analyse zijn: voorloper zijn, ouder participatie, kwaliteitszorg, lerend organiseren, attitudevorming, reflectieve houding, dialoog en actie, innovatief vermogen en transdisciplinair werken. Met deze sleutelbegrippen is het kennismanagement opgebouwd, dat we met het leersysteem ‘Leren DOOR Doen’ praktiseren.

7 Dienstengeoriënteerde cultuur: initiatieven in de organisatie komen voort uit vragen en uit de diensten die hulpvragers nodig hebben, in plaats van dat we uitgaan van routinematige taken (hoe we altijd doen) en wat we zelf van belang vinden.

Collectieve leerbijeenkomst – april 2005 Het is moeilijk om uit de discussie te blijven en echt de dialoog te voeren. Methode werkt goed om de ideeën van iedereen boven tafel te krijgen en acties te formuleren. Wanneer maken we de omslag naar nieuwe acties?

Page 9: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 9

DDeeeell 22 KKeennnniissmmaannaaggeemmeenntt

2.1 Inleiding De opdracht is de drie kinderdienstencentra in te richten als expertcentra. Daar waar het kinderdienstencentrum al min of meer de functie heeft van expertcentrum gaat het vooral om het versterken van de positie, het verbreden en verbeteren van het dienstenpakket en systematische professionalisering van professionals. Hoewel er verschil is in de mate waarin al of niet gewerkt wordt vanuit een expertfunctie, hebben de drie organisaties gebruik gemaakt van hetzelfde leersysteem en hebben zij op eigen wijze vanuit de vooropgestelde werkkaders (zie bijlage 1, Programma van Eisen) het leerproces doorlopen.

Kindgebonden praktijk als hefboom voor verandering De leefomgeving van kinderen EMVB en de werkomgeving van de professionals vormen een leeromgeving. Op basis van deze wederkerige aanpak heeft het leerproces vorm gekregen. We merken hierbij op dat kennisontwikkeling niet vanzelfsprekend op gang komt en het vooreerst gaat om gedragsverandering en het krijgen van besef van de noodzaak om een expertcentrum te ontwikkelen. Het leersysteem ‘Leren DOOR Doen’ gebruikt de kindgebonden praktijk als hefboom voor verandering. Dialoog en het ondernemen van actie in de werkpraktijk laten professionals ervaren waar het omslagpunt in denken en doen zit. Deze werkwijze sluit aan bij de bevindingen van de persoonsbeelden van de organisaties, waaruit blijkt dat een cultuuromslag naar systematische professionalisering wenselijk is.

2.2 Introductie kennismanagement We hebben het volgende scenario uitgewerkt: ‘een kennisomgeving creëren voor professionals8 en kinderen EMVB en hun ouders’. In theorie stelt dit scenario professionals in de gelegenheid om: - direct specifieke kennis en kunde in te zetten; - nieuwe kennis te ontwikkelen bij nieuwe vragen; - wetenschappelijke kennis te concretiseren en te integreren in de werkpraktijk. De kennisstrategie9 die gevolgd wordt is ‘leren van en met de ander’, ‘ kennis en ervaring delen’ en ‘weten waar en hoe je nieuwe kennis kunt verwerven’. De dialoog, het reflecteren en de actie vormen de basis en het zijn als het ware instrumenten voor het bevorderen van kwaliteitszorg. We hebben vastgesteld dat de overdracht (transfer) van kennis naar het kind en de ouders kort moet zijn ofwel dat de kennis – is kwaliteitszorg - het kind snel bereikt. We beschouwen dit als een belangrijk criterium voor een expertcentrum. Om die reden is voor een praktisch leersysteem gekozen, dat tegelijkertijd een handelingspraktijk is waarbij motivatie, het snel kunnen beschikken over kennis en kunde en het toepassen van kennis centraal staan. De kracht van het geïntroduceerde leersysteem is – bij juiste toepassing - dat het een leer en een werksysteem is met instrumenten, waarmee praktijkkennis wordt ontwikkeld.

8 Professionals: we bedoelen hiermee alle beroepsgroepen die werken in een kinderdienstencentrum, inclusief het management. 9 Kennisstrategie: er wordt hier volstaan met een eenvoudige vertaling van kennisontwikkeling. De basis is ontleend aan Van Biene (2005), Dixon (1998, 2002), Gergen (1999) , Clandinin & Conelly (2000).

Vanuit de vraag van het kind brengt de professional zijn kennis en kunde in beeld en onderzoekt welke kennis en kunde nog toegevoegd moeten worden. Hiermee is competentieontwikkeling geïntegreerd in de werkpraktijk.

Collectieve leerbijeenkomst 19 april 2005 ‘Palliatieve zorg houdt in dat de zorg voornamelijk gericht is op het welbevinden van het kind en niet op genezen/behandelen’

Page 10: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 10

De professionals zijn de kennisdragers. Het kennissysteem kan ervaringskennis bewaren en oproepen en nieuwe kennis toelaten. Met deze aanpak kan de kennis daadwerkelijk gemanaged worden en kunnen we spreken van kennismanagement. Kennismanagement is hiermee geen abstractie of een goed voornemen maar een strategie en werkwijze. Hiermee ontwikkelen de expertcentra een kenniscultuur. Het leersysteem dat Zonnehof, Twinkeling en Omega hebben geïntroduceerd wordt hieronder beschreven.

2.3 Leersysteem ‘Leren DOOR Doen’ Het leersysteem ‘Leren DOOR Doen’ is een netwerk met leeractiviteiten (leernetwerk) waarin professionals en management, op basis van EMVB-gerichte vraagstukken gezamenlijk werken aan vernieuwing en verbetering van de dienstverlening. Het ontwikkelen van expertcentra is hierbij richtinggevend geweest. Het leernetwerk bestaat uit professionals, kinderen en hun ouders, externe deskundigen en anderen die een actieve bijdrage leveren aan de zorg en ondersteuning van het kind EMVB. De leeractiviteiten zijn cliëntgebonden, dat wil zeggen, dat alle leerthema’s afgeleid zijn van (potentiële) hulpvragers, die diensten afnemen of gaan afnemen bij het expertcentrum. Professionals brengen in het leersysteem hun voorkennis in en delen die met anderen. Kenmerken van het leersysteem zijn dat professionals: - leren en werken combineren; - participeren in het organisatieleerproces; - zelf leeractiviteiten initiëren; - systematisch werken aan competentieontwikkeling; - het eigen lerend vermogen vergroten door dialoog en actie; - met ouders/kinderen en collega’s reflecteren op de effecten van de dienstverlening en het

dienstverleningsproces. Het leersysteem zorgt voor systematische en planmatige sturing van kennis en interactie tussen professionals, kinderen en ouders. Dit leersysteem is een vorm van georganiseerde leerondersteuning waarin de manager het leren en ontwikkelen van professionals faciliteert en het organisatieleerproces ondersteunt. Gestuurd leerproces De beoogde vernieuwing en verandering zijn ingezet vanuit een gestuurd leerproces. Dit is nodig om de ambities te kunnen sturen en realiseren. De ambities roepen organisatievraagstukken op die worden omgezet naar leervraagstukken en deze zijn de input voor de leer- en werkbijeenkomsten. De doorlooptijd van een dergelijk leertraject is doorgaans 2½ jaar, waarvan één jaar met een externe deskundige. In de aanpak ligt besloten dat het leersysteem na een jaar op basis van ‘zelforganisatie’ wordt voortgezet. Het leersysteem zal in de aankomende periode nog meer geïntegreerd worden in de dagelijkse werkstructuur zoals werkoverleg, inhoudelijke kindbesprekingen en werkdoelbesprekingen. Professionals zullen steeds meer ervaren dat leren en werken geen gescheiden zaken zijn, maar met elkaar zijn verbonden. Leren op de werkplek wordt hiermee een nieuwe werkwijze. Leren tussen/van organisaties: ‘Communitie of Learning’ (CoL) De Communty of Learning is een leergemeenschap, waar niet de functie en hiërarchie van belang zijn maar de inbreng (delen van kennis en ervaring). De CoL heeft een belangrijke rol gespeeld in: het ontwerpen en inrichten van de expertisecentra en in de ontwikkeling van kennismanagement. De CoL bestaat uit leden van de drie organisaties (9 professionals). We zijn uitgegaan van integrale deelname, d.w.z. dat verschillende beroepsgroepen deelnemen. De leden van de CoL maakten terugkoppelingen naar de werkpraktijk over inzichten en modellen voor herontwerp van de kinderdagcentra. De deelnemers van de CoL zijn potentiële kennisdragers voor het expertcentrum geworden. Zij hebben geleerd vanuit hun praktijkervaring nieuwe werkkaders op te stellen voor het expertcentrum.

We constateren dat er binnen de organisaties voldoende potentieel aanwezig is om aan de eisen van het expertcentra te voldoen. De vraag is dan ook niet of er voldoende kennis is maar of op die kennis een beroep wordt gedaan, of die kennis wordt benut en hoe zij in de gelegenheid worden gesteld om nieuwe kennis te verwerven.

Page 11: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 11

De CoL heeft als spil gefungeerd voor brede kennisontwikkeling. Er is met een doelgericht programma gewerkt in de CoL, dat door de externe leercoach is geïnitieerd. Er heeft monitoring plaatsgevonden op het aspect ‘expertisecentra in de markt plaatsen’ en dit heeft geleid tot een dienstenboek (zie bijlage 6). Leren in de eigen organisatie Er hebben in iedere organisatie drie collectieve leerbijeenkomsten plaatsgevonden en de resultaten uit de CoL zijn voorgelegd. Het doel was om ambitie en gelijkgerichtheid te ontwikkelen over nieuwe thema’s rondom het expertcentrum: missie en visie, de kernfuncties en kernactiviteiten van het expertcentrum, de diensten die we gaan leveren en het benoemen van de kennis en kunde die we hiervoor nodig hebben? Tussen de drie collectieve leerbijeenkomsten in hebben kleine leergroepen10 – met een specifiek getrainde leercoach – gewerkt aan het maken van competentieprofielen van de bestaande en nieuwe diensten (zie deel 3, 3.6). De 17 leercoaches zijn specifiek in-getraind in hun rol en taak van leercoach. De uitgangspunten van het coachen en het belang van een coachende werkomgeving zijn hiermee in de organisaties geïntroduceerd. Het is de bedoeling dat zij vraagstukken die zich voordoen in de organisatie op deze wijze aanpakken. De leercoaches komen in de organisaties vijf keer bijeen met de externe deskundige om te reflecteren op het leerproces en de resultaten. Leren tussen/van organisaties: ‘Action learning’ (AL) In de leerperiode zijn het management en andere deskundigen ( 12 personen) uit de drie organisaties twee keer bijeen geweest om de ‘producten’ te toetsen op kwaliteit en bruikbaarheid. Een belangrijke omslag was de ‘van-onderop-strategie’ die we hebben toegepast. De professionals stellen op basis van kennis en kunde hun nieuwe werkkaders op en leggen deze voor aan het management. Gebleken is dat in de drie organisaties veel motivatie en potentieel aanwezig is om ervaringskennis in te brengen en kennis te delen.

Leermethode BIAM® Binnen de drie organisaties is de Betekenisgestuurde Inter Actie Methode geïntroduceerd: de leermethode BIAM®. De leermethode biedt een leer-/ en werkstructuur met een praktisch instrumentarium, waarin dialoog en actie centraal staan. De leermethode en de instrumenten zijn wetenschappelijk gefundeerd11. Van de instrumentenset is de dialoog en actie methode en de reflector Competentie Ontwikkelingsprofiel (COP) gebruikt (zie figuur 1 en 2). Van (expert)diensten zijn competentieprofielen opgesteld.

Leer-infrastructuur Een leerinfrastructuur bestaat uit het leersysteem, de mensen die er aan deelnemen en de leervraagstukken. De volgende vragen zijn beantwoord (zie deel 3). - Wat zijn de kernfuncties en kerntaken van een expertcentrum? - Welke diensten onderscheiden we: bestaande en nieuwe diensten? - Hoe kan een integrale kostprijs de (toekomstige) bedrijfsvoering ondersteunen? - Welke diensten vragen om welke competenties?

10 Leergroepen: Twinkeling 8 leergroepen/8 leercoaches met 25 professionals, Zonnehof, 4 leergroepen/5 leercoaches 25 professionals, Omega, 4 leergroepen/4 leercoaches -15 professsionals 11 Van Biene, M. A.W. (2005). ‘Wederkerig leren’, georganiseerde leerondersteuning voor mensen met een verstandelijke beperking en professionals. Proefschrift. Eburon-Delft.

Omega – reflecties van leercoach – juni 2005 Was goed om dit gesprek te voeren. Belangrijk om in de gaten te houden als coach, dat je niet te veel inhoudelijk in gesprek gaat. Mensen gingen goed in dialoog. Acties zijn helder en concreet. Duidelijk wie wat gaat doen. We waren tevreden.

Reflectieformulier professional - collectieve leerbijeenkomst Ipse - juni 2005 Bijeenkomsten niet te snel achter elkaar

plannen, anders lukt het niet om de acties uit te voeren en hierop te reflecteren met elkaar.

Twinkeling maart 2005 De CoL–leden van Twinkeling brengen de informatie over de missie en visie en hun kennis en inzichten over naar de deelnemers van de collectieve leerbijeenkomsten.

Twinkeling– collectieve leerbijeenkomst - juni 2005 Professionals presenteren hun persoonlijke leerervaringen die ze opgedaan hebben in de leergroepen en de werkpraktijk. Zij geven elkaar waardering voor de openhartige verhalen en zelfreflecties.

Page 12: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 12

- Zijn deze competenties in voldoende mate aanwezig? - Hoe verwerven we relevante kennis? - Hoe bewaren we kennis?

Integratie onderzoeksbevindingen/resultaten - Hoe integreren we de onderzoeksbevindingen (RUG)? - Welke expertise is hierbij nodig? Er is gebruik gemaakt van twee typen leerondersteuning: 1. Leren tussen/van de drie organisaties: ‘Communities of Learning’ (CoL); 2. Leren in de eigen organisatie.

2.4 Competentie Ontwikkelingsprofiel (COP) Het leerinstrument BIAM Competentie Ontwikkelingsprofiel is in de organisaties geïntroduceerd. Richtinggevend zijn de diensten die het expertcentrum dient te leveren. We onderscheiden direct kindgebonden diensten zoals visuele stimulatie, refluxbehandeling, ondersteuning bij eten en drinken. Zo ook onderscheiden we diensten die ondersteunend zijn aan het primaire proces en gericht zijn op het verwerven van vaardigheid in techniek en methoden: bijvoorbeeld het bieden van een workshop autisme voor ouders of het hanteren van video interactie methoden. Het COP geeft een beeld van de verschillende aspecten van een dienst. We geven aan de hand van de dienst Visuele Stimulatie een voorbeeld. We onderzoeken via het COP welke zaken een rol spelen rondom een kind dat visuele stimulatie nodig heeft. Er kan worden vastgesteld welke competenties aanwezig zijn en welke competenties er ontwikkeld dienen te worden. Dit laatste gebeurt aan de hand van kindgebonden acties. Hiermee bereikt de kennis direct het kind (zijn ouders) en de werkomgeving. Het COP zet aan tot het onderling uitwisselen van (actuele) kennis en kunde rondom het kind (op naam) dat visuele stimulatie vraagt.

Indicatoren voor kwaliteitszorg Het Competentie Ontwikkelingsprofiel (COP) is opgebouwd uit 8 indicatoren, die als basis dienen voor kwaliteitszorg en professionalisering in dagelijkse en specifieke zorg voor kinderen EMVB. De indicatoren zijn: - Ouders: hoe en waarin participeren ouders - Omgeving: hoe ziet de kindsituatie eruit, iedere situatie is contextgebonden - Materialen: welke hulpmiddelen worden gebruikt of zijn nodig en hoe worden deze gebruikt - Methoden en technieken: welke methoden en technieken zijn van belang en hoe worden deze

toegepast - Kennis: welke professionele en kindgebonden kennis betreft het - Vaardigheden: welke professionele en kindgebonden vaardigheden betreft het - Gedrag: welk kindgebonden en observeerbaar gedrag betreft het - Nieuwe indicator: zijn er nog aanvullende indicatoren

De kracht van het COP is dat de professional eigenaar is van zijn competentieontwikkeling, welke ontwikkeling kindgebonden is. Het COP is een reflector en sturingsinstrument dat de kwaliteit van zorg, ondersteuning en kennis toetst. Het instrument gaat uit van waardering, voortgang en kwaliteit van professionalisering. De organisatie heeft in beeld wie welke kennis heeft en welke kennis aangevuld dient te worden. De drie organisaties hebben in 16 leergroepen, waaraan 65 professionals deelnamen - met 17 leercoaches tot en met september ‘05, 20 COP’s gemaakt. De expertdiensten zijn vastgelegd in totaal 50 COP’s en deze sturen de kwaliteit van professionalisering, c.q. zorg en ondersteuning. Iedere organisatie beschikt hiermee over een leerinfrastructuur met een instrumentenset.

Leergroep Ipse – 5 september 2005 De leergroep bereidt de collectieve leerbijeenkomst voor en draagt het resultaat over het thema ‘opvoedingsprogramma’ over aan de andere collega’s. Leercoach: ‘ Ik dacht dat we er nu wel klaar voor zouden zijn, maar de leergroep wil nog een keer oefenen’. Iedereen werkt aan eigen stukje voor de bijeenkomst. Volgens mij heb ik iedereen verantwoordelijk gemaakt’.

Page 13: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 13

Hieronder wordt van drie indicatoren een ingekort voorbeeld gegeven van een COP. De competentiecriteria geven aan waar de dienst visuele stimulatie aan moet voldoen en wat de professional moet kunnen. Cop 1 Competentie Ontwikkelingsprofiel VISUELE STIMULATIE Indicatoren Competentiecriteria Kind en ouders

Biedt kind/ouders zeggenschap over de visuele stimulatie. � Coördineert een gesprek met kind en ouders over een visuele stimulatie � Ouders vertellen waarom visuele stimulatie van belang is � Visie verwoorden � Plan voorleggen, ideeën uitwisselen, beeldvorming creëren, kennis

benutten � Andere deskundigen raadplegen � Samen besluit nemen

Methoden en Technieken

Toepassen screeningslijst: � kunnen observeren � kunnen signaleren � kunnen rapporteren

Verwerkt zaken in het ondersteuningsplan: � Beknopte, heldere en relevante verslaglegging � Correct taalgebruik, vermijdt jargon � Formuleert een voorstel, advies � Evalueert met kind, ouders en andere deskundigen proces en dienst, gas-

scorelijst Kennis Heeft professionele kennis:

� Heeft basiskennis over visus � Heeft basiskennis over afwijkingen m.b.t. visus � Schakelt deskundigen in t.b.v. kennisverbreding en lacunes in kennis aan

te vullen � Deelt relevante informatie over visus met collega’s � Weet waar informatie over visus is te verkrijgen

Heeft kindgebonden kennis � Heeft kennis hoe het kind leert en ervaart

Figuur 1: Een voorbeeld van een deel van het COP Visuele Stimulatie, drie indicatoren met competentiecriteria.

Het doel van de indicatoren is het meten van kwaliteit van zorg, ondersteuning en kennis. Een indicator is een meetbaar begrip binnen een bepaald onderwerp. Indicatoren kunnen worden veranderd als daar reden toe is. Nieuwe indicatoren kunnen worden toegevoegd.

Dialoog en reflectie Met dialoog en reflectie wordt aan de hand van het COP Visuele Stimulatie vastgespeld wat de professional gaat ontwikkelen. Voor ieder reflectie-item geldt: dat het gaat om een zelfwaardering: ik doe dat wel of niet, beperkt of veel enz. Er wordt gescoord wat de huidige competentie-situatie van de professional is en wat de gewenste situatie is. In concrete termen wordt besproken welke competenties de professional gaat verwerven en in welke (kindgebonden) actie dit tot uitdrukking moet komen. De lijst kan ook ingevuld worden door een collega, de leidinggevende of een verwant (interactie). Deze scoort dan op hoe hij tegen de competentie-ontwikkeling van de ander aankijkt. Het gaat hierbij niet om goed of fout, maar de verschillen zijn de aanleiding voor dialoog en reflectie en bieden gelegenheid de kindzorg te objectiveren.

Page 14: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 14

De situatie van het kind bepaalt welke competenties rondom visuele stimulatie de professional moet inzetten (contextgebonden) en welke competenties nog verworven dienen te worden. Hiermee worden het leerproces van de professional en het ondersteuningsgproces van het kind geactiveerd (wederkerig leren). Hieronder is de Reflector Visuele Stimulatie vertaald naar indicatoren waarmee kennis en kunde en het perspectief worden aangegeven. Reflector VISUELE STIMULATIE COP 1 Naam kind: H. vd E. 1= in zeer geringe mate; 2= in geringe mate; 3= in voldoende mate; 4= in hoge mate; 5 is in zeer hoge mate. Competentie Ontwikkelingsstappen

1

2

3

4

5

Actie(s) competentie ontwikkeling

Participatie kind en

ouders

Huidige status

Gewenste status

ontwikkeling

x

x

De aankomende vijf weken – tot eind november - bel ik de wekelijks de ouders om de voortgang van de begeleiding en behandeling te bespreken en te toetsen of er effect is bij H. in de thuissituatie is. Omdat deze ouders het vaak moeilijk vinden wat we doen met visuele stimulatie ga ik eerst bespreken of ze de ouders dit op prijs stellen. Ik zal hun voorstellen of ze eens willen deelnemen aan een workshop, waarin uitleg wordt gegeven en vragen gesteld kunnen worden over visuele stimulatie.

Methoden en

technieken

Huidige status

Gewenste status

ontwikkeling

Kennis van visuele

stimulatie

Huidige status

Gewenste status

ontwikkeling

x

x

Ik moet begrippen en informatie over visuele stimulatie meer eigen maken, zodat ik aan ouders helder kan uitleggen wat we doen en hoe zij er mee verder kunnen. Ik ga informeren bij de leergroep visus of ik een paar keer kan deelnemen aan hun leergroep visus.

Figuur 2: Een voorbeeld van een deel van de Reflector Visuele Stimulatie, drie indicatoren met score mogelijkheid.

Page 15: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 15

We hebben de ervaring dat kinderen met EMVB in specifieke situaties verkeren en dat competentie-ontwikkeling van professionals vooral contextgebonden moet zijn. De situatie van het kind en zijn specifieke pathologie vereisen steeds nieuwe kennis en kunde. Zo ook resultaten van wetenschappelijk onderzoek moeten snel het kind bereiken. Om die reden is gekozen voor een competentieprofiel dat de vereiste kwaliteit aangeeft, de benodigde competenties (kennis, vaardigheden en gedrag) en het stelt de professional in de gelegenheid zijn persoonlijke competentieontwikkeling in beeld te brengen. De competentieprofielen kunnen op de werkplek worden gebruikt, in leerprogramma’s, als coachinstrument tussen professionals onderling en met de leidinggevende en met de ouders.

2.5 Effectmetingen kennisontwikkeling De indruk is dat er in de organisaties is geleerd. Uit de effectmetingen blijkt dat professionals kennis delen en deze toepasbaar maken voor de werkpraktijk. We vinden dit een belangrijk resultaat omdat daar de sleutel ligt voor het expertcentrum: zijn professionals zijn in staat kennis te delen en te tranfereren en zij zijn in staat die kennis geschikt te maken voor hergebruik. Met dit vermogen kunnen alle kindvragen een plek krijgen binnen de organisatie. Professionals gaan dan uit van: ‘het kan wel als’, in plaats van ‘het kan niet want’. In bijlage 3 is van Zonnehof – Ipse een resultaatbeschrijving beschreven van de reflecties van professionals, c.q. het leersysteem. De andere organisaties hebben soortgelijke scores en bevindingen. Alhoewel we de dagelijks werkervaring en praktijk hebben gebruikt om het leersysteem handen en voeten te geven stellen we vast dat de kindgebonden aanpak in de vervolg fase (2006) nog meer handen en voeten dient te krijgen. Dit geldt ook voor het participeren van ouders. We stellen vast dat er constructief is gewerkt en dat blijkt uit de 20 COP’s die zijn gemaakt, de missie en visie die zijn geformuleerd, het dienstenboek en het transdisciplinair werkkader die zijn opgesteld.

2.6 Curriculum: nieuwe opvattingen over een modulair curriculum Nieuwe zienswijzen over kennisontwikkeling en competentieontwikkeling hebben consequenties voor een curriculum. Een modulair curriculum had tot doel om flexibiliteit te realiseren, waarbij professionals/lerenden hun eigen keuzes en leerroutes konden maken die binnen een bepaalde periode doorlopen moeten worden. Doordat curricula opgebouwd waren rond het verwerven van gefragmenteerde vakkennis en – vaardigheden zijn vaste voorgeprogrammeerde curricula ontstaan. Het werken met competenties dwingt tot een minder gedetailleerde curriculum-beschrijving. Adequaat handelen is immers niet zonder meer uit een te leggen in losse deelvaardigheden die in een vaste volgorde verworven moeten worden. Het leerproces om tot competent handelen te komen ligt niet vast in gestandaardiseerde curricula maar in contextgebonden competenties, die bijvoorbeeld zijn afgeleid van ziekteleer (pathologie), de (sociaal-emotionele) situatie van het kind en de beschikbare (technische en medische) middelen. Wat telt is het effectief handelen van de professional en het gaat veel minder om de weg waarlangs dit is bereikt. De nieuwe aanpak van curricula biedt meer mogelijkheden voor flexibiliteit en integreert kennis die al in de organisatie aanwezig is door professionals zelf belangrijke rollen en taken te geven in het overbrengen van kennis en kunde. Er wordt uitgegaan van een verantwoorde mix van expertkennis tussen interne deskundigen en externe deskundigheid (ingekochte kennis). De hier aangeboden curriculum opzet streeft in alle opzichten naar het inzetten van eigen kennis en kunde in leersituaties en (externe) kennis aanvullen indien nodig.

Collectieve leerbijeenkomst Twinkeling – juli 2005 Reflecties van professionals: Inspirerende bijeenkomst. Het was prachtig en leerzaam. Geeft nieuwe inzichten. Nog iets meer ruimte om met elkaar in gesprek te gaan. Dit werkt zeer verrijkend en productief. Door de dialoog ben je meer geneigd tot zelfreflectie. Dit is goed! Bewuster van het dagelijkse handelen, en een positief effect op het verantwoordelijkheidsgevoel van de organisatie.

Page 16: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 16

Er kan sprak zijn van individuele, team en collectieve leerroutes. Bij competentiegericht leren staan begrippen als zelfverantwoordelijkheid, kennisontwikkeling en leercompetentie-ontwikkeling centraal. Een competentie vormt een complex geheel van kennis, vaardigheden en attitudes, rolopvattingen en subjectieve concepten. Het is als het ware een netwerk van sociale en cognitieve elementen. Rondom de leerstof vormen zich leernetwerken en leervriendschappen. Competenties leiden we achteraf af uit waarneembaar gedrag en uit de reflectie op dat gedrag (zie toepassing BIAM Competentie Ontwikkelingsprofiel - COP). Bij de vormgeving van een modulair curriculum is het van belang voor ogen te houden dat in een expertisecentrum vooral de klant en zijn hulpvraag de vereiste competenties bepalen. Voor effectieve zorg, ondersteuning, begeleiding, therapie en behandeling zijn in veel situaties wel vooropgestelde competenties noodzakelijk. Het matchen van vooropgestelde en contextgebonden competenties is het uitgangspunt voor het ontwerpen van dit nieuwe curriculum. Het project ‘Spoorzoekers’ heeft in fase 2 (zie bijlage 1) de opdracht gegeven een curriculum te ontwerpen voor professionals die werken met kinderen EMVB. De aanleiding wordt hieronder toegelicht.

2.7 Curriculum ‘Actie Leren’ Er is een concept curriculum ontwikkeld dat de naam heeft gekregen Curriculum ‘Actie Leren’.12 Het curriculum omvat een zevental leergangen. De naamgeving doet recht aan de bedoeling namelijk dat professionals leren en ontwikkelen door betekenisgeving en actie, door dialoog en reflectie, door kennis delen en kennis verbreden. Het curriculum is in die zin uniek te noemen omdat het specifiek is ontworpen voor professionals die werken met kinderen EMVB en hun ouders. Er is gebruik gemaakt van landelijke informatiebronnen13 op het gebied van beroepsontwikkeling. Er wordt tevens gebruik gemaakt van vernieuwende leertheorieën en kennissystemen die aansluiten bij de beroepsvorming van professionals die expertkennis moeten blijven verwerven.

2.8 Certificering en portfolio Bij een competentiegerichte leercultuur is het gepast om gebruik te maken van certificering bij voldoende bekwaamheid. In het curriculum is al rekening gehouden met het toetsen van verworven bekwaamheden. Ook aan de hand van de COP’s kunnen professionals aantonen dat ze bepaalde kennis en kunde hebben verworven. Met een portfolio kunnen de ‘bewijsstukken’ aantoonbaar worden bewaard. Professionals ervaren het als een stimulans om een portfolio in te richten, waarin eveneens hun eerder verworven kennis en ervaring wordt bewaard in de vorm van diploma’s, verklaringen, certificaten enz. Daarnaast kunnen professionals ervaringskennis opslaan van deelname aan projecten of werkgroepen (b.v. project Spoorzoekers, visus werkgroep, leergroep opvoedingsprogramma).

2.9 Het resultaat: het curriculum in perspectief Het curriculum beslaat het merendeel van de taken, kernopgaven en competenties van professionals EMVB. De modulen bevatten onderdelen die gaan over zorg en ondersteuning, over participatie en integratie, over methoden en technieken. Begeleiders, ondersteuners, paramedici, agogen, en andere materiedeskundigen zijn hoofdrolspelers binnen het curriculum. Voor professionals die in de ambulante dienstverlening werken is een specifieke leergang ontworpen. De ervaring leert dat de aankomende jaren de ambulante ondersteuning in de thuis-/gezinssituatie en bij kleinschalig wonen en dagbesteding zal toenemen en zijn eigen leervragen genereert.

12 Actie Leren: Actie Leren is een proces waarin de volgende stappen steeds opnieuw worden gevolgd: vragen stellen om de aard van de situatie helder te krijgen; in dialoog de mogelijkheden onderzoeken en de mogelijkheden bepalen; het ondernemen van actie, het reflecteren op het effect van het handelen. 13 Onder andere: NIZW (2005) Competentieprofiel beroepskrachten primair proces gehandicaptenzorg.

Page 17: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 17

Het curriculum is in deze projectfase doorontwikkeld van initiatief naar ontwerpfase en daarmee is voldaan aan de projectopdracht. Echter het curriculum heeft nog een uitwerkfase nodig. Dit vraagt tijd en denkwerk, het vraagt ook samenwerking en experimenteerruimte. Het curriculum moet in de uitwerkingsfase toegeschreven worden naar meerdere beroeps- en functievarianten. Er zal een handzame Human Resource instructie voor het management en de coachpraktijk gemaakt moeten worden. Er zullen afspraken gemaakt moeten worden over bronvermeldingen, licenties, gebruiksrechten van leerstof en repro afspraken bij readers en kopieerwerk. Het curriculum zou een landelijke functie kunnen krijgen voor organisaties met professionals die in een soortgelijke beroepscontext werkzaam zijn.

2.10 Resultaten ‘Leren DOOR Doen’

We geven de projectresultaten weer die we met het leersysteem ‘Leren DOOR Doen’ hebben opgebracht. Hierbij merken we op dat het leersysteem onderdeel uitmaakt van die resultaten. We geven een onderbouwing bij de resultaten conform de projectopdracht (zie bijlage 1, Programma van Eisen). Achtereenvolgend worden de resultaten beschreven van: 1. Het draagvlak voor kennismanagement 2. De collectieve ambitie van de drie organisaties om door te ontwikkelen naar een

kinderdienstencentrum/expertcentrum 3. Het leersysteem ‘Leren DOOR Doen’ 4. Ontwerp van een curriculum Ad 1 Draagvlak voor kennismanagement In de drie organisaties zijn begin 2005 bij aanvang van het project dialoogsessies over kennismanagement14 aangeboden. Met name waren de dialoogsessies gericht op het ‘neerleggen’ van een werkwijze voor kennisontwikkeling die het mogelijk maakt door te groeien naar een kinderdienstencentrum/expertcentrum. De werkwijze moet professionals uitnodigen tot kennisontwikkeling, vakgerichte professionalisering en ontwikkeling van klantgeoriënteerd15 werken. De nadruk bij het vormgeven van de expertcentra is gelegd op het belang van kennisontwikkeling en het uitwisselen van de beelden die dat opriep (beeldvorming). Er is onder de aandacht gebracht dat kennismanagement niet een tijdelijke manier van doen is, het is een nieuw besturingsprincipe, dat impact heeft op het gedrag van professionals en ouders met kinderen EMVB, het management en de omgeving van het kinderdienstencentrum/expertcentrum. Er heeft een uitwisseling plaatsgevonden hoe een organisatie het lerend vermogen kan vergroten en wat er voor nodig is om een leergerichte organisatie te worden. Er is stil gestaan bij het economiseren van expertkennis, wat wil zeggen dat expertkennis kan bijdragen aan verdere dienstenontwikkeling binnen de doelgroep EMVB, maar bijvoorbeeld ook bij kinderen met moeilijk verstaanbaar gedrag. Zo ook zal er steeds meer beleidsgestuurde contractfinanciering zijn, die is afgestemd op wet en regelgeving en het dienstenaanbod (zie deel 3, 3.6). Begrippen als kennismanagement en kennisontwikkeling in de vorm van systeem en structuur waren voor de organisaties tamelijk nieuw.

Het resultaat van deze dialoogsessies was draagvlak voor het organiseren van kennismanagement

Het resultaat was dat professionals en andere betrokkenen de overtuiging hebben gedeeld dat systematische en planmatige

kennisontwikkeling een voorwaarde is om daadwerkelijk als expertcentrum te kunnen functioneren.

14 Introductie Kennismanagement: krijtlijnen kennismanagement EMVB (Project Spoorzoekers, 2005). 15 Klantgeoriënteerd werken: het onderzoeken van nieuwe klantvragen en indien wenselijk nieuwe diensten ontwikkelen

Page 18: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 18

Ad 2: De collectieve ambitie van de drie organisaties De ambitie om door te ontwikkelen naar een kinderdienstencentrum/expertcentrum heeft geresulteerd in: De missie en de taakstellende visie (zie deel 3, 3.2). Specifiek voor het expertcentrum zijn: het participeren van ouders in het ondersteuningsproces en het samenbrengen van de ervaringen van ouders en die van de professionals. Daarnaast kan het kinderdienstencentrum/expertcentrum gebruik maken van een uitgebreid kennisnetwerk, dat uiteenloopt van wetenschappelijke kennisnetwerken tot (lokale) netwerken op voorzieningenniveau. Op zich is dit geen bijzonder aandachtspunt in deze tijd, maar daadwerkelijk kennisnetwerken verankeren in het bedrijfsconcept ontbreekt veelal. Kennisstromen kunnen via ‘Leren DOOR Doen’ maximaal worden benut en zijn onderdeel van het kennismanagement.

Het resultaat is een gedragen missie en visie die nageleefd wordt in het kennissysteem. De vijf kernfuncties en kernactiviteiten die we onderscheiden zijn (zie deel 3, 3.3 en 3.4): 1. Maatschappelijke participatie voor kind en ouders 2. Diagnostiek 3. Bemiddeling, advies en informatie, consultatie, service verlenen 4. Dienstverlenende arrangementen voor kinderen met een verstandelijke beperking en ondersteuning van/aan ouders 5. Innovatie en ontwikkeling

Het resultaat is een bedrijfsconcept dat de missie en visie onderbouwd en deze zijn vertaald in praktische kernactiviteiten

die de strategische positie van het expertcentrum versterken. Het multi-, inter- en transdisciplinair werkkader (zie deel 3, 3.4). Met name is het transdisicplinair werken als werkwijze opnieuw gepositioneerd vanuit de strategische positie die het expertcentrum inneemt in de lokale, regionale en subregionale omgeving. Dat wil zeggen dat er vooral ook dienstverlening aan derden zal worden geleverd betreffende het ondersteunen bij complexe kindproblematieken en ten behoeve van specifieke kennisuitwisseling. Het bedrijfsconcept is zodanig ingericht dat de experts uit de kinderdienstencentra/expertcentra deelnemen aan (landelijke) kennisnetwerken/platforms en andere netwerken. Zij kunnen vanuit hun expertise bijdragen leveren aan complexe vraagstukken van kinderen EMVB, zo ook kan het gaan om kinderen met moeilijk verstaanbaar gedrag en kinderen met een (licht) verstandelijke beperking en/of met een ontwikkelingsachterstand.

Het resultaat is een nieuw trasdisciplinair werkkader dat uitgaat van - vakoverstijgend werken –

delen en verdubbelen van kennis en kunde is het uitgangspunt Het dienstenboek met verwante competentieprofielen (COP’s). In het dienstenboek worden de kernfuncties en -activiteiten vertaald naar diensten. Er is een aanzet gemaakt voor een systematiek Integrale Kostprijs Expertcentrum (IKE) (zie deel 3, 3.6 en bijlage 6).

‘Nieuwe identiteit’ van de organisatie Levensloopplanning voor kinderen met EMVB vraagt altijd om specifieke expertise van professionals. Aandacht voor het ontwikkelen van nieuwe identiteit die aansluit bij burgerschapsmodellen en ouderparticipatie, i.p.v. het ontwikkelen van nieuwe zorgvisies. Opheffen van calculerend werknemerschap (dat zich manifesteert in onvolledig kennis). Organisatieleren richt zich niet op partijen maar op partners: partnerschap in kennisnetwerken. Met drie organisaties kunnen we werken aan organisatieleren EN inter-organisatieleren (De Wendel + Ipse + Omega) . Opgang brengen van waardenontwikkeling in en tussen organisaties en voorzieningen.

Page 19: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 19

Om te kunnen voldoen aan het systematisch ontwikkelen van kindgebonden kennis wordt van 50 diensten een Competentie Ontwikkelingsprofiel (COP) gemaakt. Een COP bestaat uit indicatoren, welke tegelijkertijd dienen als kwaliteitscriteria en deze zijn afgeleid van de diensten. Er zijn nu 20 COP’s in concept gereed, de overige 30 COP’s zijn nog ‘in de maak’ bij de leergroepen. Er is een verbinding gemaakt tussen de COP’s en het curriculum (leerplan).

Het resultaat is een systematiek voor het onderhouden van een dienstenboek

met de mogelijkheid van toerekening naar kosten (integrale kostprijs expertcentrum).

Het resultaat is een set competentieprofielen die de basis vormt voor kwalitatieve dienstverlening aan kinderen EMVB en hun ouders

en COP’s maken onderdeel uit van het curriculum.

Ad 4: Het leersysteem ‘Leren DOOR Doen’ Er is in de drie organisaties een leerinfrastructuur ontwikkeld, die is ingebed in de werkstructuur. Het systeem gaat uit van het verbinden van leren en werken en is een vorm van werkplekleren. De organisaties kunnen het leersysteem - dat in feite een leeg systeem is van gelieerde leeractiviteiten in de toekomst gebruiken voor het oppakken van organisatie- en kindvraag- stukken, het ontwikkelen van kennis en het omzetten van wetenschappelijke kennis naar praktijkkennis. We maken daarbij de opmerking dat het leersysteem op de voorgestelde wijze gepraktiseerd dient te blijven en de kennisstromen niet worden onderbroken. Het leersysteem vraagt continu onderhoud en facilitering van het management en is een besturingsconcept. Het management maakt zelf eveneens onderdeel uit van het leersysteem.

Het resultaat is een leersysteem voor kennis- en dienstenontwikkeling, waarmee het individuele en het collectieve leren systematisch wordt onderhouden.

Ad 5: Ontwerp van een curriculum Er ligt een opbouwschema voor een curriculum16 (zie bijlage 4) waaraan uitgangspunten voor een competentiegerichte leeromgeving ten grondslag liggen. Het curriculum bestaat uit 7 leergangen, die het collectief, team- en individueel leren ondersteunen. De leergangen zijn - evenals de COP’s die onderdeel uitmaken van het curriculum - afgeleid van de diensten die het expertcentrum zal gaan leveren. We gaan ervan uit dat professionals kennisdragers en experts zijn en dat zij zelf onderdelen van de leergangen verzorgen. Specifieke leervragen en modulen kunnen ondersteund worden door externe deskundigen (trainers/coaches). Met het curriculum wordt inhoud en vormgegeven aan het competentiegericht leren en werken binnen kinderdienstencentra/expertcentra. De voorgestelde werkwijze kan van betekenis worden voor professionalisering in de reguliere en specifieke kinderzorg.

Het resultaat is een concept curriculum met 7 leergangen, waarmee professionalisering systematisch en planmatig kan worden onderhouden.

16 Concept opbouwschema curriculum ‘Actie Leren’, dat is ontleend aan de pilot van De Wendel volgens curriculum "Van woord tot daad" (Opleidingsbureau Mieke Bouwens) en uitgangspunten van wederkerig leren.

‘Leersysteem’ Management faciliteert het individuele en collectieve leerproces

collectief leren

leergroepp leergroep

leergroep

collectief leren leergroep

leergroep

Page 20: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 20

Page 21: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 21

DDeeeell 33 AAmmbbiittiieessttaatteemmeenntt eexxppeerrttcceennttrruumm

3.1 Inleiding We spreken van een ambitiestatement, omdat het hier gaat om een richtingzoekend proces, waarbij het toekomstperspectief nog niet vast staat, maar werkenderwijs wordt de richting wel steeds duidelijker. We merken hierbij op dat het in deze fase van ontwikkelingen vooral heeft gegaan om het verkrijgen van collectieve ambities in de afzonderlijke organisaties en ten behoeve van de drie organisaties Zonnehof – Twinkeling – Omega. Er zijn resultaten opgebracht op het gebied van proces en structuur. In de Community of Learning hebben professionals de basis gelegd voor de bovengenoemde onderdelen. Een herbezinning op een meer passende missie en visie is in dit het ontwikkelproces als een eerste opdracht opgepakt. Wij hebben ons ‘bezonnen’ over nieuwe zorg- en ondersteuningsmodellen, die dienen aan te sluiten bij meer specialistische kinderdagcentra. Zonnehof –Twinkeling – Omega werkten samen aan nieuwe dienstformuleringen. Zij hebben bestaande en gewenste diensten in kaart gebracht. Een belangrijk deel van de opdracht - de positie van de drie kinderdienstencentra te herdefiniëren naar expertcentra voor kinderen met ernstige meervoudige complexe beperkingen (EMVB) en hun ouders – is hiermee gerealiseerd.

3.2 Missie en visie De beschreven missie en visie zijn ontleend aan het uitgangspunt dat de ondersteuningsvragen de aard van de zorgverlening van het kinderdienstencentrum bepalen. Zo ook kan onderzoek en nieuwe ontwikkelingen leiden tot een nieuw ondersteuningsaanbod. Vraag en aanbod zullen in dialoog aan elkaar ontwikkeld worden. Ofwel een nieuwe vraag kan het kinderdienstencentrum/expertcentrum aanzetten tot ontwikkeling van nieuwe kennis of het verrichten van onderzoek. In de specialistische kinderzorg is het vergroten van actieve betrokkenheid van ouders en het ontwikkelen van nieuwe zorg- en ondersteuningsconcepten een parallel proces. 3.2.1 Optimale leefsituatie De visie op zorg, ondersteuning en opvoeding van kinderen met EMVB geeft deze kinderen de mogelijkheid om, temidden van anderen, tot persoonlijke groei en ontplooiing te komen. Ouders en professionals hebben hierin een actieve rol en taak. Zij creëren de voorwaarden voor een optimale leefsituatie met (tijdelijke) ondersteuning die aansluit bij de persoonlijke ontwikkelingsmogelijkheden voor het kind. Eventuele achteruitgang (functieverlies) wordt voorkomen en/of gecompenseerd met specifieke ondersteuning.

3.2.2 Missie Het doorontwikkelen van het kinderdienstencentrum naar expertcentrum17 betekent tegelijkertijd het herdefiniëren van de strategische positie. Deze positie kan versterkt worden als vanuit onderstaande missie wordt gewerkt: ‘Het bevorderen dat kinderen met EMVB en hun ouders transdisciplinaire ondersteuning krijgen in diagnostiek en behandeling, zorg en verpleging, ondersteuning en begeleiding’.

17 Kinderdienstencentrum/expertcentrum biedt kwaliteitsvolle zorg en dienstverlening; de cliëntenpopulatie weerspiegelt een diversiteit aan hulp- /zorg- en ondersteuningsvragen welke zich in de samenleving voordoen. Een kinderdienstencentrum (b.v. De Wendel) hanteert een brede doelgroep variant, d.w.z. dat aan verschillende doelgroepen zorg, ondersteuning en behandeling wordt geboden, met uiteenlopende zorgvragen (b.v. moeilijk verstaanbaar gedrag). Of een kinderdienstencentrum (b.v. Omega/Ipse) hanteert de variant waarbij het uitsluitend één bepaalde doelgroep betreft, b.v. kinderen ECMB.

Met behulp van het leersysteem zijn de volgende resultaten opgebracht: de missie en visie, de kernfuncties, het transdisciplinair werkkader, het dienstenboek en een aanzet voor en systematiek voor integrale kostprijs expertcentra (IKE).

Page 22: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 22

Een persoonsgerichte werkwijze is het uitgangspunt in de ondersteuning. Het accent ligt dan ook op het benutten en ontdekken van ontwikkelingsmogelijkheden van het kind die de kwaliteit van leven bevorderen. Het persoonlijke contact met het kind en het zoeken naar de juiste aansluiting bij zijn/haar levensperspectief staan centraal. Expertise van professionals kan eveneens extern worden ingezet ten behoeve van complexe kindvragen en er wordt advies en ondersteuning geboden in de voorzieningensfeer. Wetenschappelijk onderzoek wordt gestimuleerd om kennis over opvoedingsvraagstukken, functionele mogelijkheden en kennis over pathologie en gezondheid van kinderen met EMVB kinderen te verbreden’.

Het werken in netwerken - andere professionals worden betrokken bij de zorg en dienstverlening – borgt dat kinderen met EMVB en hun ouders zeer deskundige ondersteuning krijgen. Specifieke persoonsgerichte dienstverlening, gericht op kind en ouders is het uitgangspunt in de vraaggestuurde ondersteuning. Het accent ligt dan ook op het benutten en ontdekken van (ontwikkelings)mogelijkheden die de kwaliteit van leven bevorderen. Ouders en betrokkenen rondom het kind brengen hun ervaring, kundigheid en wensen in het ondersteuningsproces in. Expertise van professionals zal intern, maar zeker ook extern worden ingezet ten behoeve van complexe kindvragen en er wordt advies en ondersteuning geboden in de voorzieningensfeer. Het kinderdienstencentrum/expertcentrum gaat uit van een transdisciplinaire werkwijze – vakoverstijgend - om met kennis van andere deskundigen een zo goed mogelijk antwoord te geven op de vraag en situatie van het kind en zijn ouders (zie deel 3, punt 3.5). 3.2.3 Systematisch signaleren Professionals signaleren systematisch zaken die opvallen bij het kind of de organisatie van de zorg. Zij zijn in de gelegenheid aandacht te schenken aan tekorten en gebreken in de dienstverlening rondom kind en ouders. Zij ontdekken trends en bijzonderheden in de kindzorg. Signaleren omvat hier het waarnemen en benoemen van signalen, analyseren, actie ondernemen en evalueren met ouders en deskundigen. 3.2.4 Integratie van wetenschappelijke kennis Het kinderdienstencentrum/expertcentrum draagt zorg voor ontwikkeling en implementatie van nieuwe inzichten en methodieken voor kinderen met EMVB. Deze inzichten komen voort uit de dagelijkse werkpraktijk en ook uit wetenschappelijk onderzoek. Het expertcentrum speelt een actieve rol in het toetsen, toepasbaar maken, invoeren en verspreiden van nieuwe kennis en vaardigheden. Het praktisch vertalen van bevindingen uit wetenschappelijk onderzoek en het toepassen van nieuwe begeleidings- en behandelmethoden kan de kwaliteit van leven van het kind doen toenemen. Deze motieven zijn mede aanleiding om kinderdienstencentra annex expertcentra te ontwikkelen. Doordat het expertcentrum nauw samenwerkt met universiteiten en praktijkkennis deelt met andere expertcentra kunnen ouders gebruik maken van de laatste inzichten rondom kinderzorg (zie eindrapportage Universiteit Groningen). Kortom wetenschappelijk onderzoek wordt gestimuleerd om kennis over opvoedingsvraagstukken, functionele mogelijkheden en kennis over pathologie en gezondheid van kinderen met EMVB kinderen te verbreden. Door deel te nemen aan kennisnetwerken kunnen professionals gebruik maken van recente inzichten en actuele kennis over pathologie, opvoeding en ouder participatie. We werken daarnaast aan kennisoverdracht naar reguliere kinderdagcentra en peuterspeelzalen, ziekenhuizen, de thuiszorg en het onderwijs. Ouders met kinderen ECMB met uiteenlopende zorg- en ondersteuningsvragen kunnen met deskundigen van het expertcentrum een zorgarrangement samenstellen. Het type zorgargarrangement dat we hier bedoelen betreft het model waarmee wordt uitgestippeld welke zorg een kind nu en in de toekomst nodig heeft.

‘Voor uw kind hebben wij specifieke kennis, kunde en een netwerk om, met u, de mogelijkheden van uw kind te onderzoeken. Wij stellen met u een ondersteuningsplan op waarbij welbevinden, ontwikkeling, activering en behandeling centraal staan. Uw ervaring met uw kind en onze kennis worden samengebracht’.

Page 23: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 23

3.2.5 Taakstellende visie Wij stellen dat wij - samen met ouders - het kind EMVB in de gelegenheid brengen om in nabijheid van anderen te zijn. Wij nemen een sturende rol op ons zodat het kind tot een optimale ontplooiing van zijn mogelijkheden komt. De visie is als volgt geformuleerd: De taakstelling van de professionals is voorwaarden te scheppen zodat het kind en de jeugdige met EMVB: - vanuit respect en wederkerigheid persoonsgerichte zorg en ondersteuning krijgt; - temidden van anderen zinvolle activiteiten heeft die zijn afgestemd op zijn persoonlijk perspectief en

ontwikkelingsmogelijkheden; - activiteiten krijgt aangeboden waarin het kind leert, ervaringen opdoet en zich kan ontwikkelen; - kan doorstromen naar of participeren in zo gewoon mogelijke leef- en leersituaties in de samenleving; - verzorging, verpleging, medische zorg en behandeling krijgt aangeboden in een progressieve

levensfase of zorgwekkende situatie. - en dat te doen op een wijze waardoor ouders zich begrepen voelen en actief in het zorgproces

betrokken zijn. De missie en de taakstellende visie vormen de uitgangspunten voor de besturing en het operationele werkkader van het kinderdienstencentrum/expertcentrum. De kennisinfrastructuur is de voorwaarde voor professionalisering om voortdurend te kunnen inspelen op complexe vragen van kinderen EMVB. Het kinderdienstencentrum/ expertcentrum benut de kennisinfrastructuur zodanig dat ouders, begeleiders, agogen, therapeuten, medici, vrijwilligers en andere betrokkenen op basis van wederkerigheid hun kennis en vaardigheden vergroten.

3.3 Kernactiviteit De kernactiviteit van een kinderdienstencentrum/expertcentrum is het bieden van professionele zorg- en dienstverlening aan kinderen en jongeren EMVB. Er wordt specialistische verpleging en verzorging, behandeling en medische deskundigheid geboden. De ouders zijn actief betrokken in het zorgproces en het opvoedingsprogramma. Het overbrengen van kennis over de situatie en aandoeningen van een EMVB kind behoort tot de taak van de professionals. Ook andere hulpvragers, zoals deskundigen van andere voorzieningen of instellingen kunnen diensten afnemen. Bijvoorbeeld een ZML- of Tyltylschool, een ziekenhuis, een regulier kinderdagverblijf, het Centrum voor Indicatiestelling (CIS) bij het vaststellen van de zorgzwaarte van een persoon enz. Op verzoek van ouders of op advies van materiedeskundigen kunnen professionals leer- en ontwikkelingslijnen opzetten en coördineren. We hanteren hierbij een brede opvatting over leren en we richten ons vooral op het ervaren, iets meemaken, het beleven en bewogen worden. We bedoelen dan ook het opzetten van ervarings- en belevingsgerichte leerlijnen. Deze leerlijnen geven richting aan het levensproces van het kind.

3.3.1 Ouders participeren Uitgangspunt van de werkwijze van het expertcentrum is participatie. Participatie is niet het aanwezig mogen zijn of verplicht meedoen, maar we gaan een stapje verder. Het gaat om actief meedoen: inclusie (erbij horen). ‘Inclusie’ is een essentiële indicator van kwaliteit van leven voor kind en ouders, het is een attitude van professionals. De kernelementen van inclusief denken en werken gaan over onvoorwaardelijke acceptatie van de situatie van het kind en zijn ouders. Inclusie van ouders en EMVB kinderen en de relatie met het kinderdienstencentrum/expertcentrum veronderstelt een maatschappelijke verbintenis waarin ook een specifieke op participatie/inclusie gerichte houding en gedragswijze van de professional vervat zit. En omdat het inclusief denken en werken niet vanzelfsprekend is, zal gedragsverandering van de professional noodzakelijk zijn. Ook levert het kinderdienstencentrum/expertcentrum een bijdrage aan het bevorderen van contacten tussen lotgenoten. Het kinderdienstencentrum/expertcentrum heeft een cliëntenraad die de belangen behartigt van de kinderen met EMVB

Het kinderdienstencentrum/expertcentrum kan een sociaal vangnet voor ouders zijn die om welke reden dan ook advies en kortdurende begeleiding nodig hebben bij de opvoeding van het kind met EMVB.

Page 24: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 24

3.3.2 Ouders zijn ervaringsdeskundigen Kinderen EMVB en hun ouders zijn ervaringsdeskundigen met kennis en ervaring. Het gezin waar het kind deel vanuit maakt staat midden in de samenleving en het gezin neemt actief deel aan het leven. Zowel mensen uit het sociale netwerk van de ouders en het kind als professionals kunnen een bron van ondersteuning zijn. Het natuurlijke netwerk wordt beschouwd als eerste partner in het ondersteunings- en opvoedingsproces. ‘Gewone dingen’ zijn voor kinderen EMVB en de ouders niet zo vanzelfsprekend en gaan niet vanzelf. Om op een volwaardige manier deel te kunnen nemen aan alledaagse activiteiten is er kennis en informatie nodig. Kennis over bijvoorbeeld wet- en regelgeving, maatschappelijke ontwikkelingen, technische hulpmiddelen en gezondheidszorg. Maar ook praktische informatie, handigheidjes over hoe het beste met een bepaalde handicap om te gaan. Participatie van ouders bestaat uit omgevingen die met en voor hen zijn gecreëerd en waarin acties kunnen worden ondernomen. Vaak zelfs zullen de professionals de omgeving passend dienen te maken. Het heft in eigen handen Het participatieproces krijgt vorm door middel van de diverse communicatiesystemen in de samenleving met het kinderdienstencentrum/expertcentrum. Ouders kunnen beschikken over diensten en activiteiten, maar ook over informatie en documentatie. Tegelijkertijd stellen professionals zich de opdracht ouders actief te betrekken in verschillende netwerken zodat zij zelf kunnen bijdragen aan sociale veranderingen. We attenderen bijvoorbeeld op de mogelijkheid van pedagogische thuisonderondersteuning of brengen hen in contact met andere ouders om ervaringen te horen over kleinschalig wonen. Ouders ervaren de kracht om met de eigen situatie om te gaan en het heft in handen te nemen (controle houden). Ook bieden professionals ondersteuning thuis (huisbezoek). Ouders en kind voelen zich doorgaans meer vertrouwd in hun eigen thuissituatie en professionals spelen hierop in. De focus van de ondersteuning ligt sterk op het ondersteuningsproces. Dat is een dynamisch proces van zorg en aandacht voor ontwikkelingsmogelijkheden, waarbij die beide aspecten elkaar in intensiteit afwisselen.

3.4 Kernfuncties Er worden vijf kernfuncties van het kinderdienstencentrum/expertcentrum ingezet ten behoeve van kinderen met EMVB en hun ouders. De vijf kernfuncties zijn: - bevorderen van maatschappelijke participatie van ouders en kinderen EMVB; - het stellen van diagnose, het doen van onderzoek en het geven van behandeling; - bemiddelen, advies en informatie verstrekken, consultatie en service verlenen; - aan kinderen met EMVB en hun ouders dienstverlenende arrangementen aanbieden; - innovatie en (kennis)ontwikkeling. De kernfuncties geven inzicht in de ambities en mogelijkheden van het kinderdienstencentrum/expertcentrum. Het kinderdienstencentrum/expertcentrum bevordert contacten en de dialoog tussen ouders en professionals en tussen voorzieningen onderling. In het bijzonder is het kinderdienstencentrum/expertcentrum erop gericht dat aan ouders voldoende mogelijkheden worden geboden om de zorg- en opvoedingsvragen tijdelijk of voor een langere periode te delen met professionals. Ouders houden de regie over de opvoeding van het eigen kind. In onderstaand schema zijn de kernfuncties beschreven met de daaruit voortkomende kerntaken.

Page 25: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 25

De vijf kernfuncties kinderdienstencentrum/expertcentrum EMVB Kernfuncties Kerntaken 1 Maatschappelijke participatie voor kind en ouders

Ouderparticipatie is het onvoorwaardelijk accepteren van de situatie van het kind, zijn ouders en het gezin in zijn geheel. Er wordt maatschappijgericht gewerkt. Het kinderdienstencentrum/expertcentrum neemt een verbindende rol op zich en kan een schakel zijn tussen de 1ste en 2de lijnszorg en de private zorg.

2 Diagnostiek

De diagnostiek richt zich op het jonge kind ( 0-4 / 0-6 jarigen) -> vroeghulp. De diagnostiek richt zich op het perspectief van het kind. De diagnostiek is gericht op observatie, pedagogische analyse en gesprekken met verwanten en professionals. Diagnostiek bestaat uit kwalitatief en kwantitatief metende methoden (test- en schaalmethoden). Regievoering over het (medisch) zorgdossier.

3 Bemiddeling, advies en informatie, consultatie, service verlenen

Het kinderdienstencentrum/expertcentrum biedt ouders bemiddeling, advies en informatie, consultatie en service bij hulpvragen rondom zorg- en opvoedingsvragen. De bemiddelingsfunctie is mede gericht op het stimuleren van gebruikmaking van voorliggende voorzieningen en mogelijkheden, zoals vrijwilligersorganisaties, buren-/vriendendiensten, thuiszorg, huisarts, MEE, algemeen maatschappelijk werk, mantelzorg, thuiszorg en anderen. Advies en consultatie zijn gericht op het aanreiken van behandelings-mogelijkheden en alternatieven. Vragenstellers zijn ouders, interne en externe professionals. Service wordt geboden door via de kennisbank actuele kennis beschikbaar te stellen over begeleiding en behandeling van kinderen met ernstige meervoudige beperkingen. Voor en met in- en externe collega’s, voorzieningen, ouders en vrijwilligers worden workshops gehouden en cursussen gegeven. (NDT-cursus, autisme, epilepsie, totale communicatie, MOVE, sensorische integratie enz.).

Page 26: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 26

4 Begeleiding en behandeling

In de dienstverlenende arrangementen worden de afgesproken en te leveren diensten vastgelegd. De begeleiding, behandeling en ondersteuning wordt met ouders vanuit het perspectief van het kind vastgelegd in het begeleidings-/individuele plan. De ondersteuning wordt systematisch en planmatig aangeboden met periodieke evaluaties. Er wordt een opvoedingsprogramma aangeboden. De paramedici, medici en gedragsdeskundigen coördineren specifieke kindvragen. De professional van het kinderdienstencentrum/expertcentrum intervenieert waar nodig bij instanties die kunnen bijdragen aan het opheffen/of verminderen van de probleemsituatie van het kind. De medewerkers van het kinderdienstencentrum/expertcentrum zijn partners t.b.v. het uitwisselen van kennis rondom complexe problematiek en dragen zo nodig zorg voor een multi- en transdisciplinaire aanpak. Casemanagement kan worden georganiseerd. Dit omvat de coördinatie van specifieke zorg- en ondersteuning rond het kind met EMVB, zijn ouders en in- en externe professionals. Het expertcentrum draagt bij aan draaglast verlichting voor ouders met kinderen EMVB.

5 Innovatie en (kennis-) ontwikkeling

Verwerven van actuele inzichten over visies op mensen met EMVB, communicatie, diagnostiek, begeleiding en behandeling en wetenschappelijke ontwikkelingen. Wetenschappelijk onderzoek draagt bij aan preventie. Signalering en preventiebijdragen zijn gericht op het systematisch signaleren van trends in de kinderzorg en het ondersteunen van preventieactiviteiten voor kinderen en ouders. Interventies zijn gericht op voorlichting en het aan de orde stellen van bijzondere situaties en trends in de kinderzorg. Het kan gaan om groepen cliënten, individuen en/of ouders. Het kinderdienstencentrum/expertcentrum is regievoerder en initiatiefnemer bij ontwikkelingen voor mensen met ernstige meervoudige beperkingen, initieert netwerken en coördineert innovatieve activiteiten. Professionals kunnen in leerprogramma’s, via Internet en collegiale kennisuitwisseling hun theoretische kennis op peil houden. De theoretische en praktijkkennis worden kindgebonden gemaakt. De kennis bereikt het kind, zijn ouders en het netwerk. Ten behoeve van het snel kunnen beschikken over ervaringsgegevens wordt kennis bewaard in zorgvuldig opgestelde rapportages en specifieke dossiervorming. Er wordt gebruik gemaakt van de digitale mogelijkheden.

Figuur 3: Kernfuncties met kerntaken

Page 27: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 27

Niet alle beschreven kerntaken kunnen op dit moment worden uitgevoerd, ofwel behoren nog niet tot het dienstenpakket. We spreken hier gedeeltelijk nog over ambities, die nog in werkkaders uitgewerkt moeten worden. In de vervolgfase van de ontwikkeling van de kinderdienstencentra/expertcentra zullen deze ambities inhoud en vorm krijgen.

3.5 Werkkader multi-, inter- en transdisciplinair werken Het begrip ‘transdisciplinair werken’ wordt onderscheiden van interdisciplinair en multidisciplinair werken. De drie werkwijzen zijn verwoord in onderstaand schema (zie 3.5.2). Het kinderdienstencentrum/expertcentrum zal vanwege zijn specifieke opdracht – het bieden van expertise rondom het kind EMVB en zijn ouders – zijn kennisdomeinen continu moeten uitbreiden in samenwerking met externe professionals. Om die reden wordt hier het transdisciplinair werken – vakoverstijgend werken - specifiek beschreven. Het kinderdienstencentrum/expertcentrum kan door transdisciplinair te werken de kwaliteit van dienstverlening adequaat onderhouden, tegelijkertijd wordt het kennisniveau op peil gehouden. De eenzijdige gedachte dat een probleem of vraag van een typische geaardheid bij één bepaalde discipline thuishoort – interdisciplinair - is inmiddels verlaten. Dat betekent dat multidisciplinair en transdisciplinair teamwerk steeds meer voorkomt. Deze werkwijzen vereisen dan ook competenties van betrokkenen die bijdragen aan het integraal delen van kennis en reflecteren op de praktische toepassing van kennis, in plaats van het gescheiden disciplinair werken. Delen en verdubbelen van expertise is de kracht van multi- en transdisciplinair werken en komt tot stand in het dialoogproces met betrokkenen en in de daadwerkelijke actie met het kind. Als een bepaalde situatie van een kind en de ouders om precieze en langdurige samenwerking vraagt met professionals uit verschillende interne en externe geledingen kan een casemanager de coördinatie op zich nemen. 3.5.1 Transdisciplinair werken is geen partiële zorgverlening Bij transdisciplinair werken gaat het in eerste instantie om kennisproductie in de context van directe toepassing. Het betreft hier niet de persoonlijke belangen van betrokkenen, maar het zoeken naar oplossingen voor concrete kindvragen en oplossingen, die direct kunnen worden toegepast. In tweede instantie kan het gaan om uitwisseling van specifieke inzichten of inzichten uit wetenschappelijk onderzoek die van belang zijn voor de totale doelgroep. Het vergroten en verbreden van competenties door middel van het opdoen, verspreiden, communiceren en toepassen van kennis staat centraal. Het competentiegericht werken wordt bevorderd door het gebruik van het Competentie Ontwikkelingsprofiel Transdisciplinair Werken, dat bedoeld is om te leren samenwerken in transdisciplinair verband, het eigen maken van communicatie technieken en vaardigheden, het leren delen van kennis. Transdisciplinair werken mag in het kader van kennisproductie geen nieuwe partiële vorm van zorgverlening worden - die op zichzelf staat - geïsoleerd van de dagelijkse zorgpraktijk. Het is een werkwijze binnen het zorgverleningsproces. Er kan op gereflecteerd worden in het curriculum (cross-curriculaire thema’s: zoals ouderparticipatie).

Binnen het expertcentrum is transdisciplinair werken een organisatieprincipe. Transdisciplinair werken heeft met name effect bij het zoeken naar oplossingen voor complexe problemen/vragen bij het kind (met zijn ouders), als de competentie van de aanwezige begeleiders en deskundigen niet toereikend is. Interne en externe deskundigen dragen (nieuwe) relevante kennis aan elkaar over. Via communicatie met ouders, medewerkers en deskundigen wordt de kennis toepasbaar gemaakt voor de kindsituatie. Transdisciplinaire kennisoverdracht is dan ook een geschikte werkwijze om nieuwe visies, kennis en vaardigheden te ontwikkelen die de competentie van de afzonderlijke disciplines te boven gaat.

Page 28: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 28

3.5.2 Drie werkwijzen Een expertcentrum sluit geen van de werkwijzen uit en – naar gelang de vraag en situatie - herkennen we in de praktijk de drie onderstaande werkwijzen. Multidisciplinair werken

Multidisciplinair werken in het expertcentrum betekent dat diagnose, behandeling en begeleiding van het kind door hulpverleners van verschillende disciplines in samenhang wordt uitgevoerd.

Teams zijn multidisciplinair samengesteld: verschillende specialismen zijn vertegenwoordigd (begeleider, fysio-, logo, ergo-, arts enz.).

Een team van deskundigen staat continu ter beschikking.

Alle betrokkenen nemen op evenredige manier deel aan het gebeuren.

Multidisciplinaire teamleden beslissen gezamenlijk - in overleg met ouders/kind - over alle voorkomende zorg/behandeling, begeleiding onderzoekszaken.

Interdisciplinair werken

Interdisciplinair werken in het expertcentrum betekent dat afzonderlijke vakgebieden hun eigen bijdrage in deskundigheid leveren voor de begeleiding van het kind en/of de oplossing van een vraag/probleem. Bijvoorbeeld een logopedist doet het logopedische deel, de begeleider het verzorgende en het activiteiten deel. ‘Interdisciplinair’ is de optelsom van expertise uit verschillende vakgebieden.

Teamleden beslissen afzonderlijk of gezamenlijk - in overleg met ouders/kind - over alle voorkomende zorg/behandeling, begeleiding onderzoekszaken.

Transdisciplinair werken

Transdisciplinair werken in het expertcentrum betekent vakoverschrijdend werken. Dat wil zeggen: als een probleem of een complexe (zorg-)vraag de competentie van de begeleiders en/of para-/medici te boven gaat er een aanvulling in expertise wordt ingeschakeld. We spreken dan van transdisciplinair samenwerken.

Eén of enkele medewerkers hebben de taak en zijn verantwoordelijk om het opvoedingsprogramma en/of de begeleiding/behandeling uit te voeren. Gedurende het proces blijven de transdisciplinaire teamleden elkaar ondersteunen en adviseren bij de uitvoering van de begeleiding/ behandeling.

Het voornemen om een transdisciplinair team te formeren en het doel van de bijeenkomsten wordt van tevoren met ouders besproken. Ouders nemen deel aan het overleg.

Transdisciplinair werken ontstaat door het organiseren van disciplineoverschrijdende overlegvormen. Door transdisciplinaire kennisoverdracht worden visies en vaardigheden - via de communicatie met mensen uit andere vakgebieden - ontwikkeld.

Page 29: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 29

Transdisciplinair werken wordt - daar waar noodzakelijk - verbreed met wetenschappelijke kennis en onderzoekskennis, waarbij betrokkenen naast praktische ook theoretische kennis uitwisselen. De vermenigvuldiging van expertise verloopt via een proces van uitwisseling.

Transdisciplinaire teamleden (met of zonder ouders) bespreken gezamenlijk het specifieke probleem/de vraag. Beslissingen over de daadwerkelijke zorgverlening en aanpak worden genomen door de verantwoordelijke coördinator/leidinggevende. De verantwoordelijke coördinator/leidinggevende is bij transdisciplinair werken er verantwoordelijk voor dat de eventuele discrepanties tussen de verschillende disciplines op het gebied van specifieke beroepsverantwoordelijkheid cq beroepsethiek overbrugd worden.

3.6 Dienstenboek Er is een eerste opzet gemaakt voor een dienstenboek. De drie organisaties hebben hiermee hun specifieke kennisdomeinen in beeld gebracht. Er is onderzocht of de aanwezige diensten passen bij de kernfuncties en welke aanvullende diensten gewenst zijn. Er is gekozen voor een dienstenboek waarbij betekenis is gegeven aan de diensten, dat wil zeggen dat korte omschrijvingen informatie geven over wat precies wordt bedoeld. Het opstellen van het dienstenboek is volgens een doelbewuste werkwijze tot stand gekomen. - het leren denken in termen van diensten - het leren formuleren van diensten - het onderscheid leren maken tussen een dienst en een product - hoe onderscheiden we hoofddiensten van nevendiensten - waar betreft het bestaande diensten en nog te ontwikkelen diensten Het proces van betekenisgeving vond plaats in de COL. Het uitwisselen van informatie over diensten heeft geleid tot tal van nieuwe inzichten en formuleringen. Iedere organisatie bepaalt zijn diensten, met dien verstande dat de hoofdlijnen van de kernfuncties in tact blijven. Het dienstenboek biedt nu een gedetailleerd overzicht. Bij het toerekenen naar kosten kunnen bepaalde diensten geselecteerd worden. 3.6.1 Integrale Kostprijs Expertcentra (IKE) Voor de projectgroep en belangstellenden heeft een externe deskundige een presentatie gegeven over de methodiek toerekening van kosten/integrale kostprijs expertcentra. Er is opgemerkt dat: - De dienst(verlening) meetbaar in kwaliteit en kwantiteit moeten zijn. - Eerst moet worden geselecteerd welke informatiebehoefte er is rondom welke dienstbeschrijving, c.q.

kosten toerekening: wat willen we weten voor wie. - Er zal een evenwicht moeten zijn tussen wat willen externen weten en wat wil de interne organisatie

weten t.a.v. IKE. - De integrale kostprijs kan worden vastgesteld op basis van uurtarief inclusief opslag voor overhead en

indirecte uren. - Met de integrale kostprijs kunnen we sturen op productiviteit.

De ene organisatie geeft therapie hoofdzakelijk in de verblijfsruimte van het kind, vanwege de contextgebonden situatie van het kind. De andere organisatie maakt overwegend gebruik van de oefentherapie ruimte wat een totaal andere context heeft. Besloten is dat de COL-leden bij elkaar op werkbezoek gaan. Bij alledrie de organisaties heeft een werkbezoek plaatsgevonden.

Page 30: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 30

- Bij IKE ontstaat er de mogelijkheid productieve uren x integrale kostprijs door te belasten. Er is de mogelijkheid tot directe kostentoerekening.

- Voorwaarden zijn: een tijdsregistratiesysteem, inrichting van een financieel systeem en het formaliseren van budgetverantwoordelijkheid.

- De implementatie kost tijd. Het gaat om een verandering in de organisatiesystemen en vooral het denken over productieve dienstverlening is een aandachtspunt.

- De output op de informatiebehoefte afgestemd dient te worden op de subsidiënten. Kortom het opstellen van een conceptueel kostprijsmodel, het inrichten en organiseren van dienstverlening rondom kostprijzen en verankering en onderhoud van bekostiging vraagt om specifieke expertise. Het daadwerkelijk gaan werken met integrale kostprijzen wordt als een lange termijn actie gezien en er zal nader onderzoek nodig zijn naar mogelijkheden en toepassing. In bijlage 6 is het concept dienstenboek met een voorbeeld van IKE opgenomen. In dit stadium van ontwikkelingen is het raadzaam het dienstenboek met name bedrijfsmatig te benaderen. Het dienstboek kan aangevuld worden met de volgende gegevens: - de AWBZ functies - typen indicaties (b.v. indicatie vanuit jeugdzorg, CIZ indicatie enz.) - financiering: financiering van aanvullende zorg, PGB enz.

Page 31: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 31

DDeeeell 44 AAaannbbeevveelliinnggeenn Vanaf het verschijnen van het in opdracht van het Ministerie van VWS geschreven document ‘Het juiste fundament voor een kinderdienstencentrum’ (Stichtingen de Wendel en Ipse, december 2000) heeft zich binnen de Wendel en Ipse een organisatieontwikkelingsproces voltrokken waarin de traditionele kinderdagcentra zijn uitgegroeid tot multifunctionele kinderdienstencentra. Bij Omega is vanaf 1998 een ontwikkeling ingezet van kinderdagcentrum naar expertcentrum (Uit Omega Plusplan: Omega op weg naar 2001; 1998). In deze multifunctionele kinderdienstencentra/expertcentra wordt in nauwe dialoog met de ouders een breed pakket van samenhangende diensten ontwikkeld en aangeboden ten behoeve van: 1. de stimulering van de ontwikkelingsmogelijkheden van kinderen met zeer ernstig verstandelijke en

meervoudige beperkingen (EVMB); 2. de ondersteuning van ouders met een kind met EVMB* gericht op draaglast verlichting en

draagkrachtversterking; 3. andere organisaties waaronder reguliere kinderopvang en onderwijs in het ondersteunen bij de

begeleiding van kinderen met EVMB. * Binnen de Wendel en Ipse zijn deze uitgebreide mogelijkheden van professionele ondersteuning niet alleen gericht op kinderen met ernstig verstandelijke en meervoudige beperkingen maar ook toegespitst op de groeiende doelgroep kinderen met Moeilijk Verstaanbaar Gedrag (MVG). Deze diensten vragen om specifieke kennis en kunde die in de voorliggende voorzieningen niet of onvoldoende beschikbaar zijn. Door deze kennis en kunde zelf beschikbaar te hebben, dan wel middels nauwe samenwerking met andere specifieke voorzieningen in de ketenzorg beschikbaar te maken, kunnen kinderen met EVMB en hun ouders vanuit het kinderdienstencentrum/expertcentrum die specifieke ondersteuning, begeleiding en behandeling krijgen die noodzakelijk zijn.

Aanbeveling 1. Het onderzoek in het kader van het project Spoorzoekers, van de Rijksuniversiteit Groningen toont aan de belasting van ouders met een ernstig verstandelijk en meervoudig beperkt kind groot is en zelfs toeneemt naar mate het kind ouder en groter wordt. Willen ouders in staat worden gesteld hun kind in de eigen thuisomgeving op te laten groeien, dan dient een breed en goed op draaglast en draagkracht aansluitend pakket aan dienstverlening beschikbaar te zijn in de nabije omgeving. De CIZ moet hiertoe de juiste en voldoende AWBZ functies indiceren. Het thuis laten opgroeien van kinderen met Ernstig Verstandelijke en Meervoudige Beperkingen behoort niet tot de gebruikelijk zorg van ouders.

Aanbeveling 2. Het Ministerie van VWS dient de vorming van multifunctionele kinderdienstencentra/expertcentra te stimuleren door dit concept als voorwaarde te verbinden aan nieuwe bouwinitiatieven

De belangrijkste opdracht in deelproject II van Spoorzoekers was: ‘de KDC’s zodanig toerusten dat zij in staat zijn nieuwe inzichten en methodieken in de zorg voor kinderen met ernstig verstandelijke en meervoudige beperkingen te implementeren en te verspreiden’. Na een interne analyse is geconcludeerd dat een belangrijke succesfactor voor het blijvend waarmaken van deze doelstelling wordt gevormd door het permanent bewust en gericht delen van kennis en het vergroten van het leervermogen van medewerkers en de organisatie. Wij hebben dit gedaan door het aanleggen van een kennisinfrastructuur genaamd “Leren DOOR Doen”. Dit is een effectieve manier van kennismanagement waarin werken en leren aan elkaar zijn verbonden en daardoor een directe relatie hebben met het begeleiden en behandelen van kinderen met EVMB.

Page 32: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 32

Aanbeveling 3. De kennisinfrastructuur “Leren DOOR Doen”dient ook bij andere kinderdienstencentra/expertcentra als mogelijke weg om kennismanagement effectief vorm en inhoud te geven bekend te worden.

Naast de kennisinfrastructuur “Leren DOOR Doen” is mede aan de hand van deze vorm van kennismanagement een opzet gemaakt voor een curriculum voor werkers met de doelgroep kinderen met ernstig verstandelijke en meervoudige beperkingen. Per vorm van dienstverlening is een Competentie Ontwikkelings Profiel (COP) opgesteld. Een uitgewerkt curriculum aan de hand van COP’s zal in combinatie met “Leren DOOR Doen” mogelijk maken om op zeer effectieve wijze kennis en vaardigheden over te dragen en in deze in de context van het kind adequaat toe te passen.

Aanbeveling 4. Maak als het Ministerie van VWS middels een aanvullende subsidie een vervolgtraject mogelijk waarin het curriculum verder wordt uitgewerkt en als pilot wordt uitgevoerd. Daarna kan het breed worden gebruikt voor alle kinderdienstencentra/expertcentra.

Wanneer er geen kinderdienstencentra/expertcentra zijn voor kinderen met EVMB dan zal als gevolg van versnippering veel kennis verloren gaan en zal moeilijk nieuwe, voor de dagelijkse praktijk relevante, kennis ontwikkeld kunnen worden. Relevante kennisontwikkeling en kennisoverdracht voor en over kinderen met EVMB is een belangrijke kernfunctie van de kinderdienstencentra/expertcentra. Een nauwe samenwerking met de universitaire wereld gericht op relevant wetenschappelijk onderzoek en gerichte aandacht voor kennismanagement zijn belangrijke voorwaarden om inhoud en gestalte te geven aan de expertfunctie.

Aanbeveling 5. In iedere regio dient een kinderdienstencentrum/expertcentrum te zijn dat nauw samenwerkt met universiteiten of andere kennisinstituten, en gericht werkt aan kennisontwikkeling op specifieke terreinen. Deze kinderdienstencentra/expertcentra moeten als een samenhangend netwerk functioneren en onderling actief kennis uitwisselen.

Aanbeveling 6. De kinderdienstencentra/expertcentra dienen hun kennis actief uit te dragen naar andere voorzieningen in ketenzorg en in voorliggende voorzieningen.

Aanbeveling 7. Subsidies voor wetenschappelijk onderzoek moeten vooral worden toegekend aan onderzoeken waarvan de resultaten veel toegevoegde waarde hebben voor de dagelijkse praktijk en daarmee voor de kwaliteit van zorg, begeleiding en behandeling. Er moet een programma komen voor samenhangend praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van kinderen met EVMB. Deelproject I van Spoorzoekers geeft hiertoe de nodige suggesties.

Deze groep kwetsbare kinderen vragen veel bijzondere expertise en intensieve zorg. Het zijn dure kinderen. Paramedische behandeling, medische behandeling, gedragsmatige behandeling, verpleging, persoonlijke verzorging, activerende begeleiding zijn allemaal belangrijke onderdelen van het arrangement van “TopZorg” dat voor deze kinderen noodzakelijk is om ook voor hen een leven mogelijk te maken dat kwaliteit heeft en perspectief op ontwikkeling. In de indicering en de bijbehorende bekostiging wordt hiermee, ondanks een apart tarief voor activerende begeleiding in dagdelen, nog steeds onvoldoende rekening gehouden. In deze prestatie wordt verondersteld dat verpleging en behandeling in voldoende mate zijn inbegrepen.

Page 33: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 33

Aanbeveling 8. Voor kinderen met ernstig verstandelijke en meervoudige beperkingen dienen de behandel en verpleeg functie apart geïndiceerd te worden.

Binnen Ipse en de Wendel is professionele dienstverlening in en vanuit de kinderdienstencentra/expertcentra, net als in een groot aantal andere kinderdienstencentra/expertcentra, niet alleen gericht op kinderen met ernstig verstandelijke en meervoudige beperkingen EVMB. Zij is ook toegespitst op kinderen met verstandelijke beperkingen en Moeilijk Verstaanbaar Gedrag, die een groeiende doelgroep vormen.

Aanbeveling 9. De aanbevelingen zoals die in dit rapport worden gedaan voor kinderen met EVMB gelden onverkort ook voor de kinderen met MVG. Ook voor deze doelgroep zijn kennismanagement, nauwe samenwerking met universiteiten, een breed aanbod professionele ondersteuning, behandeling en goed ingevulde ketenzorg van belang voor het kind met MVG en zijn ouders.

In het licht van kwaliteitszorg is het meer dan gewenst om vanuit het Ministerie van VWS een duidelijk stimuleringsbeleid te voeren voor kinderen met een verstandelijke beperking en moeilijk verstaanbaar gedrag, analoog aan de enorme stimulans die het Ministerie van VWS geeft aan kinderen met ernstig verstandelijke en meervoudige beperkingen.

Page 34: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 34

Page 35: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 35

DDeeeell 55 NNaabbeesscchhoouuwwiinngg eenn ddaannkkwwoooorrdd Het werken aan een nieuwe bedrijfscultuur is geen kleinigheid. Het leren werken vanuit nieuwe ondersteuningsprincipes op het niveau van de kinderen EMVB, hun ouders en de bedrijfsvoering vraagt om leerruimte en leertijd. Er zijn in het project nadrukkelijk zes competenties – 6 C’s - aan de orde geweest die impact hebben op de ontwikkeling van het expertcentrum. Deze competenties vinden we ook terug in de missie en visie, de kernfuncties en kerntaken en in het dienstenboek. Kortom, een indrukwekkend proces dat de moeite waard is gebleken. In deze nabeschouwing maken we gebruik van de gelegenheid onze waardering uit te spreken voor de bijzondere inspanning en resultaten die de medewerkers en het management van Ipse-‘Zonnehof’, De Wendel-‘Twinkeling' en Omega hebben geleverd. Hun verworven kennis en kunde zullen bijdragen aan nog betere zorg en ondersteuning aan kinderen EMVB en hun ouders. Hierna vermelden we de namen van de deelnemers die bijdroegen aan de vormgeving van het leersysteem ‘Leren DOOR Doen’. Daarnaast danken we de externe deskundigen voor hun inbreng. Projectmanagement ‘Leren DOOR Doen’ Drs. A.M. Nieuwenhuijse – Directeur Omega, Stichting Omega D.S. Warnaar – Manager Zorginnovatie, Stichting Ipse Drs. R. Stegen – Directeur Sector Dagbesteding/Kinderzorg, Stichting De Wendel Dr. M.A.W. van Biene mld, Projectleider deelproject ‘Leren DOOR Doen’, auteur rapportages VWS Van Iren Koedoot & Duin, Management Consultancy, Analyse persoonsbeelden

Leercoaches Twinkeling – De Wendel Marieke Selten Trudy van Osch Mary van Deursen Inge Lamers Tannie Peters Claire vd Heuvel Yvonne Gommans Mirjam Aerts Yvonne Kruysen Birgit Ritten – unit manager en ondersteuner leerproces Omega Monda Dorssers – locatie manager en ondersteuner leerproces Ellen van Breemen – locatie manager en ondersteuner leerproces Mirjam Bleeker Miriam v.d. Sant Jacqueline Poiesz

6 C’s Centraal stellen van de ondersteuningsvraag van het kind Communiceren over zeggenschap en zelfbepaling van ouders en kinderen Competenties ontwikkelen en leren toepassen Contacten en relaties activeren in de samenleving, het netwerken Cultuur bevorderen van diensten georiënteerd werken Confronteren eigen normen en waarden versus die van de professionals uit de andere organisaties

Page 36: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 36

Zonnehof – Ipse Mariëlle van de Berg Carine van Loenen Marjolein Mank Sonja Mensch Deelnemers Community of Learning (COL): Maike Linders - Twinkeling – De Wendel Danielle Pubben - Twinkeling – De Wendel Miriam Aerts - Twinkeling – De Wendel Trudy van Osch - Twinkeling – De Wendel Claire vd Heuvel - Twinkeling – De Wendel Mirjam Bleeker – Omega Miriam v.d. Sant – Omega Sonja Mensch – Zonnehof – Ipse Mariëlle van de Berg - Zonnehof – Ipse Annemiek van Elswijk - manager en ondersteuner leerproces - Zonnehof – Ipse Externe deskundigen: Opleidingsbureau Mieke Bouwens, curriculum ontwerp en pilot Twinkeling – De Wendel Brugman Basic Office Support, Roos Brugman, voor het verslaan van de vergaderingen en het redigeren van het eindrapport Accodata accountants & adviseurs, P. van Dam, methodiek ‘Integrale Kostprijs Expertcentrum’ (IKE)

Page 37: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 37

BBiijjllaaggee 11

Programma van Eisen

‘Leren DOOR Doen’

Fase 2 project ´SPOORZOEKERS’

De Wendel Ipse

Omega

Page 38: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 38

PPrrooggrraammmmaa vvaann EEiisseenn ((PPvvEE))

Ter inleiding De functie van dit programma van eisen (PvE) is het bespreken en vastleggen van uitgangspunten voor de aanpak van het ontwerpen en ontwikkelen van expertisecentra voor kinderen met ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen. De organisaties De Wendel, Ipse en Omega en hebben ieder op eigen wijze en gezamenlijk de ambitie uitgesproken om te komen tot een herontwerp van de huidige organisaties: van kinderdagcentrum naar kinderdienstencentrum annex expertisecentrum. In dit PvE wordt beschreven aan welke eisen het plan van aanpak moet voldoen om de gewenste ontwikkelingen in de juiste richting te sturen c.q. tot resultaat te komen. Daar waar aan de orde worden eveneens parallelle procesactiviteiten in beeld gebracht (zie deel 2). De voorliggende rapportages en informatie en de opdrachtbeschrijving (R. Stegen, 22 september 2004) zijn richtinggevend voor dit PvE. Voor alle beschreven situaties geldt: het gaat hier om een opzet, dat vraagt om dialoog en verdieping. Belangrijk is dat organisaties in staat zijn het traject te volbrengen op die manier die past bij de bedrijfsvoering en de taakspanning van de organisatie. Ook geldt dat bepaalde activiteiten door de organisaties zelf kunnen worden gedaan; dit reduceert de projectkosten en de kennis blijft in de organisatie. Het procesresultaat en het resultaat van de feitelijk tot stand gekomen (nieuwe) diensten moet concreet beoordeeld kunnen worden. Het resultaat moet (positief) verwoord worden in een rapportage voor het Ministerie vanVWS. Dit PvE kan daarnaast dienen als een dialoogdocument binnen de organisaties of als informatiedocument voor partners. Een PvE kan steeds worden aangepast. Het PvE is opgebouwd vanuit de collectieve ambitie kinderdienstencentra en expertisecentra te ontwikkelen. Op hoofdlijnen zouden de drie organisaties een programma van eisen kunnen onderschrijven. Voor iedere organisatie geldt dat de uitvoering van het programma van eisen kan verschillen, vanwege de eigen organisatiecultuur (tradities en beroep), de financiële en wettelijke kaders, reeds aangegane samenwerkingscontracten, huisvesting enz. In het programma van eisen worden de verschillen in en tussen organisaties juist als belangrijke kennisbron gebruikt. In de aanpak wordt hier gebruik van gemaakt (zie deel 4). Dit document bevat zes delen waarin de eisen (en wensen) ten aanzien van de te ontwerpen en ontwikkelen expertisecentra praktisch (gebruiksvriendelijk) worden aangereikt. Daarmee definieert het PvE het werkkader voor de drie organisaties, de afstemming tussen het onderzoek met de Rijksuniversiteit Groningen, het kennissysteem en de verantwoording naar het Ministerie van VWS. Achtereenvolgend worden de volgende delen uitgewerkt: Deel 1: Collectieve ambitie drie organisaties Deel 2 Draagvlak voor kennis en kunde Deel 3: Het leersysteem ‘Leren DOOR Doen’ Deel 4: Ontwerpen curriculum Deel 5: Beheersmethodiek ‘programmabeleid’

Page 39: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 39

DDeeeell 11 CCoolllleeccttiieevvee aammbbiittiiee ddrriiee oorrggaanniissaattiieess

1. Vooraf Om teleurstellende resultaten en allerhande problemen tijdens een veranderingsproces te voorkomen, is het van belang vooraf het ambitieniveau van fase 2 van het project te concretiseren. Vaststellen van de kernfuncties van de centra kan een eerste stap zijn. Het verdient de voorkeur deze te concretiseren naar prestatie-indicatoren (zie noot 3), waaraan het resultaat van fase 2 kan worden getoetst. De opzet dient tevens fase 3 om tot consolidatie van de vernieuwingen te komen. We hechten waarde aan deze indicatoren omdat afnemers van diensten het type expertise en de cliëntgerichte bedrijfsvoering van het kinderdienstencentrum bepalen. Afnemers van diensten kunnen bijvoorbeeld zijn: ouders/verwanten van kinderen met een verstandelijke beperking of voorzieningen die materiedeskundigen inlenen (ad hoc of op contractbasis). We gaan er in dit PvE vanuit dat er voldoende (impliciete) kennis aanwezig is in de organisaties over wat de ouder en het kind wensen/vragen, maar dat dit in typen diensten ‘omgezet’ moet worden naar bruikbare indicatoren. Met name is het veranderingsproces in de huidige centra gericht op herontwerp van beheersing van effecten. De effecten worden beïnvloed door zowel de gebruiker van diensten als de professional (zijn bekwaamheid). Om die reden is het nodig dat iedere organisatie uitgaat van een integrale aanpak: d.w.z. dat er op het hoogste ambitieniveau wordt ingestoken, namelijk het ondernemerschap, waarin mede t.b.v. de rapportage aan VWS beschreven worden de missie (zie noot 1), strategieën, structuur, systemen en leercultuur van het expertisecentrum. Niet alleen de efficiency van de deelstappen op verbeterende zorg zijn het doel, maar vooral ook de effectiviteit van een afgerond proces (fase 2). Het ambitieniveau vereist van de drie organisaties dat nagedacht wordt over de kernfuncties van het expertisecentrum. De kernfuncties (zie noot 2) kunnen omgezet worden naar prestatie-indicatoren per organisatie en sluiten aan bij: - Het bestaande standaardpakket wat geleverd wordt (prestatiedoelen). - De complexiteit van aandoeningen van kinderen met EMVB (zorg- en kennisdoelen). - Nieuwe hulpvragen van kinderen (marktdoelen) De belangrijkste indicator voor een expertisecentrum is de vaststelling van de integrale kostprijs per uur. Het leren werken met een beheerssysteem, een dienstenboek, kan een van de eerste managementopdrachten zijn. Het type te leveren dienst bepaalt namelijk het type kennis; nieuwe kennis kan weer nieuwe diensten genereren; nieuwe hulpvragen vragen om ontwikkeling van nieuwe kennis en kunde (zie deel 3).

Actie: Kernfuncties (voorlopig) vaststellen en verwoorden naar indicatoren. Het dient als besturingsconcept en betekeniskader voor competentieontwikkeling (zie deel 2, 3 en 4).

Page 40: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 40

DDeeeell 22 DDrraaaaggvvllaakk vvoooorr kkeennnniiss eenn kkuunnddee In de drie organisaties wordt de presentatie ‘Kennismanagement EMVB’ gehouden, met groepen professionals uit de organisaties. Stappenplan Acties Gerealiseerd Stap 1

Draagvlak voor verandering

Actieplanning: Oktober-november -december 2004

Dialoogbijeenkomst: De Wendel Ipse Omega Professionals komen bij elkaar (2 ½ uur) en gaan aan de hand van de presentatie in dialoog over ‘Kennismanagement EMVB’ (verkennend). Door: Martha van Biene Resultaat:

Er is draagvlak voor nut en noodzaak van kennismanagement en achterliggende bedoelingen; opzet ´Kinderdienstencentrum en expertcentrum’

8-10-04 Ipse 19-10-04 Omega 1-11-04 De Wendel

Stap 2

Verbreden draagvlak

Actieplanning: Oktober-november–december 2004

Twee medewerkers per (presentatie) groep schrijven de bevindingen op papier (reflecteren). In de reguliere overlegsituaties wordt de informatie aangeboden en professionals gaan in dialoog over de inhoud.

Door: twee medewerkers per organisatie

Resultaat: Professionals zijn op de hoogte van de nieuwe ontwikkelen rondom kennismanagement en de aanpak.

Page 41: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 41

DDeeeell 33 HHeett lleeeerrssyysstteeeemm ‘‘LLeerreenn DDOOOORR DDooeenn’’

1. Ter informatie In de situatie De Wendel, Ipse en Omega is een leersysteem een netwerk met leeractiviteiten (leernetwerk) voor professionals, waarbij leren en werken gecombineerd worden. De leeractiviteiten zijn cliëntgebonden, dat wil zeggen, dat alle leerthema’s afgeleid zijn van (potentiële) hulpvragers (klanten) die diensten afnemen bij het kinderdienstencentrum. Professionals brengen in het leersysteem hun voorkennis in en delen die met anderen. Kenmerken van een leersysteem zijn, professionals: - participeren in het organisatieleerproces; - initiëren zelf leeractiviteiten; - werken systematisch aan competentieontwikkeling; - vergroten het eigen lerend vermogen door dialoog en actie; - reflecteren met ouders/kinderen en collega’s op de effecten van de dienstverlening en het

dienstverleningsproces. Het leersysteem zorgt voor systematische en planmatige sturing van kennis en interactie tussen professionals (en ouders). Een leersysteem is een vorm van georganiseerde leerondersteuning waarin een manager of projectleider het leren en ontwikkelen van professionals faciliteert en het organisatieleerproces ondersteunt. Dit laatste is een voorwaarde voor succes.

2. Leren tussen/van organisaties: ‘communities of learning’ (CoL) De CoL speelt een belangrijke rol in het ontwerpen en inrichten van de expertcentra en in de ontwikkeling van kennismanagement. Het CoL bestaat uit leden van de drie organisaties. We gaan uit van integrale deelname, dat wil zeggen dat verschillende professionals deelnemen (beroepsgroepen). De leden van de CoL moeten het vermogen hebben juiste terugkoppelingen te maken naar de werkpraktijk. Zij moeten in staat zijn te reflecteren op de werkpraktijk en op de hoofdlijnen: herontwerp van de kinderdagcentra. Voorgesteld wordt om de leden te selecteren’ op deze kwaliteiten en geen open vraag te stellen: ‘wie vindt het leuk om….?’ De deelnemers van het CoL beschouwen we als potentiële kennisdragers. Het CoL is de spil van de brede kennisontwikkeling en moet zijn resultaten uit de organisatie en zijn verhalen over het interne leerproces delen met organisatieleden van de andere deelnemende organisaties. Er wordt met een doelgericht programma gewerkt in het CoL, dat door de externe leercoach wordt geïnitieerd. Hiermee kan er een monitoring plaatsvinden vanuit de drie organisaties naar het geheel: expertise centra in de markt plaatsen en relevante kennis ontwikkelen. Het CoL richt zich in ieder geval op het ontwikkelen van het modulair curriculum (zie deel 4).

2.1.1. Opzet en inrichting CoL De CoL-bijeenkomsten maken onderdeel uit van het interorganisatieleerproces, fase 2. - De CoL wordt geïnstalleerd voor 1 jaar en telt twee (of meer) organisatieleden per organisatie (o.a. 1

leercoach, zie bij 3.2): gemiddeld 8 personen (bij meer deelnemers kan de slagkracht in gevaar komen, vanwege teveel verschillende inbreng en voorkennis van de leden).

- De CoL komt 5x per jaar bij elkaar: om de 10 weken. - Een Col-bijeenkomst duurt 3 uur. - De ondersteuning van de externe leercoach is erop gericht dat in het volgende jaar (fase 3) de CoL op

eigen benen staat en het leersysteem zelf wordt onderhouden. Bij de vierde bijeenkomst wordt de opvolger bepaald, die de sturing gaat overnemen.

Page 42: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 42

2.1.2 De externe leercoach draagt zorgt voor (rol/taak): De rol/taak van de externe leercoach is het optimaliseren van de procesvoortgang binnen de CoL en waar nodig het aansturen van het leerproces in de afzonderlijke organisaties. Verder heeft de leercoach de rol/taak: - Support bieden op organisatiekundig vlak en op leer-/werkniveau. - De Col werkt resultaatgericht; ontwikkelt nieuwe kennis en maakt kennis toepasbaar (implementatie). - Er steeds een actieve programmaopzet aanwezig is: zodat de leden van de CoL goed voorbereid en

gemotiveerd naar de bijeenkomst komen. - De bijeenkomsten niet ontaarden in vergaderingen maar netwerken creëert om kennis te delen,

effecten te bespreken en ‘copy-plus effecten’ te genereren (kopiëren waar de ander succesvol mee was en dit nog verbeteren voor de eigen werkpraktijk).

- Het genereren van nieuwe input voor leeractiviteiten in de organisaties. - Opstellen van een gezamenlijke resultaatverwachting voor de periode van een jaar. - Optimale gebruikmaking van internet, e-mail. Het kennisnetwerk kan zich voor een groot deel via e-

mail ontwikkelen. - Na iedere CoL bijeenkomst rapportages aan te leveren aan de stuurgroep omtrent het

voortgangsproces op organisatieontwikkelingsniveau en leerprocesniveau. Hiervoor kan een gestandaardiseerde methodiek worden gebruikt.

2.2 Leren in de eigen organisatie We moeten ons planmatig voorstellen dat er collectieve leerbijeenkomsten zijn en daartussen komen kleine leergroepen bij elkaar en worden er reflectiebijeenkomsten gehouden met de leercoaches van de organisatie. Hiermee worden leren, werken en kennisontwikkeling systematisch en planmatig verbonden (i.p.v. fragmentarisch leren). Het leersysteem onderscheid de volgende leeractiviteiten in de organisatie. Collectieve leerbijeenkomsten

Aanpak

Collectieve leerbijeenkomsten: we geven gezamenlijk betekenis en inhoud aan een leerthema (collectieve betekenisgeving). Doel: ‘de neuzen dezelfde kant uit’; ambities bepalen; in dialoog zijn en reflecteren op de thema’s; acties maken en uitwerken in de leergroepen.

Aantal bijeenkomsten 3 (afhankelijk van het aantal deelnemers kunnen er meerdere groepen zijn. Maximaal 20 personen per groep) Tijdsinvestering: 1 dagdeel, 3 ½ uur Onder leiding van M. v. Biene

Leergroepen (teamleren)

Aanpak

Een leergroep bestaat uit (5 of 6 professionals). Ieder leergroep heeft een vaste leercoach ( dit is een van de professionals) In leergroepen wordt gewerkt aan de thema’s op basis van Actieplannen. De teams werken aan verschillende opdrachten18, die afgeleid zijn van een thematiek19. In de collectieve bijenkomst kunnen professionals keuzes maken in wat hen aanspreekt en aan de betreffende leergroep deelnemen.

Leergroepen formeren Aantal leergroep bijeenkomsten: 5 per jaar Leercoaches selecteren Tijdsinvestering per /deelnemer/leergroep: 1 ½ uur Onder leiding van de leercoaches van de organisatie

18 Leeropdrachten: gebleken is dat professionals veel kennispotentieel aan de dag brengen als zij verantwoordelijk worden gesteld voor opdrachten die hen aanspreken en waar zij voeling mee hebben. 19 Thematiek: de opdrachten worden vanuit thematieken geconcretiseerd. Een leergroep moet direct aan de gang kunnen met de opdracht.

Page 43: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 43

Reflectiebijeenkomsten met leercoaches

Aanpak

Training leercoach: intrainen rol en taak en techniek van coachen Een reflectiebijeenkomst heeft als doel het reflecteren en sturen op de voortgang van het kennisproces. Het ondersteunen bij leren van teams Het ondersteunen van leercoaches bij het coachproces en de coachtechniek

Tijdsinvestering per leercoach 3 uur (eenmalig) 5 Reflectiebijeenkomsten met leercoaches Tijdsinvestering 2 ½ uur per deelnemer/bijeenkomst Voorbereiding collectieve bijeenkomsten Terugkoppeling CoL Onder leiding van M.v.Biene

Actie leren

Aanpak

Leidinggevenden zijn in de gelegenheid kennis en ervaring uit te wisselen over hun effecten en resultaten rondom project Spoorzoekers.

Tijdsinvestering per bijeenkomst 2 uur Resultaatverantwoording gevraagd per bijeenkomst van iedere leidinggevenden 5 bijeenkomsten met leidinggevenden Onder leiding van M.v.Biene

2.3 Meten is weten Van de collectieve en leergroepbijeenkomsten kan op werkgedragniveau een reflectieformulier worden ingevuld. Bureau van Biene heeft reflectie-instrumenten ontwikkeld waarmee empirische data kunnen worden verzameld over kennisontwikkeling en de effecten van de persoonlijke inspanningen worden gemeten. T.b.v. het afleggen van verantwoording aan derden kan zonder veel extra inspanning aan de hand van een classificatie een effectmeting worden gemaakt. We zien deze effectmeting in dezelfde hoedanigheid als het reguliere evaluatieformulier dat we bij een cursus of training invullen, echter hier gaan we uit van een empirische effectmeting, die wetenschappelijke onderbouwd is. Tussentijdse effectmetingen worden in de CoL besproken. Effectmeting per organisatie Tijdsinvestering Effectmeting collectieve bijeenkomsten Tijdsinvestering voor de professional: 5

minuten Verwerking door externe: 3 bijeenkomsten: 1 dagdeel

Effectmeting leergroepen Tijdsinvestering voor de professional: 5 minuten Verwerking door externe: 5 leergroepen, 5 bijeenkomsten: 3 dagdelen

Effectmeting en analyse per organisatie beschreven in een reflectieverslag

3 dagdelen

De verwerking van de data kan ook in de organisatie plaatsvinden en de dataverzameling kan worden aangeboden aan Van Biene, ten behoeve van het interpreteren en beschrijven van de resultaten.

Page 44: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 44

DDeeeell 44 OOnnttwweerrppeenn ccuurrrriiccuulluumm

1. Vooraf Voor het opstellen van het curriculum wordt gebruik gemaakt van de aanwezige expertise binnen de organisaties (De Wendel) en draagt mevr. M. Bouwens bij aan de opdracht. De opdracht wordt vormgegeven in de Community of Learning (CoL) en medewerkers uit de organisaties zijn actie-eigenaren van het op te stellen curriculum (zie noot 5).

2. Nieuwe opvattingen over een modulair curriculum Nieuwe zienswijzen over kennisontwikkeling en competentieontwikkeling hebben consequenties voor het curriculum. Een modulair curriculum had tot doel om flexibiliteit te realiseren, waarbij professionals/lerenden hun eigen keuzes en leerroutes konden maken. Doordat curricula opgebouwd waren rond het verwerven van gefragmenteerde vakkennis en – vaardigheden zijn vaste voorgeprogrammeerde curricula ontstaan. Het werken met competenties dwingt tot een minder gedetailleerde curriculumbeschrijving. Adequaat handelen is immers niet zonder meer uit een te leggen in losse deelvaardigheden die in een vaste volgorde verworven moeten worden.Het leerproces om tot competent handelen te komen ligt niet vast in gestandaardiseerde curricula maar in contextgebonden competenties, die bijvoorbeeld zijn afgeleid van ziekteleer (pathologie), de (sociaal-emotionele) situatie van het kind en de beschikbare (technische en medische) middelen.Wat telt is het effectief handelen van de professional en het gaat veel minder om de weg waarlangs dit is bereikt. Deze aanpak biedt meer mogelijkheden voor flexibiliteit en individuele leerroutes. Bij competentiegericht leren staan begrippen als zelfverantwoordelijkheid, kennisontwikkeling en leercompetentie-ontwikkeling centraal. Een competentie vormt een complex geheel van kennis, vaardigheden en attitudes, rolopvattingen en subjectieve concepten. Het is als het ware een netwerk van sociale en cognitieve elementen. Competenties leiden we achteraf af uit waarneembaar gedrag en uit de reflectie op dat gedrag. Bij de vormgeving van een modulair curriculum is het van belang voor ogen te houden dat in een expertisecentrum vooral de klant en zijn hulpvraag de noodzakelijke competenties bepalen. Voor effectieve begeleiding, therapie en behandeling zijn in veel situaties wel gestandaardiseerde competenties noodzakelijk. Het matchen van beide typen competenties zijn het uitgangspunt voor het ontwerpen van een nieuw curriculum. Een nieuw instrumentarium dient ontworpen te worden.

3. Specifieke opdracht Uitwerking moet worden gegeven aan: 1. Het vaststellen van de kennisdomeinen 2. Het opstellen van competentieprofielen 3. Het ontwerpen van een leerprogramma 4. Ontwerpen methodiek effectmeting: meten van leercompetenties en relevante kennis.

Page 45: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 45

DDeeeell 55 BBeehheeeerrssmmeetthhooddiieekk ‘‘pprrooggrraammmmaabbeelleeiidd’’

1. Vooraf Rapporteren en presenteren maken onderdeel uit van het project. Verantwoording van resultaten en effecten moet afgelegd worden aan de organisaties onderling, de projectorganisatie en VWS. Gezien het belang van structurele erkenning voor het operationaliseren van kinderdienstencentra, annex expertise centra is een verantwoording op basis van effecten en resultaten noodzakelijk. Ten behoeve van erkenning van structurele erkenning van financiële middelen zal er vooral ook sprake moeten zijn van een innovatieve aanpak binnen de kindzorg. De diensten en bedrijfsvoering vragen met name om een kindgerichte (lees klantgerichte) en efficiënte aanpak voor het kind en de ouders. Een snelle en adequate productie omlooptijd vermindert de kosten per kind. Er zullen een aantal cruciale vragen in de rapportage beantwoord moeten worden (bijvoorbeeld): - Waarmee onderscheidt het expertcentrum zich van andere reguliere en particuliere

kindvoorzieningen? - Waar blijkt dit uit? - Is de verhouding tussen de financiële toekenning en de werkelijke integrale kostprijs per uur

dienstverlening toereikend om te kunnen (voort)bestaan? - Hoe kan de overlevingsstrategie worden verwoord? - Waarmee sluit het expertcentrum aan op emancipatie van kinderen met een verstandelijke beperking?

(ook t.b.v. kinderen met EMVB).

2. Beheersmethodiek programmabeleid Van de concrete (deel-)activiteiten kan een programmabeleid worden opgezet. Bij complexe veranderingstrajecten met een hoog interventiegehalte is het raadzaam de aanwezige differentiatie actief te sturen en programmatisch te managen. De externe deskundige kan de rol krijgen van programmamanager en is belast met de actieve sturing op de verschillende programma’s (deze kunnen nader bepaald worden) (zie noot 6). De programmamanager draagt zorg voor de rapportages en heeft een monitorfunctie. Een deel van de programmering ligt vervat in de beschreven activiteiten: CoL, leersysteem ondersteuning in de drie organisaties, het opstellen van het curriculum enz. Vanzelfsprekend blijven de organisaties, de stuurgroep en de formele projectorganisatie verantwoordelijk voor de resultaten van de deelactiviteiten. Kerntaken programmamanager: - Gebruikmaken van een programmanager heeft een tijdelijke functie in een actief ontwikkelingsproces. - Programmamanagement heeft een verbindende functie. - (Deel-)rapportages opstellen. - Organiseren bijeenkomsten t.b.v. verantwoording. - Presentaties houden (en/of verzorgen en voorbereiden). - Contact onderhouden over het proces en de inhoud met beslissers (b.v. de projectvoorzitter)

Page 46: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 46

NNootteenn ddeeeell 11 tt//mm 66

Noot 1 Missie en visie. De missie: het expertcentrum ontleent zijn bestaan aan het bieden van diensten op het gebeid van ondersteuning en zorg aan kinderen met een verstandelijke beperking. En daarom kan het bedrijf bestaan. De visie geeft aan: welke diensten; hoe deze diensten georganiseerd zijn; de taakstelling van de professionals; wat het resultaat is voor de klant.

Noot 2 De collectieve ambitie kan verwoord worden in een aantal kernfuncties die in een expertcentrum worden uitgevoerd. De kernfuncties ondersteunen de missie en visie van een centrum. De kernfuncties dienen gericht te zijn op klanten, de professionele netwerken en de ondersteuning aan kinderen met EMVB in de samenleving. Bijvoorbeeld. 1. Verschaffen van toegang: (toegang verschaffen tot sociale en emotionele ondersteuning en

(para-)medische hulp aan kinderen met EMVB) 2. Begeleiding, ondersteuning en behandeling: 3. Dienstverlening en consultatie 4. Preventie-bijdragen 5. Signalering 6. Bemiddeling De betekenissen van de kernfuncties maken steeds onderdeel uit van het te ontwikkelen kennissysteem en dienen als besturingsprincipes, welke aspecten bevatten van relationeel en marktgericht organiseren.

Noot 3 Prestatie-indicator (PI): geeft aan in welke mate een dienst wordt gerealiseerd: bijvoorbeeld 25 cliëntbehandelingen slikproblemen. De geleverde prestatie (25 behandelingen) is het resultaat van een van tevoren bepaalde bedrijfsdoelstelling. Indicatoren kunnen op een steeds meer verfijnd niveau worden uitgewerkt per dienst.

Noot 4 Gestuurd leerproces en een liberaal leerproces: We kunnen ook uitgaan van een liberaal leerproces, hierbij bepalen de medewerkers de leerdoelen en de leerprestaties. Het leren wordt dan overgelaten aan de eigen leerbereidheid. Bij de omslag die wij ons hier voorstellen heeft de organisatie dan onvoldoende grip op het resultaat wat opgebracht moet worden. Bij het gestuurde leerproces dat we introduceren is er volop ruimte voor persoonlijke ontwikkeling en kennisverbreding, echter de uitkomsten liggen van tevoren vast: er moet een kinderdienstencentrum komen, annex expertisecentrum, waarin kennismanagement onderdeel is van het besturingsconcept. Noot 5 Actie-eigenaren: t.b.v. het opstellen van competentieprofielen is vooral praktijkkennis nodig. Bij vaststelling van de verschillende competentieprofielen kan volgens een vaste methodiek de profilering worden opgesteld. Professionals krijgen opdrachten om hier actief aan bij te dragen. Noot 6 Programmabeleid: dit bestaat uit vijf programma’s. Het onderstaande dient slechts als voorbeeld en moet per kolom (van boven naar beneden) gelezen worden. Achter elk programmaonderdeel ligt een plan van aanpak. De programmamanager draagt zorg voor het behouden van overzicht en de tijdige afhandeling van resultaten. Gezien de fase van het project zijn er al meerdere operationele plannen beschikbaar die onderdeel zijn van het programmabeleid

Page 47: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 47

Programmabeleid 2004- 2006

Programma ‘Leren Door Doen’

Programma Modulair Curriculum

Programma Bedrijfsvoering en kennismanagement

Programma effectmeting en onderzoek

Programma communicatie en beeldvorming

Leersysteem Ipse

Competentieprofiel Kernfuncties expertisecentrum

Onderzoek RUG

Presentatie kennismanagement (is gerealiseerd)

Leersysteem De Wendel

Leerprogramma Kennisdomeinen Effectmeting curriculum

Tussenrapportages Stuurgroep

Leersysteem Omega

Pilot modulair curriculum

Prestatie-Indictoren diensten

Effectmeting professional niveau

Rapportage VWS

Community of Learning (CoL)

Dienstenboek opstellen met integrale kostprijs

Effectmeting kindniveau

Beeldvorming/draagvlak ouders

Digitale kennis bank Effectmeting participatie

Klantenbinding in de regio (’s)

POP en portfolio

Page 48: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 48

Page 49: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 49

BBiijjllaaggee 22

Competentie Ontwikkelingsprofielen

COP’s

Page 50: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 50

Competentieprofielen EMVB kinderen / ouders - professionals - Totaal overzicht

Kernfunctie 1 Maatschappelijke participatie voor kind en ouders

Cop's Zorg: ambulant werken

Thuisbegeleiding

ambulante begeleiding externe voorzieningen voorschoolse integratie begeleiding

praktisch pedagogische gezinsondersteuning speciale thuiszorg Kernfunctie 2 Diagnostiek

Cop's Methode en technieken

vaardigheidstraining Video analyse

vaardigheidstraining Sensorische dieetlijst toepassen vaardigheidstraining Observatie methodieken vaardigheidstraining Pedagogische observatie technieken

vaardigheidstraining Test en Schaalmethoden Kernfunctie 3 Dienstverlenende arrangementen voor kinderen EMVB en ondersteuning van/aan ouders

Cop's Zorg

visuele stimulatie

kind leren keuzes maken sensorische integratie (prikkels toelaten) Epilepsie

totale communicatie alertheidregulering

ondersteunen toedienen kunstmatige voeding palliatieve zorg terminale zorg

Rouwverwerking Stervensbegeleiding

autisme

ondersteunen bij de eetsituatie reflux verpleegkundig handelen

medisch handelen Cop's Methode en technieken (o.a. cursus/training voor collega"s en ouders) opvoedingsprogramma

doelrealisatie sensorische integratie

MOVE individueel plan (IP)

computertraining VISB (MISC=More Intelligent Sensitive Child of Mediational Invention Sensitizing Care-givers) autisme

totale communicatie Zindelijkheidstraining

werkwijze/technieken transdisciplinair werken methode Muller methode NDT

tiltechnieken

Page 51: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 51

Kernfunctie 4 Bemiddeling, advies, informatie en communicatie, consultatie en service verlenen

Cop's Methode en technieken

sociale netwerk strategieën hanteren informatieoverdracht:

adviesmethoden en technieken (consultancy) a) workshop geven b) training met ouders

bemiddelingsmethoden en technieken consultatiemethoden en technieken

Kernfunctie 5 Innovatie en ontwikkeling Cop's Methode en technieken

participatie en integratie met reguliere Kinderdienstencentra

partnerstrategie

klanttevredenheid (klantwaarden)

Page 52: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 52

Page 53: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 53

BBiijjllaaggee 33

Effectmetingen collectieve leerbijeenkomsten en leergroepen

Zonnehof - Ipse

Page 54: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 54

EEffffeeccttmmeettiinnggeenn ZZoonnnneehhooff

1. Collectief leren Doel: door dialoog en betekenisgeving gelijkgerichtheid krijgen over nieuwe thema’s rondom het inrichten en/of opwaarderen van expertdiensten. Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van de effectmetingen van: - 2 collectieve bijeenkomsten: - in totaal hebben 25 professionals (per bijeenkomst) deelgenomen in 2 groepen - de thema’s waren:

- Leren werken met COP’s - Opvoedingsprogramma

De vragenlijst is gebaseerd op het reflecteren op de eigen inbreng en bijdrage. Reflectievragen collectieve leerbijeenkomsten

1. De uitleg over het doel van de bijeenkomst was duidelijk 2. In deze bijeenkomst heb ik nieuwe kennis20 opgedaan 3. Er is tijd besteed aan uitwisseling van ervaringen en visies21 4. Mijn inbreng heeft geleid tot nieuwe ideeën en visies 5. Deze uitwisseling heeft geleid tot acties voor de eigen werkomgeving 6. Deze uitwisseling heeft geleid tot acties met ouders 7. De opgedane informatie en kennis ga ik in mijn werk toepassen 8. Het doel van deze déze sessie is bereikt

De reflector heeft meetitems met een antwoordschaal die oploopt van score 1 (Zeker niet) tot en met score 5 (Zeker wel). Het statistische gemiddelde ligt op 3. De gemiddelde meetresultaten liggen tussen beide uitersten in en zijn als volgt te classificeren: 2.5 = relatief laag 3 = neutraal 3.5 = voldoende 4 = behoorlijk >4 = in hoge mate

Tot a a l sc or e c ol l e c t ie v e bi je e nk omst e n I pse 2 0 0 5

3,85 3,85 3,90

3,27

3,94

2,42

3,954,07

0,00

0,50

1,00

1,50

2,00

2,50

3,00

3,50

4,00

4,50

1 2 3 4 5 6 7 8

gemiddelde scor e

20 Nieuwe kennis. ‘wat je eerder nog niet wist’ 21 Visies: ‘hoe jij over de dingen denkt’, ‘hoe jij tegen bepaalde zaken aankijkt’, ‘hoe jij de dingen ziet en benoemt’

Page 55: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 55

Interpretatie De scores liggen tussen de 2,42 en 4,07. Alleen vraag 8 (2,42) ‘ Deze uitwisseling heeft geleid tot acties met ouders’ scoort laag omdat de opgedane kennis en ervaring nog niet in de werkpraktijk is ‘neergelegd’. De COP’s zijn nog in de maak op dat moment en nog niet in de werkpraktijk uitgevoerd. Vraag 8 (4,07) ‘Het doel van deze déze sessie is bereikt’ scoort ruim voldoende en dit betekent dat professionals ervaren dat zij informatie en kennis hebben opgedaan die aansluit bij hun voorkennis en die zij kunnen vertalen naar het eigen handelen.

2. Leren in leergroepen Doel: door dialoog en betekenisgeving gelijkgerichtheid krijgen over nieuwe thema’s rondom het inrichten en/of opwaarderen van expertdiensten. Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van een effectmeting van: - 14 leefgroepbijeenkomsten - In totaal hebben 20 professionals deelgenomen - Er zijn 3 COP’s uitgewerkt:

- Palliatieve Zorg - Epilepsie - Opvoedingsprogramma

De vragenlijst is gebaseerd op het reflecteren op de eigen inbreng en bijdrage. Reflector ‘Leren DOOR Doen’ - leergroep Wederkerig leren

1. De uitleg over het doel van de bijeenkomst was duidelijk 2. In deze bijeenkomst heb ik nieuwe kennis22 opgedaan 3. Deze uitwisseling heeft geleid tot cliëntgebonden acties 4. Deze uitwisseling heeft geleid tot acties voor de eigen werkplek 5. Deze uitwisseling heeft geleid tot acties met ouders 6. Het leren van elkaar wordt gestimuleerd 7. Er is ruimte voor feedback op elkaars denk- en werkwijzen 8. Ik heb geregeld contact met cliënt/ouders over de kwaliteit van mijn werk 9. De ondersteuning door de leercoach heeft een meerwaarde 10. De acties zijn onderling afgewogen en afgestemd (t.o.v. al lopende acties) Vakkennis verbreden

11. De werkeenheid benut mijn vakkennis 12. De organisatie stelt mij in staat mijn vakkennis met anderen in de organisatie te delen 13. Ik gebruik kennis van anderen van buiten mijn werkeenheid (andere groep/extern) 14. Ik heb een goed beeld van de benodigde vakkennis die ik nodig heb in het

kinderdiensten- /expertcentrum Resultaat

15. Mijn inbreng heeft geleid tot nieuwe visies 16. Het doel van deze déze sessie is bereikt

22 Nieuwe kennis. ‘wat je eerder nog niet wist’

Page 56: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 56

De reflector heeft meetitems met een antwoordschaal die oploopt van score 1 (Zeker niet) tot en met score 5 (Zeker wel). Het statistisch gemiddelde ligt op 3. De gemiddelde meetresultaten liggen tussen beide uitersten in en zijn als volgt te classificeren: 2.5 = relatief laag 3 = neutraal 3.5 = voldoende 4 = behoorlijk >4 = in hoge mate

Totaal score leergroepbijeenkomsten Ipse, 2005

3,92

3,29

2,53

3,29

1,73

3,954,04

2,40

3,823,71 3,66 3,62

3,73

3,16

2,90

3,61

0,00

0,50

1,00

1,50

2,00

2,50

3,00

3,50

4,00

4,50

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16

gemiddelde score

Interpretatie Van de 16 vragen – criteria voor zelfreflectie – worden er 11 boven het statische gemiddelde gescoord: tussen 3.16 en 4.04. We zijn verheugd op de score van vraag 1 (3,92): ‘De uitleg over het doel van de bijeenkomst was duidelijk’. De leercoaches hebben vat op de zaak en zijn in stat om een adequate overdracht te geven over de bedoeling van de leergroep bijeenkomsten. Dit blijkt ook uit vraag 9 (3,82): ‘De ondersteuning door de leercoach heeft een meerwaarde’. Vraag 3 ‘Deze uitwisseling heeft geleid tot cliëntgebonden acties’ scoort relatief laag (2,53) omdat er vooralsnog alleen aan het opstellen van het COP is gewerkt en het COP is nog niet in de daadwerkelijke werkpraktijk toegepast binnen een kindgebonden situatie. Dat geldt ook voor vraag 5 (1,73): ‘Deze uitwisseling heeft geleid tot acties met ouders’. De vragen 6 en 7, ‘Het leren van elkaar wordt gestimuleerd (3,95) en ‘Er is ruimte voor feedback op elkaars denk- en werkwijzen’ (4,04) scoren meer dan voldoende. Deze scores zijn van belang, omdat het een belangrijk leerpunt betreft. Het leren van elkaar, reflecteren en het geven van feedback. Een expertcentrum kan namelijk zijn kwaliteit voor een belangrijk deel ontlenen aan de kwaliteit van de feedback en reflectie van professionals. Een hoge mate van reflectie laat toe dat nieuwe vragen snel en adequaat worden opgepakt. Vraag 8 scoort zeer laag (2,40): ‘Ik heb geregeld contact met cliënt/ouders over de kwaliteit van mijn werk’. We concluderen hieruit dat professionals met ouders nauwelijks in gesprek zijn over de wijze waarop zij hun werk verrichten. Er wordt niet getoetst of de zorg en ondersteuning naar wens en verwachting is. Voor het expertcentrum zal het nodig zijn de kwaliteit van werken te toetsen. Het is raadzaam te toetsen aan de ervaring en bevindingen rondom zorg en ondersteuning van de ouders met hun kind met EMVB.

Page 57: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 57

Meer dan voldoende scoren de vragen: 11 (3,66), ‘De werkeenheid benut mijn vakkennis’; vraag 12 (3,62), ‘De organisatie stelt mij in staat mijn vakkennis met anderen in de organisatie te delen’; vraag 13 (3,73), ‘Ik gebruik kennis van anderen van buiten mijn werkeenheid (andere groep/extern)’. We concluderen dat we mogen spreken van een tendens van kennisverbreding. Kennis wordt toegepast in de eigen werkomgeving en geschikt gemaakt voor hergebruik. Meer dan voldoende scoren de vragen: 11 (3,66), ‘De werkeenheid benut mijn vakkennis’; vraag 12 (3,62), ‘De organisatie stelt mij in staat mijn vakkennis met anderen in de organisatie te delen’; vraag 13 (3,73), ‘Ik gebruik kennis van anderen van buiten mijn werkeenheid (andere groep/extern)’. We concluderen dat we mogen spreken van een tendens van kennisverbreding. Kennis wordt toegepast in de eigen werkomgeving en geschikt gemaakt voor hergebruik. Vraag 15 scoort eveneens laag (2,50) ‘ Mijn inbreng heeft geleid tot nieuwe visies’. Professionals hebben vaak niet door wat de impact is van hun inbreng en hoe deze wordt opgenomen in het collectieve leer- en werkproces. Het verdient Actie dat de leercoach in de leergroep de (individuele) score bespreekt. Hiermee worden professionals zich bewust van datgene wat er is ingebracht (narritives) en met welke kennis en ervaring zij elkaar van dienst zijn geweest. Reflectieverslagen leercoaches Leercoaches hebben van iedere leefgroepbijeenkomst een kort en bondig reflectieverslag geschreven. De reflecties waren de input voor de reflectiebijeenkomsten met de externe deskundige. De vragen waren: 1. Reflectie op eigen aanpak als leercoach 2. Voornemens voor de volgende bijeenkomst. Wat ga je anders doen? 3. Reflectie op acties van de deelnemers. Welke acties gaan deelnemers ondernemen? Wat is er blijven

liggen? Maak je deelnemers verantwoordelijk? Enz. 4. Resultaat van deze bijeenkomst. In kernwoorden. 5. Datum vervolgafspraak Enkele indrukken (27—7-2005 – Ipse - leercoach) Vraag 1 Eigen aanpak:

Ik wist precies wat ik deze bijeenkomst wilde bereiken. Is ook gelukt. Alle deelnemers mee laten denken over epilepsie.

Vraag 2 Voornemens: Ging best goed zo. Volgende leergroep in tweetallen werken en daarna terugkoppelen.

Vraag 3 Reflecties op acteis: P. bundelt het mapje over epilepsie (reader). M. werkt het competentie profiel digitaal uit.

Vraag 4 Resultaat van de bijeenkomst: Veel bereikt. Fijne bijeenkomst

Vraag 5 Vervolg afspraak: 6 september 15.30 uur.

Algemene indruk collectieve en leergroep bijeenkomsten De algemene indruk is dat er in beide typen leerbijeenkomsten geleerd wordt en de kennis wordt meegenomen naar de werkpraktijk. Deze kennis is gebonden aan een thema, bijvoorbeeld visuele stimulatie (COP) en in het gunstige geval zal de professional deze kennis gebruiken bij een kind dat visuele stimulatie vraagt. Zijn persoonsgebonden kennis wordt pas in actie met het kind expliciete kennis. Het is ook om die reden dat we de actie met het kind als vertrekpunt van handleen nemen. De kans is aanzienlijk groter dat de kennis het kind bereikt. De leercoach en de leergroep werkten in ruim voldoende mate aan kennisontwikkeling. Hierbij zijn de COP’s ondersteunend geweest. Aan de hand van de diensten hebben zij competentieprofielen opgesteld en waren in staat ervaringskennis om te zetten naar criteria voor praktisch handelen. De criteria dienen als kwalificaties voor het handelen en het kennisniveau. Het COP biedt op deze wijze een kader voor systematische professionalisering.

Page 58: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 58

Uit de reflectieverslagen blijkt dat er constructief is gewerkt. De dialogen leiden tot acties en vervolg activiteiten t.a.v. de thematieken. We hechten voor het expertcentrum veel waarde aan het leren werken aan continuïteit. Expertise ontwikkelen en blijven ontwikkelen zijn de kracht van het expertcentrum: het aangaan van nieuwe kindvragen en komen tot verdieping op het gebeid van zorg, ondersteuning en gezondheidsvragen. Met het leersysteem ‘Leren DOOR Doen’ wordt hiermee een basis gelegd. We merken nog op dat het vele parttime werken vraagt om georganiseerde leerondersteuning binnen de werksettingen. Het bleek moeilijk om de leergroepen qua tijd en planning bij elkaar te krijgen. Hieruit concluderen we tegelijkertijd dat het juist daarom van belang is collectieve leeractiviteiten te initiëren rondom de werkplek. Als er geen leerstructuur wordt geboden, zal er weinig kennis en kunde worden gedeeld, omdat professionals in de waan van de dag hier niet toe komen.

Page 59: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 59

BBiijjllaaggee 44

Curriculum ‘Actie Leren’

Page 60: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 60

44..11 UUiittwweerrkkiinngg mmoodduulleenn Hieronder volgen twee voorbeelden van een module invulling

Module 1 ‘Actie Leren’ Introductiemodule 1. Welkom en kennismaking 2. Uiteenzetting werkwijze praktijkleren, reflecties, theorieverkenning, internetleren,

vaardigheidstraining met simulatiecliënten, checklists en alter ego. 3. Missie en visie van De Wendel/Ipse/Omega: a. Inleiding door directeur Kinderzorg of coördinator. b. Brainstorming eigen waarden en normen. c. Oefening waarden, normen, taboes, stigma's, aannamesystemen. d. Discussie: Hoe identificeer je je met de organisatie? 4. Systeem- en communicatieleer. a. Inleiding in de systeem- en communicatieleer door docent. b. Een oefening met theorie van Watzlawick d.m.v. incidentmethode. 5. Oefening BIAM-methode. 6. Gesprekstraining met simulatiecollega/-ouder: I. Demonstratie van ouders die naar het logeerhuis komen. II. Oefening in het ontvangen van ouders. Observaties met behulp van checklists. Feedbackronde. 7. Opdrachten en terugkoppeling: aanleggen van een zelfreflectieschrift/lezen reader/praktijkopdracht

communicatieprofiel opstellen/eigen casus inbrengen voor dag 2.

Module 2 ‘Belevingswerelden van de cliënt’ 1. Terugkoppeling opdrachten: ervaringen en kennis delen. 2. De belevingswereld van een ernstig verstandelijk beperkte cliënt a. Inleiding door docent verschillende werelden en niveau-indeling. b. Inlevingsoefeningen: Van empathie tot methodiek. c. Bejegening, normen en waarden, universele rechten van de mens. d. Luisteren naar de ernstig verstandelijk gehandicapte cliënt. 3. Oefening: Basiscommunicatie vanuit de videohometraining. 4. Gesprekstraining met simulatie-ouder: I. Het voeren van een gesprek met een ouder over belevingsgerichte zorg van hun kind.

II. Aangaan van dialoog met kind met moeilijk verstaanbaar gedrag. Observaties met behulp van checklists. Feedbackronde. 5. Opdrachten en terugkoppeling: invullen van een zelfreflectieschrift/lezen

reader/praktijkopdracht/eigen casus inbrengen voor volgende dag.

Page 61: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 61

44..22 OOppbboouuwwsscchheemmaa ccuurrrriiccuulluumm

LEERGANG 1 INTRODUCTIEMODULEN ACTIE LEREN VOORTRAJECT MODULE I MODULE II MODULE III MODULE IV MODULE V MODULE VI COMPETENTIETOETS

introductie introductie introductie introductie introductie introductie introductie introductie

ZELF- en PEERASSESSMENT

COP'S (competentie ontwikkelingsprofiel)

INTRODUCTIEMODULE "ACTIE LEREN"

LEEF- en BELEVINGSWERELD VAN HET EMVB KIND

SAMENWERKING MET OUDERS: dialoog voeren

SAMENWERKING MET COLLEGA'S:

dialoog voeren

PROBLEEMHAN-TERING

CONFLICTHAN-TERING

KENNIS- EN VAARDIGHEIDS-TOETSEN MET

SIMULATIECLIËNTEN

LEERGANG 2 KERNFUNCTIE 1: maatschappelijke participatie kind en ouders

MODULE VII MODULE VIII MODULE IX MODULE X MODULE XI MODULE XII COMPETENTIETOETS

maatsch. participatie maatsch. participatie maatsch. participatie maatsch. participatie maatsch. participatie

maatsch. participatie

maatsch. participatie

maatsch. participatie

PROFIEL VAN AMBULANT WERKER*: aangaan van een relatie

met cliëntsysteem

PROBLEEMHANTERING AMBULANTE

BEGELEIDING

WAARDEN EN NORMEN: ETHISCHE

VRAAGSTUKKEN

CONFLICTHANTERING AMBULANTE

BEGELEIDING: EIGEN GRENZEN

MULTICULTURELE COMMUNICATIE IN

DE AMBULANTE ZORG

SOCIALE KAART EN NETWERKEN VAN DE CLIËNT

KENNIS- EN VAARDIGHEIDS-TOETSEN MET

SIMULATIECLIËNTEN *NB. In deze leergang worden de modulen inhoudelijk afgestemd op de verschillende ambulante diensten:

1. Thuisbegeleiding; 2. Speciale thuiszorg; 3. Voorschoolse integratie; 4. PPG; 5. KVO; 6. BZW; 7. Ambulante begeleiding op school

LEERGANG 3 KERNFUNCTIE 2: diagnostiek MODULE XIII MODULE XIII-b COMPETENTIETOETS

diagnostiek diagnostiek diagnostiek KIND

ONDERSTEUNEN IN DE ONTWIKKELING

KIND ONDERSTEUNEN IN DE ONTWIKKELING KENNIS- EN VAARDIGHEIDSTOET

SEN MET SIMULATIECLIËNTEN

LEERGANG 4 KERNFUNCTIE 3-I: dienstverlenende arrangementen voor EMVB-kind en ouders

MODULE XIV MODULE XV MODULE XVI MODULE XVII MODULE XVIII MODULE XIX MODULE XX COMPETENTIETOETS

dienstver. arrangement

dienstverlenend arrangement

dienstverlenend arrangement

dienstverlenend arrangement

dienstverlenend arrangement

dienstverlenend arrangement

dienstverlenend arrangement

dienstverlenend arrangement

KIND EN OUDERS BEGELEIDEN MET

SPECIFIEK ZIEKTEBEELD

VERPLEEGKUNDIG EN MEDISCHE -

VOORBEHOUDEN- HANDELINGEN

KIND ONDERSTEUNEN IN BASISBEHOEFTEN

KIND ONDERSTEUNEN BEHOEFTEN

ZELFVERWERKELIJKING zoals keuze leren maken/

sensorische integratie

SPECIALE TECHNIEKEN zoals

video/move/ partnerstrategie

LEVENSFASEN DIVERSEN KENNIS- EN VAARDIGHEIDS-TOETSEN MET

SIMULATIECLIËNTEN

Page 62: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 62

LEERGANG 5 KERNFUNCTIE 3-II: dienstverlenende arrangementen voor EMVB-kind en ouders

MODULE XXI MODULE XXII MODULE XXIII MODULE XXIV MODULE XXV COMPETENTIETOETS

dienstver. arrangement

dienstver. arrangement dienstver. arrangement

dienstver. arrangement dienstver. arrangement dienstver. arrangement

INLEIDING SYSTEMATISCH EN

PLANMATIG WERKEN: opvoedings- en

zorgplannen

PLANMATIG WERKEN FASE 1:

BEELDVORMING - PROFIEL KIND

PLANMATIG WERKEN FASE 2: PLANNEN

VAN DOELSTELLINGEN EN

INTERVENTIES

PLANMATIG WERKEN FASE 3: WERKEN AAN

DOELEN+INTERVENTIES en OBSERVATIE

PLANMATIG WERKEN FASE 4: DOSSIERVORMING EN EVALUATIE

KENNIS- EN VAARDIGEHEIDS-

TOETSEN MET SIMULATIECLIËNTEN

LEERGANG 6 KERNFUNCTIE 4: bemiddeling en advies

MODULE XXVI MODULE XXVII MODULE XXVIII MODULE XXIX COMPETENTIETOETS

bemiddeling en advies bemiddeling en advies bemiddeling en advies

bemiddeling en advies bemiddeling en advies

TRAINING INFORMATIE-

OVERDRACHT VOOR ALLE MEDEWERKERS

TRAINING VOOR DOCENT EN

LEERPLAATSCOACH

TRAINING SIMULATIECLIËNT

VOEREN VAN GESPREKKEN: transdisciplinair KENNIS- EN VAARDIGHEIDS-TOETSEN MET

SIMULATIECLIËNTEN

LEERGANG 7 KERNFUNCTIE 5: innovatie en ontwikkeling

MODULE XXX FOLLOWUP ASSESSMENT innovatie en ontwikkeling PER JAAR 1 X innovatie en

ontwikkeling

KWALITEITSBEWAKING KENNIS- EN VAARDIGHEIDS-TOETSEN MET

SIMULATIECLIËNTEN

Opleidingsbureau Mieke Bouwens: Module thema’s

Page 63: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 63

44..33 DDee ooppbboouuww vvaann hheett ccuurrrriiccuulluumm Van de totale aanpak en opbouw van het curriculum is een uitgebreide toelichting geschreven. We vatten hier de hoofdpunten samen. Het curriculum is opgebouwd uit zeven leergangen en 50 modulen. Binnen de zeven leergangen zijn de vijf kernfuncties opgenomen, zie hieronder. De zeven leergangen: 1. Introductiemodulen 2. Kernfunctie 1: maatschappelijke participatie kind en ouders 3. Kernfunctie 2: diagnostiek 4. Kernfunctie 3-I: dienstverlenende arrangementen voor EMVB kind+ouders 5. Kernfunctie 3-II: dienstverlenende arrangementen voor EMVB kind+ouders 6. Kernfunctie 4: bemiddeling en advies 7. Kernfunctie 5: Innovatie en ontwikkeling.

Een voortraject: Er vindt vooraf een zelf- en peerassessment plaats met behulp van de reflector in het competentie ontwikkelingsprofiel (COP). Competentietoetsen kunnen per leergang gepland worden of op nader te bepalen tijdstip. Het opbouwschema curriculum ‘Leren DOOR doen’ in ontwerp: 1. Het schema is het eerste resultaat van de COL’s en uitwerkingen van de COP’s 2. De modules zijn ‘opgehangen’ aan de kernfuncties die in het dienstenboek staan. 3. In verband met de samenhang is sprake van een zekere opbouw, maar er kan in een beperkt aantal

gevallen gekozen worden voor het omwisselen van onderwerpen binnen de kernfuncties. 4. Omvang per module moet nog bepaald worden. Zo kan bijvoorbeeld module 1. Introductiemodule

‘Leren DOOR doen’, een omvang hebben van 1 dag, terwijl een andere module bijvoorbeeld XV, ‘Verpleegkundige en medische voorbehouden handelingen’ meerdere dagen kan omvatten. In andere gevallen kan een workshop gegeven worden door een professional in twee uur. Of een leercoach die een specifiek kennisdomein heeft houdt en leerbijeenkomst met collega’s.

5. Het leerarrangement dat de professional samenstelt hangt af van de reeds verworven voorkennis en vereiste zorg-/ondertsuenings-/behandelingstaken.

6. Dat betekent niet dat het zorgarrangement bestaat uit en los aantal modulen. Er is wel degelijk samenhang en bij bepaalde keuzes wordt een module facultatief. Bijvoorbeeld de leergang waarin het systematisch en planmatig werken opgenomen is kan niet op losse elementen worden gevolgd.

7. De introductiemodulen, modulen ‘Training docenten’ en ‘Training simulatiecliënt’ dienen door deskundigen te worden uitgevoerd in verband met de didactische complexiteit.

8. Praktijkopdrachten en ‘huiswerk’ zijn gerelateerd aan de werkomgeving en zijn kindgebonden. 9. Er wordt onderscheid gemaakt tussen werkplekleren, groepsleren (leergroepen), SKILLSLAB voor

vaardigheden, visie, dialoog, kennis verbinden aan inzicht, attitude en gedrag, individueel leren, zelfstudie op internet.

10. Effectmetingen maken onderdeel uit van het curriculum.

Page 64: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 64

4.3.1. Instrumentele leerinfrastructuur Ten behoeve van het organiseren van kennisstromen zijn de volgende instrumenten voorhanden: COP’s - Theoretisch kader: indicatoren en competentiecriteria

- Methodisch kader: bewust en weldoordacht handelen

- Competentie kade: gericht op kennis, vaardigheden en gedrag

- Praktisch kader: kindgebonden. Modulen - Bepaalde samenstelling van leerstof en COP’s Werkplekleren - Huiswerkopdrachten vanuit de modulen en COP’s

- Leren en werken rondom de kindsituatie Proeve van bekwaamheid

- Toetsen van kennis en kunde

- Certificering Portfolio - Map met bewijsstukken over verworven competenties (diploma’s, certificaten,

toetsen EVC’s (eerder verworven competenties), projectresultaten, bijzondere inspanningen binnen of buiten de organisatie.

4.3.2. Kapstok voor curriculum ontwikkeling (leren en ontwikkelen) Vooreerst hebben onderstaande aspecten opgenomen in het ontwerp curriculum zoals het er nu ligt. Inhoud en programmering: - Modulering: streven naar een volgorde onafhankelijke opbouw - Nieuwe COP’s ontwikkelen bij nieuwe diensten (key-users COP’s) - Programmaonderdelen gericht op vaardigheden, kennis/inzicht en gedrag/attitude/vorming - Modulen leiden tot proeve van bekwaamheid, certificering - Professionals uit de organisatie kunnen bij voldoende bekwaamheid de rol hebben van (leer)coach,

trainer, workshopleider - Externe trainers beiden specifieke modulen of onderdelen van modulen Leren en werken: - Thema’s worden gezamenlijk uitgewerkt (collectief leren: ambities delen, vernieuwende projecten,

beeldvorming, draagvlak) - Teams of leergroepen werken thema’s uit in kleine groepen (met leercoach) en praktiseren op de

werkplek (werkplekleren) - Nieuwe medewerkers, stagiaires en anderen kunnen gemakkelijk instromen - Ruimte voor innovatief leren Didactiek: - Professional is eigenaar van zijn leerproces (portfolio) - Actief (zelfstandig) leren - Praktijkgericht leren - Theoriegestuurd leren - Variatie in werkvormen - Leerstijl, leervraag en leervermogen op individueel niveau - Passende mate van gestuurd leren d.m.v. het gebruik van het COP instrumentarium en het curriculum Leerondersteuning: - Leerarrangement samenstelling per individuele medewerker - Erkenning verworven competenties - Ondersteuning bij competentieontwikkeling in de leergroepen; met collega’s, leidinggevende/coach,

trainer

Page 65: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 65

BBiijjllaaggee 55

Werkkader transdisciplinair werken

Aanpak en consequenties

Page 66: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 66

1. Profiel transdisciplinair werken Verschillende zorgverleners werken nauw samen en bundelen hun kennis en vaardigheden. Op die manier wordt er transdisciplinair gewerkt. Dit betekent dat teamleden - in de mate van het mogelijke - zoveel mogelijk vaardigheden en kennis overnemen van andere teamleden. Actieplanning rondom behandeling en begeleiding gebeurt gezamenlijk. Teamleden werken nauw samen en bieden het kind integrale, individuele en op-maat-gesneden zorg en ondersteuning. De verschillende teamleden overstijgen bij het transdisciplinair werken hun eigen voorkennis. Specifieke competenties van de leden van het transdisciplinaire team zijn: - Het doorlopend nagaan (opvoedingsprogramma, methodiek Vlaskamp) van de vragen/problemen

(noden) van het kind via een functionele diagnostiek of rapportage. - Het kunnen communiceren van de vragen/problemen van het kind met andere teamleden en hierbij

aansluitend voorstellen kunnen doen van passende begeleidings-/behandelingsstrategieën. - In staat zijn elkaar te coachen en te ondersteunen bij het uitvoeren van begeleidings-

/behandelingsdoelen. - Kunnen bevragen van andere teamleden naar hun expertise (zowel kennis als vaardigheden) en zich

deze expertise zoveel mogelijk eigen maken; - Kunnen invallen/overnemen en andere teamleden helpen bij het realiseren van de doelen indien

nodig. - Integraal kunnen hanteren van kennis en vaardigheden die de transdisciplinaire samenwerking

bevorderen: o dialoog voeren o informeren en communiceren over relevante problematiek/vragen o vakjargon begrijpelijk maken o uitwisselen visies o ervaringskennis delen o theoretische kennis delen o methode kennis delen o technische kennis delen o verspreiden van informatie o afspraken formuleren en nakomen o vooronderstellingen formuleren in haalbare doelen o acties formuleren (Leren door Doen) o effecten voor het kind toetsen o effecten eigen handelen toetsen o aanbieden bondige rapportages o waarborgen van continuïteit in overleg o ouders leren participeren o hanteren reflectiemethoden o vragen om/ geven van feedback.

2. Wederkerig en gelijkwaardig De taal die gesproken wordt in een transdisciplinair team moet ook transdisciplinair zijn. Teamleden moeten in staat zijn het vakjargon ter plaatse te vertalen naar taal die begrijpelijk is voor de werkpraktijk: gelijkwaardig zijn. Er dient een wijze van kennisuitwisseling plaats te vinden waarbij de ene persoon zijn competentie (vermogen) kan ontwikkelen aan wat de ander vertelt of bedoelt, heeft ervaren: wederkerig leren. Kortom: teamleden ontwikkelen competentie aan elkaars uitgewisselde kennis en kunde.

Page 67: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 67

2.1 Coördinatie taken van de persoonlijk/coördinerend begeleider Een opvoedingsprogramma is afgestemd op het kind en wordt op een gecoördineerde multi-, inter- of transdisciplinaire wijze uitgevoerd. In de transdisciplinaire samenwerking heeft de persoonlijk/coördinerend begeleider de volgende taken: - Coördinatie van coaching, transfer van kennis en ondersteuning aan de medewerkers rondom

toepassing expertise/kennis en vaardigheden. - Coördinatie van zorginhoud, c.q. eenduidig handelen, volgens handelingsregels, protocollen,

oefenmomenten bepalen. - Coördinatie van zorgorganisatie in samenspraak met ouders en interne disciplines: samenwerking

initiëren tussen verschillende (in- en externe) vakdisciplines en ouders. - Coördinatie van terugval (24-uurs ondersteuning) of delegeert acties.

2.2 Coördinatie taken van therapeuten/agogen Een opvoedingsprogramma is afgestemd op het kind en wordt op een gecoördineerde multi-, inter- of transdisciplinaire wijze uitgevoerd. In de transdisciplinaire samenwerking heeft de therapeut/agoog de volgende taken: - Coördinatie van zorgorganisatie in samenspraak met ouders en begeleiders: samenwerking initiëren

tussen verschillende (in- en externe) vakdisciplines en ouders. - Coördinatie stimuleren en optimaliseren van samenwerking met partners in het (zorg) netwerk. - Coördinatie van terugval (24-uurs ondersteuning) of delegeert acties.

2.3 Praktisch transdisciplinair werkkader Omdat transdisciplinair werken een vorm van kennisontwikkeling en kennisverbreding is zou een statisch werkkader, waarin alle voorwarden zijn geregeld kennisproductie in de weg staan. Vanzelfsprekend kunnen we een globaal werkkader opstellen, waarmee ruimte wordt geboden om flexibel en kwalitatief samen te werken. Het werkkader betreft het transdisciplinair werken in de eigen organisatie (inlenen al of niet tegen interne verrekening) en het deel uitmaken van teams in andere organisaties (uitlenen tegen vergoeding). Werkkader transdisciplinair werken Transdisciplinair werken t.b.v. het kind:

- Hoofddoel transdisciplinair werken wordt als eerste voorgelegd/afgestemd met ouders. - De uitvoering vindt - op basis van argumenten – plaats op de groep of in de therapieruimte of andere

ruimte of thuis of elders. Organisatie van transdisciplinair werken: - Het transdisciplinaire team wordt gevormd bij een kindgebonden casuïstiek die de competenties van

de aanwezige professionals/begeleiders overstijgt . - De transdisciplinaire samenstelling wordt gevormd ten behoeve van de eigen organisatie door

uitsluitend interne deskundigen of in- en externe deskundigen. - Professionals nemen deel aan transdisciplinaire teams buiten de eigen organisatie. - Coördinerend begeleiders/persoonlijk begeleiders en therapeuten hebben een coördinerende taak

t.a.v. zorginhoud, uitnodiging deelnemers transdisciplinair team enz.. - Er wordt gewerkt volgens het gestandaardiseerde werkset transdisciplinair werken: o.a. formuleren

probleemstelling/vraag, voorbespreking met ouders en derden, uitnodigingsbrief, evaluatie, enz. Begroten en offreren van transdisciplinair werken:

- De te verwachten resultaten van een transdisciplinair team worden van tevoren (bij benadering) vastgelegd.

- Er wordt van tevoren een uren inzet opgesteld (offerte) en geaccordeerd door de budget verantwoordelijke.

- Er wordt gewerkt op basis van het tarief integrale kostprijs. - Er worden diensten naar externe teams uitgeleend op basis van vergoeding (interne kostprijs). - Er worden diensten intern ingeleend zonder vergoeding of interne verrekening van diensten..

Page 68: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 68

2.4. Grensverleggend samenwerken Overstijgend aan het organisatieleren kan er sprake zijn van inter-organisatieleren (Communities of Learning) of er kunnen Platforms of Kenniscentra worden ingericht om relevante kennis te ontwikkelen voor en met organisaties en belangenverenigingen, met als doel toegepaste kennis te ontwikkelen over en voor kinderen met een verstandelijke beperking (specifiek EMVB). Het opzetten van een transdisciplinair netwerk kan de taak op zich nemen om kennis rondom het kind met een verstandelijke beperking over te brengen naar een breder publiek, waar onder: ouders, professionals, onderwijs en universiteiten, onderzoekers, zorgverzekeraars en zorgaanbieders en andere belangstellenden. We selecteren alvast een aantal belangrijke uitgangspunten voor samenwerking en overleg: - Het bevorderen van inter-organisationele samenwerking en het vergemakkelijken van uitwisseling van

wetenschappelijke, theoretische en praktische inzichten rondom kindzorg (EMVB). - Begrip creëren in de samenleving, bij partners en partijen, aangaande de zorg en ondersteuning aan

kinderen (EMVB) en hun ouders. - Ontwikkelen van (inter- en nationale) partnerschappen. - Participeren van ouders in de zorgverlening om integratie van het kind met een verstandelijke

beperking (specifiek EMVB) in de samenleving te bevorderen. - Verspreiden van gemeenschappelijke resultaten. - Bevorderen van maatschappelijke consensus rondom specifieke kindproblematiek en vraagstukken . - Bevorderen transdisciplinair onderzoek. - Bevorderen dat wetenschappelijke kennis toepasbaar wordt. - Bijdragen aan het Nederlandse en internationale wetenschapsbeleid EMVB. - Projectevaluatie en reflectie op onderzoek en nieuwe inzichten op het gebied van ethiek, medische en

sociale wetenschappen rond kinderen met een verstandelijke beperking (specifiek EMVB). - (Beleids)advisering t.b.v. aanvraag en besteding subsidiegelden en andere geldstromen. 2.5 Transdisciplinair werken en de consequenties voor het expertcentrum Hieronder worden de consequenties besproken voor het expertcentrum, er worden enkele vragen gesteld die om een antwoord vragen en er worden voorstellen voor aanpak gegeven. Bij consequenties bedoelen we de gevolgen die het transdisciplinair werken heeft in de organisaties en we duiden dit positief. De vragen worden in de collectieve leerbijeenkomsten van Omega (laatste kwartaal 2005) beantwoord en daarna voorgelegd aan de COL (2006) en aan de afzonderlijke instellingen. 1 Wat is de vraag? Wat moet de organisatie qua structuren/systemen/processen aanpassen om transdisciplinair te werken? Wat is de consequentie voor het expertcentrum? We denken hierbij aan aanpassing van:

- De overlegstructuur - De begroting: financiën - De personele begroting: mensen die een aantal uren niet op de groep werken/ of therapie-uren

draaien - Het contact met het externe netwerk: bekendheid geven aan instellingen en vragen bij te dragen

aan transdisciplinaire teams - sturen op kennis(management) - Kennisontwikkeling / competentieontwikkeling bevorderen - Onderdeel maken van het curriculum/leerbeleid - Digitale uitwisseling mogelijk maken tussen deelnemers van een transdisciplinair team (zoals

Spoorzoekers Forum)

Page 69: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 69

Hoe bereiken we wat we beogen? Per organisatie bekijken:

- Wat is al operationeel en geschikt (ingebed in een structuur)? - In hoeverre zijn in de organisatie de interne vakdisciplines georganiseerd als mono-disciplines

(gescheiden verantwoordelijkheid) of is dit al meer multi- en transdisciplinair? Waar blijkt dit uit?

- Wat moet worden aangepast? - Wat is nieuw? - Wat gaan we wanner doen (prioriteiten stellen) - Wie doet wat?

2 Wat is de vraag? Hoe kan een gestandaardiseerde werkset transdisciplinair werken (procedure) van nut zijn? Wat is de consequentie voor het expertcentrum?

- Er zijn geen misverstanden over de procedure (hoe en wat van het deelnemen aan transdisciplinaire teams, inzet mens-uren, kosten, contact met ouders enz).

- Er worden geen zaken vergeten - De informatie naar buiten en binnen is eenduidig - Afstemming met het opvoedingsprogramma (evaluaties en doelformulering)

Hoe bereiken we wat we beogen? Voor de drie organisatie een werkset ontwerpen:

- Beschrijving voorstel om een transdisciplinaire team te formeren: doel, inzet, enz. - Uitnodigen ouders voor een voorbespreking - Verzoek aan interne-/externe professionals deel te nemen - Werkwijze transdisciplinair team: aanwezigheid, evaluatie, verslaglegging enz.

3 Wat is de vraag? Wie heeft welke verantwoordelijkheid bij transdisciplinaire samenwerking? Wat is de consequentie voor het expertcentrum?

- Er is altijd iemand verantwoordelijk voor de organisatie zoals bij case-management - Er is altijd eimand verantwoordelijk voor de zorginhoud. Is dit de PB/CB’er of de

agoog/therapeut. (Vanzelfsprekend is de leidinggevende eindverantwoordelijke) - Afstemming met het opvoedingsprogramma (evaluaties en doelformulering)

Hoe bereiken we wat we beogen? Per organisatie aansluiting zoeken bij:

- De verantwoordelijkheidsstructuur/-lijnen - Nieuwe verantwoordelijkheden durven formuleren en toekennen

Page 70: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 70

4 Wat is de vraag? Hoe vergroten we de competenties van professionals zodat zij transdisciplinair kunnen werken? Wat is de consequentie voor het expertcentrum?

- Competenties ontwikkelen t.b.v. kennisdelen en kennis verspreiden - Coaching en ondersteuning:

o in leergroepen o in teamverband (klas/groep) o individueel met de therapeut/agoog, leidinggevende Er zijn geen misverstanden over de

procedure (hoe en wat van het deelnemen aan transdisciplinaire teams, inzet mens-uren, kosten, contact met ouders enz).

- Het thema onderdeel maken van de taak-/functieomschrijving, het functioneringsgesprek, het POP-gesprek

- Afstemming met het opvoedingsprogramma (evaluaties en doelformulering) Hoe bereiken we wat we beogen? Per organisatie aansluiting zoeken bij:

- Het curriculum - Het Competentie Ontwikkelingsprofiel (COP) transdisciplinair werken - A.d.h.v. deze notitie het COP opstellen.

5 Wat is de vraag? Hoe verleggen we de grenzen naar transdisciplinair werken tussen organisaties en andere voorzieningen? Wat is de consequentie voor het expertcentrum?

- Kunnen beschikken over actuele en nieuwe kennis - Deelnemen aan kennisuitwisseling op nationaal niveau - Vakgroepen kunnen vanuit het grotere geheel tijdelijk worden geformeerd met een opdracht. - Bevordering (wetenschappelijk) onderzoek - Continuïteit in vernieuwing - Enz.

Hoe bereiken we wat we beogen? - Project Spoorzoekers start in 2006 het initiatief met inter-organisatieleren op kennisstrategisch

niveau

Page 71: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 71

BBiijjllaaggee 66

Dienstenboek met begrippenkader

voorbeeld integrale kostprijs expertise (IKE)

Page 72: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 72

6.1 Begrippenkader In onderstaand begrippenkader kunnen we de systematiek van het dienstenboek herkennen. Er is betekenis gegeven aan de begrippen en de bedoeling van die begrippen.Een begrip is als het ware een criterium dat iets zegt over de kwaliteit van de dienstverlening. De organisatie kan naar eigen behoefte kiezen welke criteria van belang zijn. Bijvoorbeeld willen we kwaliteitskenmerken van bepaalde diensten opnemen ja of nee; willen we prestaties of kengetallen gaan koppelen aan de praktische omzetting van de onderzoeksresultaten van de Rijksuniversiteit Groningen? Kortom er moeten keuzes gemaakt worden welke informatie wel en niet wordt opgenomen in het dienstenboek. Hieronder is het begrippenkader uitgewerkt.

Begrippenkader dienstenboek

Kernfunctie 1 t/m 5 De ‘kernfuncties’ van het kinderdiensten/centrum ondersteunen de missie en de visie: Waar ontleent het kinderdienstencentrum zijn bestaan aan?; Welke diensten levert het kinderdienstencentrum?; Aan welke taakstelling wordt voldaan? De kernfuncties zijn geformuleerd vanuit het klantenperspectief en de klantwaarden. De klantwaarden geven de kern weer van wat een organisatie wil betekenen voor zijn klanten. Klanten weten wat hij van het kinderdienstencentrum mag verwachten. Wat kan de klant (kind en ouder) in het kinderdiensten centrum ‘halen’? De kernfuncties geven inzicht in de hoofdstroom van de te leveren diensten.

Toelichting op de kernfunctie In de ‘toelichting op de kernfunctie’ wordt inhoud en betekenis gegeven over een kernfunctie. De vijf kernfuncties zijn het werkkader van het kinderdienstencentrum/expertcentrum. Aan de kernfuncties kunnen nieuwe inhouden worden toegevoegd. Ook kan een kinderdienstencentrum/expertcentrum een nieuwe kernfunctie opnemen in het dienstenboek.

Diensten De diensten zijn verwoord in kennisdomeinen. Iedere dienst is opgebouwd uit kennis en ervaring en er wordt gebruik gemaakt van diverse hulpmiddelen. Bijvoorbeeld speltherapie werkt met specifieke kennis over spel en therapeutische aanpak en er wordt daarnaast veel gebruik gemaakt van spelmateriaal dat de gewenste ervaring bij het kind oproept. Een dienst is binnen de kinderzorg dan ook niet statisch, maar omvat meerder kennisvariabelen die in verschillende omgevingen worden gebruikt: gedragsbeïnvloeding, pathologie, materiaal kennis en toepassing ervan, zorg en ondersteuningszaken. De diensten worden aangeboden met specifieke methoden en technieken. Voor een aantal diensten zijn brochures gemaakt waarin de ouder kan lezen wat de dienst voor het kind kan betekenen: hoe het wordt aangeboden; wat het resultaat kan zijn van de begeleiding of behandeling. Het diensten assortiment kan worden uitgebreid met nieuwe diensten of diensten worden opgeheven. Prestatie-indicator(en) (PI) De ‘prestatie indicator’ geeft aan hoeveel diensten (uren) in een jaar of maand (moeten) worden gerealiseerd. Bijvoorbeeld als er vraag is naar meer lichaamsgebonden activiteiten, bijvoorbeeld danstherapie voor jongeren, dan kan dat pas rendabel zijn als er 50 behandelingen van 1 uur op jaarbasis geboden kunnen worden. Minder behandelingen betekent dat er een financieel tekort is op deze dienst en door andere diensten gecompenseerd moet worden. Meer behandelingen betekent uitbreiding van mens-uren.

Page 73: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 73

Als het kinderdienstencentrum/expertcentrum nog meer diensten (= expertise) gaat leveren buiten het dienstencentrum dan kunnen PI’s worden opgesteld. Met de PI’s kan getoetst worden of de verhouding tussen inzet en inkomsten rendabel is. Een PI betreft in dit voorbeeld: a) de integrale kostprijs: de ureninzet, de reistijd van de professional, gebruik materiaal en ruimte, enz. b) een PI kan gaan over innovatie en ontwikkeling: er worden 10 behandelingen danstherapie aangeboden in

2006 en de effecten van gedragsverandering van het kind worden geanalyseerd. Hierbij de nadruk meer op het meten van het effect van gedragsverandering.

Het kinderdienstencentrum/expertcentrum maakt zijn eigen PI’s. PI’s zijn toetsbaar en realiseerbaar. Toetsing, reflectie en evaluatie op prestaties is hiermee een passend sturingsmiddel geworden binnen de organisatie. Kengetal(len) Een ‘kengetal’ is een volume- of prijsgegeven dat inzicht geeft in de inzet voor het bedrijf of de resultaten van de bedrijfsvoering. Kengetallen voor het kinderdienstencentrum kunnen vele vormen hebben: b.v. het aantal MBO-ers dat in dienst is. Of bijvoorbeeld bij hoeveel kinderen is de sensorische dieetlijst van de RUG toegepast. Door (kwantitatieve) informatie te verzamelen in de vorm van kengetallen kunnen de processen in de organisatie in beeld worden gebracht. We kunnen de kengetallen toetsen aan cijfers van de andere Kinderdienstencentra, waarmee we kunnen vaststellen hoe goed we het doen t.o.v. die anderen (benchmarking). Kengetallen bieden ondersteuning aan de interne bedrijfssturing: hoe verloopt de planning en hoeveel activiteiten zijn er verricht (planning- en controllcyclus). Het heeft de voorkeur bij het opstellen van kengetallen de landelijke ontwikkelingen te volgen. Kwaliteitskenmerk(en) Kwaliteitskenmerken kunnen in het kinderdienstencentrum/expertcentrum op verschillende manieren worden geformuleerd.

- Per dienst: er wordt beschreven aan welke kwaliteit de dienst moet voldoen (in de competentieprofielen (COP’s) wordt per dienst beschreven waar aan moet worden voldaan: reflux, epilepsie enz).

- Vanuit cliëntenfeedback om de kwaliteit van zorg en dienstverlening te verbeteren: welke knelpunten ervaren ouders en kinderen; hoe beoordelen de ouders de oplossingen; hoe ervaren ouders/kinderen de veranderingen.

- Vanuit het ‘Model Kwaliteitssysteem Gehandicaptensector’ (MKG), dat vooral het management ondersteuning biedt bij het werken aan kwaliteit ten behoeve van cliënten.

- Vanuit het model/de wetgeving ‘Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ).

- Het HKZ model is van toepassing op alle sectoren in de zorg en welzijn. Er moeten certificatieschema’s opgezet worden a.d.h.v. een HKZ blauwdruk. Bijvoorbeeld een cliënt-/verwant- tevredenheidsenquête. HKZ is een vorm van zelfevaluatie van de organisatie, branchebeoordeling (orthopedagogische Kinderdienstencentra) en kwaliteitsmanagement systeem op organisatieniveau. Invoering 2006.

- In 2006 ondersteunen visitatiegroepen de kwaliteitscyclus van de organisaties

Page 74: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 74

6.2 Dienstenboek

Dienstenboek kinderdienstencentra en expertcentra EMVB

Kernfunctie 1

Maatschappelijke participatie voor kind en ouders

Toelichting op de kernfunctie

Ouderparticipatie is een uitgangspunt en er wordt maatschappijgericht gewerkt. Het kinderdienstencentrum/expertcentrum neemt een verbindende rol op zich en kan een schakel zijn tussen de 1ste en, 2de lijnszorg en de private zorg.

Diensten Kennisdomein 1) Participatie aan reguliere Kinderdienstencentra en onderwijs 2) Vrijwilligersparticipatie 3) Trainingen voor ouders en derden 4) Voorschoolse integratie begeleiding 5) Lezingencyclus en refereeravonden met ouders, professionals en derden

Prestatie-indicator(en)

1) Op wens van ouders organiseren van doorstroom naar reguliere voorzieningen. 2) Vrijwilligersparticipatie is onderdel van het participatiebeleid.

Kengetal(len)

Aantal vrijwilligers in het dienstencentrum: Aantal vrijwilligers verbonden aan een kind (individueel):

Kwaliteitskenmerk(en) De kwaliteit van de dienstverlening wordt gemeten aan de hand van cliënt-/verwanten tevredenheidsonderzoek en audits in de thuissituaties (conform MKG en HKZ normeringen). Visitatiegroepen dragen bij aan kwaliteitsverbetering.

Page 75: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 75

Dienstenboek kinderdienstencentra en expertcentra EMVB

Kernfunctie 2

Diagnostiek

Toelichting op de kernfunctie

De diagnostiek richt zich op het perspectief van het kind. De diagnostiek is gericht op observatie, pedagogische analyse en gesprekken met verwanten en professionals. Diagnostiek is gericht op test- en schaalmethoden.

Diensten

Kennisdomein 1) Observatie m.b.t. therapieën 2) Toepassen observatie methodieken 3) Toepassen communicatiemethodieken 4) Toepassen sensorische dieetlijst

Prestatie-indicator(en)

Kengetal(len)

Kwaliteitskenmerk(en)

Effecten van de dienstverlening worden gemeten aan de hand van de observatie/diagnose instrumenten en met de evaluatiecyclus van het opvoedingsprogramma De kwaliteit van de dienstverlening wordt eveneens gemeten aan de hand van cliënt-/verwanten tevredenheidsonderzoek en audits (conform MKG en HKZ normeringen). Visitatiegroepen dragen bij aan kwaliteitsverbetering

Page 76: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 76

Dienstenboek kinderdienstencentra en expertcentra EMVB

Kernfunctie 3

Bemiddeling, advies, informatie en communicatie, consultatie, service verlenen

Toelichting op de kernfunctie

Het kinderdienstencentrum/expertcentrum biedt ouders bemiddeling, advies en informatie, consultatie en service bij hulpvragen rondom zorg- en opvoedingsvragen. De bemiddelingsfunctie is mede gericht op het stimuleren van gebruikmaking van voorliggende voorzieningen en mogelijkheden, zoals vrijwilligersorganisaties, buren-/vriendendiensten, thuiszorg, huisarts, MEE, algemeen maatschappelijk werk, mantelzorg, thuiszorg en anderen. Advies en consultatie zijn gericht op het aanreiken van behandelings-mogelijkheden en alternatieven. Vragenstellers zijn ouders, interne en externe professionals. Service wordt geboden door via de kennisbank actuele kennis beschikbaar te stellen over begeleiding en behandeling van kinderen met ernstige meervoudige beperkingen. Informatie en communicatie over tal van relevante thema’s aangaande kinderen EMVB. Er wordt voorlichting gegeven en PR onderhouden ten behoeve van klanten, onderwijs, instellingen en voorzieningen.

Diensten Bemiddeling Adviesdiensten Informatie en communicatie Consultatie Service verlenen

Kennisdomein Advisering - bij speelmogelijkheden bij visusproblemen - refluxproblemen - eet- en drinkproblematiek - sensorische integratie - over gebruik van voorliggende voorzieningen Servicediensten - speel-o-theek - faciliotheek

Prestatie-indicator(en) Kengetal(len) Kwaliteitskenmerk(en) De kwaliteit van de dienstverlening wordt gemeten aan de hand van cliënt-

/verwanten tevredenheidsonderzoek en audits (conform MKG en HKZ normeringen). Visitatiegroepen dragen bij aan kwaliteitsverbetering.

Page 77: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 77

Dienstenboek kinderdienstencentra en expertcentra EMVB

Kernfunctie 4

Dienstverlenende arrangementen voor kinderen met een verstandelijke beperking en ondersteuning van/aan ouders.

Toelichting op de kernfunctie

In de dienstverlenende arrangementen zijn de behoeften van zorg- en dienstverlening beschreven. Een arrangement bevat een overzicht van de zorg-/begeleidings-/ondersteunings-/behandelvragen, het zorgnetwerk, protocollen, hulpmiddelen en methodieken. De begeleiding, behandeling en ondersteuning wordt systematisch geboden vanuit een opvoedingsprogramma en een multidisciplinaire en/of transdisciplinaire aanpak. De paramedici en medici (AVG arts) coördineren specifieke kindvragen. De professional van het kinderdienstencentrum/expertcentrum intervenieert waar nodig bij instanties die kunnen bijdragen aan het opheffen/of verminderen van de probleemsituatie van het kind. De medewerkers van het kinderdienstencentrum/expertcentrum zijn partners t.b.v. het uitwisselen van kennis rondom complexe problematiek en dragen zo nodig zorg voor een multidisciplinaire aanpak. Casemanagement kan worden georganiseerd. Dit omvat de coördinatie van specifieke zorg- en ondersteuning rond het kind met EMVB, met ouders en de professionals.

Diensten Medisch Paramedisch Verpleging en verzorging Orthopedagogische dagopvang / activerende ondersteuning en begeleiding

Kennisdomein Diensten binnen een integraal begeleidings-/behandelconcept: Medische zorg Kinder- en jeugdpsychiatrie Paramedische zorg en ondersteuning: - fysiotherapie - ergotherapie - logopedie - muziektherapie - speltherapie - systeemtherapie - specifieke verpleging en verzorging Orthopedagogische dagopvang - activerende ondersteuning en begeleiding - opvoedkundige begeleiding aan ouders in de thuissituatie - begeleiding voorschoolse integratie - autisme - praktisch pedagogische gezinsondersteuning - speciale thuiszorg d.m.v. ondersteunende begeleiding

Page 78: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 78

Specifieke trainingen en methodieken Vrijetijdsbesteding Zorgevaluatie

Begeleiding - spelbegeleiding -.visus spelbegeleiding - activiteitenbegeleiding - groepsactiviteiten Trainingen en methodieken. - opvoedingsprogramma Vlaskamp - MOVE - sensorische integratie - visuele stimulatie - zindelijkheidstraining - communicatie training - totale communicatie - computertraining Vrijetijdsbesteding - zaterdagopvang - logeren - vakantieopvang - thuisbegeleiding Zorgevaluatie - kindbesprekingen - bespreking zorg-/ ondersteuningsplan - kortverblijf opvang (wonen)

Prestatie-indicator(en)

Kengetal(len)

Kwaliteitskenmerk(en)

De kwaliteit van de dienstverlening wordt gemeten aan de hand van cliënt-/verwanten tevredenheidsonderzoek en audits (conform MKG en HKZ normeringen). Visitatiegroepen dragen bij aan kwaliteitsverbetering.

Page 79: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 79

Dienstenboek kinderdienstencentra en expertcentra EMVB

Kernfunctie 5

Innovatie en ontwikkeling

Toelichting op de kern-functie

Verwerven van actuele inzichten over visies op mensen met EMVB, communicatie, diagnostiek, begeleiding en behandeling en wetenschappelijke ontwikkelingen. Wetenschappelijk onderzoek draagt bij aan preventie. Signalering en preventiebijdragen zijn gericht op het systematisch signaleren van trends in de kinderzorg en het ondersteunen van preventieactiviteiten voor kinderen en ouders. Interventies zijn gericht op voorlichting en het aan de orde stellen van bijzondere situaties en trends in de kinderzorg. Het kan gaan om groepen cliënten, individuen en/of ouders. Het kinderdienstencentrum/expertcentrum is regievoerder en initiatiefnemer bij ontwikkelingen voor mensen met ernstige meervoudige beperkingen, initieert netwerken en coördineert innovatieve activiteiten.

Diensten Participatie Diensten- ontwikkeling

Kennisdomein 1) Ontwikkelen 1ste lijns aanbod fysio, ergo, logopedie 2) Ontwikkelen opvoedingsprogramma voor wonen en kortverblijf opvang

3) Transdisciplinaire werkwijze ontwikkelen 4) Multidisciplinaire samenwerking opzetten 5) Integratie van SSK (reguliere kinderopvang) 6) Case management ontwikkelen

Page 80: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 80

Klanttevredenheid Klantwaarden Kennisontwikkeling (Wetenschappelijk) onderzoek Service diensten PR activiteiten

7) Resultaten effectmeting tevredenheidsonderzoek integreren in de reguliere werkpraktijken 8) Medewerkers geven uitvoering aan klantwaarden 9) Dienstenontwikkeling verbinden met opstellen van competentieprofielen voor professionals 10) Curriculum introduceren bij professionals 11) Lezingencyclus en refereeravonden met ouders, professionals en derden 12) Trainingen en methodieken voor professionals 12a) Cursus Neuro Developmet Treatment (NDT) 12b) Cursus Autisme 12c) Cursus MISK/VISB 12d) Cursus Sensorische Integratie 12e) Video analyse 13) Samenwerken met universiteiten aangaande specifieke kind-/pathologische vraagstukken 14) Onderzoeksmethoden ontwikkelen en fysio, ergo en (pre)logopedie gehandicapten (Sensis) 15) Service diensten ontwikkelen: 15a) Spreekuur schoenmaker 15b) Spreekuur kinderarts 15c) Spreekuur revalidatiearts 15d) Audiologisch onderzoek 15e) Diagnostiek visueel 16) PR ontwikkelen - workshops organiseren - interactieve website - helpdesk - contacten met scholen optimaliseren en visie uitwisseling

Prestatie-indicator(en)

Kengetal(len)

Kwaliteitskenmerk(en) De kwaliteit van de dienstverlening wordt gemeten aan de hand van cliënt-/verwanten tevredenheidsonderzoek en audits (conform MKG en HKZ normeringen). Visitatiegroepen dragen bij aan kwaliteitsverbetering

Page 81: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 81

6.3 Voorbeeld integrale kostprijs berekening

Hulpkostenplaatsen

Personeels Huisvesting Organisatie kosten kosten

1.400.000 350.000 100.000

afdelingen Directie/ staf/ secretariaat 300.000 specialisten 70.000 8.500 378.500 Diensten o.b.v. werkelijke loonkosten 75.000 Training voor ouders en derden: o.b.v. m2 meters Casus: totaal = 500m2: € 700,-- x 10 m2 7.000 duur van de workshop, 2,5 uur voorbereiding professionals: 4 uur secretariaat: 1 uur directe kosten: € 215,-- accommodatie: o.b.v. aantal personeelsleden kopiëren, uitwerken reader: € 40,-- stel 35: 2.857 6,5 uur 63,82 414,83 overhead o.b.v. personeelsleden directe kosten 215,00 stel 32: 11.828 40,00

669,83

(A) 96.685

Productiviteit Totaal 52 wk. x 36 uur 1.872 af:

verlof vlg CAO 42 jr 184 feestdagen 40 studie 16 ziekte 2% 37 vergaderen/algemeen etc. 80

Totaal productief (B) 1.515 Uur tarief (A)/(B) € 63,82

Page 82: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 82

Page 83: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 83

BBiijjllaaggee 77

Actieplan Zonnehof, Twinkeling en Omega

Page 84: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 84

1. De strategische (markt)positie De strategische (markt)positie van de kinderdienstencentra/expertcentra kan versterkt worden als er met innovatieve slagkracht – die in het afgelopen jaar is aangetoond – uitvoering wordt gegeven aan de missie en visie van het kinderdienstencentrum/expertcentrum. Het bedrijfsmatig doorontwikkelen van het dienstenboek en het vormgeven aan de kerntaken op basis van een resultaatgerichte aanpak zal de positie eveneens versterken. We merken op dat met name de kwaliteit van het kennismanagement uiteindelijk doorslaggevend zal zijn voor het succes van het kinderdienstencentrum/expertcentrum. Actuele kennis en kwaliteit zijn de concurrerende krachten in tal van branches en sectoren. We bedoelen met ‘concurrerende kracht’, het in staat zijn hulpvragen van ouders met kinderen EMVB snel, deskundig en adequaat op te pakken en zich hiermee onderscheiden van collega instellingen. Service verlening, bemiddeling en een snelle doorloop van de vraag zullen mede bepalend zijn voor het imago van het kinderdienstencentrum/expertcentrum. Actie: Aan de hand van de ambities kunnen de afzonderlijke organisaties een werkplan 2006 opstellen, waarin de nog te ontwikkelen diensten planmatig worden opgepakt. De drie organisaties kunnen hierbij hun eigen plan maken. Actie: Van een aantal diensten integrale kostprijzen vaststellen en professionals in de gelegenheid stellen te leren werken op basis van registratie van uren, offertes maken, declaraties indienen enz.

Actie: Het doorontwikkelingen van kwaliteitsbeleid onder andere door middel van kennisontwikkeling, visitatiegroepen en HKZ certificering. Actie: Onderzoeken welke kennis en kunde geschikt gemaakt kan worden voor kinderen met moeilijk verstaanbaar gedrag en hun ouders. Actie: Het maken van oudervriendelijk PR-materiaal waarmee ouders en voorzieningen direct een indruk opdoen van de aard en het type dienstverlening dat het kinderdienstencentrum/expertcentrum biedt.

2. Een kennisscenario voor een expertcentrum De specifieke opdracht om een scenario voor een kinderdienstencentrum/expertcentrum te maken en te operationaliseren is volbracht. Er is in de drie organisaties een systeem voor kennismanagement ingevoerd in de vorm van een leersysteem. Het leersysteem ‘Leren DOOR Doen’ verbindt leren en werken en is te typeren als werkplekleren. Inter-organisatieleren is van grote betekenis geweest in deze projectfase en past bij de huidige gedachte om ‘kennisvoordeel’ te halen uit kennisnetwerken. Actie: Het leersysteem ‘Leren DOOR Doen’ met collectieve en leergroepen in 2006 voortzetten. Een Actie is eind 2006 nieuwe leercoaches te introduceren .De bestaande groep werkt een nieuwe groep in, waarmee de coachvaardigheden binnen de organisaties worden verdubbeld. In de consolidatiefase van ‘Leren DOOR Doen’ zal het aankomende jaar gerichte ondersteuning van een professional uit de organisatie een voorwaarde zijn. Het borgen en verankeren van kennisstromen en –structuren zal een actiepunt zijn. Actie: Het zal een grote meerwaarde hebben als de Community of Learning – het inter-organisatieleren - gecontinueerd wordt, omdat dit een leerwerkplaats is waar professionals hun organisatie- en kennisvraagstukken mee naar toe nemen en deze tot ‘een hoger plan’ brengen.

Page 85: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 85

Thema’s die gezamenlijk kunnen worden opgepakt zijn: Het verbeteren van de schakel tussen 1ste en 2de lijnszorg en de private zorg; het opzetten van een kennisbank EMVB en verbinden met het curriculum en de COP’s; het omzetten van wetenschappelijke kennis naar de werkpraktijk (resultaten deelprojecten en longitudinaal onderzoek Rijksuniversiteit Groningen). Actie: Het daadwerkelijk uitgroeien naar een flexibele vraaggeoriënteerde organisatiecultuur vraagt om een krachtige naar buiten gerichte managementaanpak (van buiten naar binnen gericht zijn, outside-in). Managementontwikkeling kan in een Action Learning Programma plaatsvinden, waar managers en andere deskundigen op basis van ervaringsuitwisseling de organisatieveranderingen oppakken. We denken onder andere aan: kernfunctie 5 , Innovatie en Ontwikkeling; het casemanagement; serviceverlening; opzetten trasdisciplinaire kennisstromen met derden; het vervlechten van de Human Resource activiteiten zoals de functioneringsgesprekken, coachingsgesprekken, resultaten tevredenheidsonderzoeken, de COP’s, individuele leerroutes voor professionals en het curriculum. Kortom ‘hoe managen we kennis en hoe vindt het zijn weg in het kennismanagement?’. Het zal een meerwaarde hebben als het Action Learning Programma wordt gecontinueerd. Dit kan tegelijkertijd betekenen dat bestaande overlegvormen onder de loep genomen worden. We gaan er vanuit dat kennismanagement er niet ‘bovenop’ komt, maar ‘in plaats van’. Het is raadzaam niet te blijven hinken op een oud en een nieuw systeem, omdat dit de integratie van leren en ontwikkelen belemmert. Actie: Het concept curriculum doorontwikkelen in een deelproject en een doorlooptijd gunnen van 2 ½ jaar. Het curriculum kan landelijk van betekenis worden voor andere kinderdienstencentra/expertcentra. Actie: Het uitreiken van een portfoliomap met de vraag deze map te ‘vullen’ met bewijsmateriaal over verworven competenties. Dit kan tevens een eerste aanzet zijn voor een kennisdatabank. Er zou een leergroep bijeenkomst kunnen worden besteed aan het werken aan de portfoliomap. Het zou aardig zijn het introduceren van een portfoliomap als een bijzonder moment te markeren, b.v. het portfolio als kerstgeschenk aanbieden of op het eind van het leertraject, met het certificaat ‘Leren DOOR Doen’. Actie: Er is vanuit De Wendel een digitaal forum aangemaakt om t.b.v. het project Spoorzoekers informatie uit te wisselen. Het werken met digitale fora vraagt nieuwe attitude en kennis. Het werken met digitale fora is - ondanks het regelmatig benadrukken van het belang en het gemak - niet goed van de grond gekomen. Het verdient actie digitale netwerken te blijven stimuleren en activeren, omdat deze bijdragen aan een snelle omloop van vraag en antwoord, wat een belangrijk kenmerk is van een expertcentrum.

3. Transdisciplinair werkkader Het transdisciplinair werkkader biedt de mogelijkheid overstijgend aan de eigen competenties nieuwe kennis en kunde in te brengen. Professionals kunnen intern en extern deelnemen aan transdisciplinair overleg. Actie: Het werkkader met consequenties binnen de drie organisaties uitwerken. Structuren, systemen en kostprijsberekening afstemmen op de transdisciplinaire dienstverlening.

Page 86: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 86

4. Tot slot De acties zeggen niet iets over het tekort, maar over de mogelijkheden die kunnen worden opgepakt. De acties zijn dan ook nieuwe perspectieven voor het doorontwikkelen van de expertcentra, waarbij het inter-organsiatieleren in werkvormen als Leergroepen, Community of Learning en Action Learning programma’s het leerproces ondersteunen. Professionals uit verschillende werkomgevingen kunnen elkaar nieuwe inzichten geven. Dit biedt kans en gelegenheid de eigen patronen te onderzoeken en plaats te maken voor anders denken en doen.

Page 87: Het opzetten van specialistische Kinderdienstencentra/expertcentra · 2013-09-25 · De Wendel, Ipse en Omega 1.1 Inleiding 7 1.2 Aanpak en resultaten analyse 7 1.3 Van bevindingen

Eindrapport Spoorzoekers, deelproject II 87

BBiijjllaaggee 88

Analyse en verslag KDC’s Zonnehof, Twinkeling en Omega

een persoonsbeeld