Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

133
Stadsgidsen Het ontstaan en de geschiedenis van Waterland en Monnickendam Cursus ten behoeve van de stadsgidsen van de Vereniging Oud Monnickendam Herziene uitgave 2004. Samenstelling Harry Voogel

description

Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Transcript of Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Page 1: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Stadsgidsen

Het ontstaan en de geschiedenis van Waterland en Monnickendam

Cursus ten behoeve van de stadsgidsen van de Vereniging Oud Monnickendam

Herziene uitgave 2004.

Samenstelling

Harry Voogel

Paul van ’t Hof

Cees Lagrand

Page 2: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Inhoud pagina

Inleiding door P. van ’t Hof 3

Enkele jaartallen en feiten door P. van ’t Hof 6

Het ontstaan en de geschiedenis van Waterland door Prof. dr G. Borger 8en Monnickendam

Iets over de bouwgeschiedenis en de stijl van door P. Stoffels 21

Monnickendamse gebouwen

De geschiedenis van de Grote of St. Nicolaas kerk door D. Oosterveld 29

De constructie van de kerk door K. Roos 37

De Rooms katholieke Kerk door M. Tessel. 40

De kleine kerken door J. Groot 45

De Oude en Nieuwe Doelen door J. Balvers 49

De Monnickendamse Speeltoren door P. van ’t Hof 50

Speeltoren: opschriften der klokken door K. Tolman en P. Stoffels 54

De gevelstenen van Monnickendam door H. Voogel 58

De straat- en bijnamen van Monnickendam door P. van ‘t Hof 70

Naamgeving van de straten door de eeuwen heen door P. Stoffels 71

VISSERIJ EN VISVERWERKING IN MONNICKENDAM

2

Page 3: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Inleiding

De geschiedenis van onze streek is jong. Ofwel zoals Geert Mak schreef: "In de twaalfde eeuw, toen in Parijs de eerste universiteit werd gesticht en de Venetianen al handel dreven met de Chinese keizer, lag de grond hier erbij als een soort Naardermeer in het groot". Het vaste land van Waterland bestond toen uit een nauwelijks begaanbaar hoogveenmoeras dat zich uitstrekte tot voorbij Marken dat al een nederzetting was. Van Monnickendam was nog geen sprake. Vanaf rond het jaar 1000 werd op die moerasgrond door pionierende boeren in geïsoleerde hoeven wat graan verbouwd en enig vee gehouden. Om de grond te ontwateren groeven zij sloten. Dit zorgde voor een drastische bodemdaling. In een paar eeuwen zakte het maaiveld ca 4 meter. Om de grond tegen overstroming vanuit het hoger gelegen, nog niet ontgonnen, land te beschermen legde men veendijkjes aan.

In de jaren 1164 en 1170 deden zich zware stormvloeden voor die de Zuiderzee deden ontstaan en het gehele gebied onder water zetten. Omstreeks het jaar 1180 was een dijkring rondom een groot deel van het Waterlandse gebied gelegd. Deze lag ten westen van het gebied waar Monnickendam nu ligt. Dat gebied lag buitendijks, was onderhevig aan eb en vloed, zij het in beperkte mate, waardoor het op kon slibben. De nederzetting Marken was al snel bedijkt en kwam droog te liggen. Vanaf die tijd begonnen de Markers hun woonterpen aan te leggen. Tussen Marken en het latere Monnickendam bleef één tot twee meter water staan, waarmee de Gouwzee en het eiland Marken waren ontstaan.In het begin van de dertiende eeuw hadden Norbertijner monniken uit Friesland het klooster Mariëngaarde op Marken gesticht. Circa 1235 bouwden zij een dependance, een z.g. uithof, op de plaats waar nu de algemene begraafplaats achter de Grote Kerk is. In de jaren daarna bezaten die monniken ook landerijen en boerderijen. Om die te beschermen tegen de regelmatig voorkomende overstromingen lieten zij aan het eind van de dertiende eeuw twee dijken aanleggen, n.l. het Noordeinde en het Zuideinde. Rond het jaar 1300 werd de helft van de Kerkstraat als terp aangelegd, waarmee de huidige drie hoofdstraten van Monnickendam een feit waren. Langs de dijken en de terp werden huizen gebouwd en Monnickendam werd een stadje dat zich, door de gunstige ligging aan waterwegen, snel ontwikkelde tot een belangrijke haven- en handelsplaats. Uit gevonden munten blijkt dat er al heel vroeg internationale contacten waren. We gaan ervan uit dat Monnickendam haar naam kreeg van de monniken uit Marken.

In het jaar 1356 behaagde het graaf Willem de Vijfde van Holland, Zeeland en Westfriesland om Monnickendam stadsrechten te geven. (Hoewel, Monnickendam kreeg haar stadsrechten op 27 maart 1355, naar de toen geldende jaartelling. Volgens de huidige jaartelling was dat echter 1356. Dat zit zo. In de middeleeuwen gold de kerkelijke jaartelling waarbij het jaar van Pasen tot Pasen liep. Wat toen het laatste deel van 1355 was (van 1 januari tot Pasen) is volgens onze jaartelling dus het eerste deel van 1356. Naar onze huidige jaartelling zijn de stadsrechten dus verleend op 27 maart 1356).Het ging de graaf slechts om zijn eigen strategische doel en financiële gewin. Voor zijn oorlogsvoering had hij immers veel geld nodig. Voor Monnickendam betekende stadsrechten eigen stadsbestuur, eigen rechtsregels en rechtspraak, maar ook het recht om accijns en tol te heffen. Dat laatste was heel belangrijk voor de economie van de stad.

Monnickendam liep voorop bij de hervormingsbeweging en was in 1572 één van de 12 Hollandse steden die deelnamen aan de eerste vrije Statenvergadering te Dordrecht en zich achter de Prins van Oranje schaarden in de strijd tegen de Spaanse overheersing. Hét keerpunt in die strijd viel in oktober 1573 toen de Spanjaarden de slag om Alkmaar en de slag op de Zuiderzee verloren. De

3

Page 4: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Hollandse vloot stond daarbij onder aanvoering van admiraal Cornelis Dirkszoon, burgemeester van Monnickendam.

De grote bloei van de stad duurde tot rond 1640. De stad had toen ca 4000 inwoners. Door de concurrentie van Amsterdam en doordat de handelsvaart meer en meer werd uitgeoefend met schepen die te groot waren om de Gouwzee te bevaren, liep kort daarna en vooral in de 18e eeuw de economie sterk terug. De stad verarmde sterk. Onder het Franse bestuur (1795) verloor de stad zijn privileges en de vaste zetel in de Staten Generaal. Pas na 1820 herstelde de economie van de stad zich langzaam. Eerst was er een opleving van de visverwerking en de handel in vis en agrarische producten, nadat in 1888 de tramlijn naar Amsterdam gereedkwam verbeterden de aan- en afvoermogelijkheden van de stad en ontwikkelde zich ook het toerisme.Na 1950 ontstond de noodzaak tot een eerste uitbreiding buiten de stadswallen en groeide de stad tot haar huidige grootte.

4

Page 5: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Dit zijn verschillende dijken (de stippellijnen) en dammen die in het verleden rond Westfriesland, Kennemerland en Waterland zijn aangelegd om het binnendringen van het zeewater te beletten. Dit kon dank zij de aanwezigheid van gezag, van een goede arbeidsverdeling, van een grote energie ten plattelande én de hulp van het paard. De Westfriese Omringdijk (120 km lang) was al aan het eind van de 13e eeuw gereed.

5

Page 6: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Enkele jaartallen en feiten.

±1235 Friese Norbertijner monniken vestigden zich op het eiland Marken, van daaruit werd land ontgonnen en in 1237 een nevenvestiging gesticht die mede tot het ontstaan van Monnickendam leidde.

1273 Monnickendam wordt voor het eerst genoemd in een handvest van Jan Persijn1288 Floris V verleent Monnickendam het recht van Jaarmarkt. De eerste stadswallen

worden aangelegd1356 Monnickendam krijgt stadsrecht. Volgens het handvest zijn de stadsrechten verleend

op de dag van St Matthijs in 1355. Deze datum is volgens de kerkelijke jaartelling waarbij het jaar loopt van Pasen tot Pasen. Volgens de huidige jaartelling is het stadsrecht verleend op 27 maart 1356.

* De stad werd toen omsloten door de Oude .Zijds Burgwal, Kermergracht, Korte Burgwal, Nieuwe Niesenoortsburgwal en Niesenoortsburgwal.

1357 1e uitbreiding van het vrijheidsgebied.* Toegevoegd werd het deel dat omsloten wordt door de Oude Zijds Burgwal,

Lindegracht en Fluwelen Burgwal.1400 2e uitbreiding van het vrijheidsgebied.

* Dit betrof een gedeelte buiten de Zuideinderpoort (tot het Hemmeland) en een gedeelte bij de Noordeinderpoort.

1403 Afsluiting van de Purmer Ee door de Nieuwe Dam.1404 3e en grootste uitbreiding van het vrijheidsgebied.

* De begrenzing liep nu vanaf het Hemmeland dwars door de Pierebaan en de Monnikenmeer, langs de Leek, Wiltsloot, Purmer en Purmer Ee.

* Weezenland, Bloemendaal en Kloosterbuurt lagen nu ook binnen de stadsvrijheid.1406 Start van de bouw van de Grote kerk.1426 Monnickendam (Kabeljauws) werd overvallen door de Kennemers die voor Jacoba

van Beieren vochten (Hoeken). Hierbij vielen veel slachtoffers. [zie Kermergracht]1431 Stichting van het klooster Galilea Minor in de Monnikenbroek.1499 1e stadsbrand, 10 juli, van de 500 huizen gingen er 400 in vlammen op.1509 Een pestepidemie velt meer dan een derde deel van de stadsbevolking.1513 2e stadsbrand, op de Grote Kerk en 6 huizen na brandde de gehele stad af. Daarna

werd het verboden nog woonhuizen te bouwen met houten tussenmuren en rieten daken.

1527 Wendelmoet Claesdochter te Den Haag verbrand. Zij was het eerste vrouwelijke slachtoffer van de inquisitie.

1572 Op 19 juli sloten de steden Monnickendam, Edam, Hoorn, Enkhuizen, Medemblik, Alkmaar, Haarlem, Leiden, Gouda, Gorkum, Oudewater en Dordrecht zich aan bij de Prinsgezinden en de reformatie. Deze steden verkregen een vaste zetel in de vergadering van de Staten van Holland te Den Haag.

1573 11 oktober. Slag op de Zuiderzee. Een Hollandse vloot o.l.v. Monnickendams burgemeester admiraal Cornelis Dirkz. versloeg de Spaanse vloot o.l.v. admiraal Graaf van Bossu.

1575 Stadsuitbreiding aan westzijde, de zogenoemde ‘Nieuwe Uitleg’. Deze is pas na 1950 volgebouwd.

±1630 Stad op hoogtepunt van zijn bloei, ± 750 huizen, ± 4200 inwoners.1795 Politieke veranderingen betekenden het verlies van voorrechten en de Statenzetel.

Begin van periode van armoede. Alleen de visserij en landbouw waren nog van belang. Handel en scheepvaart verdwenen bijna.

1853 Stichting Hulpbetoon opgericht.

6

Page 7: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

±1860 Economie van de stad trekt geleidelijk weer aan.1864 Monnickenmeer omdijkt en drooggemalen. Oppervlak ± 122,5 ha.1888 Opening van de stoomtramlijn Amsterdam-Edam. De lijn werd geëlektrificeerd in

1932 en op 29 september 1956 opgeheven. 1950 Aanleg van de Oranjewijk, de eerste grote uitbreiding buiten de stadswallen. De

Markgouw volgde in 1965, daarna achtereenvolgens de Ringshemmen, Ooster Ee, Binnen- en Buitengouw.

7

Page 8: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Het ontstaan en de geschiedenis van Waterland en MonnickendamDoor prof. dr. Guus J. Borger.1

Monnickendam is één van de steden in Noord-Holland die een roemrijke traditie heeft en een hele oude achtergrond. Ik wil u de zetting en geschiedenis van Monnickendam tekenen vanaf ca. 800 na Chr.`en aangeven hoe een stedelijke nederzetting in het Noord-Hollands veengebied heeft kunnen ontstaan, en waarom een naar de huidige verhoudingen erg kleine stad zo’n duidelijk stempel heeft kunnen drukken op de Gouden Eeuw, de periode van ongeveer 1550 tot 1650. Eerst wil ik het gebied schetsen: het krachtenveld waardoor Monnickendam heeft kunnen ontstaan en daarna de topografie en de sociaal economische geschiedenis van de stad. Dat verhaal levert de context, waarin u de gebouwen en de verdere grondstructuur zoals die later geschetst zal gaan worden kunt herkennen.

Monnickendam is een deel van Noord-Holland en Noord-Holland is een deel van het grote veengebied dat achter de strandwallenkust van de Nederduitse laagvlakte ligt. Noord-Holland bestaat dankzij de aanwezigheid van een oude, pleistocene2 zandopduiking die eertijds enkele kilometers buiten de kust van Texel lag en thans nog bij vissers bekend is als ‘De Stenen’. Dat zandgebied moet vergelijkbaar zijn geweest met het Gooi of met Gaasterland. Omstreeks 1000 nC is de pleistocene opduiking van ‘De Stenen’ in de golven verdwenen. Dat Noord-Holland nog bestaat, is te danken aan de aanwezigheid van hogere zandgronden op het eiland Texel.

Door de aanwezigheid van deze pleistocene opduikingen kon zich in het deltagebied van Rijn en IJssel een kustboog vormen. Deze kustboog werd opgebouwd uit zand dat door de golven over de bodem van de zee naar de kust werd getransporteerd. Door een samenspel van golven, wind en stroming werd dit zand eerst opgehoopt tot een lage strandwal en later tot de huidige hoge duingordel langs de kust. Achter deze strandwallengordel ontstond een groot zoetwatergebied. Door de groeiende wateroverlast en de voortgaande verzomping ontwikkelde dit zoetwatergebied zich tot een groot veengebied

Voordat het Marsdiep ontstond, was ook het IJsselmeer een onderdeel van het grote veengebied dat zich uitstrekte van Friesland tot aan Vlaanderen. Door dat veengebied liepen een aantal grote rivieren. De voornaamste daarvan was de Rijn. In de Romeinse tijd was de Oude Rijn, die via Utrecht en Leiden naar Katwijk loopt, nog zo belangrijk dat deze rivier was aangewezen als de grens van het machtige Romeinse Keizerrijk. Ten noorden van de Rijn lag het vrije Germanië. Volgens de Romeinen trof men daar mogelijk wel vrijheid aan, maar was er in ieder geval geen cultuur aanwezig.

1 Voor deze tekst is vooral gebruik gemaakt van de volgende publicaties: A.M. van der Woude (1972) Het Noorderkwartier: een regionaal historisch onderzoek in de demografische en economische geschiedenis van westelijk Nederland van de late Middeleeuwen tot het begin van de negentiende eeuw. 3 dln.

A.A.G. Bijdragen 16. Landbouwhogeschool, Wageningen; Addy van Overbeeke (1988) Monnickendam in Waterland. Matrijs, Utrecht; Jurjen M. Bos (1988) Landinrichting en archeologie: het bodemarchief van Waterland. Nederlandse Archeologisch Rapporten 6. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort. Guus J. Borger & Saskia Bruines (1994) Binnewaeters gewelt. 450 “jaar boezembeheer in Hollands Noorderkwartier. Uitgeverij Noord-Holland, Wormerveer.

2 Het woord ‘Pleistoceen’ betekent: gevormd in de jongste IJstijd. Aan die IJstijd kwam ca. 10.000 jaar geleden een einde. Toen begon de klimaatperiode die wordt aangeduid met de naam ‘Holoceen’. Het Holoceen duurt tot op heden voort.

8

Page 9: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Ten noorden van de monding van de Oude Rijn bij Katwijk lagen in de Romeinse tijd enkele gaten in de strandwallenkust. Dat was onder andere het geval bij Castricum waar eertijds het IJ in zee uitmondde. Bovendien was er verder noordelijk bij Bergen nog een oud zeegat, dat ca. 1800 v Chr. was ontstaan. Omstreeks die tijd heeft zich in die omgeving een grote doorbraakvan de zee voorgedaan. Als gevolg van de krachtige stroming van het water door dat zeegat is er veel klei en zand landinwaarts verplaatst. Daardoor werd in feite de grondslag gelegd voor het ontstaan van het huidige zeekleigebied van West- Friesland. Tegelijkertijd ontstond er in het veengebied achter de strandwallenkust een groot merengebied. De Gaasp en het Gein, maar ook de Waterlandse Dieën hebben steeds in verbinding gestaan met dit uitgestrekte merengebied en daarmee met de zee. Boeiend is de vraag of er ook een natuurlijke verbinding heeft bestaan tussen deze grote watervlakte en de Rijn.

Het oude meer Flevo moet een onderdeel zijn geweest van dat merengebied. Door oeverafslag zijn die meren in de loop van de tijd steeds groter geworden. Romeinse schrijvers vertellen althans dat hun oorlogsschepen tijdens een expeditie over het Flevomeer hinder ondervonden van drijvende veeneilanden. Door voorgaande oeverafslag ontstond in de middeleeuwen in het hart van Nederland uiteindelijk het grote Almeer, gevormd in de jongste ijstijd.

Na de Romeinse tijd werden deze oude zeegaten steeds verder met zand opgevuld. Zelfs de monding van de Rijn bij Katwijk verzandde op den duur. Noord-Holland kreeg daardoor een vrijwel gesloten kustlijn. Tegelijkertijd stoven de strandwallen steeds verder op en groeiden de duinen uit tot een voortreffelijke waterkering tegen het woeden van de zee. Slechts weinig mensen hadden in die tijd belangstelling voor het grote veengebied in het hart van ons land. Alleen de duinstrook was toen bewoond door een handjevol mensen.

Langzamerhand werd het gebied toch wat meer bewoond. In de 7e en 8e eeuw probeerden de Friezen vanuit het noorden en de Franken vanuit het zuiden steeds meer greep te krijgen op dit gebied. Dat leverde natuurlijk een spanningsveld op. De Friese cultuurkring was in die tijd erg belangrijk. Dat hing niet alleen samen met de aanwezigheid van grote en welvarende landbouwbedrijven in het terpengebied, maar ook met de uitgestrekte handelscontacten die de Friese kooplieden toen onderhielden. Westwaarts gingen de handelsschepen naar Engeland en de Normandische kust en oostwaarts bezochten de kooplieden de handelsplaatsen in het Noormannenrijk en het uitgestrekte gebied waar Slavische stammen woonden. Op die manier wisten de Friezen profijt te trekken uit de levendige handel tussen deze gebieden.

Toen de Friese cultuur vanaf 700 n Chr. sterk opbloeide, strekte de invloed daarvan zich ook uit tot Noord-Holland. Ten behoeve van de voeding van een steeds groter aantal mensen was het nodig om de graanproductie uit te breiden. Voor dat doel werd in deze periode een begin gemaakt met de ontwatering van het uitgestrekte veengebied in Midden-Nederland. Uit oude oorkonden blijkt dat veel Friezen al omstreeks het jaar 800 na Chr. landbouwgrond en landbouwbedrijven hebben geschonken aan Duitse kloosters, vaak met personeel en al.

De meeste onderzoekers menen dat de oudste veenontginningen ergens in de omgeving van de latere eilanden Texel en Weringen gelegen moeten hebben. Vandaar heeft de ontginningsactiviteit zich in twee richtingen uitgebreid. In oostelijke richting ging het via Friesland naar Groningen en later ook over de Dollar heen richting Duitsland. Dat ging allemaal erg voorspoedig: al voor het jaar 950 na Chr. was een groot gedeelte van het veengebied in de huidige provincie Groningen ontgonnen en in cultuur gebracht. Naar het zuiden toe schoot de

9

Page 10: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

ontginningsbeweging wat trager op. Uit opgravingen is gebleken dat er omstreeks het jaar 1000 door Friese kolonisten een kleine boerderij is gesticht aan de Poppendammergouw onder Zunderdorp. En ook bij Sloten moet er omstreeks het jaar 1000 door Friese boeren zijn gewerkt aan het ontwateren en ontginnen van de zompige veengrond.

Er is wat merkwaardigs aan de hand met deze Friese veenontginningen. Als je kijkt naar de bodemvondsten die onder andere in Waterland zijn gedaan, dan blijkt daaruit dat de eerste Friese kolonisten geen armoedzaaiers waren. Ze beschikten over hoogwaardig aardewerk uit werkplaatsen die vaak in het buitenland lagen. De kolonisten zullen dat aardewerk uit hun herkomstgebied hebben meegenomen of geruild tegen goederen die ze op hun nieuwe landbouwbedrijven hadden geproduceerd. Kennelijk beschikten de Friese kolonisten dus over een methode om de van nature armelijke veengronden om te zetten in rijke graanakkers en weidegronden. En dat is opmerkelijk, want die kennis is later verloren gegaan. Toen men in de 18e en 19e eeuw probeerde om de veengronden in Drenthe en Brabant door ontwatering en ontginning in cultuur te brengen, lukte het niet om daar welvarende landbouwbedrijven op te zetten. Kennelijk wist niemand meer hoe de Friezen eertijds de ontginning van de veengronden hadden aangepakt.

Naast de Friezen speelden in die vroege tijden ook de Franken een rol in het deltagebied van Rijn en Maas. De Franken waren van oorsprong een groep Germanen die in de Volksverhuizingtijd hebben meegewerkt om de resten van het Romeinse Rijk in deze streken af te breken. Aanvankelijk was Doornik de hoofdstad van hun rijk, maar later werd de Frankische koningszetel naar Parijs verplaatst. Dat was een onderdeel van de veroveringspolitiek in zuidelijke richting.

In die tijd was de Maas een belangrijke rivier in West-Europa. Via de Maas, de Saöne en de Rhóne kon men namelijk per schip naar de Middellandse Zee reizen. Maar niet alleen voor de verbindingen met het zuiden, met Rome als het oude centrum van de Romeinse cultuur, was het Maasdal van groot belang. Naar het noorden toe gaf de Maas via het Almeer aansluiting op de belangrijke handelsroute tussen Engeland en de Noordse landen. Niet alleen Dorestad (Wijk bij Duurstede), maar ook Medemblik en Stavoren waren toentertijd belangrijke overslagplaatsen in het hart van Nederland. Geen wonder dus dat de Frankische koningen in de 6e en 7e eeuw steeds meer belangstelling kregen voor het noorden. Voor het beheersen van de westflank van de scheepvaartroute die via de Vecht en het Vlie naar het noorden liep, was vooral de goed begaanbare duinstrook van belang.

Op verschillende manieren hebben de Frankische rijksgroten geprobeerd hun greep op het Nederlandse Rivierengebied en het veengebied ten noorden daarvan te versterken. Zo heeft koning Dagobert omstreeks het jaar 635 een vrome poging ondernomen om een kerkje in Utrecht te stichten. Die poging is niet geslaagd: na korte tijd is het heiligdom door de Friezen in brand gestoken, maar de herinnering aan die kerkstichting is wel bewaard gebleven. Toen Willibrord naderhand het plan opvatte om onder de Friezen het evangelie te verkondigen, kon hij dan ook rekenen op de steun van de Frankische koning. Willibrord heeft toen niet alleen het kerkje van koning Dagobert herbouwd, maar ook kerken gesticht in Vlaardingen, Oegstgeest, Velzen, Heiloo en Petten. Die voorkeur voor de duinstrook was niet toevallig. Niet alleen woonden daar de meeste mensen, maar ook was de Frankische beschermheer van Willibrord vooral in dat gebied geïnteresseerd. Achteraf kun je zeggen dat het zendingswerk van deze missionaris is gebruikt om het gebied onder Frankische invloed te krijgen. En dat geldt ook

10

Page 11: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

voor het werk van Bonifatius. Nog meer dan Willibrord heeft Bonifatius in zijn zendingswerk aansluiting gezocht bij de belangen van de Frankische rijksgroten.

Uiteindelijk is het de Franken gelukt om Midden-Nederland in hun greep te krijgen. Dat gold toen ook voor Noord-Holland. Als hoogste vertegenwoordiger van de Frankische koning werd in deze streken toen een graaf aangesteld. Dat paste bij het bestuurlijke systeem van het Frankische Rijk. Deze graaf voerde lange tijd als titel: graaf van Friesland. De bevolking van deze veroverde landen bleef namelijk gewoon Fries. Daar lag de kern van een spanningsveld: de politieke en culturele oriëntatie van de top van de samenleving was wezenlijk een andere dan die van de gewone bevolking. Dat is de achtergrond van de vele gewapende conflicten tussen de graven en de boerenbevolking van West-Friesland en Waterland. Mogelijk is dat ook wel de reden waarom de oude ‘graven van Friesland’ zich later ‘graven van Holland’ zijn gaan noemen.

Gaandeweg schreed de veenontginning voort. Omstreeks het jaar 1000 waren grote delen van Noord-Holland ontwaterd en in cultuur gebracht. Het overgrote deel van die nederzettingen had echter een agrarisch karakter. Alleen Medemblik was van belang als handelscentrum.

Het ontstaan van het Marsdiep was één van de ingrijpende veranderingen waarmee deze streken omstreeks het jaar 1000 te maken kregen. Toen dit nieuwe gat in de strandwallenkust was ontstaan, kon het zeewater veel makkelijker tussen de hoge gronden van Texel en Wieringen tot ver in het centrale veengebied van Nederland doordringen. Daarbij zijn waarschijnlijk grote delen van het voormalige veengebied met bewoners en al in de Waddenzee verdronken. Tegelijkertijd drong het zilte zeewater steeds verder door in het eertijds zoete water van het Almeer. De overgang van zoet naar zout water ging gepaard met een verandering in naamgeving: het Almeer werd toen Zuiderzee genoemd.

De betere verbinding met zee heeft echter ook gunstige gevolgen gehad. Door de betere verbinding met zee kon het water bij eb veel sneller aflopen. Daardoor daalde de waterstand in het hart van Nederland en konden de om de Zuiderzee gelegen veengebieden hun water makkelijker lozen. En die verbeterde afwatering heeft weer geleid tot een massale ontginningsactiviteit. Maar nog belangrijker was dat er via het Marsdiep een nieuwe scheepvaartroute ontwikkeld kon worden. Aanvankelijk hebben vooral de IJsselsteden (Deventer, Kampen en Zutphen) daarvan geprofiteerd, maar naderhand ook Noord-Holland. En dat hing weer samen met de opkomst van de grote textiel- en handelssteden in Vlaanderen.

De Lage Landen aan de zee hadden een oude textieltraditie. Bij opgravingen in terpen stuit men vaak op stukjes textiel die getuigen van een hoog ontwikkeld vakmanschap en grote kunstzinnigheid. Traditioneel was het maken van textiel in de Friese landen het werk van één hand. Dat betekent dat alle bewerkingen werden gedaan door één man. En aangezien de textielproductie nog al wat bewerkingen vraagt, konden alleen de meest geschoolde handwerkslieden hoogwaardige textielproducten maken. Het resultaat van hun werk was vaak heel mooi, maar ook erg duur.

Na het jaar 1000 schakelde men in Vlaanderen over op een andere vorm van textielproductie waarbij het principe van de arbeidsdeling werd toegepast. Dat betekent dat er voor elke handeling afzonderlijke specialisten werden ingeschakeld. Zo ontstonden er aparte groepen van gespecialiseerde spinners, wevers, volders, ververs, droogscheerders enz. In de loop van de 11e

eeuw waren de gevolgen van dat nieuwe productiesysteem al duidelijk: in de Vlaamse

11

Page 12: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

textielsteden was de arbeidsproductiviteit belangrijk toegenomen en kon men op grote schaal textiel van hoge kwaliteit maken voor een zeer lage prijs. De Vlaamse steden behoorden daardoor al snel tot de belangrijkste textielcentra van West-Europa.

Aangelokt door het succes van de textielnijverheid, trokken veel mensen naar de Vlaamse steden toe. Maar al die monden moesten worden gevoed! Overal vandaan werden steeds grotere hoeveelheden levensmiddelen naar de Vlaamse steden gebracht. Broodgraan was daarbij natuurlijk het voornaamste. Eerst waren de noordelijke Nederlanden en Noord-Duitsland de voornaamste leveranciers van graan. Noord-Holland heeft sterk geprofiteerd van deze nieuwe handelsbeweging, want met hun kleine scheepjes gingen de kooplieden toen liever niet over de Noordzee. Bij voorkeur voer men over de Waddenzee en vervolgens via één van de vele binnenwateren naar het zuiden toe. Veel schepen volgden de route over de Zuiderzee en de Vecht naar Utrecht en zo verder, maar andere schippers gaven de voorkeur aan een route door Noord-Holland. Met name de vaarweg achter de duinen langs, de zogenaamde binnendunenvaert, werd druk bevaren. Langs deze vaarweg kwamen dan ook al vroeg steden tot ontwikkeling: Alkmaar, Haarlem en Leiden.

Later in de middeleeuwen werden de schepen groter. Het meeste graan kwam toen overigens uit de landen rond de Oostzee. Dat grotere scheepstype, het zogenaamde “koggeschip”, was weliswaar meer zeewaardig, maar de schippers gaven nog steeds in veel gevallen de voorkeur aan de veiliger vaarroute via de Waddenzee en de binnenwateren van Utrecht en Noord-Holland. Hoe gevaarlijk de vaarweg over de Noordzee toen nog was, blijkt wel uit de vaak tientallen drenkelingen die jaarlijks voor rekening van de graaf van Holland in de duindorpen werden begraven.

De vaart over de vaak smalle en bochtige binnenwateren was echter ook niet ideaal voor de koggeschepen. Veel schippers gaven er daarom de voorkeur aan om aan de kust de lading over te slaan. Met kleinere schepen werd dan de tocht naar Vlaanderen voortgezet. Door die ontwikkeling kregen de Noordhollandse kustplaatsen omstreeks 1300 prachtige ontplooiingsmogelijkheden. Enkhuizen, Hoorn, Edam en Amsterdam hebben toen geprofiteerd van de ontwikkeling van deze nieuwe handelsroute voor graan van de Oostzee naar Vlaanderen. Maar ook Monnickendam heeft toen haar kans gegrepen. Door de ondernemingslust van de toenmalige bewoners kon de kleine nederzetting aan de Gouwzee zich in korte tijd ontwikkelen tot een stad van schippers en kooplieden die beschikten over intensieve handelscontacten met de Oostzeelanden, Vlaanderen en Engeland.

De dam van Monnickendam3 wordt voor het eerst in 1316 vermeld en in 1356 kreeg de stad al het stadsrecht van de graaf van Holland4. Monnickendam was toen werkelijk een “boom town’” die gekenmerkt werd door grote bedrijvigheid op velerlei terrein en een sterke bevolkingsgroei. De motor achter die ontwikkeling was de sterke opbloei van de scheepvaart en het feit dat de stad opeens gunstig kwam te liggen ten opzichte van de internationale handelsroutes.

3 Waar deze eerste dam gelegen heeft, is nog steeds onzeker. Vgl. Jurjen Bos (1986) Het “Eiland” archeologische bekeken. Vereniging “Oud Monnickendam”, Jaarverslag 1985, p. 32-37.

4 Vgl G.J. Borger (1990) De duistere broek van Warder. Over de vermeende dijkplicht van een gemene weide. In: J.B. Berns e.a. (eds) Feestbundel D.P. Blok. Verloren, Hilversum, p. 23-43, inz. p. 29.

Maar tegelijkertijd moet worden gezegd dat de ondernemende inwoners van de stad deze uitgelezen kans niet hebben laten lopen.

12

Page 13: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

De opkomst van de nieuwe scheepvaartroutes dwars door Noord-Holland mag dan voor handelaren en schippers erg gunstig zijn geweest, voor de boeren waren daar duidelijk nadelen aan verbonden. Via het Marsdiep en de andere zeegaten drong het zeewater namelijk bij vloed steeds verder door in het veengebied in het hart van Nederland. Volgens een tijdgenoot trof men in 1240 in de Gouwzee achter Marken nog zoet water aan5, maar ook in dat gedeelte van de Zuiderzee is de verzilting naderhand verder door gegaan. Voor de boeren was dat erg nadelig. Zij hebben dan ook geprobeerd om door het aanleggen van dijken het opdringen van het zoute water tegen te gaan. Maar voor de boeren was het ook belangrijk dat de open verbindingen met de Zuiderzee werden afgesloten, maar voor de scheepvaart was dat weer ongunstig. Uit de opgraving op het “Eiland” weten we echter dat ook in Monnickendam het boerenbelang heeft gewonnen: door de aanleg van de Middendam is een natuurlijke waterloop van de zee afgesneden

De archeoloog Jurjen M. Bos zoekt de kern van het latere Monnickendam in de zogeheten ‘handelsterp’ aan de kop van de Kerkstraat tussen de Speeltoren en de Kermergracht6. Deze handelsterp was een kunstmatige hoogte die tegen het einde van de 13e eeuw moet zijn opgeworpen en vervolgens bewoond werd door handwerkslieden. In de huidige hoogteligging van de Kerkstraat is die oude ophoging nog te herkennen. Voor de aanleg van de Middendam konden de schepen vanaf de Zuiderzee het natuurlijke watertje ter plaatse van de latere Fluwelen Burgwal opvaren en dan aanleggen op de achtererven van de huizen langs de Kerkstraat. Dat type handelsterpen treffen we op grote schaal aan in de kustgebieden langs de zuidelijke oevers van de Noordzee. De kern van het oude Medemblik is ook een mooi voorbeeld van een dergelijke nederzetting. Toch is de handelsterp van Monnickendam opmerkelijk. Tot nu toe was namelijk niet bekend dat men zo lang is doorgegaan met het aanleggen van dit soort nederzettingen.

De naam Monnickendam vormt een aanwijzing dat monniken waarschijnlijk een bemiddelende rol hebben gespeeld bij de afsluiting van de waterloop ter plaatse van de latere Fluwelen Burgwal. Onduidelijk is echter welke monniken daarmee bedoeld kunnen zijn. Oude en belangrijke kloosters kwamen in deze streken niet voor. Het ligt dus het meest voor de hand om aan te nemen dat hiermee de broeders van de uithof7 op Marken van het Norbertijner klooster Mariëngaard te Hallum in Friesland zijn bedoeld8. Aangenomen mag worden dat dit klooster ook grond in Waterland bezat en uit dien hoofde geïnteresseerd was in het afsluiten van de gaten in de zeedijk. De naam ‘monniken dam’ betekent dan ook niet dat de Middendam door monniken is aangelegd, maar waarschijnlijk hebben zij wel het initiatief tot die aanleg

5 Vgl. J.M. Bos (1989) A 14th-century industrial complex at Monnickendam (prov. North-Holland). and the preceding events. In: H.A. Heidinga & H.H. van Regteren Altena (eds), Medemblik and .Monnickendam. Aspects of medieval urbanization in northern Holland. Cingula 11. Amsterdam, p. 31-67, inz. p. 56.

6 Jurjen M. Bos (1985) Over het ontstaan van de stad Monnickendam. Vereniging “Oud Monnickendam”, Jaarverslag 1984, p. 83-87, inz. p. 85-86.

7 Een uithof is een soort dependance van een klooster.

8 J.K. de Cock (1975) Historische geografie van Waterland. Regionaal-historisch tijdschrift Holland, 7, p.329-349, inz. p. 344.

13

Page 14: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

genomen. Iets dergelijks moet zich hebben afgespeeld in 1401 bij de afdamming van de Purmer Ee9. Blijkens de naam ‘Grafelijkheidssluis’ heeft de graaf van Holland een belangrijke rol gespeeld bij het tot stand komen van die dam

Zoals hiervoor al is gezegd, wordt de naam Monnickendam in historische bronnen voor het eerst genoemd in het jaar 1316. Het moet toen nog een onbelangrijke nederzetting zijn geweest, maar wel gunstig gelegen: de goederenstroom over de Zuiderzee en via de Hollandse binnenwateren naar Vlaanderen zou voorlopig nog blijven groeien. De bewoners van Monnickendam zijn erin geslaagd om volop te profiteren van de nieuwe ontwikkelingen en mogelijkheden. Tot die nieuwe ontwikkelingen hoorde ook de uitbreiding van de geldeconomie. In Vlaanderen was men daar al enkele eeuwen mee vertrouwd en kende men de voordelen daarvan. Ook voor de landheren was dat voordelig want naar mate er meer geld omgaat in een samenleving, kan er meer belasting worden geheven. De graven van Holland hebben in de 13e en 14e eeuw dan ook systematisch geprobeerd om de geldeconomie verder uit te breiden. Zij hebben dat geprobeerd door op alle plaatsen waar dat mogelijk was tol te heffen, maar ook hebben ze aan veel plaatsen markt- en stadsrechten of andere privileges gegeven.

Ten tijde van de Hoekse en Kabeljauwse twisten had de toenmalige graaf van Holland veel geld nodig voor de oorlogen die hij had te voeren10. Met name in de jaren 1350 zat Willem V krap bij kas en een ieder die een goed plan en veel geld had, kon bij hem terecht. De nieuwe handelsnederzettingen langs de kust van de Zuiderzee wilden wel zelfbestuur. Die wens kwam niet alleen voort uit prestige- overwegingen, maar was ook in het belang van de handel. De opbloei van handel en scheepvaart vroeg namelijk om snellere procedures voor het oplossen van conflicten dan binnen het gewone landrecht mogelijk was. De kooplieden in de handelsnederzettingen langs de kust hadden dan ook belang bij een eigen rechtbank die dagelijks bijeen kon komen en waarin deskundige lieden zaten die wisten wat er in de koophandel omging. Voor zover we weten heeft Monnickendam zich als eerste bij de graaf gemeld. Kennelijk kon er al snel overeenstemming worden bereikt want op 27 maart 135611

werd overeengekomen dat Monnickendam een zelfstandige stad zou worden met een eigen stadsbestuur, het recht om zelfstandig rechtsregels (keuren) op te stellen en een eigen rechtbank. De graaf zal zich nauwelijks met de verlening van het stadsrechtprivilege bemoeid hebben. Hij was meer geïnteresseerd in het geld en in de grote politiek van die dagen.

In diezelfde periode verkregen ook Edam, Hoorn en Enkhuizen stadsrecht. Medemblik heeft toen niet om stadsrechten hoeven vragen, want als oude Friese handelsnederzetting bezat deze plaats al van ouds een soort stadsrechten. In 1289 werden deze rechten door graaf Floris V erkend en bevestigd. Het oude stadsrecht van Medemblik heeft als voorbeeld gediend voor Monnickendam. In de grafelijke kanselarij had men echter zoveel haast met het afgeven van de afschriften, dat men vergeten heeft de datum aan te passen. Door die haast waren er eertijds nog al wat afschriften van het Monnickendammer stadsrecht in omloop die het jaartal 1289 vermeldden.

9 Zie voor de datering van deze dam-aanleg: A. Mewe-Reekers (1982) De afsluiting van de Purmer. Vereniging “Oud Monnickendam”, Jaarverslag 1981, p. 17-23; A. Mewe-Reekers (1986) De sluis in de Middendam te Monnickendam. Vereniging “Oud Monnickendam”, Jaarverslag 1985, p. 82-83.

10 Zie over de conflicten van die tijd in Holland: H.P.H. Jansen (1966) Hoekse en Kabeljauwse twisten Fibulareeks 17.. Van Dishoeck, Bussum, p. 29-42.

14

Page 15: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Zo komt het dat in de oudere literatuur vaak wordt vermeld dat Monnickendam samen met Medemblik in 1289 stadsrechten heeft gekregen.

Nadat de steden rond de Zuiderzee zo rond 1350 hun stadsrechten hadden gekregen, verliep de verdere stedelijke ontwikkeling zeer voorspoedig. Handwerk en handel, scheepvaart en visserij waren de pijlers waarop de Hollandse economie in de late middeleeuwen steunde. De belangrijkste bronnen van bestaan bevonden zich toen in de stad. De landbouw speelde in de 14e en 15e eeuw niet zo’n belangrijke rol. Geen wonder dus dat het overgrote deel van de Hollandse bevolking in deze tijd in de steden woonde. Holland was daardoor toen het meest verstedelijkte gebied ten noorden van de Alpen.

In de tweede helft van de 15e eeuw ging het echter minder voorspoedig met de Hollandse steden en het Hollandse platteland. We weten daarover wat meer doordat de landheren uit het Bourgondische Huis omstreeks 1500 een tweetal enquêtes hebben laten houden, de eerste in 1494 en de tweede in 1514. De vorsten wilden toen meer weten over de rijkdom in Holland en over de bronnen van die rijkdom. De antwoorden die de vertegenwoordigers van de verschillende steden en dorpen op de vragen van de belastinginspecteurs hebben gegeven, zijn bewaard gebleven en in de vorige eeuw gedrukt12. Die enquêtes hadden natuurlijk de bedoeling om de belastingdruk verder op te voeren. De ondervraagden zullen dus niet op alle vragen het meest eerlijke antwoord hebben gegeven.

Ook vertegenwoordigers van Monnickendam zijn door de belastinginspecteurs ondervraagd. Zij vertelden dat men in Monnickendam ‘oostwaert’ voer om in de gebieden rond de Oostzee pek en koren te halen en ‘westwaert’ om in Frankrijk zout in te slaan. Volgens de opgaven zouden ‘eenighe van der stede’ zich bezig houden met de haringvangst en anderen met de textielproduktie (‘draperie’). Volgens de opgave waren er in 1494 in Monnickendam 305 ‘haertsteden’ aanwezig.

Onduidelijk is echter of het aantal haardsteden zo maar gelijk gesteld kan worden aan het aantal bewoonde huizen. Ook is niet bekend hoe groot toentertijd de gemiddelde woningbezetting was.

Maar als we aannemen dat er toen ongeveer 5 a 6 personen in één huis woonden, dan moet in Monnickendam in 1494 ongeveer 1525 tot 1830 mensen hebben gewoond. Ook in 1480 had de stad 305 woningen geteld. Volgens een andere opgave stonden er in 1508 echter 500 woningen in Monnickendam. Dat wijst op een wel bijzonder sterke groei van het aantal huizen en van de bevolking!

11 De oorkonde waarmee aan Monnickendam het stadsrecht verleend werd, draagt overigens het jaartal 1355. De graaf van Holland was vanouds gewoon om het jaar pas met Pasen te beginnen. De dagen vóór Pasen werden daarbij tot het voorafgaande jaar gerekend. Naar onze jaartelling is het stadsrecht van Monnickendam dus in 1356 verleend.

12 Fruin (1866) Informacie UP den staet, faculteyt ende gelegentheyt van de steden ende dorpen van Hollant ende Vrieslant, om daerna te reguleren de nyeuwe schiltaele. Gedaen in den jaere MDXIV. Sijthof, Leiden; R. Fruin (1876) Enqueste ende Informacie upt stuck van de reductie ende reformatie van den schiltaelen, voertijts getaxeert ende gestelt geweest over de landen van Holland ende Vrieslant, gedaen in den jare MCCCXLIIII. Brill, Leiden. Zie voor deze bronnen ook: C.M. Lesger (1990) Hoorn als stedelijk knooppunt tijdens de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd. Stedensysteem in historisch perspectief. Hollandse Studiën 26. Verloren, Hilversum, Appendix A, p. 217-223.

15

Page 16: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Mogelijk is dit laatste getal niet helemaal betrouwbaar. Maar wel is duidelijk dat er omstreeks 1500 een periode met een grote dynamiek was begonnen.

Ter vergelijking kan erop worden gewezen dat Marken in 1494 ± 50 woningen telde en Katwoude 57. De vertegenwoordigers van Weesp verklaarden dat daar in 1494 ook ongeveer 300 ‘haertsteden’ stonden. Monnickendam en Weesp moeten dus toen ongeveer even groot zijn geweest. Van Purmerend is het aantal huishoudens uit die tijd niet bekend. De belastinginspecteurs hadden de vertegenwoordigers van deze stad wel opgeroepen om voor hen te verschijnen en een verklaring af te leggen, maar de heren waren niet verschenen. Of dat consequenties heeft gehad, vermeldt de bron niet.

De eerste helft van de 16e eeuw kan achteraf gezien worden als de periode waarin de Nederlanden een aanloop namen naar de Gouden Eeuw. Voor de tijdgenoten is die 16 e eeuw echter geen makkelijke tijd geweest. Toen Columbus Amerika ontdekte, trof hij daar zeer rijke culturen aan. Hoewel het ambacht en de kunstvaardigheid bij de Inka’s en de Maya’s hoog ontwikkeld waren, kenden deze volken de hoogoventechniek niet. Het gevolg daarvan was dat zij alleen edele metalen (goud, zilver, koper) konden bewerken. In de loop der eeuwen hadden deze volken dan ook grote hoeveelheden goud en zilver verzameld en vorm gegeven in gebruiks- en kunstvoorwerpen.

De Spanjaarden hebben de inheemse bewoners van Amerika op grote schaal beroofd en zeer veel goud en zilver meegenomen. Deze omvangrijke import van edel metaal heeft in Europa gezorgd voor een ernstige verstoring van de ruilverhoudingen. Het overgrote deel van dit edel metaal werd namelijk omgezet in munten. Als gevolg daarvan nam de hoeveelheid geld in Europa in de 16e eeuw sterk toe, maar de hoeveelheid goederen die daar tegenover stond nauwelijks. En als de geldhoeveelheid sneller toeneemt dan de hoeveelheid goederen, dan is er sprake van inflatie.

Ook in Holland werd de 16e eeuw zodoende gekenmerkt door een gierende inflatie. Vooral voor de mensen die afhankelijk waren van een vast loon, was dat een schrikbarende tijd. Radicale religieuze bewegingen als de Wederdopers vonden veel weerklank bij de hopeloze ambachtslieden en arbeiders in de steden. Terugblikkend moet men echter vaststellen dat de onzekerheid over de toekomst in die periode wel is toegenomen, maar dat de welvaart niet ernstig is geschaad door die aanhoudende inflatie. Dat was mogelijk doordat de Hollandse ambachtslieden en ondernemers in deze tijd erg veel geld staken in het ontwikkelen van nieuwe productiemethoden en gereedschappen. Maar ook heel belangrijk was natuurlijk de bouw van een groot aantal industriemolens. Op die manier is het gelukt om de productiviteit van de menselijke arbeid in deze periode te verhogen en daardoor konden de arbeidslonen in Holland toen sneller stijgen dan de geldontwaarding.

Dank zij keizer Karel V waren de Nederlandse gewesten onderdeel geworden van het Spaanse wereldrijk. Het ontging de adviseurs van de keizer natuurlijk niet dat de welvaart in de Nederlandse gewesten steeds verder toenam. Zij zonnen dan ook op mogelijkheden om de belastingdruk in de Nederlanden te verhogen en zo de staatskas mee te laten profiteren van de toenemende welvaart in deze streken. Over de vorm van die aanvullende belastingheffing en de mate waarin de belastingdruk verhoogd kon worden is veel discussie en overleg geweest tussen de vertegenwoordigers van de afzonderlijke gewesten en de keizerlijke ambtenaren. Uiteindelijk heeft de keizer rekening willen houden met de weerstand en de gevoeligheden die

16

Page 17: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

er leefden bij de steden en de plattelandsbevolking. Dat betekent dat de verzwaring van de belastingdruk in deze tijd zo geleidelijk is doorgevoerd dat dat niet heeft geleid tot grote opstandigheid.

Tijdens de regering van Filips II, de zoon en opvolger van Karel V, werd dat anders. Deze vorst zag zich geconfronteerd met steeds hogere uitgaven. Daarom wilde hij op korte termijn de belastinginkomsten uit de rijke Nederlanden belangrijk vergroten. De invoering van de 10e

penning speelt daarbij een rol. Deze belasting hield in dat bij elke koop telkens een tiende deel van de koopsom aan de staatskas moest worden afgedragen. Dat vonden de Hollandse kooplieden een regelrechte bedreiging van hun handelsactiviteiten en daarom ontstond er een hardnekkig verzet tegen de raadsheren en ambtenaren van de koning.

Na 1550 werd de invloed van de boeken van Johannes Calvijn in onze streken merkbaar. Vooral de opvatting van Calvijn dat een christen gehouden is tot een vlijtig en arbeidzaam leven, schijnt in die dagen goed aangesloten te hebben bij het levensgevoel van een aanzienlijk aantal mensen in de Nederlanden. De volgelingen van Calvijn kenmerkten zich dan ook vaak als heel principiële mensen, die bereid waren lijf en goed te verliezen voor hun godsdienstige levensovertuiging. De religieuze verhoudingen in de Nederlanden verscherpte zich nog verder toen koning Filips probeerde om met geweld de oude rechten van de katholieke kerk te verdedigen. Samen met de belastingplannen was deze kerkelijke politiek een voldoende voedingsbodem voor een opstand tegen het Spaanse bestuur in de Nederlanden. Deze opstand begon in 1568 met de slag bij Heiligerlee en eindigde in 1648 met de Vrede van Munster. Deze periode van opstand en oorlog wordt samenvattend wel aangeduid als de Tachtigjarige Oorlog maar eigenlijk bestond er in Noord-Holland na 1585 geen reële oorlogsdreiging meer.

Op l april 1572 liet het stadsbestuur van Den Briel, een belangrijke stad in Zuid Holland, de Watergeuzen binnen. Voor de hertog van Alva, de toenmalige militaire bevelhebber in de Nederlanden, was dit een ernstige tegenslag bij zijn streven om de opstandige gewesten weer onder controle te krijgen. De ene na de andere stad in Holland kwam toen opnieuw in opstand tegen het Spaanse gezag en schaarde zich achter Prins Willem van Oranje. Noord-Holland en met name West- Friesland liep daarbij voorop. Van Monnickendam kan dat niet gezegd worden. Daar wachtte men op dat moment de gebeurtenissen graag even af! Ongetwijfeld heeft daarbij een rol gespeeld dat Amsterdam altijd trouw aan de Spaanse zijde was blijven staan. De aanwezigheid van een zo grote stad zo dicht bij, noopte wel tot een voorzichtige politiek.

Voor Alva was het erg belangrijk dat Amsterdam ook in 1572 de Spaanse zijde hield. Daardoor beschikten de Spanjaarden over een solide steunpunt in het midden van het meest opstandige gewest. Amsterdam speelde dan ook een belangrijke rol in het strategisch plan dat moest leiden tot het herstel van rust en orde in Holland. Eerst moesten de opstandelingen uit elkaar gedreven worden en vervolgens konden de rebellerende troepen in Noord- en Zuid-Holland worden aangepakt.

Het beleg van Haarlem was bedoeld om een wig te drijven tussen de prinsgezinde troepen in Noord- en Zuid-Holland. Het aanvalsplan van de Spanjaarden leek succesvol te zijn want in juli 1573 werd Haarlem veroverd. Half augustus volgde het beleg van Alkmaar, de belangrijkste stad in het hart van het Noorderkwartier. Met de verovering van die stad zou het gehele noorden van Holland weer onder Spaans gezag zijn gebracht. Voor de opstandelingen stond er dus veel op het spel. Ten einde de Spanjaarden uit het Noorderkwartier te kunnen verdrijven, werden

17

Page 18: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

overal de sluizen opengezet. Voor de geuzen was het een gelukkige bijkomstigheid dat het najaar van 1573 bijzonder nat en stormachtig was. De Spanjaarden kregen dan ook last van natte voeten en trokken zich op 8 oktober terug op Haarlem.

Het grote gevecht om Noord-Holland werd echter op zee uitgevochten. De Spaanse vloot stond toen onder leiding van de graaf van Bossu en de prinsgezinde vloot werd aangevoerd door de Monnickendammer Cornelis Dirkz. Op 11 oktober 1573 vond de Slag op de Zuiderzee plaats. De Spanjaarden dolven daarin het onderspit en naderhand kon men vaststellen dat dit de beslissende slag is geweest in het gevecht om Noord-Holland. Na te land en ter zee verslagen te zijn, trokken de Spaanse troepen zich namelijk naar het zuiden terug en begonnen aan het beleg van Leiden. Op 3 oktober 1574 kon Leiden echter worden ontzet door prinsgezinde troepen. Daarmee verdween ook de dreiging van een nieuwe Spaanse aanval op Noord-Holland. De stad Leiden werd het volgende jaar door prins Willem voor haar verzet beloond met de stichting van een universiteit.

In 1578 koos ook Amsterdam de zijde van de prins. Daarmee was heel Holland gewonnen voor de opstand. Ter zee en elders in het land moesten er toen nog veel oorlogsexpedities worden ondernomen, maar op het vasteland van Holland bleef het nadien vrij rustig. Scheepvaart, handel, visserij, nijverheid en landbouw begonnen toen aan een lange periode van vrijwel ongestoorde groei en bloei: de Gouden Eeuw. Het calvinisme was in die tijd de toonaangevende godsdienst, maar van een echte staatskerk was geen sprake. Omstreeks 1600 was niet meer dan circa 10% van de bevolking calvinistisch, maar deze kleine groep had een stevige greep op de economie en de politiek.

Volgens een opgave uit 1630 stonden er op dat moment ongeveer 750 woningen in Monnickendam. Met circa 4200 inwoners was Monnickendam toen één van de grotere steden in Holland. Mede vanwege deze economische betekenis was de stad gerechtigd om mee te praten in de politieke besluitvorming tijdens de vergaderingen van de Staten van Holland in Den Haag. In die vergaderingen werd niet alleen gepraat over het binnenlandse bestuur of de belastingheffing, maar ook beslist over oorlog en vrede in Europa en over het wereldwijde netwerk van koloniale steunpunten waar Nederland toen over beschikte. Monnickendam speelde in die besluitvorming volop mee. Door uitgebreide contacten in de kringen van de Haagse bestuurders was de stadsregering goed op de hoogte van wat er speelde in het land en in de wereld.

Monnickendam stond omstreeks 1630 echter op het hoogtepunt van haar economische macht en politieke invloed. De geweldige opbloei die de stad inmiddels had doorgemaakt, blijkt uit de sterke stijging van de belastinginkomsten uit in- en uitvoerrechten die in Monnickendam geheven werden. Omstreeks 1590 hadden de schippers en kooplieden in de haven van Monnickendam nog maar £ 395 aan in- en uitgaande rechten betaald, maar omstreeks 1625 was dat bedrag al gestegen tot meer dan £ 300013. Dat was een stijging van ruim 700% in nog geen halve eeuw. Door het ontbreken van een groot en koopkrachtig achterland heeft de stad de economische concurrentiestrijd met Amsterdam rond het midden van de 17e eeuw verloren. De inkomsten uit de in- en uitvoerrechten waren omstreeks 1667 al weer gedaald tot £ 1363, meer dan gehalveerd vergeleken met veertig jaar daarvoor.

13 Clé Lesger (1993) Interregionaal trade and the port system in Holland. 1400-1700. In: Karel Davids & Leo Noordegraaf (eds) The Dutch economy in the Golden Age. Nine studies. Nederlandsch Economisch-Historisch Archief, Amsterdam, p. 185-217, inz. p. 211.

18

Page 19: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

En die daling zette door. Omstreeks 1682 betaalden de schippers en kooplieden in de haven van Monnickendam nog maar £ 1.131. Dat was weliswaar nog bijna driemaal zo veel als in 1590, maar de Gouden Eeuw is dan voor Monnickendam voorbij. De visserij en lokale marktfunctie bleven nog in stand en ook bleef de stad nog betrokken in de politieke besluitvorming in Den Haag, maar een grote rol speelde de stad niet meer. De internationale oriëntatie van de stad en haar burgers verdween steeds meer. In 1795 werd de ramp nog groter.

Door de politieke veranderingen verloor ook Monnickendam haar voorrechten en de bijzondere positie in het staatsbestel. In heel Holland verloren handel en scheepvaart hun belang. Alleen de visserij en de landbouw boden nog een bestaan. Met name in de steden was de armoede toen zeer schrijnend. In de 19e eeuw bracht de industrialisatie een begin van verbetering. Heel langzaam heeft de bevolking van Monnickendam daarvan de gunstige gevolgen ondervonden. Door de groei van de koopkrachtige vraag van de arbeidersbevolking in Engeland en Duitsland werden er meer levensmiddelen verkocht. Hoogwaardige producten als boter en kaas, maar natuurlijk ook vis vonden daar goede aftrek. In de visserij en de landbouw ging het daardoor langzaam weer wat beter. Monnickendam heeft daarvan kunnen profiteren door een grotere omzet op de markten in de stad, maar ook door een grotere bedrijvigheid in de visserij, de scheepsbouw en de visafslag. Na 1860 trok de economie van de stad geleidelijk dan ook aan.

Echt nieuwe ontwikkelingen kwamen echter pas in de 20e eeuw op gang. Niet alleen kwam toen het toerisme tot ontwikkeling maar ook zorgde de aanleg van de trambaan voor een sterke verbetering van de verbinding met Amsterdam. Monnickendam kon zich daardoor ontwikkelen tot een tussenstation op weg naar Marken en Volendam. Bovendien konden visventers uit Monnickendam toen een boterham verdienen met verkoop van vis in de straten van Amsterdam. Na de Tweede Wereldoorlog werden de verkeersverbindingen nog verder verbeterd. Door de aanleg van de IJtunnel in 1969 kon Monnickendam zich ontwikkelen tot een forensenplaats. Weliswaar heeft Monnickendam nog steeds een hoog voorzieningenniveau maar het karakter van de stedelijke samenleving is op dit moment toch wezenlijk anders dan destijds in de Gouden Eeuw, toen de stad zo’n grote bloei doormaakte.

Enkele opmerkingen bij het artikel van prof. Borger.

Het voorgaande is een verslag van een lezing die prof. Borger hield in 1994 voor de opleiding van de eerste stadsgidsen. Inmiddels weten wij door het bestuderen van diverse bronnen veel over de geschiedenis van onze stad. Daarom de volgende opmerkingen.1 Op pagina 11, 3e alinea, suggereert hij dat na het ontstaan van het Marsdiep omstreeks het

jaar 1000 al spoedig de Zuiderzee werd gevormd. Dit is zeker niet zo. In die tijd vestigden zich hier de eerste Friese boeren, dus moet er gemakkelijk verkeer over land tussen het Friese gebied en onze streken mogelijk zijn geweest. Het ontstaan van het Marsdiep zal wel hebben geleid tot de geleidelijke vorming van de Waddenzee en hoe meer water er achter de strandwallen kon doordringen, hoe meer schade storm in het veengebied kon veroorzaken. De grote herfststormen van de jaren 1164 en 1170 deden stormvloeden ontstaan (Elisabethsvloeden) die de gronden tussen Enkhuizen en Stavoren wegsloegen. Toen kon het zoute zeewater in het zoete Almeer doordringen en was de Zuiderzee een feit. (zie o.a. Addy van Overbeeke, Monnickendam in Waterland, pag. 11)

2 Op pagina 17, 3e alinea, stelt Borger dat in 1572 de ene na de andere stad in Holland zich in de opstand tegen het Spaanse gezag achter Prins Willem van Oranje schaarde, maar dat Monnickendam eerst een tijdje de gebeurtenissen heeft afgewacht. Dit is onjuist. Toen Alva in 1572 een vergadering van de Staten-Generaal te Den Haag bijeenriep om te bespreken hoe

19

Page 20: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

de opstand de kop kon worden ingedrukt belegden de opstandelingen op 19 juli 1572 te Dordrecht een eigen Statenvergadering. Daaraan werd o.a. deelgenomen door de gedeputeerden van 12 steden, te weten Dordrecht, Haarlem, Leiden, Gouda, Gorkum, Oudewater, Edam, Monnickendam, Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen en Medemblik. Deze steden voorzagen de prins o.a. van een leger en een vloot.

3 Op pagina 18, 3e alinea, staat dat Monnickendam op grond van zijn economische betekenis omstreeks 1630 een zetel kreeg in de Staten van Holland. De stad had die zetel al in 1572 verkregen als opstandeling van het eerste uur. (zie 2)

4 Pagina 19, 3e alinea. De trambaan werd niet aangelegd in de 20e eeuw, maar in het 3e kwart van de 19e eeuw. Door de toen verbeterde verbinding met Amsterdam kon het toerisme zich ontwikkelen en niet andersom.

Paul van ’t Hof

20

Page 21: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Iets over de bouwgeschiedenis en de stijl van Monnickendamse gebouwendoor Mr. P. Stoffels

I De oudste constructies

De woningen in Noord- Europa dienen ter bescherming tegen regen, wind en kou. Een steil schuin dak is een uitstekende bescherming tegen regen en wind. In Noord-Holland heeft men bij opgravingen gevonden, dat al in prehistorische tijd gebouwd werd met een constructie zoals men nu nog op het platteland aantreft.

In het midden een grote open ruimte. Daar stookte men in het midden het vuur. De rook trok onder langs de nok van het dak weg.Onder de lagere zijbeuken stond het vee, waren slaapplaatsen en ruimte voor berging.

In de stad was grond schaars, dus duur en een groot oppervlak onvoordelig. Burgers hadden geen vee en ruimte daarvoor dus niet nodig. Men liet dus één zijbeuk weg en maakte de andere zijkant wat hoger om ruimte te winnen.

Er zijn veel voorbeelden van dergelijke bouw in Monnickendam aanwezig, maar niet meer in de oorspronkelijke staat. Voorzover de zijbeuk al niet nieuw gebouwd is, is deze vernieuwd. In een enkel geval is de oorspronkelijke constructie nog herkenbaar omdat de staande balken (op de tekening gearceerd) nog aanwezig zijn, zoals in Nieuwe Niesenoortburgwal 5 en in Kerkstraat 46.. In de Niesenoortsteeg ziet men aan wat nu de zijkant van de woning is Nieuwe Niesenoortburgwal 5de zijbeuk. Als men door het linkerraam naar binnen kijkt ziet men een losstaande balk. Wanneer men bij Kerkstraat 46 door het rechterraam naar binnen kijkt ziet men ook een staande balk. De oorspronkelijke zijbeuk van dit pand is onherkenbaar verbouwd.

Ook één zijbeuk is onvoordelig en de zolderruimte boven de dwarsbalken is niet erg geschikt als woonruimte. Men heeft daarom in het stadshuis ook de tweede zijbeuk weggelaten en de dwarsbalk, die voor het verband tussen de staande balken zorgt wat laten zakken, zodat de zolder verdiept kwam te liggen, en men dus een verdieping kreeg.

De oudste constructie van de huizen in Monnickendam is hierboven behandeld. Voor geschiedenis van bouw zijn drie elementen van belang:

1) constructie, 2) materiaal en 3) bewerking

21

Page 22: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

II Materiaal

HoutDe oudste huizen zijn van hout met een dak van riet. De wanden zijn dichtgemaakt met leem tussen een raamwerk van hout of met staande planken. Het geheel is erg brandgevaarlijk. Steen is veel beter, maar daar zitten een aantal nadelen aan. Onze bodem is veenachtig en slap. Een stenen muur zinkt daarin weg als men niet een technisch moeilijke en kostbare fundering maakt.In deze streek bevindt zich geen steen. Zowel natuursteen als baksteen moeten ingevoerd worden. Vroeger was dat een kostbare zaak, terwijl hout toen overvloedig aanwezig was. Het is tevens gemakkelijker te bewerken.

SteenGrote en dure gebouwen, eerst alleen kerken en kloosters, later ook kastelen, werden hier sinds de vroege middeleeuwen van steen gebouwd.Onze cultuur is sterk beïnvloed door de Romeinen. Zij kwamen uit het gebied rond de Middellandse Zee. Daar moesten de huizen vooral als bescherming tegen de felle zon en warmte dienen. De huizen waren er in oorsprong dikke stenen muren met een plat dak. Stenen waren er genoeg. De Romeinen bouwden ook hier van steen. Ze haalden natuursteen uit steengroeve langs de Maas en de Rijn, vanwaar het over de rivier naar onze streken vervoerd werd. Ze kenden ook de kunst van het steenbakken en konden daarvoor de klei langs onze rivieren gebruiken.Nadat de Romeinen hier weg waren is men kerken en kloosters van steen blijven bouwen.Aanvankelijk gebeurde dat in natuursteen. Sinds de dertiende eeuw zijn langs de rivieren steenbakkerijen gevestigd en is men in plaats van natuursteen ook baksteen gaan gebruiken. In het begin hield men de maat van natuursteen aan en bakte men dus grote dikke stenen, de kloostermoppen.Dunnere stenen zijn beter te bakken en daar is men dus later op overgegaan. Men is ook met de kleur rekening gaan houden. Die is afhankelijk van de soort klei die gebruikt is. Langs de Hollandse IJssel is de klei geelbakkend, vandaar de gele IJsselsteentjes.

GlasIn de oudste huizen zat geen glas. Aanvankelijk was het er niet en toen het in de 14e eeuw wel gemaakt werd was het te kostbaar.In woningen wordt glas hier pas na omstreeks 1600 gewoon. Glas werd in bellen geblazen. De onderkant sneed men rond uit en de zijkant rolde men plat. Daaruit werden smalle stroken gesneden. De daarvan gesneden rechthoeken werden door middel van een omranding met lood in een venster bevestigd.Oorspronkelijk kwam het licht in een woning door de openstaande deur en gaten in de wand, die met luiken afgesloten konden worden. De oudste vaste openingen, die men met het kostbare glas in lood afsloot zijn die boven de deur, het bovenlicht, en die boven de luiken in de ondergevel.

Nadat Monnickendam in 1513 voor de zoveelste keer op de stenen kerk na was afgebrand is het oude systeem van uitsluitend hout en riet verboden. Ook is toen voorgeschreven, dat de stookplaats in het midden naar de zijkant verplaatst moest worden en een stenen rookkanaal moest hebben.Men heeft tot ver in de 17e eeuw de oude constructie van houten staanders verbonden door dwarsbalken met jukken gehandhaafd. De ruimte tussen de staande balken werd echter niet

22

Page 23: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

meer met hout en leem, het zogenaamde vakwerk, of met staande houten delen afgesloten, maar met baksteen. Deze muur had geen dragende functie, zodat hij uit zuinigheidsoverweging vaak halfsteens was. Vanaf de 18e eeuw heeft men in de duurdere huizen, die meestal een steensmuur hadden, de muurstijlen afgezaagd en de korbelen verwijderd of weggewerkt om mee te gaan met de nieuwe mode van bouwen. De nieuwe mode bracht mee dat men aan de voorzijde een deur aan de zijkant kreeg en daarnaast grote ramen. De voorgevel was dan van steen.

Voordien was de voorgevel in tweeën verdeeld. De eerste dwarsbalk heet de puibalk. Daaronder bevond zich een constructie van houtwerk, waarin zich de deur, de met luiken afsluitbare vensters en de van glas in lood voorziene bovenlichten bevonden, zoals te zien op de reconstructie in het museum en het pand uit 1611 aan het Noordeinde no. 26. Dit pand is het enige dat, zij het zwaar gerestaureerd, zijn 17e eeuwse karakter heeft behouden.

O.a. in Noordeinde 26 en Zuideinde 16. kan men binnen de oude houtconstructie nog zien. Om de zolder te steunen liggen er dwarsbalkjes, de kinderbalken. Als men de naden van de erop liggende planken, die in dezelfde richting werden gelegd, boven de balkjes hield had men geen last van doorstoffen. Het museum heeft een reconstructie van het houten skelet, gemaakt door de heer Piet Leguit naar bestaande skeletten.

Boven de puibalk bevond zich bij de eenvoudige huizen een houten topgevel en bij de duurdere een gevel van steen met ramen. De houten topgevel stak uit boven de pui. Dan liep het water niet over het onderste gedeelte van de gevel. Toen de gevel later geheel van steen werd heeft men om te verhinderen dat het regenwater tot onder aan toe langs de gevel zou lopen deze voorover laten hellen - op vlucht gebouwd-. Als een gevel van een oud woonhuis loodrecht staat kan men er zeker van zijn dat hij niet oud is. Ook om het aflopen van het regenwater te voorkomen heeft men uitstekende dwarsbanden in de gevel gemaakt, waterlijsten.

Vanaf de 15e eeuw wordt binnen de lemen vloer met tegels belegd. De oudste zijn klein, l0 cm doorsnee, de latere groter en vaak geel, groen of steenrood. Tenslotte komen er nog grotere hardstenen en marmeren tegels, maar in de 18e eeuw worden houten vloeren mode en blijven de tegels beperkt tot keukenvloer en gang.

Als men de voordeur uitstapte kwam men in de 15e eeuw bij nat weer in de modder terecht, want de wegen waren niet bestraat. Men is al gauw begonnen voor de deur en onder de naar buiten opengaande luiken een bestrating te maken, de stoep, gelegen op gemeentegrond maar tot eigen gebruik en zelf te onderhouden.

III Bewerking

Zowel de staande als de liggende balken waren oorspronkelijk boomstammen, de grotere eikenhout. Eiken stonden hier vrij veel.De oudste bewerking is het vierkant en van gelijke dikte maken. Omdat een boom naar boven toe smaller wordt is dat niet altijd gemakkelijk. Een verklaring voor het gebruik van sleutelstukken is, dat het op die manier gemakkelijker was de bovenkant van de dwarsbalk waterpas te krijgen. Een verdere bewerking is het afronden van de hoeken en het verfraaien ervan.

De indeling in bouwstijlen is voor een groot gedeelte op het karakter van de bewerking gebaseerd.

23

Page 24: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

De hoofdindeling is Romaans, Gotisch, Renaissance, Neostijlen en Modern. Al deze stijlen zijn weer onderverdeeld. De Renaissance begint hier omstreeks 1500 en loopt door tot begin 1800. Men noemt echter slechts de oudste periode tot halverwege de 17e eeuw Renaissance en gebruikt voor de latere tijd slechts de onderverdeling in barok, classicisme, Lodewijkstijlen en Empire. Die aanduidingen zijn echter niet voor alle landen en alle tijd gelijk. Ik beperk me tot de in Nederland gebruikte.

ROMAANS

Dit komt in Monnickendam niet voor en zal ik niet behandelen.

GOTIEK

De Romaanse bouwstijl was een directe voortzetting van de manier waarop de Romeinen bouwden. In de Middeleeuwen ontwikkelt zich hieruit een eigen West-Europese stijl, de Gotische.De Romaanse stijl is zwaar, breed en met ronde vormen. De Gotische stijl gaat de hoogte in en heeft spits toelopende vormen en grote ramen. Een duidelijk voorbeeld ervan is de Grote Kerk Men ziet er ook de invloed van de eigen inheemse traditie in. De constructie van de drie beuker heeft dezelfde grondvorm als de oudste woningen.

Behalve de kerk en het onderste deel van de Speeltoren zijn er geen gotische gebouwen in Monnickendam. Wel vindt men in onderdelen Gotische invloed. Het peerkraalmotief op sleutelstukken is Gotisch. De trapgevel is een overblijfsel van de Gotische bouwstijl. De trappen gaan terug op Middeleeuwse kantelen, waarachter een boogschutter kon schuilen. De windveren van houten gevels hebben soms een Gotisch motief. De bouwstijl zegt niet altijd iets over de tijd waarin gebouwd is. Bouw is onderhevig aan mode. Niet iedereen is volgens de laatste mode gekleed en er zijn mensen die helemaal niet met de mode meegaan. Vooral voor gewone huizen geldt dat. Daar kwam vroeger geen architect aan te pas. De plaatselijke timmerman was goedkoper, maar meestal niet op de hoogte van de laatste mode. Dure onderdelen, zoals sleutelstukken, gebruikte men opnieuw.

De Grote Kerk is een voorbeeld van bewust in oude trant blijven bouwen. De gotische sleutelstukken komen er ook nog voor in het nieuwste deel, dat in de 17e eeuw voltooid is. Toen waren die sleutelstukken al honderd jaar uit de mode. De achterzijde van Noordeinde 52. de houten gevel is niet oud, maar de waterlijst heeft een oude vorm, renaissance. Het sleutelstuk in het museum heeft renaissance profilering. Ernaast in het museum is er een met gotische profilering, peerkraalmotief.

24

Page 25: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

RENAISSANCE

In de 15e eeuw leeft de belangstelling voor de oudheid en vooral ook de Griekse oudheid sterk op. Men bestudeert oude geschriften, waaronder het boek van Vitruvius over de bouwkunst en ook de restanten van Griekse en Romeinse bouwwerken. Op grond daarvan worden boeken over die bouw met voorbeelden erin gemaakt en men gaat in die oude trant bouwen. Hier begint die renaissance omstreeks 1500. Kenmerken zijn, zoals ook van het Romaans, werking in de breedte en ronde vormen.

Er is grote invloed van de resten van Griekse tempels en ook van decoraties in de restanten van gebouwen uit de Romeinse lijd.De Griekse tempels waren van steen, maar hebben een oorsprong van houtbouw. In de bouw vanaf de renaissance vindt men de vormen en de decoraties van deze tempels steeds terug. De leeuwenkoppen op onze oude huizen vinden er hun oorsprong en de krullen, die zo typerend zijn voor de Lodewijk XIV en XV stijl vinden hun voorbeeld in de palmetten op Griekse tempels en de gestileerde acanthusbladeren op de Corinthische zuilen. Ook de profileringen zijn ontleend aan voorbeelden op Griekse tempels.

25

Page 26: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

BAROK

Al spoedig na het begin van de renaissance omstreeks 1500 gaat men de aan de oudheid ontleende motieven overladen aanbrengen. Overal komen bogen, krullen, gebeeldhouwde koppen van mensen, dieren en monsters. Men omlijst graag met cartouches en rechte hoeken worden vervangen door geprofileerde hoeken.Deze overladen renaissance noemt men barok. Het is de naam die de Portugezen aan een oneffen parel gaven. Het is een voor Monnickendam te dure stijl. Het enige in die richting gaande voorbeeld vindt men op de benedenpanelen van het koorhek in de Grote Kerk. Men is in Monnickendam bescheiden gebleven. Dat geldt ook voor de late barok, hier Lodewijk XIV stijl genoemd en de nog meer overlade rococo, de Lodewijk XV stijl. Voorbeelden van dergelijke bogen, krullen enz zijn te vinden bij de panden:Middendam 6. Leeuwenkoppen, cartouche rond het jaartal, ronde ontlastbogen met

gebeeldhouwde kopjes boven de ramen.Noordeinde 18. Pilasters met Ionische kapitelen. Onder de kroonlijst vierkante balkkoppen.Noordeinde 5. Het voormalig stadhuis heeft dezelfde deuromlijsting, maar de pilasters hebben

geen gleuven en onder de kroonlijst is er wel klassieke versiering maar geen balkkopjes.

Noordeinde 13. Als vorigeKerkstraat 32.: Ook hier zijn de gebeeldhouwde kopjes en de profilering te vinden. Het jaartal

staat in een cartouche met typisch renaissance rolwerk.

CLASSICISME

In reactie op de barok gaat men weer eenvoudiger, meer in overeenstemming met klassieke bouw bouwen. Het is de tot de 19e eeuw heersende bouwtrant in Monnickendam. De Beurs naast de Waag is een goed voorbeeld. De zuilen zijn niet de oorspronkelijke. Deze horen tot de zgn. Toscaanse orde, een Romeinse vorm van de Griekse zuil.

Lodewijk XIVAan het eind van de zeventiende eeuw komt de bouwkunst sterk onder Franse invloed. Dit geldt vooral voor ornamenten. Typerend zijn de met veel krullen naar voren gebogen gestileerde acanthusbladeren. De versieringen zijn wel symmetrisch. De topgevels worden in de 18e eeuw steeds meer vervangen door de klassieke bouw in de breedte met boven brede afsluitende kroonlijsten. Voorbeelden hiervan zijn:Noordeinde 5. Het voormalig stadhuis (1746) heeft een brede daklijst over de breedte van

twee topgevels in de Lodewijk XIV stijl.Noordeinde 21. Huize "De Bruinvis", het zgn. klooster (1741). Ook hier een daklijst

inde Lodewijk XIV stijl, maar iets vroeger dan die van het stadhuis,over de breedte van twee topgevels. Het stucwerk van het plafond in de gang is ook Lodewijk XIV.

Noordeinde 71. De deur is in Lodewijk XIV stijl.Zarken 4. Ook dit pand uit 1743 is uitgevoerd in de Lodewijk XIV stijl

Lodewijk XVDeze stijl is gekenmerkt door nog meer krullen in de vorige trant, maar dan niet meer symmetrisch. Naar de vele drukke versieringen noemt men deze stijl rococo, tegenover de late barok van Lodewijk XIV gekenmerkt door het vermijden van symmetrie. Hiervan zijn voorbeelden:

26

Page 27: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Grote Kerk. Er is een rouwkas voor Petronella Nahuys uit 1785 in de Lodewijk XV stijl.Noordeinde 5. Het plafond in de gang van het stadhuis uit 1746 is uitgevoerd in een vroege

Lodewijk XV stijl.

Lodewijk XVIDeze stijl keert weer terug naar klassieke eenvoud. In Monnickendam vindt men er vrijwel geen voorbeelden van. In die periode, het eind van de 18e eeuw was er in Monnickendam weinig geld beschikbaar om nieuw te bouwen. De grote huizen dateren uit het midden van de 18e eeuw.Vanaf de straat herinnert de vaas op het oude brugwachtershuisje aan de Dam aan deze stijl. Ook de rozet op de plaats waar meestal een doorlopende krul zit in de klokgevel van Kerkstraat 35 is een Lodewijk XVI element.

EmpireDeze naar keizer Napoleon genoemde stijl is een voortzetting van de vorige, maar met meer nadruk op de klassieke elementen en bovendien beïnvloeding door de in Egypte gedane vondsten. De stijl is strak, sober en koud. Een voorbeeld is de epitaaf uit 1807 in de Grote Kerk aangebracht ter herinnering aan Jan Nieuwenhuyzen.

Neostijlen, NeogotiekIn de 19e eeuw ontstaat pas tegen het eind weer een nieuwe toonaangevende stijl, de art nouveau, opgevolgd door de nieuwe zakelijkheid. Ik laat die buiten beschouwing. Duidelijk voorbeelden zijn er in Monnickendam niet. De 19e eeuw is gekenmerkt door het terugvallen op oude stijlen. Het meest typerend is de nogal arme nabootsing van de gotiek. Een voorbeeld is de R.K. Kerk op het Noordeinde.

Enkele Monnickendamse gevels in opeenvolgende bouwstijlen.

Haven l. Een van de oudst gedateerde huizen. Eenvoudige renaissance gevel. In plaats van de middeleeuwse trappen gemetselde in- en uitzwenkende bogen. Dit geveltype is rond 1600 slecht een paar decennia in de mode geweest, het is de voorloper van de trapgevel. Pilasters in de gevel. Kunstig gevarieerd metselwerk. Geprofileerde waterlijsten. De oude puibalk is verdwenen en het onderste deel van het huis is geheel vernieuwd.

Noordeinde 50. De achtergevel heeft dezelfde kenmerken als het vorig beschreven huis.

Weezenland 7, Weezenland 17 en Kerkstraat 15 hebben hetzelfde geveltype. Het mooiste voorbeeld ervan is Kerkstraat 54, waar de puibalk nog aanwezig is, hoewel niet zichtbaar. Het deel eronder is later veranderd. Onderste delen van gevels die echt uit de 15e of begin 16e eeuw stammen zijn er in Monnickendam niet meer.

Kosterswoning. In 1626 aan de kerk gebouwd. Het is een renaissance gevel, maar sober klassiek. Geen rondingen zoals Zarken 23 heeft en een driehoekig klassiek tympaan sluit de gevel af.

Kerkstraat 32. De trapgevel is een middeleeuws element, maar de rest is renaissance. De ondergevel is laat 18e eeuws. Er is over de puibalk heen gemetseld. Aan de zuidelijke zijkant is er nog een stukje van te zien.

27

Page 28: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Fluwelen Burgwal 7 en Fluwelen Burgwal 15. Eenvoudige trapgevels met kunstig metselwerk.

Noordeinde 100. In arme gevels ontbreekt zowel de trap als de in- en uitzwenking van de renaissancegevels. Men noemt dit tuitgevels.

Noordeinde 15. Eind 17e eeuw is de trapgevel verdwenen. De rijkere gevels hebben een gebogen rand van natuursteen, versierd met motieven in een van de Lodewijkstijlen. Het middendeel is rechthoekig en afgedekt door een fronton. Men noemt dit een halsgevel.

Noordeinde 43. Als boven en eveneens in Lodewijk XIV stijl

Kerkstraat 35. Het rechthoekig middendeel ontbreekt, de gevel is dus geheel vlak en er is geen afdekking met een fronton. Men noemt dit een klokgevel.

Kerkstraat 41. In de 18e eeuw verdwijnt het glas in lood en wordt vervangen door wat grotere glazen in sponningen. Deze worden in de loop van de tijd steeds groter

Noordeinde 21. De deuromlijsting van het zgn. klooster is in een eenvoudige Lodewijk XIV stijl. In de 18e eeuw komen kunstig gesneden sponningen in het bovenlicht in de mode.

Noordeinde 5. De deurposten van het enkelejaren jongere stadhuis zij uitgevoerd als klassieke pilasters in Ionische stijl. Onder de kroonlijst de blokjes, die bij een Griekse tempel versteende balkuiteinden waren

Noordeinde 18. Boven de deur bevindt zich een bovenlicht met Lodewijk XVI snijwerk

28

Page 29: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

De geschiedenis van de Grote Kerk door de heer D. Oosterveld

De heer Oosterveld begint zijn lezing aan de hand van een plattegrond van Monnickendam; de plattegrond van Blaue, ook wel bekend onder de naam de plattegrond van Boxhorn, de plattegrond is namelijk verschenen in een boek van Boxhorn. Het is een kaart van voor 1640. Dit kan worden afgeleid uit het feit dat de Grote Kerk op deze kaart zonder spits op de toren wordt afgebeeld. Deze spits is in 1641 aangebracht. De kaart moet dus van voor die tijd dateren. Aan de hand van deze plattegrond wordt de ontwikkeling van Monnickendam geschetst. De oudste kerk van Monnickendam heeft gestaan naast de Speeltoren (waar nu museum “De Speeltoren” staat). Monnickendam is eigenlijk daar ontstaan; het Noordeinde is een dijk en het Zuideinde is een dijk. Dit gebied is verkocht door de heren van Waterland aan het klooster op Marken. Die monniken hebben hier een nederzetting gesticht. Deze nederzetting lag langs de dijken en op de plaats waar nu de Middendam ligt kwam een dam. De dam werd in het jaar 1320 voorzien van eb en vloed deuren ; enerzijds om de waterstanden te regelen en anderzijds om het scheepsverkeer door te laten, de schepen konden zo via de Pierebaan of Monnikmeer hun weg vervolgen.

In 1355 kreeg Monnickendam stadsrechten. Op dat moment was Monnickendam niet groot; de stadsgrenzen liepen op dat moment via de Oude Zijdsburgwal, de Kermergracht en de Niesenoort; dat was het oudste stuk dat stadsrechten kreeg. Later is er nog een stuk bijgekomen waarvan de grenzen liepen via het verlengde van de Oude Zijds Burgwal, de Lindengracht en

29

Page 30: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

dan terug via de Fluwelen Burgwal en de Korte Burgwal. In 1404 is de rest erbij gekomen zoals het Weezenland en De Zarken. Vanuit het klooster Mariëngaarde is waarschijnlijk de Grote Kerk gebouwd.

Op de onderstaande tekening uit 1543 is de kerk te zien. De kerk was toen grotendeels voltooid. Op deze tekening is eveneens het klooster Mariëngaarde zichtbaar. Het is een situatietekening met de vestinggracht, de poort en het kruithuis. Het is het oudste prentje van de situatie rond de Grote Kerk in die tijd.

Vanuit de lucht is de Grote Kerk een kapitale kerk van 70 meter lang, 30 meter breed en 20 meter hoog en een toren van 55 meter hoog. Onvoorstelbaar groot voor een stadje van 3.000 a 4.000 inwoners in die tijd. De toeristen vragen meestal als eerste hoe zo'n relatief kleine stad aan zo'n grote kerk komt. Het grootste gedeelte van de kerk is gebouwd in de periode van 1400 tot 1500. In de middeleeuwen was iedereen lid van die kerk, er was ook maar één kerk en zo kon het gebeuren dat er met Pasen bijvoorbeeld zo'n 2.000 mensen ter communie gingen. Dat zijn voor ons onvoorstelbare aantallen. Daar is de kerk wel op gebouwd. Overigens hebben bijvoorbeeld ook Edam en Enkhuizen kerken van deze omvang.

De kerken werden gebouwd volgens eenzelfde vast patroon. Zo ziet een kerk in Frankrijk er vaak hetzelfde uit als de Grote Kerk. Of je nu in Frankrijk, Duitsland of Engeland komt, in middeleeuwse kerken zie je toch vaak dezelfde hoofdvorm terugkomen.

Een overzicht van alle bouwkundige termen die gebruikt worden in de kerk:het schip van de kerk, dat is waar op dit ogenblik in de Grote Kerk de preekstoel staat;het koor van de kerk;het altaar;de absis, het ronde gedeelte achteraan in de kerk;het zijschip;

30

Page 31: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

De Grote Kerk is een driehallenkerk en gebouwd in een vast patroon dat je tegenkomt bij alle Europese kerken uit die tijd. de kerk is verdeeld in drie schepen, gelijk van hoogte.

Op een plattegrond van de kerk zijn de verschillende bouwfasen van de kerk aangegeven. Het oudste deel dateert uit 1400. In 1450 heeft men het koorgedeelte, de sacristie en het oostelijke toegangsportaal gebouwd. Het derde gedeelte, de noord beuk, heeft men in 1500 gebouwd. Eigenlijk had men in 100 jaar het grootste gedeelte van de kerk al gebouwd. In 1520 bouwde men de toren. In 1600 werd het middenstuk van de kerk met de toren verbonden en in 1644 werd het laatste stuk van de kerk gebouwd. Men heeft er 250 jaar over gedaan om de kerk te bouwen.

De bekapping van de kerk is van hout. Hout geeft een lichte constructie, was goedkoper, gemakkelijk aan te komen en bovendien noodzakelijk vanwege de bodemgesteldheid in Waterland. In andere kerken met name in het zuiden zie je voornamelijk stenen gewelven. Tijdens de restauratie zijn de rood wit blauwe banden van de middenschip en de bruine banden van de zuidbeuk terug-gevonden

Aan de zuidmuur zie je dat het oude gedeelte voorzien is van bruingele tegeltjes, de zogenoemde waterlijst. Bovendien hebben de steunberen uit die periode natuurstenen lagen, wat bij jongere steunberen weer ontbreekt.

In 1450 heeft men het koorgedeelte gebouwd en in dezelfde periode heeft men ook het linker toegangsportaal gebouwd. Tegelijk met het koorgedeelte en de toegangsportaal is ook de sacristie gebouwd. Dit deel is in 1870 vanwege de slechte toestand afgebroken, maar bij de restauratie

van 1959 tot 1969 is dit gedeelte weer opgebouwd. De architecten van Monumentenzorg vonden de kerk aan deze kant zonder de sacristie namelijk te lang. De sacristie was de kleedruimte van de priesters, vlakbij het koor.

In 1500 is een stuk van de noordbeuk bijgebouwd. Bij de noordbeuk is een tweede toegangsportaal gebouwd. Je vraagt je af waarom, maar als je je realiseert dat er soms wel 1000 mensen naar de kerk gingen, is dat wel verklaarbaar.

31

Page 32: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Na 100 jaar was de kerk grotendeels compleet. Het koorgedeelte was toen nog niet voorzien van een koorhek. Het koorhek dateert uit 1530 (1562 inscriptie), hetgeen rijk gedetailleerd is met draakfiguren en houtsnijwerk naar Gotisch front.

Er is bij de restauratie is ook weer de dakruiter aangebracht. In de dakruiter zit een Onze Vader klokje dat ook nu nog gebruikt wordt. De toren is in 1520 vrij van de kerk gebouwd. In 1641 is de spits erop gekomen. Toen was de toren voltooid.

De verbinding tussen de toren en de kerk dateert van 1600 en in dat deel bevindt zich op dit moment het orgel. Tussen de beide toegangsportalen is de kosterij gebouwd. Dat heeft plaatsgevonden in 1626, dat staat ook in de gevel vermeld. Het gebouw is opgetrokken in de Renaissancestijl, wat af te leiden is uit de vele ornamenten.Het laatste deel van de zuidbeuk bij de toren is in 1644 tot stand gekomen, toen was de kerk voltooid. (zie ook de inscriptie in de balk).

Achter de Grote Kerk heeft het Oude Mannenhuis (of Tobiashuis) van Monnickendam gelegen. Het Oude Mannenhuis is gebouwd in 1650.Het Oude Mannenhuis stond op de plaats waar nu het kerkhof ligt.

In het onderste deel van de toren zijn consoles en baldakijnen ten behoeve van beelden aangebracht, maar er hebben nooit beelden ingestaan. De reden is dat de toren bij het begin van de Reformatie in de steigers stond en de beelden er dus nog niet in stonden. De protestanten bouwden daarna de bovenste helft van de toren zonder voorzieningen voor beelden. De torenspits is er in 1641 opgekomen.

De muren van de toren zijn onderaan 2,5 meter dik. Na de eerste omloop nog 1,75 meter.De toren kent drie geledingen, een sacraal deel, een loos deel en dan de klokkentoren.

De diameter van de klok is 1,71 en hij is 1,37 meter hoog, weegt 5935 pond en is in brons uitgevoerd. Hij hangt in een 6 meter hoge houten klokkenstoel, op de zolderverdieping.

32

Page 33: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

De klok is voorzien van inscripties van de namen van de burgemeesters en de kerkmeesters. De klok is in 1641 bij Everardus Splinter in Enkhuizen gegoten. Het beklimmen van de toren is mogelijk en je hebt dan een mooi uitzicht over de stad en omgeving.

Het koorgedeelte is de plaats waar het altaar stond en dat was een bijzondere plaats in de kerk waar alleen de priester en de misdienaren mochten komen. Het koorhek diende dan ook om deze bijzondere plaats af te scheiden. Het koorhek is erg bijzonder en een mooi voorbeeld van een mengtrant van late gotiek en vroeg renaissancestijl Het koorhek is voorzien van prachtig houtsnijwerk, de pilasters zijn uit één massief stuk eiken gesneden.

Na de Reformatie werd het koor gebruikt door het bestuur van de stad. Hier werden o.a. de leden van de vroedschap gekozen. Vlak na de Reformatie zijn op de koorafscheiding wapens van allerlei belangrijke personen, steden en landen aangebracht Het koorgedeelte wordt tegenwoordig gebruikt voor het avondmaal, condoléances en recepties

Om de kerk binnen te komen moet je een trap van zeven treden op. Tijdens de restauratie is de vloer van de kerk 60 cm afgegraven. Meer afgraven was niet mogelijk omdat anders de banken niet meer om de kolommen zouden passen. De kolommen lopen namelijk breeduit aan de onderzijde.De oorzaak van de hoge vloer was het begraven in de kerk. Iedere keer als de kerkvloer vol was werd er weer zand op aangebracht en kon er opnieuw begraven worden.

Er zijn in de kerk heel veel grafzerken te vinden. In de Franse tijd 1795 - de tijd van vrijheid, gelijkheid en broederschap - zijn 29 wapens vernield. Maar er zijn nog een groot aantal overgebleven, variërende van 1632, 1720 en 1732. Op de grafzerken werden ook wel afbeeldingen aangebracht van bijvoorbeeld een troffel en timmermansgereedschap. Dit is waarschijnlijk een grafsteen van een bouwmeester geweest. Een grafsteen is drie el lang, een Amsterdamse el is 68 cm.

Ook ligt er een beroemde grafzerk met een raadsel: Die gij zijt, heb ik geweest, die ik ben, zal worden wie dit leest.Er zijn ook beeldmerken op grafstenen aangebracht. De oorsprong is natuurlijk dat mensen niet konden lezen en schrijven. Huismerken waren beeldmerken en onderscheidingstekens voor o.a. notariële akten, producten en verpakkingen (vaten en kisten).

In het koor van de Grote Kerk ligt ook een grafzerk van Hermanus Reijntjes, hij werd gewond bij de slag om Camperduin en is uiteindelijk hier begraven. Dit alles speelde zich af in de Bataafse tijd. De nazaten van de heer Reijntjes komen het graf ook nog wel eens bezichtigen. Cornelis Dirkzoon ligt ook in de kerk begraven. Zijn grafzerk is even zoek geweest maar de koster heeft hem weer ontdekt. De steen ligt achter het koor in de absis. De steen ligt daar eigenlijk als een soort opvulling.De preekstoel is erg fraai, komt uit Winschoten en dateert uit 1695. Hij is geschonken aan de Hervormde Kerk in 1911. De preekstoel is ook voorzien van een bordje: “Ter herinnering aan de weledelgeboren heer Korthals Altes”. Het verhaal gaat dat de heer Korthals Altes, toen in de politiek actief, deze preekstoel heeft geschonken om stemmen te winnen.

De bekroning van de preekstoel is een prachtige vaas, Lodewijk XVI e stijl.Het deurtje van de preekstoel is voorzien van een bijbeltekst. Deze houdt in dat als je preekt je op hout moet staan.

33

Page 34: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

De lezenaar is uitgevoerd in koper en is voorzien van het wapen van Monnickendam. Op het deurtje van de dooptuin staat eveneens in eiken het wapen van Monnickendam.De dominee moest in het verleden een erg luide stem hebben om zich in zo'n grote kerk verstaanbaar te kunnen maken.

De doopvont is het oudste ornament uit de eerste kerk uit het Noordeinde. Dus mogelijk 13 e

eeuws. Er staan namelijk 13e eeuwse motieven op. In het midden is de doopvont voorzien van een koperen schaal. Voor de restauratie bewaarde de koster er gloeiende kooltjes voor de stoven in, maar na de restauratie is de doopvont weer in ere hersteld.De koperen kronen zijn zeer oud, in 1642 zijn ze al eens gerestaureerd. In 1870 is er pas gasverlichting gekomen en in 1929 kwam er elektrische verlichting.

Het orgel bevindt zich tegen de toren. Het heeft 1922 pijpen, variërend van 5 cm. tot 5 meter lengte, van hout en van lood.Het orgel is voor de derde maal opgebouwd in 1780, er zitten 460 pijpen in uit het eerste orgel van 1530.In de kerk is ook een kistorgel te zien dat afkomstig is uit de Martinikerk in Groningen, aangeboden aan door de echtgenote van prof. Heerema, deze schreef liederen voor het Liedboek van de kerken onder het pseudoniem Muus Jacobse.In de absis bevindt zich ook een muurschildering. Het lijkt op een kompas met windhoeken, noord, oost, zuid,west.

Aan de oostzijde van de zuidbeuk is de altaarsteen uit de Rooms Katholieke periode verhoogd opgesteld. De inwijdingskruisen staan er in gehakt. Oorspronkelijk lag de altaarsteen op het altaar in het koor. Na de reformatie is de steen in de vloer bij de ingang van het westelijke toegangsportaal gelegd. Bij de restauratie is de steen in ere hersteld door hem weer een goede plaats te geven. De sporen van de deur zijn nog te zien op de altaarsteen.Daarnaast ligt een fragment van de altaarsteen van het klooster Galilea Minor, dat gelegen heeft aan het Oudelandsdijkje, enkele honderden meters van de huidige Purmerbrug. De steen is bij opgravingen gevonden en naar de Grote Kerk gebracht.Het rouwbord in de zuidbeuk is van Petronella Nahuys. In het fries staat in romeinse cijfers 1785. Het bevat vele namen en de wapens van vele belangrijke geslachten uit die tijd.De borden met het Onze Vader en de geloofsbelijdenis zijn een tiental jaren geleden aangebracht. Geschonken door de Hervormde vrouwengroep.

Het predikantenbord bevat alle namen van de predikanten die de gemeente vanaf 1572 hebben gediend.Rechts van het orgel is een monument - epitaaf - ter nagedachtenis aan Jan Nieuwenhuijzen aangebracht. Hij was predikant van de doopsgezinde gemeente van Monnickendam. Hij was de bedenker van de maatschappij “Tot Nut van ’t Algemeen”, die in 1784 werd opgericht. Een belangrijke sociale instelling, die veel gedaan heeft voor de ontwikkeling van mens en maatschappij. Jan Nieuwenhuijzen werd geboren op l september 1724 te Haarlem. Hij werd predikant in Monnickendam op 12 mei 1771. Hij overleed op 24 februari 1806. Hij ligt onder het monument begraven, zie de grafsteen.

In de noordbeuk zit een gebrandschilderd raam ter herinnering aan de Tweede Wereldoorlog: de jaren van bezetting 1940 - 1945 . Het is geschonken door een gemeentelid.Voorts is er een schilderij van Wendelmoet Claesdochter, die in 1527 om haar geloof werd verbrand op het Binnenhof in Den Haag. Zij was een Monnickendamse. Jan Mens heeft een boek over haar geschreven: de Witte Vrouw. Daaronder een herinneringsplaquette uit 1927.

34

Page 35: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

De kosterij is van 1626 - zie jaartal in de gevel - en is gebouwd tussen de twee toegangsportalen van de kerk. Het linker toegangsportaal is van ongeveer 1450. De stijl van de gevel van de kosterij is renaissance.Het uurwerk van de klok is in 1915 verkocht aan het Rijksmuseum. Voor de restauratie (1959- 1969) woonde de koster in deze woning en was aan het westelijke toegangsportaal een aanbouw, de keuken van de koster.

Een tiental jaar geleden is aan het oostelijk toegangsportaal een aanbouw gekomen: een toilettenbatterij, hard nodig bij concerten en andere evenementen. Naam van de toiletgroep: plastorie. De kosterij heeft nog zijn originele interieur uit 1626.

In de tegelkamer zijn een grote hoeveelheid oudespeltegels en drie tegeltableaus, met de voorstelling van: Jezus geboorte, Jezus opstanding, Jezus Hemelvaart. Op de eerste verdieping is de consistoriekamer met oud- Hollandse plavuizen en fraaie kastwanden. Tijdens de kerkdienst is daar de kindercrèche. Daarboven is nog een kamer: de catechisatiekamer. Boven de toegangsportalen zijn ook nog een tweetal mooie kamers. Boven het oostelijk portaal is een administratiekamer; boven het westelijk portaal een archiefruimte. In het westelijk portaal is een gevelsteen aangebracht met de tekst: deese doer is ghesticht t eere goed met die gelde dat ghecoeme is va symoe aards zoens doet bidt voer die siel. Dese deur is gesticht ter ere Gods met het geld dat gekomen is van Symon Aards zoons dood bidt voor die ziel.Op 22 maart 1994 was het 25 jaar geleden dat de kerk, na een tien jaar durende restauratie, werd heropend. . De restauratie van de kerk duurde van 1959 tot 1969 en kostte ƒ 5 miljoen.In de Grote Kerk is een heteluchtverwarming aangebracht. De kerk wordt ook gebruikt voor concerten - o.a. de jaarlijkse uitvoering van de Johannes Passion van de Cantorij van de Grote Kerk, TV opnamen, tentoonstellingen, plaatopnamen etc. De kerk is - zo kan men wel stellen - landelijk vrij bekend om haar omvang, schoonheid en akoestiek.Tegenover de kerk in het plantsoen bevinden zich twee monumenten ter herinnering aan de gevallenen in de Tweede Wereldoorlog: monument 1940 - 1945 van alle Monnickendammers, die als gevolg van de oorlog het leven lieten; het andere monument herinnert aan drie geallieerde vliegtuigen die hier zijn neergestort.

35

Page 36: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

De constructie van de kerk door de heer K. Roos.

Uit kerken en kastelen kan de bouwhistorie vaak goed worden afgeleid, omdat ze goed bewaard zijn gebleven. Men heeft weliswaar 250 jaar over de bouw van de Grote Kerk gedaan, maar het is toch zeer waarschijnlijk dat men van het begin af aan een dergelijk gebouw voor ogen had. Het gebouw is namelijk ondanks die 250 jaar zo'n eenheid qua stijl, dat zich dat anders moeilijk laat verklaren. De gotiek is van het begin tot het einde doorgezet, terwijl in andere kerken in andere plaatsen in zo'n lange periode toch verschillende bouwstijlen zijn ontstaan.Uit de dwarsdoorsnede van de kerk blijkt ook dat het oudste gedeelte een kleinere overspanning laat zien dan bij het koorgedeelte, waar de overspanning groter is. Hoe verder men in de tijd kwam, hoe groter de overspanning werd.De scheidbogen lijken gemaakt te zijn van natuursteen, maar ze zijn gemaakt van baksteen ,op formelen gemetseld ,en daarna gepleisterd en voorzien van imitatievoegen ,suggererend dat het natuursteen is. De kapitelen zijn versierd met koolbladmotieven.De kolommen zijn van natuursteen. Omdat niet alle natuursteen gelijk van kleur was, werd het in die tijd ook wel gekleurd. Daarvan is nu niets meer zichtbaar, maar er zijn ook woonhuizen geweest die voorzien waren van gekleurd pleisterwerk, zoals bijvoorbeeld Kerkstraat 54.Voor de restauratie was deze gevel gepleisterd, maar waren op de ondergevel wel weer de voegen van de baksteen geschilderd.

De latere kolommen, uit de zestiende eeuw, zijn van baksteen. Deze kolommen heeft men gepleisterd en geprobeerd deze zo op natuursteen te laten lijken.De constructie van de kerk verschilt met de verschillende perioden. Er zijn stukken waar sprake is van een juk, bestaande uit een muurstijl en een gotisch korbeel met een peerkraalsleutelstuk. De ankerbalk loopt door vanaf de buitenmuur dwars door de scheidboog heen naar de andere kant over de gehele breedte. Ook over de gehele lengte (65 meter) loopt een doorgaande verankering, een zogenaamd kettinganker. De kerk heeft gotische tongewelven met een spitsboogachtige doorsnee.

Als het stormt zwaaien de lampen in de kerk heen en weer, het gebouw is dus zeer flexibel. Er zijn ook verschillende sleutelstukken in de kerk. De sleutelstukken uit de latere periode zijn niet meer voorzien van een peerkraal, men is dan van de gotiek afgestapt, maar heeft de bouwtrant wel doorgezet.

De kapitelen zijn voorzien van koolbladmotieven. Het zijn liggende bladmotieven, een staande bladmotief wordt ook wel acanthusbladvulling genoemd. De hele bekapping is van eikenhout. In het oosten en zuiden van ons land kom je voornamelijk gemetselde kerkgewelven tegen. Vanwege de slechte bodemgesteldheid zijn bijna alle kerkkappen in Noord Holland van hout, omdat dat flexibel en licht van gewicht is. De katholieke kerk van Monnickendam heeft overigens een gemetseld gewelf. Reden daarvoor is dat men in het jaar 1900 diep genoeg kon heien.

De oudste vensters in de kerk zijn drielingvensters. De kerk is 20 meter hoog. De ramen zijn ongeveer 13 meter hoog en vangen op zo'n groot oppervlakte veel wind. Ze zijn daarom versterkt met staven. De horizontale staven zijn de brugstaven. De verticale stijl wordt montans genoemd. Deze montansen zijn van natuursteen, maar de verbinding met de brugstaven is in baksteen uitgevoerd.De bovenkant van het raam is versierd met een visblaasmotief. In de bouwkunst worden veel planten- en diermotieven gebruikt. De schuine kant onder in het raam noemen we de afzaat

36

Page 37: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

De Grote Kerk heeft nooit gebrandschilderde ramen gehad. Daaruit kun je opmaken dat de kerk nooit verbrand is geweest. Na een brand werden vroeger namelijk de omliggende gemeenten gevraagd om een - gebrandschilderd - raam te schenken. Vanwege de weersinvloeden zijn gebrandschilderde ramen overigens op dit moment zeer kostbaar in onderhoud. Ook is de kerk zonder de gebrandschilderde ramen veel lichter van binnen, waardoor het gebouw ook multifunctioneel is.

Het verschil tussen de kerkbouw en de woningbouw is ook dat de muurstijlen niet doorlopen tot op de grond. Dat is in de kerk ook niet nodig, de functie van de muurstijl is alleen het overbrengen van de kracht van de kap op de muren. De muren zijn dusdanig dik dat zij eigenlijk functioneren als muurstijl. Elk juk eindigt namelijk in een steunbeer.

In het doophek zijn gemaskerde kopjes gebeeldhouwd. Een deel van het hek is van latere datum, dat kun je zien aan het acanthusbladmotief. Het meubilair van de kerk is van na de Reformatie, dat wil zeggen de 17e eeuw. Ook is het Wapen van Monnickendam te zien en op de doopboog zijn een aantal dierenfiguren afgebeeld.Op de herenbank met de luifel zaten de vier burgemeesters van Monnickendam, de overige herenbanken waren voor de Vroedschap.De deurtjes die toegang verschaffen tot de banken zijn uitgevoerd in een Renaissance-achtige stijl. De knoppen op de banken lijken van ebbenhout, maar zijn tijdens de restauratie van de kerk nagemaakt van vurenhout.

Het is duidelijk te zien dat de fundering op bepaalde plekken het zwaar te verduren heeft gehad. Bij de bouw van het eerste gedeelte van de kerk heeft men de fundering wat te flexibel gemaakt, waardoor met name de achtergevel is gaan zakken. Hieraan is tijdens de restauratie een halt toegeroepen door er een zogenaamde waalpaalfundering onder aan te brengen. Dat is een constructie van metalen buizen die in de grond worden gepulst tot op de draagkrachtige zandplaat, in Monnickendam 14 a 18 meter diep. Daarin worden conservenblikjes met droge betonmortel geperst, geen natte beton want dat ontbindt tijdens de val naar beneden. Die droge betonmortel komt in aanraking met het grondwater en er ontstaat door het persen een klomp beton onder aan de holle buis. Deze buizen werden weer verbonden met de oude fundering en daarmee is het verzakken van de kerk grotendeels gestopt.

Men zegt ook wel eens dat de Grote Kerk en ook het Weeshuis gebouwd zijn op koehuiden. De koehuiden werden echter alleen gebruikt om te voorkomen dat de mortel van de stenen fundering, die onder het waterpeil lag, wegspoelde. Het grondwaterpeil stroomt namelijk niet alleen verticaal maar ook horizontaal. In die tijd kende men natuurlijk geen plastic folie, maar door het aanbrengen van de koehuiden werd uitstromen van de betonmortel voorkomen. De mortel droogde dus langzaam in die tijd. Bijvoorbeeld bij de Speeltoren kun je ook zien dat wanneer men snel metselde, wat bij een gebouw als de Speeltoren wel mogelijk was, op bepaalde plaatsen de mortel inzakte en de muur scheef kwam te lopen. Men metselde er dan gewoon een scheve rij stenen tussen en ging vervolgens weer recht verder.

De goten op het dak van de kerk zijn getrapt gemaakt en er liggen sneeuwvlonders in. De toegepaste bedekking van het dak noemen we Maasdekking. Het dakhout is liggend aangebracht en daarop zijn de leien genageld. De zwarte leien kunnen ook zeer heet worden als de zon er op staat en omdat het dak beweegt loop je bij staand dakhout het risico dat de leien door midden scheuren omdat de lei op twee plaatsen vast zit. Het dak van de kerk beslaat 3.850 m2.

37

Page 38: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Op het dak zijn ook beluchtinggaten aangebracht, ook wel monnikskappen genoemd.Het lood van de goot wordt door vocht aangetast. Het wordt vervangen door roestvrij staal.

De Waegh door K. Roos

Tot de stadsrechten behoorde ook het recht om accijns te heffen over de ter plaatse verhandelde goederen. Daarbij was het dan nodig exact te weten welke hoeveelheden verhandeld werden. Vandaar dat een stad over een weeginrichting moest beschikken, de waag. In Monnickendam was reeds in 1382 sprake van een waag. De huidige waag bestaat eigenlijk uit twee gebouwen, het feitelijke waaggebouw met daarin de balans en de weegschalen en het direct ernaast gelegen de beurs, een open gebouw waar gehandeld kon worden.In de waag werden alleen droge waren als kaas en graan gewogen. Dit waaggebouw is gebouwd in 1669, nadat de eerdere waag in 1666 door brand verwoest was.De gevels, met name de bovenste gedeelten, zijn rijk versierd met natuurstenen elementen, zowel verticaal (pilasters) als horizontaal (fries, kroonlijst). De inwendige houtsconstructie van muurstijlen en trekbalken kan dit alles maar nauwelijks stabiliseren. In 1985 is het gebouw weer grondig gerestaureerd nadat dat in 1909 ook al eens gebeurd was. De kruiskozijnen met glas in lood en luiken zijn ten dele nog origineel.

Het Weeshuis door K. Roos

Nog tot in 1940 verbleven er wezen in dit gebouw. Enkele tekeningen in de hal geven een beeld van de sfeer van toen. Ook beschrijft Hendrik Gras zijn jeugd in het weeshuis. Blijkens de muurankers is het gebouw in 1638 gerestaureerd. Feitelijk bestaat het uit twee haaks op elkaar geplaatst staande vleugels. In de loop der tijd is er zeer veel verbouwd, waardoor het oorspronkelijke nauwelijks meer te reconstrueren valt. Met name in de eikenhouten kap zijn nog gotische elementen terug te vinden van de eerste bebouwing.

38

Page 39: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

De Rooms Katholieke Kerk gelegen aan het Noordeinde . door M. Tessel

De kerk is in 1900 gebouwd, maar eerst even terug in de geschiedenis. In 1566 vond de Beeldenstorm plaats. De Reformatie ontstond o.a.uit onvrede over de Spaanse overheersing, de onderdrukking van de andersdenkenden, de aflaten handel en de tiende penning.

Omdat de nieuwe religieuze bewegingen geen gebruik mochten maken van de kerkgebouwen vonden er zogenaamde hagenpreken plaats. In 1572 ging Monnickendam over naar de Prinsgezinden en zonder geweld kwam de Grote Kerk in handen van de protestanten.

In 1572 werden alle Roomse activiteiten verboden. Er brak voor hen een moeilijke tijd aan. De katholieken kwamen vanaf dat moment in het geheim bij elkaar. De kwezels (begijntjes- klopjes) meldden in het geheim de tijd van de bijeenkomsten. De eerste melding van de zogenaamde schuilkerk is van 1655, een schuur. In 1686 werd het huis “de Ketel” aan de Groote Noord gekocht door Franciscus van Brugel, een Rooms-Katholiek priester, om te dienen als schuilkerk. Deze priester hield niet alleen bijeenkomsten in Monnickendam, maar ook in Edam, Purmerend en omgeving.In Monnickendam werd niet zo streng tegen Rooms Katholieken opgetreden in verband met economische belangen. Er waren namelijk een aantal vermogende katholieken. Het huis “de Papenbril” in de Groote Noord dankt zijn naam aan zijn bewoner in die tijd. Deze zag de roomse kerkgangers door de steeg naast zijn huis naar de schuilkerk gaan.Drie eeuwen lang kwamen duizenden seizoensarbeiders uit Westfalen om in het rijke Nederland wat geld te verdienen. Deze toestroom uit het Duitse gebied heeft de katholieke parochie wel goed gedaan. Zo zijn er in Monnickendam de families Greuter, Boerlage, Voortman, Homan en nog vele anderen gekomen.In 1731 - 1767 is de eerste R.K. kerk aan de Grote Noord gesticht. In die periode woonde daar priester de Weert met zijn dienstmaagd. Het werd toen al soepeler. Vanaf die tijd is er een volledige lijst van priesters. De Franse revolutie bracht gelijkberechtiging voor alle godsdiensten in Monnickendam. Zo waren er in 1798 1.346 protestanten, 475 rooms katholieken, 344 Lutheranen en 23 doopsgezinden. Enige belangrijke personen uit de geschiedenis van de Roomse Katholieke kerk in Monnickendam wil ik nu de revue laten passeren.

B.J. Gerving was pastoor in de periode 1813 tot 1822. Hij verkocht in 1814 alle goud en zilver dat de kerk door vererving had ontvangen en kreeg daarvoor 1.017,16.In 1816 verkochten de erfgenamen van Pieter Booterkoper een vrij groot huis aan het Noordeinde nr. 19 voor ƒ. 2.500 aan de kerkmeesters voor een kerk en pastorie. Deze kerk werd 24 november 1816 in gebruik genomen, werd vergroot in 1843 voor ƒ 12.610 en heeft als zodanig dienst gedaan tot 1898.

Even een zijsprong in de geschiedenis. Tijdens het pastoraat van pastoor Damen, van 1882 tot 1895, werd het Rooms Katholieke kerkhof aangelegd. Zijn opvolger pastoor Mesker is op het altaar gestorven en in het priestergraf begraven. Daarna volgde van 1894 tot 1907 pastoor Smeeman. Deze pastoor heeft in die periode zeer veel tot stand gebracht.

In de tijd van pastoor Damen waren er plannen om een nieuwe kerk aan de Oude Zijds Burgwal te bouwen en van de oude kerk zou dan een school gemaakt worden, maar er was in die periode ook een schoolstrijd gaande. Er waren twee openbare scholen met plaats voor 414 leerlingen. In 1883 was er al een School met de Bijbel opgericht. Daardoor nam het aantal leerlingen op de

39

Page 40: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Openbare school af, in 1893 nog maar 297 leerlingen. Na de opening van de Rooms Katholieke school in 1897 waren er nog maar 189 leerlingen op de Openbare school. Er moest een school gesloten worden. Op 20 mei 1898 werden vier van de zeven leerkrachten van de Openbare school ontslagen.Pieter Sligcher, de erfgenaam van Trijntje Boterkooper, verkocht op 31 augustus 1898 het woonhuis en andere bezittingen tussen de eerste en de tweede Molensteeg aan de Rooms Katholieke Kerk. Op 20 augustus 1898 kocht pastoor Smeeman het oude openbare schoolgebouw op Noordeinde 28 voor een bedrag van ƒ 5.050. De eerste Rooms Katholieke school was een feit.In 1898 had pastoor Smeeman het voor elkaar gekregen om de pastorie op Noordeinde 17, een kerk op Noordeinde 19, een klooster op Noordeinde 21 en een school op Noordeinde 28 met op Noordeinde 22 de bewaarschool bij elkaar te krijgen. De nieuwe St. Jozefschool aan de Oude Zijds Burgwal (Binnendijk) werd op 26 augustus 1927 in gebruik genomenDe voortvarende pastoor Smeeman was onstuitbaar. De sloop van de oude kerk en het leegstaande huis aan de linkerzijde van het klooster ving aan in december 1898. De nieuwe driebeukige kerk van de toen gebruikelijke neo- gotische bouwstijl werd in 1899 gebouwd. Naast het altaar bevinden zich links de sacristie en rechts de kapel waar door de week de diensten worden gehouden.De aanneemsom voor de aannemer Hulsebos beliep ƒ. 81.000. De kerk werd opgedragen aan de heilige Anthonius van Padua en ingewijd door Monseigneur Potterman uit Haarlem.Pastoor Smeeman vereerde de heilige Anthonius in het bijzonder. Er is een anekdote dat als het tegen zat de pastoor het beeld van Anthonius om draaide. Anthonius moest dan maar naar de muur kijken. Dit is ook de reden dat de kerk die voorheen de Nicolaas kerk heette, daarna de Nicolaas en Anthonius kerk is genoemd.De gebrandschilderde ramen werden in de loop der jaren daarna geplaatst. De eerste herstelwerkzaamheden vonden plaats in 1916 toen de waterschade van de overstroming moest worden hersteld.Pastoor G. Huibers was pastoor in Monnickendam van 1907 tot 1920. In 1917 kreeg de Rooms Katholieke kerk elektrisch licht. Pastoor Buurs stond in Monnickendam van 1920 tot 1930. In 1924 werd het pand Noordeinde 17, “In Koningsbergen”, voorzien van een 17e eeuwse trapgevel, aangekocht en bij de pastorie gevoegd. In 1931 werd een Christusbeeld op het kerkplein geplaatst.

Na de oorlog, in 1951, werd uit dankbaarheid rechts achterin de kerk een gedenkraam geplaatst. In 1965 werd de pastorie met behoud van de voorgevel totaal vernieuwd. In 1966 begon de kerk ernstige vormen van verval te vertonen.In de jaren daarna volgden nog een aantal belangrijke restauraties, zoals de elektrische installatie die vernieuwd werd, het dak dat gerepareerd werd en de glas in loodramen die werden vernieuwd. Tijdens de restauratie werd de Rooms Katholieke kerkgemeenschap gastvrij onthaald door de Nederlands Hervormde Gemeente in de Grote Kerk.Op 25 april 1985 waren de kosters van de kerk bezig twee wiebelende plavuizen vast te metselen. Plotseling vielen zij in een gat van 3 bij 4 meter en 1,5 meter diep. Dit was de aanleiding voor een groot onderzoek naar de toestand van de gewelven. De kerk moest gesloten worden. Er werd een enquête gehouden onder de parochianen en 70% van hen was voor een noodreparatie. De hele vloer moest er uit. Mede door goede afspraken met Aannemersbedrijf Leguit & Roos kon er met behulp van een groep van 70 vrijwilligers kostenbesparend gewerkt worden. Men meende dat de instorting van de gewelven onder de kerk het gevolg was geweest van koud metselen, dat wil zeggen, metselwerk met weinig specie. Volgens Klaas Roos kwam het in de neogotiek ook voor dat de overspanningsbogen niet juist berekend werden. De

40

Page 41: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

neogotiek is een samenraapsel van verschillende bouwstijlen. Zo zijn er scheidbogen met Romaanse vormen en ook gotisch gevormde bogen met geprofileerd metselwerk en spitsboogvensters. De overspanningsbogen van de gewelven die de krachten van de vloer moesten overbrengen op de fundering waren eigenlijk te flauw gebogen. De kerk staat ook op de lijst van jonge monumenten en zal behouden kunnen blijven.

Zondag 14 december 1986 werd de kerk weer feestelijk in gebruik genomen. Voor de toekomst is de Monumentenwacht ingeschakeld. Zo is het kerkgebouw voor de toekomst bewaard gebleven. Op korte termijn wordt het kerkplein gerenoveerd.

Herenhuis “de Bruijnvis”

Het vroegere herenhuis “de Bruijnvis” is gelegen aan het Noordeinde 21 te Monnickendam. Hoe komen we aan de naam “de Bruijnvis” ? Dat heeft te maken met een handelsmerk van zeep. In 1647 richtten Claes Bruijn en zijn stiefzoon en later tevens zwager Jan Janz. Visscher een zeepziederij op aan de Nieuwe Zijds Burgwal en gaven deze de naam “de Bruijnvis”. Het was niet de eerste zeepziederij hier ter plaatse. Wij komen met name in 1623 al een “Vriendschap” tegen onder de naam Jan Martsz. Seepsijder, maar waar zijn bedrijf gevestigd was weten we niet.De samenwerking tussen Bruijn en Visscher lukte niet, Claesz Bruijn stapte uit en Jan Janz. Visscher ging in 1661 alleen verder.

De familie Bruijn kocht toen het huis (maar nog niet het grote) aan het Noordeinde 21 ten behoeve van hun zoon Arent en tevens het achter dit huis liggende erf op de zuidhoek, 2e

Molensteeg aan de Oude Zijds Burgwal. In 1688 is het dan deze Arent Bruijn die daar een tweede zeepziederij begint onder de naam “de Gecroonde Bruijnvis”. De zoon heeft dan de nering van zijn vader voortgezet. Ondanks tegenslagen met de afzet van zeep in de stad Amsterdam koopt Arent Bruijn in 1692 ook de zeepziederij op de Nieuwe Zijds Burgwal (nu de Rabovestiging), die twintig jaar eigenaar was van Gerbrant Teding van Berckhout. Arent Bruijn sterft in 1703 als een behoorlijk vermogend man. Dit was even de voorgeschiedenis om aan de naam te komen van “ de Bruijnvis”, het latere klooster.

Dan koopt in 1726 Claes Bruijn (2) zoon van de eerdergenoemde Arent het tweede huis ten noorden van de eerste Molensteeg (linkerhelft van het Klooster) en in 1735 ( 9 jaar later) koopt Arent Bruijn (2) het huis daarnaast (ten noorden) om in 1741 van deze drie huizen, ja wel, één groot pand te maken.Dit pand heet nu “de Bruijnvis”. Ruim anderhalve eeuw zal dit pand bewoond worden door vermogende families. De zeepziederij aan de Oude Zijds Burgwal brandt in 1773 af en wordt niet meer opgebouwd.

In 1780 koopt Pieter Booterkooper de zeepfabriek aan de Nieuwe Zijds Burgwal. Embertus Joachim van Rooy (als jongen hoorde ik deze naam al, hij werd iedere zondag als weldoener in de kerk vermeld) werd door vererving in 1835 eigenaar van Noordeinde 21. Deze heer wist later door aankopen (bijna) het hele complex huizen tussen de eerste en de tweede Molensteeg in zijn bezit te krijgen.

In 1845 laat Embertus de drie oude woningen rechts van het klooster afbreken om er twee grotere huizen te bouwen (nrs. 23 en 25 ).

41

Page 42: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Deze panden zijn dus bijna 150 jaar oud. Na de dood van E. van Rooy in 1857 koopt één jaar later Pieter Sligcher Noordeinde 21 en woont hier met zijn echtgenote Suzanna Zoutmaat-Brugman. Het tijdperk van Rooy/ Booterkooper was voorbij en dat van de Sligchers aangebroken. Nieuwe machthebbers maakten de dienst uit in het stadje; in de gemeenteraad, de kerkenraad en in het hele maatschappelijk leven.Deze Pieter Sligcher had met zijn vader een zestien jaar durende samenwerking (een vennootschap onder firma). Adriaan Sligcher en zoon startten in 1853 met een houtzagerij en een handel in houtsoorten.Even een zijsprong; deze Adriaan met zijn grote voortvarendheid en financiële armslag was de grondlegger van “de Gezamelijke Deelhebbers” voor de droogmaking van de Monnikmeer in 1864.

Adriaan Sligcher overleed in 1882 op 81 jarige leeftijd, op dat moment woonachtig op Kerkstraat 38. Deze houtfirma Adriaan Sligcher en zoon ging door tot 1898 met Pieter en zijn halfbroer Willem Sligcher; deze uit het tweede huwelijk van Adriaan.Op l januari 1898 hield Pieter op 68 jarige leeftijd er mee op en verkocht zijn aandeel aan Willem (de vrijgezel). Kort daarop moet Pieter Sligcher naar Amsterdam zijn vertrokken, want op 31 augustus 1898 verkocht hij al zijn bezittingen aan het R.K. Kerkbestuur, dit op initiatief van pastoor Smeeman, die hiermee grote plannen had.Het herenhuis “de Bruijnvis” wordt dan ingericht als klooster en weldra bewoond door nonnen, werkzaam op de bewaarschool, lagere school, naaischool en kweekschool. De onderwijzeressen die in opleiding zijn worden gehuisvest in de panden Noordeinde 23 en 25.

Noordeinde 21 is een groot midden 18e eeuws (1741) herenhuis met een deftige zandstenen voorgevel van drie verdiepingen. De buitenzijde van de gevel is afgesloten door lycenen (stijlen) en een vooruitspringende ingangstravee in het midden. De kroonlijst is rijk gebeeldhouwd met in het midden een bruinvis. Aan de buitenzijde wordt de kroonlijst door tonnetjes gedragen, ze vertonen een W en een S. Het zijn modellen van zeeptonnetjes, één voor winter en één voor zomerzeep. De borstwering en de stoep zijn van Belgische hardsteen. De borstwering is ongepolijst, de stoep gepolijst. De omlijsting van de ingang, de vensters erboven en de gesneden dubbele deur, het bovenlicht, maar ook de schuiframen zijn uit de beginperiode.In de gang bevindt zich Lodewijk XIVe stucwerk met voorstellingen van bloemvazen, fruitmanden en vogels. De deuren vertonen dezelfde stijl. Het gestuukte plafond in de linkervoorkamer geeft als hoofdmotief een groot Mercurius figuur te zien. De schoorsteenmantel met marmeren zuilen en koperslag in deze kamer stamt uit begin 1800.

Tegen de gestuukte schoorsteen is een buste van pastoor Smeeman aangebracht. Het huis is in 1952 van binnen gerestaureerd. Toen in de jaren '60 de roeping voor het kloosterleven terugliep, werd Noordeinde 21 te groot voor de 4 zusters die in Monnickendam nog functioneerden. Er werd een huis voor hen gekocht in de Jan Nieuwenhuyzenlaan nr. 40. Het pand Noordeinde 21 werd in 1969 gekocht door Herman Steur.Hij heeft het in 1970 doorverkocht aan Klaas Valk die er tot 1980 heeft gewoond. Men heeft verschillende plannen gehad met dit gebouw, o.a. om er een hotel van te maken. In deze periode is er behoefte aan kleinere wooneenheden. Men kan zich, naar de wet , als 18 -jarige als woningzoekende laten inschrijven en men had daardoor recht op een woning. Mede hierdoor heeft de Algemene Woningbouw Vereniging Monnickendam dit pand in bezit gekregen en zijn er nu 16 appartementen in ondergebracht.

Als bijzonderheid kan tot slot nog vermeld worden dat de unieke boom achter in de tuin een ca. 100 jaar oude moeras cipres is.

42

Page 43: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

De kleine kerken door J. Groot

AlgemeenIn de eerste helft van de 16e eeuw is er veel onrust, ook op religieus gebied. De mensen gaan individueler denken en doen. Allerlei stromingen en ideeën bloeien op. Kritiek alom, ook op de kerk, tot dan toe de enige katholieke kerk. Sommigen stromingen krijgen veel aanhang, bijv. de beweging rond Luther die de steun krijgt van een aantal Duitse vorsten, later Calvijn die in Frankrijk en Zwitserland veel machtige steun krijgt.In Nederland zijn het aanvankelijk allerlei kleine stromingen die aanhang krijgen, o.a. de Wederdopers. Na allerlei ontwikkelingen ontstaan hieruit de Doopsgezinden. Een grote rol bij dat ontstaan speelde Menno Simonsz, een uitgetreden Friese priester. Vooral in het van nature individualistisch denkende Noord Holland kregen zij veel aanhang, ook in Monnickendam.Lutheranen treft men hier niet aan in de 16e eeuw. Deze komen pas later als zich hier Lutheranen uit de Duitse landen en Scandinavië vestigen. Daar had Luther wel veel aanhang. In Nederland werd de strijd gewonnen door de strak georganiseerde Calvinisten. Aanvankelijk werden de ideeën van Calvijn hierheen gebracht door de vele vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden, waar Calvijn veel aanhang had. Zijn ideeën sloegen ook goed aan in de Noordelijke Nederlanden. Hieruit groeide de Nederduits Gereformeerde Kerk die zich na 1814 de Nederlands Hervormde Kerk ging noemen.

Doopsgezinde Vermaning aan de Beestenmarkt.

Reeds in 1534 klaagt de pastoor over de vele dopersen in Monnickendam. Bekend is ook Wendelmoet Claesdochter die hier woonde en de eerste vrouwelijke martelares was door haar verbranding in Den Haag omdat ze haar wederdoperse dwalingen niet wilde herroepen. Reeds in de 16e eeuw kwamen de doopsgezinden bij elkaar. Waarschijnlijk in schuren en huiskamers. In elk geval waren er toen reeds leraren. Pas in 1609 is er voor het eerst sprake van een Vermaning der mennisten. Vermaning is nog steeds de naam van een doopsgezind kerkgebouw: het huis waar men zich laat vermanen. Mennisten waren de volgelingen van Menno Simonsz, later doopsgezinden genoemd. Ook dat eerste kerkje stond reeds aan het Niesenoort. Het huidige gebouw heeft al heel wat bouwkundige veranderingen achter de rug. Het moet gebouwd zijn als een houten pakhuis. Daar wijst het houten skelet op, later zijn er stenen muren gemaakt in plaats van houten wanden.

Ook het huidige plafond - een houten tongewelf - is later aangebracht. Men heeft er zelfs enkele trekbalken voor afgezaagd. De huidige voorgevel, bekroond door een klassieke tympaan, stamt vermoedelijk uit de 19e eeuw. Op de tekening van C. Schoon, 1759, is hij nog niet te zien.Het kerkje zelf is naar goede doopsgezinde traditie heel simpel ingericht: een 17e eeuwse eiken preekstoel met een koperen lezenaar, enkele banken langs de wanden, stoelen in het midden en aan de achterzijde van de kerk, boven de ingang, een orgel in 1869 gebouwd door de Amsterdamse orgelbouwer Knipscheer.De doopsgezinde gemeente is nooit groot geweest, ook al omdat volwassenen pas na de afgelegde belijdenis gedoopt worden. Veel meer dan 100 leden heeft ze nooit gekend, al

43

Page 44: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

wisselde het aantal leden nogal in de tijd. Een bekende predikant van de gemeente was Jan Nieuwenhuijzen, de bedenker van “de Maatschappij tot het Nut van het Algemeen”.

Lutherse Kerk, Zuideinde

Pas in 1636 was er voor het eerst sprake van een Lutherse bijeenkomst in Monnickendam. Toch werd er al spoedig nadien een gemeente gesticht die geleid werd door een lekeprediker uit Amsterdam, waar de grote moedergemeente van de Lutheranen in Nederland was. In 1690 werd door deze kleine gemeente een woonhuis gekocht aan het Zuideinde. In de tuin daarachter werd de kerk gebouwd: een schuilkerk.Er was officieel geen vrijheid van godsdienst maar diverse godsdiensten werden wel gedoogd.De niet-calvinisten werden alleen geduld als ze bijeenkwamen in zogenaamde schuilkerken, als je aan het gebouw maar niet kon zien dat het een kerk was. En dat gold dan eigenlijk alleen in de steden. Op het platteland was het nog veel moeilijker. Pas in de franse tijd kwam er echte vrijheid van godsdienst. In 1805 verdween de pastorie aan het Zuideinde waarachter de feitelijke kerk verborgen zat.De Lutherse Kerk heeft altijd meer problemen gehad met

de overheid dan de overige Kerken. De leden waren niet alleen niet calvinistisch, het waren veelal buitenlanders van Duitse of Scandinavische afkomst, meestal niet erg kapitaalkrachtig. In de Monnickendammer Lutherse Gemeente kwamen nogal wat emigranten uit de omgeving van Osnabrück voor. Namen als Voortman, Middelbeek, Esselman, Boerlage, Schreuder, Deun, Bos en Greuter herinneren daar nog aan.Maar langzamerhand wijzigt dat beeld zich en na enkele generaties is men Nederlander onder de Nederlanders. Dat geldt ook voor de Lutherse Kerk die veel calvinistischer aandoet dan Lutherse Kerken in het buitenland.De Lutherse Kerk in Monnickendam kreeg haar huidige aanzien en inrichting bij de verbouwing in 1840. Direct bij binnenkomst valt de preekstoel op, het orgel erboven en de kerkenraadbanken aan weerszijden.Preekstoel en kerkenraadbanken zijn vervaardigd in 1759 voor het kapitale bedrag van ƒ 625. De maker Frederik Markgraf had 12 weken de tijd om het geheel te maken op straffe van ƒ 5 -per dag boete voor tijdoverschrijding. Hij creëerde een prachtig geheel in notenhout, waarbij met name de uitbeelding van de droom van Jacob in Bethel opvalt. Het geheel is rococostijl. Het orgel werd in 1782 door de orgelbouwer Gerstenhauer boven de preekstoel gebouwd. Het geheel wordt bekroond door een harpspelende Koning David.Verder vallen op de beide koperen doopbogen en een tweetal lezenaars in koper. Op één ervan staat het Lam Gods afgebeeld. Niet tot het interieur behoort het prachtige zilveren avondmaalstel dat de Lutherse Gemeente bezit. Tenslotte nog iets over 2 andere kerkgebouwen, niet omdat ze historisch zo belangrijk zijn, wel omdat ze beiden dit jaar 1994, 100 jaar oud zijn.

44

Page 45: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Joodse synagoge aan de Haven

De voormalige Joodse synagoge aan de Haven 11 en de voormalige Gereformeerde kerk in de Schoolstraat zijn beide gebouwd in 1894.De Joodse gemeenschap in Monnickendam wordt voor het eerst vermeld aan het einde van de 17e eeuw. Pogingen om hier - rijke - Portugese joden - Sefardiem - naar toe te trekken mislukten. Wel kwamen er - arme - Hoogduitse joden - Asjkenaziem - naar toe, voornamelijk handelaren.Van een Joodse gemeente is al sprake in 1686. Na op verschillende plaatsen bijeengekomen te zijn ( o.a. in de Groote Noord 12 en op het Noordeinde 91). komt er in 1814 een synagoge aan de Haven.Deze verbrandt in maart 1894 en dankzij de steun van de Joodse gemeenten elders en de bevolking van Monnickendam (in allerlei publicaties wordt dat nadrukkelijk vermeld), kan reeds in september de nieuwe Sjoel ingewijd worden. Vrij uniek is het gebouw zeker wel, vóór een winkel-woonhuis voor de koosjere slager en daarachter de vierkante Sjoel met twee ingangen, één voor de mannen en één voor de vrouwen die de bijeenkomst volgden op de gaanderij.Veel is er niet over van de Sjoel. Van de inrichting is één foto. In 1932 werd er voor het laatst een dienst gehouden en in mei 1942 werden de joodse families ‘verwijderd’ uit Monnickendam.Vrijwel allen lieten het leven in de beruchte Nazikampen. De Sjoel werd uiteindelijk verkocht en na de oorlog zou het pand dienst doen als pakhuis, muziekleslokaal, onderkomen van ijscoman Piet Mirck, bar- discotheek “De Koperen Visch” en restaurant.

De voormalige Gereformeerde Kerk in de Schoolstraat

Ook de voormalige Gereformeerde Kerk in de Schoolstraat verrees 100 jaar geleden. In 1889 traden enkele leden uit de Hervormde Kerk zich aansluitend bij een beweging die zich reeds enkele jaren daarvoor over heel Nederland deed gelden: de doleantie (van doleren = dwalen). Ook eerder in de 19e eeuw was er zo'n golf van ontevredenen uit de Hervormde Kerk gestapt; men vond de kerk teveel afdwalen van de oorspronkelijke Gereformeerde Kerk uit de Reformatietijd. Vandaar ook het teruggrijpen op de oude naam Gereformeerd. Kwam men aanvankelijk bijeen in huiskamers, in 1894 kon men een eigen kerk bouwen op een stuk grond dat een lid geschonken had. Op 25 september 1894 - één dag na de inwijding van de Sjoel -legde men de eerste steen en op 19 december (!) was de kerk klaar voor ingebruikname, maar jarenlang nog lag de kleine gemeente krom om de kerk te financieren. Ietwat bitter constateerde men hier geen meehelpende bevolking. Toch verrees het gebouw en wel in de bekende Waterstaat stijl die zovele kerken van het einde van de 19e eeuw kenmerkt, ietwat neoklassiek. Inmiddels heeft de sterk gegroeide kerkgemeenschap een nieuw gebouw laten verrijzen aan de Graaf Willemlaan. Het oude gebouw is nu een woonhuis.

Het stadhuis

Het oudst bekende stadhuis stond naast de Speeltoren waar nu het Museum “De Speeltoren” gevestigd is op Noordeinde 4. Van dit gebouw rest alleen nog de ingangspartij. Als stadhuis kende dit gebouw 3 verdiepingen met een fraaie type Vingboons gevel. (Het stadswapen boven de ingangspartij is later geplaatst en afkomstig uit de afgebroken Noordeinder Poort.) In de Franse tijd verkeerde dit gebouw in een dusdanige staat dat herstel te duur geacht werd en tenslotte besloot men het af te breken.

45

Page 46: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Het veel kleinere gebouw dat er voor in de plaats kwam had allerlei functies, van brandweergarage en politiebureau en tenslotte het Museum “De Speeltoren”.Het stadhuis moest dus elders gehuisvest worden. In 1813 wilde het toeval dat de eigenaar van het woonhuis er tegenover op Noordeinde 5 zijn huis wilde verkopen i.v.m. verhuizing naar elders. Deze eigenaar, William Costerus, was tevens de schoonzoon van burgemeester Arbman. Na diverse onderhandelingen - ondertussen viel het Franse bewind en keerde Willem van Oranje terug als soeverein - kwam men tot overeenstemming: de Stad verkreeg Noordeinde 5 en de heer Costerus mocht de opbrengst houden van de verkoop van het afbraakmateriaal van Noordeinde 4, het oude stadhuis.

Het woonhuis op Noordeinde 5 werd gebouwd in 1746 in opdracht van een jonge koopman, Albert Timmerman, afkomstig uit Broek in Waterland. Eerder had er op deze plaats een herberg ' de Vergulde Eenhoorn' gestaan. Lange tijd was deze eigendom van de bekende familie Tedingh van Berkhout. Bij het woonhuis hoorde een grote tuin tot aan de Kermergracht (nu het parkeerterrein “Verenigingsplein”). Met geringe aanpassingen werd in 1814 in het woonhuis het Stadhuis gevestigd.

De 18e eeuwse gevel wordt afgedekt door een rijk bewerkte kroonlijst in rocaille stijl. Op de kroonlijst staat een monnik, zoals deze in het stadswapen voorkomt. Boven de ingangspartij staat het stichtingsjaar in renaissancecijfers. De forse voordeur wordt versierd door een medaillon met het hoofd van de Romeinse godin (Minerva) van de wijsheid, de oorlog en de voorzichtigheid. Het geheel is omlijst met Ionische zuilen.

De stoep er voor heeft leuningen die slangen lijken voor te stellen. De centrale gang op de benedenverdieping is rijk versierd met stucwerk, zowel aan het plafond (rococostijl) als aan de zijmuren (twee reeksen voorstellingen: voorin de vier elementen: water - aarde - lucht - vuur en achterin de vierjaargetijden.) Voorts bevindt zich aan de muur een eenvoudig houten gedenkbord voor de gevallenen van de Tweede Wereldoorlog. Aan deze zijde van de gang liggen twee vertrekken. Aan de straatkant de zogenaamde burgemeesterskamer waar eertijds de Raad vergaderde en later de Burgemeester zijn werkkamer had. Aan de tuinzijde ligt de trouwzaal waar sinds 1814 huwelijken gesloten worden. Sinds de 50-er jaren vergaderde hier ook de Raad.

De Burgemeesterskamer is in de 50-er jaren gerestaureerd, maar het plafond en de schouw zijn in de oude staat gebleven evenals de tussendeur naar de Trouwzaal. Het plafond is versierd met fraai rococostucwerk. Ook de deuren zijn in rococostijl uitgevoerd. De schouw is uitgevoerd in Louis XIV stijl en versierd met een schilderij van Cornelis Dircksz. Het is echter niet de admiraal uit de Slag op de Zuiderzee (1573), maar zijn gelijknamige kleinzoon. Ook deze was Burgemeester - in 1672 moest hij op bevel van de pas nieuwe stadhouder Willem III aftreden ! -. Voorts staan er in deze kamer twee standaards met pieken zoals de schutterij die eertijds droeg en een kist zwaar met ijzer beslagen om documenten in te bewaren. In de trouwzaal valt direct op het goudleerbehang, dat alle wanden rondom bedekt. Echte kalfsleren huiden in banen aangebracht en met bloemmotieven beschilderd op dusdanige wijze dat er een gouden gloed afstraalt. Een vertrek rondom met goudleer behangen is vrij uniek. De schouw wordt versierd door een spiegel met er boven een zogenaamd grauwtje, een schilderij dat reliëf nabootst Voorts vallen hier op de twee vaandels met het stadswapen aan de weerszijden van de schoorsteen. Ze zijn in de jaren zeventig teruggevonden op de zolder en gerestaureerd. Waarschijnlijk stammen ze uit 1747 toen Willem IV stadhouder werd. Een derde

46

Page 47: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

teruggevonden vlag, die niet meer te restaureren was, stelde de Engelse Orde van de Kouseband voor en Wiilem IV de houder daarvan mocht die dragen als echtgenoot van een Engelse prinses. Het plafond is ook hier fraai met rozetten versierd in rococostijl. Om de tafel staan met leer beklede stoelen waarvan een zestal nog stammen uit het eerdere stadhuis. In het leren rugdek staat het stadswapen geperst en ook in de houten rugleuning is wapen, vastgehouden door leeuwen, uitgesneden.

Met het instellen van de nieuwe gemeente Waterland op l januari 1991 is het Stadhuis zijn functie kwijt als gemeentehuis. Met de komst van het nieuwe gemeentehuis in 1995 worden er alleen nog huwelijken gesloten. Over de toekomstige bestemming wordt nog nagedacht.

47

Page 48: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

DeOude enNieuwe Doelen door J. Balvers

Nadat we bij binnenkomst van de oude stad de Grote Kerk gepasseerd zijn, zien we aan onze rechterhand een monumentaal pand met een grote tuin. Op de toegangspoort staat de vermelding dat het hier gaat om de ‘Nieuwe Doelen'. Dit gebouw uit 1743 had als trefpunt en oefenruimte moeten dienen voor het schuttersgilde. Het is echter als zodanig nooit gebruikt.De omstandigheden waren inmiddels veranderd. Ooit had de schutterij een functie bij de verdediging van de stad. Mannelijke poorters tussen de 18 en 60 jaar waren verplicht 2 x per jaar aan oefeningen deel te nemen, tenzij men zich vrijkocht (al naar gelang de welstand voor ƒ 6 tot ƒ 10). Een overzicht van de

organisatie van de schutterij vindt u in de bijlage.

De Doelen was de plaats van samenkomst. De Oude Doelen stond op de Lindegracht op de plaats waar de (nu niet meer bestaande) Doelensloot in de Lindengracht uitkwam, ongeveer op nummer 10. Achter dit gebouw liep de schietbaan. Voor een situatieschets verwijzen wij u naar de bijlage. Op oude prenten is dit gebouw nog te zien.

De 100 ste penning op ' die oude Krijgsraetsdoelen' werd betaald tot en met 1746.In 1742 werd begonnen aan de Nieuwe Doelen. De plaats werd zo gekozen dat men de schietbaan van de Oude Doelen kon blijven gebruiken. In de verkaveling van de huidige percelen is de oude situatie nog te herkennen. De Nieuwe Doelen is nooit gebruikt voor het doel waarvoor het pand gebouwd is deze werd meteen stadsherberg.Huurcontracten met de pachters waren een voortdurende bron van zorg en conflicten, (zie ook het jaarverslag van de Vereniging Oud Monnickendam uit 1981).Formeel was de Krijgsraad eigenaar van het pand. Tot 1786, want toen hadden zich zoveel schulden opgehoopt dat het stadsbestuur het in eigendom verkreeg. In 1819 kwam de Nieuwe Doelen in particuliere handen.Na de aanleg van de tram diende het gebouw, nog altijd stadsherberg, mede als halteplaats en was er een wachtkamer in gebouwd. Deze situatie heeft bestaan tot 1934, waarna leegstand volgde tot 1938.Van 1938 tot 1973 diende het als ambtswoning voor de burgemeesters Heikens, Kelder en De Groot. Daartoe werd het in 1938 door een architect van Monumentenzorg grondig onderhanden genomen. Zo werden bijvoorbeeld de twee oorspronkelijke zadeldaken, vervangen door het huidige platte dak. De bovenste ramen zijn komen te vervallen.Het grote houten frontispies met het wapen van Monnickendam zit nu dus een verdieping lager.De gevel die indruk maakt door zijn monumentaliteit is op zich eenvoudig gehouden, dure verfraaiingen in hardsteen werden niet toegepast. De deurpartij past in dit beeld. De roedeverdeling van de ramen is gehandhaafd. Aan de achterkant werd het gebouw 1/3 ingekort. De hotelkamers werden vervangen door slaapkamers en aan de zuidzijde werd een serre aangebouwd. De prachtige achttiende eeuwse trap bleef gelukkig behouden en is door de huidige eigenaar onder dikke verflagen vandaan gehaald en in zijn oorspronkelijke aanzien hersteld. Oorspronkelijk is ook een 18e eeuwse marmeren schoorsteen. Van 1973 tot 1990 heeft het gebouw dienst gedaan als kantoorpand. De Technische Dienst kring Monnickendam was er in gevestigd. Sinds 1991 is het gebouw weer in gebruik als woning en is het particulier bezit.

48

Page 49: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

De Monnickendamse Speeltoren. Door P. van ‘t Hof

I De Geschiedenis van de toren.

Die heeft, en dat is logisch, een duidelijk verband met de stadsgeschiedenis en vooral met de groei en de bloei van de stad. De geschiedenis luidt in het kort:

Monnickendam ontstond laat in de 13e eeuw en was in het midden van de 14e eeuw al zo gegroeid dat aan de nederzetting stadsrechten werden verleend. In het centrum van de stad stond een kerk. Het onderste deel van de speeltoren is bijna zeker nog een restant van de toren van dat kerkgebouw. De stad groeide, bloeide en ontwikkelde zich verder tot in het midden van de 15e eeuw.

Door de groei van de stad werd de kerk te klein. Nadat in de 15e eeuw de nieuwe grote kerk in gebruik was genomen, werd de oude verbouwd tot stadhuis. De kerktoren werd stadhuistoren. Daarna ondervond de stad ruim een eeuw lang een periode van langzame groei en stilstand, met een korte opleving aan het eind van de 16e eeuw.

Waarschijnlijk werd de toren in de loop van die jaren wel wat aan zijn stadhuisfunctie aangepast. In ieder geval is er de gevelsteen met het stadswapen in aangebracht. Delen van de steen zijn van ca 1500 en hebben laatgotische elementen. Ook zal de toren hebben gediend om de stadstijd aan te geven, want de oudste klok die zich nog steeds in de toren bevindt is van 1513. Waar die klok zich in de toren bevond en of de toren eerst zonder spits ook als scheepvaartbaken diende (met vuur van teertonnen) is totaal onbekend. Alles is mogelijk, er bestaan geen oude beschrijvingen of prenten uit die tijd.

In 1572 ging de stad over tot de reformatie. Dit betekende o.m. dat de kloosters Galilea en Mariëngaarde werden gesloten en dat alle eigendommen van die kloosters aan de stad vervielen.

In 1586 werd door de stadsregering besloten dat er een nieuw uurwerk met een andere klok gekocht zou worden. In de beraadslagingen is dan sprake van het laten bouwen van een nieuwe toren. Er wordt besloten de nieuwe toren en het uurwerk te bekostigen uit de opbrengst van geestelijke (ex-rooms-katholieke) goederen en in de volgende jaren worden voor dat doel abdijgoederen en te Westerblokker gelegen stadsgrond verkocht. In 1590 wordt met de vernieuwing begonnen. In 1596 is de toren in zijn huidige gedaante met spits, carillon en uurwerk voltooid. Hij is vanaf dan een speeltoren geworden, een bouwwerk met 7 verdiepingen waarvan drie in de spits. De totale hoogte is 33 m.

Vanaf het begin van de 17e eeuw tot in het midden van de 19e eeuw was de stad duidelijk in verval en verviel tot armoede. Vooral hieraan hebben we het te danken dat in die tijd geen veranderingen aan de toren en carillon zijn aangebracht en dat we ons er nu op kunnen beroemen dat onze stad de oudste beiaard ter wereld bezit die zowel met een speelwerk als een klavier kan worden bespeeld. Maar daarover later!

Vanaf het midden van de 19e eeuw klimt de stad langzaam op uit het dal en na 1945 groeit de stad sterk. In die periode zijn tweemaal restauratiewerkzaamheden uitgevoerd, te weten in 1926 en in 1976. Dit is in het kort de geschiedenis van onze Speeltoren, een toren die is gebouwd om de tijd in de stad aan te geven en ook de mogelijk biedt om bij diverse gelegenheden voor de

49

Page 50: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

vrolijke noot te zorgen.Dat aangeven van de stadstijd was in vroeger eeuwen zeer belangrijk. Het openbare leven in de stad richtte zich er volkomen naar. Bovendien had elke stad of streek zijn eigen tijd waarbij het 's middags 12 uur was als ter plaatse de zon recht in het zuiden stond. Dit veroorzaakte b.v. dat er nog rond 1800 tussen Amsterdam en Haarlem een tijdsverschil van een kwartier was. Toen zich meer verkeer tussen de steden ontwikkelde en vooral toen het spoorwegnet ontstond kwam er behoefte de tijd in heel Nederland gelijk te laten lopen. In 1837 werd daarom de Amsterdamse tijd ingevoerd. Tijdens de 2e wereldoorlog is, op last van de Duitsers, de klok in Nederland 40 minuten teruggezet om hier de Midden-Europese tijd in te voeren en dat is na het einde van de oorlog zo gebleven.

II Nu iets over de verschillende onderdelen van de toren.

Allereerst het uitwendige van het bouwwerk. Door de wordingsgeschiedenis van de toren is het niet vreemd dat de toren een duidelijk renaissance aanzien heeft en er ook gotische kenmerken te zien zijn. De toren bestaat uit een stenen onderstuk en een houten spits.

a Het stenen deel

Hierover valt eigenlijk weinig meer te zeggen. Het besluit van 1586 om een nieuwe toren te bouwen leidt ertoe dat het werk in 1590 wordt aanbesteed. Daarbij zijn dan alleen een meester- timmerman en een meester- schilder aanwezig, geen metselaar. Met het bouwen van een nieuwe toren werd dus, afgezien van wat men in de toren wilde aanbrengen, alleen het maken van de spits bedoeld.

Over het bouwwerk moet nog wel worden vermeld dat in juni 1626 werd vastgesteld dat de toren dreigde schuin te zakken. Het zal er niet al te ernstig hebben uitgezien want:

10 maanden later wordt pas besloten dat dat met goede zorg opgelost moet worden. In augustus 1641, dus 15 jaar later, wordt aan de burgemeesters machtiging verleend om naar deskundigen uit te zien die er verstand van hebben om een toren recht te zetten. Er wordt gesproken met Jan Jansz Vijselaar (what's in a name?), maar men besluit ook met anderen te overleggen.

Na een aantal overlegrondes wordt dan in juni 1642 geoordeeld dat het rechtzetten van de toren hoe eerder hoe liever moet gebeuren en wordt in januari 1643 de uitvoering van het werk opgedragen aan Arent Arissen 's Gravesant, Fabrijck tot Leiden (directeur gemeentewerken van Leiden).

Als in april 1643 het werk gereed is vraagt men zich wel af of, om verder verzakken te voorkomen, een krans van heiwerk rond de toren moet worden aangebracht maar er wordt besloten de grond rond de toren met de minste kosten aan te stoppen.b De spits

De bekroning van de toren bestaat uit een houtconstructie, afgedekt met leien en 3000 kg bladlood.

Het lood is op het hout gespijkerd, de spijkers zijn afgedekt met trotseerloodjes. Vroeger werden die meegespijkerd en over de spijkers gevouwen waarna de bovennaad met soldeer waterdicht werd gemaakt, nu worden ze alleen vastgesoldeerd. Vaak zijn trotseerloodjes versierd met het huismerk van de dakdekker.

50

Page 51: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

III En vervolgens dat wat zich ín de toren bevindt

Zoals al is gezegd bestaat de toren uit een bouwwerk van 7 verdiepingen, waarvan 4 in de onderbouw en 3 in de spits.

Op de begane grond en op de 1e verdieping is weinig te vinden. Het is de ruimte waarin vroeger de gewichten, die het uurwerk met al zijn onderdelen aandreven, op en neer konden bewegen. Het viertal zware gewichten hangt er nog steeds. Omdat ze echter tweemaal per dag moesten worden opgehaald zijn ze losgekoppeld en wordt de aandrijving nu verzorgd door elektromotoren.

Volledigheidshalve vermeld ik nog dat op de 1e

verdieping het luitouw van het zandklokje naar binnen steekt. Dat klokje diende eerst als sein voor het sluiten van de stadspoorten, later was het een oproep voor zandstrooien bij gladheid, de laatste functie was brandalarm.

Op de 2e verdieping staat het uurwerk met zijn slinger en ernaast staat het speelwerk, de 3e

verdieping bevat het slagwerk.

Het uur- of gangwerk drijft allereerst met een omhooggaande, ronddraaiende staaf het wijzerwerk aan. Verder zet het elk kwartier het speelwerk in beweging om de verstoken melodieën te spelen en geeft het het slagwerk ieder halfuur "opdracht" tot het geven van slagen op de uurklok of de halfuurklok.

Het speelwerk bestaat uit een bijna manshoge trommel. Als die tot draaiing is gebracht brengen de erop verstoken nokken via een soort klavier en een dradenstelsel de hamers in beweging die de klokken van buitenaf aanslaan.

Het slagwerk zorgt er voor dat elk uur de uurklok slaat en dat dan de Faam haar bazuin heft, de toeter zich laat horen en het ruiterspel in beweging wordt gebracht. Ook laat het elk half uur de halfuursklok slaan.

Het gangwerk, speelwerk en slagwerk zijn vervaardigd tussen 1592 en 1596 door Mr. Roelof Othsz, "uurwerkmaker te Amsterdam op de Ossemarkt" en vrijwel nog geheel in de originele staat.

De 4e verdieping, die maar een geringe hoogte heeft, bevat het ruiterspel en de blaasbalg van de toeter. Elk uur voeren de ruiters hun middeleeuws steekspel op zolang de uurklok slaat. Een blaasbalg blaast een tussen het ruiterwerk gelegen toeter aan en de Faam heft haar bazuin, evenveel maal als de klok slaat.

51

Page 52: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Faam (Fama) is de gevleugelde Romeinse godin van het gerucht, de dochter van Tellus (de godin van de aarde, ook Terra Mater genoemd). Zij bezit op haar vleugels evenveel monden, oren en ogen als veren en overziet alles vanaf haar hoge post. Zij is de verkondigster van goed en slecht nieuws. Het uiterlijk verschil tussen de faam en een engel is dat een engel nooit zichtbare geslachtskenmerken toont en de faam rond voor haar vrouwelijk geslacht uitkomt.

In de ruimte op de 5e verdieping, de 1e in de spits, is het klavier om het carillon met de hand te bespelen. Ook is hier het wijzerwerk te vinden.

Vanaf het handklavier gaan draden naar de klepels van de klokken. Die slaan de klokken van binnenaf aan. De dradenstelsels van het speelwerk en het klavier lopen dwars door de toren en door elkaar heen, waarbij alle draden moeten kunnen worden bewogen zonder dat er ergens twee draden elkaar raken.

Het wijzerwerk brengt de beweging van de van het uurwerk afkomende draaistang over naar de wijzers op de vier wijzerplaten. Ruim 3 eeuwen werd de tijd op de wijzerplaten aangegeven met alleen een uurwijzer. In 1926 is het wijzerwerk vernieuwd en zo uitgevoerd dat de tijd voortaan ook met minutenwijzers kon worden aangegeven.

Op de 6e verdieping hangen de uurklok en 10 carillonklokken. Op de 7e en laatste verdieping bevinden zich tenslotte de halfuursklok en 8 carillonklokken.

De uurklok is in 1591 gegoten door Thomas Both die ook opdracht had het carillon te gieten. Hij overleed echter voordat hij zijn opdracht voltooid had. De halfuursklok was al sinds 1513 aanwezig.

Het carillon, in vroeger tijden ook wel "voorslag" genoemd, speelde vóór de klokslagen als waarschuwing om de slagen te gaan tellen. Hoofdzakelijk in Holland en Vlaanderen is zo'n voorslag van enkele tonen uitgegroeid tot een compleet klokkenspel.Oorspronkelijk bestond het carillon uit 15 klokken, de in de 16e eeuw gebruikelijke grootte. Die klokken werden in 1595/'96/'97 gegoten door Peeter van den Ghein III, lid van een beroemde Mechelse klokkengietersfamilie. Ze worden gesierd door een randschrift met zijn naam en enkele engelenkopjes.

De toonzuiverheid van een carillon hing toen nog volledig af van geluk en vakmanschap van de

klokkengieter, het stemmen van klokken werd pas in 1643 door de gebroeders Hemony uitgevonden. Belangrijke en rijke steden vervingen sindsdien hun beiaarden door zuiverder en groter exemplaren. Monnickendam is, dankzij de armoede waarin de stad verkeerde, de enige plaats ter wereld waar een volledig nog in gebruik zijnd 16e eeuws carillon met speelwerk in vrijwel de

52

Page 53: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

originele staat bewaard is gebleven.

In 1931 zijn twee van een Haagse beiaard afkomstige klokjes toegevoegd, gegoten in 1687 door Melchior de Haze en niet lang geleden is een klok, in 1663 gegoten door Antoni Wilkes en toen in de toren gehangen om de vertrektijd van de "voerlieden en veerluijden" aan te geven, aan het carillon gekoppeld ter vervanging van een Van der Gheinklok die wel heel erg ontstemd is. Bij de restauratie van 1976 is het klavier vervangen.

Ook gedurende de 2e wereldoorlog, toen koper- en bronswerk werd gevorderd om tot munitie te worden omgesmolten, mocht het carillon als erkend monument blijven hangen. Alleen het zandklokje werd gevorderd. Het is toen door gemeentepersoneel uit de toren verwijderd en in het stadhuis verstopt.

IV De restauraties

In 1926/27 en in 1976 zijn aan de toren uitgebreide restauratiewerkzaamheden uitgevoerd. Er zijn diverse groot- onderhoudswerkzaamheden verricht aan zowel het metselwerk als aan de houtconstructie etc, waarbij ook diverse onderdelen zijn vervangen. Aan het bouwwerk zijn bij die werkzaamheden evenwel geen essentiële wijzigingen aangebracht.

Heel anders was dit met het inwendige van de toren.

In 1926 werd geoordeeld dat het uurwerk en het slagwerk volledig versleten waren. Zij zijn toen vervangen door een nieuw uur- en slagwerk, vervaardigd door uurwerkmaker J.H. Addicks en Zoon te Amsterdam. Het was een heel compact geheel dat op de lege 1e verdieping werd opgesteld. Als daarvan de gewichten omlaag waren gezakt werden zij elektrisch weer opgehaald. Het met de hand ophalen van de gewichten was dus niet meer nodig. Om de toeter van de Faam aan te blazen werd een elektrisch aangedreven compressor geïnstalleerd.

Bij de restauratie van 1976 zijn het historische uur- en slagwerk en de blaasbalg van de Faam weer volledig in ere hersteld. Ook de authentieke aandrijving door middel van de gewichten is hersteld en is weer in bedrijf te stellen, simpel door het loskoppelen van de bijgeplaatste elektromotoren. Het Addicks-uurwerk staat thans opgesteld in het museum.

Bij het schrijven van dit verhaal is o.a. dankbaar gebruik gemaakt van artikelen, geschreven door L. Appel en K. Tolman en verschenen in de jaarverslagen van de Vereniging Oud- Monnickendam van 1976 en 1987. Ook de tekeningen zijn ontleend aan het artikel van de heer Tolman.

Paul van 't Hof

53

Page 54: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Speeltoren: opschriften der klokken (door K Tolman, aangevuld door P Stoffels)

Toon a 1 , diameter 927 mm, ca. 485 kg (aangesloten als c 1 )

Letterrand 30 mm: PEETER VANDEN GHEIN HEFT MI GHEGOTEN INT IAER ONS HEEREN MCCCCCLXXXXVI

Flank 20 mm: IAN DIRRICK SOEN SIMON HAIT PIETER CLAESSOEN IAN SIMON SOEN

Toon b1, diameter 831 mm, ca. 345 kg (aangesloten als d1)Letterrand 30 mm: PEETER VANDEN GHEIN HEFT MI GHEGOTEN INT IAER ONS HEEREN MDXCVFlank 20 mm: VIVOS VOCO DEFVNCTOS PLANGO FVLGFVRA FRANGO VOX MEA VOX VITE VOCO VOS AD SACRA VENITE

Toon cis2, diameter 752 mm, ca. 255 kg (aangesloten als e1)Letterrand 30 mm: PEETER VANDEN GHEIN HEFT MI GHEGOTEN INT IAER MDXCVI

Toon d2, diameter 688 mm, ca. 200 kg (aangesloten als f1)Letterrand 20 mm: dito opschrift, IAER MCCCCCLXXXXVI

Toon e2, diameter 656 mm, ca. 175 kg (aangesloten als g1)Letterrand 20 mm: dito opschrift, IAR MCCCCCLXXXXVI

Toon fis2, diameter 619 mm, ca. 165 kg (aangesloten als a1)Letterrand 20 mm: dito opschrift, IAER MDXCVI

Toon g2, diameter 531 mm, ca. 95 kg (aangesloten als bes1)Letterrand 20 mm: dito opschrift, IAER MCCCCCLXXXXVI

Toon gis2, diameter 579 mm, ca. 145 kg (aangesloten als b1)Letterrand 20 mm: dito opschrift, IAER MCCCCCXCVI

Toon a2, diameter 498 mm, ca. 80 kg (aangesloten als c2)Letterrand 20 mm: dito opschrift, IAER MDXCVI

Toon b2, diameter 438 mm, ca. 50 kg (aangesloten als d2)Letterrand 20 mm: dito opschrift, IAER MDLXXXXVI

Toon cis3, diameter 422 mm, ca. 45 kg (aangesloten als e2)Letterrand 20 mm: dito opschrift, IAER MCCCCCXCVI

Toon d3, diameter 354 mm, ca. 35 kg (was aangesloten als f2, nu als fis2, zie onder)Letterrand 20 mm: dito opschrift, IAER MDXCVI

Toon es3, diameter 321 mm, ca. 25 kg (afgekoppeld zie onder)Letterrand 20 mm: dito opschrift, IAER MDXCVI

Toon e3, diameter 322 mm, ca. 25 kg (aangesloten als g2)

54

Page 55: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Letterrand 20 mm: PETRUS VANDEN GHEIN ME FECIT MDLXXXXVI

Toon fis3, diameter 301 mm, ca. 22 kg (aangesloten als a2)Letterrand 20 mm: dito opschrift, IAER MDLXXXXVII

Toon gis3, diameter 265 mm, ca. 15 kg (aangesloten als b2)Letterrand 10 mm: MELCHIOR DE HAZE ME FECIT

Toon a3, diameter 249 mm, ca. 10 kg (aangesloten als c3)Letterrand 10 mm: MELCHIOR DE HAZE ME FECIT

Toon es 3, diameter 350 mm, ca. 30 kg (aangesloten als f2)Letterrand 15 mm: ANTONI WILKES ME FECIT ENCHVSAE 1663voor de "voerlieden en veerluijden"

Zandklokje, diameter 408 mm, c3, ca. 45 kg Geen opschriften of versieringen. Niet ouder dan 19e eeuw

Halfuur klok gegoten door G. van Wou en J. Schoonenborch Doorsnede 950 mmrandschrift 25 mm IHSUS MARIA IOHANNES FVSVM A GHERARDO WOU SCHONENBORH QZ IOHANNE ANNO DOMINI MCCCCCXIII

Vertaling (Stoffels): JESUS MARIA IOHANNES GEGOTEN DOOR GERARD WOU EN SCHONENBORCH JOHANNES INT JAAR DES HEREN 1513 (De C is in de klok vergeten)

De H in IHSUS is de Griekse letter voor E. Voor bezoekers van Roomse kerken is IHS dat zowel een afkorting van Jezus als van In Hoc Signo (In Dit Teken) niet onbekend.De QZ moet staan voor QUE wat “en” betekent maar geplaatst wordt achter het woord dat met “en” verbonden wordt. Zowel Gherardo als Johanne zijn afhankelijk van “a” dat “door” betekend en daartussen moet dus een verbindingswoordje staan. De schrijver van de tekst heeft daarbij een stijlfiguur gebruikt waarbij bepaling en bepaalde in gekruiste volgorde staan, b.v. klok groot, zwaar geluid. Mij is QZ voor QUE niet bekend. Misschien is de Z geen letter maar een afkortingsteken.

Heel uur klok Thomas Both, Utrecht.Doorsnede 1500 mmRandschrift: O PASSI GRAVIORA DABIT DEVS HIS QVOQVE FINEM THOMAS BOTH

ME FECIT 1591

Vertaling (Stoffels): O (MANNEN) DIE ERNSTIGER (DINGEN) GELEDEN HEBT, GOD ZAL AAN DEZE (DINGEN) OOK EEN EIND MAKEN! THOMAS BOTH HEEFT MIJ GEMAAKT 1591.

Het is een citaat uit het beroemde epos van Vergilius uit de tijd van Keizer Augustus kort voor het begin van onze jaartelling, de Aeneis, boek 1, vs 199.Daarin worden de lotgevallen van de Trojaanse held Aeneas op zijn tocht naar Italie, waar hij Rome zal stichten verteld. Onderweg komt hij

55

Page 56: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

in een hevige storm en hij bemoedigt zijn bemanning met de aangehaalde woorden. Het is een regel die in benarde tijd na de dood van Willem van Oranje in 1583 zeer van toepassing was.

Aanvulling (Stoffels)

Deze beide luidklokken zijn omgeven door de klokken van het carillon zoals vermeld in het genoemde artikel. Ze beslaan van twee octaven van de toonladder in a, dus niet chromatisch met ‘n enkele uitzondering. Voor de duidelijkheid geef ik de volgorde zoals wij op orgel en piano gewend zijn, dus beginnend met c. Het zijn dan oplopend c1, d1, e1, f1, g1, a1, bes1, b1, c2, d2, e2, f2, fis2, g2, a2, b2, c3.Afwijkend van het vermelde in het artikel van Tolman is dat voor f2 gebruikt wordt de door Wilkes in 1663 in Enkhuizen gegoten klok, door hem es3 genoemd, dat de door hem d3

genoemde klok, die in werkelijkheid een veel hogere toon heeft, voor fis gebruikt wordt en de daarop volgende es3 niet meer gebruikt wordt omdat hij veel slechter klinkt dan die van Wilkes. De klokken tot en met fis in het tweede octaaf hebben een letterrand met daarop PEETER VAN DEN GHEIN HEFT MI GEGOTEN INT IAER ONS HEEREN met daarop volgend het jaartal in Romeinse letters, steeds 1596, behalve de tweede klok (d) die uit 1595 is. De klokken in g2 en a2 hebben als letterrand PETRUS VAN DEN GHEIN ME FECIT, (Petrus van den Ghein heeft me gemaakt) gevolgd door het jaartal in Romeinse letters, de g2 in 1596 en de a2

voorafgegaan door IAER 1597. De twee volgende klokken (de hogere b en c) hebben een letterrand met MELCHIOR DE HAZE ME FECIT (Melchior de Haze heeft me gemaakt) zonder jaartal. Deze zijn omstreeks 1932 toegevoegd en afkomstig uit het carillon in Den Haag. De als f2 gebruikte heeft als randschrift ANTONI WILKES ME FECIT ENCHVSAE 1663 en heeft dus evenmin tot het oorspronkelijke carillon behoord. De twee laagst gestemde klokken hebben bovendien een randschrift. Die in c alleen namen: IAN DIRRICK SOEN SIMON HAIT PIETER CLAESSOEN JAN SIMON SOEN (“soen uitspreken “soon”). De tweede klok, in d1: VIVOS VOCO DEFUNCTOS PLANGO FULGURA FRANGO VOX MEA VOX VITE VOCO VOS AD SACRA VENITE, een vaak voorkomend klokopschrift, zoals uit de vertaling duidelijk wordt:” De levende roep ik, de bliksem breek ik, de stem van mij is de stem van het leven, ik roep u tot de heilige (dingen=dienst) komt”. Het laatste stuk kan men ook vertalen als "ik roep U, komt tot de dienst".

56

Page 57: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

De Gevelstenen van Monnickendam door Harry Voogel

Gevelstenen- Tekststenen- Jaartalstenen- Wapenstenen- Eerste stenen.

In de tijd van de houten gevels waren er uithangborden die dienden om aan te geven wie waar woonde of werkte. In veel Engelse, Franse, Duitse en Zwitserse steden kom je ze nog tegen.

Na de grote stadsbranden van b.v. Amsterdam, 1421 en 1452, Monnickendam 1499 en 1513, moesten nieuwe huizen van stenen zijmuren worden voorzien.Pas in 1669 werden houten gevels geheel verboden.De gevelstenen namen toen gedeeltelijk de functie van de uithangborden over, deze bleven als reclamemiddel bestaan. Beiden waren niet meer dan gebruiksvoorwerpen.

Gevelstenen mochten niet verhuizen. Een stadskeur in Amsterdam uit 1542 bepaalde dat uithangborden en gevelstenen in en aan een pand blijvend moesten zijn. Zij gaven bekendheid aan een pand als een soort adres. Iemand woonde b.v. in “De Roode Leeuw” of in “De Bonte Os”. In notariële akten uit die tijd kom je deze adresaanduidingen vaak tegen. Daarom kom je zeventiende-eeuwse gevelstenen na een verbouwing tegen in achtiende-eeuwse gevels en corresponderen de stenen lang niet altijd met de nering die in het pand wordt gedreven.Een slager kan om die reden gevestigd zijn in een pand met een gevelsteen van een broodbakker. De gevelsteen in het pand Rozengracht 80 in Amsterdam laat de bijbelse voorstelling zien van ”De Verspieders van Kanaän”, terwijl er een bakker zijn brood slijt.De steen in Zuideinde 3 vertoont een slager, tegenwoordig is in dit pand “Chocolaterie Marieke“ gevestigd.

Aan de Amsterdamse kapitale grachtenpanden kom je weinig of geen gevelstenentegen. De rijke kooplieden die daar woonden waren bekend genoeg en hadden dan ook geen gevelsteen als adres nodig. Op de grachten gordel was het overigens verboden om een bedrijf te hebben. In de Jordaan zijn des temeer gevelstenen, de wijk met veel ambachtslieden.De eerste gevelstenen waren vooral van welgestelden die een familiewapen lieten hakken.De oudste gevelsteen in Monnickendam is de steen in de gevel van Zuideinde 3, anno 1567, de slager met hakblok en hond.De oudste gevelsteen in Amsterdam is “Dit is in Den Swarten Horne“ van 1495, op de Zeedijk 16-18, door Jan Hilbers gerestaureerd.In Amsterdam zijn meer dan 800 gevelstenen.In Pompeï waren al gevelstenen, zoals ’n steen met Bacchus (God van de wijn) die een tros druiven uitperst, behorende bij een wijn handel.En een steen met een geit, voor een melkhandel. Uithangborden hebben o.a. het gezegde ‘waar hangt iemand uit’ opgeleverd.De hele 18e eeuw zijn er nog veel gevelstenen gemaakt,maar door de achteruitgang van de welvaart, met name in de negentiende eeuw, zijn er daarna niet veel nieuwe stenen meer gemaakt.

Na de huisnummering in 1795 verloren de gevelstenen en uithangborden hun eerdere adresfunctie. De binnenstad van Monnickendam werd verdeeld in vier wijken. Vaak verschilden de linker- en rechterkant van de straat van wijk, soms behoorde de hele straat tot één wijk en liep de nummering van links naar rechts. Op het Weezenland bijvoorbeeld is

57

Page 58: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Klokmeubel nummer 1, de Vermaning nummer 15, het Weeshuis 16 en het laatste huis met de tuin nummer 18.

Zandsteen. In de noordelijke Nederlanden zijn bijna alle gevelstenen, guirlandes en festoenen van zandsteen, omdat zandsteen voornamelijk uit Duitsland kwam, in de zuidelijke Nederlanden voornamelijk van kalksteen en kalkzandsteen, omdat die steensoorten in België en Frankrijk voorkomen. In Monnickendam zijn bijna alle stenen van Bentheimer zandsteen. Dit kwam vaak als ballast mee met de schepen van de Hanzesteden.Bentheimersteen werd later vervangen door Oberkirchnersteen.Zandsteen is samengesteld uit granietkorrels, zowel fijn als grof.Sinds de jaren vijftig wordt zandsteen niet meer verwerkt en is officieel ook niet meer in Nederland verkrijgbaar. Tijdens het hakken komt namelijk fijn silicium vrij dat niet wordt afgebroken en zich vastzet in de longen, net als bij de mijnwerkers, met longziekte tot gevolg. In Duitsland is zandsteen nog wel toegestaan.

Hardsteen wordt bijna nooit verwerkt tot gevelsteen, alleen als het type gevel er om vraagt, b.v. de gevelstenen van”Sjako “op de Elandsgracht in Amsterdam en de steen van Rob Cerneus in de Grote Noord.

Nieuwe gevelstenen worden bijna alleen nog gehakt uit kalksteen en kalkzandsteen. Kalksteen in welke vorm dan ook is heel egaal van structuur, terwij1 de steenhouwer tijdens het hakken van de kalkzandsteen de zandkorrels voelt.

De gevelsteen van kerkstraat 36 is van kalksteen, eveneens het nieuwe kopje boven het oostelijke toegangsportaal van de Grote Kerk, t.w. Fauron uit Frankrijk.

Het nieuwe baldakijn in de toren van de Grote Kerk is van Franse kalkzandsteen, t.w.Jaumont.Ledesteen is kalkzandsteen uit Lede, ten westen van Brussel. De speklagen en sierblokken in de Grote Kerk zijn van ledesteen. Kalkzandsteen uit Lede komt voor in kleinere stukken.

Kalksteen suggereert misschien een zachte steensoort te zijn, het komt echter voor van heel zacht tot heel hard. Blauwe stoepstenen en grafzerken zijn van Belgische gepolijste hardsteen (dus kalksteen), marmer is ook kalksteen.Arduin is blauwgrijze vulkanische kalksteen uit de Ardennen.De lambrisering van het “Klooster” is hardsteen (ongepolijst), evenals de stoep- en hekstenen, maar wel van kalksteen. In Frankrijk noemen ze hardsteen ’petit granit’.De kwaliteit Gobertange is een kalksteen uit die plaats (ten z.o. van Brussel).

De zeventiende eeuw was letterlijk een gekleurde eeuw, bijna alle gevelstenen uit die eeuw waren dan ook gekleurd.Het beeldhouwwerk van gevelstenen begint met een tekening die op de steen wordt overgebracht. Bij niet regelmatig schilderen vormt zich een hardere huid op de gevelsteen. Als daar water achter komt breekt deze buitenlaag er bij vorst af, enz. enz. (zie ook Noordeinde 21)

Bij het restaureren wordt de steen eerst schoongemaakt met een wasmiddel of terpentijn. De terpentijn dient dan tevens als een soort grondlaag. Vervolgens wordt de steen indien nodig gerestaureerd met restauratiemortel. Tegen de roest van de in de steen aanwezige ijzererts en ter versterking van de verf worden vaak eerst een of twee lagen schellak aangebracht, echter niet in combinatie met terpentijn omdat die elkaar niet verstaan. Het schilderen gebeurt met

58

Page 59: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

lijnolieverf, pigmenten gewreven in lijnolie.

Grote Kerk – Tekststeen:Boven het westelijk toegangsportaal, ca 1500, ledesteen.

Na veel overleg is aangenomen dat de tekst waarschijnlijk luidt:deese doer is ghesticht t eere goed met die ghelde dat ghecoeme is va symoe aards zoens doet bidt voer die siel

In begrijpelijk Nederlands betekent het:

Deze deur is gesticht ter ere Gods met het geld dat gekomen is van Symon Aards zoons dood bidt voor die ziel.

Grote Kerk - KopjeDeze zit boven het oostelijk toegangsportaal, onder de schoorsteen van getorst metselwerk. Het oorspronkelijke kopje uit circa 1450 was van kalkzandsteen (ledesteen).Om op gezond Steen te komen moest er ongeveer één- derde worden weggehakt. Daarvoor zou restauratiemortel in de plaats moeten komen. Omdat voor de restauratie nog te zien was hoe het kopje er heeft uitgezien werd besloten een nieuw kopje te hakken, van Franse kalksteen (Fauron). Hoewel steeds is aangenomen dat het hier een kinderkopje betreft kan het net zo goed een vrouwen- of mannenkopje zijn.

De Nieuwe DoelenWapen van MonnickendamOp 26-6-1816 is door de Hoge Raad van Adel aan de stad Monnickendam in bezit gesteld het volgende wapen: Een wapen zijnde met zilver beladen, met een monnik in zijne natuurlijke kleur en kleding, staande op een terras van synople, smaragdgroen, het schild (het woord schilderen komt van het kleuren van wapen- en steenschilden) gedekt met een krans van eikenloof, aan weerszijden vastgehouden door een griffioen.Een griffioen is een mythologisch dier met het bovenlijf van een adelaar en het onderlijf van een leeuw. Een griffioen symboliseert zowel de wereldlijke als geestelijke macht. Christus in twee gedaanten, als God en als mens. Wat de monnik over zijn schouder draagt is vooralsnog een raadsel . Is het een knots, een spade, een roerstok, een bedelstaf, een fakkel?Cornelis Schoon‘s boekje uit 1764 schrijft ook van een knots, maar gaat ervan uit dat het oorspronkelijk een roerstok is geweest.De laatste versie is dat het een narrenkolf zou zijn. Het is een franciscaner monnik en de franciscanen noemen (den) zich de “narren van Jezus”.Een Italiaans muntstuk uit 1461 laat namelijk de Franse nar Triboulet zien met een narrenkolf over de schouder.Tot 1406 bestond het wapen van Monnickendam uit een schild, aan weerszijden vastgehouden door een leeuw. Het linkergedeelte van het schild vertoonde van onder naar boven twee- drie en vier Andrieskruisen, het rechter de zwaan, het symbool van Waterland. De daklijst en het wapen van “De Doelen” zijn in 1965 gerestaureerd.De franciscanessen hebben wellicht de hand gehad in het ontwerp van het nieuwe stadswapen. Zij begonnen mede met de bouw van de Grote Kerk.

59

Page 60: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

De Zarken 23Waterlandshuis- links- wapen van Monnickendam. Deze steen komt naar alle waarschijnlijkheid uit de binnenkant van de Noordeinderpoort.Hij moet na 1764 in de poort zijn gezet. Cornelis Schoon tekent de poort in dat jaar zonder steen. We gaan er van uit dat de steen is ontdaan van zijn zijkanten, onderkant en bekroning.Deze bekroning en de zijkanten sieren nu de top van de gevel van Noordeinde 4, het museum van de Vereniging Oud Monnickendam. Deze steen is in 1908, gelijk met de nieuwe gevel, geplaatst. De acht van 1908 is een gestyleerde acht.

De Zarken 23Rechts- de steen met de zwaan.In 1908 gehakt door de Haarlemse beeldhouwer Louis J. Vreugde.De zwaan is bet symbool van Waterland. Het Hoogheemraadschap kocht dit pand in 1831.

De Zarken 25Grove kalksteen of tufsteen, (lava-as ).De voorstelling is waarschijnlijk een opgaande zon en drie bruinvissen of zonnebloemen. Vroeger kwamen in de Zuiderzee bruinvissen voor. De steen kwam uit de muur van het afgebroken gebouwtje naast het Waterlandshuis dat ooit gebouwd werd als kantoor voor de secretaris van het Hoogheemraadschap.

Lindegracht 10Steen “OP ’T DOELENPADT”Ongeveer op deze plek stond tot 1742 de “Oude Doelen”.Herman van Elteren hakte in 2002 deze steen van kalksteen uit Borrèze, in de Dordogne.

Rozendaal 6Steen “ ‘T KNOOPPUNT”.De gedacchte achter de titel van deze steen is dat dit huis precies ligt op het knooppunt van twee waterwegen, de Lindegracht en de Fluwelen Burgwal.De bewoonster, mevrouw Cato Wiltschut- van der Hilst, beschouwt haar huis tevens als het knooppunt van haar gezin.De letters op het fond van bladgoud staan dan ook Catharina en haar kinderen Corrina, Michiel en Mireille.

Kerkstraat 12De geschiedenis van deze steen is dat Leo Hordijk en zijn vrouw in de laatste twee oorlogsjaren onderdak hebben geboden aan het joodse echtpaar Akker en hun dochter en zoon en aan mevrouw Naatje van Moppes. Deze vrouw trouwde in 1945 met Emanuel Leuw, in Monnickendam door iedereen Manu genoemd. Manu had een manufacturenwinkel in het Noordeinde op de hoek van de Nieuwe Steeg.De onderduikers lieten in 1947 de gevelsteen maken. De familie Hordijk emigreerde op 1 april 1955 naar Californië, op uitnodiging van een welgestelde joodse zakenman. De huidigesteen is van portlandsteen. De originele steen van gewapend beton veertoonde al eerder scheuren, maar in het jaar 2000 kwamen door de roest van het ijzer in de steen de brokken echt naar beneden.Door het altijd aanwezige probleem van het roestige ijzer was restaureren geen oplossing. Een geheel nieuwe steen was dat wél.Zeven plaatselijke sponsoren maakten het mogelijk dat de mannen van Leguit &Roos de door Jan Hilbers gehakte, € 2000,- kostende, nieuwe steen in de gevel konden plaatsen.Wim Hordijk, één van de vijf kinderen van Leo en Lies Hordijk, op vakantie in Nederland, onthulde de steen op 10 oktober 2002.

60

Page 61: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Bij notariële akte verplicht de, ook toekomstige, eigenaar van het pand zich, tegen een boete van €25000,--, de gevelsteen in de gevel te laten.

Kerkstraat 24Jaartalsteen 1638, zandsteen.Deze steen was zwaar geërodeerd doordat hij vele jaren, tot 1975, op de tuit heeft gelegen.Er zijn geen verfsporen ontdekt. De steen is schoongemaakt en de letters zijn geschilderd.

Kerkstraat 32Jaartalsteen 1620. De steen is aangebracht tijdens de bouw van dit huis.Echter, niet op deze plaats. We nemen aan dat in 1785 de pui is vernieuwd en de steen in het fries boven de puibalk zal hebben gezeten. Net als bij Middendam 6.De steen zal dus wel sinds 1785 in de bovengevel zitten.

Kerkstraat 36,Kalksteen, gehakt in het jaar 2000, door Jan Hilbers.

Kerkstraat 52,Steen “Het Lanswelvaare”.Pieter Winkes trouwde op 19-1-1732 met Eegje Hendriks Grobben. Zij gingen in dit huis wonen dat Eegje van haar moeder had geërfd. Pieter was schipper op de West c.q. Suriname.Zijn tweede vrouw Eegje werd begraven op 19-3-1738. Pieter trouwde op 25-10-1738 voor de derde maal met Jannetje Cornelis. Zijn ziekelijke vrouw hield hem echter in 1763 voorgoed aan de wal en in dat jaar werd hij benoemd tot keurmeester van het touw op de vier touwbanen van Monnickendam. Eén daarvan was het “Het Lanswelvaare”, de zogenoemde “Grote Baan“ op de Noordervesting.Pieter liet zijn gevelsteen maken die verwijst naar zijn vroegere beroep van zeevarende en de naam van één van de touwbanen waarvoor hij aan het werk ging.

Kerkstraat 54 , Gevelsteen “De Gulden Hand“Kalksteen, uit Fauron- Wallonië.De huidige bewoner Herman van Elteren hakte deze steen in het jaar 2000.In Jesaja hoofdstuk 49 vers 16 staat geschreven; “Zie, 1k heb U in mijn handpalmen gegrift”.In de hand op de steen staan de beginletters van de voornamen van Herman’s dierbaren en goede vrienden. In de vier hoeken van de steen staat het jaartal 2000.Herman heeft het bladgoud bewust ‘oldlook’ opgebracht i.v.m. de leeftijd van de gevel, laatgotisch, eind 16e eeuw. Bladgoud wordt aangebracht op een transparante lak die nog net niet droog is en daardoor als plakmiddel dient.

Kerkstraat 56Hardstenen stoepsteen met een zogenoemde ‘konkel ‘,(om op te konkelen). De steen is eigenlijk een heksteen en stond in de tuin van dit huis. De konkel is ook van hardsteen, maar gepolijst.

De SpeeltorenDeze steen komt niet uit de Noordeinderpoort (zie Waterlandshuis).De Speeltorensteen bestaat uit acht delen, waarvan de bekroning het oudste is, laatgotisch circa 1500. De twee schouderstukken zijn al eens eerder vernieuwd.De bekroning mist het topornament en komt waarschijnlijk ergens anders vandaan. De steen is van kalkzandsteen. Dit wapen zal uit de 17e eeuw dateren, met een veel oudere bekroning.

61

Page 62: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Deze monnik stond voor de restauratie ook op een veld van synople, zij het nauwelijks nog zichtbaar. Hij draagt hier en bij de Waag een echte knots, hoewel de monnik alleen op deze steen ‘iets’ in de hand houd.Het schild is tweemaal met aluminium ‘verzilverd’. Bladzilver oxideert veel sneller dan bladaluminium, vandaar het gebruik van aluminium. De griffioenen zijn tweemaal met bladgoud verguld.

Noordeinde 4Wapen van Monnickendam.Evenals de poort vermoedelijk nooit geschilderd geweest.Steen en poort zijn van zandsteen. Beiden zijn niet vuil maar hebben een natuurlijke verkleuring, een zogenoemde patina. Zowel de steen als de poort zijn in 2000 gerestaureerd.In 1920 werd de huidige gevel gebouwd en de steen aangebracht.Tot 1888 zat deze steen in de buitenkant van de Noordeinderpoort.

Noordeinde 10Gevelsteen “Dit is Uitendam”.Zandsteen. De weggeërodeerde letters zijn ooit weggehakt, daarna is de tekst op de steen geschilderd. Dat is te zien aan de diepere ligging van het gedeelte waaruit de letters zijn gehakt. De wat bruinige kleur vóór de restauratie werd veroorzaakt door het oxideren van het in de steen aanwezige ijzererts.De tekst op de steen doet vermoeden dat het om het kerkje van Uitdam gaat. De ligging en de vormgeving van het afgebeelde kerkje vertonen echter weinig overeenkomst met het kerkje van Uitdam uit de zeventiende eeuw. De steen is ook uit 1660.De pui en de stoep zijn beiden uit de achttiende eeuw. Het pand had in de zeventiende eeuw een houten pui.

Noordeinde 11Jaartalsteen.Zowel de omlijsting, van het ossenoog, oeil-de-boeuf, en de jaartalsteen noemen we kwabornament. Evenals de guirlandes en de festoenen schitterend beeldhouwwerk van zandsteen.

Noordeinde 12Het voormalige postkantoor, gebouwd in 1899.Drie terracotta geornamenteerde roosteromlijstingen. Ze zijn waarschijnlijk onbeschilderd, in dakpannenkleur, in de gevel geplaatst in combinatie met de rode stenen in het fries tussen de gootklossen. In de tijd zijn vijf verflagen aangebracht. De twee bovenste gietijzeren roosters zijn nog in goede staat, het onderste rooster is door de restaurateur nageschilderd.

Noordeinde 13De voormalige Jan Nieuwenhuijzen Nutskleuterschool, gebouwd in 1886.De raamboogvullingen, ook wel spaarvelden genoemd, zijn nooit geschilderd geweest.Het zijn gietsels van een composietmortel. een mengsel van fijngemalen kalksteen en zandsteen. De beeltenissen zijn van Jan Nieuwenhuijzen, de stichter, de bedenker, niet de oprichter, dat was zijn zoon Martinus, van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen,.het jongens- en meisjeskopje, waren zwaar vervuild en geërodeerd. Ze zijn schoongemaakt met perslucht en een reinigingspoeder.Daarna zijn ze geconserveerd en waterafstotend gemaakt.De speklagen en de sluitstenen in de gevel zijn van zandsteen, hebben een natuurlijke verkleuring, patina, en behoefden geen restauratie of schoonmaak.

62

Page 63: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Noordeinde 21Herenhuis “De Bruinvis”, gebouwd in 1741 door Arent Claeszn. Bruijn, de achterkleinzoon van de oprichter van de zeepziederij, Claes Bruijn. Hij richtte deze op met zijn stiefzoon,tevens zwager, Jan Janszn. Visscher in 1647.De zeepziederij (zieden is koken) zou 273 jaar bestaan, tot 1920.De gehele gevel is van zandsteen, behalve de borstwering die van hardsteen is. De gehele gevel is geschilderd geweest. Deze vertoond een afschilferingproces dat veroorzaakt word door vervuiling van de bovenste steenlaag. Op de bruinvis zijn geen verfsporen aangetroffen, deze is naar het inzicht van de restaurateur geschilderd. Een bruinvis is een soort dolfijn die vroeger in de Zuiderzee zwom.Nu nog zwemmen in de Noordzee ± 250.000 bruinvissen. Zij leven van haring.Op de tonnen zijn wel verfsporen aangetroffen en zwart op de letters.Ook de tonnen zijn naar de smaak van de restaurateur geschilderd. Beide tonnen zijn exact hetzelfde met het opschift W en S, een nog onbekend logo en een dolfijn. De tonnen hebben banden van wilgenhout.

Noordeinde 26Gevelsteen “In De Bonten Os”, gevelsteen en pui uit 1611, gebouwd door Cornelis Melisz. Coeslager. Hij was pachter van de impost (belasting ) van ‘t ‘bestiaal‘, ook wel ‘coeslagh’, genoemd, een belasting op hoornvee.Tegen betaling van een bepaald bedrag kocht hij van de stad het recht om deze belasting voor de overheid te innen en er zelf ook een boterham aan over te houden. Het pand heeft nog zijn originele laatgotische houtskelet uit de 16e eeuw.

Noordeinde 29‘DE RODE HAAN’.Herman van Elteren hakte deze steen, van kalksteen uit de Dordogne, voor de bewonder van dit huis, de brandweerman Jan Martis. De letters zijn de initialen van de gezinsleden Martis, Jan Pieter, Loes en Jan Martis en Jantje Yttje Terpstra.

Noordeinde 34Gevelsteen ‘In De Dolfyn’Zandsteen. Tussen 1632 en 1647 woonde in dit huis de familie Dolphijn.Zij hebben waarschijnlijk deze steen in de voorgevel laten aanbrengen.De eerste vermelding van deze steen vinden we op 14-12-1716 als Juffrouw Geertruij Tedingh van Berkhout haar huis genaamd “De Dolphijn“verkoopt aan Isack Salomons.In 1810 werd dit pand als winkel verkocht. Het vermoeden is dat de steen naar de achtergevel is gegaan toen een winkelpui werd aangebracht. Wanneer dat geweest is weten we niet.De eerste schoenmaker Snieder (Jan Pieterszoon) vestigde zich in 1904 in dit pand. De huidige gevel is van 1950. De steen kan naar achter zijn gegaan toen de voorlaatste gevel werd gebouwd. Daarvan is het jaartal onbekend.De steen is vele jaren aan het oog onttrokken geweest onder de keukenaanbouw. Deze is circa twee jaar vóór de gevel van 1950 gebouwd. Dat de steen in de achtergevel zat was te zien op de zolder van de oude aanbouw. Dat is wellicht de reden van de goede staat van de steen.De restaurateur heeft diverse kleursporen aangetroffen en die ook gedeeltelijk gevolgd. Dat de dolfijn schubben heeft is een fantasie van de beeldhouwer (een zeemeermin en een vis hebben schubben).De slagjes aan de randen heten freinslagen, van freinen. Deze geven de steen wat meer levendigheid. Tegenwoordig gebeurt dit met een machine.

63

Page 64: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Noordeinde 43“De Posthoorn”.Jaartallint 1697, ossenoog en festoenen van zandsteen (zie ook Noordeinde 11).Het bovenlicht met daarin de posthoorn zal in 1897 zijn aangebracht met het openen van een wagendienst tussen Monnickendam en ’t Schouw.

Noordeinde 44De kat is in 1979 gegoten door Annie de Groot. Hij is van aluminiumcement (gesmolten aluminium), met een roestvrijstalen versteviging, waaraan de kat ook hangt. De familie Schilder had twee Siamese poezen. Eén is vermoedelijk gestolen, reden waarom zoon Guido deze kat liet maken.

Noordeinde 59Monsterkop, vrouwenkop en mannenkop.De monsterkop is van tufsteen (lava-as geperst tot een vaste steen).De kop komt uit het in 1965 gesloopte Centraal Theater in de Amsterdamse Amstelstraat. Hij is circa 1870 gehakt en was zwaar geërodeerd. Hij is geïmpregneerd met twee liter verstevigingsvloeistof. De vrouwen- en mannenkop zijn beiden in een console uitgehakt.Ze zijn van zandsteen en rond 1900 gehakt door Eduard Cuijpers.Ze komen uit een geheel Jugendstil bankgebouw op de Herengracht in Amsterdam dat in 1966 werd afgebroken, ook het jaar dat vorige bewoner de poort met de koppen liet maken.

Noordeinde 60Stoepsteen van hardsteen met houten ‘konkel’ Deze stoepsteen is niet, de stoep is wélgepolijst. De steen is eigenlijk een heksteen. Over de herkomst bestaan diverse meningen. De steen stond tientallen jaren als schampsteen op de hoek van dit huis.De familie Buwalda in Zuiderwoude heeft precies dezelfde steen in haar tuin.

Noordeinde 63Twee betonnen schildhouderleeuwtjes. In 1973 aangebracht ter gelegenheid van de feesten ter herdenking van de Slag op de Zuiderzee. Het schild is ‘verzilverd ‘ met aluminiumverf.

Noordeinde 71Steen “Elia door de raven gevoed”, zandsteen.De steen is net als het huis uit circa 1650. De deur is Lodewijk veertien stijl, begin 1700.De steen was ooit geschilderd en nu ook naar de smaak van de restaurateur geschilderd.De voorheen bruinige tint van de steen was ook ontstaan door ijzeroxidatie.In Amsterdam zijn drie stenen met een zelfde afbeelding; Dirk van Hasseltsteeg 51, in de muur van het Begijnhof en één in het bezit van de Portugees- Israëlitische Gemeente

Noordeinde 78Dit bord is uit 1968. De eiken schelp in het bord is origineel uit 1698. Pand nummer 76 was vroeger een haringpakkers pakhuis (zie de harington in de schelp). Het bord hangt sinds circa 1900 aan de gevel van nummer 78.

Noordeinde 79“YNDE MELCKMAN”, zandsteen, eerste helft zeventiende eeuw.De koe staat op een naar voren uitgehakte ronding, een voetstuk (piëdestal).De steen zat zo goed als los in de gevel, hij is rondom helemaal gevoegd.Op de rode koe en de zwarte letters zijn kleursporen gevonden. Joost de Moes kocht op 2-8-1862 de in dit pand gevestigde broodbakkerij “De Roode Melckkoe”.

64

Page 65: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Daarom nemen we aan dat de koe ooit rood was. Dat YNDE aan elkaar staat kan zijn omdat beeldhouwers nogal eens analfabeet waren en de betekenis van de hen opgegeven tekst niet kenden.

Noordeinde 81Pand en steen uit de achttiende eeuw. De afbeelding en de tekst zijn twee aparte stenen.De steen zat volgens de overlevering al voor de tweede wereldoorlog in de gevel en is enige jaren geleden al eens gerestaureerd.

Noordeinde 95Steen “Maria Bootschap”, zeer fijnkorrelig zandsteen, circa 1600.De aankondiging (annunciatie) van de engel Gabriel aan Maria dat zij Christus zal baren. Zij zal bevrucht worden door de Heilige Geest, via het woord, het oor.De engel Gabriel heeft een lelie in de hand. Soms een andere bloem, maar ook wel een bodestafje (van boodschap), zoals te zien op de annunciatiesteen in muur van de Oude Kerk in Amsterdam. De steen hier is waarschijnlijk gehakt naar het voorbeeld van een schilderij. Het is zeer fijn beeldhouwwerk, volgens het bestuur van de Vereniging van Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen de’mooiste‘ gevelsteen in Nederland.De steen was zwaar geërodeerd, zo ernstig dat ter plaatse behandelen niet het beoogde resultaat zou opleveren. De steen is daarom uit de muur gehaald en is wekenlang in het atelier van de restaurateur met steenversteviger geïmpregneerd.In 1950 heeft dit huis een nieuwe voorgevel gekregen, de steen is toen waarschijnlijk met loog of zoutzuur gereinigd en daardoor aangetast. Hij was dus niet vervuild.Ook deze steen was bruinig van kleur door oxidatie van de in de steen aanwezige ijzererts. De vele gaten in de steen, z.g. kleipitten, zijn van insluitsels van kalk en andere zachte materialen. Er bestaat ook een mening dat de gaten zijn veroorzaakt door wespen. De wens van de bewoners van dit huis was om de steen monochroom te schilderen, dit i.v.m. de eenvoud van de gevel. De slagjes in de randen van de steen heten freinslag, van freinen.

Noordeinde 97Ondergevel, boekenstalletje.Geglazuurde keramiek, in 1960 aangebracht. De toenmalige bewoner was werkzaam in de grafische sector. Bovengevel, uitbeelding van de vier wereldelementen.In het midden; de zon. - Onder, de zee, vissen.Boven; de lucht, vogels. - Aan weerszijden, het land, korenaren.Ook deze steen is van geglazuurde keramiek.In het boek “Huizen met Gevelstenen in Monnickendam” staat deze steen abusievelijk op zijn kop.

GrafelijkheidssluisHet wapen van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen van Kennemerland en West Friesland.Deze duikersluis is gebouwd in 1932, gelijk met het gereedkomen van de Afsluitdijk. Op het wapenschild staat de dubbele adelaar van de Habsburgers en het wapen van Holland, de leeuw. Daaronder een drietal sluisdeuren. Dit deel van de sluis is alleen spuisluis. Boven het schild de keizerskroon van Karel de Vijfde, die in 1544 het Hoogheemraadschap oprichtte. Het zuidelijke deel van de sluis is de schutsluis, gebouwd in 1611.

Havenstraat 1Eerste steen, hardsteen. In de zijmuur van het voorhuis van de vroegere synagoge zit de eerste steen, gelegd op 7 juni

65

Page 66: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

1894, van de tweede synagoge op deze plaats. Op verzoek van de joodse gemeenschap in Monnickendam is de steen in 2000 gerestaureerd.

De Haven 1Deze steen zat tot 1925 in de gevel van Fluwelen Burgwal 9. Na de brand van dit pand namen de zoons van ‘Ko Baas’ Groenewoud (de wagenmaker van de Middendam) de steen mee. Na 1932 werd de steen in deze zijgevel geplaatst.

De WaagHavenzijde, wapen van Monnickendam, zandsteen, 96 x 155 cm.Gezien de veronderstelde leeftijd van de steen zou deze afkomstig kunnen zijn uit de in 1666 afgebrande voorganger van de huidige Waag, hoewel hij natuurlijk niet uit de bouwtijd, 1382, van deze eerste Waag kan zijn.Bij het hakken van de voorstelling van deze steen is de methode gehanteerd van voorboren op diepte. Er zijn nog veel kleine boorgaatjes gevonden. De monnik staat op deze steen niet op een veld van synople (smaragdgroen). Op het schild zijn twee lagen bladaluminium aangebracht en de griffioenen hebben twee lagen bladgoud gekregen.De armpjes, de engeltjes en de krans waren zwaar geërodeerd en door de restaurateur hersteld.

De WaagPannenkoekenhuis, wapen van Monnickendam.Toen Dirk Oosterbaan in 1960 op de begane grond van de Waag een restaurant begon trof hij deze steen losstaand op de grond aan en redde hem van de slopershamer. Hij liet de steen in de muur van zijn restaurant metselen. De Zuideinderpoort laat in 1764 aan de buitenkant een rechte steen zien waarop het wapen van Monnickendam. Dat zou deze steen kunnen zijn.

De WaagMiddendamzijde, wapen van Holland, zandsteen.De Hollandse leeuw in rood op een schild van goud. Het schild is opgehangen aan een lint dat, evenals de guirlandes, aan een spijkerkop hangt. Op het schild zijn drie lagen bladgoud, dikte 0,00006 mm, 23 % karaats, aangebracht. Vooraf zijn twee lagen schellak aangebracht. Het bladgoud ligt op een velletje papier en wordt met een kwastje op de steen vastgedrukt.

De WaagMiddendamzijde nr. 7Tot 1938 was Monnickendam verdeeld in wijken en de huizen in nummers.De Waag was wijk III nr. 1. De enige oude aanduiding in Monnickendam staat nog op de Waag en is ook overgeschilderd.

Middendam 6Jaartalsteen, met de bouw van dit pand aangebracht.De leeuwenmaskers zijn uit dezelfde tijd. Het fries is een prachtig voorbeeld van baksteenvlechting met koppen en klezoren. De gevel is in 2003 geheel nieuw opgemetseld.

DamsluisGevelsteen aan de westzijde, hardsteen.Het jaartal 1420 geeft de bouw van de eerste houten sluis aan. Het jaartal 1620 de bouw van de eerste stenen sluis. De overige jaartallen betreffen restauraties.

Gooische Kaai 15Steen “DE REDACTIE”, kalksteen, genoemd naar het bedrijf dat in dit pand is gevestigd.

66

Page 67: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

De letters zijn van de voornamen van de leden van het gezin Dik, Jaap, Ellen, Bregje, Cathelijne.

Zuideinde 3Gevelsteen ”Slager en hond“ uit 1567, zandsteen.De steen is uit de tijd van de bouw van dit pand, waarmee dit woon-winkelpand één van de oudste van Monnickendam is. Zeer fraai beeldhouwwerk, let op de poot van de hond die los staat. Op de steen werd een zeer dikke laag verf aangetroffen, de reden waarom hij nog in zo ‘n goede staat verkeert terwijl hij toch op het westen staat. De steen is in 1973 geschilderd door de toenmalige eigenaar Jan Pauws.Zie de worsten onder de jaartalsteen en het bloed dat van het hakblok afloopt. De steen is naar het inzicht van de restaurateur van nieuwe kleuren voorzien.

Zuideinde 6Jaartalsteen, deze steen zou best al vanaf 1604 in deze gevel kunnen zitten.Het pand is een rijksmonument.

Grote Noord 19Steen “BEELDHOUWERIJ”, hard steen.Beeldhouwer Rob Cerneus hakte deze steen in 1989 voor de gevel van zijn atelier.

Grote Noord 20Steen “De Botter”De toenmalige bewoner van dit pand, Ron Holthuijzen, goot deze betonnen steen in 1986, een botter voorstellend.

Niesenoortsburgwal 4Eerste steen, “Ransdorper Toren”, hardsteen.Dit pand uit 1906 kwam in de plaats van het oude pand uit 1695 dat in 1904 afbrandde. Fluwelen Burgwal 14Steen “DE KATER OP FLUWEEL”, kalksteen.Beeldhouwer Hans ‘t Mannetje uit Zutphen hakte deze steen in 1980 ter gelegenheid van het veertigjarig huwelijksfeest van de bewoners van dit huis, de heer en mevrouw de Kater.

Fluwelen Burgwal 13Gevelbord “In de Hoop”, oorspronkelijk uit 1942.In 1899 kreeg Jacob Bloem zijn drankvergunning voor dit pand. Klaas Roos stak het huidige bord in 2003 in reliéf, van eikenhout. Eigenaar – bewoner Jaap de Boer schilderde het zelf. Het café werd in 1968 gesaneerd.

Fluwelen Burgwal t/o nr. 16Walmuursteen uit 1883, hardsteen.Hendrik Gras mocht als vlijtigste leerling van de school de eerste steen leggen voor de nieuwe school. Na de dood van zijn ouders werd Hendrik in 1878 in het Weeshuis opgenomen waar hij tot 30-11-1891 zou verblijven. Hij was toen 21 jaar oud en al voor zijn 19e verjaardag haalde hij zijn onderwijsakte. De school is in 1984 afgebroken. Hendrik vertrok op 21-jarige leeftijd uit Monnickendam. Later werd hij schoolhoofd in Amsterdam op de Willemsschool in de Willemstraat en hoofd van de Alberdink Thijmschool. Voor zover bekend schreef hij zestien jongensboeken die zich soms in Monnickendam afspeelden. Een van zijn bekendste boeken is “De Schansloper van Monnickendam”. Dat boek

67

Page 68: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

handelt over de Slag op de Zuiderzee in 1573.De steen is niet door de restaurateur opgeknapt maar door Siem Koerse die hem eerst heeft schoongemaakt en daarna heeft geschilderd.

Fluwelen Burgwal 4Steen “De Schutsengel”.De beschermengel van het huis en haar bewoners. Herman van Elteren hakte deze steen in 2004 van kalksteen uit Borrèze, in de Dordogne.

Weezenland 18Steen “Maria Boodschap”.De steen is van kalkzandsteen, leeftijd onbekend.De steen is al vóór 1900 in de aanbouw gezet door de vader van mevrouw Klaver, tot 2002 de bewoonster. Jaap Klaver was metselaar en zal de steen tijdens zijn werk wel ergens zijn tegengekomen. De restaurateur vermoedt dat de steen uit een kerk komt, vanwege het materiaal, het ontbreken van enige teksten en de goudverfresten.De laatste verflaag was acrylaatverf met daaronder vele verflagen. Op de achtergrond en op de wolk zijn sporen van bladgoud gevonden. Het goud komt overeen met de icoon- en paneelbeschilderingen van de middeleeuwen. De wolk doet denken aan de symbolisering van de Heilige Geest.De steen zou aanvankelijk één kleur krijgen. Bij nader inzien is deze toch gepolychromeerd, de iconografie volgend. De engel heeft hier een bloem in de hand. Op andere stenen ook wel een bodestafje (van boodschap), zoals in de Maria Boodschapsteen te zien is in de muur van de Oude Kerk in Amsterdam.

Kermergracht 6Gebouw “HULPBETOON”.Het gebouw werd door de ”Vereniging Hulpbetoon” in 1907 gebouwd. In bet kader van de werkverschaffing werden hier ‘s winters manden gevlochten , touw geplozen en viskisten getimmerd. Later werd het als pakhuis gebruikt.In 1938 werd de “Monnickendamsche Lingerie Industrie“ hier gevestigd. Aannemer Leguit & Roos verbouwde het pand in 1994 tot negen appartementen. Het is aan de voorspraak van Siem Koerse te danken dat bet gebouw weer met zijn oorspronkelijke naam werd gesierd.

Harry Voogel, oktober 2004.

68

Page 69: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Naamgeving van de straten door de eeuwen heen door P. Stoffels

Op 20 september 1976 schreven B. & W. aan onze vereniging dat men aan de gemeenteraad voor wilde stellen de straatnamen in een besluit vast te leggen.De reden hiervoor was dat zich problemen voordeden bij de schrijfwijze. Daarbij werd als voorbeeld genoemd "Herengracht". Vroeger schreef men Heere Gragt, en later Heerengracht. De gemeenteraad had B.&.W. verzocht hierover advies te vragen aan onze vereniging.Wij hebben daarop geantwoord, dat advies over spelling wel zeer beperkt is en eigenlijk niet op ons terrein liggend, maar dat we gaarne advies zouden uitbrengen over de oorspronkelijke naamgeving met daarbij een voorstel.Ons onvolprezen lid de heer Appel heeft een lijst opgesteld van de namen, met schrijfwijze uit de verpondingsregisters van 1561, 1572, 1580, 1639, 1688, en 1733. Deze verpondingsregisters (verponding is een belasting op onroerend goed) zijn een voorloper van het huidige kadaster.Het leek mij van belang deze gegevens, ons voorstel en de naam zoals door de raad aangenomen te publiceren.De raad is bij zijn oorspronkelijke idee om slechts de spelling te bezien gebleven, en heeft daarom met slechts een enkele uitzondering onze voorstellen tot verandering van naam niet gevolgd. Een motief daarvoor is geweest, dat verandering van straatnaam vooral ook voor de bewoners heel wat kosten met zich meebrengt.Hieronder worden afgedrukt voorop de op 11 november 1976 door de raad vastgestelde naam, daarachter het voorstel van onze vereniging en daarachter de benamingen in 1733, 1688, 1639, 1580, 1572 en 1561.Hieraan voorafgaand moge ik enige opmerkingen over de spelling maken.De functie van de spelling is niet anders dan door tekens op schrift weer te geven wat men zegt. Dat is een moeilijk proces; immers vaak wordt een lettergreep als één klank uitgesproken; het splitsen in letters heeft iets kunstmatigs; zoals men merkt als men kleine kinderen leert lezen. Bovendien kan het niet nauwkeurig zonder een onoverzichtelijk groot aantal tekens.We benaderen de gesproken taal op schrift dus globaal; dat betekent dat de letters die we gebruiken verschillende klanken weergeven; de "a" in haring klinkt heel anders dan de "a" in hard. De "d" in hard klinkt daarentegen precies als de "t" in hart. Dat kan ook niet anders omdat de uitspraak van plaats tot plaats, en zelfs van mens tot mens verschilt. De spelling heeft een lange geschiedenis, is steeds eenvoudiger geworden, en wordt nog steeds eenvoudiger, en daardoor steeds minder nauwkeurig in het weergeven van de uitgesproken klanken.Door die lange geschiedenis zijn er anderzijds nodeloze ingewikkeldheden ontstaan. Immers ons alfabeth stamt via het latijn en grieks uit het phoenicisch, een semietische taal en past dus niet bij onze klanken.Wij hebben daardoor klanken waar geen letter voor is en letters waar geen klank voor is. De "c" en "x" en "q" zijn overbodig. We missen aparte letters voor "oe" en "ui". Het gevolg van al deze dingen is een grote verscheidenheid in spellingsmogelijkheden; zelfs in onze tijd van eenheidsworst is het niet mogelijk gebleken tot een uniform systeem te komen. De officiële voor Zuid en Noord Nederland geldende woordenlijst laat voor heel wat woorden verschillende spelling toe en is in vele opzichten willekeurig; b.v. het geval met de "n" in woordverbindingen; we zeggen "bessesap" en "bessejenever", maar de officiële schrijfwijze is "bessesap" en "bessenjenever".Daarnaast zijn er nog steeds heel wat mensen die zich niet aan de officiële spelling houden, maar een ander, en soms zelfs een eigen systeem toepassen.Er zijn nog meer factoren die de spelling verwijderd houden van het oorspronkelijk doel, de gesproken taal schriftelijk vast te leggen. De belangrijkste daarvan is de traditie; oorspronkelijk werd de "ij" en "mijt" anders uitgesproken dan de "ei" in "meid", en in sommige dialecten is dat nog zo. Maar in het algemeen beschaafd is het uitsluitend de traditie die verschil tussen "ij" en "ei" handhaaft. Ook deftigheid, fatsoen en verkeerd begrip hebben hun invloed.

69

Page 70: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Deze wat uitvoerige beschouwing over de spelling in het algemeen leek mij nodig tot goed begrip van ons voorstel in verband met de oude namen. Ik moge met de hieronder afgedrukte oude benamingen het bovenstaande illustreren.De "aartsengelsteeg" is een duidelijk voorbeeld van onbegrip dat tot foute spelling leidt. Zowel "aart" als "engel" zijn vrij zeldzaam als naam geworden.Men heeft in de vorige eeuw "art engels" niet meer algemeen als naam herkend, en wellicht heeft een grapjas er toen, met succes, aartsengel van gemaakt.Ook is het mogelijk dat een ambtenaar op het kadaster heeft gedacht, dat die troeters hier niet goed konden schrijven, en het goede "aart engel" verbeterd in "aartsengel".De oudste naam is geschreven "hardt engelssteech". De uitspraak is kennelijk als van ons "ard" geweest, met een lichte "h" ervoor. De uitspraak van "ard" of "aard" als voornaam is oorspronkelijk een open "a" geweest; immers de naam is ontstaan uit "arent". In 1572 heeft men blijkbaar wat officiëler willen doen en het deftiger "Arent" gebruikt. Voor de open "a" had het latijn geen letter; men heeft zich oudtijds beholpen door te schrijven "ae" of "ai" en later "aa"; deze laatste methode is thans algemeen. Voor de "o" en "e" geldt hetzelfde. Wat nu "ee" en "oo" wordt geschreven, werd vroeger vaak als "e" of "ei" in "oi" geschreven. Het schrijven van de voornaam is nog altijd wisselend; men kan kiezen tussen de officiële naam en de roepnaam, en die laatste is vaak bij één persoon verschillend. De "d" en "t" worden aan het eind van een woord op dezelfde manier uitgesproken. Ook daarbij dus een vrij willekeurige keus.De "c" en de "ch" zijn in onze spelling overbodige tekens; de "ch" heeft dezelfde waarde als "g". Oudtijds werden deze door elkaar gebruikt, afwisselend met "gh". Er is ten slotte een zekere traditie ontstaan; wij schrijven "steeg" en "gracht". Er is geen reden om daarvan af te wijken gezien het wisselend gebruik van vroeger; door ons is dus voorgesteld te schrijven "Aart Engelsteeg".Zoals hierboven is opgemerkt heeft de "c" geen functie in onze spelling. Deze typisch latijnse letter heeft de indruk van "deftig" gemaakt; vandaar dat men vaak "ck" in plaats van "k" vindt.Deze onnodige verdubbeling in onze tijd volgen heeft eigenlijk geen zin. Bij ons is het echter een bewijs van ouderdom van de naam geworden. De verdubbeling als deftigheid vindt men ook in het gebruik van "dt" op het eind van zelfstandige naamwoorden, zoals "de Noordt".Veel interessanter dan deze afwijkingen in schrijfwijze zijn de veranderingen in naam. Daarbij is de "Griffel Jannesteeg" wel aan deze naam gekomen doordat de oorspronkelijke naam Jannes" niet netjes gevonden is.Hetzelfde geldt wel voor Patje Keert Weder.Een probleem apart is of men, in overeenstemming met de officiële schrijfwijze, maar tegen de uitspraak en tegen de historische schrijfwijze in de verbindings-n, zoals in Herengracht handhaaft. Persoonlijk zie ik geen reden waarom niet "Heregracht" geschreven zou worden. De schoolopleiding waar men met veel moeite deze ingevoegde "n" geleerd heeft, biedt in dit opzicht een grote weerstand.Over de oude namen en hun spelling is nog veel meer op te merken, maar de plaatsruimte in dit jaarverslag is beperkt, en men kan uit hetgeen hierboven opgemerkt is naar ik hoop zelf een oordeel vormen over het voorstel zoals door ons gedaan, en zoals thans volgt.

70

Page 71: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

71

Page 72: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Door raad vastgesteld Ons voorstel Ao 1733 Ao 1688_______________________________________________________________________________ 1 Aart Engelsteeg Aart Engelsteeg Aart Engelsteegje Aert Engels Steeghje

_______________________________________________________________________________ 2 Beestenmarkt St. Jacobsteeg Brouwerije Stege St. Jacobs Steeghje

(Ao 1674)(of 't Wijde Pleijn)

_______________________________________________________________________________ 3 Bloemendaal Bloemendaal Bloemendael Bloemendael

Padje Keer Weder Patje Keert weder Padtje Keerweder_______________________________________________________________________________ 4 Bolwerk Bolwerk - -_______________________________________________________________________________ 5 Brugstraat Langebrugsteeg Brugsteegh Brughsteegh

_______________________________________________________________________________ 6 Burgemeester Burgemeester - -

Versteegstraat Versteegstraat_______________________________________________________________________________

7 Derde Molensteeg Derde Molensteeg Derde Molensteegh Derde Molesteegh

_______________________________________________________________________________ 8 Doelenerf Doelenerf - -_______________________________________________________________________________ 9 Engelse Hoek - - -_______________________________________________________________________________10 Fluwelen Burgwal Fluwele Burgwal - Fluweele Burghwal

(Ao 1680)_______________________________________________________________________________11 Gooische Kaai Gooise Kaai Gooyse Kay Goijse Kay_______________________________________________________________________________12 Griet Griet Griet Grisseljanne Steegh

Scheeljannessteeg Scheeljannessteeg Scheeljannensteegh (ook Grietseljanne-Steegh)

_______________________________________________________________________________13 Groote Noord Grote Noord Groote Noort Grote Noort

_______________________________________________________________________________14 Haringburgwal Haringburgwal - -_______________________________________________________________________________15 De Haven De Haven De Haven De Haven

_______________________________________________________________________________16 Havenstraat Havenstraat - Havenstraet_______________________________________________________________________________17 Herengracht Heregracht 1) Heeregragt Heeregraght_______________________________________________________________________________18 Kalertsteeg Kalertsteeg - Kalaersteegje

(Ao 1685, Ao 1654)_______________________________________________________________________________19 Kalversteeg Kalversteeg Calversteegh Calversteegh_______________________________________________________________________________

1) Alleen aan de kant van de Zarken, parallel aan de Zaksteeg!

72

Page 73: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Ao 1639 Ao 1580 Ao 1572 Ao 1561______________________________________________________________________________

Aerdt Engels Steech Hard Enghels Steech Arent Enghels Steech Hardt Engels Steech(Monnickendamse Hvoor 'n klinker!)

______________________________________________________________________________Sint Jacobs Steechgen - - -(of Nieuwe Straet)

______________________________________________________________________________Bloemendaal - - -

______________________________________________________________________________- - - -

______________________________________________________________________________Brughsteech Langebrughsteech - -(LangebrughsteeghAo 1643)

______________________________________________________________________________- - - -

______________________________________________________________________________De Veerste De Veerste (verste) - -Meulensteech Molensteech

______________________________________________________________________________- - - -

______________________________________________________________________________- - - -

______________________________________________________________________________Fluwele Burghwal - - -(Ao 1636)

______________________________________________________________________________- - - -

______________________________________________________________________________Griet Griet Griet Scheljannessteech -Scheeljannensteech Scheeljannessteech "Gryet Scheel Jannes"

______________________________________________________________________________Grootenoort Grotenoort Groote Noordt Groote Noort

(ook oo)______________________________________________________________________________

- - - -______________________________________________________________________________

De Haven Opte Haven De Havene Die Haven(ook Haven)

______________________________________________________________________________- - - -

______________________________________________________________________________Heeregracht - - -

______________________________________________________________________________Calaersteegje Kalertsteegh - -(Ao 1643) "Jaep Jacobsz Kalert" (Ao 1588)

______________________________________________________________________________Kalversteech Kalversteech Kalversteech Calversteegh

______________________________________________________________________________

73

Page 74: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Door raad vastgesteld Ons voorstel Ao 1733 Ao 1688_______________________________________________________________________________20 Kattenvangersteeg Kattevangersteeg Kattevangerssteegh Cattevangerssteeghje

_______________________________________________________________________________21 Kerkstraat Kerkstraat Kerckstraet Kerckstraedt_______________________________________________________________________________22 Kermergracht Kermergracht Cennemergragt Kennemergraght

(ook Wagenpadt)(Ao 1677 Kermer-

graght)_______________________________________________________________________________23 Kloosterstraat Kloosterstraat Tegenover 't oudt man-

nenhuijs in de Rosendael-straat (ook wel: Beemstertje)

_______________________________________________________________________________24 Korte Burgwal Korte Burgwal Corte Burgwal Corte Burghwal_______________________________________________________________________________25 Ledig Erf Ledig Erf - -_______________________________________________________________________________26 Lindegracht Lindegracht 't Doelepat Het Doelepat_______________________________________________________________________________27 Middendam Middeldam Middeldam Middeldam_______________________________________________________________________________28 Molenstraat 2) Wijde Molensteeg Tweede Molensteegh 2e Mulesteegh of

Wijde Molensteegh_______________________________________________________________________________29 Moordsteeg Moordsteeg Moortsteegh Moortsteegh (ook wel Boerekesen-

steeg)_______________________________________________________________________________30 Niesenoort Niesenoord Niesenoort Niesenoort

_______________________________________________________________________________31 Niesenoortsteeg Niesenoordssteeg Niesenoort Steegh Niesenoortsteegh_______________________________________________________________________________32 Niesenoortsburgwal Niesenoordsburgwal Niesenoorts Burgwal Niesenoorts

Burghwal_______________________________________________________________________________33 Nieuwe Kok en Padje Cock en Patje -

Niesenoortsburgwal (veel gebruikt)_______________________________________________________________________________34 Nieuwe Steeg Nieuwe Steeg Nieuwe Steegh Nieuwe Steegh_______________________________________________________________________________35 Nieuwe Zijds Nieuwe Zijds Nieuwe Sijts Burgwal Nieuwe Zijdts

Burgwal Burgwal Burghwal_______________________________________________________________________________36 Noordeinde Noordeinde Int Noordeynt Noordeijndt_______________________________________________________________________________37 Noordervesting Noordervesting - -_______________________________________________________________________________38 Oude Steeg Oude Steeg Oude Steegh Oude Steegh

_______________________________________________________________________________2) De Heijnste of eerste Molensteeg (ook wel Pastoorssteeg) is er niet meer (nu R.K. kerk). Heinde = dichtbij

74

Page 75: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Ao 1639 Ao 1580 Ao 1572 Ao 1561_____________________________________________________________________________

Kattevangerssteechgen "Pieter Kattevanger" - -"Stijn Kattevangers"

_____________________________________________________________________________Kerckstraet Kerckstraet Kerckstrate Kerckstraet

_____________________________________________________________________________Kermergracht (Ao 1647) - -(ook KennemergrachtAo 1643)

_____________________________________________________________________________Tegenover het - - -Oudmannenhuijs

_____________________________________________________________________________Corte Burghwal - - -

_____________________________________________________________________________- - - -

_____________________________________________________________________________'t Doelepadt - - -

_____________________________________________________________________________Den Dam of Middeldam - De Dam

_____________________________________________________________________________Middelste Meulen- Sijmen Heerensteech - Molensteechsteegh(Ao 1647) "Sijmen Heeren Molen"

_____________________________________________________________________________Moorsteech Moordt Steech - Moortsteech

_____________________________________________________________________________Niesenoort Niesenoort IJssenoort Niesenoort

(ook Niessenoort) (ook Nijessenoort)_____________________________________________________________________________

Niesenoorts Steech - - -_____________________________________________________________________________

Niesenoortse Burghwal - - -

_____________________________________________________________________________- - - -

_____________________________________________________________________________Nieuwe Steech Nieuwe Steech Nijeuwe Steech Nieuwe Steech

_____________________________________________________________________________De Nieuwe Cingel - - -(Ao 1648)

_____________________________________________________________________________Noordeijndt - - Noorteinde

_____________________________________________________________________________- - - -

_____________________________________________________________________________Oude Steech Oude Steech Oude Steech Ouwe Steech

(ook oude)_____________________________________________________________________________

75

Page 76: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Door raad vastgesteld Ons voorstel Ao 1733 Ao 1688_____________________________________________________________________________39 Oude Zijds Burgwal Oude Zijds Burgwal Oude Sijts Burgwal Oude Zijdts

('t Zuidelijk gedeelte Burghwalook wel Binnendijck)

_____________________________________________________________________________40 't Prooyen Het Prooijen Int Prooyen Proyen

_____________________________________________________________________________41 Rozendaal Rosendaal - Roosendael_____________________________________________________________________________42 Rozendaalstraat Rosendaalstraat - Roosendaelsstraat_____________________________________________________________________________43 Schoolstraat Schoolsteeg Scholesteegh Schoolsteegh_____________________________________________________________________________44 Smidsteeg Smidssteeg Smitssteegh Smithssteegh_____________________________________________________________________________45 Tonnesteeg Tonnesteeg - Tonnesteegh_____________________________________________________________________________46 Tuinstraat Tuinstraat - Thuijnstraet_____________________________________________________________________________47 Vesting Zuidervesting - Zuidervesting_____________________________________________________________________________48 Weezenland Weseland 't Weselandt Weeselant_____________________________________________________________________________49 Willem van der Willem van der - 't Nieuwe Land

Voetstraat Voetstraat_____________________________________________________________________________50 Zaksteeg Saksteeg Saksteegh Sacksteegh_____________________________________________________________________________51 't Zand 't Sand 't Sant 't Sandt

_____________________________________________________________________________52 De Zarken De Sarken/ De Zarcken De Sarcken

Op 't Kerkhof Op 't Kerkhof Op 't Kerckhof't Binnensingeltje 4)

_____________________________________________________________________________53 Zonnepad Sonnepad Sonnepat 't Sonnepat

(ofte Lindegragt Ao 1730)_____________________________________________________________________________54 Zuideinde Zuideinde Zuijdeijnt Suijdtent

_____________________________________________________________________________55 Zuideindermolensteeg Zuideindermolensteeg - Molensteeghje

(ook ZuydteijnderMolensteeghje)of BuijtendycxMolensteegje

_____________________________________________________________________________56 Zuster Bloemstraat Zuster Bloemstraat - -_____________________________________________________________________________

4) Achter de Westzijde van de Zarken

76

Page 77: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

Ao 1639 Ao 1580 Ao 1572 Ao 1561____________________________________________________________________________

Lindegracht 3) Lindegracht 3) - -(bij de eerste (Ao 1644-Ao 1647)Meulensteegh) (achter 't Noordteijndt)

____________________________________________________________________________In Proijen - - -(ook in 't Proijen)

____________________________________________________________________________Roosendaal - - -

____________________________________________________________________________- - - -

____________________________________________________________________________Schoolsteech Schoolsteech Schoolsteech Schoolsteech

____________________________________________________________________________Smitsteegh Ao 1646) - - -

____________________________________________________________________________- - - -

____________________________________________________________________________- - - -

____________________________________________________________________________- - - -

____________________________________________________________________________'t Weeselandt - - -

____________________________________________________________________________- - - -

____________________________________________________________________________Sacksteech Sacksteech - Sacksteech

____________________________________________________________________________Het Sant - - -(of Nieuwe Burgwal Ao 1646)

____________________________________________________________________________De Sarcken Sarcken (Opte De Sarcken De SarckenOp 't Kerckhoff Sarcken) Kerckhoff Kerckhof

Kerckhof (Opt) 't Binnensingeltje____________________________________________________________________________

De Burghwal - - -over de Doelen

____________________________________________________________________________Suijdeijndt Suijtend Suijdeijnde Zuijdteijnde

(ook Suijdeijnde)____________________________________________________________________________

Suijdeijnder Molensteech Zuijdteijnder- Zuijdermolen-Meulensteech mollensteech steech

____________________________________________________________________________- - - -

____________________________________________________________________________3) Met deze Lindegracht wordt bedoeld de O.Z. Burgwal achter het Stadhuis

77

Page 78: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

ERKLARING VAN NAMEN EN VEELGEBRUIKTE BIJNAMEN VAN STRATEN IN DE BINNENSTADV

1 Aart Engelsteeg . . . . . . . . Genoemd naar Aart Engel die er in 1561 woonde 2 Beestenmarkt. . . . . . . . . . Ontstaan in 1770, t.p.v. de St. Jacobssteeg, na het

opheffen van de koemarkt in de nieuwe uitleg.Bijnaam: Koemarkt.

3 Bloemendaal . . . . . . . . . . Deze naam werd door ontginnende monniken vaak aan een stuk grond gegeven, evenals Rozendaal

Bijnamen: Het deel t/o de Niesenoortburgwal: Padje Keer Weder.Het andere deel: Padje van Dirk Voogd. (Deze werd in 1824 geboren op nr 4. Hij overleed in 1921)

4 Bolwerk . . . . . . . . . . . . . Een vestingbouwkundige term.Bijnaam: In de 18e eeuw werd het dit bolwerk "Porckenpiek"

genoemd naar de puntige vorm ervan (komt van stekelvarken).

5 Brugstraat. . . . . . . . . . . . Oorspronkelijk de Langebrugsteeg, naar de brug waar de steeg op uit kwam.

Bijnaam: Wij(d)e Steeg 6 Burgemeester . . . . . . . . . J.Versteeg was hier burgemeester van 1915 – 1936 en Versteegstraat wnd. burgemeester in 1945. Hij is in 1958 overleden.

Bijnamen: Tuindwarsstraat. Oorspronkelijk was dit de officiele naam.Het deel met de huisnummers 12 t/m 21 werd ook "Tranendal" genoemd. Voor de eerste bewoners van deze in 1949 gebouwde woningen van de Woningbouw-vereniging St. Josef was de huur van fl 6,-- (+ fl 0,60 voor water) per week enorm hoog.Het blok duplexwoningen genummerd 22A t/m 25B heeft de bijnaam "De Heinekenhoek" vanwege de nogal "innemende" mensen die er woonden.

7 Derde Molensteeg . . . . . . In 1572 stonden aan de O.Z.Burgwal 3 molens. Vanaf het Noordeinde liepen daar 3 stegen naar toe. Dit was de noordelijkste.

8 Doelenerf . . . . . . . . . . . . Terrein achter de "Doelen", oefenschietbaan van de schutterij .

9 Engelse Hoek . . . . . . . . . Deze naam is in de 2e wereldoorlog ontstaan. Het nieuws van de Engelse radio werd er besproken.

10 Fluwelen Burgwal . . . . . . Genoemd naar de daar gevestigde lakenververijen.Bijnaam: Het gedeelte tussen de Schoolstraat en het Zonnepad

werd de Schenkenschans genoemd. Het was de naam van het huis dat daar voorheen stond. De bewoner die het zo noemde was soldaat geweest onder prins Maurits. Hij had deelgenomen aan de verdediging van de vesting die in 1586 door de fortenbouwer Maarten Schenk was aangelegd op het uiterste puntje land tussen de splitsing van de Oude Rijn en de Waal. De splitsing lag tot 1700 bij het thans Duitse dorp Schenkenschanz.

10a Galgeriet . . . . . . . . . . . De opstelplaats van de galgen. Het dode lichaam van een voor het stadhuis aan de galg geëxecuteerde werd erheen

78

Page 79: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

gebracht om "aldaer aen een galgh tot een exempel en spiegel van anderen te blijven hangen, tot dat de voogelen des hemels hem sullen hebben gegeten ofte de lught verteerd".

11 Gooische Kaai . . . . . . . . . Goijse of gutse kaij betekent overstromende kade.Bijnaam: Alleen de "kop" van de straat, het deel dat loopt langs

de buitenhaven wordt "Het Schulpzand" genoemd.12 Griet Scheeljannessteeg. Steeg van Griet van schele Jan. Zij woonde hier in 1572.

Bijnaam: Steegie van de dokter.13 Groote Noord . . . . . . . . . Komt van "Groten oord", een wat grotere buurt dan de

Niesenoort.13a Gruttersteeg . . . . . . .. . . De naam herinnert aan de grutterij met rosmolen die

sinds ca. 1680 gedurende ±2½ eeuw stond in de Kerkstraat ter plaatse van de no's 53/55. Sinds 1773 was de erbij behorende winkel gevestigd in het pand Kerkstraat 54.

14 Haringburgwal . . . . . . . . . Oorspronkelijk de achtererven van het Noordeinde waarop de haring voor de daar gevestigde haringdrogerijen werd aangevoerd.

Bijnaam: Buitendijk.15 De Haven . . . . . . . . . . . . Straat langs de haven.16 Havenstraat . . . . . . . . . . Straat naar de haven17 Herengracht . . . . . . . . . . Een nabootsing van Amsterdam ?18 Kalertsteeg . . . . . . . . . . . Naar Jaep Jbsz. Kalert die daar woonde in 1588.19 Kalversteeg . . . . . . . . . . . Deze dankt zijn naam aan de Kalversloot, het deel van de

oorspronkelijke stadsgracht tussen de Kerkstraat en 't Zand in het verlengde van de Kermergracht.

Bijnaam: Steegie van Moos. (naar Mozes Cohen die er een pakhuis had)

20 Kattenvangerssteeg . . . . . Naar Pieter Kattevanger die er woonde in 1580.Door de steden werden in die tijd kattenvangers aangesteld om wilde katten te vangen, net als rattenvangers.

21 Kerkstraat . . . . . . . . . . . . Straat die voerde naar de eerste parochiekerk in het stadscentrum. Deze werd, nadat de nieuwe "Grote Kerk" in gebruik was genomen, ingericht als stadhuis. De Speeltoren was daarvan een onderdeel.

22 Kermergracht . . . . . . . . . Deze naam duidt op de aanval op de stad in 1426 door de Kennemers die voor Jacoba van Beieren vochten en waarbij veel slachtoffers vielen. De straat werd in vroeger eeuwen werd zowel Kennemergracht als Kermergracht genoemd.

Bijnaam: Wagenpad. (aan het eind van dit pad vertrok de veerschuit)

23 Kloosterstraat . . . . . . . . . Genoemd naar het klooster Mariëngaarde. Dit stond achter de kerk waar nu het kerkhof is.

Bijnaam: Tezamen met de Rozendaalstraat: 't Beemstertje.24 Korte Burgwal . . . . . . . . . Dit straatje loopt langs een kort stukje van de gracht die

in 1356 de toenmalige stad omsloot25 Ledig Erf Bijnaam: 't Lege erf.

79

Page 80: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

25a Leo Hordijkstraat . . . . . . . De familie Hordijk verborg in de oorlogsjaren, tussen het plafond en de verdiepingsvloer van hun woning, 5 joden. Die overleefden de oorlog daardoor. Uit dank werd de familie een bestaan in Amerika aangeboden.

26 Lindegracht . . . . . . . . . . . Gracht waar lindenbomen langs staan. Tot ± 1650 werd om dezelfde reden ook de O.Z.Burgwal zo genoemd.

Bijnaam: Doelenpad. De straat was de toegangsweg tot "De Doelen" totdat in 1743 "De Nieuwe Doelen" aan De Zarken in gebruik werd genomen.

27 Middendam . . . . . . . . . . . Het midden van de dam, die verder bestond uit het Noordeinde en het Zuideinde.

Bijnaam: De Dam28 Molenstraat . . . . . . . . . . . Oorspronkelijk de middelste of 2e Molensteeg. Waar de

R.K. kerk nu staat lag de 1e Molensteeg. (zie ook nr 7)Bijnaam: Wij(d)e Steeg.

29 Moordsteeg30 Niesenoort . . . . . . . . . . . Van "Den Iesenoort", buurt bij de Ie (= rivier).

31 Niesenoortsteeg . . . . . . . . Steeg van het Zuideinde naar het Niesenoort.Bijnaam: Steegie van Mazzel, naar de bijnaam van de bewoners

van de voormalige stadsboerderij op de hoek van deze steeg en het Zuideinde.

32 Niesenoortsburgwal Zie nr 30, NiesenoortBijnaam: Strontenburg. (vroeger lagen hier enkele mestpramen van

stadsboeren)33 Nieuwe Niesenoortsburgwal idem

Bijnaam: Kok en Padje. (Burgemeester Kok woonde in 1688 op Zuideinde no 10 en had hier een achteruitgang)

34 Nieuwe Steeg Bijnaam: Jodensteegie.35 Nieuwe Zijds Burgwal (zie ook nr 39)

Bijnamen: Het deel tussen de Herengracht en de Tuinstraat: De Krim.

Het deel ten Noorden van de Tuinstraat: 't Singeltje.

36 Noordeinde . . . . . . . . . . . Noord(elijk dijk)einde.37 Noordervesting . . . . . . . . Noordelijke vestingwal.

Bijnaam: Samen met het deel Vesting tot het Bolwerk: Grote Vesting.

38 Oude Steeg39 Oude Zijds Burgwal . . . . In 1573 werd aan de overzijde van de gracht de nieuwe

stadsuitleg gerealiseerd en werd dit dus de oude zijde. Maar de naam Lindegracht bleef tot ± 1650 in gebruik.

Bijnaam: Binnendijk40 't Prooyen . . . . . . . . . . . De naam duidt op de bende die er in vroeger tijd te

vinden was.Bijnaam: 't Bossie.

41 Rozendaal Zie nr 3, Bloemendaal.42 Rozendaalstraat idem.

Bijnaam: Samen met de Kloosterstraat: 't Beemstertje.

80

Page 81: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

43 Schoolstraat . . . . . . . . . . De straat waardoor de weeskinderen van het weeshuis naar de school op De Zarken liepen.

Bijnaam: Foksteeg. Het rijtje huizen met de nrs. 5 t/m 12 werd "De acht zaligheden" genoemd.

44 Smidsteeg45 Tonnesteeg46 Tuinstraat . . . . . . . . . . . . De nieuwe uitleg van 1573 werd pas na 1950

volgebouwd. Eeuwenlang lag hier, binnen de stadsomwalling een gebied met tuinen en weiland. Toen in de 80-jarige oorlog diverse steden werden belegerd is de uitleg, op last van de landsregering, gemaakt om de verdedigingswerken te versterken en tijdens een beleg te kunnen voorzien in de behoefte aan voedsel.

Bijnaam: Baansgat. (omdat hij de lijnbaan langs de Vesting doorsneed)

47 Vesting . . . . . . . . . . . . . . Verdedigingswerken rond de stadBijnaam: Het deel Noordelijk van het Bolwerk "Grote Vesting"

zie 37) en tussen het Bolwerk en het Jodenkerkhof "Kleine Vesting"

48 Weezenland . . . . . . . . . . . Genoemd naar het weeshuis dat in 1554 werd gevestigd in het gebouw dat eerder het pesthuis was.

49 Willem van der Voetstraat. . Van derVoet had een boekwinkel in het pand Noordeinde 11. Hij was verzetsman in de 2e wereldoorlog en is overleden in het concentratiekamp Vught op 6 maart 1943.

50 Zaksteeg . . . . . . . . . . . . . De naam "Zak" duidt algemeen op een doodlopende straat. Deze steeg liep evenwel niet dood. Aan het einde ervan stond de "Saksteegs-poort" die verbinding gaf met Overleek en verder. De doorgang van de poort leidde onder de vestingwal door, terwijl de erachter gelegen brug hoog over de stadsgracht lag. De naam Saksteeg duidt niet op deze hoogteverschillen maar op de Saksen die in 1491 langs deze weg de stad binnentrokken om, in opdracht van de landvoogd Albrecht van Saksen, de opstand van het Kaas en Broodvolk te onderdrukken. De brug ernaast is de "Saksenpoortbrug".

51 't Zand . . . . . . . . . . . . . . In 1591 besloot het stadsbestuur hier een straat aan te leggen. Dit is pas in 1615 uitgevoerd. Al die tijd lag er het zand dat voor de versterking van de kade en het maken van de straat nodig was.Ook lag hier gedurende lange tijd een zandvoorraad om de uitgaande schepen te kunnen ballasten.

52 De Zarken . . . . . . . . . . . . Vroeger heette alleen het straatdeel tussen de Lindegracht en "De Nieuwe Doelen" De Zarken.De naam verwijst naar de grafzerken van het kerkhof voor de kerk die men toen vanaf deze straat kon zien. De thans tot de Vesting verlengde straat loopt dus door over het vroegere kerkhof.

53 Zonnepad . . . . . . . . . . . . Deze straat ligt aan de zonnige kant van de Lindegracht.

81

Page 82: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

54 Zuideinde . . . . . . . . . . . . Zuid(elijk dijk)einde.Bijnaam: Het deel tussen de Zuideindermolensteeg en het

Jodenkerkhof: Kaneelbuurt. ("canele" = geen cent, niet 't minste bezit)

55 Zuideindermolensteeg . . . Steeg van het Zuideinde naar de molen aan 't Prooyen.56 Zuster Bloemstraat . . . . . Deze Monnickendamse, was hier wijkverpleegster van

1938 - 1941, werkte daarna in Boxmeer en is op 23 oktober 1944 bij Venray door oorlogshandelingen gedood.

82

Page 83: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

VISSERIJ EN VISVERWERKING IN MONNICKENDAM(gegevens voor dit verhaal zijn ontleend aan de jaarverslagen 1976, '77, '78, '82, '91, 92)I Visserij

Ieder van u heeft ook wel eens iemand rondgeleid die het nodig vond op te merken "die vissersdorpjes zo alleráárdigst te vinden". Als het mij overkomt kan ik vaak niet de neiging bedwingen er op te wijzen dat die persoon in één woord twee fouten maakt. Ten eerste is Monnickendam al sinds de Middeleeuwen een stad en ten tweede is de visserij in Monnickendam nooit van belang geweest. Door de eeuwen heen waren er steeds slechts enkele Monnickendammers die hun brood verdienden in de visserij op de Noordzee of op de Zuiderzee, later IJsselmeer.

a De Noordzeevisserij.Voor veel aan de kust gelegen plaatsen was dat een belangrijke bron van inkomsten maar in Monnickendam werd die niet bedreven. Daarom werd op initiatief van het stadsbestuur ook hier in oktober 1817 een rederij opgericht met het doel de haringvisserij op de Noordzee te gaan uitoefenen met haringbuizen. Een groot deel van de stadsbevolking toonde zich bereid daar geld in te steken, ook de armsten. Door de burgemeesters en de Raad werd ingetekend voor fl. 15.300,-- welk bedrag in een paar dagen tijd door de bevolking was verhoogd tot ruim fl. 25.000,--. Dat was toen een kapitaal bedrag. Ook koning Willem I zag veel in het plan en tekende in voor fl. 5000.--

Al op 10 december werden twee schepen gekocht voor samen ruim fl. 14000,-- Deze arriveerden op 21 december op de Gouwzee maar konden door het lage water pas twee dagen later binnenvaren. Vervolgens vroor de Gouwzee dicht, zodat geen schip meer in of uit kon uitvaren.Het begon dus niet voorspoedig en dit bleef zo! Dan waren er problemen bij de aankoop van schepen en materialen, dan werkte het weer niet mee bij het gereed maken van de schepen en toen de schepen pas eind september 1818 van hun eerste reis thuisvoeren viel de vangst zwaar tegen.Zo ging het door. In augustus en september 1819 moest geld bijgeleend worden omdat de opbrengsten van de vangst niet genoeg waren om het scheepsvolk te betalen. De vangsten bleven tegenvallen en in 1821 is de rederij failliet.

b De ZuiderzeevisserijOok die is in Monnickendam nooit belangrijk geweest. Het aantal visserschepen bedroeg nooit meer dan enkele tientallen terwijl dat van Marken, Volendam, Durgerdam, Huizen en Bunschoten elk in de honderdtallen viel.

II Visverwerking

Van veel groter belang voor de werkgelegenheid in de stad was de visverwerking: het conserveren door roken of zouten van de gevangen vis en het verhandelen van het product in het achterland.

Enkele jaren geleden was op de televisie regelmatig een felle strijd te zien tussen de AID en Noordzeevissers die, om de quoteringsbepalingen te ontduiken, hun vangst op een illegale manier aan wal wilden brengen.Er was toen niets nieuws onder de zon. Al in 1446 was door hertog Philips de Goede een verbod uitgevaardigd om gevangen vis op zee te verhandelen. Hij bepaalde dat op zee gevangen vis direct naar steden met een visafslag moest worden gebracht. Hiermee wilde hij bereiken dat

83

Page 84: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

de door de visserschepen gevangen vis zo snel en vers mogelijk aan wal zou worden gebracht en niet op zee overgeladen in grotere schepen waardoor kwaliteitsverlies zou kunnen optreden.

Monnickendam was voor de vissers heel gunstig gelegen. Ook was de stad door goed bevaarbare binnenwateren met het achterland verbonden. Daardoor kon Monnickendam zich ontwikkelen tot de haven waar vooral Marker vissers, maar ook vissers uit andere plaatsen hun vis aan wal brachten voor verwerking en vervoer naar de consument. Het ging toen vooral om haring die al naar gelang de tijd van aanvoer werd verwerkt tot:

Zuiderzeeharing: bakbokking, harde bokking en taaie of Duitse bokking

Noordzeeharing: spekbokking, stoombokking (Harderwijkers of M'dammers)

De taaie of Duitse bokking kon door haar houdbaarheid van 7-8 dagen zelfs in Keulen op de markt worden gebracht.

De vorige eeuwen sprak men vaker van "haringdrogerijen" dan van "bokkingrokerijen". Wellicht dacht men toen vooral aan het conserveringsproces; nu behoeft men door de grotere snelheid van het vervoer minder rekening te houden met de houdbaarheid en speelt de keuze om een smakelijk product af te leveren een veel grotere rol.Drogerijen of rokerijen bestonden uit bakstenen bouwsels, die men rook- of bokkinghangen noemde, kamers met of zonder deur en een opening in het dak om de rook door te laten. In de zijwanden waren richels gemaakt waarin de speten pasten waaraan de haringen werden geregen en opgehangen. De richels begonnen op manshoogte en gingen dan met een hoogteverschil van 30 cm door tot in de nok van de "hanger". De breedte van de hangen (hangers) was meestal een meter, de diepte varieerde van een tot zes meter. Een rookhok van één bij één meter heette in Monnickendam een kub, was deze tweemaal zo breed, dan sprak men van een dubbele kub.Aan de speet (een grenen stok van 1½ cm doorsnede) werden 20 stuks haringen gestoken. Tien speten droegen dus 200 haringen en werden een tal genoemd. 50 tal (10.000 haringen) noemde men een last. In een hangen van een meter breed, vier meter diep en vijf meter hoog kon een last haringen tegelijk worden gerookt.

Voor het vuur werd eikenhout gebruikt. Zoveel mogelijk werd het afvalhout van de scheepswerven gebruikt. Eikenhout is erg geschikt om een helder vuur te leggen om de vis te drogen en gaar te laten worden.Voor het maken van rook moest het vuur worden gedoofd met mot of pulp. Dit is zaagsel of kleine spaanders, afkomstig van houtbewerkingbedrijven waar b.v. klompen, kisten of tonnen werden gemaakt. Bij het drogen stonden de onderdeuren van de hangen open om het vrijkomende vocht te kunnen spuien en zuurstof toe te laten, tijdens het roken gingen deze deuren dicht om de toevoer van zuurstof te matigen. Door de rook kreeg de haring de gewenste kleur en smaak.

Waar de rokerijen stonden kunnen we voor het eerst zien op de kaart van Frederik de Wit uit 1680. We vinden ze in het blok tussen de Haven en de buitendijks zijde van het Noordeinde ten noorden van de Grietscheeljannensteeg. Er waren er toen 10.

Luchtverontreiniging blijkt niet alleen een probleem van deze eeuw te zijn. Al in 1695 wordt er door buren geprotesteerd als er plannen blijken te bestaan een rokerij te stichten aan de zuidzijde van de Grietscheeljannensteeg. Men vreest rookoverlast. Door het stadsbestuur wordt dan bepaald dat rokerijen, in verband met de vaak heersende zuidwestenwind, alleen mogen

84

Page 85: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

worden gesticht aan de Haven tussen de Noordeinderpoort en de noordzijde van de Grietscheeljannensteeg. In deze hoek van de stad blijven de rokerijen lange tijd geconcentreerd.

In 1808 zijn er nog maar 5 rokerijen (ter plaatse van de no's 3, 5 en 6 op onderstaand kaartje). Die lijden dan, volgens het "Generaal Tableau" een kwijnend bestaan. Dit is o.m. een gevolg van de invoering van het "Continentaal stelsel" waarbij ook de kust van de Zuiderzee door een groot aantal douaniers werd bewaakt teneinde het binnensmokkelen van Engelse contrabande te voorkomen. Na zonsondergang mochten vissers hun haring niet meer in Monnickendam lossen, terwijl de volgende dag de vis reeds veel aan waarde had verloren.Het stagneren van de visserij, en dus van de visverwerking, had uiteraard ook gevolgen voor nevenactiviteiten als scheepsbouw, smederij, zeilmakerij, touwslagerij etc. De daling van de werkgelegenheid zette zich nog jaren door. Omstreeks 1815 leefde een kwart van de stadsbevolking van de bedeling en bij invoering van het Kadaster, op 26 september 1832, bestaan er nog maar 4 rokerijen; 2 aan de Haringburgwal, 1 aan het Noordeinde en 1 aan de Grietscheeljannensteeg

Na 1850, als de economie wat aantrekt worden er weer nieuwe rokerijen gesticht en wordt bij het verlenen van toestemming daarvoor door het stadsbestuur meer gelet op de werkgelegenheid dan op de hinder. Dit ondanks protesten van omwonenden. In 1876 zijn er 8 waarvan 1 aan de Haven, 2 aan het Zuideinde en 1 op het Prooijen. Ook zijn er dan 8 ansjoviszouterijen waarvan enkele gecombineerd met een van de rokerijen. Rokerijen en zouterijen bieden dan seizoenwerk aan respectievelijk 130 en 180 mensen.Daarna verschenen rokerijen in de hele oostelijke helft van de stad en zelfs op de Lindegracht, de N.Z. Burgwal en in de Tuinstraat. In 1920 waren het er 28.

Sindsdien en vooral na de tweede

wereldoorlog zijn de ansjovis-zouterijen helemaal verdwenen en liep het aantal rokerijen terug tot momenteel nog een, te weten die van de firma's De Boer (no. 7).

Tijdens rondleidingen kunt u bij de voormalige rokerij van Miedema goed wijzen op de karakteristieke daklijn met de vele schoorstenen. Bij de bouw van het ernaast gelegen winkelcomplex is de vorm van de rokerijen die er eerder stonden en ook die daklijn redelijk terug gebracht. Vroeger stonden daar de

85

Page 86: Het Ontstaan en de Geschiedenis Van Waterland en Monnickendam

rokerijen van Vos, die is herbouwd in het Zuiderzeemuseum, en die van De Groot.Paul van 't Hof.

86