Het laatste Huis van de Wereld - dbnlatap-huis. De kust boog hier naar buiten en ach-ter deze...

210
BEP VUYK Het laatste Huis van de Wereld

Transcript of Het laatste Huis van de Wereld - dbnlatap-huis. De kust boog hier naar buiten en ach-ter deze...

  • BEP VUYK

    Het laatste Huisvan de Wereld

  • HET LAATSTE HUIS VAN DE

    WERELD

  • B'EB VUYK

    Het laatste rims van

    de WereldMET ILLUSTRATIES VAN THOMAS NIX

    1941

    UITGEVERSMAATSCHAPPI) W. DE HAAN N.V.UTRECHT

  • V 0 OR FERNAND

    Allah heeft ons een kind segeven, dat eenmaal

    zeggen zal: „meet 5 e, dat ik zjn zoon ben?"

    En dan zullen er wezen in het land, die hem

    groeten met liefde, die de hand zullen leggen op

    zyn hoofd en zeggen zullen: „Zet U neder aan

    ons maal en bewoon ons huis en neem deel aan wat

    wig' hebben, want ik heb uw vader gekend" .

    Max Havelaar in ziin toespraaktot de Hoofden van Lebak.

  • EERSTE HOOFDSTUK

    TOEN mijn man nog een kleine jongen was,kocht zijn vader, een gepensionneerd offs.tier, 50 kajoepoetih-oliestokeriien op Boeroe.Met Heintje Limba, een jongen Amboinees, eengroot jager, een geweldig drinker en een roe-keloos avonturier, vertrok hij naar Boeroe.In die jaren deed de K.P.M.-boot Bens in detwee maanden Kajeli aan, de oude Com-pagnie's vestiging, waar Coen nog het bestuur ze-telde en een zendeling woonde. Maar de kajoe-poetih-concessie Batoeboi lag dieper de baai in,vier zware uren pagaaien met stroom en windmee. Het was een uitgestrekt terrein, 850 hec-tare groot, steile heuvels begroeid met lichtgroe-ne kajoepoetih-opslag, een steenachtig, onvrucht-baar landschap, tjot na tjot 1, landiftwaarts hoo-ger wordend en blauwer tot de bergen van Cen-traal-Boeroe. Een breede riviervlakte, waarin dealang-alang tot manshoogte groeide, deelde deconcessie in twee helften. Een smalle reep boschlangs de oevers van de kali, wat bosch in de kiei-

    1 Top

  • ne zijvalleien, voor de rest niets dan gloeiend hee-te alang-alangvelden tusschen de steile, kale heu-vels; van de grensketel Toebahoni in het westen15 kilometer ver tot de stinkende vloedbosschenaan het strand, moeilijk begaanbaar door modderen krokodillen.In heuvels lagen de „ketels" verspreid, primitievedestillatietoestellen, waarin de groene, geurige ka-ioepoetiholie werd gestookt. Om de olie te zevenen te verpakken voor de afscheep, moest een plaatsgezocht worden vlak aan het strand, waar eengoedang 1 en woonhuis konden worden gebouwd.Op het woeste Batoeboi, met zijn breede rand vanmangrovebosschen, zijn vele muskieten en agas2,was zoo'n plaats niet te vinden, maar een klein uurroeien schuin over de baai, lag de kampong Namleaop een vlakke strook land langs de kust. Op eenkleine vooruitstekende tandjong 3 hakten zij eenstrook open in het strandbosch en zetten er voor-loopig een ijzeren goedang neer en een primitiefatap-huis. De kust boog hier naar buiten en ach-ter deze tandjong vonden de prauwen een altijdveilige ankerplaats, ook in de tijd van het jaar,dat de wind recht in de baai stond en een gewel-dige branding veroorzaakte, het gevreesde aer-poetih. Het strand was breed en wit en vrij van

    Loods. 2 Kleine steekmuggen. 3 Kaap.

  • mangroves; ketapangboomen, met bladeren diein de kentering rood werden, maakten de mid-dag schaduwrijk. De grond was schraal, maar nietsteenachtig en op de heetste uren bleven boomenen bloemen levend van wind. Het was de mooi-ste plek aan de baai .van Kajeli en de gezondste;geen agas en geen muskieten, de zeewind bij dagen de „siboe-siboe", de landwind, om de nachtte verkoelen. Maar op de maanlichte avonden dans-ten de soeanggi's aan het strand en de soeanggi'szijn de lichtekooien onder de honderd spoken vande Molukken; daarom had de plek een slechtenaam onder de bevolking. Maar de oude heerDe Willigen en Heintje Limba dreven met bipenen kapmessen het bosch en de soeanggi's terugen bouwden er hun hoofdkwartier. Hier ontvingenzij de Inlandsche hoofden en Chineesche hande-laren voor eindelooze besprekingen, van hier ver-scheepten zij de eerste groote partiien kajoepoe-tiholie, tervviil de K.P.M.-boot, doorgestoomd omdeze lading op te halen, schuin voor de tandjonglag en haar laadprauwen stuurde naar de primi-tieve steiger. Hier werd hun vriendschap tot eengevoel, dat aan de verhouding van heer en knechtniet meer raakt, noch aan het verschil tusschentwee rassen, maar onwereldscher en verhevener is,de verbondenheid van twee mannen, rug aan rug

    7

  • in een eenzaam gevecht. Toen het huis en de plaats

    een klein beetje bewoonbaarder waren geworden,

    ging kapitein De Willigen naar Ambon terug, zond

    zijn beide oudste zoons naar Java en Ham ziin

    vrouw en acht kleintjes mee naar Namlea. Voor

    de kinderen was het hier een paradijs. Het pri-

    mitieve huis en het jonge erf, opengekapt in het

    strandbosch, leken meer op een bivak, dan op

    een vaste woonplaats. Achter het huis was een

    kleine aanplant van groenten en mafs, waar de

    herten werden neergeschoten wanneer zij, op weg

    naar zee voor hun middagbad, uitweken om van

    het jonge groen op de bedden te snoepen. Soms

    joegen de honden luid blaffend een wild varken

    dwars door de kweekbedden.

    De kampong Namlea bestond uit vijf, zes huizen

    en de weg er heen leidde door een moeras en was

    gevaarlijk door de krokodillen. Passar werd niet

    gehouden, zelfs de gewone dagelijksche voedings-

    middelen als rijst, pisang en klappers waren niet

    geregeld te krijgen. Visch werd zelf gevangen,

    voor vleesch werd op herten en varkens gejaagd

    in de heete heuvels.

    Het was een echt pioniersbestaan. Alles moest ge-

    probeerd en alles aangepakt, met weinig geld, veel

    kinderen, veel zorgen en een geweldige moed.

    Vruchtboomen werden geplant, een klappertuin

    8

  • aangelegd en groenten gezaaid. De kinderen zoch-

    ten drijfhout Tangs het strand en bouwden zich

    forten en huisjes in de bosschen. Zij zwommenin het ondiepe water tusschen de riffen, zochtenmosselen voor het middagmaal als de jacht nietshad opgeleverd en de fuiken leeg waren. Later,toen een permanent huis opgezet werd, hielpenzij mee bouwen. Zij roeiden een prauw met stuk-ken koraal van het rif naar het strand, verzamel-den schelpen om kalk van te brander en draai-den uit arenvezels het touw om de atap aan dedaksparren te binder. 's Middags en in de laneindische avonden werd les gegeven.Na twee jaren werd mijn man naar Soerabaia opschool gestuurd. Maar door alle jaren heen, opschool en later als planter in Oost- en Midden-Java, is hij blijven terugverlangen naar het verreBoeroe, naar het zelf gebouwde huis, de zelf ont-gonnen fairer, een lever wit van eenzaamheid,maar volkomen onafhankelijk.Gedurende de oorlogsjaren gingen de taken opBoeroe uitstekend; toen kwam er een tijd van in-zinking en tegelijkertijd de groote slag: een ver-waarloosde suikerziekte maakte een verblijf op Javavoor den ouden heer allernoodzakeliikst. Er werdvendutie gehouden, de kajoepoetihconcessie werdverpacht aan een Arabier en met vrouw en over-

    9

  • blijvende kinderen werd de reis naar Java aanvaard.Het groote erf, beschaduwd reeds door vele vrucht-boomen, het huffs en de goedang bleven achterin de zorg van Hein*, die de opbrengst van eenpaar ketels ontvangen had om de boel te onder-houden.Maar op Java stied de oude heer en de kinderengingen naar school en verspreidden zich in ver-schillende betrekkingen over geheel Indie. Het wa-ren de rijke jaren; overal was geld te verdienenen het zou dwaasheid zijn een goed en veilig be-staan te riskeeren voor een avontuur op een veren afgelegen eiland.Daarna keerde het getij. Wij waren vijf maandengetrouwd toen de slag viel, die ons leven volko-men zou veranderen. Het was de gewone geschie-denis van die jaren: de oudste employe met hettopsalaris Bruit en een Jong broekje erin op eenfooi van honderd gulden. Overigens werden wij(in vergelijking met anderen) vrij netjes behandeld:drie maanden salaris, uitkeering van verlofsalarisen halve passage naar Europa vrij.Een nacht Lang maakten wij plannen, opgewon-den en verschrikt en zeer bezorgd voor de baby,die nog geboren moest worden, maar tegelijker-tijd heimelijk verrukt om het geweldige avontuurvan ons leven. Lang er over praten hoefden wij10

  • niet; hoeveel avonden hadden wij niet zit-ten fan-

    taseeren over een onverwachte gebeurtenis, dieons rijk en vrij zou maken om naar Boeroe te gaan.En juist nu we het allerminst verwachtten of be-geerden, werden we weliswaar niet rijk, maar inieder geval toch vrij. Het leven, dat gekanaliseerdleek tusschenpromotie, tantieme en salarisverhoo-ging, verbrak de dijken, bandjirde los en werdeen vrije rivier tusschen de oevers van de wildhout-bosschen.De passage naar Europa ruilden wij in voor eenticket naar Boeroe. We haalden ons geld van debank, verkochten onze meubelen en sloegen eengroote voorraad benoodigdheden en allerlei arti-kelen in. We namen afscheid van de beschaving,van electrisch licht en ijskasten, taxi's en biosco-pen, van melk, groente en vleesch naar keuze, omterug te keeren tot de allerprimitiefste vorm vanleven: het zelf gebakken brood en de zelf geteel-de groente, het zelf gemaakte meubilair en de zelfgevangen visschen; ziekte en de vrees voor dedood in zijn pijnlijkste vorm, den naasten doktereen dag varen ver en eens in de twee weken be-reikbaar.

    11

  • TWEE DE HOOFDSTUK

    E gaan op reis en zijn blij, dat we

    kunnen weggaan. We schepen ons in

    en verscholen angst reist met ons mee. Tweemaanden, zonder baan, in een groote stad hebben

    ons bedeesd gemaakt en beschamend nederigen we zijn geneigd iedereen met een goedepositie en een behoorlijk salaris meer waard tevinden.

    Min man kan aan deze druk ontkomen, hij gaatnaar huis, naar een bemind land, waar alle moeiliik-heden zullen eindigen. Hii kan vroolijk zijn alsiemand, wiens vlucht eindelijk gelukt is. lk benniet laffer, naar er is een vrees waarover ik nietdurf te spreken. Soms hull ik om het kind, dateen noon moet zijn en naar Andersen, Hans Chris-tiaan zal heeten.

    Dikwijls moet ik denken aan de landverhuizers,die ik als kind door Rotterdam zag trekken op

    weg naar de haven en Amerika. Zoo losgesneden,

    verbijsterd en starend van verwachting, reis ik nu.Onze kennissen, die gehoord hebben dat wij naar12

  • Boeroe zullen gaan, slaan een atlas open. Na lang

    zoeken ontdekken zij ten westen van Ambon het

    groote eiland, met de diepe baai aan de Noord-

    kust, waaraan Namlea ligt. Tien dagen reizen we

    vanaf Priok, waarvan we drie dagen op Makassardoorbrengen om op aansluiting te wachten.Leksoela is de eerste plaats in de Molukken, diewe aandoen. Hooge beboschte bergen en een smal,blinkend strand en in de witte branding kleine,begroeide eilandjes, resten van een weggeslagenkust. Huizen liggen half bedolven onder het velegroen en nog voor de beide ankers neergerateldzijn, schiet een vloot van kleine prauwtjes op onstoe. Dekpassagiers met al hun barang 1 in blik-ken en bundels springen op tegen de slingerendebuitentrap. Het rappe Maleisch van Ambon, metPortugeesche en Oud-Hollandsche woorden sterkvermengd, slaat als een branding van klankentegen ons op.De stuurman komt vragen of we mee de wal opgaan en voor het eerst spring ik van de slingeren-de buitentrap in de motorboot, rijzend en dalendop de golven.

    Midden op het strand ligt de coprah in zakkenopgestapeld. Drie Chineezen staan er bij te praten

    en een stelletje kinderen, geel en mager, met dikke

    1 Bagage.13

    Het laatste huis 2

  • buiken van de malaria, hangen er om heen. De

    K.P.M. brengt in de Molukken zijn eigen koe-lies mee, Badjo's, kleine, stevige Makassaren. Opeen drafje loopen zij met de zware zak op de nek,

    het glooiende strand of en tot hun middel de zeein, waar de laadprauw op en neer deint. Wij wande-len een eindje de kampong in.Tegen het strand, onhandig als krabben, liggenvlerkprauwen opgetrokken onder ketapangboo-men, die hun bladeren laten vallen. Links van deweg staan huizen, de gaba-gaba uitgebleekt vanouderdom, de atap van de daken verwaaid en

    gerafeld, een verlaten en armoedige kampong,gebouwd op een zanderige, onvruchtbare grond.Daar buiten loopt de weg door verwaarloosdeklappertuinen, langs een kleine, dichtgegroeidepoel, die naar krokodillen stinkt. Een klapper-boom, door de torren uitgehold, is dwars overhet pad gevallen. We gaan langs het strand terug,zoeken kleine schelpen en rood orgelpijpkoraal.

    MO man scheert een stukje karang 1 over het

    water en zegt opgewekt: „Zoo is Namlea".Dit is het laatste land van de wereld, nauwelijks

    een land, losse, verspreide eilanden, achteloosneergeworpen in een blauwe, brandende zee.Dor en desolaat en aangevreten door het bederf.

    Koraal.

    14

  • Twee dagen daarna komen wij last in de middag

    voor de baai van Kajeli. Als we wakker worden,

    varen we langs de lage, ver in zee stekende kust

    van Tandjong Kajoepoetih, maar aan de anderezijde is de Moluksche zee glad als een vijver en

    van een snel wisselend, doorzichtig groen.Dan vangt ons • Tandjong Karbouw, een hooge,groene oever met verspreide kajoepoetih-boomen,

    grijs en slank als populieren, een Hollandsche dijkergens tusschen Arnhem en Nijmegen op een war-me, druilerige Augustusmiddag.

    Het heeft die morgen geregend. Op de andere

    oever van de baai schijnt een verwaterde zon opde mangrovebosschen aan het strand, de steileheuvels er achter lijken groen en liefelijk van veeljong gras.

    De baai maakt hier aan beide zijden een bochtnaar binnen en even voor de hooge oever stijgten afbreekt in de heuvels, ligt Namlea op eensmalle vlakte langs de kust.De luiken worden opengemaakt en de laadboo-men naar buiten gedraaid. Nu is de reis ten eincie,voor het laatst ratelt het anker neer.

    Met de eerste prauw is Oom Heintje aan boord,een schraal, reeds oud wordend man. Hij spreektmijn man aan met zijn oude kindernaam, „Sinio 1

    1 Jongeheer.15

  • Broertje" en mij noemt hij „Nonnie" 1. Hij iszichtbaar ontroerd; twaalf jaar fang heeft het be-

    drijf stilgestaan en is het huis door hem aan an-deren verhuurd geweest; nu is eindelijk en voor-goed een van de tien kinderen thuis gekomen inzijn oude ruin. Hij vertelt ons van de toestand

    op Namlea. De kajoepoetihprijzen blijven zakkenen Badar heeft de concessie schandelijk verwaar-

    loosd. Hij heeft aanhoudend ruzie met zijn ke-telkerels en bijna ieder jaar brandt een deel van

    het blad af.Dit lijkt een slecht begin, maar het deert nauwelijks.Het wijde, beweeglijke water, het lichte, groeneland er om heen. Leksoela was dood, hier leeftalles. Hier zullen wij woven en werken met onzenkleinen zoon.De boot blijft op stroom liggen en met de mo-torboot, die de laadprauwen sleept, worden wijmet onze barang aan wal gebracht.Menschen verdringen zich aan de steiger en rond

    een ijzeren loods. Het Bestuurskantoor ligt achtereen prachtige waringin, opzij daarvan is een grooteChineesche toko en aan de andere zijde de K.P.M.-goedang; in niets lijkt deze welvarende plaats op

    het verlaten Leksoela.Dit is de eenige boot in de maand uit de richting

    1 Jongejuffrouw.16

  • Makassar, die Namlea aandoet. Met deze boot

    komen de bestellingen binnen, komen de groote

    post, de geldzendingen, het laatste nieuws en de

    zakenrelaties op doorreis naar Ternate. Daaromhebben alle Chineezen hun jasjes aangeschoten ende Arabieren hun mooiste geborduurde fez op-.gezet, flaneeren de Amboineezen in stijfgestrekenschoone broeken, de Binongko's in helgeruitesarongs en wie niets beters heeft aan te trekkendan een gescheurde broek of een vuile kain, dromttoch rond de douaneloods om mee te genietenvan het maandelijksche feest van een dag.Heintje blijft achter om voor onze barang te zor-gen. De weg naar huis loopt langs het strand tus-schen opgetrokken prauwen, groote Chineeschetoko's en kleine kamponghuisjes. Vroeger was bier

    een moeras, maar het Bestuur heeft dat droog-gelegd, zoodat de muskieten af- en de menschenin aantal zeer toenamen. Nu is de nieuwe kampongbijna tot de Tandjong toe volgebouwd. De kam-pong voorbii, landinwaarts aan de voet van deheuvel, ligt het groote, witte huis van den Be-stuursambtenaar. Het grasveld er voor loopt lang-zaam glooiend af naar het strand, daar achter be-

    wegen klappers tegen een achtergrond van donkermanggagroen, de kust buigt naar buiten tot eenkleine kaap.

    17

  • We loopen snel fangs een smal, zanderig pad tus-schen klapperboomen en melattistruiken. Nu ishet dak te zien, nu de voorzijde.Enggeh en haar kinderen staan in stijfgestrekenkleeren op de breede stoep ons of te wachten.Wij zijn thuis.Een bruin huis, bruin als de aarde en een groenetuin, levend en beweeglijk van de wind. Een zan-derig pad en onder lage antjakboomen en roodketapangloof een breed, licht strand en achtervermoeiend blauw water, een donkere streepaan de overkant, de mangrovebosschen aan hetstrand en het groen en blauw van de bergen erachter.De K.P.M.-boot is lets bijgedraaid, ligt nu schuinvoor onze Tandjong. We hooren de lieren ratelen.Tusschen schip en strand zoemt de motor heen enweer. Dan wordt voor de eerste maal gefloten.Een zwaar geladen kole-kole 1 wordt langzaamnaar ons strand gepagaaid. De prauw loopt vastin het zand. Van het achtererf komen een paarBinongkoreezen Oom Heintje helpen met afladen.Kisten worden het huis in gebracht en ppenge-broken. Gisteren op Ambon hebben we een etens-kast, een tafel en vier stoelen van ongeverfd houtgekocht. In de kleine slaapkamer wordt ons bed

    1 Prauw zonder vlerken.18

  • opgezet. Zelf vullen wij de benzinelampen en

    pompen de blauwe \dam tot een hel wit licht.

    Dan gaat het werk verder.

    Enggeh heeft voor het avondeten gezorgd en komt

    zeggen dat het klaar is. Droge rijst met versch ge-

    bakken visch en pisang-goreng.

    Buiten fluit de boot voor de derde maal, een laag

    en melancholisch geluid over het donkere water.

    Op het grasveld naast het huis zijn de rottan-

    stoelen neergezet, die we als dekstoelen mee-

    brachten. Na tafel rooken we daar een sigaret

    en hooren de ankerketting omhoogratelen.

    Enggeh en Hein* hurken vlak bij ons neer en

    vragen naar de oude Mevrouw, naar Nonnie Ma-

    rie en Sinjo Frank, naar alle kinderen, die in dit

    huis hebben geslapen en gespeeld.

    Nu vaart de boot. Langzaam zien we zijn roode

    toplichten verdwijnen achter onze eigen boomen.

    Want wij zijn thuisgekomen in het laatste huis

    van de wereld, voor goed binnengevallen in een

    verre baai.

    21

  • DERDE HOOFDSTUK

    DE volgende morgen zijn we wakker metde eerste schemering. Achter ons, bovende Moluksche zee, stijgt de zon op. Het watervan de baai is nog grijs, maar het eerste lichtvalt op de mangrovebosschen aan de over-zijde, die heller van groen lijken en zeer dicht-bij.Vijf maanden heb ik hoog in de bergen van Mid-den-Java gewoond, waar wij van onze helling op-zagen naar andere hellingen, gekneld in een ringvan bergen. Nu ben ik voorgoed aan hun dwangontkomen en zal iedere dag uitzien over dit leven-de, beweeglijke water. Hier zijn een huis om onste bergen, een twin om ons te voeden, een baaiwaar de visschen in glinsterende bogen uit op-springen en heuvels waar de vrije herten langsjagen. Alleen wie de eenzaamheid van de armoedekent in een rijk en dichtbevolkt land, voelt zichontkomen en eindelijk veilig gesteld buiten debewoonde plaatsen der menschen.Enggeh brengt de morgenkoffie. Willem, Naar22

  • oudste zoon, begint het erf aan to vegen. De af-

    gevallen bladeren van de broodboomen knetteren

    als scheurend papier onder de groote bamboe-bezem.We loopen rond het huis onder de groote mangga-boomen. Krabben vluchten voor ons weg, de heelegrond rondom het voorhuis is ondermijnd vanhun holen. Het zijn afzichtelijke dieren, vriiwelalleen bestaande uit scharen en kop, oranjeachtigvan kleur en ongeloofelijk snel. In hun holen, naaralle zijden vertakt en meters diep, zijn zij volko-men onbereikbaar. Bloemen noch Bras kunnenmeer op het voorerf groeien en aan een zijde heb-ben zij het fundament ondergraven, zoodat hethuis een weinig is scheefgezakt.Twaalf jaren zijn een lange tijd voor een huis inde tropen. De sterke wortels van de groote mang-gaboom zijn door het fundament naar boven ge-groeid en hebben de vloer op twee plaatsen doenbarsten, een aardbeving heeft de bak van de bad-kamer gescheurd en de gaba-gaba is door de Wittemieren aangevreten. Maar Hein* heeft een nieuwatap-dak gemaakt en de gaba-gaba van de wandenverwisseld en nu staat het huis bruin en breeden veilig aan het strand, bijna onaangetast. De ramenzijn klein, hoog en smal, zonder glas, maar metdikke luiken. Daardoor is het Licht in de kamers

    23

  • gedempt en het huis gevuld met een koele sche-mering, die min of meer praktische bezwaren heeft.Maar de donkere binnengang gaat over in eengroote open galerij, waarvan slechts de achter-

    wand uit Baba-gaba is opgebouwd. De zijwandenbestaan alleen uit het lage cementen muurtje metom de twee meter ijzerhouten stijlen, die het daksteunen. Hier is het licht en open; - hier waait,ondanks alle hitte, een koele wind.Gaba-gaba is de hoofdnerf van het blad van desagopalm. De meterslange bladeren worden ge-kapt, van hun bladdeelen ontdaan en de dikkehoofdnerf, ongeveer 5 cm breed en 4 a 5 meterlang, wordt gedroogd tot hij bruin begint to wor-den. Voor het gebruik wordt de gaba-gaba instukken van gelijke lengte gesneden en met eenbamboepin dicht tegen elkaar gedreven vullenzij het houten raamwerk op tot een glanzende,bruine wand, die, hecht en dicht, regen noch winddoorlaat, maar meebuigt wanneer de aardbeving

    de huiz- en schudt. Het fundament van het huisis van koraalsteen, met cement aan elkaar gehecht;

    van hetzelfde materiaal is het 80 cm hooge muur-tje, van waar uit de gaba-gabawanden omhoog

    rijzen. Ook de zoldering is van gaba-gaba; daar-boven staat het hooge, langzaam glooiende dak

    van atap.24

  • Atap is ook afkomstig van de sagopalm. Wan-

    neer bij de gaba-gababereiding de hoofdnerf van

    alle bladdeelen is ontdaan, wordt dit blad niet

    weggeworpen, maar zorgvuldig om bamboe-latten van ruim een vaam lengte gevouwen en metrottandraad vastgehecht. Deze bladreepen, dicht

    over elkaar heen gelesd en met touw van aren-

    vezels vastgebonden, vormen een koel, bruin dak.Dadelijk na het ontbijt en voor de dag te warmwordt, gaan wij met Heintje de tuin inspectee-ren. Meer dan het huis zijn in deze jaren de boo-men veranderd. Het waren tengere stammetjes;nu ligt het erf donker onder de schaduw van hunbreede loof. Ze werden te dicht op elkaar geplanten zip al sedert jaren in een onafgebroken ge-vecht gewikkeld, zonder krijgsgeschreeuw of hetgeluid van slagen, zichtbaar alleen aan de ver-minkingen in hun groei. Een klapperboom buigtziln stam als een gaspijp en de groote loebi-loebiis slechts naar een zijde uitgegroeid, opzij gedron-gen door een geweldige soekoen. Onder de zwareschaduw van de mangga kwijnen zuurzak en pa-paja maar de dieroek-nipis aan het strand

    staat in het voile zonlicht, een oogst van kleine,gele citroenen op de grond rondom verspreid.We dringen dieper de tuin binnen. Tuin is eente geciviliseerd begrip voor deze bijna waarde-

    25

  • looze en niet door te trekken wildernis, maarHeintje kapt met zijn parang 1 een pad open inde slang-slang, die ons tot het middel reikt. Endan doen we telkens andere vondsten. Alles groeithier ordeloos en wild door elkaar, kruidnagel ennootmuskaat, kapok, pisang, granaatappelen encitroenen.Op een kleine open plek is mais gezaaid. Langsde rand staan een paar struiken met terongs 2en tusschen de mais in wat schrale, armoedigeboontjes. Dit zijn de eenige groentensoorten, dieons erf oplevert; verderop is een veldje met kas-bi 3 en aan de andere zijde van de Tandjong groei-en pisangs en klappers zoo dicht op elkaar, datwij Been moed hebben er binnen te dringen. Eris hier voor maanden werk. Alles moet openge-kapt worden, takken moeten gesnoeid en boomengerooid. Maar het allernoodigst is een plaats omwat groenten te zaaien en op de terugweg zoekenwij een open plek daarvoor uit.We steken een grasveldje over naar de plaat-ijzeren goedang, die er nog heel goed uitziet endoor Heintje met een gaba-voorgalerij en een atap-keuken tot woning is verbouwd. Vlak voor hethuffs ligt een groote vlerkprauw opgetrokken, delaatst overgeblevene van een vloot van vijfprauwen,

    1 Kapmes. 2 Aubergines. 3 Cassave.

    26

  • die na elkaar bezweken zijn. Hij is geschonden

    en aan de rand gebarsten, vol nude litteekens,

    maar gebouwd van het langvezelige bintangoen-hout en daarom nog jaren zeewaardig. We zittenin Heintje's voorgalerij op kleine, lage bamboe-stoeltjes. Kippen vluchten voor ons weg, maareen stokoude hond schuurt zijn kop tegen onzeknieen.„Hij was nog klein, toen de Toean Kaptein enMevrouw en de kinderen weggingen," zegt

    Hij zegt het langzaam, met een vlakke stem.Door Heintje's leven loopen kerven, die het heelscherp verdeelen: zijn jeugd op Ambon, zijn werkmet den Toean Kaptein en de eenzame jaren erna. Nu is hij aan een nieuwe grens gekomen.Hij was een jonge kerel, nog Been twintig jaar,toen hij in een gevecht op Roemahtiga den an-dere neersloeg en vluchten moest. Kapitein DeWilligen nam hem in zijn dienst. Later hoordeHein*, dat zijn tegenstander niet gedood was,maar naar Ambon keerde hij niet meer terug.Hij behoorde tot een gegoede Ambonsche familie,bezat doesoens en een familiehuis op Roemahtiga,waar het leven in een verlangzaamd tempo ging.Suiker koken en sago kloppen, visschen in eenmaanheldere nacht bij opkomend water en alsamusementen de Zondagsche kerk en de einde-

    27

  • looze familieruzies en kampongkletspraatjes. Hetwas een bestaan, alleen geschikt voor oude mannenen geboren luiaards. Soms barstte het leven openin een dronkemansfuif en een bloedig gevecht.De beste jongeren teekenden bij de Compagnie enbevochten den Atjeher om de lusteloosheid teontkomen in een land, waar sago groeit en werkBeen Joel had.Maar voor Heintje aan teekenen dacht f had hijzijn laatste gevecht al beeindigd en vond op zijnvlucht het doel. Samen met den Toean Kapteinzwierf hij de Nbordkust van Boeroe langs, totBara toe, slapend in een vochtig boschbivak, aanhet lichte strand of in een lekkende Alfoerschewoning. Ze schoten de herten, naar hen toe ge-jaagd door de schreeuwende drijvers, snedenhet roode vleesch in dunne reepen om het totdengdeng te drogen en zaten aan rookerige vuur-tjes te luisteren naar een ouden Alfoerenhoofdman,die hun vertelde hoe zijn vaderen langs deze hel-lingen joegen, voor de Compagnie zijn schepenstuurde en nog v66r Ternate zijn veroveraarszond.Hij leerde eerbied hebben voor het geloof vanzijn Mohammedaansche broeders en vermeedvarkensvleesch te eten in hun kampongs en hijrespecteerde de pemalihuisjes van de heidensche28

  • Alfoeren, waar de schedels van hun voorvaderen

    bewaard werden in schotels van Chineesch por-

    selein en VOC-blauw 1 . Het was in de jaren v66r

    de bestuursambtenaren de moed vonden hier tetourneeren en de borden ruilden voor een waar-deloos geschenk en hun snel waardelooze vriend-schap.

    Heintje leerde alle wegen kennen, die van de baaiuit het heuvelland in gaan. Hij kocht kajoepoetih-olie op bij de kleine Chineesche handelaren, hielpeen klappertuin aanleggen op Boetonleon, con-troleerde de stokers op de concessie en leiddehet blusschingswerk, als het vuur voor de grootevlakte stond. Het was nu niet meer noodig zijn ver-veling te verdrinken of zijn sterkte moe te slaanin een nutteloos gevecht.

    Later, toen de tochten werden ingekort, tusschende Tandjong en Batoeboi, trouwde hij Enggehen hun kinderen groeiden op met de jongens DeWilligen, voor wie hij de levende held uit hunboeken was. Stuurman Rink, Rob Roy en deLaatste der Mohikanen. Met eerbied beschouwdenzij zijn langloopsche voorlader, zijn kogels enkruithoorn en het groote jachtmes, waarmee hijhet aangeschoten varken de doodshouw gaf.

    Hij schoot de krokodillen, waar zij lagen te zonnen

    1 Delftsch aardewerk met VOC-wapen.29

    Het laatste huis 3

  • op de droge zandbanken in het ebbende getijde

    bij dag, 's nachts vuurde hij op het roode licht

    van hun oogen tusschen de wortels van de man-

    grove. Hij ving de glinsterende, witte boebara's 1,

    die naar de blinkende haneveer hapten en zich de

    stalen haak naar binnen beten in het schuimende

    zog van een snelzeilende prauw. Soms haalde hij

    alleen de kop op, omdat de bek van de haai spel-

    ler toesloeg dan zijn hand kon binnenhalen. Hij

    was de snelste jager en de behendigste visscher,

    maar wist ook het laatste nieuws, dat van kam-

    pong tot kampong waait, grieven, konkelarijen

    en het kwaad, dat in de nacht rondgaat.

    Maar toen de Toean Kaptein wegging en het huis

    leeg was geworden, kwam er iets terug van de

    oude nutteloosheid. Eten was er voldoende en

    een weinig geld om kleeren te koopen, de zon

    gaf warmte, de maan licht en de aarde bracht

    sago voort. Zijn leven werd langzamer en hij be-

    gon zijn kinderen van oude jachttochten te ver-

    tellen. Bij de kampong had hij al sedert jaren niet

    meer behoord en de Tandjong was een verlaten

    vesting geworden, met een ouden soldaat tever-

    geefs op post.

    Nu zijn wij gekomen en zitten in zijn kleine

    1 Groote visschen.30

  • „Sinjo,” zegt de oude man vertrouwelijk en eer-

    biedig. „Heintje," zegt mijn man, en in zijn stem

    zijn een groot respect en de oude kinderliefde.

    Rondom ons been is het erf bijna heroverd door

    de wildernis, de roode klimrozen langs de voor-

    galerij zijn doodgegaan en de klappers voor het

    huis aangevreten door de torren.

    Dit alles deert niet. Naar Europeesche begrippen

    had het erf beter onderhouden kunnen zijn en

    voordeeliger geexploiteerd. Wat komt het er op

    aan?

    Al deze jaren heeft Heintje naar dit oogenblik

    toegeleefd, nu is de aflossing gekomen en kan

    het werk opnieuw begonnen warden.

    31

  • VIER DE HOOFDSTUK

    WIJ hebben twee maanden de tijd eerwij naar Ambon toe moeten voor denjongen. Het huis moet gemeubeld worden, detuin opengekapt, groenten gezaaid, de zakenmet Bader geregeld en de geheele toestand in dekajoepoetihcultuur verkend. Bader zit op het ach-terland en zal over een week thuiskomen. Zijnzoon geeft voor, van de Batoeboizaken niets ofte weten. We beginnen ons huis op orde te bren-gen.De ontstellend hooge K.P.M.-vrachtprijzen heb-ben het vervoer van onze meubelen onmogelijkgemaakt. Glaswerk en steengoed hebben wij inkisten verpakt met keukengerei, een bed en watkleinigheden. Een rieten zitie namen wij als dek-stoelen mee en op Ambon kochten wij een tafel,vier stoelen en een etenskast. Maar op Java hieldenwij al rekening met ons toekomstig meubilair;de kisten zijn zoo geconstrueerd, dat zij makkelijktot open kasten kunnen worden omgetimmerd.Wij zoeken de hulp van een eenvoudigen toe-

    32

  • kang 1 Er zijn er drie, wat vrij veel lijkt voor

    een kleine plaats als Namlea, maar veel te weinig

    is, omdat zij alleen werken in de zeer zeldzame ge-

    vallen, als het niet anders kan.

    De vorige maand is de belasting geind en op de

    strandkebons 2 staat de maIs geel en zwaar ; er

    is werkelijk een enkele noodzakelijkheid, om jets

    te verdienen.

    Jesaja en " Obednego werken dan ook niet, maar

    Wimpie Tasisa is een zwager van Heintje en om

    zijn schoonbroer te verplichten, komt hij ons te

    hulp. Hij kent alleen het allerruwste werk, maar

    mijn man leers hem de houtverbindingen en helpt

    de heele dag zelf mee. Als Wimpie eenmaal werkt,

    gaat het vrij vlug, de moeilijkheid is alleen hem

    iedere dag opnieuw aan de arbeid te krijgen,

    want hij is een verwoed jager en gewend 's nachts

    te posteeren en overdag te slapen. Heintje heeft

    al tweemaal zijn al te dringende schulden betaald

    en hij probeert vijf dagen lang tijdig op te staan;

    dan zijn de kasten of en kan hij zich weer aan z'n

    oude levensregel houden.

    Zelf verven wij tafel, stoelen en kasten tot een

    glimmend rood eetkamerameublement. Bij den

    Chineeschen meubelmaker bestellen wij een schrijf-

    tafel, die wij heel erg noodig hebben en over

    1 Werkman. 2 Tuinen.

    33

  • een maand klaar zou zijn. De toekang is een langeChinees, geel en mager van de opium. Zonderzijn avondpijp kan hij niet werken en iedere weekkomt hij om een klein voorschot smeeken. Alsna een half jaar onze schrijftafel eindelijk wordtafgeleverd, is de betaling al in voorschotten op-gegaan.Achter op ons erf, in de oude koeliewoning, levenvijf Binongko's. Zij hebben achter de Tandjonghun fuiken uitgezet en gaan die om de anderedag lichten. Het water is hier zeer vischrijk, maarde opbrengst in geld is gering. Behalve de drie Eu-ropeesche families en de Javaansche soldaten-vrouwen, koopt zelden iemand visch. Het zoudwaasheid zijn geld te geven voor iets, dat je zelf

    zoo heel makkelijk bemachtigen kunt. Heel veel60 neemt de visscherij niet in beslag. 's Avondswerpen zij boeboe's 1 uit en de volgende morgenduiken zij die weer op. Soms is er iets te herstellenaan de oude prauw of de fuiken, maar het groot-ste gedeelte van de dag zitten zij te dobbelen on-der het afdak van hun huis. 's Morgens leurenzij hun visch in de kampong, 's avonds hurkenzij urenlang pratend en rookend rond een smeu-lend vuur van klapperbast, waarboven hun over-gebleven visch gerookt wordt.

    1 Fuiken.34

  • La Djanihi, een oud ketelstoker van mijn schoon-

    vader, is hun hoofd. Op een avond zit hij dicht

    bij ons gehurkt en vertelt van het Leven vroeger

    op de ketels van den Toean Kaptein, klaagt Bader,

    den Arabier die de concessie huurde, aan en jam-

    mert over de prijs van de visch, die iedere dagmeer omlaag gaat.Wij vragen hem of hij niet met zijn vijf kontjo'sons erf wil schoonmaken.Ondanks hun zorgelijke staat hebben zij er wei-nig zin in. Zij spreken er een heele tijd onderelkaar over in hun eigen taal, tot La Djanihi weerin het Maleisch overgaat. Eigenlijk visschen zijveel liever, maar om den Sinjo Tondjong te het-pen, willen zij wel om beurten in de tuin wer-ken; iedere dag zullen er twee werken en drievisschen.De volgende morgen beginnen zij getweeen hetBras neer te slaan op het achtererf. Zij maken deklapperboomen schoon, kappen de doode tak-ken weg en verbrijzelen de mierennesten, die eendiep litteeken in de stam achterlaten. De maswordt gewied, de onnutte, rose toerieboomen wor-den omgehakt en het onkruid, datzich langs het jongepisangblad omhoog slingert, wordt weggeslagen.Zelf zetten wij kweekbedden uit voor de groentenen Heintje helpt mee patjollen. Wij zaaien de een-

    35

  • voudigste groenten, bajem 1 , komkommers enboontjes.En dan is er nog de kwestie van het huisperso-neel. Heintje's vrouw helpt koken en wasschen.Maar er is heel veel te doen. Er moet brood ge-bakken worden, hout gekapt, houtskool gebranden het erf aangeveegd.Enggelina Barends heet zij voluit. Zij is afkom-stig uit een quarto-familie, vrijgelaten slaven, diede naam van hun beer aannamen nadat zij Chris-tenen waren geworden. Jaren heeft zij hier op heterf geleefd, dicht bij het groote huis, maar in nietsis dat merkbaar. Zij is even vies, gemakzuchtigen kwebbelachtig als de eerste de beste kampong-vrouw, maar zij bakt uitstekend brood en is vol-komen toegewijd en voor het leven aan ons ver-bonden.Willem, de oudste van de vier nog thuis wonen-de kinderen, lijkt heel sterk op haar. Hij is eendonkere, forsche iongen, bezoekt nu al negenjaar de Volksschool en heeft het tot de derdeklasse gebracht. De volgende maand zal hij thuiskomen en ik stel voor hem tot huisjongen op teleiden.Een middag spreken wij er Hein* over.In de Molukken geldt werken om loon als een1 Spinazie.

    36

  • schande. Werken om loon in veld of huis doen

    alleen de afstammelingen van slaven. Een vrij man,

    die grond bezit, werkt op zijn doesoen 1, klopt

    sago en gaat uit visschen. Hij helpt zijn buur-

    man een huis bouwen, hij gaat met een anderen

    buurman mee suiker koken. Hij ontvangt daar-

    voor geen loon, alleen eten en hoogstens wat van

    de oogst of de vangst van die dag. Heeft hij een

    verdere schoolopleiding gehad, dan zoekt hij een

    baantje als goeroe of 'clerk en is hij een flinke ke-

    rel, dan teekent hij voor soldaat en anders blijft

    hij thuis, vischt in de baai en klopt sago in het

    bosch. In drie dagen is het merg van een sago-

    boom geklopt en het meel er uit gewasschen en

    van dit meel kan een gezin van man, vrouw en

    twee kinderen een maand fang leven. Er is al-

    zijn tijd visch in de baai, wat klappers en vruchten

    op het erf, roode suiker, kenaripitten en kruid-

    nagelen leveren een paar gulden per maand op

    om koffie, suiker en petroleum te koopen.

    Werken is geen schande, werken om 166n, voor

    vreemden, wel.

    Maar wij wonen op dezelfde grond, het groote

    huis en het mandoershuis zijn een. Willem zal

    bij ons helpen, zooals in een groote familie alle

    kinderen meehelpen om kleeren te wasschen,1 Grond.

    37

  • het eten koken en het erf te onderhouden.

    Als een zoon van het huis, een anak piara 1 zal

    hij daarvoor eten krijgen, kleeren en nu en dan

    een kleinigheid als zakgeld.

    Maar omdat het pas drie jaar geleden is, dat ik

    uit Europa vertrok, waar alle verhoudingen met

    geld en rechten geregeld worden, dring ik er op

    aan, dat er voor Willem een spaarbankboekje

    genomen zal worden, waarop wij iedere maand

    jets zullen storten.

    Heintje denkt een oogenblik na, voor hij zijn toe-

    stemming geeft.

    Als hij weg is, zegt mijn man:

    „De oude heer vindt het alleen goed, omdat hij

    begrijpt, dat jij onze verhoudingen nog niet kent.

    Voor zijn gevoel is iedere geldelijke belooning

    overbodig omdat hij weet, dat hij bij ziekte, dood

    en geldgebrek, bij alle rampen van het leven, op

    onze hulp kan rekenen. Dat is meer dan een vast

    bedrag iedere maand."

    We loopen op en neer op het smalle weggetje

    langs ons huis. Tusschen de boomen stijgt de

    avond paars uit de grond.

    1k denk: „Hij hoort hier thuis en ik ben een vreemde-

    ling.Ofwerd ik zoo diep vernederd, dat ik mij schaam

    een dienst van een Bering mensch te aanvaarden?"1 Pleegkind.

    38

  • VIIF DE HOOFDSTUK

    DAARNA beginnen de bezoekers to komen, verschillend van kleur, van uiterlijk envan standing. Er zijn deftige Arabieren, eer-biedwaardig als aartvaders uit een kinder-bijbel, Chineesche handelaren, met wijde jasjesslobberend om hun magere opiumlichamen, enoude kampongvrouwtjes, die vroeger bij mijn

    schoonmoeder gewerkt hebben, door haar ge-

    holpen zijn met moeilijke bevallingen en in zwa-re ziekten en daar nu van vertellen, terwijl zij zoe-

    te koffie slurpen en inlandsche koekjes eten. DeMohammedaansche vrouwen drágen korte ka-baja's en gebatikte sarongs. De kabaja's van deChristenvrouwen reiken tot de knie en hebbenzulke lange mouwen, dat het onderste gedeelteals een manchet moet worden omgeslagen. Vande deftige menschen, de vrouwen van mantri's 1

    en goeroe's 2, is de kabaja wit, van de gewone

    menschen lichtgekleurd met een klein tipje ofbloemetje. Er zijn speciale mannen- en vrouwen-1 Opzichters. 2 Onderwijzers.

    39

  • patroonties en patronen voor Christenen en Mo-hammedanen.Lang voor Namlea de plaats van bestuursvesti-ging werd, woonden mijn schoonouders al opde Tandjong. Daardoor werden zij de toevluchtvoor de bevolking in alle moeilijke kwesties, Zijkwamen overal waar een kind werd geboren ofiemand stierf, op bruiloften en begrafenissen.Er was nog geen dokter, maar ook geen mantri-verpleger. Bij hen kwamen zij met de geslagenenna afloop van een bloedige vechtpartij, met ou-

    de, verwaarloosde wonden, met overvoede, schrei-ende babies, maar ook met erfeniskwesties, metgrondzaken, om geld te leenen om een dreigendkastekort te dekken en om het nooit terug te be-talen.Bapa Kaptein en Toean Tandjong noemden zijhem en nu spreken zij mijn man aan'met ziin ou-de kindernaam „Sinjo" en mij noemen zij „Non-nie". Die namen blijven, nog steeds worden wijde „Sinjo en Nonnie Tandjong" genoemd en

    tot Ambon toe zijn die namen doorgedrongen.

    Bij een bezoek aan het Bestuurskantoor te Ambonwordt mijn man bij den Assistent-Resident als„Sinjo Tandjong" aangekondigd door diens op-

    passer.Ook de Hoofden komen op bezoek. De Radja's40

  • van Lilialy en Licela en de Hinolong van Koe-

    balahin. De Radja's zijn de officieele inlandsche

    Bestuursambtenaren, de Hinolong is het eigen-

    lijke adatshoofd. Toen de Compagnie bezit namvan Boeroe, was dit eiland een soort kolonievan Ternate. De Sultan van Ternate had stede-houders, Mohammedanen, die voor hem van deheidensche bevolking schatting hieven. Zooals al-

    tijd, hield de Compagnie de zaak zooveel mogelijkals ze was en beschouwde deze stedehoudersals de hoofden der bevolking, hoewel zij eigenlijk

    vreemdelingen waren naar afkomst en geloof.Zooals het toen was, is het gebleven 300 jaarlang. Langs de Noordkust hebben de Alfoerenzich met de van elders komende avonturiers, Bi-nongko's, Soelaneezen, vermengd en zijn Moham-medaan geworden. Aan de Zuidkust, waar deUtrechtsche Zending werkt, zijn velen tot hetChristendom overgegaan.Maar in Centraal-Boeroe, in de bergen rond hetRana Wakolo, wonen de Hindoe's, de Heidenen,en daar hebben de Radja's in adatzaken weiniginvloed.

    Een van die oude Hindoe-hoofden was een vriendvan mijn schoonvader. Zijn opvolger heeft zich de

    oude relatie herinnerd en kondigt ons zijn be-

    zoek aan. De bode is een schurftige kerel met

    41

  • een wilde haarbos en in een gescheurd, vuil hemd,maar hij heeft een waardige houding en zijn loopis statig en snel als van het mannetieshert. Hij reiktons een brief over, een stukje rottan, waarin 18knoopen zijn gelegd. Heintje legt ons de bedoelinguit. Iedere dag moeten wij een knoop losmakenen als de rottan geheel is ontknoopt, kunnen wijdie dag den Hinolong als gast verwachten. Dussturen wij de 18e dag de prauw naar de overkantom den grooten man te halen, want de Alfoerenzijn een bergvolk en bezitten geen prauwen.Ik heb veel koffie laten zetten en wadji gemaakt,kleefrijst met klappermelk gemengd en gekooktmet roode suiker. De volgende morgen met devloed valt de prauw binnen. De Hinolong zitachterin, een lange man met een oog, naakt, opeen vies broekje na. Uit de prauw loopt hij zon-der ons aan te kijken haastig naar de goedangen daar achter de deur steekt hij zich in statie-gewaad, een kleurig gestreepte pyamabroek, waar-van de broekband samengeknoopt tot op de knie-en valt, een wit jasje met W-knoopen en een oranje-en roodgestreepte gordel, eenige malen stijf omhet lijf gewonden.De begroeting heeft plaats in de open voorga-lerij. De Hinolong spreekt geen Maleisch of geeftmisschien om een of ander politieke reden voor42

  • het niet te spreken; een van de andere Alfoeren

    is zijn tolk.

    Jaren geleden was mijn schoonvader in het Wa

    Apoegebied aan de andere zijde van de baai

    gaan jagen en had op die jachttochten kennis

    gemaakt met den voorganger van dezen Hino-

    long. In de lange avonden na de jacht had de

    oude Alfoer hem veel verteld over zijn yolk,

    over gebruiken en gewoonten en de ongeschreven

    geschiedenis van vO6r de Compagnie. Later wist

    mijn schoonvader bij het Bestuur te bewerken

    dat de Honilong van Koebalahin werd aange-

    steld als Kepala Soa, waarbij hij wel onder den

    Radja van Kajeli bleef, maar toch als oud adats-

    hoofd een zekere officieele functie kreeg. Zijn heele

    leven is die oude Hinolong daar dankbaar voor

    gebleven en hoewel reeds een oud man, sprak

    hij toch mijn schoonvader met Bapa (Vader) aan

    en schonk hem de Foed Fadid, een berg achter

    Koebalahin. Een practischer zakenman zou uit

    deze verhouding onmiddellijk voordeel geslagen

    hebben. Met de toestemming van het voornaam-

    ste stamhoofd is het niet moeilijk een damar 1-

    concessie te verkrilgen. De Alfoeren zijn echte

    wilden, schuw als dieren, maar hij had hun voile ver-

    trouwen en omdat hij een beter vriend was dan1 Hars.

    43

  • handelaar, aanvaardde hij het geschenk zonderde papieren in orde to brengen. Later ging hijheen van Boeroe, een ziek en bijna berooid man,maar aan den zoon, die uiterlijk en naar karakterhet meest hem gelijkt, worden nu de oude ge-schiedenissen opnieuw verteld.En nu hebben wij kennisgemaakt en zitten in devoorgalerij. De Hinolong, mijn man en ik op stoe-len, achter miin man staat Heintje, achter denHinolong de Alfoersche tolk. We vragen naarelkaars welstand en naar de welstand van fami-lie en kinderen. We vragen naar jachtsucces. Webedanken voor het cadeau, een man* vol toe-toepola, sagobroodjes, niet in een steenen vormdoch in versche, groene bamboe gebakken, zoo-dat de sago een bijsmaak krijgt, een blik met kat-jang (olienoten) en in een bamboekrat twee biggen.De Hinolong prijst de oude tijd en klaagt overde nieuwe. De damar noch de rottan uit zijn bos-schen heeft waarde, atap en gaba-gaba, een bij-verdienste van de vrouwen, brengen nauwelijksgeld in en de laatste jaren hebben zij het gebruikvan geld leeren kennen. Vroeger leefden zij huneigen leven, ze joegen de herten en varkens methun lange speren, maakten lansvallen langs hetwildpad en kleedden zich in geklopte boombast.Maar toen de damar hoog stond, zijn zij gewoon44

  • geraakt aan vele dingen, die ze vroeger niet ken-

    den, sarongs, broeken en hoofddoeken, emaillepannen en steenen borden. Vroeger waren eenroode lendenlap en wat zout het eenige, dat zevan de beschaving waardeerden. Nu zijn hun ver-langens en behoeften toegenomen: petroleum, zeep,suiker en koffie en de katoentjes van Japan. Daar-om zijn zij begonnen om van het heuvelterreinachter hun kampong het kajoepoetihblad te sto-ken. Het is een soort werk, dat niet met hun aardstrookt. Wanneer het kajoepoetihblad geplukt isen op een hoop gegooid om twee dagen te fer-menteeren, moet dit blad dan toch op een be-paalde dag worden afgestookt en de Alfoer isniet gewend iets op een bepaalde dag te doen.Hij jaagt op herten en zwijnen in de heuvels, hijklopt sago in het bosch langs de Wa Apoe, degroote rivier, hij wrikt hier en daar in het slordigschoongemaakte veld met een ijzeren staaf de grondopen en laat ee2 ige maiskorrels in de openingglijden, hij ontbladert de sagopalm en droogt denerf, terwip de vrouwen van het blad atap naaien.Hij is een mensch en werkt alleen als hij erzin in heeft. En nu gebeurt het nog al eens, dat hetgeplukte kajoepoetihblad rot in de bloeboer 1 , of dathij snel en slordig het blad tot olie stookt, omdat de1 Bak.

    47

  • zon schijnt op de hellingen aan de andere zijde,waar zijn broers op het groote mannetjeshert jagen.En dan is er de Chinees. Die steeds aandringtop betaling, hen opzoekt in de kampong, henachtervolgt op de plaatsen waar zij sago kloppenin het bosch. Toen ze voor het eerst gingen sto-ken hebben zij zelf het primitieve destilleertoestelgebouwd, de beide houten vaten, het stookvat metde gietiizeren bodem en het koelvat. Ze hebbenvan riviersteenen en klei de oven gebouwd, waarhet stookvat in past en waar het vuur in gestooktwordt. Maar voor het koellichaam, de koperenkepala-ketel 1, bezaten zij geen geld en de Chi-nees heeft hun die op voorschot geleverd voorf 40.—, 100 flesschen kajoepoetiholie. En nu moe-ten de jonge mannen, die 'lever jagen of door hetbosch zwerven, stoken om 100 flesschen kajoe-poetiholie to leveren.Er is veel blad achter Koebalahin, eigenlijk zou-den er nog meer ketels geplaatst kunnen worden.Tegen hoeveel zou de Sinjo Tandjong de kepala-ketel kunnen leveren?We beraadslagen samen. Dit zal onze eerste trans-actie worden. Dan noemen wij een prijs en reke-nen uit, hoeveel er gedurende een jaar per maandafbetaald moet worden.

    Koelhelm.

    48

  • De ton( vertaalt het. De Hinolong stemt toe, maar

    een heele tijd daarna, als wij aan ons vierde kop-

    je koffie bezig zijn en de Hinolong zijn achtste

    stuk koek verorbert, zegt hij ineens:

    „Hoeveel maanden heeft het jaar?"Opnieuw wordt alles hem geduldig uitgelegd.Schurft of luizen schijnen hem te hinderen. Hijschuift zijn rug schurkend heen en weer tegen de

    rottanstoelleuning, neemt een blad en pinangnootuit zijn gordel en schudt uit een uitgeholde, flesch-vormige kalebas een weinig kalk er op. Hij is eenLange man, maar goed gebouwd met breede schou-ders. Zijn gezicht met de korte puntbaard heeftiets sluws en tegelijkertijd iets heel kinderlijks.Zinn linkeroog is toegeslagen in een oud gevecht;

    met het rechter ziet hij pienter en achterdochtig

    om zich heen.Marmot, mijn kleine hond, komt binnen en springskwispelend voor onze voeten. De Hinolong pakthem op, krabbelt hem in de dikke yacht en geeftte kennen, dat hij het hondje mee wil nemen.MO man weet hem na eenige tijd te beduiden,dat deze kleine hond mijn speciale lieveling is,

    maar dat hij straks een keuze mag doen uitonze jachthonden. Slechts half tevreden zet deAlfoer het hondje weer neer. Even later valt -zijn

    oog op een gebatikt muurkleed en weer spreekt

    49

  • hij de wensch uit dit te bezitten. Mijn man haast

    zich te zeggen, dat wij deze kain onmogelijk kun-

    nen afstaan, daar deze poesaka 1 is.

    Het wordt mij wel een beetje benauwd. Hoe zul-

    len wij telkens een ander excuus verzinnen om

    zijn wenschen te weigeren?

    Het wordt gloeiend heet in de open voorgalerij,

    eindeloos gaat het gesprek door, Maleische zin-

    nen met de Alfoersche vertaling, het Alfoersche

    antwoord en de nauwgezette vertaling daarvan in

    het Maleisch.

    Enx eh schuift achter mijn stoel en waarschuwt

    dat de Binongko's veel visch hebben gevangen;

    misschien kan ik alles opkoopen, want de Alfoe-

    ren zullen wel eenige dagen onze gasten blijven.

    Ik koop de heele voorraad en laat die den Hino-

    long aanbieden. Hij wenkt een paar jongens uit

    zijn gevolg, om de visch in ontvangst te nemen

    en ze aan het strand schoon te maken. Nu is de

    aandacht afgeleid. De Hinolong en zijn tolk draai-

    en het hoofd zoo, dat zij de jongens in het oog

    houden, want voor de menschen uit de bergen

    is visch een zeldzame tractatie. En als de jongens

    van het strand verdwenen zijn en op het achter-

    erf een vuurtje opvlamt, staat na eenige treuzelige

    vragen onze hooge gast op.1 Erfstuk.

    50

  • Die avond hebben wij bijna een opstand op ons

    erf. De Binongko's weigeren om met de Alfoe-

    ren in een huis te slapen en wij weigeren om onze

    gasten naar de kampong te laten gaan.Tenslotte vind Heintje een oplossing. De Binong-

    ko's zullen in het eene huis slapen en de Alfoe-ren in het andere, maar omdat de visschers deWilde heidenen nog niet zoo dichtbij vertrouwen,zal Lak Golo, een Boetoennees, Wiens jongere zuster

    met een Alfoer getrouwd is, bij de Alfoeren gaanslapen.Die regeling blijft vier nachten van kracht. Dan

    vertrekken de Alfoeren en we geven den Hino-

    long geschenken mee voor zijn vrouw, suiker,zout en koffie, reukzeep en een kleine hond.

    51

  • ZESD HOOFDSTUK

    ONS erf grenst aan het erf van den Bestuurs-ambtenaar. Een van de eerste avondenbrengen wij hem een bezoek.Hij is een kleine, forsche man, met de hals en deschouders van een Boer. Zijn vrouw en ik pratenover huishoudelijke aangelegenheden, de prijs vanvisch en de moeilijkheid om aan groenten te ko-men. We drinken limonade en eten zelfgebakkenkoekjes en zitten op blinkend gewreven stoelen.Mijn man informeert naar de toestanden in hetkajoepoetihbedrijf en krijgt slechts korte, opper-vlakkige antwoorden. We vertellen over onze plan-nen, de verwaarloosde zaak van den ouden heeropnieuw op te werken. Persoonlijk is deze taakvoor ons van het allerhoogste belang, het is ookvoor de Onderafdeeling Boeroe van groot belang,maar de Gezaghebber toont weinig interesse.Als wij naar huis loopen langs de natte, modde.rige weg, hebben wij geen enkele belangrijke in-formatie gekregen, wel weten wij heel zeker, dattusschen ons en deze menschen elk onderwerp52

  • van conversatie na tien minuten is uitgeput.

    Twee dagen daarna ontmoeten wij hen aan het

    strand. Mevrouw loopt een eindje vooruit en wij

    maken een praatie tot ook hij ons bereikt heeft.

    „Kom, wij moeten hierheen," zegt hij tegen zijn

    vrouw. Dan klimmen zij langs een smal pad de

    heuvel op, bijna zonder groet. De volgende mor-

    gen gaat mijn man met de stukken over de con-

    cessie naar het Bestuurskantoor. Hij wil weten of

    de oude voorwaarden nog steeds geldig zijn.

    „Wat wenscht u, dat ik voor u doen zal?"

    vraagt de Gezaghebber minzaam als een vorst.

    Mijn man zegt verbaasd: „U hoeft niets voor

    te doen. Ik kom slechts om verschillende

    mattes."

    Vanaf deze dag luisteren wij aandachtig naar de

    opmerkingen, die onze bezoekers over den Be-

    stuursambtenaar maken. De Chineezen en Arabie-

    ren prijzen zijn hulpvaardigheid, de Binongkoree-

    zen vertellen een interessant verhaal. Als de tijd

    van belasting-innen gekomen is, laat hij de men-

    schen, die niet kunnen betalen, op het Bestuurs-

    kantoor verschijnen. Dan gaat de gong door de

    kampong en wordt er aan de handelaren bekend

    gemaakt, dat er tegen betaling van belastinggelden

    werkvolk te krijgen is op het Bestuurskantoor.

    De Chinees betaalt de belasting en heeft een koe-

    53

  • lie meer en de Bestuursambtenaar zal wel zorgen,dat die koelie niet wegloopt.Het liikt een ernstige aanklacht en min of meereen verklaring van zijn gedrag tegenover ons.Maar voor we lets meer over deze zaak weten,dan de fosse praatjes van de bevolking, bereiktons het bericht, dat de man is overgeplaatst.Op zijn vendutie toonen de Chineesche en Ara-bische handelaren openlijk hoezeer hij hun terwille is geweest. Zijn oude hoed brengt f 40.—op en zijn wandelstok een tientje. De blinkendgewreven stoelen zijn ingepakt en aan boord vande kapal-poetih 1 gebiacht, het restant oude meth.belen en verschillende kleinigheden brengen desom van f 4600.— op. Zijn opvolger, een jongekerel, twee jaar van de Bestuursschool, blijft ach-ter met een stapel contracten, waarin de zorge-looze bevolking van Boeroe zijn ketels aan de han-delaren verhuurt en z0:561 verhuurt, dat ze slechtsin naam haar eigendom blijven.Aan de andere zijde van de kampong, bij de tang-si 2, woont de luitenantsfamilie. Een van de kin-deren heeft middenoorontsteking gekregen enmevrouw is met dit zieke meisje en de beide an-dere naar Ambon vertrokken; de luitenant zelfis veel op tournee. Een paar dagen voor de Java-' Witte boot van de Gouvernements Marine. 2 Kazerne.54

  • boot komt hij thuis en makers wij kennis. Hij iseen zeer lange man, off icier in het Nederlandsche

    leger, maar voor vijf jaar in Indie gedetacheerd;misschien is het hierdoor dat hij de typisch-In-dische levenshouding mist.Vrijwel iedereen, die in Indie aankomt met hetdoel hier een werkkring te vinden, is reeds be-gonnen te veranderen. De bescheiden man, diezich te Genua heeft ingescheept, is vele gradenbelangrijker geworden, wanneer hij te Priok aanwal stapt. Het is een oxydatieproces van de ziel,waaraan geen mensch ontkomt.De Compagnie is in de rechten getreden van deInlandsche hoofden en 300 jaren lang is iederenieuweling bij aankomst in Indie automatisch eenhoofdman geworden, een leider, een zeer belang-riik persoon. Op het moment, dat hij Europa ver-het, is hij Europeaan geworden.Op Java is dit algemeen leiderschap alleen in debinnenlanden en op de afgelegen ondernemingennog overgebleven. Het leven in de groote stedenvan Indie verschilt weinig met dat van de kleinesteden in Holland, het is er alleen nog vervelender.Maar op de buitenbezittingen, in de rubbertui-nen van Deli, langs de rivieren van Borneo, opde heete, dorre eilanden in de Moluksche zeeen,achter de muskietenmoerassen van Nieuw-Guinea,

    55

  • is nog ieder Europeaan een vertegenwoordiger vanhet Gezag, mensch en symbool tegelijk en dit sym-bolisme wordt den meesten fataal.Op deze plaatsen is de belangrijkheid van deEuropeanen omgekeerd evenredig aan het aantal enwaar dit tot een of twee teruggeloopen is, wordthet gevaarlijke oxydatieproces zeer versneld. Hijroest vast in zijn eigen gewichtigheid. Hoe een-voudiger het milieu is, waaruit hij komt en hoegeringer zijn ontwikkeling, hoe sneller het verloop.Het is een kwaal, welke zelden als zoodanig er-kend, toch wezenlijker is dan menige ziekte.In welke positie hij ook is geplaatst, bestuurs-ambtenaar of officier, zendeling of administrateurop een afgelegen onderneming, indien zijn zelf-critiek zwijgt is er niemand, die critiek uitoefentover zijn daden. Zijn personeel kijkt hem naarde oogen en de bevolking spreekt hem naar demond. Geen vriend raadt hem, geen vijand hoontopenlijk zijn dwaasheid. Eenzaam is hij onder dui-zenden, die als tegen een vorst tot hem opzien.De tegenstand blijft voor hem in het verborgene:de praatjes die gefluisterd worden bij de mus-kietenvuurtjes en de anonieme brieven, die zijnchef verachtelijk de prullenmand inwerpt. Tenslotte raakt hij volkomen alle onderscheidings-vermogen kwijt en begint zijn eigen onbelangrijk-56

  • heid en de belangrijkheid van het Gezag, dat hij

    vertegenwoordigt, te verwisselen. Slechts enke-

    len zijn door hun aanleg en karakter voorbeschikt,

    om het invreten van hun eigen hoogwaardigheid

    te doorstaan. Zendeling of gezaghebber, luitenant

    of planter, tot hem vlucht de bevolking bij iedere

    ramp van vuur' en water, aardbeving, ziekte en

    dood. En nadat zij voorgoed hun namen verlo-

    ren hebben in een overbevolkt land of een een-

    zaam graf, wordt er ergens in een prauw, die op

    de wind wacht, rond een rookerig vuur of bij een

    kleine petroleumlamp van hun levens verteld.

    Deze luitenant behoort niet tot de zeldzamen, die

    hun eenzaamheid bevolkten, hij is geen bijzonder

    begaafd man, maar hij is vijf jaar lang vrij kun-

    nen blijven van de Indische gewichtigheid, van

    zelfoverschatting en machtsvertoon. De weinige

    avonden, die hij in Namlea verblijft, brengen wij

    in elkaars gezelschap door. Zijn jongste dochter-

    tje heeft dagenlang met hooge koorts gelegen,

    voor de dokter uit Ambon Namlea bereiken kon

    en middenoorontsteking vaststelde. Er moest zoo

    snel mogelijk operatief ingegrepen worden, maar

    de Papoea-boot was te laat, en met de koffers ge-

    pakt en de kleeren gereed, wachtten zij twee dagen.

    De derde nacht Hoot de boot hen uit de slaap,

    57

  • het koortsige kind werd in een deken gerold, ennaar de motor gedragen. De boot lag op stroom;een paar honderd meter over het woelige wateren dan de sprong naar de buitentrap. Een uurdaarna ging hij alleen terug. Maar op Ambondurfden de doktoren de gevaarlijke operatie nietaan; de moeder liet de twee grootsten bij ken-nissen en reisde door naar Java, met het ijlendekind in een kleine, smoorheete hut.Dit verhaal maakt een zeer groote indruk op mij.Het lange wachten, de boot die to laat kwam ende verre reis daarna, tot in Malang eindelijk ge-opereerd kon worden.Ik stel mij voor, hoe ik zelf op reis ben met denzoon, die nog geboren moet worden, een dood-ziek, ijlend kind, zonder doktershulp op een da-genverre tocht.Maar de operatie is gelukt en het kind leeft.De vader vertelt er van, terwiil wij buiten zittenen een sigaret rooken. Iiii vertelt er van in een-voudige woorden, die de emotie verbergen endit bijzondere geval maken tot een algemeen nood-lot.Honderden kinderen hebben ziek gelegen op dezeeilanden, ver van dokter en hulp, schreeuwend,terwiil de koorts of de dood hun stemmen ver•vormden.58

  • Boven ons staan dezelfde sterren als boven Ambon,

    waar de dokter woont. Eens in de veertien da-

    gen vaart een boot daarheen door Straat Boeroe,over tachtig mijlen water. Soms liggen er tachtigmijlen tusschen het leven en de dood.

    59

  • ZEVENDE HOOFDSTUK

    BADER is van het achterland terug en komtover de zaken spreken. Hij is een groote,reeds grijzende man, met een vriendelijk ge-zicht en een zeer waardige houding, een schurken een uitzuiger, maar volkomen betrouwbaarvan uiterlijk. Hij haak herinneringen op uitde tijd van den toean Kaptein, hij informeertnaar de oude Mevrouw, naar de iongens ende meisjes. Hij is een oude huisvriend, zijnstem is zacht en vriendelijk. Hij klaagt over zijnketelstokers, hij klaagt over de zaken op Batoe-boi. Om zijn vriend den toean Kaptein to helpenheeft hij het terrein gehuurd, maar nauweli jks heefthij er lets op verdiend in al die jaren.Wij herinneren ons afrekeningen, die nooit klop-ten en nooit op tijd waren, we herinneren onshet jaar '28, toen voor een picol kajoepoetiholief 150.— betaald werd. Hij heeft jaren lang zijnvriend bedrogen, nu bedriegt hij diens noon meteen zachte stem.Wil Sinjo zelf gaan stoken? Wil Sinjo dan de60

  • grondhuur betalen over de afgeloopen jaren ende cijns? Twaalf jaar heeft Bader Batoeboi ge-stookt en twaalf jaar grondhuur en cijns betaald.Het oude huurcontract komt voor de dag; overde grondhuur bevat het Been bepalingen; de con-cessionaris is daar dus voor aansprakelijk.„Mawr waarom heeft toean Bader die huur nietieder jaar afgehouden?"„De laatste jaren gingen de zaken zoo slecht, hetbedrag, dat binnenkwam aan huur, kon de ver-schuldigde grondhuur niet dekken."Oude afrekeningen komen voor de dag. janu-ari, gestookt drie ketels, Februari twee ketels.Waarschijnlijk werkten er die maand zes of ze-ven, maar dat kon vanuit Java niet gecontroleerdworden. Willen we Batoeboi stoken, dan moeteerst die oude huurschuld worden afbetaald.We praten een uur. Voor ons kapitaaltje is dezeschuld een geweldig bedrag. We praten nog eenuur. Na drie besprekingen komen we een weeklater tot een accoord. We zullen de helft vanhet geld betalen en de helft van Batoeboi stoken.Edelmoedig laat Bader ons de keuze van het ter-rein, links of rechts van de kali.

    Twee dagen later, 's morgens met de zeewind,steken we van wal. Het is een koele dag, regen-

    61Het laatste huis 5

  • wolken hangen laag over het grijze water. Tus-schen de nevels is de lucht lichtblauw, schoon-gewasschen na een regen van dagen. Een schoolkleine visschen springs op, gejaagd door een groo-te boerara 1 . Het is opkomend water. Op de laat-ste nog droog liggende riffen zoeken de kippenijverig naar weekdieren. Aileen het dak van onshuis steekt uit tusschen het antjakloof 2. Namlealigt op een smalle vlakte, in een wijde, blinkendebocht van de baai. Viak achter de kampong stijgthet land ineens twintig meter omhoog, een groe-ne, licht golvende savanne, begroeid met alang-alang, kajoepoetihboomen en lage kajoepoetih-opslag.Voor ons ligt de baai, waarin een breede zeedei-ning regelmatig als een ademhaling op en neergaat. Hooge, blauwe bergen dalen naar het strandin een groene heuvelrij, een breede band van man-grovebosschen sluit de laatste gloofing af van hetwater. De wind draait iets en we stevenen rechtop de kampong Lain af, vier hum' en en een smalstrand, opengekapt in de mangi-mangi 3 wortels.We bukken ons en gaan overstag en komen nuzoo dicht bij de heuvels van Batoeboi, dat weduidelijk de donkere pick kunnen onderscheiden,waar de kali uitmondt in het lichte groen van de1 Groote visch. 2 Wilde vijgenboom. 3 Mangroves.

    62

  • mangroves. Het zeil wordt naar beneden getrok-

    ken, vier man gaan aan de pagaaien, maar de ri-

    viermonding komt slechts langzaam dichterbij. We

    varen nu in het stifle water tusschen de kust eneen klein eilandje. Het is hier ondiep en duidelijk

    is de bodem to onderscheiden. Koralen groeien

    er in het witte zand als donkere wouden ineen lichte vlakte. Rood orgelpijpkoraal en het her-

    senkoraal met zijn vele windingen, schimmelig

    groen aangeslagen, fijne karangsoorten als versteen-de varens, onbeweeglijke, sierlijke bloemen. Kleine,

    helkleurige visschen schieten door deze lanen, een

    grijze tatjoe 1 met paarse en roode strepen, goud-visschen met groote staart- en rugvinnen, zwartgevlekt. Een bleekblauwe zeester ligt op een kki-ne open vlakte. Het Licht is er diffuus, gezeefd

    door een halve meter blauw water, beweeglijk enonzeker, trillend door de lichte defining. Ergensvalt een schaduw als van een donkere wolk, eengroote visch, die snel fangs de oppervlakte zwemt.Nieuwe wouden en nieuwe tuinen, lanen en klei-ne Paden en een andere zeester, die plat op eengladde Steen ligt.Ineens breekt het rif af, de bodem ligt dieper,

    een eenzame zandwoestijn. We komen in de dei-

    ning voor de kust. De mangroves staan tot de1 Soort visch.

    65

  • oksels in het water, hun bladeren deinen op enneer. Achter ons stijgt de hitte omhoog uit eenbrandende, blauwe zee. We glijden de rivier op,als een donkere, vochtige groef in het verschroei-de land geslagen.De vloed is nu op zijn hoogst en overstroomt demangrovewortels, de stank en de verrotting. Deoevers lijken een verdronken land, waarvan al-leen de boomtoppen nog boven water uitsteken.We buigen een bocht in. Het mangrovewoudwordt minder breed. Achter de lage mangi-mangirekken boschboomen zich naar elkaar toe, schuinover het water. Lianen hangen als kabels naar om-laag, doode takken en een slingerplant met gelebloemen. Bij de tweede bocht raakt de mast ver-ward in de afhangende planten en na het striikenpagaaien we dieper de groene tunnel binnen. Deoevers worden hooger, nipapalmen, hun oudebladscheeden slordig naar beneden geknakt, hou-den hun reusachtige bladvanen als wapens om-hoog. Lage struiken en boschboomen met kleine,beweeglijke bladeren zijn teruggedreven, de oeveris voor de nipapalm met zijn smalle, donkerebladvanen aan de dikke, gladde nerven, van demodder waaruit ze spruiten tot de beweeglijkenok boven ons hoofd acht meter hoog. Hierheeft de krokodil zijn paden, een helling van het66

  • bosch naar de rivier, gladgeschuurd door zijn

    stinkende buik.Een voorwereldlijk landschap, verstard, grooteren sterker en wreeder, waar we beklemd door-heen vluchten.Bij de stomp van een oud bruggehoofd leggen

    we aan en springend van tronk tot tronk gaanwe door het nipawoud. Dan slaat de zon ons

    blind en we ontwaken in de helle dag van devlakte.Hier golft de alang-alang twee meter hoog, mes-scherp en getand als een zaag, tot de heuvels,die, laag en zeer steil, met hetzelfde gras begroeid,

    met kajoepoetihopslag en ijle kajoepoetihboomen,schaduwloos omhoogrijzen.

    We volgen een smal pad, neergetrapt in dealang-alang. Een kip rent kakelend voor ons uiten een hond begint te blaffen.

    De ketel ligt aan de voet van de heuvel. Ondereen kapot atapdak metselt een oud man van ka-listeen en rivierklei een vuurhaard in elkaar. Zijnlinkerwang puilt uit van een groot gezwel. Hijspreekt onduidelijk, alsof hij een te dikke pruim

    wegduwt achter zijn kiezen. Onder het laagstegedeelte van het dak is een baleh baleh 1 gemaakt,waarop een vuil kussen ligt en een paar gescheurde

    1 Slaapbank.67

  • kains. Een kookpot staat tusschen drie steenen en opeen primitieve tafel staan wat kommen en borden.Dit is het huisraad in een huffs, dat tegelijk fabriek

    en woning is en uit een afdak bestaat, waartegen aan

    een zijde losjes wat nipablaren zijn genet tot wand.Van een Lange bamboe kapt Heintje een lid af,net onder het tusschenschot. Hij gaat ermee het

    bosch in, dat opzij van de heuvel Tangs een kleine

    zijkali groeit. Bronwater druppelt er tusschengroen-bemoste steenen. We drinken uit de bam-

    boe. Het water is koud en smaakt naar gras enmossen. Het restant gieten we over gezicht en

    handen.Achter de ketel leidt het pad naar het bosch, waar

    de twee zonen van Lamana werken aan de pan-tjoran 1 van gehalveerde bamboes, die het wateruit de bron naar het koelvat van de ketel zal voe-ren. Maar de weg door de vlakte is dichtgegroeidmet slang-slang, die, meer dan twee meter hoog,het gelaat verwondt.1k ga met de twee roeiers terug naar de prauw,

    mijn man en Heintje slaan zich met hun kapmesseneen pad open naar de ketel Pohon Boeloe, die

    in de volgende zijvallei ligt.Veertig ketels heeft Batoeboi, het wordt eentocht van twee dagen.

    Leiding.

    68

  • ACHTSTE HOOFDSTUK

    LANGS de heele kust van Noord-Boeroe, vanHat tot Ajer Boeaja, groeien de kajoe-poetihboomen. IJle, witte stammen, verspreidover de vlakte, omhoog geklommen langs deheuvelkammen en zwart afgeteekend tegen deroode avondlucht. Om hen heen, spruitend uitde wortelstokken, bedekt de jonge opslag de hel-lingen, grijsgrauw als een regennevel in de West-moessonmorgens en een uur later, onder een schel-lere zon, groen en liefelijk als de gloolingen vaneen vruchtbaarder land. Maar op de plaatsen, waarhet blad pas werd weggeritst om to stoken, dringt

    de schrale grond rood op tusschen de kale twijgenen het harde gran. En als in de heete maanden deslang-slang is weggedord en de hitte openberstuit de grond en aanwaait over het water en te-rugkaatst van een blauwe, onbarmhartige hemel,glinsteren de kale struiken op de roestige gardewit als beenderen langs de wegzijde. De lichte,papierachtige bastvellen van de boomen blinkenheller, nu de kleur van hun grijsgroen loof ver-

    69

  • dampt is in het harde blauw van de onbeweeg-

    hike hemel en het zeer beweeglijke watervlak. En

    in alle seizoenen gaan mannen en vrouwen met

    hooge manden rond tusschen de opslag en rit-

    sen het blad af, dat in een primitief toestel tot

    de groene, geurige kajoepoetiholie wordt gestookt.

    In Europa is deze olie nog weinig bekend; ze vormt

    een bestanddeel van sommige patentmedicijnen

    en wordt ook bit tijden in de parfumerie-indus-

    trie gebruikt. In Indie helpt ze elke kwaal cu-

    reeren, in- en uitwendig: gedruppeld op wat sui-

    ker tegen buikpijn, in de huid gewreven tegen

    spit en rheurnatiek. De sterke geur verdrijft de

    muskieten en een paar druppels in een bakje heet

    water maken elke verkoudheid los. Deze groene

    medicijn van Boeroe is het universeele geneesmid-

    del in de bruine huizen op alle eilanden, op plaat-

    sen waar eens in het jaar een dokter komt en men

    banger voor hem is, dan voor de dood.

    Het gebruik van deze olie is nog niet zoo heel

    oud. Rhumphius heeft een medicijn van gekneusde

    en fijngewreven kajoepoetihbladeren gekend, de

    gedestilleerde olie noemt hid nergens. Nu bijna

    honderd jaar geleden maakte de Assistent-Resident

    Willer een tournee over Boeroe om (het klinkt

    zeer actueel) de mogelijkheid van Europeesche

    kolonisatie op dit eiland to bestudeeren. Zijn zeer

    70

  • uitvoerig rapport, later in boekvorm verschenen,

    bevat uitvoerige gegevens over de kajoepoetih-

    oliebereiding. Hij beschrijft onder andere de

    destillatiemethode, geeft een kostprijsberekening

    en nu is het opmerkelijk, dat noch de methode,

    noch de kostprijs belangrijk zijn gewijzigd in deze

    honderd jaar.

    Maar de positie van de bevolking is volkomen ver-

    anderd. Bij Wilier's bezoek werden nog alleen

    de hellingen achter Kajili gestookt en behoorden

    deze ketels, zooais de stookplaatsen met het bij-

    behoorende blad worden genoemd, nog geheel

    aan de inwoners van Kajili, Ambonsche Christenen,

    sedert de compagniestrijden hiergevestigd, en eenige

    Mohammedanen. Willer noemt de Wakanos, de

    Serhalawans en tientallen andere bekende namen,

    want hun kinderen en achterkleinkinderen wonen

    nu nog in Kajili en Namlea, maar slechts een enkele

    ketel, zwaar met schuld belast, is nog in hun be-

    zit; de andere zijn overgegaan in handen van Chi-

    neesche en Arabische handelaren.

    Vroeger kwamen eens in het jaar met de Westen-

    wind de hooge Makassaarsche prauwen en ruilden

    de kajoepoetiholie in tegen rijst, suiker, koffie,

    petroleum, sitsjes, pannen en borden. Van losse

    atap bouwden de Boegis een huisje aan het strand,

    waar ze toko hielden; 's avonds sliepen ze in hun

    71

  • prauwen, waarvan de achterstevens hoog opge-bouwd waren als het kasteel van een Compagnie-schip. Nauwelijks eenige meters uit de trust lagenze en rukten aan hun ankertouwen, want de reeis open voor Kajili en het water breed van deiningals in zee. Maar nadat er zich een Chinees ves-tigde en een toko bouwde, kon de kajoepoetih-olie geruild worden voor de waar, die andersslechts gedurende een paar opwindende weken tekrijgen was. Voorloopig bleek deze verbeteringhet Leven zeer te veraangenamen. Ze hadden volopcrediet en zorgeloos als een yolk, dat nooit zorgengekend had, onbekommerd en gedachteloos alskinderen, haalden ze iedere maand vele guldensboven de waarde van de olie, die ze binnenbrachten.Het bedrag van hun voorschot groeide snel toteenige honderden guldens, zoodat de Chineespapieren Wilde hebben en ze teekenden zonderaf te dingen. De grond konden ze niet verkoopen,daartegen beschermden hen de agrarische wetten,maar ze verhuurden hun ketels en stonden hetplukrecht van het blad af, totdat de schuld zouzijn aangezuiverd met de huur. Maar die schuldwerd nook afgedaan, want zorgeloos bleef deeigenaar inkoopen doen tegen prijzen, twee

    drie maal hooger dan de normale kampongprijs.De bepalingen van het contract waren eenzijdig72

  • in het voordeel van den handelaar. De stookhuurwas alleen verschuldigd voor de maand, of het ge-deelte van een maand, dat er werkelijk gestooktwerd; de eigenaar mocht niet meer stoken en de han-delaar stookte alleen wanneer hem dat goed uitkwamen heel dikwijls kwam het hem beter uit de ketelongestookt to laten en naarmate de schuld opliep,liepen ook de prijzen op, waartegen op credietgeleverd werd.Zoo werd het oordeel langzaam aan hen voltrok-ken, raakten zij hun ketels kwijt, vervielen hunhuizen en verpauperden hun kinderen. Zij warenbezitters van gronden, werken voor anderen enom loon was een schande. Een enkele ontkwamin een deftig baantje als mantri of goeroe, op hemleefden de andere familieleden als vliegen op aas.Behalve enkele groote concessieterreinen, die doorhet bestuur zijn uitgegeven en waarvoor een be-hoorlijke afkoopsom aan de bevolking is betaalden waarvoor jaarlijks nog een vrij hooge grond-huur verschuldigd is, zijn alle andere ketels opdeze wijze in handen gekomen van Chineesche enArabische handelaren. Van deze terreinen ont-vangt het gouvernement geen grondhuur , en hunbeheerders zijn door geen enkele bepaling gebon-den. De onwettige occupanten hebben op dezewijze een voorsprong op den concessionaris, die

    73

  • op eerlijke wijze aan zijn terreinen gekomen is.

    De handelaar stookt de ketels nooit zelf, hij ver-huurt ze aan een groep ketelstokers, meestal Boe-toneezen of menschen van Soela. Zes of zevenkerels nemen op zich om gezamenlijk een ketelte stoken. Ze moeten voor dit recht huur betalenen zijn bovendien verplicht alle olie in te leverentegen een van te voren vastgestelde prijs en alhun levensmiddelen en kleeren bij hem of te nemenook tegen een van te voren vastgestelde prijs,twee a drie maal hooger dan de normale kampong-prijs, zoodat na eenige maanden stoken de men-schen meer schuld hebben dan het voorschot waar-mee begonnen werd. Op deze wijze zijn vooralde zorgelooze Soelaneezen in een snort van pan-

    delingschap geraakt bij hun handelaar, waar ze

    hun heele leven niet meer uitraken. Nu en dan

    loopt er een weg en dient de schuld afgeschreven

    te worden, wat alleen schijnbaar een strop is,want het hooge bedrag is voor het grootste ge-deelte fictief en bestaat voornamelijk uit de over-winst van den handelaar. De toestand zou allangonhoudbaar geworden zijn, als de stokers zelf nieteen uitweg hadden gevonden. Ze zijn weliswaarverplicht om alle olie bij hun handelaar in te le-veren, maar het is zeer eenvoudig een paar fles-

    74

  • schen achter te houden en tegen de hoogere markt-priis aan een anderen handelaar te verkoopen. Eris een bloeiende handel in achtergehouden olie,waar iedereen aan meedoet. Handelaar Ong kooptde olie op van de kerels van handelaar Kie, en Kiekoopt de achtergehouden olie van Ong. De eenbedriegt den ander en beide partijen weten of vandit bedrog. Toch zijn de onderlinge verhoudingengoed. Wel wordt de stoker uitgebuit door denChinees, maar in diens toko is hij als kind in huis.Halve dagen hurkt hij er neer, dobbelt onder hetafdak, slaapt tusschen toonbank en kasten ensnoept van de katjang uit de stopflesschen.Jij bedriegt en ik bedrieg, waarom zouden we geenvrienden blijven? En alle wraak zullen we op-kroppen tot de droge tijd. Dan komt de afreke-ning, waarbij niet vooraf onderhandeld wordt.Augustus, September en October zijn de drogemaanden. Een verschroeiende wind waait aan vande harde, blauwe zee. In deze tijd van het jaarzijn de nachten rood van het vuur, dat over devlakte rent, als een gloeiende trein langs de hel-lingen ratelt en overdag in een donkere zuil bo-ven de heuvels staat. Soms waait een fijne asch-regen de hum. en binnen en hangt een lichte, grijzerook laag boven het water als een te late morgen-mist. En als het vuur 's nachts van de strandheu-

    75

  • vets flakkert, spoelt het donkere water die gloedvoor onze voeten, zoo rood en ontzettend, alsofde zon op de verkeerde plaats opnieuw en nuvoorgoed onderging.De alang-alang tusschen de kajoepoetihopslag istot een scherp hoof weggedord, een kleine vonksteekt de heele vlakte in brand. Een enkele maalslaat de vlam op uit een boschontginning, die zor-geloos werd afgebrand, sours ook dragen de Al-foersche jagers de schuld, die de alang-alang inbrand steken, omdat de groene opslag, die na en-kele dagen ontspruit, de hertenkudde lokt. Maarin de meeste gevallen is het achteloos weggewor-pen sigaretteneindje met opzet op de juisteplaats gemikt. De moeite is Bering, de kans opontdekking nog Beringer en de redenen om wrackte nemen zijn vele.Daar is de eigenaar van de ketel, in een hevigeruzie gewikkeld met zijn handelaar over het huur-contract; de eenige voldoening, die hij kan ver-krijgen, verweift hij zichzelf, een kwartier voor deavondwind opsteekt, met twee meter lont en eenkleine vlam.Daar zijn de ketelkerels, diep in de schuld, ge-dwongen om te werken en steeds dieper in deschuld rakend. Wanneer het vuur over de heu-vels is gegaan, kan er in tien maanden niet gestookt76

  • worden en zijn ze tien maanden ontheven van hun

    pandelingschap.

    Dan zijn er de ruzies tusschen de beide eigenaars

    van een zelfde ketel. Vrijwel geen enkele ketel

    is geregistreerd en niemand weet precies waar de

    grens loopt. Het komt op Boeroe nogal eens voor,

    dat een zelfde ketel tweemaal verkocht wordt en

    daar ontstaan dan weer herries over en meestal

    een rechtszaak. En wanneer er eindelijk uitspraak

    is gedaan en aan een der twistenden de ketel is

    toegewezen, gaat onherroepelijk zijn blad de eer-

    ste droge maand in brand, zonder dat er iets te

    bewijzen valt.

    Ook ruzies tusschen de ketelkerels onderling, om

    de verdeeling van de olieopbrengst, om dobbel-

    schulden en vrouwen, worden gewroken in een

    terreinbrand, die hectaren blad verwoest. Waar-

    schijnlijk zou er geen enkele kajoepoetihstruik op

    Boeroe meer groeien als de boom zelf niet zoo

    bijzonder geschikt was om de brand te overleven.

    Zijn dikke bast bestaat uit verschillende kurk-

    lagen over elkaar en vormt een natuurlijk isolatie-

    materiaal. Drie dagen na de brand liggen de heu-

    vels zwart en desolaat in het helle licht. De bla-

    deren van de struiken en lage takken zijn dood

    en van goud als herfstloover en in de helle, buin-

    kende stam van de kajoepoetihboom heeft de 'dam

    77Het laatste huis 6

  • zijn merk gebrand. Op de vierde morgen tipt dejonge alang-alang door de asch en na een maandspruit de nieuwe kajoepoetihopsiag uit de oudewortelstokken. En aan de rand van het wildhout-bosch, waar het vuur een breede strook dood-brandde, verovert de kajoepoetih een nieuw ter-rein. Zoo dringen de struiken steeds verder langsde kust naar het Noorden en Zuiden en dieper de,heuvels in.

    78

  • NEGENDE HOOFDSTUK

    ALS wij naar Namlea terugkeeren is HansChristiaan 12 dagen, net zoo oud alsde eersteling van den stuurman, die daarmee

    het recht voor zich opeischt hem de slinge-

    rende trap of te dragen, die buitenboord hangt

    en waaronder de motor op en neer danst. Dit is

    de tijd van het jaar, dat de wind recht in de baai

    staat en een geweldige branding veroorzaakt, het

    gevreesde aerpoetih. De motor rijst en daalt met

    de golven, we wagen de sprong en als we weer

    even hoog zijn als het platform van de trap, reikt

    de stuurman ons den jongen over. We blijven

    staan en houden ons aan de motorkap vast. Bid

    het wenden, am voor het schip langs de laadprau-

    wen op te halen, slaat het water over de inzitten-

    den op de banken.

    Op de lage riffen verstuiven de golven tot een

    wit schuim. Het regende nog toen we weggingen,

    maar de Oostmoesson is dit jaar vroeg ingevallen.

    De dag is strak en hel, hemel en water hardblauw,

    de kruinen van klappers en de vanen der pisang-

    79

  • bladeren van hetzelfde schelle groen tusschen het

    kale, gele strand en de gele, kale heuvels. Als we

    achter de Tandjong in kalmer water raken, ver-

    tellen de handelaren van de groote brand op het

    achterland en wijzen ons op de rook, die als een

    donkere wolk boven de heuvels hangt.

    Nu zijn wij thuisgekomen, voorgoed, met wizen

    lieven iongen. Aan alle angst en pijn zijn wij, uit

    de wereld op deze vrijplaats teruggekeerd, ont-

    komen. Breed en bruin en veilig ligt ons huffs

    in de groene tuin, aan het smalle strand van de

    tandjoeng, waarachter het water zijn sterkte ver-

    loren heeft. Maar 's avonds brands het in de heu-

    vels op vijf verschillende plaatsen en wij voelen

    ons in een belegerde vesting, waaromheen de

    vijand bij zijn wachtvuren waakt.

    De helft van Batoeboi hebben wij vrijgemaakt van

    schuld, maar als het afbrandt, kunnen wij een klein

    jaar niet stoken. In de 12 jaren, dat Badar het

    beheerde, is het acht keer afgebrand en zoo snel

    volgde de eene brand de andere, dat er op som-

    mige plaatsen nauwelijks blad aan de struiken zit.

    Willen wij een leans hebben om de brand buiten

    ons terrein te houden, dan moeten wij zoo gauw

    mogelijk stoken, zoodat er yolk aanwezig is om

    te helpen blusschen als het vuur aan de grens

    staat.

    80

  • Er is vraag genoeg naar de ketels. 's Avonds hur-

    ken de menschen aan Heintje's deur. Zij hebben

    gehoord, dat de Sinjo gaat stoken. Ze hebben

    maar vijftig gulden schuld bij hun handelaar, als

    de Sinjo die betaalt zullen zij vrij zijn. Maar Hein-

    * waarschuwt ons, in ieder geval geen oude schul-

    den over te nemen.

    We vragen hun, hoe die schulden zijn ontstaan.

    Eindeloos en eentonig komen de klachten. Twin-

    tig gulden betalen zij voor een pikol rijst, die over-

    al vijf gulden kost; veertig cent voor een katti zout,

    wat driemaal te duur is. Boeten worden onrecht-

    vaardig opgelegd. Heeft Badar niet vijf en twintig

    gulden van hun geld ingehouden omdat zij in plaats

    van zijn dure rijst de mais aten, die zij zelf ver-

    bouwd hadden?

    We vertellen La Boenge, La Kamba en La Baroe,

    dat wi) Batoeboi zelf gaan stoken en zorgen zul-

    len dat ons yolk bij ons niet in de schuld raakt

    en dat wij daarom niet met oude schulden kun-

    nen beginnen. Elke maand zal worden afgerekend,

    elke maand kunnen zij dus wat van de staande

    schuld afdoen bij hun vorigen handelaar.

    Zij blijven er over napraten in hun eigen taal,

    vragen permissie om heen te gaan en er hun mak-

    kers over te spreken. De volgende avond zitten

    zij weer gehurkt bij Heintje's deur. Ze hebben

    81

  • gehoord, dat Sinjo alle olie dadelijk wil betalen.

    Zij zijn gewend bij hun handelaar een- a twee-

    maal in het jaar of te rekenen. Zij willen heel graag

    bij Sinjo stoken, maar het is immers gewoonte

    dat iemand, die nieuw werk aanvaardt, een voor-

    schot krijgt. Wil Sinjo hun niet vijf en twintig gul-

    den geven? Dan kunnen zij hun ouden Chinees

    daarmee betalen en de rest van de schuld maan-

    delijks afdoen. Als wij weigeren, vragen zij per-

    missie om er hun kameraden over te spreken.

    Een paar dagen daarna zijn zij weer terug en weer

    wordt er eindeloos onderhandeld. Zij verminde-

    ren het verlangde voorschot tot tien gulden, wat

    beteekent dat een ploeg kerels, bestaande uit zes

    man, die voor gezamenlijke rekening een ketel

    stoken, met een schuld van zestig gulden begint.

    We onderhandelen nu al bijna een maand. Drie,

    vier keer in de week luidt de gong, alle nachten

    brandt het ergens op een helling of in de vlakte.

    Tenslotte besluit Halik Ternate ertoe, een van

    onze ketels te huren, om die in vereeniging met

    een broer en twee neven te stoken. We bespre-

    ken nader de voorwaarden, de huur van de ketel

    en de prijs waartegen de gestookte olie door ons

    zal worden ingenomen. Hij is een Soelanees, heeft

    een smal, slim rattengezicht, lange armen en beenen

    en een rug, verwrongen van rheumatiek. Hij staat

    82

  • bekend als een lief en een bedrieger, heeft bij

    iedereen schuld en kan nergens meer crediet krii-

    gen. Met zijn altijd zwangere vrouw en vijf kin-

    deren komt hij de atap halen om het ketelhuisop te zetten. Waarschijnlijk staat het heele stelin de boeken van de handelaren als afgeschreven,want niemand protesteert als ze onze ketel opgaan.Overigens komt er de eerste weken van stokennog niets. Eerst moet het ketelhuis gebouwd wor-den, een dak van atap met aan twee zijden wanden

    van hetzelfde materiaal. Langs een wand wordtde baleh-baleh aangebracht, ommuurd met ataptot een soort bedstede, aan de andere zijde zijn

    de bloeboers, bakken waarin het geplukte bladtwee a drie dagen blijft fermenteeren. In het midden,net onder de nok van het dale, wordt de toeng-koe gebouwd, de vuurhaard van klei en kalistee-nen. Deze toengkoe doet een beetje aan een bak-kersoven denken, met een stookopening aan devoorzijde waar het lange hout ingeschoven wordt.Bovenin is een rond gat, waarop het groote kook-vat komt te staan. Het bouwen van ketelhuis entoengkoe is een werk van 6 a 7 dagen. Halik neemter ruim drie weken de tijd voor, want eerst moetmet veel hocus-pocus een gunstige dag bepaaldworden, doch toen hij nauwelijks begonnen was,stierf een familielid en trok hij met vrouw en kin-

    83

  • deren, broer en neven naar het achterland voor

    de slametan.

    Elk oogenblik hurkt hij bij Heintje's deur om

    rijst te vragen, om koffie en suiker en pisang voor

    zijn jongste kind, een kwartje om visch te koopen

    en een rijksdaalder als bijdrage voor de slametan.

    Sinds hij bij ons werkt, beschouwt hij de Tandiong

    als zijn huis, hij komt djeroek plukken en brood-

    vruchten en zijn kinderen zoeken drijfhout aan

    het strand.

    De derde week vindt mijn man op Batoeboi al-

    leen het ketelhuis opgezet, aan de toengkoe moet

    nog begonnen worden en als hij de Soelaneezen

    zijn opinie heeft gezegd over hun werkprestaties

    en liver, vraagt Halik opnieuw om rijst, omdat

    de broodvruchteft van Sinjo's boom zoo klein

    zijn.

    Maar na of loop van dit onderhoud weet Halik

    het toch heel goed. Er wordt geen rijst meer uit-

    gegeven, noch koffie, noch geld, noch pisang; over

    twee dagen komt Sinjo terug en d