Het gelukkige team
-
Upload
vuongquynh -
Category
Documents
-
view
215 -
download
0
Transcript of Het gelukkige team
18 Onderwijsblad12 18 juni 2016
Hogeschoolmede-
werkers lijken
gelukkige werk-
nemers. Drie-
kwart is tevreden of zelfs zeer
tevreden over het werk, blijkt
uit onderzoek van Zestor, de
organisatie van werkgevers en werknemers in het hbo.
Daarmee scoren hogescholen beter dan de gemiddelde
Nederlandse werkgever waar maar zeventig procent van
de medewerkers (zeer)tevreden is.
Die tevredenheid staat in schril contrast met almaar toe-
nemende klachten over de werkdruk. Een ruime meerder-
heid van de hbo-medewerkers vindt de werkdruk te hoog
of veel te hoog. Vooral docenten geven massaal aan dat
ze hun werk niet binnen de beschikbare tijd af krijgen.
In 2014 kreeg de werkdruk van alle hbo-medewerkers een
5,3, docenten deelden een 4,9 uit.
“Een hoge motivatie en een hoge werkdruk, dat is een
explosief mengsel”, stelt Jac Christis, lector Arbeidsorga-
nisatie aan de Hanzehogeschool. “De gedrevenheid kan
ervoor zorgen dat docenten sneller door hun grenzen
gaan en burn-out raken.” De oorzaak van de hoge werk-
druk staat voor hem buiten kijf: de bureaucratie en het
gebrek aan regelmogelijkheden. Docenten voelen zich
verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs,
maar zitten niet zelf aan de knoppen. “Elke psycholoog
kan je vertellen dat zo’n gebrek aan controle de belang-
rijkste factor is bij het ontstaan van werkstress”, aldus de
lector.
RuimteDat weten hogeschoolbestuurders ook. Daarom belo-
ven ze al tien of vijftien jaar de professionele ruimte van
docenten te vergroten door onderwijsteams meer autono-
Hogeschool geeft docenten de ruimte
Het gelukkige team
mie te geven. Zelfsturende teams, resul-
taatgerichte teams, professionele leerge-
meenschappen, de termen buitelen over
elkaar heen. Maar wat er in de praktijk
gebeurt, staat daar vaak haaks op. Een
autonoom team moet echt zijn eigen
boontjes kunnen doppen, het moet een
schooltje in de school zijn, legt Christis
uit. Zoals bij Buurtzorg-teams die samen
de verpleging en persoonlijke verzorging
van thuiszorgcliënten in een wijk voor
hun rekening nemen en zelf hun werk
plannen.
“Die slag moeten hogescholen echt nog
maken”, stelt Christis. “Het hbo is nog
steeds georganiseerd rondom vakken.
Maar als je op een Buurtzorg-achtige
manier wilt werken, heb je crossfunctio-
nele teams nodig die zelfstandig een deel
van het onderwijs kunnen uitvoeren: een
blok, een semester of de propedeuse.” En
ook niet onbelangrijk, de onderwijson-
dersteuners moeten zo dicht mogelijk op
het team zitten. Een docent die voor de
klas staat en merkt dat het digibord het
niet doet, moet meteen een ict’er kunnen
inschakelen die het probleem oplost en
niet van een centrale helpdesk te horen
Bureaucratie en een tekort aan autonomie leiden tot stress in het
onderwijs. De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen werkt met autonome
teams die managementtaken onderling verdelen. “Efficiëntie is bij ons geen
drijfveer.”Tekst Yvonne van de Meent Beeld Typetank
Een autonoom team moet een schooltje in de school zijn
18 juni 2016 Onderwijsblad12 19
krijgen dat zijn klacht binnen drie dagen
wordt behandeld.
In de praktijk gebeurt vaak precies het
tegenovergestelde, weet Christis. Veel
hogescholen centraliseren en differentië-
ren de onderwijsondersteuning juist. “Het
idee is: we hebben dure mensen in huis en
die moeten we zo goed mogelijk benutten.
En dat doe je niet door ze taken te laten
uitvoeren die een goedkopere kracht ook
zou kunnen doen.” Dat klinkt logisch,
maar specialisatie leidt altijd tot veel gere-
gel en gecoördineer en levert lange wacht-
tijden op. “Je creëert er een dure bureau-
cratie mee. Specialisatie is dus helemaal
niet zo efficiënt als het lijkt.”
AfvinklijstjesDe Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
(HAN) is de omslag aan het maken naar
autonome teams. In 2020 moeten alle
onderwijsteams zijn omgevormd tot pro-
fessionele leergemeenschappen, die een
afgebakend deel van het onderwijs uit-
voeren en daarbij het werkveld intensief
betrekken. “We zijn in het hbo de afgelo-
pen vier jaar bezig geweest met van bui-
tenaf opgelegde eisen”, stelt Theo de Wit,
voorzitter van de centrale medezeggen-
schapsraad. “Met prestatieafspraken over
studierendement, het opleidingsniveau
van docenten, het aantal contacturen. Dat
heeft ertoe geleid dat we niet meer bezig
zijn met het onderwijs, maar met afvink-
lijstjes. Van dat georganiseerd wantrou-
wen willen we af: geen controles meer van
buitenaf, maar de sturing bij docenten leg-
gen.”
Dat is ook van belang om grip te krijgen
op de werkdruk, vindt de mr-voorzitter.
“Als teams de ruimte krijgen om zelf te
bepalen wat van belang is voor de kwali-
teit van het onderwijs, neemt de werkdruk
af. Alle onderzoek op gebied van werk en
geluk wijzen erop dat autonomie de sleu-
tel is.”
Het werken met autonome teams vraagt
een cultuuromslag, beseft De Wit. “Mana-
gers moeten onderwijskundig leiders wor-
den, die vertrouwen op hun docenten in
plaats van op hun managementinforma-
tiesysteem.” Ontmanagen dus. De meeste
opleidingen zijn nog lang niet zover, maar
het HAN-instituut voor Sport en Bewegen
heeft laten zien dat het kan.
Geen managerEdwin van Gastel geeft leiding aan twintig
docenten (twaalf fte) en vier onderwijson-
dersteuners (twee fte) die samen de eerste
2,5 jaar van de opleiding Sport en Bewe-
gingseducatie verzorgen. Het is een baan
voor twee dagen in de week, de andere
drie dagen staat hij voor de klas. “Ik ben
teamleider, dus geen manager”, stelt hij
nadrukkelijk. “Hoewel er wel wat manage-
menttaken aan het teamleiderschap vast-
zitten. Ik ben verantwoordelijk voor de
roostering en het beheren van het budget,
maar dat doen we gezamenlijk. En voor de
functioneringsgesprekken en die verdeel
ik met één van de seniordocenten.”
De onderwijstaken worden ook gezamen-
lijk verdeeld. De docenten zijn allemaal
breed inzetbaar. “We hebben voorname-
lijk integrale vakken, want zo zit het werk
van afgestudeerden ook in elkaar”, legt g
20 Onderwijsblad12 18 juni 2016
Van Gastel uit. “We hebben bijvoorbeeld een vak ‘Hoe
daag je jongeren uit’. Daarin wordt aandacht besteed aan
de motorische ontwikkeling van kinderen, aan didactiek
en methodiek – hoe maak je een koprol? – aan sociologie
en psychologie. Dat zijn vakken die elke docent in ons
team kan uitvoeren.”
Elk vak heeft een bloktrekker die de regie heeft over zo’n
vak. Daarnaast zijn er rollen als studentbegeleider, stage-
bezoeker, onderwijsontwikkelaar en onderzoeker. Taak-
toedelingsmodellen of taaklasttabellen – waarin tot twee
cijfers achter de komma is vastgelegd hoeveel tijd een
docent krijgt voor het voorbereiden van een college of
het nakijken van een tentamen – komen er bij het verde-
len van het werk niet aan te pas. “Een keer per half jaar
roosteren we alle lessen in. Voor sommige taken – blok-
trekker bijvoorbeeld – spreken we een aantal uren af. Ver-
der wijst het zich allemaal vanzelf. Iedereen weet welke
taken er zijn en neemt een deel op zich. De één geeft lie-
ver les, de ander voert graag projecten met het werkveld
uit. Daar houden we rekening mee. Docenten mogen een
voorkeur uit spreken, maar geen taken claimen.”
Rotklussen bestaan volgens Van Gastel niet. Docenten
voeren de administratieve taken zelf uit. “We voeren bij-
voorbeeld zelf de cijfers
in, maar dat is geen cor-
vee. Dat hoort gewoon bij
je vak. Het voorkomt dat
studenten een nummertje
worden.”
Hitteschild Kennen en gekend wor-
den, is één van de leiden-
de principes bij het Insti-
tuut voor Sport en Bewegen, dat drie bacheloropleidin-
gen en een master verzorgt en tweeduizend studenten
en tweehonderd medewerkers telt. Daarom mogen de
teams niet te groot worden. “Maximaal tweehonderdvijf-
tig studenten en zo’n vijftien docenten”, zegt directielid
Eric Versluijs. Teams die groter zijn worden opgesplitst in
twee parallelle teams, die ieder de helft van de studenten
onder hun hoede nemen. Twee bachelorstudies hebben al
een A- en een B-team.
“Efficiëntie is bij ons geen drijfveer”, verklaart zijn colle-
ga-directeur Joris Hermans de parallelle teams. “We kie-
zen niet voor arbeidsdeling en specialisatie, want dan
moeten teams hun werkzaamheden onderling afstem-
men. Wij willen juist dat ze hun eigen gang kunnen
gaan. Ze moeten echt autonoom kunnen opereren.”
Het directieteam zorgt ervoor dat de teams zich alleen
met de onderwijsuitvoering bezig hoeven te houden en
niet met eisen van buitenaf. “Wij zijn het hitteschild”,
zegt Versluijs. “Wij proberen de afrekencultuur buiten de
deur te houden”, vult Hermans aan. Uiteraard moet het
Instituut voor Sport en Bewegen aan de prestatieafspra-
ken voldoen die de HAN heeft gemaakt. “Maar daar gaan
we niet op sturen”, stelt Versluijs. “Want zodra je zegt
Onderwijsondersteuners moeten dicht op het team zitten
Wij proberen de afrekencultuur buiten de deur te houden
dat het studierendement van 65 naar 72
procent moet, wordt het ineens heel erg
belangrijk of een student een 5,5 of een
6- haalt. Wij hebben als beleid ‘nominaal
is normaal’ en daar sturen wij op.” “Het
gaat niet om het bereiken van een doel,
maar om werken met een bedoeling”, legt
Joris Hermans uit. “Daarbij vertrouwen we
op de eigen verantwoordelijkheid van de
docent.”
Het hitteschild werkt kennelijk goed. Er
wordt keihard gewerkt, maar de erva-
ren werkdruk daalt bij Sport en Bewegen.
Tegen de landelijk trend in.” H