Heidegger Zijn en Tijd

14
Zin van zijn, hoezo? De vraag van het zin van het zijnde überhaupt. De vraag die heidegger ziet als de grote metafysische of ontologische (zijn is metafysisch) vraag. Zijn onderwerp, zijn, aan Aristoteles. De metafysica van Aristoteles zijnde als zijnde, de klassieke ontologische vraag. Het zijn heel in het algemeen. Zijnde überhaupt. Zijn van het zijnde. De vraag naar de zin van het zijnde überhaupt. Geen enkel zijnde uitgezonderd. De grote metafysische, of ontologische vraag. Gekoppeld aan het project van Aristoteles. Onderwerp is het zijnde als zijnde. In het boek metafysica. Onderscheid tussen verschillende zijnden. Heidegger gaat alleen praten over het zijnde dat de mens is. Het gaat over de mens en de reden waarom hij het zijnde mens, of menselijk leven neemt, of dasein, is omdat dit zijn getypeerd wordt door begrijpen van zijn, zijnsverstand. Handig om aan te knopen van een zijnde die verstand hebben van zijn. dan kom je misschien wel tot het zijn van het zijnde in het algemeen. Grote vraag, zijnde als zijnde überhaupt, die vraag verdwijnt van het toneel, tot de laatste paragraaf: hypothese. Een kleine hypothese. Bevestigd en hoe bevestigd. Dat H in die kwestie een beslissing nemen: zijn en zijnden mag je niet door elkaar halen. Zijnden zijn dingen, ook goden soms. Als ze iets zijn dan zijn het zijnden. (beings) en het zijn dat is iets anders. Ontologische differentie. Het ontologische verschil. Het verschil zijn en zijnden. Zijn het zijn van een zijnde, maar het is niet zelf een zijnde. Menselijk wezen: inventaris: ogen mond neus vlees bloed. Inhoud van de mens. Wat is menselijk leven. Dan heb je niet over een inhoud maar een gebeuren. Iets dat tot stand komt. Een oorspronkelijkheid: telkens anders. Niet een vaste inhoud of identiteit. Leven heeft met identificatie te maken. Het gebeuren van identiteit. Activiteit. Een gebeuren. Zijnde, met in houd, optelsom van eigenschappen. Maar dan heb je het niet over het zijn van het zijnde. Het zijn ervan is het gebeuren van het zijnde. Waar die identiteit beweegt en eigenlijk geen identiteit is. Zijn is meer relatie, niet tot iets (god), maar relatie tot zijn. zijn relatie tot zijn. ik sta in relatie tot iets. identificatie. En

Transcript of Heidegger Zijn en Tijd

Page 1: Heidegger Zijn en Tijd

Zin van zijn, hoezo? De vraag van het zin van het zijnde überhaupt. De vraag die heidegger ziet als de grote metafysische of ontologische (zijn is metafysisch) vraag. Zijn onderwerp, zijn, aan Aristoteles. De metafysica van Aristoteles zijnde als zijnde, de klassieke ontologische vraag. Het zijn heel in het algemeen. Zijnde überhaupt.

Zijn van het zijnde. De vraag naar de zin van het zijnde überhaupt. Geen enkel zijnde uitgezonderd. De grote metafysische, of ontologische vraag. Gekoppeld aan het project van Aristoteles. Onderwerp is het zijnde als zijnde. In het boek metafysica. Onderscheid tussen verschillende zijnden. Heidegger gaat alleen praten over het zijnde dat de mens is. Het gaat over de mens en de reden waarom hij het zijnde mens, of menselijk leven neemt, of dasein, is omdat dit zijn getypeerd wordt door begrijpen van zijn, zijnsverstand. Handig om aan te knopen van een zijnde die verstand hebben van zijn. dan kom je misschien wel tot het zijn van het zijnde in het algemeen. Grote vraag, zijnde als zijnde überhaupt, die vraag verdwijnt van het toneel, tot de laatste paragraaf: hypothese.

Een kleine hypothese. Bevestigd en hoe bevestigd. Dat H in die kwestie een beslissing nemen: zijn en zijnden mag je niet door elkaar halen. Zijnden zijn dingen, ook goden soms. Als ze iets zijn dan zijn het zijnden. (beings) en het zijn dat is iets anders. Ontologische differentie. Het ontologische verschil. Het verschil zijn en zijnden. Zijn het zijn van een zijnde, maar het is niet zelf een zijnde.

Menselijk wezen: inventaris: ogen mond neus vlees bloed. Inhoud van de mens. Wat is menselijk leven. Dan heb je niet over een inhoud maar een gebeuren. Iets dat tot stand komt. Een oorspronkelijkheid: telkens anders. Niet een vaste inhoud of identiteit. Leven heeft met identificatie te maken. Het gebeuren van identiteit. Activiteit. Een gebeuren. Zijnde, met in houd, optelsom van eigenschappen. Maar dan heb je het niet over het zijn van het zijnde. Het zijn ervan is het gebeuren van het zijnde. Waar die identiteit beweegt en eigenlijk geen identiteit is.

Zijn is meer relatie, niet tot iets (god), maar relatie tot zijn. zijn relatie tot zijn. ik sta in relatie tot iets. identificatie. En het zijnde zelf. Hypothese is Wat is de vraag naar de zin van zijn, de vraag naar de e zin van zijnde überhaupt -> inzoomen, zin van zijnde mens. Dan gaat het niet om wat is de identiteit van de mens. Een relatieding, een relatiewijzen. De mens heeft zijn en heeft zijn in de wijze van de mens.

Paragraaf 18. Hoe Heidegger verder gaat met In de wereld zijn. Het grote onderwerp van het eerste deel van het boek. In de wereld zijn uitwerken op specifiek punt. Stap 1: Hoe gaan we om met de dingen die ons ter handen staan. Stap 2: Omgaan van de mens met de dingen die ter hand staan, vastmaken/terugkoppelen aan iets anders. Tweede instantie. Twee stappen. Twee dingen komen pas in 18, als twee stappen, op het toneel. Omdat we nu 2 dingen krijgen, heeft heidegger een probleem, hoe vormen ze een geheel. Ganzheit.

‘Het zijnde dat ter hand staat’: de dingen die ik gebruik. Contrasteert met wat voorhanden is, nl wat ik tot voorwerp maak in een theorie, beschouwen objectiveren kennen. Praktijk/theorie. ‘Doet zich binnen de wereld voor’. Wereld is misleidend, wereld is niet optelsom. Maar wereld is eigenlijk zelf transcendent. Hoezo. Hou dat even vast. ‘Het zijn van dit zijnde, [dat ter hand staat] ‘Het ter hand staan’. Zijnde is een hamer, en het zijn van het zijnde is het ter hand staan, een bruikbaar ding. Dat het een bruikbaar ding is. ‘staat daarom in de een of andere ontologische relatie tot de wereld en tot het wereld-karakter’.

Page 2: Heidegger Zijn en Tijd

Ik ga er mee om, maar ik kan er mee omgaan, umgang, praxis. Ik kan er mee omgaan doordat ik zn relatie met hebben tot de wereld van het timmeren. Als ik die hamer niet zou vrijgeven op de wereld van het timmeren, zou de hamer geen hamer zijn. Wil ik mij tot die hamer verhouden in een praktijk, moet ik die hamer kunnen vrijheven op de wereld van het timmeren, of die hamer zijn wereld laten hebben. De hamer ligt voor mij, maar de wereld van het timmeren, daar kan je geen foto van maken. Is geen ding. Die wereld is transcendent ten opzichte van het ding, de hamer. Ik laat die hamer transcenderen op zijn zijn. nl. dat het behoort tot de wereld van het timmeren. Dat die hamer daar zijn zin krijgt! Ik moet dat doen, als mens. De hamer zonder mij is stukje ijzer, stukje hout. Iemand die kan timmeren zegt, ah een hamer! Heeft het zijn van die hamer begrepen, heeft die hamer zijn ontologische relatie tot de wereld laten hebben. Want ontologische betekend gewoon zijnsverstaan. ik versta het zijn van die hamer en ik laat hem zijn zin hebben door het in relatie te stellen tot het wereld van het timmeren.

Daarom zegt Heidegger: in alles wat ter hands staat is wereld altijd al aan de orde. Trein->reizen, trouwring->huwelijken. Zolang er sprake van omgang met iets. maar als ik iets objectieveer dan maak ik er een tot een stukje ijzer en houdt, geen relatie tot de wereld. Wonderlijk vreemd ding.

Met alles dat zich voor doet, wordt wereld a priori reeds opgemerkt. Die wereld is altijd al daar. Ik kan de hamer niet zien als behorend tot de wereld van het timmeren. Zonder dat je er bij stil hoeft te staan. Het kan echter ook zo zijn dat de wereld pas voor het eerst oplicht wanneer je in specifieke zin omgaat met de wereld die je omgeeft. Het is wereld tegen de achtergrond waarvan dat wat ter hand staat ter hand staat.

Het zijnde dat zich binnen een wereld voordoet, is voor de oriëntatie, waardoor het ervoor zorgen dat zich laat leiden, voor het in aanmerking nemen, in zijn zijn vrijgegeven. We hebben een zijnde, en dit zijnde dit is, iets dat behoort to mijn praxis. Nu heb ik een orientatie. Eigenlijk heb ik ook een klauwhamer nodig. Maar ik kijk naar de hamer in een bepaalde umzicht, belangstellen. Spijkers uit muren trekken. Gewoonste zaak van de wereld. Thema niet bijzonder, maar ontologie uithalen. Zijnde is voor oriëntatie vrijgegeven, de oriëntatie waardoor het ervoorzorgendat (bezorgen) zich laat leiden. Ervoorzorgendat spijkers uit de muur komen. Of van hier naar arnhem met trein komen.

Dasein staat in verhouding tot praxis (ervoorzorgendat) en dan komt daar een zekere orientatie bij. Plus differentiatie en daarop heb ik het voorhandende vrijgegeven in zijn zijn. vrijgeven is jargon. Hier staat heel onschuldig het woordje vrij. Je sluit de hamer niet op in slechts ijzer en hout. Zodat de hamer hamer kan zijn. je laat die hamer de wereld hebben. Transcenderen op de wereld van het timmeren toe. Vrij is bij heidegger transcendentie. Vrijgeven op. Kenmerk: zodra het gaat op vrijgeven op hebben we het over ingevulde werelden [|-0]. Spijkers in muren, uit muren. Op die wereld geef ik de zijnden, apriorie (voor dat ik het weet) heb ik die zijnden al op die wereld vrijgegeven en ik doe dat telkens opnieuw en zo laat ik ze hun zin hebben. Ik laat ze hun zijn zijnde zijn. En alles is ingevuld in die wereld.

Hoe kan die wereld ingevuld zijn, als ie ingevuld is met die objecten. De zijnden, de ter hande staande zijnden, worden vrijgegeven op een ingevulde wereld, maar die wereld is niet de wereld van de zijnden! Die terhande staande dingen zijn vastgemaakt aan, in de context van die wereld en kunnen daar niet van losgemaakt worden. Dasein het zijnde vrijgeeft op zijn wereld. De wereld geeft het zijnde aan het dasein vrij, de wereld laat zijnden hun betekenis hebben voor de mens. Het gaat twee kanten op. Wie is er begonnen? Deze vraag verwerpt heidegger. Dit is juist typerend voor het in

Page 3: Heidegger Zijn en Tijd

de wereld zijn! Die mens leeft in betekenisgehelen, kan niet los van elkaar, en daar tussen in zijn al die zijnden die in die betekenisgehelen hun zin krijgen.

Dit is de grondzaak. Terminilogie. De hamer verwijst naar de hamer van het timmeren, verwijzingengeheel. Associatie geheel. Alles met elkaar geassocieerd.

Tweede stap. 3e nummertje. Het geheel van betrekkingen. Die de wereld van het timmeren de tot wereld van het timmeren maken. Waarop je de hamer op heb vrijgegeven. Dat gaat uiteindelijk terug op een waartoe. Waartoe in betrekking bestaande niet meer aan de orde is. het zijn van zijnde waar het gaat om het indewereldzijn. Waartoe is simpel. Alle dingen die ter handen staan kan ik zeggen: waartoe dient dit? Al deze complexe gehelen van waartoe, gaat terug op een waartoe dat zelf niet meer op die manier geassocieerd met wat dan ook. Primair waartoe. Het omwille waarvan. Het uiteindelijke waartoe. Dit waartoe is enkelvoud. Andere: complex gedifferentieerd. Wat is dit? Gekoppeld aan dasein zelf. Eerst: dingen, dingen in werelden, dient tot dat ik kan leven hier in deze fysische omgeving, en uiteindelijk gaat dit terug op dasein. Dat zijnde dat het in zijn zijn wezenlijk om zijn zijn zelf gaat. Niet concreet. Zo groot als het is, zo oningevuld is het ook. Het primarie waartoe. Dat wat open is kun je niet differentiëren. (toekomst) dus een waartoe.

Probleem. Een mens dat zijn leven leidt op ingevulde manieren. Omgaan met terhande staande dingen. Er voor zorgen dat. Waartoe dien dit uiteindelijk allemaal? Het omwille waarvan. Daarom! Sterk, nietszeggend. Geen inhoud. Moet de zaak afsluiten. Hier blijft de zaak open. Verdeeldheid in de mens. Open en ingevuld. Leven ingevuld leven en je leven niet ingevuld leven. Hoe kan dit een geheel vormen. Die mens is aan de ene kant een wezen dat zijn leven zinvol leeft. Zin van zijn. de zin van de mens is dat ie een vrij wezen is. terwijl ie al in alles ingevuld en wel leeft. Hoe kan die mens niettemin een vrij en open wezen zijn? tweed deel van het boek oplossing.

Verleden: ingevuld, toekomst: open. En de verbinding? Heden. Gehelen van waartoes aan de ene kant, en aan de andere kant een primair waartoe. Maar hoe gaat dat meestal? Alledaags? Diagnose: primaire waartoe, terwijl het primair is, secondair is. Het leven in de context van betekenisgehelen is de facto primair. De mens heeft zich meestal verloren in betekenisgehelen. Ze hebben het druk, ze hebben geen tijd om vrij te zijn. Geabsorbeerd door al die dingen dat wat moet.

Dubbel wezen: praktisch, maar als praktisch wezen aangewezen tot een primair waartoe. Het vervallen, of nietzscheaans decadent. Hij functioneert in de context van die betekenisgehelen. In eerste instantie gaat het zo. Die mens verkwanselt zijn oorspronkelijkheid. Het vervallen zijn. decadent nietzsche. De mens vergeet oorspronkelijk te zijn. Dit is opgevat als cultuurkritiek. En uiteindelijk aan zichzelf voorbij leven. Niet uitgummen. Die moet je precies localiseren. Eerst punt bestaat de mens sowieso als deze twee.

In dat vervallen is het niet zo dat het ontologische helemaal verdwijnt. Toch al die zijnde die ter hand staan zijn in de context van al die concrete betekenisgehele vrijgeeft op die betekenisgehelen. Transcendentie. zijnsverstaan Daar is al ontologie. Maar alleen in concrete contexten. Maar op het specifiek menselijk punt, het geheel vastmaken in/aan het primaire waartoe. Dat is het bij uitstek menselijke. Is niet een vrijgeven op werelden, maar een vrij zijn voor het primarie waartoe. Vrijheid.

Volgende stap, als ie decadent leeft. Verkwanselt vrijheid. Hoe komt ie weer terug van oneigenlijk naar eigenlijk.

Page 4: Heidegger Zijn en Tijd

Hoe werkt dit. Hoe verhoud zich dit tot elkaar. Hoe komen ze bij elkaar. Hoe vormt het een eenheid. Kierkegaard: synthese (geheel van twee polen) probleem is verwant. Lichaam (ingevuld) en ziel (openheid) in eerste instantie uitelkaar gevallen. Hoe alsnog tot stand.

Meestal vervallenheid en dan de weg terug naar eenheid. Die eenheid is tussen primaire waartoe en alle betekenis gehelen. Maar ook dat de betekenis gehelen pas betekenis krijgen in een primair waartoe. Oplossing is de tijdstheorie.

De angst. Heidegger introduceert een fenomeen. De stemming. Specifiek fenomeen. Haalt ie op het toneel. Hij zegt niet van te voren waarom. Maar dan merk je ah hij gaat iets doen met fenomeen met de probleemstelling dat ie had. Menselijk bestaan moet getypeerd worden door angst. Specifieke angst, niet angst voor gevaarlijke kerel of een beer. Maar angst voor niets. Als die mij op het hart slaat. Die confronteerd mij met het feit dat mijn leven gebaseerd is op niets. Confronteert mij met mijn openheid. Gebeurt op een onbewaakt moment. Niet geabsorbeerd. Maar waartoe dient het allemaal? Dan kan het vat om me krijgen, en schrik ik. En waarvoor? Even wordt ik een open wezen. Een cognitief fenomeen, het doet me iets kennen. Niets, de openheid, het dient nergens toe maar in positieve zin. niet tot dit of dat. Deze angst is zuiver individuele aangelegenheid. Uitgaande van het feit dat ik vervallen was tot betekenis gehelen. En het men definieert dat. In de mate waardoor ik dat laat gebeurern verlies ik mijn individualiteit. Die angst maakt mij los en verenkeld mij. En geeft mij individualiteit terug en oorspronkelijkheid of vrij zijn is een individuele zaak. Wat ie doet in zijn boek, het scharnier, of de wending, dat ik weer loskom van het vervallen zijn in werelden. Dat ik de wending maak van het vervallen zijn tot weer terug mijn vrij zijn voor primair waartoe , die wending wordt komt tot stand dankzij de angst. Hoort als fenomeen bij het menselijke bestaan. Daar komt op het nippertje tot uitdrukking dat ik als mens toch getypeerd ben als wezen dat ook vrij is voor het primair waartoe. Het hoort tot het structuurgeheel dat het dasein is, het is verwaarloosd, maar niet weg. En op een ogenblik steekt het de kop op, en maakt het mij weer tot individu en mogelijkerwijs tot een vrij mens.

Niet te vroeg juichen. Alleen maar bereikt dat opnieuw de probleemstelling gereactualiseerd is. maar terug is de relatie tot het primair waartoe. Want hoe vormt dit nu een eenheid. Ik had daar helemaal geen last van hiervoor. Het is nite de oplossing, maar de redding van de verwaarloosde kant. volgende stap is dat het alsnog komt tot een eenheid. Tot het ingevulde en niet ingevulde.

Eigenlijkheid en oneigenlijkheid als mogelijkheden. Het komt weer terug. Wat gaat dasein nu doen? Nu kan ie als nog zeggen: mij niet gezien. Openheid zegt niet wat ik moet doen. Als je door openheid geabsorbeerd zou raken ben je nergens meer, letterlijk. We kunnen alleen maar in concreto leven. Alle reden om geconfronteerd met openheid om meteen te zeggen mij niet gezien. Hier toont zich E en O, maar niet gezegd wat dasein gaat doen. Maar wat kan je doen met openheid, hoe kan dat vruchtbaar worden? Concreet worden? Groot probleem. De vraag is hoe kan het nu de eenheid van openheid en ingevuldheid leven en als het dat niet kan dan lijkt het veroordeeld te zijn tot een van beide….

Nieuwe portie jargon. Extitentialiteit en facticiteit. Eerste is open tweede is concreet. En vervallen zijn is een modus van de relatie: exitentialiteit delft het onderspit ten opzichte van facticiteit. Maar het moet andersom, de niet decadente, niet vervallen, gezonde toestand. Dynamiek in vervallne staat en in niet vervallenstaat. Het leven gaat heen en weer. Maar telkens terugkeren uit vervallenheid waarin ie telkens vervalt.

Page 5: Heidegger Zijn en Tijd

Daarnaast nog een term: vrij zijn voor het oereigen kunnen zijn, mogelijkheid. Enkelvoud, primair waartoe. Mogelijkheid weegt zwaarder dan realiteit. Ideale voor reeele. Openheid moet primaat krijgen. Vrij zijn voor. Jezelf laten transcenderen op dat primaire waartoe.

Stap verder. Het erzijn, werkt altijd al overzichzelf heen, niet in die zin dat het zich tot een ander zijnde verhoud, maar als zijn in betrekking met het kunnen zijn dat het zelf is.

Deze zijnsstructuur die voor het dasein wezenlijk is. het omwille waarvan. Het zichzelf vooruitzijn van het erzijn. Je mag als je geconfronteerd wordt met een mens, : de mens is meer dan je kunt objectiveren of vangen. Zichzelf vooruit zijn. alleen zichzelf vooruit zijn, in het in al in de wereld zijn. zichzelf vooruit in het al in een wereld zijn. nog een term. De formeel existentiale heelheid van het ontologische structuur geheel van het erzijn moeten we dus in de volgende structuur uitdrukken: het zijn van het erzijn houd in: het zichzelf vooruit zijn - al in de wereld zijn - als zijn bij het binnen de wereld tegemoet tredende. En zijn bij is de uitdrukking van het vervallen zijn tot. Het is vervallen tot die dingen als vrijgegeven tot betekenisgehelen. Exitentialiteit-indewereldzijn-vervallenzijn

Hoe kan het eigenlijk zelfzijn tot stand komen. Hoe kan ie worden wat ie sowieso is, maar waar ie van weg is. het eigenlijke zelf zijn berust niet in een uitzonderingstoestand waarin je je hebt losmaken van het men, het losmaken van de betekenisgehelen ingevuld van het men. Het is een exitientiele modificatie van het men! De mensen die een beslissende rol spelen in het definieren van de betekenis gehelen, daar keer ik me niet van af! Want als ik dat in de steek laat, houd ik alleen het niets over. Ik moet trouw zijn aan het ingevulde. Als ik oorspronkelijk wil zijn moet ik een existentiële modificatie van het ingevulde bewerkstelligen. Een plek waar een transformatie tot stand komt. Daar komt mijn oorspronkelijkheid tot stand! De angst individualiseert mij. Maar als ik alleen op deze manier indidviu ben ben ik lucht. Mijn individualiteit wordt concreet door mij op een of ander manier toe te eigenen of door een transformatie te laten plaatsvinden van het leven dat ik met andere mensen deel. Het is een modificatie van het gedeelde leven.

Hoe deze modificatie tot stand komt zien we nog niets. Alleen het vervallen bestaan hebben we. We hebben wel de optie. Geïndividualiseerd dasein. Maar hoe dat concreet kan worden weten we niet. Deze probleemstelling blijft het eerste deels teken. De ingevuldheid lijkt aan het andere ten koste te gaan en vice versa. Oplossing komt in het derde hoofdstuk van het tweede boek. Bipolariteit en hoe kan dit een geheel vormen.

Er zit iets aantrekkelijk in die angst. Daarom kun je hem willen trotseren. Ik treed naar voren dat niets binnen. Ik trotseer de angst in plaats van weg te keren, en dat doe ik om dat er iets positiefs aan zit. Wat staat er op het spel? Mijn vrijheid. Als ik niet bereid zou zijn me niet achter de comfortabele werelden te verschuilen zou ik geen vrij mens zijn. Ik ben dit of dat, ik ben een reiziger. Ik ben op al die werelden al vooruit. Ik verkeer altijd al in het niets. Als ik inderdaad een vrij mens ben ben ik bereid daar in te treden. De volgende stap die heidegger hier zet. 62. Gaat het over exitentieel eigenlijk heel kunnen zijn van het erzijn als vooruitlopende vastbeslotenheid. Naar voor treden.

De vastbeslotenheid heeft niet enkel een samenhang met het vooruitlopen, als iets anders dan zichzelf, maar zij herbergt het eigenlijke zijn ten dode, als de mogelijke exitentiele modaliteit van haar eigen eigenlijkheid. Het komt erop aan die samenhang fenomenaal te duiden.

Page 6: Heidegger Zijn en Tijd

Het zijn ten dode, of het zijn ten einde. Wat is het einde. Als ik naar voren treed in dat niets, in het niet ingevulde waartoe, of mogelijke, oningevulde mogelijkheid, vrije mens, niet realiteit maar mogelijkeid. Als ik daar intreed is mijn realiteit ten einde. Mogelijkheid is prioriteit ten opzichte van realiteit. Ik ben er aan voorbij, ik kan me er niet achter verschuilen. In die zin is het ten einde. Ik kan me niet meer verschuilen achter dit of dat. Onveiligheid. Angst. Andere kant is dit precies de vrijheid om nergens mee samen te vallen. Alles staat in het teken van zijn einde. Er niet aan vast zitten, vrijheid. Het staat al in het teken van zijn einde.

Als het hier bij zou blijven, bij het de mogelijkheid toe treden. Want mogelijkheid überhaupt valt niets aan te realiseren. Het is een onmoglijke mogelijkheid. Concrete mogelijkheden kan ik realiseren. Maar mogelijkheid überhaupt niet. Iemand die alleen deze stap zet is ten dode opgeschreven. Dit is pas de eerste stap in de constellatie. Wie a zegt moet b zeggen.

Vrijheid kan degenereren tot vrijblijvendheid. Vastbeslotenheid houdt in zich naar voren laten roepen en oog in oog laten brengen met het oereigen schuldig zijn, het schuldig zijn behoort tot het zijn van het erzijn zelf dat we primari als kunnen zijn hebben bepaald. Dat het erzijn blijvend schuldig is kan alleen betekenen dat het zich in dit zijn handhaaft om daarin telkens eigenlijk dan wel oneigelijk te existentieren. Het schuldig zijn zijn is geen blijvende eigenschap van een bestendig voorhande zijnde, maar het is alleen een exitentiele mogelijkheid om eigenlijk dan wel oneigenlijk schuldig te kunnen zijn. het schuldig is telkens alleen in het betreffende factische kunnen zijn.

De schuld van dasein hoe die zich ook went of keert. Kunnen zijn noemt ie. Mogelijkheid, primaire waartoe. Niet ingevuld. Maar je was toch die en die mens, en dat valt niet weg. Tegenover dat kunnen zijn. mogelijkheid überhaupt. Allesomvattend. Daar komt nu het ingevulde leven tegenover te staan. Het is een probleem. Het is schamel. Beperkt. Eindig wezen. Problematisch het beantwoordt niet aan kunnen zijn. het beantwoord niet aan, maw het is schuldig. Ik kan het er niet bij laten. Als ik vrij ben, kan ik niet fixeren op zo moet het leven zijn. het wordt schuld: nu is het voortaan mijn verantwoordelijkheid. Ik ben vrij, dus ik ben niet eenmaal zo. Het is alsnog mijn zaak, oftewel schuld. Het is niet retrospectief : wie heeft het gedaan? Hier is schuld prospectief: naar de toekomst gericht, neem het alsnog op je, je kunt niet zeggen ik heb hier niets mee te maken. Allesomvattend net als openheid. Niet omdat ik iets verkeerd heb gedaan. Schuld in de kielzog van de vrijheid. Belangrijke stap in het boek. Er moet nu iets gebeuren met die schuld.

Primaire waartoe verbergt het goede. De mogelijkheid verbergt een moeten. Anders geen schuld. Er is ergens een maatstaf ten opzichte waarvan er schuld is. Nu hebben we op een ander manier de twee polen maar met normatief kader. Schuldig ten opzichte van mogelijkheid.

In die schuldige facticiteit, schuilt iets wat correspondeert aan het ten einde komen, naar voren treden was een ten einde komen van mijn opgave in concrete levens. Ik identificeer me met openheid. Zijn ten dode. En aan de kant van schuldig zijn? als je einde hebt, heb je begin. Daar met dat schuldig zijn moet een begin gemoeid zijn. een soort logica die heidegger niet laat zien. Schuldig zijn, op een moelijk punt zijn aangekomen, schuldig zijn heeft alleen zin als er iets nieuws kan beginnen ter plaatse. Anders is het doem. Ik ben schuldig en ik kan niets. (geen boete doen) dit volgt na stap in moglijkheid überhaupt. Die wordt nu meegenomen in schuldig zijn. het betkenent dus dat de mogelijkheid een kans moet hebben in concreetheid in plaats van schuldige leven.

Page 7: Heidegger Zijn en Tijd

We gaan van naar voren treden, komen we bij schuld, dat betreft het ingevulde leven, daar ben ik schuldig aan, heb ik geen vrede mee, en nu moet ik terplaatste een wending nu verwachten of een vernieuwen, modificatie transformatie. Een modificatie van het ingevulde leven zoals het daar is en ik zal moeten kijken of ik die wending kan meemaken. Mogelijkhied, die krijgt nu in zicht een Concretisering van die mogelijkheid, ter plaatse van een ingevuld leven, dat ook die concretisering van die mogelijkheid nodig heeft, want het is schuldig aan dat leven.

I (schuldig) -> D -> M

(M concreet) <-

Vastbeslotenheid. Entslossenheit. Alert zijn, bedacht zijn op. Besluit is niet gevallen. Bedacht zijn op betekend de zaak ligt voor je. Open. Letterlijk ontsloten zijn. concentratie. Zekerheid, vastigheid met het oog op iets wat gaat gebeuren. Op zich nemen van schuld, niet lijden, maar het moet verder. Er moet een wending plaatsvinden. Die vernieuwing, begin produceer ik niet zelf.

Besluit. Belangrijk punt. De wending die moet plaatsvinden kan niet uit het dasein zelf komen, die moet hem gegeven worden. Het moet beantwoorden aan die mogelijkheid. In die mogelijkheid schuilt het waartoe, maar dat waartoe, de concretisering kan ik niet daaruit plukken, want die openheid is niet ingevuld. Die moet het dasein zich laten geven. Het is het aan de orde als ik het moet laten geven moet ik me alert zijn, en ik moet me alert zijn in het ingevulde leven.

Terplaatse van het mij schuldig zijn moet het zich voordoen. Het leven kan zo niet vootgaan want ik ben vrij. Ik moet alert zijn op vernieuwing. Je bent niet vastbesloten, maar je bent bedacht en je hoopt dat het zich voort doet.

Pas de vooruitlopende vastbeslotenheid, verstaat het schuldig kunnen zijn eigenlijk en helemaal oorspronkelijk (vernieuwing, er gebeurt iets, ik ben alert erop dat er iets voor doet). Ik kan me niet verschuilen achter een identiteit, dus sta ik open voor iets oorspronkelijk. Ter plaatse van mijn identiteit moet ik nu verwachten, nieuwe identificaatie. Ten einde zijn, krijgt naast zicht een ten beginnen zijn. oorspronkelijkheid is dat er iets begint. Het fenomeen van de oorspronkelijkheid.

Dit betekend echter. Dat houdt in. de existentie of het dasein, juist niet halstarrig aan de situatie kan vasthouden, niet daar zich op kan fixeren en moet inzien dat het besluit. Dat het besluit dat gevallen is, overeenkomstig zijn eigen ontsluitingszin, vrij en opengehouden moet worden voor wat een bepaald moment feitelijk mogelijk is.

De zekerheid van het vaste besluit betekent zic vrijhouden voor zijn mogelijke en telkens factisch noodzakelijke terugneming.

Stel dat er een besluit valt. Wat dat ik niet gefixeerd raak op het besluit zoals dat gevallen is. maar wat is het besluit? Niet het zelfde als entslossenheit. Entsluss. Maar besluit, dat waar je bedacht op bent is het mij toevallen, het vallen van het besluit, het komt bij toe. Een passief besluit. Een besluit valt. In het besluit in die term zit het nieuwe wat zich moet voordoen wil ik niet in de schuld blijven vastzitten. Het leven nodig heeft is een oorspronkelijkheid in nieuwe besluiten die vallen. Als het besluit gevallen is is dat tegen de achtergrond van die alertheid, concentratie, is dat besluit meteen iets waar ik niet op gefixeerd ben. Gelijk weer in teken op herroeping, zuruckname. Ook hier als het

Page 8: Heidegger Zijn en Tijd

besluit gevallen is moet de mogelijkheid voortgaan. Het is voorlopig het moet meteen opnieuw beginnen.

1. Toekomst hebben 2. Verleden hebben 3. Heden hebben

Er komt geen element meer bij, bij de tijdstheorie. Mogelijkheid in – alert zijn (schuld) – vallen van het besluit. Hier koppelt ie de tijdstermen aan vast. Zich vooruit zijn – in het zijn in een wereld – als zijn bij. Mogelijkheid – in de wereld – vervallen zijn.

Door mij te verbinden met mogelijk, stap naar mogelijkheid naar vorentreden. Ik ben individu geworden. Het vervallen zijn is verbroken, maar in abstracto. Maar het vervallen zijn is nog niet doorbroken in concreto, want mogelijkheid is niet te concretiseren. Probleem.

Het vervallen zijn wordt pas per saldo doorbroken als mij een wending toevalt. Een zich vooruitzijn betekend dus eigenlijk, uiteindelijk kan mij iets toevallen. Wat mij toevalt is een levensmogelijkheid die ik vervolgens kan realiseren. De een of ander mogelijkheid. Veelheid, niet een. Mogelijkheid hebben, daaraan koppelt heidegger de term toekomst. Toekomst het komt me toe. Het komt naar mij toe. Toekomst hebben betekend het dasein het leven plaatsen in het leven in het leven dat je toekomt. Prioriteit Mogelijkheid boven realiteit. Essentie van Leven is geen gegeven, maar dat het telkens alsnog op je toekomt.

De mens is toekomstig. Ik ben toekomstig. Geen lineaire tijd. Bij de mens komt toekomst eerst. Hij is een toekomst wezen, hij is een vrij mens. Toekomst heeft prioriteit. Maar die moet nog wel op hem toekomen. Toekomst moet nog aanbreken. En in die zin is toekomst hebben niet meer dan een anticipatie op iets dat concreet moet worden/voordoen.

Schuldig zijn, daar koppelt heidegger verleden aan, geweest zijn. als het schuldig is dan kan het niet blijven, het is er geweest. Dit moet voorbij gaan, dat moet voorbij gaan. Ingevuld punt van leven, kan zeggen; dit kan niet zo blijven (roken bv) hij plaatst het in het teken van zijn geweest zijn. verleden hebben. Vooruitgrijpen, maar nog niet geconcretiseerd. Alleen een bepaalde manier van verhouden tegenover de ingevuldheden. Maar als het hier bij zou blijven is het hopeloos.

Verleden hebben want gekoppeld aan erzijn. Net zoals de toekomst nog moet aanbreken, net zo moet het verleden nog voorbijgaan. Voorbijgaan van het verleden zit niet in verleden hebben. Ik kan wel de dingen hebben als dit moet niet zo blijven, maar daarmee is het nog niet voorbij.

Niet heden hebben maar heden krijgen. In het heden breekt toekomst aan, en gaat verleden voorbij. Gedachte gang geherformuleerd in tijdstermen. Heidegger had twee woordjes, ingevuld niet ingevuld. Ook had ie vooruitlopen en concentratie. En dat blijft zo tot en met het tweede hoofdstuk. En hoe vormt dit een geheel. Waar haalt ie de derde vandaan?

Zich vooruitzijn in het zijn van een wereld als zijn bij die wereld.

Het vervallen wordt omgekeerd tot oorspronkelijkheid. Die derde was de manier waarop die eerste twee zich verhielden tot elkaar. Ik keerde af van openheid en ging voor ingevuld zijn, dat is vervallen zijn. maar als het omgekeerd wordt krijgen we oorspronkelijk leven. Dat betekend een omkering van die prioriteit. En dat krijg gestalte, dat moet gebeuren in het heden. In het vervallen bestaan, treed geen heden op. Een soort pseudo eeuwigheid. Er overkomt me niets, ik ben geen vrij mens.

Page 9: Heidegger Zijn en Tijd

In de oorspronkelijkheid krijgt gestalte in het optreden van het heden op. En daarvoor is het urgent dat ik 1) het problematische van het leven aanvaart en 2) geconcentreerd ben op een wending in dat problematische leven. Vernieuwing als modificatie van het oude. Niet als ontrouw aan het oude. De mens is eindig dus de oneindigheid moet gebeuren. Juist in het vallen van het besluit zit de mens niet opgesloten in zijn eindigheid. Oorspronkelijk ipv oneindigheid.

Het ontworpene van het oorspronkelijke exitentiale ontwerp. Toekomst, schuldig zijn, verleden, tegenwoordigheid. 3 alineatjes .

Het zichzelf vooruit. Herhaling. Laat zien wat hier op het spel staat. Eindpunt in het begrip herhaling. Wat doet dat begrip? Nog een keer. Nog een keer hetzelfde. Dat bedoelt heidegger. Nog een keer hetzelfde maar dan anders. Iets krijgt een nieuwe kans. Het oude krijgt een nieuwe kans, zodat het oude zich herhaald, maar in een nieuwe kans. Het oude ondergaat een transformatie. Filosofie van de rehabilitatie. Door dat herhaling mogelijk is , kun je concreto vrij zij. Trouw zijn aan eigen verleden. Zonder je onvrij te voelen. Als het eigen verleden een nieuwe kans krijgt. Dat is het kunst stukje. Transformatie of herhaling. Hoogtepunt in de herhaling.

Kierkegaard de opgave van de vrijheid is de herhaling. Alleen op die manier is vrijheid geen vlucht. Of verraad aan het verleden. Het individu dat nou eenmaal zo is, dat daar een transformatie kan plaatsvinden. De woordjes zijn heel simpel. Logica van de vrijheid.

Kunsttukje is die transformatie of die herhaling.