Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de...

42
Handleiding NEN3140

Transcript of Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de...

Page 1: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Handleiding NEN3140

Page 2: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 2 van 42

INHOUD

Inhoud ...................................................................................................................................... 2

1 Inleiding............................................................................................................................... 3

1.1 Onderwerp en toepassingsgebied ................................................................................... 3

1.2 Geldigheid ........................................................................................................................ 3

1.3 Over AOC Snijders Academy ............................................................................................ 3

1.4 Contact ............................................................................................................................ 4

2 Definities ............................................................................................................................. 5

2.1 Totaal ................................................................................................................................ 5

2.2 Medewerkers, organisatie en communicatie .................................................................. 6

2.3 Werkzone ......................................................................................................................... 8

2.4 Werkzaamheden .............................................................................................................. 9

2.5 Beschermingsvoorzieningen .......................................................................................... 11

2.6 Spanningen en -ketens ................................................................................................... 12

3 Uitgangspunten .............................................................................................................. 13

3.1 Veilige bedrijfsvoering .................................................................................................... 13

3.2 Werknemers ................................................................................................................... 13

3.3 Organisatie ..................................................................................................................... 16

3.4 Communicatie ................................................................................................................ 17

3.5 Werkplek ........................................................................................................................ 17

3.6 Gereedschappen, hulpmiddelen en PMB ...................................................................... 18

3.7 Tekeningen en documenten. ......................................................................................... 19

4 Standaard bedrijfsvoeringprocedures ................................................................... 20

4.1 Bedieningshandelingen .................................................................................................. 20

4.2 Functionele controle ...................................................................................................... 21

4.3 Vervangingen .................................................................................................................. 22

5 Werkprocedures ............................................................................................................. 23

5.1 Algemeen........................................................................................................................ 23

5.2 Werkzaamheden ............................................................................................................ 25

5.3 Procedures...................................................................................................................... 28

6 Slotbepalingen ................................................................................................................ 36

Bijlage 1 ................................................................................................................................ 37

Bijlage 2 ................................................................................................................................ 38

Page 3: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 3 van 42

1 Inleiding

1.1 Onderwerp en toepassingsgebied

De opleiding is van toepassing op de bedrijfsvoering van en werkzaamheden aan, met of

nabij van elektrische installaties. Deze installaties kunnen een spanningsniveau hebben

tot 1.000 Volt wisselspanning respectievelijk 1.500 Volt gelijkspanning. Dit betreft alle

installaties van bedrijven die binnen de genoemde spanningsband vallen.

De opleiding is tot stand gekomen na het van kracht worden van de NEN EN 50110-1:

1998 "Bedrijfsvoering van Elektrische Installaties" en de NEN3140: 1998. "Aanvullende

Nederlandse bepalingen voor laagspanningsinstallaties".

De opleiding bevat alle voor het genoemde spanningsniveaus relevante bepalingen, voor

de bedrijfsvoering uit beide genoemde normen. Daardoor wordt een gelijkwaardig

veiligheidsniveau bereikt als met de hiervoor genoemde normen.

Op laagspanningsinstallaties van bedrijven worden steeds vaker decentrale

opwekinstallaties (WKK, windmolens etc.) aangesloten. Dit geeft problemen bij het

werken aan de laagspanningsinstallaties. Dit dwingt bedrijven tot specifieke maatregelen

en procedures. Deze zijn eveneens in deze opleiding opgenomen. Op een aantal plaatsen

wordt een verduidelijking gegeven op een bepaling.

1.2 Geldigheid

De veiligheidsinstructie geldt voor alle medewerkers in dienst van een bedrijf, die

werkzaamheden uitvoeren aan, in de nabijheid of in de omgeving van de

laagspanningsinstallaties van het bedrijf.

De instructie geldt tevens voor personen die de genoemde werkzaamheden uitvoeren en

die niet in dienst zijn van het bedrijf, maar voor wie het bedrijf wel als werkgever in de

zin van de Arbo-wet moet worden aangemerkt.

Het bedrijf moet als werkgever in de zin van de Arbo-wet worden aangemerkt voor alle

personen die aan hem ter beschikking zijn gesteld voor het uitvoeren van de genoemde

werkzaamheden. Dit is niet alleen het geval bij stagiairs en uitzendkrachten, maar ook

bij personeel van aannemers, wanneer het bedrijf rechtstreeks aan hen werkopdrachten

verstrekt.

1.3 Over AOC Snijders Academy

AOC Snijders is een totaalleverancier op het gebied van arbeidsveiligheid. De missie van

AOC Snijders is bedrijven en instellingen te ontzorgen op gebied van arbeidsveiligheid.

Ons doel is om voor alle medewerkers van onze klanten een veilige en gezonde

werkomgeving te creëren. Naast (digitale) opleidingen verzorgt AOC Snijders keuringen

(blustoestellen, NEN3140, ladders, etc.) en advies (uitvoeren RI&E, VCA systemen,

brandveiligheid, etc.).

Page 4: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 4 van 42

Kwaliteit staat bij AOC Snijders voorop. In de loop der jaren kwam er steeds meer vraag

naar kwalitatief hoogstaande E-Learning BHV en VCA trainingen. Hiervoor is AOC

Snijders de samenwerking aangegaan met PlusPort B.V.. PlusPort helpt organisaties met

oplossingen op het gebied van training, toetsing en persoonscertificering op het gebied

van opleidingen.

In de AOC Snijders Academy kunt u terecht voor onderstaande trainingen;

Bedrijfshulpverlening (BHV)

Basisveiligheid VCA (ook in het Engels)

VOL VCA

VIL VCU

VOP NEN 3140

VP NEN 3140

HACCP

ATEX

AED

Veilig werken met de Heftruck

Kijk voor meer informatie op www.AOC-Snijders.nl

1.4 Contact

Voor aanvullende informatie en/of vragen kunt u contact opnemen met AOC Snijders.

Met technische vragen inzake de AOC Snijders Academy kunt u terecht bij de Customer

Support van PlusPort B.V.

AOC Snijders B.V.

E-mail: [email protected]

Tel.: 076-5204999

PlusPort B.V. - Customer Support

E-mail: [email protected]

Page 5: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 5 van 42

2 Definities

es en uitdrukkingen

2.1 Totaal

2.1.1 Elektrische installatie

Deze omvat al het elektrische materieel ten behoeve van de opwekking, het transport, de

omzetting, de distributie en het gebruik van elektrische energie. Inbegrepen zijn

energiebronnen zoals accu’s, batterijen, condensatoren.

2.1.2 Elektrische bedrijfsruimte

Een ruimte of plaats, die met name bestemd is voor de bedrijfsvoering van een

elektrische installatie.

2.1.3 Actief deel

Ieder metalen deel dat bestemd is om onder spanning te staan of als nulleider te worden

gebruikt.

2.1.4 Blank deel

Ieder actief deel dat niet of onvoldoende is geïsoleerd of afgeschermd.

2.1.5 Bedrijfsvoering

Alle handelingen die noodzakelijk zijn om de elektrische installatie onder alle

omstandigheden te kunnen laten werken. Tot deze handelingen behoren onder meer

schakelen, regelen, bewaken en onderhoud evenals elektrotechnische en niet

elektrotechnische werkzaamheden.

2.1.6 Schakeltoestand

Het wel of niet elektrisch verbonden zijn van (delen van) de elektrische installatie door

middel van schakelaars, smeltpatronen, doorverbindingsmessen of verbindingsstiften.

2.1.7 Onderhoud

Werkzaamheden om de elektrische installatie in de vereiste conditie te houden.

Page 6: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 6 van 42

2.2 Medewerkers, organisatie en communicatie

2.2.1 Directie

De directie van het bedrijf c.q. de werkgever in het kader van de

arbeidsomstandighedenwet.

2.2.2 Installatieverantwoordelijke

Iemand die is aangewezen als direct verantwoordelijk persoon, voor de bedrijfsvoering

van de elektrische installatie of voor de leiding over werkzaamheden.

2.2.3 Operationeel installatieverantwoordelijke

Iemand die is aangewezen als direct verantwoordelijk persoon, voor het operationele

beheer van het aan hem toegewezen deel van de infrastructuur, inclusief onderhoud en

storingsafhandeling

2.2.4 Werkverantwoordelijke

Iemand die is aangewezen als direct verantwoordelijk persoon voor de leiding over

werkzaamheden.

2.2.5 Ploegleider

Een vakbekwame persoon die ter plaatse met de leiding van werken is belast.

2.2.6 Vakbekwaam persoon

Iemand met relevante opleiding en ervaring waardoor hij of zij in staat is gevaren te

voorkomen die door elektriciteit kunnen worden veroorzaakt.

2.2.7 Voldoend onderricht persoon

Iemand die voldoende is geïnstrueerd waardoor hij of zij in staat is gevaren te

voorkomen die door elektriciteit kunnen worden veroorzaakt.

2.2.8 Leek

Iemand anders dan de onder 2.2.2 t/m 2.2.6 genoemde personen zonder aanwijzing.

2.2.9 Jeugdige werknemer

Een werknemer die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.

2.2.10 Derden

Personen die geen arbeidsovereenkomst of aanstelling hebben bij het bedrijf, maar wel

werkzaamheden voor het bedrijf verrichten.

Page 7: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 7 van 42

Page 8: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 8 van 42

2.3 Werkzone

2.3.1 Werkplek

De plaats waar werkzaamheden worden, zijn of nog moeten worden uitgevoerd.

2.3.2 Gevarenzone

Bepaalde ruimte rondom actieve delen waar het isolatieniveau ter voorkoming van

elektrisch gevaar niet is gewaarborgd wanneer deze ruimte zonder

beschermingsvoorzieningen wordt binnengegaan (zie figuur 1 en 2), tenzij de actieve

delen zijn geaard dan wel op een andere deugdelijke wijze is voorkomen dat deze onder

spanning kunnen komen. De gevarenzone bedraagt 20 cm1 gemeten vanaf de

buitenzijde van het blanke deel.

2.3.3 Nabijheidszone

Een beperkte ruimte rondom de gevarenzone (zie figuur 1 en 2). Deze bedraagt 70 cm

gemeten vanaf de buitenzijde van het blanke deel.

1 De ergonomische component heeft in de laagspanning een afstand van 20 cm. Voor bijvoorbeeld werk uitgevoerd door leken kan een grotere afstand noodzakelijk zijn, dit ter beoordeling van de WV.

Page 9: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 9 van 42

2.4 Werkzaamheden

2.4.1 Werkzaamheden

Elke vorm van elektrotechnische of niet-elektrotechnische werkzaamheden waarbij een

elektrische gevarenbron aanwezig kan zijn.

2.4.2 Elektrotechnische werkzaamheden

Werkzaamheden aan, met of nabij een elektrische installatie, zoals beproeven en meten,

repareren, vervangen, aanpassen, uitbreiden, installeren en inspecteren.

2.4.3 Niet-elektrotechnische werkzaamheden

Werkzaamheden nabij een elektrische installatie, zoals bouwwerkzaamheden,

graafactiviteiten, schoonmaken en schilderen.

2.4.4 Overzichtelijke werkzaamheden

Dit zijn werkzaamheden uitgevoerd in installaties waarbij geen terugvoeding mogelijk is,

geen parallelschakelingen aanwezig zijn en geen noodstroomsystemen zijn opgenomen.

2.4.5 Bedieningshandelingen

Handelingen waardoor de schakeltoestand van de laagspanningsinstallatie wordt

gewijzigd, alsmede het verwisselen van mespatronen.

2.4.6 Veiligheidsmaatregelen

Maatregelen ter voorkomen van letsel of schade bij het verrichten van

bedieningshandelingen en van elektrotechnische en niet-elektrotechnische

werkzaamheden.

2.4.7 Meting

Alle handelingen om grootheden binnen elektrische installaties te meten.

2.4.8 Beproeving

Alle handelingen bedoeld om:

de goede werking of de elektrische, mechanische of thermische toestand van een

elektrische installatie te controleren;

de goede werking te controleren van, bijvoorbeeld, beschermingsvoorzieningen en

veiligheidsketens.

2.4.9 Inspectie

Alle handelingen om te controleren of een elektrische installatie voldoet aan de

technische voorschriften en veiligheidsvoorschriften, zoals omschreven in de

desbetreffende normen.

Page 10: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 10 van 42

2.4.10 Onder spanning werken

Alle werkzaamheden waarbij een persoon met delen van zijn of haar lichaam of met

gereedschappen, hulpmiddelen of (persoonlijke) beschermingsmiddelen, terechtkomt in

de gevarenzone.

2.4.11 Werken in de nabijheidszone

Alle werkzaamheden waarbij een medewerker met delen van zijn of haar lichaam of met

gereedschappen, hulpmiddelen of (persoonlijke) beschermingsmiddelen terechtkomt in

de nabijheidszone zonder in de gevarenzone te komen.

2.4.12 Scheiden

Volledig vrijmaken van een toestel of stroomkring van andere toestellen of

stroomkringen.

2.4.13 Spanningsloos

Een spanningswaarde van (nagenoeg) nul volt, dat wil zeggen zonder aanwezige

spanning en/of lading.

2.4.14 Spanningsloos werken

Werkzaamheden aan een spanningsloze elektrische installatie die worden uitgevoerd

nadat alle maatregelen ter voorkoming van elektrisch gevaar zijn genomen.

2.4.15 Twee soorten toezicht

2.4.15.1 Voortdurend toezicht

Dit houdt in dat er ononderbroken op wordt toegezien dat er geen elektrische gevaren

kunnen ontstaan en dat geen veiligheidsmaatregelen ongedaan worden gemaakt. Dit

houdt in dat bij onderbreking van het toezicht de werkzaamheden moeten worden

gestaakt.

2.4.15.2 Regelmatig toezicht

Dit houdt in dat er met tussenpozen op wordt toegezien dat geen veiligheidsmaatregelen

ongedaan worden gemaakt en dat er geen elektrische gevaren kunnen ontstaan.

Page 11: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 11 van 42

2.5 Beschermingsvoorzieningen

2.5.1 Afscherming

Een voorziening die bescherming biedt tegen directe aanraking vanuit elke gebruikelijke

richting van benadering.

2.5.2 Isolerend omhulsel

Een voorziening van isolerend materiaal die wordt gebruikt om toevallige aanraking van

blanke delen te voorkomen.

Page 12: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 12 van 42

2.6 Spanningen en -ketens

2.6.1 Lage spanning (LV)

Spanning die lager of gelijk is dan 1.000 Volt bij wisselspanning of 1.500 Volt bij

gelijkspanning.

2.6.2 Extra lage spanning (ELV)

• Wisselspanning ≤ 50 Volt;

• Gelijkspanning ≤ 120 Volt met een maximale rimpel van 20 Volt.

2.6.3 S-keten

Een stroomketen die veilig t.o.v. aarde is gescheiden, ter bescherming tegen direct

gevaar bij aanraking van metalen gestellen in geval van een defect.

2.6.4 FELV-keten

Een stroomketen waarin de nominale spanning niet hoger is dan de grenswaarde van de

ELV.

2.6.5 SELV keten

Een niet-geaarde stroomketen waarin, ook onder bijzondere omstandigheden, geen

hogere spanning kan optreden dan de grenswaarde van de ELV.

2.6.6 PELV-keten

Een geaarde stroomketen die onder normale omstandigheden voldoet aan de eisen die

aan een SELV-keten worden gesteld.

Page 13: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 13 van 42

3 Uitgangspunten

3.1 Veilige bedrijfsvoering

Bij de bedrijfsvoering moeten de elektrische risico's worden beoordeeld. In deze

beoordeling moet zijn beschreven, hoe de bedrijfsvoering op veilige wijze moet worden

uitgevoerd. Deze beoordeling moet worden bewaard zolang deze van belang is. Voor zich

steeds herhalende gelijke werkzaamheden met gelijke risico’s mag schriftelijk een

algemene procedure worden vastgelegd.

3.2 Werknemers

De directie verplicht zich ertoe dat:

er op toe wordt gezien dat alle procedures strikt worden nageleefd;

alle personeel dat wordt betrokken bij werkzaamheden aan, met of nabij elektrische

installaties, periodiek wordt geïnstrueerd over de veiligheidseisen, veiligheidsregels

en bedrijfsvoorschriften zoals die gelden voor de werkzaamheden;

de benodigde hulp-, beschermingsmiddelen worden verstrekt dan wel verkrijgbaar

zijn;

slechts één persoon met een en dezelfde opdracht wordt belast.

De medewerker verplicht zich te houden aan de eisen, regels en instructies zoals die door

de directie zijn vastgesteld. De medewerker is verplicht in zijn werkgebied mee te

werken aan het in goede staat houden van:

de elektrische installatie;

de beschermingen, blokkeringsmiddelen, opschriften, waarschuwingsborden,

schakelschema’s e.d.;

de aan u verstrekte gereedschappen, bedieningsmiddelen, persoonlijke en algemene

beschermingsmiddelen.

De medewerker moet bij zijn arbeid voorzichtig en zorgvuldig te werk gaan en zodanig

handelen dat voor hem en voor anderen geen gevaar ontstaat. Daarbij dient hij/zij de

voor de veiligheid bestemde, door het bedrijf beschikbaar gestelde hulpmiddelen te

gebruiken. Hij/zij dient er op toe te zien dat anderen geen gevaren kunnen veroorzaken.

De medewerker moet de voorgeschreven kleding dragen voor de werkzaamheden die

worden uitgevoerd.

Bij ieder blank deel moet men handelen alsof dit onder spanning staat, tenzij men zich

ervan overtuigd hebt dat dit deel is vrij geschakeld en niet ongewild onder spanning kan

komen. Als de kans op aanraking van onder spanning staande blanke delen aanwezig is,

moet men geïsoleerd gereedschap of geïsoleerde handgrepen voor bediening gebruiken.

Het dragen van isolerende handschoenen en/of isolerende laarzen (zie voorbeeld) ontheft

u niet van de verplichting geïsoleerd gereedschap of isolerende schakelmiddelen te

gebruiken.

Page 14: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 14 van 42

U moet voorkomen dat aan u verstrekte sleutels in andere handen komen of worden

nagemaakt. U moet verlies of defect raken van sleutels direct melden aan uw direct

leidinggevende.

Voordat met de werkzaamheden wordt begonnen, moet de complexiteit ervan worden

beoordeeld, zodat de juiste vakbekwame of voldoend onderricht persoon of leek kan

worden gekozen om de werkzaamheden uit te voeren. Voordat met de werkzaamheden

wordt begonnen, alsmede tijdens de voortgang van deze werkzaamheden, moet de

werkverantwoordelijke erop toezien dat aan alle eisen, regels en instructies zijn voldaan.

De werkverantwoordelijke moet alle personen die bij de werkzaamheden zijn betrokken,

instrueren over eventuele bijzondere gevaren die door hen niet zonder meer kunnen

worden herkend.

Indien bij de uitvoering van werkzaamheden door twee of meer personen één of

meerdere vakbekwame personen aanwezig zijn, wordt één van hen door de

werkverantwoordelijke als ploegleider aangewezen.

Werkzaamheden met, aan of nabij elektrische installaties mogen door jeugdige

werknemers alleen worden verricht wanneer de gevaren die daarbij kunnen ontstaan

door toezicht door een vakbekwame persoon op doeltreffende wijze worden voorkomen,

zoals:

• alleen werkzaamheden in spanningsloze toestand;

• de inhoud en de mate van toezicht worden bepaald door het risico dat kan ontstaan

wanneer deskundig toezicht ontbreekt, een en ander ter beoordeling van de

werkverantwoordelijke;

• wanneer het risico niet door toezicht kan worden vermeden mogen de werkzaamheden

niet door een jeugdige werknemer worden verricht.

De installatieverantwoordelijke (IV), werkverantwoordelijke (WV), ploegleider (PL),

vakbekwaam persoon (VP) en de voldoend onderricht persoon (VOP) worden door of

namens de directie schriftelijk aangewezen. De werkverantwoordelijke kan voor de duur

van een werkzaamheid ook mondeling een ploegleider aanwijzen.

De installatieverantwoordelijke, werkverantwoordelijke, ploegleider, vakbekwaam

persoon en de voldoend onderricht persoon kunnen tot het personeel van de eigen

organisatie of tot een andere organisatie behoren.

De directie is verantwoordelijk voor de veiligheid bij werkzaamheden die worden

uitgevoerd door personeel dat ter beschikking is gesteld door een andere organisatie.

Worden werkzaamheden uitgevoerd op basis van een overeenkomst tot het verrichten

van werkzaamheden zoals aanneming of uitbesteding van werk dan vindt de overdracht

van de verantwoordelijkheid plaats door de overeenkomst tot het verrichten van

werkzaamheden. Daarbij kan worden geëist dat personeel van de aannemer beschikt

over een aanwijzing in het kader van de NEN EN50110 annex NEN3140 en beschikt over

de noodzakelijke kennis zoals omschreven in deze VIEW-LS. Een voorbeeld van een

procedure voor het aanwijzen van personen staat in bijlage 1.

Indien elektrotechnische werkzaamheden met inleen- of uitzendkrachten plaatsvinden

moeten beide werkgevers sluitende afspraken maken over de aanwijzing van de

genoemde personen en hun functionele relatie.

Installatieverantwoordelijken, werkverantwoordelijken, ploegleiders, vakbekwame

personen en voldoend onderrichte personen waarmee een gezagsverhouding bestaat en

Page 15: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 15 van 42

aan wie werkzaamheden zijn opgedragen, zoals bij inlenen en bij uitzendkrachten,

moeten door de inlener op gelijke wijze als het eigen personeel zijn aangewezen.

Deze gezagsverhouding is aanwezig tussen het bedrijf en alle personen die ter

beschikking zijn gesteld voor het uitvoeren van genoemde werkzaamheden. Dit is niet

alleen het geval bij uitzendkrachten, maar ook bij personeel van aannemers, wanneer

het distributiebedrijf rechtstreeks aan hen opdrachten verstrekt.

Installatieverantwoordelijken moeten beschikken over tenminste een voltooide,

voor het werkgebied relevante, middelbare technische opleiding of een daaraan

gelijkwaardig kennis- en ervaringsniveau.

Werkverantwoordelijken moeten beschikken over tenminste een voltooide, voor

het werkgebied relevante, middelbare technische opleiding of een daaraan gelijkwaardig

kennis- en ervaringsniveau. Verder moet de werkverantwoordelijke over leidinggevende

capaciteiten beschikken.

Ploegleiders moeten beschikken over tenminste een voltooide, voor het werkgebied

relevante, lagere technische opleiding of een daaraan gelijkwaardig kennisen

ervaringsniveau. Ook de ploegleiders moeten over leidinggevende capaciteiten

beschikken.

Vakbekwame personen moeten beschikken over tenminste een voltooide, voor het

werkgebied relevante, lagere technische opleiding of een daaraan gelijkwaardig

kennisniveau.

Voldoend onderrichte personen moeten een bedrijfsinstructie hebben gevolgd,

waarin de elektrische gevaren bij het verrichten van werkzaamheden zijn toegelicht.

Page 16: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 16 van 42

3.3 Organisatie

Elke elektrische installatie moet onder de verantwoordelijkheid van een

installatieverantwoordelijke worden geplaatst. Elke installatie kan worden opgesplitst in

gedefinieerde deelinstallaties, die elk weer onder de verantwoordelijkheid van een

installatieverantwoordelijke vallen. Wanneer twee of meer (deel)installaties in elkaars

nabijheid liggen, is het van wezenlijk belang dat er eenduidige afspraken zijn gemaakt

tussen de verschillende installatieverantwoordelijken.

Alle werkzaamheden behoren tot de verantwoordelijkheid van de werkverantwoordelijke.

De werkverantwoordelijke en de installatieverantwoordelijke moeten beiden instemmen

met de nieuwe situatie van de installatie en de daartoe uit te voeren werkzaamheden. De

werkverantwoordelijke en de installatieverantwoordelijke kunnen één persoon zijn. De

voorbereiding van gecompliceerde werkzaamheden moet schriftelijk plaatsvinden. U bent

niet verplicht een opdracht uit te voeren indien u meent dat dit uit een oogpunt van

veiligheid en/of gezondheid onverantwoord is. Dit moet direct worden gemeld aan de

opdrachtgever.

Elektrische bedrijfsruimten mogen alleen worden betreden door diegenen die een

aanwijzing hebben. Leken hebben alleen toegang onder voortdurend toezicht van een

persoon met een aanwijzing. Deuren, deksels, hekken en dergelijke, waarachter zich

delen van de elektrische installatie bevinden, mogen slechts geopend worden en geopend

zijn voor zover dit voor het uitvoeren van de werkzaamhedennoodzakelijk is.

Een elektrische bedrijfsruimte mag niet anders worden gebruikt als waarvoor deze

bestemd is. Voor installaties of delen van installaties die niet mogen worden gebruikt,

omdat ze niet veilig zijn, moet worden voorkomen dat ze onbedoeld in bedrijf kan

worden genomen.

Bij het uitvoeren van werkzaamheden op basis van een overeenkomst dient eveneens de

verantwoordelijkheid voor een veilige uitvoering van die werkzaamheden te zijn

vastgelegd. Zijn u situaties bekend die een ongeval of een storing kunnen veroorzaken of

al hebben veroorzaakt, dan bent u verplicht onmiddellijk de volgende maatregelen te

nemen:

• opheffen van deze situatie of de storing (afhankelijk van de aanwijzing);

• melden aan de installatieverantwoordelijke.

Indien omstandigheden dwingen tot wijzigen van installaties, dient dit te gebeuren

volgens de dan geldende normen.

Page 17: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 17 van 42

3.4 Communicatie

Voordat met werkzaamheden wordt begonnen, moet de installatieverantwoordelijke over

de voorgenomen werkzaamheden worden geïnformeerd. Deze verplichting geldt niet

indien aan de aangewezen persoon, afhankelijk van bevoegdheid en taakstelling, een

pakket standaardwerkzaamheden en het opheffen van storingen (ook wel raamopdracht

of verzamelopdracht genoemd) is opgedragen.

Voor een veilige bedrijfsvoering van de elektrische installatie moet alle noodzakelijke

informatie, zoals over de netsituatie en schakeltoestand, aan alle betrokkenen worden

overgebracht. Dit geldt ook voor installatieverantwoordelijken bij overdracht van de

dienst. Om fouten bij de mondelinge overbrenging van informatie te voorkomen, moet de

ontvanger de informatie naar de verzender herhalen; de verzender moet bevestigen dat

de informatie juist is ontvangen en begrepen.

Toestemming om met de werkzaamheden te beginnen en de elektrische installatie na

voltooide werkzaamheden weer in te schakelen, mag niet worden gegeven door signalen

of op grond van een vooraf afgesproken tijdsverloop.

3.5 Werkplek

Bij alle delen van een elektrische installatie waaraan, waarmee of in de nabijheid

waarvan werkzaamheden worden uitgevoerd, moet voldoende ruimte zijn om te kunnen

werken. De werkplek moet zijn voorzien van een goede toegang en voldoende

verlichting. Er moeten geschikte voorzorgsmaatregelen worden getroffen ter voorkoming

van letsel van personen en materiële schade door andere mogelijke gevaren. Voorwerpen

die de toegang belemmeren en/of brandbare materialen mogen niet naast of op de

toegangswegen naar en ontsnappingsroutes van schakelmaterieel zijn geplaatst, en

evenmin op die plaatsen waar het personeel met dat materieel moet werken. Op plaatsen

waar vlambogen kunnen ontstaan, mogen zich geen brandbare materialen bevinden.

Page 18: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 18 van 42

3.6 Gereedschappen, hulpmiddelen en PMB

Gereedschappen, hulpmiddelen en (persoonlijke) beschermingsmiddelen moeten voldoen

aan relevante binnen Nederland geaccepteerde normen. Gereedschappen, hulpmiddelen

en (persoonlijke) beschermingsmiddelen moeten worden toegepast in overeenstemming

met de aanwijzingen en/of de richtlijnen van de fabrikant of leverancier.

Voor een veilige bedrijfsvoering of voor veilig werken aan, met of nabij elektrische

installaties moeten gereedschappen, hulpmiddelen en (persoonlijke)

beschermingsmiddelen worden gebruikt die geschikt zijn voor die toepassing, op de

juiste wijze worden gebruikt en goed worden onderhouden. Voor zover dit voor een

correct gebruik en behoud van de betreffende middelen relevant is moeten de

eigenschappen, het gebruik, de opslag, het onderhoud, de transportmethode en de

inspecties van de gereedschappen, hulpmiddelen en (persoonlijke)

beschermingsmiddelen worden gespecificeerd.

Dat de gereedschappen en de (persoonlijke) beschermingsmiddelen die bij onder

spanning werken worden gebruikt voldoen aan de desbetreffende normen blijkt uit de op

de gereedschappen of de (persoonlijke) beschermingsmiddelen aangebrachte markering,

zie de figuren 3 en 4.

Page 19: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 19 van 42

3.6.1 Dagelijkse controle

Geïsoleerd handgereedschap, persoonlijke beschermingsmiddelen, verplaatsbare

elektrische meetinstrumenten, spanningsaanwijzers, handlampen, elektrisch

handgereedschap en verplaatsbare leidingen moeten door de gebruiker onmiddellijk

voorafgaand aan ieder gebruik visueel worden gecontroleerd. Wanneer defecten zijn

geconstateerd die gevaar voor de veiligheid kunnen opleveren, mogen ze niet meer

worden gebruikt. Geïsoleerd handgereedschap moet worden gecontroleerd op de goede

staat van het isolatiemateriaal door na te gaan of er breuken in voorkomen of gedeelten

ontbreken.

Van elektrisch handgereedschap, verplaatsbare elektrische

meetinstrumenten,handlampen en verplaatsbare leidingen wordt gecontroleerd of:

• (aansluit)leidingen niet zijn beschadigd of gerepareerd;

• (aansluit)leidingen solide in huis, omhulsel of contactstop zijn binnengeleid;

• uitwendige onderdelen deugdelijk zijn bevestigd;

• huis, omhulsel of bedieningsorganen geen gebreken vertonen die de veiligheid in

gevaar kunnen brengen;

• handgereedschap, meetinstrumenten en handlampen schoon en droog zijn.

3.6.2 Periodieke controle

Naast de controle door de gebruiker worden de genoemde hulpmiddelen regelmatig

gecontroleerd. Van elektrisch handgereedschap, elektrische meetinstrumenten en

handlampen wordt daarbij tevens de isolatieweerstand bepaald.

De controle vindt plaats, periodiek, zo vaak als het gebruik daar aanleiding toe geeft of

na reparatie. De controle mag worden uitgevoerd door een voldoend onderricht persoon.

Er moet gebruik worden gemaakt van geschikte meettoestellen. De resultaten worden

bijgehouden in een register en/of door een sticker op het betreffende materiaal

aangegeven.

3.7 Tekeningen en documenten.

Er moeten bijgewerkte tekeningen en documenten van de elektrische installatie

beschikbaar zijn. Van verdeelkasten en laagspanningsschakel- en verdeelinrichtingen

moeten ter plekke altijd bijgewerkte schema’s aanwezig zijn. Dit behoeft niet wanneer de

daarin aanwezige kabels zijn voorzien van opschriften.

Page 20: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 20 van 42

4 Standaard bedrijfsvoeringprocedures

4.1 Bedieningshandelingen

Bedieningshandelingen mogen worden verricht door installatieverantwoordelijken,

werkverantwoordelijken of door vakbekwame personen. Mespatronen (zie afbeelding) in

aansluitingen, die zijn geplaatst in geïsoleerde mespatroonhouders mogen ook worden

verwisseld door een voldoend onderricht persoon.

Opdrachten voor bedieningshandelingen worden gegeven door de

installatieverantwoordelijke of, in geval van samenhang met werkzaamheden, door de

werkverantwoordelijke na overleg met de installatieverantwoordelijke. Bij een wijziging

van de netsituatie die langer duurt dan één dag, moet u er voor zorgen dat het

schakelschema wordt bijgewerkt. Eventueel mag u op een andere manier aangeven dat

de schakeltoestand is veranderd. Alvorens u een nieuwe koppeling van spanningvoerende

laagspanningsgedeelten tot stand brengt, dient u eerst een controle op fasegelijkheid uit

te voeren.

Page 21: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 21 van 42

4.2 Functionele controle

4.2.1 Meting

Metingen moeten worden uitgevoerd door tenminste voldoend onderrichte personen of,

indien door leken, uitsluitend onder toezicht van een vakbekwaam persoon. Voor het

meten aan elektrische installaties moeten passende en veilige meetinstrumenten worden

gebruikt. Deze instrumenten moeten worden gecontroleerd vóór en, indien noodzakelijk,

na gebruik. Indien noodzakelijk, zijn de regels voor spanningsloos werken, werken in de

nabijheidszone of onder spanning werken van toepassing.

4.2.2 Beproeving

Beproevingen moeten worden uitgevoerd door een tenminste voldoend onderricht

persoon of, indien door leken, uitsluitend onder toezicht van een vakbekwaam persoon.

De beproeving van een installatie die spanningsloos is gemaakt, moet worden uitgevoerd

volgens de regels die gelden voor spanningsloos werken. Indien het noodzakelijk is om

aardingen kortsluitgarnituren te verwijderen, moeten voorzorgsmaatregelen worden

getroffen om te voorkomen dat de installatie opnieuw onder spanning komt.

Wanneer de beproeving plaatsvindt onder normale bedrijfsspanning, gelden de

desbetreffende eisen zoals beschreven in hoofdstuk 5. Wanneer de beproeving

plaatsvindt met gebruikmaking van een externe voedingsbron, moeten er zodanige

voorzorgsmaatregelen worden getroffen dat:

• installatie is gescheiden van elke mogelijke normale voedingsbron;

• installatie niet opnieuw onder spanning kan komen door een andere voedingsbron

dan de externe voedingsbron;

• er tijdens de proeven veiligheidsmaatregelen ter voorkoming van elektrisch gevaar

worden getroffen voor al het aanwezige personeel;

• de elektrische scheiding ter plekke een zodanig isolatieniveau heeft dat deze bestand

is tegen de beproevingsspanning aan de ene zijde en gelijktijdig de bedrijfsspanning

aan de andere zijde.

4.2.3 Inspectie

Inspecties moeten worden uitgevoerd door een tenminste voldoend onderricht persoon

of, indien door leken, uitsluitend onder toezicht van een vakbekwaam persoon. Nieuwe

elektrische installaties evenals wijzigingen en uitbreidingen van bestaande installaties

moeten worden geïnspecteerd voordat deze in bedrijf worden genomen. Elektrische

installaties moeten met een passende regelmaat worden geïnspecteerd.

Bij inspectie van installaties moet tenminste worden uitgegaan van de

veiligheidsbepalingen die van kracht waren bij de aanleg van de installatie.

Bij inspectie van elektrische arbeidsmiddelen moet tenminste worden uitgegaan van de

veiligheidsbepalingen die van kracht waren bij de vervaardiging van het elektrische

arbeidsmiddel. De inspectie kan inhouden:

• visuele controle;

• meting en/of beproeving volgens de eisen van 4.2.1 en 4.2.2.

Page 22: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 22 van 42

Gebreken die een onmiddellijk gevaar vormen, moeten zonder uitstel worden hersteld of

defecte delen moeten worden uitgeschakeld en beveiligd tegen opnieuw inschakelen. De

resultaten van een inspectie moeten worden vastgelegd en passende herstelmaatregelen

moeten worden getroffen.

Bij inspectie van bestaande installaties moet de installatieverantwoordelijke het volgende

bepalen en met redenen omkleed vastleggen:

• de te inspecteren elektrische installaties of delen daarvan;

• de uit te voeren inspecties;

• de tijd tussen twee opeenvolgende inspecties;

• de representatieve steekproef.

4.3 Vervangingen

4.3.1 Vervanging van mespatronen

Een mespatroon die defect is geraakt mag u alleen vervangen nadat u zich ervan

overtuigd hebt dat het weer onder spanning brengen van het desbetreffende

netgedeeltegeen gevaarlijke situatie veroorzaakt. Bij het aanbrengen of verwijderen van

mespatronen of doorverbindingsmessen moet u gebruikmaken van een mespatroon-

houder-handschoencombinatie en een gelaatsscherm, zie onderstaande figuur.

Het gebruik van een gelaatsscherm is niet verplicht als de mespatronen geplaatst zijn in

een zodanige inrichting dat het ontstaan van een vlamboog uitgesloten is. U mag met

mespatronen en doorverbindingsmessen belastingstromen in- en uitschakelen tot en met

250 Ampère. Deze beperking geldt niet indien de mespatronen of de

doorverbindingsmessen zijn opgenomen in voorzieningen voor kortsluitvast inschakelen

en veilig uitschakelen van de nominale stroom.

Page 23: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 23 van 42

5 Werkprocedures

5.1 Algemeen

5.1.1 Installatieverantwoordelijke en werkverantwoordelijke

Voor alle werkzaamheden moet een plan worden opgesteld. De

installatieverantwoordelijke of de werkverantwoordelijke moet ervoor zorgen dat voor de

aanvang en bij de voltooiing van de werkzaamheden specifieke en uitvoerige

aanwijzingen worden gegeven aan het personeel dat de werkzaamheden uitvoert. Voor

de aanvang van de werkzaamheden moet de werkverantwoordelijke de

installatieverantwoordelijke informeren over de aard, de plaats en de gevolgen van de

voorgenomen werkzaamheden voor de elektrische installatie. Deze informatie wordt bij

voorkeur schriftelijk verstrekt, vooral als de werkzaamheden gecompliceerd zijn.

De installatieverantwoordelijke geeft toestemming aan de werkverantwoordelijke om met

de werkzaamheden te beginnen.

Er is een aantal werkzaamheden waarbij de installatieverantwoordelijke niet direct over

actuele informatie hoeft te beschikken (bijvoorbeeld meterverwisseling). In deze gevallen

kan de werkverantwoordelijke opdracht geven de werkzaamheden uit te voeren zonder

de installatieverantwoordelijke hierin te kennen. In een procedure zal de aard van de

werkzaamheden en de omstandigheden waaronder deze plaatsvinden, moeten worden

vastgelegd. De werkverantwoordelijke meldt de beëindiging van de werkzaamheden

terug aan de installatieverantwoordelijke.

Als de verantwoordelijkheid voor het werk wordt overgedragen van de ene naar de

andere werkverantwoordelijke dient zowel de installatieverantwoordelijke als het

betrokken personeel daarover te worden geïnformeerd.

Als opdrachtgever bent u verantwoordelijk voor de inhoud van uw opdracht en tevens

voor de daarbij verstrekte informatie. Verder bent u verantwoordelijk voor de controle op

de uitvoering van uw opdracht, voor zover dit redelijkerwijs van u kan worden verlangd.

Opdrachten mogen slechts worden gegeven binnen het kader van de bevoegdheden van

zowel de opdrachtgever als de ontvanger van de opdracht.

5.1.2 Ontvanger van de opdracht

Hebt u informatie verstrekt op grond waarvan aan u een opdracht wordt gegeven, dan

bent u verantwoordelijk voor de juistheid van de informatie. U bent verplicht steeds de

juistheid van een ontvangen opdracht na te gaan. U mag de grenzen van uw opdracht

niet overschrijden. Als aangewezen persoon kan aan u, afhankelijk van uw bevoegdheid

en taakstelling, een pakket standaardwerkzaamheden en het opheffen van storingen

worden opgedragen (ook wel een raamopdracht genoemd). Opdrachten mogen slechts

worden aanvaard binnen het kader van de bevoegdheden van zowel de ontvanger van de

opdracht als de opdrachtgever.

Page 24: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 24 van 42

5.1.3 Toezicht

Toezicht op werkzaamheden mag worden gehouden door een werkverantwoordelijke, een

vakbekwaam persoon of een voldoend onderricht persoon. Een voldoend onderricht

persoon mag alleen toezicht houden op niet-elektrotechnische werkzaamheden door

leken, voor zover deze werkzaamheden niet worden uitgevoerd in de gevarenzone of de

nabijheidszone. Waar in deze veiligheidsinstructie wordt gesproken over "regelmatig"

toezicht, dient het toezicht te worden aangepast aan de aard van de werkzaamheden,

een en ander ter beoordeling van de werkverantwoordelijke.

5.1.4 Handelingen door de werkverantwoordelijke

Voordat met de werkzaamheden wordt begonnen, moet het uitvoerende personeel

worden geïnformeerd over de aard van de werkzaamheden, de veiligheidsaspecten, de

rol van elk van hen daarin en de te gebruiken gereedschappen en hulpmiddelen.

De toestemming aan het personeel om met de werkzaamheden te beginnen, mag

uitsluitend worden gegeven door de werkverantwoordelijke. Hij mag dit delegeren aan de

ploegleider binnen het kader van zijn opdracht. Aan het einde van de werkzaamheden

moet de werkverantwoordelijke de installatieverantwoordelijke op de voorgeschreven

wijze informeren.

Bij onderbreking van de werkzaamheden moeten passende

veiligheidsmaatregelenworden getroffen.

Bij werkzaamheden wordt onderscheid gemaakt in drie werkmethoden: spanningsloos

werken, werken in de nabijheidszone en onder spanning werken. Indien niet geheel kan

worden voldaan aan de eisen van spanningsloos werken of werken in de nabijheidszone,

moeten de eisen van onder spanning werken in acht worden genomen.

Bij ongunstige omgevingsinvloeden (weersinvloeden) moeten beperkingen worden

opgelegd. Tijdens onweer mogen geen werkzaamheden worden verricht aan de

elektrische installatie.

Page 25: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 25 van 42

5.2 Werkzaamheden

5.2.1 Niet-elektrotechnische werkzaamheden

Niet-elektrotechnische werkzaamheden mogen alleen worden verricht door degenen die

een aanwijzing hebben en door leken uitsluitend onder voortdurend toezicht. Hieronder

vallen o.a. werkzaamheden met hijskranen, graafmachines e.d. in de nabijheid van

onafgeschermde bovengrondse leidingen en werkzaamheden zoals poetsen,

schoonmaken, schilderen en metselen in de nabijheidszone. Opdrachten tot het uitvoeren

van niet-elektrotechnische werkzaamheden mogen uitsluitend worden gegeven door een

werkverantwoordelijke. Als deze binnen het kader van de (raam)opdracht vallen, is ook

een ploegleider gerechtigd tot het geven van opdrachten voor niet-elektrotechnische

werkzaamheden.

Veiligheidsmaatregelen ten behoeve van niet-elektrotechnische werkzaamheden mogen

uitsluitend worden genomen door een tenminste vakbekwaam persoon. Bij

grondwerkzaamheden in de nabijheid van kabels moet u voor het vaststellen van de

ligging van de kabels:

• desbetreffende recente tekeningen raadplegen;

• proefsleuven of proefgaten graven.

Wanneer u de kabels dicht bent genaderd mag u alleen maar handmatig en met

elektrisch veilig gereedschap graven. Afwijkingen ten opzichte van de tekeningen met

betrekking tot ligging van de kabel(s) dienen aan de werkverantwoordelijke te worden

doorgegeven.

5.2.2 Overzichtelijke werkzaamheden

Werkzaamheden mogen worden verricht door een tenminste voldoend onderricht

persoon. Opdrachten tot het uitvoeren van deze werkzaamheden mogen uitsluitend

worden gegeven door een werkverantwoordelijke of door een ploegleider, indien dit

binnen zijn (raam)opdracht valt.

5.2.2.1 Vervanging van lampen en toebehoren

Uitwendig onbeschadigde lampen en uittrekbare delen zoals starters mogen onder

spanning worden vervangen, mits de eventuele hulp- en beschermingsmiddelen volledige

bescherming bieden tegen directe aanraking en persoonlijk letsel. Uitwendig

onbeschadigde lampen, alsmede smeltveiligheden in masten van de openbare verlichting,

mag u onder spanning vervangen.

Diazed-patronen in aansluitingen mag u onder spanning vervangen mits u vooraf de

aangesloten installatie uitschakelt.

5.2.3 Elektrotechnische werkzaamheden

Opdrachten tot het verrichten van elektrotechnische werkzaamheden mogen uitsluitend

worden gegeven door een werkverantwoordelijke of door een ploegleider. Opdrachten

gegeven door een ploegleider moeten vallen binnen het raam van de opdracht gegeven

door de werkverantwoordelijke.

Page 26: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 26 van 42

5.2.3.1 Werkzaamheden aan kabels

Met het verrichten van elektrotechnische werkzaamheden aan een kabel mag u eerst

beginnen nadat u zich er aan de hand van een recente tekening, kabelcodering en

kabeltype en/of aftakmof of met behulp van meetapparatuur ervan hebt overtuigd dat de

betrokken kabel de juiste laagspanningskabel is. Bij twijfel moet u zich in verbinding

stellen met uw opdrachtgever. Indien, bij elektrische installaties met kabels, deze op de

werkplek niet duidelijk kunnen worden geïdentificeerd, moeten in plaats daarvan andere

beproefde maatregelen ter beveiliging worden getroffen. Dit kan bijvoorbeeld zijn het

gebruik van geschikte kabelknipapparatuur.

Het identificeren van de juiste leiding kan:

• door het volgen van de leiding vanaf de schakelaars;

• aan de hand van tekeningen, kabelmerken, kabelgarnituren;

• andere betrouwbare kabelkenmerken;

• door meting met behulp van kabelselectieapparatuur.

Maak gebruik van geschikte kabelknipapparatuur indien geen zekerheid kan worden

verkregen of de juiste kabel of mof is gekozen. Schieten is niet toegestaan. Knippen is

alleen toegelaten met toestemming van de werkverantwoordelijke. U mag kabels die zich

in goede staat bevinden onder spanning verleggen, mits daarbij geen gevaar bestaat

voor beschadiging of tordering van de kabel. Kabelgarnituren mogen niet worden verlegd

tenzij is vastgesteld dat het type hiervoor geschikt is.

Alvorens u een kabel aansnijdt, moet u vaststellen dat de eventueel aanwezige metalen

beschermmantel niet onder spanning staat. Dit dient u ook te doen bij kabels met een

kunststof mantel. De controle moet u, als dat praktisch mogelijk is, doen met een

dubbelpolige spanningsaanwijzer; bij kabels met een kunststof mantel dient u daartoe

een kleine opening in de kunststof mantel te maken. Wanneer in de praktijk geen

referentiepunt in de vorm van een aardleiding of iets dergelijks aanwezig is, kan worden

volstaan met een meting d.m.v. een deugdelijke enkelpolige spanningsaanwijzer. Staat

de beschermmantel onder spanning, dan moet u de werkzaamheden onderbreken en

contact opnemen met uw opdrachtgever.

5.2.3.2 Werkzaamheden aan verdeelinrichtingen en aansluitkasten

Het bijplaatsen en uitwisselen van laagspanningsveilighedenstroken mag u onder

spanning doen, mits een werkinstructie wordt gevolgd. Een spanningsloze kabel mag u

monteren op, of demonteren van een onder spanning staand laagspanningsrek, mits de

naastliggende richtingen zijn afgeschermd en de werkzaamheden aan de voorkant van

het rek plaatsvinden. Hierbij dient te worden gewerkt volgens werkinstructies en dient

gebruik te worden gemaakt van de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen.

In kunststof aansluitkasten mag u elektrotechnische werkzaamheden onder spanning

verrichten, mits in de kast adequate afscherminge aanwezig zijn of indien er specifiek

gereedschap wordt gebruikt. In metalen aansluitkasten mag u alleen elektrotechnische

werkzaamheden uitvoeren voor zover dit betreft het aanbrengen van of uitwisselen van

passchroeven en grondcontactschroeven, het monteren en demonteren van

hulpstroomaders en het verrichten van metingen. Voor het aansluiten en losnemen van

deze aders moet u gebruik maken van een vol-kunststof tang.

U mag een kunststof aansluitkast onder spanning verplaatsen mits daarbij geen gevaar

bestaat voor beschadiging of tordering van de kabel. Een kunststof aansluitkast mag u

onder spanning vervangen door een andere kunststof aansluitkast. De aders moeten

Page 27: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 27 van 42

onmiddellijk na het losnemen deugdelijk worden geïsoleerd. Het niet deelbare invoerstuk

mag niet van de kabel worden verwijderd.

U mag meetapparatuur op laagspanningsverdeelinrichtingen onder spanning uitwisselen,

mits deze is voorzien van een daarvoor bestemd aansluitklemmenblok. U mag onder

spanning metingen verrichten. Daartoe moet u:

• gebruikmaken van geïsoleerde draden of snoeren en hulpstukken, die hetzij in het

snoer, hetzij in het apparaat beveiligd zijn;

• indien voor de meting een aarding is vereist, eerst deze aarding tot stand brengen;

• de meetleidingen pas onder spanning brengen nadat de meetinrichting is gemonteerd

en gecontroleerd.

5.2.3.3 Werkzaamheden met moffen en eindsluitingen

Knippen of doorverbinden van onder spanning staande aders mag alleen indien:

• er geen noemenswaardig vermogen wordt gevoerd;

• de overige aders voldoende worden afgeschermd.

Er is sprake van “geen noemenswaardig vermogen”: • bij het knippen van een kabel waarmee er een spanningsloos netdeel ontstaat en

waarbij er sprake is van een stroomsterkte van enkele ampères;

• bij het knippen of verbinden van een kabel die tweezijdig gevoed wordt en waarbij

stromen van enkele tientallen ampères kunnen optreden.

Het verbinden van niet onder spanning staande aders met onder spanning staande aders

mag alleen als:

• er op het niet onder spanning staande deel geen belasting zit;

• het niet onder spanning staande deel gecontroleerd is op isolatiewaarde;

• het niet onder spanning staande deel is afgemonteerd.

Er dient te worden gewerkt volgens de werkinstructie. Tevens dient gebruik te worden

gemaakt van de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen.

5.2.3.4 Specifieke eisen voor installaties met zeer lage spanning

Voor SELV-installaties geldt dat werkzaamheden aan actieve delen zijn toegelaten zonder

voorzorgsmaatregelen tegen directe aanraking, maar voorzorgsmaatregelen tegen

kortsluiting moeten wel worden getroffen. Werkzaamheden aan onder spanning staande

SELV-ketens zijn toegelaten voor ketens met een beveiliging tegen overstroom van

maximaal 25 Ampère en een vermogen van ten hoogste 1.250 VA. Verbindingen met

accumulatoren mogen niet worden verbroken of gemaakt terwijl de laadketen onder

spanning staat of de door de accumulatoren gevoede stroomketen is ingeschakeld.

5.2.3.5 Specifieke werkzaamheden aan actieve delen

Voor werkzaamheden zoals schoonmaken moeten werkinstructies worden gevolgd. Het

personeel moet vakbekwaam of voldoend onderricht zijn. U mag onder spanning staande

installaties stofvrij maken mits u gebruik maakt van kunststof materialen, waardoor het

maken van kortsluiting is uitgesloten.

Page 28: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 28 van 42

5.3 Procedures

5.3.1 Procedures voor spanningloos werken

Deze paragraaf behandelt de essentiële eisen die ervoor moeten zorgen dat de

elektrische installatie op de werkplek spanningsloos en veilig is tijdens de duur van de

werkzaamheden. Daartoe moet de werkplek duidelijk worden bepaald. Nadat de

betrokken elektrische installaties zijn bepaald, moeten de volgende vijf essentiële eisen

worden aangehouden in de aangegeven volgorde, tenzij er doorslaggevende redenen zijn

om daarvan af te wijken, te weten:

• Scheiden;

• Beveiligen tegen wederinschakeling;

• Controleren of de installatie spanningsloos is;

• Zorgen voor aarding en kortsluiting;

• Zorgen voor bescherming ten opzichte van naastgelegen actieve delen.

Een netgedeelte dat nog in aanleg is en niet met de installatie is verbonden, voldoet aan

deze eisen. Indien niet eenduidig kan worden vastgesteld dat er geen sprake is van

decentrale opwekking, moet rekening worden gehouden met het onder spanning kunnen

komen van het net en moet de procedure voor het werken onder spanning worden

gevolgd. Ieder die aan deze werkzaamheden deelneemt, moet vakbekwaam of voldoend

onderricht zijn of moet onder regelmatig toezicht van een vakbekwaam of voldoend

onderricht persoon staan.

Scheiden: het gedeelte van de installatie waaraan wordt gewerkt, moet van alle

voedingsbronnen zijn gescheiden. De scheiding moet bestaan uit een luchtweg of een

even doelmatige isolatie die ervoor zorgt dat er geen doorslag plaatsvindt op de

scheidingsplaats. Delen van de elektrische installatie die na volledige scheiding van de

installatie nog spanning voeren, bijvoorbeeld condensatoren en kabels, moeten worden

ontladen met behulp van geschikte voorzieningen.

Beveiligen tegen wederinschakeling: al het schakelmaterieel dat is gebruikt om de

elektrische installatie tijdens de werkzaamheden te scheiden, moet zijn beveiligd tegen

wederinschakeling, bij voorkeur door vergrendeling van het bedieningsmechanisme. Bij

afwezigheid van vergrendelingmogelijkheden moeten gelijkwaardige, in de praktijk

beproefde, maatregelen tegen wederinschakeling worden genomen. Aan de

bedieningsorganen moeten waarschuwingsborden en/of -labels en dummy’s worden

aangebracht, waaruit blijkt dat niet mag worden ingeschakeld.

5.3.1.1 Controleren of de installatie spanningsloos is

De spanningsloze toestand moet worden gecontroleerd aan alle polen en fasen van de

elektrische installatie op of zo dicht mogelijk bij de werkplek. De goede werking van de

gebruikte spanningsaanwijzer moet direct voor en direct na gebruik worden

gecontroleerd.

Voor het vaststellen van de spanningsloze toestand mogen uitsluitend deugdelijke

dubbelpolige spanningsaanwijzers worden gebruikt. In uitzonderingsgevallen kunnen,

indien dubbelpolige spanningsaanwijzers niet beschikbaar zijn, ook deugdelijke

voltmeters en universeelmeters worden gebruikt, maar alleen indien daarin

voorzieningen aanwezig zijn die voorkomen dat bij verkeerde bediening of aansluiting

gevaar ontstaat. Daar waar het dubbelpolig testen niet mogelijk of onbetrouwbaar (bv.

Page 29: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 29 van 42

kapot getrokken kabel) is, moet een deugdelijke enkelpolige spanningsaanwijzer worden

gebruikt.

5.3.1.2 Aarding en kortsluiting.

Voor sommige laagspanningsinstallaties waaraan gewerkt zal gaan worden, geldt dat

deze op de werkplek moeten zijn geaard en kortgesloten. Materieel of toestellen voor

aarding en kortsluiting moeten eerst op het aardpunt zijn aangesloten en dan op de te

aarden componenten. Indien mogelijk, moet het materieel of de toestellenn voor aarding

en kortsluiting vanaf de werkplek zichtbaar zijn.

Wanneer dit niet mogelijk is, moeten de aardaansluitingen zo dicht mogelijk bij

dewerkplek zijn aangebracht. Wanneer tijdens het verloop van de werkzaamheden

geleiders moeten worden onderbroken of verbonden en daarbij gevaar bestaat door

potentiaalverschillen in de installatie, moeten eerst op de werkplek passende

maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld door potentiaalvereffening en/of aarding,

voordat de geleiders worden onderbroken of verbonden.

In alle gevallen moet ervoor worden gezorgd dat het materieel of de toestellen voor

aarding en kortsluiting en de kabels en verbindingsklemmen voor potentiaalvereffening

geschikt zijn voor en voldoende aangepast aan de kortsluitstroom van de elektrische

installatie waarin zij zijn geïnstalleerd. Er moet voor worden gezorgd dat de

aardaansluitingen tijdens de gehele duur van de werkzaamheden betrouwbaar blijven.

Indien de aardaansluitingen tijdens metingen of beproevingen worden verwijderd,

moeten speciale veiligheidsmaatregelen worden getroffen.

Bovengrondse laagspanningsnetten dienen altijd geaard en kortgesloten te worden. Eisen

te stellen aan laagspanningsinstallaties: laagspanningsinstallaties moeten altijd worden

geaard en kortgesloten wanneer het risico bestaat dat de installatie onder spanning kan

komen anders dan door decentrale op wekeenheden. Dit dient te geschieden door het

aanbrengen van een aardingsgarnituur op of zo dicht mogelijk bij de werkplek.

Afschermen van naastgelegen onder spanning staande delen: indien nabij dewerkplek

nog delen van een elektrische installatie onder spanning staan, moeten aanvullende

maatregelen worden genomen. Deze zijn beschreven onder 5.3.2 "procedures voor het

werken in de nabijheidszone".

Toestemming om met de werkzaamheden te beginnen: de toestemming aan het

uitvoerende personeel om met de werkzaamheden te beginnen, mag uitsluitend worden

gegeven door de werkverantwoordelijke of door de ploegleider mits dit past binnen het

kader van zijn opdracht. Indien het scheiden niet ter plaatse geschiedt, mag pas met de

werkzaamheden worden begonnen nadat degene die de werkzaamheden moet uitvoeren

zelf heeft vastgesteld dat wordt voldaan aan de gestelde eisen.

5.3.1.3 (Opnieuw) inschakelen na de werkzaamheden

Na voltooiing en inspectie van de werkzaamheden moeten personen die niet langer nodig

zijn, worden teruggetrokken. Alle bij de werkzaamheden gebruikte gereedschappen,

hulpmiddelen en (persoonlijke) beschermingsmiddelen moeten worden verwijderd. Pas

dan mag met de procedure worden begonnen om de installatie (opnieuw) in te

schakelen.

Alle materieel en/of toestellen voor aarding en kortsluiting moeten van de werkplek

worden verwijderd. Te beginnen vanaf de werkplek en van daaruit naar buiten toe,

Page 30: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 30 van 42

moeten het materieel en/of de toestellen voor aarding die voor de elektrische installatie

waren gebruikt, worden verwijderd; ook alle vergrendelingen of andere inrichtingen die

waren gebruikt om wederinschakeling te voorkomen moeten worden verwijderd. Alle

tijdens de werkzaamheden gebruikte waarschuwingsborden moeten worden verwijderd.

Zodra één van de veiligheidsmaatregelen aan de elektrische installatie, die voor de

werkzaamheden waren genomen, ongedaan is gemaakt, moet het desbetreffende deel

van de elektrische installatie als spanningvoerend worden beschouwd.

Wanneer de werkverantwoordelijke ervan is overtuigd dat de elektrische installatie

(opnieuw) kan worden ingeschakeld, moet aan de installatieverantwoordelijke worden

medegedeeld dat de werkzaamheden zijn voltooid en de elektrische installatie gereed is

voor (weder)inschakeling.

Er is een aantal werkzaamheden waarbij de installatieverantwoordelijke niet

belanghebbend is om over actuele informatie te beschikken (bijvoorbeeld

meterverwisseling). In deze gevallen kan direct worden ingeschakeld zonder de

installatieverantwoordelijke resp. de werkverantwoordelijke hierin te kennen. In een

procedure zal de aard van deze werkzaamheden en de omstandigheden waaronder deze

plaats vinden, moeten worden vastgelegd.

Als er werkzaamheden gelijktijdig aan meerdere installatieonderdelen worden uitgevoerd

die deel uitmaken van één samenhangend project, bijvoorbeeld werken aan twee of meer

kabels, dan moeten, voordat één installatieonderdeel mag worden ingeschakeld, alle

werkzaamheden worden onderbroken; al het personeel moet van alle relevante

werkplekken worden teruggetrokken en alle installatieonderdelen moeten zodanig

worden beschermd en afgeschermd, dat onbedoeld onder spanning komen geen gevaar

oplevert.

De werkverantwoordelijke overtuigt zich ervan dat het betreffende installatieonderdeel

veilig kan worden ingeschakeld. Voordat de werkzaamheden mogen worden hervat, moet

worden vastgesteld dat de installatie onderdelen nog spanningsloos zijn. Opdracht voor

het hervatten van de werkzaamheden mogen uitsluitend worden gegeven door de

werkverantwoordelijke.

5.3.2 Procedures voor het werken in de nabijheidszone

Werkzaamheden in de nabijheidszone bij een nominale wisselspanning van meer dan 50

Volt of een gelijkspanning van meer dan 120 Volt mogen alleen worden uitgevoerd,

wanneer veiligheidsmaatregelen verhinderen dat blanke delen kunnen worden

aangeraakt of de gevarenzone kan worden bereikt. De buitengrens van de

nabijheidszone ligt op 70 cm tot de blanke delen.

Bescherming tegen nadering van blanke delen kan worden bereikt door schermen,

afschermingen, afdekkingen of isolerende omhulsels. Wanneer deze maatregelen niet

kunnen worden getroffen, moet bescherming worden verkregen door een veilige bafstand

aan te houden van ten minste 20 cm tot de blanke delen.

Gezorgd moet worden voor een stabiele plaats waar het personeel beide handen vrij

heeft. Voordat met de werkzaamheden wordt begonnen, moet de werkverantwoordelijke

het personeel instrueren over het aanhouden van veilige afstanden, over de getroffen

veiligheidsmaatregelen en over de noodzaak van veiligheidsbewust gedrag. De grens van

de werkplek moet nauwkeurig bekend zijn. Er moet aandacht worden geschonken aan

bijzonderheden en ongewone omstandigheden. Deze aanwijzingen moeten regelmatig of

wanneer de werkomstandigheden zijn gewijzigd worden herhaald.

Page 31: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 31 van 42

Welke bewegingen hij of zij ook kan maken, de uitvoerende persoon zelf moet ervoor

zorgen dat hij of zij niet met delen van het lichaam of met gereedschap of voorwerpen in

de gevarenzone terechtkomt. Bijzondere aandacht is vereist bij het manoeuvreren met

lange voorwerpen, zoals gereedschap, stukken kabel, pijpen, ladders, enz.

Werkzaamheden in de nabijheidszone mogen uitsluitend worden uitgevoerd door:

• Vakbekwame personen;

• Voldoend onderrichte personen, mits onder regelmatig toezicht van ten minste een

vakbekwaam persoon;

• Leken, mits onder voortdurend toezicht van ten minste een vakbekwaam persoon.

5.3.2.1 Bescherming door afschermen

Deze beschermingsvoorzieningen moeten zo worden gekozen en aangebracht dat zij

voldoende bescherming bieden tegen te verwachten elektrische en mechanische

belastingen.

Als beschermingsvoorzieningen worden ingebracht in de nabijheidszone, dan moet,

afhankelijk van het gebruik van hulpmiddelen die voorkomen dat personeel in de

gevarenzone terecht komt, de procedure voor werken onder spanning respectievelijk

spanningsloos werken worden gevolgd.

Wanneer beschermingsmiddelen zijn aangebracht, kunnen werkzaamheden zonder

bijzondere eisen worden uitgevoerd. De toestellen die als scherm, afscherming,

afdekking of isolerend omhulsel worden gebruikt, moeten deugdelijk worden

onderhouden en tijdens de werkzaamheden goed aangebracht blijven. Indien deze

toestellen geen volledige bescherming bieden tegen blanke delen (volgens IP 2X:

beschermd tegen voorwerpen groter dan 12 mm) moeten leken nabij deze delen onder

toezicht werken.

Bescherming door veilige afstand en toezicht: bij bescherming door veilige afstand en

toezicht moet deze methode van werken ten minste inhouden:

• Een veilige afstand van ten minste 20 cm die moet worden aangehouden tot de

blanke delen, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de werkzaamheden;

• Criteria voor het aanwijzen van het personeel dat de werkzaamheden mag uitvoeren,

• De procedures die tijdens de werkzaamheden moeten worden aangehouden om te

voorkomen dat men in de gevarenzone kan komen.

5.3.3 Procedures voor het werken onder spanning

In overeenstemming met het Arbeidsomstandighedenbesluit is het niet toegestaan om

werkzaamheden onder spanning te verrichten tenzij:

• De dringende noodzaak van het onder spanning uitvoeren van die werkzaamheden is

aangetoond;

• Tot het uitvoeren van die werkzaamheden uitdrukkelijk opdracht is gegeven;

• De installatie geschikt is voor het onder spanning uitvoeren van die werkzaamheden

en doeltreffende maatregelen zijn genomen om de aan die werkzaamheden

verbonden gevaren te voorkomen.

De belangrijkste voorwaarde is de dringende noodzaak aantonen. De norm EN-50110

geldt voor alle elektrische installaties en allen die in de elektrische installaties werken.

Voor de netwerkbedrijven zijn in elk geval bijzondere situaties te onderscheiden ten

opzichte van industrie en installateurs. Het belangrijkste verschil is dat de beheerder van

de installatie altijd een andere verantwoordelijke is dan de gebruiker van energie. Tevens

Page 32: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 32 van 42

zal in vrijwel alle situaties het bedrijf de impact van het onderbreken van de

energielevering voor de verbruiker niet kennen. Daarnaast is de doelstelling van elk

netwerkbedrijf ononderbroken levering van elektriciteit. In toenemende mate is er sprake

van het gebruik van kleine decentrale opwekeenheden zoals mini- en micro-WKK’s en

photovoltaïsche (PV) installaties. Deze installaties zijn niet altijd bekend.

Als er niet onder spanning wordt gewerkt moet worden gewaarborgd dat de spanning

van de installatie is afgeschakeld en de installatie onder geen enkele omstandigheid weer

ongewild onder spanning kan komen. Het waarborgen gebeurt bijvoorbeeld door het

aanbrengen van een deugdelijke aarding. Een probleem daarbij is dat deugdelijk aarden

op de werkplek niet altijd mogelijk is. In toenemende mate zal het uitschakelen al

problemen opleveren als er een opwekeenheid is aangesloten die het netdeel onder

spanning houdt. Opnieuw koppelen kan dan niet vanwege synchronisatie problemen.

Ook indien er wel uitgeschakeld is en spanningsloosheid wordt vastgesteld, kan het

waarborgen risico opleveren als niet vaststaat dat er geen decentrale opwekeenheid is

aangesloten. Waarborgen door deugdelijk aarden kan betekenen dat door het

aanbrengen van het aardingsgarnituur de spanning van de opwekeenheid wordt

kortgesloten. Als de spanningsloosheid niet gewaarborgd kan worden, moet gehandeld

worden alsof onder spanning gewerkt wordt.

Na overleg met de Arbeidsinspectie is het duidelijk geworden dat de

verantwoordelijkheidvoor het aantonen van de dringende noodzaak een

verantwoordelijkheid is van de werkgever die personeel in de installaties laat werken. Bij

het vaststellen van de noodzaak om in diverse situaties onder spanning te werken kan

deze werkgever gebruik maken van de voorgaande overwegingen. Voor de diverse

situaties en soorten werkzaamheden moet hij met redenen omkleed de noodzaak om

onder spanning te werken, motiveren. Zo zal het moeilijk verdedigbaar zijn om onder

spanning te werken aan een installatiedeel waar geen verbruiker op aangesloten is. Als

voor een bepaalde situatie de noodzaak voor onder spanning werken is aangetoond, dan

zal onverkort aan de beide andere voorwaarden moeten worden voldaan om de

werkzaamheden te mogen uitvoeren.

Onder spanning werken, mag in de regel na afzonderlijke en onmiddellijk eraan

voorafgaande schriftelijke opdracht van de werkverantwoordelijke. Slechts als voor

bepaalde, veelvuldig voorkomende, werkzaamheden de noodzaak van het onder

spanning werken kan worden aangetoond, mag ook een algemene schriftelijke opdracht

worden gegeven met nader omschreven werkmethoden en de te nemen

veiligheidsmaatregelen.

Het verplaatsen van onder spanning staand materieel voor vaste aanleg mag alleen

indien dit elektrische materieel zodanig is ingericht dat dit verplaatsen zonder gevaar kan

worden verricht. Anders moet het betreffende materieel worden uitgeschakeld. Dit moet

worden beoordeeld door de werkverantwoordelijke.

Er mag niet onder spanning worden gewerkt indien er een verhoogd risico van brand en

explosie is. Er moet worden gezorgd voor een stabiele plaats waar het personeel beide

handen vrij heeft. Het personeel moet geschikte en afdoende persoonlijke

beschermingsmiddelen dragen en mag geen metalen voorwerpen dragen, bijvoorbeeld

persoonlijke sieraden, indien dit een risico kan inhouden.

Tijdens onder spanning werken moeten er maatregelen tegen direct aanrakingsgevaar en

kortsluiting worden getroffen. Er moet rekening worden gehouden met alle verschillende

potentialen (spanningen) in de omgeving van de werkplek. Afhankelijk van de aard van

Page 33: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 33 van 42

de werkzaamheden, moet het personeel dat onder deze omstandigheden werkt, voldoend

onderricht of vakbekwaam zijn en moet het bovendien een speciale opleiding hebben

ontvangen.

Bij het werken onder spanning moeten specifieke procedures worden aangehouden. Er

moeten aanwijzingen worden gegeven voor het in goede staat houden van

gereedschappen, hulpmiddelen en (persoonlijke) beschermingsmiddelen en hoe deze

moeten worden gecontroleerd voordat ermee wordt gewerkt (zie 3.6).

Omgevingsinvloeden kunnen de uitvoering van de werkzaamheden beïnvloeden.

Veiligheidsmaatregelen mogen alleen worden genomen door ten minste vakbekwame

personen.

Opleiding en kwalificatie: er moet een specifiek opleidingsprogramma zijn om de

kundigheid over het onder spanning werken van vakbekwame of voldoend onderrichte

personen te ontwikkelen en op peil te houden. Na succesvolle voltooiing van de opleiding

moet een getuigschrift worden uitgereikt dat bevestigt dat de betrokken medewerker in

staat is tot het onder spanning werken waarvoor hij is opgeleid. Het vaardigheidsniveau

moet worden bevestigd door een machtiging tot onder spanning werken.

Op peil houden van de vaardigheden van het personeel: de vaardigheid tot onder

spanning werken moet op peil worden gehouden, hetzij in de praktijk, hetzij door bij- of

nascholing. De geldigheid van een machtiging tot onder spanning werken moet worden

beoordeeld, steeds wanneer dat noodzakelijk is, in overeenstemming met het

vaardigheidsniveau van de desbetreffende persoon.

5.3.3.1 Werkmethoden

Bij werkzaamheden waarbij het risico aanwezig is dat blanke delen met de hand worden

aangeraakt, moeten isolerende handschoenen worden gedragen. Daar waar nodig

moeten isolerende mouwen worden toegepast. Het gebruik van isolerende handschoenen

sluit het gebruik van geïsoleerd en isolerend handgereedschap niet uit. VIEW

Laagspanning

5.3.3.2 Omgevingsinvloeden

Wanneer de werkzaamheden als gevolg van omgevingsinvloeden moeten worden

onderbroken, moet de werkplek in een veilige toestand worden achtergelaten. Wanneer

dit niet mogelijk is, dient permanent toezicht te worden gehouden.

5.3.4 Procedures bij risicoverhogende omstandigheden

5.3.4.1 Werkzaamheden in nauwe geleidende ruimten

Onder spanning werken is hier niet toegelaten. Dit geldt ook voor ELV-ketens.

Verplaatsbaar elektrisch materieel moet zijn uitgevoerd met een ingebouwde

voedingsbron. Indien dit niet mogelijk is moet het verplaatsbare materieel zijn

opgenomen in een SELV-keten. Indien dit ook niet mogelijk is moet verplaatsbaar

materieel zijn opgenomen in een S-keten. Bij toepassing van S-ketens moet gelijktijdig

aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

• In een keten mag slechts één verplaatsbaar toestel zijn opgenomen;

Page 34: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 34 van 42

• Dit toestel moet van klasse II (dubbel geïsoleerd) zijn. Indien toestellen van klasse II

niet verkrijgbaar zijn mogen toestellen van klasse I (stekker met randaarde) zijn

toegepast, mits de handgrepen en bedieningsorganen van isolatiemateriaal zijn;

• Met een deugdelijke isolerende laag zijn bekleed. In beide gevallen moet de isolatie

ten minste voldoen aan de eisen voor extra isolatie.

Voor SELV- en S-ketens, zie de bepalingen 411.1 en 413.5 van de NEN 1010. Een

beschermingstransformator kan meer dan één secundaire wikkeling hebben. In een

nauwe geleidende ruimte mag slechts één contactdoos per secundaire wikkeling worden

aangesloten.

Verplaatsbare leidingen mogen alleen deel uitmaken van SELV of S-ketens. Deze

bepaling geldt niet voor:

• Meetleidingen van meettoestellen;

• Leidingen van elektrisch materieel dat voldoet aan de eisen zoals gesteld in

bovengenoemd paragraaf Handlampen mogen niet zijn opgenomen in S-ketens.

Handlampen met gasontladingsbuizen moeten zo zijn uitgevoerd dat het voor het

functioneren van de lamp noodzakelijke materieel in de handlamp is opgenomen. Deze

bepaling houdt in dat dit materieel niet in de aansluitleiding of de contactstop mag zijn

opgenomen.

Verplaatsbare voedingsbronnen van SELV-ketens en S-ketens moeten buiten de nauwe

geleidende ruimte zijn geplaatst. Dit geldt niet voor verplaatsbaar elektrisch materieel

dat door de grootte van zijn vermogen geen deel kan uitmaken van een SELV- of S-

keten. In dat geval mag verplaatsbaar elektrisch materieel van klasse I worden gebruikt,

mits dit materieel:

• Geen elektrisch handgereedschap is;

• Deel uitmaakt van een eindgroep, beveiligd door een aardlekschakelaar met een

nominale aanspreekstroom van ten hoogste 30 mA, van een TN- of een TT-stelsel;

VIEW Laagspanning (VIEW-LS) januari 2007 blad 27 van 33

• De aardlekschakelaar dagelijks voor de aanvang van de werkzaamheden met de

testknop wordt beproefd;

• Het materieel uitsluitend in spanningsloze toestand wordt verplaatst. Dit geldt niet

voor elektrische lastoestellen mits:

• De lastransformatoren buiten de nauwe geleidende ruimte zijn geplaatst;

• De nullastspanning van de lasketen niet hoger is dan de spanning in SELVketens.

Indien functionele aarding noodzakelijk is, moet deze zijn verbonden met alle metalen

gestellen en vreemde geleidende delen binnen de nauwe geleidende ruimte.

Functionele aarding kan nodig zijn, bijvoorbeeld bij toepassing van meettoestellen.

5.3.4.2 Werkzaamheden bij risicoverhogende omstandigheden.

Bij werkzaamheden met risicoverhogende omstandigheden moeten extra

veiligheidsmaatregelen worden genomen afhankelijk van de mate van risico, de aard van

de werkzaamheden, het gebruik en de toestand van de installatie en de heersende

omstandigheden. Betreft het regelmatig terugkerende werkzaamheden dan moeten deze

extra veiligheidsmaatregelen schriftelijk worden vastgelegd.

Werkzaamheden in accuruimten, accukasten en acculaadstations mogen niet worden

uitgevoerd indien een ontplofbaar mengsel kan ontstaan. In accuruimten, accukasten en

acculaadstations kan een ontplofbaar mengsel ontstaan tijdens en binnen twee uren na

Page 35: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 35 van 42

het laden van bepaalde typen accumulatoren. Het ontstaan van een ontplofbaar mengsel

kan worden voorkomen door voldoende ventilatie.

Page 36: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 36 van 42

6 Slotbepalingen

Mocht betreffende de uitleg van deze veiligheidsinstructie twijfel bestaan, dan moet u

zich voor nadere informatie wenden tot de werkverantwoordelijke.

De directie kan, binnen het kader van de wettelijke voorschriften, afwijkingen van deze

Veiligheidsinstructie vaststellen. Deze afwijkingen moeten schriftelijk aan

belanghebbende(n) worden bekendgemaakt.

Deze veiligheidsinstructie kan worden aangehaald onder de titel “Veiligheidsinstructie

Laagspanning (VIEW-LS)”. VIEW Laagspanning

Page 37: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 37 van 42

Bijlage 1

Globale procedure voor het aanwijzen van personen

Voordat een persoon kan worden aangewezen als installatieverantwoordelijke,

werkverantwoordelijke, ploegleider of vakbekwaam persoon is het noodzakelijk dat de

volgende criteria worden getoetst:

• Bezit de aan te wijzen persoon voldoende kennis van elektriciteit?

• Heeft de aan te wijzen persoon voldoende ervaring met elektrotechnische

werkzaamheden?

• Heeft de aan te wijzen persoon voldoende inzicht in de installatie, waarvoor hij als

installatieverantwoordelijke zal worden aangewezen? Heeft de als

werkverantwoordelijke, als ploegleider of als vakbekwaam persoon aan te wijzen

persoon voldoende inzicht in de installatie waaraan gewerkt moet worden en

praktische ervaring met die werkzaamheden?

• Heeft de aan te wijzen persoon voldoende inzicht in mogelijke gevaren die op kunnen

treden tijdens werkzaamheden en de in acht te nemen voorzorgsmaatregelen?

• Heeft de aan te wijzen persoon voldoende vaardigheid om te allen tijde te

onderkennen of het veilig is om de werkzaamheden voort te zetten?

• Bezit de als werkverantwoordelijke of ploegleider aan te wijzen persoon voldoende

leidinggevende capaciteiten?

Voordat een persoon kan worden aangewezen als voldoend onderricht persoon is het

noodzakelijk dat de volgende criteria worden getoetst:

• Welke in het bijzonder genoemde werkzaamheden mag de aan te wijzen persoon

uitvoeren?

• In welke installaties of delen van installaties mag de aan te wijzen persoon

werkzaamheden uitvoeren?

• In welke ruimten mag de aan te wijzen persoon werkzaamheden verrichten?

Nadat alle criteria zijn getoetst kan de persoon worden aangewezen. De aanwijzing moet

schriftelijk geschieden door of namens de directie.

De persoon die aanwijst moet ervan overtuigd zijn dat de persoon die wordt aangewezen

aan de voorwaarden voldoet. Ook de persoon die wordt aangewezen moet overtuigd zijn

dat hij aan de voorwaarden voldoet en dat hij de noodzakelijke bevoegdheden en

middelen ter beschikking heeft gekregen. Het aanwijzingsdocument moet ten minste de

volgende punten bevatten:

• de naam en de geboortedatum van de persoon;

• de ingangsdatum en eventueel de einddatum van de aanwijzing;

• als wat de persoon wordt aangewezen;

• voor welke installatie(s) of delen van installatie(s) de persoon wordt aangewezen;

• welke werkzaamheden de persoon mag uitvoeren;

• in welke ruimte(n) de persoon de werkzaamheden mag uitvoeren;

• de plaats en datum van de aanwijzing;

• de naam en de functie van de persoon die aanwijst;

• de handtekening van de persoon die aanwijst en de handtekening van de persoon die

wordt aangewezen.

Page 38: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 38 van 42

Bijlage 2

Arbeidsomstandighedenwet 1998

Onderstaande informatie is alleen bedoeld om enigszins een inzicht te geven op welke

wijze taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden kunnen worden gedelegeerd en

welke vormen van aansprakelijkheid van toepassing zijn.

Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden

De werkgever is primair verantwoordelijk voor de arbeidsomstandigheden in zijn bedrijf.

Als het een klein bedrijf betreft, kan de directeur in veel gevallen die

verantwoordelijkheid zelf dragen en kan hij aan de uit de wet voortvloeiende

werkgeversverplichtingen zelf inhoud geven.

Met het groeien van het bedrijf wordt dit al snel moeilijker. De directie is niet langer in

staat alles zelf te regelen; zij zal hierbij anderen moeten inschakelen. Dit gebeurt door

taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden over te dragen aan bepaalde

werknemers in de organisatie. Er kan worden gesteld dat in grotere bedrijven het

overdragen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden een absoluut vereiste is

om de zorg voor arbeidsomstandigheden goed inhoud te kunnen geven. Het verdelen van

taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden kan pas gebeuren wanneer duidelijk is

op welke wijze de zorg voor de omstandigheden in het bedrijf zal worden georganiseerd.

Bij het toewijzen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden moet een aantal

essentiële zaken in acht worden genomen.

De toewijzing dient schriftelijk te gebeuren. Bij schriftelijke toewijzing van taken,

verantwoordelijkheden en bevoegdheden kan geen verschil van mening ontstaan over

wat wel of niet is toegewezen. De schriftelijke toewijzing kan geschieden door middel van

een afzonderlijk document of door het duidelijk opnemen van de taken,

verantwoordelijkheden en bevoegdheden in een functiebeschrijving. Voor een bepaalde

taak kan nooit meer dan één persoon verantwoordelijk zijn.

Naast taken en verantwoordelijkheden dienen ook bevoegdheden en middelen te worden

overgedragen. Het is onmogelijk om iemand ergens voor verantwoordelijk te stellen

zonder hem of haar daar ook de nodige bevoegdheden bij te verlenen. Ook is het

belangrijk de middelen toe te wijzen die nodig zijn om de opgedragen taken goed uit te

voeren. Uit het voorgaande blijkt dat bij het toewijzen van middelen niet alleen gedacht

moet worden aan financiële middelen, maar ook een personele middelen. Tijd om een

opgedragen taak uit te kunnen voeren, is daarvan een belangrijk onderdeel. In de

praktijk blijkt nogal eens dat mensen taken op het gebied van arbeidsomstandigheden

opgedragen krijgen, zonder dat nagedacht is over de tijd die dat zal kosten. Op die

manier worden taken niet of slechts gedeeltelijk uitgevoerd en ontstaat daarmee

uiteindelijk een bedreiging voor de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de

werknemers.

Indien noodzakelijk, dienen de mensen te worden geschoold om de opgedragen taken

naar behoren uit te kunnen voeren. Men zal bijvoorbeeld de vaardigheden aan moeten

kunnen leren om goed werkoverleg te kunnen voeren.

Beoordeel de mensen op de wijze waarop zij de hun opgedragen taken uitvoeren. Het

moet de mensen duidelijk zijn, dat ze door de bedrijfsleiding worden aangesproken op de

Page 39: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 39 van 42

manier waarop ze de opgedragen taken uitvoeren. Dit kan bij voorbeeld worden bereikt

door het voeren van functioneringsgesprekken.

Checklist taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden

Is de structuur ten aanzien van de zorg voor de arbeidsomstandigheden duidelijk?

Zijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden schriftelijk vastgelegd?

Zijn naast taken en verantwoordelijkheden bevoegdheden toebedeeld?

Heeft men voldoende middelen (geld, personeel en tijd) om de opgedragen taken

daadwerkelijk uit te kunnen voeren?

Is niet meer dan één persoon met een taak belast?

Beschikt degene aan wie de taken zijn opgedragen over de noodzakelijke kennis en

vaardigheden om die taken te kunnen uitvoeren?

Kan degene aan wie kennis en vaardigheid ontbreken, daarin worden bijgeschoold?

Wordt men beoordeeld op de wijze waarop men de opgedragen taken uitvoert?

Aansprakelijkheid en handhaving

De Arbo-wet is gericht op de bescherming van de veiligheid, de gezondheid en het

welzijn van de werknemers die in een bedrijf werkzaam zijn. De wet is er dus mede op

gericht om ongevallen en schade te voorkomen. Wanneer zich toch een ongeval voordoet

of wanneer een persoon tengevolge van het werk dat hij of zij verricht toch schade

oploopt, dan zal moeten worden nagegaan of en zo ja, wie daarvoor aansprakelijk is. Bij

aansprakelijkheid moet een onderscheid worden gemaakt tussen strafrechtelijke

aansprakelijkheid en civielrechtelijke aansprakelijkheid. Tevens vindt handhaving van de

Arbo-wet plaats door het opleggen van bestuurlijke boetes door de Arbeidsinspectie.

Bij strafrechtelijke aansprakelijkheid gaat het erom na te gaan of het ongeval, dan wel de

opgetreden schade zodanig verwijtbaar is, dat de rechter corrigerend moet optreden en

iemand hiervoor een straf moet opleggen. Dit alles met de uiteindelijke doelstelling

dergelijk gedrag voor de toekomst te vermijden.

Bij de civielrechtelijke aansprakelijkheid gaat het veel meer om de vraag wie

aansprakelijk is voor de ontstane schade. Achtereenvolgens zullen beide vormen van

aansprakelijkheid kort worden behandeld. Tevens zal nader worden ingegaan op de

bestuurlijke handhaving door het opleggen van boetes.

Strafrechtelijke aansprakelijkheid

Een overtreding van een bij of krachtens de Arbo-wet gegeven voorschrift wordt in

artikel 32 en 45 van die wet strafbaar gesteld op basis van de Wet op de economische

delicten (WED). Overtreding van wettelijke regels, mogelijk leidend tot ongevallen met

dodelijke afloop of ernstig letsel, dan wel leidend tot blijvende gezondheidsschade, is een

dermate ernstige inbreuk op het rechtsgevoel, dat afdoening met een bestuurlijke boete

niet past. Stafrechtelijke afdoening is daarom voorzien bij:

Page 40: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 40 van 42

• Zeer ernstige risico’s (delicten waarbij sprake is van ernstig gevaar voor de veiligheid

en gezondheid);

• Delicten die letsel aan personen tot gevolg hebben gehad;

• Bepaalde gevallen van recidive van regels waaraan in eerste aanleg een

bestuursrechtelijkesanctie is verbonden.

De ambtenaren van de Arbeidsinspectie zijn bijzondere opsporingsambtenaren. Zij zijn

belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Arbo-wet.

Wanneer zij een overtreding constateren, kunnen zij een proces-verbaal opmaken. Een

dergelijk proces-verbaal wordt gezonden aan de Officier van Justitie. Deze zal over het

algemeen de overtreder een schikkingsvoorstel doen. Dit houdt in dat de overtreder door

het betalen van een bepaald bedrag verdere strafvervolging kan voorkomen. Wanneer de

overtreder niet wenst te schikken, of wanneer de Officier van Justitie van mening is dat

de overtreding te ernstig is voor een schikking, dan zal hij de zaak bij de rechter

aanhangig maken. Het is dan aan de rechter om na te gaan of de overtreding

daadwerkelijk is gepleegd en zo ja, welke strafmaat daarbij hoort.

Wanneer een overtreding van de Arbo-wet heeft plaatsgevonden, kan strafvervolging

worden ingesteld tegen:

• Een rechtspersoon (bijvoorbeeld de Staat der Nederlanden, de B.V. of N.V., de

vereniging e.d.);

• Een natuurlijke persoon (bijvoorbeeld degene die opdracht heeft gegeven tot het

plegen vaneen strafbaar feit, degene die feitelijk leiding heeft gegeven aan een

verboden handeling, de werknemer die een wettelijke bepaling overtreedt).

In verreweg de meeste gevallen wordt in het kader van een overtreding van de Arbo-wet

strafvervolging ingesteld tegen de rechtspersoon. Meestal is de rechtspersoon als

organisatie nalatig geweest bepaalde voorzieningen te treffen. De organisatie heeft

bijvoorbeeld verzuimd goede voorlichting te geven, met als gevolg dat een ongeval heeft

plaatsgevonden. In een dergelijk geval is de organisatie aansprakelijk, omdat zij geen

voorzieningen heeft getroffen om een en ander te regelen.

Maar ook kunnen natuurlijke personen, zoals leidinggevenden en werknemers

aansprakelijk worden gesteld. Hiervan zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer een

werkverantwoordelijke, zonder daartoe opdracht te hebben gekregen, elektrotechnische

werkzaamheden onder spanning laat uitvoeren, die volgens de VIEW-LS niet toegestaan

zijn. Een ander voorbeeld betreft de bevoegde persoon die regelmatig geen gebruik

maakt van de hem ter beschikking gestelde beschermingsmiddelen.

Bestuursrechtelijke handhaving

De bestuursrechtelijke sanctionering kan worden toegepast op alle overige risico’s die

niet voor strafrechtelijke afdoening in aanmerking komen. In artikel 33 van de Arbo-wet

wordt aangegeven welke feiten als beboetbare feiten worden aangemerkt. Afhankelijk

van de ernst van die feiten kan een boete van de eerste categorie (ten hoogste €

4.500,00) of de tweede categorie (ten hoogste € 12.500,-) worden opgelegd. De eerste

categorie zijn de beboetbare feiten die een gering risico kunnen veroorzaken. Hierbij kan

gedacht worden aan het nalaten van de werkgever om doeltreffende maatregelen te

treffen ten aanzien van klimaat waardoor voor de werknemers hinder kan optreden. De

tweede categorie betreft de ernstiger beboetbare feiten, zoals het handelen in strijd met

de geluidsvoorschriften, die op termijn tot gezondheidsschade bij de werknemers kan

leiden. Het maximum van € 12.500,- sluit aan bij de maximale boete die in gevolge de

Wet op de economische delicten (WED) door de rechter kan worden opgelegd.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de rechter op grond van de WED ook andere

Page 41: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 41 van 42

straffen kan opleggen. Een boete kan worden opgelegd aan een natuurlijke persoon of

een rechtspersoon. Geen boete kan worden opgelegd terzake van strafbare feiten.

Voor wat betreft het opleggen van een boete wordt binnen de Arbeidsinspectie

onderscheid gemaakt tussen degene die de overtreding constateert (de inspecteur) en de

boeteoplegger. Zorgvuldigheid vereist dat boeteoplegging plaatsvindt door een

ambtenaar van het bestuursorgaan dat niet met de uitvoering is belast. Wanneer de

inspecteur voornemens is een boeterapport te maken, zal hij de overtreder horen,

waarbij hij aangeeft dat de overtreder niet tot antwoorden is verplicht. Een door de

inspecteur opgemaakt boeterapport zal op centraal niveau in de Arbeidsinspectie worden

afgedaan. Zonodig kan de boeteoplegger de overtreder nogmaals horen.

Civielrechtelijke aansprakelijkheid

Bij civielrechtelijke aansprakelijkheid gaat het om de vraag of en zo ja, wie de schade

moet vergoeden die iemand ten gevolge van de arbeid heeft opgelopen. Hoewel

dergelijke procedures in de praktijk meestal door werknemers worden gevoerd, nadat ze

ten gevolge van de arbeid schade hebben opgelopen, kan ook de werkgever

schadevergoeding eisen in die gevallen, waarin de werknemer niet aan zijn

verplichtingen heeft voldaan.

Wanneer een werknemer ten gevolge van de arbeid die hij heeft verricht, schade heeft

opgelopen, staan hem in principe twee wegen open om schadevergoeding te krijgen,

namelijk:

• Een procedure op grond van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (BW);

• Een procedure op grond van artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad).

De procedure op grond van artikel 7:658 BW wordt in de praktijk het meest gebruikt,

omdat deze procedure een aantal voordelen heeft ten opzichte van een procedure op

grond van artikel 6:162 BW. Op de voor- en nadelen van beide procedures zal hier niet

verder worden ingegaan. In dit bestek wordt alleen ingegaan op het artikel 7:658-

procedure.

Voordat in hoofdlijnen op deze procedure wordt ingegaan, is het van belang op te

merken dat het verstandig is zich in een dergelijke schadevergoedingsprocedure te

voorzien van rechtelijke bijstand (via de vakbond of een eigen advocaat). De procedure

en de materie zijn te ingewikkeld om daar zelf mee aan de gang te gaan.

In artikel 7:658 BW wordt een algemene zorgverplichting voor de werkgever

geformuleerd. Als de werkgever de verplichting niet of niet volledig nakomt en de

werknemer tengevolge daarvan schade oploopt, heeft de werknemer in principe recht op

vergoeding van deze schade door de werkgever.

Letterlijke tekst van artikel 7:658

1. De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of

waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden

evenals voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelingen te treffen en

aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen de werknemer

in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.

2. De werkgever is tegenover de werknemer aansprakelijk voor de schade die de

werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de

in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het

gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

Page 42: Handleiding NEN3140 · VIL VCU VOP NEN 3140 VP NEN 3140 HACCP ATEX AED Veilig werken met de Heftruck Kijk voor meer informatie op 1.4 Contact Voor aanvullende informatie en/of vragen

Versie 2010

Handboek VIEW LS

© PlusPort B.V. 2010

Pagina 42 van 42

3. Van de leden 1 en 2 en van hetgeen titel 3 van Boek 6, bepaalt over de

aansprakelijkheid van de werkgever kan niet ten nadele van de werknemer worden

afgeweken.

4. Hij, die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een

persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is overeenkomstig de leden 1 t/m

3 aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn

werkzaamheden lijdt. De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van vorderingen op

grond van de eerste zin van dit lid.”

In dit artikel wordt gesproken van een zorg die “redelijkerwijs nodig is om te voorkomen

dat de werknemer schade lijdt in de uitvoering van zijn werkzaamheden.” Dit betekent

niet, dat van de werkgever de aller-uiterste denkbare voorzorg wordt geëist. Hij moet

echter wel die maatregelen nemen, die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevraagd

en die bij normaal gebruik de werknemer in voldoende mate beschermen. Of hij hieraan

voldoet, is telkens afhankelijk van de concrete situatie. Wat in het ene bedrijf voldoende

is, hoeft dat in het andere bedrijf niet te zijn. Een vraag, die hierbij opkomt, is of de

normen die de Arbo-wet stelt, een duidelijke indicatie opleveren ten aanzien van het al

dan niet tekort schieten van de werkgever. Volgens de Hoge Raad is dat niet het geval.

Het overtreden van de bepalingen van de Arbo-wet betekent niet automatisch dat men

dan ook civielrechtelijk aansprakelijk is. Ook het omgekeerde geldt: het voldoen aan de

Arbo-wet betekent niet per definitie dat men civielrechtelijk niet aansprakelijk is. De

werkgever is niet aansprakelijk voor de door de werknemer opgelopen schade, wanneer

deze schade te wijten is aan opzet of bewuste roekeloosheid aan de kant van de

werknemer. Van opzet of bewuste roekeloosheid van de kant van de werknemer zal in

het algemeen niet snel sprake zijn, omdat slechts van een dergelijk handelen gesproken

kan worden als de werknemer zich tijdens het verrichten van de onmiddellijk aan het

ongeval voorafgaande gedraging van het roekeloze karakter van die gedraging bewust is

geweest. Herhaalde krachtige waarschuwingen zijn daartoe niet voldoende. Wanneer

slechts sprake is van enige schuld bij de werknemer, moet de werkgever de volledige

schade vergoeden.