Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

42
- 1 - Vakgroep Sociologie Onderzoeksgroep TOR Vrije Universiteit Brussel Pleinlaan 5, 1050 Brussel Vakgroep Sociale Agogiek Universiteit Gent H. Dunantlaan, 2, 9000 Gent Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor antisociaal gedrag en onveiligheidsgevoelens op school - BIJLAGEN – Onderzoekers: Tine Lievrouw Femke Wybouw Sammy Kolijn Promotoren: Mark Elchardus Jessy Siongers Promotor-coördinator: Nicole Vettenburg OBPWO-project 09.02 In opdracht van Vlaams Ministerie van Onderwijs & Vorming Onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek - December 2011 -

Transcript of Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

Page 1: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 1 -

Vakgroep Sociologie

Onderzoeksgroep TOR

Vrije Universiteit Brussel

Pleinlaan 5, 1050 Brussel

Vakgroep Sociale Agogiek

Universiteit Gent

H. Dunantlaan, 2, 9000 Gent

Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor

antisociaal gedrag en onveiligheidsgevoelens op school

- BIJLAGEN –

Onderzoekers: Tine Lievrouw

Femke Wybouw

Sammy Kolijn

Promotoren: Mark Elchardus

Jessy Siongers

Promotor-coördinator: Nicole Vettenburg

OBPWO-project 09.02

In opdracht van

Vlaams Ministerie van Onderwijs & Vorming

Onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek

- December 2011 -

Page 2: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 2 -

BIJLAGEN

1. Bijlage bij hoofdstuk 4

2. Vragenlijsten van de websurvey

1. Vragenlijst leerkrachten

2. Vragenlijst ondersteunend personeel

3. Vragenlijst directies

Page 3: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 3 -

BIJLAGE 1

HOOFDSTUK 4

Antisociaal gedrag en onveiligheidsgevoelens in Vlaanderen. Een beschrijving op basis van secundaire

analyses

Tine Lievrouw, Femke Wybouw, Mark Elchardus, Jessy Siongers en Nicole Vettenburg

Inleiding

1. Daderschap van antisociaal gedrag

1.1. Incidentie van daderschap van antisociaal gedrag

1.1.1. Daderschap in ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’

1.1.2. Daderschap in ‘Leerlingenparticipatie’

1.1.3. Daderschap in ‘Maatschappelijke Participatie Jongeren’

1.1.4. Daderschap in ‘The International Self-Report Delinquency Study’

1.1.5. Daderschap in ‘JOP-monitor 1’

1.1.6. Daderschap in ‘JOP-monitor 2’

1.1.7. Daderschap in ‘International Civic and Citizenship Education Study’

1.1.8. Daderschap in ‘JOP-monitor Brussel’

1.2. Meetinstrumenten van daderschap van antisociaal gedrag

1.2.1. Meetinstrumenten in ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’

1.2.2. Meetinstrumenten in ‘Leerlingenparticipatie’

1.2.3. Meetinstrumenten in ‘Maatschappelijke Participatie Jongeren’

1.2.4. Meetinstrumenten in ‘The International Self-Report Delinquency Study’

1.2.5. Meetinstrumenten in de ‘JOP-monitor 1’

1.2.6. Meetinstrumenten in de ‘JOP-monitor 2’

1.2.7. Meetinstrumenten in ‘The International Civic and Citizenship Education Study’

1.2.8. Meetinstrumenten in ‘JOP-monitor Brussel’

2. Slachtofferschap van antisociaal gedrag

2.1. Incidentie van slachtofferschap van antisociaal gedrag

2.1.1. Slachtofferschap in ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’

2.1.2. Slachtofferschap in ‘Leerlingenparticipatie’

2.1.3. Slachtofferschap in ‘Maatschappelijke Participatie Jongeren’

2.1.4. Slachtofferschap in ‘The International Self-Report Delinquency Study’

2.1.5. Slachtofferschap in de ‘JOP-monitor 1’

2.1.6. Slachtofferschap in ‘Vakoverschrijdende Eindtermen’

2.1.7. Slachtofferschap in de ‘JOP-monitor 2’

2.1.8. Slachtofferschap in ‘The International Civic and Citizenship Education Study’

2.1.9. Slachtofferschap in ‘JOP-monitor Brussel’

2.2. Meetinstrumenten van slachtofferschap van antisociaal gedrag

2.2.1. Meetinstrumenten in ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’

2.2.2. Meetinstrumenten in ‘Leerlingenparticipatie’

2.2.3. Meetinstrumenten in ‘Maatschappelijke Participatie Jongeren’

2.2.4. Meetinstrumenten in ‘The International Self-Report Delinquency Study’

2.2.5. Meetinstrumenten in de ‘JOP-monitor 1’

2.2.6. Meetinstrumenten in ‘Vakoverschrijdende eindtermen’

2.2.7. Meetinstrumenten in de ‘JOP-monitor 2’

2.2.8. Meetinstrumenten in ‘The International Civic and Citizenship Education Study’

2.2.9. Meetinstrumenten in ‘JOP-monitor Brussel’

Page 4: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 4 -

3. Onveiligheidsgevoelens bij leerlingen

3.1. Incidentie van onveiligheidsgevoelens bij leerlingen

3.1.1. Onveiligheidsgevoelens in ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’

3.1.2. Onveiligheidsgevoelens in ‘Maatschappelijke Participatie Jongeren’, ‘JOP-monitor 1 en 2’ en ‘JOP-

monitor Brussel’

3.1.3. Onveiligheidsgevoelens in ‘The International Civic and Citizenship Education Study’

3.2. Meetinstrumenten van onveiligheidsgevoelens bij leerlingen

3.2.1. Meetinstrumenten in ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’

3.2.2. Meetinstrumenten in ‘Maatschappelijke Participatie Jongeren’

3.2.3. Meetinstrumenten in ‘JOP-monitor 1’

3.2.4. Meetinstrumenten in ‘JOP-monitor 2’

3.4.5. Meetinstrumenten in ‘The International Civic and Citizenship Education Study’

3.4.6. Meetinstrumenten in ‘JOP-monitor Brussel’

4. Onveiligheidsgevoelens bij leerkrachten

4.1. Incidentie van onveiligheidsgevoelens bij leerkrachten

4.2. Meetinstrumenten van onveiligheidsgevoelens bij leerkrachten

5. De perceptie van antisociaal gedrag door leerlingen

5.1. De incidentie van de perceptie van antisociaal gedrag door leerlingen

5.1.1. De perceptie van antisociaal gedrag door leerlingen in ‘Leerlingenparticipatie’

5.1.2. De perceptie van antisociaal gedrag door leerlingen in ‘The International Self-Report Delinquency

Study’

5.2. Meetinstrumenten voor de perceptie van antisociaal gedrag door leerlingen

5.2.1. Meetinstrumenten in ‘Leerlingenparticipatie’

5.2.2. Meetinstrumenten in ‘The International Self-Report Delinquency Study’

6. De perceptie van antisociaal gedrag bij leerlingen door leerkrachten

6.1. De incidentie van de perceptie van antisociaal gedrag bij leerlingen door leerkrachten

6.2. Meetinstrumenten voor de perceptie van antisociaal gedrag van leerlingen door leerkrachten

6.2.1. Meetinstrumenten in ‘Leerlingenparticipatie’

6.2.2. Meetinstrumenten in ‘The International Civic and Citizenship Education Study’

7. De perceptie van antisociaal gedrag bij leerlingen door de directie

7.1. De incidentie van de perceptie van antisociaal gedrag bij leerlingen door de directie

7.2. Meetinstrumenten van de perceptie van antisociaal gedrag bij leerlingen door directieleden

Page 5: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 5 -

Inleiding

In deze bijlage worden de analyses die kort beschreven zijn in hoofdstuk 4 uitvoerig beschreven. Zowel het daderschap,

slachtofferschap en perceptie van antisociaal gedrag komen aan bod, alsook de onveiligheidsgevoelens van leerlingen en

leerkrachten. Telkens wordt een gedetailleerde beschrijving van de omvang van het fenomeen gemaakt, waarna we op

zoek gaan naar betrouwbare meetinstrumenten of scholen.

De zoektocht naar betrouwbare schalen gebeurt aan de hand van een factoranalyse en een betrouwbaarheidsanalyse. We

geven telkens de factorladingen, de eigenwaarde, het percentage van de verklaarde variantie en de Cronbach alpha1 weer.

De Cronbach alpha geeft aan of de interne consistentie of de homogeniteit van de items hoog genoeg is om de items op te

kunnen tellen tot een somschaal (0-100). Een schaal is betrouwbaar wanneer de Cronbach alpha minimum .70 bedraagt. Na

de constructie van de somschalen, gaan we ook bij de schoolenquêtes de invloed van het schooleffect of de schoolvariantie

na op deze meetinstrumenten. Men kan immers veronderstellen dat leerlingen die samen op een welbepaalde school

zitten, elkaar beïnvloeden. Bovendien werden de steekproeven bij de schoolenquêtes niet los van elkaar getrokken en

daarom zijn ze ook niet statistisch onafhankelijk van elkaar. Om dit te counteren, bespreken we bij de intern consistente

meetinstrumenten ook telkens de ‘Intraclass Correlation Coëfficiënt’ of de ICC (Rho). De ICC gaat na hoeveel proportie van

de totale variantie in het resultaat beïnvloed wordt door de school of door het ‘samenzitten’ van leerlingen op één school.

Is de ICC of het schooleffect tussen 20 en 25%, dan wil dit zeggen dat de respons sterk geclusterd is binnen een school. Is de

ICC laag (<5%), dan wil dit zeggen dat de schoolcontext zo goed als geen invloed uitoefent op het al dan niet prevaleren. Bij

de intern consistente somschalen wordt ook telkens de schaalbeschrijving weergegeven en waar mogelijk berekenen we de

correlaties tussen de schalen aan de hand van de ‘Pearson Correlatie Coëfficiënt’ (r).2 Zo willen we te weten komen of het

daderschap en slachtofferschap van antisociaal gedrag op individueel niveau samenhangt en in welke mate antisociaal

gedrag correleert met onveiligheidsgevoelens.

1. Daderschap van antisociaal gedrag

1.1. Incidentie van daderschap van antisociaal gedrag

1.1.1. Daderschap in ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’

De schoolenquête ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’ (afgenomen in 1999) bevraagde acht delicten, nl.

vandalisme, druggebruik, dealen, wapenbezit, diefstal, fysiek geweld, zwartrijden en weglopen. De antwoordcategorieën

waren ‘nee’ en ‘ja’. Naast de prevalentie werd ook de incidentie van deze acht delicten bevraagd aan diegenen die eerder

toegaven een welbepaald feit gepleegd te hebben. De antwoordopties hierbij waren: ‘één keer’, ‘af en toe’ en ‘regelmatig’.

Ook werden zes stellingen voorgelegd over antisociaal gedrag op school, die de leerlingen aan de hand van een

vijfpuntenschaal (helemaal niet akkoord tot helemaal akkoord) dienden te beantwoorden.

Tabel 1. Antwoordpercentages voor het daderschap van leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Prevalentie Incidentie bij daders

Heb je het afgelopen jaar

wel eens… Nee Ja N 1 keer Af en toe Regelmatig

N

Zwartrijden 69.6 30.4 853 51.0 34.7 14.3 259

Vandalisme 73.7 26.3 853 57.5 35.7 6.8 221

Diefstal 73.9 26.1 855 46.8 42.3 10.8 222

Druggebruik 78.2 21.8 856 26.7 42.8 30.6 180

Fysiek geweld met

verwondingen tot gevolg 84.2 15.8 855 63.7 28.9 7.4 135

Wapenbezit 86.3 13.7 855 29.6 40.0 30.4 115

Weglopen 91.9 8.1 854 75.0 16.2 8.8 68

Dealen 92.4 7.6 854 34.4 45.9 19.7 61

BRON: JVGG (1999)

1 We geven ook telkens de Cronbach alpha if item deleted mee. Dit cijfer representeert de algemene Cronbach alpha mocht dit item

weggelaten worden. Indien het getal uit deze kolom veel hoger zou liggen dan de algemene alpha, verbetert de betrouwbaarheid van de

schaal indien deze vraag weggelaten wordt. 2 *p≤.05; **p≤.01; *** p≤.001

Page 6: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 6 -

In tabel 1 lezen we dat zwartrijden en vandalisme meer gebeuren in vergelijking met weglopen en dealen. Ruim 30% van de

leerlingen heeft reeds zwart gereden tegenover bijna 8% van de leerlingen die het afgelopen jaar gedeald heeft. Wanneer

we naar de incidentie van daderschap bij de plegers kijken, dan zien we dat de meeste jongeren vaker slechts eenmalig

weglopen (75%), dan dat ze eenmalig drugs gebruiken (bijna 27%). Bij de herhaaldelijke plegers valt vooral druggebruik

(bijna 31% van de plegers gebruikt regelmatig drugs) en wapenbezit (iets meer dan 30%) op. Vandalisme komt maar bij

bijna 7% van de daders regelmatig voor en fysiek geweld bij ruim 7%.

Tabel 2. Antwoordpercentages voor het daderschap van leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Duid aan in hoeverre je het eens bent… Niet akkoord Tussenbeide Akkoord N

Ik ben op school soms brutaal tegen leerkrachten 62.9 18.9 18.2 856

Ik stoor soms met opzet de leerkrachten tijdens het lesgeven 63.1 18.8 18.1 861

Ik hinder wel eens met opzet andere leerlingen tijdens de les 63.8 19.2 17.0 858

Ik pest soms andere leerlingen op school 69.6 18 12.4 859

Ik ben in de loop van dit of vorig schooljaar al eens zomaar uit de

school weggebleven (spijbelen/brossen) 78.3 5.1 16.6 861

Ik heb in de loop van dit of vorig schooljaar wel eens dingen op

school met opzet vernield of beschadigd 83.4 7.7 9.0 859

BRON: JVGG (1999)

In tabel 2 merken we op dat de leerlingen minst akkoord gaan met de stelling ‘vandalisme op school’ (9%) en meest

akkoord met de stelling ‘brutaal zijn tegen leerkrachten’ (iets meer dan 18%) en ‘leerkrachten storen’ (18%). De meningen

over vandalisme en spijbelen zijn ook het meest uitgesproken, aangezien slechts 5% van de leerlingen ‘tussenbeide’

antwoordde op de stelling i.v.m. spijbelen en bijna 8% van de leerlingen op de stelling i.v.m. vandalisme. De meningen zijn

het minst uitgesproken bij de stelling “Ik hinder wel eens met opzet andere leerlingen tijdens de les”. Daar antwoordde

ruim 19% van de jongeren neutraal (antwoordoptie ‘tussenbeide’).

1.1.2. Daderschap in ‘Leerlingenparticipatie’

In de ‘Leerlingenparticipatie’ schoolenquête (afgenomen in 2002) werd aan de leerlingen een reeks antisociale gedragingen

voorgelegd, waarbij ze moesten aangeven of ze dat gedrag het voorbije schooljaar al eens hadden gepleegd. In de

onderstaande frequentietabel hebben we de percentages van ‘heel vaak’ en ‘vaak’ samengenomen, zo ook de frequenties

van de antwoordopties ‘bijna nooit’ en ‘soms’.

TABEL 3. Antwoordpercentages voor het daderschap van leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Heb je het afgelopen schooljaar al eens… Nooit Soms Vaak N

Leerkrachten storen tijdens het lesgeven 11.4 58.0 30.6 1131

Iemand plagen 18.4 61.3 20.4 1122

Spieken of afkijken bij een toets 18.9 54.9 26.2 1131

Anderen uitmaken of uitschelden 31.9 57.4 10.7 1132

Anderen belachelijk maken 32.6 56.5 10.9 1132

Iemand negeren 33.9 54.5 11.5 1129

Roddels verspreiden of over iemand roddelen 39.3 54.3 6.5 1215

Iets afpakken of verstoppen van iemand 45.2 45.7 9.1 1129

Leerlingen met opzet storen tijdens de les 45.3 46.0 8.6 1131

Iemand uitsluiten 48.2 47.0 4.9 1130

Leerkrachten uitmaken of uitdagen 58.2 35.2 3.7 1128

Handtekening van je ouders of punten vervalsen 63.8 26.9 9.4 1133

Spijbelen of brossen 66.8 27.8 5.4 1132

Vechten met iemand op school 67.3 29.5 3.2 1133

Iemand verklikken 72.0 25.7 2.3 1129

Anderen tegen elkaar opzetten 73.1 23.4 3.4 1130

Met opzet schoolmateriaal vernielen 75.2 22.1 2.7 1131

Iemand bedreigen 80.5 16.7 2.7 1129

Met opzet iets vernielen aan de schoolgebouwen 82.1 15.1 2.8 1133

Iets stelen van iemand 84.0 14.1 1.9 1134

Spullen van iemand op school vernielen 85.5 13.5 1.0 1132

Samen met anderen iemand in elkaar geslagen 89.0 9.9 1.0 1132

BRON: LLP (2002)

Page 7: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 7 -

In deze frequentietabel zien we dat de zwaardere en meer delinquente vormen van antisociaal gedrag het minst vaak

voorvallen. Delicten zoals vandalisme, geweld en diefstal vinden we onderaan de tabel op basis van de incidentie. De meer

interpersoonlijke en minder ernstige vormen van antisociaal gedrag vinden we bovenaan de tabel en worden dus veel vaker

gepleegd. Voor gedrag zoals bijvoorbeeld anderen storen, plagen, belachelijk maken en spieken zien we dat de

meerderheid van de jongeren dit gedrag tijdens het voorbije jaar gesteld heeft. In de tabel vinden we ook drie items terug

die betrekking hebben op vandalisme. Een vergelijking maakt duidelijk dat er meer wordt vernield aan het schoolmateriaal

(bijna 25%) en de schoolgebouwen (bijna 18%) dan aan de spullen van anderen op school (vrijwel 15%). De meest

herhaaldelijke vorm van antisociaal gedrag is “Leerkrachten storen tijdens het lesgeven”, waar bijna 31% van de leerlingen

de antwoordcategorie ‘vaak’ aankruiste. Leerkrachten storen is echter niet hetzelfde als leerkrachten uitmaken of uitdagen

(haast 4% antwoordde ‘vaak’). De minst voorkomende vorm van antisociaal gedrag in LLP is “Samen met anderen iemand in

elkaar slagen”. Hier geeft 89% van de leerlingen aan dit gedrag het voorbije jaar nooit gesteld te hebben.

1.1.3. Daderschap in ‘Maatschappelijke Participatie Jongeren’

In de ‘Maatschappelijk Participatie Jongeren’ face-to-face enquête (afgenomen in 2002) heeft het antisociaal gedrag zowel

betrekking in als buiten de school. Aan de jongeren werd gevraagd om aan te geven hoe vaak ze een welbepaald gedrag het

voorbije jaar pleegden. De antwoordmodaliteiten waren ‘nooit’, ‘soms’ en ‘vaak’.

Tabel 4. Antwoordpercentages voor het daderschap van leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Heb je het afgelopen schooljaar al eens… Nooit Soms Vaak N

Spieken of afkijken bij een toets 16.2 59.1 24.7 350

Iemand negeren 21.8 67.9 10.3 349

Anderen uitmaken of uitschelden 30.5 63.0 6.6 349

Roddels verspreiden of over iemand roddelen 40.7 56.4 3.0 349

Anderen belachelijk maken 45.3 50.3 4.4 349

Iemand pesten 48.8 46.5 4.8 350

Met opzet schoolmateriaal vernielen 62.7 34.0 3.3 349

Handtekening van je ouders of punten vervalsen 63.3 32.1 4.7 350

Spijbelen of brossen 65.8 29.8 4.4 350

Iemand lastig gevallen 69.3 28.2 2.5 350

Anderen tegen elkaar opzetten 73.1 26.5 0.3 350

Met opzet iets beschadigen op een openbare plaats 74.1 24.2 1.7 350

Iets stelen van iemand 78.5 20.5 1.0 350

Samen met anderen iemand in elkaar slagen 87.4 11.9 0.8 350

BRON: MPJ (2002)

Bovenaan de tabel vinden we de minder ernstige en meer interpersoonlijke vormen van antisociaal gedrag terug. Bijna een

kwart van de jongeren geeft toe vaak te spieken tijdens een toets en 59% doet dit soms. Iemand negeren is de tweede

meest regelmatige vorm van antisociaal gedrag met vrijwel 68% van de jongeren die dit gedrag het voorbije jaar soms

stelden. Anderen uitmaken of belachelijk maken en roddelen wordt door meer dan de helft soms gedaan, terwijl pesten

iets minder voorkomt (bijna 47% doet het soms). De meer delinquente vormen van antisociaal gedrag komen veel minder

voor en staan onderaan de frequentietabel. Onder de jongeren heeft meer dan 87% nooit samen met anderen iemand in

elkaar geslagen en heeft slechts 1% vaak iets gestolen van iemand. In de MPJ enquête werden twee vragen gesteld over

vandalisme. Hieruit blijkt dat jongeren vaker schoolmateriaal vernielen (iets meer dan 3%) dan dat ze iets vernielen op een

openbare plaats (haast 2%).

1.1.4. Daderschap in ‘The International Self-Report Delinquency Study’

In de Vlaamse versie van de schoolenquête ‘The International Self-Report Delinquency Study’ (ISRD-2 Vlaanderen,

afgenomen in 2006) werden 17 vragen over de incidentie van daderschap gesteld. De antwoordcategorieën waren: ‘nooit’,

‘één keer’, ‘twee keer’ en ‘drie keer of meer’. Aangezien deze enquêtes enkel door leerlingen uit het eerste tot en met het

derde leerjaar van het Vlaams secundair onderwijs ingevuld werden, geven we de frequenties van leerlingen uit het derde

middelbaar weer.

Page 8: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 8 -

Tabel 5. Antwoordpercentages voor het daderschap van leerlingen uit het 3de

jaar secundair onderwijs

Heb je het laatste jaar wel eens… 3 Nooit 1 keer 2 keer 3 keer of meer N

Illegaal downloaden 35.9 5.2 5.1 53.8 254

Spijbelen 85.5 4.4 4.4 5.8 336

Fysiek geweld 87.5 5.8 3.0 3.7 331

Winkeldiefstal 91.3 2.7 2.1 3.9 333

Softdruggebruik (cannabis en hasj) 94.0 2.1 2.1 1.8 331

Vandalisme 94.5 2.7 1.2 1.6 333

Diefstal van een fiets 95.2 2.1 0.9 1.8 337

Dealen 96.1 1.8 0.3 1.8 333

Wapenbezit 96.2 0.9 0.9 2.0 322

Diefstal van een handtas 97.3 2.1 0.3 0.3 334

Fysiek geweld met een dokter tot gevolg 97.9 1.5 0.0 0.6 336

Bedreigingen 98.8 0.0 0.6 0.6 336

Diefstal van een auto, moto 98.8 0.6 0.0 0.6 336

Harddruggebruik (LSD/heroïne/cocaïne) 99.4 0.3 0.0 0.3 336

Inbraak en diefstal in een gebouw 99.4 0.6 0.0 0.0 338

Harddruggebruik (XTC/speed) 99.7 0.0 0.0 0.3 336

Inbraak en diefstal in een auto 99.7 0.3 0.0 0.0 333

BRON: ISRD-2 (2006°

In tabel 5 vinden we hoge percentages voor illegaal downloaden terug. Meer dan de helft (bijna 54%) van de leerlingen

heeft het voorbije jaar meer dan drie keer iets illegaal gedownload. Haast 36% heeft het nog nooit gedaan. Dit is heel hoog

in vergelijking met inbraak en diefstal in een auto (99.7% van de leerlingen heeft dit nog nooit gedaan) en harddruggebruik

(99.7%). Het valt op dat het schoolgerelateerd probleemgedrag vaker voorkomt dan het delinquent gedrag. Zo heeft 6% van

de leerlingen minstens drie keer gespijbeld en 0.3% heeft minstens drie keer harddrugs gebruikt. ‘Fysiek geweld’ heeft bijna

6% van de leerlingen slechts één keer gedaan, terwijl 0.3% van de leerlingen slechts eenmalig harddrugs gebruikten en

inbraken in een auto (0.3%). Winkeldiefstal komt ook meer voor (bijna 9% heeft het ooit gedaan), in vergelijking met

diefstal in een auto (0.3% heeft het ooit gedaan). Overigens komt softdruggebruik (6%) vaker voor dan harddruggebruik

(0.3% heeft de voorbije vier weken harddrugs zoals XTC en speed gebruikt).

1.1.5. Daderschap in ‘JOP-monitor 1’

In de postenquête ‘JOP-monitor 1’ (afgenomen op het einde van het schooljaar 2005-2006) werden zes aspecten van

daderschap (fysiek geweld, dealen, zwartrijden, vandalisme, diefstal en wapenbezit) bevraagd. Er werd eerst gepeild naar

de prevalentie. Aan diegenen die eerder toegaven een welbepaald feit gepleegd te hebben, werd ook de frequentie

bevraagd. De antwoordopties hierbij waren: ‘1 keer’, ‘2 keer’ en ‘3 keer of meer’. De JOP-monitor 1 is geen schoolenquête,

daarom dienden we de leerlingen op basis van hun geboortejaar in te delen bij het vierde leerjaar van het secundair

onderwijs (geboren in 1990).

Tabel 6. Antwoordpercentages voor het daderschap van leerlingen geboren in 1990 (leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs)

Prevalentie Incidentie bij daders

Het je het laatste jaar wel eens … Nee Ja N 1 keer 2 keer

3 keer of

meer N

Zwartrijden 63.2 36.2 306 46.6 16.4 37.0 111

Diefstal 86.1 13.9 305 59.4 22.0 18.1 42

Vandalisme 86.1 13.9 305 47.2 23.2 29.6 41

Fysiek geweld 93.6 6.4 306 60.6 33.4 5.9 20

Wapenbezit 95.1 4.9 309 41.8 19.5 38.7 14

Dealen 97.6 2.4 309 50.9 0.0 49.1 6

BRON: JOP-MONITOR 1 (2006)

3 Bij druggebruik was het tijdstip korter, namelijk tijdens de voorbije 4 weken.

Page 9: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 9 -

Wanneer we in tabel 6 naar de prevalentie van het antisociaal gedrag kijken, merken we op dat ruim 36% van de jongeren

al eens zwartreed in het afgelopen jaar. Dit is veel in vergelijking met ‘dealen’ (iets meer dan 2% van de jongeren heeft al

gedeald). Ook wapenbezit (haast 5%) en fysiek geweld (meer dan 6%) komen minder vaak voor. Dit zien we ook aan het

totaal aantal respondenten (N) bij de incidentie (zie laatste kolom). Zo zijn er slechts 6 jongeren van de 309 die minstens

één keer dealden, tegenover 111 van de 306 jongeren die minstens één keer zwartreden. Bij de incidentie valt verder op

dat jongeren vaker dealden (iets meer dan 49% deed dit drie keer of meer), een wapen bij zich hadden (bijna 39%) en

zwartreden (37%), in vergelijking met het plegen van fysiek geweld (bijna 6% van de jongeren heeft dit drie keer of meer

gedaan) en diefstal (iets meer dan 18%). Dit wil zeggen dat fysiek geweld en diefstal vaker slechts één keer gebeurden in

het afgelopen jaar.

1.1.6. Daderschap in ‘JOP-monitor 2’

In de postenquête ‘JOP-monitor 2’ (afgenomen in het begin van het schooljaar 2008-2009) werden acht vragen over de

incidentie van daderschap gesteld (fysiek geweld, dealen, zwartrijden, vandalisme, diefstal, wapenbezit, illegaal

downloaden en spijbelen). De antwoordcategorieën waren: ‘nooit’, ‘één keer’, ‘twee keer’ en ‘drie keer of meer’. De JOP-

monitor 2 is geen schoolenquête en daarom dienden we de jongeren op basis van hun geboortejaar (geboren in 1993) in te

delen bij het vierde leerjaar van het secundair onderwijs.

Tabel 7. Antwoordpercentages voor het daderschap van leerlingen geboren in 1993 (leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs)

Hoe vaak heb je het afgelopen jaar… Nooit 1 keer 2 keer 3 keer of meer N

Illegaal downloaden 34.1 13.6 3.3 49.0 239

Zwartrijden 55.5 17.6 8.8 18.1 241

Vandalisme 75.0 11.4 7.9 5.7 241

Diefstal 75.1 8.7 7.1 9.1 241

Spijbelen 82.4 7.6 3.4 6.6 241

Fysiek geweld 91.6 3.6 3.4 1.4 241

Wapenbezit 96.1 0.7 0.0 3.1 241

Dealen 96.5 0.3 2.1 1.1 241

BRON: JOP-MONITOR 2 (2008)

Illegaal downloaden (bijna 66% heeft dit ooit gedaan) en zwartrijden (haast 45% heeft dit ooit gedaan) komen het meest

voor bij de jongeren. Dealen (bijna 4% heeft dit ooit gedaan) en wapenbezit (vrijwel 4% heeft dit ooit gedaan) komen het

minst voor. Bekijken we de incidentie van daderschap, dan valt bij de herhaaldelijke plegers (3 keer of meer) vooral de hoge

percentages van illegaal downloaden (49%) op en de lage percentages bij het item ‘dealen’ (iets meer dan 1% dealde drie

keer of meer). Bij wapenbezit valt dan weer op dat de meeste jongeren het meestal drie keer of meer doen en bijna nooit

éénmalig (0.7% heeft het eenmalig gedaan). Ook bij dealen is dat het geval (0.3% van de jongeren deed dit slechts één

keer).

1.1.7. Daderschap in ‘International Civic and Citizenship Education Study’

In de Vlaamse versie van de schoolenquête ‘the International Civic and Citizenship Education Study’, die in 2009 werd

afgenomen, hebben de leerlingen uit het vierde middelbaar aangegeven hoe vaak ze bepaalde vormen van antisociaal

gedrag op school gepleegd hebben. De onderstaande frequentietabel toont de omvang van het daderschap van antisociaal

gedrag door leerlingen. Onder de categorie ‘vaak’ vinden we ook de percentages voor ‘heel vaak’ terug en onder de

antwoordoptie ‘soms’ vinden we de percentages van ‘bijna nooit’.

Page 10: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 10 -

Tabel 8. Antwoordpercentages voor het daderschap van leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Heb je het laatste jaar wel eens… Nooit Soms Vaak N

Iemand uitsluiten 36.7 58.9 4.4 1911

Anderen belachelijk maken 45.5 48.8 5.6 1917

Leerkrachten uitmaken of uitschelden 46.4 47.0 6.7 1917

Iemand pesten 51.9 44.2 3.9 1916

Roddels verspreiden of over iemand roddelen 53.3 43.6 3.0 1916

Vechten met iemand op school 61.1 36.2 2.7 1918

Met opzet schoolmateriaal vernielen 68.1 29.5 2.4 1920

Spijbelen of brossen 67.7 28.6 3.7 1918

Iemand bedreigen 73.6 24.3 2.1 1915

Iets stelen van iemand 76.8 20.8 2.4 1918

Anderen dwingen hun geld/bezittingen aan jou te geven 92.7 6.9 0.3 1915

BRON: ICCS (2009)

De meer interpersoonlijke vormen van antisociaal gedrag komen vaker voor. Meer dan 63% van de leerlingen sluit soms tot

vaak anderen uit, ruim 55% maakt anderen soms tot vaak belachelijk en scheldt leerkrachten soms tot vaak uit (bijna 54%).

Ook pesten en roddelen worden door meer dan de helft van de leerlingen wel eens gedaan. Voor het item ‘anderen

dwingen hun geld of bezittingen af te geven’ vinden we de laagste percentages terug. Slechts 0.3% heeft dit vaak gedaan en

net geen 7% soms. Stelen en bedreigen behoren ook tot de minder frequente vormen van antisociaal gedrag. Zo heeft iets

meer dan 2% van de leerlingen vaak iemand bedreigd of vaak iets gestolen van iemand. Verder zien we dat net geen 70%

nooit spijbelde of met opzet schoolmateriaal vernielde.

1.1.8. Daderschap in ‘JOP-monitor Brussel’

In de schoolenquête ‘JOP-monitor Brussel’ (afgenomen in april-mei 2010) werden negen vragen over de incidentie van

daderschap gesteld (fysiek geweld, bedreigen van andere personen, dealen, vandalisme, kleine en grote diefstal, inbraak,

wapenbezit en spijbelen). De antwoordcategorieën waren: ‘nooit’, ‘één keer’, ‘twee keer’ en ‘drie keer of meer’.

Tabel 9. Antwoordpercentages voor het daderschap van leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Hoe vaak heb je het afgelopen jaar… Nooit 1 keer 2 keer 3 keer of meer N

Van school weggebleven terwijl je eigenlijk aanwezig

had moeten zijn? 59.4 14.9 5.6 20.1 391

Iets gepikt/gestolen dat minder dan 5 euro waard

was? 62.1 13.7 9.0 15.2 401

Iets met opzet beschadigd of stukgemaakt op straat,

op school of op een andere openbare plaats? 79.4 10.1 3.0 7.5 400

Iemand zodanig in mekaar geslagen dat hij/zij

verwondingen opliep? 81.4 11.2 2.4 5.0 403

Iets gepikt/gestolen dat meer dan 5 euro waard was? 82.5 7.1 2.6 7.8 400

Iemand lastig gevallen of bedreigd op straat? 88.0 4.7 2.0 5.3 394

Wapen(s) bij je gedragen op straat, op school of een

andere publieke plaats (zakmes niet inbegrepen)? 88.5 5.4 2.2 3.9 403

Drugs verkocht met winst? 94.6 1.4 0.4 3.6 401

Ergens ingebroken met de bedoeling iets waardevols

mee te nemen? 95.7 2.0 0.9 1.4 394

BRON: JOP-MONITOR BRUSSEL (2010)

Spijbelen en kleine diefstallen komen het meest voor bij de vierdejaarsleerlingen uit het Brusselse Nederlandstalige

secundair onderwijs. Zo heeft 41% van de Brusselse secundaire scholieren het voorbije jaar minstens één keer gespijbeld en

38% minstens eenmaal iets voor een bedrag lager dan 5 euro gestolen. Respectievelijk 20% en 15% stelden deze delicten

zelfs meer dan twee keer het jaar voorafgaandelijk aan de bevraging. De incidentie van de voorgelegde delicten neemt

duidelijk af naarmate de ernst van de delicten. Ernstige delicten zoals dealen en inbraak werden tijdens de

referentieperiode slechts door om en bij de 5% van de leerlingen gesteld. Vandalisme, fysiek geweld en diefstallen voor een

bedrag hoger dan 5 euro werden door ongeveer 20% van de jongeren gesteld en bedreiging en wapendracht door ongeveer

12% van de Brusselse vierdejaars tijdens het voorbije jaar.

Page 11: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 11 -

1.2. Meetinstrumenten van daderschap van antisociaal gedrag

1.2.1. Meetinstrumenten in ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’

In de schoolenquête ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’ (afgenomen in 1999) vonden we zes variabelen terug die

peilden naar de prevalentie van delinquent gedrag (vandalisme, druggebruik en –verkoop, diefstal, wapendracht en fysiek

geweld). De twee items ‘vandalisme op school’ en ‘spijbelen’ kunnen we niet meenemen, aangezien deze variabelen op een

ander meetniveau werden bevraagd (nl. aan de hand van een Likertschaal). Vier variabelen gingen vervolgens over

probleemgedrag op school.

Tabel 10. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal (delinquent gedrag’ voor leerlingen uit het secundair onderwijs (N=4704)

Heb je het afgelopen jaar wel eens…. Factor-

ladingen α

1 Iets met opzet beschadigd of stukgemaakt op straat of op een andere openbare plaats? .711 .653

2 Verboden drugs gebruikt? .673 .675

3 Een dolk, stok of vuurwapen gedragen (zakmes niet inbegrepen)? .645 .682

4 Verboden drugs verkocht? .638 .692

5 Iets gepikt? .624 .687

6 Iemand zodanig in mekaar geslagen dat hij/zij verwondingen opliep? .609 .689

Eigenwaarde 2.542

% verklaarde variantie 42.367

Cronbach alpha .719

Rho (%) 10.4

BRON: JVGG (1999)

De schaal ‘delinquent gedrag’ is betrouwbaar (α=.719). De factor verklaart meer dan 42% van de variantie. Meer dan 10%

van de totale variantie in de schaal ‘delinquent gedrag’ is toe te schrijven aan de groepering van de leerlingen binnen de

scholen. Dit wil zeggen dat er verschillen zijn tussen scholen wat betreft het al dan niet voorvallen van delinquent gedrag bij

hun leerlingen.

Tabel 11. Factorladingen en betrrouwbaarheid van de schaal ‘probleemgedrag op school’ voor leerlingen uit het secundair onderwijs

(N=4704)

In welke mate ben je het eens? Factor-

ladingen α

1 Ik stoor soms met opzet de leerkrachten tijdens het lesgeven. .861 .747

2 Ik hinder wel eens met opzet andere leerlingen tijdens de les. .819 .778

3 Ik ben op school soms brutaal tegen de leerkrachten. .805 .785

4 Ik pest soms andere leerlingen op deze school. .756 .811

Eigenwaarde 2.633

% verklaarde variantie 65.813

Cronbach alpha .826

Rho (%) 7.52

BRON: JVGG (1999)

De vier variabelen in de schaal ‘probleemgedrag op school’ hebben een sterke samenhang (α=.826). De factor verklaart

bijna 66% van de variantie. Bijna 8% van de variantie in de schaal ‘probleemgedrag op school’ wordt verklaard door de

verschillen tussen scholen. De schoolkenmerken hebben dus een (kleine) invloed op het al dan niet plegen van

probleemgedrag. Wanneer we de beide somschalen met elkaar vergelijken, dan verkrijgen we de volgende

schaalbeschrijvingen.

Tabel 12. Schaalbeschrijvingen van de somschalen ‘delinquent gedrag’ en ‘probleemgedrag op school’ voor leerlingen uit het secundair

onderwijs

Schaal Gemiddelde Standaarddeviatie N

Delinquent gedrag 15.29 22.89 4704

Probleemgedrag op school 42.38 17.72 4740

BRON: JVGG (1999)

In de schaalbeschrijving valt op dat probleemgedrag op school veel meer voorkomt dan delinquent gedrag (gemiddelde:

42<15). De standaardafwijking ligt ook iets hoger bij de schaal ‘delinquent gedrag’ (bijna 23), wat er op wijst dat de

Page 12: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 12 -

spreiding rondom het gemiddelde groter is dan bij de schaal ‘probleemgedrag op school’ (standaardafwijking is er bijna 18).

Er zijn dus meer extreme gevallen onder de delinquente vormen van antisociaal gedrag. De samenhang op individueel

niveau tussen de twee soorten antisociaal gedrag is tot slot ook significant en positief (r=0.510**). Dit wil zeggen dat hoe

meer jongeren probleemgedrag op school stellen, hoe meer ze ook delinquent gedrag plegen. Dit is echter niet causaal te

interpreteren.

1.2.2. Meetinstrumenten in ‘Leerlingenparticipatie’

Op basis van de ‘Leerlingenparticipatie’ vragenlijst (schoolenquête afgenomen in 2002) willen we aan de hand van acht

items een schaal voor ‘delinquent gedrag’ en met 12 variabelen een schaal voor ‘probleemgedrag op school’ construeren

voor leerlingen uit het tweede en het vierde middelbaar.

Tabel 13. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘delinquent gedrag’ voor leerlingen uit het 2de

en 4de

secundair onderwijs

(N=3452)

Heb je dit schooljaar al eens… Factor-

ladingen α

1 iets met opzet vernield aan de schoolgebouwen? .779 .805

2 spullen van iemand op school vernield? .768 .809

3 met opzet schoolmateriaal vernield? .758 .808

4 samen met anderen iemand van de school in elkaar geslagen? .735 .808

5 iemand bedreigd? .685 .815

6 iets gestolen van iemand op school? .664 .818

7 een gevecht gehad met iemand op school? .621 .829

8 gespijbeld of gebrost? .547 .836

Eigenwaarde 3.909

% verklaarde variantie 48.857

Cronbach alpha .835

Rho (%) 5.83

BRON: LLP (2002)

De schaal ‘delinquent gedrag’ is betrouwbaar (α= .835) en er wordt bijna 49% van de variantie verklaard door de factor. De

ICC of de Rho bedraagt bijna 6%. Het schooleffect is dus quasi verwaarloosbaar.

Tabel 14. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘probleemgedrag op school’ voor leerlingen uit het 2de

en 4de

jaar secundair

onderwijs (N=3452)

Heb je dit schooljaar al eens… Factor-

ladingen α

1 andere leerlingen belachelijk gemaakt? .783 .863

2 leerlingen uitgemaakt of uitgescholden? .774 .864

3 leerlingen met opzet tijdens de les lastig gevallen of gestoord? .757 .864

4 leerkrachten gestoord tijdens de les door te babbelen, niet op te letten,...? .683 .868

5 leerkrachten uitgemaakt of uitgedaagd? .683 .869

6 iemand uitgesloten? .678 .870

7 iemand geplaagd? .667 .870

8 leerlingen tegen mekaar opgezet? .633 .873

3 iets van iemand op school afgepakt of verstopt? .624 .873

10 gespiekt of afgekeken bij een toets? .603 .874

11 roddels verspreid over anderen/ geroddeld? .534 .877

12 de handtekening van je ouders of punten vervalst? .466 .880

Eigenwaarde 5.282

% verklaarde variantie 44.019

Cronbach alpha .880

Rho (%) 4.54

BRON: LLP (2002)

De 12 variabelen in de schaal ‘probleemgedrag op school’ hangen sterk samen (α=.880). De factor verklaart 44% van de

variantie. Het schooleffect is opnieuw verwaarloosbaar (ICC is bijna 5%). De variatie tussen scholen heeft dus niet zozeer

met schoolkenmerken te maken. In de volgende tabel worden de schaalgegevens van de beide somschalen weergegeven.

Page 13: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 13 -

Tabel 15. Schaalbeschrijvingen van de somschalen ‘delinquent gedrag’ en ‘probleemgedrag op school’ voor leerlingen uit het 2de

en 4de

jaar

secundair onderwijs

Schaal Gemiddelde Standaarddeviatie N

Delinquent gedrag 8.03 12.3 3414

Probleemgedrag op school 41.05 14.55 3414

BRON: LLP (2002)

Probleemgedrag op school wordt veel meer gepleegd dan delinquent gedrag (gemiddelde: 41.05>8.03). De

standaardafwijking ligt iets lager voor delinquent gedrag, wat wil zeggen dat de spreiding rond het gemiddelde lager ligt

dan bij probleemgedrag op school. De samenhang op individueel niveau tussen de twee soorten antisociaal gedrag over alle

scholen heen is tot slot sterk en significant (r=.666***). Een hogere mate van delinquent gedrag gaat dus gepaard met een

hogere mate van probleemgedrag op school.

1.2.3. Meetinstrumenten in ‘Maatschappelijke Participatie Jongeren’

In de vragenlijst ‘Maatschappelijke Participatie Jongeren’ (face-to-face enquête afgenomen in 2002) vinden we 16 vormen

van delinquent gedrag terug en acht vormen van probleemgedrag op school

Tabel 16. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘delinquent gedrag’ voor leerlingen tussen 14 en 18 jaar oud (N=1767)

Heb je dit schooljaar al eens… Factor-

ladingen α

1 iets gestolen? .662 .814

2 drugs verkocht? .641 .821

3 iets met opzet beschadigd of vernield op straat of op een andere openbare plaats? .615 .814

4 cannabis gebruikt? .612 .820

5 iets gestolen > 25 euro? .604 .824

6 iets gestolen < 25 euro? .590 .819

7 iets met opzet beschadigd of vernield op school? .578 .819

8 iets uit een winkel meegenomen zonder te betalen? .572 .819

9 gevochten tijdens het uitgaan? .556 .820

10 gespijbeld of gebrost? .521 .825

11 samen met anderen iemand in elkaar geslagen? .487 .823

12 een dolk, stok of vuurwapen op zak gehad? .454 .827

13 andere drugs gebruikt? .570 .827

14 XTC, PMA gebruikt? .565 .826

15 gevochten bij een sportwedstrijd? .362 .830

16 ergens ingebroken? .473 .829

Eigenwaarde 5.000

% verklaarde variantie 31.249

Cronbach alpha .832

BRON: MPJ(2002)

De schaal ‘delinquent gedrag’ heeft een Cronbach alpha van .832 en is dus een betrouwbaar meetinstrument voor het

daderschap van delinquent gedrag. De dimensie achter deze 16 items verklaart meer dan 31% van de variantie. Eén item

laadt wat minder (“Gevochten tijdens een sportwedstrijd” heeft een factorlading van .362), maar het weglaten ervan zou

de Cronbach alpha niet verhogen.

Page 14: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 14 -

Tabel 17. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘probleemgedrag’ voor leerlingen tussen 14 en 18 jaar oud

(N=1766)

Heb je dit schooljaar al eens… Factor-

ladingen α

1 andere jongeren belachelijk gemaakt? .763 .743

2 anderen uitgemaakt of uitgescholden? .745 .745

3 andere jongeren gepest? .741 .746

4 andere jongeren tegen mekaar opgezet? .663 .766

5 roddels verspreid over andere jongeren? .608 .767

6 vals gespeeld? .568 .770

7 gespiekt of afgekeken bij een toets? .542 .776

8 handtekening van je ouders of punten vervalst? .478 .780

Eigenwaarde 3.340

% verklaarde variantie 41.747

Cronbach alpha .785

BRON: MPJ(2002)

De samenhang tussen de acht items in de schaal ‘probleemgedrag’ is sterk (α= .785) en de factor verklaart bijna 42% van de

variantie. De items hebben echter niet enkel betrekking op de schoolsituatie of op klas- en schoolgenoten, aangezien de

vragen algemener gesteld werden. De schaalgegevens van de beide somschalen vergelijken we in de onderstaande tabel.

Tabel 18. Schaalbeschrijvingen van de somschalen ‘delinquent gedrag’ en ‘probleemgedrag op school’ voor leerlingen tussen 14 en 18 jaar

oud

Schaal Gemiddelde Standaarddeviatie N

Delinquent gedrag 19.62 7.58 1767

Probleemgedrag op school 22.24 14.72 1766

BRON: MPJ (2002)

Jongeren plegen gemiddeld iets meer probleemgedrag dan delinquent gedrag (22.24>19.62). Het aantal variabelen in de

schalen verschilt echter (16 tegenover 8). De samenhang op individueel niveau tussen de beide schalen gaan we niet na

aangezien MPJ geen schoolenquête is.

1.2.4. Meetinstrumenten in ‘The International Self-Report Delinquency Study’

In de schoolenquête ISRD-2 Vlaanderen (afgenomen in 2006) vonden we 17 vragen terug over de prevalentie van

daderschap. Eén item (illegaal downloaden) nemen we niet verder mee in de schaalconstructie van ‘delinquent gedrag’ (zie

inleiding). Een eerste exploratieve factoranalyse na rotatie (varimax) onderscheidde druggebruik duidelijk als aparte

dimensie met factorladingen hoger dan .900. Een andere dimensie bevatte items met de meer zeldzame vormen van

delinquent gedrag, zoals bedreigingen, wapendracht, fysiek geweld met een dokter tot gevolg en autodiefstal

(factorladingen tussen .463 en .702). De onderlinge samenhang tussen deze variabelen was echter te laag (Cronbach

alpha=.561). De lichtere vormen van delinquent gedrag (diefstal van een fiets, vandalisme, handtas- en winkeldiefstal)

hadden ook relatief hoge factorladingen (tussen .589 en .773), maar de interne consistentie was ook te laag (Cronbach

alpha=.629). Andere dimensies onder deze zestien items konden inhoudelijk niet beargumenteerd worden en de

factorladingen bleven na rotatie (varimax) te laag. Aangezien we m.a.w. niet veel extra info kunnen afleiden uit de

factoranalyse, nemen we daarom 15 variabelen op (de Cronbach alpha zonder de drie variabelen i.v.m. druggebruik daalt

tot .698 en de Cronbach alpha stijgt zonder het item ‘spijbelen’ van .712 naar .735). De variabele ‘spijbelen’ nemen we niet

mee in de schaal ‘delinquent gedrag’.

Page 15: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 15 -

Tabel 19. Betrouwbaarheid van de schaal ‘delinquent gedrag’ bij leerlingen uit het 1ste

tot en met het 3de

jaar secundair onderwijs (N=957)

Heb je ooit…. α

1 wel eens iets uit of van een auto gestolen? .735

2 eens een motor of auto gestolen? .735

3 in een gebouw ingebroken met het doel iets te stelen? .732

4 iets uit een winkel of een warenhuis gestolen? .730

5 harddrugs zoals LSD, heroïne of cocaïne gebruikt? .727

6 harddrugs zoals XTC of speed gebruikt? .727

7 wapens bij je gedragen zoals een stok, mes (geen zakmes) of een ander wapen? .722

8 iemand bedreigd met een wapen of met slaan om geld of iets anders van hem te krijgen? .720

9 opzettelijk iemand zo erg in elkaar geslagen, of met een stok of mes verwond, dat hij naar de

dokter moest?

.718

10 deelgenomen aan een gevecht tussen (twee) groepen op het schoolplein, in een voetbalstadion, op

straat of op andere openbare plekken?

.717

11 een portemonnee, tas of iets anders van iemand gestolen? .717

12 soft of harddrugs verkocht of als tussenpersoon gewerkt? .714

13 sofdrugs, zoals wiet, cannabis of hasj gebruikt? .714

14 een fiets, bromfiets of scooter gestolen? .704

15 opzettelijk iets vernield, zoals een bushokje, raam, auto of een stoel in een bus of trein? .699

Eigenwaarde 3.638

% verklaarde variantie 24.253

Cronbach alpha .735

Rho (%) .67

BRON: ISRD-2 (2006)

De schaal ‘delinquent gedrag’ met 15 variabelen is intern consistent met een Cronbach alpha van .735. Ruim 24% van de

variantie wordt verklaard door deze factor, al kan er veel afhangen van het feit dat de enquête enkel in de stedelijke

context afgenomen werd. Bij ISRD-2 is de ICC verwaarloosbaar, namelijk 0.67%. Dit wil zeggen dat er in de steekproef

weinig verschillen bestaan tussen de scholen in het al dan niet prevaleren van delinquent gedrag. De somschaal heeft tot

slot een gemiddelde van 3.74 en de standaardafwijking bedraagt 9.66 (N=957).

1.2.5. Meetinstrumenten in de ‘JOP-monitor 1’

In de postenquête ‘JOP-monitor 1’ (afgenomen bij jongeren op het einde van het schooljaar 2005-2006) vonden we vijf

vragen terug rondom de prevalentie van delinquent gedrag.

Tabel 20. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘delinquent gedrag’ voorleerlingen uit het secundair onderwijs (N=1233)

Kan je aangeven of je het laatste jaar wel eens… Factor-

ladingen α

1 iets met opzet beschadigd of stukgemaakt hebt op straat, op school of op een andere

openbare plaats?

.723 .404

2 iemand zodanig in mekaar hebt geslagen dat hij/zij verwondingen opliep? .609 .494

3 iets gepikt/gestolen hebt? .594 .494

4 drugs verkocht hebt met winst? .569 .512

5 wel eens wapen(s) bij je gedragen hebt op straat, op school of op een andere publieke plaats

(zakmes niet inbegrepen)?

.517 .528

Eigenwaarde 1.837

% verklaarde variantie 36.740

Cronbach alpha .548

BRON: JOP-MONITOR 1 (2006)

De samenhang tussen de vijf items is te beperkt (α=.548) om van een intern consistente schaal te kunnen spreken. Deze

lage samenhang kan te maken hebben met het feit dat het geen schoolenquête is. De factorladingen liggen tussen .517 en

.723 en de verklaarde variantie bedraagt bijna 37%. Toch is de samenhang tussen deze items te zwak en ook het weglaten

van één of meerdere variabelen verhoogt de Cronbach alpha niet.. Aangezien de JOP-monitor 1 geen schoolenquête is,

berekenen we de ICC (Rho) niet..

1.2.6. Meetinstrumenten in de ‘JOP-monitor 2’

In de ‘JOP-monitor 2’ (postenquête afgenomen in het begin van het schooljaar 2008-2009) vonden we zes vragen terug

rondom de prevalentie van delinquent gedrag (vandalisme, diefstal, fysiek geweld, wapenbezit, spijbelen en dealen).

Page 16: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 16 -

Tabel 21. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘delinquent gedrag’ voor leerlingen uit het secundair onderwijs (N=1325)

Hoe vaak heb je het laatste jaar… Factor-

ladingen α

1 iets met opzet beschadigd of stukgemaakt op straat, op school of op een andere openbare

plaats?

.705 .543

2 iets gepikt/gestolen? .700 .544

3 iemand zodanig in elkaar geslagen dat hij/zij verwondingen opliep? .638 .606

4 wapen(s) bij je gedragen op straat, op school of op een andere publieke plaats (zakmes niet

inbegrepen)?

.581 .623

5 van school weggebleven, terwijl je eigenlijk aanwezig had moeten zijn? .570 .609

6 drugs verkocht met winst? .461 .637

Eigenwaarde 2.268

% verklaarde variantie 37.795

Cronbach alpha .642

BRON: JOP-MONITOR 2 (2008)

De schaal ‘delinquent gedrag’ is intern niet consistent genoeg om van een betrouwbare schaal te spreken. De Cronbach

alpha is lager dan .70 (α=642). We vinden dus geen betrouwbare schaal terug van delinquent gedrag in de JOP-monitor 2.

1.2.7. Meetinstrumenten in ‘The International Civic and Citizenship Education Study’

In de ‘International Civic and Citizenship Education Study’ (schoolenquête afgenomen in 2009) zijn zeven vormen van

delinquent gedrag opgenomen, nl. bedreigen, stelen, schoolmateriaal vernielen, onder invloed zijn van drugs op school,

vechten op school, anderen afdreigen en spijbelen.

Tabel 22. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘delinquent gedrag’ voor leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

(N=1920)

Kan je aangeven of je het laatste jaar wel eens… Factor-

ladingen α

1 iemand bedreigd? .760 .802

2 iets gestolen van iemand op school? .730 .808

3 met opzet schoolmateriaal vernield? .722 .808

4 dronken of stoned geweest op school? .712 .811

5 een gevecht gehad met iemand op school? .711 .812

6 anderen gedwongen hun geld of bezittingen aan jou te geven? .701 .824

7 gespijbeld of gebrost? .694 .815

Eigenwaarde 3.618

% verklaarde variantie 51.688

Cronbach alpha .834

Rho (%) 15.8

BRON: ICCS (2009)

De samenhang tussen de zeven items, die vooral betrekking hebben op school, is betrouwbaar met een Cronbach alpha van

.834. Bijna 52% van de variantie wordt verklaard door deze dimensie. De ICC is bijna 16% wat wil zeggen dat het daderschap

van delinquent gedrag toch redelijk geclusterd is binnen de scholen.

Tabel 23. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘probleemgedrag’ voor leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs (n=1919)

Kan je aangeven of je het laatste jaar wel eens… Factor-

ladingen α

1 iemand gepest (ook via gsm of internet)? .825 .749

2 andere leerlingen belachelijk gemaakt (ook via gsm of internet)? .822 .749

3 iemand uitgesloten (uit een groep)? .775 .767

4 leerkrachten uitgemaakt of uitgedaagd? .699 .797

5 roddels of valse geruchten verspreid over anderen (ook via gsm of internet)? .653 .653

Eigenwaarde 2.873

% verklaarde variantie 57.452

Cronbach alpha .811

Rho (%) 6.78

BRON: ICCS (2009)

Page 17: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 17 -

De samenhang is sterk (α=.811) en meer dan 57% van de variantie wordt verklaard door deze dimensie. Deze vijf items zijn

niet direct van toepassing op school, behalve de vierde variabele (“Leerkrachten uitmaken of uitdagen”). De ICC bedraagt

bijna 7%, dus de school heeft een (beperkte) invloed op het voorvallen van probleemgedrag. In de onderstaande tabel

vergelijken we de beide somschalen en gaan we tot slot hun samenhang na.

Tabel 24. Schaalbeschrijvingen van de somschalen ‘delinquent gedrag’ en ‘probleemgedrag’ voor leerlingen uit het 4de

jaar secundair

onderwijs

Schaal Gemiddelde Standaarddeviatie N

Delinquent gedrag 9.80 13.18 1920

Probleemgedrag op school 20.42 17.32 1919

BRON: ICCS (2009)

De gemiddelde scores op deze twee schalen liggen ver uiteen. Het delinquent gedrag wordt duidelijk minder gepleegd dan

het probleemgedrag (9.80<20.42). De schaal voor probleemgedrag heeft ook meer spreiding rond het gemiddelde

(standaardafwijking=17.32) dan de schaal voor delinquent gedrag (13.18). De samenhang op individueel niveau tussen de

twee dimensies van antisociaal gedrag is tot slot positief en significant (r=.681***).

1.2.8. Meetinstrumenten in ‘JOP-monitor Brussel’

In de schoolenquête ‘JOP-monitor Brussel’ (2010) werden negen vragen over de incidentie van daderschap gesteld (fysiek

geweld, bedreigen van andere personen, dealen, vandalisme, kleine en grote diefstal, inbraak, wapenbezit en spijbelen).

Tabel 25. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘delinquent gedrag’ voor leerlingen uit het nederlandstalig secundair onderwijs

in brussel (n=2304)

Heb je dit schooljaar al eens… Factor-

ladingen α

1 iets gepikt/gestolen dat meer dan 5 euro waard was (bv. een CD, kleren,...)? .753 .772

2 iets met opzet beschadigd of stukgemaakt op straat, op school of op een andere openbare

plaats?

.726 .776

3 iemand zodanig in mekaar geslagen dat hij/zij verwondingen opliep? .701 .787

4 eens wapen(s) bij je gedragen op straat, op school of een andere publieke plaats (zakmes niet

inbegrepen)?

.689 .789

5 iemand lastig gevallen of bedreigd op straat? .681 .788

6 drugs verkocht met winst? .662 .795

7 iets gepikt/gestolen dat minder dan 5 euro waard was (bv. een blikje frisdrank, snoep, een

tijdschrift,…)?

.631 .793

8 ergens ingebroken met de bedoeling iets waardevols mee te nemen? .608 .803

9 van school weggebleven, terwijl je eigenlijk aanwezig had moeten zijn? .461 .825

Eigenwaarde 3.940

% verklaarde variantie 43.778

Cronbach alpha .811

Rho (%) 4.60

BRON: JOP-MONITOR BRUSSEL (2010)

Uit de Cronbach alpha van .81 kan worden afgeleid dat de schaal voor ‘delinquent gedrag’ een sterke interne consistentie

kent. Bijna 44% van de variantie wordt verklaard door deze factor. De intraschoolcorrelatie (ICC) is vrij klein, namelijk

4.60%. Dit wil zeggen dat het delinquent gedrag door leerlingen weinig geclusterd is binnen de Nederlandstalige scholen in

Brussel. De somschaal heeft tot slot een gemiddelde van 9.97 op 100 en de standaardafwijking bedraagt 15.96 (N=2304).

2. Slachtofferschap van antisociaal gedrag

2.1. Incidentie van slachtofferschap van antisociaal gedrag

2.1.1. Slachtofferschap in ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’

In de schoolenquête ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’ (afgenomen in 1999) werden vier vragen gesteld over

het slachtofferschap van antisociaal gedrag op school. Drie vragen (vandalisme, diefstal en fysiek geweld) peilden naar het

slachtofferschap tijdens het afgelopen jaar. De antwoordcategorieën hierbij waren: ‘nooit’, ‘één keer’ en ‘meermaals’. De

vierde vraag ging over het slachtofferschap van pesten en werd aan de hand van een vijfpuntenschaal (van helemaal niet

Page 18: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 18 -

akkoord tot helemaal akkoord) bevraagd. 72.4% was niet akkoord met de stelling “Ik word wel eens gepest op school”,

15.9% antwoordde neutraal en 11.7% ging akkoord met de stelling (N=860).

Tabel 26. Antwoordpercentages voor het slachtofferschap van leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Heeft iemand het afgelopen jaar wel eens… Nooit 1 keer Meermaals N

Diefstal 62.6 29.5 7.9 845

Vandalisme 65.1 27.2 7.7 843

Fysiek geweld 92.5 6.5 0.9 844

BRON: JVGG (1999)

Vooral het verschil tussen het slachtofferschap van diefstal en fysiek geweld valt op in deze tabel. Ruim 37% werd minstens

één keer het slachtoffer van diefstal, in vergelijking met bijna 8% van fysiek geweld. Bij diefstal komt het vaker één keer

voor (bijna 30%) in vergelijking met fysiek geweld (vrijwel 7% van de leerlingen was één keer het slachtoffer van fysiek

geweld). Bij fysiek geweld zijn de leerlingen ook bijna nooit (0.9%) meermaals het slachtoffer. Bij pesten valt op dat veel

leerlingen neutraal antwoordden (net geen 16%) en dat de meeste leerlingen (iets meer dan 72%) niet akkoord gingen met

de stelling of ze gepest werden op school.

2.1.2. Slachtofferschap in ‘Leerlingenparticipatie’

In de ‘Leerlingenparticipatie’ schoolenquête (afgenomen in 2002) werd aan de leerlingen gevraagd om aan te geven of ze

en hoe vaak ze het voorbije schooljaar slachtoffer werden van antisociaal gedrag. Ze hadden hierbij de keuze uit vijf

antwoordmogelijkheden: nooit, bijna nooit, soms, vaak en heel vaak. In de onderstaande frequentietabel zijn de opties

‘vaak’ en ‘heel vaak’ samengenomen en ook de categorieën ‘bijna nooit’ en ‘soms’.

Tabel 27. Antwoordpercentages voor het slachtofferschap van leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Ben je dit schooljaar al eens… Nooit Soms Vaak N

Belachelijk gemaakt door anderen 46.3 49.2 4.5 1109

Uitgescholden geweest door anderen 53.1 42.3 4.6 1108

Gepest geweest 58.1 38.3 3.5 1110

Uitgesloten van een groep 66.4 31.1 2.5 1107

Beroofd/bestolen door andere leerlingen 76.9 21.2 1.9 1110

Bedreigd geweest door anderen 80.6 17.4 1.7 1111

In mekaar geslagen door andere leerlingen 91.5 7.3 1.2 1110

BRON: LLP (2002)

Uit de LLP enquête blijkt dat de meeste slachtoffers gemaakt worden door de interpersoonlijke vormen van antisociaal

gedrag, zoals belachelijk gemaakt worden (bijna 54% maakte dit mee), uitgescholden, gepest en uitgesloten worden (bijna

44% maakte dit reeds mee). De meer delinquente vormen van antisociaal gedrag, zoals diefstal en geweld, maakten veel

minder slachtoffers. Zo zegt bijna 92% van de leerlingen dat ze nog nooit in mekaar werden geslagen door andere

leerlingen, vrijwel 81% is nog nooit bedreigd geweest en 77% is het voorbije schooljaar niet bestolen door andere

leerlingen.

2.1.3. Slachtofferschap in ‘Maatschappelijke Participatie Jongeren’

In de face-to-face enquête ‘Maatschappelijke Participatie Jongeren’ (afgenomen in 2002) gaven de jongeren aan hoeveel

keer ze het voorbije jaar al dan niet het slachtoffer werden van antisociaal gedrag. Ze hadden hierbij de keuze uit de opties:

‘nooit’, ‘soms’ en ‘vaak’.

Tabel 28. Antwoordpercentages voor het slachtofferschap van leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Ben het voorbije jaar al eens… Nooit Soms Vaak N

Uitgescholden door anderen 31.4 65.6 3.0 350

Belachelijk gemaakt door anderen 41.8 55.2 3.0 350

Beroofd/bestolen door anderen 52.4 45.6 2.0 350

Gepest 55.1 41.1 3.7 350

Bedreigd door anderen 67.1 30.0 2.8 350

Uitgesloten van een groep 67.8 29.4 2.8 350

In mekaar geslagen door anderen 84.4 15.0 0.6 350

BRON: MPJ (2002)

Page 19: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 19 -

De twee meest frequente vormen van slachtofferschap zijn ‘uitgescholden’ (bijna 69% maakte het reeds mee) en

‘belachelijk gemaakt’ (58% maakte het soms tot vaak mee). Meer dan 84% van de jongeren is het voorbije jaar niet in elkaar

geslagen door anderen en iets meer dan 54% is nog nooit bestolen. Ongeveer 32% van de jongeren is soms tot vaak

uitgesloten van een groep en 45% wordt soms tot vaak gepest.

2.1.4. Slachtofferschap in ‘The International Self-Report Delinquency Study’

De incidentie van slachtofferschap van antisociaal gedrag werd in de Vlaamse versie van de internationale schoolenquête

‘The International Self-Report Delinquency Study’ (afgenomen in 2006) aan de hand van vier aspecten bevraagd

(bedreigingen, fysiek geweld, diefstal en gepest worden). De antwoordcategorieën waren: ‘nooit’, ‘één keer’ en

‘meermaals’. Eén vraag (gepest worden) ging specifiek over antisociaal gedrag op school en werd als volgt omschreven: “Je

bent op school gepest (andere leerlingen maakten je belachelijk, sloegen of schopten je of sloten je buiten de groep)”. Deze

vraag gaat m.a.w. ook over uitsluiten, belachelijk maken en fysiek geweld. Aangezien deze enquêtes enkel door leerlingen

uit het eerste tot en met het derde leerjaar van het Vlaams secundair onderwijs ingevuld werden, geven we de incidentie

weer van de leerlingen uit het derde leerjaar van het secundair onderwijs.

Tabel 29. Antwoordpercentages voor het slachtofferschap van leerlingen uit het 3de

jaar secundair onderwijs

Heb je dit de afgelopen 12 maanden meegemaakt? Nooit 1 keer Meermaals N

Diefstal 74.9 17.0 8.1 331

Gepest worden 89.8 2.8 7.4 325

Fysiek geweld met een dokter tot gevolg 96.9 2.8 0.3 332

Bedreigingen 97.3 2.1 0.6 331

BRON: ISRD-2 (2006)

De leerlingen zijn het minst het slachtoffer van bedreigingen (ongeveer 97% heeft het nog nooit meegemaakt) en het meest

van diefstal (bijna 75% heeft het nog nooit meegemaakt). Leerlingen worden ook vaker meermaals het slachtoffer van

diefstal (om en bij de 8%) en pesterijen (iets meer dan 7% wordt meermaals gepest) en bijna nooit meermaals van fysiek

geweld met een dokter tot gevolg (0.3% maakte het meermaals mee). Leerlingen worden vaker slechts éénmalig het

slachtoffer van diefstal (17%), in vergelijking met bijna 3% van de leerlingen voor het item ‘gepest worden’ en

‘bedreigingen’ (ongeveer 2%).

4.1.5. Slachtofferschap in de ‘JOP-monitor 1’

In de postenquête ‘JOP-monitor 1’ (afgenomen in 2006) werden vier vragen over het slachtofferschap van antisociaal

gedrag gesteld (vandalisme, bedreigingen, diefstal en fysiek geweld). De antwoordopties waren: ‘nooit’, ‘één enkele keer’

en ‘meermaals’. De JOP-monitor 1 is geen schoolenquête en daarom dienden we de jongeren op basis van hun

geboortejaar (geboren in 1990) in te delen bij het vierde leerjaar van het secundair onderwijs.

Tabel 30. Antwoordpercentages voor het slachtofferschap van leerlingen geboren in 1990 (leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs)

Heeft iemand anders het afgelopen jaar… Nooit 1 keer Meermaals N

Diefstal 71.4 24.8 3.9 303

Vandalisme 74.0 23.2 2.8 303

Fysiek geweld 95.8 3.6 0.5 304

Bedreigingen met een wapen 96.7 3.3 0.0 309

BRON: JOP-MONITOR 1 (2006)

De meeste jongeren zijn nog nooit het slachtoffer geweest van bedreigingen met een wapen (bijna 97%) en fysiek geweld

(vrijwel 96%). Ze zijn het meest slachtoffer geworden van diefstal en vandalisme (respectievelijk is 29% en 26% minstens

één keer het slachtoffer geweest). De jongeren werden nooit meermaals bedreigd in het afgelopen jaar en bijna 4% werd al

meermaals het slachtoffer van diefstal.

2.1.6. Slachtofferschap in ‘Vakoverschrijdende Eindtermen’

De vragenlijst in het kader van de ‘Vakoverschrijdende Eindtermen’ (schoolenquête uit 2007) peilde naar het

slachtofferschap van antisociaal gedrag bij leerlingen uit het vierde middelbaar. De leerlingen gaven aan hoe vaak ze het

voorbije schooljaar slachtoffer werden. De antwoordmogelijkheden hierbij waren: ‘nooit’, ‘soms’ en ‘vaak’.

Page 20: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 20 -

Tabel 31. Antwoordpercentages voor het slachtofferschap van leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Ben je dit schooljaar al eens… Nooit 1 keer Meermaals N

Belachelijk gemaakt door anderen 41.2 50.2 8.6 2045

Uitgescholden door anderen 48.7 42.7 8.7 2045

Gepest 63.1 32.3 4.6 2046

Uitgesloten van een groep 67.3 27.6 5.1 2044

Bedreigd door anderen 80.2 16.8 2.9 2047

Beroofd/bestolen door andere leerlingen 80.9 16.3 2.8 2045

In mekaar geslagen door andere leerlingen 89.4 9.1 1.5 2045

BRON: VOET (2007)

Uit de VOET enquête blijkt dat de meer delinquente vormen van antisociaal gedrag (zoals geweld, diefstal en bedreigen)

minder slachtoffers maken dan de meer interpersoonlijke vormen van antisociaal gedrag. Het hoogste percentage

slachtofferschap vinden we terug bij ‘belachelijk gemaakt’ (bijna 59%), uitgescholden en gepest (47% maakte dit soms tot

vaak mee). Minder dan 2% van de leerlingen is vaak in elkaar geslagen en haast 9% wordt vaak belachelijk gemaakt door

anderen.

2.1.7. Slachtofferschap in de ‘JOP-monitor 2’

Het slachtofferschap van antisociaal gedrag werd in de postenquête ‘JOP-monitor 2’ (geënquêteerd in 2008) gemeten aan

de hand van vijf vragen (bedreigingen, fysiek geweld, vandalisme, diefstal en gepest worden). ‘Nooit’, ‘1 keer’, ‘2 keer’ en ‘3

keer of meer’ waren de opties bij de eerste vier items. Bij de vijfde vraag (gepest worden) waren de antwoordcategorieën

meer gedetailleerd, namelijk: ‘bijna nooit’, ‘ongeveer 1 keer per maand’, ‘ongeveer 1 keer per week’ en ‘bijna elke dag’. De

JOP-monitor 2 is geen schoolenquête en daarom dienden we de leerlingen op basis van hun geboortejaar (geboren in 1993)

in te delen bij het vierde leerjaar van het secundair onderwijs. Bij het item ‘gepest worden’ gaf 89.9% van de jongeren aan

nooit gepest geweest te zijn, 8.5% werd ongeveer één keer per maand gepest, 0.6% ongeveer één keer per week en 1.1%

zei dagelijks gepest te worden (N=240).

Tabel 32. Antwoordpercentages voor het slachtofferschap van leerlingen geboren in 1993 (leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs)

Hoeveel keer zijn deze dingen jou het laatste jaar

overkomen? Nooit 1 keer 2 keer 3 keer of meer N

Vandalisme 51.2 26.2 8.9 13.6 239

Diefstal 58.0 22.5 9.3 10.2 239

Fysiek geweld met verwondingen tot gevolg 94.8 4.7 0.0 0.5 240

Bedreigingen met een wapen 95.8 0.0 0.0 4.2 240

BRON: JOP-MONITOR (2008)

Net geen 49% van de jongeren werd het laatste jaar het slachtoffer van vandalisme en diefstal (42%), tegenover iets meer

dan 4% van de jongeren dat minstens drie keer is bedreigd met een wapen. Het slachtofferschap van antisociaal gedrag

komt het vaakst voor ten gevolge van vandalisme (bijna 14% was drie keer of meer het slachtoffer) en diefstal (iets meer

dan 10%) en het minst vaak ten gevolge van fysiek geweld met verwondingen tot gevolg (0.5% was drie keer of meer het

slachtoffer). Bij de variabele ‘gepest worden’ vallen vooral de hoge percentages op van jongeren die zeggen ongeveer 1

keer per maand (ongeveer 9%) het slachtoffer te zijn van pesterijen, maar algemeen genomen worden de meeste jongeren

bijna nooit gepest (net geen 90%).

2.1.8. Slachtofferschap in ‘The International Civic and Citizenship Education Study’

In de ICCS vragenlijst (schoolenquête uit 2009) werd aan de leerlingen gevraagd om aan te geven hoe vaak ze het voorbije

schooljaar slachtofferschap ervoeren van acht vormen van antisociaal gedrag. Ze hadden hierbij de keuze uit de volgende

opties: ‘nooit’, ‘soms’ en ‘vaak’.

Page 21: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 21 -

Tabel 33. Antwoordpercentages voor het slachtofferschap van leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Ben je dit schooljaar al eens… Nooit Soms Vaak N

Uitgescholden door anderen 48.4 46.7 4.9 1912

Belachelijk gemaakt door anderen 63.6 34.3 2.1 1907

Gepest 66.9 30.9 2.2 1914

Uitgesloten van een groep 68.6 29.6 1.8 1912

Bedreigd door anderen 82.1 16.4 1.5 1911

Beroofd/bestolen door andere leerlingen 85.4 13.8 0.9 1908

In mekaar geslagen door andere leerlingen 91.8 7.7 0.5 1914

Gedwongen om je geld/bezittingen af te geven 94.9 4.6 0.4 1912

BRON: ICCS (2009)

Leerlingen werden vaker het slachtoffer van interpersoonlijke vormen van antisociaal gedrag, zoals uitschelden (bijna 52%

werd soms tot vaak uitgescholden), belachelijk maken (iets meer dan 36% werd soms tot vaak belachelijk gemaakt) en

pesten (ongeveer 43% werd soms tot vaak gepest). De meer delinquente vormen vinden we in veel mindere mate terug. Zo

werd slechts 5% van de leerlingen tijdens het schooljaar ooit gedwongen om geld of bezittingen af te geven, bijna 8% in

elkaar geslagen en 15% beroofd of bestolen door andere leerlingen.

2.1.9. Slachtofferschap in ‘JOP-monitor Brussel’

Het slachtofferschap van antisociaal gedrag werd in de Brusselse JOP-monitor (2010) gemeten aan de hand van zes vragen

(bedreigingen, fysiek geweld, vandalisme, afpersing, diefstal en lastig gevallen worden). De leerlingen konden deze vraag

beantwoorden aan de hand van vier antwoordcategorieën: ‘nooit’, ‘1 keer’, ‘2 keer’ en ‘3 keer of meer’.

Tabel 34. Antwoordpercentages voor het slachtofferschap van leerlingen uit het 4de

jaar nederlandstalig secundair onderwijs in brussel

Hoeveel keer zijn deze dingen jou het laatste jaar

overkomen? Nooit 1 keer 2 keer 3 keer of meer N

Iets van jou gepikt/gestolen in je afwezigheid? 53.6 28.8 9.0 8.6 392

Lastig gevallen op straat? 55.9 16.6 9.4 18.2 391

Iets met opzet beschadigd dat van jou was? 59.2 26.0 7.0 7.7 387

Je onder dwang verplicht iets af te geven? 88.1 8.1 1.6 2.3 390

Bedreigd met een wapen? 89.0 6.7 2.8 1.6 395

In elkaar geslagen zodat je er verwondingen aan

overhield? 90.1 6.2 1.8 1.9 395

BRON: JOP-MONITOR BRUSSEL (2010)

De jongeren die school lopen in het Brussels Nederlandstalig secundair onderwijs waren het jaar voorafgaand aan de

bevraging het meest slachtoffer van diefstal, pesterijen op straat en vandalisme. Respectievelijk 46%, 44% en 41% van de

vierdejaarsleerlingen uit het Brusselse onderwijs rapporteerde het afgelopen jaar bestolen, lastig gevallen of slachtoffer van

vandalisme geweest te zijn. Vooral van het lastig gevallen worden op straat blijkt een groot aandeel jongeren meermaals

slachtoffer te zijn. 18 procent van de vierdejaars of maar liefst 41% van de slachtoffers geeft aan het afgelopen jaar meer

dan twee keer slachtoffer hiervan geweest te zijn. Slachtofferschap van zwaardere delicten komen in veel mindere mate

voor. Slechts om en bij de 10% rapporteerde slachtoffer geweest te zijn van respectievelijk afpersing, bedreiging en fysiek

geweld.

2.2. Meetinstrumenten van slachtofferschap van antisociaal gedrag

2.2.1. Meetinstrumenten in ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’

Inzake het slachtofferschap van antisociaal gedrag vonden we vier items terug (nl. vandalisme, diefstal, fysiek geweld en

pesten) in de schoolenquête ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’ (in 1999 afgenomen). Het item ‘gepest worden’

nemen we niet op in de factoranalyse aangezien deze variabele op een ordinaal meetniveau gemeten werd, terwijl de

andere drie items op intervalmeetniveau bevraagd werden.

Page 22: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 22 -

Tabel 35. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘slachtofferschap van delinquent gedrag’ voor leerlingen uit het secundair

onderwijs (n=4566)

Heeft iemand het afgelopen jaar wel eens… Factor-

ladingen α

1 iets van jou met opzet beschadigd of stukgemaakt? .767 .260

2 iets van jou gepikt? .758 .281

3 wel eens in mekaar geslagen? .570 .521

Eigenwaarde 1.489

% verklaarde variantie 49.635

Cronbach alpha .488

BRON: JVGG (1999)

De samenhang tussen de drie thema’s in de schaal ‘slachtofferschap van delinquent gedrag’ is intern niet consistent

(α=.488). Wanneer we het element ‘in elkaar slaan’ zouden weglaten, verhoogt de alpha van deze schaal wel, maar dan zijn

er slechts twee variabelen om de schaal te construeren en de Cronbach blijft toch te laag (α=.521). Er kan dus geen schaal

voor het slachtofferschap van delinquent gedrag geconstrueerd worden in JVGG.

2.2.2. Meetinstrumenten in ‘Leerlingenparticipatie’

In de schoolenquête ‘Leerlingenparticipatie’ (afgenomen in 2002) werden zeven items rond het slachtofferschap aan de

leerlingen uit het tweede en vierde middelbaar voorgelegd (uitschelden, pesten, uitsluiten, anderen belachelijk maken,

bedreigen, fysiek geweld en diefstal). We splitsen de verschillende dimensies van het slachtofferschap op in de

onderstaande twee tabellen.

Tabel 36. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘slachtofferschap van delinquent gedrag’ voor leerlingen uit het 2de

en 4de

jaar

secundair onderwijs (n=3384)

Ben je dit schooljaar al eens… Factor-

ladingen α

1 bedreigd geweest door anderen? .808 .564

2 in mekaar geslagen door andere leerlingen? .794 .609

3 al eens beroofd/bestolen door leerlingen? .774 .622

Eigenwaarde 1.882

% verklaarde variantie 62.724

Cronbach alpha .692

fRho (%) 4.96

BRON: LLP (2002)

De schaal ‘slachtofferschap van delinquent gedrag’ is net niet betrouwbaar (α=.692). De Cronbach alpha verhoogt ook niet

door het weglaten van één van de drie variabelen. Ondanks de factor bijna 63% van de variantie verklaart, kunnen we een

schaal op basis van deze dimensie niet verder meenemen om het ‘slachtofferschap’ betrouwbaar in kaart te brengen.

Tabel 37. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘slachtofferschap van probleemgedrag’ voor leerlingen uit het 2de

en 4de

jaar

secundair onderwijs (n=3384)

Ben je dit schooljaar al eens… Factor-

ladingen α

1 uitgescholden door anderen? .847 .813

2 belachelijk gemaakt door anderen? .843 .815

3 gepest door andere leerlingen? .840 .817

4 uitgesloten van een groep? .822 .829

Eigenwaarde 2.808

% verklaarde variantie 70.195

Cronbach alpha .858

Rho (%) 3.32

BRON: LLP (2002)

De vier variabelen hangen sterk samen met een Cronbach alpha van .858. Iets meer dan 70% van de variantie wordt

verklaard door de factor. Het schooleffect of de ICC is iets meer dan 4% en dus verwaarloosbaar. Het slachtofferschap van

Page 23: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 23 -

probleemgedrag is dus niet geclusterd binnen de scholen. Het gemiddelde op deze schaal is 19.52 en de standaardafwijking

is 20.03 (N=3384). Aangezien de schaal ‘slachtofferschap van delinquent gedrag’ net niet intern consistent was, kunnen we

de samenhang (r) tussen de beide dimensies van slachtofferschap niet nagaan.

2.2.3. Meetinstrumenten in ‘Maatschappelijke Participatie Jongeren’

De acht items uit de ‘MPJ’ vragenlijst (face-to-face enquête uit 2002) peilden naar het slachtofferschap van jongeren in het

algemeen en niet enkel m.b.t. de schoolsituatie. De factoranalyse op basis van de twee dimensies staat in de onderstaande

tabellen.

Tabel 38. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘slachtofferschap van delinquent gedrag’ voor leerlingen tussen 14 en 18 jaar

oud (n=1767)

Ben je dit schooljaar al eens… Factor-

ladingen α

1 bedreigd door anderen? .749 .537

2 geslagen met verwondingen als gevolg? .740 .553

3 slachtoffer van vandalisme? .702 .567

4 bestolen door anderen? .620 .626

Eigenwaarde 1.986

% verklaarde variantie 49.640

Cronbach alpha .639

BRON: MPJ (2002)

Het eerste meetinstrument in MPJ gaat over het slachtofferschap van delinquent gedrag. De vier variabelen vormen geen

betrouwbare schaal (α=.639). Aangezien deze schaal niet betrouwbaar is, geven we de schaalbeschrijving niet mee.

Tabel 39. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘slachtofferschap van probleemgedrag’ voor leerlingen tussen 14 en 18 jaar

oud (n=1765)

Ben je dit schooljaar al eens… Factor-

ladingen α

1 belachelijk gemaakt door anderen? .857 .795

2 gepest door anderen? .856 .797

3 uitgescholden door anderen? .816 .822

4 uitgesloten uit een groep? .806 .830

Eigenwaarde 2.782

% verklaarde variantie 69.562

Cronbach alpha .852

BRON: MPJ (2002)

De vier variabelen in de schaal ‘slachtofferschap van probleemgedrag’ hangen sterk samen (α=.852) en de achterliggende

dimensie verklaart bijna 70% van de variantie. De MPJ enquête was geen schoolvragenlijst en daarom kunnen we de Rho of

ICC niet meegeven. De somschaal ‘slachtofferschap van probleemgedrag’ heeft een gemiddelde van 17.50 en een

standaardafwijking van 17.84 (N=1765). De samenhang met de schaal ‘slachtofferschap van delinquent gedrag’ berekenen

we niet, aangezien deze schaal een Cronbach alpha had die minder dan .70 was.

2.2.4. Meetinstrumenten in ‘The International Self-Report Delinquency Study’

In de Vlaamse steekproef van de internationale schoolenquête ISRD-2 (geënquêteerd in 2006) vonden we vier items terug

over het slachtofferschap bij leerlingen uit het eerste tot en met het derde leerjaar van het secundair onderwijs.

Page 24: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 24 -

Tabel 40. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘slachtofferschap’ voor leerlingen uit het 1ste

, 2de

en 3de

jaar secundair

onderwijs (n=983)

In welke mate zijn de volgende zaken jou het afgelopen jaar overkomen? Factor-

ladingen α

1 Iemand heeft iets van je gestolen (zoals een boek, geld, mobiele telefoon, sportspullen, fiets). .654 .107

2 Iemand wou geld of iets anders van je hebben (horloge, sportschoenen, mobiele telefoon) en

bedreigde je als je het niet zou geven.

.643 .134

3 Iemand heeft je zo hard geslagen of verwond dat je naar de dokter moest. .551 .159

4 Je werd op school gepest (andere leerlingen maakten je belachelijk, sloegen of schopten je of

sloten je buiten de groep).

.313 .221

Eigenwaarde 1.242

% verklaarde variantie 31.060

Cronbach alpha .198

BRON: ISRD-2 (2006)

De schaal ‘slachtofferschap’ is niet intern consistent. De Cronbach alpha is zeer laag (α=.198), terwijl de factorladingen van

twee items (diefstal en bedreigingen) relatief hoog zijn. Er is m.a.w. geen betrouwbare schaal voor het slachtofferschap in

ISRD-2.

2.2.5. Meetinstrumenten in de ‘JOP-monitor 1’

De postenquête ‘JOP-monitor 1’ (afgenomen bij jongeren op het einde van het schooljaar 2005-2006) bevraagde vier items

omtrent het slachtofferschap van delinquent gedrag tijdens het afgelopen jaar.

Tabel 41. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘slachtofferschap van delinquent gedrag’ voor leerlingen uit het secundair

onderwijs (n=1203)

Heeft iemand het afgelopen jaar…. Factor-

ladingen α

1 iets van jou met opzet kapotgemaakt? .747 .285

2 iets van jou gepikt/gestolen? .653 .397

3 jou in de mekaar geslagen? .633 .486

4 jou met een wapen bedreigd? .565 .512

Eigenwaarde 1.704

% verklaarde variantie 42.604

Cronbach alpha .515

BRON: JOP-MONITOR 1 (2006)

De vier variabelen in de schaal ‘slachtofferschap van delinquent gedrag’ hangen onvoldoende samen (Cronbach

alpha=.515). De factorladingen variëren tussen .565 en .747 en de verklaarde variantie door de factor is bijna 43%. We

kunnen m.a.w. geen betrouwbare schaal voor het slachtofferschap van delinquent gedrag construeren op basis van de

items in de JOP-monitor 1.

2.2.6. Meetinstrumenten in ‘Vakoverschrijdende eindtermen’

Op basis van de zeven vragen in de schoolenquête ‘VOET’ (afgenomen in 2007) kunnen we een schaal voor het

slachtofferschap van delinquent gedrag en probleemgedrag construeren aan de hand van de antwoorden van leerlingen uit

het tweede, vierde en zesde leerjaar van het secundair onderwijs.

Page 25: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 25 -

Tabel 42. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘slachtofferschap van delinquent gedrag’ voor leerlingen uit 2de

, 4de

en 6de

jaar

secundair onderwijs (n=5876)

Ben je dit schooljaar al eens… Factor-

ladingen α

1 bedreigd door anderen? .818 .586

2 in mekaar geslagen door leerlingen? .809 .616

3 beroofd/bestolen door leerlingen? .773 .649

Eigenwaarde 1.920

% verklaarde variantie 63.996

Cronbach alpha .708

Rho (%) 6.54

BRON: VOET (2007)

De samenhang tussen de drie variabelen is voldoende betrouwbaar (α=.708) en de factor verklaart net geen 64% van de

variantie. Het schooleffect of de ICC bedraagt bijna 7%. De school heeft m.a.w. een minieme invloed op het

slachtofferschap van delinquent gedrag.

Tabel 43. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘slachtofferschap van probleemgedrag’ voor leerlingen uit 2de

, 4de

en 6de

jaar

secundair onderwijs (n=5911)

Ben je dit schooljaar al eens… Factor-

ladingen α

1 belachelijk gemaakt door anderen? .848 .802

2 uitgescholden door anderen? .834 .814

3 gepest door andere leerlingen? .833 .815

4 uitgesloten van een groep? .825 .821

Eigenwaarde 2.632

% verklaarde variantie 65.803

Cronbach alpha .835

Rho (%) 3.61

BRON: VOET (2007)

De Cronbach alpha is hoog (α=.853). De vier variabelen in de schaal ‘slachtofferschap van probleemgedrag’ hangen sterk

samen en de achterliggende dimensie verklaart bijna 66% van de variantie. De ICC is verwaarloosbaar (net geen 4%), de

school heeft dus geen invloed. Wanneer we de beide somschalen met elkaar vergelijken, dan bekomen we de volgende

resultaten.

Tabel 44. Schaalbeschrijvingen van de somschalen ‘slachtofferschap van delinquent gedrag’ en ‘slachtofferschap van probleemgedrag’ voor

leerlingen uit het 2de

, 4de

en 6de

jaar secundair onderwijs

Schaal Gemiddelde Standaarddeviatie N

Slachtofferschap van delinquent gedrag 6.84 14.03 5876

Slachtofferschap van probleemgedrag op school 18.96 20.81 5911

BRON: VOET (2007)

Het slachtofferschap van delinquent gedrag komt gemiddeld veel minder voor dan het slachtofferschap van

probleemgedrag (6.84<18.96). Ook de standaardafwijking ligt lager (14.03) in vergelijking met het slachtofferschap van

probleemgedrag (20.81). Dit wil zeggen dat de spreiding kleiner is rond het gemiddelde en dat de ervaringen van de

jongeren minder extreem zijn bij het slachtofferschap van delinquent gedrag. De beide somschalen hangen tot slot positief

en significant samen op individueel niveau (r=.601**). Hoe vaker jongeren het slachtoffer worden van delinquent gedrag,

hoe vaker ze ook probleemgedrag meemaken. Deze vaststelling is niet causaal te interpreteren.

2.2.7. Meetinstrumenten in de ‘JOP-monitor 2’

Het slachtofferschap van delinquent gedrag werd in de tweede editie van de JOP-monitor (afgenomen in 2008) via

postenquête bevraagd aan de hand van vijf vragen. We nemen ‘gepest worden’ niet mee aangezien het bij deze vraag om

meer gedetailleerde antwoordmodaliteiten ging (zie incidentie).

Page 26: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 26 -

Tabel 45. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘slachtofferschap van delinquent gedrag’ voorleerlingen uit het secundair

onderwijs (n=1332)

Hoe vaak heeft iemand het laatste jaar … Factor-

ladingen α

1 iets met opzet beschadigd dat van jou was? .757 .381

2 iets van jou gepikt/gestolen? .742 .384

3 jou bedreigd met een wapen? .620 .571

4 jou in elkaar geslagen zodat je er verwondingen aan overhield? .603 .579

Eigenwaarde 1.871

% verklaarde variantie 46.785

Cronbach alpha .582

BRON: JOP-MONITOR 2 (2008)

De samenhang is te zwak tussen de vier items (α= .582). Ondanks ruim 46% van de variantie verklaard wordt door de

factor, kan dit meetinstrument niet gevalideerd worden in de JOP-monitor 2.

2.2.8. Meetinstrumenten in ‘The International Civic and Citizenship Education Study’

De ‘ICCS’ enquête (schoolenquête uit 2009) bevatte acht vragen naar het slachtofferschap van antisociaal gedrag bij

leerlingen uit het vierde middelbaar. We splitsen de acht variabelen op in twee dimensies van het slachtofferschap van

antisociaal gedrag, namelijk ‘delinquent gedrag’ en ‘probleemgedrag’.

Tabel 46. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘slachtofferschap van delinquent gedrag’ voor leerlingen uit het 4de

jaar

secundair onderwijs (n=1905)

Ben je dit schooljaar al eens… Factor-

ladingen α

1 gedwongen geweest door anderen om je geld of bezittingen af te geven? .841 .717

2 in mekaar geslagen door anderen? .827 .713

3 bedreigd geweest door anderen? .789 .741

4 beroofd/bestolen door leerlingen? .739 .759

Eigenwaarde 2.560

% verklaarde variantie 63.991

Cronbach alpha .784

Rho (%) 5.31

BRON: ICCS (2009)

De vier variabelen hangen betrouwbaar samen (α=.784) en bijna 64% van de variantie wordt verklaard door deze factor. De

ICC bedraagt iets meer dan 5% wat aangeeft dat de schoolkenmerken een (kleine) invloed hebben op het slachtofferschap

van delinquent gedrag in de ICCS steekproef.

Tabel 47. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘slachtofferschap van probleemgedrag’ voor leerlingen uit het 4de

jaar

secundair onderwijs (n=1904)

Ben je dit schooljaar al eens… Factor-

ladingen α

1 gepest geweest door andere leerlingen (ook via gsm of internet)? .835 .758

2 belachelijk gemaakt door anderen (ook via gsm of internet)? .830 .759

3 uitgesloten van een groep? .815 .774

4 uitgescholden geweest door anderen? .763 .808

Eigenwaarde 2.632

% verklaarde variantie 65.803

Cronbach alpha .820

Rho (%) 2.54

BRON: ICCS (2009)

De Cronbach alpha is hoog (α=.820). De vier variabelen zijn dus samen betrouwbaar om het fenomeen ‘slachtofferschap

van probleemgedrag’ in kaart te brengen. De schaal verklaart bijna 66% van de variantie. Het schooleffect is

verwaarloosbaar (ICC is minder dan 3%). Nu vergelijken we de schaaleigenschap van de beide somschalen en bespreken we

tot slot hun samenhang.

Page 27: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 27 -

TABEL 48. Schaalbeschrijvingen van de somschalen ‘slachtofferschap van delinquent gedrag’ en ‘slachtofferschap van probleemgedrag’

voor leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Schaal Gemiddelde Standaarddeviatie N

Slachtofferschap van delinquent gedrag 4.16 10.05 1905

Slachtofferschap van probleemgedrag op school 13.81 16.23 1904

BRON: ICCS (2009)

De leerlingen worden gemiddeld vaker het slachtoffer van probleemgedrag (13.81) in vergelijking met delinquent gedrag

(gemiddelde=4.16). De spreiding ligt ook hoger bij het slachtofferschap van probleemgedrag (16.23). De beide somschalen

hangen tot slot positief en significant samen (r=.584**). Hoe meer de leerlingen het slachtoffer worden van

probleemgedrag, hoe meer ze ook aangeven het slachtoffer te worden van delinquent gedrag (en omgekeerd).

2.2.9. Meetinstrumenten in ‘JOP-monitor Brussel’

In de schoolenquête ‘JOP-monitor Brussel’ (2010) werden zes items rond het slachtofferschap aan de leerlingen van het

eerste tot en met het zesde jaar secundair onderwijs voorgelegd (fysiek geweld, bedreiging, diefstal, afpersing, vandalisme

en lastig gevallen worden).

Tabel 49. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘slachtofferschap van delinquent gedrag’ voor leerlingen uit het

nederlandstalig brussels secundair onderwijs (n=2204)

Ben je dit schooljaar al eens… Factor-

ladingen α

1 je in elkaar geslagen zodat je er verwondingen aan overhield .712 .622

2 je bedreigd met een wapen .699 .624

3 je onder dwang verplicht iets af te geven .682 .608

4 iets van jou gepikt/gestolen in je afwezigheid .633 .580

5 iets met opzet beschadigd dat van jou was .588 .605

6 je lastig gevallen op straat .515 .664

Eigenwaarde 2.472

% verklaarde variantie 41.207

Cronbach alpha .659

BRON: JOP-MONITOR BRUSSEL (2010)

Hoewel de factorladingen vrij behoorlijk zijn voor deze schaal, blijkt de interne consistentie zwak te zijn (Cronbach

alpha=.66).

3. Onveiligheidsgevoelens bij leerlingen

We hebben de omvang onderzocht van de onveiligheidsgevoelens van leerlingen en leerkrachten en hebben voor beide

groepen gezocht naar betrouwbare schalen om het fenomeen te kunnen meten.

3.1. Incidentie van onveiligheidsgevoelens bij leerlingen

3.1.1. Onveiligheidsgevoelens in ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’

In de enquête ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’, afgenomen in 1999, werden vijf vragen gesteld over

onveiligheidgevoelens. De drie antwoordmodaliteiten waren: nooit, soms en dikwijls. De vragen peilden naar de angst van

de leerlingen om slachtoffer te worden van bepaalde delicten.

Page 28: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 28 -

Tabel 50. Antwoordpercentages voor de onveiligheidsgevoelens van leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Ben je wel eens bang het slachtoffer te worden van één van de volgende

misdrijven? Nooit Soms Dikwijls N

Diefstal van je fiets, bromfiets, jas, … 29.5 53.6 16.9 852

Geweld en/of bedreiging 46.1 45.2 8.7 854

Seksueel geweld (aanranding, verkrachting) 61.6 25.7 12.7 851

Beroving op straat (of een andere openbare plaats) 62.5 31.8 5.6 851

Vandalisme 62.6 35.5 1.9 850

BRON: JVGG (1999)

De leerlingen geven aan dat ze vooral bang zijn het slachtoffer te worden van diefstal (17% is dikwijls bang) en seksueel

geweld (13% is dikwijls bang). Ze zijn het minst bang om beroofd te worden op straat (kleine 6% is dikwijls bang) en om

slachtoffer te worden van vandalisme (2% is dikwijls bang).

3.1.2. Onveiligheidsgevoelens in ‘Maatschappelijke Participatie Jongeren’, ‘JOP-monitor 1 en 2’ en ‘JOP-monitor Brussel’

In de MPJ enquête (2002), de eerste en de tweede JOP-monitor (2006 en 2008) en de JOP-monitor Brussel (2010) werden

de onveiligheidsgevoelens van leerlingen aan de hand van de binnen de onderzoeksgroep TOR ontwikkelde schaal gemeten.

De leerlingen hebben bij acht stellingen aangegeven in welke mate ze akkoord gaan.

Tabel 51. Antwoordpercentages voor de algemene onveiligheidsgevoelens van leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Niet Akkoord Tussen beide Akkoord N

MPJ 11.0 31.3 57.7 349

JOP1 16.3 29.8 54.0 206 De laatste 10 jaar zijn de straten onveiliger geworden

JOP24 14.2 28.7 57.2 174

JOPBXL 13.3 20.5 66.1 402

MPJ 11.8 24.6 63.6 349

JOP1 16.4 28.2 55.4 207 In deze tijd is een alarmsysteem geen overbodige luxe

JOP2 11.9 29.4 58.6 176

JOPBXL 16.0 30.2 53.7 398

MPJ 16.1 30.2 53.7 348

JOP1 12.1 25.6 62.2 209 ’s Avonds moet je op straat extra voorzichtig zijn

JOP2 9.8 28.6 61.6 176

JOPBXL 14.0 22.2 63.8 402

MPJ 25.5 43.8 30.7 349

JOP1 36.2 40.0 23.8 209 De politie is niet meer in staat om ons nog te beschermen tegen

criminelen JOP2 33.2 37.5 29.2 175

JOPBXL 18.6 35.5 45.8 403

MPJ 26.8 40.7 32.6 349

JOP1 32.1 40.2 27.8 209 Het is vandaag de dag te onveilig om kinderen alleen op straat

te laten JOP2 38.9 33.9 27.3 174

JOPBXL 24.0 38.2 37.8 409

MPJ 51.3 25 23.6 349

JOP1 47.8 26.6 25.6 209 Uit angst om overvallen te worden, durf ik niet in bepaalde

wijken te komen JOP2 34.3 31.5 34.1 176

JOPBXL 36.9 25.6 37.6 404

MPJ 75.7 15.5 8.7 349

JOP1 70.2 17.9 11.9 210 Uit angst dat er mij iets overkomt, durf ik ’s avonds niet meer

alleen op straat te komen JOP2

5 57.9 25.1 17.1 175

JOPBXL 52.3 22.2 25.5 406

MPJ 86.7 6.1 7.2 349

JOP1 83.2 9.0 7.8 210 ’s Avonds en ’s nachts durf ik niet alleen thuis te blijven

JOP2 69.0 20.4 11.6 175

JOPBXL 76.1 13.5 10.4 404

BRON: MPJ (2002), JOP-MONITOR 1 (2006) EN 2 (20008) EN JOP-MONITOR BRUSSEL (2010)

4 In de tweede JOP-monitor en JOP-Brussel was de exacte formulering van de stelling: ‘De laatste jaren zijn de straten onveiliger geworden’

5 In de tweede JOP-monitor was de exacte formulering van de stelling: ‘Uit angst om overvallen te worden durf ik ’s nachts niet meer alleen

op straat te komen’

Page 29: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 29 -

Meer dan de helft van de leerlingen vindt op de vier meetmomenten dat de straten de laatste jaren onveiliger zijn

geworden en dat je ’s avonds op straat extra voorzichtig moet zijn. Ook geeft steeds tussen de 55% en de 64% van de

jongeren aan dat een alarmsysteem in deze tijd geen overbodige luxe is. Naast deze hoge percentages voor de stellingen

die de algemene onveiligheid vandaag de dag beschrijven, durft bijna één derde van de jongeren niet in bepaalde wijken te

komen uit angst om overvallen te worden. Een kleiner aandeel durft ’s avonds of ’s nachts niet meer alleen op straat te

komen uit angst dat hem of haar iets overkomt. Het aandeel jongeren dat aangeeft zich onveilig te voelen is groter dan het

aandeel jongeren dat effectief vermijdingsgedrag zal stellen. Angst voor onveiligheid leidt niet bij alle jongeren tot het

vermijden van bepaalde situaties, wat niet wegneemt dat deze laatste groep toch ook een aanzienlijk aandeel van de

jongeren vormt. Voor het item “Uit angst dat er mij iets overkomt, durf ik ’s avonds niet meer alleen op straat te komen”

zien we een duidelijke stijging doorheen de vier meetmomenten. Bij twee stellingen heeft een groot deel van de jongeren

voor de antwoordmogelijkheid ‘tussenbeide’ gekozen. Het gaat hier om de items “Het is vandaag te onveilig om kinderen

alleen op straat te laten” (het percentage jongeren dat hier ‘tussenbeide’ antwoord schommelt tussen 30% en 40%) en “De

politie is niet meer in staat om ons nog te beschermen tegen criminelen” (het percentage dat ‘tussenbeide’ antwoordt

schommelt tussen de 37% en 40%). De eerste stelling is niet rechtstreeks gerelateerd aan de leefwereld van de jongeren en

dit zou de oorzaak kunnen zijn van de minder uitgesproken mening. Het item over de politie wijkt wat af van de andere

stellingen omdat zij niet puur gevoelsmatig is, maar een zekere kennis veronderstelt van het effectieve politieoptreden.

Jongeren hebben deze kennis misschien niet altijd en kiezen mogelijk daarom voor de antwoordmogelijkheid ‘tussenbeide’.

3.1.3. Onveiligheidsgevoelens in ‘The International Civic and Citizenship Education Study’

In de ICCS enquête zijn elf stellingen rond onveiligheidsgevoelens opgenomen, waarvan er drie specifiek betrekking hebben

op de schoolsituatie. Deze kunnen ons naast de algemene onveiligheidsgevoelens van de jongeren ook iets vertellen over

de onveiligheidsgevoelens van leerlingen op school.

Tabel 52. Antwoordpercentages voor de onveiligheidsgevoelens van leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Niet akkoord Tussen beide Akkoord N

Ik voel me veilig op mijn school. 8.0 25.6 66.5 1908

In deze tijd is een alarmsysteem geen overbodige luxe. 10.1 25.9 63.9 1913

’s Avonds moet je op straat extra voorzichtig zijn. 12.0 28.6 59.4 1919

De laatste 10 jaar zijn de straten onveiliger geworden. 13.2 30.7 56.1 1917

Het is vandaag de dag te onveilig om kinderen alleen op straat te

laten. 21.6 41.6 36.7 1919

De politie is niet meer in staat om ons te beschermen tegen

criminelen. 26.3 41.5 32.2 1918

Uit angst om overvallen te worden, durf ik niet in bepaalde wijken

komen. 38.4 30.4 31.1 1913

Uit angst dat er mij iets overkomt, durf ik ’s avonds niet alleen op

straat komen. 57.5 24.9 17.6 1917

Ik ben bang om gepest te worden door andere leerlingen. 74.2 17.4 8.3 1913

’s Avonds en ’s nachts durf ik niet alleen thuis te blijven. 78.4 14.5 7.1 1912

Ik durf niet op bepaalde plaatsen te komen uit angst om lastig

gevallen te worden door leerlingen. 80.9 14.1 5.0 1910

BRON: ICCS (2009)

Volgens 64% van de jongeren is een alarmsysteem in deze tijd geen overbodige luxe. Meer dan de helft (59%) vindt dat je ’s

avonds op straat extra voorzichtig moet zijn en 56% is van mening dat de straten de laatste 10 jaar onveiliger zijn

geworden. Het is vandaag de dag te onveilig om kinderen alleen op straat te laten, zo beweert 67% van de jongeren. Iets

meer dan 30% zegt dat de politie niet meer in staat is ons te beschermen tegen criminelen en durft niet in bepaalde wijken

te komen uit angst om overvallen te worden. 18% van de jongeren gaat akkoord met de stelling “Uit angst dat mij iets

overkomt durf ik ’s avonds niet alleen op straat te komen” en 7 % durft ’s avonds en ’s nachts niet alleen thuis te blijven.

Acht procent van de leerlingen voelt zich niet veilig op school en is bang om gepest te worden door andere leerlingen.

Slechts 5% durft niet op bepaalde plaatsen te komen uit angst om lastig gevallen te worden door leerlingen. Uit de deze

enquête blijkt overigens dat 66% van de leerlingen zich veilig voelt op haar of zijn school, wat wil zeggen dat één derde van

de leerlingen zich niet veilig voelt op school. Dit is een niet te verwaarlozen cijfer.

Page 30: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 30 -

3.2. Meetinstrumenten van onveiligheidsgevoelens bij leerlingen

3.2.1. Meetinstrumenten in ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’

In de enquête ‘Jongeren in Vlaanderen, Gemeten en Geteld’ zijn vijf vragen rond onveiligheidsgevoelens van jongeren

gesteld. Er werd hen gevraagd of ze bang waren slachtoffer te worden van bepaalde vormen van antisociaal gedrag.

Tabel 53. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘onveiligheidsgevoelens’ voor leerlingen uit het secundair onderwijs (n=4684)

Ben je bang het slachtoffer te worden van … Factor-

ladingen α

1 Geweld en/of bedreiging .801 .665

2 Beroving op straat (of een andere openbare plaats) .798 .668

3 Seksueel geweld (aanranding, verkrachting) .699 .714

4 Diefstal van je fiets, bromfiets, jas, … .624 .738

5 Vandalisme .616 .735

Eigenwaarde 2.53

% verklaarde variantie 50.66

Cronbach alpha .750

Rho (%) 4.83

BRON: JVGG (1999)

De Cronbach alpha is voldoende hoog (.750) om de schaal ‘onveiligheidsgevoelens’ in JVGG met vijf items te valideren. We

zien dat het item‘geweld’ heel hoog laadt (.801) en dat de variabele ‘vandalisme’ de laagste factorlading heeft (.616). Er

wordt iets meer dan 50% van de variantie in de items verklaard en de eigenwaarde bedraagt 2.53. De Rho, of

intraschoolcorrelatie, bedraagt 4.83%. Dit wijst er op dat de onveiligheidgevoelens die gemeten worden op basis van deze

vijf items niet sterk zijn geclusterd binnen de scholen en dus niet sterk bepaald worden door schoolkenmerken. Het

gemiddelde is 46.28 en de standaarddeviatie 33.36 (N=4684).

3.2.2. Meetinstrumenten in ‘Maatschappelijke Participatie Jongeren’

In de ‘Maatschappelijke Participatie Jongeren’ enquête (2002) werden acht stellingen opgenomen over

onveiligheidsgevoelens van jongeren.

Tabel 54. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘algemene onveiligheidsgevoelens’ voor jongeren tussen 14 en 18 jaar

(n=1753)

Factor-

ladingen α

1 Uit angst dat mij iets overkomt durf ik ’s avonds niet meer alleen op straat te komen .684 .663

2 ’s Avonds moet je op straat extra voorzichtig zijn .678 .663

3 Uit angst om overvallen te worden durf ik niet in bepaalde wijken komen .674 .662

4 De laatste 10 jaar zijn de straten onveiliger geworden .620 .670

5 Het is vandaag de dag te onveilig om kinderen alleen op straat te laten .560 .683

6 In deze tijd is een alarmsysteem geen overbodige luxe .464 .698

7 ’s Avonds en ’s nachts durf ik niet alleen thuis blijven .547 .691

8 De politie is niet meer in staat om ons te beschermen tegen criminelen .332 .718

Eigenwaarde 2.70

% verklaarde variantie 33.80

Cronbach alpha met het item 8 .710

Cronbach alpha zonder het item 8 .718

BRON: MPJ (2002)

Met zeven van de acht stellingen kan een valide schaal gevormd worden. Het item “De politie is niet meer in staat om ons

te beschermen tegen criminelen” wordt beter niet opgenomen. Het heeft niet alleen een veel lagere factorlading (.332),

het weglaten van het item zorgt ook voor een verhoging van de betrouwbaarheid van de schaal (tot α=.718). Er wordt

33.8% van de variantie verklaard en de eigenwaarde bedraagt 2.70.

Page 31: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 31 -

Tabel 55. Schaalbeschrijving van de somschaal ‘algemene onveiligheidsgevoelens’ voor jongeren van 14 tot 18 jaar

Schaal Gemiddelde Standaarddeviatie N

Algemene onveiligheidsgevoelens van jongeren 47.656 13.287 1763

BRON: MPJ (2002)

3.2.3. Meetinstrumenten in ‘JOP-monitor 1’

In de eerste JOP monitor (2006) zijn dezelfde acht stellingen rond onveiligheidgevoelens opgenomen als in de MPJ enquête.

Tabel 56. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘algemene onveiligheidsgevoelens’ voor leerlingen uit het secundair onderwijs

(n=1225)

Factor-

ladingen α

1 ’s Avonds moet je op straat extra voorzichtig zijn. .727 .758

2 Uit angst om overvallen te worden, durf ik niet in bepaalde wijken komen. .714 .758

3 Uit angst dat er mij iets overkomt, durf ik ’s avonds en ’s nachts niet meer alleen op straat komen. .705 .761

4 De laatste 10 jaren zijn de straten onveiliger geworden. .687 .762

5 Het is vandaag de dag te onveilig om kinderen alleen op straat te laten. .639 .770

6 In deze tijd is een alarmsysteem geen overbodige luxe. .592 .777

7 ’s avonds en ’s nachts durf ik niet alleen thuis te blijven. .551 .783

8 De politie is niet meer in staat om ons nog te beschermen tegen criminelen. .476 .792

Eigenwaarde 3.30

% verklaarde variantie 41.21

Cronbach alpha .792

BRON: JOP-MONITOR 1 (2006)

Ook in de JOP-monitor vormen de acht stellingen een valide schaal. De factorladingen variëren tussen .476 en .727 en er

wordt 41% van de variantie verklaard. Met een Cronbach alpha van .793 is dit een betrouwbare en consistente schaal. Het

weglaten van het item rond ‘politie’ zorgt niet voor een verhoging van betrouwbaarheid, maar we zien wel dat dit item de

laagste factorlading heeft en dat de Cronbach alpha maar met .001 zakt indien het item niet wordt opgenomen. Het

gemiddelde is 57.22 en de standaardafwijking bedraagt 13.24 (N=1225).

3.2.4. Meetinstrumenten in ‘JOP-monitor 2’

In de tweede JOP monitor (2008) zijn de onveiligheidgevoelens op een identieke manier bevraagd als in de eerste JOP

monitor en de MPJ enquête.

Tabel 57. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘algemene onveiligheidsgevoelens’ voor leerlingen uit het secundair onderwijs

(n=1329)

Factor-

ladingen α

1 Uit angst dat er mij iets overkomt, durf ik ’s nachts niet meer alleen op straat komen. .743 .758

2 ’s Avonds moet je op straat extra voorzichtig zijn. .723 .756

3 De laatste jaren zijn de straten onveiliger geworden. .700 .769

4 Uit angst om overvallen te worden, durf ik niet in bepaalde wijken komen. .686 .758

5 Het is vandaag de dag te onveilig om kinderen alleen op straat te laten. .625 .780

6 ’s avonds en ’s nachts durf ik niet alleen thuis te blijven. .597 .783

7 De politie is niet meer in staat om ons nog te beschermen tegen criminelen. .537 .791

8 In deze tijd is een alarmsysteem geen overbodige luxe. .533 .790

Eigenwaarde 3.36

% verklaarde variantie 42.00

Cronbach alpha .798

BRON: JOP-MONITOR 2 (2008)

Terwijl het weglaten van het item rond ‘politie’ in de MPJ enquête zorgde voor een grotere betrouwbaarheid en in de

eerste JOP monitor dit item de laagste factorlading had, zien we voor de tweede JOP monitor iets anders. Het item rond

politie heeft hier niet de laagste factorlading (dat is hier het item rond een alarmsysteem) en het weglaten zorgt ook niet

voor een verhoging van de betrouwbaarheid. De acht items vormen samen een valide schaal en er wordt 42% van de

Page 32: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 32 -

variantie verklaard. De eigenwaarde bedraagt 3.36 en de factorladingen schommelen tussen .743 en .533. Het gemiddelde

is 52.21 en de standaarddeviatie bedraagt 17.25 (N=1329).

3.4.5. Meetinstrumenten in ‘The International Civic and Citizenship Education Study’

In de ICCS enquête werden 11 items rond onveiligheidsgevoelens opgenomen. Drie items hebben betrekking op

onveiligheidsgevoelens op school. Deze vormen echter geen goede schaal samen met de andere items wegens een te

verschillende aard. We nemen ze niet mee op in de schaal voor algemene onveiligheidsgevoelens.

Tabel 58. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘onveiligheidsgevoelens’ voor leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

(n=1895)

Factor-

ladingen α

1 ’s Avonds moet je op straat extra voorzichtig zijn .746 .738

2 Uit angst dat er mij iets overkomt, durf ik ’s avonds niet alleen op straat te komen .714 .741

3 De laatste 10 jaar zijn de straten onveiliger geworden .714 .742

4 Uit angst om overvallen te worden, durf ik niet in bepaalde wijken te komen .684 .746

5 Het is vandaag de dag te onveilig om kinderen alleen op straat te laten .606 .760

6 In deze tijd is een alarmsysteem geen overbodige luxe .540 .770

7 ’s Avonds en ’s nachts durf ik niet alleen thuis te blijven .515 .773

8 De politie is niet meer in staat om ons te beschermen tegen criminelen .484 .777

Eigenwaarde 3.20

% verklaarde variantie 40.04

Cronbach alpha .780

Rho (%) 7.57

BRON: ICCS (2009)

Het weglaten van het item rond ‘politie’ zorgt ook hier niet voor een verhoging van de betrouwbaarheid. Het is wel het item

met de laagste factorlading. De acht items vormen een valide schaal met een Cronbach alpha van .780 en een eigenwaarde

van 3.20. Er wordt iets meer dan 40% van de variantie verklaard en de factorladingen schommelen tussen .484 en .746.

Tabel 59. Schaalbeschrijving voor de somschaal ‘algemene onveiligheidsgevoelens’ voor leerlingen uit het 4de

jaar secundair

Schaal Gemiddelde Standaarddeviatie N

Algemene onveiligheidsgevoelens van jongeren 51.101 14.917 1921

BRON: ICCS (2009)

3.4.6. Meetinstrumenten in ‘JOP-monitor Brussel’

In de laatst afgenomen JOP-monitor, afgenomen in Nederlandstalige scholen in Brussel, zijn acht items terug te vinden die

peilen naar de algemene onveiligheidsgevoelens van leerlingen.

Deze acht items vormen een betrouwbare schaal, zoals blijkt uit tabel 60 (α=.810). De factorladingen schommelen tussen

.759 en .557.

Tabel 60. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘onveiligheidsgevoelens4 bij leerlingen uit het secundair onderwijs (n=2329)

Factor-

ladingen α

1 's Avonds moet je op straat extra voorzichtig zijn .759 .775

2 De laatste jaren zijn de straten onveiliger geworden .758 .774

3 Uit angst dat er mij iets overkomt, durf ik 's avonds niet meer alleen op straat komen .743 .772

4 Uit angst om overvallen te worden, durf ik niet in bepaalde wijken komen .742 .773

5 In deze tijd is een alarmsysteem geen overbodige luxe .619 .794

6 Het is vandaag de dag te onveilig om kinderen alleen op straat te laten .588 .799

7 De politie is niet meer in staat om ons nog te beschermen tegen criminelen .557 .803

8 's Avonds en 's nachts durf ik niet alleen thuis te blijven .458 .813

Eigenwaarde 3.50

% verklaarde variantie 43.778

Cronbach alpha .810

Cronbach alpha zonder ‘avonds en ’s nachts durf ik niet alleen thuis te blijven’ .813

BRON: JOP BRUSSEL (2010)

Page 33: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 33 -

Tabel 61. Schaalbeschrijving voor de somschaal ‘algemene onveiligheidsgevoelens’ voor leerlingen uit het brussels nederlandstalig

secundair onderwijs

Schaal Gemiddelde Standaarddeviatie N

Algemene onveiligheidsgevoelens van leerlingen 53.69 18.83 2329

BRON: JOP-BRUSSEL (2010)

4. Onveiligheidsgevoelens bij leerkrachten

4.1. Incidentie van onveiligheidsgevoelens bij leerkrachten

De items over de houdingen van leerlingen tegenover leerkrachten en de gevoelens van leerkrachten zijn stellingen waarbij

de leerkrachten hebben aangegeven in welke mate ze er mee akkoord gaan. De stellingen gaan over hoe de leerkrachten

zich voelen in de buurt van de leerlingen en op school, hoe leerlingen zich gedragen tegenover de leerkrachten en de relatie

tussen leerlingen en leerkrachten. De data zijn afkomstig uit de schoolenquête ‘Leerlingenparticipatie’ (2002).

Tabel 62. Antwoordpercentages voor de onveiligheidsgevoelens van leerkrachten die lesgeven in het 2de

en 4de

jaar secundair onderwijs

Niet akkoord Tussen beide Akkoord N

Ik voel me in de gangen en op andere plaatsen van het schoolgebouw

veilig bij de leerlingen 1.0 8.2 90.7 462

Ik voel me tijdens de lessen veilig bij de leerlingen 1.9 8.0 90.1 462

Ik voel me op mijn gemak op deze school 2.6 11.9 85.5 463

Leerlingen en leerkrachten gaan op een gemoedelijke manier met elkaar

om 3.0 27.9 69.1 463

Tussen leerlingen en leerkrachten hangt over het algemeen een

positieve sfeer 3.7 21.6 74.7 463

De meeste leerlingen in deze school zijn aangenaam om mee te werken 5.1 17.1 77.7 462

Leerkrachten worden met respect door de leerlingen behandeld 10.6 46.1 43.3 462

Conflicten tussen leerlingen en leerkrachten zijn in deze school een

dagdagelijkse realiteit 61.2 24.5 14.3 462

Ik voel me soms bedreigd door leerlingen 85.5 9.3 5.2 461

De meeste leerlingen in deze school staan vijandig tegenover de

leerkrachten 85.5 11.0 3.4 462

BRON: LLP (2002)

Meer dan 90% van de leerkrachten voelt zich veilig bij de leerlingen op school, zowel tijdens het lesgeven in de klas als

wanneer ze zich op andere plaatsen in het schoolgebouw bevinden. Zich veilig voelen is blijkbaar niet volledig hetzelfde als

“zich op zijn gemak voelen”, waar slechts 85% van de leerkrachten mee akkoord gaat. De meerderheid van de leerkrachten

beoordeelt de omgang tussen leerlingen en leerkrachten als gemoedelijk (69%) en 75% spreekt van een algemene positieve

sfeer. Volgens 78% van de leerkrachten zijn de meeste leerlingen aangenaam om mee te werken, maar slechts 43% van de

leerkrachten vindt dat ze met respect door de leerlingen worden behandeld. Verder gaat meer dan de helft (61%) van de

leerkrachten niet akkoord met de stelling dat er dagelijks conflicten zijn tussen leerlingen en leerkrachten en voelt de

overgrote meerderheid zich niet bedreigd door de leerlingen. Ten slotte geeft 85% van de leerkrachten aan dat de meeste

leerlingen niet vijandig tegenover de leerkrachten staan en voelt 5% van de leerkrachten zich soms bedreigd door de

leerlingen. Waarom deze 5% zich bedreigd voelt, kunnen op basis van deze enquête niet zeggen. De cijfers tonen een

voornamelijk positieve schets van de veiligheidbeleving van leerkrachten op school.

Men mag hier echter niet uit het oog verliezen dat de leerkrachten uit de LLP enquête lesgeven in het 2de

jaar en 4de

jaar

secundair. Gezien de jonge leeftijd van hun leerlingen in de klas, kan worden verwacht dat deze leerkrachten niet bijzonder

veel met antisociaal gedrag worden geconfronteerd. Dit zou aan een reden kunnen zijn voor deze positieve schets van de

veiligheidbeleving van de leerkrachten. Misschien dat men van leerkrachten uit de hogere jaren een ander beeld zou te zien

krijgen.

4.2. Meetinstrumenten van onveiligheidsgevoelens bij leerkrachten

Uit de tien items die in vorige paragraaf zijn besproken (LLP, 2002) kunnen vijf items worden geselecteerd die specifiek

betrekking hebben op de veiligheidbeleving van de leerkrachten. Met deze vijf stellingen vormen we een schaal voor de

schoolgerelateerde onveiligheidsgevoelens van leerkrachten.

Page 34: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 34 -

Tabel 63. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘onveiligheidsgevoelens’ voor leerkrachten die lesgeven in het 2de

en 4de

jaar

secundair onderwijs (n=458)

Factor-

ladingen α

1 Ik voel me in de gangen en andere plaatsen van het schoolgebouw veilig bij de leerlingen .846 .737

2 Ik voel me tijdens de lessen veilig bij de leerlingen .842 .736

3 Ik voel me soms bedreigd door leerlingen -.757 .770

4 Ik voel me op mijn gemak op deze school .710 .784

5 De meeste leerlingen staan in deze school vijandig tegenover de leerkrachten -.621 .808

Eigenwaarde 2.87

% verklaarde variantie 57.772

Cronbach’s alpha .810

Rho (%) 28.18

BRON: LLP (2002)

Deze vijf stellingen vormen een betrouwbare schaal voor de schoolgerelateerde onveiligheidsgevoelens van leerkrachten

(alpha =.810). Er wordt 58% van de variantie verklaard en de factorladingen schommelen tussen .846 en -.621.

Tabel 64. Schaalbeschrijving voor de somschaal ‘onveiligheidsgevoelens op school’ voor leerkrachten

Schaal Gemiddelde Standaarddeviatie N

Onveiligheidsgevoelens op school bij leerkrachten 21.318 13.461 463

BRON: LLP (2002)

5. De perceptie van antisociaal gedrag door leerlingen

5.1. De incidentie van de perceptie van antisociaal gedrag door leerlingen

5.1.1. De perceptie van antisociaal gedrag door leerlingen in ‘Leerlingenparticipatie’

De onderstaande tabel toont de perceptie van de leerlingen zoals gemeten in het Leerlingenparticipatie- onderzoek (2002).

Het gaat om zeven vormen van antisociaal gedrag.

Tabel 65. Antwoordpercentages voor de perceptie van antisociaal gedrag bij leerlingen uit het 4de

jaar secundair onderwijs

Heb je het gevoel dat er op school… Nooit Soms Vaak N

Leerkrachten met opzet worden gestoord tijdens het lesgeven 7.0 67.2 26.0 1649

Leerlingen brutaal of onbeleefd zijn tegen de leerkrachten 3.8 70.0 26.2 1646

Vandalisme is 15.2 69.2 15.5 1650

Gepest wordt 6.2 65.5 28.3 1651

Gespijbeld of gebrost wordt 5.7 61.0 33.4 1647

Gevochten wordt 16.1 73.8 10.1 1651

Gestolen wordt 9.3 68.3 22.4 1648

BRON: LLP (2002)

We bekijken het voorkomen van de verschillende items op basis van de antwoordfrequenties voor de categorie ‘nooit’. Zo

wordt duidelijk dat de meest voorkomende vorm van antisociaal gedrag volgens de leerlingen het “onbeleefd en brutaal

zijn tegen leerkrachten” is (komt volgens 3.8% van de leerlingen nooit voor). Dit item wordt gevolgd door “spijbelen” (5.7%

zegt nooit) en “pesten” (6% zegt nooit). De minst voorkomende items zijn “vechten” (komt volgens 16.1% nooit voor),

“vandalisme” (15% zegt nooit) en “diefstal” (9.3% zegt nooit). Hieruit kunnen we besluiten dat de ernstigere vormen van

antisociaal gedrag, die we ook delinquent gedrag kunnen noemen, volgens de leerlingen het minst vaak voor komen. Het

zijn vooral de meer interpersoonlijke en onschuldigere vormen, ook wel probleemgedrag genoemd, die volgens de

leerlingen het vaakst voorkomen.

5.1.2. De perceptie van antisociaal gedrag door leerlingen in ‘The International Self-Report Delinquency Study’

In de Vlaamse steekproef van de schoolenquête ‘The International Self-Report Delinquency Study’ (ISRD-2 Vlaanderen,

afgenomen in 2006) is de perceptie bevraagd aan de hand van stellingen. De leerlingen moesten telkens aangeven in welke

mate ze akkoord gingen (gaande van ‘helemaal mee eens’ tot ‘helemaal niet mee eens’). Deze enquête is enkel door

Page 35: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 35 -

leerlingen uit het eerste tot en met het derde leerjaar van het Vlaamse secundair onderwijs ingevuld en we selecteerden

enkel de antwoorden van de leerlingen uit het derde jaar.

Tabel 66. Antwoordpercentages voor de perceptie van antisociaal gedrag bij leerlingen uit het 3de

jaars secundair onderwijs

Geef aan in welke mate je het eens bent met de onderstaande

uitspraken. Niet akkoord Akkoord N

Er wordt veel gestolen op mijn school. 56.7 43.2 331

Er wordt veel gevochten op mijn school. 70.6 29.4 333

Er wordt veel vernield op mijn school. 75.3 24.7 334

Er is veel druggebruik op mijn school. 76.7 23.3 323

BRON: ISRD-2 (2006)

Iets meer dan drie vierde van de leerlingen gaat niet akkoord met de stelling “Er is veel druggebruik op mijn school”. Iets

minder dan een kwart van de leerlingen gaat hier wel mee akkoord, wat toch een opmerkelijk hoog cijfer is gezien de ernst

van het delict. We vinden een heel gelijkaardige antwoordverdeling voor de stelling “Er wordt veel vernield op school”,

waar drie vierde van de leerlingen niet mee akkoord gaat. Meer dan 40% van de leerlingen vindt dat er veel gestolen wordt

op school en net geen 30% gaat akkoord met de stelling “Er wordt veel gevochten op school”. De stellingen bevatten allen

ernstige vormen van antisociaal gedrag en de meest voorkomende vorm volgens de leerlingen in de ISRD enquête is

diefstal.

5.2. Meetinstrumenten voor de perceptie van antisociaal gedrag door leerlingen

5.2.1. Meetinstrumenten in ‘Leerlingenparticipatie’

In de LLP enquête (2002) zijn enkele items opgenomen op basis waarvan we een schaal voor de perceptie van delinquent

gedrag kunnen vormen.

Tabel 67. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘perceptie van delinquent gedrag’ voor leerlingen uit het 2de

en 4de

jaar

secundair onderwijs (n=3382)

Heb je het gevoel dat in deze school… Factorladingen α

1 Gestolen wordt. .778 .694

2 Gespijbeld wordt. .768 .701

3 Vandalisme is. .762 .705

Eigenwaarde 2.33

% verklaarde variantie 58.20

Cronbach’ α .760

Rho (%) 15.73

BRON: LLP (2002)

De vier items rond perceptie van delinquent gedrag door leerlingen , vormen samen een betrouwbare schaal met een

Cronbach alpha van .760. De factorladingen schommelen tussen .743 en .778 en er wordt 58% van de variantie verklaard.

We zien dat de perceptie van leerlingen in kleine mate is geclusterd binnen de scholen. Iets meer dan 15% van de

verschillen in perceptie van delinquent gedrag bij leerlingen is toe te schrijven aan verschillen tussen scholen.

Tabel 68. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘perceptie van antisociaal gedrag’ voor leerlingen uit het 2de

en 4de

jaar

secundair onderwijs (n=3366)

Heb je het gevoel dat in deze school… Factorladingen α

1 Vandalisme is. .760 .781

2 Gepest wordt. .743 .785

3 Leerlingen brutaal of onbeleefd zijn tegen leerkrachten. .724 .786

4 Gespijbeld wordt. .709 .792

5 Gevochten wordt. .694 .794

6 Gestolen wordt. .691 .795

7 Leerkrachten met opzet worden gestoord tijdens het lesgeven. .521 .822

Eigenwaarde 3.39

% verklaarde variantie 48.36

Cronbach’ α met 7 .818

Cronbach’ α zonder 7 .822

Rho (%) 15.01

BRON: LLP (2002)

Page 36: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 36 -

De uitgebreide schaal voor de perceptie van antisociaal gedrag, met zowel delinquente gedragsvormen als

probleemgedrag, is ook een betrouwbare schaal (α=.822). Het item ‘Leerkrachten worden met opzet gestoord tijdens het

lesgeven’ wordt beter niet opgenomen in de schaal. Dit item heeft een lagere factorlading en het weglaten verhoogt de

betrouwbaarheid. De factorladingen variëren tussen .694 en .743 en er wordt meer dan 48% van de variantie verklaard. De

perceptie van leerlingen van antisociaal gedrag is ongeveer in gelijke mate geclusterd binnen scholen als de perceptie van

delinquent gedrag (15%).

Tabel 69. Schaalbeschrijving van de somschalen ‘de perceptie van delinquent gedrag’ en ‘de perceptie van antisociaal gedrag’ voor

leerlingen uit het secundair onderwijs

Schaal Gemiddelde Standaarddeviatie N

Perceptie van delinquent gedrag 43.966 18.770 3202

Perceptie van antisociaal gedrag 40.722 20.053 3202

BRON: LLP (2002)

5.2.2. Meetinstrumenten in ‘The International Self-Report Delinquency Study’

In de ISRD-2 (2006) vragenlijst zijn vier items opgenomen over de perceptie van antisociaal gedrag bij leerlingen. Dit zijn

enkel delinquente gedragsvormen, een uitgebreide schaal kan hier dus niet geconstrueerd worden.

Tabel 70. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘perceptie van antisociaal gedrag op school’ voor leerlingen uit het 1ste

en 3de

jaar secundair onderwijs (n=953)

Item Factorladingen α

1 Er wordt veel vernield op mijn school. .842 .701

2 Er wordt veel gevochten op mijn school. .812 .724

3 Er wordt veel gestolen op mijn school. .779 .745

4 Er is veel drugsgebruik op mijn school. .702 .785

Eigenwaarde 2.47

% Verklaarde variantie 61.69

Cronbach alpha .791

Rho (%) 22.63

BRON: ISRD-2 (2006)

Deze vier items vormen een betrouwbare schaal voor de perceptie van delinquent gedrag. De factorladingen variëren

tussen .702 en .842 en er wordt ruim 61% van de variantie verklaard. De schaal heeft een goede interne consistentie met

een Cronbach alpha van .791. De intraschoolvariatie ligt voor de schaal op basis van de ISRD schaal veel hoger dan de schaal

op basis van de LLP enquête. Hier is 23% van de variatie in de perceptie van delinquent gedrag bij leerlingen te verklaren

door schoolverschillen. Het gemiddelde op deze schaal bedraagt 48.74 en de standaarddeviatie is 19.01 (N=953).

6. De perceptie van antisociaal gedrag bij leerlingen door leerkrachten

6.1. De incidentie van de perceptie van antisociaal gedrag bij leerlingen door leerkrachten

De perceptie van de leerkrachten werd in de LLP (2002) en de ICCS (2009) enquête bevraagd aan de hand van het gevoel

dat zij hebben, over de mate waarin antisociaal gedrag bij hen op school voorkomt.

Tabel 71. Antwoordpercentages voor de perceptie van antisociaal gedrag van leerkrachten die lesgeven in het 2de

en het 4de

jaar secundair

onderwijs

Heb je het gevoel dat er op school… Nooit Soms Vaak N

Leerkrachten met opzet worden gestoord tijdens het lesgeven 33.3 61.4 5.3 457

Leerlingen brutaal of onbeleefd zijn tegen de leerkrachten 0.9 75.3 23.8 461

Vandalisme is 4.1 82.8 13.1 459

Gepest wordt 0.2 78.4 21.4 458

Gespijbeld of gebrost wordt 1.3 78.3 20.4 461

Gevochten wordt 12.1 82.7 5.2 462

Gestolen wordt 2.0 87.9 10.2 461

BRON: LLP (2002)

Page 37: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 37 -

Als we ons baseren op de frequenties voor de categorie ‘nooit’ dan komt volgens de leerkrachten “pesten” het vaakst voor.

Slechts 0.2% zegt dat het voorbije jaar niet gepest is geweest op school. Ook voor het “brutaal of onbeleefd zijn tegen de

leerkrachten” zien we een heel laag antwoordpercentage, minder dan 1% van de leerkrachten heeft dit niet waargenomen

het laatste jaar. De minst voorkomende vorm in de ogen van de leerkrachten is het “met opzet storen van de leerkracht

tijdens het lesgeven”. Een derde van de leerkrachten stelt dat het voorbije jaar de leerkrachten nooit werden gestoord

tijdens het lesgeven. Dit is een opmerkelijk cijfer, zeker als wordt vergeleken met de perceptie van de leerlingen (bij de

leerlingen geeft slechts 7% aan dat leerkrachten nooit worden gestoord).

Tabel 72. Antwoordpercentages voor de perceptie van antisociaal gedrag van leerkrachten die lesgeven in het 2de

jaar secundair onderwijs

Heb je het gevoel dat er op school… Nooit Soms Vaak N

Gepest wordt 0.2 57.6 42.2 1609

Vandalisme is 7.7 78.9 13.5 1607

Wordt gespijbeld onder de leerlingen 8.4 78.6 13.0 1604

Geweld is onder de leerlingen 14.1 77.0 8.9 1599

Racisme is onder de leerlingen 16.2 76.3 7.6 1600

Drugsmisbruik is onder de leerlingen 39.3 58.3 2.4 1558

Religieuze intolerantie is onder de leerlingen 43.1 52.1 4.7 1583

Alcoholmisbruik is onder de leerlingen 46.1 52.7 1.2 1560

Seksuele intimidatie is onder de leerlingen 59.6 39.5 0.9 1547

BRON: ICCS (2009)

Net zoals in de LLP enquête schuiven de leerkrachten uit de ICCS enquête “pesten” naar voor als de meest voorkomende

vorm van antisociaal gedrag (slechts 0.2% zegt dat het nooit voorkomt). Deze wordt gevolgd door “vandalisme” (8% zegt

nooit) en “spijbelen” (8 % zegt nooit). De minst voorkomende vormen van antisociaal gedrag volgens de leerkrachten zijn

“seksuele intimidatie” (60% zegt dat het nooit gebeurt), “alcoholmisbruik” (46% zegt nooit) en “religieuze intolerantie”

(43% zegt nooit). Voor deze laatste vormen zien we toch hoge cijfers in de categorie ‘soms’. In deze antwoordcategorie

vinden we 58% van de leerkrachten terug voor het item “drugsmisbruik op school”, 52% voor “religieuze intolerantie” en

“alcoholmisbruik” en 40% bij “seksuele intimidatie”.

6.2. Meetinstrumenten voor de perceptie van antisociaal gedrag van leerlingen door leerkrachten

6.2.1. Meetinstrumenten in ‘Leerlingenparticipatie’

In de Leerlingenparticipatie enquête (2002) kunnen we een identieke schaal maken voor de perceptie van delinquent

gedrag de leerkrachten als voor de leerlingen. Ook hier kan met dezelfde items een betrouwbare schaal worden gevormd.

Tabel 73. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘perceptie van delinquent gedrag’ voor leerkrachten die lesgeven in het 2de

en

4de

jaar secundair onderwijs (n=457)

Heb je het gevoel dat in deze school… Factorladingen α

1 Vandalisme is. .821 .631

2 Gespijbeld wordt. .758 .681

3 Gevochten wordt. .717 .706

4 Gestolen wordt. .706 .712

Eigenwaarde 2.26

% verklaarde variantie 56.53

Cronbach α .743

Rho (%) 35.53

BRON: LLP (2002)

De factorladingen variëren tussen .706 en .821 en er wordt ruim 56% van de variantie verklaard. De intraschoolcorrelatie

ligt hier veel hoger dan bij de leerlingen. Maar liefst 35% van de verschillen in de perceptie van delinquent gedrag bij

leerkrachten wordt verklaard door verschillen tussen scholen.

Page 38: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 38 -

Tabel 74. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘perceptie van antisociaal gedrag’ voor leerkrachten die lesgeven in het 2de

en

4de

jaar secundair onderwijs (n=448)

Heb je het gevoel dat in deze school… Factorladingen α

1 Vandalisme is. .815 .746

2 Leerlingen brutaal of onbeleefd zijn tegen de leerkrachten. .785 .750

3 Gepest wordt. .724 .774

4 Gespijbeld wordt. .723 .768

5 Gevochten wordt. .659 .783

6 Gestolen wordt. .618 .789

7 Leerkrachten met opzet worden gestoord tijdens het lesgeven. .464 .820

Eigenwaarde 2.26

% verklaarde variantie 56.53

Cronbach α .820

Rho (%) 38.77

BRON: LLP (2002)

Ook bij de uitgebreide schaal voor antisociaal gedrag ligt de Rho opmerkelijk hoger voor de leerkrachten dan voor de

leerlingen (56% bij de leerkrachten tegenover 15% in LLP en 22.6% in ISRD-2). De betrouwbaarheid van deze schaal

(α=.820) ligt hoger dan die van de verkorte schaal voor delinquent gedrag en hoger dan bij de twee schalen bij de

leerlingen. Ook hier wordt het item “Hebt u het gevoel dat leerkrachten met opzet worden gestoord tijdens het lesgeven”

beter niet in de schaal opgenomen.

Tabel 75. Schaalbeschrijving voor de somschalen ‘perceptie van delinquent gedrag’ en ‘perceptie van antisociaal gedrag’ voor leerkrachten

die lesgeven in het 2de

en 4de

jaar secundair onderwijs

Schaal Gemiddelde Standaarddeviatie N

Perceptie van delinquent gedrag 41.807 14.601 462

Perceptie van antisociaal gedrag 45.337 13.799 462

BRON: LLP (2002)

6.2.2. Meetinstrumenten in ‘The International Civic and Citizenship Education Study’

In de ICCS data uit 2009 vinden we iets andere items over de perceptie van leerkrachten terug.

Tabel 76. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘perceptie van delinquent gedrag’ voor leerkrachten die lesgeven in het 4de

jaar secundair onderwijs (n=1543)

Heb je het gevoel dat er in deze school… Factorladingen α

1 Drugsmisbruik is onder de leerlingen .775 .628

2 Alcoholmisbruik is onder de leerlingen .694 .672

3 Geweld is onder de leerlingen .666 .675

4 Vandalisme is onder de leerlingen .649 .679

5 Gespijbeld wordt onder de leerlingen .634 .687

Eigenwaarde 2.35

% verklaarde variantie 46.99

Cronbach’s α .716

Rho (%) 28.34

BRON: ICCS (2009)

Met vijf van deze items kan een betrouwbare schaal gevormd worden (α=.716). We zien dat de intraschoolcorrelatie 28.34

bedraagt, wat wil zeggen dat 28% van de verschillen in perceptie van delinquent gedrag van leerkrachten toe te schrijven is

aan verschillen tussen scholen.

Page 39: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 39 -

Tabel 77. Factorladingen en betrouwbaarheid van de schaal ‘perceptie van antisociaal gedrag’ voor leerkrachten die lesgeven inhet 4de

jaar

secundair onderwijs (n=1513)

Heb je het gevoel dat er in deze school… Factorladingen α

1 Racisme is. .688 .770

2 Geweld is. .676 .772

3 Drugsmisbruik is. .667 .772

4 Vandalisme is. .634 .777

5 Gespijbeld wordt. .608 .781

6 Religieuze intolerantie is. .607 .783

7 Seksuele intimidatie is. .601 .782

8 Gepest wordt. .538 .791

9 Alcoholmisbruik is. .574 .785

Eigenwaarde 3.50

% verklaarde variantie 38.84

Cronbach’s α .799

Rho 27.37

BRON: ICCS (2009)

Ook de uitgebreide schaal voor antisociaal gedrag in de ICCS data is betrouwbaar (zie tabel 77). De factorladingen

schommelen tussen .574 en .688 en er wordt bijna 39% van de variantie verklaard. De intraschoolcorrelatie ligt hier wat

lager dan bij de schaal voor delinquent gedrag (Rho=27.37%).

Tabel 78. Schaalbeschrijving voor de somschalen ‘perceptie van delinquent gedrag’ en ‘perceptie van antisociaal gedrag’ voor leerkrachten

die lesgeven in het 4de

jaar secundair onderwijs

Schaal Gemiddelde Standaarddeviatie N

Perceptie van delinquent gedrag 26.946 11.185 1604

Perceptie van antisociaal gedrag 28.741 11.089 1604

BRON: ICCS (2009)

7. De perceptie van antisociaal gedrag bij leerlingen door de directie

7.1. De incidentie van de perceptie van antisociaal gedrag bij leerlingen door de directie

In de LLP en de ICCS enquête vinden we ook de perceptie van de directieleden. Deze is op dezelfde manier gevraagd als bij

de leerkrachten, namelijk aan de hand van het gevoel dat zij hebben van de mate waarin antisociaal gedrag bij hen op

school voorkomt. In de frequentietabel worden de antwoordpercentages weergegeven, maar men moet hier wel in het

achterhoofd houden dat het aantal directieleden soms onder 100 ligt.

Tabel 79. Antwoordpercentages voor de perceptie van antisociaal gedrag van directieleden van secundaire scholen

Heb je het gevoel dat er op school… Nooit Soms Vaak N

Leerkrachten met opzet worden gestoord tijdens het lesgeven 0.0 91.0 8.9 56

Leerlingen brutaal of onbeleefd zijn tegen de leerkrachten 0.0 91.2 8.8 57

Vandalisme is 3.5 96.5 0.0 57

Gepest wordt 0.0 89.5 10.6 57

Gespijbeld of gebrost wordt 0.0 89.5 10.5 57

Gevochten wordt 12.5 83.9 3.6 56

Gestolen wordt 0.0 96.5 3.5 57

BRON: LLP (2002)

Een eerste blik op de tabel toont dat in de LLP enquête voor enkele items geen enkel directielid aangeeft dat het nooit

voorkomt op school. Het gaat om de items “Leerkrachten worden met opzet gestoord tijdens het lesgeven”, “Leerlingen zijn

brutaal of onbeleefd tegen de leerkrachten”, “Pesten” en “Stelen”. Hierdoor wijkt de perceptie toch wel sterk af van die van

de leerkrachten en leerlingen. Ook in de antwoordcategorie ‘vaak’ zien we zeer lage percentages. Het lijkt er op dat bijna

alle directieleden zich verzameld hebben in de antwoordcategorie ‘soms’. Als we ons baseren op de frequenties in deze

categorie dan zien we volgens de directieleden “vandalisme” en “diefstal” het vaakst voorkomen (meer dan 96% zegt

soms). De minst voorkomende vormen zijn volgens de directie “vechten”, “pesten” en “spijbelen”.

Page 40: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 40 -

Tabel 80. Antwoordpercentages voor de perceptie van antisociaal gedrag van directieleden van secundaire scholen

Heb je het gevoel dat er op school… Nooit Soms Vaak N

Gepest wordt 0.0 77.5 22.6 151

Vandalisme is 5.3 90.7 4.0 150

Wordt gespijbeld onder de leerlingen 8.6 85.4 6.0 151

Geweld is onder de leerlingen 15.2 82.1 2.6 151

Racisme is onder de leerlingen 11.3 86.0 2.7 150

Drugsmisbruik is onder de leerlingen 23.8 74.2 2.0 151

Religieuze intolerantie is onder de leerlingen 54.3 43.7 2.0 151

Alcoholmisbruik is onder de leerlingen 33.8 64.9 1.3 151

Seksuele intimidatie is onder de leerlingen 55.0 45.0 0.0 151

BRON: ICCS (2009)

Tabel 80 toont de antwoordpercentages van de directieleden uit het ICCS onderzoek. Er vallen meteen enkele verschillen

op in vergelijking met de directieleden uit de LLP enquête. Terwijl deze laatste bijna allemaal terug te vinden waren in de

categorie ‘soms’ zijn de directieleden uit de ICCS enquête wat meer verspreid onder de drie antwoordcategorieën. Net

zoals in de LLP enquête zegt geen enkel directielid dat “pesten” nooit voorkomt op school. Verder zegt bijna 9% dat er nooit

gespijbeld wordt, terwijl dit in de LLP data 0% was. Kijken we naar de percentages voor de antwoordcategorie ‘nooit’, dan is

de minst voorkomende vorm “seksuele intimidatie onder de leerlingen” (55% zegt nooit), gevolgd door “religieuze

intolerantie” (54% zegt nooit) en “alcoholmisbruik” (34% zegt nooit).

7.2. Meetinstrumenten van de perceptie van antisociaal gedrag bij leerlingen door directieleden

Voor de directieleden kunnen geen betrouwbare schalen worden gevormd voor de perceptie van antisociaal gedrag.

Page 41: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 41 -

BIJLAGE 2

VRAGENLIJSTEN WEBSURVEY

1. Leerkrachten

2. Ondersteunend personeel

3. Directies

Page 42: Haalbaarheidsstudie van een monitoringsysteem voor ...

- 42 -